NAV fundament 2014

Page 1

www.volkswagen.be

LAAT U NIET OVERKLASSEN. RIJD IN PREMIUM CLASS.

De Passat Variant Premium Class. Ruimte en comfort. Als u dat niet verdient, verdient niemand het, want u rijdt dag in dag uit in een bedrijfswagen. De Passat Variant Premium Class is dan ook dé wagen op uw niveau. De grootste binnenruimte van zijn categorie, een erg complete uitrusting. Met deze auto reist u duidelijk in een hogere klasse. Maar waarom oordeelt u niet zelf? Meer info bij uw concessiehouder of op volkswagen.be

FUNDAMENT 2014

Pack Premium Class bevat ondermeer: • Zetelbekleding in leder

• Elektronische klimaatregeling

• Panoramisch open dak

• Navigatiesysteem

• Metaalkleur

• Parkeersensoren voor- en achteraan

4,3 - 6,4 L/100 KM • 113 - 149 G CO2/KM Afgebeeld model ter illustratie. Milieu-informatie (KB 19/03/2004) : www.volkswagen.be

4000-5206-POM01+4.indd 1_1 st C5-21-4000-0303.indd1 1 DIETPAS6388_PM_PASSAT_F_229x162_GA_NL.indd 1

06-03-14 11:44 27/02/14 09:51

2014 | FUNDAMENT wegwijzer voor de architect 02-04-14 13:16


Theuma, deuren en kozijnen voor al uw projecten!

PYROBEL

VISION LINE

Met ruim vijftig jaar ervaring is Theuma een toonaangevende leverancier van binnendeursystemen. Wij bieden een uitgebreide collectie kozijnen en deuren voor vrijwel elk woning- en utiliteitsbouwproject. Ons werk gaat verder dan het produceren van duurzame deuren en kozijnen. Als uw professionele partner denken wij met u mee; ook op het gebied van brandveiligheid, geluidwerendheid en inbraakwerendheid. U kunt altijd op ons rekenen, ook in onvoorziene situaties.

Pyrobel Vision Line, de oplossing voor een veilige, transparante omgeving in de technologie van brandwerend glas Pyrobel Vision Line biedt extra creatieve opties en architecturale oplossingen.

www.theuma.be

1_14000-5206-POM02+3.indd st C5-21-3000-2081.indd 11

AGC Glass Europe - Seneffe plant - Tel. : +32(0)64 51 05 36 - Fax : +32(0)64 55 80 80 - pyrobel@eu.agc-group.com AGC is overal ter wereld vertegenwoordigd. Voor andere adressen raadpleeg www.yourglass.com

31/01/14 08:47

1_1 st A4-21-4000-0169.indd 1 1 GLAPRD0539_PYROBEL_Sw_297x210.indd

AZ Groeninge Kortrijk - Belgium

Altijd een sluitende oplossing!

02-04-14 13:46 27-03-14 11:36 12/01/11 14:02


FUNDAMENT 2014

2014 | FUNDAMENT wegwijzer voor de architect 4000-5206-V01.indd 1

31-03-14 13:52


MINIMALISTISCH DESIGN UITZONDERLIJKE THERMISCHE WAARDEN ! Ontdek onze innovaties op 11 april 2014. Inschrijven kan via 30years.aliplast.be Specifieke vragen? Contacteer ons op projecten@aliplast.com

www.aliplast.com 4000-5206-V01.indd 2 1_1 C5-21-4000-0290.indd 1 Sans st titre-6.indd 1

31-03-14 13:52 26-02-14 12:08 21/02/2014 13:46:40


14 12:08 13:46:40

Voorwoord FUNDAMENT, wegwijzer voor de architect, is ondertussen aan zijn 12de editie toe. Ook dit jaar deden we ons best om zo veel als mogelijk te actualiseren. Regelgeving, normen en besluiten veranderen haast dagelijks. In de eenvoudige inhoudstabel is het voor de architect gemakkelijk om de onderwerpen terug te vinden. De meeste artikelen worden afgesloten met een wegwijs. Hierin verwijzen we naar adressen en/of websites waar extra info terug te vinden is. Deze pocket is een leidraad. Het kan eclectisch gebruikt worden maar ook als handige wegwijzer bij uw zoektocht naar informatie. NAV dankt de vele vrijwilligers die meewerkten aan deze brochure. Kati Lamens Voorzitter NAV

BELANGRIJKE NOOT: NAV en zijn auteurs kunnen niet aansprakelijk gesteld worden voor de inhoud van de teksten of eventuele onjuiste gegevens. Alle oplossingen en voorbeelden voorgesteld in het kader van deze pocket zijn puur informatief. Bij gebruik van deze informatie dient steeds de toepasbaarheid en relatie met alle bouwaspecten gecontroleerd te worden. De stellingen, visies en/of oplossingen zijn voor rekening van de betreffende auteurs die optreden in hun naam of hoedanigheid in deze pocket. NAV kan hiervoor niet aangesproken worden. Behoudens de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzondering mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, op welke wijze ook, zonder de uitdrukkelijke voorafgaande en schriftelijke toestemming van de auteurs. Deze gids is louter ter informatieve titel opgesteld. Gezien deze brochure een jaarlijkse uitgave is, bestaat de mogelijkheid dat tekstelementen door nieuwe wetgeving of besluiten achterhaald zijn. We excuseren ons hiervoor. Deze gids is bijgewerkt tot februari 2014. Dit is een uitgave van NAV, de Vlaamse Architectenorganisatie, Willebroekkaai 37, 1000 BRUSSEL, Tel. 02 212 26 99, Fax 02 400 71 72, www.nav.be, info@nav.be NAV FUNDAMENT is gratis voor NAV-leden. Niet-leden betalen 30 euro excl btw. Met dank aan de redactionele inbreng van: Arch. Jean-Marie Boone, Arch. Peter Ketsman, verzekeringsmaatschappij Protect nv, GSJ Advocaten en in het bijzonder Mr. Joris Wouters, Mr. Christophe Lenders en Mr. Bart Goossens, ADMB en in het bijzonder juridisch adviseur Sévérine Vermeulen, ZENITO en in het bijzonder Dhr. Bart Pittoors, Federatie Vrij Beroepen en in het bijzonder juridisch adviseur Gert Peeters, NAV-voorzitter Kati Lamens, NAV-bestuurslid Ilse Van Bellegem, CD Media, Arch. Stephan Stouffs, Bouwunie en in het bijzonder adviseurs Luc Proesmans en Nadia Schepens, NAV-energieconsulente Angeliques Verspeurt, architect-expert Joost Beke, Arch. Nico Luyten, Brandweervereniging Vlaanderen, Grondwijzer vzw en in het bijzonder Dhr. Thomas De Vriese, ir.arch. Piet Vitse, Arch. Pierre Tuypens, Arch. Johan Rutgeerts, ir. architect Mieke Bonnarens, VEKMO en in het bijzonder Ing. Marfa Vanroye, SBB Accountants & Adviseurs en ir-arch. Geert Michaux, adviseur NAV. De websites van www.bouwenenwonen.be, www.notaris.be, www.benoratg.org, www.federatievrijeberoepen.be. We excuseren ons als we redactieleden vergeten zouden hebben. Verantwoordelijke uitgever: Kris Baetens

•3•

4000-5206-V01.indd 3

31-03-14 13:52


kwaliteit op alle vlak!

Kortrijksesteenweg 244 | 8530 Harelbeke | T: +32 56 73 50 10 | F: +32 56 70 52 87 | sales@nerva.be | www.nerva.be

4000-5206-V01.indd 2-1_21-4000-0275.indd4 1-2

31-03-14 13:52


pUBliREpoRtAGE

NERVA, KwAlitEit op AllE VlAK NERVA staat 1 jaar op eigen benen. Op 28 maart 2013 werd NERVA via een MBO door Ivan Vansteenkiste, Erik Geerts en Jan Haerens overgenomen uit de Echo groep. NERVA, gevestigd te Harelbeke, maakt reeds decennia lang geprefabriceerde vloerelementen in voorgespannen beton. Onze klanten zijn aannemers uit de utiliteitsbouw, appartementsbouw en woningbouw. Ons UITGEBREID GAMMA is een enorme troef (VS en SC types met diktes van 12 cm tot 40 cm) en biedt oplossingen voor de meeste toepassingen. NERVA kan tal van referenties voorleggen in België maar ook in Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk.

Een ander thema dat bij NERVA aandacht krijgt, is DUURZAAMHEID. Buur van NERVA, IMOG verbrandt jaarlijks 65 miljoen kg restafval. Deze warmte wordt niet onbenut gelaten. NERVA zal héél binnenkort de productiebanen verwarmen met de restwarmte afkomstig van IMOG. De verwarming van de banen biedt het voordeel het productieproces zo kort mogelijk te houden en een maximale kwaliteit te garanderen. Als STUDIEBUREAU, ARCHITECT of AANNEMER kan je bij NERVA terecht voor alle info, vragen of technische ondersteuning in de studie van uw project. Raadpleeg onze website www.nerva.be of contacteer ons via sales@nerva.be of 056/73.50.10

KWALITEIT op alle vlak, is en blijft onze missie. We waken zeer streng op de kwaliteit van de BETONSAMENSTELLING en MAATVASTHEID van de betonnen elementen. Ook service en flexibiliteit zien wij als kwaliteit.

Nerva NV | Kortrijksesteenweg 244 | 8530 Harelbeke | T: +32 56 73 50 10 | F: +32 56 70 52 87 | sales@nerva.be | www.nerva.be

4000-5206-V01.indd 5

31-03-14 27-03-14 13:52 10:39


HighFiveDoors van Kips.be...

...opent deuren in maatwerk !

4000-5206-V01.indd 6

31-03-14 13:52


Inhoud 1.NAV . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13 1.1 Historiek van NAV . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15 1.2 Dienstverlening van NAV. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15 1.2.1 Belangenbehartiging. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15 1.2.2 De NAV helpdesk. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15 1.2.3 Een bron aan beroepsinformatie. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17 1.2.4 Aanbod aan vorming en netwerking . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17 1.2.5 Administratieve ondersteuning. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17 1.2.6 Specifieke projecten voor starters en groeiers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17 1.2.7 Promotie van het beroep . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17 1.3 Wegwijs . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19 2. HET BEROEP VAN ARCHITECT. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23 2.1 Statuut. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25 2.1.1 De architectenwet. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25 2.1.2 De beroepsplichten. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27 2.2 De Orde Van Architecten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35 2.2.1 Ontstaan van de Orde. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35 2.2.2 De Nationale Raad. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39 2.2.3 De Provinciale Raad . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41 2.2.4 De Raden van Beroep. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49 2.3 De stage . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51 2.4 Aansprakelijkheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 56 2.4.1 Burgerlijke aansprakelijkheid vs. strafrechterlijke aansprakelijkheid. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 56 2.4.2 Burgerlijke aansprakelijkheden. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 56 2.4.3 De contractuele aansprakelijkheden na oplevering. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57 2.4.3.1 Voor (lichte) verborgen gebreken. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57 2.4.3.2 Tienjarige aansprakelijkheid. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58 2.5 Verzekeringen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 61 2.5.1 Zaakschadeverzekeringen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 61 2.5.2 Aansprakelijkheidsverzekeringen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 62 2.6 Geschillen in de bouwsector en hoe ze op te lossen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 63 3. Sociaal en juridisch statuut van de architect . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 67 3.1 De zelfstandige praktijk. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 68 3.2 Hoofdberoep - Bijberoep. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 70 3.3 De architect-loontrekkende. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72 3.3.1 Paritair Comité voor het vrije beroep (PC 336). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72 3.4 De architect-ambtenaar. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73 3.5 Architectenassociaties. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74 3.5.1 Vormen van associaties. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74 3.5.2 Kostendelende associatie of middelenassociatie. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .74 3.5.3 Architectenassociatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75 3.5.4 Tijdelijke associatie. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 76 3.6 Juridisch kader voor de uitbating van een architectenbureau . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 78 3.6.1 Algemeen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 78 3.6.2 Overzicht van de verschillende vennootschapsvormen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80 3.7 Architect-rechtspersoon . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 84 4. Het management in een architecten­bureau . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 87 4.1 Publiciteit voeren als architect. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 88 4.1.1 Wat zegt de wet? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 88 4.1.2 Wat zegt de deontologie? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 88 4.2 Bepalen van het ereloon van een architect . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 89 4.2.1 Bepalen van een verkoopprijs van een product . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 89 4.2.2 Bepalen van de tijdkost van een architect . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90 4.2.3 Imago en ervaring. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90 4.2.4 Algemene kosten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90 4.2.5 Projectgebonden kosten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 91 4.2.6 Risico. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 91 4.2.7 Winst. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 91 4.2.8 Nacalculatie. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 91 4.2.9 Het uitdrukken van het ereloonbedrag. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 91 4.2.10 Besluit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 92 4.3 De prijsherziening. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 93 4.3.1 Bij overheidsopdrachten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 93 4.3.2 Bij private werken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 93 5. Partners in de bouwsector. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 95 5.1 De veiligheidscoördinator. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 96 5.1.1 Aan welke voorwaarden moet de veiligheidscoördinator voldoen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 96 5.2. Het bouwbedrijf . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 99 5.2.1 Hoofdelijke aansprakelijkheid, inhoudingsplicht en werfmelding voor zelfstandigen die opdrachtgevers zijn van werken in (onder)aanneming. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 99 5.2.1.1 Aansprakelijkheidsreglementering (beoordelingstijdstip: bij afsluiting contract). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 99 5.2.1.2 Inhoudings- en doorstortingsplicht (beoordelingstijdstip: bij elke uitbetaling van de factuur) . . . . . . . . . . . . . . . . . 100 5.2.1.3 Unieke werfmelding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 103

•7•

4000-5206-V01.indd 7

31-03-14 13:52


Gyptone ACTIV air, het meest duurzame akoestische plafond Gyptone ACTIV air akoestische plafonds zijn de referentie op het gebied van akoestisch comfort in scholen, instellingen, hospitalen, burelen en woningen. De Gyptone ACTIV air akoestische plafonds verminderen de nagalmtijden* en waarborgen een betere spraakverstaanbaarheid. Het vernieuwde assortiment Gyptone ACTIV air is leverbaar in demonteerbare inlegtegels en in panelen die na plaatsing een naadloos oppervlak vormen. De ACTIV air technologie die verwerkt zit in deze Gyptone producten neutraliseert de grootste groep binnen de VOS (vluchtige organische stoffen) en combineert akoestisch comfort met een beter leef- en werkcomfort. Gyptone ACTIV air plafondtegels en -platen verkregen de beste score qua ecologische voetafdruk** door de volledige recycleerbaarheid, het lage water- en energieverbruik en de lage CO2 uitstoot bij productie.

Wilt u hierover meer weten, consulteer dan www.gyproc.be. * het geluid dat heen en weer kaatst tussen twee wanden waardoor er snel opeenvolgende echo’s veroorzaakt worden. ** gebaseerd op een vergelijk met gepubliceerde EPD’s voor verschillende plafondtypes op hoofdparameters: energieverbruik, waterverbruik en CO2 uitstoot.

SAINT-GOBAIN CONSTRUCTION PRODUCTS BELGIUM

4000-5206-V01.indd 8 1_1 st C5-21-4000-0592.indd 1

NV

- Sint-Jansweg 9 - Haven 1602 - 9130 Kallo - Tel. +32 3 360 22 11 - www.gyproc.be

31-03-14 25-03-14 13:52 16:38


d

en

id.

oos

he

id,

5.2.1.4 Erkenning van de aannemer. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 104 5.2.2 Bouwvakantie. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 108 5.2.3 Slecht weer in de bouwsector en de gevolgen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 109 5.2.4 Richtprijzen en lonen in de bouwsector . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 111 5.3. Energiedeskundigen en verslaggevers. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 113 5.4 Keuringsorganismen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 115 5.5 Tussenkomst van ingenieurs en studiebureaus . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 116 5.5.1 De architect stelt een ingenieur aan. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 116 5.5.2 De bouwheer stelt de ingenieur aan . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 116 5.5.3 De aannemer stelt de ingenieur aan. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 117 5.6 De deskundige. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 118 6. Architect in de praktijk. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 125 6.1 Documenten nodig bij de aanbesteding van werken. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 126 6.1.1. Algemeen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 126 6.1.2. Procedure bij openbare werken. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 126 6.2 Bestekken en/of lastenboeken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 127 6.2.1 Typebestekken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 127 6.2.2 Normen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 128 6.2.3 Eengemaakte technische specificaties. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 128 6.2.4 Diversen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 129 6.3 Ruimtelijke Ordening. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 130 6.3.1 Bestemming . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 130 6.3.2 Ruimtelijke structuurplannen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 130 6.3.3 Registers. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 131 6.3.4 Stedenbouwkundige vergunningen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 131 6.3.5 Stedenbouwkundige verordeningen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 133 6.3.6 Dossiersamenstelling. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 133 6.3.7 Stedenbouwkundig attest. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 133 6.3.8 Afwijken van stedenbouwkundige voorschriften. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 133 6.3.9 AS-BUILT attest. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 134 6.3.10 De omgevingsvergunning. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 135 6.3.11 Link VCRO – Grond- en pandenbeleid. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 135 6.4 Overheidsopdrachten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 136 6.4.1 De stand van de regelgeving . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 136 6.4.2 De keuze door de aanbestedende overheid. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 138 6.4.3 De verschillende gunningswijzen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 139 6.5 De Wet Breyne. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 141 6.5.1 Toepassingsgebied van de Wet Breyne. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 141 6.5.2 De architect in de Wet Breyne. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 141 6.5.3 De verplichtingen voor de architect . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 142 6.5.4 De aansprakelijkheid van de promotor en van de architect. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 143 6.6 Energieprestatieregelgeving . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 144 6.6.1 Wanneer is de energieprestatieregelgeving van toepassing?. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 144 6.6.2 Welke EPB-eisen worden opgelegd? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 144 6.6.3 Wie doet wat wanneer?. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 149 6.6.4 Wat als het gebouw niet voldoet aan de EPB-eisen? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 150 6.7 Brandreglementeringen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 151 6.7.1 Fundamenteel. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 151 6.7.2 Bevoegdheden in België. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 152 6.7.3 Federaal. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 152 6.7.4 Vlaams gewest . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 153 6.7.5 Gemeentelijk. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 153 6.7.6 Praktisch . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 153 6.7.7 Verzekering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 154 6.7.8 Nieuwe Europese bepalingen voor brandweerstand. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 154 6.8. Ondersteunende maatregelen voor de bouwsector . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 155 6.8.1 Bouwpremies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 155 6.8.2 Federale maatregelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 155 6.8.3 Premies van de Vlaamse Overheid via de netbeheerders. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 156 6.8.4. Premies van het Vlaamse Gewest. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 157 6.8.4.1. De Vlaamse Renovatiepremie. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 157 6.8.4.2 De Vlaamse verbeteringspremie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 158 6.8.4.3 De Vlaamse aanpassingspremie. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 158 6.8.4.4 De verzekering gewaarborgd wonen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 158 6.8.4.5 Korting op onroerende voorheffing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 161 6.8.4.6. Groenestroomcertificaten voor zonnepanelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 161 6.9. Grondproblematiek. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 162 6.9.1 Grondverzet. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 162 6.9.2 Bodemdecreet . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 163 6.10 Milieuwetgeving en bouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 166 6.11 BTW-voeten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 168 6.12 Personenbelasting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 170 6.13 Vennootschapsbelasting. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 174 6.14 Normen en labels. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 175 6.14.1 Kwaliteitszorg en ISO-9000 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 175 6.14.2 VCA - BeSaCC. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 175 6.14.3 Qualibouw . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 177 6.14.4 Het BENOR-merk. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 177 6.14.5 De ATG goedkeuring. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 179 6.14.6 De bouwproductenrichtlijn en de CE-markering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 182

be

14 16:38

•9•

4000-5206-V01.indd 9

31-03-14 13:52


Reclame Reclame - Staand.psd.pdf - Staand.psd.pdf 1 3/03/14 1 3/03/14 10:25 10:25

C

M

C

M

Y

Y

CM

CM

MY

MY

CY

CY

CMY

CMY

K

K

4000-5206-V01.indd 10 1 2_1_21-4000-0271.indd

31-03-14 13:52


PubLirePorTAGe

AdviesbureAu dirk de Groof: meer dan ooit uw partner in een sterk veranderend bouwlandschap! Wie? Dit studie- en energiebureau bestaat uit een jong, specifiek opgeleid en dynamisch team van een vijfentwintig-tal personen, actief in het Vlaamse, het Waalse en het Brussels Hoofdstedelijke Gewest. Elke opdracht wordt op een efficiënte en zelfstandige manier uitgevoerd, telkens door een gespecialiseerd projectbeheerder. Wat? E.P.B. Sinds het begin van de regelgeving inzake EnergiePrestatie en Binnenklimaat (EPB) is Adviesbureau Dirk De Groof een vertrouwenspersoon voor diverse architecten, projectontwikkelaars en bouwheren. Deze activiteit behelst de berekening van de thermische eigenschappen van de verschillende bouwdelen alsook de nodige verluchtingsdebieten per ruimte van het bouwproject. Als verslaggever, in nauw contact met de overheid, worden de nodige adviezen verleend betreffende correcte rapportering per project. Luchtdichtheidstesten Door de strenger wordende eisen van de EPB-regelgeving wordt de bouwkwaliteit steeds belangrijker. Een goede luchtdichtheid van een gebouw speelt een steeds grotere rol in het halen van de normen. Controle op de luchtdichtheid van een gebouw gebeurt door uitvoering van een luchtdichtheidstest (Blowerdoor) door specifiek opgeleide specialisten. E.P.C. Als energiedeskundigen type A worden verscheidene energieprestatiecertificaten (EPC) opgesteld voor diverse

notarissen, verschillende makelaars alsook particuliere verkopers en verhuurders van woongelegenheden, dit volledig volgens het nieuwe inspectieprotocol. Rioolkeuringen Adviesbureau Dirk De Groof bvba is één van de eerste, door Vlario EN Aquaflanders erkend keurder, voor aansluitingen van privé-rioleringen. Hiervoor werd geïnvesteerd in de aankoop van verschillend testapparatuur om een reglementaire keuring snel uit te voeren. Nutsvoorzieningen Door het steeds moeilijker wordende marktsegment voor het verkrijgen en het plaatsen van nutsvoorzieningen werd ook hiervoor een specifieke activiteit opgestart. Voor projectontwikkelaars, architecten en bouwheren regelen zij alle facetten tot de plaatsing van alle nutsleidingen in een gebouw, grote projecten of verkaveling(en). Hierbij worden de nodige offertes opgevraagd aan de verschillende nutsmaatschappijen zodat de bijhorende rompslomp inzake deze materie tijdig verwerkt kan worden. Het houden van coördinatievergaderingen met alle partijen, het controleren en een nauwkeurige opvolging, behoort eveneens tot hun taak. Ook het afsluiten van de nodige leveringscontracten wordt door hen begeleid. Milieu-Effect-Rapportage (MER) Alvorens een besluitname door de vergunningsverlenende overheid dienen de onderzoeksresultaten van eventuele milieugevolgen gepubliceerd te worden in een MER. Dit beperkte of uitgebreide rapport is een verplichting bij een vergunningsaanvraag indien belangrijk nadelige milieugevolgen tot de mogelijkheid behoren.

Mechelbaan 657 | 2580 Putte | T: 015/23.57.67 | F: 015/34.66.25 | info@dirkdegroof.be | www.dirkdegroof.be

4000-5206-V01.indd 11

31-03-14 27-03-14 13:52 10:51


Viega Advantix Vario: om de hoek gedacht en fraai gestroomlijnd.

Advantix Vario – summum van flexibiliteit. Maak uw douche zoals u het hebben wilt: tot op de millimeter nauwkeurig rond de hoek, in U-vorm, extreem lang of kort en altijd met voldoende afvoercapaciteit. Deze douchegoot past zich perfect aan uw wensen aan. Bovendien overtuigt hij met zijn puristische design – van roestvrij staal, mat of hoogglans, en in zwart en wit. Natuurlijk eenvoudig te reinigen, want slim geconstrueerd. Zoals u van Viega gewend bent: altijd beter! www.viega.be/AdvantixVario/nl

4000-5206-V01.indd 12 1_1 st C5-21-3000-1078.indd 1 105839_AV_Milieu_162x229_NAV_BFL.indd 1

31-03-14 13:52 01-10-13 16:13 10.09.13 11:55


13 11:55 16:13 13

1.

NAV • 13 •

4000-5206-V01.indd 13

31-03-14 13:52


PUBLIREPORTAGE

Luchtdicht Bouwen Luchtdicht Bouwen is gericht op het verhinderen van in- en exfiltratie en het tegengaan van ongewenste luchtstromen. Dit is van belang om aan de strenge EPB-eisen over thermische- en energieprestaties te voldoen. Ter indicatie, een kier van 1mm geeft al een energieverlies van 15%. Daarnaast worden door hinderlijke luchtstromen te elimineren, condensatie en schimmelvorming voorkomen. Projectondersteuning Als kennispartner biedt tremco illbruck ondersteuning aan de architect en geven wij voorlichting over Luchtdicht Bouwen en de gevolgen hiervan voor de eindgebruiker. Het is van belang om in het bouwkundig ontwerp, rekening te houden met Luchtdicht Bouwen. Het creëren van de juiste koude en warme luchtstromen is hierbij van groot belang. Daarnaast heeft Luchtdicht Bouwen niet alleen betrekking op luchtdichting en isolatie, maar ook op compartimentering, ontwatering en slagregendichting. Hiervoor biedt tremco illbruck ondersteuning van ontwerp tot uitvoering op de bouwplaats. Zo weet u zeker dat uw project volgens ontwerp wordt opgeleverd en dat een gezond en prettig binnenklimaat gewaarborgd is. Als voorloper op het gebied van Luchtdicht Bouwen heeft tremco illbruck vele innovatieve oplossingen. Om op eenvoudige wijze een goede luchtdichting te realiseren heeft tremco illbruck het illbruck i3 systeem ontwikkeld. illbruck i3 systeem Het illbruck i3 systeem biedt oplossingen voor elke afdichtingslaag in een gebouw; de buitendichting, de isolatie en de binnendichting.

Doordat het illbruck i3 systeem modulair is opgebouwd kunnen de verschillende i3 producten zonder meer worden gecombineerd. Het illbruck i3 systeem kan op verschillende manieren ingezet worden om een optimale afdichting te realiseren. De illmod Trio tapes voegen zowel binnen- als buitendichting en isolatie in één product samen. Dit is een ideale oplossing bij gevelbepleistering en in prefab gebouwen. • TP650 illmod Trio • TP651 illmod Trio S De volgende folies kunnen gebruikt worden voor zowel binnen- als buitendichting en bij het creëren van de juiste luchtstromen: • ME220 EPDM Folie • ME501 Duo Folie HI Het illbruck i3 systeem heeft ook producten specifiek voor binnen-, buitendichting of isolatie. Binnendichting: • FA101 Siliconen Aansluitvoegenkit • ME404 Butylband Vlies • ME500 Duo Folie Isolatie: • FM330 Elastic Gun Foam - Door zijn blijvende elasticiteit is deze bruikbaar om een luchtdichte afsluiting te creëren, mits aan een aantal criteria wordt voldaan. • FM355 Perfect Foam Low Expansion Buitendichting: • TP600 illmod • TP602 Universeel Voegband • SP525 Hybride Gevelkit

tremco illbruck N.V. | Leo Baekelandstraat 3 | B-2950 Kapellen | T:+32 036 64 63 84 | F: +32 036 64 86 76 www.tremco-illbruck.be | info.be@tremco-illbruck.com

4000-5206-V01.indd 14 C5 1-1_21-4000-0282.indd 1

31-03-14 27-03-14 13:52 10:43


14 10:43

1.1 HISTORIEK VAN NAV NAV (De Vlaamse Architectenorganisatie) is een non-profit organisatie, intermediair tussen samenleving en architecten. Onder het motto ‘ruimte voor architecten’ streeft NAV ernaar de maatschappelijke rol van architecten te vergroten en haar leden te informeren over de diverse ontwikkelingen binnen de sector. Vandaag beschikt NAV met meer dan 2.700 leden en 5 afdelingen over een professionele structuur en een solide commerciële onderbouw, die het mogelijk maakt haar opdrachten te realiseren. Zij is actief op het Nederlandstalig grondgebied van België. Als partner van de Federatie Vrije Beroepen en UNIZO behartigt NAV de gemeenschappelijke belangen van architecten in diverse beleidsdomeinen, zowel op gemeentelijk, gewestelijk als federaal niveau en heeft daartoe vertegenwoordigingen in tal van beleidscommissies.

1.2 DIENSTVERLENING VAN NAV 1.2.1 Belangenbehartiging In tal van dossiers neemt NAV als belangrijke sectororganisatie het voortouw. NAV vertegenwoordigt het architectenkorps in bijna 70 organisaties en werkgroepen van de bouwsector en het vrije beroep. Belangrijke aandachtspunten van de voorbije maanden: – NAV verbeterde het architectencontract in de inhaaloperatie scholenbouw. – De middeleeuwse visumstempel gaat dankzij NAV richting prullenmand. – Architectenvennootschappen betalen dankzij NAV maar 100 euro meer aan de Orde. – NAV kon een slecht “as built attest” verhinderen. – NAV zit mee aan tafel bij de hervorming van de Orde van Architecten 1.2.2 De NAV-helpdesk Leden kunnen voor al hun technische, juridische, fiscale en deontologische eerstelijnsvragen terecht bij NAV. Om deze vragen te beantwoorden wordt het secretariaat bijgestaan door een netwerk van architecten en juridische adviseurs. NAV werkt voor haar eerstelijnsadvies samen met GSJ Advocaten, SBB Accountants & Adviseurs, ADMB en VEKMO.

• 15 •

4000-5206-V01.indd 15

31-03-14 13:52


viDeoFonie my home Domotica schakelmateriaal

2-DraaDs sFera

my home Domotica

livinglight schakelmateriaal

ontDek al onze oplossingen

ConCept Store : B-inSpireD

Steenkoolkaai 10, B-1000 Brussel, t. +32 (0) 2.719.54.81 w w w.BtiCino.Be • w w w.ConCeptStore.Be

4000-5206-V01.indd 16 1_1 st A4-21-4000-0254.indd 1

ad_BT_Bouwunie_A4_Q.indd 1

31-03-14 13-02-14 13:52 14:26

30/10/13 09:43


14 14:26

0/10/13 09:43

1.2.3 Een bron aan beroepsinformatie Naast een performante helpdesk wordt een NAV-lid bijna wekelijks schriftelijk geïnformeerd en dit via: – Tweemaandelijks NAV NEWS – Het driemaandelijks tijdschrift DIMENSION – Z.O.magazine – De Vrije Beroeper – Maandelijkse digitale NAV-nieuwsbrieven – Informatieve pockets Deze schriftelijke informatie wordt aangevuld met digitale info en dit vooral via onze website, www.nav.be. Men kan er terecht voor allerlei info over wetgeving, normen, indexen en nuttige links. Leden kunnen exclusief terecht op de kennisdatabank van de NAV website. 1.2.4 Aanbod aan vorming en netwerking Met ruim 75 activiteiten domineert NAV de architectenkalender. Op infosessies, cursussen en netwerkmomenten kon NAV in 2013 ruim 6.000 architecten verwelkomen. Praktijk staat er centraal. Om een volwaardig cursusaanbod te kunnen aanbieden werd in 2008 de VITRUVIUS ACADEMY opgericht. 1.2.5 Administratieve ondersteuning De voorbije jaren werkte NAV een producten- en dienstenaanbod uit met tot doel de architect te begeleiden in zijn dagelijkse werking, enkele voorbeelden: – Tool voor het eenvoudig berekenen van de diameters van het sanitair afvoerstelsel – Tool om wegwijs te raken in de Vlaamse Verordening toegankelijkheid – Berekeningstool voor waterdoorlatende bestrating – Collectieve polis Gewaarborgd Inkomen – CD-ROM met modelbrieven en -contracten, wetteksten en normeringen, gratis voor leden – NAV-voordelenboekje met voordelen zowel binnen als buiten het beroep – Kortingen op verschillende publicaties 1.2.6 Specifieke projecten voor starters In samenwerking met de Vlaamse Overheid ontwikkelde NAV een project waar specifieke doelgroepen van architecten worden begeleid. “Peterschapsproject A+a” zoomt in op de starterarchitect. Via maandelijkse sessies worden ze gecoacht door peters-architecten. www.architectplusarchitect.be 1.2.7 Promotie van het beroep Promotie van het architectenberoep is een belangrijke zaak. NAV doet dan ook tal van inspanningen om de architect op het podium te plaatsen. Blikvangers zijn alvast de evenementen ‘Mijn Huis Mijn Architect’ en ‘De Vlaamse Renovatiedag’ waar NAV actief aan meewerkt.

• 17 •

4000-5206-V01.indd 17

31-03-14 13:52


Mitsubishi ElEctric WarMtEpoMpEn

Gedaan met twijfelen. Kies resoluut voor betrouwbare en energiezuinige warmtepompen van Mitsubishi Electric. Met een warmtepomp verwarmt u onafhankelijk van fossiele brandstoffen en bespaart u op energie, niet op comfort. Zowel onze Ecodan lucht/water als onze lucht/lucht warmtepompen garanderen u comfort, zelfs tijdens de strengste winters. Dankzij gepatenteerde technologieën staan onze warmtepompen in voor verwarming en productie van sanitair warm water, het hele jaar door. En dit zonder vermogensverlies tot -15°C buitentemperatuur. Eenvoudig, rendabel en betrouwbaar. Waarom zou u nog twijfelen? Neem vandaag nog contact op via 0800/908 89. Wij begeleiden u graag bij het selecteren van de juiste warmtepomp.

Van woningbouw tot industriële toepassingen, voor een oplossing op maat surf naar www.mitsubishi-electric.be

4000-5206-V01.indd 18 1_1 st C5-21-4000-0165.indd MEB_2014_NAV_1-1.indd 1 1

31-03-14 13:52 13-02-14 14:36 10/02/14 13:41


en

1.3 WEGWIJS NAV, de Vlaamse Architectenorganisatie, is bereikbaar op twee kantooradressen: Willebroekkaai 37 St-Clarastraat 48 8000 BRUGGE 1000 BRUSSEL Tel. 02 212 26 99 T: 050/474.667 F: 050/474.679 Fax 02 400 71 72 www.nav.be Het dagelijks bestuur van NAV op 1 maart 2014: Arch. Kati LAMENS (voorzitter) Arch. Urbain VAN DE VOORDE (eerste ondervoorzitter) Ir.-Arch. Marc HENDRICKX (penningmeester) Arch. Philip ADAM (secretaris) Arch. Christophe KEIRSBILCK (ondervoorzitter) Arch. Sophie LOOTS (ondervoorzitter) Kris BAETENS (directeur) Bart VERSTRAETE (adviseur management en commerciële relaties) Arch. Nele SAMBRE (adviseur startende kantoren) De personeelsomkadering van NAV is als volgt georganiseerd: Kris BAETENS, directeur: Algemene leiding, coördinatie eerstelijnsadvies, commerciële relaties, syndicaal aanspreekpunt, externe vertegenwoordiging, promotie NAV Jimmy DE BUYSERE, projectmedewerker vorming en communicatie: Activiteiten, cursussen, website, publicaties, ledenadministratie Hans WYNANT, projectmedewerker: Evenementen waaronder Vlaamse Renovatiedag, peterschapsproject ‘Architects for Tomorrow’, colloquia en informatiesessies Charlene GHYSELINCK, projectmedewerkster: Mijn Huis Mijn Architect, ondersteuning evenementen, activiteiten en cursussen Angeliques VERSPEURT, Architect-Coördinator Energieconsulentenproject NAV: In opdracht van de Vlaamse Gemeenschap ondersteuning bieden aan de architect in functie van de Energieprestatieregelgeving Benny CRAENHALS, Energieconsulentenproject NAV: In opdracht van de Vlaamse Gemeenschap ondersteuning bieden aan de architect in functie van de Energieprestatieregelgeving Ir.-Arch. Julie ALBOORT, adviseur: In opdracht van de Vlaamse Minister van Leefmilieu en Natuur ondersteuning bieden aan de architect in functie van waterrobuust bouwen. Pieter DE GROOTE, communicatiecoördinator: Publicaties, public relations, pers en communicatie Ingrid VERFAILLIE, administratief medewerkster: Boekhouding en ledenadministratie Katrien VERPLANCKE, administratief medewerkster: Administratie (Vitruvius Academy) en facturatie (Vitruvius Academy) Linda VICTOR, administratief medewerkster: Bestuurswerking, administratie nationaal secretariaat Algemeen Waar naartoe? Inschrijvingen activiteiten, cursussen Eerstelijnsvragen, advies Commerciële samenwerkingen Organisatie activiteiten met NAV Facturatie Facturatie Vitruvius Academy Peterschap, Vlaamse Renovatiedag, events Energieconsulent Pers & communicatie

c.be

14 13:41 14:36 14

info@nav.be jdb@nav.be gm@nav.be kris.baetens@nav.be jdb@nav.be ingrid.verfaillie@nav.be kv@nav.be hans.wynant@nav.be energieconsulent@nav.be pdg@nav.be

• 19 •

4000-5206-V01.indd 19

31-03-14 13:52


4000-5206-V01.indd 20 2_1 st C5-21-4000-0281.indd 1

31-03-14 13:52


4000-5206-V01.indd 21

31-03-14 27-03-14 13:52 10:42


Deurcommunicatie XXL Video Terminal Gira Het huisstation Gira Video Terminal heeft een 14,5 cm [5,7"] TFT-kleurendisplay, dat ook bij grote kijkhoeken goed zicht op het beeld geeft. Met een gecombineerde draai- en drukknop met achtergrondverlichting en vier grote functietoetsen kan de Gira Video Terminal eenvoudig en intu誰tief worden bediend. De ge誰ntegreerde onderdrukking van echo en achtergrondgeluiden van de vrij-sprekenfunctie zorgt voor een uitstekende verstaanbaarheid. Meer informatie: www.gira.be/videoterminal Afbeelding: Gira VideoTerminal, glas zwart, in montageplaat inbouw, kleur aluminium

203524_Anz_VideoTerminal_162x229_BENL.indd 1 4000-5206-V01.indd 22 1_1 st C5-21-3000-2163.indd 1

18.12.13 31-03-14 13:52 6/01/14 09:37 13:06


3 09:37 14 13:06

2.

HET BEROEP VAN ARCHITECT • 23 •

4000-5206-V01.indd 23

31-03-14 13:52


CTIB-TCHN

Hof ter Vleestdreef 3 - 1070 Brussel tel. 02 558 15 50 - info@ctib-tchn.be - www.ctib-tchn.be

4000-5206-V01.indd 24

31-03-14 13:52

T & FS C est C ho om lab ut pe o bo te uw nt ie in

ro d

n uc ve te el n is

te n

ou

C bo er u ti ho E – w fic p a m ve ut rp en ark rod tie lic b e PE ht ou rin uc va FC . w g te n p va n h C


2.1 Statuut 2.1.1 De architectenwet De Wet van 20 februari 1939 op de bescherming van de titel en van het beroep van architect houdt het monopolie in van de architect. Deze wet heeft als doel: - De veiligheid van de bewoners (stabiliteit) - De gezondheid van de woningen (leefbaarheid) - De schoonheid van de woningen (welstand) - Het behoud van ’s lands artistiek patrimonium (bebouwde omgeving) - De bescherming van het kapitaal dat de bouwheer in het gebouw heeft belegd (kostprijs) Met dit doel voor ogen (memorie van toelichting) werd de wet gestemd, het is aan de architect om zijn maatschappelijke rol te vervullen zoals beoogd door de Wet. De architect is de onafhankelijke vormgever die het ganse bouwproces technisch en economisch dient te beheersen. De voornaamste artikels houdende het monopolie zijn: Artikel 1. § 1. Niemand mag de titel voeren van architect, indien hij niet in het bezit is van een diploma, waaruit blijkt dat hij met goed gevolg de examenproeven heeft afgelegd, welke vereist zijn voor het bekomen van dit diploma. (…) Artikel 2. § 1. Mogen het beroep van architect uitoefenen: 1° De personen die ertoe worden gemachtigd de titel van architect overeenkomstig artikel 1 te voeren; (…) § 2. De rechtspersonen die over rechtspersoonlijkheid beschikken mogen het beroep van architect uitoefenen indien zij aan volgende voorwaarden beantwoorden: (…) Artikel 4. De Staat, de provincies, de gemeenten, de openbare instellingen en de particulieren moeten een beroep doen op de medewerking van een architect voor het opmaken van de plans en de controle op de uitvoering der werken, voor welke door de wetten, besluiten en reglementen een voorafgaande aanvraag om toelating tot bouwen is opgelegd. (…) Artikel 6. Het uitoefenen van het beroep van architect is onverenigbaar met dat van aannemer van openbare of private werken. Met andere woorden: de titel en het beroep worden beschermd, aan de bouwlustigen wordt de verplichting opgelegd om onder architectuur te bouwen en het beroep is onverenigbaar met dat van aannemer.

• 25 •

4000-5206-V01.indd 25

31-03-14 13:52


specialist in loopvlakstructuur

GIAN® Antislipstructuren en gevelmotieven in beton Betonafdrukken van de GIAN-structuurmatten

Maarten de Graaf: ‘Beton veiliger maken dat is onze missie’

Voor meer informatie: info@companero.nl / www.companero.nl

Een Passie voor

www.artemise.be

Algemene Bouwwerken

Beton

Bouwbedrijf Furnibo nv Bedrijvenlaan 7 B-8630 Veurne T. +32 (0)58 52 49 24 E info@furnibo.be www.furnibo.be

4000-5206-V01.indd 26

31-03-14 13:52


Sinds de laatste wetswijziging is het niet enkel de architect als fysieke persoon, maar tevens een daartoe gerechtigde ‘rechtspersoon’ die het beroep mag uitoefenen. Deze wetswijziging ook genaamd ‘wet Laruelle’ laat toe om het privépatrimonium beter af te schermen van eventuele schuldeisers, daar de uitoefening van het beroep ondergebracht is in een vennootschap. Uit recente rechtspraak blijkt dat dergelijke vennootschap niet in alle gevallen volledige bescherming biedt. Voor meer details i.v.m. deze specifieke wijze van uitoefenen van het beroep verwijzen wij graag naar de NAV brochure ‘ABC van de architectenvennootschap’, evenals naar de specifieke richtlijnen dienaangaande die door de Orde gepubliceerd werden. Verder houdt de Wet ook nog enkele bijzonderheden in zoals het statuut van de architectambtenaar die niet buiten zijn ambt mag optreden als architect. De provinciegouverneur mag ook afwijkingen toestaan niettegenstaande er een ‘gentleman’s agreement’ bestaat waardoor in de praktijk dergelijke afwijkingen enkel worden toegestaan aan personen die door hun opleiding de technische vaardigheden van architect beschikken (b.v. een burgerlijke ingenieur bouwkunde), daarenboven worden die afwijkingen beperkt tot het bouwen van de eigen woning. Uiteindelijk bevat de wet een bijlage waarbij alle diploma’s, die binnen de Europese Unie worden erkend, met uitzondering van de Belgische diploma’s, opgesomd worden. 2.1.2 De beroepsplichten Het ‘vrij beroep’ van architect is zeker boeiend, maar dit veronderstelt een minimum aan goede verstandhouding onder de beoefenaars van hetzelfde beroep, dit is wat men deontologie, plichtenleer, beroepsethiek noemt. De deontologie binnen het beroep van architect kan als volgt worden samengevat ‘ARCHITECT, ZO BEN IK’. Het is een manier van zijn, het is onze houding die ons moet kenmerken. De plichtenleer is de morele code die een beroep kenmerkt, de wetenschap van de zeden en gewoontes van een beroep. ‘Zeden en gewoontes’ zijn, van oudsher, eigen aan een beroep in die mate dat er sprake is van bestaande ‘ongeschreven’ deontologische regels. Een voorbeeld daarvan is alles wat onder de noemer ‘de eer en de waardigheid van het beroep‘ ressorteert maar niet woordelijk omschreven wordt in het reglement van beroepsplichten. (Wet ‘63 - art.2 en 19). Niettemin is de plichtenleer een levende wetenschap die voortdurend evolueert en tevens tijden plaatsgebonden is. Het is niet denkbeeldig dat wat vandaag nog uit den boze is, morgen toegestaan of aangemoedigd wordt: dat wat vandaag stilzwijgend gedoogd wordt, morgen hard zou worden aangepakt. Hoe dan ook, ten einde de architect te helpen werd door de Orde een reglement van beroepsplichten opgesteld. Daarin is een leidraad terug te vinden die de juiste houding weergeeft t.o.v. zowel de clientèle als van de confraters.

• 27 •

4000-5206-V01.indd 27

31-03-14 13:52


Slanke ramen en deuren in staal of roestvrij staal met extra hoge isolatiewaarden

Forster UnicoHi verenigt alle voordelen van het standaard Forster Unico systeem met nog hogere isolatiewaarden voor ramen, deuren en vaste beglazing (Uw-waarden onder de 1.3W/m2K).

88

Hi

30

24 62

Zelfs drievoudige beglazingen tot een dikte van 60mm kunnen ingezet worden – voor Uw-waarden tot 0.9W/m2K. Forster UnicoHi bestaat voor 100% uit recycleerbaar staal en bevat geen milieubelastende kunststof isolatoren. De profielaanzichten zijn zeer smal voor meer licht en transparantie.

DEJOND NV. Terbekehofdreef 55 - 59 2610 Wilrijk (Antwerpen)

4000-5206-V01.indd 28

BRANDWERENDE ISOLEERSYSTEMEN VOOR DE INDUSTRIE EN UTILITEITSBOUW Brandbeveiliging op maat en installatie door gespecialiseerd personeel met reeds meer dan 25 jaar ervaring. PROTECTION ANTI-INCENDIE POUR L’INDUSTRIE ET CONSTRUCTIONS NON-RESIDENTIELLES Systèmes coupe-feu sur mesure et installation par notre personnel spécialisé avec plus de 25 ans d’expérience.

BIO Benelux nv

Pathoekeweg 9 B04, 8000 Brugge T 050/ 42 60 15 – F 050/ 42 60 17 info@biobenelux.be

www.biobenelux.be

TEL: +32 (0) 3 820 34 43 FAX: +32 (0) 3 820 35 43 dbs@dejond.com www.dejond.com www.forster-unico.be

31-03-14 13:52


In plaats van een analyse te maken van het reglement van beroepsplichten is het wellicht nuttig even de meest voorkomende ‘zonden’ toe te lichten waarover de Raden van de Orde sancties uitspreken. De erelonen Daar iedere vorm van barema door het Europees recht, als strijdig met de mededinging, verboden is, zullen de architecten, bewust van de kostprijs van hun diensten, een eigen tarief moeten hanteren. Nochtans blijft de problematiek van de erelonen de pijnlijke doorn die ons beroep kwelt. De architect die zijn opdracht naar behoren vervult dwingt respect en waardering af van zijn cliënten en confraters. Bewust van de kostprijs van zijn diensten zal hij er ook een verantwoord loon voor aanrekenen. De ongeoorloofde samenwerking met een aannemer of promotor De sleutel-op-de-deur bouwformule heeft een niet onaardig marktaandeel veroverd. Uit statistische gegevens blijkt dat een klein percentage van de confraters zo’n 50 % van de woningbouw in handen heeft. De medewerking van vele van deze architecten wordt door de bouwbezorgers in het globale pakket aangeboden, ook al is dit ogenschijnlijk niet het geval. In dergelijke omstandigheden is de onafhankelijkheid van de architect nog slechts een denkbeeld. Dergelijke praktijken monden vaak uit in zuivere naamlening en worden dan ook hard aangepakt. Dit wil echter niet zeggen dat er geen samenwerking mogelijk is, maar dan wordt op zijn minst verwacht dat de architect zijn taak naar behoren vervult en er over waakt dat er geen enkele vorm van collusie mogelijk is. De architect kan desnoods aan de klant van de bouwbezorger de raad geven een onafhankelijke, vrij te kiezen ‘raadgevend architect’ aan te stellen. Wie aan een dergelijk systeem zijn medewerking verleent, doet er goed aan enerzijds daadwerkelijk zijn taak als architect ten volle waar te nemen en anderzijds op een ondubbelzinnige wijze de klant van de bouwbezorger duidelijk te maken voor wie en hoe hij werkt. Het gebrek aan bijstand De wetgever beschouwt de cliënt als een leek in het vak die bescherming nodig heeft. Dit is misschien niet altijd zo, doch wordt de architect geacht zich te gedragen alsof het zo was. Het gebrek aan bijstand is dan ook de tekortkoming die door de cliënten vaak aangeklaagd wordt bij de Orde. Vaak is een flagrante overschrijding van het budget de aanleiding tot een tuchtrechterlijke zoniet tot een burgerrechterlijke procedure. De architect die hiervoor op zijn hoede is, grijpt tijdig in met kennis van zaken. Een andere valstrik bestaat erin de architectuuropdracht, omwille van ‘verminderde’ erelonen, te beknotten en zodoende te denken dat bepaalde prestaties niet moeten worden geleverd. Niets is minder waar. Van zijn verantwoordelijkheden, waaronder de bijstandsplicht, kan de architect zich niet ontdoen. De architect zal dus steeds moeten kunnen bewijzen dat hij zijn opdracht naar behoren heeft vervuld. De onconfraternele houding - De opvolging van een confrater zonder te vragen of er bezwaren dienaangaande bestaan. - De inmenging en het uiten van kritiek aangaande het werk van een confrater

• 29 •

4000-5206-V01.indd 29

31-03-14 13:52


DE WERELD IS IN BEWEGING. ONS LICHAAM OOK. LE MONDE EST EN MOUVEMENT. NOTRE CORPS AUSSI. DE TOEKOMST IS OPNIEUW TE GEBRUIKEN. - L’AVENIR EST REUTILISABLE.

Giroflex SA/NV | contact: Nancy Debecker Rue Neerveld straat 109 - 1200 Brussels | T 02/761.20.20 www.giroflex.com | nancy.debecker@giroflex.be

De Waterkwaliteit tot aan de tapkraan vrijwaren is een wettelijke verplichting Belgische Federatie voor de Watersector vzw T: +32(0)2 706 40 90 F: +32(0)2 706 40 99 www.belgaqua.be info@belgaqua.be BTW: BE-0407.781.169

De installaties moeten volgens de regels van de kunst uitgevoerd worden en iedere terugstroming vermeden door:

• materialen die geschikt zijn voor contact met drinkwater te gebruiken

• enkel toestellen en terugstroombeveiligingen aan te sluiten, conform NBN EN 1717 (Besluit Vlaamse Regering van 8/4/2011)

GRATIS Repertorium + Technische voorschriften voor binneninstallaties

4000-5206-V01.indd 30

31-03-14 13:52


Diverse negatieve houdingen - Het niet optreden bij niet-naleving van stedenbouwkundige voorschriften - Geen gevolg geven aan klachten van technische aard - De niet-aangifte van samenwerking met een promotor - De niet-aangifte van een gedeeltelijke opdracht - De niet-deelname aan de verkiezingen - Het niet-betalen van de bijdrage aan de Orde van Architecten Tot slot nog enkele bedenkingen: Deontologie betreft in eerste instantie een houding. Deze houding is niet ingeboren, zij wordt, voor sommigen moeizamer dan voor anderen, aangeleerd en vergt een voortdurende waakzaamheid. Een overgrote meerderheid van de confraters zullen in hun hele loopbaan nooit iets te maken hebben met de tuchtraden, niet omdat de raden te gemoedelijk optreden, wel omdat hun houding eerbied afdwingt. Daarentegen zijn het meestal dezelfde ‘zwarte schapen’ die regelmatig hun houding moeten verantwoorden. Het betreft gelukkig een kleine minderheid maar zij berokkenen schade aan het hele beroep. Uiteraard is de deontologie evenzo van toepassing voor de architectenvennootschappen als voor de individuele architect, natuurlijk persoon. Boven de moeilijkheden bij de uitoefening van het beroep, boven de deontologie en de beroepsethiek staan het talent en de bekwaamheid van de architecten garant voor een kwaliteitsarchitectuur. Iedere architect moet er zich bewust van zijn dat een strikte toepassing van de deontologie enkel de kwaliteit van de architecturale tussenkomst beoogt en bijgevolg de kwaliteit van de architectuur in de hand werkt. De deontologie zal onvermijdelijk in de komende jaren een aantal belangrijke wijzigingen ondergaan omwille van de Europese regelgeving betreffende o.a. de levering van diensten en de mededinging, toch zullen een aantal fundamentele waarden steeds aanwezig blijven. (Met dank de Orde van Architecten)

• 31 •

4000-5206-V01.indd 31

31-03-14 13:52


www.cdh.be

Airmaster: een wereld van comfort Creëer het ideale klimaat in je zwembadruimte met professionele luchtontvochtigers. Een binnenzwembad is een bron van rust en ontspanning en mag geen bron tot ergernis zijn. Om volop te kunnen genieten van je investering is een degelijke ontvochtigingsinstallatie een absolute must. CDH Industries uit Hasselt is de aangewezen partner bij de realisatie van een gezonde en aangename vochthuishouding in een binnenzwembad. Hun troeven gelden overal: een hoogkwalitatief productgamma, degelijke ondersteuning en onberispelijke dienst na verkoop.

KWALITEIT EN MAATWERK

OPTIMAAL COMFORT

ALLES BEGINT MET EEN PLAN

De relatieve vochtigheidsgraad kan in een zwembadruimte snel oplopen tot 95% en meer. Dat kan op termijn schimmelvorming, verkleuring, condensatie tegen de ramen en andere ongemakken veroorzaken. Een correct gedimensioneerde installatie ontvochtigt,ventileert en verwarmt de omgevingslucht. CDH Industries ontwikkelt, produceert en assembleert eigen toestellen onder de naam AIRMASTER. Met dit maatwerk voldoet elke installatie aan de strengste kwaliteitseisen en regelgeving. Dat is de garantie die wij onze klanten bieden.

Voor een optimaal comfort zijn de AMK kanaaltoestellen een must. Een kanaaltoestel wordt samen met de ruwbouw in een technische ruimte geïnstalleerd die voldoende groot gedimensioneerd moet worden – een aspect wat de architect niet uit het oog mag verliezen bij het ontwerp. Een kanaaltoestel is onzichtbaar en geluidloos en is daarmee de droom voor iedereen die houdt van esthetiek en design. Het enige zichtbare zijn roosters, ingewerkt in de vloer en plafonds. Let wel: een optimale werking van een kanaaltoestel staat of valt met het juiste dimensioneren en opstellen van kanalen en roosters.

Al bij de start van het ontwerp is het nodig om rekening te houden met de juiste installatie. De toestelkeuze is afhankelijk van de vochtproductie en van de grootte van de ruimte. CDH Industries heeft de ervaring en know-how die nodig zijn om u bij te staan in de ontwerpfase.

4000-5206-V01.indd 32 2_1 st C5-21-3000-2168.indd 1

31-03-14 13:52


NIEUW IN ONS ASSORTIMENT

Kanaaltoestel Door het juist dimensioneren en opstellen van de kanalen en roosters, kan men optimaal vochtige lucht afvoeren en gedroogde, warme lucht weer inblazen. Verkrijgbaar in verticale uitvoering en buitenopstelling.

e

f

Kanaaltoestel met luchtmengsectie De toestellen voorzien in luchtontvochtiging, ofwel door koeldroging, ofwel door de combinatie van koelen en ‘vrij drogen’ wat resulteert in een lager en rationeel energieverbruik.

GEEN SCHIMMELVORMING

AANGENAME BINNENTEMPERATUUR

Eén aanspreekpunt voor het totaalpakket van toestel en kanalen vereenvoudigt de realisatie van de projecten. CDH Industries levert nu ook de kanalen en vergemakkelijkt zo uw projectopvolging. U kan ook beroep doen op CDH Industries voor de plaatsing. Dit is een service die u en uw klant ten goede komt. Meer info nodig: 011 26 95 90 info@cdh.be

GEEN CONDENSATIE op ramen en muren

IDEALE RELATIEVE VOCHTIGHEID

CDH Industries Bedrijfsstraat 14, 3500 Hasselt 4000-5206-V01.indd 33

31-03-14 14-01-14 13:52 09:57


Gyptone het meest duurzame akoestische plafond

Adv Gyptone NAV Fundament.indd 1

23/10/12 13:03

IndusriĂŤle vloeren EMB sprl

rue Arthur Maes 65 - 1130 Bruxelles T: 02 215 19 49 - F: 02 216 66 42

Sinds 1980 Binnen- en buiten betonvloeren, granito, terrazzo, hellende inritten, trapbekleding, dekvloer, chapewerken, vloerisolatie, injecties, alternatieve ecolo vloerbekleding.

info@emb.be www.emb.be

0702057 AZ_Auron 61x98 Belgien sw

26.02.200

De zonnecollectoren AURONÂŽ DF zijn zo makkelijk inzetbaar dat ze op tal van manieren gemonteerd kunnen worden om optimaal gebruik te maken van elke zonnestraal. Ideaal om sanitair warm water te produceren en het CV systeem te ondersteunen! Voor meer info, surf naar www.elco.net

4000-5206-V01.indd 34

31-03-14 13:52


2.2 DE ORDE VAN ARCHITECTEN Woord vooraf Een groot deel van de huidige Nederlandstalige mandatarissen heeft zich in 2009 uitgesproken voor een grondige hervorming van de Orde van Architecten. Dit streven naar een performante en moderne Orde is al diverse jaren aan de gang. Ondanks dit streven is de Orde bij het opstellen van deze tekst nog steeds onderworpen aan de wet van 1963, zoals hierna weergegeven. 2.2.1 Ontstaan van de Orde Aansluitend met de Wet van 1939 werd in 1963 onder impuls van leidende figuren binnen de beroepsorganisaties een Orde van Architecten opgericht. De wet verscheen in het staatsblad op 5 juli 1963. Art. 1 luidt: Er wordt een Orde van Architecten ingesteld. Zij bezit rechtspersoonlijkheid. Art. 2 bepaalt de taken van de Orde: de voorschriften van de plichtenleer voor het beroep van architect te bepalen en ze doen naleven; toezicht houden op de eer, discretie en waardigheid van de leden van de Orde in de uitoefening van hun beroep; zij doen aangifte bij de gerechtelijke overheid bij iedere inbreuk op de wetten en reglementen tot bescherming van de titel en van het beroep van architect. Art. 3 bepaalt dat de Orde bestaat uit alle ingeschreven leden. Art. 4 bepaalt dat de Orde geen personen op haar lijsten mag inschrijven indien deze niet voldoen aan de bepalingen van de wet van 20 feb 1939. Art. 5 bepaalt dat niemand in België het beroep van architect mag uitoefenen zonder ingeschreven te zijn op één van de tabellen, of op de lijst van stagiairs. Organen van de Orde Buiten het feit dat alle ingeschrevenen de Orde uitmaken, zijn er drie onderscheiden organen met elk hun bevoegdheid en hun opdracht: - de Raden van Orde (Provinciale Raden) - de Raden van Beroep - de Nationale Raad van de Orde

• 35 •

4000-5206-V01.indd 35

31-03-14 13:52


AR-CO gaat er voor! Bij deze coöperatieve verzekeringsmaatschappij bepaalt u mee met het behalen van het diploma van architect ! het beleidProficiat als vennoot en geniet u tal van voordelen. Binnen korte tijd jullie eerste! cliënt ! Proficiat met het behalen vanontvangen het diploma vaneen architect

Vergeet niet een verzekeringspolis af te sluiten bij AR-CO :

Binnen korteweet tijd ontvangen jullie een eerste cliënt ! Bij AR-CO u zich verzekerd!

• een zeer voordelige verzekering specifiek gericht op jullie beroep Vergeet niet een verzekeringspolis af te sluiten bij AR-CO : • 50 jaar ervaring ten voordele van de ontwerpers in de bouw • een zeer voordelige verzekering specifiek gericht op jullie beroep We spreken uw taal en zetten in op technische oplossingen. • altijd directe bijstand door een ploeg ervaren experten, • 50 jaar ervaring ten voordele van de ontwerpers in de bouw Ook op juridisch vlak is AR-CO al jaren de trendsetter. • altijd directe bijstand door een ploeg ervaren experten, zowel juridisch als technisch. Denk daarbij aan de me clausules tegen veroordelingen ‘in solidum’ zowel juridisch als technisch. Contacteer op 02 538 66 33 of via mail sd@ar-co.be. of de onafhankelijkheid van de architect! Contacteer me op 02 538 66 33 of via mail sd@ar-co.be. Ik luister graag naar jullie vragen. Ik luister graag naar jullie vragen.

Stagiairs genieten uitstekende voorwaarden! Steven Daelman Steven Daelman uitvoerend bestuurder

uitvoerend bestuurder Omdat AR-CO verzekert! www.ar-co.be

Met vriendelijke groeten, Steven Daelman Uitvoerend bestuurder Tasson-Snelstraat 22 B-1060 Brussel www.ar-co.be Tasson-Snelstraat 22 Tasson-Snelstraat 22 B-1060 Brussel B-1060 Brussel www.ar-co.be www.ar-co.be

BETAFENCE

KWALITEIT VOOR HET LEVEN

OPTIMALE BESCHERMING TOT 20 JAAR GARANTIE MADE IN EUROPE 130 JAAR ERVARING

Duurzame afrasteringen www.betafence.be

Met Betafence kiest u voor kwaliteit en zekerheid, een leven lang. De wereldwijde nummer 1 in afrasteringssystemen omringt u met de beste zorgen en beschermt wat voor u echt telt. Betafence verenigt er varing en knowhow in een gevarieerd assortiment met afsluitingen, poorten en totaalconcepten op maat. Zo geniet u van een veilige omgeving in de geruststellende zekerheid dat u hebt gekozen voor de beste kwaliteit. Duurzaam en betrouwbaar.

Betafence NV / Zwevegem / T 056 73 46 46 / info.benelux@betafence.com

4000-5206-V01.indd 36

31-03-14 13:52


Een compacte warmtepompboiler

voor ieder huis

Meer informatie

• 75% van het warm water wordt geproduceerd op hernieuwbare energie • Compacte oplossing (H.166 cm) en discreet (36 dB(A)) • Prestatie : COP van 3,03 volgens EN 16147 • Horizontaal transport mogelijk • Capaciteit van 290 liter • Bijverwarming mogelijk via een verwarmingsketel of elektrisch • Type lucht/water

114074

Tel. 02 555 13 13 www.bulex.be

Magna AQUA

uniform geh

eel

teit

wali

te k

stan

con

variatie in afw

erking

www.eco-responsibility.be

Pure witheid, zuivere inspiratie CBR Wit inspireert. Puur wit of met een expressief en helder coloriet. Strak van vorm of organisch. De unieke zuiverheid van het witte cement geeft u een ongeziene creatieve vrijheid. Carte blanche. Kijk ook op www.cbr.be voor meer informatie.

4000-5206-V01.indd 37

31-03-14 13:52


BOUWEN zonder zorgen? Het is geen utopie...

CEA BELGIUM is een onafhankelijk verzekeringsadviseur en -makelaar die exclusief actief is in beroepsaansprakelijkheidsverzekeringen voor architecten en ingenieurs.

CEA BELGIUM Notarisstraat 66 B-1050 Brussel T +32 (0)2 761 94 00 F +32 (0)2 761 94 01 info@cea-belgium.be www.cea-belgium.be FSMA : 00000740

Verzekeringsprofessionals ten dienste van bouwprofessionals

Ieder zijn job. U brengt het bouwproject tot een goed eind. Wij zorgen er voor dat u uw job kan uitoefenen zonder kopzorgen. Vermits u geconfronteerd wordt met bijzondere risico’s, is een specifieke know-how noodzakelijk.

WERELDPRIMEUR

ULTRACOMPACTE OPPERVLAKKEN

COSENTINO PRESENTEERT: DEKTON EEN REVOLUTIE IN ULTRACOMPACTE OPPERVLAKKEN MET HOGE PRESTATIES Gevels kunnen gezien worden als de ‘huid’ van een huis of gebouw. Een ademend en onmisbaar element. Met behulp van de wetenschap en technologie hebben wij nieuwe materialen ontwikkeld om dit element tot leven te wekken. Decennialang combineert Cosentino het beste dat de natuur te bieden hee met de nieuwste technologieën ontwikkeld door de wetenschap. Onze niet aflatende inspanningen op het gebied van onderzoek, ontwikkeling en innovatie vormen één van de voornaamste steunpilaren van het bedrijf.

Dekton is een geavanceerde mix van grondstoffen en technieken die gebruikt wordt om glas, materialen in porselein en kwartsoppervlakken te maken. Voor het productieproces wordt gebruik gemaakt van een Voor de vervaardiging van Dekton wordt gebruik gemaakt van de exclusieve TSP-technologie, een technologisch proces dat een versnelde versie is van de metamorfe veranderingen die natuursteen ondergaat door duizenden jaren blootstelling aan hoge druk en hoge temperaturen. Dekton wordt vervaardigd met een pers van 25.000 Ton. die de plaat omvormt tot een ultracompact oppervlak van groot formaat.

Wij hebben een revolutie teweeggebracht in de wereld van kwarts,- en natuursteenoppervlakken met Silestone ®, en presenteren nu een revolutionair nieuw materiaal: Dekton.

ULTRA FORMAAT

ULTRA DIKTE

HOGE UV-BESTENDIGHEID

VLOEREN / SLIJTVAST / IN GROOT FORMAAT

WANDBEKLEDING / IN GROOT FORMAAT

HOGE VUUR- EN HITTEBESTENDIGHEID

Sirius

4000-5206-V01.indd 38

BESTAND TEGEN VORST EN DOOI

KEUKENWERKBLADEN / UNIEK DESIGN

KLEURSTABILITEIT

DIMENSIONALE STABILITEIT

Er worden 16 verschillende design technieken gebruikt in het productieproces, welke 3D-ontwerpen en een groot aantal esthetische toepassingen mogelijk maken.

SHARE A BIGGER WORLD

COSENTINO BELGIUM : project.be@cosentino.com / T 0800-99869

SLIJTVAST

GEVELBEKLEDING

Ananke

Keranium

VRAAG NAAR DE BESCHIKBARE KLEUREN EN AFWERKINGEN

DEKTON.COM

31-03-14 13:52


2.2.2 De Nationale Raad Samenstelling De NROA bestaat uit: - 10 gewone leden en 10 plaatsvervangende leden-vertegenwoordigers van de raden van de Orde (Provincie) - 10 leden benoemd door de Koning waarvan: - 2 gemeentelijke of provinciale architecten-ambtenaars - 4 architecten, onderwijzend personeel (één uit het rijksonderwijs, één uit het gesubsidieerd officieel Onderwijs, twee uit het vrij gesubsidieerd onderwijs telkens uit de scholen voor bouwkunde) - 2 ingenieur-architecten, beide professor, de ene aan officieel onderwijs, de andere aan het vrij onderwijs - 2 architectenambtenaars of beambtes Er is een rechtskundig bijzitter (en plaatsvervanger) met raadgevende stem die een grondige kennis van de beide landstalen moet hebben. De NROA heeft zijn zetel te Brussel en heeft twee afdelingen: een Franstalige en een Nederlandstalige en deze kunnen zowel afzonderlijk als gezamenlijk vergaderen. Taalevenwicht De voorzitter, plaatsvervangend voorzitter, secretaris en adjunct-secretaris worden onder de 10 gewone leden gekozen. Het taalevenwicht wordt in ere gehouden door afwisselend een Nederlandstalige en een Franstalige voorzitter te kiezen. De secretaris moet steeds tot de andere taalrol behoren dan de voorzitter. Taken van de NROA De NROA vertegenwoordigt de Orde, zowel - in rechte - als om te bedingen - als om zich te verbinden Opdracht van de NROA - de voorschriften van de plichtenleer voor het beroep van architect vaststellen - een stagereglement opmaken - waken over de toepassing van de plichtenleer en stagereglement - voorstellen doen aan de openbare overheden aangaande wettelijke en bestuursrechterlijke maatregelen in verband met het beroep en advies uitbrengen over alle kwesties inzake de uitoefening ervan - de huishoudelijke reglementen van de Raden van de Orde en van hun bureaus vast bepalen - toezicht houden op de bedrijvigheid van de Raden van de Orde en hun uitspraken verzamelen - alle maatregelen treffen die nodig zijn voor de verwezenlijking van het doel van de Orde - de lijst van de architecten ingeschreven op één van de tabellen van de Orde en de lijst van stagiairs die in regel zijn met hun bijdrage en die gerechtigd zijn het beroep van architect uit te oefenen publiceren op haar Internetsite - de Orde kan aan de Koning vragen de voorschriften van plichtenleer en stagereglement bindende kracht te geven. Het volstaat hiervoor dat de Orde een verzoek indient bij de betrokken Minister. Dit verzoek moet in de ministerraad besproken en goedgekeurd worden. Indien de minister hierop niet ingaat, moet hij binnen een termijn van drie maanden gemotiveerd antwoorden waarom hij dit niet doet.

• 39 •

4000-5206-V01.indd 39

31-03-14 13:52


WITH

DERBIGUM® WATERDICHTING BLIJFT DE KERN VAN ONZE INNOVATIES Het Derbigum-team komt samen om tegen de regen te zingen. Een gemoedelijke en gezellige manier om onze ongeëvenaarde ervaring wat betreft waterdichting van platte daken te delen. Al 80 jaar wijzen wij de weg door u de meest innovatieve en duurzame oplossingen aan te bieden, aangepast aan alle daken en gebouwen.

Bergensesteenweg 32 B-1651 Lot – Belgium

Fundament Singing 125x98+cadre.indd 1

4000-5206-V01.indd 40

De milieuproblematiek stuurt ons onderzoek en onze ontwikkelingen. Wij gebruiken onze knowhow om de ecologische voetafdruk van elk gebouw zoveel mogelijk te beperken. Twijfel niet langer, zing met ons mee op www.derbigum.be.

T +32 2 334 87 00 F +32 2 378 14 69 E infobe@derbigum.com

27/08/12 16:29

31-03-14 13:52


Beroepsgeheim Alle leden van de Orde zijn ertoe gebonden het beroepsgeheim te bewaren omtrent alle zaken waarvan zij tijdens hun ambt kennis genomen hebben. Bijdrage De bijdrage voor de leden bestaat sinds 1997 uit een forfaitaire bijdrage volgens de categorie waarin men onderverdeeld is. Sinds eind 2006 dient de Nationale Raad voorafgaandelijk het begrotingsontwerp voor te leggen aan de minister bevoegd voor de middenstand. Vermindering van bijdrage Architecten die financiële problemen hebben, kunnen om een vermindering van hun bijdrage verzoeken bij de voorzitter van de Raad. Op basis van bewijsstukken kan de Raad beslissen tijdelijk een vermindering toe te staan. 2.2.3 De Provinciale Raad In iedere provincie is er een Raad van de Orde waarbij alle leden die in die provincie zijn gevestigd zich dienen in te schrijven. Voor de stagiairs geldt de regel dat zij zich dienen in te schrijven op de lijst van stagiairs van die raad waaronder hun stagemeester ressorteert. Samenstelling - verkiezing Elke Raad is samengesteld uit zeven leden en zeven plaatsvervangende leden. Deze worden gekozen onder de leden van deze raden. Deze verkiezingen hebben plaats om de drie jaar waarbij telkens de helft van de leden herkozen wordt: de ene maal drie leden en vier plaatsvervangers, de volgende maal vier leden en drie plaatsvervangers. Alle architecten zijn verplicht hun stem uit te brengen. Dit moet door de Raad van de Orde gecontroleerd worden. Door het niet uitbrengen van zijn stem kan het lid sancties oplopen. Voorwaarden om verkozen te kunnen worden zijn: - minstens 5 jaar regelmatig ingeschreven zijn op een tableau - minstens één jaar ingeschreven zijn op het tableau van de raad waarvoor men zich kandidaat stelt - geen tuchtmaatregelen opgelopen hebben - minimum 30 en maximum 65 jaar oud zijn De leden mogen niet meer dan twee mandaten uitoefenen na elkaar. Een mandaat duurt zes jaar. Na het tellen van het aantal stemmen worden de kandidaten gerangschikt volgens het aantal behaalde stemmen en worden de eerste zeven aangesteld. Elke Raad wordt bijgestaan door een rechtskundige bijzitter (en één of meer vervangers) die aangesteld wordt door de Koning. Deze rechtskundige bijzitter heeft tot taak erover te waken dat alle procedures wettelijk verlopen en heeft verder raadgevende stem. De Raad kiest uit de verkozen leden de voorzitter, een ondervoorzitter, een secretaris en een penningmeester. Om geldig te vergaderen dienen minstens twee derden van de leden aanwezig te zijn evenals de rechtskundige bijzitter.

• 41 •

4000-5206-V01.indd 41

31-03-14 13:52


Deurcommunicatie XXL Video Terminal Gira www.gira.be

17

203553_Anz_VideoTerminal_125x98_BENL.indd 1

10.01.14 12:05

Voor als u ĂŠcht BIM wilt kubusinfo.be

4000-5206-V01.indd 42

31-03-14 13:52


Bevoegdheden van de (provinciale) Raden Tot de taak van de Raden behoort: de tabel van de leden van de Orde bijhouden (het tableau) - de lijst van de stagiairs bijhouden die in die provincie werkzaam zijn - het vaststellen van het bedrag van de erelonen op gezamenlijk verzoek van partijen - het doen naleven van de voorschriften van de plichtenleer, waken over de eer, discretie en waardigheid bij het uitoefenen van het beroep van haar leden - het aanklagen bij de rechterlijke overheid van iedere inbreuk op de wetten tot bescherming van de titel en het beroep van architect - uitspraken doen in tuchtzaken ten opzichte van al de leden die op het tableau of de lijst van stagiairs ingeschreven zijn Bepalen van de erelonen In geval van betwisting omtrent het ereloon voorziet de wet in de mogelijkheid dat de provinciale raad van de Orde het ereloon vaststelt op gezamenlijk verzoek van de partijen. De architect en de bouwheer dienen zich dus voorafgaandelijk akkoord te verklaren dat ze het geschil omtrent het ereloon ter beslechting zullen voorleggen aan de provinciale raad en dat ze de uitspraak zullen naleven. De wet voorziet ook dat de provinciale raad een advies kan geven over het bedrag van het ereloon op verzoek van: - de Hoven en rechtbanken - ambtshalve bij ernstige tekortkomingen aan de beroepsplicht - in geval van betwisting tussen personen die aan de rechtsmacht van de raad zijn onderworpen In de praktijk zullen de raden in eerste instantie steeds proberen om partijen te verzoenen, vooraleer tot een definitieve vaststelling van het ereloon wordt overgegaan. Tuchtstraffen Wanneer bewezen is dat een lid van de Orde aan zijn plichten tekort gekomen is, kan de raad volgende tuchtstraffen uitspreken: waarschuwing, afkeuring, berisping, schorsing, schrapping De eerste drie tuchtstraffen zijn eerder van morele aard, de laatste twee hebben zware gevolgen voor de betrokken architect. Schorsing wil zeggen dat hij zijn beroep gedurende de periode van schorsing niet mag uitoefenen. Hij wordt tijdelijk geschorst. Aanvullend hierop zal de Orde de lijst van bouwheren opvragen waarvoor de geschorste architect op dat ogenblik werken in uitvoering heeft. De betrokken architect is er dan toe gehouden alle nodige maatregelen te treffen opdat zijn opdrachtgevers geen nadelige gevolgen zouden ondergaan wegens de onmogelijkheid waarin hij tijdelijk dan wel definitief verkeert om bedoelde opdrachten uit te voeren. M.a.w. zal de architect die dergelijke tuchtsanctie oploopt ten eerste moeten meedelen aan zijn bouwheren dat zij een andere architect dienen aan te stellen, ten tweede zal hij aan de Orde hiervan de bewijzen moeten overmaken en ten derde zal hij de gegevens van de architect die zijn taak zal overnemen aan de Orde moeten meedelen. De Orde zal aan deze opdrachtgevers de schorsing meedelen met het verzoek haar mee te delen welke architect in zijn plaats tijdelijk zal optreden.

• 43 •

4000-5206-V01.indd 43

31-03-14 13:52


NIEUW

Horizontal ECO Slim

!

Horizontale decoratieve ECO radiator met een verfijnde en lichte vormgeving Daling van de energiefactuur

TOT 10,5 % Hogere stralingswarmte

TOT 50 % Snellere opwarming

TOT 23 % Hogere temperatuur in de voorste plaat

TOT 53 % Een daling van het energieverlies

TOT 8 % Voor meer informatie :

services_marketing@caradonradiators.com | www.henrad.eu | www.stelrad.eu

Uw beroepsaansprakelijkheid beter verzekerd met Protect! Wie kiest voor een loopbaan als architect of als ingenieur weet dat dit niet helemaal risicovrij is. De vereiste beroepsverzekering is zo specifiek dat u beter geen risico neemt en meteen kiest voor dé specialist en marktleider in België, Protect.

>>> Uw toekomst ziet er schitterend uit

Protect biedt u tevens: • een rechtsbijstandsverzekering • een ongevallenverzekering • ABR en een 10-jarige verzekering per werf

Bovendien geniet u extra van de jarenlange Protect ervaring via seminaries, een eigen infobulletin, permanente assistentie via telefoon, juridische bijstand met eigen studiedienst, een persoonlijke service en 45 bijzonder ervaren medewerkers.

Tel. 02 411 41 14 • www.protect.be

Verzekeringsonderneming toegelaten onder codenummer 1.009

146158_adv_125x98.indd 1

4000-5206-V01.indd 44

10/02/14 08:32

31-03-14 13:52


Klaar voor

2014 en later !

Systeem E +® = gezond binnenklimaat + warmtebesparing + warmteterugwinning

tot

-37 E-punten ! met Smartzone

Wenst u meer informatie ? www.renson.be

op_de_werf_125x98_0214.indd 1

Paleis 4 - stand 214

11/02/14 07:58

Creativiteit, geïnspireerd door Reynaers Aluminium Wat mooi is mag gezien worden. Dat geldt ook voor architectuur. Daarom bieden aluminium raam- en deurprofielen van Reynaers Aluminium steeds de juiste esthetische en functionele oplossing. Creatief passen ze door hun veelzijdigheid in design en kleur bij elk ontwerp: modern of klassiek, nieuwbouw of renovatie. Bovendien geven ze uw klanten ook nog jaren extra woonplezier door het beperkte onderhoud, de goede isolatie en het sterk duurzame materiaal. Geef toe: aluminium profielen van Reynaers zijn echt Whow ! www.reynaers.be

Wie verder kijkt, kiest Reynaers Aluminium

Reynaers | Adv NAV | 125 x 98mm | 20/01/2014

4000-5206-V01.indd 45

• 45 •

31-03-14 13:52


EEN PROFESSIONEEL EN GEPASSIONEERD TEAM, DAT ELKE DAG DE UITDAGING AANGAAT ...

... VOOR U !!

Who else ? HEATING WATER NEW-ENERGY SERVICE Riello N.V. - Waverstraat 15 - 9310 Moorsel - www.riello.be - 053/769 030

Verwezenlijk uw visie met onze technologie Innovatieve gevelsystemen Laat u niet in uw ontwerp beperken en ontdek de vele creatieve mogelijkheden van onze buitengevelisolatiesystemen en geventileerde gevelsystemen. Bekijk ze op www.rockwool.be

4000-5206-V01.indd 46

31-03-14 13:52


Schrapping wil zeggen dat hij zijn beroep helemaal niet meer mag uitoefenen. Hij wordt van de tabel geschrapt. De provinciale raden gaan niet lichtzinnig over tot het nemen van tuchtmaatregelen zoals schorsing en schrapping. Leden die een dergelijke tuchtstraf oplopen, zijn meestal recidivisten die reeds eerder één of meerdere keren een symbolische tuchtstraf opliepen. De Wet bepaalt evenwel dat de Provinciale Raad geen tuchtstraf mag opleggen om redenen die verband houden met het ras of redenen die van godsdienstige, wijsgerige, politieke, taalkundige of syndicale aard zijn. Het ligt voor de hand dat de Orde zich niet met deze materies kan inlaten. Dit houdt onder meer in dat de Orde geen tuchtstraffen mag uitspreken tegenover confraters die hun best doen om zeer lelijke gebouwen neer te zetten. Tot spijt van wie dit benijdt. Rechtspleging - procedureverloop Het bureau van de Raad (voorzitter, ondervoorzitter, secretaris en penningmeester) onderzoekt de klacht lastens een architect. Het bureau heeft hiertoe het recht om de dossiers van de betrokken architect op te vragen. Er wordt onderzocht of de klacht voldoende gefundeerd is en/ of er bewijzen voorhanden zijn. Is het bureau van oordeel dat de klacht gefundeerd is, dan verwijst ze de zaak naar de Raad. In voorkomend geval moet de Orde een aangetekend schrijven richten naar de betrokken architect, met de oproep te verschijnen op een vergadering van de raad tijdens dewelke zijn zaak zal onderzocht worden. Dat aangetekend schrijven moet minstens 30 dagen voor de vergadering van de raad verzonden worden. De betrokkene mag zijn verweermiddelen mondeling en schriftelijk doen gelden. De betrokkene heeft ook het recht leden van de tuchtraad te wraken. Het wraken van leden gebeurt op basis van de (traditionele) motieven tot wraking voorzien in het Gerechtelijk Wetboek (zie verder in het hoofdstuk de deskundige - wraking). Verdediging De betrokkene mag zich ook laten bijstaan door één of meer advocaten of door één of meer leden van de Orde die de voorwaarden vervullen om tot lid van de Raden van de Orde te worden verkozen. Na het voorlezen van de feiten die ten laste gelegd worden en na verdediging van de betrokkene, hetzij door hemzelf, hetzij door zijn advocaat, hetzij door een confrater, beraadslaagt de Raad over de zaak bij afwezigheid van de betrokkenen en zijn raadsleden. De genomen beslissing wordt onmiddellijk, bij aangetekende brief, aan de betrokken partijen en aan de Nationale Raad betekend. Samen met deze betekening worden alle gepaste inlichtingen verstrekt betreffende de termijnen van beroep en de wijze waarop beroep tegen deze beslissing kan worden ingesteld. Indien deze inlichtingen niet verstrekt worden, is de betekening nietig en derhalve zonder gevolg.

• 47 •

4000-5206-V01.indd 47

31-03-14 13:52


BOUWEN AAN EEN DUURZAME LEEFOMGEVING.

Saint-Gobain Glass is de eerste glasfabrikant die Environmental Products Declarations (EPD) uitbrengt op basis van een complete Life Cycle Assessment. www.sgglca.com

SGG_Fundament_BE_NL_125x98mm.indd 1

20/01/14 08:15

ENERGY MANAGEMENT

RISK ASSESSMENT

BUILDING INSPECTION

LABORATORY SERVICES

WHAT WE SELL IS TRUST NON-DESTRUCTIVE TESTING

STATUTORY AND VOLUNTARY INSPECTION

GEOTECHNICAL SERVICES

WASTE MANAGEMENT

WWW.SGS.BE

• 48 •

4000-5206-V01.indd 48

31-03-14 13:52


Beroep Tegen deze beslissing kan beroep aangetekend worden: - door de betrokkene zelf - door de Nationale Raad De termijn om beroep aan te tekenen bedraagt 30 dagen en gaat in de dag waarop de aangetekende brief wordt afgeleverd aan de betrokkene. Indien de betrokkene het bewijs kan leveren dat hij in de onmogelijkheid was de betekening te ontvangen, dan gaat die termijn in van het ogenblik dat het lid in kennis gesteld is van de beslissing. Verzet Indien de betrokkene niet aanwezig was op de vergadering waarin zijn zaak behandeld werd, en bij verstek een beslissing genomen wordt door de Raad, dan moet de Raad ook deze beslissing betekenen volgens de hierboven vermelde procedure. De betrokkene die bij verstek aldus een sanctie oploopt, kan hiertegen binnen de dertig dagen verzet aantekenen, eveneens per aangetekende brief, bij de Raad die de beslissing heeft genomen. Wanneer de betrokkene echter een tweede maal verstek laat gaan, is geen verzet meer mogelijk. In het geval de beslissing bij verstek is gewezen, gaat de termijn van beroep slechts in bij het verstrijken van de termijn van verzet. Eerherstel Alle uitgesproken straffen, minder zwaar dan schorsing, worden na vijf jaar automatisch uitgewist, voor zover de architect in die periode geen nieuwe sancties heeft opgelopen. Alle andere straffen kunnen uitgewist worden door de Raden van Beroep. De betrokkene dient hiervoor een aanvraag te richten tot de Raad van Beroep. Deze vraag is slechts ontvankelijk indien: - er een termijn van 5 jaar is verlopen sedert het ondergaan van de laatste sanctie - het om het eerste eerherstel van de betrokkene gaat - de betrokkene strafrechterlijk eerherstel heeft verkregen indien de tuchtstraf het gevolg was van een strafrechterlijke veroordeling - er een periode van twee jaar is verlopen tussen een vorig verzoek tot eerherstel en de Raad van Beroep dit verzoek heeft afgewezen 2.2.4 De Raden van Beroep Er zijn twee Raden van Beroep ingesteld, één gevestigd te Gent en één te Luik, die kennis nemen van de beslissingen van de Raden van respectievelijk het Vlaamse en Waalse landsgedeelte. Samenstelling van de Raden van Beroep: - drie raadsheren (magistraten), titularis of honorair, bij het Hof van Beroep, die door de Koning voor een periode van zes jaar worden benoemd - drie leden van de Raden van de Orde (drie verschillende raden uit het rechtsgebied van de R.V.B.) Deze laatste worden, voor een termijn van zes jaar, door het lot aangewezen. Voor elk van deze effectieve leden moeten plaatsvervangers voorzien worden. Het voorzitterschap wordt waargenomen door één van de beroepsmagistraten en er wordt ook een griffier (en één plaatsvervanger) aangesteld. De Raad van Beroep vergadert slechts rechtsgeldig indien minstens twee derden aanwezig zijn waarvan minstens twee magistraat zijn en minstens twee leden van de Orde. Een lid van de Raad van de Orde kan niet rechtsgeldig zetelen indien hij deel uitmaakt van de Raad van de Orde die reeds eerder uitspraak gedaan heeft in de behandelde zaak.

• 49 •

4000-5206-V01.indd 49

31-03-14 13:52


Uitspraak De Raden van Beroep doen uitspraak over de beslissingen van de Raden van de Orde waartegen beroep is aangetekend. Een uitspraak van de Raad van Beroep kan ofwel: - de nietigheid - de bevestiging - een verzwaring dan wel een afzwakking van de beslissing van de Raad van Orde met zich meebrengen. Dit geldt ook voor de aanvragen van eerherstel die ook bij de raden van beroep moeten ingediend worden. Er kan wel voorziening in cassatie ingesteld worden bij het Hof van Cassatie maar dan enkel nopens procedurefouten. De termijn om in Cassatie te gaan, bedraagt eveneens dertig dagen na de betekening van de beslissing van de Raad van Beroep. De voorziening in cassatie is opschortend. Dit wil zeggen dat de de beslissing niet definitief is alvorens het Hof van Cassatie zich uitgesproken heeft of alvorens de termijn voor voorziening in cassatie is verstreken. Het Hof van Cassatie kan geen straf ongedaan maken maar zal enkel het vonnis op strikt juridische gronden al dan niet verbreken, in welk geval de zaak opnieuw wordt verstuurd voor een anders samengestelde Raad. Dit rechtscollege voegt zich naar de uitspraak van het Hof van Cassatie wat de rechtsvragen betreft waarover in het arrest uitspraak is gedaan. (Met dank aan de Orde van Architecten)

• 50 •

4000-5206-V01.indd 50

31-03-14 13:52


2.3 De stage De Wet van 26 juni 1963 bepaalt dat niemand op het tableau kan opgenomen worden zonder voorafgaandelijk een stage gedaan te hebben. Het doormaken van een stage is een wettelijke verplichting. Op 13 mei 1965 werd het stagereglement als bijlage van een koninklijk besluit betreffende de stage gepubliceerd. Uit de jarenlange praktijk blijkt dat de aanpassing van het stagereglement een noodzakelijk gegeven is. Het klassieke profiel van de architect wijzigt voortdurend. Er is een Vlaamse beleidscommissie stage die in bijzondere gevallen advies geeft naar de Provinciale Raden. Bedoeling van de stage De bedoeling is dat de stagiair in de verschillende facetten van het beroep ingewijd wordt om, eens de stage beëindigd, beroepsverantwoordelijkheid te kunnen opnemen. De duur van de stage bedraagt minimaal 2 jaar. Een stage mag niet zomaar onderbroken worden. Hiervoor zijn bijzondere redenen voorhanden. Bij voorbeeld: het beëindigen van een bouwwerf, een werf die niet opstart,... Tijdens de stageperiode mag de stagiair van stagemeester wisselen op voorwaarde dat deze stageperiode niet minder dan zes maanden bedraagt. Het is zelfs wenselijk bij verschillende stagemeesters stage te lopen om op die manier met verschillende facetten van het beroep in contact te komen. Indien de Raad van de Orde oordeelt dat de stage ontoereikend is, dan kan de stage verlengd worden met een periode van maximaal één jaar. De stagiair dient zich, net zoals de gewone leden die ingeschreven zijn op het tableau, te houden aan de deontologische regels. Indien een stagiair zijn verplichtingen niet nakomt, kan hij van de lijst geschrapt worden. De procedures hiervoor zijn analoog met deze van de gewone leden. Waar stage lopen? – bij een architect die regelmatig op het tableau is ingeschreven en dit gedurende minstens 10 jaar – in het buitenland bij een architect die aan dezelfde voorwaarden voldoet als hierboven vermeld. In bijzondere omstandigheden kan de Raad van Orde afwijkingen op het reglement toestaan. Hoeveel stagiairs mogen er bij één stagemeester stage lopen? In principe is dit onbeperkt doch de Raden van de Orde kunnen ingrijpen indien zij menen dat een stagemeester met een te groot aantal stagiairs onmogelijk op een behoorlijke manier zijn stagiairs kan begeleiden. Het is bijgevolg raadzaam dat zowel stagiair als architect voorafgaandelijk het advies van de bevoegde Raad van de Orde inwinnen. De meeste Provinciale Raden laten slechts 2 stagiairs toe per stagemeester waarbij geopteerd wordt dat de eerste stagiair reeds een jaar stage achter de rug heeft of zal hebben binnen de eerstvolgende maand van toelating van de tweede stagiair.

• 51 •

4000-5206-V01.indd 51

31-03-14 13:52


Voorwaarden om opgenomen te worden op de lijst Om ingeschreven te worden op de lijst van stagiairs moet de verzoeker een aantal documenten indienen. De documenten zijn te vinden op de site van de Orde van Architecten, http://stage.ordevanarchitecten.be. Zonder beperking zijn deze onder meer: – Een afschrift van het diploma, gelegaliseerd door het gemeentebestuur van de aanvrager of, in afwachting van de homologatie van het diploma, een attest van de inrichting die het heeft afgeleverd (een eensluidend afschrift wordt door sommige gemeenten niet meer afgeleverd - met moet zich dan met het originele diploma aanbieden.) – een getuigschrift van goed gedrag en zeden – een nationaliteitsbewijs – een ethische verbintenis De Orde stuurt nadien twee exemplaren van het stagereglement naar de aanvrager. Die moet één exemplaar ondertekend terugsturen naar de Orde. Contract Daarnaast vraagt de Orde een kopij van het stagecontract. Het Model hiervan is te bekomen bij de Provinciale Raad. Pas indien het stagecontract door de Raad van de Orde is goedgekeurd, begint de stage rechtsgeldig te lopen. Zo kan het zijn dat de datum van goedkeuring niet overeenstemt met de datum van de overeenkomst! Het contract kan eenzijdig beëindigd worden met inachtneming van één maand opzeg. Maandelijks, binnen de eerste twee weken van de volgende maand, dient een kopij van de stagefiche waarin de prestaties van de stagiair vermeld staan, aan de Orde te worden overgemaakt. De stagiair moet deze fiches bijhouden en invullen. De stagemeester moet ze, voor ze opgestuurd worden naar de Orde, ondertekenen en goedkeuren. Om de zes maand wordt een tussentijds syntheseverslag opgemaakt door de stagemeester. De stagiair maakt ook een semestrieel verslag op en maakt dit over aan de Orde. Waar wordt de stage volbracht? In beginsel op het bureau van de stagemeester. Dit kan evenwel eveneens plaatshebben op een werf van de stagemeester of op een andere plaats. Maar hiervoor moet voorafgaandelijk een afwijking worden toegestaan vanwege de Orde. Het aantal uren dat een stagiair moet presteren bij zijn stagemeester bedraagt minimaal 120 uur per maand. In geen geval kan de stagiair zijn stage uitvoeren op zijn persoonlijk adres. Het is de stagiairs aangeraden voorafgaandelijk goed uit te kijken bij wie ze zullen stagelopen. Ze doen er goed aan die stagemeesters uit te kiezen die bereid zijn hen met alle facetten van het beroep in contact te brengen: – ontwerpen – uitvoeringsdossiers – werfopvolging – werfcontrole – contacten met aannemers & opdrachtgevers – administratieve taken Indien een aantal facetten van het beroep niet worden doorlopen spreken wij van een ‘éénzijdige stage’(zie verder)

• 52 •

4000-5206-V01.indd 52

31-03-14 13:52


Eigen werk De stagiair mag werken voor eigen rekening uitvoeren. Hij mag echter alleen werken aanvaarden die hij aankan en die hem niet beletten zijn normale stageverplichtingen na te komen. Eigen werkprestaties gebeuren niet op de stageplaats! Deze werken gebeuren onder de volledige verantwoordelijkheid van de stagiair en niet van de stagemeester. De stagiair dient de stagemeester in te lichten over het eigen werk. Hij moet zijn beroepsaansprakelijkheid verzekeren. Stagevergoeding Een stagemeester is niet verplicht zijn stagiair te betalen. Een stagiair moet ook niets aan zijn stagemeester betalen om stage te mogen lopen. Maar als medewerker is de stagemeester wel verplicht om zijn stagiair te vergoeden. Naarmate de stagiair opgeleid geraakt en meer en meer in het bureau efficiënt meedraait, dient de vergoeding te worden aangepast. De Vlaamse Raad adviseert een vergoeding van minstens 10,00 EUR per uur. Te verhogen met 2 EUR iedere 6 maand, idem indexering. Statuut Het statuut van de stagiair is hetzelfde als de architectenleden van de Orde, dit is: – zelfstandige – bezoldigde – ambtenaar Plichten van de stagiair De stagiair verbindt er zich toe: - een gehoorzaam medewerker te zijn; - alle taken waarmee hij voor het vervolmaken van zijn beroepsopleiding wordt belast in geweten te volbrengen; - met alle andere leden van het bureau te werken in een geest van volkomen samenwerking; - het beroepsgeheim te eerbiedigen. Deze laatste verplichting houdt onder meer in dat het de stagiair onder geen enkel beding toegelaten is rechtstreeks met kandidaat-opdrachtgevers van de stagemeester te onderhandelen met het oog de opdracht voor eigen rekening binnen te halen.

• 53 •

4000-5206-V01.indd 53

31-03-14 13:52


Gespecialiseerde stages Gespecialiseerde stage wordt enkel toegestaan in niet-architectenbureau’s. Onder gespecialiseerde stages verstaat men activiteiten binnen de bouwsector die niet gelijklopend zijn met deze van een architect doch indirect ermee in verband staan. Zo bijvoorbeeld: – werken op een bureau voor stedenbouw en ruimtelijke ordening; – expertises inzake gebouwen; – restauratiewerken; – werken bij een firma, gespecialiseerd in industriële constructies; – werken bij technische studiebureaus; – werken als conducteur bij een bouwfirma; – landschapsstudie; – industrialisatie en research (WTCB). Dergelijke stages komen slechts éénmaal in aanmerking om als geldige stage te kunnen doorgaan voor een periode van maximaal zes maanden. Ten uitzonderlijke titel en mits voorafgaandelijke goedkeuring van de Orde kan deze stage verlengd worden (bv. in functie van de looptijd van een bouwwerf of een onderzoeksproject). Deze gespecialiseerde stage moet voorafgaandelijk aangevraagd en goedgekeurd worden door de Orde en moet gesuperviseerd worden door een stagemeester. Ook hier geldt de anciënniteit. Een stage met een gespecialiseerd karakter zonder stagemeester wordt niet aanvaard. Eénzijdige stage Indien een stage te eenzijdig blijkt kan de Raad overgaan tot een verlenging van de stage. Het betreft hier een stage waarvan de opdracht te beperkend is om als volwaardig te worden beschouwd. Bv. een stage op een bureau of onderdeel van een bureau dat zich enkel bezighoudt met een beperkt aspect van architectuur (bv.: Technische dossiers, gespecialiseerde dossiers, enz…) De eenzijdigheid van een stage wordt vastgesteld in het stageplan of via de stagefiches en moet worden aangepast of wordt slechts gedurende een korte termijn getolereerd als er door de aard van de stage (b.v. door de aard van de opdrachten) geen aanpassing mogelijk is (maximum 6 maanden). In het algemeen geldt het principe dat een eenzijdige stage moet vermeden worden. Buitenlandse stage Deze stage moet voorafgaandelijk aangevraagd en goedgekeurd worden door de Orde en moet gesuperviseerd worden door een stagemeester met voldoende anciënniteit. Net als alle stages zal ook een buitenlandse stage minstens om de zes maanden uitgebreid op de zetel van de Orde moeten worden toegelicht en geëvalueerd waarna kan beslist worden of deze stage voldoet. Men dient daarbij goed te onthouden, dat de stage ertoe strekt toegang te verlenen tot de uitoefening van het beroep in België. Leergangen tijdens de stage Leergangen worden niet aanvaard als stage. Het kan zijn dat de stagiair tijdens zijn stage aanvullende universitaire studies volgt als specialisatie in verband met architectuur, stedenbouw en aanverwante disciplines. In voorkomende gevallen kan het moeilijk zijn om per maand de gevraagde 120 uren klassieke stage te volbrengen. In dergelijk geval vragen de Raden dat tijdens deze periode de prestaties als stagiair bij de stagemeester minstens 100 uren per maand bedragen, de resterende 20 uren kunnen dan later ingehaald worden hetzij door meer uren te presteren hetzij door een evenredige verlenging van de stage. De goedkeuring moet voorafgaandelijk aan de stagemeester en aan de Orde gevraagd worden.

• 54 •

4000-5206-V01.indd 54

31-03-14 13:52


Stagecommissarissen De Raden van de Orde houden toezicht op de stage door stagecommissarissen te benoemen die de stagiair gedurende de stage begeleiden. Zij waken erover dat er een ruime keuze van de aspecten van het beroep aan bod komt gedurende de ganse stage. Stagefilosofie Ofschoon het nog niet door iedereen zo begrepen wordt, heeft een stagiair recht op een kwalitatieve stage. Een stagemeester zal een stageplan voorstellen zodat de stagiair weet wat hij van dergelijke stageplaats kan verwachten. De stagiair kan zelf voor een groot deel zorgen voor een kwalitatieve stage door te ijveren voor een volledige invulling (degelijk stageplan) en een correcte verloning. Daarbij moet steeds het wederzijdse respect primeren. Stagiairs moeten zich van hun ‘waarde’ bewust zijn en stagemeesters moeten inzien dat een stagiair spoedig een meerwaarde kan betekenen voor het kantoor. Zesmaandelijks wordt het stageplan aan de stage-evolutie getoetst en waar nodig bijgestuurd. De wijze waarop men later wenst te werken is bepalend bij de keuze van de stageplaats. Zo zal iemand die als zelfstandige wenst te werken een stageplaats opzoeken waar de specificiteit van het zelfstandig zijn aan bod komt, terwijl de architect die een loopbaan in een groot bureau beoogt, het best ook in zo’n bureau zijn/haar stage loopt. Opgelet voor éénzijdige stages! http://stage.ordevanarchitecten.be www.ordevanarchitecten.be (Met dank aan Peter Ketsman, Orde van Architecten)

• 55 •

4000-5206-V01.indd 55

31-03-14 13:52


2.4 Aansprakelijkheid 2.4.1 Burgerlijke aansprakelijkheid vs. strafrechterlijke aansprakelijkheid Er is een onderscheid tussen enerzijds de burgerlijke aansprakelijkheid en anderzijds de strafrechterlijke aansprakelijkheid. Strafrechterlijke aansprakelijkheid ontstaat wanneer een persoon een overtreding begaat van een strafrechterlijke bepaling in de wet. Deze overtreding geeft aanleiding tot het opleggen van een sanctie door de rechtbank, in het belang van de samenleving in het algemeen. De meest voorkomende strafrechterlijke sancties zijn boetes en gevangenisstraffen. Burgerlijke aansprakelijkheid betreft een overtreding van een regel van privaatrecht. Deze kan bestaan uit een wetsbepaling of een contractuele bepaling. Burgerlijke aansprakelijkheid geeft aanleiding tot een herstelverplichting in hoofde van de overtredende partij, ten voordele van de benadeelde partij. In het Belgisch recht is de hoofdregel nog steeds het herstel in natura, terwijl het herstel ‘bij equivalent’ (d.w.z. schadevergoeding) in principe enkel wordt toegepast indien het herstel in natura onmogelijk is. Een geschil betreffende burgerlijke aansprakelijkheid kan op elk ogenblik mits akkoord van alle betrokken partijen worden geregeld op de manier die hen goeddunkt. Strafrechterlijke aansprakelijkheid en burgerlijke aansprakelijkheid zijn geen strikt gescheiden begrippen. De overtreding van een wettelijke bepaling die op strafrechterlijk gebied wordt gesanctioneerd kan aanleiding geven tot zowel strafrechterlijke aansprakelijkheid als burgerrechtelijke aansprakelijkheid, waarbij de overtreder zowel tot boetes, gevangenisstraffen of andere strafrechterlijke sancties wordt veroordeeld, als tot het herstellen van de schade die de overtreder door de inbreuk heeft veroorzaakt. 2.4.2 Burgerlijke aansprakelijkheden Contractuele aansprakelijkheid De contractuele aansprakelijkeid wordt geregeld door de regels van het B.W. omtrent de contracten, voornamelijk art. 1134 en 1146 tot 1155. Art. 1134 bepaalt: ’Alle overeenkomsten die wettig zijn aangegaan, strekken degenen die ze hebben aangegaan, tot wet. Zij kunnen niet herroepen worden dan met hun wederzijdse toestemming of op de gronden door de wet erkend. Zij moeten te goeder trouw worden ten uitvoer gebracht.’ Elke contracterende partij is gehouden tot hetgeen uitdrukkelijk is vermeld in het contract, maar ook tot alle gevolgen die door de billijkheid, het gebruik of de wet aan de verbintenis, volgens de aard ervan, worden toegekend (art. 1135 B.W.). Men verwacht van alle bouwpartners dat zij hun verplichtingen nakomen volgens de ‘regels van goed vakmanschap’. Deze veronderstellen een algemene kennis van de regels van het vak, regelmatig getoetst aan de stand van de wetenschap. De artikels 1146 tot 1155 bepalen wat er gebeurt in geval de overeenkomsten niet worden nageleefd of foutief uitgevoerd. De contractuele aansprakelijkheid voor aannemingen wordt geregeld door de art. 1787-1799 B.W. op de aanneming van werken en het algemeen contractenwet. De missie van de architect wordt beschouwd als een aanneming van intellectueel werk, zodat de regels op de aanneming van diensten van toepassing zijn. Voor de architect is in het bijzonder artikel 1792 B.W., dat verbonden is met artikel 2270 B.W, van belang. Alle bouwpartners dienen hun contractuele verplichtingen volgens de regels van goed vakmanschap na te komen, zoniet zullen zij t.a.v. hun medecontractant contractueel

• 56 •

4000-5206-V01.indd 56

31-03-14 13:52


aansprakelijk zijn voor elke tekortkoming of wanprestatie. Hun aansprakelijkheid zal uiteraard meer of minder uitgestrekt zijn al naargelang de verbintenissen die zij hebben aangegaan. Buitencontractuele aansprakelijkheid De diverse bouwpartners dragen ook een extracontractuele verantwoordelijkheid t.o.v. derden en t.o.v. hun diverse bouwpartners voor alle schade die zij door hun fout hebben veroorzaakt. Verzekeringstechnisch wordt soms een onderscheid gemaakt tussen beroepsaansprakelijkheid en bedrijfsaansprakelijkheid. (schade veroorzaakt tijdens en ten gevolge van de uitoefening van het beroep, met uitzondering van schade tgv een fout in de geleverde diensten). De bedrijfsaansprakelijkheid is steeds een extracontractuele aansprakelijkheid. De grondslag van de buitencontractuele aansprakelijkheid is terug te vinden in de art.1382 e.v. B.W. De voornaamste artikelen betreffende de buitencontractuele aansprakelijkheid luiden als volgt: Art. 1382 ‘Elke daad van de mens, waardoor schade aan een ander wordt veroorzaakt, verplicht degene door wiens schuld de schade is ontstaan, deze te vergoeden.’ Art. 1383 ‘Ieder is aansprakelijk niet alleen voor de schade welke hij door zijn daad, maar ook voor die welke hij door zijn nalatigheid of door zijn onvoorzichtigheid heeft veroorzaakt.’ Het aansprakelijkheidscriterium voor de buitencontractuele aansprakelijkheid wordt bepaald door het foutbegrip. Een fout wordt gedefinieerd als een schending van de algemene zorgvuldigheidsplicht, d.w.z. een handeling die een normaal zorgvuldig en voorzichtig persoon, geplaatst in dezelfde feitelijke omstandigheden niet zou hebben begaan. De foutloze aansprakelijkheid van Art. 544 Naast de aansprakelijkheid op basis van fout moet ook de foutloze aansprakelijkheid van de bouwheer op grond van burenhinder worden vermeld. De basis voor deze aansprakelijkheid ligt in artikel 544 B.W.: ‘Eigendom is het recht om op de meest volstrekte wijze van een zaak het genot te hebben en daarover te beschikken mits men er geen gebruik van maakt dat strijdig is met de wetten en met de verordeningen.’ Indien tijdens de uitvoering van een bouwwerk de buur van de opdrachtgever abnormaal hinder ondervindt, zal hij een rechtstreekse vordering t.o.v. de bouwheer kunnen instellen teneinde schadeloosstelling te eisen voor de overlast. Indien de bouwheer een fout kan bewijzen in hoofde van één der andere bouwpartners zal de bouwheer verhaal kunnen uitoefenen tegen degene die de fout beging op grond van diens contractuele aansprakelijkheid. De buur daarentegen zal enkel op grond van extracontractuele aansprakelijkheid de bouwpartners kunnen aanspreken en zal dus een schending van de algemene zorgvuldigheidsplicht moeten kunnen bewijzen. 2.4.3 De contractuele aansprakelijkheden na oplevering 2.4.3.1 Voor (lichte) verborgen gebreken De wetgever heeft geen specifieke regeling voorzien voor de aansprakelijkheid van de bouwpartners voor lichte verborgen gebreken zodat hier dan ook de algemene regel van art.2262bis BW van

• 57 •

4000-5206-V01.indd 57

31-03-14 13:52


toepassing is dat bepaalt dat alle persoonlijke rechtsvorderingen verjaren door verloop van tien jaar. De grondslag van de aansprakelijkheid voor verborgen gebreken is dezelfde als die welke voor alle contracten geldt nl. de niet-nakoming van de verplichtingen ten gevolge waarvan de bouwheeropdrachtgever schade lijdt. De hoofdverplichting van de bouwpartners bestaat erin hun werk uit te voeren volgens de regels der kunst en de toepasselijke wetten en reglementering. Zij dienen een bouwwerk af te leveren zonder gebreken en blijven aansprakelijk voor verborgen gebreken ook na oplevering (aanvaarding) der werken. Van zodra de opdrachtgever een verborgen gebrek in het goedgekeurde werk ontdekt, kan hij de verantwoordelijke bouwpartner aanspreken tot herstel of schadevergoeding. Hij dient dit tijdig te doen binnen een redelijke termijn na het ontdekken van het verborgen gebrek. Deze aansprakelijkheid is een contractuele aansprakelijkheid. Zij is echter niet van openbare orde in tegenstelling tot de tienjarige verantwoordelijkheid van art. 1792 en 2270 BW. Partijen kunnen deze verantwoordelijkheid dus beperken of uitbreiden behoudens uiteraard dwingende bepalingen in bijzondere wetten (cfr. bv. dwingende bepalingen in het ARAB of de Codex betreffende het welzijn op het werk). Bevrijdingsbedingen zullen echter steeds zeer kritisch bekeken worden en zullen nooit een afbreuk mogen doen aan de verplichting de regels der kunst te eerbiedigen, in acht genomen het feit dat de bouwpartners als beroepspersonen worden aangesteld. De aansprakelijkheid voor verborgen gebreken vereist een verborgen gebrek. De zichtbare gebreken zijn immers gedekt door de oplevering. Onder verborgen gebreken dient verstaan het gebrek dat voor een leek niet zichtbaar is. Een gebrek aan het uitgevoerde werk kan verborgen zijn voor de meester van het werk, maar ten tijde van de oplevering zichtbaar zijn voor de architect en de aannemer (cass. 31 mei 1978 & Aann. 1983,30). Of een gebrek al dan niet verborgen is, wordt door de feitenrechter beslist. Een zichtbaar gebrek blijft gedekt door de oplevering zelf al kan de bouwheer het belang of gevaar ervan niet inschatten op voorwaarde uiteraard dat het de stevigheid van het gebouw niet aantast want dan geldt de tienjarige aansprakelijkheid. In dat kader dient de architect zich er ook van bewust te zijn dat hij over een informatieplicht beschikt. Het verborgen gebrek moet tevens ernstig zijn: ook aangaande de ernst van het gebrek wordt aan de rechter een ruime beoordelingsbevoegdheid gelaten. Algemeen wordt aanvaard dat onder ernstig wordt verstaan dat de bouwheer het werk zou geweigerd hebben bij de oplevering had hij kennis gehad van het gebrek of minstens een belangrijke minwaarde zou hebben bedongen. Ten slotte wordt vereist dat de vordering tijdig en binnen een redelijke termijn wordt ingesteld. Hieromtrent beslist ook de rechter in feite, rekening houdende met de ernst van het verborgen gebrek en de omstandigheden van het geval. 2.4.3.2 Tienjarige aansprakelijkheid Wettelijke regeling: De decenale aansprakelijkheid wordt geregeld door de art. 1792 en 2270 van het B.W.

• 58 •

4000-5206-V01.indd 58

31-03-14 13:52


Art. 1792 B.W. bepaalt: ‘Indien een gebouw dat tegen vaste prijs is opgericht, geheel of gedeeltelijk teniet gaat door een gebrek in de bouw, zelfs door ongeschiktheid van de grond, zijn de architect en de aannemers daarvoor gedurende tien jaar aansprakelijk’. Art. 2270 B.W. stelt: ‘Na verloop van tien jaren zijn architect en aannemers ontslagen van hun aansprakelijkheid met betrekking tot de grote werken die ze hebben uitgevoerd of geleid’. De tienjarige of decennale aansprakelijkheid is kenmerkend voor de bouwsector. Ze werd door de wetgever ingevoerd ter bescherming van de meestal onkundige bouwheren en in het belang van de openbare veiligheid. Grondslag en aard: De tienjarige aansprakelijkheid is van contractuele aard vermits zij haar grondslag vindt in de bouwovereenkomst of het architectencontract. Niet alleen de aannemers en architecten zijn gebonden door de tienjarige aansprakelijkheid. Ook de gespecialiseerde studiebureau’s en ingenieurs alsmede de promotoren en de bouwbezorgerverkoper (krachtens de woningbouwwet) zijn tot die aansprakelijkheid gehouden. De tienjarige aansprakelijkheid is van openbare orde zodat exoneratiebedingen of beperkingen in elk stadium van het bouwproces uitgesloten zijn. De reden daartoe is dat de wetgever niet alleen de bouwheer heeft willen beschermen doch daarmee ook de openbare veiligheid heeft willen dienen. Een gebouw dat niet stevig is, betekent immers ook een publiek gevaar. Vereisten: Ingevolge de art. 1792 en 2270 B.W. blijven de aannemers en architecten gedurende 10 jaar te rekenen vanaf de datum van de oplevering aansprakelijk voor alle gebreken in de bouw en de ongeschiktheid van de grond die de stevigheid van het gebouw of groot werk, of van een essentieel bestanddeel ervan in gevaar brengt. Vereist wordt dus dat het gaat om een gebouw of groot werk, dat het dus gaat om huizen of bouwwerken of een hoofdbestanddeel van de werken. Het moet dus gaan om onroerende goederen of roerende goederen onroerend door bestemming (bv. liften, verwarmingsinstallaties, enz). Vereist wordt tevens dat het om een ernstig gebrek gaat. Strikt genomen zouden alleen die gebreken in aanmerking kunnen komen die ernstig genoeg zijn om de degelijkheid en stevigheid van het gebouw of een belangrijk onderdeel ervan in gevaar te brengen. De rechtspraak echter weerhoudt in hoofde van de bouwpartners een aansprakelijkheid tot tien jaar na de oplevering wanneer een gebrek het bouwwerk ongeschikt maakt voor de bestemming die eraan gegeven werd. Het gebouw zelf of een onderdeel ervan moet niet ingestort zijn vooraleer men beroep kan doen op de tienjarige aansprakelijkheid. Het is voldoende dat een gebrek vastgesteld wordt waardoor de stevigheid van het gebouw of zijn hoofdbestanddelen is aangetast of dreigt aangetast te worden. De tienjarige aansprakelijkheid geldt zowel voor zichtbare als voor onzichtbare gebreken die de stevigheid van het gebouw of een hoofdbestanddeel ervan aantasten. Men gaat er immers van uit dat

• 59 •

4000-5206-V01.indd 59

31-03-14 13:52


de bouwheer weliswaar op de hoogte was of kon zijn van de zichtbare gebreken en deze als dusdanig kan hebben aanvaard maar dat hij als leek de consequenties van het gebrek niet kan beseffen. Dit is dus in tegenstrijd met de vaststelling dat de aanvaarding (oplevering) de zichtbare gebreken dekt. Men gaat echter een onderscheid maken tussen de zichtbaarheid van het gebrek op zich en de mogelijke gevolgen ervan. Indien deze op het ogenblik van de oplevering door de bouwheer als leek niet konden worden aanzien zal de tienjarige aansprakelijkheid blijven. Aanvang en duur: De decenale aansprakelijkheid neemt een aanvang met de oplevering der werken.Enkel bij overheidsopdrachten en voor bouwwerken die onder de wet Breyne vallen is een dubbele oplevering verplicht. In de praktijk is de dubbele opleveirng evenwel standaard geworden. Ingeval een dubbele oplevering is voorzien zal de tienjarige aanvangen bij de definitieve oplevering zo contractueel niet anders werd overeengekomen. Het verdient nochtans aanbeveling om contractueel te bepalen dat de tienjarige aanvangt bij de voorlopige oplevering. Het is immers niet logisch om een langere aansprakelijkheidsduur te weerhouden voor al wat niet onder de wetgeving overheidsopdrachten of de wet Breyne valt. Wie kan aanspraak maken op de garantieplicht? De decenale aansprakelijkheid geldt niet alleen ten opzichte van de opdrachtgever-bouwheer doch ook ten opzichte van elke latere verkrijger van het gebouw. De aansprakelijkheidsvordering gaat van rechtswege over op de latere verkrijger die vanaf dan een rechtstreekse vordering heeft op de bouwpartners. De latere verkrijger kan evenwel de verkoper aanspreken die dan op zijn beurt een vordering kan instellen tegen de aannemers en/of ontwerpers. Weliswaar heeft de latere verkrijger niet meer rechten dan de oorspronkelijke bouwheer zodat desgevallend rekening zal gehouden moeten worden met aanspraken die reeds aan de bouwheer zijn toegekend. De latere verkrijger die het bouwwerk heeft gekocht met kennis van de bestaande gebreken zal geen rechtstreekse vordering meer hebben t.o.v. de aannemers en/of ontwerpers, zo blijkt dat bij het bepalen van de prijs rekening werd gehouden met de bestaande toestanden. Wel zal hij nog een aansprakelijkheidsvordering kunnen instellen voor schade ontstaan na de verkoop. De bouwheer-opdrachtgever die een vordering had ingesteld tegen de aannemer en of architect vooraleer tot verkoop over te gaan, zal zijn vordering kunnen behouden zo hij kan bewijzen dat het bestaan van de schade een invloed op de prijs heeft gehad. Een aannemer kan zijn onderaannemer aanspreken. Wie zijn de aansprakelijken? De decenale aansprakelijkheid kan door de bouwheer alleen worden ingeroepen tov medecontractanten aannemers of ontwerpers. Het is immers een contractuele garantieplicht. Tov de onderaannemers kan hij dit niet doch deze kan door de hoofdaannemer worden aangesproken. De bouwheer kan desgevallend de onderaannemer op basis van 1382 B.W. aanspreken. Onder ontwerpers dienen niet alleen de architecten te worden verstaan doch ook de betoningenieurs en studiebureaus die een bouwkundige opdracht hebben aanvaard. Een adviesbureau dat wordt ingeschakeld op verzoek van een verzekeraar (bv. Seco) kan niet worden aangesproken omdat er geen sprake is van een bouwovereenkomst of architectenovereenkomst. Nochtans wordt reeds hier en daar door de rechtspraak aanvaard dat ook controleorganen verantwoordelijk of medeverantwoordelijk kunnen zijn. (Met dank aan verzekeringsmaatschappij Protect nv)

• 60 •

4000-5206-V01.indd 60

31-03-14 13:52


2.5 Verzekeringen De verzekeringen die tussenkomen bij bouwschade kunnen onderverdeeld worden in twee groepen. Er zijn enerzijds de polissen waarbij een ‘zaak’ (een gebouw, een bouwwerf) verzekerd wordt voor schade aan die zaak (polis alle bouwplaatsrisico’s). In een afzonderlijke afdeling kan eventueel bijkomend de aansprakelijkheid voor schade aan derden tijdens de bouwperiode worden gewaarborgd. Anderzijds zijn er de polissen waarbij de aansprakelijkheid van één of meerdere personen verzekerd wordt (beroepsaansprakelijkheidspolis ontwerpers, polis burgerlijke aansprakelijkheid aannemers, polis decennale met controle). Beide soorten verzekeringen hebben de bedoeling de verzekerde te beschermen tegen de financiële gevolgen hetzij van de aantasting van een zaak, hetzij van hun burgerlijke aansprakelijkheid. Boetes of gevangenisstraffen tengevolge van een strafrechterlijke aansprakelijkheid zijn niet verzekerbaar. 2.5.1 Zaakschadeverzekeringen Polis alle bouwplaatsrisico’s of ABR De polis Alle Bouwplaatsrisico’s (afgekort ABR-polis) is een polis die kan onderschreven worden voor alle types van bouwwerken. Tussen de maatschappijen die in België ABR-polissen aanbieden, bestaat er een ongeschreven overeenkomst om dezelfde algemene voorwaarden te hanteren. Een ABR-onderschreven werf per werf en door de bouwheer, geeft de grootste garantie dat hij het best aansluit bij het te verzekeren project. De polis ABR beperkt zijn dekking in de tijd steeds tot de bouwtermijn . De waarborg van de ABR zal een einde nemen hetzij op de contractueel voorziene datum, hetzij bij ingebruikname van het goed of bij de voorlopige oplevering. De eerste van de drie bovenvermelde data is bepalend voor het einde van de waarborg. Wel kan een verlenging van de bouw-en montagetermijn worden aangevraagd indien wordt vastgesteld dat de bouw niet is beëindigd op de contractueel voorziene termijn. De ABR kan tevens voorzien in een beperkte dekking tijdens de onderhoudstermijn die maximaal 2 jaar zal bedragen. De verzekeringnemer - diegene die de polis onderschrijft en premie betaalt - kan in principe iedereen zijn die bij het bouwproject betrokken is. In de praktijk zal het bij voorkeur de bouwheer zijn, doch veelal de algemene aannemer. De architect kan in zijn overeenkomst vastleggen dat de bouwheer deze polis zal onderschrijven. Indien geopteerd wordt voor een onderschrijving door de aannemer, zal dit moeten vastgelegd worden in het aannemingscontract of in het lastenboek. De polis verzekert alle bouwwerken en definitief aangelegde installaties met inbegrip van alle materialen en bouwelementen die in de bouw verwerkt worden en dat vanaf het ogenblik dat zij zich op de bouwplaats bevinden.

• 61 •

4000-5206-V01.indd 61

31-03-14 13:52


De polis ABR bestaat uit 2 afdelingen: – afdeling 1: deze afdeling waarborgt alle beschadiging aan en verlies van het te verzekeren goed. – afdeling 2: deze afdeling waarborgt de aansprakelijkheden ten opzichte van derden ten gevolge van de uitvoering van de verzekerde werken. Deze waarborg in afdeling 2 is facultatief doch steeds supplementair aan de waarborg van afdeling 1. 2.5.2 Aansprakelijkheidsverzekeringen De polis beroepsaansprakelijkheid ontwerpers De polis beroepsaansprakelijkheid verzekert de ontwerper voor de burgerlijke aansprakelijkheid die hij draagt in het kader van de uitoefening van zijn beroep. Het betreft niet alleen ontwerp- of controlefouten, maar ook tekorten in administratie, meldingsplicht enz. In tegenstelling tot de ABR-polis verzekert de polis geen al dan niet in opbouw zijnde bouwwerken maar wel de financiële gevolgen voor de ontwerper van zijn burgerlijke aansprakelijkheid. In heel wat opzichten gaat de bescherming van de ontwerper in de beroepsaansprakelijkheidsverzekering verder dan een ABR-polis en een polis tienjarige per werf (of decennaal). Zo is in afdeling 1 van een ABR-polis elke immateriële schade uitgesloten en waarborgt een polis tienjarige enkel de geldelijke gevolgen van schade die betrekking hebben op de tienjarige aansprakelijkheid (krachtens art. 1792 en 2270 BW). Ook in de tijd zijn er verschillen. De waarborg van de ABR houdt op bij de contractueel voorziene termijn, ingebruikname of voorlopige oplevering. De polis BA ontwerpers daarentegen is in de meest voorkomende gevallen een jaarlijks hernieuwbare polis die schadegevallen waarborgt die zich voordoen en aangemeld worden tijdens de geldigheidsduur van de polis. Eenmalige werfpolissen maken hierop een uitzondering vermits deze voor een welbepaalde termijn worden aangegaan rekening houdende met de bouwtermijn en de tienjarige verantwoordelijkheid na oplevering. In tegenstelling met de ABR-polis zijn de beroepsaansprakelijkheidspolissen niet gebaseerd op standaard algemene voorwaarden. Toch lopen de verleende waarborgen van de verzekeraars die op de Belgische markt actief zijn in de beroepsaansprakelijkheid van de ontwerpers zeer parallel. Een beroepsaansprakelijkheidsverzekering ontwerpers waarborgt de financiële gevolgen van de burgelijke aansprakelijkheid inbegrepen de verdedigingkosten. De polis kent limieten naar gewaarborgde kapitalen met dien verstande dat voor architecten steeds de minimumwaarborgen dienen gerespecteerd te worden die door de wet Laruelle (wet op de uitoefening van het beroep van architect door een rechtspersoon) en het daaropvolgend KB verplicht voorzien zijn. De verzekerde heeft de keuze tussen een procentuele of vaste vrijstelling. De premie wordt meestal uitgedrukt in een procent op de gefactureerde erelonen (exclusief btw). In éénmalige werfpolissen zal de premie meestal berekend worden op basis van de waarde van de uitgevoerde werken. Verzekering burgerlijke aansprakelijkheid onderneming De uitvoerders – aannemers en onderaannemers – kunnen zich voor hun globale activiteit verzekeren in een polis burgerlijke aansprakelijkheid onderneming. Deze polis waarborgt louter de extracontractuele aansprakelijkheid van de verzekeringnemer voor schade die aan derden wordt toegebracht door uitoefening van de activiteiten in de polis omschreven.

• 62 •

4000-5206-V01.indd 62

31-03-14 13:52


De waarborg van deze polis omvat eveneens de schade veroorzaakt door het materiaal en de onroerende goederen die door het bedrijf worden gebruikt. De polis B.A. onderneming voorziet normaal gezien geen dekking voor het luik ‘beroepsaansprakelijkheid’. Voor een aantal verzekerden kan het nochtans aangewezen of zelfs verplicht zijn om deze bijkomende waarborg te voorzien. De tienjarige verzekering Waar de polis alle bouwplaatsrisico’s waarborg verleent voor de risico’s die de diverse partijen lopen tijdens de bouwperiode en eventueel gedurende de onderhoudsperiode, verzekert de tienjarige verzekering de tienjarige aansprakelijkheid van aannemers en ontwerpers. De tienjarige verzekering verleent waarborg vanaf de voorlopige of definitieve oplevering- veelal na de waarborgperiode van de ABR-polis. De tienjarige polis verzekert eveneens de schade die aan derden (andere dan de bouwheer) wordt toegebracht. Naargelang de omvang en de aard van het te verzekeren bouwwerk kan ofwel een eigenlijke controleverzekering ofwel een decennale of tienjarige verzekering onderschreven worden. Voor de grote werken kan enkel een controleverzekering onderschreven worden. De verzekeraars stellen de acceptatie van die tienjarige polis afhankelijk van de controle van de werken door een erkend controleorgaan (zoals SECO, Vinçotte). Naast de verzekeringspremie dient dus ook de kostprijs van de technische controle betaald te worden. Voor kleinere bouwwerken kan een decennale verzekering afgesloten worden zonder vereiste van een volledige technische controle door één van de erkende controlebureaus. Voor de kleinste bouwwerken eist de verzekeraar enkel een beperkte externe controle, waarbij de kostprijs van de controle inbegrepen is in de verzekeringspremie. Voor de grotere bouwwerken (met een volledige waarde werken tot 2.500.000 EUR) kan een tienjarige verzekering worden onderschreven, weliswaar met een aparte technische controle, doch uitgevoerd door een door de verzekeraar aangesteld bureau i.p.v. één van de erkende controlebureaus. (Met dank aan verzekeringsmaatschappij Protect nv)

2.6 Geschillen in de bouwsector EN HOE ZE op TE lossen De meest gekende manier om een geschil te laten beslechten is de voorlegging ervan aan de rechtbank. Het voeren van een gerechtelijke procedure om een geschil te beëindigen is evenwel niet altijd noodzakelijk. Er zijn andere mogelijkheden om een geschil op te lossen. Minnelijke schikking, dading, arbitrage, bindend derdenadvies en bemiddeling zijn enkele begrippen die ongetwijfeld herkend worden. Maar wanneer welke alternatieve geschillenoplossing gebruiken, hoe en wat de gevolgen daarvan zijn, is niet altijd even duidelijk. Antwoorden op enkele gestelde vragen lichten een aantal manieren van alternatieve geschillenbeslechting toe en verduidelijken hun draagwijdte.

• 63 •

4000-5206-V01.indd 63

31-03-14 13:52


Kan ik tot een minnelijke schikking komen zonder de tussenkomst van de rechtbank? Ja. Er is niets dat verhindert dat partijen onderling tot een oplossing van een geschil komen. Enige tussenkomst van een rechtbank is hiervoor niet vereist. Hoe moet ik dit doen en wat is de waarde hiervan? Wanneer er tussen partijen een geschil bestaat, kunnen zij een minnelijk akkoord sluiten waardoor dit geschil beëindigd wordt. Zo een minnelijk akkoord kan een dading zijn. Een dading is een schriftelijke overeenkomst waarbij partijen een gerezen geschil beëindigen of een toekomstig geschil voorkomen. Essentieel hierbij is dat partijen dit doen door middel van wederzijdse toegevingen. Partijen moeten dus bereid zijn om in een conflictsituatie te gaan onderhandelen om een consensus te bereiken omtrent het geschil. Deze consensus wordt dan in een overeenkomst gegoten. Hierbij genieten partijen een grote vrijheid over wat zij in de te sluiten overeenkomst willen opnemen. Het is uitermate belangrijk dat deze overeenkomst met de nodige zorgvuldigheid wordt opgesteld zodat de gevolgen duidelijk zijn en hierover geen latere betwistingen kunnen ontstaan. De dading is bindend. Partijen zijn ertoe gehouden deze overeenkomst uit te voeren en hebben er in het algemeen ook belang bij dat de overeenkomst wordt uitgevoerd. Een gerechtelijke procedure wordt immers vermeden. Ook wanneer er reeds een gerechtelijke procedure aanhangig is, belet niets dat partijen alsnog een dading sluiten. Er kan dan worden overeengekomen dat de hangende procedure wordt beëindigd zonder dat de rechtbank zich over het geschil uitspreekt. Wanneer de dadingsovereenkomst tot stand is gekomen, kunnen partijen het geschil in beginsel niet meer voorleggen aan de rechter. Alleen wanneer een partij plots zou weigeren de door haar ondertekende dading uit te voeren, zal alsnog beroep moeten worden gedaan op de rechtbank. De gedwongen uitvoering van de dadingsovereenkomst kan dan gevorderd worden alsook de ontbinding van de dadingsovereenkomst. In dit laatste geval kan het oorspronkelijke geschil terug aan de rechter worden voorgelegd. Wat is bemiddeling? Bemiddeling houdt in dat beide partijen een bemiddelaar aanstellen en hem belasten met de opdracht te bemiddelen tussen partijen. Een bemiddelaar doet niets meer of minder dan bemiddelen tussen partijen. Hij tracht partijen met elkaar te doen praten om hen zelf tot een akkoord te laten komen. Een bemiddelaar zal in principe niet oordelen welke partij gelijk heeft noch zal hij een akkoord opdringen aan partijen. Is arbitrage ook een vorm van bemiddeling tot het bekomen van een minnelijk akkoord tussen partijen? Neen. Bij arbitrage gaan partijen akkoord het geschil voor te leggen aan een derde partij, te weten een arbiter, in plaats van aan de rechtbank. De arbiter wordt gezamenlijk aangesteld door partijen. Er kunnen ook meerdere arbiters worden aangesteld, waarbij het aantal steeds oneven dient te zijn. Wanneer de arbiter het nodig acht, kan hij eveneens een deskundigenonderzoek gelasten. De honoraria van de arbiters en de deskundigen moeten door de partijen zelf betaald worden.

• 64 •

4000-5206-V01.indd 64

31-03-14 13:52


Deze arbiter zal, net zoals de rechter, na het aanhoren van partijen een oordeel uitspreken over het geschil en de zaak definitief beslechten. Zijn beslissing heeft voor partijen dezelfde waarde als een gerechtelijk vonnis. Partijen zijn er door gebonden. Het verschil met de dading en bemiddeling bestaat er in dat partijen hierbij zelf tot een oplossing komen terwijl bij arbitrage het geschil ter beoordeling wordt voorgelegd aan een derde. Indien partijen hun betwisting wensen te laten beoordelen door een arbiter dienen zij hierover een overeenkomst te sluiten, ook wel arbitrageovereenkomst genoemd. Alle partijen dienen akkoord te gaan met het feit dat het geschil niet door de rechtbanken beslecht zal worden doch wel door een arbiter. De arbitrageovereenkomst kan gesloten worden nadat het conflict ontstaan is, maar kan ook reeds deel uitmaken van de oorspronkelijke overeenkomst tussen partijen waaruit de betwisting is ontstaan. Belangrijk is dat de arbitrageovereenkomst voldoet aan de geldigheidsvereisten zoals vermeld in het Gerechtelijk Wetboek. Indien deze vereisten niet zijn nageleefd, kan de latere arbitrale uitspraak nietig worden verklaard door de rechtbank en dit op vraag van een partij. Het opstellen van een arbitrageovereenkomst dient dus met de nodige nauwkeurigheid te gebeuren. Zoals reeds gesteld, is het geschil beslecht eens de arbiter een uitspraak heeft gedaan. Maar net zoals bij een dading, is een arbitrale uitspraak niet zonder meer uitvoerbaar. Een gerechtsdeurwaarder kan niet op grond van een arbitrale uitspraak betaling vorderen van een onwillige partij. Indien een tegenpartij de arbitrale uitspraak niet wil uitvoeren, is men toch verplicht beroep te doen op de rechtbank om deze arbitrale uitspraak uitvoerbaar te laten verklaren. De rechtbank kan zich daarbij in principe niet meer buigen over de grond van de zaak. Een voordeel van arbitrage is dat het in het merendeel van de gevallen sneller verloopt dan een gerechtelijke procedure. Doorgaans is er ook geen beroep mogelijk tegen een arbitrale uitspraak zodat de voor de rechtbanken gekende beroepsprocedure wordt uitgesloten en het geschil sneller definitief beslecht is. Ook het kunnen kiezen van arbiters met een bijzondere kennis over een welbepaalde materie, zodat met de nodige (technische) kennis een degelijke uitspraak kan gedaan worden, kan een voordeel zijn. Het vergroot de kans dat partijen zich definitief neerleggen bij het oordeel van de arbiter en vrijwillig de veroordeling uitvoeren. Wanneer men geconfronteerd wordt met een partij die onwillig is en weigert uitvoering te geven aan de arbitrale uitspraak, heeft de arbitrage als nadeel dat toch nog de gerechtelijke weg zal moeten bewandeld worden om een uitvoerbaarheidsverklaring van deze arbitrale uitspraak te bekomen. Kunnen partijen overeenkomen dat er een expert zal worden aangesteld naar wiens advies partijen zich zullen schikken? Ja. Partijen kunnen een overeenkomst sluiten waarin een derde (de expert) wordt belast de zaak te onderzoeken en hierover een bindend advies op te maken. Er wordt dus overeengekomen om zich neer te leggen bij het nog op te stellen advies van de expert. Wanneer dit advies dan is opgemaakt, zijn partijen er in principe toe gehouden dit te volgen. Als een partij echter weigert dit te doen, zal de tegenpartij toch nog zijn toevlucht moeten zoeken tot de rechtbank om uitvoering te vorderen van de tussen partijen opgestelde overeenkomst waarbij de derde werd aangesteld tot het opmaken van een bindend advies.

• 65 •

4000-5206-V01.indd 65

31-03-14 13:52


Kan in dergelijk geval de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar van de architect tussenkomen? In principe lijkt niets in de weg te staan voor de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar om tussen te komen. Maar de verzekeraar moet zelf natuurlijk ook akkoord gaan of zijn gegaan met de wijze waarop de architect het geschil beslecht wenst te zien. Wanneer de expert immers tot de vaststelling komt dat de aansprakelijkheid van de architect in het gedrang komt, zal de architect de eventuele schadevergoeding door zijn verzekeraar willen laten betalen. Daarom is het belangrijk dat deze verzekeraar vanaf het begin bij de problematiek wordt betrokken en zijn toelating verleent om over te gaan tot de aanstelling van een deskundige wiens advies bindend zal zijn. Ook bij het afsluiten van een dading en het aangaan van een arbitrage is de toelating van de verzekeraar aangewezen op gevaar geen dekking meer te zullen genieten. Wat is de Verzoeningscommissie Bouw? Deze commissie werd in februari 2001 opgericht door de Confederatie Bouw, de Bouwunie, Test Aankoop en de FAB. Ook NAV maakt thans deel uit van deze commissie. Betrachting van de Verzoeningscommissie Bouw (‘VCB’) is de verschillende bouwparticipanten die met elkaar in conflict liggen, in het bijzonder de bouwheer met aannemer en/of architect, te verzoenen zonder tussenkomst van de rechtbank. De VCB behandelt geen geschillen tussen aannemers onderling of tussen aannemer en architect. Kenmerkend voor de procedure voor de VCB is dat er een deskundige-verzoener wordt aangesteld welke de technische kant van het geschil tegensprekelijk onderzoekt en daarover een schriftelijk verslag opstelt. Op basis van dit verslag worden de partijen aangemoedigd zich te verzoenen om zo een minnelijke schikking te bereiken. Wanneer er geen verzoening plaatsvindt, moeten partijen zich nog altijd tot de rechtbank wenden om het geschil beslecht te zien. De VCB doet derhalve niet aan arbitrage. Zij legt geen uitspraak op aan partijen en beslecht het geschil niet. Toch doet de VCB aan meer dan bemiddeling alleen in een betrachting partijen een minnelijke schikking te doen sluiten. Alle partijen welke aanwezig waren in de verzoeningsprocedure blijven gebonden door het eindverslag van de deskundige-verzoener. Ook tijdens een latere procedure voor de rechtbank kunnen de feitelijke vaststellingen van de deskundige-verzoener niet meer betwist worden. De rechter kan dus in principe geen nieuw deskundig onderzoek bevelen. Naast de hierboven besproken manieren zijn er nog een hele reeks andere formules om betwistingen te beëindigen. Zo bestaan er onder meer ook de neutrale evaluatie, de minitrial,…. De procedure voor de rechtbank blijft wel de meest ingeburgerde. Het is dan ook om die reden dat velen zich weigerachtig opstellen tegenover de alternatieve manieren van geschillenbeslechting. Bovendien bestaat de mogelijkheid dat men geconfronteerd wordt met een onwillige of insolvabele partij. In deze gevallen is men toch genoodzaakt om de gerechtelijke weg te bewandelen daar een rechterlijke uitspraak de enige manier is om een titel te verkrijgen waarmee desnoods met dwang en via de gerechtsdeurwaarder betaling kan bekomen worden. (Met dank aan meester Joris Wouters, GSJ advocaten)

• 66 •

4000-5206-V01.indd 66

31-03-14 13:52


3.

Sociaal en juridisch statuut van de architect • 67 •

4000-5206-V01.indd 67

31-03-14 13:52


3.1 De zelfstandige praktijk Een zelfstandige dient in regel te zijn met de wettelijke verplichtingen die dit statuut met zich meebrengt. Eén van deze verplichtingen is het aansluiten bij een sociaal verzekeringsfonds. De aansluiting moet uiterlijk gebeuren op de dag van de start van de activiteit. Wie valt onder het statuut van zelfstandige? Een zelfstandige is ieder persoon in België die een beroepsactiviteit uitoefent waarbij hij/zij niet gebonden is door een arbeidsovereenkomst of statuut als ambtenaar. Wettelijke verplichtingen Een zelfstandige dient in regel te zijn met de wettelijke verplichtingen die dit statuut met zich meebrengt. – openen van een bank- of postrekening; – inschrijving bij de kruispuntbank voor ondernemingen KBO en aansluiten bij een sociaal verzekeringsfonds, uiterlijk de dag van de start van de activiteiten – in orde stellen met de BTW-formaliteiten* en boekhoudkundige verplichtingen* – aansluiten bij een ziekenfonds; * Deze twee punten zijn voor de zelfstandige stagiair slechts verplicht indien deze ook werk voor eigen rekening uitvoert Zelfstandigen hebben een eigen sociaal statuut Door het betalen van de driemaandelijkse kwartaalbijdrage als zelfstandige in hoofdberoep is de zelfstandige sociaal verzekerd in eigen naam. Er is recht op gezinsbijslag (kinderbijslag), bescherming in de ziekteverzekering, een uitkering bij arbeidsongeschiktheid en er worden pensioenrechten opgebouwd. Tot slot heeft een zelfstandige recht op de faillissementsverzekering bestaande uit een uitkering en bescherming in de ziekteverzekering. Per kwartaal betaalt u een sociale bijdragen aan het sociaal verzekeringsfonds. Als zelfstandige in hoofdberoep betaalt u minstens de minimumbijdrage van ongeveer € 685,66 per kwartaal, overeenkomstig een netto belastbaar jaarinkomen van € 12.870,43. De bijdrage wordt steeds berekend op uw werkelijke netto belastbare inkomsten op jaarbasis en bedraagt voor een starter 20.5% van dit inkomen. Tijdens de eerste drie volledige jaren wordt de bijdrage berekend op het inkomen van het jaar zelf. U betaalt dan eerst een voorlopige bijdrage (de minimumbijdrage of een bijdrage berekend op een geschat inkomen) die achteraf herberekend wordt op basis van uw werkelijke inkomen. Vanaf het vierde volledige jaar wordt de bijdrage berekend op basis van het inkomen van 3 jaar voordien. De bijdrage bedraagt 22 %. Welke zijn de rechten als zelfstandige? I. Pensioenen Een deel van de sociale bijdragen die een zelfstandige betaalt, is bestemd voor de opbouw van pensioenrechten. Het wettelijke pensioen van zelfstandigen ligt nog een beetje lager dan dat van werknemers met een vergelijkbaar netto-inkomen. Dit omdat een werknemer in vergelijking met een zelfstandige méér sociale bijdragen betaalt op eenzelfde inkomen, waardoor er ook meer pensioen opgebouwd wordt. Deze lacune kan opgevangen worden door tegen interessante voorwaarden vrijwillige stortingen te doen in het kader van een ( Sociaal) Vrij Aanvullend Pensioen (SVAP, zie verder).

• 68 •

4000-5206-V01.indd 68

31-03-14 13:52


II. Ziekteverzekering De ziekteverzekering is de tweede grote sector van het sociaal statuut der zelfstandigen en kan worden onderverdeeld in twee subsectoren, namelijk de gezondheidszorgverzekering en de uitkeringsverzekering. Wie steeds de sociale bijdragen betaalde en zich aansloot bij een ziekenfonds, is in regel met de ziekteverzekering. Het zijn de ziekenfondsen die instaan voor het vaststellen van de rechten, de terugbetalingen en het uitbetalen van de uitkeringen. Inzake gezondheidszorgen zijn de terugbetalingen identiek zoals bij de werknemers. Het sociaal statuut der zelfstandigen voorziet uitkeringen in geval van arbeidsongeschiktheid, en een moederschapsvergoeding voor vrouwelijke zelfstandigen. Wie door de erkend geneesheer van het ziekenfonds als arbeidsongeschikt wordt erkend, kan aanspraak maken op een forfaitaire dagvergoeding. Deze vergoeding wordt pas uitbetaald na een wachtperiode van 30 dagen. De bedragen van de dagvergoeding zijn relatief laag. Ook hier bestaat echter de mogelijkheid om zich als zelfstandige aanvullend te verzekeren via een verzekering gewaarborgd inkomen. De moederschapvergoeding wordt door het ziekenfonds uitbetaald aan de vrouwelijke zelfstandige die voor en na de bevalling een bepaalde periode van moederschapsrust neemt. Tijdens deze periode wordt zij verondersteld niet te werken en ontvangt zij een vergoeding. III. Gezinsbijslag De gezinsbijslag omvat de maandelijkse uitbetaling van de kinderbijslag en de eenmalige uitbetaling van het kraamgeld bij geboorte van een kind. De sociale verzekeringsfondsen zijn verantwoordelijk voor de uitbetalingen. IV. Dienstencheques in het kader van de moederschapshulp Vrouwelijke zelfstandigen die bevallen zijn en die aan bepaalde voorwaarden voldoen, komen in aanmerking voor het ontvangen van 105 gratis dienstencheques. De cheque is een betaalmiddel waarmee men huishoudelijke hulp kan “kopen”. V. Faillissementsverzekering en verzekering bij gedwongen stopzetting Dit is een minder bekende sector van het sociaal statuut der zelfstandigen. Deze verzekering biedt gefailleerde zelfstandigen en mandatarissen van vennootschappen die failliet werden verklaard gedurende een bepaalde periode een kosteloze, doch beperkte sociale bescherming. Aanvullende verzekeringen Uit het bovenstaande blijkt dat het sociaal statuut der zelfstandigen een eerder beperkte sociale bescherming biedt, zeker in vergelijking met de situatie bij de werknemers en de ambtenaren. Daar staat tegenover dat de sociale bijdragen voor zelfstandigen heel wat lager liggen dan de RSZbijdragen die werkgevers en werknemers afdragen. Het kan daarom interessant zijn om zich vrijwillig aanvullend te verzekeren. Zowel het Sociaal Vrij Aanvullend Pensioen (SVAP) voor zelfstandigen als de gewaarborgde inkomensverzekering bevatten een aantal bijkomende waarborgen. Bovendien zijn deze aanvullende verzekeringen fiscaal zeer interessant. (met dank aan Bart Pittoors, Adviseur Studiedienst Zenito)

• 69 •

4000-5206-V01.indd 69

31-03-14 13:52


3.2 Hoofdberoep - Bijberoep U kan zelfstandig zijn in hoofdberoep of in bijberoep. Hoofdberoep Als uw zelfstandig beroep uw voornaamste of enige bezigheid is. Bijberoep Als u naast uw zelfstandige activiteit gewoonlijk een ander beroep uitoefent. Niet de hoogte van het inkomen als zelfstandige is hierbij doorslaggevend, noch de aan uw zelfstandige activiteit bestede tijd. U bent zelfstandige in bijberoep als de zelfstandige gelijktijdig, gewoonlijk en hoofdzakelijk, een andere beroepsactiviteit uitoefent. – gelijktijdig: de andere activiteit en de zelfstandige bezigheid moeten gedurende dezelfde periode worden uitgeoefend. – de andere activiteit wordt als gewoonlijk en hoofdzakelijk beschouwd indien: – de zelfstandige hoofdzakelijk werknemer is in de privésector en daarbij minstens een halftijdse prestatie levert; – de vastbenoemde zelfstandige is in het onderwijs met minstens 6/10 van een volledig uurrooster; voor een contractueel is dit 5/10 van een volledig uurrooster – de zelfstandige statutair benoemd is in de openbare sector gedurende minstens 8 maand of 200 dagen per jaar en minimum halftijdse prestatie levert. Soms kan het zijn dat u in een andere situatie kan ingeschreven worden (gepensioneerde met toegelaten activiteit, medewerkende echtgenote,…). (Met dank aan Isabel Dillen, SBB Accountants & Adviseurs)

Deontologische onverenigbaarheid tussen hoofdberoep versus bijberoep Het hoofdberoep versus bijberoep is niet alleen een probleem van zelfstandig statuut. Er kunnen ook deontologische voorwaarden bestaan. De vraag kan uiteraard alleen maar slaan op activiteiten die niet onverenigbaar zijn met het beroep van architect. Men kan bijvoorbeeld niet terzelfder tijd architect en aannemer zijn: de wet verbiedt dit uitdrukkelijk. Verder is het inderdaad zo dat de provinciale raad op wiens tabel of lijst van stagiairs de betrokken architect is ingeschreven, uitsluitend bevoegd is om te beslissen of een architect al dan niet een andere beroepsactiviteit kan/mag ontwikkelen. De provinciale raad zal in ieder concreet geval moeten oordelen of de voorgenomen activiteit al dan niet strookt met de eer en de waardigheid van het beroep van architect. Is de Raad van oordeel dat een bepaalde activiteit niet kan toegelaten worden, dan zal hij die weigering ook afdoend dienen te motiveren. Hij kan geen algemeen verbod uitvaardigen waarbij automatisch alle complementaire activiteit verboden zou worden. Aangezien de kwestie tot de exclusieve bevoegdheid van de verschillende provinciale raden behoort, beschikt de Nationale Raad niet over een lijst van beslissingen van toegelaten en/of geweigerde activiteiten. Wel ziet men in de praktijk een paar voorbeelden van architecten die andere activiteiten beoefenen: meer dan één architect is bv. ook architectuurjournalist. Een raadslid van een provinciale

• 70 •

4000-5206-V01.indd 70

31-03-14 13:52


Raad combineerde ooit zijn beroepsactiviteit met een meer dan verdienstelijke loopbaan als zanger van kleinkunstliedjes. Aan een ander zou een provinciale Raad ooit toestemming verleend hebben om gerant te zijn van een winkel van kunstboeken. En waarom zou een architect niet terzelfder tijd kunnen kunstschilder zijn of beeldhouwer? Of leraar wiskunde in een middelbare school? Ook de rechtspraak over deze materie is zeer schaars. Er kan enkel vastgesteld worden dat de provinciale raden blijkbaar zelden geconfronteerd worden met tuchtzaken die betrekking hebben op de combinatie van het beroep van architect met een ander beroep. Het grootste struikelblok blijkt te bestaan in de - ongeschreven - beroepsregel dat een architect, het burgerlijk karakter van zijn beroep indachtig, geen commerciële activiteit mag hebben. Zulks wordt strijdig geacht met de eer en de waardigheid van het architectenberoep. Andere vrije beroepen zoals advocaten, apothekers en artsen blijken eenzelfde regeling te bezitten. Om die reden verbood de Raad van Beroep met het Nederlands als voertaal een architect om zijn architectenbedrijvigheid te combineren met de uitbating van een computerbedrijf, dat gespecialiseerd was in het op de markt brengen van computers met grafische toepassingen. De Raad van Beroep overwoog ook dat er een gevaar bestond dat de beide activiteiten, die op dezelfde plaats gelokaliseerd waren, aanleiding zouden geven tot verwarring en vermenging. Tenslotte werd ook opgemerkt dat het feit dat de leiding van de computerzaak de betrokken architect dermate in beslag nam, tot gevolg had dat hij geen tijd meer had om architectenopdrachten te aanvaarden, laat staan ze degelijk uit te voeren. Ook de Raad van Beroep met het Frans als voertaal verwees naar het element ‘tijd’ als rechtvaardiging van het verbod opgelegd aan een architect om een reisagentschap uit te baten. De Raad van Beroep oordeelde dat de omvang van deze bedrijvigheid een voltijdse bezigheid inhield, wat noodzakelijkerwijs meebracht dat de architect zijn verplichtingen tegenover zijn cliënten verwaarloosde. Belangwekkend in deze laatste zaak is wel dat de Raad van Beroep overwoog dat het een architect niet verboden is een bijkomende activiteit (‘une activité accessoire’) uit te oefenen. Zulks is niet a priori strijdig met de eer en de waardigheid van het beroep. Samenvattend kan gesteld worden dat een architect de uitoefening van zijn beroep kan combineren met een andere activiteit, voor zover deze activiteit niet botst met de eer en de waardigheid van het beroep. Ze mag niet onverenigbaar zijn en ze mag geen commercieel karakter aannemen. De combinatie van beide activiteiten moet bovendien redelijkerwijs mogelijk zijn. De architect moet in voldoende mate beschikbaar kunnen blijven voor zijn cliënteel zodat zijn dienstverlening niet in het gedrang wordt gebracht. (Met dank aan de Orde van Architecten)

• 71 •

4000-5206-V01.indd 71

31-03-14 13:52


3.3 De architect-loontrekkende Onderstaand akkoord is onder voorbehoud van de definitieve goedkeuring ervan. Raadpleeg hiervoor de website van de Federatie Vrije Beroepen: www.federatievrijeberoepen.be 3.3.1 Paritair Comité vrije beroepen (PC 336) In juni 2009 ging het Paritair Comité voor de Vrije Beroepen (PC 336) officieel van start. Dit Paritair Comité regelt de loons-en arbeidsvoorwaarden van ruim 27.000 werknemers van vrije beroepen. Het gaat naast architecten ook over onder andere accountants, landmeters-experten, dierenartsen, advocaten e.a.. Op 3 februari 2014 werd het meest recente (ontwerp)akkoord voor de periode 2013-2014 onderhandeld binnen dit PC336: Wat betreft de koopkracht van de werknemers van de architectenpraktijken waarin geen regeling van loonindexering bestaat en van wie het maandloon hoger is dan het minimumloon van de sector, wordt het loon verhoogd met 2,5% op 1 december 2014, mits verrekening van effectieve verhogingen van het loon en/of van andere voordelen die in 2013-2014 op ondernemingsvlak zijn toegekend, en met een maximum van verhoging van 65 euro op maandbasis. Voor de werknemers die op 1 december 2014 geen 12 maanden anciënniteit hebben in de onderneming, wordt deze regeling toegepast de maand volgend op de dag dat de 12 maanden anciënniteit zijn bereikt. De bonussen in het kader van cao nr 90 van de NAR vallen buiten het bestek van deze afspraak, alsook de verhogingen in toepassing van de op anciënniteit/ervaring gebaseerde automatische jaarlijkse verhogingen die voortvloeien uit een op ondernemingsvlak verworven loonschaal. De jongerenbarema’s van de minimum maandlonen, opgenomen in de sectorale cao van 3 mei 2012 betreffende het minimum maandloon, welke overeenkomen met deze van de NAR-cao nr 43, worden aangepast volgens de percentages opgenomen in de NAR-cao nr 50. Andere punten van het (ontwerp)akkoord betreffen tijdskrediet en landingsbanen, vorming, functieclassificatie en sociale vrede. De duur van dit akkoord: 01/01/2013-31/12/2014. Meer info vindt u op www.federatievrijeberoepen.be WEGWIJS Als werkgever werkt u best samen met een sociaal bureau. NAV verwijst u graag door naar ADMB vzw en SOFIM vzw. Meer informatie over beide organisaties: www.admb.be en www.sofim.be

(Met dank aan Gert Peeters, juridisch adviseur bij de Federatie Vrij Beroepen)

• 72 •

4000-5206-V01.indd 72

31-03-14 13:52


3.4 De architect-ambtenaar Openbare Besturen De functie van architect kan waargenomen worden bij één van de ministeries van de federale overheid of bij de gemeenschaps- en gewestadministraties, de provinciale besturen, gemeentebesturen en overheidsbedrijven. Overheidsbedrijven zijn parastatale instellingen waarvan de autonome werking bij wet is vastgesteld. De autonomie weerspiegelt zich in een vrijheid van handeling ten opzichte van de bevoegde minister en de aanwending van de ter beschikking gestelde kredieten. Aankondiging Naargelang het bestuur waar plaatsen van architect vacant worden gesteld, verschijnen aankondigingen in het Belgisch Staatsblad, in kranten en op de website www.selor.be. De contractuele functies vind je ook terug op de websites van de gewesten en in de gespecialiseerde secties van de grote job-aanbieders zoals vb www.vacature.be. Aanwerving Aanwervingsmodaliteiten en bevorderingsmogelijkheden kunnen van bestuur tot bestuur verschillen. In de meeste gevallen is het afleggen van een vergelijkend wervingsexamen noodzakelijk. Vooraleer een benoeming te bekomen, dient doorgaans een proefperiode te worden doorgemaakt. Indien deze proefperiode gunstig beoordeeld wordt, kan de benoeming als ambtenaar volgen. In sommige gevallen moet binnen deze periode ook een verhandeling voorgelegd worden. Deze benoeming kan zowel vast als contractueel zijn. Taken – Architect-ontwerper of medeontwerper van openbare gebouwen of eigendommen; – Leidend ambtenaar bij uitvoering van werken; – Diensthoofd of adjunct-diensthoofd van Technische Diensten (gebouwen, openbaar domein, aanplantingen); – Architect-dossierbeheerder bij gewestelijke administraties – Architect-stedenbouwkundige: ontwerp van stedenbouwkundige plannen en beleidsadvies; – Architect als consulent op het beleidsniveau (Kabinetten van Schepenen, Ministers); – Architect als beheerder van het patrimonium. (met dank aan NAV-bestuurslid Ilse Van Bellegem)

• 73 •

4000-5206-V01.indd 73

31-03-14 13:52


3.5 Architectenassociaties Er zijn verschillende vormen van samenwerking mogelijk onder architecten. Los van de juridische en fiscale aspecten van een samenwerkingsverband dient eerst nagegaan te worden wat de diverse partners precies voor ogen hebben. Heel wat associaties springen. Soms kort na hun oprichting, soms pas na jaren. Maar associaties die springen, doen pijn. Een gebrek aan goede voorbereiding, vooral een gebrek aan inzicht in elkaars bedoelingen, wensen en verlangens geven aanleiding tot falen. 3.5.1 Vormen van associaties Naar de inhoud – kostenassociatie of middelenassociatie – architectenassociatie (collectief) met verticale integratie of met horizontale integratie Naar de duur – tijdelijke – onbeperkte associatie 3.5.2 Kostendelende associatie of middelenassociatie Om een architectenbureau op te starten en uit te bouwen zijn steeds meer middelen nodig. Vroeger volstond een tekenplank, een schrijfmachine en een telefoon. Dat is in principe nog steeds mogelijk doch van een professioneel bureau wordt wel iets meer verwacht: pc’s, cad-cam mogelijkheden, kopieermiddelen, communicatietoestellen, uitgebreide technische documentatie, bestekken, abonnementen, vergaderruimte,... Om als individuele architect deze investering te realiseren, moet men al gauw minimaal 25.000 Euro ophoesten. Lang niet alle investeringsgoederen worden optimaal gebruikt waardoor ze te duur geacht worden en de investering vaak uitgesteld wordt. Daarom beslissen verschillende architecten om over een langere periode te gaan samenwerken om zo bepaalde financiële (schaal)voordelen te realiseren. Personeelskost Iedere architect zou over een secretaresse en/of tekenaar moeten kunnen beschikken. Maar de kostprijs van een personeelslid (minimaal 25.000 € per jaar) ligt dermate hoog dat deze ook fulltime moeten kunnen meedraaien willen ze renderen. Vanuit deze bedenkingen zijn er architecten die zich verenigen in een kostendelende associatie. Daartoe wordt meestal een maatschap opgericht die zorgt voor alle aankopen van toestellen en eventueel personeel in dienst neemt. De maatschap is een vennootschapsvorm zonder rechtspersoonlijkheid (zie hierover ook meer onder punt 3.6). Alle partners blijven zelfstandig architect, hebben hun eigen cliënteel doch maken gebruik van de diensten van de maatschap. De partners factureren aan hun opdrachtgevers/cliënteel rechtstreeks hun prestaties, de maatschap factureert aan de partners het gebruik van de diensten.

• 74 •

4000-5206-V01.indd 74

31-03-14 13:52


Kosten De kostprijs van deze diensten is als volgt samengesteld: – vaste kosten: afschrijving van het materieel, huur van de lokalen, onderhoudskosten – variabele kosten: verbruik van toestellen, gebruik van personeel (secretaresse, tekenaar),… De maatschap heeft niet tot doel winst te maken, enkel de kosten zoveel mogelijk te spreiden en te optimaliseren. Opdrachten worden niet binnengebracht in de maatschap doch blijven eigendom van de afzonderlijke partners. De maatschap is enkel een instrument onder de partners. VOORDELEN kosten worden gedeeld er is permanentie het partnerschap heeft een zekere uitstraling iedere partner behoudt zijn eigenheid partners kunnen onderling ervaring uitwisselen, twee weten meer dan één in drukke of kalme periodes kan de ene de andere bijspringen

NADELEN iedere partner moet doordrongen zijn van dezelfde soberheid en beheersfilosofie aankopen die voor de één nuttig lijken, zijn voor de ander overbodig soms ontstaat een voorrangsregel bij het gebruik van het personeel sommige partners kunnen succesrijker zijn dan andere op welke manier wordt het werkkapitaal binnengebracht: door liquide middelen? door toestellen en meubilair? het secretariaat moet zeer nauwkeurig alle prestaties bijhouden die voor de diverse partners gepresteerd worden de vaste kosten blijven voor iedere partner even hoog, ongeacht het verbruik

Minimumkapitaal Hoewel de vennootschapswetgeving geen minimumkapitaal voorschrijft voor de maatschap, moet een kostendelende associatie uiteraard over voldoende eigen middelen beschikken om tegemoet te komen aan haar sociale verplichtingen indien ze personeel tewerkstelt. Onder sociale verplichtingen verstaat men de kosten en lonen die wettelijk nog moeten worden uitbetaald bij een eventuele stopzetting van de activiteiten. Besluiten De kostendelende samenwerking kan op papier prachtig werken op voorwaarde dat de diverse partners dezelfde schoenmaat hebben. Associaties waar op diverse snelheden en toerentallen gereden wordt, zijn gedoemd om te mislukken. 3.5.3 Architectenassociatie Hier zijn verschillende formules mogelijk. We onderscheiden twee grote groepen: de verticale en de horizontale integratie.

• 75 •

4000-5206-V01.indd 75

31-03-14 13:52


Verticale integratie Verticale integratie veronderstelt dat een opdracht afgehandeld wordt door één of twee leden van de associatie van aanvang tot oplevering. Deze leden zijn volledig verantwoordelijk voor het hele project. Horizontale integratie De werking van deze associatie is gebaseerd op specialisatie in de verschillende fazen binnen het bouwgebeuren. Zo zal men een opdracht verdelen over verschillende partners waarvan de ene meer het ontwerpen in zich heeft, een ander het dossier technisch uitwerkt, een derde de werfopvolging verzorgt en nog iemand anders zorgt voor de public relations, het binnenhalen van het werk. Voor beide types van de AA geldt evenwel steeds dezelfde regel: al het werk wordt binnen de AA gebracht, het is de partners niet toegestaan individuele opdrachten te aanvaarden. VERTICALE INTEGRATIE De verantwoordelijkheid van iedere partner is duidelijk afgebakend. er is ook specialisatie mogelijk, doch dan meer in de omvang van de projecten: de één zal beter zijn in kleinere projecten, de ander pakt liever grote projecten aan elke partner moet goed zijn in het totale bouwgebeuren het bureau krijgt een gediversifieerd architectuurprofiel

HORIZONTALE INTEGRATIE de verantwoordelijkheid is minder sterk afgebakend de opdrachtgever krijgt in de diverse stadia met verschillende partners te maken

partners zijn niet gemakkelijk vervangbaar het bureau krijgt een duidelijke architectuurstempel

3.5.4 Tijdelijke associatie Tijdelijke associaties worden aangegaan om diverse redenen: – de opdrachtgever wenst het zo; – de opdrachtgever bestaat uit een coalitie van meerdere politieke families die elk hun eigen architect achter de hand hebben; – in de eindronde van een wedstrijd besluiten twee of meerdere bureaus om een T.A. aan te gaan en zo de opdracht binnen te rijven; – de opdrachtgever wil een jonge architect zijn kans gunnen omwille van zijn architecturale ideeën en talent maar voegt daar een bureau aan toe omwille van haar ervaring; – een project komt tot stand door verschillende geldschieters die allen hun eigen architect meebrengen; – een architect wint een wedstrijd maar wordt opgekocht door een zwaargewicht; – … Voor tijdelijke samenwerkingsverbanden heeft de wetgever een aparte rechtsvorm in het leven geroepen: de ‘tijdelijke handelsvennootschap’ (vroeger ‘de tijdelijke vereniging’). Volgens het Wetboek van Vennootschappen is een tijdelijke handelsvennootschap ‘een vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid, die zonder een gemeenschappelijke naam te voeren, één of meer bepaalde handelsverrichtingen tot doel heeft.’ Door het gebrek aan rechtspersoonlijkheid is er geen juridisch onderscheid tussen het vermogen van de tijdelijke handelsvennootschap en dat van de vennoten. Concreet heeft dit als gevolg dat als de tijdelijke handelsvennootschap haar schulden aan derden niet kan betalen, de schuldeisers de vennoten individueel kunnen aanspreken (zie ook onder 3.6.).

• 76 •

4000-5206-V01.indd 76

31-03-14 13:52


Hoewel de wet geen schriftelijke oprichtingsakte voorschrijft, is het aanbevolen alle afspraken schriftelijk vast te leggen. Afspraken Vooraleer tot oprichting van een tijdelijke handelsvennootschap over te gaan, moeten enkele afspraken grondig doorgenomen worden en bij wijze van overeenkomst op papier vastgelegd. Er dient een juiste taakverdeling en timing opgemaakt te worden. Bij iedere taakverdeling hoort een bepaald deel van het ereloon. Het secretariaat van de tijdelijke handelsvennootschap moet duidelijk aan de opdrachtgevers meegedeeld worden. Alle documenten moeten langs het secretariaat verspreid en gecentraliseerd worden. Geen stuk mag aan de opdrachtgevers overhandigd worden zonder ondertekening van elke partner. Alle besprekingen met de opdrachtgevers en de aannemers moeten gebeuren in aanwezigheid van een vertegenwoordiger van elk van de partners. VOORDELEN De tijdelijke associatie laat toe aan kleinere bureaus om aan grotere projecten deel te nemen Het werk kan beter gespreid worden

Tijdelijke associaties kunnen aanleiding geven tot een duurzame samenwerking

NADELEN Een tijdelijke associatie vraagt enorm veel coördinatie

Er moet een blind vertrouwen kunnen zijn tussen de partners; er moet een duidelijke wil zijn om het project tot een goed einde te brengen De vele energie die verloren gaat in overleg kost veel en knabbelt alleen maar aan het ereloon Er is weinig of geen nazorg Opdrachtgevers moet normaal het ereloon verhogen met 25% Er is haast steeds een neutrale tussenschakel nodig die de taakverdeling tussen de diverse bureaus coördineert Er groeit zelden boeiende architectuur uit de tijdelijke associaties.

Besluiten Men kan zich afvragen of een tijdelijke associatie wel lonend is, gelet op de noodzakelijke intense samenwerking. (Met dank aan Gert Peeters, juridisch adviseur bij de Federatie Vrij Beroepen)

• 77 •

4000-5206-V01.indd 77

31-03-14 13:52


3.6 JURIDISCH KADER VOOR DE UITBATING VAN EEN ARCHITECTENBUREAU 3.6.1 Algemeen 1. Binnen welke juridische structuur wenst u uw architectenbureau uit te bouwen? De eerste vraag is of u uw bureau zelf wenst uit te baten, dan wel binnen een vennootschap. In de eerste hypothese baat de architect een eenmanszaak uit.

De architect kan ook een vennootschap oprichten, zelfs alleen (een BVBA). In principe is een vennootschap bedoeld om meerdere personen toe te laten een gezamenlijk project of gezamenlijke activiteit te ontwikkelen binnen een min of meer door de wet gestructureerd geheel. Ook andere redenen kunnen de oprichting van een vennootschap rechtvaardigen, bijv. om de fiscale en/of parafiscale druk te verlichten. Tot vóór de zgn. Wet Laruelle (Wet 15 februari 2006 betreffende de uitoefening van het beroep van architect in het kader van een rechtspersoon) was de beperkte aansprakelijkheid van vennoten van bepaalde vennootschapsvormen minder een reden om voor een vennootschap te kiezen. Enkel een natuurlijke persoon kon worden ingeschreven als architect op een van de tabellen of op de lijst van stagiairs van een raad van de Orde van architecten, zodat deze architect-natuurlijke persoon persoonlijk aansprakelijk bleef voor schadegevallen die binnen het toepassingsgebied van de bijzondere tienjarige aansprakelijkheid vielen. Sinds de Wet Laruelle kan het voordeel van de beperkte aansprakelijkheid wel een belangrijke reden zijn om een vennootschap (met beperkte aansprakelijkheid) op te richten (zie nr. 3.7).

2. Alvorens de verschillende vennootschapsvormen kort te overlopen, moeten de begrippen “vennootschap” en “rechtspersoon” goed worden onderscheiden. Niet alle vennootschappen zijn immers rechtspersonen en niet alle rechtspersonen zijn vennootschappen. Met de notie “rechtspersoon” wordt een afzonderlijke juridische entiteit bedoeld die de wetgever om bepaalde redenen in het leven heeft geroepen. Zo is de vennootschap (al dan niet met rechtspersoonlijkheid) gecreëerd om bepaalde activiteiten met winstoogmerk te verrichten. Een andere soort van rechtspersoon is bijvoorbeeld de vereniging zonder winstoogmerk, die de wetgever gecreëerd heeft om meer filantropische doeleinden na te streven.

Een rechtspersoon heeft een eigen vermogen (afgescheiden van de vermogens van de vennoten) en is volledig handelingsbekwaam. Een rechtspersoon kan alle handelingen stellen die een natuurlijke persoon kan verrichten, met uitzondering van deze die eigen zijn aan een fysiek persoon. Een rechtspersoon kan dus een contract sluiten, fouten begaan, vorderingen instellen en zich verweren tegen aanspraken van derden, enz.

Bepaalde vennootschappen hebben geen rechtspersoonlijkheid. Zij vormen geen aparte entiteit (los van de vennoten) en hebben geen eigen vermogen, zoals een vennootschap met rechtspersoonlijkheid heeft. Anderzijds kunnen de inbrengen van een vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid samen een vermogen vormen (een soort onverdeeld vermogen) waaraan een specifieke bestemming is gegeven. Zolang deze vennootschap bestaat, is dit doelgebonden vermogen afgeschermd van de schuldeisers van de individuele vennoten.

• 78 •

4000-5206-V01.indd 78

31-03-14 13:52


3. Op basis van het criterium “rechtspersoonlijkheid” kunnen drie categorieën van vennootschappen worden onderscheiden: – Vennootschappen zonder rechtspersoonlijkheid – De maatschap – De tijdelijke handelsvennootschap (“THV”) – De stille handelsvennootschap – Vennootschappen met onvolkomen rechtspersoonlijkheid – De vennootschap onder firma (“VOF”) – De commanditaire vennootschap (“Comm.V”) – De coöperatieve vennootschap met onbeperkte aansprakelijkheid (“CVOA”) – Vennootschappen met volkomen rechtspersoonlijkheid – De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (“BVBA”) – De coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (“CVBA”) – De naamloze vennootschap (“NV”) – De commanditaire vennootschap op aandelen (“Comm.VA”) [In deze bijdrage wordt abstractie gemaakt van de vennootschap met sociaal oogmerk (“VSO”), de landbouwvennootschap (“LV”), het economisch samenwerkingsverband (“ESV”), de Europese vennootschap (SE) en de Europese coöperatieve vennootschap (“SCE”).] In vennootschappen met onvolkomen rechtspersoonlijkheid zijn de vennoten onbeperkt aansprakelijk. Zij zijn met hun gehele vermogen aansprakelijk voor de verbintenissen van de vennootschap. Vennoten in vennootschappen met volkomen rechtspersoonlijkheid zijn enkel gehouden tot beloop van hun inbreng. 4. Het beroep van architect is een vrij beroep en wordt beschouwd als een burgerlijke activiteit. Een architect verricht geen commerciële activiteiten (“daden van koophandel”) en mag ook geen handelsactiviteiten uitoefenen. Een vennootschap met als doel de uitoefening van het beroep van architect heeft dus een burgerlijk doel. Met uitzondering van de THV kan elke vennootschap met een burgerlijk doel worden opgericht, zelfs een stille handelsvennootschap. Bij de rechtsvorm van de vennootschap worden dan de woorden “burgerlijke vennootschap” gevoegd. Bijvoorbeeld: een BVBA wordt dan een BV-BVBA ofwel een burgerlijke vennootschap onder de rechtsvorm van een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid.

De (commerciële of burgerlijke) aard van de vennootschap wordt bepaald – voor vennootschappen zonder rechtspersoonlijkheid – door haar werkelijke activiteit en – voor vennootschappen met (onvolkomen of volkomen) rechtspersoonlijkheid – door haar statutair doel (ongeacht de werkelijk verrichte activiteiten).

De gevolgen van het verschil zijn vooral zichtbaar voor vennootschappen zonder rechtspersoonlijkheid (de maatschap en de stille handelsvennootschap). Het bestaan van een burgerlijke vennootschap (bv. een vennootschap voor de uitoefening van het beroep van architect) kan in principe enkel bewezen worden door een geschrift ondertekend in zoveel originele exemplaren als er partijen zijn met een tegenstrijdig belang. Commerciële vennootschappen zonder rechtspersoonlijkheid kunnen met alle middelen van recht worden bewezen, met inbegrip van getuigen en vermoedens. Een tweede gevolg is dat de vennoten van een burgerlijke maatschap ten aanzien van een derde-schuldeiser enkel ieder voor hun deel gehouden zijn, tenzij uitdrukkelijk anders bepaald in de overeenkomst met die derde. In een commerciële maatschap en THV zijn de vennoten hoofdelijk gehouden. De derde-schuldeiser kan

• 79 •

4000-5206-V01.indd 79

31-03-14 13:52


elke vennoot voor het geheel aanspreken. Deze vennoot zal op zijn beurt de overige vennoten moeten aanspreken tot terugbetaling van hun deel. In een commerciële maatschap kan in de overeenkomst met die derde-schuldeiser van de hoofdelijkheid worden afgeweken. 3.6.2 Overzicht van de verschillende vennootschapsvormen Vennootschappen zonder rechtspersoonlijkheid (de maatschap, de THV en de stille handelsvennootschap) Algemeen. De vennootschappen zonder rechtspersoonlijkheid zijn louter contractueel van aard. Voor deze vennootschapsvormen heeft de wetgever zeer weinig dwingende bepalingen opgenomen in het Wetboek van Vennootschappen. De vennoten bij een maatschap hebben een zeer grote vrijheid om de maatschap “op maat” te maken. De enige dwingende bepalingen betreffen enerzijds het verbod om alle winst aan een enkele vennoot toe te bedelen of een of meerdere vennoten vrij te stellen van enige bijdrage in het verlies (het zgn. leeuwenbeding) en anderzijds het recht van iedere vennoot om op basis van wettige redenen de ontbinding van de vennootschap te vorderen. Aandachtspunt. De wetgever heeft wel een aantal regels uitgevaardigd die van toepassing zijn als in het vennootschapscontract niets anders wordt bepaald, wat aanleiding kan geven tot zeer onaangename verrassingen. Indien in het vennootschapscontract geen andere regeling is opgenomen, is de maatschap automatisch ontbonden indien een van de vennoten zou overlijden, onbekwaam zou worden verklaard of in een toestand van kennelijk onvermogen zou bevinden. Een maatschap van onbepaalde duur kan dan weer door iedere vennoot op ieder ogenblik worden beëindigd (eventueel met inachtneming van een opzeggingstermijn). Onbeperkte en in principe deelbare aansprakelijkheid. De vennoten van een vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid zijn onbeperkt aansprakelijk voor de schulden van de vennootschap. Architecten in een burgerlijke maatschap zijn niet hoofdelijk aansprakelijk, tenzij deze hoofdelijkheid uitdrukkelijk is opgenomen in de schriftelijke overeenkomst met de derdeschuldeiser (bijv. de bouwheer). THV en architect. Een architect kan geen vennoot zijn in een THV om de eenvoudige reden dat deze vennootschap enkel een commercieel karakter kan hebben. Vennoten in een commerciële vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid zijn handelaars en een architect mag geen handelsverrichtingen stellen. Een burgerlijke vennootschap onder de rechtsvorm van een tijdelijke handelsvennootschap bestaat dus niet (BV-THV). Architecten kunnen wel met anderen een burgerlijke maatschap oprichten voor de uitvoering van een bepaald project. De THV is trouwens niets anders dan een bijzondere vorm van de maatschap. Vennootschappen met onvolkomen rechtspersoonlijkheid (de VOF, de Comm.V en de CVOA) Rechtspersoonlijkheid. De VOF, Comm.V en de CVOA hebben rechtspersoonlijkheid. Zij verkregen deze hoedanigheid vanaf het ogenblik dat de overeenkomst tot oprichting van de vennootschap is neergelegd op de griffie van de rechtbank van koophandel binnen wiens rechtsgebied de vennootschapszetel van de vennootschap is gevestigd. Een schriftelijke overeenkomst is dus vereist. Een authentieke akte verleden voor een notaris is niet nodig, tenzij zakelijke rechten op een onroerend goed zouden worden ingebracht. Personenvennootschap. De VOF en Comm.V. zijn personenvennootschappen. Zij zijn aangegaan omwille van de persoon van de andere vennoten. Deze vennootschappen eindigen automatisch bij het overlijden, de onbekwaamverklaring of het kennelijk onvermogen van een van de andere vennoten. De vennoten kunnen hun deelnemingen in de vennootschap niet overdragen of schenken zonder

• 80 •

4000-5206-V01.indd 80

31-03-14 13:52


het akkoord van de andere vennoten. Tot slot worden de beslissingen binnen de vennootschap met eenparigheid genomen. Op deze drie punten kunnen de statuten wel een andere regeling bevatten. De CVOA is geen zuivere personenvennootschap. Deze vennootschap zal niet van rechtswege eindigen door het overlijden, e.d. van een vennoot. Noch worden beslissingen met eenparigheid genomen, tenzij andersluidende statuten. Onbeperkte en hoofdelijke aansprakelijkheid… De vennoten van een VOF en CVOA zijn onbeperkt en hoofdelijk aansprakelijk. De vennoten zijn dus ieder voor het geheel gehouden ten aanzien van derde-schuldeisers. De vennoten kunnen enkel worden veroordeeld tot nakoming van verbintenissen van de vennootschap nadat de vennootschap zelf veroordeeld is. Deze regel belet niet dat de rechtbank beiden in een en hetzelfde vonnis kan veroordelen. In een Comm.V. zijn er twee soorten vennoten: de beherende vennoten en de stille vennoten. De beherende vennoot is onbeperkt aansprakelijk. De stille vennoot is slechts aansprakelijk tot beloop van zijn inbreng. De stille vennoot wordt automatisch onbeperkt aansprakelijk voor een bepaalde schuld of – onder bepaalde voorwaarden – voor alle schulden, indien hij niet “stil” blijft. Zijn er meerdere beherende vennoten, dan worden zij geacht onder elkaar een VOF te vormen. Zij zijn dan ook hoofdelijk aansprakelijk ten aanzien van derde-schuldeisers. … tot …. wat de VOF betreft. De vennoten in een VOF blijven aansprakelijk totdat hun uittreding uit de vennootschap gepubliceerd is in de bijlagen tot het Belgisch Staatsblad. Een uitgetreden vennoot blijft dus aansprakelijk voor de schulden die namens de VOF worden aangegaan, zolang er geen publicatie heeft plaatsgevonden. … tot … wat de CVOA betreft. De vennoten in een CVOA blijven aansprakelijk tot vijf jaar na hun uittreding (of uitsluiting) voor de schulden die de vennootschap is aangegaan vóór het einde van het jaar waarin de uittreding of uitsluiting een feit was. Voordelen. De voordelen van een vennootschap met onvolkomen rechtspersoonlijkheid zijn – Zij hebben een aparte rechtspersoonlijkheid – De oprichting kan door middel van een onderhandse akte (de tussenkomst van een notaris is niet vereist, tenzij zakelijke rechten op een onroerend goed worden ingebracht) – De inbreng van een vennoot kan bestaan uit arbeid – De deelnemingen zijn in principe niet overdraagbaar, zodat het besloten karakter van de vennootschap kan worden gewaarborgd – De boekhoudkundige verplichtingen zijn beperkter dan bij de vennootschappen met volkomen rechtspersoonlijkheid. Nadelen. Met uitzondering van de stille vennoten in een Comm.V. zijn de vennoten onbeperkt en hoofdelijk aansprakelijk voor de verbintenissen van de vennootschap. Vennootschappen met volkomen rechtspersoonlijkheid (BVBA, CVBA, NV, Comm.VA) Algemeen. Tussen de verschillende vennootschappen met volkomen rechtspersoonlijkheid bestaan er grote verschillen, waardoor voor de meeste situaties een geschikte vennootschap met volkomen rechtspersoonlijkheid kan gevonden worden. Rechtspersoonlijkheid. Ook vennootschappen met volkomen rechtspersoonlijkheid verkrijgen hun rechtspersoonlijkheid door de neerlegging van de oprichtingsakte op de griffie van de bevoegde rechtbank van koophandel. Deze vennootschappen kunnen enkel geldig worden opgericht via een authentieke akte verleden voor notaris.

• 81 •

4000-5206-V01.indd 81

31-03-14 13:52


Kapitaalvennootschap. De BVBA, CVBA, NV en Comm.VA zijn kapitaalvennootschappen. Bij de oprichting moet een minimumkapitaal aanwezig zijn dat geheel of gedeeltelijk volstort moet worden. De wet bevat ook een set van dwingende regels voor de verhoging, vermindering of instandhouding van het kapitaal. Dit is niet verwonderlijk; het vermogen van de vennootschap vormt in principe het enige onderpand voor de schuldeisers van de vennootschap. Beperkte aansprakelijkheid. De vennoten zijn slechts aansprakelijk tot beloop van hun inbreng. Buiten hun inbreng kunnen zij niet worden aangesproken, tenzij zij zich persoonlijk zouden verbinden (bijv. door zich borg te stellen). BVBA. Het fundamentele kenmerk van een BVBA is het besloten karakter. De aandelen zijn zonder de goedkeuring van een substantieel deel van de overige vennoten niet overdraagbaar aan (de meeste) derden. Evenmin kunnen zij zonder deze goedkeuring overgaan bij overlijden, tenzij naar bepaalde erfgenamen voor zover de statuten niets anders hebben bepaald (bepaalde descendenten en ascendenten en de echtgenoot). De wetgever wil vermijden dat de aandelen in vreemde handen terechtkomen zonder de goedkeuring van de andere vennoten. Voordelen – Besloten (familiaal) karakter gewaarborgd – Beperkte aansprakelijkheid – Mogelijkheid om een éénpersoons-BVBA op te richten – Soepel bestuursorgaan (een zaakvoerder) Nadelen – Notariële akte is vereist – Minimumkapitaal vereist dat minstens gedeeltelijk moet volstort worden (BVBA: 6.200,00 euro; EBVBA: 12.400,00 euro) – Vrij zware verplichtingen op administratief en boekhoudkundig vlak – Ongelijke rechten tussen aandeelhouders niet mogelijk (bv. ongelijke winstverdeling is niet mogelijk) CVBA. Het fundamenteel kenmerk van deze vennootschap is de soepele regeling tot intreding, uittreding of uitsluiting van vennoten. Een gedeelte van het kapitaal is vast en wordt geregeld door dezelfde dwingende regels als deze van de BVBA en NV. Het andere gedeelte is variabel; dit gedeelte kan verhogen of verminderen zonder verregaande formaliteiten, bijvoorbeeld zonder de tussenkomst van een notaris. Een CVBA moet wel minimaal drie vennoten hebben. Voordelen – Beperkte aansprakelijkheid – Soepele regeling voor de intrede, uittreding en uitsluiting van vennoten – Beperkte overdracht van de aandelen (besloten (familiaal) karakter kan worden gewaarborgd) – Ongelijke rechten tussen aandeelhouders mogelijk (bv. ongelijke winstverdeling is mogelijk) – Bestuurs- en vertegenwoordigingsorgaan kan op maat worden gemaakt Nadelen – Notariële akte is vereist – Minimumkapitaal vereist dat minstens gedeeltelijk moet volstort worden (BVBA: 6.200,00 euro; EBVBA: 12.400,00 euro) – Vrij zware verplichtingen op administratief en boekhoudkundig vlak

• 82 •

4000-5206-V01.indd 82

31-03-14 13:52


NV. Deze vennootschap is een geschikt vehikel voor grote ondernemingen. De aandelen van een NV zijn ook principieel vrij overdraagbaar. Eventuele statutaire of contractuele beperkingen kunnen enkel een tijdelijk karakter hebben. In het verleden werden vele NV’s opgericht voor kleine ondernemingen of als successievehikel. Dit had alles te maken met de mogelijkheid om aandelen aan toonder uit te geven. Deze mogelijkheid is afgeschaft en de overgangsregel voor bestaande aandelen aan toonder verstrijkt op 31 december 2013. Voordelen – Beperkte aansprakelijkheid Nadelen – Notariële akte is vereist – Minimumkapitaal vereist dat volledig moet volstort geworden (61.500,00 euro) – Vrij zware verplichtingen op administratief en boekhoudkundig vlak – Log bestuursorgaan (raad van bestuur met minstens drie bestuurders, tenzij er slechts twee vennoten zouden zijn. In dat geval moeten er maar twee bestuurders zijn) Comm.VA. In deze vennootschapsvorm zijn er twee categorieën van vennoten, beherende en stille vennoten. De stille vennoten zijn enkel tot beloop van hun inbreng aansprakelijk. De beherende vennoten zijn onbeperkt aansprakelijk, maar de zaakvoerder kan een BVBA zijn. Voordelen – Beperkte rechtspersoonlijkheid – Successievehikel – Grote vrijheid om het bestuursorgaan op maat te maken Nadelen – Notariële akte is vereist – Minimumkapitaal vereist dat volledig moet volstort geworden (61.500,00 euro) – Vrij zware verplichtingen op administratief en boekhoudkundig vlak

• 83 •

4000-5206-V01.indd 83

31-03-14 13:52


3.7 ARCHITECT-RECHTSPERSOON Wet Laruelle. Sinds 1 juli 2007 kan het beroep van architect worden uitgeoefend door een vennootschap. Op deze datum trad de wet van 15 februari 2006 betreffende de uitoefening van het beroep van architect in het kader van een rechtspersoon in werking. Deze wet is ondertussen gekend onder haar vlotte bijnaam “Wet Laruelle”, naar de initiatiefnemende minister Sabine Laruelle. Kern van de wet. De Wet Laruelle beoogt een meer evenwichtige aansprakelijkheidsregeling voor de architect tot stand te brengen, die ook voor de bouwheer betere waarborgen biedt. De Wet Laruelle geeft de architect de mogelijkheid om niet alleen via een vennootschap het beroep van architect uit te oefenen (dit gebeurde al jaren), maar wel om de vennootschap zelf in te schrijven als architect. De architect-vennootschap kan dan zelf in eigen naam en voor eigen rekening architectenovereenkomsten sluiten. Hierdoor is de architect-natuurlijke persoon niet persoonlijk aansprakelijk voor de bijzondere tienjarige aansprakelijkheid. Tegelijkertijd heeft de Wet Laruelle de verplichting wettelijk verankerd om een beroepsaansprakelijkheidsverzekering af te sluiten. Architect-rechtspersoon. Vennootschap. De Wet Laruelle spreekt over de “architectrechtspersoon”. In feite heeft de wetgever het over de “architect-vennootschap”. De vennootschap is immers de enige rechtspersoon waarbinnen de architect-natuurlijke persoon het beroep van architect kan uitoefenen. Met uitzonderlijk van de ESV en de LV kunnen de architecten voor hun samenwerking eender welke vennootschap met rechtspersoonlijkheid aanwenden. Indien de architecten (ook) hun aansprakelijkheid willen beperken, is enkel de BVBA, CVBA en NV een optie. Het weze herhaald: enkel een burgerlijke vennootschap onder de rechtsvorm van … is toegelaten. Wettelijke voorwaarden. Doel. Het doel en de activiteit van de architect-vennootschap moeten beperkt zijn tot diensten die eigen zijn aan het beroep van architect en die hiermee niet onverenigbaar zijn. Wettelijke voorwaarden. Architecten-vennoten. In tegenstelling tot andere vrije beroepen, moeten niet alle aandelen in handen zijn van architecten. Slechts 60% van de aandelen moeten rechtstreeks of indirect eigendom zijn van architecten-natuurlijke personen (de zgn. architectaandelen). Onder “indirect” wordt verstaan via een andere vennootschap, die op haar beurt moet voldoen aan alle voorwaarden van de Wet Laruelle en als architect-vennootschap moet worden ingeschreven op één van de tabellen van de Orde van architecten. Bovendien moeten de stemrechten verbonden aan deze aandelen eveneens worden uitgeoefend door architecten-natuurlijke personen. Wanneer de aandelen in vruchtgebruik zijn gegeven, moeten de statuten bepalen, dat wie ook het stemrecht uitoefent (vruchtgebruiker of blote eigenaar), hij een architect-natuurlijke persoon moet zijn. Indien de aandelen in onverdeeldheid zijn, worden de rechten van de aandelen geschorst totdat een enkele persoon ten opzichte van de architect-vennootschap als eigenaar van de aandelen is aangewezen. Alle overige aandelen moeten in het bezit zijn van rechts- of natuurlijke personen die een beroep uitoefenen dat niet onverenigbaar is met dat van de architect. Wettelijke voorwaarden. Aandelen in NV of Comm.VA. In een architect-vennootschap die de rechtsvorm heeft aangenomen van een NV of een Comm.VA moeten de aandelen op naam zijn.

• 84 •

4000-5206-V01.indd 84

31-03-14 13:52


Aandelen aan toonder zijn verboden. Het belang van deze bepaling neemt af, daar sedert 1 januari 2008 geen nieuwe aandelen aan toonder meer worden uitgegeven en de bestaande aandelen aan toonder moeten worden omgezet in aandelen op naam tegen ten laatste 31 december 2013. Wettelijke voorwaarden. Bestuur. Alle bestuursorganen van de architect-vennootschap moeten worden bemand door natuurlijke personen, die zelf het beroep van architect mogen uitoefenen. Zij moeten dus ingeschreven zijn op een van de tabellen bij de Orde van architecten. En daar blijft het niet bij: naast de zaakvoerders of bestuurders moeten alle natuurlijke personen, die in naam en voor rekening van de architect-vennootschap handelen, architecten-natuurlijke personen zijn. Wettelijke voorwaarden. Deelnemingen in andere vennootschappen. Een architect-vennootschap kan enkel deelnemingen bezitten in of aandelen aanhouden van professionele vennootschappen die een doel of activiteit hebben die niet onverenigbaar zijn met het beroep van architect. Deontologie. Algemeen. Na de inwerkingtreding van de Wet Laruelle heeft de nationale raad van de Orde van architecten op 27 april 2007 de “Aanbeveling betreffende de uitoefening van het beroep van architect door een rechtspersoon” goedgekeurd. De statuten van de architect-vennootschap mogen geen bepalingen bevatten die in strijd zijn met de deontologie. Wanneer de statuten moeten worden geïnterpreteerd, zal dit gebeuren in overeenstemming met de deontologie. De bevoegde provinciale raad moet de statuten voorafgaandelijk aan de oprichting goedkeuren. Moeten eveneens voorgelegd worden: – Elke toetreding van nieuwe vennoten – Elke overdracht van aandelen – Elke splitsing van aandelen in vruchtgebruik en naakte eigendom Hierna volgen elke deontologische verplichtingen, voor zover zij niet reeds onder de wettelijke bepalingen aan bod komen. Deontologie. Vennootschapsnaam. De vennootschapsnaam moet het woord “architect” bevatten. Afkortingen, vertalingen, enz. zijn niet toegelaten. De afkorting van de rechtsvorm (bijv. BV-BVBA) mag natuurlijk wel. De vennootschapnaam mag ook de eer, de discretie en de waardigheid van de leden van de Orde niet in het gedrang brengen. Deontologie. Intreding, uittreding en uitsluiting. Nieuwe architecten-vennoten kunnen enkel worden toegelaten met akkoord van de helft van de architecten-vennoten die samen drie-vierde van de architect-aandelen bezitten. Dezelfde gekwalificeerde meerderheid is vereist bij de overdracht van de aandelen onder de levenden. In de statuten moet ook worden bepaald hoe onder meer architecten-vennoten of architectenbestuurders moeten worden vervangen indien zij om welke reden ook uit het vennootschapsleven zouden verdwijnen. Deontologie. Vennotenregister. De statuten bevatten een bepaling die de architecten-vennoten er toe verplicht het vennotenregister (aandelenregister) op eerste verzoek aan de bevoegde provinciale raad voor te leggen. Deontologie. Algemene vergadering. De statuten moeten bepalen dat elke architect-vennoot het recht heeft een algemene vergadering bijeen te roepen waarvan hij zelf de agenda vaststelt.

• 85 •

4000-5206-V01.indd 85

31-03-14 13:52


De algemene vergadering is uitsluitend bevoegd voor de benoeming en het ontslag van het bestuursorgaan, voor de vaststelling van zijn vergoeding en voor de duur van zijn mandaat. Tenzij wettelijk anders bepaald, is alleen de algemene vergadering bevoegd voor de uitsluiting van een architect-vennoot. Dit geldt enkel voor de VOF, Comm.V, CVOA en de CVBA. In een BVBA, NV of Comm.V. kan een vennoot enkel worden uitgesloten via een procedure voor de voorzitter van de rechtbank van koophandel van het arrondissement waar de vennootschap haar vennootschapszetel heeft. Deontologie. Ontbinding. De statuten moeten voorzien in een regeling na de ontbinding van de architect-vennootschap. Indien een architect-natuurlijke persoon overlijdt waardoor de vennootschap niet meer beantwoordt aan de wettelijke voorwaarden, heeft zij een wettelijke termijn van zes maanden om zich in regel te stellen. Gedurende die overgangsperiode mag de vennootschap verder het beroep van architect uitoefenen. In ieder geval moeten de statuten, met inachtneming van de deontologie, de nodige schikkingen bevatten ter vrijwaring van de belangen van de opdrachtgevers, onder meer met betrekking tot de voortzetting van de architectenovereenkomsten en opdrachten in uitvoering. Optreden voor een architect-vennootschap in oprichting. De wet en de deontologie. Een natuurlijke persoon (een architect-natuurlijke persoon) kan verbintenissen aangaan (bijv. een architectenovereenkomst ondertekenen) in naam van een vennootschap in oprichting (Opgepast: het is aangewezen de toekomstige naam en adres reeds te vermelden om de vennootschap identificeerbaar te maken). Deze natuurlijke persoon is persoonlijk verbonden, tenzij de vennootschap wordt opgericht en rechtspersoonlijkheid verkrijgt binnen de twee jaar, en zij de overeenkomst heeft overgenomen binnen de twee maanden nadat zij rechtspersoonlijkheid heeft gekregen. In dat geval wordt de verbintenis geacht vanaf het begin te zijn aangegaan. Volgens de Aanbeveling van 2007 moet de vennootschap voorafgaand aan het overnemen van de verbintenissen van de architect-natuurlijke persoon, een verzekeringspolis hebben onderschreven die de beroepsaansprakelijkheid dekt voor de periode tussen het aangaan van de verbintenis en de overname ervan. (Meester Bart Goossens – GSJ advocaten) WEGWIJS Onder de rubriek ‘beroepsuitoefening’ in de kennisdatabank op de NAV website (www.nav.be), vindt u het dossier ‘architectenvennootschap’. U vindt er tal van nuttige informatieve artikels maar ook modelstatuten, checklisten en modelovereenkomsten.

• 86 •

4000-5206-V01.indd 86

31-03-14 13:52


4.

Het management in een architecten­ bureau • 87 •

4000-5206-V01.indd 87

31-03-14 13:52


4.1 Publiciteit voeren als architect Als architect mag u uiteraard reclame maken. Wel gelden er wettelijke en deontologische regels. Wettelijk moet u rekening houden met: ­– de wet van 2 augustus 2002 betreffende de misleidende en vergelijkende reclame, de onrechtmatige bedingen en de op afstand gesloten overeenkomsten inzake de vrije beroepen; – de wet van 6 april 2010 betreffende de marktpraktijken en consumentenbescherming. Deontologisch moet u rekening houden met: – artikel 13 van het reglement van beroepsplichten, – de aanbeveling van 16 juni 1989 aangaande de toepassing van bovenstaand artikel. 4.1.1 Wat zegt de wet? Misleidende reclame is verboden. Verboden is elke vorm van reclame die misleidt en zo het economisch gedrag van de consument (mogelijk) beïnvloedt of een concurrent (mogelijk) schade toebrengt. Wat dat precies inhoudt, is een feitenkwestie. Bij disputen zal een rechter onder andere kijken naar de beschikbaarheid en de aard van de dienstverlening, de geschiktheid voor gebruik, de gebruiksmogelijkheden, de van het gebruik te verwachten resultaten, de prijs of prijsberekening, de voorwaarden van dienstverlening, de kwalificaties van de adverteerder. Een voorbeeld van misleidende reclame U pakt uit met de boodschap dat u een volledig afgewerkte eengezinswoning kunt bouwen voor 25 000 euro. Vergelijkende reclame is alleen onder voorwaarden toegestaan. De erg strikte voorwaarden houden onder andere in dat u de grootste mate van objectiviteit moet hanteren, dat u vergelijkbare goederen naast elkaar moet zetten, dat wat u beweert objectief verifieerbaar moet zijn voor de consument, … U begeeft zich het best niet op dat gladde ijs, gezien de strikte voorwaarden en de mogelijke juridische problemen met uw concurrenten of met de orde. In de wet staat namelijk ook dat de beroepsregulerende overheden (lees: de orde) ‘op de gebruikelijke wijze waarop ze hun deontologische regels vaststellen’ vergelijkende reclame kunnen beperken of verbieden, voor zover dit nodig is om de waardigheid of de deontologie van het vrij beroep te vrijwaren. De orde heeft vergelijkende reclame inderdaad verboden via de reclameaanbeveling van 16 juni 1989. Een kanttekening hierbij. Zo’n aanbeveling is louter een interpretatie van een regel van het reglement van beroepsplichten, en niet een ’op de gebruikelijke wijze’ vastgestelde deontologische regel. Een tuchtsanctie of deontologische vervolging die enkel en alleen gebaseerd zou zijn op een aanbeveling, zal daarom in hogere rechtspraak hoogstwaarschijnlijk nietig worden verklaard. Wat niet betekent dat u dus maar aan vergelijkende reclame moet gaan doen. 4.1.2 Wat zegt de deontologie? Deontologisch wordt het maken van reclame geregeld door artikel 13 van het Reglement van Beroepsplichten. De vandaag nog relevante passages daarin zijn: ‘De architect mag, op discrete wijze en in onafhankelijkheid, zijn activiteit aan het publiek bekend maken; hij moet daarbij elke opdringerige reclame volstrekt vermijden.’ en ‘Hij mag zijn hoedanigheid van architect vermelden in boeken, studies of artikelen in wetenschappelijke, kunst- of vaktijdschriften, alsook ter gelegenheid van elke tussenkomst met het oog op een informatie van het publiek.’

• 88 •

4000-5206-V01.indd 88

31-03-14 13:52


Dit artikel is verder uitgewerkt in de hierboven al vermelde aanbeveling. Als hogere rechtsnorm heeft de wet voorrang op het reglement van beroepsplichten en de aanbeveling. Bepalingen in deze twee laatste die strengere beperkingen opleggen dan de wet, worden beschouwd als niet geschreven. Omdat de wet niets zegt over discretie, is dat element in feite hopeloos achterhaald. Een architect moet zich niet op een meer bescheiden wijze gedragen dan om het even welke andere speler op de markt. Belangrijk in de aanbeveling is wel dat daarin het element ‘verwarring stichtende publiciteit’ wordt vermeld. Deze bepaling is wel nog actueel. (Redactie: CD Media) WEGWIJS In 2011 heeft NAV de pocket ‘Efficiënte public relations voor de architect. Tips voor communicatie’ uitgebracht. Deze brochure biedt u een overzicht van de middelen en vele praktische tips om te communiceren. Opmaak van een marketing- en communicatieplan, portfolio, netwerking, pers en media, online media, deontologie en nog vele andere thema’s komen hier aan bod. De pocket is te verkrijgen via de webshop van NAV.

4.2 Bepalen van het ereloon van een architect Tot aan de veroordeling door de Europese Commissie van de Orde van architecten in 2003 voor het publiceren van ‘barema’s ‘hadden nog maar weinig architecten stil gestaan bij het bepalen van hun erelonen. De barema’s van de Orde waren een gemakkelijk middel om onze erelonen te gaan bepalen en behoefden weinig uitleg naar de klant toe want ze werden overal gepubliceerd en als referentie gebruikt. Of een bepaald project dan ook nog rendabel was met de voorgestelde percentages werd nooit nagekeken want nacalculatie is een woord dat vreemd is aan ons architecten-vocabularium. ‘We zullen wel zien op het einde van het jaar’ is de benadering van vele architecten. De afschaffing van de barema’s heeft hopelijk als positief gevolg dat we nu eens gaan beginnen nadenken over de kostopbouw en de rendabiliteit van ons werk. In geheel Europa zijn de barema’s en de methode voor de berekening van de erelonen aan herziening toe onder druk van de Europese Commissie. Hierbij werken de meeste landen aan systemen die gebaseerd zijn op de gepresteerde uren. Het meest gevorderd hierin is het syteem in Oostenrijk. 4.2.1 Bepalen van een verkoopprijs van een product VERKOOPPRIJS = AANKOOPPRIJS + PRODUCTIEKOST + RISICO + WINST Bij het bepalen van een verkoopprijs bij een product wordt er uitgegaan van de aankoopkost van het basismateriaal dat nodig is om iets te produceren. Hierbij rekenen we wat het kost om van het ruwe materiaal het afgewerkte product te maken. Omdat het ondernemen een risico inhoudt en

• 89 •

4000-5206-V01.indd 89

31-03-14 13:52


het soms fout kan lopen, dienen we een reserve aan te leggen. Tenslotte moet er winst gemaakt worden want anders heeft het geen zin om te ondernemen. Deze formulering herinneren we ons waarschijnlijk nog allemaal vanuit onze lessen economie tijdens onze middelbare studies maar zullen we nog nooit in de praktijk toegepast hebben. Het is niet mogelijk om deze formule rechtstreeks toe te passen op de erelonen van een architect omdat een architect een ‘dienst’ levert en geen ‘product’ aflevert. De architect heeft geen basisproduct aan te kopen en te verwerken. Zijn kost bestaat vooral uit ‘werkuren’ en ‘knowhow’ met enkele kosten (algemeen of projectgebonden). De formule is eerder “TIJDSKOST + ‘IMAGO&ERVARING’ + ALGEMENE KOSTEN + PROJECTGEBONDEN KOSTEN + RISICO + WINST” waarbij we de verschillende parameters wat verder uitleggen. 4.2.2 Bepalen van de tijdkost van een architect of “TIJDKOST = GEPRESTEERDE UREN x KOST per UUR” - Gepresteerde uren: Net zoals bij een meetstaat van een gebouw alle posten gekwantificeerd worden, dient ook voor een specifieke opdracht van de architect een lijst gemaakt te worden van alle deeltaken die uitgevoerd dienen te worden. Daarbij moet bepaald worden hoeveel tijd er aan elke deeltaak besteed wordt. Dit levert ons het aantal uren op die er nodig zijn om die opdracht te vervullen. - Kost per uur: Hierbij dient de architect zijn verwacht inkomen te bepalen met daarbij gerekend zijn sociale lasten. Dit kan gebeuren op jaarbasis gedeeld door de te verwachten te presteren uren. 4.2.3 Imago en ervaring Het spreekt voor zich dat een beginnende architect slechts een beperkte ervaring heeft. Ervaring komt door het uitoefenen van het beroep. Het duurt ongeveer 10 jaar om voldoende expertise en bekendheid op te bouwen. Dat zal natuurlijk een weerslag hebben op de vergoedingen die gevraagd kunnen worden. 4.2.4 Algemene kosten Dit zijn alle kosten die we maken voor het beroep t.t.z. gebouwen, transport, verzekeringen, en dergelijke, ZONDER de erelonen van medewerkers. De totale kost is gekend want deze moet in de belastingsaangifte vermeld worden. Om deze kost te kunnen verrekenen voor een specifiek project, dienen we deze om te zetten naar een kost per uur. ALGEMENE KOSTEN per uur = ALGEMENE KOSTEN per jaar / TOEWIJSBARE UREN per jaar Onder toewijsbare uren wordt verstaan de uren die aan alle betalende projecten gewerkt wordt in een gegeven jaar. Let op: de werkelijk gepresteerde uren liggen bij een architect een flink stuk hoger omdat er binnen het beroep ook heel wat tijd besteed wordt aan bijkomende taken zoals kantoormanagement, boekhouding, onderhoud, vorming, PR (public relations), beroepsorganisaties, enzovoort. Een bediende die van 8 tot 5 werkt presteert gemiddeld 1540 uren per jaar (35 uren per week x 44 weken). Bij architecten ligt dit vaak boven de 2000 uren per jaar en zelfs 2500 is geen uitzondering.

• 90 •

4000-5206-V01.indd 90

31-03-14 13:52


Het is heel belangrijk om te weten hoeveel ‘onbetaalde’ tijd er gepresteerd wordt want deze prestaties moeten dus eigenlijk ook in rekening gebracht worden. De beste manier om dit te doen, is om het aantal uren te vermenigvuldigen met de kost per uur uit 4.2.3. Deze som wordt dan bijgerekend bij de algemene kosten per jaar.. De ‘algemene kosten’ dienen verspreid te worden over de ‘toewijsbare uren’ wat dus hoger zal zijn dan wanneer ze verspreid worden over alle gepresteerde uren. 4.2.5 Projectgebonden kosten Elk project kan specifieke kosten hebben zoals vertalingen, reizen (bezoeken aan gelijkaardige projecten), maquettes, verzekeringen. Deze kosten kunnen gemakkelijk bijgehouden en toegewezen worden. 4.2.6 Risico Het risico van het architectenberoep is niet te onderschatten. Enerzijds is de verantwoordelijkheid van de architect steeds zwaarder aan het worden en de opdrachtgevers worden steeds mondiger om dit te eisen. Hierdoor geraakt de architect ook sneller betrokken bij geschillen en aangezien hij de enige bouwpartner is met een verplichte verzekering is hij het ook die meestal opdraait voor schade. Anderzijds is de bouwindustrie geweldig fluctuerend en kunnen er perioden zijn waarin er slechts weinig opdrachten gerealiseerd worden. 4.2.7 Winst De term ‘winst’ is erg vreemd aan het architectenberoep. In de opleiding wordt een architect geleerd een ‘kunstenaar’ te zijn. Hij haalt zijn tevredenheid uit het zien van zijn realisaties. Toch moeten we het architectenbureau gaan beschouwen als een KMO (Kleine en Middelgrote Onderneming) waarbij winsten nieuwe mogelijkheden kunnen scheppen zoals investering in nieuwe technologieën, wedstrijden, enzovoort. 4.2.8 Nacalculatie Het is heel belangrijk dat op het einde van een project de afrekening gemaakt wordt. Er moet nagekeken worden hoeveel tijd er gespendeerd werd, wat de projectgebonden kosten en de algemene kosten geweest zijn. Hierdoor kan er objectief gezien worden of een project rendabel was of niet. Alleen op deze manier kan de architect zijn werk bijsturen (efficiëntere werkwijzen toepassen) en onrendabele projecten weren. 4.2.9 Het uitdrukken van het ereloonbedrag De erelonen van de architect kunnen op verschillende manieren uitgedrukt worden: Forfaitair bedrag Er wordt een vast bedrag tussen opdrachtgever en architect overeengekomen voor het uitvoeren van een bepaalde opdracht. De waarde van het bouwwerk of de prestaties spelen geen rol. Deze manier van werken is alleen interessant als de opdracht heel duidelijk omschreven is.

• 91 •

4000-5206-V01.indd 91

31-03-14 13:52


In regie De opdrachtgever vergoedt de gepresteerde uren van de architect aan een overeengekomen tarief evenals de onkosten (kopies, transport, etc.). Dit is voor de architect heel interessant want er is geen risico aan verbonden. Voor de bouwheer is dit minder interessant omdat hij in het begin niet weet wat de uiteindelijke factuur zal zijn. Percentage van de kostprijs De erelonen van de architect worden bepaald als een percentage van de kostprijs van het gebouw. Op deze manier zijn de erelonen van de architect de laatste 50 jaar bepaald (zie de tabellen van de deontologische norm nr. 2 van de Orde van Architecten) niet alleen in België maar eigenlijk over de hele wereld. Het voordeel is dat er weinig op voorhand gerekend moet worden. Het nadeel is dat er geen voeling is met de werkelijke inspanningen die geleverd worden. Consumentenorganisaties vinden dat de architect er op deze manier alle belang bij heeft om de kostprijs van het gebouw zo hoog mogelijk op te trekken. Anderzijds wordt de architect gestraft voor al het extra werk dat geleverd moet worden bij het zoeken naar goedkopere oplossingen. Per m² of m³ De erelonen worden overeengekomen aan een vaste m²- of m³-prijs. Hierbij wordt geen rekening gehouden met het feit of er veel of weinig tijd besteed wordt aan het project. 4.2.10 Besluit De erelonen van de architect zijn bepaald door TIJDSKOST + ALGEMENE KOSTEN + PROJECTGEBONDEN KOSTEN + ‘IMAGO&ERVARING’ + RISICO + WINST.

Het is noodzakelijk om duidelijke en schriftelijke afspraken te maken tussen de architect en de opdrachtgever. Enerzijds dienen het bedrag (of berekening ervan) van de erelonen én de het moment van zijn opeisbaarheid vermeld worden maar anderzijds dient ook duidelijk te zijn welke taken de architect uitvoert en wat zijn verantwoordelijkheden zijn. Dit moet allemaal duidelijk in de overeenkomst vermeld worden. Het is eveneens noodzakelijk dat bij het beëindigen van de opdracht, een nacalculatie te maken om de rentabiliteit van de opdracht te kennen. (Met dank aan Arch. Stephan Stouffs)

• 92 •

4000-5206-V01.indd 92

31-03-14 13:52


4.3 De prijsherziening De waarden a, b en c worden in het bijzondere bestek vastgelegd en mogen niet worden gewijzigd in de loop van de overeenkomst. Daarbij is a + b + c = 1 en mag ‘c’ niet kleiner zijn dan 0,20. 4.3.1. Bij overheidsopdrachten Overeenkomstig artikel 6 van de Wet van 15 juni 2011 en artikel 20 van het Koninklijk Besluit van 15 juli 2011 plaatsing overheidsopdrachten en klassieke sectoren moet thans verplicht in een prijsherzieningsclausule worden voorzien voor de opdrachten van werken alsook voor de opdrachten voor leveringen en diensten, terwijl voor deze twee laatste vroeger, onder toepassing van de oude regelgeving overheidsopdrachten, een prijsherziening facultatief was. Het genoemde artikel 6 voert een volledig eigen prijsherzieningssysteem in voor overheidsopdrachten. De voornaamste prijscomponenten die in aanmerking moeten worden genomen en op basis waarvan de prijsherziening wordt toegepast, zijn de uurlonen en sociale lasten, alsook, naargelang de aard van de opdracht, een of meer relevante elementen zoals materiaalprijzen, grondstofprijzen, wisselkoersen of andere. Het is essentieel dat de herziening de werkelijke kostprijsstructuur weerspiegelt. De herziening moet dan ook gebaseerd zijn op objectieve en controleerbare parameters en gebruik maken van passende wegingscoëfficienten. In geval van moeilijkheden om een dergelijke prijsherzieningsformule samen te stellen, kan de aanbestedende overheid gebruik maken van de gezondheidsindex, de index van de consumptieprijzen of een andere passende indexformule. Daar waar onder het toepassingsgebied van de vroegere wetgeving overheidsopdrachten, de prijsherzieningsformule een vaste factor van 20% (0,2) diende te bevatten, is dit thans niet meer het geval. De volledige prijs is derhalve vatbaar voor herziening. Niettegenstaande de principiële verplichting tot prijsherziening, is deze prijsherziening slechts facultatief voor opdrachten waarvan het geraamde bedrag lager is dan 120.000 euro, of opdrachten waarvan de intitiële uitvoeringstermijn korter is dan 120 werkdagen of 180 kalenderdagen. Daarnaast kan de aanbestedende overheid op gemotiveerde wijze afwijken van de herzieningsverplichting. 4.3.2. Bij private werken Bij de uitvoering van private werken zijn bovenstaande regels uit het overheidsopdrachtenrecht in principe niet van toepassing. Daar kan tussen bouwheer en aannemer derhalve vrij overeengekomen worden of de prijzen kunnen herzien worden en welke formule daarvoor desgevallend zal worden gebruikt. (Met dank aan meester Christophe Lenders en meester Joris Wouters, GSJ advocaten)

• 93 •

4000-5206-V01.indd 93

31-03-14 13:52


4000-5206-V01.indd 94

31-03-14 13:52


5.

Partners in de bouwsector • 95 •

4000-5206-V01.indd 95

31-03-14 13:52


5.1 De veiligheidscoördinator Het koninklijk besluit van 25 januari 2001 betreffende de tijdelijke of mobiele bouwplaatsen (B.S. 7.02.2001) heeft op basis van de welzijnswet van 4 augustus 1996 de Europese richtlijn 92/57 van 24 juni 1992, omgezet in Belgisch recht. Begin 2005 werd de reglementering gewijzigd (KB van 19.01.2005, B.S. 27.01.2005) door een onderscheid te maken al naargelang de bouwwerken een oppervlakte hebben van meer of minder dan 500 m². De vereenvoudigde regelgeving is van toepassing op de werken onder deze grens voor zowel particuliere opdrachtgevers als voor bouwwerken met een professionele, commerciële of winstgevende bestemming. De nieuwe grens waaronder een aannemer onder gemakkelijker voorwaarden zelf de functie van veiligheidscoördinator kan uitoefenen, is dus ‘500 m²’. Het besluit wil de aannemers en architecten stimuleren om zelf de functie van veiligheidscoördinator uit te oefenen (mits zij uiteraard voldoen aan de voorwaarden). Ook worden de coördinatie-instrumenten voor de bouwwerken onder de 500 m² vereenvoudigd. De vroegere regelgeving blijft grosso modo van toepassing op de werken van 500 m² of meer alsook op bepaalde werken onder de 500 m² maar die van complexe aard zijn of bijzondere risico’s met zich brengen (bruggen, tunnels, viaducten, aquaducten, watertorens, torens, pylonen en fabrieksschouwen). Op 12 april 2006 verscheen in het Staatsblad opnieuw een wijziging: het KB van 22 maart 2006 wil vooral de verplichtingen van de mede-eigenaars in het geval van gebouwen in gedwongen mede-eigendom (bv. appartementen) i.v.m. het postinterventiedossier verduidelijken. Daarnaast is er o.a. ook een wijziging inzake de aanstelling van een veiligheidscoördinator bij bouwwerken van minder dan 500 m²: indien de opdrachtgever een werkgever is, mag hij zelf rechtstreeks de coördinatoren aanstellen (eventueel ook een eigen werknemer, als deze aan de functie-eisen voldoet). 5.1.1 Aan welke voorwaarden moet de veiligheidscoördinator voldoen Om de functie van coördinator te kunnen uitoefenen moet globaal aan volgende soorten eisen voldaan worden: basisdiploma, ervaring, opleiding, verplichte bijscholing en in sommige gevallen verplichte certificatie. Voorwaarden bij bouwwerken met een oppervlakte van 500 m² of meer Er is een volledig veiligheids- en gezondheidsplan Diploma nuttige beroepservaring (1) Burgerlijk ingenieur 2 jaar Hoger technisch onderwijs van universitair niveau (industrieel ingenieur) Hoger technisch onderwijs lange type (architect) Hoger technisch onderwijs korte type (graduaat) 5 jaar Hoger secundair onderwijs 10 jaar Er is een vereenvoudigd veiligheids- en gezondheidsplan Van universitair onderwijs tot graduaat 1 jaar Hoger secundair onderwijs 3 jaar Lager secundair onderwijs 5 jaar

aanvullende opleiding Preventieadviseur niveau 1, specifieke vorming niveau A of specifiek examen ‘A’ (2) als er een coördinatiestructuur moet zijn ingevolge de omvang van de bouwplaats Preventieadviseur niveau 2, specifieke vorming niveau B of specifiek examen ‘B’ in de andere gevallen.

Geen bijkomende opleiding vereist.

(1) Onder ‘beroepservaring’ wordt verstaan: - voor de functie van coördinator-ontwerp: een beroepservaring in verband met het ontwerp van een bouwproject of met engineering; - voor de functie van coördinator-verwezenlijking: een beroepservaring i.v.m. de leiding van een tijdelijke of mobiele bouwplaats of het beheer en de opvolging van de werken op zulke bouwplaats. (2) Nieuw in het KB van 19.01.2005 is dat de mogelijkheid wordt gecreëerd voor het inbouwen van de opleiding ‘veiligheidscoördinatie niveau A’ in de opleiding van de architect. De eindtermen van het examen niveau A moeten dus geïntegreerd worden in de opleiding tot architect en het examen moet verifiëren of de architect in voldoende mate aan deze eindtermen beantwoordt.

• 96 •

4000-5206-V01.indd 96

31-03-14 13:52


Er is een afwijking wat betreft de te bewijzen beroepservaring indien het gaat om een bouwplaats die geen andere werken omvat dan de ondergrondse werken (= plaatsing van nutsleidingen en tussenkomsten op deze leidingen): de normaal vereiste ervaring wordt vervangen door een nuttige beroepservaring op het vlak van graafwerken, grondwerken en het plaatsen van nutsleidingen. Bovendien moeten de personen die in aanmerking willen komen voor de functie van coördinator kunnen aantonen dat zij een voldoende kennis bezitten van de reglementering en de technieken inzake veiligheid en gezondheid op de tijdelijke of mobiele bouwplaatsen (bv. VCA-leidinggevenden). De coördinatoren die nà 1 mei 2004 slagen in de opleiding preventieadviseur niveau I of II, moeten bovendien slagen in een bijkomende module van 30 uren ‘aanvulling tot coördinator’. Personen die het vereiste aantal jaren beroepservaring niet, of niet geheel, hebben, kunnen vanaf 1 mei 2001 als adjunct van een coördinator starten op voorwaarde dat zij voldoen aan de eisen in verband met het basisdiploma (secundair of hoger onderwijs) en de aanvullende vorming. Na in deze hoedanigheid het aantal jaren ervaring te hebben opgedaan (onder leiding en verantwoordelijkheid van een coördinator), gelijk aan het aantal jaren nuttige beroepservaring inzake het ontwerpen van gebouwen of het opvolgen van de bouwwerkzaamheden, kan de adjunct zelf overgaan tot het vervullen van de functie van coördinator. De modaliteiten inzake de aanvullende vorming van de veiligheidscoördinatoren werden omschreven in het KB van 19 december 2001 (B.S. 30 januari 2002). Naast bovenstaande eisen inzake opleiding en beroepservaring moeten de coördinatoren op bouwplaatsen met een oppervlakte van 500 m² of meer waar werken met een verhoogd risico worden uitgevoerd of een grotere omvang hebben, ook gecertificeerd zijn. Deze certificatie (volgens de norm NBN EN ISO 17024; te bekomen bij het Bureau voor Normalisatie, www.nbn.be) moet aangetoond worden aan de hand van een certificaat, uitgereikt door een certificatie-instelling die specifiek voor het uitvoeren van de certificatie van personen geaccrediteerd is door het Belgisch Accreditatiesysteem of door een gelijkwaardige accreditatie-instelling opgericht binnen de Europese Economische Ruimte. De termijn om een certificatie te bekomen, werd in de loop van 2007 (KB 17.05.2007) met één jaar uitgesteld: uiterlijk op 31 december 2008 moest de veiligheidscoördinator een door de certificatieinstelling verstrekt ontvangstbewijs kunnen voorleggen waaruit blijkt dat hij bij die instelling een aanvraagdossier heeft ingediend om als coördinator-ontwerp of coördinator-verwezenlijking te worden gecertificeerd. De certificatie moest bekomen worden voor 31 december 2009. Inzake de certificatie heeft de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal overleg in december 2008 onderstaand bericht gepubliceerd op haar website (www.werk.belgie.be): Zolang het certificatieschema niet door een besluit is vastgesteld en geen certificatie-instelling is geaccrediteerd om de coördinatoren te certificeren: – zijn de coördinatoren in de onmogelijkheid om de verplichtingen i.v.m. certificatie te eerbiedigen; – kan aan de coördinatoren geen verwijt worden gemaakt over het niet naleven van deze verplichtingen; – heeft het geen zin om de certificatie in lastenboeken op te leggen.

• 97 •

4000-5206-V01.indd 97

31-03-14 13:52


Bouwwerken met een oppervlakte < 500 m² Bouwplaatsen < 500 m² wettelijke tussenkomst architect vereist

wettelijke tussenkomst architect niet vereist

coördinator-ontwerp

coördinator-verwezenlijking

- architect (1) - externe coördinator-ontwerp (1) - externe coördinator-verwezenlijking (1) met een continue praktische beroepservaring van min. 3 jaar - architect (1) - externe coördinator-ontwerp (1) - externe coördinator-verwezenlijking met een continue praktische beroepservaring van min. 3 jaar - bouwdirectie belast met de uitvoering (aannemer) (2)

- architect (1) - externe coördinator-verwezenlijking (1) - bouwdirectie belast met de uitvoering (aannemer) (2)

(1) Deze personen moeten voldoen aan de voorwaarden inzake diploma, beroepservaring en aanvullende opleiding zoals voorzien voor de werken van 500 m² of meer. (2) De voorwaarden waaraan de bouwdirectie belast met de uitvoering moet voldoen, hangt af van het feit of het al dan niet gaat om werken met een verhoogd gevaar of van een bepaalde omvang (zie onderstaande tabel).

bouwplaatsen < 500 m²: voorwaarden waaraan de bouwdirectie belast met de uitvoering (aannemer) moet voldoen gevaarlijke werken - beschikken over minimum 10 jaar praktische beroepservaring in de (art. 26 §1) of werken gevaarlijke werken die hij coördineert, alsook kennis van de uitvoeringsvan grotere omvang en risicopreventietechnieken van de andere werken die tot dezelfde (art. 26 §2) coördinatieopdracht behoren; - ten minste 5 jaar de leiding over een bouwonderneming hebben; - gedurende de laatste 5 jaar niet veroordeeld geweest zijn voor inbreuken op de welzijnswetgeving, geen administratieve geldboete opgelopen hebben, of niet het voorwerp geweest zijn van een bevel tot stopzetting van de werken; - een opleiding van minstens 24 uur (incl. examen) met gunstig gevolg hebben beëindigd inzake de coördinatie en de veiligheid en gezondheid op tijdelijke of mobiele bouwplaatsen; - en, op zijn verzoek, opgenomen zijn op de website van de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal overleg, nadat de administratie heeft onderzocht dat hij aan elk van bovenstaande voorwaarden voldoet. niet-gevaarlijke werken een attest kunnen voorleggen dat bewijst dat hij met gunstig gevolg een (art. 26 §1) of werken opleiding van minstens 12 uur (incl. examen) heeft gevolgd betreffende de maatregelen, de technieken en de regelgeving inzake de veiligheid en de van kleinere omvang (art. 26 §2) gezondheid op de tijdelijke of mobiele bouwplaatsen

Wegwijs Via een overzichtelijk stroomdiagram vindt u iets makkelijker uw weg in het KB Tijdelijke of Mobiele Bouwplaatsen. NAV-leden kunnen het diagram downloaden op www.nav.be. Daar klikt u onder in de kennisdatabank op ‘Actuele beroepstechnische dossiers’ en ten slotte op ‘Veiligheidscoördinatie’. (Met dank aan Luc Proesmans, adviseur Bouwunie)

• 98 •

4000-5206-V01.indd 98

31-03-14 13:52


5.2 Het Bouwbedrijf Hoofdelijke aansprakelijkheid, inhoudingsplicht en werfmelding zijn belangrijke begrippen. Niet alleen voor aannemers maar voor alle zelfstandigen die opdrachtgever zijn van werken, zowel in rechtstreekse aanneming als in onderaanneming. Dit zijn quasi alle werken die betrekking hebben op gebouwen (nieuwbouw, renovatie van gebouwen, inrichtingswerken, verbouwingswerken…). Ook het kuisen van gebouwen door kuisfirma’s wordt hiermee bedoeld, alsook grondwerken, bestratingswerken, aanleggen van tuinen en parken, aanleggen van opritten en parkings, enz. Deze reglementeringen bestaan reeds vele jaren, maar werden herhaaldelijk gewijzigd wat betreft toepassingsgebied, modaliteiten, vorm enz. 5.2.1 Hoofdelijke aansprakelijkheid, inhoudingsplicht en werfmelding voor zelfstandigen die opdrachtgevers zijn van werken in (onder)aanneming Voor de hoofdelijke aansprakelijkheid en inhoudingsplicht van de medecontractant wordt enkel nog gekeken naar het al dan niet hebben van schulden. 5.2.1.1 Aansprakelijkheidsreglementering (beoordelingstijdstip: bij afsluiting contract) Principe: De opdrachtgever die werken laat uitvoeren door een aannemer / onderaannemer die sociale en/of fiscale schulden heeft op het ogenblik van het afsluiten van de overeenkomst, is hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de sociale en/of fiscale schulden van de medecontractant. De hoofdelijke aansprakelijkheid geldt ook ten aanzien van de schulden van alle vennoten van de tijdelijke handelsvereniging (THV). De hoofdelijke aansprakelijkheid voor de sociale schulden bedraagt 100% van de totale prijs, excl. btw, van de werken die werden toevertrouwd aan de onderaannemer met sociale schulden. De hoofdelijke aansprakelijkheid voor de fiscale schulden bedraagt 35%. De hoofdelijke aansprakelijkheid vervalt volledig wanneer u correct de inhoudings- en doorstortingsverplichting nakomt bij alle betalingen. Wat als RSZ en fiscus, beiden, u hoofdelijk aansprakelijk stellen? – Is de RSZ de 1ste schuldeiser in de tijd, die u hoofdelijk aansprakelijk stelt en komt de fiscus nadien, geldt het volgende: – maximum 100% hoofdelijke aansprakelijkheid voor sociale schulden; – 0% hoofdelijke aansprakelijkheid voor fiscale schulden. – Is de fiscus de 1ste schuldeiser in de tijd, die u hoofdelijk aansprakelijk stelt en komt de RSZ nadien, geldt het volgende: – maximum 35% hoofdelijke aansprakelijkheid voor fiscale schulden; – maximum 65% hoofdelijke aansprakelijkheid voor sociale schulden. De hoofdelijke aansprakelijkheid geldt voor de schulden van de medecontractant uit het verleden en deze ontstaan tijdens de uitvoering van de overeenkomst.

• 99 •

4000-5206-V01.indd 99

31-03-14 13:52


Hoe controleert u of uw medecontractant sociale en/of fiscale schulden heeft? Zowel de RSZ als de fiscus hebben een toepassing op het internet om per bedrijf na te gaan of er schulden zijn. 5.2.1.2 Inhoudings- en doorstortingsplicht (beoordelingstijdstip: bij elke uitbetaling van de factuur) A. Het sociale luik Principe: De opdrachtgever moet bij de betaling aan de onderaannemer 35% van het door hem verschuldigde bedrag, excl. btw inhouden en storten aan de RSZ, indien de aannemer / onderaannemer sociale schulden heeft. Centraal bij de inhoudingsplicht staat het principe dat het bedrag van de inhouding niet hoger mag zijn dan de openstaande schuld. De inhouding wordt beperkt tot het bedrag van de schuld met een maximum inhouding van 35% en minder inhouden kan in bepaalde gevallen dus ook.

Hoe ziet deze inhoudingsplicht er uit? - Ingeval de factuur minder bedraagt dan 7.143 euro en er zijn sociale schulden, moet de opdrachtgever de (onder)aannemer niet voorafgaand verwittigen. De (onder)aannemer kan een attest* voorleggen waaruit blijkt dat zijn schuld kleiner is dan 35% van de factuur en vragen de inhouding te beperken tot het bedrag van de schuld. - Ingeval de factuur meer bedraagt dan 7.143 euro en er zijn sociale schulden, moet de opdrachtgever zijn (onder)aannemer een attest vragen. De (onder)aannemer kan op verschillende manieren reageren: - ofwel geeft hij geen attest*; - ofwel geeft hij wel een attest* binnen de 30 dagen, waarop een bepaalde schuld vermeld staat. Al naargelang het geval moet de maximuminhouding van 35% gebeuren, of moet een lagere inhouding gebeuren. We leggen dit hierna uit aan de hand van een voorbeeld. (* Het attest i.v.m. de sociale schulden blijft 20 dagen geldig.) Voorbeelden in te houden bedrag voor de RSZ Factuur verschuldigd van 5.000 euro en (onder)aannemer heeft sociale schulden - Opdrachtgever houdt 35% in: 1.750 euro en stort dit door aan de RSZ - (Onder)aannemer moet niet voorafgaand verwittigd worden - (Onder)aannemer KAN attest voorleggen waaruit blijkt dat zijn schuld kleiner is dan 1.750 euro en vragen de inhouding te beperken tot het bedrag van de schuld Factuur verschuldigd van 10.000 euro en onderaannemer heeft sociale schulden - Opdrachtgever MOET attest vragen aan de (onder)aannemer - (Onder)aannemer geeft attest niet binnen de 30 dagen: inhouding van 35%: 3.500 euro - (Onder)aannemer geeft attest en schuld is meer dan 3.500 euro: inhouding van 3.500 euro - (Onder)aannemer geeft attest en schuld is bv. 2.800 euro: inhouding beperken tot 2.800 euro - (Onder)aannemer deelt mee dat mag worden ingehouden: 3.500 euro inhouden.

Professionele opdrachtgevers zijn dus – net als hoofdaannemers in de bouwsector – hoofdelijk aansprakelijk en moeten inhouden zodra er sociale schulden zijn. Concreet betekent dit dat de hoofdaannemer met sociale schulden geen volledige uitbetaling van de factuur

• 100 •

4000-5206-V01.indd 100

31-03-14 13:52


krijgt. Onderaannemers dienen hiermee rekening te houden omdat deze inhoudingen bij de hoofdaannemer mogelijk een impact kunnen hebben bij hun eigen uitbetaling. U kan op de website van de RSZ nagaan of bedrijven al dan niet op inhoudingsplicht staan: www.socialsecurity.be - rubriek “30bis/ 30ter Hoofdelijke aansprakelijkheid - Werken met contractanten”, 3. Inhoudingsplicht.. B. Het fiscale luik Principe: De opdrachtgever moet bij de betaling aan de (onder)aannemer 15% van het door hem verschuldigde bedrag, exclusief btw inhouden en storten aan de fiscus, indien de (onder) aannemer fiscale schulden heeft. Centraal bij de inhoudingsplicht staat het principe dat het bedrag van de inhouding niet hoger mag zijn dan de openstaande schuld. De inhouding wordt beperkt tot het bedrag van de schuld met een maximum inhouding van 15% en minder inhouden kan in bepaalde gevallen dus ook.

Hoe ziet deze inhoudingsplicht er uit? - Ingeval de factuur minder bedraagt dan 7.143 euro en er zijn fiscale schulden, moet de opdrachtgever de (onder)aannemer niet voorafgaand verwittigen. Hij doet een inhouding en doorstorting van 15%. - Ingeval de factuur meer bedraagt dan 7.143 euro en er zijn fiscale schulden, moet de opdrachtgever zijn (onder)aannemer een attest vragen. De (onder)aannemer kan op verschillende manieren reageren: - ofwel geeft hij geen attest*; - ofwel geeft hij wel een attest* binnen de 30 dagen, waarop een bepaalde schuld vermeld staat. Al naargelang het geval moet de maximuminhouding van 15% gebeuren, of moet een lagere inhouding gebeuren. We leggen dit hierna uit aan de hand van een voorbeeld. (* Het attest i.v.m. de fiscale schulden blijft 20 dagen geldig.) Voorbeelden in te houden bedrag voor de fiscus Factuur verschuldigd van 5.000 euro en (onder)aannemer heeft fiscale schulden - Opdrachtgever houdt 15% in: 750 euro en stort dit door aan de fiscus - (Onder)aannemer moet niet voorafgaand verwittigd worden. De inhouding is automatisch en verplicht. Factuur verschuldigd van 15.000 euro en (onder)aannemer heeft fiscale schulden - Opdrachtgever MOET attest vragen aan de (onder)aannemer - (Onder)aannemer geeft attest niet binnen de 30 dagen: inhouding van 15%: 2.250 euro - (Onder)aannemer geeft attest en schuld is 1.000 euro: inhouding van 1.000 euro - Onder)aannemer geeft attest en schuld is 5.000 euro: inhouding beperken tot 2.250 euro (nl. 15% maximum) - (Onder)aannemer deelt mee dat mag worden ingehouden: 2.250 euro inhouden.

Professionele opdrachtgevers zijn dus – net als hoofdaannemers in de bouwsector – hoofdelijk aansprakelijk en moeten inhouden zodra er fiscale schulden zijn. Concreet betekent dit dat de hoofdaannemer met fiscale schulden geen volledige uitbetaling van de factuur krijgt.

• 101 •

4000-5206-V01.indd 101

31-03-14 13:52


Onderaannemers dienen hiermee rekening te houden omdat deze inhoudingen bij de hoofdaannemer mogelijk een impact kunnen hebben bij hun eigen uitbetaling. U kan op de website van de Fiscus (www.myminfin.be, rubriek: “Naar MyMinfin zonder authentificatie” en vervolgens “E-services”) nagaan of bedrijven al dan niet schuldenaar zijn bij de fiscus en of derhalve al dan niet inhoudingen moeten gebeuren.

Opgelet met buitenlandse aannemers! De nieuwe regelgeving vanaf 1 januari 2008 heeft elk onderscheid willen wegwerken in de behandeling van Belgische of buitenlandse aannemers. Hierdoor geldt ten aanzien van de buitenlandse aannemer eenzelfde hoofdelijke aansprakelijkheid en inhoudingsplicht als voor een Belgische aannemer. De buitenlandse aannemers zullen evenwel niet consulteerbaar zijn op een website. Om na te gaan of de buitenlandse aannemer geen sociale schulden heeft, dient u na te gaan of er voor elke persoon aanwezig op de werf een geldig detacheringsdocument aanwezig is (A1) alsook een bewijs van aansluiting en geen schulden bij de PDOK, zijnde het zegelstelsel in België. Voor wat betreft het laatste (PDOK) is dit enkel vereist wanneer de buitenlandse aannemer eigen personeel in dienst heeft dat hier in België werkzaamheden verricht. U maakt best kopieën van deze documenten, die u dan bewaart. Omdat er voor de fiscus geen gelijkaardige documenten bestaan, zal het dus van belang zijn, om na te gaan of de buitenlandse aannemer geen fiscale schulden heeft in België. Hiervoor zal u hem een attest moeten vragen waaruit blijkt dat hij (geen) fiscale schulden heeft in België. Inhoudingen– Praktische gegevens RSZ Hoeveel? maximum 35% op het bedrag van de factuur (excl. btw) Wanneer? Gelijktijdig met de betaling van (het saldo) van de factuur aan de medecontractant Hoe? Via een onlinetoepassing op www.socialezekerheid.be of via de ledentool op www.bouwunie.be. Bij de consultatie van de inhoudingsplicht kan u doorklikken en de gevraagde gegevens ingeven. Vervolgens zal een bedrag en een gestructureerde mededeling voorgesteld worden waarmee u de betaling aan de RSZ dient uit te voeren Adres: RSZ–sectie 30 bis, Victor Hortaplein 11, 1060 Brussel Rek. nr. IBAN: BE76 6790 0001 9295 BIC: PCHQBEBB Fiscus Hoeveel? maximum 15% op het bedrag van de factuur (excl. btw) Wanneer? Gelijktijdig met de betaling van (het saldo) van de factuur aan de medecontractant Hoe? Door middel van een storting op het onderstaande rekeningnummer. Adres: Ontvangkantoor Brussel 3 – Bijzondere ontvangsten, Kruidtuinlaan 50 bus 3110, 1000 Brussel Rek. nr. IBAN: BE33 6792 0023 2046 - BIC: PCHQBEBB Andere verplichting De opdrachtgever of de aannemer moet de storting doen onder vermelding van het ondernemingsnummer van de betrokken (onder-)aannemer, het bedrag en datum van de factuur, alsmede de naam van de betrokken (onder-)aannemer. Tegelijk verstuurt u een afschrift van de factuur waarop de inhoudingsplicht betrekking heeft, naar Ainv-Arec, Voorstraat 43, 3500 Hasselt.

• 102 •

4000-5206-V01.indd 102

31-03-14 13:52


5.2.1.3 Unieke werfmelding Sedert 1 juni 2009 moeten alle werken in onroerende staat en daarmee gelijkgestelde werken gemeld worden. Er wordt hierbij expliciet verwezen naar de btw-wetgeving. Omdat het onmogelijk is alle werkzaamheden die onder het nieuwe toepassingsgebied vallen op te sommen, kunnen we als tip meegeven dat alle diensten gemeld moeten worden die ook in aanmerking komen om, in voorkomend geval, gefactureerd te worden met de verlegging van de heffing (btw medecontractant). Let op: bij particulieren en bepaalde klanten geldt de regel van de medecontractant niet (omdat zij niet btw-plichtig zijn), maar dit neemt niet weg dat deze werken toch gemeld moeten worden. Het is van belang te weten dat de werken voorafgaand aan de start ervan gemeld moeten worden. Vanaf 1 januari 2014 zijn er 2 belangrijke wijzigingen doorgevoerd aan de werfmeldingen. – De eerste wijziging betreft de vereenvoudiging en vernieuwing van de onlinedienst “Aangifte van werken”. Die vervangt de dienst “Unieke werfmelding” en heeft een bredere functie. De aangifte van werken is verplicht voor alle werken in de sectoren van de bouw, metaalbewerking, houtbewerking, elektriciteit, schoonmaak en tuinbouw. De aangifte moet gedaan worden door de aannemer die zijn orders rechtstreeks van de opdrachtgever ontvangen heeft (en dus niet door een onderaannemer). Wanneer de aannemer zich aanmeldt op het portaal, kan hij in de onlinedienst “Aangifte van werken” de volgende zaken doen: aangiftes indienen; aangiftes raadplegen; aangiftes aanpassen en onderaannemers toevoegen. – De tweede wijziging: nieuwe vrijstelling voor zeer kleine opdrachten (lager dan 5.000 euro) Sinds 1 januari 2014 is de werfmelding niet meer verplicht in onderstaande situaties: – Het totaal bedrag van het werk van de aannemer is lager dan 30.000 euro (excl. btw) én hij doet geen beroep op een onderaannemer. Deze vrijstelling bestond reeds, maar het bedrag van 25.000 euro werd opgetrokken tot 30.000 euro. – Het totaal bedrag van het werk van de aannemer is lager dan 5.000 euro (excl. btw) en hij doet slechts beroep op één enkele onderaannemer. Wie moet de werken melden? Elke (hoofd-)aannemer die een opdracht krijgt van een opdrachtgever (dus een klant). Ongeacht deze opdrachtgever een beroepspersoon of een particulier is. Ongeacht het werken zijn die de opdrachtgever beroepsmatig of voor uitsluitend particuliere doeleinden zal bestemmen. Wat als de onderaannemer een eigen onderaannemer aanstel? In dergelijke geval moet hij de gegevens van zijn eigen onderaannemer aan zijn (hoofd-)aannemer bezorgen, zodat deze laatste de aanvulling kan doen van de werkmelding. Hoe melden? De werken moeten gemeld worden aan de RSZ, via de website www.socialezekerheid.be. Werkmeldingen kunnen enkel nog op elektronische wijze. Er zijn 2 soorten elektronische meldingen. De eerste soort is de klassieke melding, waarbij de aangever zich niet moet laten registreren (inloggen en een paswoord ingeven). De tweede soort elektronische melding is er een waarbij de aangever eerst moet inloggen en een paswoord moet ingeven. Dan komt men in een zogenaamde beveiligde toepassing of omgeving.

• 103 •

4000-5206-V01.indd 103

31-03-14 13:52


Wat als de werken of er een onderaannemer niet gemeld worden? In dergelijk geval kan de aangifteplichtige een sanctie oplopen gelijk aan 5% van het bedrag van de niet gemelde werken (excl. btw). 5.2.1.4 Erkenning van de aannemer Wat is een erkenning? Iedereen die een overheidsopdracht wil uitvoeren, zowel de hoofd- als de onderaannemer(s), heeft een erkenning nodig als de prijs van het werk hoger ligt dan een bepaald drempel-bedrag. De erkenningsreglementering heeft tot doel de openbare opdrachtgevers de noodzakelijke waarborgen te verschaffen aangaande de financiële en technische criteria en competentie van de aannemers. Het betreft uitsluitend werken en geen leveringen of diensten. Voor werken van een categorie lager dan 75.000 euro en van een ondercategorie lager dan 50.000 euro, is geen erkenning vereist. Een erkenning is vereist in de volgende gevallen: - ‘echte’ overheidsopdrachten: werken voor de federale staat, de gewesten, de gemeenschappen en de parastatalen; - opdrachten van andere rechtspersonen waarop de overheidsopdrachtenwet van toepassing is; - privé-werken die voor minstens 25% door de genoemde overheden worden betoelaagd (bv. monumenten). - Ook meer en meer privé-opdrachtgevers vragen dat de aannemer erkend is. De aanbestedende overheid raamt eerst de uitvoeringskosten, stelt een bestek op en bepaalt daarin welke erkenning de aannemer moet hebben. Ze vermeldt dus welke categorie, ondercategorie en geraamde klasse het bedrijf moet hebben. Als een aannemer echter een offerte indient waarvan het bedrag in een hogere klasse thuishoort, moet hij een erkenning hebben in die hogere klasse. De aannemer kan een erkenning aanvragen die geldt voor alle opdrachten van een bepaalde soort, maar hij kan ook een eenmalige erkenning aanvragen voor een afzonderlijke overheidsopdracht. De aard van de overheidswerken bepaalt de categorie (letter) en de ondercategorie (letter en cijfer). Wie erkend is voor een bepaalde categorie is daarom nog niet erkend voor alle daarbij horende ondercategorieën. Bij inschrijving is de erkenning nog niet vereist. Dit is pas het geval wanneer de overheid het werk gunt. De niet-erkende aannemer die inschrijft voor een overheidsopdracht, moet dan wel bij zijn offerte een afwijking aanvragen. De erkenning is in principe vijf jaar geldig en moet aangevraagd worden bij de Erkenningscommissie die vaststelt dat de aannemer aan de technische en financiële criteria voldoet. Na deze vijf jaar wordt de erkenning herzien. Beschikt de aannemer over verschillende erkenningen, dan worden alle erkenningen bij de herziening van één ervan nagekeken. De erkenning kan ook herzien worden binnen de termijn van 5 jaar: - wanneer de erkende aannemer op een gegeven ogenblik in een hogere klasse wil of nog meer categorieën of ondercategorieën wil; - wanneer het bevoegde gewest, op advies van de erkenningscommissie, vaststelt dat de aannemer niet meer aan de voorwaarden voldoet.

• 104 •

4000-5206-V01.indd 104

31-03-14 13:52


De erkenning kan ook aangepast worden: - omdat de aannemer belastingsschulden maakte of RSZ-achterstallen moet vergoeden; - omdat de opdrachtgever een klacht tegen de aannemer indiende voor een grove fout bij de uitvoering van een werk; - omdat de aannemer gerechtelijk veroordeeld werd voor een misdrijf dat van die aard is dat het de beroepsmoraal aantast; - bij andere ernstige tekortkomingen. In deze gevallen kan het bevoegde gewest sancties treffen die de vorm kunnen aannemen van een deklassering, de intrekking of de schorsing van de erkenning of de uitsluiting van alle openbare aanbestedingen. Ondernemingen die pas starten of die een nieuwe activiteit ontplooien, kunnen een voorlopige erkenning krijgen, waarbij de voorwaarden versoepeld worden. Voor de voorlopige erkenning gelden enkele beperkingen: - zij kan enkel verkregen worden voor een categorie of ondercategorie van activiteiten die men minder dan 5 jaar uitvoert; de duur is beperkt tot 20 maanden maar kan tweemaal met 20 maanden verlengd worden, tot een maximale duur van 60 maanden of 5 jaar; - het aantal is beperkt tot 5; - een klasseverhoging kan ten vroegste bij de eerste verlenging en hoogstens met één klasse. Om de voorlopige erkenning te bekomen, moet men dezelfde formaliteiten vervullen als voor de definitieve erkenning, maar de totale omzet moet niet worden bewezen en er moeten geen werkreferenties worden voorgelegd. Categorieën / Deelcategorieën A Baggerwerken A1 Lichten van schepen en leggen van allerhande leidingen B B1

Waterbouwkundige werken Ruimen van waterlopen

C C1 C2 C3

Wegenbouwkundige werken gewone rioleringswerken Watervoorziening en leggen van allerhande leidingen Niet-elektrische verkeerstekens langs verbindingswegen, allerhande niet-elektrische veiligheidsinrichtingen, afsluitingen en schermen Bitumineuze verhardingen en bestrijkingen Leggen van sterkstroom en telecommunicatiekabels in sleuven, zonder aaneenkoppeling Horizontale doorpersingen van buizen voor kabels en leidingen

C5 C6 C7

• 105 •

4000-5206-V01.indd 105

31-03-14 13:52


D Bouwwerken D1 Ruwbouwwerken en onder kap brengen D4 Geluids- en warmte-isolatie, lichte scheidingswanden, valse plafonds en valse vloeren, al dan niet geprefabriceerd D5 Schrijnwerk, houten spanten en trappen D6 Marmer- en steenhouwerswerk D7 Smeedwerk D8 Dakbedekkingen in asfaltproducten (e.d.) en dichtingswerken D10 Tegelwerk D11 Pleister- en raapwerk D12 Niet-metalen en niet-asfalt bedekkingen D13 Verfwerk D14 Glazenmakerswerk D15 Parketwerk D16 Sanitaire installaties en gasverwarmingsinstallaties met individuele toestellen D17 Centrale verwarming, thermische installaties D18 Ventilatie, luchtverwarming en airconditioning D20 Metalen schrijnwerk D21 Gevels reinigen en opknappen D22 Metalen dakbedekking en zinkwerk D23 Restauratie door ambachtslieden D24 Restauratie van monumenten D25 Muur- en vloerbekledingen met uitzondering van marmer-, parket- en tegelwerk D29 Vloerdeklagen en bekleding van industriĂŤle vloeren Burgerlijke bouwkunde E E1 moerriolen E2 Paalfunderingen, dam- en diepwanden E4 Horizontale doorpersingen van samenstellende elementen van kunstwerken F Metaalconstructies F1 Montage en demontagewerken F2 Metalen draagstructuren F3 Industrieel schilderwerk G Grondwerken G1 Borings- en sonderingswerken en injecties G2 Draineerwerken G3 Beplantingen G4 Speciale bekledingen voor sportvelden G5 Afbraakwerken H Spoorwegwerken H1 Lassen van spoorstaven H2 Plaatsen van stroomdraden

• 106 •

4000-5206-V01.indd 106

31-03-14 13:52


K K1 K2 K3

Mechanische uitrustingen Uitrustingen van kunstwerken en van industriële mechanica Installaties van overladings- of hijstoestellen Oleomechanische uitrustingen

L L1 L2

Hydromechanische uitrustingen Installaties van leidingen Uitrustingen van pomp- en turbinestations

M M1

Elektronische uitrustingen Elektronische uitrustingen met industriële of hoge frequentie met inbegrip van de uitrusting van voedingsstations

N N1 N2

Transportinstallaties in gebouwen Liften, goederenliften, roltrappen, roltapijten Pneumatisch, mechanisch... vervoer langs kokers...

Elektrische installaties: erkenning enkel mogelijk in desbetreffende deelcategorie: P1 Elektrische installaties in gebouwen... P2 In... kunstwerken, nijverheidsinrichtingen, buiteninstallaties... P3 Installaties van bovengrondse elektriciteitsleidingen P4 Elektrische installaties van haveninrichtingen S Telecommunicatie S1 Openbare en telegraafuitrustingen S2 Uitrustingen voor afstandsbediening, afstandscontrole en afstandsmeting S3 Uitrustingen voor radio - en televisie-uitzendingen, radar - en antenne-installaties S4 Uitrustingen voor informatieverwerking en procesregeling. Speciale installaties: erkenning enkel mogelijk in desbetreffende deelcategorie: T2 bliksemafleiders, ontvangstantennes (huishoudelijk gebruik) T3 koelinrichtingen T4 uitrustingen voor wasserijen en grootkeukens T6 slachthuisinrichtingen. U

Installaties voor huisvuilverwerking

V

Installaties voor waterzuivering

• 107 •

4000-5206-V01.indd 107

31-03-14 13:52


De klassen De categorieën en ondercategorieën worden op hun beurt in acht klassen verdeeld: Klasse Per werk (in euro) 1 Tot 135.000 2 Tot 275.000 3 Tot 500.000 4 Tot 900.000 5 Tot 1.810.000 6 Tot 3.225.000 7 Tot 5.333.000 8 Meer dan 5.330.000 (met dank aan Nadia Schepens, juridisch adviseur Bouwunie)

Totaal in uitvoering (in euro) 682.000 2.200.000 4.000.000 7.000.000 14.500.000 26.000.000 43.000.000 260.000.000

Wegwijs Voor alle inlichtingen en aanvragen: FOD Economie, KMO, Middenstand en Energie Algemene Directie Kwaliteit en veiligheid, Kwaliteit van de bouw Dienst erkenning der Aannemers NG - Koning Albert II-laan 16, 1000 Brussel T: 02 277 61 26 - 02 277 66 06 - 02 277 69 05 - 02 277 71 85 / F: 02 277 54 45 erkenning.aannemers@economie.fgov.be 5.2.2 Bouwvakantie In de bouwsector zijn er 20 wettelijke vakantiedagen. Over de bouwvakantie worden sinds jaren op regionaal gebied - en niet bij C.A.O. - akkoorden afgesloten. Het gaat dus om aanbevelingen van de lokale werkgevers- en werknemersorganisaties die de bedrijven kunnen overnemen en die voor de bedrijven pas juridische waarde krijgen door overname ervan in het arbeidsreglement. Naast deze 20 vakantiedagen zijn er ook nog 12 ‘rustdagen’. Dit zijn geen vakantiedagen maar dagen arbeidsduurvermindering om een gemiddelde wekelijkse arbeidsduur van 38 uur te realiseren op jaarbasis. In werkelijkheid wordt immers 40 uur per week gewerkt. Van deze 12 rustdagen worden er 8 à 9 genomen tijdens de eindejaarsperiode, de andere 4 of 3 worden in de loop van het jaar genomen, meestal als brugdagen tussen feest- en weekenddagen. De 12 rustdagen worden vastgelegd door het paritair comité voor het bouwbedrijf. Wegwijs U kan de bouwvakantiedata vinden op de website www.nav.be. In de ’Kennisdatabank’ onderdeel ‘Cijfers en Indexen’.

• 108 •

4000-5206-V01.indd 108

31-03-14 13:52


5.2.3 Slecht weer in de bouwsector en de gevolgen Slecht weer kan de uitvoering van de arbeidsovereenkomst van de bouwarbeiders onmogelijk maken. Twee situaties kunnen zich voordoen: - een begonnen arbeidsdag moet omwille van het slechte weer onderbroken worden; - het slechte weer maakt de aanvang van de arbeid onmogelijk en er wordt de hele dag niet gewerkt omwille van het slechte weer. In het eerste geval geldt de regeling van het gewaarborgd dagloon. Het loon voor de volledige dag (dus ook voor de niet-gewerkte uren) blijft ten laste van de werkgever. Indien het een werkgever betreft met het RSZ-kengetal 024 (grondwerken, wegenwerken, metsel- en betonwerken, asfalterings- en bitumenwerken) of 054 (voegwerken, dakbedekkingen), moet hij de niet-gepresteerde uren slechts voor de helft betalen. De andere helft wordt gecompenseerd via de weerverletzegels die de arbeiders eenmaal per jaar uitbetaald krijgen. Deze werkgevers zijn dus onderworpen aan het regime van de ‘weerverletzegels’ waarvoor zij een bijdrage van 2,10% van het jaarloon betalen. In het tweede geval worden de arbeiders tijdelijk werkloos gesteld wegens het slechte weer. Zij ontvangen dus een werkloosheidsuitkering ten laste van de RVA, aangevuld met een uitkering van het Fonds voor Bestaanszekerheid-Bouw. Opdat een werkgever zijn arbeiders tijdelijk werkloos kan maken wegens weerverlet, moeten de volgende voorwaarden vervuld zijn: - het moet gaan om slecht weer: vorst, neerslag, sneeuw, hitte, hevige wind,… - het slechte weer moet van die aard zijn dat het de uitvoering van het werk volledig onmogelijk maakt. Wanneer het slechte weer de uitvoering van het werk enkel bemoeilijkt, of het rendement daalt, is dit onvoldoende om tijdelijke werkloosheid wegens slecht weer in te voeren; - er moet een oorzakelijk verband zijn tussen het slechte weer en de aard van de werken; - de werkgever moet een melding doen aan de RVA (elke maand moet de eerste effectieve werkloosheidsdag wegens slecht weer meegedeeld worden); - de werkgever moet zijn arbeiders op voorhand verwittigen dat zij het werk niet moeten aanvatten wegens het slechte weer. Hier is een uitzondering op: wanneer de arbeiders zich aanbieden op de bouwplaats en er wordt vastgesteld dat het werk niet kan aangevat worden (bv. door de hevige regen van de vorige dag staat de bouwplaats onder water), kan de werkgever hen alsnog tijdelijk werkloos stellen wegens slecht weer. De arbeiders kunnen dan aanspraak maken op de werkloosheidsvergoeding. De werkgever is dan echter ook verplicht de mobiliteitsvergoeding en eventueel de tussenkomst in de vervoerskosten te betalen. Slecht weer en vorstverlet In de bouwsector wordt een onderscheid gemaakt tussen onwerkbare dagen omwille van ‘slecht weer’ en de ‘verletdagen wegens vorst en blijvende sneeuw’. Deze vorstdagen, die kunnen voorkomen in de periode van 1 oktober tot 30 april, worden bepaald door het Fonds voor Bestaanszekerheid-Bouw (FBZ-Bouw) voor 12 verschillende geografische zones. Voor de aldus bepaalde dagen ontvangen de arbeiders een aanvullende vergoeding bovenop hun gewone werkloosheidsuitkering wanneer zij tijdelijk werkloos worden gesteld.

• 109 •

4000-5206-V01.indd 109

31-03-14 13:52


De andere dagen wegens slecht of onwerkbaar weer hangen uiteraard af van de lokale weersomstandigheden en van de specifieke aard van de uit te voeren werken. Een van de mogelijkheden om deze dagen slecht weer te bewijzen, is beroep te doen op de maandelijkse tabellen ‘15’ en ‘16’ van het KMI. De tabel ‘15’ geeft voor elke dag in een aantal meetstations de temperatuur aan om 7 uur ’s morgens en de duur van de neerslagperiodes van minimum 2 uur tussen 7 en 17 uur. De tabel ‘16’ vermeldt de maximale windstoten tussen 7 en 17 uur (enkel de windstoten van minstens 10 m/s). Invloed op de uitvoeringstermijn van de werken Het slechte weer heeft ook invloed op de contractueel overeengekomen uitvoeringstermijn. Wanneer deze in kalenderdagen uitgedrukt is, dan worden alle dagen (werkbaar of nietwerkbaar) in aanmerking genomen voor de berekening van de uitvoeringstermijn. Nochtans is een verlenging van de uitvoeringstermijn niet uitgesloten, bv. omwille van abnormale weersomstandigheden. Bij overheidsopdrachten dient de aannemer dan de meldingsprocedure te volgen die in de Algemene Aannemingsvoorwaarden voorzien is. In het geval van private contracten kan eveneens een clausule worden opgenomen die het mogelijk maakt om de uitvoeringstermijn bij abnormale weersomstandigheden te verlengen. Als de uitvoeringstermijn in werkdagen gesteld is, moet de overeenkomst tussen aannemer en opdrachtgever bepalen wat met ‘werkdag’ wordt bedoeld. Het is logisch dat weerverletdagen niet worden meegerekend als werkdagen geldend voor de uitvoeringstermijn. Hierbij moet niet alleen rekening gehouden worden met het aantal dagen van het slechte weer zelf, maar ook met het aantal dagen waarop, ten gevolge van het slechte weer, het werk evenmin kon uitgevoerd worden (bv. onder water staan van de bouwplaats, natte gevels ten gevolge van de voorbije regenperiode waardoor geen gevelschilderwerken uitgevoerd kunnen worden). Wegwijs U kan de weerverlettabellen vinden op de website www.nav.be. Kijk in de ‘kennisdatabank’ onderdeel ‘Cijfers en Indexen’. De weerverletdagen die de aannemer wenst in te roepen om de uitvoeringstermijn te verlengen, moeten uiteraard aanvaard worden door de opdrachtgever, wat steeds mogelijke discussie met zich meebrengt. Het is dan aan te raden dat vooraf een procedure vastgelegd wordt om de weerverletdagen vast te stellen. (Met dank aan Luc Proesmans, adviseur Bouwunie)

• 110 •

4000-5206-V01.indd 110

31-03-14 13:52


5.2.4 Richtprijzen en lonen in de bouwsector Richtprijzen voor de woningbouw In Vlaanderen bestaan er momenteel twee courante publicaties van eenheidsprijzen of richtprijzen: ASPEN INDEX en HANDBOEK RICHTPRIJZEN VOOR DE WONINGBOUW van BOUWUNIE. Voor alle duidelijkheid: de daarin vermelde prijzen zijn geen absolute maar gemiddelde waarden. Niet alleen worden de prijzen bepaald door projectgebonden elementen, zoals locatie, uitvoeringstermijn, complexiteit, tolerantie- en afwerkingsgraad, de materiaalkeuze en -hoeveelheden, maar eveneens door factoren die buiten de invloedssfeer van de ontwerpers vallen. Richtprijzen aan te rekenen lonen Om meer inzicht te hebben in de regielonen van de aannemer bestaan er ook richtprijzen aan te rekenen lonen. Deze tabellen zijn indicatief waarbij rekening gehouden wordt met brutolonen en alle toeslagelementen van lonen en algemene kosten. Bijvoorbeeld het gemiddelde loon van slopingswerken ligt hoger dan bijvoorbeeld bevloeringswerken. De algemene kosten van het eerste liggen immers veel hoger dan bevloeringswerken. Er bestaat een tabel richtprijzen aan te rekenen lonen voor bedrijven vanaf 20 werknemers, een tabel voor de ondernemingen met 10 tot 19 werknemers, en een tabel voor ondernemingen met minder dan 10 werknemers.

Wegwijs NAV-leden krijgen een gevoelige korting bij het bestellen van een handboek richtprijzen van BOUWUNIE, kijk na op www.nav.be en dit bij ‘shop’. Wilt u meer informatie over de ASPEN INDEX, bel dan op het telefoonnummer 03/281.33.68 (www.aspen-index.eu) De tabellen aan te rekenen lonen zijn ook terug te vinden op de website www.nav.be onder de categorie ‘cijfers en indexen’ in de ‘kennisdatabank’. Beroepscategorieën in de bouwsector In de bouwsector zijn er 6 beroepscategorieën (voorheen 4) voor de arbeiders sedert 1 juli 2007. Deze worden gedefinieerd in de Collectieve Arbeidsovereenkomst van 21 juni 2007 betreffende de arbeidsvoorwaarden (nadien verlengd via de cao van 14.05.2009 en de cao van 13.10.2011). Daarnaast worden in deze CAO ook de categorieën ploegbaas en meestergast (lager leidinggevend personeel) gedefinieerd. Categorie I (vroeger ‘ongeschoolde’) Dit zijn de arbeiders: - die instaan voor de uitvoering van zeer eenvoudige werken, zoals de opruiming van de bouwplaats, het reinigen van de gebouwen en de keet, alsmede de uitvoering van werken waarvoor geen enkele specialisatie vereist is, zoals voor het verplaatsen van materieel en materialen; - de arbeiders die hun beroepsloopbaan beginnen en die geen bouwdiploma na voltijds onderwijs hebben behaald, alsook diegenen die een opleiding gevolgd hebben met vrucht in het kader van het Industrieel leerlingenwezen en de Alternerende bouwopleiding. Voor deze arbeiders evalueert de werkgever uiterlijk na 9 maand de graad van beroepsbekwaamheid en verhoogt, in geval van gunstige evaluatie, het loon tot minimaal dat van categorie I A.

• 111 •

4000-5206-V01.indd 111

31-03-14 13:52


Categorie IA (vroeger ‘eerste ongeschoolde’) Tot deze categorie behoren: - de arbeiders van cat. I die naar het oordeel van de werkgever blijk geven van een meer dan gemiddelde bekwaamheid; - de arbeiders die hun beroepsloopbaan beginnen en die een bouwdiploma na voltijds onderwijs hebben behaald. Na 6 maand bedraagt hun loon minimaal dat van categorie II Categorie II (vroeger ‘geoefende arbeiders’) Hieronder wordt verstaan de arbeiders die niet volledig vertrouwd zijn met de onder ‘categorie III en IV’ (zie verder) opgesomde beroepen. Onder deze categorie wordt verder nog verstaan de arbeiders die bij de uitvoering van hun gewoon werk enige vaardigheid aan de dag leggen. De CAO betreffende de arbeidsvoorwaarden somt een aantal taken en beroepen op van de arbeiders van categorie II. Categorie IIA (vroeger ‘eerste geoefende’) Tot de categorie II A behoren de arbeiders van categorie II die naar het oordeel van de werkgever blijk geven van een meer dan gemiddelde bekwaamheid. Categorie III (vroeger ‘geschoolde arbeiders van de eerste graad’) Hieronder wordt verstaan de arbeiders die hun vak grondig kennen, welke kennis slechts verworven wordt dankzij een ernstige leertijd in de werkplaats, op de bouwplaats of in een vakschool, en dit vak sedert ten minste drie jaar met een normale vaardigheid en een normaal rendement uitoefenen. Categorie IV (vroeger ‘geschoolde arbeiders van de tweede graad’) Hieronder wordt verstaan de arbeiders van wie de beroepsbekwaamheid kennelijk hoger ligt dan die van de geschoolde arbeiders van de eerste graad. Hun aantal ten opzichte van het totaal der arbeiders kan variëren naar gelang van de beschouwde beroepen. De cao geeft een opsomming van een aantal beroepen en taken die behoren tot de categorie III en IV). Lager leidinggevend personeel: meestergasten De arbeider die blijk geeft van zijn vakbekwaamheid en de functie van meestergast uitoefent, heeft recht op een uurloon dat ten minste 20% hoger ligt dan het loon van de geschoolde arbeider van de tweede graad. Deze vakbekwaamheid wordt beoordeeld in het licht van de kwaliteiten die normaliter van een als ‘meestergast’ aangeduide arbeider mogen verwacht worden, meer bepaald: - technische en praktische kennis nodig voor het organiseren, het leiden en coördineren van het werk van verschillende arbeidersploegen; - rekening houdend met de vanwege zijn chef ontvangen richtlijnen in staat zijn om persoonlijk de daaruit voortvloeiende uitvoeringsmoeilijkheden op te lossen; - de verantwoordelijkheid op zich nemen voor de goede uitvoering van de werken die door het onder zijn gezag gestelde personeel worden verricht.

• 112 •

4000-5206-V01.indd 112

31-03-14 13:52


Ploegbazen Onder ploegbaas wordt verstaan de arbeider die geholpen wordt door verschillende arbeiders en die toezicht houdt op de uit te voeren werken waarbij hij handenarbeid pleegt te verrichten. De ploegbaas heeft recht op een uurloon dat ten minste 10% hoger ligt dan datgene wat overeenkomt met zijn eigen beroepsbekwaamheid. Wanneer het een ploegbaas betreft die aan het hoofd staat van een ploeg bestaande uit arbeiders met verschillende beroepsbekwaamheden, dan mag het aan deze ploegbaas verschuldigde loon niet lager liggen dan het regelingsloon van de arbeider met de hoogste beroepsbekwaamheid, verhoogd met 10%. (Met dank aan Luc Proesmans, adviseur Bouwunie)

5.3. Energiedeskundigen en verslaggevers Om een goed beeld te krijgen over de verschillende actoren, is het belangrijk dat we de verschillende toepassingsdomeinen goed onderscheiden. Er is een Energieprestatiecertificaat bij verkoop en verhuur van woongebouwen, een vrijwillige energieaudit, daarnaast bestaat ook de energieprestatieregelgeving. Telkens gaat het om verschillende zaken: Het Energieprestatiecertificaat bij verkoop en verhuur van woongebouwen: – verplicht bij verkoop en verhuur van woongebouwen (woningen, appartementen, studio’s, ...) – Een EPC moet aanwezig zijn uiterlijk vanaf het moment dat een woning te koop of te huur wordt aangeboden en moet door de verkoper/verhuurder voorgelegd worden aan de (potentiële) kopers/huurders. Bovendien moeten de energiescore en het adres of de unieke code gepubliceerd worden in alle commerciële publicaties. – De eigenaar (verkoper) stelt een erkende energiedeskundige type A aan. – Het EPC bij verkoop en verhuur van woongebouwen is maximaal 10 jaar geldig De energieaudit: – vrijwillig voor particulieren die energieadvies willen over hoe en waar energie kan bespaard worden in hun woning – enkel een energiedeskundige type B kan een energieaudit opmaken Een energieprestatiecertificaat (EPC) voor publieke gebouwen is – verplicht voor gebouwen gelegen in het Vlaamse Gewest waarin publieke organisaties gevestigd zijn die aan een groot aantal personen overheidsdiensten verstrekken en vaak door publiek bezocht wordt. – De invoering van het EPC in het Vlaamse Gewest verloopt gefaseerd afhankelijk van de bruikbare vloeroppervlakte van het publieke gebouw: – gebouwen groter dan 1.000 m² : EPC verplicht sinds 1 januari 2009 ; – groter dan 500 m² : EPC verplicht vanaf 1 januari 2013 ; – gebouwen groter dan 250 m² : EPC verplicht vanaf 1 januari 2015.

• 113 •

4000-5206-V01.indd 113

31-03-14 13:52


– Het energieprestatiecertificaat wordt opgemaakt door: – een erkende energiedeskundige type C voor publieke gebouwen of, – een interne energiedeskundige voor publieke gebouwen. – Het EPC voor publieke gebouwen … – toont aan de hand van een kengetal hoe energiezuinig het gebouw is. Het kengetal – kan men vergelijken met referentiewaarden van gelijkaardige gebouwen aan de hand van de kleurenbalk. – vermeldt aanbevelingen voor energiezuinige investeringen. is tien jaar geldig De energieprestatieregelgeving (zie ook verder in deze brochure) – Alle gebouwen waarvoor vanaf 1 januari 2006 een aanvraag om te bouwen of verbouwen wordt ingediend, maar ook sommige meldingen, moeten voldoen aan de EPB-regelgeving of energieprestatieregelgeving. EPB staat voor ‘EnergiePrestatie en Binnenklimaat’. Dat betekent dat deze gebouwen een bepaald niveau van thermische isolatie, energieprestatie (isolatie, energiezuinige verwarmingsinstallatie, ventilatie, ...) en een gezond binnenklimaat moeten behalen. – De opdrachtgever (aangifteplichtige) moet voor de start van de werken een verslaggever aanstellen: de EPB-verslaggever. Hij is verantwoordelijk voor het opmaken en correct rapporteren van de startverklaring met voorafberekening en de EPB-aangifte. WEGWIJS Voor zowel energiedeskundige types A , B en C dient een opleiding gevolgd te worden. Het centraal examen is verplicht voor nieuwe kandidaat-energiedeskundigen types A en C. Het examen voor energiedeskundige type B wordt georganiseerd door de instelling waar de opleiding plaatsvindt. Om EPB-verslaggever te worden moet geen specifieke opleiding gevolgd worden in zoverre men een bepaald basisdiploma heeft zoals architect, burgerlijk ingenieur-architect, burgerlijk of industrieel of bio-ingenieur, interieurarchitect (afgeleverd vanaf 2011). U moet zich wel registreren. Meer informatie op www.energiesparen.be (Met dank aan Angeliques Verspeurt, energieconsulente NAV)

• 114 •

4000-5206-V01.indd 114

31-03-14 13:52


5.4 KEURINGSORGANISMEN Keuringsorganismen hebben een belangrijke rol in de bouwsector. De conformiteit van de installaties voor elektriciteit en aardgas wordt bijvoorbeeld gecontroleerd door erkende keuringsorganismen. Maar ook liften en roltrappen ontsnappen niet aan hun inspectieoog. Recentelijk werden ze ook ingeschakeld voor de keuring van binneninstallaties drinkwater. Hieronder een beperkte lijst van erkende keuringsorganismen. Vraag telkens na of ze erkenning hebben voor de specifieke opdracht. Wegwijs AIB-Vinçotte vzw Brussel Jan Olieslagerslaan 35 - 1800 Vilvoorde T: 02 / 674 57 11 - F: 02/674.59.59 West en Oost-Vlaanderen Bollebergen 2A bus 12 - 9052 Gent Zwijnaarde T: 09/244.77.11 - F: 09/244.77.15 Antwerpen en Limburg Noordersingel 23 - 2140 Borgerhout T: 03/221.86.11 - F: 03/221.86.12 ATK vzw Mechelsesteenweg 247-249 - 2820 Bonheiden T: 015/55.51.51 - F: 015/55.06.30 OCB vzw Koninging Astridlaan 60 - 2550 Kontich T: 03/451.37.00 - F: 03/451.37.10 ELECTRO - TEST vzw Kerkstraat 33 - 1820 Melsbroek T: 02/751.98.39 - F: 02/751.52.09 VAN HEMELEN vzw Halsendallaan 5 - 1652 Alsemberg T: 02/380.52.71 - F: 02/380.89.86 VERENIGING BUREAU VERITAS vzw Mechelsesteenweg 128-136 - 2018 Antwerpen T: 03/247.94.00 - F: 03/247.94.99

• 115 •

4000-5206-V01.indd 115

31-03-14 13:52


5.5 Tussenkomst van ingenieurs en studiebureaus Het Hof van Cassatie oordeelde met arrest van 3 maart 1978 (R.W. 1978-1979, 711) dat gelet op het hoog technisch karakter van bepaalde studies die tot het bouwbedrijf behoren, aangenomen mag worden dat de architect zich - zelfs impliciet - tegenover de bouwheer mag vrijmaken m.b.t. zekere technische studies, zoals betonstudie en berekeningen van het weerstandsvermogen van materialen, waarvoor hij geen opleiding heeft ontvangen en die derhalve buiten zijn bevoegdheid vallen. Bepaalde technische studies worden dan ook niet verondersteld deel uit te maken van een volledige architectenopdracht. De architect kan nochtans in zijn overeenkomst met de bouwheer de verbintenis aangaan zorg te dragen voor deze aanvullende studies, die hij dan laat uitvoeren door een ingenieur of een studiebureau. Ook is het mogelijk dat de bouwheer zelf - al dan niet op uitdrukkelijke vraag van de architect- een ingenieur aanstelt of nog, als aannemingslast, de studies laat uitvoeren door een door de aannemer gecontracteerde ingenieur. Wat is in het algemeen en zonder rekening te houden met bijzondere contractuele afspraken, de ‘aansprakelijkheid’ van de architect in elk van de hierboven genoemde scenario’s? 5.5.1 De architect stelt een ingenieur aan De architect zal als contractspartij altijd zelf aangesproken kunnen worden door de bouwheer voor de fouten van de ingenieur. De architect kan wel argumenteren dat de ingenieur hem dient te vrijwaren voor deze aanspraken van de bouwheer, omdat niet hijzelf dan wel de ingenieur verantwoordelijk is voor de gemaakte studie. Nochtans kan in bepaalde gevallen de architect (mede-) aansprakelijk gesteld worden voor fouten begaan door de ingenieur indien de architect deze fouten gelet op zijn eigen specialisatie en kennis, had moeten kunnen ontdekken. Ook kan de architect aansprakelijk gesteld worden voor een slechte keuze van ingenieur. Het aanstellen van een incompetent ingenieur kan de aansprakelijkheid van de architect in het gedrang brengen. Daarbij zal in feite moeten worden nagegaan of de keuze van de door de architect geraadpleegde technicus naar algemene bekendheid al dan niet een goede keus was en, in ieder geval, of de door de specialist begane fout van die aard was dat ze, gelet op de vakkennis van de architect al dan niet door hem kon worden ontdekt. 5.5.2 De bouwheer stelt de ingenieur aan Indien de bouwheer een ingenieur een opdracht toevertrouwt, durven sommigen argumenteren dat de ingenieur in de plaats van de architect treedt voor het gedeelte dat aan de ingenieur wordt toevertrouwd. Voor dat gedeelte zou de architect aldus van zijn verantwoordelijkheid worden ontslaan. Artikel 24 van het Reglement van Beroepslichten bepaalt: ‘Wanneer een beroep gedaan wordt op de medewerking van een technisch adviseur, behoudt de architect alle prerogatieven van zijn opdracht’.

• 116 •

4000-5206-V01.indd 116

31-03-14 13:52


De bepaling is duidelijk. De architect kan zich niet van zijn opgedragen opdracht en de daarmee gaande aansprakelijkheid ontdoen door te verwijzen naar de omstandigheid dat de bouwheer een ingenieur raadpleegde. Dit betekent dat bij mogelijke fouten begaan door de ingenieur een Rechtbank tevens zal onderzoeken of de fouten van de ingenieur, gelet op de vakkennis van de architect, al dan niet hadden moeten opgemerkt worden door de architect. De tussenkomst van een ingenieur op verzoek van de bouwheer ontslaat de architect niet van zijn plicht om fouten in studies die hij kan opmerken, op te merken. Ook dient hij, wanneer nodig, de bouwheer op de hoogte te brengen van de ‘onkunde’ van de ingenieur. 5.5.3 De aannemer stelt de ingenieur aan Een lastenboek kan aan de aannemer verplichten een ingenieur aan te stellen om bv. de sterkteberekening van de constructie te doen. Dergelijke clausule mag enkel betrekking hebben op de plannen en de berekeningen die in verband staan met de uitvoering van de werken toevertrouwd aan de aannemer. Deze opdracht kan nooit slaan op het concept zelf vermits dit in strijd zou zijn met de wet van 1939. Ook in dergelijke omstandigheid wordt de verantwoordelijkheid van de architect niet afgezwakt. Indien de aannemer beroep doet op een ingenieur geldt tevens de algemene regel dat de architect altijd zijn eigen taken moet uitoefenen en dat hij binnen zijn eigen vakkennis moet nagaan of de studies conform zijn en of de aangestelde ingenieur over voldoende vakkennis beschikt om vertrouwd te kunnen worden. (Met dank aan meester Christophe Lenders en meester Joris Wouters, GSJ advocaten)

• 117 •

4000-5206-V01.indd 117

31-03-14 13:52


5.6 De deskundige Voorafgaand dient er te worden opgemerkt dat er bij de samenstelling van deze uitgave recent enkele (drastische) wetsvoorstellen ingediend werden die verschillende wijzigingen in het statuut van deskundige voorstellen. Op 05.02.14 werd het nieuwe wetsvoorstel dd. 06.01.14 van volksvertegenwoordiger Sonja BECQ goedgekeurd in de commissie Justitie van de Kamer. Op 20.02.14 werd het wetsvoorstel dd. 14.02.14 tot invoeging van een nationaal register voor gerechtsdeskundigen (nr. 1499) en houdende het statuut van beëdigde vertaler, tolk of vertaler-tolk (nr. 0322) goedgekeurd in de plenaire vergadering van de Kamer van Volksvertegenwoordigers. In afwachting van duidelijkheid omtrent de wijzigingen (ic concrete wetgeving) wordt onderstaande tekst voorlopig behouden. De architect-deskundige is geen titel noch statuut op zich. Iedereen kan zich laten aanstellen als deskundige in één of andere materie (ook bouwzaken). Men mag zich evenwel niet uitgeven voor deskundige in een gereglementeerd beroep zonder het betreffende diploma behaald te hebben of beroep uit te oefenen. De architect-deskundige opereert op verschillende terreinen: – verzekeringswereld – deskundige aangesteld door twee of meer partijen (*) – deskundige aangesteld door de rechtbanken (*) In de verzekeringswereld kan men opereren als zelfstandige of bezoldigde. Voor de twee laatste terreinen (zie * hierboven) komen enkel de architecten-zelfstandigen in aanmerking. Daar de deskundige opdracht voor de rechtbanken het duidelijkst omschreven is (Wet van 10 okt 1967 houdende de nieuwe wetsbepalingen betreffende het deskundige onderzoek en de nieuwe wet van 15 mei 2007 tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek betreffende het deskundigenonderzoek) zullen we beginnen met het omschrijven van de taak en opdracht van deze groep. Waarom aanstelling van een deskundige? Een deskundige wordt door de rechtbank aangesteld in geval er betwisting is tussen twee of meer partijen nopens een techniciteit waarbij de rechtbank zich onbevoegd verklaart. De rechtbank zal hetzij een tussenvonnis vellen hetzij een beschikking verlenen aan partijen om een deskundige met een welomschreven opdracht aan te stellen. Deze deskundige moet, in opdracht van de rechtbank, dit wil zeggen in volledige onpartijdigheid, het voorwerp van het geschil onderzoeken, zijn conclusies meedelen aan de partijen, pogen de partijen te verzoenen en indien dit niet mogelijk blijkt, zijn eindverslag neerleggen bij de rechtbank waarna de rechter uitspraak zal doen. Aanstelling Eerste element: de deskundige wordt aangesteld door de rechtbank. Men is dus slechts deskundige, opdracht per opdracht. Het is de deskundige niet toegestaan zich dan ook als dusdanig te betitelen. Men mag op zijn briefpapier niet vermelden: deskundige of expert bij de rechtbank. Lijsten Iedere rechtbank houdt lijsten bij van deskundigen - per beroepstak - die regelmatig door haar worden aangesteld. Zo houden diverse rechtbanken lijsten bij van deskundigen in de bouwsector,

• 118 •

4000-5206-V01.indd 118

31-03-14 13:52


automobielsector, scheepvaart, fiscaliteit, enz. Dergelijke lijsten worden ook opgesteld door de verschillende expertenverenigingen (per beroepstak), die ze aan de rechtbank overmaken en de bekwaamheid van hun deskundige-leden garanderen (zie NCDAB). Hoe komt men op die lijst. Door zijn of haar kandidatuur schriftelijk te stellen bij de voorzitter van de rechtbank. De rechtbank zal in voorkomend geval opdracht geven (meestal aan de gerechtelijke politie) de kandidaat te onderzoeken op zijn verleden (moraliteit en gerechtelijk verleden). Voorts zal nagegaan worden of de kandidaat over voldoende beroepsbekwaamheid en ondervinding beschikt. Naarmate geschillen voor de rechtbank gebracht worden zal de rechter oordelen welke deskundige in aanmerking komt voor de opdracht. Partijen kunnen ook een deskundige voorstellen en zelfs nadat de rechter een deskundige aangesteld heeft, deze vervangen door een andere (weliswaar voordat de deskundige in werking gesteld is). Aanvaarden - weigeren van de opdracht Van zodra de deskundige in het bezit is van de opdracht moet hij nagaan of hij de opdracht kan aanvaarden. Het weigeren van de opdracht kan op diverse gronden gebeuren: – de opdracht valt buiten de bevoegdheid van de deskundige; – de deskundige is materieel in de onmogelijkheid om de opdracht tijdig klaar te hebben; – de deskundige heeft een bepaalde relatie met één van de partijen; partijen hebben reeds rechtstreeks of onrechtstreeks voor hem gewerkt; – partijen zijn verwanten of goede bekenden van de deskundige; – indien er tussen hem en één van de partijen een hoge graad van vijandschap bestaat; – indien hij reeds raad gegeven heeft over het geschil. Wraking Art 966: De deskundigen kunnen worden gewraakt om dezelfde reden als om de rechters. Art 967: Iedere deskundige die weet dat er enige reden van wraking tegen hem bestaat, is ertoe gehouden zulks onverwijld aan de partijen mee te delen en zich van de zaak te onthouden indien de partijen hem geen vrijstelling verlenen. Art 968: De deskundige die de partijen kiezen, kan alleen worden gewraakt om redenen die ontstaan zijn, of bekend geworden zijn sedert zijn aanwijzing. Art 969: Na de eerste bijeenkomst voor het deskundigenonderzoek, mag geen wraking meer worden voorgedragen tenzij de partij eerst nadien kennis heeft gekregen van de wrakingsgronden. Art 970: De partij die middelen van wraking wil aanvoeren, moet ze voordragen in een verzoekschrift aan de rechter die de deskundige heeft aangewezen, tenzij deze zich zonder formaliteiten onthoudt. Het verzoekschrift moet binnen de 8 dagen nadat de partij kennis heeft gekregen van de reden van wraking voorgedragen word. Art 971: De griffier zendt bij gerechtsbrief een eensluidend afschrift van de akte van wraking aan de gewraakte deskundige. Tevens bericht hij hem dat hij binnen de 8 dagen moet verklaren of hij in de wraking berust dan wel of hij ze betwist. De wraking wordt toegestaan, indien de deskundige erin berust of ze onbeantwoord laat; wanneer de deskundige de wraking betwist, doet de rechter uitspraak, nadat hij de partijen en de deskundige in de raadkamer heeft gehoord. Wordt de wraking verworpen, dan kan de partij die ze heeft voorgedragen, veroordeeld worden tot schadevergoeding jegens de deskundige indien deze dit vordert. In dit laatste geval echter kan hij geen deskundige blijven in de zaak. Het vonnis inzake wraking is uitvoerbaar niettegenstaande voorziening. Staat het vonnis de wraking toe, dan wijst het ambtshalve de nieuwe deskundige aan, tenzij de partijen op het ogenblik van het vonnis overeengekomen zijn over de keuze van een deskundige.

• 119 •

4000-5206-V01.indd 119

31-03-14 13:52


Aanvang van de opdracht De deskundige moet de schriftelijke aanvraag afwachten van één der partijen of hun raadslieden. Deze moeten de deskundige verzoeken over te gaan tot de expertise. De aanvraag kan ook van de griffier uitgaan op verzoek van één der partijen. Provisie De Rechtbank zal in het vonnis waar de deskundige aangesteld is dag en uur bepalen van een installatievergadering op de Rechtbank. Hier kan in gemeen overleg tussen partijen soms van afgezien worden. Binnen de acht dagen zal de deskundige per aangetekend schrijven, en de rechter en de raadslieden per gewone brief, kennis geven van de plaats, de dag en het uur waarop hij zijn werkzaamheden zal aanvangen en hen hierop uitnodigen. Afspraak liefst na telefonische afspraak met de raadslieden. Bij dringende gevallen is het aangewezen dat de deskundige zich telefonisch met de partijen in verbinding stelt om de afspraak te bepalen. De rechtbank bepaalt de provisie die partijen ter griffie moeten consigneren en geeft deze volgens de vordering van de expertise vrij. Plaatsopneming Plaats van de bijeenkomst: naar gelang de omstandigheden, hetzij ten huize van de deskundige, hetzij bij één der partijen, maar best op de plaats waar de opdracht dient te worden uitgevoerd. De deskundige moet zich onthouden zich door één van de partijen of hun raadslieden naar de plaatsopneming te laten vervoeren. De expertise gaat door zowel in aan- of afwezigheid der partijen voor zover deze behoorlijk uitgenodigd zijn. Verrichtingen bij de samenkomst De deskundige moet de identiteit van de aanwezigen noteren: partijen, advocaten, technische raadslieden en derden die bij de expertise belang hebben. De deskundige moet door de partijen het akkoord doen bevestigen over de verwoordingen van de opdracht. Hij moet de opdracht voorlezen. Indien partijen akkoord gaan om de opdracht uit te breiden, moet hij dit schriftelijk doen bevestigen. Voorbeeld van een klassieke opdracht – De betreffende leveringen en werken te bezoeken en te beschrijven, de aard en de omvang van de eventuele gebreken en schade aan te geven en de oorzaak ervan te bepalen; – De werken nodig tot herstel te beschrijven, de duur en de kostprijs ervan te bepalen, de maatregelen aan te geven om verdere schade te voorkomen en de eventuele minderwaarden en de genotsderving te ramen; – De afrekening tussen de partijen op te stellen naar de stand van de uitgevoerde werken, de verschuldigde vergoedingen, minwaarden en verrichte betalingen; – Alle dienstige vragen van partijen te beantwoorden; – Partijen trachten te verzoenen. Het verloop van de expertise Na het voorlezen en aanvaarden van de opdracht de zaak door partijen laten uiteenzetten: eerst de eiser, vervolgens de verweerder. De deskundige heeft het recht de partijen te verzoeken zich tot de feiten van de zaak te beperken en er niet van af te wijken. Dikwijls laten partijen hun opmerkingen gelden naarmate de deskundige tot de vaststellingen overgaat. De verklaringen van partijen hebben de waarde van een buitengerechtelijke bekentenis. Desnoods zal de deskundige mededeling vragen van de dossiers en zelfs van bijkomende stukken welke hij van nut zou achten. De deskundige gaat dan over tot onderzoek van het litigieuze voorwerp: vaststellingen en proeven, demonteren, schattingen, enz.

• 120 •

4000-5206-V01.indd 120

31-03-14 13:52


Hij mag inlichtingen inwinnen bij derden of zich door derden onder zijn toezicht doen helpen, mits partijen hiermee akkoord gaan, tenzij het vonnis hemzelf machtigt zich tot derden te wenden om aan de uitvoering van de expertise hun medewerking te verlenen. Zo is het de deskundige toegestaan om beroep te doen op het advies van andere experten die meer bevoegd zijn in de zaak of hieromtrent een bijzondere kennis verworven hebben. Het is aangeraden van alle vaststellingen voldoende foto’s te nemen. Zo nieuwe samenkomsten nodig blijken, partijen opnieuw uitnodigen in de vorm voorgeschreven voor de uitnodiging van de eerste plaatsopneming, tenzij partijen de deskundige uitdrukkelijk ontslaan hen te verwittigen of hem vanaf de eerste samenkomst de toelating geven om zijn verdere vaststellingen te doen buiten hun aanwezigheid. Het is aangewezen partijen toch altijd te verwittigen en op de hoogte te houden. Verzoening Na partijen gehoord te hebben, bevordert de deskundige hun verzoening. In geval van verzoening en op verzoek van partijen maakt hij hiervan een proces-verbaal op (dading), hetwelk hij door partijen laat ondertekenen. Hij legt dit P.V. ter griffie neer Voorverslag De bevindingen van de deskundige dienen in voorlezing aan alle partijen en hun raadslieden gezonden te worden, met het verzoek hun opmerkingen binnen een bepaalde termijn na de toezending te laten kennen. De berichten welke de deskundige ontvangt, drukt hij af in zijn eindverslag. De deskundige moet op deze vragen of opmerkingen gemotiveerd antwoorden. Indien de vragen of opmerkingen buiten de zaak vallen moet hij dit ook motiveren. Belangrijk is dat de deskundige ten alle tijde beseft dat hij enkel een advies verstrekt aan de rechtbank. Hij mag geen juridische uitspraken doen of standpunt innemen. De verleiding bij sommige deskundigen om tot uitspraken, halfverheven vonnissen over te gaan, is soms sterk aanwezig. Een gemotiveerd verslag bevat enkel technische beschouwingen met de aanwijzing van de grond waarop ze berusten. Deze adviezen moeten kritisch geformuleerd worden, dit wil zeggen dat alle aspecten van de zaak evenwichtig en naar waarde dienen behandeld te worden. Voorbeeld: een buitengevel die slordig bepleisterd is, kan beantwoorden aan de normen inzake vlakheid, voldoende dekking, samenstelling enz maar op esthetisch oogpunt een totaal verkeerd beeld scheppen. Het is dan aan de deskundige om uit te maken of deze gevel dominerend is in de architectuur, of het gaat om een oude gevel die bepleisterd werd vs een nieuw opgetrokken muur, is het een opvallend gebrek of dient de waarnemer erop gewezen, enz. De deskundige moet bij zijn conclusies zoveel mogelijk objectieve criteria inbouwen, ze punt per punt behandelen en dan een eindconclusie trekken. Advies Art 986: De rechters zijn niet verplicht het advies van de deskundigen te volgen, indien het strijdig is met hun overtuiging. Art 987: Indien de rechter in het verslag niet voldoende opheldering vindt, kan hij een aanvullend onderzoek door dezelfde deskundigen ofwel een nieuw onderzoek door andere deskundigen bevelen. De nieuwe deskundigen mogen aan de vroeger aangestelde deskundigen de inlichtingen vragen die zij nodig achten. De rechter kan ook, tijdens het hele verloop van de debatten, de deskundigen ter zitting horen. Deze mogen zich bij dat verhoor van stukken bedienen. De verklaringen van de deskundigen worden in een PV bevestigd dat de rechter, de griffier en zijzelf ondertekenen na lezing en eventuele opmerkingen.

• 121 •

4000-5206-V01.indd 121

31-03-14 13:52


Eindverslag Indien de opmerkingen, bijkomende vragen, bijkomende aangeklaagde gebreken van partijen geen bijkomende elementen bevatten of aanleiding geven tot een nieuwe plaatsopneming of het opmaken van een aanvullend voorverslag zal de deskundige overgaan tot het opmaken van zijn eindverslag. Dit wordt opgemaakt eens de termijn van het formuleren van opmerkingen verstreken is. Indien één of meerdere partijen nalaten hun opmerkingen binnen deze termijn te formuleren, dan mag de deskundige overgaan tot het opmaken van zijn eindverslag. Dit verslag bestaat uit: – het verslag in prelectuur (voorverslag); – de opmerkingen en briefwisseling van partijen; – de antwoorden op de vragen en opmerkingen van partijen; – de eindconclusies; – de eedformule; – de staat van erelonen en onkosten. Alles wordt uitgetypt op stevig papier, A4 formaat, 1,5 interlinie en stevig ingebonden. Neerleggen van het verslag De minuut (origineel) van het deskundig verslag met de nota’s van de partijen erin samengebundeld, wordt op de griffie van de rechtbank neergelegd. Het wordt de deskundigen ten zeerste aangeraden de minuut van hun verslag slechts ter griffie neer te leggen voor zover hun staat van ereloon en kosten of saldo ervan door één of door beide partijen werd betaald. Evenwel, indien de ereloonstaat betwist wordt, laat deze betwisting de deskundige niet toe de neerlegging van zijn verslag te weigeren. Hij moet zijn verslag neerleggen en de rechter om taxatie verzoeken. Op de dag van de neerlegging van het verslag ter griffie zendt de deskundige een aangetekende brief aan partijen met in bijlage een voor eensluidend verklaard afschrift van het verslag en van de daarin opgenomen staat van erelonen en kosten. Het wordt de deskundigen eveneens aangeraden met het verzenden van de afschriften te wachten indien hun staat van ereloon en kosten nog niet integraal vereffend werd. Briefwisseling Het is van belang dat alle briefwisseling, uitgaande van de deskundige, naar alle partijen gestuurd worden. Partijen mogen niet rechtstreeks in contact treden met de deskundige zonder dat de overige partijen hiervan op de hoogte gesteld zijn. Stukken (documenten, plannen e.d.) mogen partijen best niet rechtstreeks overmaken aan de deskundige doch enkel via hun raadsman die voor de verspreiding ervan onder partijen zorgt.

• 122 •

4000-5206-V01.indd 122

31-03-14 13:52


Aansprakelijkheidsstelling van partijen Wat moet men doen indien een partij aanstuurt op een duidelijk standpunt inzake aansprakelijkheid? Het is in dergelijke gevallen uitgesloten dat de deskundige hierop ingaat tenzij dit zo in de opdracht is ingeschreven of door alle partijen als uitbreiding van de opdracht wordt onderschreven. In dergelijke gevallen is de deskudige ertoe gehouden hierin enkel een advies uit te brengen. Zijn advies kan onmogelijk als een uitspraak beschouwd worden. Indien de deskundige twijfelt omtrent het verstrekken van dergelijke adviezen kan hij dit duidelijk vermelden in zijn verslag en de aansprakelijkheidsregeling overlaten aan de Rechtbank. Aansprakelijkheid van de deskundigen Normaliter dient een verslag van de deskundige slechts beschouwd te worden als een advies aan de Rechtbank en kan hij als dusdanig niet aansprakelijk gesteld worden voor fouten die zouden voortspruiten uit het volgen van dit advies door één van de partijen. We menen echter dat dit enigszins genuanceerd dient te worden. Indien een deskundige in een verslag de oorzaken van de schade weergeeft, en daarnaast conform zijn opdracht, een advies geeft hoe de herstelling moet geschieden, dan zijn wij van mening dat hier wel degelijk de beroepsaansprakelijkheid van de deskundige speelt. We menen dan ook dat de architect-deskundige zich hiervoor moet verzekeren, al dan niet opgenomen in zijn polis beroepsaansprakelijkheid. Destructief onderzoek Het kan voorkomen dat, om de oorzaken van de schade te kennen, de deskundige moet overgaan tot destructief onderzoek. Dit destructief onderzoek kan zeer verregaand zijn, bijvoorbeeld het blootleggen van een rioleringssysteem in een kelder. Hij zal hiervoor beroep moeten doen op gespecialiseerde vaklui. De deskundige dient in voorkomend geval aan partijen voorafgaand een raming van de kosten te geven en op het uitdrukkelijk schriftelijk akkoord van partijen wachten om deze werken uit te laten voeren. De deskundige vraagt ook aan de meest gerede partij voorafgaandelijk de aanvullende nodige provisies te betalen zodat hij zeker is dat de uitgevoerde werken zullen vergoed worden. Deze werken moeten onder controle en toezicht van de deskundige gebeuren. Partijen moeten verwittigd worden wanneer de werken zullen uitgevoerd worden zodat zij desgewenst de werkzaamheden kunnen volgen of zich kunnen laten vertegenwoordigen. Herstelwerken In uitzonderlijke gevallen zal, naar aanleiding van destructief onderzoek, mits akkoord van partijen, beslist worden de zaak te herstellen. Het is in voorkomend geval aan de deskundige om een duidelijk onderscheid te maken betreffende de kostenverdeling ten behoeve van partij die het behoort. In geen geval kan de deskundige aansturen op het onder zijn leiding en toezicht uitvoeren van de in het verslag voorgestelde herstelwerken. De opdracht van de deskundige beperkt zich enkel tot het adviseren van de rechtbank, niet tot het laten uitvoeren van werken en hiervoor bijkomende erelonen aan te rekenen.

• 123 •

4000-5206-V01.indd 123

31-03-14 13:52


Labo-onderzoeken. In sommige gevallen zal labo-onderzoek nodig zijn van bepaalde stukken of elementen om de precieze oorzaak te kennen. In voorkomend geval is het eveneens aan de deskundigen om partijen voor te lichten over de kosten van dit onderzoek en hun toestemming om het verder verloop van het onderzoek te vragen. Het zou immers kunnen zijn dat dergelijke onderzoeken duurder uitvallen dan de schade die zich manifesteert. Onbezonnen zware onderzoekingen staan dikwijls een verzoening tussen partijen in de weg. Vergoedingen De kosten en vergoedingen worden gewoonlijk per prestatie per uur gerekend. Deze vergoedingen werden vastgelegd op 15 okt 1981 door het Interprofessioneel Bureau nr 17 (Hoge Raad voor de Middenstand) (Met dank aan architect-expert Joost Beke)

• 124 •

4000-5206-V01.indd 124

31-03-14 13:52


6.

Architect in de praktijk • 125 •

4000-5206-V01.indd 125

31-03-14 13:52


6.1 Documenten nodig bij de aanbesteding van werken 6.1.1. Algemeen Bij de aanbesteding van werken moeten aan de inschrijver (aannemer) de volgende documenten ter beschikking worden gesteld: - De uitvoeringsplannen (1) ; - Het specifiek administratief bestek met de algemene uitvoeringsmodaliteiten (1) ; - Het specifiek technisch bestek met de bijzondere uitvoeringsmodaliteiten (1) ; - De bouwvergunningdocumenten (voor zover als noodzakelijk voor inschrijving) ; - De stabiliteitsstudie (voor zover als noodzakelijk - vb aanneming ruwbouw) (2) ; - De meetstaat (voor zover de aannemer deze zelf niet dient aan te leveren) ; - Voorstel contractdocumenten (3). (1): Door de architect in samenspraak met de opdrachtgever opgesteld. (2): Door de architect of de ingenieur stabiliteit opgesteld. (3): Door de opdrachtgever in samenspraak met de architect opgesteld. Deze documenten moeten het hem mogelijk maken, zich volledig te informeren nopens de te leveren prestaties en werken, om met kennis van zaken een prijsofferte op te maken. Daarnaast dient de inschrijver te beschikken, naast zijn beroepsbekwaamheidsdocumenten, over diverse algemene en bijzondere gegevens en documenten door derde instanties verstrekt zoals hierna omschreven. 6.1.2. Procedure bij openbare werken Per 1 mei 2009 werd het Kantoor voor Inzage en Verkoop van Bestekken (KIVB) van de FOD P&O definitief opgedoekt. De beslissing om het KIVB te sluiten is het gevolg van de opkomst van e-Procurement, d.i. het elektronisch laten verlopen van overheidsopdrachten. Via de module e-Notification kunnen de aanbestedende de bestekken en besteksdocumenten elektronisch op het e-Procurementplatform opladen, zodat zij door de ondernemingen gratis kunnen worden geraadpleegd en gedownload. Met besteksdocumenten wordt bedoeld: samenvattende en gedetailleerde meetstaten, plannen, technische voorschriften, typebestekken, dagboek der werken, ‌ De aanbestedende overheden moeten zelf instaan voor het ter beschikking stellen van het bestek en de begeleidende documenten, met name via de module e-Notification van het e-Procurementplatform van de federale overheid. Meer info zie www.publicprocurement.be

• 126 •

4000-5206-V01.indd 126

31-03-14 13:52


6.2 Bestekken en/of lastenboeken 6.2.1 Typebestekken Al naar gelang het type werken en de bouwheer worden typebestekken gehanteerd. Deze bestekken zijn gegroeid uit de algemene code van goede praktijk, de regels van goed vakmanschap (ook genaamd regels van de kunst), en zijn algemeen van toepassing gesteld. De architect dient, in samenspraak met de bouwheer, de van toepassing zijnde typebestekken op te nemen in zijn specifiek algemeen bestek. In geval van gesubsidieerde werken wordt verwezen naar de typebestekken van de staat. Al naar gelang de aanneming zal men verwijzen naar de meest gebruikte typedocumenten; Bestekken uitgegeven door het bestuur der gebouwen Typebestek nr. 100 (1984) Algemene administratieve en contractuele bepalingen Typebestek nr. 110 (1969) Idem - Geïndustrialiseerde gebouwen Technische voorschriften (indexen 21,25 en 26) Typebestek nr. 104/3 (1999) (het oude Type bestek 104 (1965) is achterhaald en wordt niet langer uitgegeven) Bestekken uitgegeven door het bestuur der wegen, zie ook http://wegen.vlaanderen.be Typebestek nr. 250 Wegenbouw versie 2.0 (boek en cd-rom) Bestekken uitgegeven door het bestuur der gebouwen voor elektriciteit & elektromechanica Algemene administratieve en contractuele bepalingen Typebestek nr. 101 (1987) betreffende mechanische en elektrische constructies Algemene technische bepalingen betreffende mechanische en Typebestek nr. 400 elektrische installaties

Bestekken uitgegeven door de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen (voorheen de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij) zie ook www.vmsm.be (downloadbaar) Typebestek B 2005 Algemene technische bepalingen Andere Typebestekken Typebestek nr. 105 (1990) Typebestek nr. 800 (1967) Typebestek nr. 901 (1989)

Centrale verwarming, verluchting en klimaatregeling Werken bij vriesweer Verbouwingen en onderhoudswerken

• 127 •

4000-5206-V01.indd 127

31-03-14 13:52


6.2.2 Normen Naast voormelde typebestekken wordt ook verwezen naar algemeen geldende normen. Voor België is dit de N.B.N. Tevens kan de ontwerper, bij ontstentenis van een Belgische norm ter zake, verwijzen naar andere geldende EUROPESE Normen (I.S.O. Normen...). 6.2.3 Eengemaakte technische specificaties Sinds 1960 publiceert de Overheid regelmatig referentiedocumenten onder de naam van EENGEMAAKTE TECHNISCHE SPECIFICATIES. Momenteel beschikt men over volgende documenten: STS 00.13 STS 04.06.8 STS 08.82 STS 11 STS 21 deel A STS 22 STS 23 (*) STS 31/ 32 (*) STS 33 STS 34 (*) STS 35 (*) STS 36 STS 38 (*) STS 44 STS 45 (*) STS 52 (*) STS 53 STS 54 STS 56 STS 57 STS 61 STS 62 STS 63 STS 100

: Hout en houten structuren - Proeven : Hout en plaatmaterialen op basis van hout Verbindingsmiddelen voor timmerhout : Thermische isolatiematerialen : Voorbereiding van de werken : Diepe funderingen : Metselwerk voor laagbouw : Houtbouw : Timmerwerk en dakschrijnwerk : Dakwaterafvoer : Dakafdichtingen : Sanering (d.w.z. de riolering) : Metaalschrijnwerk : Glas en spiegelwerk - veiligheidsbeglazing : Dekvloeren en bedrijfsvloeren : Binnenvloerafwerking : Buitenschrijnwerk (Hout en PVC) : Deuren : Borstweringen (experimentele uitgave) : Structureel gelijmd glaswerk (SGG) : Keukenmeubelen : Sanitaire toestellen : Sanitaire leidingen : Waterkranen : Algemeen Typebestek betreffende procedures voor kwaliteitszorg

* Deze STS bestaan uit verschillende onderdelen Sinds 1 mei 2009 zijn de Eengemaakte Technische Specificaties (STS) van de bouwsector gratis verkrijgbaar via de FOD Economie. ( te bestellen en/of te downloaden ) www.economie.fgov.be > ondernemingen en zelfstandigen > specifieke domeinen > kwaliteit van de bouw > technische Specificaties (STS)

( )

• 128 •

4000-5206-V01.indd 128

31-03-14 13:52


6.2.4 Diversen Naast deze documenten welke door de Staat zijn uitgegeven met als doel aangewend te worden inzake referentie documenten bij openbare- en/of gesubsidieerde werken, bestaan er nog typebestekken voor Privé-Werken en andere verwijsdocumenten. - Het Algemeen bestek voor de uitvoering van privé-bouwwerken zoals uitgegeven door de FAB, (Federatie van Architecten ven België) , het NCB (Nationale confederatie van het bouwbedrijf) en het WTCB (Wetenschappelijk en technisch centrum voor het bouwbedrijf) Dit Algemeen bestek werd uitgegeven in 1970-1973 (Delen I en II), nadien werd het herdrukt onder de vorm van kleine boekdelen door het WTCB. - Het Typebestek van de FAB - Algemene voorwaarden - De typebestekken van het NAV - De neutrale NAV-Cobosystems bestekteksten (op CD-Rom) Vanaf 1980 werden door het WTCB eveneens enkele boekdelen uitgegeven inzake het opmeten van bouwwerken houdende een eengemaakte meetcode voor diverse bouwonderdelen (niet steeds gebruikt). Volledigheidshalve is het ook nuttig te weten dat vele architecten naar de TECHNISCHE VOORLICHTINGSNOTA’S van het WTCB verwijzen. (T.V.’s). Deze T.V.’s worden algemeen aanvaard als beantwoordend aan de regels van goed vakmanschap. (met dank aan: Arch. Jean-Marie Boone, Arch. Pierre Tuypens) WEGWIJS Meer informatie over de NBN en Europese normen: B.I.N. Brabançonnelaan 29 - 1040 BRUSSEL T: 02 / 738.01.01 - F: 02 / 733.42.64 Meer informatie over de documenten van de Vlaamse Maatschappij voor sociaal wonen: VLAAMSE MAATSCHAPPIJ VOOR SOCIAAL WONEN Koloniënstraat 40 - 1000 BRUSSEL T: : 02 / 505.45.45 - F: 02 / 505.42.00 Zie ook Cobosystems voor bestekteksten van fabrikanten en het neutraal bestek NAV-Cobosystems Cobosystems nv Draaiboomstraat 6 -2160 WOMMELGEM T: : 03/355.10.40 - F: 03/355.10.49 www.cobosystems.be info@cobosystems.be

• 129 •

4000-5206-V01.indd 129

31-03-14 13:52


6.3 Ruimtelijke Ordening Tot september 2009 werd de ruimtelijke ordening beheerst door twee decreten: het oude gecoördineerde decreet (gebaseerd op de stedenbouwwet van 29 mrt 1962) en het nieuwe decreet op de ruimtelijke ordening (DRO), beide operationeel sinds 1 mei 2000. Beide decreten gaan vanaf 1 september 2009 op in de VLAAMSE CODEX RUIMTELIJKE ORDENING. Alle bepalingen van de stedenbouwwet en deze van het DRO worden opgeheven en vervangen door deze CODEX. Nieuw is de wijze van nummering. Er is geen numerieke opeenvolging van artikelnummers maar numeriek stelsel maakt het mogelijk om in de toekomst artikels logisch in te voegen. 6.3.1 Bestemming De bestemming van elke vierkante meter grond wordt in Vlaanderen voor het grootste gedeelte bepaald door de bepalingen van de plannen van aanleg zoals de gewestplannen, de bepalingen van de algemene- en bijzondere plannen van aanleg (APA of BPA) of de bepalingen van de ruimtelijke uitvoeringsplannen (RUP’s). De bestemmingen van het gewestplan liggen vast in het KB van 28 dec 1972. Een RUP wordt opgemaakt door hetzij het Vlaams Gewest, de provincie of de gemeente, naar gelang het onderwerp en de bevoegdheid. RUP’s kunnen ook rond zeer specifieke sectoren opgemaakt worden. Bij voorbeeld: een sectoraal RUP rond infrastructuren (windmolenparken) opgemaakt door het gewest; een sectoraal RUP rond toeristische- of sportinfrastructuren (campings of motorcross terreinen) door de provincie; een woon- of distributie RUP door de gemeente. In de breedste zin kan een RUP ook de vorm aannemen van de klassieke APA’s of BPA’s. Er is tevens delegatiebevoegdheid. Dat wil zeggen dat zowel het gewest, de gemeente als de provincie hun bevoegdheid naar elkaar kunnen overdragen voor het opmaken van een RUP. Elk RUP moet ook begeleid worden door de opmaak van een Milieu-effecten rapport (MER) voor de voorlopige aanvaarding van het plan. Van deze regeling kan op gemotiveerd verzoek afgeweken worden. Een speciale vorm van RUP’s zijn de stedelijke afbakeningsgebieden die door het gewest worden opgemaakt en de invloedssferen van stedelijke agglomeraties over diverse gemeentegrenzen vastleggen. In principe zijn alle BPA’s, goedgekeurd vóór de eerste vaststelling van het heersende gewestplan, komen te vervallen bij de invoering van het DRO (mei 2000), behalve deze die op vraag van de gemeenten behouden werden. Men moet, om de juiste bestemming van een kavel te kennen, nagaan of hiervoor een goedgekeurde verkavelingsvergunning werd afgeleverd, zoniet of reeds een RUP werd opgemaakt, of indien er nog een BPA of APA is dat rechtsgeldig is. In alle andere gevallen gelden de bepalingen van het gewestplan. Voor de inhoudelijke invulling van de diverse bestemmingen van het gewestplan verwijzen we naar het KB van 28 dec 1972 en de ministeriele omzendbrief van 8 juli 1997 (laatst gewijzigd op 25 okt 2002) waarin uitvoerig de te volgen interpretaties samengevat zijn. 6.3.2 Ruimtelijke structuurplannen Structuurplannen zijn instrumenten van de overheid (gewest, provincie en gemeente) die aangeven hoe de huidige en toekomstige invulling van de ruimte zal geschieden. Ze dienen als basis voor de verdere uitwerking van het ruimtelijk beleid via ruimtelijke uitvoeringsplannen. De structuurplannen van de provincies zijn opgemaakt en goedgekeurd; een aantal gemeenten zijn nog niet rond met dit proces. De deadline was reeds verschoven naar 1 mei 2007. Structuurplannen zijn bindend voor de

• 130 •

4000-5206-V01.indd 130

31-03-14 13:52


besturen, niet voor de burger. Stedenbouwkundige vergunningen kunnen niet afgeleverd worden op basis van de bindende bepalingen van een goedgekeurd ruimtelijk structuurplan. 6.3.3 Registers Alle gemeenten worden verplicht de volgende registers aan te leggen en regelmatig te actualiseren: – register van de onbebouwde percelen (reeds verplicht sinds 1984 en slechts door één derde van de gemeenten aangelegd en al dan niet bijgehouden) – het plannenregister dat kavelgewijs de juiste bestemming volgens het vigerend plan weergeeft; – het vergunningenregister dat kavelgewijs aangeeft welke stedenbouwkundige vergunningen verleend werden, of er inbreuken gesignaleerd zijn en welke het gevolg is dat aan deze inbreuken werd gegeven. Op het ogenblik van deze publicatie zijn het grootste deel van de gemeenten in regel met deze verplichting. 6.3.4 Stedenbouwkundige vergunningen Niemand mag zonder voorafgaandelijke vergunning bouwwerken oprichten, optrekken en plaatsen van een constructie, functioneel samenbrengen van materialen waardoor een constructie ontstaat, afbreken, herbouwen, verbouwen en uitbreiden van een constructie. Ook het wijzigen van de hoofdbestemming van een gebouw, het maken van een meergezinswoonst in een bestaande woning of gebouw, het ontbossen, het wijzigen van het reliëf, een grond gebruiken voor het stapelen van goederen en dergelijke meer zijn onderworpen aan een voorafgaandelijke stedenbouwkundige vergunning. Enkel onderhoudswerken zijn vrijgesteld van de voorafgaandelijke vergunning. Over de vergunning wordt in eerste aanleg beslist door het college van burgemeester en schepenen van de gemeente waar de aanvraag gelegen is. De behandeling van de aanvraag gebeurt door de gemeentelijk stedenbouwkundig ambtenaar die een verslag opmaakt waarin vervat zitten: – de overweging of de aanvraag al dan niet strookt met juridische context; – de gemotiveerde behandeling van de ingewonnen adviezen en de eventuele bezwaarschriften van het openbaar onderzoek; – de ruimtelijke overwegingen. In de niet ontvoogde gemeenten is het advies van de gewestelijk stedenbouwkundige ambtenaar, na een eerste advies van het CBS, nog steeds noodzakelijk en bindend. Uitzondering hierop is zo de aanvraag volledig past binnen de stedenbouwkundige bepalingen van een verkavelingsvergunning, APA, BPA of RUP. Deze vrijstelling geldt ook voor woningen gelegen in het gewestplan kleiner dan 1.000 m³. Bij ontvoogde gemeenten (op het ogenblik van deze publicatie zijn slechts 172 van de 348 gemeenten in dit geval) krijgt de gewestelijk stedenbouwkundig inspecteur wel een afschrift van de vergunning en kopie van het dossier en kan hij a posteriori beroep aantekenen tegen de beslissing, in principe enkel voor legale overwegingen, niet omwille van de ruimtelijke overwegingen. Een negatief advies van de gewestelijk stedenbouwkundig inspecteur moet gevolgd worden; zijn positief advies mag (kan) door het CBS omgezet worden in een weigering van de vergunning. Vanaf het ogenblik van de bekendmaking van een gunstige beslissing van het CBS dient de aanvrager binnen de 10 dagen de vergunning aan te plakken op de plaats van de geplande werken. Vanaf deze aanplakking dient hij nog 35 dagen te wachten voor de werken aan te vangen. De

• 131 •

4000-5206-V01.indd 131

31-03-14 13:52


gewestelijk stedenbouwkundig inspecteur alsook de adviserende instanties krijgen immers de mogelijkheid om beroep aan te tekenen tegen de beslissing van het CBS. Door de aanplakking van de vergunning kunnen derden (belanghebbenden) eveneens tegen de beslissing van het CBS beroep aantekenen. Indien het CBS binnen de vastgestelde termijnen (75 dagen voor een gewone aanvraag of 105 dagen voor een aanvraag met openbaar onderzoek) geen beslissing kenbaar maakt, kan de aanvrager aan de bestendige deputatie vragen het dossier te behandelen. Hier wordt dezelfde procedure doorlopen als bij de vergunning in eerste aanleg. Indien het CBS een weigering aflevert, kan de aanvrager beroep aantekenen bij de bestendige deputatie, binnen dertig dagen na ontvangst van het bericht van weigering. Het beroep mag ingediend worden door de aanvrager, zijn architect of juridisch raadsman. Men doet er goed aan te vragen om gehoord te worden. Bij de beroepsprocedure onderzoekt de provinciaal stedenbouwkundig ambtenaar het dossier volledig opnieuw, ook voor de aanvragen van externe adviezen indien hij dit nuttig acht. Het openbaar onderzoek wordt niet overgedaan. Hij maakt een verslag op, op dezelfde wijze als de gemeentelijk stedenbouwkundig ambtenaar. Het is echter niet uitgesloten dat deze tot een ander advies komt, zeker voor wat de stedenbouwkundige overwegingen betreft. Tegen een beslissing of de uitdrukkelijke stilzwijgende weigering van de bestendige deputatie kan eenieder beroep aantekenen bij de RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN. Deze raad spreekt zich niet uit over de grond van de zaak maar kan een vorige beslissing ongedaan maken of aangeven met welke elementen er in de totstandkoming van de beslissing geen rekening werd gehouden. Een stedenbouwkundige vergunning is twee jaar geldig. Dit wil zeggen dat binnen deze periode de werken moeten aangevangen zijn en met regelmaat verder gezet worden. Het gebouwde dient binnen de drie jaren na aanvang der werken winddicht te zijn. De werken mogen niet langer dan twee jaar onderbroken worden Een vergunning kan wel voorzien in de fasering van de uitvoering der werken. Melding In een beperkt aantal gevallen dient geen aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning ingediend te worden maar volstaat een melding. Het gaat om de zogenaamd eenvoudige werken en het bouwen van een woning in een verkaveling die volledig beantwoordt aan de voorschriften ervan. Bij een melding wordt een volledig dossier bij de gemeente ingediend en heeft het CBS 20 dagen de tijd om een weigering over dit dossier uit te spreken. Bij ontstentenis van deze weigering mag na 20 dagen het ‘gemelde’ bouwwerk aangevat worden. Het meldingsdossier wordt gelijkgeschakeld met de aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning en behoort tot de exclusieve taak en opdracht van de architect zoals vermeld in art. 4 van de wet van 20 feb 1939 (architectenwet).

• 132 •

4000-5206-V01.indd 132

31-03-14 13:52


6.3.5 Stedenbouwkundige verordeningen Zowel het gewest, de provincies als de gemeenten kunnen stedenbouwkundige verordeningen opmaken die, naargelang het niveau, geldig zijn voor heel het gewest, de provincie of delen ervan of heel de gemeente. Deze verordeningen kunnen betrekking hebben op diverse aspecten van de voorwaarden waaraan gebouwen en/of terreinen moeten voldoen. Dit kan gaan over zowel bouwtechnische, bouwfysische als ecologische, functionele of organisatorische aspecten. Voor het gewest zijn deze vrij algemeen bekend (kamerdecreet, isolatie- en verluchtingsdecreet …) voor de provincie en de gemeenten zijn die veel minder gekend. Een aantal gemeenten hebben hun stedelijke verordeningen op de website ter beschikking; bij andere gemeenten moet men die opvragen. 6.3.6 Dossiersamenstelling Voor het indienen van een aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning dient het dossier samengesteld te zijn volgens de richtlijnen terzake. Voor kleine ingrepen voltstaat soms een eenvoudig dossier (ongeveer gelijklopend met de werken die vrijgesteld zijn van de medewerking van de architect). Voor de meeste aanvragen dient een uitgebreid dossier ingediend te worden. De nodige stukken en documenten vindt men in de checklist. Als een dossier op de gemeente wordt ingediend, moet de stedenbouwkundige ambtenaar binnen de veertien dagen melden of het dossier volledig en bijgevolg ontvankelijk is. 6.3.7 Stedenbouwkundig attest Het stedenbouwkundig attest (niet te verwarren met het stedenbouwkundig uittreksel) is een document dat aangeeft of het gevraagde project in aanmerking komt voor het verlenen van een stedenbouwkundige vergunning. Het wordt afgeleverd door het CBS. Dit is nuttig zo er geen concrete bestemmingsvoorschriften voorhanden zijn. Een stedenbouwkundig attest is twee jaar geldig doch spreekt zich enkel uit over de inplanting, het volume en de bestemming van het gevraagde. Op een gunstig stedenbouwkundige attest kan men een geëigende stedenbouwkundige vergunning aanvragen. Tegen een negatief stedenbouwkundig attest kan men geen beroep aantekenen. 6.3.8 Afwijken van stedenbouwkundige voorschriften Van de stedenbouwkundige voorschriften van een plan van aanleg of een RUP kan men in beperkte mate afwijken voor zover het de grootte, de inplanting en het gebruik van materialen betreft. Er kunnen geen afwijkingen toegestaan worden inzake het aantal bouwlagen, wijziging van de V/T index of bestemmingswijziging. Voor de veroorloofde afwijkingen is een openbaar onderzoek nodig en de goedkeuring van de gewestelijk stedenbouwkundig inspecteur. Projectvergadering Initiatiefnemers van grote bouw- of verkavelingsprojecten kunnen, eens een realistische projectstudie voorhanden is, verzoeken om een projectvergadering met de vergunningverlenende overheid en de adviesverlenende instanties. De projectvergadering beoogt de procedurele afstemming tussen de betrokken organen en instanties en de bespreking van de eventueel nodig of nuttig geachte projectbijsturingen.

• 133 •

4000-5206-V01.indd 133

31-03-14 13:52


In het geval het project zal leiden tot een aanvraag voor zowel een stedenbouwkundige vergunning als een milieuvergunning, dan worden bij de projectvergadering tevens volgende instanties betrokken: – het bestuursorgaan dat bevoegd is voor het verlenen van de milieuvergunning; – de in het kader van de milieuvergunningsaanvraag adviesverlenende instanties. Een projectvergadering kan worden gevraagd voor bouw- of verkavelingsprojecten, die aan één van volgende voorwaarden voldoen: – de aanvraag is onderworpen aan de criteria van sociale woonaanbod last of bescheiden woonaanbod last, zoals vermeld in artikel 4.1.8, eerste lid of artikel 4.2.1, eerste lid, van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid; – het project is MER-plichtig of geniet van een MER-ontheffing; – de op te richten constructies hebben een totaal volume van meer dan 2.000 kubieke meter, een totale vloeroppervlakte van meer dan 500 vierkante meter of een totale lengte van meer dan 200 meter; – VERRUIMING SINDS JUNI 2011: over de aanvraag moeten minstens twee externe adviezen ingewonnen worden (bijvoorbeeld van het agentschap Wegen en Verkeer en van het Agentschap voor Natuur en Bos). Het verzoek tot organisatie van een projectvergadering kan niet worden geweigerd als je project aan de voorwaarden voldoet. Bij een aanvraag voor een projectvergadering wordt een realistische projectstudie gevoegd. De projectstudie omvat ten minste: 1° administratieve gegevens betreffende de initiatiefnemers; 2° de doelstellingen van het project; 3° een omschrijving van de ligging en de staat van de gronden waarop het project betrekking heeft; 4° een omschrijving van de ruimtelijke, structurele en financiële uitwerking van het project, met opgave van mogelijke varianten; 5° een omschrijving van de meerwaarden die het project creëert op sociaal, economisch, ruimtelijk of milieuvlak; 6° het tijdskader voor de uitvoering van het project; 7° een overzicht van de voor het project aan te vragen administratieve vergunningen, machtigingen en goedkeuringen De projectstudie moet alleszins een toetsing mogelijk maken aan de goede ruimtelijke ordening. Bij de reguliere procedure wordt de projectvergadering aangevraagd bij het CBS. Dit gebeurt bij beveiligde zending (aangetekende zending of afgifte op de gemeente tegen ontvangstbewijs). Sommige gemeenten kunnen ook digitale aanvragen aanvaarden. U bezorgt de aanvraag in tweevoud. De overheid kan bijkomende exemplaren eisen, om adviezen in te winnen. 6.3.9 AS-BUILT attest Het as-builtattest is opgenomen in het decreet, maar hierover bestaan nog geen uitvoeringsbesluiten. Bij de uitgave van deze publicatie was een as-builtattest dus nog niet verplicht. Onderstaande tekst vat de voorzieningen in het decreet samen. Na de uitvoering van de werken dient een as-built attest opgemaakt te worden waaruit moet blijken dat werken conform de vergunning zijn uitgevoerd of er beperkte afwijkingen zijn aangebracht die binnen het vergunbare vallen. Dit attest zal door het CBS moeten gevalideerd worden. Indien

• 134 •

4000-5206-V01.indd 134

31-03-14 13:52


niet, moet het werk in overeenstemming gebracht worden met de vergunning of dient een nieuwe aanvraag tot regularisatie ingediend te worden. Een weigering van het attest of deze regularisatie kan bij de Raad voor vergunningsbeslissingen aangevochten worden. Het as-built attest mag opgemaakt worden door de architect die belast is met de opmaak van de plannen en de controle op de werken maar het mag ook door een derde architect opgemaakt worden. 6.3.10 De omgevingsvergunning De omgevingsvergunning (combinatie stedenbouwkundige vergunning en milieuvergunning) is nog steeds geen feit. De dualiteit tussen het eeuwigdurend karakter van een stedenbouwkundige vergunning en het tijdelijke karakter van een milieu of exploitatievergunning blijft het juridische obstakel om deze omgevingsvergunning als stedenbouwkundig instrument in te voeren. 6.3.11 Link VCRO – Grond- en pandenbeleid Alle artikels die in de VCRO verwijzen naar het grond- en pandenbeleid, met name de sociale last bij het ontwikkelen van projecten, zijn geschrapt ingevolge de uitspraak van het Grondwettelijk hof in november 2013 dat een groot deel van het decreet op het Grond en Pandenbeleid vernietigde. (Met dank aan: Bouw- en Planologisch Compendium - 2012 auteur JOHAN RUTGEERTS - uitgeverij academia-press Gent )

• 135 •

4000-5206-V01.indd 135

31-03-14 13:52


6.4 Overheidsopdrachten 6.4.1 De stand van de regelgeving De reglementering overheidsopdrachten is op verschillende punten gewijzigd met de Wet van 15 juni 2006 (BS 15 februari 2007) en haar uitvoeringsbesluiten, te weten het Koninklijk Besluit van 15 juli 2011 houdende de plaatsing van overheidsopdrachten in de klassieke sectoren (BS 9 augustus 2011) en het Koninklijk Besluit van 14 januari 2013 tot bepaling van de algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten en van de concessies voor openbare werken (BS 14 februari 2013). Deze nieuwe reglementering is in werking getreden op 1 juli 2013 en is van toepassing op alle opdrachten en concessies voor openbare werken die vanaf die datum worden bekendgemaakt of hadden moeten worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie of in het Bulletin der Aanbestedingen, alsook voor de overheidsopdrachten, de opdrachten en de concessies voor openbare werken waarvoor, bij ontstentenis van een verplichting tot voorafgaande bekendmaking, vanaf die datumeen uitnodiging tot het indienen van een aanvraag tot deelneming of van een offerte is verstuurd. Voor opdrachten bekendgemaakt voor 1 juli 2013 blijft de oude reglementering gelden, te weten de Wet van 24 december 1993 en haar uitvoeringsbesluiten waaronder het Koninklijk Besluit van 8 januari 1996 en het Koninklijk Besluit van 26 september 1996 samen met zijn bijlagen, te weten de Algemene Aannemingsvoorwaarden.. Het is derhalve niet onmogelijk dat op heden opdrachten in uitvoering zijn die nog onderworpen zijn aan de oude reglementering overheidsopdrachten. De structuur van de Wet van 15 juni 2006 is min of meer gelijklopend met deze zoals terug te vinden is in de vorige Wet van 24 december 1993. Evenwel blijkt uit de tekst van het KB van 15 juli 2011 dat een aantal belangrijke wijzigingen zijn doorgevoerd aan enkele bestaande principes inzake de gunning van overheidsopdrachten. Ook met betrekking tot de uitvoering van overheidsopdrachten zijn er middels de Algemene Uitvoeringsregelss (KB van 14 januari 2013) belangrijke wijzigingen doorgevoerd.. Dit onder meer wat betreft de mogelijkheid om meerwerken te bestellen. Verder is het vermeldenswaardig dat in de Wet van 15 juni 2006 naast de bestaande gunningswijzen (aanbesteding, offerteaanvraag en onderhandelingsprocedure) een nieuwe gunningswijze wordt ingevoerd, te weten de concurrentiedialoog. Daar waar de bestaande gunningswijzen in sommige gevallen ontoereikend zijn, kan de concurrentiedialoog een oplossing bieden. Dit geldt bij bijzonder ingewikkelde opdrachten waarbij de overheid niet in staat is om de technische middelen te bepalen die aan haar behoefte kunnen voldoen of waar de overheid niet kan beoordelen wat de markt te bieden heeft op het stuk van technische, financiële of juridische oplossingen. Kenmerkend voor deze procedure is dat de overheid eerst met een aantal kandidaten in dialoog zal treden over de mogelijke oplossingen en dat eerst daarna, wanneer een oplossing is gevonden, de kandidaten een offerte kunnen indienen. Er dient evenwel gewaakt te worden over de gelijke behandeling van de deelnemers tijdens de dialoog. Voor het overige maakt de nieuwe wet van 15 juni 2006 gebruik van een nieuwe aangepaste terminologie en heeft zij specifieke aanvullende procedures gecreëerd die tegemoet komen aan bepaalde behoeften die zich in de praktijk voordoen. Het betreft bijvoorbeeld het dynamisch aankoopsysteem en de elektronische veiling. Voor wat betreft de rechtsbescherming dient thans verwezen te worden naar de Wet van 17 juni 2013 betreffende de motivering, de informatie en de rechtsmiddelen inzake overheidsopdrachten en bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten. Deze regelgeving (dewelke in

• 136 •

4000-5206-V01.indd 136

31-03-14 13:52


grote mate reeds was ingevoerd bij Wet van 23 december 2009 en waarbij de artikelen 65/1 tot en met 65/34 werden ingevoegd in de bestaande wet van 24 december 1993) heeft betrekking op de rechtsbescherming van inschrijvers op een overheidsopdracht die niet werden weerhouden door de aanbestedende overheid. Kort gezegd komt het erop neer dat de aanbestedende overheid in principe een wachttermijn van 15 kalenderdagen in acht moet nemen tussen het ogenblik dat zij beslist heeft om een opdracht te gunnen aan een welbepaalde inschrijver en het ogenblik dat de overeenkomst met deze inschrijver daadwerkelijk wordt gesloten. Tijdens deze wachttermijn beschikt de niet-weerhouden inschrijver over de mogelijkheid om de schorsing van de gunningsbeslissing te vorderen en de opdracht alsnog zelf toegewezen te krijgen. Enkel op die manier kan de niet-weerhouden inschrijver rechtsherstel in natura bekomen (het zelf uitvoeren van de opdracht) en moet hij zich niet tevreden stellen met een schadevergoeding achteraf. De wachttermijn van 15 kalenderdagen is, althans voor opdrachten die Europees bekend moeten worden gemaakt, absoluut en aan de aanbestedende overheid wordt het expliciet verbod opgelegd om gedurende deze wachttermijn tot het sluiten van een overeenkomst over te gaan. Wordt de wachttermijn toch miskend en wordt toch al een overeenkomst gesloten, dan nog heeft de nietweerhouden inschrijver de mogelijkheid op herstel in natura. Indien de gunningsbeslissing door een rechterlijke instantie wordt geschorst, leidt dit vooreerst van rechtswege tot de schorsing van de overeenkomst die reeds tot stand is gekomen tussen aanbestedende overheid en de door haar gekozen inschrijver. Tevens kan deze overeenkomst door de rechter ‘onverbindend’ worden verklaard, hetgeen erop neer komt dat alle contractuele verbintenissen tussen aanbestedende overheid en de gekozen inschrijver vernietigd worden, desgevallend met terugwerkende kracht. Tot slot stelt de aanbestedende overheid zich bloot aan de zogenaamde alternatieve sancties zoals onder meer een boete van maximaal 15 % van het gegunde opdrachtbedrag. De wetgever overwoog daarbij dat de alternatieve sancties doeltreffend, evenredig en afschrikken dienen te zijn. Deze nieuwe regelgeving zorgt derhalve voor een effectieve en afdoende rechtsbescherming voor die inschrijvers die zich gegriefd voelen. Het respecteren van de wachttermijn is evenwel enkel van toepassing op ‘grote opdrachten’, te weten die opdrachten die Europees bekend gemaakt moeten worden. Enkel bij opdrachten van werken is de wachttermijn reeds van toepassing voor die opdrachten waarvan de raming hoger is dan de helft van het Europese drempelbedrag. Evenwel doet de aanbestedende overheid er goed aan om na gunning niet onmiddellijk tot sluiting van de opdracht over te gaan. Ook bij niet Europese opdrachten beschikt de niet-gekozen inschrijver over de mogelijkheid om binnen de 15 dagen de schorsing van de gunningsbeslissing te vorderen. Indien zulke schorsing door de rechtbank wordt bevolen, dan komt de aanbestedende overheid in een zeer moeilijke situatie wanneer zij ondertussen reeds de opdracht heeft gesloten met een andere inschrijver. In functie van deze rechtsbescherming wordt tevens de nadruk gelegd op de verplichting tot het informeren van de inschrijvers en de motivering van de beslissingen. Gezien de voortdurende evolutie in de wetgeving is het aangewezen om steeds de meest actuele teksten te raadplegen. De problematiek van de overheidsopdrachtenwetgeving is complex en niet te vatten in een korte toelichting. Wanneer de architect geconfronteerd wordt hetzij als inschrijver op een overheidsopdracht hetzij als raadgever aan een aanbestedende overheid omtrent problemen bij de gunning en uitvoering van een overheidsopdracht, verdient het aanbeveling om zich ofwel te laten bijstaan ofwel een recent werk te raadplegen. Zeker nu de nieuwe reglementering recent in werking is getreden en er reeds nieuwe Europese richtlijnen zijn uitgevaardigd.

• 137 •

4000-5206-V01.indd 137

31-03-14 13:52


6.4.2 De keuze door de aanbestedende overheid Het toewijzen van een overheidsopdracht gebeurt in verschillende fasen. Een eerste fase heeft betrekking op de keuze van de kandidaat door middel van de kwalitatieve selectiecriteria: is de kandidaat wel geschikt voor de opdracht? De tweede fase heeft betrekking op de keuze van de offerte: is de offerte de beste/meest voordelige offerte voor de uitvoering van de opdracht? De bespreking hieronder is gebaseerd op de nieuwe regelgeving overheidsopdrachten, te Wet van 15 juni 2006 en haar uitvoeringsbesluiten. a) Kwalitatieve selectie In dit stadium selecteert de aanbestedende overheid de kandidaten. De overheidsopdrachtenwetgeving voorziet enerzijds in uitsluitingsgronden en anderzijds in geschiktheidseisen op financieel en technisch vlak. Verplichte Uitsluitingsgronden zijn een veroordeling van de inschrijver voor deelname aan een criminele organisatie, omkoping, fraude en het witwassen geld. Facultatieve uitsluitingsgronden zijn onder meer het faillissement van een kandidaat, een veroordeling van de kandidaat die zijn professionele intregriteit aantast, enz.. Daarnaast zijn er de geschiktheidseisen inzake de financiële en technische bekwaamheid van de kandidaat. Alleen kandidaten die aan bepaalde door de aanbestedende overheid vooropgestelde geschiktheidseisen tegemoet komen, mogen een offerte indienen. Zo kan de aanbestedende overheid in het bestek eisen dat de kandidaat een referentielijst voorlegt met betrekking tot de werken uitgevoerd tijdens de laatste vijf jaren. Jonge, onervaren kandidaten kunnen mogelijks moeilijk tegemoet komen aan de gevraagde voor te leggen referentielijst. Sommigen beweren dan ook dat jonge kandidaten ten onrechte weinig kansen krijgen om deel te nemen aan bepaalde overheidsopdrachten. Maar deze opmerking is niet zonder meer gegrond. Een aanbestedende overheid kan geen kennelijk overdreven en onredelijke geschiktheidseisen opleggen waaraan de kandidaat moet voldoen. b) Keuze van de offerte Alhoewel soms een zekere verwarring bestaat, is de keuze van de offerte een gans andere fase dan de voorafgaande selectie van de kandidaat. De keuze van de offerte moet weliswaar net zoals de keuze van de kandidaat wettig zijn en gebaseerd zijn op juiste en rechtsgeldige motieven. Maar de keuze van de offerte gebeurt door middel van in de aankondiging of in het bijzonder bestek vooropgestelde gunningscriteria, in plaats van de hoger genoemde kwalitatieve selectiecriteria welke betrekking hebben op de selectie van de kandidaten. Afhankelijk van de gekozen gunningswijze zal de offerte getoetst worden aan één dan wel meerdere gunningscriteria. Bij een aanbestedingsprocedure wordt de opdracht in principe toegewezen aan de offerte met de laagste prijs. Geen enkel ander criterium dan de prijs is van belang. Bij een offerteaanvraag moeten er noodzakelijkerwijs meer criteria in ogenschouw genomen worden dan uitsluitend de prijs. Met de offerteaanvraag beoogt de aanbestedende overheid de opdracht toe te wijzen aan de meest voordelige, en dus niet noodzakelijk de goedkoopste offerte.

• 138 •

4000-5206-V01.indd 138

31-03-14 13:52


Bij de onderhandelingsprocedure tenslotte kunnen er tevens meerdere criteria vooropgesteld worden op basis waarvan de offerte wordt gekozen. In het verleden bevatte artikel 30 van het Reglement van Beroepsplichten, het verbod aan de architect om deel te nemen aan een opdracht waarbij men in concurrentie werd gesteld met betrekking tot de prijs, zijnde het ereloon. Thans is dit verbod geschrapt. Architecten kunnen in het kader van een overheidsopdracht in concurrentie worden gesteld met betrekking tot de hoegrootheid van het ereloon. 6.4.3 De verschillende gunningswijzen Ook in de nieuwe regelgeving overheidsopdrachten zijn de drie meest voorkomende gunningswijzen nog steeds de aanbesteding, de offerteaanvraag en de onderhandelingsprocedure. De aanbesteding De procedure van de aanbesteding kenmerkt zich door de verplichting om de opdracht te gunnen aan de laagst regelmatige bieding. De ‘prijs’ is het enig gunningscriterium. De offerteaanvraag Niet de laagst regelmatige inschrijver, maar wel de meest voordelige regelmatige offerte krijgt bij de offerteaanvraag de opdracht toegewezen. Welke offerte de meest voordelige is, wordt bepaald nadat elke offerte aan elk verschillend gunnningscriterium getoetst is. Niet alleen de prijs geldt. Verschillende criteria worden vooropgesteld op grond waarvan de meest voordelige offerte zal worden uitgekozen. De onderhandelingsprocedure In het kader van deze procedures is het de aanbestedende overheid toegelaten te onderhandelen met de kandidaten over de offerte. Bij offerteaanvraag en aanbesteding daarentegen, kan en mag de aanbestedende overheid na het indienen van de offerte, in principe niet meer onderhandelen over deze ingediende offerte. De offerte die na gebeurlijke onderhandeling door de aanbestedende overheid aan de hand van de in de aankondiging of in het bijzonder bestek vooropgestelde criteria als meest geschikte wordt aanzien, zal worden weerhouden. De onderhandelingsprocedure kan alleen in de limitatief opgesomde gevallen, voorzien in de wet, worden toegepast. De wet voorziet deze mogelijkheid onder meer wanneer de aard van de prestaties dusdanig is dat de specificaties van de opdracht niet kunnen opgemaakt worden met een voldoende nauwkeurigheid om de gunning toe te laten volgens de procedure van aanbesteding of offerteaanvraag. Deze wettelijke uitzondering kan dan ook toepassing vinden voor architectenopdrachten. Verder dient nog melding gemaakt te worden van de concurrentiedialoog als gunningswijze alsook naar de werkenwedstrijd en de ontwerpenwedstrijd, welke specifieke gunningsprocedures uitmaken. De concurrentiedialoog Er kan verwezen worden naar hierboven (titel 6.4.1 ‘Stand van de regelgeving’) voor een korte toelichting.

• 139 •

4000-5206-V01.indd 139

31-03-14 13:52


De werkenwedstrijd Het betreft een opdracht voor werken dewelke zowel slaat op het opmaken van een ontwerp als op de uitvoering ervan. Een jury beoordeelt de offertes en de aanbestedende overheid gunt de opdracht op advies van de jury. Bij deze procedure maken de prestaties het voorwerp uit van een opdracht van het type ‘design and build’. Ze hebben betrekking zowel op het opmaken van het project als op de uitvoering ervan. De wedstrijdofferteaanvraag vereist dus de samenwerking tussen de architect en de aannemer die een team vormen van bij het opmaken van de offerte, offerte waarvan de totale bouwprijs een gunningscriterium kan zijn. De ontwerpenwedstrijd Deze procedure heeft tot doel de aanbestedende overheid een plan of ontwerp te verschaffen dat na mededinging door een jury wordt gekozen. Dit stemt overeen met de vroegere ‘prijsvraag voor ontwerpen’. (met dank aan meester Christophe Lenders en meester Joris Wouters, GSJ advocaten)

• 140 •

4000-5206-V01.indd 140

31-03-14 13:52


6.5 De Wet Breyne 6.5.1 Toepassingsgebied van de Wet Breyne (1) Teneinde kopers van huizen en appartementen op plan beter te beschermen, werd op 9 juli 1971 de Woningbouwwet ingevoerd, beter bekend als de Wet Breyne. De wetgever achtte het nodig de bouwpromotie aan strikte regels te laten voldoen. Voorheen kon de inhoud van het contract met de bouwpromotor voor het grootste deel immers vrij bepaald worden waarbij de kopers meestal sterk benadeeld werden en weinig bescherming genoten. Met de Wet van 3 mei 1993 werd het toepassingsgebied van de Wet Breyne nader gepreciseerd en verder uitgebreid. De Wet Breyne beheerst alle overeenkomsten tot eigendomsovergang van een te bouwen of in aanbouw zijnde woonst waarvoor betaald moet worden vooraleer het huis of appartement volledig is afgewerkt. De Wet kan ook van toepassing zijn op overeenkomsten tot eigendomsovergang met de verbintenis een woonst te verbouwen of uit te breiden. Het betreft dus overeenkomsten waarbij betaald wordt voor een toekomstig huis of appartement. Vóór de voltooiing van het gebouw dient de koper/opdrachtgever één of meer stortingen te doen. 6.5.2 De architect in de Wet Breyne (2) Niettegenstaande de Wet Breyne de architect welgeteld tweemaal vermeldt, dient de architect terdege rekening te houden met het bestaan van deze wet en de gevolgen die deze voor hem teweegbrengt, voornamelijk op deontologisch vlak. In artikel 7 van de Wet Breyne komt de architect een eerste maal (slechts zijdelings) aan bod. Dit artikel legt op welke verplichte vermeldingen en bijlagen de overeenkomst tussen de koper/opdrachtgever en de promotor dient te bevatten. Zo moeten ondermeer de nauwkeurige plannen en gedetailleerde bestekken van de uit te voeren werken gevoegd worden. Deze plannen en bestekken moeten ondertekend zijn door een architect. Daarbij moet in deze plannen en bestekken uitdrukkelijk de wijze waarop en de materialen waarmee de werken zullen worden uitgevoerd, vermeld worden. Een tweede maal wordt de architect vermeldt in artikel 10, lid 3 van de Woningbouwwet. Daarin wordt bepaald dat de promotor bij het verlijden van de authentieke akte betaling mag eisen van een som die, rekening houdend met het gestorte voorschot, gelijk is aan de prijs van de grond of het aandeel daarin dat verkocht wordt, verhoogd met de prijs van de reeds uitgevoerde werken. Voor deze uitgevoerde werken kan slechts betaling gevraagd worden indien ze werden goedgekeurd door een architect. Een afschrift van deze goedkeuring wordt dan bij de authentieke akte gevoegd. De goedkeuring van de architect slaat niet alleen op de uitgevoerde werken zelf, doch ook op de prijs die ervoor aangerekend wordt. Bij voorkeur dient deze goedkeuring verleend te worden door een andere architect dan die van de promotor. Dit staat evenwel niet in de Wet zelf vermeld maar is wel te verkiezen vanuit deontologisch oogpunt. (3) De Wet Breyne is van dwingend recht. Dit betekent dat partijen in principe vooraf geen afstand kunnen doen van welbepaalde beschermingsmaatregelen ten voordele van de verwerver voorzien in deze wet.

• 141 •

4000-5206-V01.indd 141

31-03-14 13:52


6.5.3 De verplichtingen voor de architect (4) In de praktijk werkt de architect in opdracht van de promotor. Op basis van de plannen die door de architect werden opgesteld zal de promotor een overeenkomst sluiten met een derde waarin de promotor zich ertoe verbindt een woongelegenheid te realiseren. De opdracht van de architect beperkt zich in principe niet tot het louter opstellen van de plannen en bestekken. Tijdens de uitvoeringsfase zal de architect de werf eveneens opvolgen. Een aantal regels moet hierbij nageleefd worden. (4.1) De architect die een opdracht aanvaardt van een promotor moet hiervan aangifte doen bij de Raad van de Orde waarbij hij is ingeschreven (Deontologische aanbeveling 25 september 1987). Hiertoe werd een typedocument opgesteld. (4.2) Gezien het feit dat er een overeenkomst wordt gesloten tussen de promotor en de uiteindelijke verwerver van het onroerend goed, zijn de belangen van deze twee niet altijd gelijklopend. Zoals gezegd werkt de architect in principe in opdracht van de promotor. In een deontologische regel welke op 31 januari 2002 goedgekeurd werd door de Nationale Raad van de Orde werd bepaald dat het in zulk geval noodzakelijk was dat de verwerver zou worden bijgestaan door een raadgevend architect. Zolang de verwerver deze bijstand niet genoot, werd het de oorspronkelijke architect verboden zijn opdracht voor de bouwpromotor verder te zetten. Op die manier konden de belangen van de verwerver ook worden gevrijwaard daar de raadgevend architect geen enkele band had met de promotor. Deze deontologische regel werd evenwel vernietigd door de Raad van State daar de Nationale Raad van de Orde haar bevoegdheden had overschreden door bindende kracht aan deze regel te verlenen. De formele verplichting waaraan de architect van de promotor moest voldoen teneinde de verwerver een eigen raadgevend architect te laten aanstellen, is vandaag de dag onbestaande. Op 10 april 1995 heeft de Nationale Raad wel een rondschrijven gericht aan de architecten waarin het belang werd benadrukt om de cliënt van de promotor te wijzen op de noodzaak om zich te laten bijstaan door een raadgevend architect. Toch zou het duidelijker zijn wanneer de precieze verplichtingen van de architect in deze situatie nader werden omschreven. (4.3.) Het is niet mogelijk dat de architect optreedt voor zowel de bouwpromotor als voor de uiteindelijke verwerver die met de promotor een overeenkomst is aangegaan. De architect zal in dat geval niet onafhankelijk kunnen optreden daar er een tegenstrijdigheid bestaat tussen de belangen van de promotor en die van de uiteindelijke verwerver. Er lijkt daarentegen geen probleem te zijn indien de architect uitsluitend taken vervult voor de promotor en geen enkele overeenkomst aangaat met de uiteindelijke verwerver, contractspartij van de promotor. (4.4.) Artikel 1 van het Reglement van Beroepsplichten omschrijft de creatieve functie van de architect. Wanneer een bouwpromotor gebruik maakt van type-plans, kan de architect er zich niet mee vergenoegen deze type-plans zomaar over te nemen of er enkele wijzigingen in aan te brengen.

• 142 •

4000-5206-V01.indd 142

31-03-14 13:52


Verder schrijft artikel 20 van het Reglement van Beroepsplichten voor dat de architect onder meer belast is met het collationeren van de gegevens die nodig zijn voor het ontwerp, de studie van het programma en het maken van een schets en een voorontwerp. Als er gewerkt wordt met type-plans is het voor de architect niet mogelijk aan deze verplichtingen te voldoen waardoor hij zou verworden tot een loutere ondertekenaar van de plannen die hem werden verstrekt door de promotor. 6.5.4 De aansprakelijkheid van de promotor en van de architect (5) Het type van bouwheer heeft zijn invloed op de taken te vervullen door de architect, meer in het bijzonder op zijn raadgevings- en bijstandsverplichting. De professionele bouwpromotor maakt de raadgevings- en bijstandsverplichting van de architect beperkter. Daar waar de architect de bouwheer - particulier zeer ruim dient te adviseren (over de kosten, materialen, keuze aannemer, alle relevante regelgeving,…), is dit niet het geval bij dergelijke promotor. Van deze laatste wordt immers verwacht dat hij op de hoogte is van vele zaken. Zo kan de promotor de architect niet verwijten hem niet op de hoogte te hebben gebracht van de bepalingen van de Woningbouwwet. Enkel over de werkelijke kernactiviteiten van de architect dient de promotor nog geadviseerd te worden. (met dank aan: meester Joris Wouters en meester Christophe Lenders, GSJ advocaten) WEGWIJS - Het officiële bulletin van aanbestedingen is wekelijks te raadplegen op: www.ejustice.just.fgov.be/cgi_bul/bul.pl - De procedure ‘Open Oproep’ van de Vlaamse Bouwmeester: www.vlaams-bouwmeester.be - Het vakblad ‘Bouwkroniek’ publiceert wekelijks aanbestedingen: www.bouwkroniek.be - Een website waar men online overheidsopdrachten kan raadplegen: www.ebp.be

• 143 •

4000-5206-V01.indd 143

31-03-14 13:52


6.6 Energieprestatieregelgeving De Vlaamse Overheid streeft er naar dat alle gebouwen in Vlaanderen energiezuinig én comfortabel worden. Een van de middelen om dit te realiseren, is de energieprestatieregelgeving, ook wel eens EPB-regelgeving genoemd (waarbij EPB staat voor EnergiePrestaties en Binnenklimaat). 6.6.1 Wanneer is de energieprestatieregelgeving van toepassing? De energieprestatieregelgeving is van toepassing op bouwwerken die aan twee voorwaarden voldoen: Ten eerste moet het gaan om werken in een gebouw (en complex) waarvoor een stedenbouwkundige vergunning of een melding nodig is. Opgelet: ook op de niet-vergunningsplichtige werken die samen met vergunningsplichtige werken worden uitgevoerd zijn EPB-eisen van toepassing. Deed je de bouwaanvraag voor1 januari 2006, dan is de energieprestatieregelgeving niet van toepassing. Ten tweede moet het gaan om gebouwen die verwarmd of gekoeld worden voor mensen die er wonen, werken, sporten … Voor volgende voorbeelden zijn dus geen EPB-eisen van toepassing: – aanvragen ingediend vóór 1 januari 2006. Voor die dossiers gelden de procedures en de eisen van de vroegere isolatieregelgeving. – vervangen van ramen (zonder vergunning voor een ander werk aan het gebouw), plaatsen van een verwarmingsinstallatie... – aanvragen voor technische werken, terreinaanlegwerken... – werken aan een niet verwarmde vrijstaande garage, plantenserre, stalling voor dieren... – eenvoudige stedenbouwkundige aanvragen met een beschermd volume kleiner dan of = 3000 m3. – gebouwen met een tijdelijke vergunning van maximum twee jaar – alleenstaande gebouwen met een totale bruikbare vloeroppervlakte van minder dan 50m² Hierop bestaan enkele uitzonderingen. In bepaalde situaties zijn namelijk vrijstellingen of afwijkingen mogelijk. Opgelet: verschillende vrijstellingen en afwijkingen van één of meerdere van deze EPB-eisen moeten aangevraagd worden. Deze aanvragen moeten uiterlijk negen maanden na indienen van de stedenbouwkundige vergunning gebeuren. Is niet aan de energieprestatieregelgeving voldaan, dan legt het Vlaams EnergieAgentschap (VEA) boetes op. Opgelet: de energieprestatieregelgeving die we hier beschrijven is van toepassing op gebouwen in het Vlaams Gewest. Voor projecten in Wallonië en Brussel gelden andere eisen en procedures. 6.6.2 Welke EPB-eisen worden opgelegd? De eisen zijn afhankelijk van de bestemming van het gebouw (wonen, kantoor, sport, industrie...),van de aard van de werkzaamheden (nieuwbouw, verbouwing, functiewijziging …) en van de datum van aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning.

• 144 •

4000-5206-V01.indd 144

31-03-14 13:52


Het Energieprestatiebesluit verstrengt de thermische isolatie-eisen (maximaal K-peil en U-waarden) en stelt ook eisen aan de energieprestatie van het gebouw (maximaal E-peil, NEB). Om in de gebouwen steeds een goede binnenluchtkwaliteit te waarborgen, worden ook eisen aan het binnenklimaat opgelegd, onder de vorm van minimale ventilatievoorzieningen en het beperken van het risico op oververhitting ’s zomers in woongebouwen. Maximaal K-peil Het K-peil is een maat voor de globale warmte-isolatie van het gebouw. Hoe lager het K-peil, hoe beter het gebouw geïsoleerd is. Het K-peil hangt niet alleen af van de isolatie in vloeren, muren en daken maar ook van het schrijnwerk of andere mogelijke doorvoeren of openingen in de gebouwschil. De K-peileis geldt, in tegenstelling tot de E-peileis, voor het gebouw als geheel. Voor nieuwbouw gebouwen met stedenbouwkundige vergunningsaanvraag of melding vanaf 2011 moet je ook de invloed van bouwknopen in rekening brengen in het K-peil. De K-peileis geldt enkel voor het herbouwde of het nieuwe deel van het gebouw indien: – gebouwen gedeeltelijk herbouwd worden met een bouwvolume groter dan 800m³ – het bouwvolume van de uitbreiding groter is dan 800m³ – er een uitbreiding is met minstens één wooneinheid Bij volgende situaties is er helemaal geen K-peileis: – verbouwingen – gedeeltelijke herbouwen met een beschermd volume kleiner dan of gelijk aan 800 m³ en zonder wooneenheden – uitbreidingen met een beschermd volume kleiner dan of gelijk aan 800 m³ en zonder wooneenheden Onderstaande tabel geeft een overzicht van het maximaal K-peil per bestemming en per jaar van vergunningsaanvraag: Maximaal K-peil jaar waarin de stedenbouwkundige vergunningsaanvraag ingediend werd 2010

2011*

2012*

2013*

2014*

wonen

45

45

40

40

40

kantoor en school

45

45

40

40

40

andere specifieke bestemming

45

45

40

40

40

industrie

55

55

40

40

40

* vanaf 2011 moeten bouwknopen ingerekend worden in het K-peil

WEGWIJS Een overzicht van de eisen vindt u terug op de website www.meeroverepb.be

• 145 •

4000-5206-V01.indd 145

31-03-14 13:52


Maximale U- en minimale R-waarden Met de energieprestatieregelegving worden maximale warmtedoorgangscoëfficiënten (U-waarden) opgelegd aan de scheidingsconstructies (muur, vloer, dak, raam, deur, ...). Voor bepaalde scheidingsconstructies gelden minimale warmteweerstanden (R-waarden), in plaats van maximale U-waarden.

WEGWIJS Overzicht van maximaal toelaatbare U-waarden of minimaal te realiseren R-waarden vindt u terug op de website www.meeroverepb.be

Bouwknopen inrekenen De invloed van bouwknopen moet verplicht worden ingerekend in het K-peil en het E-peil voor gebouwen – waarvoor de EPB-eisen voor nieuwbouw gelden én – waarvoor een stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd of een melding wordt gedaan vanaf 1 januari 2011. Wat zijn bouwknopen? Een ‘bouwknoop’ is een plaats in de gebouwschil waar extra warmteverlies kan optreden, ook wel ‘koudebrug’ genoemd. Als je aandacht schenkt aan een koudebrugarme detaillering en een correcte uitvoering, kan je in principe niet meer spreken van een ‘koudebrug’. Daarom hanteert de Vlaamse Overheid de term ‘bouwknoop’. Hoe kan ik bouwknopen inrekenen? Om bouwknopen te beoordelen en koudebrugarme oplossingen mogelijk te maken, zijn praktische regels opgesteld. Met die basisregels kan je bepalen wanneer je te maken hebt met een ‘‘EPBaanvaarde bouwknoop’. Er zijn 3 opties (A, B of C) om de invloed van de bouwknopen in te rekenen in de EPB-software en zo de impact op het K- en E-peil te bepalen. Meer info vindt u op de website www.meeroverepb.be Maximaal E-peil Het E-peil is een maat voor de energieprestatie van een woning en de vaste installaties ervan in standaardomstandigheden. Hoe lager het E-peil, hoe energiezuiniger de woning is. Het E-peil hangt af van: – de compactheid – de thermische isolatie – de luchtdichtheid – de ventilatie – de verwarmingsinstallatie en het systeem voor warmwatervoorziening – de oriëntatie en bezonning – de koelinstallatie – de verlichtingsinstallatie (enkel bij kantoren en scholen).

• 146 •

4000-5206-V01.indd 146

31-03-14 13:52


Onderstaande tabel geeft een overzicht van het maximaal E-peil voor wonen (figuur 1) en voor kantoren en scholen (figuur 2)

eisenpad voor wonen bron: VEA

eisenpad voor kantoren en scholen Bron: VEA Netto-energiebehoefte voor verwarming beperken De jaarlijkse netto-energiebehoefte voor verwarming per eenheid vloeroppervlakte is sinds 1 januari 2012 een bijkomende EPB-eis. De maximum-score is 70 kWh/m2. De NEB is een berekend verbruik voor ruimteverwarming, zonder rekening te houden met het rendement van een bepaald verwarmingssysteem. Ook het productierendement aan de opwekker wordt buiten beschouwing gelaten. Om dit kengetal binnen de perken te houden zult u moeten trachten om een evenwicht te vinden tussen de verliezen via transmissie en ventilatie en de interne warmtewinsten en zonnewinsten. Dat kan je doen door: – De ventilatieverliezen kunt u beïnvloeden door luchtdichter te bouwen. Daarnaast kunt u werken aan de performantie van het ventilatiesysteem. – De transmissieverliezen kunt u rechtstreeks beïnvloeden door meer of minder isolatie, door de omvang van het verliesoppervlak en door de compactheid. – Oriëntatie is uiteraard bepalend maar daarnaast zeker ook de glaskeuze, de beschaduwing en zonnewering en de thermische massa van het gebouw. Uiteraard speelt ook het aandeel van de glasoppervlakte ten opzichte van het totale geveloppervlak een rol

• 147 •

4000-5206-V01.indd 147

31-03-14 13:52


Minimumeisen voor ventilatievoorzieningen De ventilatie-eisen hangen zowel af van de aard van het werk als van de bestemming en zelfs van de functie van elke ruimte. De eisen voor ventilatie in de energieprestatieregelgeving worden opgesplitst in ventilatievoorzieningen voor niet-residentiële gebouwen (bijlage X van het energiebesluit) en ventilatievoorzieningen voor woongebouwen. Het risico op oververhitting beperken Enkel bij woongebouwen moet je het risico op oververhitting onderzoeken. De oververhittingindicator moet onder een drempelwaarde blijven. Wil je een zo laag mogelijk E-peil halen, dan is het sowieso interessant om het oververhittingrisico voor alle gebouwen zo veel mogelijk te beperken. Hoe kan je het risico op oververhitting beperken? Let al van in de ontwerpfase op: – de oriëntatie van de vensters – de zonnetoetredingsfactor van de beglazing – effectieve zonwering aan vensters – beschaduwing van vensters door luifels – een bouwwijze met een zekere ‘zwaarte’. In gebouwen waar relatief veel beglazing is toegepast in verhouding tot het beschermde volume is het risico op oververhitting vaak groot. Bij lichte bouwwijzen zoals houtskeletconstructies voorzie je best ‘thermische massa’ om het oververhittingrisico in te perken. NIEUWE EIS vanaf 1 januari 2014: Het minimumaandeel Hernieuwbare energie in nieuwbouw De nieuwe EPB-eis, een minimumaandeel hernieuwbare energie is van toepassing voor alle werkzaamheden waarvoor een melding of stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd en waarvoor een E-peil eis geldt. In de nieuwe EPB-eis wordt er een onderscheid gemaakt tussen woongebouwen enerzijds en kantoren en scholen anderzijds. Voor scholen en kantoren van publieke organisaties ging deze verplichting reeds in voege op 1 januari 2013. Voor woongebouwen is de eis van toepassing vanaf 1 januari 2014. Voor woongebouwen heeft de aangifteplichtige de keuze uit onderstaande opties om te voldoen aan de eis: – Hij voorziet een van de 6 systemen: zonneboiler, PV-installatie, biomassa, warmtepomp, stadsverwarming en - koeling, participatie in project voor productie van hernieuwbare energie. Voor elk van de systemen gelden kwantitatieve (figuur 1) en kwalitatieve voorwaarden (figuur 2) om te garanderen dat het systeem voldoende hernieuwbare energie produceert. – Hij combineert de verschillende systemen (figuur 1) om in totaal minstens 10kWh/jaar per m² bruikbare vloeroppervlakte uit hernieuwbare energiebronnen te halen. De individuele kwalitatieve voorwaarde vervalt. – Hij wenst geen gebruik te maken van de 6 omschreven systemen met hun voorwaarden, maar voldoet door energiebewuste keuzes aan een 10% strengere E-peil eis. In dat geval geldt niet E60 maar E54.

• 148 •

4000-5206-V01.indd 148

31-03-14 13:52


Voor kantoren en scholen kan men kiezen uit de combinatie van de verschillende systemen (figuur 1) om in totaal minstens 10kWh/jaar per m² bruikbare vloeroppervlakte uit hernieuwbare energiebronnen te halen. Indien er geen hernieuwbare energiesystemen zijn toegepast of minder dan 10kW/h/jaar energie per m² wordt gehaald, kunnen ook zij gebruik maken van de aanscherping van 10% van het E-peil. Indien er geen hernieuwbare energiesystemen met de gestelde voorwaarden zijn toegepast en het project ook niet voldoet aan de lagere E-peileis, wordt er een administratieve geldboete gesteld voor het niet-voldoen aan de lagere E-peileis.

6.6.3 Wie doet wat wanneer? Het bouwproces bestaat uit verschillende fases. Bij iedere fase hoort, in het kader van de energieprestatieregelgeving, een specifiek document: – het meldingsdossier of de vergunningsaanvraag en eventuele haalbaarheidsstudie – de startverklaring met een voorafberekening – de EPB-aangifte – het energieprestatiecertificaat voor nieuwbouw (niet te verwarren met het energieprestatiecertificaat voor bestaande woningen). De verschillende personen die betrokken zijn bij het bouwproces hebben in het kader van de energieprestatieregelgeving elk hun eigen taken en verantwoordelijkheden: – de bouwheer – de architect – de verslaggever

• 149 •

4000-5206-V01.indd 149

31-03-14 13:52


Om controle te hebben op de naleving van de energieprestatieregelgeving in de praktijk, doet het Vlaams Energieagentschap bouwplaatsbezoeken en worden boetes opgelegd. De taken en de verantwoordelijkheden van de verschillende ‘spelers’ binnen de energieprestatieregelgeving zijn: – de aangifteplichtige is verplicht de EPB-eisen na te leven, zodat het gebouw voldoet aan de energieprestatieregelgeving. – de verslaggever maakt in opdracht van de aangifteplichtige de startverklaring met voorafberekening op voor de start van de werkzaamheden. Deze voorafberekening is verplicht voor werken die starten vanaf 1 januari 2012. Als bij de voorafberekening blijkt dat het ontworpen gebouw niet zal voldoen aan de EPB-eisen, dient de EPB-verslaggever dit verplicht te signaleren aan de aangifteplichtige en aan de architect. De EPB-verslaggever geeft hen dan vervolgens één schriftelijke niet-bindend advies over hoe alsnog aan de EPB-eisen kunnen voldaan worden. Op het einde van de werkzaamheden maakt de verslaggever een EPB-aangifte op. Het opstellen van de EPB-aangifte gebeurt aan de hand van software, die gratis ter beschikking is. De verslaggever is verantwoordelijk voor een correcte na-rapportering van de feitelijke toestand. – De architect ontwerp een gebouw dat voldoet aan de EPB-eisen. Hij heeft ook een informatieve taak naar de aangifteplichtige. 6.6.4 Wat als het gebouw niet voldoet aan de EPB-eisen? Als er zich onregelmatigheden voordoen, kan de Vlaamse Overheid administratieve boetes als sanctie hanteren. De opdrachtgever, de aangifteplichtige kan worden beboet als uit de EPB-aangifte blijkt dat aan één of meer EPB-eisen niet werd voldaan, als er geen of laattijdig een startverklaring werd ingediend en als er 6 maand na ingebruikname geen EPB-aangifte werd ingediend Als uit controles door de Vlaamse Overheid blijkt dat de verslaggever niet correct rapporteerde over de uitgevoerde werkzaamheden en de gegevens uit de EPB-aangifte dus niet overeenstemmen met de werkelijkheid, wordt de verslaggever beboet. De boetes zijn evenredig met de afwijking van de EPB-eis en met de kostprijs van de investering om wel te voldoen aan de eis. Het wijzigingsdecreet van 18 november 2011 legt een maximumboete vast voor de aangifteplichtige. De limiet is gekoppeld aan het volume van het gebouw. De maximale boete bedraagt 25 euro per m³ nieuw gecreëerd beschermd volume en 10 euro per m³ verbouwd beschermd volume. (Met dank aan: Ir.-arch. Mieke Bonnarens en arch. Angeliques Verspeurt, energieconsulente NAV) WEGWIJS Voor meer informatie over de energieprestatieregelgeving surft u best naar: www.energiesparen.be/epb/energieprestatieregelgeving www.meeroverepb.be

• 150 •

4000-5206-V01.indd 150

31-03-14 13:52


6.7 Brandreglementeringen Het is onmogelijk om in deze publicatie een volledig overzicht van de wetgeving te vinden. Deze tekst is een beknopt overzicht. Via de verwijzingen naar verschillende websites kan u de informatie bekomen die noodzakelijk is voor uw ontwerp.

Enkele overzichten zijn te vinden op www.besafe.be ; www.fireforum.be 6.7.1 Fundamenteel Een ontwerp brandveilig maken is een middelenverbintenis, nooit een resultaatverbintenis. De beschikbare middelen zijn passieve en actieve beveiligingsmaatregelen. De minimale vereisten staan opgesomd in de wetgeving. Anderzijds kan een verhoogd veiligheidsniveau geboden worden afhankelijk van het budget en de tijd die de architect en de bouwheer aan een bepaald probleem kunnen besteden. Europese Verordening Bouwproducten (305/2011/EU) , Bijlage I: Het gebouw moet ontworpen en uitgevoerd worden zodat bij brand – het draagvermogen van het bouwwerk gedurende een bepaalde tijd behouden blijft; – het ontstaan en de ontwikkeling van vuur en rook binnen het bouwwerk zelf beperkt blijft; – de uitbreiding van de brand naar belendende bouwwerken beperkt blijft; – de bewoners het gebouw kunnen verlaten of anderszins in veiligheid kunnen worden gebracht; – de veiligheid van de hulpploegen in acht wordt genomen. Aspecten die de brandveiligheid bepalen:

Het niveau van brandveiligheid wordt door de lidstaten bepaald.

• 151 •

4000-5206-V01.indd 151

31-03-14 13:52


6.7.2 Bevoegdheden in België

6.7.3 Federaal Basispreventienorm Van toepassing op alle nieuwe gebouwen Niet van Toepassing op alle gebouwen tot 100m²bestaande uit maximaal twee bouwlagen en de eengezinswoningen. KB van 7 juli 1994 houdende vaststelling van de basisnormen voor de preventie van brand en ontploffing waaraan de nieuwe gebouwen moeten voldoen, gewijzigd bij koninklijke besluiten van 19 december 1997 en 4 april 2003. Het nieuwe koninklijk besluit van 12 juli 2012 wijzigt het koninklijk besluit van 7 juli 1994 tot vaststelling van de basisnormen voor de preventie van brand en ontploffing waaraan nieuwe gebouwen moeten voldoen. Deze wijzigingen treden op 1 december 2012 in werking voor alle nieuwe gebouwen. De basisnormen stellen de minimale eisen vast waaraan de opvatting, de bouw en de inrichting van nieuwe gebouwen moeten voldoen en bestaat uit de volgende onderdelen. Bijlage 1 - Terminologie Bijlage 2 of 2/1 - Lage gebouwen (LG) Bijlage 3 of 3/1- Middelhoge gebouwen (MG) Bijlage 4 of 4/1- Hoge gebouwen (HG) Bijlage 5 of 5/1- Reactie bij brand van de materialen Bijlage 6 - Industriële gebouwen (bouwaanvragen na 15/08/09) Bijlage 7 - Gemeenschappelijke eisen (toegevoegd in het KB 12/07/12) Afwijkingen volgens KB 18/09/08 CODEX (ARAB), art 52 Toepasselijk in geval personeel in dienst is. Met de publicatie van de wet over het Welzijn op het werk en de bijhorende codex is deze reglementering sinds 1996 in volle aanpassing. (voorstel van aanpassing 15/01/09) Omzendbrieven 15/04/04 ‘Doorvoeringen in wanden’, geeft aan dat leidingen onder welke voorwaarde geen impact hebben op de brandweerstand. Met het KB 12/07/12 werden deze bepalingen opgenomen in bijlage 7.

• 152 •

4000-5206-V01.indd 152

31-03-14 13:52


14/11/09 ‘Reikwijdte van het preventieverslag’, geeft duidelijk aan wat de brandweer al dan niet mag opleggen. Andere wetgeving: Ziekenhuizen, rustoorden, voetbalstadions,… 6.7.4 Vlaams gewest Het betreft hier specifieke regelgeving voor hotels, campings, rusthuizen, ziekenhuizen, kinderdagverblijven, serviceflats, kamers en studentenkamers, … Voornamelijk toepasselijk als men een erkenning of subsidies van het Vlaams Gewest wilt bekomen. VLAREM is voor enkele punten toe te passen, doch eerder in specifieke (industriële) domeinen. 6.7.5 Gemeentelijk Het betreft hier vooral politie- en bouwverordeningen (bvb. voor lokalen met dansgelegenheid, studentenkamers, publieke toegankelijke inrichtingen, cafés,…). Voorwaarden aan het verlenen van een bouw- of milieuvergunning zijn meestal vervat in het brandpreventieverslag dat bij de respectievelijke vergunning gevoegd is. Deze voorwaarden kunnen eventueel verder gaan dan wat in de regelgeving van de hogere overheid is opgenomen. Inzake de controle op de toepassing van de verschillende reglementeringen speelt de gemeente een centrale rol. 6.7.6 Praktisch Kennis hebben van de toe te passen wetgeving bij het ontwerpen van een gebouw moet parate kennis zijn van een architect. De Basispreventienorm is zeker bij nieuwbouw bijna steeds toepasselijk en ieder ontwerp (ook verbouwing, hoewel niet verplichtend) wordt dan ook best getoetst aan de betrokken bijlage van de wet in functie van de hoogte van het gebouw. Zeer veel andere richtlijnen hebben dezelfde structuur en zijn verzwaringen van de aanvaarde risico’s in de basispreventienorm. In functie van de specificiteit van elk gebouw kunnen regionale richtlijnen verplicht zijn. De informatie over welke richtlijn toepasselijk is moet komen van de opdrachtgever of van de subsidiërende of erkennende instantie. In functie van de plaats van het gebouw zijn de gemeentelijke verordeningen toepasselijk. De technische dienst van iedere gemeente zal u deze vertellen of u doorverwijzen naar de lokale brandweer. Het is aangewezen voor ontwerpen met een ongewoon risico steeds te trachten informeel advies in te winnen bij de lokale brandweer. Formeel advies kan enkel door de burgemeester worden gegeven (die bijna altijd het advies van zijn lokale preventieofficier zal volgen). Een advies is geldig tot aan de eerstvolgende inspectie door de brandweer van het gebouw. Er is een zeer verhelderende omzendbrief die de reikwijdte van een brandpreventieadvies verduidelijkt (15/11/09) Bij elkaar tegensprekende richtlijnen steeds de strengste hanteren. Afwijkingen op de basisnorm kunnen steeds aangevraagd worden aan de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken (www.ibz.fgov.be). Een dossier zal moeten aantonen dat hetzelfde veiligheidsniveau wordt gehaald als in de basisnorm. Opgelet: afwijkingen op andere richtlijnen moeten aan de opsteller van de richtlijn worden aangevraagd (gemeentelijk, gewestelijk of gemeentelijk). Hier bestaat geen eenduidige procedure.

• 153 •

4000-5206-V01.indd 153

31-03-14 13:52


6.7.7 Verzekering Indien de wettelijke bepalingen gevolgd worden is een gebouw in principe optimaal verzekerbaar. Let er wel op dat de verzekeringspremie van de bouwheer sterk afhankelijk is van de risicoanalyse van de verzekeraar. Bij een verhoogd risico en zeker voor industriële projecten is het aangewezen te polsen naar de verwachtingen van de verzekeraar. 6.7.8 Nieuwe Europese bepalingen voor brandweerstand Tot nu toe werden de eisen inzake brandweerstand uitgedrukt in het KB via Belgische klassen (de zogenoemde “Rf” waarden: Rf 1/2u, Rf 1h, …). Met het KB 12/07/12 wordt dit classificatiesysteem vervangen door het Europese classificatiesysteem gebaseerd op de norm NBN EN 13501-2, -3 en -4. De brandweerstand wordt uitgedrukt in minuten en voorafgegaan door één of meer letters die verwijzen naar de hoofdcriteria. Classificatie in minuten: minuten: 10, 15, 20, 30, 45, 60, 90, 120, 180, 240 of 360 De drie voornaamste prestaties zijn R (loadbearing capacity of draagvermogen) E (integrity of integriteit) I (insulation of isolatie) In het algemeen worden de klassen als volgt uitgedrukt: Voor dragende elementen : – REI t : t is de periode gedurende dewelke aan alle criteria (draagkracht, dichtheid en isolatie) wordt voldaan – RE t : t is de periode gedurende dewelke wordt voldaan aan de criteria draagkracht en dichtheid – R t : t is de periode gedurende dewelke aan het criterium van de draagkracht wordt voldaan Voor niet-dragende elementen : – EI t : t is de periode gedurende dewelke aan de criteria van de dichtheid en isolatie wordt voldaan – E t : t is de periode gedurende dewelke aan het criterium van de dichtheid wordt voldaan De periode t wordt uitgedrukt in minuten. Zo wordt bijvoorbeeld een paal die gedurende een uur brandstabiel blijft R60 genoemd, een branddeur die gedurende een half uur brandvrij blijft E30 en een wand die gedurende een uur brandvrij blijft EI60. Classificatie in minuten: minuten: 10, 15, 20, 30, 45, 60, 90, 120, 180, 240 of 360 Opgelet : het criterium W (stralingsweerstand) wordt in Nederland vaak gebruikt, maar is NIET opgenomen in de Belgische wetgeving. Het criterium W kan niet gelden als alternatief voor het I criterium! Verdere info over de classificatie kan gevonden worden op o.a. de website van het WTCB: http://www.wtcb.be/homepage/index.cfm?cat=services&sub=standards_regulations&pag=fire& art=standards_and_regulations&niv01=belgian-european_standardization&niv02=passive_fire_ safety&niv03=evaluation_fire_resistance (Met dank aan: Arch. Nico Luyten en Brandweervereniging Vlaanderen)

• 154 •

4000-5206-V01.indd 154

31-03-14 13:52


6.8. ONDERSTEUNENDE MAATREGELEN VOOR DE BOUWSECTOR 6.8.1 Bouwpremies Het is stilaan niet meer mogelijk om alle bestaande premies te vatten in een overzichtelijke tekst. Het aantal bouwpremies is haast onoverzichtelijk. Het grootste aantal van de bouwpremies is toegespitst naar particuliere bouwers maar er bestaan er ook voor institutionele bouwheren. Op verschillende niveaus bestaan er bouwpremies: – Federaal – Vlaams – Provinciaal – Gemeentelijk – Netwerkbeheerders: INFRAX/EANDIS

WEGWIJS Om wegwijs te raken in het grote aanbod aan premies kunt u terecht op verschillende websites. De belangrijkste website is deze van de Vlaamse overheid: www.premiezoeker.be en bundelt de meeste premies. Andere interessante websites zijn eveneens: www.energiesparen.be www.eandis.be (netwerkbeheerder) www.meeroverepb.be 6.8.2 Federale maatregelen Momenteel kan men enkel genieten van de belastingvermindering voor geplaatste dakisolatie. Alle andere belastingverminderingen voor energiebesparende maatregelen werden stopgezet in 2012. Wanneer kan u genieten van deze belastingvermindering voor uw geplaatste dakisolatie? – Alle woningen die minimum 5 jaar in gebruik zijn komen in aanmerking. – De belastingvermindering bedraagt 30% van de dakisolatiewerken met een max. van 3040 euro. – Aan de isolatie is wel een voorwaarde gekoppeld. De warmteweerstand (Rd) van de dakisolatie moet minstens 2,5 m²K/W zijn. Deze waarde wordt berekend door de dikte van het materiaal te delen door zijn warmtegeleidbaarheid, de lambda waarde. Voorbeeld: bij het plaatsen van minerale wol van 10cm met een lambda waarde van 0.037 W/mK, krijgen we een R waarde van 2,7 m²K/W. – De isolatiewerken moeten wel uitgevoerd worden door een aannemer – Zowel eigenaars, als huurders, als vruchtgebruikers,… komen in aanmerking voor deze belastingvermindering zolang ze maar in het bezit zijn van een factuur en een betalingsbewijs.

• 155 •

4000-5206-V01.indd 155

31-03-14 13:52


6.8.3 Premies van de Vlaamse overheid via de netbeheerders Hieronder geven we een overzicht van de premies van de netbeheerders in 2014. Voor woningen aangesloten op het distributienet sinds 2006: Algemene voorwaarden: – De premies zijn geldig voor facturen met factuurdatum vanaf 1/1/2014. – Alle werken moeten uitgevoerd worden door een aannemer, behalve de dakisolatie. – De aanvraagformulieren voor de premies moeten uiterlijk 1 jaar na de facturatiedatum verstuurd worden. – Voor dezelfde investering kan maar 1 keer per adres en per 12 maanden een premier aangevraagd worden. – Voor beschermde afnemers wordt de premie verhoogd met 20% Voor woningen aangesloten op het distributienet sinds 2006 energiebesp.maatr.

specificatie

eisen

dakisolatie of zoldervloer (niet voor beide)

geplaatst door de aannemer

Rd-waarde ≥ 3,5 m²K/W

6 €/m²

Binnen BV volume

Rd-waarde ≥ 4,0 m²K/W

7 €/m²

Rd-waarde ≥ 4,5 m²K/W

8 €/m²

woning aangesloten op het electriciteitsnet voor 1 januari 2006 of bouwaanvraag van voor 2006

doe-het-zelf

premie

max. bedrag bijkomende voorwaarde/opmerkingen

Rd-waarde ≥ 3,5 m²K/W

3 €/m²

Rd-waarde ≥ 4,0 m²K/W

3,5 €/m²

Rd-waarde ≥ 4,5 m²K/W

4 €/m²

Rd-waarde ≥ 2,0 m²K/W

15 €/m²

Rd waarde van het nieuw geplaatste materiaal

6 €/m²

λ = 0,065 W/mK + volledige spouw vullen (minstens 50 mm) werken conform STS 71.1

Rd-waarde ≥ 1,2 m²K/W

6 €/m²

na-isolatie voor vloeren en voor plafond kelders

bij vervangen van enkel glas

U-waarde ≤ 1,1 W/m²K

12 €/m²

bij vervangen van enkel of dubbel glas

U-waarde ≤ 0,8 W/m²K

15 €/m²

woning aangesloten op het elektriciteitsnet voor 1 januari 2006 of bouwaanvraag van voor 2006

bij gelijktijdig investeren in nieuwe ramen met hogerendementsglas en muurisolatie

bij vervanging enkel glas Ug-waarde < 1,1 W/m²K Uw-waarde < 1,7 W/ m²K

48 €/m² + premie muurisol.

1680 euro

bij vervanging enkel of dub. Ug-waarde < 0,8 W/m²K Uw-waarde < 1,7 W/ m²K

15 €/m² + premie muurisol.

2100 euro

in geïsoleerde muren, moeten alle ramen met U<2,9W/m2K

t° warmteafgifte ≤ 40°C

270 €/kVA

1700 euro

voor bestaande en nieuwe woningen met bouwaanvraag tot 31/01/2013 premie afhankelijk van COP en vermogen X2 indien waterpomp elastische weerstandsverw. vervangt

sociale dakisolatie projecten muurisolatie

buitenmuurisolatie spouwmuurisolatie

vloerisolatie hoogrendements­­­ beglazing

NIEUW combinatiepremie

warmtepomp

nieuwe warmtepomp

eindfactuur van beide investering max/12 maand uit elkaar werken mogen pas aangevat worden na 1 januari 2014

• 156 •

4000-5206-V01.indd 156

31-03-14 13:52


energiebesp.maatr.

specificatie

eisen

premie

max. bedrag bijkomende voorwaarde/opmerkingen

Zonneboiler

thermische zonnecollectoren voor productie van sanitair warm water

inhoud boilervat ≥ 40l

550 €/m²

2750 euro + max. 50% van factuur

condensatieketel

enkel voor beschermde afnemers

800 €

voor bestaande en nieuwe woningen met bouwaanvraag tot 31/01/2013 systeemtest of Solar Key Mark woning aangesloten op het elektriciteitsnet voor 1 januari 2006

De premies voor de niet- huishoudelijk klanten kan je raadplegen langs de presentatie van Eandis Premies voor nieuwbouwwoningen en appartementen voor bouwaanvragen vanaf 1 januari 2012 tot 31 december 2013: – Voor nieuwbouwwoningen met een E-peil tussen 50 en 40, kan men een premie aanvragen van 1400 euro , plus 40 euro per E-punt beter dan E50. – Voor nieuwbouwwoningen met een E-peil lager dan 40, kan met een premie aanvragen van 1800 euro, plus 50 euro per E-punt lager dan E40. – Voor een appartement met een E-peil tussen 50 en 40, kan men een premie aanvragen van 600 euro, plus 20 euro per E-punt beter dan E50. – Voor een appartement met een E-peil lager dan 40, kan met een premie aanvragen van 800 euro, plus 30 euro per E-punt lager dan E40. Premies voor nieuwbouwwoningen en appartementen voor bouwaanvragen vanaf 1 januari 2014 tot 31 december 2014: – Voor nieuwbouwwoningen met een E-peil lager dan 40, kan met een premie aanvragen van 1800 euro, plus 50 euro per E-punt lager dan E40. – Voor een appartement met een E-peil lager dan 40, kan met een premie aanvragen van 800 euro, plus 30 euro per E-punt lager dan E40. 6.8.4 Premies van het Vlaamse Gewest 6.8.4.1. De Vlaamse Renovatiepremie De Vlaamse renovatiepremie ondersteunt de eigenaars die een eigen woning wensen te renoveren. De renovatiepremie is van toepassing op acht verschillende werkzaamheden. Om in aanmerking te komen voor de premie moet u aan enkele voorwaarden voldoen qua inkomen, woning, eigendom, facturen en het aantal aanvragen. De diverse investeringen moeten minstens 10.000 euro bedragen. Het bedrag van de renovatiepremie bedraagt afhankelijk van uw inkomen 20% of 30% (inkomen niet meer dan 29000 +1510 euro per persoon ten laste) van de goedgekeurde facturen en kan nooit hoger zijn dan 10.000 euro. Indien u een aanvraag indient met facturen voor buitenschrijnwerk die dateren vanaf 1 januari 2012, zal de premie verhoogd worden met 10% op het bedrag van de aanvaarde facturen buitenschrijnwerk als het buitenschrijnwerk voldoet aan volgende U-waarden: Uw (isolatiewaarde van het geheel: profiel en glas) van maximaal 1,7 W/m²K en Ug (isolatiewaarde van het glas) van maximaal 0,9 W/m²K. WEGWIJS Nog meer gedetailleerde informatie vindt u op de website van de Vlaamse Overheid www.wonenvlaanderen.be. U dient uw aanvraag voor een renovatiepremie in bij de dienst van het agentschap Wonen-Vlaanderen in uw provincie.

• 157 •

4000-5206-V01.indd 157

31-03-14 13:52


6.8.4.2 De Vlaamse verbeteringspremie De verbeteringspremie is voor verbeteringswerkzaamheden die uitgevoerd worden aan de woning of indien de woning verbouwd wordt om overbewoning te verhelpen. Ook hier komen verschillende soorten werkzaamheden aan bod, zoals dakwerken, buitenschrijnwerk, sanitaire installatie,….. Per bouwonderdeel wordt er een premiebedrag vastgelegd. De facturen die je voorlegt moeten minimum het dubbel zijn van de vastgelegde premiebedragen. WEGWIJS Nog meer gedetailleerde informatie vindt u op de website van de Vlaamse Overheid www.wonenvlaanderen.be. U dient uw aanvraag voor een renovatiepremie in bij de dienst van het agentschap Wonen-Vlaanderen in uw provincie. 6.8.4.3 De Vlaamse aanpassingspremie De Vlaamse aanpassingspremie is een premie voor 65-plussers die hun woning willen aanpassen aan de noden van het ouder worden. U kan de premie krijgen als u bv. technische hulpmiddelen installeert of verbouwingen doet om uw woning toegankelijker te maken. WEGWIJS Nog meer gedetailleerde informatie vindt u op de website van de Vlaamse Overheid www.wonenvlaanderen.be. U dient uw aanvraag voor een renovatiepremie in bij de dienst van het agentschap Wonen-Vlaanderen in uw provincie. 6.8.4.4 De verzekering gewaarborgd wonen Bent u een hypothecaire lening aangegaan om een woning te bouwen, te kopen en/of te renoveren? Dan komt u misschien in aanmerking voor de gratis verzekering gewaarborgd wonen. Als u werkt en aan een aantal voorwaarden voldoet, kan u voor 10 jaar een gratis verzekering afsluiten die u helpt bij de aflossing van uw lening wanneer u onvrijwillig werkloos of arbeidsongeschikt wordt. De Vlaamse overheid betaalt de verzekeringspremie. Onvrijwillige werkloosheid betekent dat u volledig én onvrijwillig werkloos bent en een werkloosheidsuitkering krijgt van de RVA. U mag geen andere beroepsinkomsten hebben. U bent arbeidsongeschikt als u een tegemoetkoming krijgt van het RIZIV en u mag ook geen andere beroepsinkomsten hebben. Voorwaarden Om in aanmerking te komen voor de gratis verzekering mag u geen andere verzekering tegen inkomensverlies hebben van de Vlaamse overheid. Op het moment van de aanvraag moet u ook aan een aantal voorwaarden voldoen:

• 158 •

4000-5206-V01.indd 158

31-03-14 13:52


Beroepsactiviteit U bent arbeidsgeschikt en bent al minstens 12 opeenvolgende maanden aan het werk: – als werknemer met een contract van onbepaalde duur (minstens deeltijds) waarvan de proefperiode voltooid is – als werknemer met een tijdelijk contract (uitzendarbeid komt niet in aanmerking) waarvan minstens één jaar bij uw huidige werkgever. – als zelfstandige in hoofdberoep. Let op: Er mag wel een onderbreking zijn door een ziekte van beperkte duur, wettelijk zwangerschapsverlof of loopbaanonderbreking. Personeel uit het onderwijs moet 12 maanden tewerkstelling aantonen, niet noodzakelijk in dezelfde school. De grote vakantieperiode telt niet mee voor die 12 maanden, maar wordt ook niet als onderbreking beschouwd. Maar er mogen geen “werkloze” dagen in die 12 maanden zitten. Lening U moet een hypothecaire lening afgesloten hebben voor: – het bouwen van een woning – het kopen van een woning – het kopen en renoveren van een woning – het renoveren van een woning (een bijkomende lening voor verbouwingswerken of uitbreidingswerken kan ook). U moet de verzekering aanvragen binnen het jaar nadat de kredietinstelling het geld (of een deel van het geld) aan u ter beschikking stelt (eerste kapitaalsopname). Bij nieuwbouw geldt de datum dat het geld voor het bouwen van de woning ter beschikking gesteld wordt. Onder bepaalde voorwaarden kan ook de lening voor de bouwgrond mee verzekerd worden. Neem hiervoor contact op met Wonen-Vlaanderen. Het geleende bedrag is: – min. 50.000 euro voor het bouwen, het kopen of het kopen en renoveren van een woning – min. 25.000 euro voor de renoveren van uw woning. Volgende leningen komen niet in aanmerking voor de verzekering: – een lening om een andere lening te financieren – een lening om alleen een bouwgrond aan te kopen – een herfinanciering van een bestaande lening (omdat dit geen nieuwe lening is en men de verzekering binnen het jaar moet aanvragen). Woning De woning moet: – uw enige woning zijn (u bent geen volle eigenaar van een andere woning) – uw hoofdverblijfplaats zijn of uw hoofdverblijfplaats worden. De (vermoedelijke) datum moet u op het aanvraagdocument vermelden. – in het Vlaamse Gewest liggen.

• 159 •

4000-5206-V01.indd 159

31-03-14 13:52


De geschatte verkoopwaarde (zonder registratierechten of BTW) van de woning + bouwgrond (ook bij nieuwbouw) door de bank is niet hoger dan: – 320.000 euro voor woningen in het Vlaamse Gewest – 368.000 euro voor woningen in het Vlabinvestgebied. Inkomensgrenzen Er zijn geen inkomensgrenzen voor: – de aankoop van een woning – de aankoop van een woning en renovatiewerken – renovatiewerken. Er zijn wel inkomsgrenzen voor een nieuwbouw. Wanneer u de energienorm E70 niet behaalt en een gezamenlijk belastbaar inkomen heeft dat hoger is dan volgende bedragen, dan krijgt u geen verzekering: – 40.600 euro voor een alleenstaande – 57.990 euro voor wettelijk of feitelijk samenwonenden, te verhogen met 3.250 euro per persoon ten laste – 57.990 euro voor een alleenstaande persoon met een persoon te laste, te verhogen met 3.250 euro per persoon ten laste vanaf de tweede persoon ten laste. Procedure Vraag de verzekering gewaarborgd wonen aan, binnen het jaar na de eerste kapitaalsopname van uw lening. Gebruik hiervoor het aanvraagformulier en de toelichtingsbrochure of bestel ze beide op vlaanderen.be of via het gratis nummer 1700. Als u een partner (medeontlener) hebt, moet u slechts één aanvraagformulier invullen. Van zodra u tot de verzekering wordt toegelaten, is er een wachtperiode van 3 maanden. U kan dan een tegemoetkoming in de aflossing van uw lening krijgen, als u kan aantonen dat u 3 maanden ononderbroken arbeidsongeschikt of onvrijwillig en volledig werkloos bent. Alle informatie om een tegemoetkoming aan te vragen vindt u in de verzekeringspolis die u van Ethias hebt ontvangen. Bedrag Het bedrag is afhankelijk van – uw inkomensverlies – uw maandelijkse afbetaling – en de duur van de werkloosheid of arbeidsongeschiktheid. De tegemoetkoming bedraagt maximaal 500 euro per maand en uitzonderlijk 600 euro per maand voor mensen met een laag inkomen die een woning bouwen met een energiepeil lager dan E-70. De tegemoetkoming wordt maandelijks rechtstreeks aan uw kredietinstelling uitbetaald. Hoe langer u onvrijwillig werkloos of arbeidsongeschikt bent, hoe lager uw tegemoetkoming: – De eerste 12 maanden is de tegemoetkoming 70 % van de maandelijkse afbetaling. – De volgende 12 maanden is de tegemoetkoming 56 % van de maandelijkse afbetaling. – De daaropvolgende 12 maanden is de tegemoetkoming 42 % van de maandelijkse afbetaling. Bron: de Vlaamse overheid

• 160 •

4000-5206-V01.indd 160

31-03-14 13:52


6.8.4.5 Korting op onroerende voorheffing Voor woningen die onder de EPB-regelgeving vallen wordt er een automatische vermindering op de onroerende voorheffing toegekend voor nieuwbouwwoningen. Tot eind 2012 gold dit voor woningen die een E-peil lager dan 60 haalden en dit voor een termijn van 10 jaar. Er werd een korting van 20% op de jaarlijkse onroerende voorheffing toegekend indien de woning een E-peil 60 behaald. Behaalde de woning het E-peil 40 of lager dan liep de korting op tot 40%. Voor aanvragen van stedenbouwkundige vergunningen vanaf 1 januari 2013 zal het vorige systeem vervangen worden door een nieuwe, verhoogde vermindering. De verhoging van de vermindering gaat echter ook gepaard met een verstrenging van de voorwaarden en een inperking van de termijn. Datum van stedenbouwkundige aanvraag

Maximaal toegelaten E-peil

Korting op onroerende voorheffing

Tot en met 31 december 2012

E70

20% gedurende 10 jaar bij E-peil lager dan E60 voor woningen en lager dan E70 voor andere gebouwen

40% gedurende 10 jaar bij E-peil lager dan E40

Tussen 1 januari en 31 december 2013

E70

50% gedurende 5 jaar bij E-peil lager dan E50

100% gedurende 5 jaar bij E-peil lager dan E30

Vanaf 1 januari 2014

E60

50% gedurende 5 jaar bij E-peil lager dan E40

100% gedurende 5 jaar bij E-peil lager dan E30

De nieuwe regeling geldt voor al de gebouwde onroerende goederen waarvoor de stedenbouwkundige vergunning is aangevraagd vanaf 1 januari 2013. De verminderingen van 20% en 40% die eerder werden toegekend, blijven verder lopen voor de nog resterende periode van tien jaar. 6.8.4.6. Groenestroomcertificaten voor zonnepanelen Als u zonnepanelen plaatst op een nieuw gebouw of op een gebouw dat ingrijpend verbouwd wordt waarvan de aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning ingediend is in 2014 hebt u geen recht op groenestroomcertificaten. Als u zonnepanelen plaatst op een bestaande woning of op een nieuwe woning met stedenbouwkundige vergunning voor 2014 krijgt u in principe wel groenestroomcertificaten. Maar momenteel is er geen steun meer nodig om de panelen rendabel te maken. Alle installaties die geplaatst werden tussen 1 januari 2013 en 31 december 2013 krijgen vanaf 17 februari 2014 geen steun meer. De PV-Installatie die in werking gingen voor 1 januari 2013 behouden de steun. (Met dank aan arch. Angeliques Verspeurt, energieconsulente NAV)

• 161 •

4000-5206-V01.indd 161

31-03-14 13:52


6.9 Grondproblematiek 6.9.1 Grondverzet Algemeen Sinds 1 april 2004 dient de wettelijke regeling grondverzet te worden gevolgd. Vanaf 1 juni 2008 werd deze regeling aangepast en meer afgestemd op de praktijk Samengevat komt het erop neer dat er in volgende gevallen een technisch verslag, een grondverzettoelating en een bodembeheerrapport dienen voorhanden te zijn: - uitgravingen op onverdachte grond, uitgraving > 250 m³ - uitgravingen op verdachte grond, ongeacht het volume van uitgraving Een technisch verslag, grondverzettoelating en bodembeheerrapport zijn niet nodig voor zover de uitgraving op onverdachte grond minder dan 250 m³ bedraagt. Belangrijk aandachtspunt hierbij is dat het de totale uitgraving betreft en niet enkel het volume van afvoer. Technisch verslag Een technisch verslag is een bodemonderzoek dat de milieuhygiënische kwaliteit en de hergebruiksmogelijkheden van uit te graven bodem vastlegt. Een technisch verslag dient te worden opgemaakt door een erkend bodemsaneringsdeskundige. Na opmaak van het technisch verslag dient dit te worden conform verklaard door een erkende bodembeheerorganisatie. De initiatiefnemer grondverzet (i.e. de bouwheer) dient in te staan voor het laten opmaken van een technisch verslag. De aanvraag van de conform verklaring van het technisch verslag bij een bodembeheerorganisatie kan gebeuren door de bouwheer, de erkend bodemsaneringsdeskundige of de architect. Het is aan te raden een conform verklaring van het technisch verslag bij te voegen bij eventuele aanbestedingsdocumenten. Grondverzettoelating Een grondverzettoelating dient vóór het uitvoeren van de grondwerken door de aannemer te worden aangevraagd bij een bodembeheerorganisatie. Hierbij dienen herkomst, bestemming en volumes te worden doorgegeven. Deze bodembeheerorganisatie levert bij conformiteit een grondverzettoelating en transportdocumenten af.

• 162 •

4000-5206-V01.indd 162

31-03-14 13:52


Bodembeheerrapport Een bodembeheerrapport dient na het afronden van de grondwerken door de aannemer te worden aangevraagd bij een bodembeheerorganisaite. Hierbij dienen de definitieve volumes te worden doorgegeven. Een bodembeheerorganisatie levert op haar beurt het bodembeheerrapport af. Dit bodembeheerrapport is een zeer belangrijk document. Het attesteert een correct gebruik van uitgegraven bodem en biedt rechtszekerheid aan zowel bouwheer, aannemer als afnemer van de grond. WEGWIJS In Vlaanderen zijn twee bodembeheerorganisaties actief: Grondwijzer en de Grondbank. NAV sloot een samenwerkingsakkoord met Grondwijzer vzw, zodat leden goedkoper kunnen aansluiten. Zie www.grondwijzer.be 6.9.2 Bodemdecreet Met het ontwerp van decreet dat op 11 oktober 2006 werd aangenomen door het Vlaamse Parlement werd een nieuwe wettekst boven de doopvont gehouden waardoor Vlaanderen een nieuwe weg insloeg in het domein van de bescherming van het milieu. De titel op zich is een innovatie. Voor het eerst wordt er gesproken over de bescherming van de bodem en niet enkel over het oplossen van problemen, het saneren. Tegelijk werd het een decreet dat focust eerder op de uitvoering van de sanering dan wel op de voorbereidende (deels administratieve) processen. Het is een technisch decreet dat, niettegenstaande zijn groot aantal artikelen (178 ten opzichte van 54 in het oude decreet), een leesbaar geheel is geworden. Het feit dat ‘bodem’ een technisch/dynamisch gegeven is verantwoordt het herdenken van het decreet na 10 jaar ervaring bij zowel de OVAM, de burgers als de bedrijven die in de sector actief zijn. Het decreet omvat 6 titels waarvan titel III ‘Bodemsanering’ quasi het volledige aantal artikels voor zich neemt namelijk 161 van de 178. Voornaamste wijzigingen ten opzichte van het decreet van 1995 – De stigmatiserende benaming ‘register der verontreinigde gronden’ wordt vervangen door ‘grondeninformatieregister’ wat ook beter de inhoud van de databank omschrijft. Het klopt inderdaad dat er niet enkel verontreinigde percelen in de databank opgenomen zijn. – Het saneringsdoel wordt anders geformuleerd. Voor historische verontreiniging moet minstens het risico voor mens en dier weggenomen worden, voor nieuwe verontreiniging is het doel in eerste instantie een betere bodemkwaliteit te realiseren dan de richtwaarden, dit terwijl de richtwaarden zelf alle bestemmingsfuncties toelaten. – Bij gemengde verontreiniging splitst men het probleem op: men tracht het deel historische en het deel nieuwe verontreiniging elk op geëigende manier aan te pakken. Indien dit niet lukt, gelden de spelregels van het grootste deel. – Selectie van de saneringstechniek gebeurt volgens het principe van de BBT (Best Beschikbare Technieken). – De sanering moet financieel haalbaar zijn. Indien dit onhaalbaar is worden er gebruiksbeperkingen of bestemmingsbeperkingen opgelegd. Het risico moet wel weggenomen worden. – Betere definiëring van het begrip ‘saneringsplichtige’. – Een verduidelijking en billijker regeling voor ‘onschuldig eigenaar, gebruiker, exploitant’. – Cofinanciering wordt voorzien voor onbilllijke situaties waarbij geen vrijstelling van saneringplicht mogelijk is.

• 163 •

4000-5206-V01.indd 163

31-03-14 13:52


– Bij historische verontreiniging blijft de aansprakelijkheid voor een ‘onschuldig beheerder’ beperkt tot het voorkomen van verdere verspreiding of onmiddellijk gevaar. – Betere regeling voor overdracht – Vereenvoudigde procedures, onder meer de mogelijkheid tot samenvoegen van oriënterend en beschrijvend bodemonderzoek. – Minder onderzoeken (huur is niet langer een overdracht) – Fasering van bodemonderzoek en sanering wordt mogelijk. – Onnodige onderzoeken worden afgeschaft – Conformiteitattesten voor een bodemsaneringsproject afgeleverd door de OVAM gelden als milieu- en stedenbouwkundige vergunning. – De regels betreffende grondverzet krijgen een plaats in het decreet, aan de basisprincipes werd niet geraakt. Belangrijk om weten is dat het decreet in een rechtsgrond voorziet om retributies te vragen voor: – Het afleveren van bodemattesten – De beoordelingen van alle verslagen Vóór het sluiten van de onderhandse verkoopovereenkomst moet de verkoper in het Vlaamse Gewest per kadastraal perceel een bodemattest voorleggen aan de koper. Een aanvraagformulier voor een bodemattest kan je downloaden vanaf de OVAM-website. Het kan ook bekomen worden bij de OVAM via de infolijnen voor bodemattesten (T: 015/284.458 en 015/284.459) of bij de gemeente. Op dit aanvraagformulier staan (naast andere richtlijnen) de coördinaten vermeld van de gewestelijke directies van de administratie van het kadaster. Eerst dient daar een origineel uittreksel uit de kadastrale legger aangevraagd te worden (voor gronden zonder kadastraal perceelnummer een origineel uittreksel uit het kadastraal plan). Het volledig ingevulde aanvraagformulier dient dan samen met de kadastrale gegevens en een kopie van het bewijs van betaling naar de OVAM opgestuurd te worden. Deze kadastrale gegevens kunnen vermeld worden ofwel door toevoeging van de kadastrale legger (plan) van de betreffende percelen ofwel door opgave van de kadastrale gegevens van de betreffende percelen volgens onderstaand voorbeeld: Toestand op: 01.01.2001 Gemeentenummer: 12025 Afdeling: MECHELEN 1 AFD ligging van het perceel: STATIONSSTR 110 sectie: A Perceelnummer: 508 / 02 A 21 Deze gegevens vindt u terug op de kadastrale legger. Hierbij willen we ook nog uw aandacht vragen voor volgende tips. Ten eerste is het belangrijk dat de aanvrager er zich van vergewist dat een andere betrokken partij (notaris, bemiddelaar, koper, erkend bodemsaneringsdeskundige,…) nog geen bodemattestaanvraag heeft ingediend en zo een dubbele aanvraag voorkomt. Een tweede opmerking slaat op de bodemattestaanvragen bij risicogronden. De overdracht van dergelijke gronden kan enkel nadat voldaan is aan de onderzoeksplicht. Het heeft dus geen zin om voorafgaandelijk aan de uitvoering van een oriënterend bodemonderzoek reeds een bodemattestaanvraag in te dienen. De verkoopovereenkomst zal melding maken van het bodemattest en haar inhoud.

• 164 •

4000-5206-V01.indd 164

31-03-14 13:52


Wanneer op een onroerend goed dat verkocht wordt een activiteit wordt of werd uitgeoefend of een inrichting gevestigd is of was die vermeld staat op een lijst vastgelegd door de Vlaamse Regering (de zogenaamde risico-activiteiten), dan zal de verkoper voor de verkoop een oriënterend bodemonderzoek op zijn kosten moeten laten verrichten door een erkend bodemsaneringsdeskundige. Het deskundigenverslag zal opgezonden worden aan OVAM, die de gepaste maatregelen zal bevelen voor de overdracht kan plaatsvinden. (met dank aan Thomas De Vriese, Grondwijzer vzw)

WEGWIJS Zie www.notaris.be Wilt u meer weten over het bodemsaneringsdecreet? www.ovam.be of infolijn bodemattest (OVAM) 015/28.44.58

• 165 •

4000-5206-V01.indd 165

31-03-14 13:52


6.10 MilieuWETGEVING EN BOUWEN Met het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning werd de aanzet gegeven voor een volledige vernieuwing van de bestaande vergunningssystemen. Het duurde echter tot 1991 vooraleer Vlarem I, het uitvoeringsbesluit, van kracht werd. Vlarem I - Vlaams Reglement betreffende de Milieuvergunningen - legt de klasse-indeling en de procedures i.v.m. de milieuvergunning vast. Op 1 januari 1993 werd vervolgens Vlarem II (Vlaams Reglement inzake Milieuvoorwaarden voor hinderlijke inrichtingen) van kracht. Vlarem II bevat alle milieuvoorwaarden die van toepassing kunnen zijn op de in Vlarem I als hinderlijk aangeduide inrichtingen, alsook de voorwaarden voor een aantal ‘niet-ingedeelde’ inrichtingen, zoals particuliere stookolietanks met een waterinhoudsvermogen van minder dan 5 000 l. Dit Vlarem II werd vervolgens door de Raad van State vernietigd. Het werd vervangen door een Vlarem II-bis dat van kracht werd op 1 augustus 1995. Vlarem I integreert de vroeger bestaande vergunningen (o.a. exploitatievergunning, lozingsvergunning, vergunning voor vernietiging van giftig afval, vergunning voor de verwijdering van afvalstoffen, grondwaterwinning...) in één enkele milieuvergunning. Het Vlarem houdt ook een koppeling van de milieu- en bouwvergunning in. Wanneer een bouwvergunning wordt afgeleverd voor een inrichting waarvoor tevens een milieuvergunning of melding vereist is, dan wordt de bouwvergunning geschorst zolang de milieuvergunning niet definitief is verleend of de melding niet is gebeurd en omgekeerd. De milieuvergunning wordt beschouwd als definitief verleend wanneer geen administratief beroep meer mogelijk is bij een vergunningverlenende overheid en de termijn voor indiening van de beroepsprocedure met vordering tot schorsing en/of vernietiging bij de Raad van State is verstreken. Wanneer een schorsingsberoep bij de Raad van State is ingediend, wordt de milieuvergunning beschouwd als definitief verleend vanaf de afwijzing van de vordering tot schorsing. Wordt de bouwvergunning geweigerd, dan vervalt de milieuvergunnning van rechtswege op de dag van de weigering van de bouwvergunning in laatste aanleg en omgekeerd. Met ingang van 1 januari 2010 dienen gemeenten tevens te beschikken over een uniek gemeentelijk loket milieuvergunning - stedenbouwkundige vergunning. Dit betekent dat voor alle aanvragen en meldingen waarvoor de gemeente bevoegd is inzake milieu en stedenbouw, de aanvrager kan kiezen voor een gelijklopende behandeling van de beide vergunningsaanvragen. Het college van burgemeester en schepenen onderzoekt de samengevoegde aanvragen gelijktijdig en neemt op dezelfde dag een beslissing over beide aanvragen. Alle ‘inrichtingen’ (fabrieken, werkplaatsen, opslagplaatsen, machines, installaties, toestellen en handelingen) die hinderlijk zouden kunnen zijn voor het milieu of voor de mens zijn opgenomen in een lijst die in bijlage bij het Vlarem is gevoegd, de zogenaamde indelingslijst. Deze indelingslijst wijzigt geregeld. Een laatste aanpassing dateert van 7 juni . Het Vlarem deelt al deze inrichtingen op in drie klassen. Inrichtingen van klasse 1 en 2 zijn vergunningsplichtig; inrichtingen van klasse 3 hebben een meldingsplicht. De meeste ondernemingen oefenen meer dan één hinderlijke activiteit uit. In dat geval is het steeds de hoogste klasse die geldt. Telkens men een onderneming die als hinderlijk wordt beschouwd wil exploiteren of veranderen, heeft

• 166 •

4000-5206-V01.indd 166

31-03-14 13:52


men een meldingsplicht of moet men een milieuvergunning aanvragen. Met ‘exploiteren’ bedoelt men: in werking stellen, in stand houden, het gebruiken van een inrichting, het lozen van afvalwater,... Project mer regelgeving Op 29 april 2013 is het besluit van de Vlaamse Regering inzake de nadere regels van de project mer screening gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. Dit besluit is een gevolg van een arrest van het Hof van Justitie van 24 maart 2011 waarin geoordeeld werd dat het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieu effectrapportage (=project mer besluit van 2004) niet in overeenstemming was met een aantal bepalingen van de Europese richtlijn(*). In het project mer besluit van 2004 worden in bijlage I de projecten opgesomd waarvoor verplicht een project-Mer opgesteld moet worden. In bijlage II van het project mer besluit van 2004 zijn de projecten opgenomen waarvoor in principe een project Mer moet opgesteld worden, maar waarvoor de initiatiefnemer desgewenst een gemotiveerd verzoek tot ontheffing kan indienen bij de dienst Mer. Een aantal projecten die openomen zijn in deze bijlage II werden alleen op basis van het criterium ‘omvang van het project’ uitgesloten dit zonder rekening te houden met andere relevante criteria, zoals aard en ligging van het project. Vandaar werd een bijlage III aan het project mer besluit van 2004 toegevoegd. Deze nieuwe regelgeving wijzigt de administratieve procedure van projecten, m.n. milieuvergunningsaanvragen en stedenbouwkundige aanvragen. Wanneer een project onder één van de rubrieken van bijlage III van het project mer besluit van 2014 valt kan de inititatiefnemer een project Mer opmaken, maar – en dat zal in de meeste gevallen gebeuren – kan hij er ook voor opteren om de project mer screeningsprocedure te doorlopen. Indien de initiatiefnemer ervoor kiest om de project mer screeningsprocedure te doorlopen dan zal hij een project mer screeningsnota (PrMS)moeten opmaken. Dit is een document waarin wordt aangegeven of er aanzienlijke effecten voor mens en milieu te verwachten zijn. Voor de opmaak van PrMS kan de initiatiefnemer ervoor kiezen om een modelformulier (formulier te raadplegen op de website van LNE) in te vullen , dan wel om een document in vrije stijl op te maken. De PrMS dient bij de milieuvergunningsaanvraag en/of stedenbouwkundige aanvraag gevoegd te worden. Het komt dan vervolgens toe aan de overheid die beslist over de ontvankelijk en volledigheid van de vergunningsaanvraag of er een project Mer moet worden opgesteld. Indien de betrokken overheid zou beslissen dat toch een project Mer moet opgemaakt worden, dan heeft dat van rechtswege de onvolledigheid van de vergunningsaanvraag tot gevolg. In dat geval kan de initiatiefnemer er nog voor opteren om een gemotiveerd verzoek tot ontheffing van de rapportageverplichting in te dienen bij de dienst Mer. De beslissing van de dienst Mer is dan een bindende beslissing voor de bevoegde overheid i.k.v. de vergunningsprocedure. Meer informatie rond de Vlaamse milieuwetgeving vindt je eveneens terug op volgende websites: http://www.lne.be http://navigator.emis.vito.be WEGWIJS NAV werkt samen met Vekmo-afdeling milieu. Voor meer informatie: VEKMO-afdeling milieu te Brugge of Leuven, T: 050/47 47 11 - 016 22 89 58, info@vekmo.be, www.vekmo.be contact : marfa.vanroye@vekmo.be (*) Richtlijn 85/337/EEG van de Raad van 27 juni 1985 betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten.

• 167 •

4000-5206-V01.indd 167

31-03-14 13:52


6.11 BTW-voeten Principe: 21% Op de werken die te maken hebben met de bouw van een woning (de zogenaamde werken in onroerende staat) betaalt de bouwheer in principe 21% BTW. Werken in onroerende staat omvatten niet alleen de prestaties van de aannemers, dus het werk op zich, maar ook de door hen gebruikte bouwmaterialen. Er zijn echter enkele uitzonderingen waarop het verlaagd tarief van 6% van toepassing is. Renovatie, verbetering, omvorming,… van een woning: Als er werken uitgevoerd worden met het oog op de renovatie, de verbetering, de omvorming, de herstelling of het onderhoud van een woning, kan onder bepaalde voorwaarden het verlaagd BTW-tarief van 6% ingeroepen worden. Wat zijn de voorwaarden om van het 6% tarief te kunnen genieten? – het moet gaan om de renovatie, de verbetering, de omvorming, de herstelling of het onderhoud (niet reiniging) van een woning; – de woning moet na de werken hoofdzakelijk aangewend worden als privé-woning; – de woning moet ten minste vijf jaar in gebruik zijn op het moment dat de eerste BTW opeisbaar wordt, dit is in principe bij betaling van (een deel van) het afgesproken bedrag of wanneer de werken zijn voltooid; – de factuur moet duidelijk vermelden waarom het verlaagd tarief van 6% geldt (gebaseerd op het attest dat de bouwheer opmaakt). Wanneer werken worden uitgevoerd aan een gebouw dat gedeeltelijk voor privé-doeleinden en gedeeltelijk beroepsmatig wordt aangewend, dan zal het tarief van 6% van toepassing zijn op de globale werken, indien de privé-aanwending van het gebouw NA de werken minstens 51% bedraagt of meer. De werken mogen wel niet alleen betrekking hebben op het beroepsgedeelte. Bijvoorbeeld: Er worden werken aan een dak uitgevoerd van een gebouw dat door een advocaat deels privé en deels beroepsmatig wordt aangewend. Blijkt na de werken dat de aanwending van het gebouw minstens 51% of meer privé is, dan is het tarief van 6% van toepassing op de globale werken. Wordt de woning hoofdzakelijk beroepsmatig aangewend, dan zal een opsplitsing dienen gemaakt te worden tussen de werken die betrekking hebben op het privédeel en de werken die betrekking hebben op het beroepsgedeelte. Enkel de werken die betrekking hebben op het privédeel komen voor het verlaagd tarief in aanmerking. Bij gebreke van opsplitsing zijn de ganse werken onderworpen aan het tarief van 21%. Let op: indien de bouwheer zelf de handen uit de mouwen steekt , kan hij NIET genieten van het 6%-tarief. Al de materiaalaankopen zijn dan aan 21%. Zijn sowieso uitgesloten van het verlaagd tarief: de aanleg van zwembaden, sauna’s, vijvers, tennisterreinen, fonteinen,…

• 168 •

4000-5206-V01.indd 168

31-03-14 13:52


Afbraak en heropbouw in 32 steden: Het verlaagd tarief van 6% van toepassing zijn op werken in onroerende staat die betrekking hebben op de afbraak en heropbouw van bepaalde gebouwen gelegen in één van de 32 steden opgesomd in diverse KB’s, mits aan alle andere voorwaarden is voldaan. Deze uitzondering werd toegestaan om verkrotting in de steden tegen te gaan. Reinigingswerken zijn nog steeds uitgesloten. Betreft gebouwen gelegen in één van volgende steden: Aalst, Antwerpen, Brugge, Dendermonde, Genk, Gent, Hasselt, Kortrijk, Leuven, Mechelen, Oostende, Roeselare, Sint-Niklaas, Anderlecht, Brussel, Elsene, Etterbeek, Schaarbeek, Sint-Gillis, Sint-Jans-Molenbeek, Sint-Joost-Ten-Node, Ukkel, Vorst, Bergen, Charleroi, Doornik, La Louvière, Luik, Moeskroen, Namen, Seraing, Verviers. De uitbreiding van het toepassingsgebied van deze maatregel naar het ganse Belgische grondgebied in het kader van de economische herstelmaatregelen is sinds 1 januari 2011 afgelopen. Wanneer de woning dewelke wordt opgericht (na afbraak) hoofdzakelijk als privéwoning wordt aangewend, zal het verlaagd tarief van toepassing zijn op de ganse werkzaamheden. Wordt de woning hoofdzakelijk beroepsmatig aangewend, dan zal een opsplitsing dienen gemaakt te worden tussen de werken die betrekking hebben op het privédeel en de werken die betrekking hebben op het beroepsgedeelte. Enkel de werken die betrekking hebben op het privédeel komen voor het verlaagd tarief in aanmerking. Bij gebreke van opsplitsing zijn de ganse werken onderworpen aan het tarief van 21%. Let op: indien de bouwheer zelf de handen uit de mouwen steekt , kan hij NIET genieten van het 6%-tarief. Al de materiaalaankopen zijn dan aan 21%. Zijn sowieso uitgesloten van het verlaagd tarief: de aanleg van zwembaden, sauna’s, vijvers, tennisterreinen, fonteinen,… Er moet voldaan zijn aan volgende formaliteiten: – De bouwheer moet (voor de BTW opeisbaar wordt) een verklaring indienen bij het plaatselijk BTW-controlekantoor. Hiervoor is geen speciaal formulier voorzien. – In de verklaring moet vermeld worden dat het gebouw uitsluitend of hoofdzakelijk als privéwoning zal worden aangewend. – Bij de verklaring moet de bouwheer een afschrift van de bouwvergunning en het aannemingscontract toevoegen. – Aan de aannemer moet de bouwheer een afschrift van de verklaring overhandigen. – De aannemer moet dit bewaren bij het dubbel van de uitgaande facturen. Op de factuur moet de aannemer melding maken van de feiten die het verlaagd tarief verantwoorden. Tarief van 6% van toepassing voor huisvesting in het kader van sociaal beleid. Het gaat hier om de vastgoedtransacties en de werken in onroerende staat m.b.t. privéwoningen waarbij de medecontractant een gewestelijke huisvestingsmaatschappij of een erkende maatschappij voor sociale huisvesting is. (Met dank aan Leslie Rottiers, fiscaal adviseur SBB Accountants & Adviseurs - www.sbb.be)

• 169 •

4000-5206-V01.indd 169

31-03-14 13:52


6.12 PERSONENBELASTING De beroepsinkomsten van zelfstandige architecten en ingenieurs vallen onder de ‘baten van een vrij beroep’. De baten bestaan hoofdzakelijk uit de ontvangen erelonen. De inkomsten zijn belastbaar bij de ontvangst. Dit in tegenstelling tot een handelaar voor wie de belastbaarheid ontstaat van zodra er een zekere en vaststaande schuldvordering bestaat. A. Aftrekbare kosten De werkelijke beroepskosten: Om aftrekbaar te zijn moeten de werkelijke beroepskosten aan vier voorwaarden voldoen: – De uitgaven moeten verband houden met de beroepsactiviteit. Privé-uitgaven zijn dus uitgesloten. Gemengde uitgaven komen enkel in aanmerking voor het beroepsgedeelte. – De beroepskosten moeten gedaan of gedragen zijn tijdens het belastbaar tijdperk. De uitgaven moeten ofwel effectief gedaan zijn in het jaar waarin men zijn inkomsten behaald heeft ofwel het karakter hebben van een zekere en vaststaande schuld d.w.z. dat het bedrag van de schuld op het einde van het jaar geboekt moet zijn. – De beroepskosten moeten gedaan zijn om belastbare inkomsten te verkrijgen of te behouden. – De echtheid en de bedragen van de beroepskosten moeten met bewijskrachtige documenten bewezen worden. Bepaalde kosten zijn integraal aftrekbaar. Andere kosten zijn dan weer beperkt aftrekbaar. Voorbeelden volledig aftrekbare beroepskosten: – Beroepslokalen: Huisvestingskosten (hypothecaire intresten, verwarming, onroerende voorheffing, ...) zijn aftrekbaar indien ze noodzakelijk zijn voor de uitoefening van het beroep. Voor gebouwen met een gemengd karakter wordt een verhouding vastgesteld tussen het beroeps- en het privé-gedeelte. Deze verhouding wordt toegepast op de totale huisvestingskosten. – Herstellingen zijn aftrekbaar voor zover zij aan het gebouw geen hogere waarde geven. – Telefoonkosten – Portkosten – Bureelbenodigdheden, kantoormateriaal, enz. – Sociale bijdragen – Bijdragen vrij aanvullend pensioen – Polis gewaarborgd inkomen

• 170 •

4000-5206-V01.indd 170

31-03-14 13:52


Voorbeelden beperkt aftrekbare kosten: – Wagens: Verplaatsingen van en naar het een ‘vaste plaats van tewerkstelling’ zijn forfaitair aftrekbaar aan 0,15 EUR per kilometer. De kosten i.v.m. financiering en mobilofoon mogen boven dit forfait afgetrokken worden. Andere beroepsmatige verplaatsingen met een personenauto, auto voor dubbel gebruik of minibus zijn slechts aftrekbaar voor 75%. De kosten van brandstof zijn vanaf 1 januari 2010 slechts voor 75% aftrekbaar en dus niet meer voor 100%. De kosten van financiering en mobilofoon blijven wel voor 100 % aftrekbaar. De aankoopprijs van de wagen moet worden afgeschreven. In de regel gebeurt de afschrijving van een wagen op vijf jaar. – Relatiegeschenken en representatiekosten: aftrekbaar voor 50%. – Restaurantkosten: aftrekbaar voor 69%. Voorbeelden van bewijskrachtige documenten: Facturen, kwitanties, nota’s, ontvangstbewijzen of andere BTW-documenten, fiscale ontvangstbewijzen, andere documenten die door een wettelijke bepaling opgelegd zijn. Voor sommige uitgaven en lasten is het niet gebruikelijk dat bewijsstukken worden gevraagd of verkregen, zoals voor de representatiekosten, onderhoudsproducten voor de bedrijfslokalen, kleine kantoorkosten, reis- en congreskosten in het buitenland en sommige kosten betreffende het gemengd gebruik van een auto (benzine, car-wash). Men moet de controleur overtuigen B. Wettelijk forfait Indien men kiest voor een forfaitaire kostenaftrek (enkel mogelijk voor vrije beroepen, niet voor wie een handels-, nijverheids- of landbouwbedrijf heeft), dan worden de kosten forfaitair berekend op basis van de percentages in de volgende tabel. Deze percentages worden toegepast op het bruto-inkomen verminderd met de sociale bijdragen Bruto-inkomen (Inkomstenjaar 2014) Tot 5.710 EUR 28,7% max. 1.638,77 EUR Van 5.710 tot 11.340 EUR 10% max. 563 EUR Van 11.340 tot 18.880 EUR 5% max. 377 EUR Van 18.880 EUR tot 64.587,67 EUR 3% max. 1.371,23 EUR Maximum 3.950 EUR In dit geval is de toelichting over de bewijsbare werkelijke beroepskosten uiteraard niet van toepassing. C. Samenstelling van het belastbaar inkomen De personenbelasting wordt berekend op het totaal netto inkomen na aftrek van de aftrekbare bestedingen. Het totaal netto inkomen is samengesteld uit: – roerende inkomsten (interesten, dividenden, verhuring van meubilair, enz. Meestal moeten deze inkomsten niet aangegeven worden omdat degene die deze inkomsten betaalt reeds een bevrijdende roerende voorheffing heeft ingehouden); – Onroerende inkomsten (uit al dan niet verhuurde gronden en gebouwen); – beroepsinkomsten (naargelang het geval: winsten, baten, loon of wedde, bezoldiging bedrijfsleider, vervangingsinkomsten); – diverse inkomsten (bepaalde meerwaarden op onroerende goederen, inkomsten uit speculatie, enz.).

• 171 •

4000-5206-V01.indd 171

31-03-14 13:52


D. Tarieven Tarieven Personenbelasting AJ 2013 (inkomsten 2014) Inkomensschijf Tarief 0,01 EUR - 8.680 EUR 25 % 8.680 EUR - 12.360 EUR 30 % 12.360 EUR - 20.600 EUR 40 % 20.600 EUR - 37.750 EUR 45 % boven 37.750 EUR 50 % E. Belastingvrij minimum De belastingplichtige heeft steeds recht op een vrijgesteld gedeelte van de inkomsten, waarvan de hoogte beïnvloed wordt door zijn burgerlijke stand en het aantal kinderen dat hij/zij ten laste heeft. Deze zgn. belastingvrije som bedraagt voor het aanslagjaar 2015 (inkomsten 2014) 7.070 EUR. Bovendien kan de belastingvrije som van 7.070 EUR verhoogd worden tot maximaal 7.350 EUR indien de belastingplichtige een gezamenlijk netto belastbaar inkomen heeft van minder dan 26.280 EUR. Voor kinderen ten laste wordt de belastingvrije som verhoogd met de bedragen in volgende tabel: Aantal kinderen ten laste 1 2 3 4 Meer dan 4

Verhoging belastingvrije som 1.500 EUR 3.870 EUR 8.670 EUR 14.020 EUR 14.020 EUR + 5.350 EUR per kind boven het vierde

Voor ieder kind jonger dan 3 jaar op 1 januari 2015 is er een bijkomende verhoging van 560 EUR, met dien verstande dat deze verhoging niet kan gecombineerd worden met de aftrek voor kinderoppaskosten. Voor andere personen ten laste dan kinderen wordt de belastingvrije som verhoogd met de volgende bedragen: – Ouders, grootouders, broers en zusters ouder dan 65 jaar: 3.000 EUR; – Iedere andere persoon ten laste: 1.500 EUR. – Gehandicapte personen ten laste worden voor twee gerekend; – De echtgeno(o)t(e) is géén persoon ten laste;

• 172 •

4000-5206-V01.indd 172

31-03-14 13:52


Voorbeeld: Peter is een alleenstaande en heeft geen kinderen ten laste. Hij heeft in 2014 een gezamenlijk belastbaar inkomen van 35.000 EUR. 2.170,00 EUR 8.680 x 25 % = 3.680 x 30 % = 1.104,00 EUR 3.296,00 EUR 8.240 x 40 % = 14.400 x 45 % = 6.480,00 EUR Basisbelasting = 13.050,00 EUR De zgn basisbelasting op het gezamenlijk belastbaar inkomen bedraagt 13.050 EUR. Dankzij de zgn belastingvrije som van 6.800 EUR moet hij hierop geen belastingen betalen. M.a.w. 7.070 EUR x 25% = 1.767,50 EUR zal via de belastingvermindering voor de belastingvrije som worden afgetrokken van de basisbelasting (d.i. 13.050 EUR min 1.767,50 EUR = 11.282,50 EUR). F. Voorafbetalingen Personen die zich voor de eerste maal als zelfstandige vestigen in hoofdberoep krijgen de eerste 3 jaren geen belastingverhoging, zelfs als ze tijdens deze periode geen voorafbetalingen deden. Vanaf het vierde jaar moeten alle zelfstandigen voorafbetalingen doen om een vermeerdering van de personenbelasting te voorkomen. Het tarief van de belastingvermeerdering wordt voor elk jaar bij Koninklijk Besluit vastgesteld. De voorafbetalingen moeten in principe gedaan worden uiterlijk de 10de van de 4de maand; de 10de van de 7de maand; de 10de van de 10de maand en de 20ste van de 12de maand. Indien de uiterste datum in het weekend of op een wettelijke feestdag valt dan wordt de uiterste datum verlengd tot de eerstvolgende werkdag. (Met dank aan de Studiedienst van SBB Accountants & Adviseurs - www.sbb.be)

• 173 •

4000-5206-V01.indd 173

31-03-14 13:52


6.13 Vennootschapsbelasting Vennootschappen zijn in beginsel onderworpen aan de vennootschapsbelasting. De belastbare grondslag in de vennootschapsbelasting wordt bepaald door middel van de uitvoering van een achttal bewerkingen. In een eerste bewerking wordt het fiscaal resultaat bepaald, dit is het boekhoudkundig resultaat (inkomsten minus kosten) dat op enkele punten fiscaal wordt gecorrigeerd. Het fiscaal resultaat is samengesteld uit de gereserveerde winst (belaste reserves), de uitgekeerde winst (dividenden) en de verworpen uitgaven (kosten die zijn opgenomen in de boekhouding maar fiscaal niet worden aanvaard). Vervolgens worden een aantal aftrekken toegepast, zoals ondermeer de notionele interestaftrek, aftrek van vorige verliezen, investeringsaftrek, enzovoort. Het resultaat vormt de belastbare grondslag van de vennootschap. De aftrekbare beroepskosten zijn in principe zowel voor vennootschappen als voor eenmanszaken gelijklopend. In een vennootschap is daarenboven ook de bezoldiging van de bedrijfsleider een aftrekbare beroepskost. Bepaalde kosten moeten nog eens extra worden verantwoord door het indienen van individuele fiches en samenvattende opgaven. Het nominale tarief in de vennootschapsbelasting ligt lager dan het hoogste marginale tarief in de personenbelasting (50%). Het normale belastingtarief voor vennootschappen bedraagt 33,99% (inclusief 3% aanvullende crisisbijdrage). Wanneer het belastbaar inkomen van een vennootschap niet meer bedraagt dan 322.500 EUR en wanneer bijkomend aan een aantal voorwaarden wordt voldaan (o.a. het betalen van een bruto bezoldiging van ten minste 36.000 EUR (aanslagjaar 2015 - inkomsten 2014) aan een bestuurder of zaakvoerder) kan de vennootschap van het verlaagd opklimmend tarief voor KMO’s genieten, met name – 24,98% (inclusief 3% crisisbijdrage) op de schijf van 0 tot 25.000 euro – 31,93% (inclusief 3% crisisbijdrage) op de schijf van 25.000 tot 90.000 euro – 35,54% (inclusief 3% crisisbijdrage) op de schijf van 90.000 tot 322.500 euro Net als eenmanszaken, moeten ook vennootschappen hun verschuldigde belastingen vooraf betalen om een belastingvermeerdering te voorkomen. Er is geen belastingvermeerdering wegens onvoldoende voorafbetalingen verschuldigd door vennootschappen die op grond van het Wetboek van vennootschappen als ‘kleine vennootschappen’ worden aangemerkt en dit gedurende de eerste drie boekjaren vanaf hun oprichting. Als er winst wordt uitgekeerd aan de aandeelhouders of vennoten (dividend), dan moet er roerende voorheffing worden ingehouden en doorgestort naar de Staat. Deze voorheffing bedraagt in principe 25% (in de nabije toekomst en onder bepaalde voorwaarden 20% of 15%) (Met dank aan de Studiedienst van SBB Accountants & Adviseurs - www.sbb.be)

• 174 •

4000-5206-V01.indd 174

31-03-14 13:52


6.14 Normen en labels 6.14.1 Kwaliteitszorg en ISO-9000 De snelle ontwikkeling en evolutie van nieuwe technieken en producten voor de bouw, werkmethoden en informatietechnieken wijzigen ingrijpend de bestaande gewoonten en de knowhow van de onderneming. Geconfronteerd met deze voortdurende uitdaging en met de steeds hogere eisen van de klanten is het aan de ondernemer om de organisatie van zijn diensten en van het uitgevoerde werk systematisch te verbeteren, teneinde de kwaliteit ervan blijvend te kunnen waarborgen. De kwaliteitszorg wordt formeel vastgelegd in een kwaliteitssysteem, waarin de structuur, de verantwoordelijkheden en de procedures voor het uitvoeren van de kwaliteitszorg omschreven worden. Het kwaliteitssysteem is opgebouwd uit gecontroleerde processen. Deze processen beschrijven de overdracht van informatie bij welbepaalde punten, om verder verwerkt te worden in instructies of beslissingen door de bedrijfsleiding. De documenten die deze informatie bevatten, worden beschreven in het systeem en verklaren zodoende welke informatie overgedragen wordt en wie erbij betrokken is op beleids- of toezichthoudend niveau. De norm ISO-9001:2008, gepubliceerd in december 2008, vervangt de voorgaande versies van 2003 en 1994. Ze legt de criteria vast waaraan gecertificeerde bedrijven moeten voldoen. Deze criteria worden aangevuld met de aanbevelingen uit de norm ISO-9004, die de verbetering van een kwaliteitsmanagementssysteem nastreven. Deze criteria steunen op de 8 principes van kwaliteitsbeheer, bepaald in de ISO-normen. Deze 8 principes zijn: klantgerichtheid, leadership, personeelsbetrokkenheid, procesbenadering, systeembenadering, voortdurende verbetering, beslissing op basis van feiten en een goede band met de leveranciers. In de laatste versie zijn de normeisen verduidelijkt en is een betere afstemming bereikt met de norm voor milieumanagementsystemen (ISO 14001). Er zijn verder geen grote verschillen met de voorgaande. Vanaf 2010 moeten alle ISO 9001 certificaten overeenkomstig de laatste versie afgeleverd zijn. De ‘Belgian Construction Quality Society’ (BCQS) werd enkele jaren geleden medeopgericht door het WTCB voor de vorming en de begeleiding van bouwbedrijven die een kwaliteitssysteem wensen in te voeren. Ook werden een aantal publicaties op het vlak van kwaliteitszorg uitgegeven. 6.14.2 VCA - BeSaCC Wat is VCA? VCA (Veiligheid, gezondheid en milieu Checklist Aannemers) is een certificatieproces waarbij een certificatieinstelling op basis van een doorlichting van het bedrijf en zijn werklocaties nagaat of de aanvrager voldoet aan de beoordelingscriteria voor certificatie van VCA. VCA is gestart in Nederland. Sinds 1 september 1999 is ook een Belgische VCA-structuur operationeel binnen de koepel van de vzw BeSaCC-VCA met het Uitvoerend Comité van Deskundigen (UCvD) als centraal orgaan. Wat is BeSaCC? BeSaCC (Belgian Safety Criteria for Contractors) is een attesteringssysteem ontwikkeld door het VBO en een aantal bedrijfssectoren, voor de attestering van ondernemingen die voldoen aan de criteria voor veilige onderaanneming. Bij BeSaCC gaat het om een attestering waarbij een groep van deskundigen (cel van deskundigen-CvD) aan de hand van een door de aanvrager opgesteld dossier nagaat of voldaan is aan de BeSaCC-criteria.

• 175 •

4000-5206-V01.indd 175

31-03-14 13:52


BeSaCC-attest of VCA-certificaat? Elke onderneming waarvan de werknemers in een andere onderneming werken moeten uitvoeren, heeft baat bij het behalen van een attest of een certificaat. De keuze tussen een VCA-certificaat en een BeSaCC-attest hangt af van verschillende factoren zoals de eisen gesteld door de opdrachtgever, de aard van de risico’s of de eigen mogelijkheden van het bedrijf. De vzw BeSaCC-VCA streeft naar een zo groot mogelijke complementariteit tussen beide systemen zonder afbreuk te doen aan de eigenheid van BeSaCC of VCA. De gehanteerde criteria zijn sterk gelijklopend en een overlegplatform ziet erop toe dat de criteria bij elkaar aansluiten. Het verschil ligt vooral in het proces waarbij VCA een doorlichting door een certificatie-instelling vereist. VCA is daarom eerder bedoeld voor bedrijven waarvan de werkzaamheden bij opdrachtgevers een verhoogd risico inhouden. BeSaCC is vooral bestemd voor werkzaamheden met minder belangrijke risico’s. Het BeSaCC-attest kan ook gezien worden als een eerste stap naar certificatie. Het onderscheid tussen belangrijke en minder belangrijke risico’s is niet duidelijk te maken en een afbakening naar sectoren al helemaal niet. De opdrachtgevers houden daarom bij het opleggen van eisen best rekening met de eigenheid van de contractors en laten eventueel de keuze voor BeSaCC of VCA aan de contractor zelf. Hoe behaalt men een BeSaCC-attest? Om een attest te bekomen, moet men voldoen aan de BeSaCC-criteria. De aanvrager moet hiervan het bewijs leveren aan de hand van een dossier met de nodige bewijsstukken. Dit dossier wordt ingediend bij één van de regionale BeSaCC-bureau’s. Nadat het dossier volledig wordt bevonden door het bureau, volgt een grondige screening door de Cel van Deskundigen. Na een positieve evaluatie door de Cel van deskundigen wordt een BeSaCC-attest afgeleverd geldig voor een periode van drie jaar voor de activiteiten zoals ze omschreven worden in de aanvraag. Voor het bekomen van een BeSaCC-attest wordt een forfaitair bedrag aangerekend dat afhangt van het aantal werknemers van het bedrijf. Hoe behaalt men een VCA-certificaat? VCA is een certificatieschema. Dit betekent dat de aannemer zijn conformiteit met de VCA-criteria, opgebouwd als een vragenlijst, moet aantonen via een doorlichting (audit) door een van de hiervoor geaccrediteerde certificatie-instellingen. Er zijn twee mogelijkheden: VCA* en VCA**. VCA* is bedoeld voor de bedrijven met minder dan 35 werknemers. VCA** is voor de bedrijven met 35 werknemers of meer en ook voor de kleinere bedrijven die werken met onderaanneming. Voor het behalen van een VCA* moet voldaan zijn aan de ‘must vragen’. Voor de VCA** komt hier nog bij dat een bepaalde minimumscore moet gehaald worden op de andere vragen uit de VCA.De certificaten blijven drie jaar geldig en elk jaar is er een tussentijdse audit voor de belangrijkste elementen. Het systeem bestaat dus uit een initiële audit, de eerste doorlichting van een bedrijf en de jaarlijkse tussentijdse audits. Na drie jaar volgt dan een volledige herhalingsaudit.

WEGWIJS Voor meer info rond VCA en BeSaCC zie www.besacc-vca.be

• 176 •

4000-5206-V01.indd 176

31-03-14 13:52


6.14.3 Qualibouw De bouwsector zelf is zich terdege bewust van de noodzaak van een doorgedreven kwaliteitsbeleid. Alleen zijn de bestaande systemen zoals ISO niet direct afgestemd op de mogelijkheden van de talloze kleine en middelgrote ondernemingen die de bouwsector rijk is. Vandaar de oprichting van hét kwaliteitslabel ‘Qualibouw ‘, een initiatief van de bouwsector. Qualibouw maakt deel uit van BCCA - Belgian Construction Certification Association (Stichters WTCB & SECO). Het Qualibouw-kwaliteitslabel geeft het kleine KMO-bouwbedrijf uit de meest diverse deelsectoren van de bouwsector de kans om zich als betrouwbare en kwaliteitsvolle partner te profileren. Door Qualibouw gelabelde bouwbedrijven passen het Qualibouw-kwaliteitssysteem toe in hun onderneming. Het systeem steunt op drie pijlers: de klantentevredenheid, de organisatie van de onderneming en de organisatie op de bouwplaats. Het systeem laat de aannemers toe de maximale kwaliteit te garanderen aan hun klanten. En dit vanaf het eerste contact tot en met de aanbevelingen voor het onderhoud van het geleverde werk. Het label is geen promotielabel maar wordt strikt gecontroleerd. Bij de Qualibouw-bouwbedrijven wordt jaarlijks een audit uitgevoerd. WEGWIJS Voor meer informatie: Qualibouw (part of asbl BCCA vzw), Marktplein 7 bus 1, 3550 Heusden-Zolder Tel: 011/24.77.50, fax: 011/24.77.55 www.qualibouw.be 6.14.4 Het BENOR-merk Het BENOR-merk is een gedeponeerd collectief conformiteitsmerk dat eigendom is van het Bureau van Normalisatie (NBN), die in 2003 de taken van het voormalig BIN-IBN heeft overgenomen. Het NBN heeft in zijn schoot een Comité voor het Merk (CM) opgericht dat belast is met het algemeen beheer van het BENOR-merk. Dit Comité wijst het beheer in de diverse sectoren die voor één of meerdere producten in het BENOR-merk geïnteresseerd zijn, toe aan sectoriële BENOR-certificatie-instellingen. In de komende periode wordt de BENOR-structuur volledig georganiseerd en onder gebracht in een nieuwe vzw-structuur. Tot dan blijven de BENOR-machtigingen en onderliggende verwijzingsdocumenten geldig. Voor de organisatie en werking van deze certificatie-instellingen is de norm NBN EN 45011 van toepassing. Deze norm bepaalt de criteria waaraan productcertificatie-instellingen moeten voldoen. De NBN-normen en PTV-typevoorschriften gelden als conformiteitsbasis van het BENOR-merk Het BENOR-merk geeft aan dat een product in overeenstemming is met een Belgische norm (NBN). Vele van de huidige productnormen zijn inmiddels ook een EN-productnorm, volgens de welke een CEmarkering en verklaring van overeenkomstigheid wordt aangegeven. In vele van deze EN-normen wordt echter een laag attesteringsniveau aangegeven of wordt een certificatie-instelling niet betrokken. In die context kan het vrijwillig keurmerk BENOR aanvullend aan de CE markering georganiseerd worden.

• 177 •

4000-5206-V01.indd 177

31-03-14 13:52


Bij gebrek aan een dergelijke norm of als aanvulling daarop kan de overeenstemming ook slaan op andere technische specificaties die door het NBN gevalideerd worden als technische grondslag voor het BENOR-merk. Voor bouwproducten gelden naast de NBN-normen de technische voorschriften (PTV) als een dergelijke grondslag van overeenstemming. Zoals de NBN-normen worden de PTV voor de bouwproducten waarop ze betrekking hebben, aanzien als ‘regels van goed vakmanschap’. Producten die aan de prestatie-eisen van een norm of PTV voldoen worden geacht gebruiksgeschikt te zijn in hun toepassingdomein van de bouw. Het BENOR-merk is gesteund op productcertifcatie De vergunning tot gebruik van het BENOR-merk voor een bouwproduct is gesteund op productcertificatie. Deze certificatie houdt in dat: – de fabrikant als vergunninghouder van het BENOR-merk, de doorlopende overeenstemming van zijn product met de norm waarborgt op basis van een productiecontrole in de fabriek, in het BENOR-jargon ‘industriële zelfcontrole’ genoemd; – de certificatie-instelling als derde onafhankelijke partij, op basis van een periodieke externe controle bevestigt dat er een voldoende mate van vertrouwen is dat de door de fabrikant verstrekte verklaring van overeenstemming gewettigd is. De industriële zelfcontrole heeft betrekking op de gebruikte grondstoffen en materialen, op het productieproces en op het eindproduct. Ook de meet- en proefuitrustingen van de fabrikant worden in de zelfcontrole betrokken. Met het oog op een optimale beheersing van deze controle worden aan de fabrikant ook steeds meer elementen van een kwaliteitsmanagementsysteem volgens ISO 9001 opgelegd. De periodieke externe controle heeft tot doel de geldigheid en betrouwbaarheid van de zelfcontrole na te gaan. Tijdens deze externe controle worden tevens monsternemingen verricht voor de uitvoering van controleproeven in een extern beproevingslaboratorium. Vooraleer een nieuw producttype onder het BENOR-merk kan vervaardigd worden dient de conformiteit desgevallend initieel bewezen te worden door typeproeven. Deze geschieden naargelang het geval door de fabrikant zelf onder toezicht van de certificatie-instelling of in een extern beproevingslaboratorium. Sommige sectoriële certificatie-instellingen voeren de externe controle en/of de controleproeven zelf uit, andere geven deze opdrachten in onderaanneming aan keuringsinstellingen en/of beproevings-laboratoria waarvan de werking in overeenstemming is met de norm NBN EN 45004 voor de keuringsinstellingen en NBN EN ISO 17025 voor de laboratoria. Een nazicht bij levering onder het BENOR-merk is onontbeerlijk De toekenning van een vergunning tot het gebruik van het BENOR-merk is vergezeld van de uitreiking van een BENOR-certificaat dat alle relevante informatie bevat over de vergunninghouder en het gecertificeerde product. De effectieve levering van een bouwproduct onder het BENOR-merk kan worden nagegaan aan de hand van: – de BENOR-identificatie (o.a. het BENOR-logo) op het product zelf, op een verpakte hoeveelheid of op de begeleidende leveringsdocumenten naargelang het geval. – het BENOR-certificaat en eventueel andere BENOR-documenten vermeld op het certificaat.

• 178 •

4000-5206-V01.indd 178

31-03-14 13:52


Voor meer details aangaande het nazicht bij levering en de specifieke identificatieregels voor de verschillende BENOR-bouwproducten, wordt verwezen naar de BENOR-certificatie-instellingen. Ook bij twijfel over de levering onder het BENOR-merk of in het geval van klachten kan op de BENOR-certificatie-instellingen beroep worden gedaan. Het BENOR-merk kent een groeiend succes in de bestekken Het BENOR-merk voor bouwproducten heeft zich in de afgelopen jaren sterk uitgebreid. Deze uitbreiding werd in eerste instantie in de hand gewerkt door de valoriserende bepalingen in de bestekken van de openbare bouwheren die de productcertificatie verkiezen boven de andere vormen van voorafgaandelijke technische keuring van de te verwerken producten. Dankzij het groeiende kwaliteitsbewustzijn in de bouw kent het BENOR-merk voor bouwproducten nu ook een groeiend succes op de private bouwmarkt en wordt in de private bestekken meer en meer voorgeschreven dat bouwproducten onder het BENOR-merk geleverd moeten worden. De toepassing van de normen en PTV voor bouwproducten is niet algemeen verplicht op basis van Belgische regelgeving in de bouw. Ook het BENOR-merk wordt niet door regelgeving opgelegd. Een fabrikant kiest voor het BENOR-merk om te voldoen aan de vraag uit de markt naar een onafhankelijke en betrouwbare bevestiging van de overeenstemming van de bouwproducten met de technische specificaties en van hun gebruiksgeschikheid in een specifieke toepassing. De eerbiediging van de normen en PTV voor bouwproducten en de levering van deze producten onder het BENOR-merk wordt wel contractueel verplicht door zulks in het bestek van de werken voor te schrijven. Rekening houdend met de Europese Richtlijn betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor de uitvoering van werken (93/08/1993) mag het BENORmerk in de bestekken voor openbare werken enkel voorgeschreven worden als een ‘referentiëel conformiteitsmerk’, d.w.z. dat andere conformiteitsmerken met een aangetoonde evenwaardigheid aanvaard moeten worden. Deze evenwaardigheid moet uiteraard zowel aangetoond worden voor wat de technische specificaties als wat het certificatiesysteem betreft. WEGWIJS Voor meer informatie over de certificatieinstellingen BENOR, voor de bouwproducten en vergunningshouder BENOR surf naar www.benoratg.org (met dank ook voor bovenstaande info) Meer informatie vindt u eveneens op www.nbn.be; www.bucp.be en http://qc.aoso.vlaanderen.be 6.14.5 De ATG goedkeuring De vrijwillige technische goedkeuring (ATG) verstrekt een technisch advies, met inbegrip van een beschrijving en de technische eigenschappen. Een ATG is een gunstige beoordeling van één bepaald bouwproduct van één fabrikant voor een welbepaalde toepassing. Ze moet het de gebruiker mogelijk maken de overeenkomstigheid van de op de bouwplaats afgeleverde producten met de bestaande goedkeuring te controleren. Het betreft dan ook voornamelijk systemen, innovatieve producten en producten die uit meerdere componenten bestaan. Een ATG wordt in principe afgeleverd op basis van een goedkeuringsleidraad. Dergelijke leidraad wordt opgesteld door

• 179 •

4000-5206-V01.indd 179

31-03-14 13:52


SiKa CoMfortfloor®

SiKa’S duurzaMe polyurethaan gietvloeren Surf naar www.sika.be en ontdek meer Sikafloor-referenties zoals deze duurzame vloer in de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België te Brussel. Contact: info@be.sika.com

VELUX modulaire lichtstraten Ontworpen in samenwerking met Foster + Partners

Heruitvinding van het lichtstraatconcept:

Het geprefabriceerde lichtstraatsysteem zorgt voor een eenvoudig installatieproces en een snelle dichting van de bouwschil.

Brent Møller Architect MAA, Industrieel Design VELUX

Dit nieuw modulair lichtstratenconcept voor commerciële gebouwen introduceert een volledig geprefabriceerd lichtstratensysteem, dat alle voordelen van modulariteit combineert met een slank en geïntegreerd design en uitstekende energieprestaties.

Meer info op: velux.be/modulairelichtstraten

4000-5206-V01.indd 180

31-03-14 13:52


WIENERBERGER

BOUWKNOPEN ATLAS.BE Uw snelste weg naar een foutloos EPB-bouwknopendossier. Ontwerpvrijheid 5000 simulaties 150 details Snel en eenvoudig Haalt het maximum uit optie B Gunstiger K-peil Volledig dossier

www.bouwknopenatlas.be 103193-bkaadvertentie-125x98.indd 1

6/12/11 16:38

De Xella bouwmaterialen beantwoorden perfect aan de noden van de moderne bouwer. Ze zorgen dat de woning duurzaam, energie-efficiĂŤnt en aangenaam om wonen is. Elke uitstraling is mogelijk: gedurfd modern met een afwerking in pleister, hout, metaal, ... of traditioneel met gevelsteen. De uitstekende thermische en kostenbesparende eigenschappen van de Ytong, Silka of Hebel ruwbouw garanderen een optimaal wooncomfort het hele jaar door.

Ontdek de basis voor elke bouwstijl Xella heeft de beste troeven in huis

Xella BE nv/sa, Kruibeeksesteenweg 24 2070 Burcht T 03 250 47 00 F 03 250 47 06 ytong-be@xella.com

Bezoek onze gratis infodagen!

Ad-pocket-fundament.indd 1

4000-5206-V01.indd 181

Inschrijven via www.xella.be

11/02/14 14:57

31-03-14 13:52


deskundigen van de Belgische Unie voor de technische goedkeuring in de bouw (BUtgb) en vormt een beoordelingsbasis voor bouwproducten. Daar bovenop komt meestal een certificatie, wat betekent dat een door de BUtgb gemandateerde certificatie-instelling met een vastgestelde frequentie extern toezicht uitoefent over de conformiteit van de productie met de gepubliceerde goedkeuring. Deze toetsing of controle wordt beschreven in een conventie die bij het verlenen van de ATG opgesteld wordt. In deze overeenkomst wordt aangegeven hoe de fabrikant zijn eigen controle op de productie organiseert en welke externe proeven hierbij zullen uitgevoerd worden. Het Algemeen secretariaat van de BUtgb wordt 2010 waargenomen door de directie Goedkeuring en Voorschriften (DGV) bij de Federale overheidsdienst Economie, KMO, Middenstand en Energie, Kwaliteit van de Bouw, Goedkeuring en Voorschriften. Sinds 2011 is de nieuwe vzw ‘BUtgb’ onder leiding van het WTCB en BCCA actief en neemt de taken van het ‘oude’ BUtgb over met als doel een versterking van de productkwaliteit voor de materialen en toepassingen. WEGWIJS Deze info vonden we terug op www.butgb.be en www.benoratg.org. Waarvoor dank. Je vindt er ook een lijst terug van atg’s

6.14.6 De bouwproductenverordening en de CE-markering Eén van de doelstellingen van de Europese Unie (EU) is het creëren van een eenheidsmarkt en het wegnemen van de handelsbelemmeringen. Vanaf juli 2013 is de nieuwe Europese verordening (‘CPR’=construction product regulation) gepubliceerd onder n° EU/305/2011, die de vorige versie BPR-89/106/EEG vervangt, van toepassing.. In 1985 aanvaardde de EU een nieuwe methode om tot harmonisatie van de Europese regelgeving te komen: ‘de nieuwe aanpak’ (New Approach). Deze is - voor de BPR - gebaseerd op de volgende principes: – De harmonisatie van de EU-regelgeving is beperkt tot de fundamentele voorschriften, waaraan producten op de EU-markt moeten voldoen. De nieuwe aanpak streeft naar een prestatiegerichte formulering van de reglementaire eisen in alle EU-lidstaten en naar een beoordeling van overeenstemming met deze eisen op basis van dezelfde verificatiemethoden. Met de nieuwe ‘CPR’-verordening worden deze principes nog versterkt en dwingend. – De fundamentele voorschriften vormen de basis voor het formuleren van de reglementaire eisen voor bouwwerken. Met de nieuwe ‘CPR’-verordening worden de 6 fundamentele voorschriften uitgebreid met een 7de eis, met name “Duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen”. – Per bouwproduct of familie van bouwproducten worden geharmoniseerde technische specificaties opgesteld. – Van bouwproducten die in overeenstemming zijn met deze specificaties, veronderstelt men dat ze aan de fundamentele voorschriften voldoen De CE Markering is van kracht in de Lidstaten van de EER (Europese Economische Ruimte).

• 182 •

4000-5206-V01.indd 182

31-03-14 13:52


Men onderscheidt de volgende geharmoniseerde technische specificaties: – geharmoniseerde Europese normen – Europese technische goedkeuringen – erkende nationale normen (deze optie wordt in de praktijk niet toegepast) Bovendien specifieert de Europese Commissie de procedure voor de beoordeling van de overeenstemming van producten met de technische specificaties. In die context moet elke fabrikant zich ertoe via de “DOP”-declaration of performance- dat het product met de CE-markering aan de geharmoniseerde specificatie (EN of ETA) voldoet). Eveneens kunnen de EU-lidstaten niet géén andere specificaties oftewel ‘fundamentele voorschriften’ introduceren dan deze die in de CPR en in de geharmoniseerde technische specificaties zijn aangemeld. Wel blijven de lidstaten of publieke bouwheren verantwoordelijk voor de handhaving (marktoezicht). De ‘fundamentele voorschriften’ zijn eisen met betrekking tot (bouw-)werken die een invloed hebben op de technische eigenschappen van een product. Het zijn de technische prestatie eigenschappen die in de geharmoniseerde technische specificatie beschreven worden, d.m.v. eisen, verificatiemethoden en criteria. Met de CE-markering op het bouwproducten toont de fabrikant of zijn wettelijke vertegenwoordiger de overeenstemming van het product met de daarvoor geldende geharmoniseerde technische specificatie aan. Bij de CE-markering hoort ook een ‘verklaring van overeenstemming’. (met dank aan Piet Vitse)

• 183 •

4000-5206-V01.indd 183

31-03-14 13:52


Nog nooit was een garage zo bereikbaar. innovation in motion by

Lifting things: easy and safe innovation in motion by

AUTOLIFTEN VAN RDL

GOEDERENLIFTEN VAN RDL

Speciaal voor woningen en appartementsgebouwen met gemeenschappelijke garageruimtes en een beperkte inrij-oppervlakte ontwikkelde RDL-engineering een autolift die u en uw wagen snel en veilig overbrengt van het ene niveau naar het andere.

Info en demovideo vindt u op www.autolift.be

De RDL-goederenliften zijn de perfecte oplossing voor het transport van goederen tussen twee of meerdere verdiepingen in productiehallen, opslagplaatsen en showrooms. Maar ook in residenties en woningen kunnen ze hun diensten bewijzen.

Surf naar www.goederenlift.net

T 09 384 99 22 www.strobbe-liftsystemen.be

PLATEAUTRAPLIFTEN

4000-5206-V01.indd 184 1_1 st C5-21-3000-2087.indd 1 RDL-Strobbe-Ad-162x229mm.indd 1

PARKEERSYSTEMEN

STOELTRAPLIFTEN

HUISLIFTEN

31-03-14 13:52 17/12/13 09:50 10-12-13 10:47


Theuma, deuren en kozijnen voor al uw projecten!

PYROBEL

VISION LINE

Met ruim vijftig jaar ervaring is Theuma een toonaangevende leverancier van binnendeursystemen. Wij bieden een uitgebreide collectie kozijnen en deuren voor vrijwel elk woning- en utiliteitsbouwproject. Ons werk gaat verder dan het produceren van duurzame deuren en kozijnen. Als uw professionele partner denken wij met u mee; ook op het gebied van brandveiligheid, geluidwerendheid en inbraakwerendheid. U kunt altijd op ons rekenen, ook in onvoorziene situaties.

Pyrobel Vision Line, de oplossing voor een veilige, transparante omgeving in de technologie van brandwerend glas Pyrobel Vision Line biedt extra creatieve opties en architecturale oplossingen.

www.theuma.be

1_14000-5206-POM02+3.indd st C5-21-3000-2081.indd 11

AGC Glass Europe - Seneffe plant - Tel. : +32(0)64 51 05 36 - Fax : +32(0)64 55 80 80 - pyrobel@eu.agc-group.com AGC is overal ter wereld vertegenwoordigd. Voor andere adressen raadpleeg www.yourglass.com

31/01/14 08:47

1_1 st A4-21-4000-0169.indd 1 1 GLAPRD0539_PYROBEL_Sw_297x210.indd

AZ Groeninge Kortrijk - Belgium

Altijd een sluitende oplossing!

02-04-14 13:46 27-03-14 11:36 12/01/11 14:02


www.volkswagen.be

LAAT U NIET OVERKLASSEN. RIJD IN PREMIUM CLASS.

De Passat Variant Premium Class. Ruimte en comfort. Als u dat niet verdient, verdient niemand het, want u rijdt dag in dag uit in een bedrijfswagen. De Passat Variant Premium Class is dan ook dé wagen op uw niveau. De grootste binnenruimte van zijn categorie, een erg complete uitrusting. Met deze auto reist u duidelijk in een hogere klasse. Maar waarom oordeelt u niet zelf? Meer info bij uw concessiehouder of op volkswagen.be

FUNDAMENT 2014

Pack Premium Class bevat ondermeer: • Zetelbekleding in leder

• Elektronische klimaatregeling

• Panoramisch open dak

• Navigatiesysteem

• Metaalkleur

• Parkeersensoren voor- en achteraan

4,3 - 6,4 L/100 KM • 113 - 149 G CO2/KM Afgebeeld model ter illustratie. Milieu-informatie (KB 19/03/2004) : www.volkswagen.be

4000-5206-POM01+4.indd 1_1 st C5-21-4000-0303.indd1 1 DIETPAS6388_PM_PASSAT_F_229x162_GA_NL.indd 1

06-03-14 11:44 27/02/14 09:51

2014 | FUNDAMENT wegwijzer voor de architect 02-04-14 13:16


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.