5584

Page 1

2015-2016 WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEURS CV EN SANITAIR


New

De ideale tanks voor opslag en verdeling van stookolie,

diesel of AdBlue® - plaatsbesparend design Les cuves idėals pour stockage et distribution de fioul,

diesel ou AdBlue® - design compacte M ARE D

VL GEKEUR

II

mic o n o erg

le durab

capacity: 4000

L

rn mode

Kingspan Environmental Treurnietstraat 10 | 8531 Bavikhove | België Tél.: +32 51 48 51 42 | Fax: +32 51 48 51 53 info@kingspan-env.be | www.kingspan-env.be


WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEURS CV EN SANITAIR

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR


www.begetube.com

OPLOSSINGEN VOOR ELK VLOERVERWARMINGSPROJECT.

l o nz e v lo

t

garan

verwarmin

r 30 jaaie

er

a op

b u iz e n gs

ADV BEREKENING EN STUDIE VAN UW PROJECT CONTACTEER ONS VOOR HET BEGELEIDEN VAN UW GROTE EN KLEINE VLOERVERWARMINGSPROJECTEN. studie@begetube.com - 32 3 870 71 40

BEGETUBE N.V. Kontichsesteenweg 53 - 55 B-2630 Aartselaar t + 32 3 870 71 40 f + 32 3 877 55 75 info@begetube.com

member of


INHOUDSTAFEL Voorwoord.................................................................................................................... 9 Deel 1. DIENSTVERLENING BOUWUNIE.............................................................................11 Hoofdstuk 1. Bouwunie..................................................................................................11 1.1 Bouwunie, het kenniscentrum voor de Vlaamse bouw-kmo’s..............................................11 1.2 Bouwunie – fundament voor de bouw-kmo....................................................................15 Hoofdstuk 2. Bouwunie Technieken stelt zich voor...............................................................18 Hoofdstuk 3. Diensten voor de zelfstandige ondernemer.......................................................24 3.1. Zenito, Sociaal Verzekeringsfonds...............................................................................24 3.2. Zenito Aanvullend Pensioen......................................................................................24 3.3. Sociale secretariaten...............................................................................................24 3.4. ADMB-Kinderbijslagfonds.........................................................................................25 3.5. Externe Dienst voor preventie en bescherming voor de KMO (Provikmo).............................25 3.6. Medicontrol...........................................................................................................26 Hoofdstuk 4. Startersbegeleiding.....................................................................................26 Deel 2. ELEKTRONISCHE AANWEZIGHEIDSREGISTRATIE EN CONSTRUBADGE............................28  Hoofdstuk 1. De elektronische aanwezigheidsregistratie.......................................................28 Hoofdstuk 2. ConstruBadge.............................................................................................35 Deel 3. DE STARTER.......................................................................................................38  Hoofdstuk 1. Wie kan een zelfstandige beroepsactiviteit beginnen ?........................................38 Hoofdstuk 2. Het beroep van aannemer – vestigingsvoorwaarden...........................................38 2.1. Beheerskennis........................................................................................................38 2.2. Kennis van beroepsbekwaamheid...............................................................................40 2.3. Administratieve kennis specifiek voor de bouwsector...................................................... 41 2.4. Inschrijving Kruispuntbank Ondernemingen (KBO)........................................................42 Hoofdstuk 3. De reglementering hoofdelijke aansprakelijkheid, inhoudingsplicht en aangifte van werken........ 42 3.1. Hoofdelijke aansprakelijkheid en inhoudingsplicht voor sociale en/of fiscale schulden..........42 3.2. Aangifte van werken................................................................................................47 3.3. Andere verplichte meldingen.....................................................................................49 3.4. Overige reglementeringen........................................................................................49 Hoofdstuk 4. Erkenning als aannemer van openbare werken..................................................50

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR

3


Deel 4. AL DAN NIET EEN VENNOOTSCHAP?........................................................................ 51  Hoofdstuk 1. Kiezen tussen handelszaak en vennootschap..................................................... 51 1.1 Handelszaak............................................................................................................ 51 1.2 Vennootschap.......................................................................................................... 51 Hoofdstuk 2. Welke vennootschapsvorm is geschikt voor uw onderneming?...............................52 2.1. De Besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid..............................................52 2.2. De Besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid-Starter...................................53 2.3. De Naamloze vennootschap.......................................................................................53 2.4. De Vennootschap onder firma....................................................................................54 2.5. De Gewone commanditaire vennootschap.....................................................................54 2.6. De Commanditaire vennootschap op aandelen..............................................................55 2.7. De Coöperatieve vennootschap met beperkte of onbeperkte aansprakelijkheid.....................55 Deel 5. ADMINISTRATIEVE VERPLICHTINGEN......................................................................56  Hoofdstuk 1. Gemeenschappelijke verplichtingen voor natuurlijke personen en voor vennootschappen.... 56 1.1 Openen van een zichtrekening....................................................................................56 1.2 Formaliteiten via Zenito Ondernemingsloket..................................................................56 1.3 Btw-formaliteiten.....................................................................................................58 1.4 Verplichtingen i.v.m. het sociaal statuut van zelfstandigen..............................................59 Hoofdstuk 2. Bijzondere verplichtingen voor vennootschappen..............................................63 Deel 6. SPECIFIEKE BEROEPSINFORMATIE.........................................................................64 Hoofdstuk 1. Vlaams besluit betreffende het onderhoud en nazicht van centrale stooktoestellen..64 Hoofdstuk 2. Wat u moet weten inzake stookolietanks en het btw-tarief...................................65 Hoofdstuk 3. Roetafval: vraag en antwoord........................................................................67 Hoofdstuk 4: MazoutExpert-label: dé kwaliteitsstandaard voor verwarmingsfirma’s en hun technici geactualiseerd en vereenvoudigd................................................................69 Hoofdstuk 5. CERGA – professionele gasinstallateur.............................................................70 Hoofdstuk 6. Technisch reglement voor binneninstallaties van drinkwater................................72 Hoofdstuk 7. Het legionellabesluit.................................................................................... 74 Hoofdstuk 8. Energiepremies voor installaties.....................................................................75 Hoofdstuk 9. Nieuwe installatie-eisen vanaf 2015................................................................79 Hoofdstuk 10. Hernieuwbare energie altijd verplicht bij nieuwbouw?.......................................84

4

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR


Hoofdstuk 11. Certificering Hernieuwbare Energie...............................................................86 Hoofdstuk 12. CO-preventie: tips voor installateurs..............................................................89 Deel 7. TEWERKSTELLEN VAN PERSONEEL..........................................................................91 Hoofdstuk 1. Verplichtingen van de werkgever....................................................................92 1.1 Onmiddellijke aangifte van tewerkstelling en inschrijving bij de RSZ...................................92 1.2 Verzekering tegen arbeidsongevallen...........................................................................93 1.3 Aansluiten bij een kinderbijslagfonds...........................................................................93 1.4 Aansluiten bij een kas voor jaarlijkse vakantie................................................................93 1.5 Aansluiten bij een externe dienst voor preventie en bescherming op het werk......................93 1.6 Bureau der directe belastingen...................................................................................94 Hoofdstuk 2. Verplichtingen ten aanzien van de werknemers.................................................94 2.1. Onthaal van de werknemers.......................................................................................94 2.2. De arbeidsovereenkomst...........................................................................................95 2.3. Het arbeidsreglement..............................................................................................97 2.4. Het personeelsregister.............................................................................................98 2.5. De individuele rekening............................................................................................99 2.6. Gezondheidstoezicht............................................................................................. 100 Hoofdstuk 3. Periodieke verplichtingen........................................................................... 102 3.1. Bij iedere uitbetaling van loon................................................................................. 102 3.2. Iedere maand....................................................................................................... 102 3.3. Ieder kwartaal...................................................................................................... 103 3.4. Ieder jaar............................................................................................................. 105 Hoofdstuk 4. Verplichtingen bij het beëindigen van de arbeidsovereenkomst.......................... 106 4.1. Beëindiging van de arbeidsovereenkomst................................................................... 106 4.2. Elektronische aangifte van uitdiensttreding............................................................... 118 4.3. Overhandiging van documenten door de werkgever...................................................... 118 Deel 8. SOCIALE WETGEVING.........................................................................................120 Hoofdstuk 1. Arbeidsvoorwaarden in het bouwbedrijf (PC124).............................................. 120 1.1 Indeling in beroepscategorieën................................................................................. 120 1.2. Beoordeling van de beroepsbekwaamheid.................................................................. 121 1.3. Loonbetaling........................................................................................................ 121 1.4. Vaststelling van de lonen........................................................................................ 122 1.5. Jongerenbarema................................................................................................... 122 1.6. Lager leidinggevend personeel................................................................................. 123 1.7. Gereedschap......................................................................................................... 123 1.8. Tegemoetkoming van de werkgever in kost en huisvesting............................................. 124 1.9. Loonbijslagen voor bijzondere werken....................................................................... 124

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR

5


Hoofdstuk 2. Tegemoetkoming in de verplaatsingskosten.................................................... 124 2.1. Arbeiders uit de sector van het bouwbedrijf (PC124)..................................................... 124 2.2. Bedienden........................................................................................................... 127 Hoofdstuk 3. Tijdelijke werkloosheid............................................................................... 127 3.1. Technische stoornis............................................................................................... 128 3.2. Slecht weer.......................................................................................................... 128 3.3. Tijdelijke werkloosheid wegens economische oorzaken................................................. 130 3.4. Administratieve procedure voor de bouwbedrijven....................................................... 132 3.5. Administratieve procedure voor de niet-bouwbedrijven................................................ 133 3.6. Kosten ten laste van de onderneming in geval van tijdelijke werkloosheid........................ 133 Hoofdstuk 4. Uitzendarbeid........................................................................................... 140 Deel 9. VORMING EN OPLEIDING.................................................................................... 143  Hoofdstuk 1. Syntra-Vlaanderen..................................................................................... 143 Hoofdstuk 2. De Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB)............. 144 Hoofdstuk 3. Het Fonds voor Vakopleiding in de Bouwnijverheid (FVB Constructiv)................... 145 Deel 10. AANNEMINGSCONTRACTEN EN AANSPRAKELIJKHEDEN.......................................... 147  Hoofdstuk 1. Aannemingscontracten............................................................................... 147 1.1 Definitie............................................................................................................... 147 1.2 Soorten aannemingscontracten................................................................................ 147 1.3 Overeenkomst met consumenten of met handelaars...................................................... 149 1.4 Algemene voorwaarden........................................................................................... 149 1.5 Verplichtingen van de aannemer............................................................................... 151 1.6 Verplichtingen van de bouwheer................................................................................ 152 1.7 Einde van de aannemingsovereenkomst...................................................................... 155 1.8 Wet Breyne........................................................................................................... 156 Hoofdstuk 2. Aansprakelijkheden................................................................................... 156 Hoofdstuk 3. Buitengerechtelijke geschillenbeslechting – de Verzoeningscommissie Bouw........ 157 Deel 11. DIVERSE INFORMATIE...................................................................................... 160  Hoofdstuk 1. Veiligheid en welzijn.................................................................................. 160 1.1. NAVB-Constructiv.................................................................................................. 160 1.2. Verplichte werkmeldingen in het kader van veiligheid................................................... 161 1.3. De vuurvergunning................................................................................................ 164 1.4. Van ARAB naar Codex............................................................................................. 165 1.5. Tijdelijke of mobiele bouwplaatsen - veiligheidscoördinatie........................................... 169 1.6. Persoonlijke beschermingsmiddelen......................................................................... 170

6

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR


Hoofdstuk 2. Het Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor het Bouwbedrijf (WTCB)............ 171 Hoofdstuk 3. CeDuBo: Centrum Duurzaam Bouwen............................................................. 173 Hoofdstuk 4. Kamp C: Centrum Duurzaam Bouwen en Wonen................................................ 174 Hoofdstuk 5. Milieu..................................................................................................... 175 Hoofdstuk 6. Kwaliteits- en veiligheidszorg...................................................................... 177 6.1. Kwaliteitszorg en ISO-certificering............................................................................ 177 6.2. VCA-BeSaCC......................................................................................................... 178 Hoofdstuk 7. Steunmaatregelen..................................................................................... 180 Hoofdstuk 8. Werken in het buitenland............................................................................ 181 Bijlage: NUTTIGE ADRESSEN......................................................................................... 182

Adverteerderslijst........................................................................................................ 192

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR

7


ADV

D Ik geniet

Ik ben Cerga-installateur en ik weet waarom

gratis advies en technische ondersteuning.

D Ik ben altijd mee

Word ook Cerga-installateur! Bel 078 15 51 25 of mail naar cerga@cerga.be.

met de nieuwste technieken.

D Cerga maakt

promotie voor mij.

D Mijn klanten

vertrouwen op de kwaliteit en de veiligheid van Cerga.

Cerga, het kwaliteitslabel voor een veilige gasbinneninstallatie, heeft een uitgebreid programma om de gasvakman te informeren en te ondersteunen.

www.cerga.be Met de steun van KVBG, FeBuPro en de gassector.


DEEL 9. VORMING EN OPLEIDING

VOORWOORD De bouw is één van de belangrijkste economische sectoren in België, maar ook een zeer zwaar – om niet te zeggen - overgereglementeerde sector en dit geldt zeker voor het installateursbedrijf. Het is als installateur niet meer mogelijk nog het bos door de bomen te zien wanneer men niet kan terugvallen op hulpmiddelen. Voor Bouwunie is informeren en adviseren van haar leden één van haar kerntaken. Enerzijds algemene informatie die van toepassing is in elk bouwbedrijf en anderzijds zeer specifieke sectorinformatie. Binnen de bouwsector vormen de installateurs centrale verwarming en sanitair één van de belangrijkste voltooiingstakken, waar Bouwunie bovendien een eigen werking voor heeft uitgebouwd, Bouwunie Technieken. Met deze wegwijzer - inmiddels de 14e editie - voor de installateur centrale verwarming en sanitair proberen wij zowel aan de reeds lang actieve ondernemer als aan de starter alle noodzakelijke en nuttige informatie en wetgeving in een gebundelde vorm aan te bieden. Naast de noodzakelijke wet- en regelgevingen wordt ook een overzicht gegeven van de sectorspecifieke dienstverlening die voor deze branche bestaat. Achteraan vindt u ook een adressenbijlage. Uiteraard kan elk Bouwunie-lid ook op onze studiedienst terecht met al zijn vragen en problemen. Onze adviseurs helpen u graag verder. Wij hopen dat deze Wegwijzer voor u een nuttig naslagwerk wordt dat u bij uw dagelijks terugkerende juridische, sociaalrechtelijke, fiscale en bedrijfseconomische problemen kan helpen.

Hilde Masschelein gedelegeerd bestuurder Bouwunie

Coverfoto: Bouwunie

Advertentie-acquisitie en grafische vormgeving:

Wegwijzer voor de installateur centrale verwarming en sanitair – 14e editie. Opgesteld door de Bouwunie-studiedienst Eindredactie: Luc Proesmans Verantwoordelijke uitgever: Hilde Masschelein Deze gids is louter ter informatieve titel opgesteld. De uitgever kan niet aansprakelijk gesteld worden voor eventuele onjuiste gegevens. Deze gids is bijgewerkt tot 1 september 2015. Uitgave van Bouwunie, Unie van het KMO-Bouwbedrijf, MariaTheresialaan 35, 1800 Vilvoorde, tel. 02 588 11 00, fax 02 253 07 45 http://www.bouwunie.be - e-mail: info@bouwunie.be

Bedrijvenlaan 1, 2800 Mechelen tel. 015 55 88 88 info@elma.be - www.elma.be

Prijs: Bouwunie-leden: gratis - niet-leden: 15 euro Voor schade, van welke aard dan ook, ontstaan door het niet, niet tijdig of onjuist plaatsen van advertenties, aanvaarden wij geen enkele aansprakelijkheid.

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR

9


Voldoen de materialen die U gebruikt aan de nieuwe Europese normen? CLIMAFLEX

INSUL-TUBE H PLUS

CLIMAFLEX® en CLIMAFLEX® XT (zelfklevend) polyethyleenschuim voor verwarmingen sanitairleidingen. Voldoet als enigste aan de nieuwe Europese norm inzake brandveiligheid. BLs1d0 = equivalent van A1/NBN S 21-203

INSUL-TUBE® H PLUS + H PLUS XT isolatie, hoogflexibel grijsgekleurd elastomeerschuim voor verwarming- en sanitairleidingen. BLs3d0 = equivalent van A1/NBN S 21-203

®

®

INSUL-TUBE® SOLAR EXCENTRO DUOFLEX

INSUL-TUBE® SOLAR EXCENTRO DUOFLEX door zijn betere isolatiewaarde 0,037 W/mK bij +40°C!, de excentrische schuimvorm en de extra isolatiedikte, verkrijgt dit product een uitzonderlijke hoge isolatiewaarde. Verkrijgbaar in rollen van 10m - 15m - 25m - 50m voor DN16, 20 en 25.

Isolatietechnieken NMC sa Gert-Noël-Strasse – Belgium 4731 Eynaten Tel: +32 87 85 85 00 – Fax: +32 87 85 83 55 E-Mail: info@nmc.eu

Alles waarmee de architect, installateur en opdrachtgever rekening moet houden. Om het behoud van de waterkwaliteit in de woning te garanderen en de terugvloei van water – oorzaak van besmettingen – te voorkomen publiceert Belgaqua de uitgave 2015 van het Repertorium van Conform beveiligde toestellen die worden aangesloten op het drink-waternet, keerkleppen en beveiligingen, goedgekeurd door Belgaqua (opgenomen op verzoek van de fabrikanten of invoerders) en de fluida waarvan de categorie werd geattesteerd.

Repertorium

laan, 21 Generaal Wahis l BE 1030 Brusse 81.169 BTW BE 0407.7 90 Tel. 02/706 40 www.belgaqua.be ua.be info@belgaq

Verantwoordelijke

FEDERATIE BELGISCHE ERSECTOR VOOR DE WAT

uitgever: Christian

Wahislaan Legros Generaal

worden. • Mag niet verkocht 21 1030 Brussel

2015

De uitgave 2015 bevat de integrale versie van de reglementaire technische voorschriften betreffende de binneninstallaties, volgens de norm NBN EN-1717.

n

rschrifte Technische voo ties binneninstalla len eiligde toestel Conform bev beveiligingen Goedgekeurde fluïda Geattesteerde BELG ISCH E

FEDE RATI E

ERSE CTO VOO R DE WAT

Deze voorschriften zijn wettelijk verplicht in het Vlaams Gewest (waterverkoop reglement) R VZW

Gratis

Dit Repertorium kan gratis bij uw waterbedrijf of bij Belgaqua bekomen worden.

Uitgave 2015 ReglementaiRe technische vooRschRiften

BELGISCHE FEDERATIE VOOR DE WATERSECTOR

tel. 02/706 40 90 http://www.belgaqua.be e-mail: info@belgaqua.be


DEEL 1. DIENSTVERLENING

Deel 1. Dienstverlening en belangenbehartiging Bouwunie Hoofdstuk 1. BOUWUNIE 1.1. Bouwunie, het kenniscentrum voor de Vlaamse bouw-kmo’s Bouwunie verenigt de zelfstandigen en kmo’s uit de diverse deelsectoren uit de bouw in één sterke unie. Bouwunie komt op voor hun belangen. Ze verstrekt gespecialiseerd advies, doet aan lobbying, legt eigen accenten, verkondigt eigen standpunten en biedt een platform waar collega’s bouw-kmo’s elkaar kunnen ontmoeten. De mensen die het te bewandelen pad voor Bouwunie uittekenen, zijn aannemers, bedrijfsleiders die hun eigen centen in hun onderneming gestoken hebben, die daarmee risico’s lopen en iets willen creëren. Bouwunie werkt hecht samen met Unizo, de Unie van Zelfstandige Ondernemers. Momenteel telt Bouwunie ruim 8.000 leden. Ze richt zich tot zelfstandige ondernemers, gespecialiseerde kmo’s en kmo’s die totaaloplossingen aanreiken. Een specifiek doelpubliek, specifieke accenten en specifieke standpunten. Dit komt ook duidelijk tot uiting in alle overlegorganen (paritair comité bouw, sectorfondsen voor bestaanszekerheid, veiligheid en opleiding, WTCBServ-commissies,...) waarin Bouwunie de erkende spreekbuis van de zelfstandigen en de kmo’s uit de bouw is. De groei van Bouwunie is te danken aan de flexibiliteit, snelheid, bereikbaarheid en democratische ingesteldheid. De werking van Bouwunie wordt gestuurd door drie bestuursorganen. Het directiecomité stuurt de dagelijkse werking van Bouwunie aan. Het is samengesteld uit vertegenwoordigers van de diverse bouwberoepen en de verschillende Vlaamse provincies. Ook de leden van de raad van bestuur en de algemene vergadering worden voorgedragen hetzij door hun regionale afdeling, hetzij door hun beroepsverbond. Deze besturen kunnen zo op een democratische en evenwichtige manier (zowel geografisch als sectoraal) werk maken van de verdediging van alle bouw-kmo’s en van de promotie van de verschillende bouwberoepen. Om alles op rolletjes te doen lopen, heeft Bouwunie uitgebouwde secretariaten. De hoofdzetel is in Vilvoorde met een bijhuis in Brugge. Daarnaast zijn ook in Hasselt, Gent, Antwerpen en Kortrijk regionale antennes gevestigd. Dankzij de integratie met Unizo vullen de regionale Unizo-kantoren deze regionale antennes aan. Verticaal is Bouwunie opgedeeld in sectoren. Deze beroepsverbonden staan in voor de belangenverdediging en de promotie van elk beroep en organiseren op regelmatige basis info-avonden, bedrijfsbezoeken, praktische demonstraties en beursbezoeken.

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR

11


www.flexinox.be

Uw partner in inox rookkanalen !

Enkelwandige, dubbelwandige en concentrische rookkanalen Inox flexibels, aluminiumflexibels en gasflexibels Alle aansluitmaterialen & accessoires

[ reducties, rookgasventilatoren, luchtroosters, isolatieplaten en –dekens, schouwvegersmateriaal, ... ]

INTRODUCTIEBON

GRATIS PROFESSIONELE KRIMPTANG

T.W.V. €91

VOOR NIEUWE KLANTEN ACTIEF IN DE SECTOR [ MET BTW-NUMMER ]

BIJ AANKOOP VANAF €499 FLEXINOX NV

DE BRUWAAN 17

exclusief BTW

t.e.m. 31/12/2016

10% KORTING OP ALLES!** WWW.SORTIMO-SHOP.BE

T-BOXX Ref. 6000002982

Tariefprijs

* tariefprijs ex. BTW geldig t.e.m. 31/07/2016 ** in onze webshop www.sortimo-shop.be

CODE:BUCV2016

BEIDE VOORWAARDEN MOETEN VERVULD ZIJN

B - 9700 OUDENAARDE T +32 [0] 55 30 35 40 info @ flexinox.be www.flexinox.be

€ 39,00*

F +32 [0] 55 30 35 41


DEEL 1. DIENSTVERLENING

- Bouwunie Algemene en ruwbouwaannemers (algemene en ruwbouwaannemers; aannemers casco: zijnde aannemers actief in aan de ruwbouw aanverwante activiteiten zoals dak(timmer)werken, isolatiewerken, funderingen en rioleringen, vloerbedrijven, maar ook in gespecialiseerde activiteiten zoals kernboringen, het plaatsen van gevelpanelen, waterdichtingen enz.; houtskeletbouwers, staalbouwers en aannemers van bijgebouwen, veranda’s). Belangrijkste thema’s: deloyale concurrentie en prijzendruk, samenwerkingsvormen in de bouw, stimuli voor renovatie, energieprestatieregelgeving, stedenbouw. Contact: Nadia Schepens, tel. 02 588 42 05, e-mail nadia.schepens@bouwunie.be. - Bouwunie Schrijnwerkers & Interieurbouwers Belangrijkste thema’s: duurzaam bouwen, CE-label voor buitenschrijnwerk, CAD-CAM voor de interieurbouwer, FSC-gelabeld hout, promotie van hout, houtskeletbouw. Contact: Piet De Langhe, tel. 050 47 46 66, e-mail piet.delanghe@bouwunie.be. - Bouwunie Technieken (centrale verwarming, sanitair, klimatisatie en hernieuwbare energie) Belangrijkste thema’s: Cerga, onderhoud en controle stookolietanks, Besluit over het onderhoud en nazicht van stookinstallaties, roetafvalproblematiek, legionella, CO-preventie, integratie van duurzame technieken, definitieve gasaansluitingen, opleidingen, onderwijs, erkenning installateurs Hernieuwbare Energie, Eco Design,... Contact: Dirk Van De Wynckel, tel. 050 47 46 60, e-mail dirk.vandewynckel@bouwunie.be. - Bouwunie Schilders-decorateurs Belangrijkste thema’s: het schilderonderwijs, inspiratieavonden rond interieur, publicatie “De creatieve schilder”, SOS – Schilder op School, opleidingen i.s.m. jaarpartners,... Contact: Piet De Langhe, tel. 050 47 46 66, e-mail piet.delanghe@bouwunie.be. - UVV, Unie van Vlaamse Vloerenbedrijven Belangrijkste thema’s: Betrokken bij voorbereiding en realisatie van technische voorlichtingsnota’s binnen WTCB als leidraad voor de goede plaatsing van soepele vloeren, praktijkgerichte opleidingsmogelijkheden voor werknemers, opstellen van specifieke algemene verkoopsvoorwaarden, veiligheidsinstructiekaarten en noodprocedures, info over actuele beroepsitems zoals lastenboeken, kostprijsberekening, afvalverwerking, opvolgen van trends,… Contact: Piet De Langhe, tel. 050 47 46 66, e-mail piet.delanghe@bouwunie.be. - Bouwunie Infrastructuurwerken Belangrijkste thema’s: Betrokken bij voorbereiding en realisatie van technische voorlichtingsnota’s binnen WTCB als leidraad voor de goede plaatsing van soepele vloeren, praktijkgerichte opleidingsmogelijkheden voor werknemers, opstellen van specifieke algemene verkoopsvoorwaarden, veiligheidsinstructiekaarten en noodprocedures, info over actuele beroepsitems zoals lastenboeken, kostprijsberekening, afvalverwerking, opvolgen van trends,… Contact: Piet De Langhe, tel. 050 47 46 66, e-mail piet.delanghe@bouwunie.be.

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR

13


DEEL 1. DIENSTVERLENING

- Bouwunie Stukadoors & Afbouwbedrijven Belangrijkste thema’s: verpakkingsafval, verharde gips, te lage prijzen, tekort aan stukadoors op de arbeidsmarkt, afwerkingsgraden Contact: Piet De Langhe, tel. 050 47 46 66, e-mail piet.delanghe@bouwunie.be. Naast deze beroepsverbonden heeft Bouwunie actieve werkingen voor diverse beroepssectoren zoals voor dakwerken, chape- en vloerbedrijven, buitengevel-isolatiesystemen, keukenbouwers, industriebouw, isolatie- en luchtdichtheidsbedrijven en hernieuwbare energie. - Bouwunie-stuurgroep Isolatie en luchtdichtheid Belangrijkste thema’s: ATG-certificatie, EPB-regelgeving, luchtdichtheidsmetingen,… Contact: Mieke Bonnarens, tel. 09 235 49 52, e-mail mieke.bonnarens@bouwunie.be. Uw contactpersonen in de regio’s: - Bouwunie West-Vlaanderen: Vincent Decruyenaere - Patio v/de Bouw - Sint-Clarastraat 48, 8000 Brugge, tel. 050 47 46 62 - Bouwkantoor Kortrijk, Lekkerbeetstraat 2, 8500 Kortrijk, tel. 056 26 44 73 e-mail vincent.decruyenaere@bouwunie.be. - Bouwunie Oost-Vlaanderen: Hildegard Moreels Nadine Crappéstraat 1/002, 9000 Gent, tel. 09 235 49 51, e-mail hildegard.moreels@bouwunie.be. - Bouwunie Antwerpen en Bouwunie Vlaams-Brabant: Jo Kusseneers Maria-Theresialaan 35, 1800 Vilvoorde, tel. 02 588 42 06, e-mail jo.kusseneers@bouwunie.be. - Bouwunie Limburg: Davy Maesen en Severine Ulenaers Maastrichtersteenweg 254/3, 3500 Hasselt, tel. 011 26 30 10, e-mail davy.maesen@bouwunie.be en severine.ulenaers@bouwunie.be. Wanneer de leden naar één van onze secretariaten bellen of mailen met een vraag, is het onze bedoeling hen zo snel en efficiënt mogelijk te helpen. Een eerste stap daarvoor is dat ze – in de mate van het mogelijke – onmiddellijk bij de juiste persoon terechtkomen. Op de website www.bouwunie.be vindt u steeds een actueel overzicht van alle medewerkers met hun telefoonnummer en e-mailadres. Bouwunie is ISO-gecertificeerd

Bouwunie heeft in 2010 na een externe audit het ISO-certificaat behaald (NBN-en-ISO 9001:2008), ondertussen verlengd na succesvolle tussentijdse audits. Hiermee bewijst Bouwunie dat kwaliteit centraal staat in haar ledenwerving, syndicale belangenbehartiging, studiewerk en adviesverlening, en bij de organisatie van activiteiten en opleidingen.

14

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR


DEEL 1. DIENSTVERLENING

Alle processen die hiermee samenhangen zijn in kaart gebracht en daar waar nodig verbeterd. Met het ISO certificaat en de bijhorende procedures heeft Bouwunie zich laten erkennen door de Vlaamse overheid als dienstverlener voor de pijlers Advies en Opleiding. Wie een opleiding van Bouwunie volgt of een gepersonaliseerd advies inwint, kan dus tot de helft van de prijs betalen met de KMO-portefeuille. 1.2. Bouwunie – fundament voor de bouw-kmo Leden kunnen elke dag gebruikmaken van de uitgebreide Bouwunie-dienstverlening. Snel en deskundig advies Vragen over contracten, werken in onderaanneming, btw, personeel, energiezuinige technieken, opleiding, premies, …? Laten nalezen van eigen algemene voorwaarden? Vragen i.v.m. outplacement? Personeel op zaterdag laten werken? In zee gaan met buitenlandse onderaannemers? De Bouwunie Adviesdienst biedt snel een duidelijk antwoord. Bel 02 588 11 00 of mail info@bouwunie.be. Info op maat van de onderneming Leden ontvangen 9x per jaar Bouwnieuws, het meest informatieve vakblad voor de bouwsector. En dat samen met Z.O.-magazine, hét zakenblad van Vlaanderen en Brussel. Tussentijds krijgen de leden 2x per maand de digitale nieuwsbrief Bouwflash zodat ze helemaal mee blijven. Met het lidnummer krijgen ze online exclusief toegang tot nog veel meer info, nieuws, activiteiten,… op www.bouwunie.be en www.unizo.be. Een zak vol tools op maat van het bouwbedrijf Bouwunie ontwikkelde een gans pakket aan handige tools die de bouwondernemer kunnen helpen en die exclusief worden aangeboden via het afgesloten ledengedeelte van de website. Het gaat om: - controle van onderaannemers op sociale en fiscale schulden - modelbrieven en contracten - berekeningstool verplaatsingskosten en mobiliteitsvergoeding in de bouwsector - overzicht van de aan te rekenen lonen - risicoanalyses - veiligheidsinstructiekaarten In de webshop kunnen bouwbedrijven terecht voor de aankoop van attestenboeken voor reiniging en verbranding, btw-attesten, attesten voor meerwerken, keuringsrapporten, calculatienormen en richtprijzen, … en nog veel meer. Gebruiksklare modelbrieven en –contracten Verlies geen tijd met het opstellen van aannemingscontracten, arbeidsovereenkomsten,… Bouwunie biedt de leden 275 gebruiksklare modelbrieven en –contracten aan die voldoen aan de wettelijke normen. Personaliseren en klaar! Onze adviseurs lezen door de leden gemaakte contracten of arbeidsovereenkomsten graag na.

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR

15


DEEL 1. DIENSTVERLENING

Diensten die echt iets opleveren - Dienst Erkenningen: De overheid is een belangrijke bouwheer. Jaarlijks worden miljarden euro’s geïnvesteerd in infrastructuur, nieuwbouw of vernieuwbouw. Als bouwbedrijf werken voor de overheid biedt dus kansen, maar daarvoor heb je meestal een erkenning nodig. Bouwunie - Dienst Erkenningen: tel. 02 588 11 00 – e-mail: info@bouwunie.be. - Bouwunie, uw erkende opleidingspartner Uw bedrijf wenst opleidingen te organiseren? Bij Bouwunie krijgt u een overzicht van mogelijkheden die antwoord bieden op uw opleidingsnood. Door onze samenwerkingsakkoorden met heel wat opleidingscentra, heeft u de keuze uit een ruim aanbod. We kijken uw opleidingsvragen in detail na, zodat u ook geen enkele vorm van financiering hoeft te missen (weekdagopleiding, winteropleiding, bedrijfsinterne opleiding, zaterdagopleiding, …). De erkenning van Bouwunie als opleidingspartner in het Fonds voor Vakopleiding in de Bouw/ Constructiv zorgt ervoor dat u geniet van een bijkomende financiering in uw opleidingskost. 2x winst voor het bedrijf dus. - Dienst Communicatie Bouwbedrijven hebben uiteraard altijd iets mee te delen. Via de Dienst Communicatie kunnen leden een beroep doen op de persverantwoordelijke van Bouwunie om een juist persbericht op te stellen of een gehele persconferentie voor te bereiden. - Borgstellingskas Waarborgen zelf financieren vergt een grote investering. Precies om de bouwkmo’s meer financiële slagkracht te geven werd de Borgstellingskas Bouwunie opgericht. Wij zijn een door de overheid officieel erkende borgstellingskas die de borgen voor de goede uitvoering van werken in orde brengt. Op deze manier beschikt de aannemer over een groter werkkapitaal en vermijdt hij dure kredieten bij de bank Borgstellingskas Bouwunie: Alain Vanhaverbeke, tel. 050 47 47 20, fax 050 47 47 26, borgstellingskas.bouwunie@admb.be. - Patronale Vereveningsdienst voor het gewaarborgd loon Een door ziekte of ongeval arbeidsongeschikte arbeider die minstens 1 maand ononderbroken in dienst is, heeft recht op gewaarborgd loon. PV Bouwunie, een onafhankelijke dienst binnen Bouwunie en ADMB Dienstengroep, betaalt dit door het bouwbedrijf (<20 werknemers) betaalde gewaarborgd loon terug (à 94,81%). Deze dienstverlening, die ook de controle op de arbeidsongeschiktheid kan omvatten, is gratis maar hiervoor moet het bouwbedrijf zich wel aansluiten bij de patronale vereveningsdienst. Patronale Vereveningsdienst Bouwunie: Alain Vanhaverbeke, tel. 050 47 47 20, fax 050 47 47 26, pv.bouwunie@admb.be. - Grondwijzer Bij Grondwijzer, een initiatief van Bouwunie, SGS Nederland en NAV, kunnen bedrijven, vooral kmo’s, terecht voor alle wettelijke verplichtingen waaraan ze dienen te voldoen wanneer ze grond wensen uit te graven en/of te vervoeren.

16

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR


DEEL 1. DIENSTVERLENING

Grondwijzer vzw, Polderdijkweg 16 – Haven 407, 2030 Antwerpen, tel. 03 545 87 58, fax 03 545 87 39, grondwijzer@grondwijzer.be - http://www.grondwijzer.be.

- Bouwunie Energieconsulenten

Om de bouwbedrijven waar nodig steun te geven in het adviseren van de klanten rond energie en duurzaam bouwen, heeft Bouwunie twee energieconsulenten in dienst: Mieke Bonnarens en Luc Dedeyne. Dit project wordt gesteund door de Vlaamse overheid. Zij ontwikkelen ook allerhande folders en pocketuitgaven rond o.a. energiepremies en energievriendelijke bouwen en renoveren die de klanten kunnen overtuigen om daadwerkelijk te investeren in energiezuinigheid. Speciaal voor zelfstandigen en kmo-bouwbedrijven die actief zijn in de markt van energiezuinig (ver)bouwen, ontwikkelde Bouwunie het label “EnergieBewuste Aannemer” (EBA). Met dit label kunnen aannemers aan de klanten bewijzen dat ze opgeleid zijn om hen bij te staan met raad én daad op vlak van energiebesparing. Meer info over het label vindt u op www.bouwunie.be. - Vinduwaannemer.be Steeds meer mensen gebruiken internet om een geschikte aannemer te vinden voor hun werken. Veel klanten vergelijken verschillende bedrijven online vooraleer ze contact opnemen. Bouwunie-leden kunnen gratis opgenomen worden in de online-database www.vinduwaannemer.be waar potentiële klanten en collega-ondernemers de bouwonderneming kunnen zoeken en vinden die bij hun noden past. Toegang tot een ruim ondernemersnetwerk Tijdens de vele Bouwunie-activiteiten ontmoeten de leden collega-ondernemers en experts allerhande. Leden zijn ook welkom op de Unizo-evenementen. Steeds een goede gelegenheid om contact te leggen met nieuwe klanten! Samen sterk met UNIZO Aannemers zijn in de eerste plaats ondernemers. Door de samenwerking van Bouwunie en Unizo genieten de leden van de diensten van beide organisaties. Dit geeft extra voordelen. Een sterk netwerk, doeltreffend lobbywerk, toegang tot een uitgebreid kennisnet,… Samen staan we sterk in de bouw. Bovenstaande is slechts een beknopt overzicht van de doelstellingen, werking en activiteiten van Bouwunie. Voor verdere info, contacteer ons:

Bouwunie Maria-Theresialaan 35, 1800 Vilvoorde tel. 02 588 11 00, fax 02 253 07 45 info@bouwunie.be - www.bouwunie.be

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR

17


DEEL 1. DIENSTVERLENING

Hoofdstuk 2. Bouwunie technieken stelt zich voor Bouwunie Technieken is de sectororganisatie voor zelfstandige ondernemers en kmo’s in de sector verwarming, sanitair, klimatisatie, ventilatie en luchtbehandeling en hernieuwbare energietechnieken. Bouwunie Technieken is, als gesprekpartner in allerlei overlegorganen en met meer dan 2000 leden de grootste beroepsorganisatie voor installateurs in Vlaanderen. Als lid van deze organisatie kan u als installatiebedrijf rekenen op een sterk team dat steeds de vinger aan de pols houdt in de sectordossiers en zijn dienstverlening steeds afstemt op de noden van vandaag. Bouwunie Technieken wordt vertegenwoordigd door deze collega’s installateurs: Jean-Pierre De Vogel (voorzitter, Sint-Niklaas), Jean-Pierre Geerts (ondervoorzitter, Brecht), Rudy Van Verre (ondervoorzitter, Buggenhout), Dirk Van de Wynckel (secretaris, Brugge), Karel Baeke (Beernem), Peter Deckers (Kinrooi), Robert Daisomont (Aartselaar), Wim Daisomont (Aartselaar), Ivan Decloedt (Eernegem), Geert De Decker (Boom), Hans Delannoye (Waarloos), Kurt Goetgebuer (Eke), Danny Hendrickx (Ternat), Eric Maertens (Torhout), Filip Maes (Roeselare), Louis Mertens (Brecht), Eric Motmans (Hasselt), Cornelius Nonneman (Meerdonk), André Pillaert (Brugge), Gunter Smet (Borsbeek), Gilbert Ticquet (Wuustwezel), Nico Van Erckel (Aarschot), , Luc Verelst (Edegem), Eddy Willems (Bassevelde), Guido Wuytens (Houthalen) en Jan Vandenbulcke (Deerlijk).

Voorzitter Bouwunie Technieken, Jean-Pierre De Vogel (ATS De Vogel NV te Sint-Niklaas)

Ondervoorzitter Bouwunie Technieken, Jean-Pierre Geerts (PLumco BVBA te Kruibeke)

Ondervoorzitter Bouwunie Technieken, Rudy Van Verre (Gezel II te Buggenhout)

Zo kan u op elk moment terecht bij de ombudsdienst voor alle sectorgerichte vragen. U kan tevens rekenen op een administratieve bijstand. Zo reiken we u, samen met de adviesdienst van Bouwunie, de nodige modeldocumenten aan, voorzien we indien nodig de wettelijk opgedragen attesten en rapporten, ontwikkelen we de nodige hulpmiddelen om uw administratieve taken tot een werkbaar geheel te maken. Belangenverdediging voor u en uw collega’s Door de Vlaamse wetgeving op het onderhoud van stookinstallaties, het invoeren van energielabels op verwarmingsinstallaties, de milieu-, veiligheids-, technische-, en administratieve wet- en regelgevingen wordt de installateur opgezadeld met nog maar eens nieuwe erkenningsverplichtingen, nog meer administratieve rompslomp of andere soms zinloze taken, opgelegd door de overheidsinstanties. Bouwunie Technieken reageert hierop en formuleert de mogelijke oplossingen om tot een gezond en werkbaar klimaat te komen. De bestuurdersgroep komt tweemaandelijks samen om de knelpunten in het beroep te bespreken en de nodige instructies mee te geven aan het secretariaat en

18

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR


DEEL 1. DIENSTVERLENING

de adviseurs van Bouwunie. Hun stem is immers onontbeerlijk om goed werk af te leveren. Daarnaast werken ze actief mee aan preventie- en sensibiliseringscampagnes onder meer op het vlak van COpreventie, milieubewust ondernemen, prijszettingen, enzovoort. Bij hen kan Bouwunie Technieken zelf terecht voor advies en rekenen op hun professionele knowhow.

Welke dossiers volgt Bouwunie Technieken nauwgezet op? - Energielabels voor verwarmingsinstallaties, warmtepompen, zonnecollectoren e.d. - Ecodesign 2015 - Verplicht aandeel hernieuwbare energie bij nieuwbouwwoningen 2014 - Minimale eisen voor het vernieuwen van installaties in bestaande gebouwen, vanaf 2015 - de vervanging van het KB van 6 januari 1978 dat op Vlaams niveau resulteerde in een nieuw besluit; - de vervanging van het KB van 6 januari 1978 in Brussel en Wallonië; - de problematiek omtrent de liberalisering van de energieleveranciers, de driehoek “installateur, netbeheerder en leverancier”; - de praktische uitwerking van de energieprestatieregelgeving; - de praktische invulling van de kwaliteitsbewaking voor ventilatiesystemen; - de legionellawetgeving; - de campagnes rond “Duurzaam Bouwen”; - de sectorgerichte dossiers omtrent Cerga, Mazoutexpert, enz… - de dossiers rond CO-preventie; - de onderwijsproblematiek in de sectorvorming koeling en verwarming; - de reglementering rond drinkwaterinstallaties; - de zoektocht naar geschikt en gemotiveerd personeel - de al dan niet verplichte certificeringsdossiers, rond het erkennen van technici hernieuwbare energie. Een directe lijn voor al uw vragen en opmerkingen Voor elke vraag kan een Bouwunielid terecht bij het gespecialiseerde team van adviseurs op het algemeen telefoonnummer 02 588 11 00. Voor meer sectorspecifieke zaken staat het secretariaat van Bouwunie Technieken u graag te woord, via Dirk Van De Wynckel op het telefoonnummer 050 47 46 60 of via e-mail Dirk.Vandewynckel@bouwunie.be.

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR

19


DEEL 1. DIENSTVERLENING

Informatieverstrekking, concreet en zonder omwegen Het informeren van onze leden blijft van primordiaal belang. Gezien het steeds veranderende ondernemersklimaat op het vlak van richtlijnen, administratieve verplichtingen en wetgevingen ziet Bouwunie Technieken, samen met de adviseurs en regiocoördinatoren, het als één van zijn belangrijkste taken om gedegen en bruikbare informatie te verstrekken. We geven u graag een overzicht mee van de informatiebronnen waar u als installateur terecht kan: - Bouwnieuws: hét ledenblad bij uitstek om op de hoogte te blijven van alle syndicale dossiers; de cijfers en indexen die uw bedrijf aangaan; de uitgebreide thema-artikels; de aankondigingen van infoavonden, seminaries en netwerkmomenten, enz. Het ledenblad valt 9 keer per jaar in de brievenbus. - Bouwflash: de digitale nieuwsbrief van Bouwunie is de meest directe vorm van Bouwunie’s informatieverstrekking. Het ondernemerslandschap verandert immers dagelijks waardoor Bouwunie zich verplicht voelt om u, via uw mailbox, constant op de hoogte te brengen van de meest belangrijke zaken; - Brandend actueel: De digitale nieuwsbrief van Bouwunie-Technieken, met een antwoord op alle sectorvragen voor de installateur, aankondigingen van sectorgerichte infosessies, bestelformulieren, sectorgerichte dossierbesprekingen, de rubriek ‘de meest gestelde vragen over…’, enz. Inschrijven kan via mail Dirk.Vandewynckel@bouwunie.be - Brochures en handleidingen, gericht op de installateur centrale verwarming. Zo heeft Bouwunie Installateurs een brochure ter beschikking over het Vlaamse besluit omtrent het onderhoud en nazicht van centrale stooktoestellen. Deze brochure werd opgesteld in samenwerking met de Vlaamse Overheid, Informazout, KVBG en Testo. Hij is te verkrijgen via het secretariaat op eenvoudige aanvraag; - Sectorgerichte infoavonden: Afhankelijk van de actualiteit speelt Bouwunie Technieken in op de vraag om infosessies te organiseren waar zowel technische als syndicale thema’s worden behandeld. Enkele themavoorbeelden zijn: “alle facetten van water voor de installateur”, “De vernieuwde legionellawetgeving”, “de cv-installatie van de toekomst”, “de installateur en de EPB-wetgeving”, “alles over ventilatie voor de installateur”, “het hydraulisch evenwicht in de verwarmingsinstallatie”, “de relatie tussen installateurs en de nieuwe milieuwetgevingen”, enz.

20

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR


DEEL 1. DIENSTVERLENING

Forum Hernieuwbare Energie In het najaar van 2011 heeft Bouwunie in samenwerking met Nelectra (de federatie voor de elektrosector) het “Forum Hernieuwbare Energie” in het leven geroepen. Waarom een Forum? Tegen 2021 moeten alle nieuwbouwwoningen ‘bijna-nulenergiewoningen’ (BEN) zijn, volgens de Europese EPB-richtlijn. Dit betekent dat woningen tegen dan extreem energiezuinig moeten zijn. Bovendien moet de resterende energiebehoefte voor die woning op dat ogenblik grotendeels gecompenseerd worden door de eigen productie van hernieuwbare energie. Een eerstvolgende stap in het tijdspad richting 2021 wordt in 2014 genomen. Vanaf dan mag een woning maximaal een E-peil hebben van 60. Het is evident dat deze eisen een serieuze en niet te missen uitdaging betekenen voor de uitvoerders van bouwprojecten. Niet in het minst voor de installateurs van de technieken! Doel van het Forum? Het is de bedoeling een volwaardige werking uit te bouwen via dit forum, waarbij we door inbreng van de leden komen tot syndicale standpunten. Zo ontstaat een dynamisch klankbord dat kan reageren op nieuwe regelgevingen en beleidskoersen. We kunnen vanuit deze werking bestaande opleidingen, seminaries en andere initiatieven evalueren, alsook de noden in de sector tijdig detecteren en bijsturen. Tevens zal het forum fungeren als discussieplatform bij vraagstukken die leven bij en invloed hebben op de markt van hernieuwbare energieën. Wie kan er deel uitmaken van het Forum? Zaakvoerders of leidinggevenden van installatiebedrijven die verband houden met de doelstellingen van het forum (installatiebedrijven van verwarming, sanitair, luchtbehandeling, elektro, enz…) Boorfirma’s of putboorders, algemene aannemers met interesse in dit thema,….. Wenst u als lid van Bouwunie deel uit te maken van het Forum Hernieuwbare Energie, neem dan contact op met de coördinator, Dirk Van De Wynckel.

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR

21


DEEL 1. DIENSTVERLENING

Project VerKHEn “Verruim uw Kennis over Hernieuwbare Energie

Nieuwe woningen waarvoor een stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd vanaf 2014 moeten een minimaal aandeel aan hernieuwbare energie produceren. Dit betekent dat elke nieuwbouwwoning voortaan beschikt over minstens één installatie met een warmtepomp, zonneboiler, PV-panelen of biomassa (tenzij de bouwheer opteert voor participatie in een hernieuwbare energieproject). Bovendien moeten woningen een E-peil halen van maximaal 60. Vanaf 2021 moeten woningen zelfs bijna-energieneutraal (BEN) zijn, en vermoedelijk een E-peil van maximaal 30 halen. Tussentijds zijn er nog enkele verstrengingen op het pad naar bijna-energieneutraal. Aangezien het toepassen van hernieuwbare energie het E-peil drastisch kan doen zakken, zal ook dit de toepassing van hernieuwbare energie aanzwengelen. De architecten, aannemers en installateurs staan dan ook voor de uitdaging om diverse toepassingen van hernieuwbare energie in één woningbouwproject te combineren en te integreren, en dat op een betaalbare manier. Slagen de architecten, aannemers en installateurs er niet in deze technieken op een doordachte manier te combineren en te integreren in hun project, dan zal dit het comfort, het energiebesparingspotentieel én vooral ook de betaalbaarheid in het gedrang brengen. Met als bijkomend gevolg dat kandidaat-bouwers hun toevlucht nemen naar bestaande woningen. Om de inzetbaarheid, de kennis en kunde van de 3 doelgroepen, met name de aannemers, de installateurs en de architecten, te bevorderen, heeft Bouwunie het project “VerKHen” opgesteld. Het beoogt: - voor architecten: degelijke integratie van technieken in hun project, zo betaalbaar mogelijk houden van nieuwbouw in de aanloop naar 2021, comfort en energiebesparing voor de bouwheer mogelijk maken, oplossingen op maat kunnen formuleren bij renovaties (wat hen een meerwaarde geeft t.o.v. renovaties die zonder architect verlopen); - voor installateurs: hen een toekomst geven in hernieuwbare energie, als de markt van klassieke (al dan niet condenserende) ketels afneemt of slabakt, hen wapenen tegen (oneerlijke) concurrentie van one-shot-bedrijven; - voor aannemers: integratie van technieken in hun project, ondersteuning voor goede samenwerking en afstemming met andere bouwpartners, op een betaalbare manier hernieuwbare energie integreren, ondersteuning voor het adviseren van hun klanten, bv. bij renovaties zonder architect.

22

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR


DEEL 1. DIENSTVERLENING

Het project loopt over 2 jaar en omvat: 1. Analyse: Aftoetsing bij de architecten, de aannemers en de architecten: wat zijn hun huidige ervaringen, hoe is het gesteld met hun kennis, wat vragen hun klanten, hoe informeren en adviseren ze hun klanten, zijn ze op de hoogte van de actuele regels, enz? Deze aftoetsing zal gebeuren aan de hand van een enquête, voorgelegd aan 8893 algemene en ruwbouwbedrijven, 5041 installatiebedrijven en 3600 architectenbureaus. Na een grondige analyse van deze resultaten, worden gerichte sensibiliserings- en opleidingsacties opgezet. 2. Sensibilisering, uitdieping en permanente ondersteuning: Dit traject zal de doelgroepen in staat stellen om hun kennis op punt te stellen en hun ervaringen te delen. De voorgenomen acties zijn: a. publicaties: technische artikelen in de leden- en vakbladen, de verschillende websites, gerichte nieuwsbrieven,…; b. folders ten behoeve van de particuliere klant: deze folders zullen de doelgroepen helpen om hun adviezen, zowel voor de nieuwbouw- als de renovatieprojecten op een neutrale maar gerichte manier te funderen; c. infosessies: de infosessies, die zullen georganiseerd worden over het ganse Vlaamse Gewest zullen de doelgroepen over alle aspecten van hernieuwbare energie onderrichten. Dit zowel op technisch, commercieel/marketing en beleidsmatig vlak; d. workshops: via werfbezoeken en het deelnemen aan proefprojecten zullen de doelgroepen ervaring kunnen opdoen, alsook hun ervaringen kunnen delen. Dit zal vooral de onderlinge communicatie bevorderen; e. technologiebezoeken: wie nog dieper in de materie van hernieuwbare energie wil duiken, zal kunnen deelnemen aan lezingen en workshops in laboratoria van hogescholen, fabrikanten, leveranciers, enz.; f. hands-on begeleiding en hotline: wie een beroep wenst te doen op deskundig advies tijdens de opstartfase of tijdens de looptijd van een bouwproject, kan terecht bij de cel van energiedeskundigen van Bouwunie en NAV. Zij zullen de doelgroepen ook begeleiden op de werven zelf. Contactadres Bouwunie Technieken, Forum Hernieuwbare Energie, VerKHEn Dirk Van De Wynckel Maria-Theresialaan 35, 1800 Vilvoorde tel. 050 47 46 60 e-mail Dirk.Vandewynckel@bouwunie.be

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR

23


DEEL 1. DIENSTVERLENING

Hoofdstuk 3. Diensten voor de zelfstandige ondernemer Naast de algemene belangenbehartiging ten aanzien van de overheid en de andere sociale partners, is de dienstverlening aan de zelfstandige ondernemers en kmo van prioritair belang. Daartoe wordt er samengewerkt met de belangrijkste dienstverlenende organisaties voor zelfstandige ondernemers in Vlaanderen. Deze diensten adviseren en begeleiden de zelfstandige ondernemers en KMO op het vlak van het sociaal statuut, personeelsadministratie en -beleid, marketing, fiscaliteit, financieel beheer, verzekeringen, milieuwetgeving, enz. 3.1. ZENITO, Sociaal Verzekeringsfonds Sociale zekerheid is voor ondernemers heel belangrijk. Want ondernemers nemen risico’s die anderen niet nemen. Het komt erop aan de risico’s te beheersen en uw zaak en gezin te beschermen bij ziekte of ongeval. Hoe? Zenito zoekt het samen met u uit. Om te kunnen genieten van sociale zekerheid: pensioen, kinderbijslag, vergoeding bij arbeidsongeschiktheid enz. is iedere zelfstandige wettelijk verplicht aan te sluiten bij een sociaal verzekeringsfonds. Zenito verzorgt snel, correct en efficiënt uw sociaal statuut. Maar bij Zenito bent u er ook zeker van dat u in moeilijke situaties de beste oplossing krijgt. Dat doet Zenito met grote betrokkenheid. Door de samenwerking met Startersservice (zie hoofdstuk 4) biedt Zenito ook voor de volledige opstartproblematiek de perfecte oplossing (o.a. via het ondernemingsloket Zenito). Zenito Sociaal Verzekeringsfonds vzw Willebroekkaai 37, 1000 Brussel, tel. 02 21 22 230 e-mail: sociaalverzekeringsfonds@zenito.be, www.zenito.be 3.2. Zenito Aanvullend Pensioen Het wettelijk sociaal vangnet voor zelfstandigen is beperkt. Via Zenito Aanvullend Pensioen kunt u een degelijke sociale bescherming op maat opbouwen. Via het Sociaal VAP geniet u van een 15% hogere fiscale aftrekbaarheid t.o.v. een gewoon VAP. En naast een rust- en/of overlevingspensioen, zijn er in een Sociaal VAP ook aanvullende waarborgen voorzien. Met andere woorden: via een Sociaal VAP bouwt u uw sociale bescherming verder uit, dit naast het wettelijk statuut. Zenito Aanvullend pensioen cvba Willebroekkaai 37, 1000 Brussel, tel. 02 21 22 411, fax 02 238 04 79 e-mail: aanvullendpensioen@zenito.be 3.3. Sociale secretariaten De aansluiting bij een sociaal secretariaat is niet verplicht, maar ten zeerste aan te raden. Een erkend sociaal secretariaat verzorgt immers een aantal wettelijke verplichtingen van de werkgever

24

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR


DEEL 1. DIENSTVERLENING

tegenover bv. de RSZ, belastingen, kinderbijslagfondsen, verzekeringsmaatschappijen. Daarnaast verzorgt een sociaal secretariaat uiteraard ook de loonadministratie: loonberekeningen, aflevering van loonstroken, individuele rekeningen, Ook de nieuwe ontwikkelingen in e-government worden door het sociaal secretariaat op de voet gevolgd: bv. Dimona (elektronische mededeling in- en uitdiensttreding), aangifte sociaal risico (ziekte, arbeidsongevallen, werkloosheid). Verder is ook een service op maat vanzelfsprekend: bijstand op het vlak van documenten, tijdsregistratiesystemen, bestellingen maaltijdcheques, HRM-bijstand, simulatie ontslagberekening, simulatie bruto-nettoloon, personeelsrecrutering en –selectie, enz. Bouwunie werkt samen met de volgende sociale secretariaten: 3.3.1. ADMB Sociaal Bureau ADMB Sociaal Bureau is actief in de provincies Oost- en West-Vlaanderen, Antwerpen en Brabant. hoofdzetel: Sint-Clarastraat 48, 8000 Brugge, tel. 050 47 41 11, fax 050 47 44 79 www.admb.be – e-mail: info@admb.be 3.3.2. SOFIM SOFIM is actief in de provincie Limburg: Maastrichtersteenweg 254, 3500 Hasselt, tel. 011 26 30 30, fax 011 23 21 04 www.sofim.be – e-mail: info@sofim.be 3.4. ADMB-kinderbijslagfonds Het ADMB-Kinderbijslagfonds verzorgt de uitbetaling van geboorte- en adoptiepremies en kinderbijslagen aan de werknemers van de aangesloten werkgevers. Voor de kinderen van de aangesloten werkgevers zelf, wordt de kinderbijslag betaald door het sociaal verzekeringsfonds voor zelfstandigen waarbij de werkgever aangesloten is (bv. Zenito Sociaal Verzekeringsfonds). ADMB-Kinderbijslagfonds Sint-Clarastraat 48, 8000 Brugge, tel. 050 47 41 11, fax 050 47 42 09 www.admb.be/nl/kinderbijslagfonds 3.5. Externe Dienst voor preventie en bescherming voor de kmo (Provikmo) De welzijnswet van 4 augustus 1996 verplicht elke werkgever een interne dienst voor preventie en bescherming op werk met één of meerdere preventieadviseurs op te richten. Een geïntegreerde, globale benadering van de preventie en multidisciplinariteit moet hierbij voorop staan, waarbij maatregelen genomen moeten worden op het vlak van arbeidsveiligheid, bescherming van de gezondheid van de werknemers, ergonomie, stressbestrijding, arbeidshygiëne, verfraaiing van de werkplaatsen, de invloed van het leefmilieu op de arbeidsomstandigheden, en psychosociale risico’s op het werk. Voor heel wat bedrijven is het echter onmogelijk dit opgelegde takenpakket zelf in te vullen en is het noodzakelijk een beroep te doen op een externe dienst voor preventie en bescherming op het werk.

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR

25


DEEL 1. DIENSTVERLENING

De afdeling “medisch toezicht� van Provikmo staat in voor de verplichte medische onderzoeken van de werknemers, aangiftes van beroepsziekten, gezondheidsadviezen, verplichte inentingen,... Externe dienst voor preventie en bescherming voor de kmo (Provikmo) Dirk Martensstraat 26 /1, 8200 St.-Andries-Brugge tel. 050 47 47 59, fax 050 47 47 58 www.provikmo.be 3.6. Medicontrol Deze dienst organiseert voor haar leden-werkgevers de controle op de afwezigheid van werknemers wegens ziekte. Bij misbruik wordt de werkgever ingelicht over de te nemen maatregelen. Medicontrol St.-Clarastraat 48, 8000 Brugge tel. 050 47 47 24, fax 050 47 47 26 e-mail: controle@medicontrol.be

Hoofdstuk 4. STARTERSBEGELEIDING Bouwunie ontwikkelde voor de starters in de bouwsector een specifiek op de sector afgestemde starterswerking. Dit begeleidings- en opleidingsproject werd door Bouwunie en UNIZO Startersservice ontwikkeld om startende ondernemers in de bouw een grotere kans op slagen te bieden. De Bouwunie-Startersbegeleiding biedt de starters in de bouwsector de geschikte informatie en aangepast advies aan. Dit gebeurt in samenwerking met UNIZO Startersservice, marktleider in het begeleiden van kandidaat-starters. U kan in de regionale UNIZO-kantoren terecht voor: Individueel startersadvies Heeft u concrete plannen? De UNIZO Startersadviseur helpt u met individueel advies. Samen met de adviseur bekijkt u de problemen, de opportuniteiten en de belangrijkste praktische zaken. Zo start u uw eigen zaak met de grootste kans op succes! Startersactiviteiten en opleidingen Dit startersadvies wordt aangevuld met een hele reeks informatieactiviteiten. Wil u een eerste kennismaking met de opstart van een zaak, volg dan een gratis infosessie. Elke dag kan u wel ergens in Vlaanderen terecht voor een infosessie. Tijdens starterscursussen krijgt u een doorgedreven startersopleiding. Op een vijftal avonden leert u van specialisten en ervaringsdeskundigen alles wat u moet weten voordat u start. Jaarlijks in de periode april-mei kan u ook met al uw startersvragen terecht op de Vlaamse Startersweek (check www.unizo.be/vlaamsestartersweek voor de juiste datum).

26

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR


DEEL 1. DIENSTVERLENING

Inschrijvingen bij het ondernemingsloket Als u dit concreet wenst, kan u ook een beroep op ons doen voor het in orde brengen van alle formaliteiten verbonden aan de opstart van een eigen zaak (via het Zenito-ondernemingsloket). Zo bent u er meteen zeker van dat u met alles in orde bent. Online begeleiding Een schat aan informatie over het starten vindt u op www.unizo.be/uwzaakstarten. U vindt er alles over startvoorwaarden en –formaliteiten, over ondernemingsvormen, financiering, bedrijfsbeheer, sociaal statuut enz. Via een aantal meest gestelde vragen en een efficiënt zoeksysteem vindt u in een handomdraai de informatie die u zoekt. Een handige tool is de online begeleiding die u door middel van checklists overal doorheen loodst en u helpt bij het uitwerken van uw idee! De financiële haalbaarheid van uw idee toetst u met de hulp van de UNIZO Startsimulator: gratis software voor het opstellen van uw financieel plan, te downloaden via http://www.unizo.be/startsimulator. Registreer u ook gratis op de UNIZO Startersservice Nieuwsbrief, mét alle nieuwtjes over het ‘starterslandschap’. Publicaties Naast de vele informatie en handige tools op www.unizo.be/uwzaakstarten is er ook de uitgebreide brochure ‘Starten met een eigen zaak’. Deze brochure werpt een licht op het onderscheid m.b.t. het sociaal statuut en de verplichtingen voor hoofd- en bijberoep. Gratis te verkrijgen in het UNIZOregio-secretariaat. Startersservice Willebroekkaai 37, 1000 Brussel, tel. 078 35 39 39, fax 02 230 93 54 service@unizo.be - www.unizo.be/uwzaakstarten www.bouwunie.be/ikstartindebouw: specifieke informatie voor de bouwstarter De Starterssite van Bouwunie biedt specifieke informatie op maat van de starter in de bouwsector. De starter vindt er een handig stappenplan dat hem helpt om een gezond bouwbedrijf uit te bouwen. Naast het stappenplan, vindt u er ook diverse nuttige adressen. Bouwunie Startersbegeleiding Maria Theresialaan 35, 1800 Vilvoorde, tel. 02 588 11 00, fax 02 253 07 45 info@bouwunie.be, www.bouwunie.be

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR

27


DEEL 2. ELEKTRONISCHE AANWEZIGHEIDSREGISTRATIE EN CONSTRUBADGE

Deel 2. Elektronische aanwezigheidsregistratie en Construbadge Hoofdstuk 1. De elektronische aanwezigheidsregistratie - checkinatwork Sedert 1 april 2014 moet de aanwezigheid geregistreerd worden op werven van 800.000 euro (excl. btw) of meer. Niet enkel uw eigen werknemers, maar ook de werknemers van uw onderaannemers, alsook de zelfstandigen moeten zich registreren. Omdat de bouwsector een fraudegevoelige sector is, heeft de regering beslist dat men de fraude en sociale dumping het best zou kunnen detecteren via een elektronische aanwezigheidsregistratie. Bouwunie heeft hierover lang haar twijfels geuit en gelooft nog steeds niet dat dit het ideale en meest werkbare fraudebestrijdingsmiddel is. Op welke werven geldt de elektronische aanwezigheidsregistratie? Enkel op werven van 800.000 euro (excl. btw) of meer, die vanaf 1/04/2014 opgestart worden. Hoe wordt de drempel van 800.000 euro bepaald? Dit is het totale bedrag dat de hoofdaannemer zal factureren aan de opdrachtgever/bouwheer. Of het totaalbedrag dat de verschillende hoofdaannemers (in dit geval zijn zij nevenaannemer van elkaar) aan de opdrachtgever/bouwheer zullen factureren. Wat met werken in regie? Als u als hoofdaannemer, geheel of gedeeltelijk, werkt in regie, zal u een schatting moeten maken van uw werken, om na te gaan of de 800.000-grens bereikt zal worden of niet. Hoe kent de eerste aannemer die de melding doet, het totale bedrag van alle overeenkomsten die met de bouwheer afgesloten zijn? Hij kan deze informatie bij de bouwheer verkrijgen. Kan men als hoofd- of nevenaannemer, die verplicht is de werfmelding te doen, nagaan of een betrokken werf de 800.000 euro-grens bereikt heeft of niet? Ja, zowel de bouwheer als de aannemer die verplicht de werfmelding moet doen (als hoofdaannemer of nevenaannemer), kan via de webtoepassing “werfmelding 30bis” (“aangifte van werken”), nagaan of het een werf betreft waarbij de 800.000 euro (excl. btw) al dan niet bereikt en/of overschreden wordt. Om privacy redenen is het natuurlijk niet mogelijk om het individueel bedrag van elke tussenkomende hoofd- of nevenaannemer op de werf te bekijken of te consulteren. Worden de gepresteerde uren hiermee ook geregistreerd? Neen. Het is enkel een aanwezigheidsregistratie en geen urenregistratie (men moet met andere woorden geen IN en OUT registreren, enkel een IN).

28

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR


DEEL 2. ELEKTRONISCHE AANWEZIGHEIDSREGISTRATIE EN CONSTRUBADGE

Worden de aannemers en onderaannemers door de RSZ op de hoogte gebracht dat het drempelbedrag bereikt is? Ongeacht het bij de opstart of tijdens de looptijd van een werf betreft, het feit dat het gaat over een werf van 800.000 euro (excl. btw) of meer, moet door de hoofdaannemer gemeld worden aan de andere aannemers. De RSZ zal tevens naar alle aannemers en onderaannemers, die gemeld werden – in het kader van de werfmelding – op een werf van 800.000 euro of meer, een bericht sturen om hen erop te wijzen dat de elektronische aanwezigheidsregistratie van toepassing is op die werf. Daarenboven zal de RSZ een affiche voorzien (met QR-code) die uitgehangen kan worden op de werf, waaruit moet blijken dat het een werf is die onderworpen is aan de verplichte elektronische aanwezigheidsregistratie. Hoe gaat de RSZ weten wie betrokken is op dergelijke werven? Werven van 800.000 euro (excl. btw) of meer zijn allemaal, zonder uitzonderingen, werven die gemeld moeten worden in het kader van de verplichte werfmelding 30bis (alle werven van 30.000 euro (excl. btw) of meer moeten in dit kader gemeld worden, alsook alle werven waar ook onderaannemers zullen werken, op uitzondering van zeer kleine werven met slechts 1 onderaannemer). Wie moet zijn aanwezigheid registreren en wanneer precies? Volgende personen moeten zich registreren op de betrokken werf: - alle personen die werken in onroerende staat verrichten, dit zijn o.a.: - alle eigen arbeiders - de werknemers van de onder-(onder-…-onder-)aannemers - de uitzendkrachten ter info: het uitzendkantoor is een onderaannemer (moet dus gemeld worden). Het is de gebruiker van de uitzendkracht die de elektronische aanwezigheidsregistratie moet doen/voorzien (niet de werkgever van de uitzendkracht, zijnde het interimkantoor) - de zelfstandigen - werkende vennoten - al dan niet bezoldigde leerlingen-stagiairs, leercontracten - werfleiders - monteurs van torenkranen, - de plaatsers van bureaucontainers, - chauffeurs betonmixers die beton rechtstreeks storten/pompen in bekisting (tip: factuur beton met btw verlegd) - operatoren van betonpompen - bedieners van machines die werken in onroerende staat verrichten - de bouwdirectie belast met het ontwerp: iedere natuurlijke of rechtspersoon die voor rekening van de opdrachtgever zorgt draagt voor het ontwerp van het bouwwerk (bv. architect, ontwerper); - de bouwdirectie belast met de uitvoering: iedere natuurlijke of rechtspersoon die voor rekening van de opdrachtgever zorgt draagt voor de uitvoering van het bouwwerk (bv. de hoofdaannemer); - de bouwdirectie belast met de controle op de uitvoering: iedere natuurlijke of rechtspersoon die voor rekening van de opdrachtgever zorgt draagt voor het toezicht op de uitvoering van het bouwwerk (bv. de architect);

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR

29


DEEL 2. ELEKTRONISCHE AANWEZIGHEIDSREGISTRATIE EN CONSTRUBADGE

- de veiligheidscoördinator-ontwerp; - de veiligheidscoördinator-verwezenlijking. De aanwezigheid dient geregistreerd te zijn uiterlijk voorafgaand aan het betreden van de werf. Wie moet zijn aanwezigheid dan niet melden? Onderstaande personen moeten hun aanwezigheid niet registreren alvorens ze de werf betreden: - de bouwheer / opdrachtgever / klant, - de architect (voor zover hij niet onder de noemer van de bouwdirectie valt zoals hierboven opgesomd), - de medewerkers van studiebureaus (stabiliteit, speciale technieken,…) - personen die instaan voor het bepalen/vaststellen van het EPB-peil - de directie, verkoper, kwaliteitsverantwoordelijke (van een van de aanwezige bouwbedrijven op de werf), voor zover zij geen werken in onroerende staat verrichten, - personen die niet behoren tot het personeelsbestand van aannemersbedrijven actief op de werf zoals een verzekeringsmakelaar, een expert, een commercieel verantwoordelijke,… - de technicus die de werf bezoekt in het vooruitzicht een offerte op te maken / af te geven - leveranciers, - chauffeurs die geen werken in onroerende staat verrichten (enkel leveren, laden en lossen), - chauffeurs van betonmixers (voor zover zij enkel leveren – tip: factuur beton met 21%) - werknemers van een leverancier die, onder waarborg, schade komen herstellen, waarbij er enkel een leveringscontract is (geen levering met plaatsing!) en voor zover dit na de voorlopige oplevering wordt uitgevoerd - administratief personeel, ook al zijn zij veel of continu aanwezig op de werf Wie is verantwoordelijk voor de elektronische aanwezigheidsregistratie? In principe de hoofdaannemer voor de ganse werf. Hij kan echter contractueel bepalen dat de onderaannemer zelf instaat voor de elektronische aanwezigheidsregistratie, maar hierdoor wordt hij niet ontslagen van zijn verantwoordelijkheid. De werkgever is verantwoordelijk voor de registratie van zijn eigen werknemers. De zelfstandigen zijn in principe verantwoordelijk voor hun eigen registratie. Moet ik contractueel, met mijn onderaannemers of werknemers iets bepalen? Het is aangewezen dat u in uw contracten met uw onderaannemer een bepaling opneemt betreffende de elektronische aanwezigheidsregistratie. Bouwunie heeft dergelijke bepaling opgenomen in haar modelcontracten van aanneming en onderaanneming. Het is voor werkgevers ook aangewezen om in het arbeidsreglement in de lijst / opsomming van inbreuken die kunnen leiden tot een sanctie of tot ontslag wegens dringende reden, opgenomen wordt dat de werknemers die zich niet houden aan de verplichting zich te registreren op werven, daar waar van toepassing of waar opgelegd door de werkgever, een sanctie opgelegd kunnen worden of, bij herhaalde ingebrekestelling, ontslagen kunnen worden wegens dringende reden.

30

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR


DEEL 2. ELEKTRONISCHE AANWEZIGHEIDSREGISTRATIE EN CONSTRUBADGE

Voorbeeld van formulering: - een (geldelijke) sanctie of schorsing kan opgelegd worden aan de werknemer die zich niet houdt aan de verplichting zich te registreren op werven, daar waar wettelijk van toepassing of waar opgelegd door de werkgever - is een grond voor ontslag wegens dringende reden: de werknemer die zich, bij herhaalde ingebrekestelling, niet houdt aan de verplichting zich te registreren op werven, daar waar wettelijk van toepassing of waar opgelegd door de werkgever. Zijn er sancties aan verbonden? Ja, er kunnen zware boetes opgelegd worden zowel aan de hoofdaannemer als aan elke onderaannemer, zelfstandige, alsook aan de werknemers. Voor de bouwdirectie, de aannemer, de werkgever, … gelden sancties van niveau 3. Dit wil zeggen: - een strafrechtelijke geldboete: 600 – 6.000 euro of - een administratieve geldboete: 300 – 3.000 euro. In extreme gevallen (de niet-registratie heeft tot een arbeidsongeval van of gezondheidsschade voor een werknemer geleid), kan de sanctie zelfs van niveau 4 zijn. Dit wil zeggen: - een gevangenisstraf 6 maand tot 3 jaar en/of - een strafrechtelijke geldboete: 3.600 – 36.000 euro of - een administratieve geldboete: 1.800 – 18.000 euro. Weet dat ook uw werknemer een boete kan opgelegd worden, wanneer hij zichzelf niet zou registreren, terwijl u hem dit hebt opgelegd (bv. via smartphone of badgesysteem). Voor hen, zoals voor zelfstandigen, die zichzelf niet zouden registreren, geldt de sanctie van niveau 1. Dit wil zeggen: een administratieve geldboete: 60 – 600 euro. Op welke wijze moet de elektronische aanwezigheidsregistratie gebeuren? De RSZ heeft verschillende mogelijkheden voorzien: - een onlinedienst (pc-toepassing): - vanop uw bureau /kantoor /…. - via beveiligd portaal (hiervoor hebt u een beveiligde toegangscode nodig, aan te vragen bij de RSZ – tip: zie te volgen procedure: www.socialezekerheid.be => Werken met contractanten => registreren) - voorafgaandelijke registratie mogelijk (tot maximaal 30 dagen) - melding van aanwezigheid voor meerdere dagen mogelijk - een mobiele onlinedienst (via smartphone): - op de werf zelf - gebruik makend van QR-code (soort barcode) - beveiligde applicatie - een “Gateway” (laptop met kaartlezer voor e-ID): - vanop de werf - gebruik makend van de elektronische identiteitskaart - mogelijkheid om buitenlanders te registreren via Limosa-nummer

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR

31


DEEL 2. ELEKTRONISCHE AANWEZIGHEIDSREGISTRATIE EN CONSTRUBADGE

- een webservice (geautomatiseerde registratie, vertrekkend vanuit een eigen toepassing): - kan op de werf of vanop uw kantoor / bureau/… - maakt gebruik van uw track and trace-systeem of uw planningssysteem of – in voorkomend geval – uw eigen reeds bestaand badgesysteem - vereist programmatorische aanpassingen via uw leverancier van uw eigen toepassing - uw leverancier kan best contact opnemen met de RSZ voor de praktische uitwerking. Welke gegevens moeten er geregistreerd worden? - de gegevens van de natuurlijke persoon (u, uw werknemer, de zelfstandige, de buitenlander,…) - afhankelijk van de persoon die zich registreert, via rijksregisternummer, bis-nummer of Limosa-nummer - zou in de meeste gevallen automatisch moeten opgenomen kunnen worden (afhankelijk van het registratiesysteem) of via aanklikken / selecteren - de gegevens van de onderneming, werkgever of zelfstandige - veelal via ondernemingsnummer - ook van toepassing op buitenlanders - plaats van de werken - hiervoor dient men gebruik te maken van het werfmeldingsnummer - zou in principe automatisch kunnen (of via aanklikken / selecteren) - voor kaderovereenkomsten: zie verder - de datum van registratie - zal automatisch gebeuren - de gegevens van de persoon die de registratie doet - zal in principe – gezien het steeds via beveiligde weg gaat – automatisch moeten gebeuren. De wetgeving voorziet nog andere gegevens, maar deze zullen – op basis van bovenstaande gegevens – automatisch uit de bij de RSZ gekende/bestaande databanken en informatiestromen gehaald worden. Hoe kan ik weten of de registraties correct verlopen zijn? De RSZ zal elke correcte registratie bevestigen met een bevestigingsbericht. U kan ook steeds via de beveiligde portaalsite van de RSZ (onlinedienst – pc-toepassing) consulteren wie effectief geregistreerd is van uw bedrijf of in uw keten. Wat als ik me vergist heb of als er wijzigingen zijn? In principe moeten de geregistreerde gegevens per dag correct zijn. Doet men voorafgaandelijke registraties (bv. via pc vanop uw kantoor), dan kunnen verbeteringen steeds doorgegeven worden tot het einde van de dag waarop de registratie betrekking heeft. De oorspronkelijke meegedeelde gegevens blijven zichtbaar (zij worden m.a.w. niet gewist).

32

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR


DEEL 2. ELEKTRONISCHE AANWEZIGHEIDSREGISTRATIE EN CONSTRUBADGE

Verbeteringen, aanpassingen of zelfs annulaties bij voorafgaandelijke aanwezigheidsregistraties kunnen o.a. het gevolg zijn van: - vergissingen - het wegvallen van een werknemer (wegens ziekte, ongewettigd afwezigheid, plots ontslag,…) - wijzigingen in de planning - …. En als een van mijn werknemers meerdere werven per dag doet? In principe moet de werknemer dan op elke werf van 800.000 euro (excl. btw) of meer geregistreerd worden. Meerdere “(kleine) werven” bij uitvoering van een kaderovereenkomsten/raamcontract In het algemeen moet een raamcontract gemeld worden in het kader van de werfmelding 30bis (omdat het bedrag vaak de 30.000 euro overschrijdt). Bij de melding van dergelijke overeenkomst ontvangt men dus één werfnummer. In principe geldt dit voor het bedrag over een jaar. Alle tussenkomsten, in het kader van het raamcontract, tijdens dit jaar, moeten niet opnieuw gemeld worden. Aangezien er in een kaderovereenkomst vaak geen uniek adres kan opgegeven worden (veelal gaat het over verschillende plaatsen in een regio / gebied), moeten de plaatsen zo beschreven worden dat de werken identificeerbaar zijn (bijvoorbeeld: provincie Antwerpen, Infragebied Sint-Niklaas, alle bankkantoren van een bepaalde bank in West-Vlaanderen,…). In dergelijk geval zal de aanwezigheidsregistratie, bij alle werken uitgevoerd in het kader van een raamcontract, gekoppeld worden aan het werfnummer van de gemelde kaderovereenkomst (en dus niet aan elke precieze plaats van uitvoering van de werken). Hoe en wie kan de geregistreerde aanwezigen op een werf controleren? Via de desktop-toepassing kunnen verschillende personen de geregistreerden op een welbepaalde werf nagaan: - de opdrachtgever: kan iedereen zien die geregistreerd is op de werf - de bouwdirecties en de veiligheidscoördinatoren: kunnen iedereen zien die geregistreerd is op de werf - de hoofdaannemer (= aannemer die de werfmelding heeft gedaan): kan iedereen zien die in zijn aannemersketen is geregistreerd op de werf - de onderaannemer / zelfstandige: kan iedereen zien die geregistreerd is op een werf waarop hijzelf werkzaam is (en geregistreerd) - de werkgever: kan steeds zijn eigen werknemers zien die geregistreerd zijn - de werknemer: kan enkel zijn eigen registratie zien. Wat zien deze mensen: in principe enkel nummers (Limosa, rijksregisternummer, … en indien voorhanden de namen). Het spreekt voor zich dat ook de inspectiediensten de geregistreerde aanwezigen kunnen controleren en consulteren. Het gaat hier over alle sociale inspectiediensten. Kan ik een lijst van geregistreerde aanwezigen op een van mijn werven ook afprinten? Ja dit is mogelijk. Dit kan zowel in Excel als in PDF afgeprint worden.

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR

33


DEEL 2. ELEKTRONISCHE AANWEZIGHEIDSREGISTRATIE EN CONSTRUBADGE

Vanaf wanneer mag / moet men stoppen met de elektronische aanwezigheidsregistratie op een werf? In normale omstandigheden is dit vanaf het moment van de voorlopige oplevering of wanneer de contractuele relatie een einde neemt. Let op: Wanneer men op een werf de elektronische aanwezigheidsregistratie toepast, omdat men initieel van mening was (op moment van de werfmelding) dat het een werf zou zijn waarbij de drempel van 800.000 euro zou bereikt of overschreden worden, maar achteraf blijkt dat dit toch niet het geval zal zijn, dient men de elektronische aanwezigheidsregistratie verder toe te passen tot op het moment van de beëindiging van de werken (voorlopige oplevering). Indien zou blijken dat dit wegens een materiële vergissing was (bv. in de werfmelding schrijft men vermoedelijk bedrag van 850.000 euro i.p.v. 85.000 euro), dan dient men contact op te nemen met de RSZ. Moet ik in het kader van bepaalde overheidsopdrachten nu nog steeds verplicht een aanwezigheidslijst bijhouden? In het kader van bepaalde overheidsopdrachten bestaat momenteel de verplichting om een aanwezigheidslijst van de werknemers bij te houden. Een aantal bijzondere gegevens worden gevraagd en zo kan de aanbestedende overheid nagaan of de lonen correct betaald worden. Deze lijst valt onder de exclusieve wetgevende bevoegdheid van de aanbestedende overheden. Momenteel zijn er gesprekken aan de gang om na te gaan of het mogelijk is om deze lijst te vervangen door de raadpleging van de aanwezigheidsregistratie. Wat te doen bij technische problemen? Indien u niet in staat bent de elektronische aanwezigheidsregistratie te verrichten ten gevolge van technische problemen, zal u – wanneer u boetes wenst te vermijden – gebruik moeten maken van de zogenaamde “noodprocedure”. Deze noodprocedure is o.a. van toepassing wanneer u problemen hebt met uw eigen registratiesysteem, met de internetverbinding, met de toepassing Checkin@work,… De noodprocedure is beschreven in een nota van de RSZ, te vinden op de website van de RSZ: https:// www.socialsecurity.be/site_nl/employer/applics/checkinatwork/documents/pdf/procedure_N.pdf of via een link op de Bouwunie-website.

De rubriek “veel gestelde vragen” wijzigt regelmatig. Consulteer steeds online de meest recente versie op de website van de sociale zekerheid: www.socialezekerheid.be => “onderneming” => “werken met contractanten” => “checkinatwork” (rubriek “algemene info” => “veelgestelde vragen”).

34

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR


DEEL 2. ELEKTRONISCHE AANWEZIGHEIDSREGISTRATIE EN CONSTRUBADGE

Hoofdstuk 2. ConstruBadge De ConstruBadge, zijnde de visuele identificatiebadge voor alle bouwvakarbeiders, werd in de loop van september 2014 aan al de in België tewerkgestelde arbeiders afgeleverd. Ook de buitenlandse werknemers die naar België gedetacheerd worden, moeten een ConstruBadge ontvangen. Het principe is dat alle bouwvakarbeiders en buitenlandse gedetacheerde arbeiders de badge vanaf 1 oktober 2014 duidelijk – visueel – zullen moeten dragen. Waarom deze badge? De ConstruBadge, waarop de naam van zowel de werkgever als de werknemer zal staan, alsook de foto van de werknemer, heeft tot doel te pogen sociale dumping tegen te gaan. Dit zou gebeuren via de “sociale controle” onderling op de werf. De ConstruBadge zal in principe slechts voor 1 jaar geldig zijn (per kalenderjaar). Maar de eerste badge zal geldig zijn van oktober 2014 tot eind 2015. Tegen eind 2015 zal het FBZ de ConstruBadges in omloop brengen die geldig zijn in 2016. De lay-out van de ConstruBadge zal worden aangepast zodat men makkelijk kan zien dat het om een ConstruBadge 2016 gaat. Moet deze badge zichtbaar gedragen worden door mijn arbeiders? Hoewel er geen enkele wettelijke verplichting is, is het aangewezen uw arbeiders aan te sporen om deze badge zichtbaar te dragen. U kan best voorzien in aangepaste badgedragers, zodat er veilig gewerkt kan worden. Daarenboven is het tevens aangewezen dat u – al dan niet contractueel – uw onderaannemers aanspoort of zelfs verplicht om zijn eigen werknemers en de werknemers van zijn onderaannemers de ConstruBadge visueel te laten dragen. Enkel visuele controle dan? In eerste instantie wel. De badge is echter uitgerust met technologie die ook zal kunnen gebruikt worden in het kader van de elektronische aanwezigheidsregistratie, toegangscontrole, besturing van machines, … Men zal in de toekomst ook in staat zijn er andere (sectorale) informatie op te zetten, zoals bijvoorbeeld de gevolgde opleidingen,… Pas in een veel later stadium, zou de ConstruBadge een middel kunnen zijn ter vervanging van de C3.2A-kaart. Maar voorlopig zijn we nog niet zo ver. Enkel bouwvakarbeiders en gedetacheerde arbeiders. En de andere aanwezigen op de werf? Hetgeen nu gebeurt is de eerste fase. In deze fase wordt de badge enkel aan de bouwvakarbeiders, in dienst van een Belgische werkgever, bezorgd, alsook aan de buitenlandse gedetacheerde bouwvakarbeiders.

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR

35


DEEL 2. ELEKTRONISCHE AANWEZIGHEIDSREGISTRATIE EN CONSTRUBADGE

In een volgende fase zal men de badge opleggen aan arbeiders/werknemers van andere sectoren. Tot slot – vermoedelijk een laatste fase – zal er de nodige wettelijke verplichting moeten komen om ook aflevering en het zichtbaar dragen van de ConstruBadge te kunnen opleggen aan zelfstandigen (zowel binnenlandse als buitenlandse zelfstandigen). Moet u iets doen? In principe niet. Al uw werknemers krijgen rechtstreeks vanuit FBZ-Constructiv hun ConstruBadge. Deze wordt trouwens automatisch aangemaakt, zelfs als u een nieuwe werknemer in dienst neemt. Dit komt omdat er gebruik gemaakt wordt van de verschillende authentieke gegevens die voorhanden zijn in de databanken van de sociale zekerheid (o.a. dmfa, dimona, Limosa,…) en het rijksregister. Het kan echter wel gebeuren dat uzelf de badge ontvangt in plaats van uw arbeider. Dit zou zich kunnen voordoen, wanneer uw arbeider geen officieel adres had op het moment van het aanmaken van de badge. Als werkgever moet ik toch wel iets doen! Correct. Er wordt aangeraden dat u zich als werkgever registreert op de webtoepassing www.construbadge.be. (rubriek “ik wil mij registreren”). Waarom is het zich registreren op de webtoepassing nuttig? U kan dan een overzicht consulteren van de uitgegeven badges voor uw eigen arbeiders. Via de webtoepassing kan u tevens de vervanging aanvragen van verloren of beschadigde ConstruBadges. De foto die op de badge staat, ontvangt het FBZ-Bouw via digitale weg van het rijksregister. Indien deze instantie geen foto kan aanleveren, zal er automatisch een informatieve e-mail verzonden worden naar de werkgever met de mededeling dat er een badge te wachten staat in de ConstruBadge web-applicatie en dat hiervoor nog manueel een foto voor moet opgeladen worden en dat de werkgever deze daarna enkel nog moet bevestigen. Hierop zal de badge dan automatisch opgemaakt en verzonden worden. Echter, indien de werkgever zich nog niet zou geregistreerd hebben op de ConstruBadge web-applicatie zal hij hiervan niet op de hoogte kunnen gebracht worden en blijft de badge “in wacht staan”. Het is dus belangrijk dat elke bouwwerkgever zich registreert op de web-applicatie van ConstruBadge. Tot slot kan u er ook de status volgen van de ConstruBadges in aanmaak voor uw werknemers. En voor de buitenlanders? Het FBZ bezorgt de ConstruBadges ook aan de buitenlandse arbeiders die naar België gedetacheerd worden. Zij doet dit op basis van de Limosagegevens. Weet echter dat de badge slechts zal afgeleverd worden, nadat - de buitenlandse werkgever – via de webtoepassing – een adres heeft opgegeven in België, waarnaar de badges van zijn gedetacheerde werknemers gestuurd mogen worden; - en hij van elk van zijn gedetacheerde werknemers een foto zal opgeladen hebben; - de badges betaald heeft (20 euro per badge).

36

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR


DEEL 2. ELEKTRONISCHE AANWEZIGHEIDSREGISTRATIE EN CONSTRUBADGE

Moet ik dat ook betalen? Ja, maar de 20 euro per badge zit vervat in de sectorale forfaitaire bijdrage die geïnd wordt via de RSZ. Meer informatie? Er zijn ook specifieke brochures voorhanden voor u en uw arbeiders. U kan deze terugvinden op: - onze website: www.bouwunie.be => Thema Personeel en Arbeidsmarkt => ConstruBadge - de website van de sector: http://www.construbadge.be/hulp_nl_base.html

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR

37


DEEL 3. DE STARTER

Deel 3. DE STARTER Hoofdstuk 1. Wie kan een zelfstandige beroepsactiviteit beginnen? (bron: Startersbrochure UNIZO-Zenito 2015) Aan welke voorwaarden moet men voldoen om een onderneming te starten? Handelingsbekwaamheid Om te kunnen starten met een eigen zaak moet u meerderjarig zijn. Dit bent u in principe vanaf de 18e verjaardag. Daarnaast moet u uw burgerrechten bezitten. Nationaliteit In principe moet u Belg zijn, of onderdaan van een land van de Europese Unie, Noorwegen, Ijsland of Liechtenstein, of moet u kunnen genieten van één van de uitzonderingen die de wet voorziet. Indien dit niet het geval is, dan moet u in het bezit zijn van een geldige beroepskaart. Om deze te verkrijgen, moet u o.a. het economisch nut van uw activiteit aantonen. Buitenlandse zelfstandigen, werknemers en stagiairs moeten hun activiteiten in België op voorhand aan de overheid melden. Deze verplichting geldt sinds 1 april 2007. Meer info: www.limosa.be.

Hoofdstuk 2. Het beroep van aannemer - vestigingsvoorwaarden De vestigingswetgeving voor de bouwsector Wanneer men zich wil vestigen als zelfstandig ondernemer moet men rekening houden met bepaalde vestigingsvoorwaarden. De vestigingswet stelt immers voor de meeste zelfstandige beroepen voorwaarden in verband met de kennis van bedrijfsbeheer en/of beroepsbekwaamheid. Voor de bouwsector trad sedert 1 september 2007 een nieuwe vestigingswet in werking. Ook bestaande bouwondernemingen kunnen met de nieuwe vestigingswet in aanraking komen, bv. wanneer zij hun bestaande activiteiten wensen uit te breiden. 2.1. Beheerskennis Het koninklijk besluit van 21 oktober 1998 dat de beheerskennis regelt, is nog steeds van toepassing. Het KB van 2007 verandert hier dus niets aan. Hierna volgt een samenvatting van de reglementering aangaande de beheerskennis.

38

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR


DEEL 3. DE STARTER

Wie moet de kennis van bedrijfsbeheer bewijzen? In een éénmanszaak ofwel - het ondernemingshoofd - de echtgeno(o)t(e) - de 6 maanden samenwonende partner - de natuurlijke persoon die het dagelijks beheer/ bestuur daadwerkelijk gaat uitoefenen: - bediendecontract onbepaalde duur vereist - zelfstandig helper In een vennootschap - door de natuurlijke persoon die het dagelijks bestuur in de vennootschap daadwerkelijk zal uitoefenen. In de meeste gevallen is dat de zaakvoerder (in een bvba) of de gedelegeerd bestuurder (in een nv). Hoe aan de kennisvereisten voldoen? Uw kennis van bedrijfsbeheer bewijst u ofwel aan de hand van bepaalde diploma’s of akten, ofwel door praktijkervaring. - Als u bijvoorbeeld in het secundair onderwijs een getuigschrift over de basiskennis van het bedrijfsbeheer hebt behaald, of als u een diploma van het hoger onderwijs bezit, bewijst u de basiskennis van het bedrijfsbeheer. - Beschikt u niet over de nodige akten/getuigschriften, dan kan u een basiskennis bedrijfsbeheer ook bewijzen door praktijkervaring (van 3 of 5 jaar binnen de 15 jaar die de aanvraag voorafgaat). - Kan u niet de juiste diploma’s voorleggen en kan u evenmin praktijkervaring bewijzen, dan is een mogelijk alternatief dat u een examen aflegt bij de Centrale Examencommissie. Als u slaagt, krijgt u een getuigschrift.

Sedert 1 januari 2015 worden de examens voor de Centrale Examencommissie georganiseerd door het Vlaamse Gewest. Verdere info: Agentschap Ondernemen – Centrale Examencommissie Tel. 0800 20 555 http://www.vlaanderenonderneemt.be/de-centrale-examencommissie

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR

39


DEEL 3. DE STARTER

Wanneer is geen bewijs van de basiskennis bedrijfsbeheer nodig? Er moet geen bewijs van de basiskennis bedrijfsbeheer geleverd worden door: - de overlevende echtgeno(o)t(e); - de minstens 6 maanden samenwonende partner van de overledene; - de overlevende wettelijke samenwonende; - de vennootschap die via haar zaakvoerder of orgaan zelf voldeed en wanneer diens overlevende echtgenoot of wettelijk samenwonende, of overlevende partner die sinds minstens zes maanden samenwoont, zelf zaakvoerder of orgaan is; - de kinderen van het in orde zijnde ondernemingshoofd gedurende 3 jaar volgend op het overlijden (of indien ze minderjarig zijn vanaf hun 18de verjaardag); - de overnemers gedurende 1 jaar volgend op de overdracht; - de personen die voor 10.02.1998 waren ingeschreven in het handelsregister of ambachtsregister. Wanneer de persoon die de basiskennis van het bedrijfsbeheer en/of de beroepsbekwaamheid bewijst, de onderneming verlaat, heeft de onderneming zes maanden de tijd om de toestand te regulariseren.

Tip! Ga bij het Zenito Ondernemingsloket (www.zenito.be) langs om te weten of uw diploma, getuigschrift, ervaring - of van een derde aangestelde-, volstaat om de basiskennis bedrijfsbeheer aan te tonen van één of meer gekozen clusters.

2.2. Kennis van beroepsbekwaamheid Met de beroepsbekwaamheid toon je aan dat je over voldoende beroepskennis beschikt. Zo kan je een minimale garantie bieden aan de consument die jouw hulp inroept. Sedert 1 september 2007 bestaan de oude koninklijke besluiten, die de gereglementeerde bouwberoepen afzonderlijk regelden, niet meer. Voor de volgende 9 clusters (groeperingen) van gereglementeerde beroepen is sedert 1 september 2007 een bewijs van beroepsbekwaamheid vereist: 1) ruwbouwactiviteiten 2) stukadoor-, cementeer- en dekvloeractiviteiten 3) tegel-, marmer- en natuursteenactiviteiten 4) dakwerken- en de waterdichtingsactiviteiten 5) Schrijnwerkers- en de glazenmakersactiviteiten (ongeacht het materiaal, dus ook schrijnwerk in metaal of kunststof). Ook het leggen van parket is gereglementeerd. 6) Eindafwerkingsactiviteiten (schilders – behanger) 7) Installatieactiviteiten voor klimaatregeling, gas en sanitair 8) Elektrotechnische activiteiten. (voor alle informatie over het uitoefenen van elektrotechnische beroepen, verwijst Bouwunie u naar Nelectra, beroepsorganisatie voor de elektrobranche, Stationslei 78 bus 1/1 - 1800 Vilvoorde, tel: 02 550 17 11) 9) Algemene aannemer Nieuw is dat enkele voor 1 september 2007 gereglementeerde activiteiten een uitgebreider toepassingsgebied kregen.

40

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR


DEEL 3. DE STARTER

Het beroep van algemene aannemer werd gereglementeerd Tot voor 1 september 2007 was het beroep van algemene aannemer niet gereglementeerd. Gevolg daarvan is dat een algemene aannemer, die verschillende bouwberoepen coördineert, geen enkele kennis van de bouwsector moest aantonen. Nochtans moeten diverse aannemers die voor hem werken, zoals een ruwbouwaannemer, een schrijnwerker, een schilder enz., dat wél doen. En nochtans zijn de verantwoordelijkheden die hij op zich neemt – inbegrepen deze van zijn eigen onderaannemers – zwaarder. De logica was dus ver zoek en daarom werd het noodzakelijk geacht om het beroep van algemene aannemer te reglementeren. Tip! Ga bij het Zenito Ondernemingsloket (www.zenito.be) langs om te weten of uw diploma, getuigschrift, ervaring - of van een derde aangestelde-, volstaat om de beroepsbekwaamheid aan te tonen van één of meer gekozen clusters.

2.3. Administratieve kennis specifiek voor de bouwsector Vanaf 1 september 2007 moet je als starter in de bouwsector een bijkomende administratieve kennis, toegespitst op de bouwsector, bewijzen. Deze kennis is gemeenschappelijk voor alle gereglementeerde bouwberoepen en komt bovenop de kennis van het bedrijfsbeheer die van toepassing is op elke zelfstandige onderneming. Administratieve kennis bouwsector a) de registratie en de erkenning als aannemer; b) de rechten en plichten van de onderaannemer; c) de voornaamste bepalingen inzake gunning en uitvoering van overheidsopdrachten; d) de tienjarige aansprakelijkheid; e) de noodzakelijke verzekeringen; f) het aannemingscontract en de rechten en plichten van de aannemer en de bouwheer; g) de wijze waarop een bouwaanvraag wordt ingediend, de samenstelling van het dossier en de te volgen procedures; h) uitvoeringsplannen en bestekken; i) procedure van opvolging en controle van de werken en de oplevering; j) de veiligheidsreglementeringen, met inbegrip van het Algemeen Reglement op de Arbeidsbescherming, de Codex Welzijn, veiligheidscoördinatie en werken op grote hoogte; k) principes van kwaliteitsbeleid en certificatie; l) incalculeren van de algemene bouwonkosten en het werfrisico; m) nacalculatie; n) planningstechnieken; o) algemene theorie van het lezen van plannen; p) milieureglementering in verband met bodem en afval; q) basiskennis van de reglementering van de milieuvergunningen; r) werfmelding Bestel onze brochure “Een nieuwe vestigingswet voor de bouwsector”. via info@bouwunie.be of raadpleeg de Bouwunie Starterssite via www.bouwunie.be/starters.

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR

41


DEEL 3. DE STARTER

2.4. Inschrijving Kruispuntbank Ondernemingen (KBO) Sedert 1 juli 2003 moeten starters zich laten inschrijven in de Kruispuntbank Ondernemingen (KBO). De KBO vervangt het vroegere handelsregister. Deze inschrijving gebeurt door een ondernemingsloket, dat bevoegd is om een aantal administratieve formaliteiten voor de starter te verrichten. Meer info: Zenito Ondernemingsloket (www.zenito.be). De belangrijkste taken van het Ondernemingsloket zijn: - de starter inschrijven in de KBO; - nagaan of de starter voldoet aan de vestigingsvereisten en vereisten inzake beroepsbekwaamheid (zie onder “Vestigingsvoorwaarden”); - het controleren van bepaalde voorafgaande vergunningen; - adviesverlening. Voor de inschrijving in de KBO alsook voor alle wijzigingen aan een inschrijving gelden vaste tarieven. Deze tarieven zijn hetzelfde voor elk ondernemingsloket. Eens de inschrijving in de KBO genomen, wordt aan de onderneming een uniek nummer toegekend: het ondernemingsnummer. U vindt meer informatie over het Zenito Ondernemingsloket terug via www.zenito.be. U vindt er tevens een adressenlijst voor het ondernemingsloket in uw buurt.

Hoofdstuk 3. De reglementering hoofdelijke aansprakelijkheid, inhoudingsplicht en aangifte van werken (voorheen ‘werfmelding’) Hoofdelijke aansprakelijkheid, inhoudingsplicht en de werfmelding zijn belangrijke begrippen. Niet alleen voor aannemers maar voor alle zelfstandigen die opdrachtgever zijn van werken, zowel in rechtstreekse aanneming als in onderaanneming. Dit zijn quasi alle werken die betrekking hebben op gebouwen: nieuwbouw, renovatie van gebouwen, inrichtingswerken, verbouwingswerken… Hiermee worden ook bedoeld: het kuisen van gebouwen door kuisfirma’s, grondwerken, bestratingswerken, aanleggen van tuinen en parken, aanleggen van opritten en parkings, enz. De regeling hoofdelijke aansprakelijkheid en inhoudingsplicht is niet van toepassing ingeval de opdrachtgever-natuurlijke persoon de werken voor louter privédoeleinden laat uitvoeren. 3.1. Hoofdelijke aansprakelijkheid en inhoudingsplicht voor sociale en/of fiscale schulden Voor de hoofdelijke aansprakelijkheid en inhoudingsplicht van de medecontractant wordt gekeken naar het al dan niet hebben van schulden.

42

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR


DEEL 3. DE STARTER

3.1.1. Hoofdelijke aansprakelijkheid (beoordelingstijdstip: bij afsluiting van het contract) Het principe Iedere medecontractant - dit is de opdrachtgever der werken, de hoofdaannemer, maar ook iedere onderaannemer die op zijn beurt een onder-onderaannemer aanstelt- die werken laat uitvoeren door een (onder-)aannemer die sociale en/of fiscale schulden heeft op het ogenblik van het afsluiten van de overeenkomst, is hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de sociale en/of fiscale schulden van die aannemer. Let op: de hoofdelijke aansprakelijkheid geldt ook ten aanzien van de schulden van alle vennoten van de tijdelijke handelsvereniging (THV). De hoofdelijke aansprakelijkheid voor de sociale schulden bedraagt 100% van de totale prijs, excl. btw, van de werken die werden toevertrouwd aan de onderaannemer met sociale schulden. De hoofdelijke aansprakelijkheid voor de fiscale schulden bedraagt 35%. De hoofdelijke aansprakelijkheid geldt voor de schulden van de medecontractant uit het verleden en deze ontstaan tijdens de uitvoering van de overeenkomst. Ketenaansprakelijkheid: ook opdrachtgevers geviseerd In de programmawet van 10 augustus 2015 werd een oude eis van Bouwunie in wetgeving omgezet. De opdrachtgevers zijn vanaf 28 augustus 2015 niet alleen hoofdelijk aansprakelijk voor de sociale en fiscale schulden van de aannemer waarmee ze rechtstreeks in zee gaan (hun medecontractant), maar ook voor die van de volledige keten van onderaannemers. Voorheen stopte de ketenaansprakelijkheid bij de zogenaamde hoofdaannemer. Daar komt nu verandering in. Let wel op: de particuliere opdrachtgever wordt noch geviseerd door de hoofdelijke aansprakelijkheid voor sociale en fiscale schulden, noch door de ketenaansprakelijkheid. In het kader van de ketenaansprakelijkheid – of de subsidiaire hoofdelijke aansprakelijkheid, zoals deze officieel noemt – zal in eerste instantie de rechtstreekse contractant van de aannemer met sociale en/of fiscale schulden aangesproken worden. Betaalt deze na 30 dagen de gevorderde bedragen niet, dan zal men een stapje hoger in de keten kunnen gaan. Zo zal men chronologisch verder naar boven in de keten kunnen gaan. Vroeger was dit totdat men bij de hoofdaannemer terecht kwam; vanaf 28 augustus 2015 zal dit tot bij de (professionele) opdrachtgever zijn. De ketenaansprakelijkheid geldt ten aanzien van de opdrachtgever en elke aannemer of onderaannemer in de aannemingsketen. Enkel de particuliere opdrachtgevers (natuurlijke personen), zullen de dans ontspringen. Belangrijk De hoofdelijke aansprakelijkheid vervalt volledig wanneer u correct de inhoudings- en doorstortings-verplichting nakomt bij alle betalingen.

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR

43


DEEL 3. DE STARTER

Wat als RSZ en fiscus – beiden – u hoofdelijk aansprakelijk stellen? - Is de RSZ de 1ste schuldeiser in de tijd (en komt de fiscus nadien): max. 100% hoofdelijke aansprakelijkheid voor sociale schulden + 0% hoofdelijke aansprakelijkheid voor fiscale schulden. - Is de fiscus de 1ste schuldeiser in de tijd (en komt de RSZ nadien): max. 35% hoofdelijke aansprakelijkheid voor fiscale schulden + max. 65% hoofdelijke aansprakelijkheid voor sociale schulden. 3.1.2. Inhoudings- en doorstortingsplicht (beoordelingstijdstip: bij elke uitbetaling van de factuur) 3.1.2.1 Het sociale luik Het principe De opdrachtgever moet bij de betaling aan de (onder-)aannemer 35% van het door hem verschuldigde bedrag, excl. btw inhouden en storten aan de RSZ, indien deze (onder-)aannemer sociale schulden heeft. Let wel: het bedrag van de inhouding mag niet hoger zijn dan de openstaande schuld. De inhouding wordt beperkt tot het bedrag van de schuld met een maximum inhouding van 35% en minder inhouden kan in bepaalde gevallen dus ook. Hoe ziet deze inhoudingsplicht er uit? - Ingeval de factuur minder bedraagt dan 7.143 euro en er zijn sociale schulden, moet de opdrachtgever de (onder)aannemer niet voorafgaand verwittigen. De (onder)aannemer kan een attest* voorleggen waaruit blijkt dat zijn schuld kleiner is dan 35% van de factuur en vragen de inhouding te beperken tot het bedrag van de schuld. - Ingeval de factuur meer bedraagt dan 7.143 euro en er zijn sociale schulden, moet de opdrachtgever zijn (onder)aannemer een attest vragen. De (onder)aannemer kan op verschillende manieren reageren: - ofwel geeft hij geen attest*; - ofwel geeft hij wel een attest* binnen de 30 dagen, waarop een bepaalde schuld vermeld staat. Al naargelang het geval moet de maximuminhouding van 35% gebeuren, of moet een lagere inhouding gebeuren. We leggen dit hierna uit aan de hand van een voorbeeld. (* Het attest i.v.m. de sociale schulden blijft 20 dagen geldig.) Voorbeelden in te houden bedrag voor de RSZ Factuur verschuldigd van 5.000 euro en (onder)aannemer heeft sociale schulden - Opdrachtgever houdt 35% in: 1.750 euro en stort dit door aan de RSZ - (Onder)aannemer moet niet voorafgaand verwittigd worden - (Onder)aannemer KAN attest voorleggen waaruit blijkt dat zijn schuld kleiner is dan 1.750 euro en vragen de inhouding te beperken tot het bedrag van de schuld. Factuur verschuldigd van 10.000 euro en (onder)aannemer heeft sociale schulden - Opdrachtgever MOET attest vragen aan de (onder)aannemer - (Onder)aannemer geeft attest niet binnen de 30 dagen: inhouding van 35%: 3.500 euro - (Onder)aannemer geeft attest en schuld is meer dan 3.500 euro: inhouding van 3.500 euro - (Onder)aannemer geeft attest en schuld is bv. 2.800 euro: inhouding beperken tot 2.800 euro - (Onder)aannemer deelt mee dat mag worden ingehouden: 3.500 euro inhouden.

44

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR


DEEL 3. DE STARTER

3.1.2.B. Het fiscale luik Het principe Iedere medecontractant moet bij de betaling aan de (onder-)aannemer 15% van het door hem verschuldigde bedrag, exclusief btw inhouden en storten aan de fiscus, indien deze onderaannemer fiscale schulden heeft. Centraal bij de inhoudingsplicht staat het principe dat het bedrag van de inhouding niet hoger mag zijn dan de openstaande schuld. De inhouding wordt beperkt tot het bedrag van de schuld met een maximum inhouding van 15% en minder inhouden kan in bepaalde gevallen dus ook. Hoe ziet deze inhoudingsplicht er uit? - Ingeval de factuur minder bedraagt dan 7.143 euro en er zijn fiscale schulden, moet de opdrachtgever de (onder)aannemer niet voorafgaand verwittigen. Hij doet een inhouding en doorstorting van 15%. De (onder)aannemer kan een attest* voorleggen waaruit blijkt dat zijn schuld kleiner is dan 15% van de factuur en vragen de inhouding te beperken tot het bedrag van de schuld. - Ingeval de factuur meer bedraagt dan 7.143 euro en er zijn fiscale schulden, moet de opdrachtgever zijn (onder)aannemer een attest vragen. De (onder)aannemer kan op verschillende manieren reageren: - ofwel geeft hij geen attest*; - ofwel geeft hij wel een attest* binnen de 30 dagen, waarop een bepaalde schuld vermeld staat. Al naargelang het geval moet de maximuminhouding van 15% gebeuren, of moet een lagere inhouding gebeuren. We leggen dit hierna uit aan de hand van een voorbeeld. (* Het attest i.v.m. de fiscale schulden blijft 20 dagen geldig.) Voorbeelden in te houden bedrag voor de fiscus Factuur verschuldigd van 5.000 euro en (onder)aannemer heeft fiscale schulden - Opdrachtgever houdt 15% in: 750 euro en stort dit door aan de fiscus - (Onder)aannemer moet niet voorafgaand verwittigd worden. - (Onder)aannemer KAN attest voorleggen waaruit blijkt dat zijn schuld kleiner is dan 1.750 euro en vragen de inhouding te beperken tot het bedrag van de schuld. Factuur verschuldigd van 15.000 euro en (onder)aannemer heeft fiscale schulden - Opdrachtgever MOET attest vragen aan de (onder)aannemer - (Onder)aannemer geeft attest niet binnen de 30 dagen: inhouding van 15%: 2.250 euro - (Onder)aannemer geeft attest en schuld is 1.000 euro: inhouding van 1.000 euro - (Onder)aannemer geeft attest en schuld is 5.000 euro: inhouding beperken tot 2.250 euro (nl. 15% maximum) - (Onder)aannemer deelt mee dat mag worden ingehouden: 2.250 euro inhouden. Waar de sociale en/fiscale schulden van uw medecontractant opzoeken en controleren? Bouwunie-leden kunnen op de website van Bouwunie nagaan of een (onder-)aannemer sociale en/ of fiscale schulden heeft: www.bouwunie.be (tools Bouwunie: “Zoek een bedrijf” of “Controleer uw onderaannemers”).

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR

45


DEEL 3. DE STARTER

Opgelet: mogelijke impact op liquiditeiten Professionele opdrachtgevers zijn dus – net als hoofdaannemers in de bouwsector – hoofdelijk aansprakelijk en moeten inhouden zodra er sociale schulden zijn. Concreet betekent dit dat de hoofdaannemer met sociale schulden geen volledige uitbetaling van de factuur krijgt. Onderaannemers dienen hiermee rekening te houden omdat deze inhoudingen bij de hoofdaannemer mogelijk een impact kunnen hebben bij hun eigen uitbetaling. Opgelet met buitenlandse aannemers! De wetgever heeft elk onderscheid willen wegwerken in de behandeling van Belgische of buitenlandse aannemers. Hierdoor geldt ten aanzien van de buitenlandse aannemer eenzelfde hoofdelijke aansprakelijkheid en inhoudingsplicht als voor een Belgische aannemer. De buitenlandse aannemers zijn evenwel niet consulteerbaar op een website. Om na te gaan of de buitenlandse aannemer geen sociale schulden heeft, dient u na te gaan of er voor elke persoon aanwezig op de werf een geldig detacheringsdocument aanwezig is (A1). Voor de zelfstandige onderaannemer wordt de A1 gecontroleerd ‘per kop’, dus voor elke zelfstandige apart. Is de buitenlandse onderaannemer een werkgever, dan controleert u de A1 ‘per kop’, dus voor iedere werknemer, alsook een bewijs van aansluiting – in hoofde van de buitenlandse werkgever- dat er geen schulden bij de PDOK zijn (dit is het zegelstelsel in België). U maakt best kopieën van deze documenten, die u dan bewaart. Omdat er voor de fiscus geen gelijkaardige documenten bestaan, zal het dus van belang zijn, om na te gaan of de buitenlandse aannemer geen fiscale schulden heeft in België. Hiervoor zal u hem een attest moeten vragen waaruit blijkt dat hij (geen) fiscale schulden heeft in België. De buitenlandse onderaannemer vraagt dit aan bij het Ontvangkantoor Directe belastingen Brussel Buitenland.

46

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR


DEEL 3. DE STARTER

Inhoudingen– Praktische gegevens RSZ Hoeveel? Wanneer? Hoe?

Adres: Rek. nr.

maximum 35% op het bedrag van de factuur (excl. btw) Gelijktijdig met de betaling van (het saldo) van de factuur aan de medecontractant Via een onlinetoepassing op www.socialezekerheid.be of via de ledentool op www.bouwunie.be. Bij de consultatie van de inhoudingsplicht kan u doorklikken en de gevraagde gegevens ingeven. Vervolgens zal een bedrag en een gestructureerde mededeling voorgesteld worden waarmee u de betaling aan de RSZ dient uit te voeren. RSZ–sectie 30 bis, Victor Hortaplein 11, 1060 Brussel IBAN: BE76 6790 0001 9295 - BIC: PCHQBEBB

Fiscus Hoeveel? Wanneer?

maximum 15% op het bedrag van de factuur (excl. btw) Gelijktijdig met de betaling van (het saldo) van de factuur aan de medecontractant Hoe? Via een onlinetoepassing op www.myminfin.be(E-services) of via de ledentool op www.bouwunie.be. Betaling door middel van een storting op het onderstaande rekeningnummer. Adres: Ontvangkantoor Brussel 3 – Bijzondere ontvangsten, Kruidtuinlaan 50 bus 3110, 1000 Brussel Rek. nr. IBAN: BE33 6792 0023 2046 - BIC: PCHQBEBB Andere verplichting De opdrachtgever of de aannemer moet de storting doen onder vermelding van het ondernemingsnummer van de betrokken (onder-) aannemer, het bedrag en datum van de factuur, alsmede de naam van de betrokken (onder-)aannemer. Tegelijk verstuurt u een afschrift van de factuur waarop de inhoudingsplicht betrekking heeft, naar AinvArec, Voorstraat 43, 3500 Hasselt.

3.2. Aangifte van werken (werfmelding) Sedert 1 juni 2009 moeten alle werken in onroerende staat en daarmee gelijkgestelde werken, gemeld worden bij de RSZ. Er wordt hierbij expliciet verwezen naar de btw-wetgeving. Omdat het onmogelijk is alle werkzaamheden die onder het nieuwe toepassingsgebied vallen op te sommen, kunnen we als tip meegeven dat voortaan alle diensten gemeld moeten worden die ook in aanmerking komen om, in voorkomend geval, gefactureerd te worden met de verlegging van de heffing (btw verlegd). Let op: bij particulieren en bepaalde klanten geldt de regel van de medecontractant niet (omdat zij niet btw-plichtig zijn), maar dit neemt niet weg dat deze werken toch gemeld moeten worden. Het is van belang te weten dat de werken voorafgaand aan de start ervan gemeld moeten worden.

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR

47


DEEL 3. DE STARTER

Sedert 1 januari 2014 zijn er 2 belangrijke wijzigingen doorgevoerd aan de werfmeldingen: - de eerste wijziging betreft de vereenvoudiging en vernieuwing van de onlinedienst “Aangifte van werken”: sedert 1 januari 2014 bevat de portaalsite www.socialezekerheid.be de nieuwe onlinedienst “Aangifte van werken”. Die vervangt de dienst “Unieke werfmelding” en heeft een bredere functie. De aangifte van werken is verplicht voor alle werken in de sectoren van de bouw, metaalbewerking, houtbewerking, elektriciteit, schoonmaak en tuinbouw. De aangifte moet gedaan worden door de aannemer die zijn orders rechtstreeks van de opdrachtgever ontvangen heeft (en dus niet door een onderaannemer); - de tweede wijziging betreft een nieuwe vrijstelling voor zeer kleine opdrachten (lager dan 5.000 euro). Na jaren hiervoor te hebben gelobbyd, heeft Bouwunie eindelijk een bijkomende vrijstelling in de wacht kunnen slepen voor de zeer kleine opdrachten, waarbij men toch beroep doet op een onderaannemer. Zo is sedert 1 januari 2014 de aangifte van werken (werfmelding) niet meer verplicht ingeval: - het totaal bedrag van uw werk is lager dan 30.000 euro (excl. btw) én u doet geen beroep op een onderaannemer (dus u hebt rechtstreeks een contract met de eindklant/bouwheer). Deze vrijstelling bestond reeds, maar het bedrag van 25.000 euro werd opgetrokken tot 30.000 euro; - het totaal bedrag van uw werk is lager dan 5.000 euro (excl. btw) en u doet slechts beroep op één enkele onderaannemer. Ook hier hebt u dus een contract met de eindklant/bouwheer. Wie moet de werken melden? Elke (hoofd-)aannemer die een opdracht krijgt van een opdrachtgever (dus een klant). Ongeacht deze opdrachtgever een beroepspersoon of een particulier is. Ongeacht het werken zijn die de opdrachtgever beroepsmatig of voor uitsluitend particuliere doeleinden zal bestemmen. In verband met de rol van de bouwpromotor in de melding van werken in onroerende staat stelt de wet van 8 december 2013 (BS van 20 december 2013) het volgende: Wordt met de aannemer die de werken moet melden gelijkgesteld: - iedere aannemer die zijn eigen opdrachtgever (bouwheer) is, dat wil zeggen die de bedoelde werken (werken in onroerende staat) zelf uitvoert of laat uitvoeren voor eigen rekening om daarna dat onroerend goed geheel of gedeeltelijk te vervreemden; - iedere aannemer die de bedoelde werken (werken in onroerende staat) voor eigen rekening uitvoert. Wat als ik als onderaannemer een eigen onderaannemer aanstel? In dergelijke geval dient u de gegevens van uw eigen onderaannemer aan uw (hoofd-)aannemer te bezorgen, zodat hij de aanvulling kan doen van de aangifte van werken (werfmelding). Hoe melden? De werken moeten gemeld worden aan de RSZ, via de website www.socialezekerheid.be. U klikt op “Werken met Contractanten” en vervolgens Online diensten “2. Aangifte van werken”. De aangifte van werken kan enkel nog op elektronische wijze. Er zijn 2 soorten elektronische meldingen: - enerzijds de klassieke melding, waarbij de aangever zich niet moet laten registreren: “Aangifte van werken (niet beveiligd)”. Met de onbeveiligde modus kunnen enkel basishandelingen uitgevoerd worden: creatie en toevoeging van onderaannemers / contract.

48

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR


DEEL 3. DE STARTER

- anderzijds diegene waarbij de aangever eerst moet inloggen en een paswoord moet ingeven: “Aangifte van werken (beveiligd)”. Dan komt men in een beveiligde toepassing / omgeving. De beveiligde modus biedt toegang tot alle functionaliteiten: creatie, aanvulling, wijziging en raadpleging van een aangifte. Wat als de werken of er een onderaannemer niet gemeld worden? In dergelijk geval kan men een sanctie oplopen gelijk aan 5% van het bedrag van de niet gemelde werken (excl. btw). 3.3. Andere verplichte meldingen De hierboven toegelichte RSZ - aangifte van werken (30 bis) is slechts één van de verplichte werkmeldingen. Daarnaast zijn er ook: - de melding inzake veiligheid en hygiëne (aan het NAVB): voor werken waarvan de uitvoeringstermijn 30 werkdagen of meer bedraagt. De melding is ook verplicht voor bijzondere, ongezonde en/of hinderlijke werken, ook als de uitvoeringstermijn minder dan 30 werkdagen bedraagt, tenzij het om kleine onderhouds- of herstelwerken gaat. Het NAVB ontvangt deze gegevens automatisch op elektronische wijze via de toepassing “Aangifte van werken” op de portaalsite www.socialezekerheid.be; - de melding van tijdelijke of mobiele bouwplaatsen: - voor werken die langer dan 30 werkdagen duren en waar meer dan 20 werknemers tegelijkertijd aan het werk zijn; - voor werken waarvan het vermoedelijke werkvolume groter is dan 500 mandagen; - specifieke gevaarlijke werken (bv. valgevaar van 5 m, uitgravingen van 1,2 m of dieper,…) die meer dan 5 werkdagen in beslag nemen, moeten eveneens gemeld worden; - de melding van asbestverwijderingswerken. Deze is verplicht voor: - alle werkzaamheden van asbestverwijdering of verwijdering van asbesthoudende materialen; - de werken van vervanging, onderhoud of van beperkte herstelling van buizen en leidingen waarvan de isolatie asbest bevat en die verricht worden met zg. “couveusezakken” (het gaat dan om ongebonden asbest); - de melding van werken in een hyperbare omgeving: voor werken waarin de werknemers worden onderworpen aan een druk van meer dan 100 hPa boven de plaatselijke atmosferische druk; - de melding van zandstraalwerken: voor werkzaamheden van afbijten door stralen en ontzanden waarbij zand of andere korrels gebruikt worden die meer dan 1% vrij siliciumoxide bevatten. Over deze meldingen in het kader van veiligheid: zie ook hoofdstuk 1 in deel 11 van deze Wegwijzer. 3.4. Overige reglementeringen Er zijn natuurlijk ook nog andere wetgevingen waarvoor u aandacht moet hebben. Zo werden onlangs verschillende maatregelen genomen om diverse vormen van sociale en fiscale fraude tegen te gaan. Onder andere: - de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de lonen (u kan opdraaien om de lonen te betalen van werknemers van andere werkgevers van de aannemersketen waarin u zit);

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR

49


DEEL 3. DE STARTER

- aanpak van schijnzelfstandigheid (zo moet u vermijden dat u beschouwd wordt als werkgever van personen met wie u samenwerkt); - de elektronische aanwezigheidsregistratie op werven > 800.000 euro (excl. btw): zie deel 2 van deze Wegwijzer. - aanpassing van de wet op de verboden terbeschikkingstelling van personeel (met o.a. een lijst van verboden en toegestane instructies). Meer info en aan deze wetgevingen aangepaste modelcontracten van onderaanneming vindt u via de website www.bouwunie.be onder het thema “Samenwerken”.

Hoofdstuk 4. Erkenning als aannemer van openbare werken In principe is een erkenning vereist voor alle werken aanbesteed door publiekrechtelijke personen en door rechtspersonen waarop de wet betreffende de overheidsopdrachten van toepassing is. De wet van 20 maart 1991 betreffende de erkenning van aannemers is eveneens van toepassing op de opdrachten voor aanneming van werken (ongeacht wie de opdrachtgever is), wanneer deze werken voor minstens 25% worden gesubsidieerd, of in gelijk welke andere vorm voor minstens 25% rechtstreeks worden gefinancierd door de hierboven aangehaalde publiekrechtelijke personen en rechtspersonen, die alhoewel ze zelf geen opdrachtgever zijn, deze werken op voormelde wijze subsidiëren of financieren. Dit betekent dat zelfs bepaalde particuliere werken (bv. werken aan geklasseerde gebouwen) onder deze reglementering kunnen vallen. Alle werken die onder de wet ressorteren, kunnen slechts gegund worden aan een voldoende erkend aannemer of wanneer deze aannemer bewijzen heeft geleverd gelijkwaardig te zijn in het voldoen van de overeenkomstige erkenningsvereisten. De erkenning of gelijkwaardigheidsbewijs is echter slechts vereist voor de werken die volgende bedragen overschrijden: - 75.000 euro voor de werken der hoofdcategorieën - 50.000 euro voor de werken der ondercategorieën. Een onderneming kan gelijktijdig in één of meerdere klassen en categorieën en/of ondercategorieën erkend worden. Er bestaat naast de definitieve erkenning, voor ondernemingen die minder dan vijf jaar gevestigd zijn, de mogelijkheid een voorlopige erkenning te bekomen die 20 maanden geldig is en tweemaal kan verlengd worden. De erkende onderneming kan onder bepaalde voorwaarden een aanvraag indienen tot verhoging van de erkenning tot een hogere klasse en/of tot uitbreiding tot andere categorieën of ondercategorieën. Voor verdere inlichtingen, het in orde brengen van de aanvraagbundel en het nodige advies kan men zich wenden tot Bouwunie Dienst Erkenningen, Maria Theresialaan 35, 1800 Vilvoorde, tel. 02 588 11 00 fax 02 253 07 45.

50

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR


DEEL 4. AL DAN NIET EEN VENNOOTSCHAP?

Deel 4. AL DAN NIET EEN VENNOOTSCHAP? (bron: Startersbrochure UNIZO-Zenito 2015)

Hoofdstuk 1. Kiezen tussen handelszaak en vennootschap 1.1 Handelszaak In het dagelijkse taalgebruik staat de term “handelszaak” of eenmanszaak voor een onderneming die, in tegenstelling tot de vennootschap, geen aparte rechtspersoonlijkheid bezit. Er is dus ook geen duidelijke splitsing tussen het privé-vermogen van de handelaar en het vermogen van de zaak. Voordelen - Beslissingen kunnen op een snelle en weinig formele manier genomen worden. - Omdat alle winst van de eenmanszaak wordt belast in functie van de natuurlijke persoon-ondernemer, komt het batig saldo na belastingen bij die ondernemer zelf terecht. U beslist zelf hoeveel u hiervan investeert in de zaak. - Beperkte administratieve en boekhoudkundige verplichtingen. Nadelen - Geen specifieke juridische structuur. U bent zelf onbeperkt aansprakelijk en staat met uw volledige persoonlijke vermogen in voor de verbintenissen van de onderneming. - Opvolging en overname uitwerken is moeilijker. Het uitwerken van een preventieve opvolgingsregeling heeft de meeste kans op slagen als uw onderneming een vennootschapsvorm heeft aangenomen. In dat geval kan u immers werken met aandelen, en kan de zeggenschap over de onderneming gescheiden worden van de economische eigendom. Dit is onmogelijk in een eenmanszaak die niet zomaar valt op te splitsen. - Inkomstenbelastingen: alle inkomsten van de onderneming worden belast via de personenbelasting van de ondernemer zelf. Er is geen aparte fiscale aangifte en aanslag voor de eenmanszaak. 1.2. Vennootschap ‘Een vennootschap wordt opgericht door een contract op grond waarvan twee of meer personen overeenkomen iets in gemeenschap te brengen met als doel één of meer nauwkeurig omschreven activiteiten uit te oefenen en met het oogmerk aan de vennoten een rechtstreeks of onrechtstreeks vermogensvoordeel te bezorgen. In de gevallen bepaald in het wetboek, kan zij worden opgericht door een rechtshandeling uitgaande van één persoon die goederen bestemt tot één of meer nauwkeurig omschreven activiteiten. In de gevallen bepaald in het wetboek kan de vennootschapsakte bepalen dat de vennootschap niet is opgericht met het oogmerk aan de vennoten een rechtstreeks of onrechtstreeks vermogensvoordeel te bezorgen.’ (definitie volgens het Wetboek van Vennootschappen).

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR

51


DEEL 4. AL DAN NIET EEN VENNOOTSCHAP?

Voordelen - Rechtspersoonlijkheid: de vennootschap heeft eigen rechten en plichten. - Voor bepaalde vennootschapsvormen geldt een beperkte aansprakelijkheid. - Fiscaliteit: Het belastbaar resultaat wordt belast in het stelsel van de vennootschapsbelasting. Voor kmo’s bestaat hier een zgn. ‘verlaagd opklimmend’ tarief. Het fiscaal voordeel van een vennootschap ligt echter niet zozeer in de lagere tarieven, maar in de mogelijkheid te streven naar een optimale inkomstenmix. De inkomsten van vennootschap en individu kunnen zodanig worden georganiseerd dat in totaal zo weinig mogelijk belastingen worden betaald, en jarenlang een zo stabiel mogelijk inkomen wordt genoten. - Alle afspraken tussen partners die samenwerken in de zaak staan duidelijk op papier. - De vennootschap biedt een aantal interessante mogelijkheden om vóór het overlijden een goede opvolgingsregeling uit te dokteren. Nadelen - Formele besluitvorming en procedures. - Meer juridische en administratieve verplichtingen, dus meer kosten. De oprichting is voor de meeste vennootschapsvormen door diverse wettelijke verplichtingen duurder dan het starten met een eenmanszaak. - Zwaardere boekhoudkundige verplichtingen.

Hoofdstuk 2. Welke vennootschapsvorm is geschikt voor uw onderneming? Als u kiest voor een vennootschap, moet u ook nog opteren voor een bepaalde vennootschapsvorm. We zetten de belangrijkste vennootschapsvormen op een rij en bespreken hun voor- en nadelen. 2.1. De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ((E)BVBA) Oorspronkelijk bestonden er belangrijke verschillen tussen de BVBA en de naamloze vennootschap (NV). Een hele serie wetswijzigingen heeft het onderscheid tussen NV en BVBA steeds meer doen vervagen. Het belangrijkste juridische verschilpunt dat overblijft ligt in het “besloten” karakter van de BVBA. Dit wil zeggen dat de overdracht van aandelen (verkoop, schenking, vererving,...) aan strikte regels gebonden is. Bovendien is het vereiste minimumkapitaal lager in de BVBA dan in de NV (18.550 EUR, in plaats van 61.500 EUR). Iedere handelaar, ondernemer of beoefenaar van een vrij beroep kan ook alleen een BVBA oprichten. Alle bepalingen die gelden voor een gewone BVBA blijven in principe gelden voor een eenpersoonsBVBA. Het te volstorten minimumkapitaal ligt wel hoger bij de EBVBA. Algemeen is dit bij een BVBA 1/5 van het kapitaal in geld, met een minimum van 6.200 EUR. Bij een EBVBA is een minimumkapitaal van 12.400 EUR te volstorten. Voordelen - Een EBVBA kan opgericht worden door 1 vennoot (BVBA vanaf 2 vennoten). - Alle vennoten zijn slechts aansprakelijk ten belope van hun inbreng.

52

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR


DEEL 4. AL DAN NIET EEN VENNOOTSCHAP?

- De aandelen zijn altijd op naam en slechts onder zeer strikte voorwaarden overdraagbaar aan derden zodat het familiaal karakter gewaarborgd blijft. Nadelen - Notariële akte nodig voor de oprichting van (E)BVBA. - Boekhoudkundige en administratieve verplichtingen zijn zwaarder dan bij een eenmanszaak. 2.2. De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Starter (Starters-BVBA) De Starters-BVBA heeft alle kenmerken van de klassieke (E)BVBA, behalve dat er geen minimumkapitaal is. Het is dus mogelijk om een Starters-BVBA op te richten met slechts één euro kapitaal. Alleen natuurlijke personen kunnen een Starters-BVBA oprichten! Voordelen - De Starters-BVBA kan worden opgericht met slecht één euro kapitaal. - De Starters-BVBA is een waardig alternatief voor de eenmanszaak. Nadelen - Zolang de Starters-BVBA bestaat moet ieder jaar 25% van de winst gereserveerd worden. - Het is moeilijk om een Starters-BVBA op te richten en toch te kunnen genieten van het verlaagd tarief in de vennootschapsbelasting als men dividenden wil uitkeren. - Voor de Starters-BVBA gelden dezelfde formaliteiten als voor de klassieke (E)BVBA: notariële akte, publicatie in Staatsblad, enz… 2.3. De naamloze vennootschap (NV) Hoewel de wetgever de vennootschapsvorm van de NV had uitgedacht als ondernemingsvorm voor grotere kapitaalkrachtige ondernemingen, kan de NV-vorm ook aangenomen worden door kleine en middelgrote (familiale) bedrijven. De NV blijft wel op de eerste plaats een kapitaalsvennootschap, m.a.w. een vennootschap die ‘anoniem’ kapitaal zal aantrekken. Hou er echter rekening mee dat de wetgever besliste anonieme effecten aan toonder af te schaffen. Vanaf 1 januari 2008 mogen geen nieuwe effecten met een anoniem karakter meer uitgegeven worden. Enkel gematerialiseerde effecten of aandelen op naam waren nog mogelijk. Al wie nog effecten aan toonder in een kluis bewaarde, moest die uiterlijk 31 december 2013 omzetten in effecten op naam of moest die op een effectenrekening laten zetten. Belangrijkste verschilpunten met de BVBA zijn de strakkere en meer ingewikkelde bestuursorganisatie en het hogere minimumkapitaal (61.500 EUR). In naamloze vennootschappen zijn de aandelen doorgaans vrij overdraagbaar. Nochtans kan de overdracht van aandelen in de statuten beperkt worden. Voordelen - Alle vennoten zijn slechts aansprakelijk ten belope van hun inbreng. - Aandelen zijn in principe vrij overdraagbaar. - Er kunnen winstbewijzen worden uitgegeven.

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR

53


DEEL 4. AL DAN NIET EEN VENNOOTSCHAP?

Nadelen - Notariële akte nodig voor de oprichting van een NV. - Minder goede waarborgen voor het behoud van het familiale karakter. - Vrij ingewikkelde besluitvorming en zware boekhoudkundige verplichtingen. - Hoog startkapitaal vereist. 2.4. De vennootschap onder firma (V.O.F.) De vennootschap onder firma is de eenvoudigste vennootschapsvorm. Het is een zuivere personenvennootschap. Dit betekent dat in principe: - De vennootschap ontbonden wordt door het overlijden van een vennoot. - De vennoten hun aandeel niet kunnen verkopen of schenken zonder akkoord van de medevennoot. - Alle beslissingen met éénparigheid genomen worden. Voordelen - Er is geen minimumkapitaal vereist. - De inbreng van de vennoten kan bestaan uit arbeid. - De oprichting van een V.O.F. kan via een onderhandse akte. Er is een minimum aan formele regels en u hoeft geen notaris in te schakelen. - De aandelen zijn niet overdraagbaar aan derden zodat het familiaal karakter gewaarborgd blijft. - Beperkte verplichtingen inzake openbaarmaking van stukken. Nadelen - Alle vennoten zijn hoofdelijk en onbeperkt aansprakelijk voor de schulden van de V.O.F. - Het faillissement van de V.O.F. brengt onvermijdelijk het faillissement van de vennoten met zich mee. 2.5. De gewone commanditaire vennootschap (Comm.V) De gewone commanditaire vennootschap of Comm.V verschilt van de V.O.F. in die zin dat er naast de ‘beherende vennoten’ ook ‘stille vennoten’ of geldschieters bestaan. De stille vennoten hebben, in tegenstelling tot de onbeperkt aansprakelijke beherende vennoten, een beperkte aansprakelijkheid. Voordelen - De voordelen zijn dezelfde als bij de V.O.F. met dit verschil dat de stille vennoten enkel aansprakelijk kunnen gesteld worden voor hun inbreng van kapitaal dat recht geeft op deelname in de winst. Hun aandeel in het eventueel verlies blijft eveneens beperkt tot het kapitaal dat zij zelf hebben ingebracht. - De oprichting kan via een onderhandse akte. Er is een minimum aan formaliteiten en u hoeft geen notaris in te schakelen.

54

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR


DEEL 4. AL DAN NIET EEN VENNOOTSCHAP?

Nadelen - De nadelen zijn dezelfde als bij de V.O.F. met dit verschil dat de stille vennoten zich niet openlijk kunnen inlaten met het beheer van de vennootschap. Indien zij dit wel doen, worden zij onbeperkt aansprakelijk. - De Comm.V mag geen winst uitkeren zolang er overgedragen verlies is. 2.6. De commanditaire vennootschap op aandelen (Comm. VA) De commanditaire vennootschap op aandelen heeft eveneens “stille” vennoten en “beherende” vennoten. Het grote verschil met de gewone commanditaire vennootschap is dat de aandelen gedematerialiseerde effecten kunnen zijn, net zoals in een NV. Deze vennootschapsvorm combineert de voordelen van een personenvennootschap (stabiel bestuur) met deze van een kapitaalsvennootschap. Voordelen - De stille vennoten zijn enkel aansprakelijk ten belope van hun inbreng. - De aandelen zijn vrij overdraagbaar. Nadelen - De beherende vennoten zijn hoofdelijk en onbeperkt aansprakelijk voor alle schulden van de vennootschap. - De Comm. VA moet opgericht worden bij notariële akte. - De Comm. VA moet voldoen aan alle boekhoudkundige verplichtingen van de dubbele boekhouding inzake publicatie, enz. - Er is een hoog startkapitaal vereist (61.500 EUR). 2.7. De coöperatieve vennootschap met beperkte of onbeperkte aansprakelijkheid (CVBA - CVOA) Men maakt een onderscheid tussen de coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (CVBA) en de coöperatieve vennootschap met onbeperkte en hoofdelijke aansprakelijkheid (CVOA). Voordelen - Alle vennoten zijn slechts aansprakelijk voor het bedrag van hun inbreng in de CVBA. - De vennoten kunnen gemakkelijk in- en uittreden. Nadelen - Notariële akte nodig voor de oprichting van een CV (met beperkte aansprakelijkheid = een CVBA). - Boekhoudkundige en administratieve verplichtingen zijn zwaarder.

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR

55


DEEL 5. ADMINISTRATIEVE VERPLICHTINGEN

Deel 5. ADMINISTRATIEVE VERPLICHTINGEN Eenmaal de gepaste keuze gemaakt is betreffende de juridische vorm van de onderneming, moeten een aantal administratieve verplichtingen vervuld worden. Het gaat in de eerste plaats om enkele algemene verplichtingen die zowel voor natuurlijke personen als voor vennootschappen gelden. Daarnaast zijn er enkele bijkomende formaliteiten voor de vennootschappen.

Hoofdstuk 1. Gemeenschappelijke verplichtingen voor natuurlijke personen en voor vennootschappen (bron: Startersbrochure UNIZO-Zenito 2015) 1.1. Openen van een zichtrekening Elke zelfstandig handelaar is verplicht een zichtrekening te hebben bij een in België gevestigde bank. 1.2. Formaliteiten via Zenito Ondernemingsloket 1.2.1. Voorafgaande vergunning Indien u een beroepskaart nodig hebt, moet u deze aanvragen bij een erkend ondernemingsloket zoals Zenito Ondernemingsloket (www.zenito.be). Als u nog niet in België verblijft, moet u een beroepskaart aanvragen bij de Belgische ambassade van het land waar u verblijft. De beroepskaart wordt voor maximaal 5 jaar toegekend. 1.2.2. Aanvraag commerciële of niet-commerciële hoedanigheid U bent verplicht uw onderneming in te schrijven in de Kruispuntbank van Ondernemingen als commerciële of niet-commerciële onderneming. Dit geldt zowel voor natuurlijke personen als voor vennootschappen. Om uw inschrijving in orde te brengen, heeft het ondernemingsloket de volgende gegevens nodig: - uw bankrekeningnummer; - uw activiteiten als ondernemer; - uw handelsbenaming; - voor een vennootschap: de statuten en bewijs van neerlegging bij de griffie van de rechtbank van koophandel. Indien u start als met een commerciële onderneming moet u bij het ondernemingsloket ook de verantwoordingsstukken voorleggen waarmee u uw kennis bedrijfsbeheer en/of beroepskennis bewijst. U onvangt dan van het ondernemingsloket uw uniek ondernemingsnummer. Dit nummer bestaat uit 10 cijfers. Per vestiging ontvangt u eveneens een vestigingseenheidsnummer. De inschrijving als commerciële onderneming kost 82,50 euro. Wanneer moet het ondernemingsnummer vermeld worden? Vermeld uw ondernemingsnummer bij de contacten met de verschillende (administratieve en rechterlijke) overheden.

56

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR


DEEL 5. ADMINISTRATIEVE VERPLICHTINGEN

Is uw onderneming een handels- of ambachtsonderneming, dan bent u ook verplicht uw ondernemingsnummer te vermelden op alle akten, facturen, aankondigingen, brieven en andere stukken én het zichtbaar aan te brengen op gebouwen en marktkramen. Ambulante handelaars moeten hun ondernemingsnummer ook vermelden op bedrijfsvoertuigen. Bouwondernemingen en schoonmaakbedrijven dienen dit eveneens te doen als ze werkgever zijn. Hoe moet het ondernemingsnummer vermeld worden? Onderneming natuurlijke persoon: BTW BE0123.456.789 Handelsvennootschappen – rechtspersonen: BTW BE0123.456.789 – RPR (bv. Antwerpen – afdeling Mechelen) Niet-btw belastingplichtige ondernemingen: 0123.456.789 Sanctie Elke inbreuk op deze wetgeving is strafbaar, maar heeft ook burgerrechtelijke gevolgen. Zo is een geding onontvankelijk voor een Rechtbank van Koophandel als de eiser/handelaar niet is ingeschreven in de kruispuntbank van ondernemingen. 1.2.3. Activeren btw-hoedanigheid Nadat uw onderneming een commerciële of niet-commerciële hoedanigheid gekregen heeft, moet ze in de meeste gevallen eveneens een btw-hoedanigheid aanvragen. Ook voor deze formaliteit kan u terecht bij Zenito Ondernemingsloket. Op dat moment moet u het btw-stelsel aangeven waarvoor u opteert: de gewone regeling, maandelijkse aangiftes, het vrijstellingsregime, het forfaitair stelsel,… 1.2.4. Andere vergunningen Voor verschillende beroepen gelden bijkomende verplichtingen. Afhankelijk van de activiteit en van de specifieke kenmerken van de onderneming zijn extra vergunningen nodig, bv. de milieuvergunning. Ter herinnering wordt hier vermeld dat de registratie voor aannemers sedert 1 september 2012 definitief afgeschaft werd. 1.2.5. Aansluiting bij een sociaal verzekeringsfonds Als zelfstandige, in hoofd- of bijberoep, moet u zich ook aansluiten bij een sociaal verzekeringsfonds. Dit fonds int de sociale bijdragen die u moet betalen en zorgt ervoor dat de uitkeringen correct gebeuren. Uw aansluiting kan u in één beweging regelen bij uw bezoek aan het ondernemingsloket. Zie verder onder 1.4. 1.2.6. Aansluiting bij een ziekenfonds Om in orde te zijn met uw ziekteverzekering, is ook een aansluiting bij een ziekenfonds nodig. Als u reeds aangesloten bent, meldt u een wijziging van uw statuut.

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR

57


DEEL 5. ADMINISTRATIEVE VERPLICHTINGEN

Verdere info Zenito Ondernemingsloket is het ondernemingsloket opgericht door UNIZO, Zenito Sociaal Verzekeringsfonds, Sociaal Bureau ADMB en SOFIM Limburg. Ook Bouwunie werkt samen met het ondernemingsloket Zenito. Zie voor het dichtsbijzijnde kantoor www.zenito.be. 1.3. Btw-tarieven 21%-tarief Het normale btw-tarief voor goederen en diensten bedraagt 21%. In afwijking hiervan gelden er verlaagde tarieven voor goederen en diensten expliciet opgenomen in de bijlage bij het KB nr 20. Hieruit volgt dat alle niet expliciet opgenomen goederen en diensten in deze bijlage het normale tarief van 21% dienen te torsen. Let op: door het 21%-tarief als normaal tarief wettelijk te verankeren, zijn de verlaagde tarieven te beschouwen als afwijkingen hierop en dient de btw-plichtige die zich beroept op de toepassing van een verlaagd tarief te kunnen aantonen dat alle elementen voorhanden zijn om het verlaagd btwtarief toe te passen. Er ontstaat dus een omkering van de bewijslast in het voordeel van de fiscus. 12%-tarief Indien bepaalde voorwaarden vervuld zijn, zowel bij de afnemer van de dienst als bij de verstrekker ervan, kan het verlaagd tarief van 12% van toepassing zijn. Het betreft hier vooral werken die betrekking hebben op sociale woningen en sociale woningbouw en die uitgevoerd worden voor bijzondere klanten (bv. gewestelijke huisvestingsmaatschappijen, OCMW’s, provincies,‌). Dit tarief is niet van toepassing wanneer de klant van de btw-belastingplichtige een particulier is. 6%-tarief De wetgever heeft een hele waslijst voorwaarden vooropgesteld om bepaalde werken te mogen factureren aan 6% btw. Het soort werken beogen vooral de renovatie-, verbouwings-, instandhoudingsen structurele onderhoudswerken aan woningen ouder dan 5 jaar (vanaf 1 januari 2016: ouder dan 10 jaar). Het is sinds 2007 mogelijk om in bepaalde steden een oude woning volledig te laten afbreken om er op dezelfde plaats een nieuwe te bouwen, en dit met 6% btw (zowel voor de afbraakwerken als voor het optrekken en de volledige afwerking van de nieuwe woning). Dit verlaagd tarief is onderworpen aan verschillende voorwaarden.

58

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR


DEEL 5. ADMINISTRATIEVE VERPLICHTINGEN

1.4. Verplichtingen i.v.m. het sociaal statuut van zelfstandigen (bron: Startersbrochure UNIZO-Zenito 2015) 1.4.1. Vennootschappen Hoewel het sociaal statuut enkel voor de “natuurlijke personen” georganiseerd wordt, moeten ook de vennootschappen die onder de vennootschapsbelasting vallen zich aansluiten bij een sociaal verzekeringsfonds. De vennootschappen betalen een jaarlijkse bijdrage. In 2015 is dit 347,50 euro. Vennootschappen met een balanstotaal van het in 2013 afgesloten boekjaar van meer dan 646.787,86 euro, betalen evenwel een bijdrage van 868 euro. Voor starters is er een uitzonderingsmaatregel. Als alle zaakvoerders en een meerderheid van de werkende vennoten gedurende de laatste 10 jaar niet meer dan 3 jaar zelfstandig geweest zijn, en als het om een personenvennootschap met een commerciële activiteit gaat, krijgt de vennootschap gedurende de eerste 3 jaar een vrijstelling van betaling. Opgelet: de aansluiting bij een sociaal verzekeringsfonds is ook voor deze vennootschappen verplicht. Mandatarissen en vennoten Binnen een vennootschap zijn doorgaans verschillende spelers actief, die al dan niet als zelfstandige worden beschouwd door de Belgische sociale wetgeving: - de stille vennoot is aandeelhouder en wordt niet als zelfstandige beschouwd; - de werkende vennoot is zelfstandige indien hij niet in ondergeschikt verband werkt. Indien er wel een ondergeschikt verband is, zal de werkende vennoot als werknemer aanzien worden; - de vennootschapsmandataris (zaakvoerder, bestuurder, afgevaardigd bestuurder, vereffenaar, commissaris) wordt steeds vermoed zelfstandige te zijn. Dit vermoeden is slechts weerlegbaar in volgende gevallen: - De mandataris die onbezoldigd is én die gepensioneerd is of de wettelijke pensioenleeftijd heeft bereikt, wordt niet als zelfstandige beschouwd en dient niet aan te sluiten bij een sociaal verzekeringsfonds; - de mandataris die kan aantonen dat hij in feite en in rechte onbezoldigd is dient evenmin verplicht aan te sluiten. Onbezoldigd “in rechte” betekent dat in de statuten of een verslag van de algemene vergadering ondubbelzinnig en uitdrukkelijk wordt overeengekomen dat er geen bezoldiging wordt toegekend. “In feite” onbezoldigd zijn houdt in dat er geen enkel voordeel is (geen bedrijfswagen, voordelen van alle aard,…). 1.4.2. Aansluiten bij een sociaal verzekeringsfonds Al wie een zelfstandig beroep uitoefent, hetzij als hoofdberoep, hetzij als bijberoep, moet uiterlijk op de eerste dag van zijn beroepsactiviteit aansluiten bij een sociaal verzekeringsfonds. Een sociaal verzekeringsfonds is een vrije en private instelling die de sociale bijdragen die de zelfstandigen moeten betalen, int en zorgt voor de uitkeringen die daaruit voortvloeien. De keuze van het sociaal verzekeringsfonds is vrij. Een van deze fondsen is het met Bouwunie samenwerkende Zenito Sociaal Verzekeringsfonds, Willebroekkaai 37, 1000 Brussel, tel. 02 21 22 411 – www.zenito.be.

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR

59


DEEL 5. ADMINISTRATIEVE VERPLICHTINGEN

U kan alles online regelen via de aansluitingsmodule op www.zenito.be. Uw aanvraag van een ondernemingsnummer en mogelijke andere formaliteiten kan u in ĂŠĂŠn beweging meenemen. Veranderen van sociaal verzekeringsfonds mag nadat u vier jaar aangesloten bent geweest bij dezelfde instelling. De verzekerde is verplicht om aan zijn sociaal verzekeringsfonds binnen 15 dagen mededeling te doen van elke wijziging in verband met de inlichtingen die voorkomen op de verklaring van aansluiting. 1.4.3. Betaling van sociale bijdragen De sociale bijdrage is een percentage van het netto belastbaar beroepsinkomen als zelfstandige zoals verdiend in het bijdragejaar zelf. Bijdragepercentage Het bijdragepercentage bedraagt voor de overgrote meerderheid van de zelfstandigen 22% per jaar, zolang het inkomen lager is dan 55.576,94 euro. Op de inkomstenschijf van 55.576,94 tot 81.902,81 euro is een bijdrage van 14,16% verschuldigd. Op het inkomen boven 81.902,81 euro is geen sociale bijdrage verschuldigd. Startende zelfstandigen betalen een lagere sociale bijdrage. Het bijdragepercentage wordt verlaagd tot: - 20,50% tot op het einde van het 1e onvolledige bijdragejaar; - 21% in het 2e volledige bijdragejaar; - 21,50% in het 3e volledige bijdragejaar. Vanaf een bedrag van 55.576,94 euro zal opnieuw 14,16% aangerekend worden. De berekeningsbasis voor de sociale bijdrage is het netto belastbaar beroepsinkomen als zelfstandige. Dit is het netto belastbaar inkomen zoals vermeld op het aanslagbiljet in de personenbelasting. Het netto belastbaar inkomen zijn de bruto inkomsten (incl. bedrijfswagen en andere voordelen van alle aard) verminderd met de beroepskosten (forfaitair of bewezen), de betaalde sociale bijdragen en de betaalde premies van het vrij aanvullend pensioen voor zelfstandigen. Bijdrageberekening De bijdrage wordt berekend op basis van de inkomsten van het jaar zelf. Maar omdat enkel de belastingadministratie bevoegd is om ze vast te stellen, zal het inkomen pas 2 of 3 jaar later gekend zijn. Daarom betaalt u eerst een voorlopige bijdrage, die achteraf herzien wordt op basis van het werkelijke inkomen. Voor de betaling van de voorlopige sociale bijdrage kiest u als zelfstandige wat het best overeenstemt met uw beroepsinkomsten uit het lopende bijdragejaar: Keuze 1: de wettelijke voorlopige bijdrage, voorgesteld door Zenito Voor starters is dit een forfaitaire bijdrage. Gevestigde zelfstandigen kiezen hiervoor wanneer het inkomen van het lopende bijdragejaar niet uitzonderlijk hoger of lager is in vergelijking met 3 jaar geleden.

60

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR


DEEL 5. ADMINISTRATIEVE VERPLICHTINGEN

De wettelijke voorlopige bijdrage betalen is voor de meeste zelfstandigen de beste en eenvoudigste oplossing, zeker als het inkomen vrij stabiel is. Met deze optie vermijdt u een administratieve rompslomp en moet u nooit verhogingen betalen als u uw bijdrage steeds op tijd betaalt. Als Zenito het werkelijke inkomen binnenkrijgt en uit de herberekening blijkt dat u te veel betaalde, krijgt u dat bedrag terugbetaald. Als blijkt dat u te weinig betaalde, moet u het verschil bijpassen, zonder verhogingen. De bijbetaling moet gebeurd zijn op het einde van het kwartaal volgend op de herberekening. Keuze 2: een verminderde voorlopige bijdrage U kiest hiervoor wanneer het beroepsinkomen sterk en uitzonderlijk lager is in vergelijking met de wettelijke voorlopige bijdrage. Let wel, een starter in hoofdberoep kan geen verminderde bijdrage aanvragen. Hij moet altijd een minimumbijdrage betalen om alle sociale rechten te vrijwaren. Er zijn echter belangrijke nadelen aan deze keuze verbonden: u moet een gemotiveerde aanvraag doen, voor bewijsstukken zorgen en achteraf loopt u het risico dat verhogingen worden aangerekend. Zenito raadt daarom aan om gewoon de wettelijke voorlopige bijdrage te betalen. Ervaart u moeite om de voorgestelde wettelijke voorlopige bijdrage te betalen, vraag dan een verminderde bijdrage aan. Keuze 3: een verhoogde voorlopige bijdrage U kiest hiervoor wanneer het beroepsinkomen sterk en uitzonderlijk hoger is in vergelijking met de wettelijke voorlopige bijdrage. Een starter die niet zeker is van de evolutie van zijn inkomsten, beperkt zich best tot de betaling van de wettelijk voorgestelde minimumbijdrage. Stijgt het inkomen sterk, dan betaalt u beter een verhoogde voorlopige bijdrage. Zo vermijd u grote herberekeningen achteraf, in een jaar waarin het misschien minder goed gaat. Denk eraan dat een bijdragesupplement n.a.v. een herberekening in één keer betaald moet worden. Het supplement moet bovenop de lopende sociale bijdragen betaald worden. En de betalingstermijn is kort: voor het einde van het kwartaal dat volgt op het kwartaal waarin de herberekening plaatsvond. Zijn uw inkomsten stabiel, met een kleine stijging, dan heeft u er waarschijnlijk niet zoveel belang bij een geschat inkomen door te geven. Het volstaat dan de voorgestelde wettelijke voorlopige bijdrage te betalen. Verplichtingen inzake de betaling De sociale bijdragen zijn verschuldigd per kwartaal en worden geïnd door het sociaal verzekeringsfonds waarbij de zelfstandige aangesloten is. In de loop van de eerste maand van elk kwartaal stuurt het sociaal verzekeringsfonds een vervaldagbericht. De betaling dient uiterlijk de laatste dag van het kwartaal op de rekening van het sociaal verzekeringsfonds te komen, of op die van haar advocaat of deurwaarder. Bij laattijdige of gebrekkige betaling (zelfs één dag) wordt de bijdrage verhoogd met 3% per kwartaal achterstal. Zijn hoofdelijk verplicht tot betaling: - de zelfstandige voor de bijdrage van zijn helper; - de rechtspersoon voor de bijdragen van haar vennoten en mandatarissen.

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR

61


DEEL 5. ADMINISTRATIEVE VERPLICHTINGEN

Bij gebrek aan betaling kunnen de sociale verzekeringsfondsen de bijdragen innen middels een gerechtelijke invordering. Alvorens hiertoe over te gaan, moeten zij een herinnering sturen, bij aangetekend schrijven of door tussenkomst van een gerechtsdeurwaarder. De kosten hiervan worden ten laste gelegd van de zelfstandige. Vrijstelling van de bijdragen De zelfstandige in hoofdberoep die zich in staat van behoefte bevindt of in een toestand die deze staat benadert, kan volledige of gedeeltelijke vrijstelling aanvragen via zijn sociale verzekeringskas. Hetzelfde geldt voor de personen die hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de betalingen en voor de erfgenamen van de overleden zelfstandige. Verandering van sociaal verzekeringsfonds De zelfstandige kan veranderen van sociaal verzekeringsfonds. Een verandering gaat altijd in per 1 januari. Hierbij moet aan de volgende voorwaarden voldaan zijn: - de betrokkene moet minstens 4 jaar bij hetzelfde fonds aangesloten gebleven zijn; - de zelfstandige mag geen bijdragen meer verschuldigd zijn aan zijn “oude� kas; - er moet een opzegtermijn van zes maanden gerespecteerd worden. Verplichtingen i.v.m. de staking of stopzetting van de zelfstandige activiteit De zelfstandige dient de staking of stopzetting van zijn beroepsbezigheid mede te delen aan zijn sociaal verzekeringsfonds binnen de 15 dagen en hieromtrent een officieel bewijsstuk (bv. doorhaling van inschrijving in de KBO, of kopie van schrapping van het btw-nummer) in te dienen. De zelfstandige die zijn activiteit stopzet of onderbreekt kan zijn recht op uitkeringen vrijwaren: - ingeval van ziekte of invaliditeit: door een aanvraag tot gelijkstelling (geen bijdrageplicht); - ingeval van gewone stopzetting: door de voortgezette verzekering (de pensioenbijdrage blijft verschuldigd, met de mogelijkheid om ook de bijdrage voor de ziekteverzekering te betalen). 1.4.4. Aansluiting bij een ziekenfonds Op het ogenblik dat de beginnende zelfstandige zich aansluit bij een sociaal verzekeringsfonds, moet hij zich ook aansluiten bij een ziekenfonds naar keuze ofwel bij de Hulpkas voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering, Troonstraat 30A, 1000 Brussel, tel. 02 229 35 00, fax 02 229 35 58 Indien men reeds aangesloten is bij een ziekenfonds, moet de verandering van statuut gemeld worden.

62

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR


DEEL 5. ADMINISTRATIEVE VERPLICHTINGEN

Hoofdstuk 2. Bijzondere verplichtingen voor vennootschappen Wanneer u start met een vennootschap, gelden een aantal extra verplichtingen. Een vennootschap wordt meestal opgericht via een notariële akte. Er moeten dus statuten opgemaakt worden, die u neerlegt bij de notaris. Die zorgt voor publicatie van de statuten in het Belgisch Staatsblad. De notaris kan de oprichtingsakte pas opstellen nadat hij een bankattest heeft ontvangen. Dit bankattest geeft aan dat het vereiste oprichtingskapitaal gestort werd. Als u een vennootschap met beperkte aansprakelijkheid opricht, moet u bovendien een financieel plan opmaken en overmaken aan de notaris. Bij een faillissement binnen de drie jaar na oprichting, kan de rechter dit financieel plan opvragen. Als dan blijkt dat u onvoldoende maatschappelijk kapitaal voorzag, kan de beperkte aansprakelijkheid opgeheven worden. Voor een V.O.F., een gewone commanditaire vennootschap en een coöperatieve vennootschap met onbeperkte aansprakelijkheid volstaat een onderhandse akte. Er is dan ook geen financieel plan en bankattest vereist. U moet in dat geval wel zelf zorgen voor de publicatie van de statuten. Zenito Ondernemingsloket kan deze formaliteiten van u overnemen. De wet verplicht de vennootschappen bepaalde akten of documenten openbaar te maken, bv. de oprichtingsakte, verandering van zetel, benoeming bestuurders,… Niet-notariële wijzigingen kunnen door Zenito in orde gebracht worden.

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR

63


DEEL 6. SPECIFIEKE BEROEPSINFORMATIE

Deel 6. Specifieke beroepsinformatie Hoofdstuk 1. Vlaams besluit betreffende het onderhoud en nazicht van centrale stooktoestellen (besluit 6 december 2006) Vroeger… Op 6 januari 1978 werd voor de verwarmingsbranche een maatregel van kracht tegen de luchtverontreiniging bij verwarming met vaste of vloeibare brandstof. Deze maatregel is bij de installateur beter bekend onder de naam “KB ‘78”. Vanaf toen dienden alle gebruikers enkele spelregels te volgen waaronder: de verwarmingsinstallatie op vloeibare of vaste brandstof jaarlijks laten onderhouden, de installatie in goede staat van werking houden, en uitsluitend brandstof gebruiken waarvoor de installatie gebouwd en afgesteld was. De technici moesten vanaf dan ook een erkenning hebben als erkend brandertechnicus om de verplichte onderhoudswerken en bijhorende rapporteringen uit te voeren (beter bekend als het TV-, TW-, TB-nummer of het Cedicolattest). Vanaf 1 juni 2007 Vanaf 1 juni 2007 is deze maatregel voor het Vlaams gewest uitgebreid naar de installaties, werkend op gasvormige brandstof. Onder impuls en volgens artikel 8 van de Europese Richtlijn 2002/91/EG van 16 december 2002 betreffende de energieprestatie van gebouwen diende de federale wetgeving omtrent het onderhoud van verwarmingsinstallaties uitgebreid te worden. Op initiatief van de Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, werd op 8 december 2006 “het besluit over het onderhoud en het nazicht van centrale stooktoestellen voor de verwarming van gebouwen en de aanmaak van warm verbruikswater” goedgekeurd. Dit besluit is op 27 april 2007 verschenen in het Staatsblad en in werking getreden op 1 juni 2007, rekening houdend met enkele overgangsbepalingen gedurende 2 of 3 opeenvolgende jaren. Samenvatting van de nieuwigheden sedert 1 juni 2007: - Deze wetgeving is van toepassing op centrale stookinstallaties, met een nominaal vermogen gelijk aan of groter dan 20 kW, werkend op gasvormige, vloeibare of vaste brandstof. Installaties met een nominaal vermogen kleiner dan 20 kW vallen dus niet onder dit besluit. - De gebruiker/eigenaar moet vóór de eerste ingebruikname van een nieuwe centrale stookinstallatie een keuring laten uitvoeren door een erkend technicus of een geschoold vakman, afhankelijk van de brandstof waarop de installatie werkt. Het toestel mag enkel in gebruik genomen worden als het keuringsrapport dit toestaat. - De gebruiker moet zijn installatie op regelmatige tijdstippen laten controleren en onderhouden. De uitvoerder (opnieuw een erkend technicus of geschoold vakman) zal na het nazicht en onderhoud een attest afleveren aan de gebruiker/eigenaar. - Installaties ouder dan 15 jaar moeten een eenmalige verwarmingsaudit ondergaan. Dit binnen een termijn van 2 jaar nadat het toestel 15 jaar oud is geworden. Deze audit moet gebeuren door een erkend technicus of een erkend technicus verwarmingsaudit, afhankelijk van het nominale vermogen van de installatie.

64

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR


DEEL 6. SPECIFIEKE BEROEPSINFORMATIE

- De persoon, belast met de uit te voeren taken binnen dit besluit: - voert de keuring uit vóór de eerste ingebruikname van een nieuwe centrale stookinstallatie; - voert het periodiek nazicht en onderhoud uit, alsook de verwarmingsaudit; - geeft de nodige rapporten en attesten aan de gebruiker/eigenaar, en houdt ze tevens ter beschikking van de afdeling LNE (Leefmilieu, Natuur en Energie) van de Vlaamse overheid of toezichthoudende ambtenaar; - voornoemde taken dienen uitgevoerd te worden door een “erkend” technicus. Afhankelijk van het soort installaties (gevoed met gasvormige of vloeibare brandstof) zal hij een erkenning moeten aanvragen bij de afdeling LNE. Hiervoor moet hij onder meer de nodige opleidingen (volledig of verkort) volgen en slagen in de bijhorende proeven.

In navolging van het Vlaams Gewest (besluit van 8.12.2006) en volgens de Europese Richtlijn 2002/91//EG, met het oog op de vermindering van het energieverbruik en de beperking van kooldioxide-emissies, hebben het Waals Gewest (besluit van 29.01.2009) en ook het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (besluit van 3.06.2010) nu elk hun eigen reglementering gepubliceerd. Nu… Op 3 mei 2013 traden enkele wijzigingen in werking met betrekking tot de regelgeving inzake het onderhoud van centrale stooktoestellen via het besluit van de Vlaamse regering van 1 maart 2013 tot wijziging van het VLAREL en tot wijziging van diverse andere besluiten wat betreft erkenningen met betrekking tot het leefmilieu (BS 23 april 2013). De voornaamste wijzigingen zijn: - de verwarmingsaudit voor stooktoestellen met een vermogen van 20 tot 100 kW zal voortaan gebeuren bij het eerste onderhoud nadat het toestel 5 jaar oud geworden is en nadien vijfjaarlijks; - de verwarmingsaudit voor stooktoestellen met een vermogen groter dan 100 kW zal voortaan tweejaarlijks (vloeibare brandstoffen) of vierjaarlijks (gasvormige brandstoffen) gebeuren; - de inhoud van het reinigingsattest en het verbrandingsattest die worden uitgereikt door erkende technici vloeibare/gasvormige brandstof werd gewijzigd; - na de uitvoering van de keuring vóór eerste ingebruikname zal de erkende technicus een verbrandingscontrole uitvoeren en overhandigt hij aan de eigenaar, naast het keuringsrapport, ook een verbrandingattest; - als bij de onderhoudsbeurt de schoorsteen gereinigd en gecontroleerd moet worden, zal dat voorafgaand aan de reinigingsbeurt van het centrale stooktoestel gebeuren. Als de reiniging en controle van de schoorsteen uitgevoerd worden door een schoorsteenveger in plaats van door de erkende technicus zelf, dan zal het reinigingsattest daarvan aan de erkende technicus worden voorgelegd alvorens deze het onderhoud aanvat.

Hoofdstuk 2. Wat u moet weten inzake stookolietanks en het btw-tarief Het is niet steeds duidelijk welk btw-tarief u mag toepassen als u een stookolietank moet keuren, van een overloopbeveiliging moet voorzien, of moet vervangen. Onderstaand krijgt u een kort overzicht:

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR

65


DEEL 6. SPECIFIEKE BEROEPSINFORMATIE

2.1. De keuring van stookolietanks Dit is een handeling die niet kan beschouwd worden als een werk in onroerende staat of een daarmee gelijkgesteld werk. Dit wil dus zeggen dat voor de keuring op zich altijd het 21%-tarief zal moeten toegepast worden. Dit volle tarief is van toepassing op zowel de bovengrondse als de ondergrondse tanks. Indien u ten gevolge van uw keuring een overloopbeveiliging (fluitsignaal of sonde) of andere aansluitingsstukken moet leveren en plaatsen, kan het verlaagde btw-tarief van 6% wel worden toegepast. Hiervoor is natuurlijk wel vereist dat alle andere voorwaarden voldaan zijn (o.a. ouderdom woning, gebruik woning). Als u slechts 1 factuur opmaakt voor zowel de keuring als de levering en plaatsing van de overloopbeveiliging, MOET u uw factuurbedragen splitsen om zowel het 21% als het 6% tarief te kunnen toepassen. Splitst u de bedragen niet (dus u factureert de keuring en de andere werkzaamheden als één geheel), dan zal u over de volledige factuur 21% btw moeten aanrekenen. 2.2. Het verwijderen of buiten gebruik stellen van een lekkende stookolietank Op welke manier u dergelijke tanks verwijdert of buiten gebruik stelt (bv. opvullen met zand) is van geen belang. Deze werkzaamheden worden beschouwd als afbraakwerken en moeten gefactureerd worden aan 21% btw. Hierop bestaat een uitzondering. Wanneer u op dezelfde plaats van de verwijderde oude tank een nieuwe ondergrondse stookolietank plaatst, kan de verwijdering wel met 6% BTW gefactureerd worden. Dit is natuurlijk slechts van toepassing als alle andere voorwaarden van toepassing zijn m.b.t. dit verlaagd tarief. Hoe zit het dan met de bovengrondse tank? Kan de verwijdering van dergelijke tank dan nooit genieten van de 6%? Natuurlijk wel, maar dan moet ook daar op dezelfde plaats een nieuwe geplaatst worden en zullen ook alle andere voorwaarden moeten voldaan zijn om het gunsttarief te kunnen toepassen. U moet hier echter wel opletten dat de nieuwe bovengrondse stookolietank deel moet uitmaken van de installatie van de centrale verwarming of van een verwarmingssysteem dat het geheel of bijna het geheel van de woning verwarmt. Dient de nieuwe stookolietank slechts voor de verwarming van bv. enkele leefruimtes, zal noch de verwijdering van de oude lekkende tank noch de plaatsing van de nieuwe bovengrondse stookolietank kunnen genieten van het verlaagde btw-tarief. 2.3. Opsporen van lekken van een ondergrondse stookolietank Eigenlijk is dit zoals een keuring: dus 21% btw maar… Wanneer het opsporen van de lekken tot gevolg heeft dat de ondergrondse tank vervangen wordt én deze vervanging gebeurt door dezelfde aannemer/installateur die de lekken heeft opgespoord, mag wel 6% worden toegepast. Let dus op: u zoekt naar lekken én u vervangt de ondergrondse tank door een nieuwe ondergrondse (die op dezelfde plaats ligt als de oude) én alle andere 6%-voorwaarden zijn voldaan; dan pas kan u één factuur opmaken voor de levering én plaatsing van een nieuwe ondergrondse tank (het opsporen van de lekken zit hier dan in).

66

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR


DEEL 6. SPECIFIEKE BEROEPSINFORMATIE

Hoofdstuk 3. Roetafval: vraag en antwoord Reeds enkele jaren heeft Bouwunie een samenwerking met de erkende ophaler Van Gansewinkel. Deze firma is gespecialiseerd in de ophaling van roetafval. Van Gansewinkel verzorgt ook de ophaling van water/mazout mengsel. Rond roetafval blijven nog heel wat installateurs met vragen zitten. Hierbij geven we een antwoord op de meest gestelde vragen. Waarom is roetafval gevaarlijk? De basis van het Vlaamse afvalstoffenbeleid is het decreet van 2 juli 1981 betreffende de voorkoming en het beheer van afvalstoffen, kortweg het Afvalstoffendecreet. Een decreet van 20 april 1994 heeft dit Afvalstoffendecreet en de oorspronkelijke uitvoeringsbesluiten grondig gewijzigd. De gewijzigde uitvoeringsbesluiten alsook aanpassingen, opgelegd door Europese wetgeving werden dan gebundeld in het VLAREA of voluit het Vlaams Reglement inzake afvalvoorkoming en –beheer dat in 1995 van kracht werd. Hierin worden ook PAK’s (polycyclische aromatische koolwaterstoffen) beschreven. Deze afvalstof vindt men terug in roet en is kankerverwekkend. Waarom kunnen we dit afval niet naar het containerpark brengen? Roetafval is een bedrijfsafvalstof, zelfs indien afkomstig van particuliere stookinstallaties. Vandaag kunnen bedrijfsafvalstoffen niet meer aanvaard worden op het containerpark. Mag men het roetafval achterlaten bij de klant? Het is toch de klant die het roetafval produceert? Art.2, 3° van het Afvalstoffendecreet geeft de volgende definitie van een producent: ‘elke natuurlijke persoon of rechtspersoon wiens activiteit afvalstoffen heeft voortgebracht, en/of elke natuurlijke of rechtspersoon die voorbehandelingen, vermengingen of andere bewerkingen heeft verricht die leiden tot wijziging in de aard of de samenstelling van die afvalstoffen’.’ We kunnen dus besluiten: omdat roet vrijkomt door de werkzaamheden van de installateur of schouwveger wordt deze laatste beschouwd als producent van de afvalstof. De installateur is dus juridisch verantwoordelijk voor deze afvalstof, hij moet dus deze afvalstof meenemen en mag ze zeker niet achterlaten bij de klant. Hoe wordt roet verwerkt? Roet is een zeer moeilijk te behandelen afvalstof door zijn poederige samenstelling en aanwezigheid van zware metalen. Velen vragen zich af of het in de wegenbouw gebruikt wordt. Maar daar het uitlooggedrag van de afvalstof hiervoor te hoog ligt (m.a.w. het aantal % zware metalen dat na verloop van tijd in de bodem en het grondwater dringt), mag dit niet. Vermits roet deze vooropgestelde aanvaardbaarheidscriteria niet haalt, mag het niet als secundaire grondstof gebruikt worden. Vroeger werd het roet gewoon gestort en sijpelde het zo door tot in de bodem en het grondwater met alle gevolgen van dien. Van Gansewinkel zorgt ervoor dat dit niet meer gebeurt. Roet wordt opgevangen in big-bags en opgeslagen in speciaal voorziene zoutcellen om uitloging richting bodem te voorkomen. Een drievoudige bescherming 1) een meters dikke kleilaag aangevuld met 2) kunststoffolie van HDPE en een 3) kleimat op basis van bentoniet garandeert dat er geen verontreiniging naar het grondwater kan sijpelen.

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR

67


DEEL 6. SPECIFIEKE BEROEPSINFORMATIE

Na de uitgraving van de grond wordt er in de bestaande kleilaag een controledrainage gelegd. Deze drainage loopt samen met de folie mee naar boven en is noodzakelijk voor een degelijke opvolging van het nazorgsysteem en de efficiĂŤntie van de folie. Na het aanbrengen van de folie en de Na-bentonietmatten wordt er een lektest uitgevoerd. Na een negatief attest van de lektest wordt het drainagenetwerk in een zandlaag aangelegd. Het afvalwater wordt via de drainagebuizen verzameld en komt in opvangputten terecht en wordt gezuiverd via de waterzuivering. Niets komt er in de bodem terecht. Wat kost het allemaal? Kan ik dit doorrekenen aan de klant? Indien een installateur een container plaatst dan betaalt hij een vast bedrag per ophaling. Hierin zijn inbegrepen: de transportkosten, de verwerkingsprijs en de milieuheffing. Opgelet: in de overeenkomst staat het maximum gewicht dat men mag vullen. Bij overvulling dient een meerprijs betaald te worden. Wanneer de ophaling gebeurt door een erkend ophaler, mag de installateur milieukosten doorrekenen aan de klant. Algemeen vraagt men hiervoor per schoonmaakbeurt ongeveer 2,50 euro. Als je weet dat er ongeveer 70 reinigingen in een volle container van 240 liter gaan dan heb je voor een volle container 175 euro ontvangen wat de kosten meer dan dekt. Roetafval is gevaarlijk maar het uitgieten in een container is dat dan niet gevaarlijk? In 90% van de gevallen wordt er gebruik gemaakt van een stofzuiger met stofzuigzak. Deze zak mag bij Van Gansewinkel integraal in de container gedeponeerd worden. Hierdoor wordt het gevaar nihil. In de andere gevallen dient men voorzichtig te zijn en gebruik te maken van een stofmasker, dat de installateur tijdens zijn reinigingsactiviteit ook gebruikt. Wie mag de ophaling uitvoeren? De ophalingen van roetafval moeten gebeuren door een erkend ophaler, daar het een gevaarlijke afvalstof is. Deze erkenning wordt verleend door OVAM en wordt periodiek geĂŤvalueerd. De firma Van Gansewinkel heeft als erkenningsnummer 37635/1 (tel. 014 58 20 40, fax 014 58 18 28) en is gespecialiseerd in het ophalen van afvalstoffen uit verbrandingsinstallaties. Bij een controle door de overheid kan het afvalstoffenregister aangevraagd worden bij Van Gansewinkel. Dit is een officieel document dat bijgevoegd moet worden bij de aangifte. Is er wel controle? Zeker en vast, er is controle op gemeentelijk vlak. Elke milieuambtenaar heeft uiteindelijk een controlerende functie en dit kan bij overtreding leiden tot een pv. Leden van Bouwunie krijgen een exclusieve korting van 6% op de factuur bij ophaalfabrikant Van Gansewinkel. Deze korting staat los van al ontvangen kortingen en is dus cumulatief.

68

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR


DEEL 6. SPECIFIEKE BEROEPSINFORMATIE

Hoofdstuk 4. Het MazoutExpert-label: dé kwaliteits­ standaard­voor verwarmings­­­ firma’s en hun technici geactualiseerd en vereenvoudigd

Het “MazoutExpert” label wordt sedert 2006 toegekend aan bedrijven met hun geschoolde mazouttechnici. Met dit label wil de mazoutsector deze bedrijven en hun technici - die instaan voor een optimale afstelling van een verwarmingsinstallatie (MazoutExpert ketel/brander) en/of het onderhoud van reservoirs (MazoutExpert reservoirs) - promotioneel ondersteunen. Bij de start werd geopteerd voor een jaarlijkse hernieuwing met hieraan gekoppeld de technische en administratieve controles. Deze aanpak werd in 2012 bijgestuurd door het label voor 3 jaar toe te kennen en de administratieveen controleprocedures te vereenvoudigen. Actueel werd aan reeds 700 verwarmingsfirma’s, of bijna 1000 technici het label toegekend door de mazoutsector. Sector steunt de vakman Het MazoutExpert-label is een kwaliteitsstandaard dat de professionele vakman erkent, maar hem daarnaast ook promotionele ondersteuning biedt. Zo worden de namen van de MazoutExperts gepromoot door het Service Center van Informazout (078/152 150) en via de vernieuwde Informazoutwebsite, die zo’n 350.000 bezoekers per jaar heeft. Het concept wordt ondersteund met incentive acties die exclusief zijn voorbehouden voor MazoutExperts. Toekenning van het kwaliteitslabel versneld Firma’s die het MazoutExpert label wensen te verkrijgen moeten voldoen aan een enkele administratieve voorwaarden en hun technici beschikken over een geldige wettelijke erkenning in hun MazoutExpert vakgebied. Naast het vereiste vakmanschap staan energieneutraal advies en een kennis van de pro-mazoutargumenten voorop. De kwaliteit van het werk wordt steekproefgewijs gecontroleerd door een onafhankelijke organisme en heeft tot doel om de geloofwaardigheid van het systeem te versterken. Het kwaliteitslabel wordt beheerd door Informazout in overleg met een Toekennings- en een Beroepscomité. In de Beroepscomité zetelen ook vertegenwoordigers van de beroepsorganisatie Bouwunie. De toekenning en de evaluatie van het gecontroleerde werk wordt vereenvoudigd waardoor iedere aanvraag en controlerapport nu binnen een paar weken wordt afgehandeld. Informatie naar de consument verfijnd De informatie naar de consument werd verfijnd door niet alleen te informeren over het activiteitsgebied (ketel/brander of reservoir) en de specialiteiten van het MazoutExpert bedrijf met zijn technici maar ook over het gewest waarvoor deze erkend zijn.

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR

69


DEEL 6. SPECIFIEKE BEROEPSINFORMATIE

Een consument die een beroep doet op een verwarmingstechnicus wil duidelijk geïnformeerd worden over prijs en objectief geadviseerd worden over verwarmen met mazout. Hij verwacht ook dat de controle, het onderhoud of de herstelling vakkundig wordt uitgevoerd en dat de technicus de evolutie van de technieken en de bijbehorende wetgeving op de voet volgt… De consument verwacht met andere woorden: een MazoutExpert. Door een beroep te doen op een verwarmingstechnicus met het MazoutExpert-label, kan de consument rekenen op een kwalitatief hoogstaande dienstverlening en genieten van de vakbekwaamheid van een MazoutExpert. Wilt u ook een plaats krijgen op de referentielijsten en profiteren van alle Mazout(Expert)acties ? Neem dan snel contact op met ons Service Center (02 558 52 20) voor alle voorwaarden of stuur een mail naar info@mazoutexpert.be

Hoofdstuk 5. CERGA – professionele gasinstallateur Waar staat het label “Cerga - professionele gasinstallateur” voor? Cerga is het kwaliteitslabel voor gasinstallateurs. Het staat voor kwaliteit, veiligheid en vakmanschap. U bewijst er uw klanten mee dat u op de hoogte bent van de laatste reglementeringen en normen. Het Cerga-label biedt u als installateur een aantal voordelen, maar er zijn ook een aantal verplichtingen aan verbonden die er mee voor zorgen dat het niveau van het label op peil blijft. Welke zijn de voordelen van het Cerga-label? Sneller de gasmeter open De opening van de gasmeter gebeurt door de distributienetbeheerder. Als de aardgasinstallateur geen Cerga-installateur is, eist de distributienetbeheerder het conformiteitsattest art. 48 met installatieschema, plus een positief controleverslag afgeleverd door een erkend controleorganisme. Is de installatie uitgevoerd door een Cerga-installateur, dan zal de distributienetbeheerder het conformiteitsattest art. 48 en het installatieschema opgesteld en afgeleverd door die installateur als voldoende aanvaarden om de gasmeter te openen. Voordelig, zowel voor de installateur als voor de klant: geen tijdverlies, geen controlekosten. Gratis advies en ondersteuning Als Cerga-installateur kunt u met technische vragen en problemen exclusief terecht bij KVBG op het nummer 078 15 51 25. Dat is een voordeel want niet Cerga-installateurs kunnen dat niet. Doe-het-zelvers worden aangeraden om een Cerga-installateur onder de arm te nemen.

70

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR


DEEL 6. SPECIFIEKE BEROEPSINFORMATIE

Kwaliteitslabel is een commerciële troef Het Cerga-label is een keurmerk. Wie het label van “Cerga professionele gasinstallateur” draagt, onderscheidt zich van de niet-Cerga-installateurs. KVBG ondersteunt de Cerga-installateur door bij het grote publiek de installateur met Cerga-label naar voren te schuiven als de beste garantie op een veilige, energiezuinige en kwalitatieve installatie. Onder meer op Batibouw, waar KVBG aan potentiële klanten advies geeft, via de website www.aardgas.be en in verschillende publicaties van KVBG, haar leden en aardgasnetbeheerders. Gratis attesten art. 48 voor het openen van een gasmeter Cerga-installateurs kunnen per kalenderjaar 50 gratis conformiteitsattesten art. 48 aanvragen bij KVBG. Niet-Cerga installateurs en doe-het-zelvers moeten attesten art. 48 aankopen bij een erkend controleorganisme. Permanente technische bijscholing en ondersteuning Dankzij de bijscholing die KVBG jaarlijks voor Cerga-installateurs organiseert, blijft uw kennis op peil. U kent de nieuwe en aangepaste normen en reglementeringen én blijft op de hoogte van de nieuwste technologieën. Gratis exclusieve internetservice De Cerga-installateur heeft met www.cerga.be een compleet servicecenter tot zijn beschikking. Een groot gedeelte van de website is exclusief voorbehouden aan de Cerga-installateur en enkel voor hem toegankelijk. Hij vindt er onder meer: • technische informatie over materialen, toestellen, enz.; • praktische tools om in een handomdraai berekeningen te maken; • de meest gestelde (technische) vragen met een glashelder antwoord erbij; • een overzicht van de normen en reglementeringen; • een overzicht van de opleidingen en alle andere informatie over Cerga; • info over premies, een calculator voor de berekening van de mogelijke besparing bij het vervangen van een oude ketel door een nieuwe gasketel, enz. Geen nutteloze opleidingen KVBG vindt het belangrijk dat u enkel opleidingen volgt die voor de uitoefening van uw beroep onmisbaar zijn. Zo zijn de Cerga-opleidingen een perfecte voorbereiding op de opleidingen aangeboden in het kader van de Europese richtlijn 2002/91/EG “Energy Performance of buildings” art. 8 (G1, G2 en G3). Gratis nieuwsbrief Als Cerga-installateur ontvangt u vier maal per jaar de nieuwsbrief Cerga.news met specifieke informatie voor de professionele gasinstallateur. Zo bent u altijd als eerste op de hoogte van nieuwe ontwikkelingen. Cerga: ook voor propaan Het Cerga-label kunt u krijgen voor aardgas maar ook voor propaangas of voor beide samen. KVBG werkt hiervoor nauw samen met FeBuPro, de Federatie Butaan en Propaan.

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR

71


DEEL 6. SPECIFIEKE BEROEPSINFORMATIE

Hoe word ik Cerga-installateur en welke verplichtingen heb ik om het label te behouden? De procedure tot het bekomen van het Cerga-label Op voorwaarde dat u beschikt over de toegang tot het beroep van installateur, kunt u Cerga worden in vijf stappen: - volg de basisopleiding Cerga in een erkend opleidingscentrum en slaag voor de evaluatie. De kostprijs van deze opleiding van 52 uur bedraagt ongeveer 475 euro. U kunt wel genieten van een aantal financiĂŤle tegemoetkomingen (bv. opleidingscheques, KMO-portefeuille, tegemoetkomingen FVB Constructiv en Vormelek); - volg additioneel de specifieke opleiding propaangas van 8 uur (incl. evaluatie) indien u het Cergalabel voor propaangas of het label voor aardgas en propaangas wenst te bekomen. De kostprijs bedraagt 100 euro; - stuur uw aanvraag voor het Cerga-label naar KVBG; - bezorg KVBG een lijst van door u aangelegde installaties en betaal het inschrijvingsrecht van 315 euro (voor aardgas of propaangas) of 420 euro (voor aardgas en propaangas); - een geaccrediteerd controleorganisme controleert enkele van uw werken; - blijkt alles in orde, dan ontvangt u uw Cerga-nummer en mag u het Cerga-label dragen. Jaarlijkse verlenging Om het kwaliteitslabel te behouden, dient u elk jaar te voldoen aan de voorwaarden voor verlenging: - de jaarlijkse bijdrage betalen: deze bijdrage bedraagt 205 euro voor de verlenging van het Cergalabel voor aardgas, waarmee o.a. een steekproefcontrole wordt uitgevoerd; - de jaarlijkse verplichte bijscholing volgen; - een lijst van gerealiseerde installaties opsturen: een erkend controleorganisme zal een steekproefcontrole uitvoeren op deze werken. Voor alle inlichtingen over Cerga kunt u terecht bij de dienst Cerga van KVBG: tel.: 078 15 51 25, fax: 078 15 51 31, e-mail: cerga@cerga.be of www.cerga.be

Hoofdstuk 6. Technisch reglement voor binneninstallaties van drinkwater De drinkwaterbedrijven van Vlaanderen staan reeds meer dan honderd jaar in voor de onberispelijke levering van kwaliteitsvol drinkwater. Om dit te kunnen blijven garanderen hebben zij in Aquaflanders-verband (het vroegere SVW, de koepelvereniging van de Vlaamse waterbedrijven) een technisch reglement voor de binneninstallaties voor drinkwatervoorziening uitgewerkt dat sedert 1 juli 2004 van kracht is. Nieuw is dat de drinkwaterlevering bij nieuwbouw of renovatie pas in dienst zal worden gesteld wanneer de binneninstallatie werd gekeurd en een keuringsattest werd afgeleverd. Deze keuring kan gebeuren door een bevoegd keuringsorganisme of door het drinkwaterbedrijf. De onmiddellijke aanleiding tot het uitwerken van een nieuw technisch reglement was de nieuwe Europese richtlijn en het nieuwe Vlaamse drinkwaterdecreet van mei 2002. Dit decreet verplicht de drinkwaterbedrijven om de drinkwaterkwaliteit aan de kraan (meestal keukenkraan) te controle-

72

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR


DEEL 6. SPECIFIEKE BEROEPSINFORMATIE

ren, en bij afwijkingen adviserend op te treden. De Vlaamse drinkwaterbedrijven worden op deze wijze mede verantwoordelijk gemaakt voor de binneninstallatie en zijn van oordeel dat een uniform Technisch Reglement voor heel Vlaanderen noodzakelijk is om de kwaliteit van het geleverde water te kunnen blijven waarborgen en zodoende de klanten en gebruikers optimale bescherming tegen calamiteiten te bieden. Het reglement beschrijft onder meer de soorten aftakkingen, en geeft instructies inzake ontwerp, dimensionering, aanleg, onderhoud en beveiliging van de binneninstallaties voor drinkwater en tweede-circuitwater (veelal putwater of hemelwater). Tevens worden ook de verschillen in uitvoering van de huisaansluiting en de verschillende reglementen van de Vlaamse waterbedrijven quasi volledig weggewerkt. Door het toenemend gebruik van hemelwater in de woning, is het risico voor rechtstreekse verbindingen met de drinkwaterleidingen de laatste jaren sterk toegenomen. Bij nieuwbouw is de aanleg van een hemelwaterreservoir trouwens verplicht. Een onoordeelkundige aanleg van deze leidingen houdt grote risico’s in voor de drinkwaterkwaliteit in de eigen woning, maar via de terugstroming naar het distributienet ook voor de andere verbruikers. Het technisch reglement en de bijhorende keuring moeten deze wanverbindingen (bv. tussen een regenwater- en een drinkwaterbinnenhuisinstallatie) voorkomen en de zekerheid geven dat degelijke apparatuur aanwezig is om het terugstromen van water uit de binneninstallaties naar de distributieleidingen op straat te beletten (waterhouders-keerkleppen). Indien een kwaliteitsafwijking aan de kraan vastgesteld wordt waarvan de oorzaak bij de binneninstallatie ligt, moet de drinkwaterleverancier dit melden aan de klant en ook de mogelijk te nemen herstelmaatregelen aangeven. Het technisch reglement en de verplichte keuring is dan ook een preventieve aanpak om de klant te behoeden voor dergelijke, dikwijls dure en moeilijk uit te voeren herstelmaatregelen. Er werd beslist deze reglementering en keuring vanaf 1 juli 2004 verplicht in te voeren voor alle nieuwbouw en grote verbouwingswerken van sanitaire (watervoorzienings-) installaties. In afwachting van de definitieve aansluiting (na de keuring) kunnen klanten echter reeds water krijgen via een tijdelijke aansluiting. De voor nieuwe installaties vanaf 1 juli 2004 verplichte keuring zal uitgevoerd worden op de afgewerkte binneninstallatie. Pas nadat een goedkeuring verkregen wordt, zal de definitieve aansluiting door het waterbedrijf in dienst gesteld worden. Meer info en het technisch reglement kan u vinden op de website www.aquaflanders.be en op www. belgaqua.be/publicaties/repertorium of op de website van uw waterbedrijf. Sinds 1 januari 2011 kreeg het vroegere SVW een nieuwe naam, “AquaFlanders”

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR

73


DEEL 6. SPECIFIEKE BEROEPSINFORMATIE

Hoofdstuk 7. Het legionellabesluit Naar aanleiding van een epidemie van de veteranenziekte in het Antwerpse Kapellen (november 1999) met een honderdtal ziektegevallen waarvan vijf met dodelijke afloop, werd de Legionellawetgeving sterk uitgebreid. De Vlaamse regering keurde op 22 november 2002 het Legionellabesluit goed dat maatregelen oplegt aan uitbaters van publiek toegankelijke plaatsen ter preventie van legionellose. Sinds 4 mei 2007 is een nieuwe wetgeving voor legionellabestrijding van kracht in Vlaanderen. Beheerders van risico-installaties hadden tijd tot mei 2008 om hun beheersplannen aan te passen. Klassen van installaties Het Vlaams Besluit dat goedgekeurd werd op 4 mei 2007, wijzigt de bestaande wetgeving op een aantal vlakken. Zo wordt er enkel gesproken over “hoogrisico”-inrichtingen en “matigrisico”-inrichtingen. Het verschil situeert zich op het vlak van de technische eigenschappen van de installaties, en op vlak van de gebruikers van de inrichtingen. Hoogrisico-installaties zijn publiek toegankelijke inrichtingen, gericht op behandeling en verzorging van gevoelige personen (mensen met longproblemen, ernstige ziektes, leeftijd van meer dan 65 jaar,...). Matigrisico-installaties zijn eveneens publiek toegankelijke inrichtingen met een collectief warmwatersysteem In beide gevallen gaat het dus om publiek toegankelijke plaatsen, met een of meer aerosolvormende installaties. Onder “publiek toegankelijk” verstaat de wetgever ook scholen, ziekenhuizen, studentenwoningen, tentoonstellingszalen, sportcentra en dergelijke. Bovendien is ook openluchtrecreatie opgenomen, zodat kampeerterreinen onder het Besluit vallen. De ondergrens is bepaald op een besmettingsrisico van 15 personen per dag. Daarbij mag het niet gaan om werknemers, die vallen immers onder de veiligheidsvoorschriften in de arbeidswetgeving. Tenslotte zijn er nog speciale maatregelen voor koeltorens, tentoonstellingen en HVAC-installaties. Beheersplannen en staalnames Exploitanten van hoogrisico-inrichtingen en van grote matigrisico-inrichtingen (met een bezetting van meer dan 15 personen) moeten een beheersplan opstellen (uitzondering: matig risico-gebouwen waar minder dan 40 personen per dag aanwezig zijn, dienen geen beheersplan te maken op voorwaarde dat de temperatuur van het warm water steeds 60° bedraagt, de installatie beveiligd is tegen verbrandingsgevaar en jaarlijks de installatie door een vakman wordt gecontroleerd). Dat beheersplan bevat een technische beschrijving van de installatie, met een risicoanalyse en preventiemaatregelen tegen legionellabesmetting. De risicoanalyse speelt zich af op twee vlakken: de kans op legionellagroei enerzijds en de aerosolvorming anderzijds. De standaardmaatregel is temperatuurscontrole. Bovendien moet het plan aangeven waar en met welke frequentie er stalen worden genomen. De stalen moeten volgens een erkende methode genomen worden om ze vervolgens te laten onderzoeken in een erkend laboratorium. De wetgeving legt geen specifieke regels op met betrekking tot de staal-

74

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR


DEEL 6. SPECIFIEKE BEROEPSINFORMATIE

name. De expert die de risicoanalyse uitvoert, moet daarover beslissen. Bij Aquadomo waarschuwt men wel voor een overdaad aan staalnames. Dat is nodeloos belastend voor het beheer. Als er een besmetting ontdekt wordt in de stalen, bepaalt de wetgeving een reeks maatregelen die de exploitant moet nemen, in functie van het type inrichting (hoog - matig) en de ernst van de besmetting. In extreme gevallen moet de afdeling Toezicht Volksgezondheid op de hoogte worden gebracht en dient de installatie buiten gebruik gesteld. De exploitant is vrijgesteld van staalname als de installatie en de beheersmaatregelen volledig voldoen aan de Best Beschikbare Technieken (BBT). Die technieken bestrijken het geheel van de aanleg en het beheer van een installatie. Voor bijkomende info kan de installateur steeds contact opnemen met Luc Mouton (Aquaservices Mouton, luc.mouton@aquaservicesmouton.be of www.aquaservicesmouton.be)

Hoofdstuk 8. Energiepremies voor installaties Welke energiepremies geven de netbeheerders in 2015 voor installaties? Aan welke voorwaarden? Wat verandert er aan de renovatiepremie? In dit artikel brengen we een overzicht van de energiepremies voor installaties, waarbij we enkele nieuwigheden in het daglicht zetten. Hernieuwbare energiepremies netbeheerders Hieronder geven we een overzicht van de premies van de netbeheerders van 2015. Momenteel bereidt de Vlaamse overheid een wijziging van deze premies voor. Die wijziging zal echter ten vroegste pas in de loop van 2016 doorgevoerd worden, en wellicht zelfs pas op 1 januari 2017. De laatste stand van zaken vindt u dan ook op www.energiesparen.be/subsidies. Toepassingsgebied uitgebreid Belangrijke nieuwigheid sinds 2014 is de uitbreiding van de premies voor zonneboilers en warmtepompen. Deze premies zullen namelijk ook van toepassing zijn voor woningen aangesloten op het distributienet op uiterlijk 31 december 2013 (in plaats van voor 1 januari 2006). Daarnaast is er nog een overgangsmaatregel: ook woningen die eind 2013 nog niet waren aangesloten, maar waarvoor de bouwaanvraag wel al was ingediend vóór 1 januari 2014, komen in aanmerking. Merk op dat in woningen met bouwaanvraag vanaf 1 januari 2014 een minimum aandeel hernieuwbare energie moet voorzien zijn. Aangezien voor deze woningen een verplichting geldt, voorziet de overheid hier geen tegemoetkomingen.

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR

75


DEEL 6. SPECIFIEKE BEROEPSINFORMATIE

Hoeveel? Premies voor installaties van de netbeheerders premie

maximale premie

elektrische warmtepomp*

€ 270 x (0,87 x COP) - 2,5) x Pn

€ 1700 en max 100% v.d. factuur

gaswarmtepomp*

€ 270 x (0,87 x COP) - 1) x P

€ 1700 en max 100% v.d. factuur

zonneboiler

€ 550/m² apertuuropp.

€ 2.750 en max 50% v.d. factuur

€ 800

€ 800

condensatieketel (enkel schermde klanten)

voor

be-

* Pn = het nominaal elektrisch compressorvermogen bij verwarming (kW); P = geïnstalleerd gasvermogen (kW) Apertuuroppervlakte gemeten volgens NEN-EN12975

De premiebedragen en technische voorwaarden blijven dezelfde als voorgaande jaren (zie tabel). Voor warmtepompen hangt het premiebedrag dus nog steeds af van het type, met een maximum van 1700 euro. Voor een zonneboiler gaat het om 550 euro/m² collectoroppervlak, met een maximum van 2750 euro of de helft van het factuurbedrag. Vervangt u een bestaande elektrische weerstandsverwarming volledig door een warmtepompinstallatie? Dan wordt het premiebedrag en het bijhorend maximumbedrag verdubbeld. Voorwaarde is wel dat de woning van uw klant al voor 1 januari 2006 op het elektriciteitsnet moet aangesloten zijn mét uitsluitend nachttarief. Voor beschermde afnemers zijn de premiebedragen van de netbeheerders en bijhorende maxima net als vorig jaar 50% hoger voor investeringen in bestaande woningen. Zij kunnen ook nog steeds genieten van een premie van 800 euro voor de plaatsing van een condensatieketel in een bestaande woning. Voor nieuwbouwwoningen zijn de premies en bijhorende maxima voor deze doelgroep 20% hoger. Beschermde afnemers zijn mensen die kunnen genieten van sociale maximumprijzen bij de netbeheerders. Hiermee is de doelgroep van beschermde afnemers beperkter dan tot voor kort. Tot de categorie ‘beschermde afnemers’ behoren wel bijvoorbeeld nog mensen die een leefloon ontvangen van het OCMW, of die specifieke tegemoetkomingen ontvangen voor personen met een handicap of voor hulp voor bejaarden. Welke warmtepompen komen in aanmerking? Opgelet: niet zomaar elke warmtepomp komt in aanmerking. Om een premie te krijgen van de netbeheerder moet aan deze eisen voldaan worden: • de warmtepomp wordt geplaatst door een aannemer, en dat volgens de code van goede praktijk; • de warmtepomp moet een goede Coefficient of Performance (COP) halen. De tabel hieronder toont hoeveel de COP minstens moet bedragen voor diverse types elektrische warmtepompen; • de warmte-afgiftetemperatuur van de cv-installatie mag maximaal 40°C zijn; • de warmtepomp geniet minstens 2 jaar volledige garantie. Reserveonderdelen, origineel of gelijkwaardig, zijn minimaal 10 jaar beschikbaar en verkrijgbaar na de datum van aankoop; • bij de warmtepomp krijgt uw klant ook de nodige documentatie (gebruikers- en installatiehandleiding, opleverings- en herstellingsdocumentatie…), en dat in het Nederlands;

76

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR


DEEL 6. SPECIFIEKE BEROEPSINFORMATIE

• wil uw klant zijn warmtepomp ook gebruiken voor zwembadverwarming, dan kan hij géén premie genieten; • de warmtepomp mag niet gebruikt worden als actieve koeling, of m.a.w., als airco. Heeft de warmtepomp toch een koelfunctie, dan moet u die als installateur definitief onbruikbaar maken Technische voorwaarden van de netbeheerders voor elektrische warmtepompen Gemeten volgens EN14511 Soort

Min. COP

Bron t°

Afgifte

bodem/water

4,3

0

35°C

water/water

5,1

10°C

35°C

lucht/water

3,1

2°C

35°C

lucht/lucht

2,9

2°C

20°C

Gemeten volgens CETIAT Soort

Min. COP

Bron t°

Afgifte

directverdamping/ water

4,3

0°C

35°C

directverdamping/ directcondensatie

4,3

0°C

35°C

Welke zonneboilers komen in aanmerking? • de zonneboiler zorgt voor sanitair warm water. In combinatie daarmee mag hij eventueel ook gebruikt worden voor de verwarming; • de inhoud van het boilervat moet minstens 40 l per m² apertuuroppervlakte bedragen bij vlakkeplaatcollectoren en minstens 55 liter per m² apertuuroppervlakte bij buiscollectoren; • de zonneboiler wordt geplaatst door een aannemer; • de collectoren zijn getest door een geaccrediteerd instituut volgens EN-12975 en hebben een systeemtest (volgens EN12976 of EN/TS 12977) ondergaan, of ze hebben een Solar KeyMark; • het volledig systeem is gemarkeerd conform EN 12976-1; • uw klant geniet een waarborg van minstens 10 jaar op de collector, 5 jaar op de boiler en 2 jaar op andere onderdelen; • uw klant krijgt bij zijn installatie een handleiding en een onderhoudschecklist, en dat in het Nederlands; • de zonneboiler mag niet gebruikt worden voor zwembadverwarming, zelfs niet gedeeltelijk. • een uitbreiding van een bestaand thermisch zonnecollectorsysteem met bijkomende collectoren of een vervanging komt niet in aanmerking; • uitsluitend naverwarmen op basis van elektrische weerstandsverwarming wordt niet aanvaard, tenzij er voordien al een elektrische boiler was die instond voor de volledige productie van het sanitair warm water. Hoe kan uw klant de premie aanvragen? Dat kan online via de website van zijn netbeheerder, of op papier. Hij heeft daarbij telkens volgende documenten nodig: • het aanvraagformulier van de netbeheerder, geattesteerd door de aannemer of met een apart attest van de aannemer in bijlage;

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR

77


DEEL 6. SPECIFIEKE BEROEPSINFORMATIE

• een kopie van de factu(u)r(en); • een kopie van het rapport van de indienstneming van de installatie en een kopie van de opbrengstberekeningen van de installateur. Voor een warmtepomp staat op de factuur de prijs voor de levering en plaatsing van de warmtepomp vermeld, het merk en het type, het compressorvermogen of het geïnstalleerd gasvermogen, en de COP. Voor een zonneboiler staat op de factuur de prijs van de zonneboiler vermeld, net als het merk en het type van de zonneboiler, het aantal m² apertuuroppervlakte en het aantal liter opslagvat. Appartementsbewoners die collectief willen investeren in energiebesparende maatregelen moeten niet langer allemaal apart een dossier indienen. Ze kunnen eenvoudigweg via de vereniging van mede-eigenaars of de syndicus gezamenlijk hun premies aanvragen. Renovatiepremie wordt belastingvoordeel De renovatiepremie wordt momenteel omgevormd tot een belastingvermindering of -krediet. Vanaf eind 2015 kan u de renovatiepremie, onder de vorm van een belastingvermindering of -krediet, terug aanvragen. De voorwaarden blijven wellicht dezelfde, maar de terugbetaling zal in schijven gebeuren. Er wordt ook een overgangsmaatregel uitgewerkt voor wie de premie in de tussenperiode wilde aanvragen. Weet dat de renovatiepremie een belangrijk bedrag kan opleveren voor uw klant, indien hij hiervoor in aanmerking komt. Zodra meer geweten is over de precieze modaliteiten van de vernieuwde renovatiepremie, vindt u hierover meer op www.wonenvlaanderen.be/renovatiepremie. U en uw klanten kunnen op deze website ook uw emailadres nalaten, zodat u automatisch op de hoogte wordt gebracht van de allerlaatste stand van zaken. Premies bij nieuwbouwwoningen Bij nieuwbouwwoningen zijn er geen premies specifiek voor installaties. Wel zal een woning door het toepassen van hernieuwbare energie of een efficiënt ventilatiesysteem wel een lager E-peil krijgen. En voor woningen en appartementen met een erg laag E-peil zijn er wel degelijk tegemoetkomingen. Zo zijn er de premies van de netbeheerders voor zij die een stuk beter doen dan de wettelijk verplichte eis. Een overzicht hiervan vindt u in de tabel hierbij. Voor wie zijn woning volledig afbreekt en heropbouwt, worden deze premies verdubbeld. Premies 2015 via de netbeheerder voor nieuwbouwwoningen Bouwaanvraag vanaf 1/1/2015 t.e.m. 31/12/2015 ≤ E30 nieuwbouwwoning

E-peil premie: 1800 € + 50 €/punt tov E30

≤ E30 nieuwbouwappartement

E-peil premie: 800 € + 30 €/punt tov E30

≤ E40 nieuwbouwwoning

E-peil premie: 1800 € + 50 €/punt tov E40

≤ E40 nieuwbouwappartement

E-peil premie: 800 € + 30 €/punt tov E40

Bouwaanvraag vanaf 1/1/2014 t.e.m. 31/12/2014

Bouwaanvraag voor 1/1/2014 E-peil premie: indien het bereikte E-peil minstens 20 punten lager is dan het wettelijk vereiste E-peil op het ogenblik van de bouwaanvraag. Premie zonneboiler: 550 euro per m2, max 2750 euro, max 50% factuur Premie waterpomp: premie van max 1700 euro, afhankelijk van type Extra voor beschermde afnemers: 20% hogere E-peilpremie, 50% hogere premie voor zonneboiler en warmtepomp

78

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR


DEEL 6. SPECIFIEKE BEROEPSINFORMATIE

Daarnaast is er nog de korting op de onroerende voorheffing. Hoe groot deze korting is, hangt af van het jaar van de bouwaanvraag en het behaalde E-peil (zie tabel). Deze korting wordt automatisch toegekend. Meer info hierover op: www.onroerendevoorheffing.be. Korting onroerende voorheffing woningen Bouwaanvraag

Korting

Hoelang

voor 2013

20% vanaf E60

10 jaar

40% vanaf E40 in 2013 of 2014

50% vanaf E50

5 jaar

100% vanaf E30 na 2014

50% vanaf E40

5 jaar

100% vanaf E30

De laatste stand van zaken? Op energiesparen.be kan uw klant in de rubriek ‘Subsidies’ snel een overzicht krijgen van de energiepremies waarvoor hij in zijn woonplaats in aanmerking komt. Hier vindt u ook steeds de laatste stand van zaken. Heeft u zelf nog vragen bij de premies? Neem dan contact op met Mieke Bonnarens, via Mieke.Bonnarens@bouwunie.be of telefonisch op 09 235 49 52.

Hoofdstuk 9. Nieuwe installatie-eisen vanaf 2015 Minimale eisen voor het vernieuwen van installaties in bestaande gebouwen vanaf 2015 Voor werkzaamheden aan bestaande gebouwen met stedenbouwkundige aanvraag of melding vanaf 1 januari 2015, gelden nieuwe eisen voor de installaties. Die nieuwe eisen krijgen als roepnaam ‘installatie-eisen bij renovatie’. De installatie-eisen bij renovatie gelden voor alle nieuw geplaatste, vernieuwde of vervangen installaties bij renovaties en functiewijzigingen in bestaande gebouwen. Een overzicht van de voornaamste eisen voor de installateur. Bron: op basis van een tekst van het Vlaams EnergieAgentschap, Energiesparen.be Wanneer zijn de installatie-eisen bij renovatie van toepassing? De eisen gelden voor renovaties en functiewijzingen met een melding of bouwaanvraag vanaf 1 januari 2015. Kleine uitbreidingen (< 800 m³ en zonder wooneenheden) vallen ook onder die renovaties. De eisen zijn niet van toepassing op nieuwbouw. Voor nieuwbouw geldt immers al een eis op het E-peil, waarin de prestatie van installaties wordt gevalideerd. Ook voor de zogenaamde ‘ingrijpende energetische renovaties’ (zie kadertekstje) zijn de installatie-eisen niet van toepassing.

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR

79


DEEL 6. SPECIFIEKE BEROEPSINFORMATIE

De eisen zijn bovendien enkel van toepassing op installaties die u vernieuwt, vervangt, uitbreidt, verplaatst of nieuw plaatst. Ze gelden dus niet voor installaties waaraan u geen werken uitvoert. Enkel het tijdelijk demonteren en opnieuw plaatsen van dezelfde installatie op exact dezelfde plaats, beschouwt de overheid niet als vernieuwing. De eisen zijn niet van toepassing voor projecten met stedenbouwkundige vergunningen met een eenvoudige dossiersamenstelling (= projecten waar bij de bouwaanvraag de tussenkomst van een architect niet vereist is). Het is ook mogelijk om een afwijking of vrijstelling aan te vragen voor individuele projecten. Dat kan als het technisch, economisch of functioneel niet haalbaar is om aan de eisen te voldoen. Een voorbeeld Een bestaande woning wordt verbouwd. De medewerking van een architect is vereist en de stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd vanaf 1 januari 2015. Situatie 1: Tijdens de werken blijven de technische installaties helemaal zoals ze waren. De installatie-eisen zijn niet van toepassing. Situatie 2: Tijdens de werken vernieuwt u de verwarmingsinstallatie volledig. De installatie-eisen voor de verwarming zijn van toepassing. Situatie 3: Tijdens de werken plaatst u een radiator bij. De installatie-eisen voor de verwarming zijn van toepassing. Voor situatie 3 kan uw klant echter een individuele afwijking of vrijstelling aanvragen. De invloed van één nieuwe radiator met bijhorend leidingwerk op het rendement van de hele installatie zal doorgaans te klein zijn om aan de eisen te kunnen voldoen. Dat kan aanleiding geven tot een afwijking van de eisen. Wat zijn de eisen en voor welke installaties gelden ze? Er zijn eisen aan de installaties voor verwarming, sanitair warm water, koeling, ventilatie en verlichting (enkel niet-residentiële gebouwen). Daarnaast moet u bij grote installaties energieverbruiksmeters plaatsen. Hieronder lichten we enkele eisen verder toe. We beperken ons hierbij tot installaties voor verwarming, sanitair warm water en ventilatie. 1. Verwarming a. Ketels op gasvormige en vloeibare brandstof: De installatie moet minstens een installatierendement hebben van 84%, bepaald ten opzichte van de bovenste verbrandingswaarde (Hs). Het installatierendement hangt af van volgende factoren: - het deellastrendement van de ketel bij een belasting van 30%; - de verhouding van de onderste tot de bovenste verbrandingswaarde van de brandstof; - de ketelinlaattemperatuur waarbij het 30%-deellastrendement bepaald is; - de seizoensgemiddelde ketelwatertemperatuur;

80

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR


DEEL 6. SPECIFIEKE BEROEPSINFORMATIE

- - - - - -

ontwerpretourtemperatuur van het warmteafgiftesysteem; de plaats van de ketel; de regeling van de brander; de isolatie van de leidingen; de regeling van de installatie; de hydraulische inregeling bij grote installaties.

Soms is het echter technisch niet haalbaar om een niet-condenserende ketel te vervangen door een condenserende. In dat geval kunt u ook aan de eis voldoen met een niet-condenserende ketel. Dat vraagt dan wel een performante niet-condenserende ketel en een extra inspanning op het vlak van de andere factoren (zoals bijvoorbeeld leidingisolatie). b. Elektrische warmtepompen: De installatie heeft, afhankelijk van het type warmtepomp, een minimale seizoensprestatiefactor (SPF) (zie tabel 1). Tabel 1: elektrische warmtepompen Soort warmtepomp

Minimale SPF

bodem/water

3,3

water/water

3,9

lucht/water

2,8

lucht/lucht

2,9

2. Sanitair warm water (SWW) a. Elektrische boilers en doorstromers: Voor nieuwe elektrische warmwaterproductietoestellen geldt een maximaal toegestaan elektrisch vermogen. Het maximaal vermogen van alle nieuwe elektrische warmwaterproductietoestellen samen wordt bepaald in functie van de oppervlakte van het gebouw (zie grafiek 1). De grens van 2,5 kW komt overeen met één elektrische boiler die geschikt is voor het leveren van SWW in kleinere woningen. Elektrische boilers blijven dus toegelaten in woningen. Gebouwen met een oppervlakte groter dan 150 m² kunnen een groter vermogen plaatsen. Als de vraag naar warm water m.a.w. beperkt is, kan u nog steeds een elektrisch toestel plaatsen, bijvoorbeeld in de kitchenette van een kantoorgebouw. Bij een grotere vraag (bijvoorbeeld een rusthuis) zal het echter niet meer mogelijk zijn om enkel elektrische toestellen te plaatsen.

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR

81


DEEL 6. SPECIFIEKE BEROEPSINFORMATIE

b. Circulatieleidingen: Circulatieleidingen moet u isoleren. De minimaal vereiste isolatie hangt af van de ontwerpvertrektemperatuur, de omgeving en de buitendiameter van de leiding (zie tabel 2). Tabel 2: Minimaal toegelaten warmteweerstand voor leidingen voor verwarming en sanitair warm water RI,min (mK/W) Buitendiameter d (mm) van de ongeïsoleerde leiding

Ontwerpvertrek-temperatuur ≤ 55 °C

Ontwerpvertrek-temperatuur > 55 °C

Omgeving I

Omgeving II

Omgeving I

Omgeving II

17,2

5,92

5,21

6,41

5,92

21,3

5,49

4,81

5,95

5,49

26,9

5,08

4,42

5,49

5,08

33,7

4,65

4,05

5,08

4,65

42,4

4,26

3,69

4,65

4,26

48,3

1,03

3,48

4,41

4,03

60,3

3,66

3,15

4,02

3,66

76,1

3,3

2,84

3,64

3,3

88,9

3,08

2,62

3,39

3,08

114,3

2,72

2,31

3

2,72

139,7

2,45

2,08

2,72

2,45

168,3

2,22

1,87

2,47

2,22

219,1

1,92

1,61

2,14

1,92

273

1,68

1,4

1,88

1,68

323,9

1,52

1,26

1,7

1,52

355,6

1,43

1,18

1,61

1,43

≥ 406,4

1,31

1,08

1,48

1,31

4. Energieprestatie van ventilatiesystemen Plaatst u een ventilatiesysteem D, dan moet dat voorzien zijn van een warmteterugwinapparaat. Voor serieproducten bedraagt het warmteterugwinrendement minstens 75%.

82

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR


DEEL 6. SPECIFIEKE BEROEPSINFORMATIE

Het warmteterugwinrendement hangt af van volgende factoren: - het testrendement van de warmteterugwinning (volgens bijlage G van het wijzigingsbesluit van 20 mei 2011); - de luchtdichtheid van het toestel; - de luchtdichtheid van de kanalen; - de isolatie van de kanalen; - de aërolische inregeling; - de snelheidsregeling van de ventilatoren. Hoe aantonen dat aan de eisen is voldaan? Een verslaggever zal de uitgevoerde werken moeten rapporteren. Hij moet aantonen dat een installatie voldoet aan de eisen, en dat aan de hand van stavingsstukken. Verklaringen van de eigenaar, aannemer, architect, installateur… zijn geen geldige stavingsstukken. Als aannemer of installateur zal u daarom de nodige facturen en technische documentatie moeten aanleveren aan deze verslaggever. Het is de verslaggever zelf die uiteindelijk verantwoordelijk is voor de correcte rapportering. Meer weten? Wil u meer weten over de gedetailleerde eisen voor verlichting, koeling of energieverbruiksmeters? Of hebt u nog andere specifieke vragen over deze nieuwe eisen? Neem dan contact op met de Bouwunieenergieconsulenten Luc Dedeyne (Luc.Dedeyne@bouwunie.be, tel. 0473 55 15 68) of Mieke Bonnarens, (Mieke.Bonnarens@bouwunie.be, 0474 44 03 86). Ingrijpende energetische renovaties Vanaf 2015 zijn er ook specifieke eisen voor ‘ingrijpende energetische renovaties’ waarvoor een stedenbouwkundige vergunning of melding nodig is. Concreet gaat het om renovaties waarbij u de technische installaties volledig vervangt én waarbij u minstens 75% van de gebouwschil (na) isoleert. In dit geval zijn de installatie-eisen niet van toepassing. Toch zijn ook hier de prestaties van de installaties erg belangrijk. Om te beginnen moet een ingrijpende energetische renovatie namelijk een E-peil halen van maximaal E90. De berekening van de globale energieprestatie-eis (E-peil) gebeurt volledig analoog aan de berekening bij nieuwbouw. Daarnaast moeten alle ruimten in de volledige woning de nodige minimale ventilatievoorzieningen krijgen, net als bij nieuwbouw. Dat betekent dat je dus ook hier een ventilatiesysteem moet voorzien met de nodige toe-, door- en afvoer van lucht, volgens dezelfde principes als bij nieuwbouw. Ook de ruimten waar er geen vensters vervangen worden, zullen dus aangepakt moeten worden. Tot slot moeten de muren, vloeren, daken en het schrijnwerk voldoende geïsoleerd zijn en dus voldoen aan maximale U-waarden die de EPB-regelgeving oplegt. Die gelden zowel voor nieuwe en vernieuwde constructiedelen als voor constructiedelen die enkel nageïsoleerd worden.

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR

83


DEEL 6. SPECIFIEKE BEROEPSINFORMATIE

Hoofdstuk 10. Hernieuwbare energie altijd verplicht bij nieuwbouw? Minimumaandeel hernieuwbare energie en strengere EPB-eisen vanaf 2016 Voor bouwaanvragen vanaf 1 januari 2014 moet elke nieuwe woning in Vlaanderen een minimum hoeveelheid energie halen uit hernieuwbare bronnen. Die verplichting is geïntegreerd in de energieprestatieregelgeving (EPB). Daarnaast moeten nieuwbouwwoningen in de toekomst aan nog strengere EPB-eisen voldoen, en dat al vanaf 2016. Hernieuwbare energie Om aan de nieuwe EPB-verplichting op vlak van hernieuwbare energie te voldoen, moet u één van de volgende zes maatregelen toepassen in een woning met bouwaanvraag vanaf 1 januari 2014: - een zonneboiler; - een PV-installatie; - een warmtepomp; - een biomassa-installatie; - een aansluiting op een net voor stadsverwarming of –koeling; - een participatie in een hernieuwbaar energieproject binnen uw provincie. De geplaatste systemen moeten aan kwalitatieve voorwaarden voldoen, bijvoorbeeld op vlak van oriëntatie, rendement… Een overzicht hiervan vindt u in de tabel hierbij. woningen: Eén van deze maatregelen of E-peil -10% of 10 kWh/m² vloeropp. Maatregel

Kwalitatieve voorwaarde

Kwantitatieve voorwaarde

Zonneboiler

Helling tussen 0° en 70°

Opp. collectoren min. 0,02 m² per m² bruikbare vloeropp.

Oriëntatie: oost-zuid-west PV-installatie

Helling tussen 0° en 70°

Opbrengst min. 7 kWh** per m² bruikbare vloeroppervlakte

Oriëntatie: oost-zuid-west Biomassa

Rendement* ≥ 85%

toegepast als hoofdverwarming (dekt min. 85% v/d warmtevraag)

Emissieniveaus* CO en fijn stof < grenswaarden fase III Warmtepomp

SPF > 4 (volgens EPB)

toegepast als hoofdverwarming (dekt min. 85% v/d warmtevraag)

Stadsverwarming en -koeling

Min. 45% uit hernieuwbare energiebronnen

/

Participatie***

min. 7 kWh/m² bruikbare vloeropp. van alle participaties samen

min 20 €/m² bruikbare vloeroppervlakte

•volgens KB van 12/10/2010; ** min. 10 kWh vanaf 2016, berekend volgens EPB-methodiek; • *** in project voor productie van hernieuwbare energie, vergund na 01/01/2014 binnen provincie of aanpalende gemeente

Wil uw klant geen investeringen in hernieuwbare energie, of is het om een andere reden niet mogelijk om dit te voorzien? Dan is er ook een andere mogelijkheid, waarmee hij toch aan de EPBregelgeving voldoet. Voor woningen die geen minimaal aandeel hernieuwbare energie produceren,

84

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR


DEEL 6. SPECIFIEKE BEROEPSINFORMATIE

wordt het maximale E-peil 10% strenger. Voor woningen met bouwaanvraag dit jaar betekent dit dat ze een maximaal E-peil van E54 mogen halen in plaats van E60. Als het in een woning niet haalbaar is om hernieuwbare energie te produceren, kan de woning toch voldoen als het E-peil voldoet aan die strengere eis. Dat kan door bijvoorbeeld bijkomende isolatie te voorzien, een efficiëntere verwarmingsinstallatie te gebruiken, een ventilatiesysteem met warmteterugwinning en/of vraagsturing te installeren, luchtdichter te bouwen ... Ook voor kantoren en scholen en voor grotere woongebouwen met meer dan één wooneenheid worden er nieuwe eisen opgelegd. Op weg naar BEN Woningen waarvan de aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning of melding dateert van 2014 of 2015, mogen een maximaal E-peil halen van E60. Daarnaast werden de isolatie-eisen in het verleden ook strenger. De eerstkomende jaren verstrengen deze eisen echter nog verder. Zo moeten woningen vanaf 2016 een maximaal E-peil hebben van E50. Ook de daaropvolgende jaren moeten woningen en appartementen nóg energiezuiniger worden. Dit betekent in praktijk dat hernieuwbare energie onontbeerlijk wordt in quasi elke nieuwbouwwoning. Vanaf 2021 moeten nieuwe woningen en appartementen zelfs bijna-energieneutraal of ‘BEN’ zijn. Dit betekent dat woningen vanaf dan een E-peil moeten hebben dat lager ligt of gelijk is aan E30. Verder moet een ‘BEN’-woning of –appartement ook voldoen aan alle EPB-eisen die van toepassing zijn voor nieuwbouwwoningen vanaf 2016. Zo blijft ook de eis inzake het minimum aandeel hernieuwbare energie van toepassing. Adviseer uw klant daarom om vandaag al verder te gaan, en te streven naar een E30-woning. Zo is zijn nieuwe woning binnenkort niet verouderd. Een overzicht van al deze eisen en meer info vindt u op www.energiesparen.be/ben. Aanvraag vergunning of melding

2014 - 2015

2016 - 2017

2018 – 2019

2020

2021

Maximaal E-peil woningen en appartementen

E60

E50

E40

E35

E30

Meer weten? U kan hierover meer lezen op www.energiesparen.be/epb/groeneenergie. Heeft u nog specifieke vragen, neem dan contact op met de Bouwunie-energieconsulenten: - Luc Dedeyne, Luc.Dedeyne@bouwunie.be, tel. 0473 55 15 68 - Mieke Bonnarens, Mieke.Bonnarens@bouwunie.be, tel. 0474 44 03 86

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR

85


DEEL 6. SPECIFIEKE BEROEPSINFORMATIE

Hoofdstuk 11. Certificering (erkenning) voor technicus hernieuwbare energie Certificering (erkenning) voor technicus hernieuwbare energie is een feit. De meest gestelde vragen… Sinds het voorjaar 2014 heeft de Vlaamse overheid, in samenwerking met de andere gewesten van België, de mogelijkheid gecreëerd om je als installatie-technicus te laten certificeren in het kader van hernieuwbare energie. Bouwunie-Installateurs had hier voordien al over bericht dat dit mechanisme op stapel stond. Ter inleiding: Het idee om een certificeringsprogramma voor hernieuwbare energie te programmeren komt voort uit de ondertussen gekende Europese richtlijn 2009/28/CE die betrekking heeft op het stimuleren van hernieuwbare energie. Uit diezelfde richtlijn komt immers ook het “verplichte aandeel hernieuwbare energie bij nieuwbouwprojecten”, dat sedert 1 januari 2014 van kracht is. Om het één en ander duidelijk te maken, hebben we voor u de meest gestelde vragen verzameld, waarop we een klaar antwoord hebben geformuleerd: 1. Voor welke soorten hernieuwbare energie kan ik mij laten certificeren en hoe lang is dit dan geldig? Er zijn 6 categorieën weerhouden waarvoor men telkens een apart certificaat kan bekomen, m.n.: 1. biomassaketels (bv. pelletketels), 2. fotovoltaïsche zonne-energiesystemen (PV-panelen), 3. ondiepe geothermische systemen, 4. thermische zonne-energiesystemen - sanitair warm water, 5. thermische zonne-energiesystemen – combi sanitair warm water en verwarming (dit is een vervolg op categorie 4), 6. warmtepompen Na het bekomen van een erkenning, blijft deze 5 jaar geldig. Om de erkenning te verlengen, volstaat het om een hernieuwingsopleiding te volgen en een examen af te leggen, zodat de erkenning opnieuw 5 jaar geldig is. 2. Gaat het over een certificering voor mijn bedrijf of voor mij als persoon? Het gaat wel degelijk om een persoonsgebonden certificering, vergelijkbaar met de gekende erkenning rond het onderhoud en controle van centrale stooktoestellen. Indien u investeert in een certificeringsprogramma voor uw werknemer, dan geniet hij verder van zijn erkenning indien hij op een later ogenblik de firma zou verlaten. Uiteraard vervalt de erkenning voor hem na een totale duur van 5 jaar, indien hij deze niet zou hernieuwen. 3. Ben ik vanaf nu verplicht om mij te laten certificeren voor alle werken die betrekking hebben op hernieuwbare energie? Neen, zo ver is het nog niet. Deze erkenning is niet verplicht. U, of uw collega-installateur kan dus dezelfde werken uitvoeren als een nu reeds gecertificeerde persoon op dat vlak. De overheden denken er echter wel aan om als stimuli en/of enkele voordelen aan dit traject te koppelen. Zo denken ze er aan om premies voor de klant te koppelen aan het feit of de werken werden uitgevoerd door een

86

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR


DEEL 6. SPECIFIEKE BEROEPSINFORMATIE

gecertificeerd persoon. Wallonië heeft reeds dergelijke koppeling voorzien voor de PV-panelen en zonneboilers (thermische zonne-energie). 4. Welke voorwaarden zijn van toepassing en welke stappen moet ik ondernemen om mijn certificering te bekomen? Er zijn twee trajecten mogelijk per categorie, Enerzijds is het mogelijk om een “certificaat van bekwaamheid” te bekomen. Anderzijds, indien er niet volledig kan voldaan worden aan alle voorwaarden, kan men een “certificaat van bekwaamheid als aspirant” bekomen. De voorwaarden voor het bekomen van een certificaat van bekwaamheid: - je beschikt over een inschrijvingsattest bij de KBO van minstens 3 jaar, voor een in aanmerking komende beroepsactiviteit; - je beschikt over een inschrijvingsattest bij de KBO van minder dan 3 jaar, voor een in aanmerking komende beroepsactiviteit en je kan bijkomend een relevante beroepservaring bewijzen, voor een totale duur van minstens 3 jaar; - je beschikt niet over een inschrijvingsattest bij de KBO, maar kan wel een relevante beroepservaring van minstens 3 jaar bewijzen, in een basisberoep; - een opleiding volgen, bij een erkende opleidingsinstelling; - slagen voor een examen en beschikken over het gerelateerde getuigschrift. Dit getuigschrift mag niet ouder zijn dan 6 maanden. Indien niet kan voldaan worden aan een relevante beroepservaring van minimum 3 jaar, maar wel aan alle andere voorwaarden, dan kan je een certificering aanvragen als “aspirant”. Indien aan bovenstaande voorwaarden voldaan is, kan je via de website van Rescert een aanvraag plaatsen. Alle voorwaarden zijn in detail beschikbaar op www.rescert.be. Je kan tevens op deze website je aanvraag voor certificering aanvragen. Rescert staat voor “Renewable Energy Systems Certification” en is het organisme dat instaat voor de bewaking van het certificeringsmechanisme 5. Hoeveel tijd en geld zal dergelijk traject mij kosten? Hoeveel tijd en financiële middelen je zal moeten uittrekken is afhankelijk van de soort erkenning die je wenst te bekomen. Reken, voor de opleiding op zich, een kostprijs tussen 700 en 850 euro, inclusief btw. De prijs voor de aanvraag van het certificaat bedraagt 250 euro incl. btw. Dit bedrag wordt tevens ook gebruikt voor de tussentijdse controles ter bewaking van de kwaliteit op het geleverde werk. Ook de te spenderen tijd voor het volgen van de opleiding is afhankelijk van de soort erkenning die je wenst te halen. Reken algauw op een 4-tal volle dagen + het examen. 6. Heb ik concrete en tastbare voordelen ten opzichte van niet-gecertificeerde installateurs? Tastbaar zijn ze nog niet, maar de Vlaamse overheid en Rescert geven alvast volgende voordelen op die gekoppeld zijn aan het gecertificeerd zijn als specialist hernieuwbare energie: - het biedt voor u en de klanten de garantie dat u of uw medewerker over de nodige competenties beschikt in de materie;

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR

87


DEEL 6. SPECIFIEKE BEROEPSINFORMATIE

- het kan gelden als bewijs, indien er kwaliteitsvoorwaarden zijn verbonden aan een overheidsopdracht; - nog niet direct van toepassing, maar de overheden denken aan een koppeling van premies voor de klanten die werken met gecertificeerde technici (cfr. Wallonië, die dit al heeft voor PV-panelen en zonnethermische systemen); - de overheidsinstantie van de 3 gewesten, belast met dit certificeringstraject, hebben beloofd om de nodige inspanningen te doen voor de promotie van de gecertificeerde uitvoerders, via de media, beurzen, de website “energiesparen.be”, enz.… Tevens wordt een lijst met gecertificeerde installateurs gepubliceerd op hun gerelateerde website zoals energiesparen.be, enz.… 7. Zal ik ook in Wallonië en Brussel aan de slag kunnen als “gecertificeerd” installateur? Inderdaad! De 3 gewesten hebben gekozen voor een eenvormig traject binnen alle gewesten, waardoor de certificering over de grenzen van alle gewesten geldig zijn. 8. Waar kan ik terecht voor bijkomende vragen? Uiteraard kan u, als lid van Bouwunie, steeds terecht bij Bouwunie voor bijkomende vragen of suggesties, via dirk.vandewynckel@bouwunie.be of via het telefoonnummer 02 588 11 00. Wenst u meer informatie over de procedures, de erkende opleidingsinstellingen, de wetgeving, enz…, dan kan u terecht op www.rescert.be of www.energiesparen.be (doorlinken naar groene energie en WKK + Certificaat van bekwaamheid voor installateurs Dirk Van De Wynckel, secretaris Bouwunie Installateurs, coördinator Project “VerKHEn”

Dit artikel kwam tot stand door het project “VerKHEn”, een initiatief van Bouwunie, in samenwerking met NAV en ondersteund door het IWT.

88

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR


DEEL 6. SPECIFIEKE BEROEPSINFORMATIE

Hoofdstuk 12. CO-preventie: tips voor installateurs Het belang van CO-preventie hoeft geen betoog. Dankzij de media, artikels in kranten en waarschuwingen tijdens het weerbericht, is het belang van een goed preventiebeleid stilaan doorgedrongen tot het brede publiek. Spijtig genoeg gebeuren nog steeds te veel ongevallen waarbij “de stille doder“ slachtoffers maakt. Zonder al te veel open deuren te willen intrappen, zetten we de hedendaagse mogelijke acties nog eens op een rij. Tips voor het opsporen van de gevaarlijke situaties: - Neem elke klacht die kan wijzen op CO ernstig op; al te veel ongevallen zijn voorafgegaan door aanwijzingen waarop niet is gereageerd. Hou rekening met het feit dat de weersomstandigheden heel veel invloed hebben op de schouwtrek. - Bij elk onderhoud kan zonder veel moeite nagegaan worden of er terugslag is van het toestel door metingen uit te voeren van CO2 ter hoogte van de trekonderbreker. Deze metingen staan beschreven in het nieuwe Vlaamse stookbesluit. Daarbij is het verplicht de vaststellingen in het verbrandingsattest te vermelden. Een lichte terugslag gedurende het opstarten is normaal. Dit is te wijten aan de koude toestand van de schouw en moet verdwijnen na enkele ogenblikken. Bij normale werking mag CO gemeten worden ter hoogte van de trekonderbreker. Een kleine hoeveelheid ppm of mg/kwh afhankelijk van het toestel is toegelaten. - Blijvend condenseren van traditionele toestellen of duidelijke sporen van condens duiden eveneens op CO-gevaar en moeten verder onderzocht worden. - Veelal kan deze terugslag verholpen worden door eenvoudige ingrepen in de schouwaansluiting. Een bocht van 90° vervangen door twee van 45°, een te lang horizontaal stuk isoleren, voldoende diameter voorzien; om er maar een paar op te noemen. - Controleer steeds de luchttoevoer, en dit onder de ongunstigste omstandigheden: toestel op volle vermogen, dampkap aan. De uitgaven van ‘Inforgas’ (KVBG) met onder meer het speciale dossier met checklist kan hierbij een handige hulp zijn. - Het overbruggen of buiten werking stellen van de TTB of atmosfeercontrole (oxystop) is niet alleen verboden en de vakman onwaardig, maar zeker niet zonder gevaar. Het controleren van de goede werking van de veiligheden behoort tot het normaal onderhoud. - Het systematisch nazicht van de schouwaansluiting bij kolenkachels en gasradiatoren tijdens het onderhoud is zeker geen overbodige luxe en kan menig ongeval voorkomen. - Zelfs bij onderhoud van gesloten toestellen is het raadzaam na te gaan of er geen verbrandingsgassen terug worden aangezogen. Door een controle van het zuurstofgehalte (21 %) in de luchttoevoer wordt onmiddellijk nagezien of er verbrande gassen terug worden aangezogen. Dit staat tevens ook beschreven in het nieuwe Vlaamse stookbesluit. Tips voor het voorkomen van gevaarlijke situaties: - Wees heel streng, sluit geen compromissen. Werk steeds volgens de geldende norm (o.a. NBN 51-003) en laat u niet verleiden tot onveilige situaties. In de praktijk is het niet altijd eenvoudig volgens ‘het boekje’ te werken. Toch is het aan te raden eerder streng te zijn, met de kans dat anderen de norm ruimer interpreteren met alle gevolgen vandien.

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR

89


DEEL 6. SPECIFIEKE BEROEPSINFORMATIE

- Het gebruik van rookgassleutels in de schouwaansluiting van kachels is uitgesloten. - Met verplaatsbare toestellen moet zeer omzichtig worden omgegaan. Het volume van het lokaal waar deze worden gebruikt en de luchttoevoer moeten zeker worden nagegaan. - Gebruik steeds aangepaste toestellen. Het gebruik van de 5 liter-waterverwarmer zonder schouw is beperkt tot kleine aftapping en niet meer toegelaten voor bad of douche. Ook al is de norm slechts van toepassing voor nieuwe installaties (ook vervanging!) is het raadzaam de bestaande toestanden reeds aan te passen. Het is in het belang van de klant hem te wijzen op de gevaren. Gebruik hierbij de norm als leidraad. - De gesloten toestellen (Type C) sluiten alle gevaar voor CO in het lokaal uit. Ze zijn dan ook ten zeerste aan te bevelen. Het prijsverschil tussen open en gesloten toestellen wordt steeds kleiner. Bij nieuwe installaties is een traditionele schouw dan ook overbodig geworden. Een discrete geveldoorvoer, of beter nog een dakdoorvoer, zorgt zowel voor de afvoer van de verbrande gassen als de aanzuiging van de verse lucht. Bij deze installaties is de verbrandingskamer en rookgasafvoer hermetisch afgesloten van de opstellingsruimte zodat elk gevaar wordt uitgesloten. - Werk steeds volgens de aanwijzingen van de fabrikant. Elk toestel is ontworpen om op een veilige manier te werken. Gebruik steeds de originele onderdelen zowel bij plaatsing als bij herstellingen. Dit is de enige waarborg voor een correcte werking. Het maken van eigen creaties van rookgasafvoeren, clv’s, afzuigsystemen enz. is niet alleen verboden, maar kunnen spijts alle goede bedoelingen uiterst gevaarlijk zijn. - Renovaties zijn een uitstekende gelegenheid om bestaande gevaarlijke situaties op te lossen. Aarzel niet om bij verbouwingswerkzaamheden ook het aspect veiligheid aan bod te laten komen. Het kan een uitstekende gelegenheid zijn om schouwtoestellen te vervangen door toestellen met gedwongen afvoer. - De vervanging van bestaande toestellen op gemeenschappelijke schouwen is dikwijls een lastig karwei waarbij verschillende huurders en eigenaars kunnen betrokken zijn. Technisch zijn er dikwijls meerdere oplossingen dan bij een eerste benadering wordt gedacht. Vraag hierbij raad aan schouwspecialisten. Collectieve afzuiging, gebruik van aangepaste bestaande schouwen en individuele luchttoevoer, behoren tot de mogelijke oplossingen die nog te weinig worden toegepast. Beter is eenmaal een drastische ingreep dan telkenmale bij vervanging een halve oplossing en gevaarlijke situaties. Zeker geen toestel vervangen door een toestel met gedwongen afvoer die de volledige schouw in overdruk zet met gevaar voor binnenkomende rookgassen op andere verdiepingen.

90

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR


DEEL 7. TEWERKSTELLEN VAN PERSONEEL

Deel 7. TEWERKSTELLEN VAN PERSONEEL Personeel in dienst nemen impliceert opnieuw een aantal administratieve verplichtingen. Hieronder volgt een toelichting bij de belangrijkste ervan. Personeel in dienst nemen, schept evenwel nog andere problemen. Zo moet de kostprijs van het personeel precies berekend worden. Deze kostprijs omvat de volgende elementen: - het te betalen loon (wedde) - de sociale lasten - bijkomende verzekeringen, sociale premies en voordelen - bijkomende algemene onkosten. Deze kostensom moet worden vergeleken met de méérwinst (winst op de omzetgroei) die gerealiseerd kan worden door personeel aan te trekken. Werken met personeel vraagt ook een aanpassing van de werkgever: werkorganisatie, werkuitvoering, taakinhouden, controle enz. Een striktere werkplanning en -timing zijn noodzakelijk. De verplichtingen inzake collectieve arbeidsovereenkomsten en het arbeidsreglement moeten worden nageleefd. Aansluiting bij een erkend sociaal secretariaat De aansluiting bij een sociaal secretariaat is niet verplicht, maar ten zeerste aan te raden. Een werkgever die aansluit bij een erkend sociaal secretariaat, wordt immers ontlast van tal van administratieve verplichtingen die hem worden opgelegd. Zo zal het sociaal secretariaat o.a. instaan voor het in orde brengen van onderstaande verplichte aansluitingen. Dankzij bepaalde steunmaatregelen is de aansluiting bij een sociaal secretariaat onder zekere voorwaarden gratis voor de werkgever. Het sociaal secretariaat kan bijstand verlenen bij het opstellen van een arbeidsreglement, de maandelijkse loonafrekening en -administratie en de jaarlijkse individuele rekening,... Tenslotte kan de werkgever te allen tijde bij zijn sociaal secretariaat terecht voor advies. Met de ondertekening van een toetredingsverklaring geeft u het sociaal secretariaat formeel de opdracht om in uw naam en voor uw rekening alle administratieve opdrachten tegenover de overheidsinstellingen (RSZ, belastingadministratie, sociale inspectie,...) te vervullen. Voor meer informatie kan men terecht bij: - provincies Oost- en West-Vlaanderen, Antwerpen en Brabant: ADMB Sociaal Bureau, hoofdzetel: St-Clarastraat 48, 8000 Brugge, tel. 050 47 41 11 – www.admb.be. - provincie Limburg: SOFIM, Maastrichtersteenweg 254, 3500 Hasselt, tel. 011 26 31 00 – www.sofim.be Eind juni 2015 werd bekend gemaakt dat de HR-dienstengroep Sofim opgaat in Groep ADMB.

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR

91


DEEL 7. TEWERKSTELLEN VAN PERSONEEL

Hoofdstuk 1. Verplichtingen van de werkgever 1.1. Onmiddellijke aangifte van tewerkstelling en inschrijving bij de RSZ De onmiddellijke aangifte van tewerkstelling, afgekort Dimona, is een elektronisch bericht waarin de werkgever iedere aanwerving en iedere uitdiensttreding van een werknemer meldt aan de RSZ. De elektronische dimensie geeft het bericht een direct en ogenblikkelijk karakter. De Dimona-gegevens komen terecht in een beveiligde databank: het personeelsbestand. Het personeelsbestand bevat alle relaties tussen werkgevers en werknemers. Via de beveiligde toepassing (met gebruikersnaam en wachtwoord, toegekend door de RSZ) kunt u het personeelsbestand van uw onderneming consulteren. Het personeelsbestand is een beveiligde databank die toelaat dat de werkgever het resultaat van de door hem ingevoerde en de door het RSZ aanvaarde Dimona-aangiften kan raadplegen. In het personeelsbestand kunt u ook uw werknemers beheren en Dimona-aangiften uitvoeren voor een of meer werknemers (Multi-Dimona). Dimona vormt de hoeksteen in het beheer van de Belgische sociale zekerheid. De overheid gebruikt de Dimona-gegevens onder meer om werknemers snel te identificeren, op ondubbelzinnige en uniforme wijze de band vast te stellen tussen een werknemer en werkgever, en om aan werknemers sociale voordelen toe te kennen. Het is belangrijk om uw Dimona-aangiften juist en tijdig uit te voeren. Doet u dat niet, dan kunnen er problemen ontstaan bij de toekenning van sociale rechten aan werknemers. Laattijdige of onjuiste aangiften kunnen er bijvoorbeeld toe leiden dat arbeiders hun vakantiegeld te laat krijgen, of kinderbijslag of kraamgeld te laat wordt uitbetaald. Als u zelf geen aangiften wilt doen of niet zelf het personeelsbestand wilt beheren, dan kunt u die taken uitbesteden aan een “mandataris� (in de regel een erkend sociaal secretariaat). Wanneer u voor het eerst een werknemer in dienst wil nemen, moet u zich eerst als werkgever bij de RSZ identificeren. Pas daarna kunt u uw werknemers aangeven met Dimona. De identificatie als werkgever bij de RSZ is een elektronische procedure. Direct na afloop van de identificatieprocedure krijgt u uw RSZ-nummer: u bent nu als werkgever geregistreerd bij de RSZ en u kunt uw eerste aangifte via Dimona uitvoeren. In de bouwsector bestaan de volgende RSZ-kengetallen: - 024: maritieme- en rivierwerken, grondwerken, wegenwerken, metsel- en betonwerken, baggerwerken, asfalterings- en bitumenwerken; - 054: dakbedekkingswerken en opvoegen van gevels; - 044: bevloerings-, plafonnerings- en bepleisteringswerken; - 026: andere werken (timmer- en schrijnwerken, schilderwerken, behangen, glaswerken, installaties cv en sanitair,...).

92

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR


DEEL 7. TEWERKSTELLEN VAN PERSONEEL

Verdere info over Dimona: https://www.socialsecurity.be/site_nl/employer/applics/dimona_new/index.htm?type=all 1.2. Verzekering tegen arbeidsongevallen Ongeacht de duur van de arbeidsprestaties van de werknemer is iedere werkgever ertoe verplicht een verzekering tegen arbeidsongevallen (de zg. ‘wetsverzekering’) af te sluiten bij een erkende verzekeringsmaatschappij. De werkgever moet deze verzekering afsluiten vooraleer de werknemer begint te werken. De verzekeringsmaatschappij dekt de schade die voortvloeit uit een arbeidsongeval of uit een ongeval op de weg naar en van het werk. Ook voor jobstudenten moet de werkgever een arbeidsongevallenverzekering afsluiten. 1.3. Aansluiten bij een kinderbijslagfonds Bij de indienstneming van de eerste werknemer, moet de werkgever aansluiten bij een kinderbijslagfonds naar keuze. Indien hij binnen deze termijn geen keuze gemaakt heeft, dan moet hij aansluiten bij het Federaal Agentschap voor de Kinderbijslag (Famifed), Trierstraat 70, 1000 Brussel, tel. 02 237 21 11. De werknemers moeten de geboortepremie en kinderbijslagen aanvragen bij het fonds waarbij de werkgever aangesloten is. Voor meer informatie: ADMB-Kinderbijslagfonds, St.-Clarastraat 48, 8000 Brugge, tel. 050 47 42 00 1.4. Aansluiten bij een kas voor jaarlijkse vakantie Deze kas betaalt elk jaar het vakantiegeld aan de arbeiders. De werkgever moet aansluiten bij de kas voor jaarlijkse vakantie die bevoegd is voor de bedrijfssector. Indien er enkel bedienden tewerkgesteld worden, moet de werkgever zelf het vakantiegeld betalen, en is er geen aansluiting vereist. In de bouwsector dienen de werkgevers aan te sluiten bij het Vakantiefonds-Bouw, Poincarélaan 78, 1070 Brussel, tel. 02 529 80 11 - fax 02 529 80 12. 1.5. Aansluiten bij een Externe Dienst voor preventie en bescherming op het werk De welzijnswet van 4 augustus 1996 verplicht elke werkgever een interne dienst voor preventie en bescherming op het werk met één of meerdere preventieadviseurs op te richten. De uitvoeringsbesluiten van deze wet beklemtonen vooral een geïntegreerde, globale benadering van de preventie en multidisciplinariteit. De aandacht gaat dus niet alleen naar het uitschakelen van onveilige en ongezonde situaties, maar vooral naar het zich “wel” bevinden op het werk door maatregelen op het vlak van: - arbeidsveiligheid; - bescherming van de gezondheid van de werknemers op het werk; - psychosociale belasting veroorzaakt door het werk (stress), waaronder inzonderheid geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk; - ergonomie; - arbeidshygiëne; - verfraaiing van de arbeidsplaatsen;

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR

93


DEEL 7. TEWERKSTELLEN VAN PERSONEEL

- maatregelen inzake leefmilieu wat betreft hun invloed op de bovenstaande punten. Voor heel wat bedrijven is het echter bijna onmogelijk dit opgelegde takenpakket zelf in te vullen en is het noodzakelijk een beroep te doen op een “externe dienst voor preventie en bescherming op het werk”. Voor meer informatie: PROVIKMO, Dirk Martensstraat 26 bus 1, 8200 Brugge, tel. 050 47 47 47 – fax 050 47 47 58 1.6. Bureau der directe belastingen De werkgever moet op het belastbaar loon van zijn werknemer bedrijfsvoorheffing afhouden. Deze bedrijfsvoorheffing wordt berekend op basis van het belastbaar loon en de gezinslasten. De werkgever moet bij de Administratie der Directe Belastingen inlichtingen inwinnen bij welk bureau de ingehouden bedrijfsvoorheffing moet gestort worden.

Hoofdstuk 2. Verplichtingen ten aanzien van de werknemers Ten laatste op het ogenblik van de indiensttreding van de werknemer moet de werkgever, naast de onmiddellijke aangifte (Dimona), een aantal formaliteiten vervullen. 2.1. Onthaal van de werknemers Op 10 mei 2007 verscheen in het Belgisch Staatsblad het koninklijk besluit van 25 april 2007 betreffende het onthaal en de begeleiding van werknemers met betrekking tot de bescherming van het welzijn bij de uitvoering van hun werk. Dit besluit houdt een aantal verplichtingen in: - De werkgever moet de gepaste maatregelen nemen voor de organisatie van het onthaal van elke werknemer. Ofwel kan hijzelf hiervoor instaan, ofwel moet hij iemand van de hiërarchische lijn (bv. ploegbaas, meestergast) hiertoe aanduiden. Het onthaal van nieuwe werknemers maakt deel uit van het door de werkgever te voeren welzijnsbeleid en wordt mee opgevolgd door de interne preventiedienst. - Het lid van de hiërarchische lijn dat door de werkgever werd aangeduid om dit onthaal te organiseren of de werkgever zelf, ondertekent een document onder hun eigen naam waaruit blijkt dat de nodige inlichtingen en instructies werden verstrekt met betrekking tot het welzijn op het werk. Tevens moet nagegaan worden of de nieuwe werknemer(s) de inlichtingen goed begrepen hebben. Het ondertekende document moet bijgehouden worden door de interne preventiedienst. Voor een dergelijk modeldocument kan u zich wenden tot de externe dienst voor preventie en bescherming op het werk waarbij de onderneming aangesloten is. - De nieuwe werknemer(s) moet(en) tevens begeleid worden door een ervaren werknemer (“peter” of “meter”), die hiertoe wordt aangeduid door de werkgever of een lid van de hiërarchische lijn.

94

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR


DEEL 7. TEWERKSTELLEN VAN PERSONEEL

Deze verplichting m.b.t. het onthaal is ook van toepassing wanneer een werkgever als inlener (gebruiker) beroep doet op uitzendkrachten. Wanneer een aannemer een bouwvakarbeider aanwerft, hopen ze allebei op een succesvolle samenwerking. Een goed onthaal is daarbij de eerste stap. Om alle betrokken partijen wegwijs te maken in het onthaal, hebben NAVB en FVB Constructiv samen een onthaalmap ontwikkeld onder het motto “Met succes aan de slag in de bouw”. Deze onthaalmap is van toepassing op elk type nieuwkomer in de bouwsector en kan dienen als basis voor of als aanvulling op het onthaalbeleid in de onderneming. De map bevat een eigen deel voor elk van de drie betrokken partijen: de werkgever, de arbeider en de sociale overlegorganen. Het onthaaltraject bij het begin van elk deel vormt de leidraad door het onthaal. De checklist in elk van de drie delen is de ultieme toetssteen voor elke partij. Het laatste deel van de onthaalmap is het “onthaalkader”, met extra details, verduidelijkingen en wettelijke verwijzingen. Op volgende website kan elk van de 4 delen geraadpleegd en gedownload worden: http://www.constructiv.be/nl/Projecten/Onthaal.aspx 2.2. De arbeidsovereenkomst 2.2.1. Een verplichte schriftelijke arbeidsovereenkomst In sommige gevallen is men verplicht een schriftelijke arbeidsovereenkomst op te stellen. Dit is het geval voor: - een arbeidsovereenkomst voor een bepaalde tijd: In dit geval hebben de partijen op voorhand bepaald hoelang de arbeidsovereenkomst zal duren. De arbeidsovereenkomst eindigt automatisch wanneer deze op voorhand afgesproken tijdsduur verstreken is. Er is dus geen opzegging vereist. Indien werkgever en werknemer opeenvolgende arbeidsovereenkomsten voor een bepaalde tijd sluiten, dan wordt verondersteld dat die overeenkomst voor een onbepaalde tijd werd gesloten. Nochtans zijn opeenvolgende overeenkomsten van bepaalde tijd toegelaten in de volgende gevallen: - indien zich tussen twee overeenkomsten een onderbreking bevindt die aan de werknemer is toe te schrijven; - indien de opeenvolging van die overeenkomsten is gerechtvaardigd wegens de aard van het werk of wegens andere wettige redenen; - werkgever en werknemer kunnen ten hoogste vier opeenvolgende overeenkomsten van een bepaalde tijd van ten minste 3 maanden afsluiten. De totale duur van deze opeenvolgende overeenkomsten mag echter niet meer bedragen dan 2 jaar. In dit geval is er geen goedkeuring nodig van de Inspectie van de sociale wetten; - mits het Toezicht op de sociale wetten (de vroegere “Inspectie van de sociale wetten”) vooraf zijn goedkeuring verleent, kunnen werkgever en werknemer opeenvolgende overeenkomsten met elk een bepaalde tijd van ten minste 6 maanden afsluiten; de totale duur van die opeenvolgende overeenkomsten mag echter niet meer bedragen dan drie jaar.

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR

95


DEEL 7. TEWERKSTELLEN VAN PERSONEEL

Deze twee laatste mogelijkheden zijn niet toepasselijk op overeenkomsten die voor een duidelijk omschreven werk werden gesloten. - een arbeidsovereenkomst voor een duidelijk omschreven werk: Hier wordt de omvang van het werk op voorhand afgesproken en niet de precieze duurtijd. De overeenkomst eindigt automatisch wanneer het afgesproken werk uitgevoerd is. - een arbeidsovereenkomst voor vervanging: Deze arbeidsovereenkomst kan worden gesloten ter vervanging van een werknemer wiens arbeidsovereenkomst geschorst is. Enkel bij schorsing wegens economische oorzaken, slecht weer, staking en lock-out is er geen vervangingsovereenkomst mogelijk. De duur van een vervangingsovereenkomst mag niet langer zijn dan twee jaar. Men kan in deze overeenkomst afwijken van de normale regels i.v.m. de opzegging: er kan in deze arbeidsovereenkomst gestipuleerd worden dat er een korte of zelfs geen opzeggingstermijn geldt wanneer de vervangen werknemer terugkeert. - een arbeidsovereenkomst voor deeltijdse arbeid: Deeltijdse arbeid is de arbeid die regelmatig en vrijwillig gedurende een kortere periode dan de normale arbeid wordt verricht. In deze arbeidsovereenkomst moet de overeengekomen deeltijdse arbeidsregeling en het werkrooster opgenomen worden. - een arbeidsovereenkomst voor tewerkstelling van studenten: Deze arbeidsovereenkomst moet in drie exemplaren opgesteld worden (waarvan één exemplaar bestemd voor de sociale inspectie; deze verplichting valt weg indien alle Dimona-gegevens elektronisch werden overgemaakt). Er moeten een aantal verplichte vermeldingen in opgenomen worden. Indien dit niet gerespecteerd wordt, kan de student de arbeidsovereenkomst beëindigen zonder opzegging of vergoeding. De werkgever moet zijn exemplaar van deze arbeidsovereenkomst gedurende 5 jaar bewaren. 2.2.2. Een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd Een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd hoeft niet schriftelijk afgesloten te worden. Nochtans is dit wel aan te raden om eventuele bewijsproblemen te vermijden. Ingevolge de Wet Eenheidsstatuut van 26 december 2013 werd het proefbeding afgeschaft. Een geschreven arbeidsovereenkomst laat ook toe dat de werknemer zich uitdrukkelijk akkoord verklaart met het overeengekomen loon, de wijze van betaling en dat hij het arbeidsreglement ontvangen heeft. De geschreven arbeidsovereenkomst kan ook de bepalingen in verband met de schriftelijke informatie bevatten die aan de werkgevers die minder dan 20 werknemers tewerkstellen zijn opgelegd (cao nr. 22 betreffende het onthaal van de nieuwe werknemers). Deze informatie betreft: - het bedrag van het loon - de omschrijving van de door de werknemer te verrichten arbeid - een opsomming van de maatregelen inzake veiligheid en gezondheid in de onderneming - specifieke maatregelen voor de werknemers die aan beroepsrisico’s zijn blootgesteld.

96

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR


DEEL 7. TEWERKSTELLEN VAN PERSONEEL

2.3. Het arbeidsreglement Zowat elke werkgever die in de privé-sector werknemers tewerkstelt, moet een arbeidsreglement hebben. Die verplichting geldt o.a. niet voor familie-ondernemingen en voor werkgevers die enkel dienstboden tewerkstellen. Het arbeidsreglement bevat een aantal concrete bepalingen over de loon- en arbeidsvoorwaarden die in de onderneming van toepassing zijn; bv. begin en einde van de gewone arbeidsdag, tijdstip en duur van de rustpauzes, de opzeggingstermijnen, de dringende redenen, de formaliteiten te vervullen bij ziekte, de datum van de jaarlijkse collectieve vakantie, de tekst van de cao nr. 25 betreffende de gelijke beloning van mannelijke en vrouwelijke werknemers, maatregelen tegen geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk. De procedure voor het opstellen en het wijzigen van het arbeidsreglement verschilt naargelang er al dan niet een ondernemingsraad is in de onderneming. Hieronder wordt verder ingegaan op deze procedure in het geval er geen ondernemingsraad is. Het initiatief tot opstelling en wijziging van het arbeidsreglement gaat uit van de werkgever indien er geen ondernemingsraad is. Het ontwerp van arbeidsreglement dient door aanplakking ter kennis gebracht te worden van de werknemers. Gedurende 15 dagen te rekenen vanaf de dag van aanplakking moet de werkgever een register ter beschikking houden van de werknemers, waarin zij hun bemerkingen, individueel of via de vakbondsafvaardiging, kunnen noteren. De werknemers kunnen eventueel ook binnen deze termijn deze opmerkingen schriftelijk overmaken aan de bevoegde arbeidsinspectie. Na het verstrijken van de termijn van 15 dagen moet de werkgever het register met de bemerkingen opsturen naar de arbeidsinspectie. Wanneer er geen bemerkingen gemaakt werden, treedt het nieuwe reglement of de wijziging van het bestaande reglement de 15e dag na die van de aanplakking in werking. Zijn er wel opmerkingen, dan deelt de arbeidsinspectie deze binnen een termijn van vier dagen mee aan de werkgever. Door aanplakking maakt de werkgever de opmerkingen bekend aan de werknemers. De arbeidsinspecteur tracht binnen een termijn van dertig dagen de uiteenlopende standpunten te verzoenen. Slaagt hij hierin, dan wordt het reglement of de wijziging van kracht de achtste dag na de verzoening. Slaagt de verzoening niet, dan kan de vakbondsafvaardiging binnen 15 dagen het geschil aanhangig maken bij het bevoegde paritair comité. Tijdens de eerstvolgende vergadering doet het paritair comité een laatste verzoeningspoging. Is er geen verzoening mogelijk, dan beslist het paritair comité. Voor een geldige beslissing is een meerderheid nodig van tenminste 75% zowel van de werkgevers- als van de werknemersvertegenwoordiging. Binnen de acht dagen na de inwerkingtreding van het reglement en de wijzigingen eraan, moet een afschrift van het arbeidsreglement bezorgd worden aan de Dienst Toezicht op de sociale wetten (van de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal overleg), verantwoordelijk voor de plaats waar de onderneming gevestigd is. Een bericht met opgave van de plaats waar het arbeidsreglement kan worden geraadpleegd, moet worden aangeplakt op een zichtbare en toegankelijke plaats. Iedere werknemer moet, op elk ogenblik en zonder tussenpersoon, inzage kunnen nemen van het definitieve reglement en de wijzigingen eraan, in een gemakkelijk toegankelijke plaats.

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR

97


DEEL 7. TEWERKSTELLEN VAN PERSONEEL

De werkgever moet aan iedere werknemer een afschrift van het arbeidsreglement ter hand stellen. Op iedere plaats waar werknemers tewerkgesteld worden, moet een afschrift van het arbeidsreglement bijgehouden worden (dus ook op de werf! Best is een exemplaar in de (bestel)wagen te laten liggen). Belangrijk om hier aan te stippen is dat elk jaar, vóór 15 december het arbeidsreglement dient aangepast te worden m.b.t.: - de periodes van sluiting van het bedrijf wegens de jaarlijkse vakantie in het volgende kalenderjaar; - de dagen inhaalrust die collectief worden genomen ter vervanging van een wettelijke feestdag die valt op een zaterdag of een zondag, behalve indien de feestdag genomen wordt op de daaropvolgende eerste werkdag; - de dagen inhaalrust die collectief worden genomen ter compensatie van de werktijdvermindering. Bouwunie-leden kunnen het model-arbeidsreglement bekomen bij het secretariaat (info@bouwunie.be) of downloaden van de website (www.bouwunie.be => thema “personeel en arbeidsmarkt”). 2.4. Het personeelsregister De veralgemening van de Dimona (de elektronische onmiddellijke aangifte van tewerkstelling aan de RSZ) tot alle werknemers (arbeiders, bedienden, studenten, erkende leerlingen) heeft een aantal vereenvoudigingen van de sociale documenten tot gevolg gehad: - het algemeen personeelsregister moet niet langer aangevuld worden. Elke nieuwe inschrijving in dit register wordt immers vervangen door een elektronische onmiddellijke aangifte van tewerkstelling. Omdat via de Dimona-aangifte enkel de toestand wordt geregistreerd vanaf de eerste elektronische aangifte, moet het oude register wel nog worden bewaard; - Indien het personeel op meerdere vaste plaatsen tegelijk aan het werk wordt gezet, moet ook nog een “speciaal personeelsregister” bijgehouden worden. Door de Dimona-aangifte wordt dit register een stuk eenvoudiger. Enkel de volgende gegevens moeten erin vermeld worden: de identificatie van de werkgever, het adres van de plaats van het werk, de identificatie van de werknemer, de aanvangsen einddatum van de tewerkstelling op die plaats. Bovendien is het voldoende dat dit vereenvoudigd register consulteerbaar is vanop de plaats van tewerkstelling. U hoeft het register dus niet meer fysiek op die plaats bij te houden, maar kan het ook onder elektronische vorm opslaan. Zelfs op de hoofdzetel van de onderneming, zolang het maar consulteerbaar is vanop de plaats van tewerkstelling. - het bijhouden van het individueel document: indien het personeel op wisselende plaatsen wordt tewerkgesteld, moest u in bepaalde gevallen een individueel document afleveren. Ook deze verplichting werd afgeschaft ingevolge de veralgemeende Dimona-aangifte. - het doorsturen van een kopie van de arbeidsovereenkomst van de student: het is niet langer nodig een kopie van de arbeidsovereenkomst over te maken aan het Toezicht op de sociale wetten. Vergewis u er evenwel van dat u de plaats hebt opgegeven waar de student zal worden tewerkgesteld (indien deze verschillend is van de hoofdzetel), en dat u de einddatum van zijn tewerkstelling, eveneens via Dimona heeft meegedeeld. Noot: in de bouwsector (waar de werknemers op meerdere wisselende plaatsen tewerkgesteld worden) moet dus enkel nog het oude algemeen personeelsregister worden bijgehouden. Het individueel document is afgeschaft.

98

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR


DEEL 7. TEWERKSTELLEN VAN PERSONEEL

2.5. De individuele rekening Voor elke werknemer moet een individuele rekening worden bijgehouden en bewaard. Het is een staat waarop een aantal gegevens worden vermeld met het oog op de toekenning en berekening van de aan de werknemer, de fiscus en de aan de RSZ verschuldigde bedragen. Voor elk kalenderjaar of RSZ-jaar is een nieuwe individuele rekening vereist. Op de individuele rekening moeten een aantal gegevens vermeld worden: - betreffende de werkgever: o.a. identificatiegegevens van de werkgever, inschrijvingsnummer bij de RSZ, vakantiekas en kinderbijslagfonds, naam van de arbeidsongevallenverzekeraar, nummer van het bevoegde paritair comitĂŠ (bouwarbeiders: PC 124; arbeiders houtbewerking en stoffering: PC 126, elektriciens: PC149.01, bedienden: PC 218) en (eventueel) naam van het sociaal secretariaat en het aansluitingsnummer. - betreffende de werknemer: o.a. identificatiegegevens, aantal personen die fiscaal ten laste zijn, rijksregisternummer, nummer van inschrijving in het personeelsregister, de aard van de arbeidsovereenkomst (arbeider, bediende), de hoofdzakelijk uitgeoefende functie, datum van indienst- en uitdiensttreding. - betreffende het loon en de inhoudingen op het loon: Alle gegevens moeten per uitbetalingsperiode (wekelijks, maandelijks) genoteerd worden die het mogelijk maken de bedragen te bepalen die de werkgever aan de werknemer en aan de fiscus en RSZ moet betalen alsmede deze bedragen zelf. Het gaat om o.a. de volgende gegevens: het aantal werkelijke arbeidsdagen, het aantal hiermee gelijkgestelde dagen, het basisloon, het aantal gewerkte uren, het bedrag van de voordelen in natura, alle elementen om de andere loonbestanddelen (zoals vakantiegeld, opzeggingsvergoeding) te berekenen. Tenslotte moet op basis van deze gegevens vermeld worden: het bedrag waarop RSZ-bijdragen berekend worden, de werknemersbijdrage voor de RSZ, het bedrag van de bedrijfsvoorheffing, het nettoloon. Vanaf 1 juli 2014 bent u verplicht maandelijks een schriftelijk detail aan uw arbeiders m.b.t. hun betaalde mobiliteitsvergoedingen te overhandigen, samen met de loonfiche. Het detail moet minstens volgende elementen bevatten: - het aantal werkelijk afgelegde kilometers per dag (op de wijze zoals in uw onderneming afgesproken werd hoe de werkelijke afstand bepaald ging worden); - het toegekende bedrag van de mobiliteitsvergoeding per dag. Per kwartaal moeten enkele gegevens samengeteld worden: het aantal werkelijke arbeidsdagen, het aantal hiermee gelijkgestelde dagen, het totaal van de bedragen waarop RSZ-bijdragen berekend worden, de totale werknemersbijdrage voor de RSZ. Ook jaarlijks moeten een aantal totalen gemaakt worden: het bedrag waarop RSZ-bijdragen werd ingehouden, de werknemersbijdrage voor de RSZ, het belastbaar bedrag, de bedrijfsvoorheffing.

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR

99


DEEL 7. TEWERKSTELLEN VAN PERSONEEL

Alle gegevens betreffende de werkgever en de werknemer moeten worden genoteerd vóór de ingebruikname. Alle andere gegevens die per uitbetalingsperiode moeten opgenomen worden, moeten ingeschreven worden ten laatste op het ogenblik waarop het loon eisbaar is of op de gewone betaaldag. De kwartaaltotalen moeten gemaakt worden uiterlijk op de laatste dag waarop de RSZ-aangifte moet ingediend worden. De jaartotalen moeten gemaakt worden uiterlijk op de laatste dag waarop de RSZaangifte voor het vierde kwartaal moet ingediend worden. Op de individuele rekening hoeven een aantal gegevens niet ingevuld te worden wanneer deze voorkomen op bepaalde andere documenten die samen met de individuele rekening bijgehouden en bewaard worden. Zo mogen alle gegevens die normaal per uitbetalingsperiode moeten opgenomen worden, weggelaten worden indien zij voorkomen in de loonafrekening van de werknemer. Alle individuele rekeningen moeten bijgehouden worden op één plaats: in principe is dit het adres waaronder de werkgever bij de RSZ is aangesloten. Mits voorafgaandelijke aangetekende melding aan de bevoegde inspecteur van de sociale wetten mogen de individuele rekeningen ook bijgehouden worden in zijn woonplaats, maatschappelijke zetel of bij het sociaal secretariaat. De individuele rekening en de bijbehorende documenten moeten gedurende een periode van vijf jaar bewaard worden, te rekenen vanaf de jaarlijkse afsluiting van de rekening. 2.6. Gezondheidstoezicht Het gezondheidstoezicht op de werknemers heeft tot doel de gezondheid van de werknemers te bevorderen en te behouden door risico’s te voorkomen. Dit gebeurt door het stellen van preventieve handelingen door de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer. Werknemers die in dienst worden genomen om tewerkgesteld te worden in onderstaande functies, zijn onderworpen aan een voorafgaande gezondheidsbeoordeling: - de veiligheidsfuncties: d.w.z. elke werkpost waar gebruik wordt gemaakt van arbeidsmiddelen, waar motorvoertuigen, kranen, rolbruggen, hijstoestellen, of machines die gevaarlijke installaties of toestellen in werking zetten, bestuurd worden, voor zover het gebruik van die arbeidsmiddelen, het besturen van die werktuigen en installaties, de veiligheid en gezondheid van andere werknemers van de onderneming of van ondernemingen van buitenaf, in gevaar kan brengen (bv. heftruckchauffeur, bedienaar hijstoestel,…); - de functies met verhoogde waakzaamheid d.w.z. een functie die bestaat uit een permanent toezicht op de werking van een installatie waarbij een gebrek aan waakzaamheid de veiligheid en de gezondheid van andere werknemers in gevaar zou kunnen brengen; - de activiteiten met welbepaald risico’s: hetzij blootstelling aan een fysisch (bv. lawaai, trillingen,…), een biologisch (bv. infectieziekten) of een chemisch agens (bv. bijtende of giftige stoffen); hetzij een belasting van ergonomische aard (manueel hanteren van lasten, werken met beeldschermen), hetzij een belasting verbonden aan de zwaarte van het werk of aan monotoon en tempogebonden werk en die een fysieke maar ook een mentale belasting met zich meebrengen.

100

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR


DEEL 7. TEWERKSTELLEN VAN PERSONEEL

Werknemers jonger dan 18 jaar moeten vóór hun eerste tewerkstelling een voorafgaande gezondheidsbeoordeling ondergaan, ongeacht de functie die ze zullen uitoefenen. Daarnaast is er ook nog: - de periodieke gezondheidsbeoordeling voor de werknemers die een hoger opgesomde functie uitoefenen (in de regel éénmaal per jaar); - het onderzoek bij werkhervatting na ongeval of ziekte: na afwezigheid van minstens vier weken, omwille van om het even welke ziekte of ongeval, dienen de werknemers die een hoger opgesomde functie uitoefenen, onderzocht te worden, uiterlijk binnen de 8 werkdagen na de werkhervatting; - de spontane raadpleging: elke werknemer, al dan niet onderworpen aan het gezondheidstoezicht, heeft het recht de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer te raadplegen voor gezondheidsklachten waarvan hij denkt dat ze te wijten zijn aan de uitgeoefende arbeid; - het voortgezet gezondheidstoezicht: het doel ervan is, de werknemers, nadat zij aan chemische, fysische of biologische agentia blootgesteld werden (bv. verwijdering van asbest), van een gezondheidstoezicht te genieten, zowel wanneer zij nog steeds in de onderneming tewerkgesteld zijn als wanneer zij de onderneming verlaten hebben. Denk er aan dat er ook een medisch onderzoek (vnl. oogtest) nodig is voor een werknemer die een rijgeschiktheidsattest wil bekomen, nodig voor het verkrijgen of verlengen van een rijbewijs C, C1, D, D1 of bezoldigd personenvervoer (bv. bestuurder van voertuig met collega-werknemers naar de werf in opdracht van de werkgever).

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR

101


DEEL 7. TEWERKSTELLEN VAN PERSONEEL

Hoofdstuk 3. Periodieke verplichtingen 3.1. Bij iedere uitbetaling van loon a. Loon uitbetalen op het tijdstip vermeld in het arbeidsreglement en uiterlijk de vierde werkdag na de arbeidsperiode waarvoor betaald wordt. Voor de actuele lonen: zie www.bouwunie.be (thema “Bouw in cijfers” => rubriek “indexen, cijfers en bouwdata”). b. Op de individuele rekening en op de kopie ervan de nodige gegevens inschrijven c. Een loonafrekening aan de werknemer overhandigen waarop de samenstelling van het loon is vermeld, alsmede de RSZ-afhoudingen, de afgehouden bedrijfsvoorheffing, eventuele andere afhoudingen en het nettoloon. 3.2. Iedere maand a. De bedrijfsvoorheffing doorstorten: In de regel moet de bedrijfsvoorheffing per maand betaald worden. Dit dient te gebeuren vóór de 15e volgend op de maand waarin het loon werd uitbetaald. Binnen dezelfde termijn moet de aangifte van de belastbare lonen en de ingehouden bedrijfsvoorheffing gebeuren naar de belastingdiensten. b. De bijdragen voor de sociale zekerheid (werkgevers- en werknemersaandeel) overmaken aan de RSZ. Indien het totale bedrag aan bijdragen voor het voorlaatste kwartaal (KW-2) meer dan 4.000 euro bedraagt, moet de werkgever maandelijkse voorschotten betalen. Onder “bijdragen” wordt verstaan de sociale zekerheidsbijdragen, bijdragen voor bestaanszekerheid en alle andere bijdragen waarvan de inning wettelijk aan de RSZ is toevertrouwd. Onderstaande modaliteiten zijn van toepassing: - het voorschot volgens onderstaande percentages wordt berekend op het bedrag van de RSZ-bijdragen van het overeenstemmende kwartaal van het voorgaande kalenderjaar; 1e kwartaal

2e kwartaal

3e kwartaal

4e kwartaal

1e provisie

30% - 05/02

30% - 05/05

30% - 05/08

30% - 05/11

2e provisie

30% - 05/03

30% - 05/06

30% - 05/09

35% - 05/12

3e provisie

25% - 05/04

25% - 05/07

25% - 05/10

15% - 05/01

saldo

15% - 30/04

15% - 31/07

15% - 31/10

20% - 31/01

102

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR


DEEL 7. TEWERKSTELLEN VAN PERSONEEL

- het moet uiterlijk de 5de dag van de 2de, 3de en 4de maand die op het kwartaal volgt aan de RSZ betaald worden (zie tabel); - indien de werkgever geen bijdragen verschuldigd was voor het overeenstemmende kwartaal van het vorig kalenderjaar (KW-4) en/of voor het voorlaatste kwartaal (KW-2), moet een forfaitair voorschot betaald worden gelijk aan 450 euro per maand vanaf de 3e werknemer die hij tewerkstelt op het einde van de voorlaatste maand voorafgaand aan de maand waarin hij het voorschot moet betalen. Let op! Voor de bouwsector geldt een specifieke voorschottenregeling: - in het geval de werkgever-bouw geen bijdrage verschuldigd was voor het overeenstemmende kwartaal van het vorige kalenderjaar (KW-4) en/of voor het voorlaatste kwartaal (KW-2), moet hij een forfaitair voorschot betalen van 700 euro per arbeider (vanaf de 3e arbeider), tewerkgesteld op het einde van de voorlaatste maand voorafgaand aan de maand waarin hij het voorschot moet betalen. De normale betalingsdata zijn van toepassing (uiterlijk de 5e van iedere maand); - de bouwwerkgever die ertoe gehouden is procentuele voorschotten te storten, moet bovenop deze procentuele voorschotten op dezelfde data (zie hoger), een maandelijks forfaitair voorschot van 700 euro per bijkomende arbeider (vanaf de 3e arbeider) betalen. Dit is echter enkel van toepassing indien er een toename is met tenminste 3 arbeiders in het betrokken kwartaal in vergelijking met het aantal arbeiders van het kwartaal KW-4. De telling van het aantal arbeiders in het KW-4 gebeurt steeds op de laatste dag van het kwartaal; - voor de bedienden moet de bouwwerkgever de algemene regel volgen. c. vanaf het 3e kwartaal 2004: maandelijkse voorschotten op de forfaitaire bijdrage aan het FBZBouw betalen aan de RSZ, indien de werkgever in het voorgaande kwartaal meer dan 2 arbeiders tewerkstelde. De forfaitaire bijdrage aan het FBZ-Bouw bedraagt vanaf het 3e kwartaal 2015 649 euro/kwartaal per arbeider (voor de ondernemingen met RSZ-kengetal 024), 638 euro/kwartaal per arbeider (voor de ondernemingen met RSZ-kengetal 044 of 054) of 558 euro/kwartaal per arbeider (voor de ondernemingen met RSZ-kengetal 026). Deze forfaitaire bijdrage vervangt een gedeelte van de procentuele bijdrage op de loonmassa die betaald moet worden aan het FBZ-Bouw. 3.3. Ieder kwartaal a. De bijdragen voor de sociale zekerheid (werkgevers- en werknemersaandeel) overmaken aan de RSZ. Indien minder dan 4.000 euro bijdragen voor het voorgaande kwartaal verschuldigd zijn: tegen de laatste dag van de maand volgend op het verlopen kwartaal b. vanaf het 3e kwartaal 2004: de forfaitaire bijdrage aan het FBZ-Bouw betalen aan de RSZ, indien de werkgever in het voorgaande kwartaal minder dan 3 arbeiders tewerkstelde. De forfaitaire bijdrage aan het FBZ-Bouw bedraagt vanaf het 3e kwartaal 2015 649 euro/kwartaal per arbeider (voor de ondernemingen met RSZ-kengetal 024), 638 euro/kwartaal per arbeider (voor de ondernemingen met RSZ-kengetal 044 of 054) of 558 euro/kwartaal per arbeider (voor de ondernemingen met RSZ-kengetal 026). Deze forfaitaire bijdrage vervangt een gedeelte van de procentuele bijdrage op de loonmassa die betaald moet worden aan het FBZ-Bouw.

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR

103


DEEL 7. TEWERKSTELLEN VAN PERSONEEL

c. De bedrijfsvoorheffing doorstorten: zoals hoger vermeld moet de bedrijfsvoorheffing in principe per maand betaald worden. Van deze algemeen geldende regel mag afgeweken worden voor de kleine en nieuwe werkgevers; de bedrijfsvoorheffing mag dan per trimester betaald worden indien tegelijk aan volgende twee voorwaarden is voldaan: - de werkgever was reeds een volledig kalenderjaar bedrijfsvoorheffing verschuldigd; - voor het vorig kalenderjaar was hij minder dan 38.060 euro (bedrag in 2014) bedrijfsvoorheffing verschuldigd. Dit is ook het geval voor de nieuwe werkgevers die voor het eerst bedrijfsvoorheffing moeten voldoen: zij mogen gedurende het eerste kalenderjaar per kwartaal aangifte en betaling doen, ongeacht het bedrag van de bedrijfsvoorheffing die zij tijdens dit eerste jaar verschuldigd zijn. De bedrijfsvoorheffing dient dan aangegeven en betaald te worden v贸贸r de 15e van de maand volgend op het verlopen trimester. Met betrekking tot het laatste trimester dient v贸贸r de 15e december een voorschot betaald te worden dat gelijk is aan 66% van de bedrijfsvoorheffing die verschuldigd was voor het tweede trimester. Dit voorschot moet verrekend worden bij de eerstvolgende aangifte (januari van het volgend kalenderjaar). De nieuwe werkgevers die pas vanaf het derde kwartaal bedrijfsvoorheffing verschuldigd zijn, moeten geen voorschot betalen. De nieuwe werkgevers die gedurende het eerste kalenderjaar van de tewerkstelling of gedurende een gedeelte daarvan, minder dan 38.060 euro (bedrag in 2014) bedrijfsvoorheffing verschuldigd was, mag gedurende het daarop volgend kalenderjaar het trimestrieel systeem verder toepassen. d. De bijdrage betalen aan het sociaal verzekeringsfonds voor zelfstandigen. e. De multifunctionele aangifte Dmfa Met ingang van 1 januari 2003 werd de inhoud en de structuur van de RSZ-aangifte grondig hervormd: de papieren kwartaalaangifte werd afgeschaft en alle gegevens moeten elektronisch overgemaakt worden. De aangifte is ook multifunctioneel (Dmfa): niet alleen de RSZ, maar ook de andere instellingen van de sociale zekerheid krijgen via de Kruispuntbank deze gegevens in hun bezit. De Dmfa beperkt zich niet tot een berekening van de socialezekerheidsbedragen die de werkgever verschuldigd is; de gegevens worden ook gebruikt door de instellingen die instaan voor de betaling van sociale uitkeringen aan de werknemers (werkloosheid, pensioen, ziekte- en invaliditeit, kinderbijslag, arbeidsongevallen en beroepsziekte, jaarlijkse vakantie voor de arbeiders,...). In Dmfa voert u de volgende gegevens in: - loon- en prestatiegegevens per werknemer; - bijdragen voor het geheel van de onderneming. Loon- en prestatiegegevens per werknemer In Dmfa voert u per werknemer de loon- en prestatiegegevens in. Afhankelijk van de gegevens die u invoert, hebt u recht op een aantal verminderingen en moet u ook bijdragen betalen. Twee belangrijke begrippen bij het invoeren van loon- en prestatiegegevens zijn: hoedanigheid en tewerkstelling.

104

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR


DEEL 7. TEWERKSTELLEN VAN PERSONEEL

De hoedanigheid van de werknemers hangt af van het werknemerstype (bv. arbeider, bediende, leerling-arbeider) en de werkgeverscategorie. Voor de hoedanigheid vult u de volgende gegevens in Dmfa in: - verminderingen op het niveau van hoedanigheid - bijdragen. Meestal heeft een werknemer slechts één hoedanigheid. Maar als hij tijdens het kwartaal van hoedanigheid is veranderd, dan moet u een aangifte invullen voor elke hoedanigheid. Voorbeeld: een werknemer begon als leerling-arbeider en werd tijdens een kwartaal arbeider. In dit geval doet u een aangifte voor de hoedanigheid als leerling-arbeider en een aangifte voor de hoedanigheid als arbeider. De tewerkstelling hangt af van de arbeidsomstandigheden van de werknemer (bv. voltijds, deeltijds, nummer paritair comité). Voor de tewerkstelling vult u in Dmfa de volgende gegevens in: - eigenschappen van de tewerkstelling - prestaties - bezoldigingen - verminderingen op het niveau van tewerkstelling Meestal heeft een werknemer slechts één tewerkstelling. Maar als de werknemer tijdens het kwartaal van arbeidsomstandigheden is veranderd, heeft hij meerdere tewerkstellingen en moet u een aangifte invullen voor iedere tewerkstelling. Voorbeeld: Een werknemer begon deeltijds en ging voltijds werken tijdens dit kwartaal. In dit geval doet u een aangifte voor de deeltijdse tewerkstelling en een aangifte voor de voltijdse tewerkstelling. Bijdragen voor het geheel van de onderneming De volgende bijdragen geeft u aan voor het geheel van de onderneming en niet per werknemer: - bijdrage op buitenwettelijke pensioenen - bijdrage op winstparticipaties - bijdrage op dubbel vakantiegeld van bedienden. Deze bijdrage is het totaal van alle bijdragen per bediende. De Dmfa moet per kwartaal ingevuld worden en kan uitsluitend elektronisch verstuurd worden (via een internettoepassing of via een systeem van file transfer (zoals gebruikt door de sociale secretariaten). 3.4. Ieder jaar a. Vóór 31 januari, aan het Bestuur der Belastingen opgave 325.10 bezorgen met de betaalde lonen en de ingehouden bedrijfsvoorheffing b. Vóór eind februari aan de werknemer(s) een afschrift bezorgen van zijn (hun) individuele rekening. c. Uiterlijk binnen twee maanden na de laatste loonuitbetaling van het kalenderjaar een bijdragebon Z.I.V. afleveren. Dit gebeurt via elektronische gegevensuitwisseling tussen de RSZ en het ziekenfonds.

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR

105


DEEL 7. TEWERKSTELLEN VAN PERSONEEL

d. Aan de werknemer een afschrift van de loonfiche 281.10 (voor de belastingaangifte) overhandigen. e. De verzekeringsmaatschappijen tegen arbeidsongevallen vragen op geregelde tijdstippen (meestal jaarlijks) de gegevens op m.b.t. het tewerkgesteld personeel. Aan de hand hiervan wordt de verzekeringspremie berekend. In het kader van de administratieve vereenvoudiging halen de verzekeringsmaatschappijen de loon- en arbeidsgegevens zelf elektronisch op via de Kruispuntbank.

Hoofdstuk 4. Verplichtingen bij het beëindigen van de arbeidsovereenkomst 4.1. Beëindiging van de arbeidsovereenkomst De arbeidsovereenkomst kan op verschillende manieren beëindigd worden: - in wederzijds akkoord tussen werkgever en werknemer zonder naleving van de wettelijke opzegtermijnen en zonder betaling van een schadevergoeding; - door opzegging van één der beide partijen; - door verbreking van de arbeidsovereenkomst om dringende redenen (zonder opzegging of schadeloosstelling) - onregelmatige beëindiging van de arbeidsovereenkomst zonder opzegging, en zonder dringende reden, maar mits betaling van een schadeloosstelling (een verbrekingsvergoeding). 4.1.1. Opzeggingstermijnen vanaf 1 januari 2014 (eenheidsstatuut) In het kader van de eenmaking van het statuut arbeiders-bedienden is op 1 januari 2014 een grote hervorming gebeurd. Ofschoon de statuten ‘arbeiders’ en ‘bedienden’ voorlopig nog blijven bestaan, zijn er een aantal grondige wijzigingen, waaronder de opzegtermijnen. Hieronder volgt een beknopt overzicht. Nieuwe vaste opzeggingstermijnen voor de werknemers (met uitzondering van o.a. PC124 en PC126) In tabel 1 vindt u de opzegtermijnen van de werknemers van wie de opzeg ten vroegste vanaf 1 januari 2014 betekend wordt. Voor de arbeiders en bedienden die reeds in dienst zijn van vóór 1 januari 2014 is een overgangsmaatregel voorzien (het zg. “kliksysteem”). Bij dit “kliksysteem” wordt de opzegtermijn in 2 delen berekend: - enerzijds de opzegtermijn voor de anciënniteit opgebouwd t.e.m. 31 december 2013 (in principe berekend volgens de vroegere regels). Voor de bedienden is hierop een uitzondering: voor een bediende die meer verdiende dan 32.254 euro bruto (in 2013) op 31.12.2013, wordt de opzeg (voor de periode van indiensttreding tot 31.12.2013) vastgesteld op één maand per begonnen jaar anciënniteit, met een minimum van 3 maanden. Normalerwijze moest voor deze bedienden de formule Claeys gebruikt worden omdat hun opzegtermijn tot en met 2013 moest rekening houden met hun jaarloon, leeftijd en anciënniteit. Dit werd dus afgeschaft door artikel 68 van de wet van 26 december 2013;

106

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR


DEEL 7. TEWERKSTELLEN VAN PERSONEEL

- anderzijds de nieuwe opzegtermijn voor de anciënniteit opgebouwd vanaf 1 januari 2014 (volgens tabel 1); - de totale opzegtermijn is dan de som van beide. Tabel 1: Opzegtermijnen volgens het algemeen stelsel (van toepassing op ieder arbeidscontract gesloten vanaf 1.01.2014): - de eerste 5 jaar: geleidelijke opbouw - vanaf het 5e jaar: a rato van 3 weken per begonnen jaar anciënniteit - na 20 jaar anciënniteit: vertraagde opbouw (1 week per begonnen jaar) Anciënniteit

Opzegtermijn door werkgever

Opzegtermijn door werknemer

minder dan 3 maanden

2 weken

1 week

3 – 6 maanden

4 weken

2 weken

6 – 9 maanden

6 weken

3 weken

9 – 12 maanden

7 weken

3 weken

12 - 15 maanden

8 weken

4 weken

15 - 18 maanden

9 weken

4 weken

18 - 21 maanden

10 weken

5 weken

21 – 24 maanden

11 weken

5 weken

2 – 3 jaar

12 weken

6 weken

3 – 4 jaar

13 weken

6 weken

4 – 5 jaar

15 weken

7 weken

5 – 6 jaar

18 weken

9 weken

6 – 7 jaar

21 weken

10 weken

7 – 8 jaar

24 weken

12 weken

8 – 9 jaar

27 weken

13 weken

9 -10 jaar

30 weken

13 weken

10 – 11 jaar

33 weken

13 weken

11 – 12 jaar

36 weken

13 weken

12 – 13 jaar

39 weken

13 weken

13 – 14 jaar

42 weken

13 weken

14 – 15 jaar

45 weken

13 weken

15 – 16 jaar

48 weken

13 weken

16 – 17 jaar

51 weken

13 weken

17 – 18 jaar

54 weken

13 weken

18 – 19 jaar

57 weken

13 weken

19 – 20 jaar

60 weken

13 weken

20 – 21 jaar

62 weken

13 weken

vanaf 21 jaar

+ 1 week per begonnen jaar

13 weken

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR

107


DEEL 7. TEWERKSTELLEN VAN PERSONEEL

Voorbeeld: Een bediende is in dienst gekomen op 1 oktober 2009 en wordt ontslagen in mei 2014. Het jaarloon bedroeg meer dan 32.254 euro op 31.12.2013. De opzeg wordt als volgt berekend: - voor de berekening van de opzeg voor 31.12.2013: aangezien het jaarloon > 32.254 euro (in 2013) wordt de opzeg vastgesteld op een maand per begonnen jaar anciënniteit, met een minimum van 3 maanden. Aangezien hij in dienst is gekomen op 1.10.2009, heeft hij een anciënniteit op 31.12.2013 van 4 jaar en 3 maanden en bijgevolg zal de opzegtermijn 5 maanden bedragen. - voor de anciënniteit opgebouwd na 1.01.2014, geldt dat de opzeg 4 weken bedraagt bij een anciënniteit tussen 3 en 6 maanden. - de totale opzegtermijn zal dus bedragen: 5 maanden + 4 weken Nieuwe opzegtermijnen voor de arbeiders PC124 en PC126 Er bestaat een afwijkend stelsel (tabel 2) tot en met 31 december 2017 voor o.a. het PC126 (stoffering en houtbewerking) en een deel van het PC124 (bouwsector). Er is daarnaast een specifieke uitzondering voorzien die niet beperkt is in de tijd (en dus ook geldt na 1 januari 2018) voor werknemers die cumulatief aan drie voorwaarden voldoen: - ze vallen onder het toepassingsgebied van een KB dat een lagere opzeggingstermijn voorziet dan deze bepaald in de NAR-cao nr. 75; - ze hebben geen vaste plaats van tewerkstelling; - ze voeren gewoonlijk op tijdelijke en mobiele werkplaatsen volgende activiteit uit: graafwerken, grondwerken, funderings- en verstevigingswerken, waterbouwkundige werken, wegenwerken, landbouwwerken, plaatsing van nutsleidingen, bouwwerken, montage en demontage van, inzonderheid, geprefabriceerde elementen, liggers en kolommen, inrichtings- of uitrustingswerken, verbouwingswerken, vernieuwbouw, herstellingswerken, ontmantelingswerken, sloopwerken, instandhoudingswerken, onderhouds-, schilder- en reinigingswerken, saneringswerken, afwerkingswerkzaamheden behorend bij één of meer werken hierboven vermeld. Voor de bouwarbeiders (PC124) die aan bovenstaande cumulatieve voorwaarden voldoen geldt dus het afwijkend stelsel (zie tabel 2) ook nà 1 januari 2018.

OPGELET: ingevolge het arrest van het Grondwettelijk Hof van 17 september 2015 mogen de afwijkende opzeggingstermijnen in de bouwsector slechts toegepast worden tot en met 31 december 2017. Vanaf 1.01.2018 zullen dus de opzegtermijnen volgens het algemene stelsel (zie tabel 1) moeten toegepast worden.

108

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR


DEEL 7. TEWERKSTELLEN VAN PERSONEEL

tabel 2: Opzegtermijnen volgens het afwijkend stelsel: Anciënniteit

Opzegtermijn door werkgever

Opzegtermijn door werknemer

Minder dan 3 maanden

2 weken

1 week

3 – 6 maanden

4 weken

2 weken

6 maanden of meer tot 5 jaar

5 weken

2 weken

5 – 10 jaar

6 weken

3 weken

10 – 15 jaar

8 weken

4 weken

15 – 20 jaar

12 weken

6 weken

20 jaar en meer

16 weken

8 weken

In het kader van het afwijkend stelsel wordt géén kliksysteem gehanteerd dat rekening houdt met de anciënniteit verworven vóór 2014. Voorbeeld: Een bouwvakker werd aangeworven in maart 2001 en wordt ontslagen door de werkgever in september 2014. Zijn anciënniteit ligt onder de 15 jaar en de opzegtermijn bedraagt dus 8 weken. Niet voor alle arbeiders van het PC126 gelden de lagere termijnen van de overgangsregeling zonder meer. De afwijkende opzegtermijnen zijn slechts van toepassing op de arbeiders voor wie een KB bestond (het KB van 8.01.2013 in het PC126) dat, bij opzegging door de werkgever, een opzegtermijn bepaalde die lager was dan hoger vermelde afwijkende opzegtermijn. Deze vergelijking dient telkens per individuele arbeider te worden gemaakt zodat niet noodzakelijk alle arbeiders van het PC126 onder de afwijkende opzegtermijnen vallen. Het bepalen van de opzegtermijn in de overgangsperiode valt dus uiteen in 2 stappen: Stap 1: een vergelijking van de opzegtermijnen van de overgangsregeling en van het sectorale KB van 8.01.2013. Stap 2: de toepasselijke opzegtermijn bepalen conform de regels van het toepasselijke regime. Voor verdere informatie m.b.t. de concrete duur van de opzegtermijnen in het PC126 kan u Bouwunie contacteren (luc.proesmans@bouwunie.be). Betekening van de opzegging De kennisgeving van de opzegging moet gebeuren bij aangetekende brief of bij deurwaardersexploot. Een aangetekend verstuurde opzeg heeft uitwerking de derde werkdag nadat hij ter post werd aangetekend. De bij deurwaardersexploot betekende opzeg gaat in de dag na de aangifte van het deurwaardersexploot. De opzegging moet in alle gevallen steeds aanvangen op een maandag. De betekening bij aangetekende brief moet dus uiterlijk de woensdag voordien gebeuren (indien er geen (vervangende) feestdag was tussen deze woensdag en de maandag). Verbreking van een overeenkomst voor bepaalde tijd of voor een duidelijk omschreven werk Deze arbeidsovereenkomst neemt automatisch een einde op de einddatum resp. wanneer de arbeid is voltooid. Een opzeggingstermijn of –vergoeding is bijgevolg niet verschuldigd.

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR

109


DEEL 7. TEWERKSTELLEN VAN PERSONEEL

De partij die de overeenkomst toch zou beëindigen vóór het overeengekomen tijdstip en zonder dringende reden, moet aan de tegenpartij een vergoeding betalen die overeenkomt met het loon dat verschuldigd is tot het bereiken van deze einddatum. De vergoeding bedraagt maximaal het dubbel van de vergoeding die betaald zou moeten worden indien de overeenkomst voor onbepaalde tijd zou gesloten zijn. De arbeidsovereenkomst kan eveneens beëindigd worden in onderling overleg of door onmiddellijke verbreking, of om een dringende reden. Elke partij kan de arbeidsovereenkomst beëindigen vóór het verstrijken van de termijn en zonder dringende reden tijdens de eerste helft van de overeenkomen duurtijd maar zonder dat die helft meer dan zes maanden kan overschrijden, mits naleving van de opzeggingstermijn die in acht had moeten worden genomen wanneer de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur gesloten was. De arbeidsovereenkomst moet effectief een einde nemen uiterlijk op het einde van de eerste helft van de duurtijd, met een maximum van zes maanden. Indien de partijen overeenkomstig de wettelijke bepalingen terzake opeenvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde duur hebben gesloten, kan de mogelijkheid tot beëindiging tijdens de eerste halft van de overeengekomen duurtijd enkel worden toegepast op de eerste arbeidsovereenkomst die de partijen hebben gesloten. Indien de arbeidsovereenkomst is gesloten voor een bepaalde duur van minder dan drie maanden, dan kan de werkgever bij arbeidsongeschiktheid wegens ziekte of ongeval die meer dan 7 dagen duurt, de overeenkomst zonder vergoeding beëindigen, voor zover de eerste helft van de huidige arbeidsovereenkomst is verstreken. Indien de arbeidsovereenkomst gesloten is voor een bepaalde tijd van ten minste drie maanden en de arbeidsongeschiktheid van de werknemer wegens ziekte of ongeval zes maanden overschrijdt terwijl het vastgestelde einde van arbeidsovereenkomst nog niet verstreken is, dan kan de werkgever te allen tijde de arbeidsovereenkomst beëindigen mits betaling van een vergoeding, zijnde het loon voor de resterende termijn met een maximum van drie maanden en onder aftrek van hetgeen betaald werd sedert het begin van de arbeidsongeschiktheid. Verbreking van een overeenkomst voor onbepaalde tijd Is de overeenkomst voor onbepaalde tijd gesloten, dan moet de partij die de overeenkomst beëindigt zonder dringende reden of zonder inachtneming van de opzeggingstermijn, een vergoeding betalen aan de andere partij. Deze vergoeding is gelijk aan het lopend loon dat overeenstemt hetzij met de duur van de opzeggingstermijn, hetzij met het resterend gedeelte van die termijn. De opzeggingsvergoeding omvat niet alleen het lopend loon, maar ook de voordelen verworven krachtens de arbeidsovereenkomst. Opzeggingstermijn en inhaalrust Bij opzegging uitgaande van de werkgever wordt de opzeggingstermijn geschorst gedurende de duur van de inhaalrust die voor het einde van de arbeidsovereenkomst werd toegekend. Afwezigheid tijdens de opzeggingstermijn Vanaf 1 januari 2014 hebben alle werknemers (arbeiders en bedienden) recht op een verlof om een nieuwe betrekking te zoeken. De duur van dit verlof bedraagt:

110

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR


DEEL 7. TEWERKSTELLEN VAN PERSONEEL

- maximum één dag per week gedurende de laatste 26 weken van de opzegging. De afwezigheid kan één of twee keer per week worden uitgeoefend, zonder dat in totaal de duur van één dag wordt overschreden; - één halve dag per week in de loop van de periode vóór de laatste 26 weken van de opzegging. Willekeurig ontslag en ontslagmotivering (bron: ADMB-Juridische dienst) U kent wellicht het begrip “willekeurig ontslag” waardoor een arbeider met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur een vergoeding gelijk aan 6 maanden loon kan opvorderen wanneer u als werkgever niet aantoont dat zijn ontslag niets te maken heeft met zijn gedrag, geschiktheid of de werking van de onderneming. Deze regeling, die voorzien is in artikel 63 van de Arbeidsovereenkomstenwet wordt door het eenheidsstatuut discriminatoir bevonden omdat ze enkel van toepassing is op arbeiders. De Wet op het eenheidsstatuut van 26 december 2013 bepaalde dan ook dat het bewuste artikel 63 van de Arbeidsovereenkomstenwet ophoudt te bestaan wanneer er een collectieve arbeidsovereenkomst in de Nationale Arbeidsraad afgesloten wordt die betrekking heeft op de motivering van het ontslag. Op 12 februari 2014 werd de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 109 betreffende de motivering van het ontslag afgesloten binnen de Nationale Arbeidsraad (NAR). Deze cao trad in werking op 1 april 2014 voor de ontslagen gegeven of betekend vanaf die datum. Tot en met 31 maart 2014 bleef het willekeurig ontslag voor arbeiders dus nog bestaan. Voor wie? Deze NAR-cao voorziet enerzijds in een recht voor elke werknemer (arbeiders en bedienden) om de redenen van zijn ontslag te kennen en anderzijds in een schadevergoeding in het geval van een kennelijk onredelijk ontslag. Alle werknemers tewerkgesteld met een arbeidsovereenkomst kunnen er zich op beroepen. Op de volgende werknemers die ontslagen worden, is de NAR-cao niet van toepassing: - tijdens de eerste 6 maanden van de tewerkstelling waarbij voorafgaande en aaneensluitende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde duur of voor uitzendarbeid voor een identieke functie bij dezelfde werkgever meetellen voor de berekening van de 6 maanden; - tijdens een arbeidsovereenkomst voor uitzend- of studentenarbeid; - met het oog op het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag (afgekort SWT) of het wettelijk pensioen; - wegens de definitieve stopzetting van de activiteit, de sluiting van de onderneming of in het kader van collectief ontslag; - wanneer een bijzondere ontslagprocedure voorzien is bij wet of bij collectieve arbeidsovereenkomst, bijvoorbeeld in de gevallen van ontslagbescherming; - wanneer er sprake is van een meervoudig ontslag bij herstructurering dat op sectoraal niveau gedefinieerd wordt. Werknemers die om een dringende reden ontslagen worden, kunnen enkel genieten van de schadevergoeding indien het ontslag “kennelijk onredelijk” is. Zij kunnen de redenen die aan de basis van hun ontslag niet opvragen vermits de te volgen procedure in het kader van een dringende reden reeds voorziet dat de werkgever de motieven van het ontslag moet meedelen.

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR

111


DEEL 7. TEWERKSTELLEN VAN PERSONEEL

Het recht om de ontslagreden te kennen Elke werknemer heeft vanaf 1 april 2014 het recht om de redenen van zijn ontslag te kennen. Wanneer de werkgever deze redenen niet schriftelijk uit eigen beweging meedeelt, kan de werknemer ze binnen een termijn van 2 maanden nadat de arbeidsovereenkomst beëindigd werd opvragen bij aangetekende brief. In het geval van opzegging richt de werknemer zijn verzoek binnen een termijn van 6 maanden na de betekening van de opzeg, zonder 2 maanden na het einde van de arbeidsovereenkomst te overschrijden. Binnen 2 maanden na ontvangst van de aangetekende brief moet de werkgever bij aangetekende brief de concrete redenen van het ontslag meedelen aan de werknemer. Weigert de werkgever het ontslag te motiveren of doet hij dit niet volgens de voorgeschreven regels, dat moet hij aan de werknemer een boete betalen die overeenstemt met het loon van 2 weken. Recht op een schadevergoeding bij kennelijk onredelijk ontslag De werknemer die aangeworven is met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur heeft recht op een schadevergoeding van minimaal 3 weken loon en maximaal 17 weken loon wanneer het ontslag als kennelijk onredelijk beoordeeld wordt. Het kennelijk onredelijk ontslag is het ontslag dat gebaseerd is op redenen die geen verband houden met de geschiktheid of het gedrag van de werknemer of die niet berusten op de noodwendigheden inzake de werking van de onderneming, de instelling of de dienst en waartoe nooit beslist zou zijn door een normale en redelijke werkgever. Deze schadevergoeding is enkel cumuleerbaar met de opzeggingsvergoeding, de niet-concurrentievergoeding, de uitwinningsvergoeding en de aanvullende vergoeding die bovenop de sociale uitkeringen wordt betaald. Een cumul is niet mogelijk met andere vergoedingen verschuldigd naar aanleiding van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. De bewijslast van het al dan niet kennelijk onredelijk karakter van het ontslag ligt soms bij de werkgever en soms bij de werknemer, nl.: - bij de partij die iets aanvoert in het geval de werkgever de redenen van het ontslag heeft meegedeeld; - bij de werkgever indien hij de redenen van het ontslag niet meegedeeld heeft aan de werknemer; - bij de werknemer wanneer hij niet verzocht heeft om de redenen die aan de basis van het ontslag liggen te kennen. Geen motivering van het ontslag dat kennelijk onredelijk geacht wordt? De burgerlijke boete van 2 weken loon, verschuldigd door de werkgever indien hij de redenen van het ontslag niet kenbaar maakt aan de werknemer, is cumuleerbaar met de vergoeding voor een kennelijk onredelijk ontslag. De totale vergoeding kan zo 5 tot 19 weken bedragen. BELANGRIJK! De uitzonderingssectoren blijven ook hier de uitzondering… Concreet geldt voor de sectoren waar er op het vlak van de opzegtermijnen uitzonderingen van toepassing zijn, de oude regeling van het willekeurig ontslag nog:

112

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR


DEEL 7. TEWERKSTELLEN VAN PERSONEEL

- tijdelijk, tot en met 31 december 2015, voor de arbeiders uit de sectoren waarvoor de uitzonderingstermijnen tijdelijk gelden. Vanaf 1 januari 2016 vallen deze sectoren onder de algemene regeling van ontslagmotivering en kennelijk onredelijk ontslag; - definitief, voor de sectoren waarvoor structureel de uitzonderingstermijnen gelden, dit zijn de werknemers van PC124 (arbeiders bouwsector) en PC126 (arbeiders stoffering en houtbewerking) die tewerkgesteld worden op mobiele werven. Dit houdt in dat een arbeider uit één van deze sectoren, die voor onbepaalde tijd aangeworven is en die ontslagen wordt om redenen die geen verband houden met de geschiktheid of het gedrag van de werknemer of die niet berusten op de noodwendigheden inzake de werking van de onderneming, de instelling of de dienst, een vergoeding van 6 maanden loon kan vorderen van zijn werkgever. Het is aan de werkgever om te bewijzen dat het ontslag niet willekeurig is. De vergoeding voor willekeurig ontslag is niet cumuleerbaar met de volgende beschermingsvergoedingen: - voor een zwangere werkneemster, - voor (kandidaat-)personeelsafgevaardigden van ondernemingsraad en comité voor preventie en bescherming op het werk, - voor betaald educatief verlof. Deze regeling van het willekeurig ontslag maakt voortaan deel uit van de NAR-cao nr. 109, aangezien het vroegere artikel 63 van de wet betreffende de arbeidsovereenkomsten werd opgeheven.

OPGELET: conform het arrest van het Grondwettelijk Hof van 17 september dat de toepassing van de afwijkende opzegtermijnen voor de bouwarbeiders (PC124) beperkt tot en met 31 december 2017, zal ook bovenstaande uitzondering op de ontslagmotivering slechts blijven bestaan tot en met 31 december 2017.

Tegenopzegging De werknemer die door zijn werkgever opgezegd is en een andere dienstbetrekking gevonden heeft, kan aan de arbeidsovereenkomst een einde maken vóór de opzeggingstermijn van de werkgever verstreken is: dit is de zg. tegenopzegging. Sedert 1 januari 2014 wordt het recht aan elke werknemer toegekend, ongeacht zijn statuut (bediende, arbeider). De duur van de tegenopzegging wordt bepaald op basis van de anciënniteit van de werknemer: Anciënniteit van de werknemer

Duur van de tegenopzegging

Minder dan 3 maanden

1 week

Van 3 tot minder dan 6 maanden

2 weken

Van 6 tot minder dan 12 maanden

3 weken

12 maanden of meer

4 weken

aanvang

Volgende maandag (*)

(*) aanvang op de eerste maandag die volgt op de dag waarop de opzeggingsbrief wordt geacht te zijn ontvangen.

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR

113


DEEL 7. TEWERKSTELLEN VAN PERSONEEL

4.1.2. Crisispremie voor ontslagen arbeiders werd ontslaguitkering sedert 1 januari 2012 Van 1 januari 2010 tot en met 31 december 2011 had een ontslagen arbeider recht op een crisispremie wanneer zijn arbeidsovereenkomst werd opgezegd of verbroken door de werkgever. Deze crisispremie bedroeg 1.666 euro waarvan in principe 555 euro werd betaald door de werkgever. Sedert 1 januari 2012 is deze crisispremie vervangen door een ontslaguitkering die volledig ten laste valt van de RVA, zodat de werkgever hierin zelf geen eigen bijdrage verschuldigd is. Wie heeft recht op de ontslaguitkering? De werknemer van wie de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd door ontslag gegeven door de werkgever, met of zonder het respecteren van een opzeggingstermijn, en ter kennis gebracht vanaf 1 januari 2012. De ontslaguitkering is niet verschuldigd wanneer de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd door de werkgever: - om dringende reden; - tijdens de proefperiode; - met het oog op pensionering of brugpensionering; - voordat de arbeider een anciënniteit van 6 maanden in de onderneming verworven heeft. De ontslaguitkering is ook niet verschuldigd wanneer de werkgever recht heeft op een terugbetaling van een deel van de inschakelingsvergoeding door de RVA. In dit geval heeft de arbeider immers reeds een vergoeding gekregen die groter is dan de opzegvergoeding waarop hij recht zou hebben conform de arbeidsovereenkomstenwet van 3 juli 1978. De ontslaguitkering kan naar aanleiding van een ontslag bij dezelfde werkgever slechts één keer per kalenderjaar aan de werknemer worden betaald. Dit is bedoeld om misbruiken bij opeenvolgende contracten te voorkomen. Bedrag van de ontslaguitkering Het bedrag van de ontslaguitkering verschilt naar gelang de arbeidsovereenkomst van de betrokken arbeider is aangevangen voor of na 1 januari 2012. Voor de arbeider van wie de arbeidsovereenkomst is aangevangen na 1 januari 2012, bedraagt de ontslaguitkering 1.250 euro. Voor arbeiders die reeds verbonden zijn door een arbeidsovereenkomst voor 1 januari 2012, bedraagt de ontslaguitkering: - 1.250 euro als zijn anciënniteit in de onderneming minder dan 5 jaar bedraagt; - 2.500 euro als zijn anciënniteit in de onderneming ten minste 5 jaar maar minder dan 10 jaar bedraagt; - 3.750 euro als zijn anciënniteit in de onderneming ten minste 10 jaar bedraagt.

114

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR


DEEL 7. TEWERKSTELLEN VAN PERSONEEL

Wanneer het gaat om een deeltijdse arbeider, wordt het bedrag van de ontslaguitkering verminderd in verhouding tot de arbeidsprestaties voorzien in de arbeidsovereenkomst. Uitbetaling van de ontslaguitkering De RVA is belast met de betaling van de ontslaguitkering, via de uitbetalingsinstellingen. De ontslaguitkering wordt beschouwd als een werkloosheidsuitkering tenzij de Koning hiervan afwijkt. De nadere regels en modaliteiten voor de toekenning van de ontslaguitkering moeten nog bepaald worden. Net zoals de crisispremie is deze uitkering niet onderworpen aan RSZ-bijdragen, en is eveneens vrijgesteld van belastingen. Geleidelijk verdwijnen van de ontslaguitkering De ontslaguitkering voor ontslagen arbeiders zal geleidelijk worden afgeschaft, naarmate zij in aanmerking komen voor de ontslagcompensatievergoeding ten laste van de RVA. De ontslagcompensatievergoeding moet nl. de gevolgen verzachten van het nieuwe stelsel van opzegging voor arbeiders waarvoor de duur van de opzegtermijn (of het bedrag van de overeenstemmende verbrekingsvergoeding) overeenkomstig de wetgeving minstens gedeeltelijk bepaald moet worden op basis van de anciënniteit die als arbeider werd verworven in de periode vóór 1 januari 2014. De vergoeding moet het verschil compenseren tussen, enerzijds, de opzegtermijn (of de overeenstemmende verbrekingsvergoeding) die de werkgever in acht moet nemen en, anderzijds, de gunstigere opzegtermijn (of de overeenstemmende verbrekingsvergoeding) die de werkgever zou toegekend moeten hebben indien de totale anciënniteit van de werknemer na 31 december 2013 werd verworven. De ontslagvergoeding zal bijgevolg niet meer worden toegekend: - aan de arbeiders met een overeenkomst waarvan de begindatum vanaf 1.01.2014 is gelegen; - aan de arbeiders met een overeenkomst waarvan de begindatum gelegen is vóór 1.01.2014 maar die na 31.12.2013 worden ontslagen, voor zover zij aan een van de volgende voorwaarden voldoen: - minstens 20 jaar anciënniteit hebben op 1.01.2014; - minstens 15 jaar anciënniteit hebben op 1.01.2015; - minstens 10 jaar anciënniteit hebben op 1.01.2016; - minstens 10 jaar anciënniteit hebben op 1.01.2017. De werknemers die vanaf 1.01.2014 tijdelijk of definitief onder een afwijkend stelsel inzake opzegtermijnen vallen (zoals o.a. het PC126 (stoffering en houtbewerking) en het PC124 (bouwsector)) evenals de werknemers die vanaf 1.01.2014 worden ontslagen in het kader van een collectief ontslag waarvoor de oude opzegtermijnen onder bepaalde voorwaarden van toepassing blijven, zullen evenwel hun recht op de ontslaguitkering behouden. 4.1.3. Outplacement De wet betreffende het eenheidsstatuut van 26.12.2013 heeft een algemeen stelsel van outplacement ingevoerd vanaf 1 januari 2014; De bepalingen inzake outplacement van ontslagen werknemers van 45 jaar en ouder die al golden voor 1.01.2014 blijven behouden maar krijgen voortaan een bijzonder of suppletief karakter.

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR

115


DEEL 7. TEWERKSTELLEN VAN PERSONEEL

4.1.3.1. Algemene outplacementregeling De algemene outplacementregeling is van toepassing voor alle werknemers die door hun werkgever ontslagen worden (behalve om dringende redenen of in het kader van een herstructurering) vanaf 1.01.2014 en die recht hebben op een opzegtermijn van minstens 30 weken of op een ontslagvergoeding die overeenstemt hetzij met de duur van een opzegtermijn van minstens 30 weken, hetzij met het resterende gedeelte van die opzegtermijn van minstens 30 weken. Ontslag met prestatie van een opzeg van minstens 30 weken Wanneer de werknemer wordt ontslagen met de prestatie van een opzeg van minstens 30 weken, dan heeft hij recht op: - een outplacementbegeleiding van 60 uur. De tijd die wordt besteed aan deze outplacementbegeleiding wordt aangerekend op de tijd van het sollicitatieverlof; - een opzegtermijn van minstens 30 weken. Ontslag met een vergoeding van minstens 30 weken Wanneer de werknemer wordt ontslagen met een verbrekingsvergoeding van minstens 30 weken (of met een vergoeding die overeenstemt met het resterende gedeelte van die termijn), dan heeft hij recht op: - een outplacementbegeleiding van 60 uur ter waarde van 1/12 van het jaarloon van het kalenderjaar dat het ontslag voorafgaat, met een minimumwaarde van 1800 euro en een maximumwaarde van 5500 euro. Indien de werknemer deeltijds tewerkgesteld wordt, wordt dit minimum en maximum herleid aan de hand van de tewerkstellingsbreuk. Deze outplacementbegeleiding wordt gewaardeerd op 4 weken loon; - een opzegvergoeding die overeenstemt hetzij met de duur van een opzegtermijn van minstens 30Â weken, hetzij met het resterende gedeelte van die termijn, waarop 4 weken worden aangerekend voor de waarde van de outplacementbegeleiding. Overgangsbepaling Tot 31 december 2015 heeft de werknemer die is ontslagen met een ontslagvergoeding het recht om het outplacement dat de werkgever hem aanbiedt te weigeren. Hij zal in dit geval aanspraak maken op zijn volledige compenserende opzegvergoeding (dus niet verminderd met 4 weken). Als hij daarentegen het outplacementaanbod van zijn werkgever aanvaardt, dan zal de ontslagvergoeding met 4 weken loon worden verminderd. Vanaf 2016 zal de opzegvergoeding sowieso met 4 weken loon worden verminderd, ongeacht of de werknemer het outplacement aanvaardt of niet. De werknemer zal m.a.w. niet meer de mogelijkheid hebben om het outplacementaanbod dat hem wordt gedaan, te weigeren. 4.1.3.2. Bijzondere outplacementregeling Aangezien de opzegtermijn in de bouwsector ingevolge de afwijkende regeling steeds beneden de 30Â weken ligt, zal hogervermelde algemene regeling niet van toepassing kunnen zijn, en zal dus steeds onderstaande bijzondere regeling in acht moeten genomen worden.

116

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR


DEEL 7. TEWERKSTELLEN VAN PERSONEEL

Principe Indien de werkgever een werknemer ontslaat die minstens 45 jaar is op het ogenblik van de betekening van het ontslag, en een ononderbroken anciënniteit van minstens een jaar heeft in de onderneming, moet de werkgever, op eigen initiatief, en binnen een termijn van vijftien dagen nadat de arbeidsovereenkomst een einde heeft genomen, de werknemer schriftelijk een geldig outplacementaanbod voorleggen. Er moet geen outplacementaanbod gebeuren: - in geval van ontslag om dringende reden; - in geval van brugpensioen als de bruggepensioneerde niet beschikbaar moet blijven op de arbeidsmarkt; - van zodra de gerechtigde de leeftijd voor het rustpensioen heeft bereikt. Merk op dat o.a. in de volgende gevallen geen sprake zal zijn van outplacement (omdat de werknemer niet werd ontslagen): - de beëindiging van de arbeidsovereenkomst in onderling overleg - de beëindiging van de arbeidsovereenkomst ingevolge medische overmacht. Sectorale outplacementbegeleiding In een aantal sectoren wordt de kost van outplacement ten laste genomen door de sector (sociaal fonds). In geval het gaat om een bediende die ressorteert onder het ANPCB (PC200; o.a. de bedienden in de sectoren bouw, en houtbewerking en stoffering) werd een sectorale outplacementbegeleiding georganiseerd. Hier worden de kosten ten laste genomen door het sectoraal vormingsfonds CEVORA. Meer info op www.cevora.be (rubriek “ontslagen bediende”). Sedert 1 december 2007 bestaat ook een collectieve outplacementbegeleiding in het paritair comité 124 (bouwarbeiders). Deze outplacementbegeleiding werd bovendien uitgebreid naar de arbeiders van 40 jaar en ouder die behoren tot de categorieën I en IA (ongeschoolden), en naar de arbeiders jonger dan 45 jaar in het kader van een herstructurering, bij bedrijven erkend in moeilijkheden of bij sluiting of faling van de onderneming. Een anciënniteit van minstens één jaar in de onderneming blijft een voorwaarde voor de ontslagen arbeider. Voor de ontslagen tot en met 31.03.2012 werden de outplacementkosten gedragen door FVB Constructiv. In het kader van het sectoraal akkoord 2011-2012 in de bouwnijverheid moet de werkgever voor de ontslagen vanaf 1.04.2012 zelf 50% van de outplacementkosten dragen. Werkwijze voor de Bouwunie-leden 1 De bouwwerkgever neemt contact op met Bouwunie (Luc Proesmans, tel. 02 588 11 00, e-mail: luc.proesmans@bouwunie.be). 2 Bouwunie bezorgt u het modelformulier om een geldig outplacementaanbod te doen aan de ontslagen bouwvakarbeider. De ontslagen bouwvakarbeider dient aangetekend een aanbod te ontvangen binnen de 15 dagen nadat de arbeidsovereenkomst beëindigd werd. 3 De ontslagen bouwvakarbeider heeft één maand de tijd om het aanbod van de werkgever te tekenen voor akkoord en terug te bezorgen aan de werkgever. 4 Het bouwbedrijf stuurt het ondertekend aanbod door naar Bouwunie (luc.proesmans@bouwunie.be of fax 02 253 07 45) of rechtstreeks naar de FVB-regio.

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR

117


DEEL 7. TEWERKSTELLEN VAN PERSONEEL

5 Een korte tijd later ontvangt het bouwbedrijf een brief en een bestelbon van FVB Constructiv. De brief bevat de gegevens van het door FVB Constructiv aangeduide outplacementkantoor. De bouwonderneming dient dus zelf geen outplacementkantoor aan te stellen! 6 Het bouwbedrijf stuurt de bestelbon verder aangevuld en ondertekend door naar het outplacementkantoor. 7 Het outplacementkantoor start de outplacementbegeleiding op. Hoe gaat de financiering in zijn werk? 1. Het outplacementkantoor factureert de volledige outplacementbegeleiding volgens het bouwtarief aan het bouwbedrijf. Dit gebeurt op 2 momenten tijdens de outplacementbegeleiding: Bij de start van de 1ste fase: facturatie van: - het intake-gesprek: 150,00 euro excl. btw en/of - de 1e fase: 950,00 euro excl. btw Indien de arbeider gestart is met de 1e fase, factureert het outplacementkantoor het intake-gesprek en de 1e fase. Indien dit niet het geval is, factureert het outplacementkantoor enkel het intake-gesprek.

Bij de start van de 3de fase: facturatie van: - de 2e fase: 400,00 euro excl. btw en/of - de 3e fase: 200,00 euro excl. btw Indien de arbeider gestart is met de 3de fase, factureert het outplacementkantoor de 2e en de 3e fase. Zoniet factureert het outplacementkantoor enkel de 2e fase 2. Het bouwbedrijf betaalt de volledige factuur aan het outplacementkantoor. 3. Het bouwbedrijf stuurt een kopie van de betaalde factuur naar FVB Constructiv, t.a.v de dienst administratie, Koningsstraat 132 bus 5, 1000 Brussel – fax 02 210 03 55 – e-mail: outplacement@constructiv.be. Het bouwbedrijf vermeldt het rekeningnummer waarop moet gestort worden. 4. FVB Constructiv vraagt het betalingsbewijs van het bouwbedrijf op bij het outplacementkantoor. 5. Van de gefactureerde fasen betaalt FVB Constructiv 50% exclusief btw terug op het opgegeven rekeningnummer van het bouwbedrijf 4.2. Elektronische aangifte van uitdiensttreding Net zoals bij de indiensttreding, moet de werkgever uiterlijk de eerste werkdag na de uitdiensttreding van de arbeider, dit melden aan de RSZ, op elektronische wijze (vocale server op tel. 02 511 51 51 of via internet: http://www.socialsecurity.be). 4.3. Overhandiging van documenten door de werkgever Bij het einde van de arbeidsovereenkomst moet de werkgever aan de ex-werknemer de volgende documenten overhandigen: Getuigschrift van tewerkstelling Dit is een attest waarin enkel de begin- en einddatum van de arbeidsovereenkomst en de aard van het verrichte werk wordt vermeld. Er mag geen enkele andere vermelding worden aangebracht, behalve op uit-

118

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR


DEEL 7. TEWERKSTELLEN VAN PERSONEEL

drukkelijk verzoek van de werknemer. Het moet aan de werknemer overhandigd worden op het ogenblik dat de arbeidsovereenkomst een einde neemt, wat ook de reden is van het einde van de arbeidsverhoudingen. De loonafrekening Het loon dat nog verschuldigd is op het einde van de arbeidsovereenkomst, moet betaald worden uiterlijk op de eerste normale betaaldag die volgt op de datum waarop de dienstbetrekking eindigt. Deze afrekening heeft niet alleen betrekking op het normale loon, maar ook de eventuele premies, het vakantiegeld bij uitdiensttreding voor een bediende, de verbrekingsvergoeding e.d. De individuele rekening Dit document moet de werknemer overhandigd worden binnen twee maanden na het einde van het kwartaal waarin de arbeidsovereenkomst beëindigd werd. Vakantie-attest (voor bedienden) Aan de hand van dit attest kan de bediende zijn prestaties van het vorige en van het lopende jaar bewijzen, zodat zijn toekomstige werkgever zijn recht op vakantiedagen en vakantiegeld kan bepalen. Per vakantiedienstjaar moet dergelijk attest opgemaakt worden. Werkloosheidsattest Uiterlijk op de laatste werkdag moet de werkgever een werkloosheidsattest (C4) overhandigen aan de werknemer wiens arbeidsovereenkomst is beëindigd. Ongeacht de reden van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst (ontslag met of zonder dringende reden, ontslagname, ...) moet dit attest altijd worden afgeleverd. Fiscale fiches Deze fiches vermelden de verschillende inkomstenbestanddelen van de belastingplichtige voor het afgelopen jaar. Aan de werknemer van wie de arbeidsovereenkomst werd beëindigd, moet een afschrift van deze fiches worden overhandigd ten laatste op 1 maart van het jaar volgend op het jaar waarop de inkomsten betrekking hebben.

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR

119


DEEL 8. SOCIALE WETGEVING

Deel 8. SOCIALE WETGEVING Hoofdstuk 1. Arbeidsvoorwaarden in het bouwbedrijf (PC 124) 1.1. Indeling in beroepscategorieën De cao “arbeidsvoorwaarden” van 21 juni 2007, gesloten ter uitvoering van het sectoraal akkoord 2007-2008 in de bouwsector, bracht o.a. wijzigingen aan in de loonclassificatie. Sedert 1 juli 2007 zijn er 6 categorieën van arbeiders. De specifieke categorieën “eerste ongeschoolde” en “eerste geoefende” verdwenen en werden opgenomen in de vroegere 4 basiscategorieën, onder resp. IA en IIA. Onderstaand vindt u een overzicht van de verschillende categorieën (die nu terug te vinden zijn in de cao van 12 juni 2014 betreffende de arbeiderscategorieën): Categorie I (vroeger “ongeschoolde”) Tot de categorie I behoren: - de arbeiders die instaan voor de uitvoering van zeer eenvoudige werken, zoals de opruiming van de bouwplaats, het reinigen van de gebouwen en van de keet, alsmede de uitvoering van werken waarvoor geen enkele specialisatie vereist is, zoals voor het verplaatsen van materieel en materialen; - de arbeiders die hun beroepsloopbaan beginnen en die geen bouwdiploma na voltijds onderwijs hebben behaald, alsook diegenen die een opleiding gevolgd hebben met vrucht in het kader van het Industrieel leerlingenwezen en de Alternerende bouwopleiding. Voor deze arbeiders evalueert de werkgever uiterlijk na 9 maand de graad van beroepsbekwaamheid en verhoogt, in geval van gunstige evaluatie, het loon tot minimaal dat van categorie IA. Categorie IA (vroeger “eerste ongeschoolde”) Tot de categorie IA behoren - de arbeiders van cat. I die naar het oordeel van de werkgever blijk geven van een meer dan gemiddelde bekwaamheid; - de arbeiders die hun beroepsloopbaan beginnen en die een bouwdiploma na voltijds onderwijs hebben behaald. Na 6 maand bedraagt hun loon minimaal dat van categorie II. Binnen een periode van maximum 24 maanden vanaf de aanwerving, gaan zij over naar cat. IIA (zelfde werkgever). Naar het oordeel van de werkgever kan de periode van 24 maanden verminderd worden. Categorie II (vroeger “geoefende”) Tot de categorie II behoren de arbeiders die niet volledig vertrouwd zijn met één van de beroepen die opgesomd worden onder de categorieën III en IV. Behoren verder tot deze categorie: de arbeiders die bij de uitvoering van hun gewoon werk enige vaardigheid aan de dag leggen. In de cao worden een aantal taken opgesomd die door de arbeiders van categorie II worden uitgeoefend.

120

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR


DEEL 8. SOCIALE WETGEVING

Categorie IIA (vroeger “eerste geoefende”) Tot de categorie IIA behoren de arbeiders bedoeld in categorie II die naar het oordeel van de werkgever blijk geven van een meer dan gemiddelde bekwaamheid. O.a. de chauffeurs van bedrijfsvoertuigen met een laadvermogen van minder dan 18 ton worden beschouwd als arbeiders van de categorie IIA. Categorie III (vroeger “geschoolde arbeiders van de eerste graad”) Tot de categorie III behoren de arbeiders die hun vak grondig kennen, welke kennis slechts verworven wordt dank zij een ernstige leertijd in de werkplaats, op de bouwplaats of in een vakschool, en dit vak sedert ten minste drie jaar met een normale vaardigheid en een normaal rendement uitoefenen. Dit driejarig tijdvak kan naar het oordeel van de werkgever worden verminderd: - voor de arbeiders die in het bezit zijn van een einddiploma, uitgereikt door een vakschool; - voor de afbrekers en verwijderaars van asbest of van asbesthoudende materialen. In de cao betreffende de arbeiderscategorieën worden o.m. een aantal taken en beroepen opgesomd van arbeiders cat. III (o.a. schilders, stukadoors, parketleggers, schrijnwerkers, bekisters, loodgieters-zinkbewerkers, monteerders van thermische isolatie, monteerders van verluchtingsinstallaties,...). Categorie IV (vroeger “geschoolde arbeiders van de tweede graad”) Tot de categorie IV behoren de arbeiders van wie de beroepsbekwaamheid kennelijk hoger ligt dan die van de arbeiders van categorie III. Hun aantal ten opzichte van het totaal der arbeiders kan variëren naar gelang van de beschouwde beroepen. In de cao betreffende de arbeiderscategorieën worden een aantal taken en beroepen opgesomd van geschoolde arbeiders van de 2e graad (voor schilders, stukadoors, parketleggers, schrijnwerkers, bekisters, installateurs cv, sanitair, lood- en zinkwerken). 1.2. Beoordeling van de beroepsbekwaamheid Alleen de werkgever oordeelt over de graad van beroepsbekwaamheid van ieder bij hem in dienst zijnde arbeider. De werkgever bepaalt ook het hiermede overeenstemmende loon op grond van de schaal der regelingslonen. 1.3. Loonbetaling De bij cao bepaalde minimumlonen worden per kwartaal aangepast aan de evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen. De werkgever is in orde met zijn verplichtingen, zodra hij de bij cao bepaalde minimumlonen betaalt; de toekenning van hogere lonen wordt alleen door de werkgever beoordeeld. Wanneer een arbeider van een vorige werkgever een hoger loon verkregen heeft dan de bij cao bepaalde minima, bestaat er voor de nieuwe werkgever geen verplichting hem hetzelfde loon uit te betalen.

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR

121


DEEL 8. SOCIALE WETGEVING

De uitbetaling van het loon aan de arbeiders geschiedt normaal voor het einde van de arbeidsdag tijdens dewelke het loon overeenkomstig het arbeidsreglement wordt betaald. In geval van afdanking van een arbeider moet het hem verschuldigde loon vereffend worden op het einde van de opzeggingstermijn of uiterlijk binnen vier dagen na het einde van deze termijn. 1.4. Vaststelling van de lonen De lonen worden bepaald naar gelang van - de beroepsbekwaamheid van de arbeiders; - de anciënniteit en de gevolgde opleiding, voor de jonge arbeiders (zie verder). Wanneer de werkgever de arbeider opdraagt zich van de werk- of bouwplaats naar een andere dergelijke plaats te begeven, moet de werkgever de reiskosten voor zijn rekening nemen. De bijkomende tijd voor deze verplaatsingen worden vergoed als werkelijke arbeidstijd. 1.5. Jongerenbarema Gelet op de opleidingsperiode van toepassing op jonge arbeiders en het vergemakkelijken van de integratie van jongeren op de arbeidsmarkt wordt het minimumloon van de arbeiders, onderworpen aan de deeltijdse leerplicht, als volgt vastgelegd (cao 14 mei 2009 betreffende de beloning van arbeiders onderworpen aan de deeltijdse leerplicht): Leeftijd

euro/uur (geldig voor het 3e kw. 2015)

15 jaar

7,228

15 jaar 6 m

7,898

16 jaar

8,567

16 jaar 6 m

9,906

17 jaar

11,244

17 jaar 6 m

12,583

18 jaar

13,386

De Bouwunie-leden vinden de actuele lonen op het afgeschermd ledengedeelte (www.bouwunie.be/bouwincijfers => rubriek “Indexen, cijfers en bouwdata”).

122

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR


DEEL 8. SOCIALE WETGEVING

1.6. Lager leidinggevend personeel 1.6.1. Meestergasten De arbeider die blijk geeft van zijn vakbekwaamheid en de functie van meestergast uitoefent, heeft recht op een uurloon dat ten minste 20% hoger ligt dan het loon van de arbeider van cat. IV. Deze vakbekwaamheid wordt beoordeeld in het licht van de kwaliteiten die normaliter van een als “meestergast” aangeduide arbeider mogen verwacht worden, meer bepaald: - technische en praktische kennis nodig voor het organiseren, het leiden en coördineren van het werk van verschillende arbeidersploegen; - rekening houdend met de vanwege zijn chef ontvangen richtlijnen in staat zijn om persoonlijk de daaruit voortvloeiende uitvoeringsmoeilijkheden op te lossen; - de verantwoordelijkheid op zich nemen voor de goede uitvoering van de werken die door het onder zijn gezag gestelde personeel worden verricht. 1.6.2. Ploegbazen Onder ploegbaas wordt verstaan de arbeider die geholpen wordt door verschillende arbeiders en die toezicht houdt op de uit te voeren werken waarbij hij handenarbeid pleegt te verrichten. De ploegbaas heeft recht op een uurloon dat ten minste 10% hoger ligt dan datgene wat overeenkomt met zijn eigen beroepsbekwaamheid. Wanneer het een ploegbaas betreft die aan het hoofd staat van een ploeg bestaande uit arbeiders met verschillende beroepsbekwaamheden dan mag het aan deze ploegbaas verschuldigde loon niet lager liggen dan het regelingsloon van de arbeider met de hoogste beroepsbekwaamheid, verhoogd met 10%. 1.7. Gereedschap Een vergoeding wegens slijtage aan gereedschap per uur werkelijke arbeid dient uitgekeerd te worden aan bepaalde beroepencategorieën die in het bezit zijn van het in goede staat verkerende gereedschap, vermeld in de specifieke lijst. Deze vergoedingen bedragen: - 0,040 euro per uur werkelijke arbeid voor de marmerbewerkers, steenhouwers, witsteenzagers, loodgieters-zinkbewerkers, schrijnwerkers, timmerlieden, timmerlieden-bekisters en trapmakers; - 0,035 euro per uur werkelijke arbeid voor de metselaars, bevloerders en stukadoors. De betaling van deze vergoeding wordt afhankelijk gesteld van het bezitten van alle in de desbetreffende lijst opgenomen werktuigen. De gereedschappen moeten bovendien in goede staat zijn. Het gebeurlijk ontbreken van bepaalde werktuigen die niet noodzakelijk zijn voor het uitvoeren van een werk op een bepaalde dag, mag geen reden betekenen om de vergoeding niet te betalen. De vergoedingen moeten tweemaal per jaar (15 april en 15 oktober) worden uitgekeerd.

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR

123


DEEL 8. SOCIALE WETGEVING

1.8. Tegemoetkoming van de werkgever in kost en huisvesting Wanneer de arbeider werkzaam is op een werkplaats die zover van zijn woonplaats verwijderd is, dat hij onmogelijk dagelijks naar huis kan terugkeren, moet de werkgever hem naar behoren kost en huisvesting verstrekken. De werkgever kan zich evenwel van deze verplichting kwijten door uitkering van een vergoeding voor kost en huisvesting per werkdag. Deze vergoeding wordt aangepast aan de evolutie van het indexcijfer de consumptieprijzen en bedraagt in het 3e kwartaal 2015 voor kost: 26,11 euro en voor huisvesting 12,47 euro. 1.9. Loonbijslagen voor bijzondere werken In de cao van 12 juni 2014 betreffende de loontoeslagen worden een aantal bijzondere werken opgesomd waarvoor loonbijslagen moeten worden betaald; het gaat o.a. om de volgende werken: - werken waarbij de arbeiders gevoelens van onzekerheid, vrees, onrust, kunnen ondervinden, niettegenstaande de vereiste veiligheidsmaatregelen getroffen zijn. Voorbeeld: bouwen van fabrieksschoorstenen (40%), werken met een continu glijbekisting op minder dan 25 m hoogte (10%), werken aan dakgoten in de ruimte op meer dan 15 m hoog (10%)...; - ongezonde, hinderlijke of lastige werken. Voorbeelden: werken in samengeperste lucht, werken in ingebruik zijnde tunnels...;

Hoofdstuk 2. Tegemoetkoming in de verplaatsingskosten 2.1. Arbeiders uit de sector van het bouwbedrijf (PC 124) Wat zijn verplaatsingsvergoedingen? Deze vergoeding wordt aan de arbeiders betaald, wanneer zij – buiten hun arbeidsuren – op eigen kracht naar een opstapplaats, de zetel of een werf komen. Uw arbeiders kunnen deze verplaatsing doen met ofwel de trein, de auto, de fiets, de bromfiets, de bus, de tram… Het is hierbij van geen belang of het gebruikte vervoermiddel eigendom is van de arbeider of van iemand anders. Een uitzondering hierop is de auto of camionette die u als werkgever ter beschikking stelt. In dat geval komt de werknemer niet op eigen kracht en moet u dus geen verplaatsingsvergoeding betalen. Sedert 1 juli 2014 zal een arbeider die deze verplaatsing doet met de fiets, geen verplaatsingsvergoeding meer krijgen, maar wel een fietsvergoeding (0,22 euro per km). Deze fietsvergoeding omvat de verplaatsings- en de mobiliteitsvergoeding. Wat zijn mobiliteitsvergoedingen? De mobiliteitsvergoeding is een vergoeding, die u moet betalen aan uw werknemers voor hun totale verplaatsing tussen de woonplaats en de effectieve plaats van tewerkstelling, voor zover deze verplaatsingen gedaan werden buiten hun arbeidsuren. De basisvergoeding is afhankelijk van de totale dagelijkse werkelijke afstand.

124

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR


DEEL 8. SOCIALE WETGEVING

Het basisbedrag van de mobiliteitsvergoeding varieert van 0,0516 euro tot 0,0723 euro per werkelijke kilometer (opmerking: het gaat hier dus wel degelijk om de reële afgelegde afstand). Er bestaat al geruime tijd geen vaste mobiliteitsvergoeding meer, zoals vroeger van 0,0372 euro (of 1,5 frank) per kilometer, voor arbeiders die met een ander vervoermiddel dan de trein komen werken. Aangezien u een mobiliteitsvergoeding moet betalen voor een totale dagelijkse werkelijk afgelegde afstand, betaalt u dus zowel voor de verplaatsing heen als terug. Sedert 1 juli 2014 zal een arbeider die deze verplaatsing doet met de fiets, geen mobiliteitsvergoeding meer krijgen, maar wel een fietsvergoeding (0,22 euro per km). Deze fietsvergoeding omvat de verplaatsings- en de mobiliteitsvergoeding. Hoe zit het dan met de chauffeur? Wanneer een arbeider een of meer andere collega’s ophaalt en/of terugbrengt met een voertuig van u als werkgever, wordt deze arbeider beschouwd als een chauffeur. Voor zover wel te verstaan dat u als werkgever hem dit opgedragen hebt. Zijn mobiliteitsvergoeding bedraagt voor elke wettelijke afgelegde kilometer (als chauffeur) 0,1316 euro. Het oude principe dat de chauffeur het dubbele kreeg van de nietchauffeur, is reeds meerdere jaren afgeschaft. Indien de reistijd per rit meer dan 2 uur bedraagt, moet u twee chauffeurs voorzien. Let wel: deze verhoogde mobiliteitsvergoeding is niet van toepassing wanneer u een bedrijfsvoertuig (bv. een camionette) ter beschikking stelt van een arbeider en deze laatste geen andere arbeiders vervoert. Bestuurders van dergelijke camionetten ontvangen de gewone (niet verhoogde) mobiliteitsvergoeding. Krijgt de chauffeur de verhoogde mobiliteitsvergoeding voor de gehele rit? Ja. Wanneer een arbeider in opdracht van zijn werkgever personeel naar de plaats van tewerkstelling vervoert en/of terug, met een voertuig van zijn werkgever, wordt hij beschouwd als chauffeur en ontvangt hij de hogere mobiliteitsvergoeding van 0,1316 euro per km. Hij ontvangt deze hogere mobiliteitsvergoeding voor de volledige rit, dus ook voor het traject dat hij alleen rijdt. Dit zal zich o.a. voordoen wanneer de chauffeur met het voertuig van zijn werkgever naar huis mag rijden. Wanneer betaal ik niets? Wanneer uw arbeiders zich verplaatsen tijdens hun arbeidstijd, betaalt u hen het gewone loon en dus geen verplaatsings- en mobiliteitsvergoedingen. Indien uw arbeiders deze verplaatsing met hun eigen voertuig moeten doen, kan men eventueel een onkostenvergoeding betalen, een zogenaamde kost eigen aan de werkgever. Totale dagelijkse werkelijke afstand van minder dan 10 km Vroeger was het zo dat wanneer de totale dagelijkse werkelijke afstand minder dan 10 km bedroeg, men noch een verplaatsingsvergoeding, noch een mobiliteitsvergoeding moest betalen. In de loop der jaren kwamen hierop alsmaar meer uitzonderingen. Na de recentste wijzigingen (1 juli 2014), komt deze regel volledig te vervallen. Hierop bestaat echter één uitzondering: Wanneer u een voertuig ter beschikking stelt van uw arbeider en de totale dagelijkse afstand die hij met dit voertuig buiten zijn arbeidstijd aflegt, minder dan 10 km bedraagt, zal u hem geen mobiliteitsvergoeding moeten betalen (ook geen verplaatsingsvergoeding, aangezien u een voertuig ter

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR

125


DEEL 8. SOCIALE WETGEVING

beschikking stelt). In deze situatie mag de arbeider niet beschouwd worden als chauffeur (hij is wel bestuurder, maar vervoert geen collega’s). Pas op: als de totale dagelijkse afstand, ongeacht met welke voertuigen men de verschillende deelafstanden aflegt, 10 km of meer bedraagt, is men verplicht elke deelafstand te vergoeden met mobiliteit, ook al zou de deelafstand kleiner dan 10 km bedragen (zie verder). Ook voor zeer korte afstanden (minder dan 10 km heen en terug), dient men de verplaatsingsvergoeding te betalen. Onderstaand geven we een aantal situaties mee om dit te verduidelijken: - Situatie 1 Arbeiders die met de trein komen, krijgen ook de verplaatsingsvergoeding vanaf de eerste km. Op de mobiliteitsvergoeding hebben ze pas recht vanaf 10 km. - Situatie 2 Wanneer een arbeider met zijn eigen voertuig van thuis naar de opstapplaats of rechtstreeks naar de werf rijdt en terug, bent u steeds verplicht de verplaatsingsvergoeding te betalen vanaf de eerste km. Op mobiliteitsvergoedingen zal de arbeider pas recht hebben vanaf een totale afstand van 10 km heen en terug, ongeacht het gebruikte vervoermiddel (met uitzondering van de fiets). Hoe wordt de afstand bepaald? Verplaatst uw arbeider zich met de trein, dan is het zeer eenvoudig. Op zijn abonnement of treinkaart staat de afstand vermeld. Indien dit niet het geval is, kan men de afstand terugvinden via de website van de NMBS (via de module “zoek biljetten en abonnementen” onder “vervoersbewijzen” op www.belgianrail.be). De tussenkomst in de vervoerskosten is dan terug te vinden in het zg. “barema A” (voor de arbeiders-bouw) waar u kan aflezen welke vergoeding overeenstemt met dit aantal kilometers. Begeeft uw arbeider zich met een ander vervoermiddel dan de trein (dus: tram, bus, auto, bromfiets, …) naar de opstapplaats, de zetel of de werf, dan wordt de berekeningswijze van de werkelijk afgelegde afstand, in overleg op ondernemingsniveau vastgelegd. U kan bv. afspreken dat er gekeken zal worden naar de kilometerstanden van het voertuig of naar de gegevens van de tachograaf,…. U hoeft voortaan geen andere berekeningen meer te maken. In het “barema B” moet u dan enkel nog aflezen hoe hoog de vergoedingen zijn die overeenstemmen met het totaal aantal afgelegde kilometers (buiten de werkuren) voor de betrokken dag. Bepaalt u niets of ontstaat er een betwisting over de wijze hoe de werkelijke afstand dient bepaald te worden, dan kan u steeds gebruik maken van de routeplanner Mappy, beschikbaar op het internet (www.mappy.be). Let op: voor de verplaatsingen met de fiets geldt eveneens dat de afstand in overleg op ondernemingsniveau wordt vastgelegd. Het totaal aantal gefietste km’s wordt echter niet opgezocht in Barema B, om de vergoeding te bepalen, maar vermenigvuldigd met 0,22 euro per km. Wat zijn die barema’s A en B? Dit zijn tabellen waaruit u op een eenvoudige wijze de te betalen vergoeding kan lezen. Het barema

126

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR


DEEL 8. SOCIALE WETGEVING

A gebruikt u om de vergoedingen te bepalen voor die afstanden of delen van afstanden waarbij uw arbeider gebruikt maakt van de trein. Het barema B gebruikt u wanneer uw arbeider een ander vervoermiddel dan de trein gebruikt. De vergoedingen die men uit die tabellen afleest, werden berekend om zowel de afstand heen als terug te vergoeden. De barema’s A en B zijn terug te vinden op www.bouwunie.be (thema “Personeel en arbeidsmarkt” => rubriek “Mobiliteit & verplaatsing”). 2.2. Bedienden De in de sector van het bouwbedrijf en de sector houtbewerking en stoffering tewerkgestelde bedienden ressorteren onder het Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor de bedienden (PC 200). De tegemoetkoming van de werkgever in de verplaatsingskosten van de bedienden hangt af van het gebruikte vervoermiddel, de afgelegde afstand en de brutobezoldiging van de bediende. De actuele bedragen vindt u op www.bouwunie.be (thema “Personeel en arbeidsmarkt” => rubriek “Mobiliteit & verplaatsing”).

Hoofdstuk 3. Tijdelijke werkloosheid De uitvoering van de arbeidsovereenkomst kan om allerlei redenen, opgesomd in de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, geschorst worden. In enkele gevallen geeft de schorsing aanleiding tot werkloosheid: - voor arbeiders en bedienden: - overmacht; - staking of lock-out, mits uitdrukkelijke beslissing van het beheerscomité van de RVA. - voor arbeiders: - technische stoornis; - slecht weer; - gebrek aan werk wegens economische oorzaken (onder bepaalde voorwaarden is dit ook voor bedienden mogelijk). Deze vormen van tijdelijke werkloosheid worden vergoed door de RVA voor zover de voorschriften opgelegd door de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten en de formaliteiten voorzien in de werkloosheidsreglementering in acht genomen worden.

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR

127


DEEL 8. SOCIALE WETGEVING

3.1. Technische stoornis Tijdens de eerste zeven kalenderdagen van de schorsing behoudt de arbeider zijn normaal loon. Na deze zeven kalenderdagen treedt tijdelijke werkloosheid in op voorwaarde dat de werkgever de technische stoornis op elektronische wijze (via www.socialsecurity.be) meldt aan de RVA overeenkomstig de volgende procedure: 1° In een eerste melding, uiterlijk de dag na de technische stoornis, dienen volgende gegevens gemeld: - de datum en de aard van de technische stoornis; - de datum van het begin van de schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst. 2° In een tweede melding, uiterlijk de zesde dag na de technische stoornis, dient de naam, voornaam en het adres van de arbeiders van wie de arbeidsovereenkomst in haar uitvoering is geschorst, medegedeeld te worden. De werkgever die de mededeling aan de RVA niet of te laat verricht, is gehouden aan de arbeider zijn normaal loon te betalen tijdens een periode van zes dagen, die aanvangt de eerste dag van de werkloosheid. Opdat er technische stoornis zou zijn, is vereist: - het bestaan van tijdelijke overmacht - te wijten aan een stoornis die technisch is d.w.z. verband houdt met in de onderneming aangewende technieken en - die het gevolg is van een gebeurtenis die tot de normale exploitatierisico’s in de onderneming behoort en - zich binnen het bedrijf heeft voorgedaan. Bij weigering moet de werkgever het loon betalen voor de volledige duur van de schorsing van de arbeidsovereenkomst. Opmerkingen 1. De tijdelijke werkloosheid wegens technische stoornis kan maar ingeroepen worden indien de arbeider geen dagen inhaalrust meer over heeft. 2. De werkgever kan de arbeider gelasten met een vervangingswerk dat overeenstemt met zijn beroepskwalificatie en geschiktheid. De arbeider heeft het recht te weigeren. In dit geval kan hij evenwel geen aanspraak maken op gewaarborgd loon noch op werkloosheidsuitkeringen voor de dagen waarop hij vervangingswerk heeft geweigerd. 3.2. Slecht weer Krachtens artikel 50 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, wordt de uitvoering van de overeenkomst geschorst wegens het slechte weer, voor zover het werk erdoor onmogelijk wordt en op voorwaarde dat de arbeider werd verwittigd dat hij zich niet moet aanbieden op het werk. Maakt het weer het werk opnieuw mogelijk, dan moet de arbeider verwittigd worden dat het werk wordt hervat.

128

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR


DEEL 8. SOCIALE WETGEVING

Eerste voorwaarde is dat het werk volkomen onmogelijk wordt gemaakt door het slechte weer. Verbeteren de weersomstandigheden derwijze dat het werk terug mogelijk wordt, dan wordt de schorsing opgeheven. Tweede voorwaarde is dat de arbeider vooraf verwittigd wordt dat hij zich niet op het werk moet aanbieden. Hieruit volgt dat wanneer de arbeider niet verwittigd werd en na op het werk te zijn aangekomen, wegens slecht weer het werk niet kan beginnen, recht heeft op het gewaarborgd dagloon overeenkomstig artikel 27 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten. Dit is eveneens het geval wanneer hij het werk waaraan hij bezig is, niet kan voortzetten wegens slecht weer. Voor de bouwondernemingen met het RSZ-kengetal 24 (ruwbouwwerken) of 54 (dakbedekkingen en voegwerken) geldt evenwel een specifieke regeling. Wanneer de arbeider die, op het ogenblik dat hij zich op het werk aanbiedt, geschikt is om te werken en tengevolge van slecht weer het werk niet kan voortzetten, is het normaal loon voor de niet gepresteerde arbeidsuren voor de helft verschuldigd, indien het complement ervan door het Fonds voor bestaanszekerheid uitgekeerd wordt. Dit complement zijn de weerverletzegels, die jaarlijks in mei worden uitbetaald. Derde voorwaarde is dat de arbeider verwittigd wordt wanneer hij zich terug op het werk moet aanbieden. Verwittigingsplicht De wet beperkt zich tot het stellen van de verwittigingsplicht. De vorm waarin de verwittiging van de arbeider moet geschieden, wordt overgelaten aan het oordeel van de werkgever die, in geval van geschil, zal moeten bewijzen dat hij aan zijn verplichting heeft voldaan. Dit bewijs kan met alle wettelijke middelen worden geleverd. Meldingsprocedure Tijdens de schorsing van de arbeidsovereenkomst ingevolge slecht weer kan de arbeider aanspraak maken op werkloosheidsuitkering, op voorwaarde dat de werkgever door middel van een mededeling aan de RVA aantoont dat de weersomstandigheden, gezien de aard van het slechte weer, de uitvoering van het werk onmogelijk maken. De eerste dag van de effectieve schorsing moet meegedeeld worden aan het RVA-kantoor van de plaats waar de onderneming is gevestigd. Dit moet in principe elektronisch gebeuren, via de portaalsite van de sociale zekerheid (www.socialezekerheid.be, rubriek ‘onderneming’ => ‘sociale risico’s’ => ‘Tijdelijke werkloosheid’). De mededeling moet maandelijks gebeuren en vindt plaats op de eerste effectieve werkloosheidsdag of op de dag van gewoonlijke activiteit die daarop volgt. De mededeling aan de RVA mag ook gebeuren op de normale activiteitsdag die voorafgaat aan de eerste dag effectieve schorsing, indien de werkgever zeker weet dat er werkloosheid omwille van slecht weer zal zijn. Indien tijdens de kalendermaand reeds een mededeling voor de betreffende arbeider werd gedaan voor een schorsing van de overeenkomst wegens economische redenen, moet er geen mededeling voor de schorsing wegens slecht weer gedaan worden

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR

129


DEEL 8. SOCIALE WETGEVING

In de elektronische mededeling aan de RVA moet het volgende vermeld worden: - naam, adres en ondernemingsnummer van de werkgever; - naam, voornaam en INSZ-nummer van de werkloos gestelde arbeider(s); - de eerste dag van effectieve werkloosheid wegens slecht weer in de betrokken maand; - het volledig adres van de plaats waar de werkloos gestelde arbeider die dag normaal zou gewerkt hebben; - de aard van het slechte weer op dat ogenblik (regen, sneeuw, vorst, hitte,…); - de aard van het op dat ogenblik in uitvoering zijnde werk; - de reden waarom de uitvoering van het werk onmogelijk is, gezien de aard van het slechte weer en van het werk dat moet uitgevoerd worden. Sedert 1 oktober 2012 moeten alle ondernemingen (dus niet alleen de bouwbedrijven (PC124)) de eerste dag tijdelijke werkloosheid in de maand meedelen aan de RVA. Opmerkingen 1. Als de schorsing van de arbeidsovereenkomst wegens slecht weer één maand overschrijdt, heeft de arbeider het recht om de overeenkomst te beëindigen zonder opzegging. 2. Een arbeider die op het einde van een periode van slecht weer geen gevolg geeft aan de oproep van de werkgever om het werk te hervatten, is ongewettigd afwezig. 3. Werkloosheid wegens slecht weer kan maar ingevoerd worden na uitputting van de volledige dagen inhaalrust waarop de arbeider recht heeft ingevolge het presteren van overuren of wegens arbeid op zon- of feestdagen. 3.3. Tijdelijke werkloosheid wegens economische oorzaken Bij gebrek aan werk wegens economische oorzaken mag de uitvoering van de arbeidsovereenkomst voor arbeiders geheel worden geschorst gedurende een periode van maximum vier weken mits er een kennisgeving wordt gedaan van de voorziene regeling van tijdelijke werkloosheid. Deze kennisgeving moet gebeuren: - ofwel door aanplakking van een bericht, wanneer alle arbeiders van de onderneming of van een bouwplaats collectief werkloos worden gesteld, - ofwel door overhandiging aan de arbeider van een geschrift, wanneer slechts een gedeelte van de arbeiders van de onderneming of van een bepaalde bouwplaats werkloos worden gesteld. Deze kennisgeving moet melding maken van de identiteit van de werkloos gestelde arbeiders (naam, voornaam en INSZ-nr), het aantal werkloosheidsdagen per week, de data van de werkloosheidsdagen, de begin- en einddatum van de regeling). Het geschrift wordt per post verstuurd aan de arbeider, die wegens gerechtvaardigde afwezigheid geen kennis kon nemen van het bericht of het geschrift niet in ontvangst kon nemen. De kennisgeving moet ten laatste vier werkdagen op voorhand gebeuren, opdat de schorsing de vijfde dag kan beginnen lopen. Binnen dezelfde termijn moet de werkgever de RVA een mededeling sturen, in principe elektronisch (via www.socialezekerheid.be, rubriek ‘onderneming’ => ‘sociale risico’s’ => ‘tijdelijke werkloosheid’. De werkgever moet de RVA voor elke werknemer de eerste effectieve werkloosheidsdag van elke maand meedelen en dit in principe elektronisch (via http://www.socialezekerheid.be, rubriek ‘onderneming’

130

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR


DEEL 8. SOCIALE WETGEVING

=> ‘Sociale risico’s’ => ‘Tijdelijke werkloosheid’. Hij is hiervan vrijgesteld indien voor de betrokken werknemer voor die maand reeds de eerste dag tijdelijke werkloosheid slecht weer werd meegedeeld. Sedert 23 maart 2014 is de termijn voor het versturen van de mededeling van de eerste effectieve werkloosheidsdag bij tijdelijke werkloosheid wegens economische redenen versoepeld. De maandelijkse mededeling van de eerste effectieve werkloosheidsdag kan voortaan verricht worden: - de eerste dag van de werkelijke schorsing van de arbeidsovereenkomst, of - ten laatste de werkdag die daarop volgt, of - indien de werkgever met zekerheid weet dat de uitvoering van de arbeidsovereenkomst werkelijk geschorst zal worden, ten vroegste op de vijfde werkdag die voorafgaat aan de eerste dag van de werkelijke schorsing van de arbeidsovereenkomst. Onder werkdagen worden alle dagen van de week verstaan, met uitzondering van het weekend, de feestdagen, de vervangende feestdagen en de brugdagen. Er wordt dus geen rekening gehouden met het concrete werkrooster van de betrokken werknemers. De mededeling moet de volgende vermeldingen bevatten: - de naam, het adres en het ondernemingsnummer van de werkgever - de identiteit van de werkloze werknemer (naam, voornaam, INSZ-nummer) - de eerste effectieve werkloosheidsdag - het volledig adres van de werf waar de werknemer die dag normaal zou werken of het adres van de laatste werf (indien de werknemer niet aan een werf kan toegewezen worden). De mededeling van de eerste effectieve werkloosheidsdag moet altijd gelegen zijn na de datum van de voorafgaandelijke kennisgeving aan de RVA! Is dit niet het geval, dan zal de mededeling geweigerd worden. Voor sectoren waarvoor er een afwijking op de indieningstermijn geldt (zoals in het PC124), moet er dus op toegezien worden dat de voorafgaandelijke kennisgeving altijd verricht wordt vóór de mededeling van de eerste effectieve werkloosheidsdag. Voorbeeld: In het PC 124 (bouwsector) kan de voorafgaandelijke kennisgeving bij volledige schorsing ten laatste 4 werkdagen op voorhand verstuurd worden opdat de schorsing de vijfde dag kan ingaan (de zondag wordt niet beschouwd als een werkdag, de zaterdag wel, de dag van de kennisgeving is in de termijn begrepen). Bv. bij kennisgeving op donderdag 24 april kan de schorsing ingaan op de volgende dinsdag 29 april. De mededeling van de eerste effectieve werkloosheidsdag kan dus ook maar ten vroegste op donderdag 24 april verstuurd worden, en niet op dinsdag 22 april. Indien de werkgever ten onrechte een mededeling van de eerste effectieve werkloosheidsdag verstuurd heeft, dan moet hij deze annuleren uiterlijk de werkdag die volgt op de dag die aangegeven werd als eerste werkloosheidsdag. Voorbeeld: De periode economische werkloosheid van 4 weken waarvan kennis is gegeven op donderdag 24 april, loopt van 29 april tot en met 26 mei 2014. De werkgever verstuurt op maandag 5 mei 2014 een mededeling van de eerste effectieve werkloosheidsdag op maandag 12 mei 2014. Door een plotse opdracht kan het personeel verder tewerkgesteld worden. De mededeling moet ten laatste op dinsdag 13 mei 2014 geannuleerd worden.

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR

131


DEEL 8. SOCIALE WETGEVING

Sedert 1 oktober 2012 moeten alle ondernemingen (dus niet alleen de bouwbedrijven (PC124)) de eerste dag tijdelijke werkloosheid in de maand meedelen aan de RVA. 3.4. Administratieve procedure voor de bouwbedrijven - Tijdelijke werkloosheid wegens slecht weer volgt in dezelfde maand op de tijdelijke werkloosheid wegens economische oorzaken of omgekeerd: er is geen nieuwe mededeling van de eerste effectieve werkloosheidsdag nodig indien de arbeider in dezelfde maand reeds werkloos gesteld was wegens slecht weer of om economische redenen; - na een periode van economische werkloosheid moet gedurende een volledige arbeidsweek, opnieuw een regeling van volledige arbeid ingevoerd worden, vooraleer opnieuw een periode van economische werkloosheid kan ingevoerd worden. “Slecht weer” wordt niet gelijkgesteld met de bedoelde volledige arbeidsweek; - verplichte afgifte van het formulier C 3.2: de maandelijkse controlekaart C 3.2A-Bouw (wordt door het FBZ-Bouw aan de werkgever overgemaakt die het op zijn beurt aan de arbeiders overhandigt) en een bewijs van tijdelijke werkloosheid C 3.2-Werkgever (wordt door de werkgever op het einde van de maand ingevuld en wordt samen met de controlekaart C 3.2A-Bouw door de arbeider ingediend bij zijn uitbetalingsinstelling); - de werkgevers in de bouwsector worden vrijgesteld van het bijhouden van het validatieboek (zie verder); - regeling gewaarborgd dagloon: de arbeider die zich naar de bouwplaats begeeft en daar vaststelt dat hij het werk niet kan aanvatten wegens slecht weer, heeft recht op de mobiliteitsvergoeding. De betaling van de mobiliteitsvergoeding wordt in deze situatie niet beschouwd als een beletsel voor de toekenning van de werkloosheidsvergoeding. De maandelijkse genummerde controlekaart C3.2A-Bouw wordt uitgegeven door het Fonds voor Bestaanszekerheid-Bouw (FBZ-Bouw) aan alle bouwwerkgevers. Op deze kaart worden de gegevens van werkgever en werknemer en de betreffende maand afgedrukt. Het FBZ-Bouw stelt deze gegevens ter beschikking van de RVA. Voor de aanvang van elke maand moet de werkgever deze kaarten aan zijn arbeiders overhandigen. Bij indienstneming van een nieuwe arbeider die niet tot de bouwsector behoort, moet de werkgever een niet-nominatieve genummerde kaart voor de maand van indiensttreding overhandigen en zelf de gegevens van werkgever en werknemer invullen. In geval van indienstname van een arbeider die reeds over een controlekaart beschikt, moet de werkgever enkel zijn eigen gegevens invullen. In beide gevallen moet het nummer van de kaart meegedeeld worden aan de RSZ (via de onmiddellijke aangifte van tewerkstelling). De arbeider moet de C3.2A-Bouw-kaart steeds bij zich houden. De kaart moet dagelijks ingevuld worden op de werkplaats vóór de effectieve aanvang van het werk ongeacht of hij door zijn werkgever tijdelijk werkloos werd gesteld of niet (de dagelijkse invulling werd verplicht sedert 1 juli 2009, KB 31.05.2009). De werknemer is juridisch verantwoordelijk voor het invullen van de maandelijkse controlekaart. Als een inbreuk wordt vastgesteld, kan een PV worden opgesteld tegen de arbeider, naast de mogelijkheid om steeds een verwittiging te geven door de inspectie. Bij verlies of diefstal van de controlekaart moet de werkgever een andere kaart afgeven die geldt als duplicaat. Deze kaart kan enkel leiden tot betaling van uitkeringen nadat de RVA-directeur hiertoe

132

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR


DEEL 8. SOCIALE WETGEVING

toestemming heeft gegeven. Vooraleer de werkgever deze duplicaat-controlekaart afgeeft aan zijn arbeider, moet hij, bij aangetekend schrijven of per fax, aan het RVA-bureau van de plaats waar de onderneming gevestigd is, de identiteitsgegevens van de arbeider en de maand waarop de kaart betrekking heeft, meedelen. 3.5. Administratieve procedure voor de niet-bouwbedrijven In de niet-bouwbedrijven bestaat het gewone (niet-gesplitste) C3.2-Werkgever formulier. Bijkomend moet de werkgever de C3.2-Werkgever formulieren, afgeleverd in geval van tijdelijke werkloosheid wegens slecht weer of wegens gebrek aan werk om economische redenen inschrijven in een validatieboek dat hij bijhoudt. Ten laatste op de dag van de aflevering van het werkloosheidsbewijs C3.2-Werkgever moeten een aantal gegevens in het validatieboek genoteerd worden. Het validatieboek moet voorzien zijn van een schutblad waarop de benaming en het adres van de onderneming vermeld zijn. Het dient samengesteld te zijn uit ingebonden bladen waarvan de bladzijden doorlopend genummerd zijn. De eerste en de laatste bladzijde moeten gewaarmerkt worden door het gewestelijk RVA-bureau dat bevoegd is voor de plaats waar het boek wordt bijgehouden. Indien er verschillende uitbatingen van eenzelfde onderneming zijn, moet op elke uitbatingszetel een validatieboek bijgehouden worden. In het validatieboek moeten niet ingeschreven worden de C3.2-formulieren afgeleverd als inlichtingenblad en in geval van tijdelijke werkloosheid wegens overmacht, technische stoornis, staking of lock-out. Sedert begin 2004 kunnen de werkgevers ook gebruik maken van een elektronisch validatieboek. Deze tool is te vinden op de portaalsite van de sociale zekerheid (www.socialsecurity.be). Voor algemene informatie mbt. het papieren en het elektronisch validatieboek kan u terecht op de website van de RVA (www.rva.be, rubriek “tijdelijke werkloosheid”). 3.6. Kosten ten laste van de onderneming in geval van tijdelijke werkloosheid Op 11 oktober 2012 werd een nieuwe cao m.b.t. de tijdelijke werkloosheid ondertekend in het paritair comité voor het bouwbedrijf (PC 124). Deze cao voert enerzijds een definitieve regeling in voor de verplichte betaling van de wettelijke 2 euro supplementaire vergoeding. Anderzijds wijzigt deze collectieve overeenkomst de terugvorderingsregels inzake de sectorale aanvullende werkloosheidsvergoeding door het FBZ-Bouw. Onderstaand worden de krachtlijnen toegelicht van de nieuwe sectorale regels. 3.6.1. Algemeen - In deze nieuwe, definitieve regelgeving zijn 2 grote luiken te onderscheiden. Enerzijds de betaling van een supplementaire wettelijke vergoeding van 2 euro en anderzijds de terugvorderingsregels inzake de aanvullende sectorale vergoeding, alsook inzake de supplementaire wettelijke vergoeding. - Deze definitieve maatregel vervangt de “overgangsregeling” die we kenden tot 30 september 2012. - De wettelijke supplementaire vergoeding van 2 euro per dag tijdelijke werkloosheid is enkel van toepassing voor tijdelijke werkloosheid wegens slecht weer, wegens economische redenen of we-

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR

133


DEEL 8. SOCIALE WETGEVING

gens technische stoornis. Dus niet voor tijdelijke werkloosheid wegens overmacht of sluiting wegens jaarlijkse vakantie,… - De nieuwe terugvorderingsregels wijzigen op een vrij fundamentele wijze. 3.6.2. Betaling van de wettelijke supplementaire vergoeding Er wordt een onderscheid gemaakt tussen arbeiders met legitimatiekaart rechthebbende (LKRH) enerzijds en arbeiders met een legitimatiekaart niet-rechthebbende (LKNRH) of geen legitimatiekaart anderzijds. - Arbeiders die in het bezit zijn van een LKRH Voor de eerste 60 dagen beoogde tijdelijke werkloosheid, in een periode lopende vanaf 1 oktober (te beginnen bij 2012) t.e.m. 30 september van het daaropvolgende jaar, zit de nieuwe supplementaire vergoeding van 2 euro per dag tijdelijke werkloosheid vervat in de bestaande aanvullende vergoeding (deze is sowieso al hoger dan 2 euro en wordt bijgevolg niet verhoogd). Deze vergoeding wordt uitbetaald door het FBZ-Bouw, via de uitbetalingsinstellingen. Hier zijn, in hoofde van de arbeider, geen wijzigingen opgetreden in vergelijking met de oude regeling, noch in vergelijking met de overgangsregeling. - Arbeiders in het bezit van een LKNRH of zonder legitimatiekaart De uitbetalingsinstellingen zullen voor de eerste 60 dagen bedoelde tijdelijke werkloosheid de wettelijke vergoeding uitbetalen aan de arbeider. Dit is wél een wijziging in vergelijking met de oude regeling, alsook in vergelijking met de overgangsregeling. Na de eerste 60 dagen (in een periode lopende vanaf 1 oktober t.e.m. 30 september van het daaropvolgende jaar) tijdelijke werkloosheid slecht weer of economische redenen, overhandigt de uitbetalingsinstelling (die een teller bijhoudt per arbeider) aan de arbeider een document. Dit document dient de arbeider aan zijn werkgever (aan u dus) te geven. Op dit document zal staan vanaf wanneer u als werkgever de 2 euro per dag tijdelijke werkloosheid moet betalen aan uw arbeider. Op het einde van elke maand waarin u dergelijke supplementaire vergoeding van 2 euro hebt betaald, zal u dit moeten opnemen in de loonafrekening (hierop worden geen RSZ-bijdragen berekend) en tevens vermelden op de loonbrief van de betrokken arbeiders. Indien de tijdelijke werkloosheid zich situeert in een door het Fonds voor Bestaanszekerheid van de Bouwnijverheid erkende vorstperiode of periode van blijvende sneeuw moet u geen supplementaire vergoeding van 2 euro betalen aan uw arbeider (deze zit dan geïntegreerd in de door het FBZ-Bouw betaalde aanvullende vergoedingen). 3.6.3. Terugvorderingen Hier treden belangrijke wijzingen in voor de werkgever. We dienen 2 soorten terugvorderingen van elkaar te onderscheiden: - enerzijds de terugvordering van de sectorale aanvullende vergoedingen; - anderzijds de terugvordering van de wettelijke vergoeding van 2 euro.

134

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR


DEEL 8. SOCIALE WETGEVING

Ter herinnering: daarnaast bestaat sedert 2005 voor de ondernemingen die meer dan 110 dagen economische werkloosheid (in het 5-dagenstelsel) kennen, een bijzondere bijdrage aan de RSZ per extra-dag economische werkloosheid. Zie verder onder 3.6.3.3. Hieronder. 3.6.3.1. Terugvordering van de sectorale aanvullende vergoeding Via de uitbetalingsinstellingen wordt aan de bouwvakarbeiders (die in het bezit zijn van een LKRH) die tijdelijk werkloos gesteld worden wegens slecht weer of om economische redenen gedurende 60 dagen (in een periode gaande van 1 oktober tot en met 30 september van het daaropvolgende jaar) een sectorale aanvullende werkloosheidsvergoeding betaald. Het bedrag van deze vergoeding is afhankelijk van de loonclassificatie van de arbeider en varieert van 6,34 euro per dag tijdelijke werkloosheid, voor de laagste looncategorie, tot 10,85 euro per dag tijdelijke werkloosheid voor de hoogste looncategorie. Deze vergoedingen gelden in de zogenaamde 6-dagenweek, conform de werkloosheidsreglementering: Bedrag aanvullende vergoeding categorie

Bedrag per dag (in het 6-dagenstelsel)

Cat. I (vroeger “ongeschoolde”)

6,34 euro

Cat. IA

6,66 euro

Cat. II (vroeger “geoefende”)

7,63 euro

Cat. IIA

8,02 euro

Cat. III (vroeger “geschoolde 1e graad”)

10,08 euro

Cat. IV (vroeger “geschoolde 2e graad”)

10,85 euro

Deze vergoeding wordt vanaf een bepaald moment teruggevorderd van de werkgever. In tegenstelling tot de vroegere regeling, alsook de overgangsregeling, wordt sedert 1 oktober 2012 een onderscheid gemaakt tussen de twee soorten tijdelijke werkloosheid (enerzijds slecht weer en anderzijds economische redenen). - Voor arbeiders die een legitimatiekaart rechthebbende (LKRH) bezitten Er wordt door het FBZ slechts teruggevorderd bij overschrijding van 1 of beide van de volgende twee drempels in de periode van 1 oktober tot en met 30 september van het daaropvolgende jaar: - 24 dagen (in de 6-dagenweek) tijdelijke werkloosheid om economische redenen; - 24 dagen (in de 6-dagenweek) tijdelijke werkloosheid ingevolge weerverlet. Dit wil dus zeggen dat er geen terugvordering zal zijn, wanneer uw arbeiders (per kop) maximum 24 dagen (in de 6-dagenweek) tijdelijk werkloos gesteld werden wegens slecht weer en maximaal 24 dagen (in de 6-dagenweek) tijdelijk werkloos gesteld werden om economische redenen (in beide gevallen exclusief de vorstdagen). In dit geval overschrijdt men namelijk geen enkele van de vooropgestelde drempels.

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR

135


DEEL 8. SOCIALE WETGEVING

Indien u uw arbeiders meer dan 24 dagen (in de 6-dagenweek) op tijdelijke werkloosheid hebt geplaatst wegens slecht weer zal het FBZ de sectorale aanvullende werkloosheidsvergoeding vanaf de 25ste dag tijdelijke werkloosheid wegens slecht weer, t.e.m. maximaal de 60ste dag, bij u terugvorderen. Er worden geen toeslagen gevorderd in deze situatie. Indien u uw arbeiders meer dan 24 dagen (in de 6-dagenweek) op tijdelijke werkloosheid hebt geplaatst om economische redenen, zal het FBZ de sectorale aanvullende werkloosheidsvergoeding vanaf de 25ste dag tijdelijke werkloosheid om economische redenen, t.e.m. maximaal de 60ste dag, bij u terugvorderen. Weet dat er een toeslag wordt geĂŤist van 15 euro per dag tijdelijke werkloosheid om economische redenen, vanaf de 36ste t.e.m. de 44ste dag. Deze toeslag bedraagt 30 euro per dag vanaf de 45ste dag t.e.m. de 60ste dag. Deze toeslagen werden gevoelig verhoogd in vergelijking met de vroegere regelingen. - Voor arbeiders die een legitimatiekaart niet-rechthebbende (LKNRH) bezitten of geen legitimatiekaart Arbeiders die een LKNRH bezitten of geen legitimatiekaart hebben, ontvangen geen sectorale aanvullende vergoeding. Er wordt bijgevolg geen sectorale aanvullende werkloosheidsvergoeding teruggevorderd bij u als werkgever in dergelijke situatie. Weet dat wanneer de tijdelijke werkloosheid zich situeert in een door het Fonds voor Bestaanszekerheid van de Bouwnijverheid erkende vorstperiode of periode van blijvende sneeuw er geen terugvordering zal zijn van de op dat moment toegekende en uitbetaalde sectorale aanvullende werkloosheidsvergoeding. 3.6.3.2. Terugvordering van de wettelijke supplementaire vergoeding De wettelijke supplementaire vergoeding van 2 euro per dag beoogde tijdelijke werkloosheid, die betaald wordt voor de eerste 60 dagen tijdelijke werkloosheid, zal in bepaalde gevallen teruggevorderd worden van u als werkgever. Hier is het onderscheid tussen arbeiders met een legitimatiekaart rechthebbende (LKRH) enerzijds en arbeiders met een legitimatiekaart niet-rechthebbende (LKNRH) heeft of zonder legitimatiekaart anderzijds, weer wel relevant. - Voor arbeiders die een LKRH bezitten Er wordt door het FBZ slechts teruggevorderd bij overschrijding van 1 of beide van de volgende twee drempels in de periode van 1 oktober tot en met 30 september van het daaropvolgende jaar: - 24 dagen (in de 6-dagenweek) tijdelijke werkloosheid om economische redenen; - 24 dagen (in de 6-dagenweek) tijdelijke werkloosheid ingevolge weerverlet.

Dit wil dus zeggen dat er geen terugvordering zal zijn, wanneer uw arbeiders (per kop) maximum 24 dagen (in de 6-dagenweek) tijdelijk werkloos gesteld werden wegens slecht weer en maximaal 24 dagen (in de 6-dagenweek) tijdelijk werkloos gesteld werden om economische redenen (in beide gevallen exclusief de vorstdagen). In dit geval overschrijdt men namelijk geen enkele van de vooropgestelde drempels.

136

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR


DEEL 8. SOCIALE WETGEVING

Indien u uw arbeiders meer dan 24 dagen (in de 6-dagenweek) op tijdelijke werkloosheid hebt geplaatst wegens slecht weer zal het FBZ de wettelijke supplementaire vergoeding voor de eerste 24 dagen tijdelijke werkloosheid wegens slecht weer bij u terugvorderen. Door de terugvorderingsregels van de sectorale aanvullende werkloosheidsvergoeding, dienen er geen bijkomende terugvorderingen te gebeuren voor de wettelijke supplementaire vergoeding vanaf de 25ste dag (zie boven).

Indien u uw arbeiders meer dan 24 dagen (in de 6-dagenweek) op tijdelijke werkloosheid hebt geplaatst om economische redenen, zal het FBZ de wettelijke supplementaire vergoeding voor de eerste 24 dagen tijdelijke werkloosheid om economische redenen bij u terugvorderen. Door de terugvorderingsregels van de sectorale aanvullende werkloosheidsvergoeding, dienen er geen bijkomende terugvorderingen te gebeuren voor de wettelijke supplementaire vergoeding vanaf de 25ste dag (zie boven). - Voor arbeiders die een LKNRH bezitten of geen legitimatiekaart Er wordt door het FBZ slechts teruggevorderd bij overschrijding van 1 of beide van de volgende twee drempels in de periode van 1 oktober tot en met 30 september van het daaropvolgende jaar: - 24 dagen (in de 6-dagenweek) tijdelijke werkloosheid om economische redenen; - 24 dagen (in de 6-dagenweek) tijdelijke werkloosheid ingevolge weerverlet.

Dit wil dus zeggen dat er geen terugvordering zal zijn, wanneer uw arbeiders (per kop) maximum 24 dagen (in de 6-dagenweek) tijdelijk werkloos gesteld werden wegens slecht weer en maximaal 24 dagen (in de 6-dagenweek) tijdelijk werkloos gesteld werden om economische redenen (in beide gevallen exclusief de vorstdagen). In dit geval overschrijdt men namelijk geen enkele van de vooropgestelde drempels.

Indien u uw arbeiders hetzij meer dan 24 dagen (in de 6-dagenweek) op tijdelijke werkloosheid hebt geplaatst wegens slecht weer, hetzij meer dan 24 dagen (in de 6-dagenweek) op de tijdelijke werkloosheid hebt geplaatst om economische redenen, zal het FBZ alle wettelijke supplementaire vergoedingen (t.e.m. de 60ste dag) voor zowel de dagen tijdelijke werkloosheid wegens slecht weer als om economische redenen bij u terugvorderen (ook al werd slechts 1 van de 2 drempels overschreden).

Daarnaast zal er een toeslag geĂŤist worden van 15 euro per dag tijdelijke werkloosheid om economische redenen, vanaf de 36ste t.e.m. de 44ste dag. Deze toeslag bedraagt 30 euro per dag vanaf de 45ste dag t.e.m. de 60ste dag.

Weet dat wanneer de tijdelijke werkloosheid zich situeert in een door het Fonds voor Bestaanszekerheid van de Bouwnijverheid erkende vorstperiode of periode van blijvende sneeuw er geen terugvordering zal zijn van de op dat moment toegekende en uitbetaalde wettelijke supplementaire werkloosheidsvergoeding.

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR

137


DEEL 8. SOCIALE WETGEVING

3.6.3.3. Bijzondere bijdrage aan de RSZ in geval meer dan 110 dagen economische werkloosheid Wanneer een arbeider meer dan 110 dagen (in de 5-dagenweek) tijdelijk werkloos is om economische redenen, zal de werkgever de werkloosheidsuitkeringen na de 110e dag moeten terugbetalen. Het precieze bedrag dat terugbetaald moet worden, wordt omgezet in een forfaitair bedrag dat betaald moet worden aan de RSZ. Deze bijdrage werd een eerste keer berekend en geïnd in de loop van het jaar 2005, op basis van de gegevens die betrekking hadden op het jaar 2004. De RSZ werd belast met de berekening en de invordering van deze forfaitaire bedragen (art. 286 tot 288 van de programmawet van 9 juli 2004, BS 15 juli 2004 en KB 17.09.2005, BS 30.09.2005). Het bedrag van de bijdrage wordt vastgesteld volgens de volgende formule: (A – 110) x 46,31 euro waarbij A = het totaal aantal dagen tijdelijke werkloosheid ingevolge gebrek aan werk om economische redenen die door de werkgever voor elke arbeider en leerling die hij heeft tewerkgesteld in de loop van het voorgaande kalenderjaar werd aangegeven. Sedert 2005 wordt deze bijdrage geïnd samen met de RSZ-bijdragen voor het derde kwartaal. Voorbeelden In onderstaande voorbeelden wordt verondersteld dat het gaat om een arbeider van categorie III die een aanvullende vergoeding van 10,08 euro ontvangt per dag (in het 6-dagenstelsel). Hij is in het bezit van een legitimatiekaart rechthebbende (LKRH). 15 dagen weerverlet (buiten de door het FBZ erkende vorstperiode) en 15 dagen economische werkloosheid De werkgever moet niets terugbetalen omdat noch de drempel van 24 dagen (voor weerverlet) noch de drempel van 24 dagen voor economische werkloosheid overschreden werd. 30 dagen weerverlet (buiten de door het FBZ erkende vorstperiode) en 20 dagen economische werkloosheid Er moet niets terugbetaald worden voor economische werkloosheid, aangezien de drempel van 24 dagen niet werd overschreden. De drempel van 24 dagen voor weerverlet werd wél overschreden. Terugbetaling voor weerverlet: - voor de eerste 24 dagen (in 6-dagenstelsel, of 20 dagen in het 5-dagenstelsel) moet de wettelijke vergoeding van 2 euro per dag terugbetaald worden; bijgevolg is dit 20 dagen x 2 euro = 40 euro; - voor de 6 dagen boven de drempel van 24 dagen moet de volledige aanvullende vergoeding terugbetaald worden: 6 dagen x 10,08 euro = 60,48 euro - Totaal: 40 + 60,48 = 100,48 euro 15 dagen weerverlet (buiten de door het FBZ erkende vorstperiode) en 40 dagen economische werkloosheid Er moet niets terugbetaald worden voor weerverlet, aangezien de drempel van 24 dagen niet werd overschreden. De drempel van 24 dagen voor economische werkloosheid werd overschreden met 16 dagen.

138

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR


DEEL 8. SOCIALE WETGEVING

Terugbetaling voor economische werkloosheid: - voor de eerste 24 dagen (in 6-dagenstelsel, of 20 dagen in het 5-dagenstelsel) moet de wettelijke vergoeding van 2 euro per dag terugbetaald worden; bijgevolg is dit 20 dagen x 2 euro = 40 euro; - voor de volgende 16 dagen boven de drempel van 24 dagen moet de volledige aanvullende vergoeding terugbetaald worden: 16 dagen x 10,08 euro = 161,28 euro; - De economische werkloosheid duurt bovendien langer dan 35 dagen; bijgevolg moet nog 15 euro x 5 dagen (dag 36 t/m dag 40) terugbetaald worden. - Totaal: 40 + 161,28 + 75 = 276,28 euro. 25 dagen weerverlet (buiten de door het FBZ erkende vorstperiode) en 50 dagen economische werkloosheid De drempel voor weerverlet werd met één dag overschreden; bijgevolg moet terugbetaald worden: - voor de eerste 24 dagen (in 6-dagenstelsel, of 20 dagen in het 5-dagenstelsel) moet de wettelijke vergoeding van 2 euro per dag terugbetaald worden; bijgevolg is dit 20 dagen x 2 euro = 40 euro; - voor de dag boven de drempel van 24 dagen: 10,08 euro - totaal voor weerverlet: 40 + 10,08 = 50,08 euro. De drempel van 24 dagen voor economische werkloosheid werd overschreden met 26 dagen. Terugbetaling voor economische werkloosheid: - voor de eerste 24 dagen (in 6-dagenstelsel, of 20 dagen in het 5-dagenstelsel) moet de wettelijke vergoeding van 2 euro per dag terugbetaald worden; bijgevolg is dit 20 dagen x 2 euro = 40 euro; - voor de volgende 26 dagen boven de drempel van 24 dagen moet de volledige aanvullende vergoeding terugbetaald worden: 26 dagen x 10,08 euro = 262,08 euro; - de economische werkloosheid duurt bovendien langer dan 35 dagen; bijgevolg moet nog 15 euro x 9 dagen (dag 36 t/m dag 44) + 30 euro x 6 dagen (dag 45 t/m dag 50) terugbetaald worden, of 315 euro; - totaal voor economische werkloosheid: 40 + 262,08 + 315 = 617,08 euro Totaalbedrag dat moet terugbetaald worden: 50,08 + 617,08 = 667,16 euro. 3.6.3.4. Terugvordering door FBZ-Bouw van het prorata bedrag rustdagen bij overmatig gebruik van economische werkloosheid Op 12 september 2013 (gewijzigd door de cao van 25 juni 2015) werd in het Paritair Comité van de bouwnijverheid een nieuwe cao betreffende de arbeidsduurvermindering afgesloten. Deze cao bepaalt in zijn hoofdstuk 4 (Strijd tegen de sociale fraude) dat, in geval van overmatig gebruik van economische werkloosheid, een forfaitair bedrag van 60 euro wordt teruggevorderd voor de arbeiders die minstens 50 dagen economische werkloosheid hadden. Men spreekt van overmatig gebruik als de arbeider tijdens de referteperiode (4 kwartalen) minstens 75 dagen economisch werkloos werd gesteld. Indien hij was tewerkgesteld bij meer dan één werkgever, wordt voor elk van de werkgevers berekend wat hun aandeel was in de economische werkloosheid.

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR

139


DEEL 8. SOCIALE WETGEVING

Hoofdstuk 4. Uitzendarbeid Sinds 1 januari 2002 is het, in bepaalde gevallen, opnieuw toegelaten om in de bouwsector met uitzendarbeiders te werken. Aan de hand van enkele vragen en antwoorden worden de bijzonderheden over uitzendarbeid in de bouwsector opgesomd. 1. In welke gevallen kan u een uitzendarbeider in de bouw inschakelen? De cao van 4 december 2014 is momenteel van toepassing en bepaalt in welke gevallen men in de bouwsector op uitzendarbeiders beroep mag doen. Deze cao bepaalt dat in de volgende gevallen op uitzendarbeid beroep kan gedaan worden: - bij vervanging van een werkonbekwame vaste arbeider. Dit is in geval van o.a. ziekte, ongeval, zwangerschap, arbeidsongeval, beroepsziekte,… De vervanging moet gebeuren binnen de 12 maanden na aanvang van de werkonbekwaamheid; - bij tijdelijke vermeerdering van het werkvolume; - bij invulling van een vacante betrekking met de bedoeling om na afloop van de periode van terbeschikkingstelling de uitzendkracht vast in dienst te laten nemen door diezelfde betrekking (instroom). 2. Aan welke voorwaarden moet het bouwbedrijf beantwoorden? Om gebruik te kunnen maken van uitzendarbeiders-bouw moet het bouwbedrijf aan een aantal voorwaarden voldoen: - ressorteren onder het paritair comité voor de bouw (PC 124); - niet onderworpen zijn aan de inhoudingsplicht bij de RSZ (cfr. attest artikel 30bis) en bij de fiscus (art. 403 §1 WIB92); - aantonen dat de voorwaarden betreffende de toegang tot het beroep zijn vervuld (vestigingsreglementering, KB 29.01.2007). 3. Aan welke voorwaarden moet de uitzendkracht beantwoorden? De uitzendkracht moet in elk geval: - in het bezit zijn van een attest waaruit blijkt dat hij/zij een veiligheidsopleiding bouw heeft genoten (in principe 16 u.). Dit attest wordt afgeleverd door NAVB Constructiv. Ook door NAVB Constructiv conform verklaarde attesten komen hiervoor in aanmerking; - in het bezit zijn van een kaart C 3.2 A-Bouw, afgeleverd door het uitzendkantoor. 4. Aan welke voorwaarden moet het uitzendkantoor-bouw beantwoorden? Een uitzendkantoor-bouw mag enkel in de bouwsector uitzendkrachten ter beschikking stellen. Het moet daarvoor een aparte juridische structuur hebben. Het moet erkend zijn in de regio (Vlaanderen) waarin het actief is. Het heeft ook dezelfde verplichtingen als de andere werkgevers in de bouw (lonen, uurregelingen, bijdragen RSZ en Fonds voor Bestaanszekerheid Bouw). 5. Voor welke activiteiten kan u een uitzendarbeider-bouw inschakelen? U kan een uitzendarbeider-bouw slechts gebruiken in de normale functies van de normale activiteit van de bouwonderneming en volgens de bepalingen van het arbeidsreglement, met inbegrip van de daarin vermelde uurregelingen.

140

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR


DEEL 8. SOCIALE WETGEVING

De normale activiteit wordt onder andere bepaald door de statuten van de onderneming en de inschrijving in de Kruispuntbank van Ondernemingen (KBO). Voor de gereglementeerde beroepen is het zo dat u het desbetreffende vestigingsattest moet bezitten alvorens u hiervoor een uitzendarbeider kan inschakelen. Als u bv. enkel een vestigingsattest voor ruwbouw hebt, mag u geen uitzendarbeider als schilder laten werken. 6. Voor hoelang kan u een uitzendarbeider-bouw gebruiken? Bij vervanging van een werkonbekwame arbeidskracht mag u de uitzendarbeider in dienst houden tot de werkonbekwame arbeidskracht terug is (onbeperkt in de tijd).

Bij tijdelijke vermeerdering van werk kan dezelfde uitzendarbeider maximum 6 maanden in dienst gehouden worden. Bovendien geldt voor de ondernemingen die meer dan 10 arbeiders tewerkstellen op het ogenblik van de aanvraag voor uitzendkrachten, een maximum aantal toegelaten dagprestaties per jaar. Dit maximum bedraagt (op basis van het vorige kalenderjaar) 10% van de totale werkbare mandagen. De formule voor het bepalen van de werkbare mandagen = (aantal arbeiders x aantal maanden ingeschreven) / 12 x 219.

Voorbeeld: Gemiddeld 15 arbeiders – gemiddeld 11 maanden ingeschreven: ((15 x 11)/12) x 219 = 3011 10% x 3011 = 301 mandagen uitzendarbeid 7. Wanneer is uitzendarbeid-bouw uitgesloten? - Bij tijdelijke werkloosheid in dezelfde entiteit is uitzendarbeid niet toegelaten. Als u bv. een ruwbouwafdeling en een schrijnwerkerij hebt en er is tijdelijke werkloosheid in de ruwbouwafdeling dan mag u in deze afdeling geen uitzendarbeiders inschakelen. In de schrijnwerkerij (waar geen tijdelijke werkloosheid is) is uitzendarbeid wel toegelaten. - U mag een arbeider die u minder dan 12 maanden voordien zelf ontslagen hebt niet terug in dienst nemen als uitzendarbeider. - Tenslotte zijn ook contracten van 1 dag uitgesloten. 8. Welke mogelijke meldingen moet een aannemer doen? Telkens u een uitzendarbeider inschakelt moet u hiervan melding maken aan de RSZ. Een uitzendkantoor wordt in het kader van de aansprakelijkheidsregeling immers beschouwd als een onderaannemer. Het uitzendkantoor moet dus als onderaannemer gemeld worden. Als u als onderaannemer werkt met een uitzendkracht moet ook de naam van het uitzendkantoor gemeld worden aan de hoofdaannemer.

Bij vervanging van een werkonbekwame vaste arbeider moet dit, wanneer er een syndicale delegatie aanwezig is in het bedrijf, gemeld worden aan de syndicale delegatie.

Aan het uitzendkantoor moet vooraf meegedeeld worden voor welke functie u een uitzendkracht nodig hebt. U moet hen in dat kader een omschrijving van de beroepskwalificatie en de kenmerken van de werkpost (in het kader van de veiligheid: werkpostfiche) meedelen.

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR

141


DEEL 8. SOCIALE WETGEVING

9. Wanneer moet u toelating vragen? Indien u bij tijdelijke vermeerdering van werk uitzendarbeiders wil inschakelen ĂŠn u hebt een syndicale delegatie in de onderneming moet u hiervoor toelating vragen aan deze syndicale delegatie. Als u in ditzelfde geval geen syndicale delegatie in uw onderneming hebt, dan moet het uitzendkantoor aan het Sociaal Fonds voor de Uitzendkrachten (met kopie aan de FVB-regio) melden dat er beroep wordt gedaan op uitzendkracht(en). 10. Wat bij tijdelijke werkloosheid? Bij tijdelijke werkloosheid omwille van slecht weer volgt de uitzendarbeider de andere arbeiders in het bedrijf. Elke maand moet de eerste dag van de tijdelijke werkloosheid gemeld worden aan de RVA.

Bij tijdelijke werkloosheid omwille van economische redenen moet eveneens elke maand de eerste dag van de tijdelijke werkloosheid gemeld worden aan de RVA. Dit kan in principe alleen in geval van vervanging van een werkonbekwame arbeider. In bepaalde gevallen is dit ook mogelijk bij tijdelijke vermeerdering van het werkvolume. Hiervoor moet evenwel toestemming gevraagd worden aan de RVA.

142

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR


DEEL 9. VORMING EN OPLEIDING

Deel 9. VORMING EN OPLEIDING In dit deel worden de belangrijkste instanties belicht die een rol spelen in de opleiding van de kandidaat-zelfstandigen, werkgevers en werknemers.

Hoofdstuk 1. Syntra-Vlaanderen Ingevolge de hervormingen binnen de Vlaamse Gemeenschap werd het VIZO in 2 organisaties opgesplitst: het Vlaams Agentschap voor Ondernemersvorming – Syntra Vlaanderen, en het Vlaams Agentschap Ondernemen (VLAO). Syntra Vlaanderen ondersteunt, adviseert, bewaakt en inspireert het kwalitatief, creatief en innovatief ondernemerschap in Vlaanderen. De professionaliteit van de Syntra-campussen garandeert hierbij de effectiviteit van de opleidingen, vorming en begeleiding. De vorming gebeurt op vier verschillende niveaus: - de leertijd: de leerjongeren (16 jaar) leren vanuit de praktijk het vak bij een patroon; daarnaast volgen zij één dag per week cursus in een van de Syntra-campussen. De leerovereenkomst kan worden afgesloten vanaf de leeftijd van 15 jaar door bemiddeling van een leersecretaris. De leerjongeren zijn geen echte werknemers. Zij hebben recht op een maandelijkse leervergoeding vanwege hun patroon, alsook op vakantiegeld. De kinderbijslag blijft behouden. - de ondernemersopleiding bereidt de kandidaat (18 jaar) voor op het zelfstandig uitoefenen van een beroep en duurt normaal twee jaar. De opleiding omvat in hoofdzaak twee pakketten: een deel beroepskennis en een deel bedrijfseconomische vorming. De ondernemersopleiding levert een officieel diploma van “opleiding tot ondernemingshoofd” af dat voor de uitoefening van de gereglementeerde beroepen beantwoordt aan de eisen van de vestigingswet. - voortgezette vorming is een verzamelterm voor vormingsactiviteiten gericht op de gevestigde KMO’er en zijn naaste medewerkers. Tot de mogelijkheden behoren bijscholing, vervolmaking en zelfs omscholing. Het betreft hier meestal seminaries en studieavonden over bedrijfseconomische of beroepstechnische thema’s. - jongeren vanaf 18 jaar, die hun leerplicht vervuld hebben, kunnen ook een stageovereenkomst afsluiten. Gedurende een periode van minimum 6 maanden en maximum 3 jaar krijgt de stagiair bij een patroon-opleider een praktijkopleiding volgens een vooraf bepaald programma. Daarnaast volgt de stagiair ook een ondernemersopleiding. De cursist-stagiair heeft het statuut van leerling, maar ontvangt bij een voltijdse stageovereenkomst een maandelijkse vergoeding van de patroon-opleider, in functie van het cursusjaar en de vooropleiding. De stageovereenkomst moet afgesloten worden door bemiddeling van de leersecretaris. Voor meer info: Syntra-Vlaanderen, Kanselarijstraat 19, 1000 Brussel, tel. 02 227 63 93 - fax 02 217 46 12 - www.syntra.be

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR

143


DEEL 9. VORMING EN OPLEIDING

Hoofdstuk 2. De Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB) De bouwopleidingen van de VDAB De trainingen en opleidingen van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB) kennen steeds meer succes. Het aantal opgeleide werknemers en werkzoekenden neemt jaarlijks toe. Vooral de bouwopleidingen zitten, dankzij de goede samenwerking met de sector in de lift. Door jaarlijks meer dan duizend werkzoekenden op te leiden tot beginnende vaklui zorgt de VDAB voor een belangrijke instroom in de sector. De opleidingen zijn modulair, praktijkgericht, competentiegericht en worden gegeven door gespecialiseerde vakinstructeurs die stuk voor stuk de nodige bedrijfservaring hebben. Werkzoekenden kunnen opleiding volgen voor een twintigtal bouwberoepen in de ruwbouw, afwerking, wegenbouw. De opleidingen worden jaarlijks geëvalueerd en aangepast aan de beroepsvereisten. Tijdens de opleiding kunnen de werkzoekenden stages volgen. Verschillende systemen zoals voltooiingstage of een aansluitende Individuele Beroepsopleiding (IBO) zorgen ervoor dat de cursisten naadloos in de werksfeer opgenomen kunnen worden. Sinds jaren organiseert de VDAB werknemersopleidingen, in samenwerking met het Fonds voor Vakopleiding in de Bouwnijverheid (FVB Constructiv). Deze opleidingen geven werknemers de kans om zich bij te scholen. De sectorale bouw-cao voorziet heel wat mogelijkheden om personeel op te leiden of te vervolmaken. De VDAB heeft een overeenkomst met FVB Constructiv om samen de doelstellingen van die cao te realiseren. Op deze manier wil de VDAB de pas afgestudeerden aanzetten om voor een loopbaan in de bouw te kiezen, en de bouwvakkers stimuleren om hun vakkennis op peil te houden. VDAB is een structurele erkende opleidingspartner van FVB Constructiv. Het FVB komt tussen in zowel de opleidingskost van de VDAB als de loonkost van de arbeiders in opleiding. Voor de werkgever is het opleiden van zijn personeel dus bijna gratis en de werknemer heeft geen loonverlies. De opleidingen zijn ofwel op maat tijdens de weekdag; het bedrijf spreekt met het FVB en het VDABopleidingscentrum af wat de inhoud van de opleiding dient te zijn en wanneer de opleiding doorgaat; ofwel kan er ingeschreven worden op kant en klaar geprogrammeerde opleidingen met een vaste inhoud en op een vastgelegde datum. Voor werknemers die op zaterdag of ‘s avonds een opleiding willen volgen, zijn er eveneens tal van mogelijkheden. Voor meer inlichtingen en ook voor andere diensten van de VDAB zoals vacatures, loopbaanbegeleiding, kan je steeds terecht op de VDAB-website www.vdab.be of op de gratis infolijn 070 345 000. Bouwopleidingen voor werknemers kan je raadplegen op de website http://bouwopleidingen.vdab. be of bij de plaatselijke FVB-kantoren. Meer informatie: VDAB (centrale diensten), Keizerslaan 11, 1000 Brussel, tel. 02 506 15 11 – fax 02 506 15 90 internet: www.vdab.be en http://bouwopleidingen.vdab.be - e-mail: info@vdab.be

144

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR


DEEL 9. VORMING EN OPLEIDING

Hoofdstuk 3. Fonds voor Vakopleiding in de Bouwnijverheid (FVB-Constructiv)

3.1. Opdracht Het Fonds voor Vakopleiding in de Bouwnijverheid (FVB Constructiv) is opgericht in 1965 als een fonds voor bestaanszekerheid met als opdracht de opleiding van de huidige en toekomstige arbeiders in de bouw te bevorderen en te ondersteunen en de kwaliteit en het resultaat van hun opleiding te waarborgen. Alles bij elkaar gaat het om meer dan 30 beroepen, want naast woningbouw (ruwbouw en voltooiing) omvat de sector ook industriebouw, burgerlijke bouwkunde en wegenwerken. Het FVB werkt samen met opleidingspartners zoals het bouwonderwijs, de VDAB, de technologische centra van de sector en andere. Er is hierbij nauw overleg met de gehele bouwsector (werkgevers en werknemers), zowel op nationaal, gewestelijk als op lokaal niveau. De werking wordt door de sector zelf gefinancierd via een bijdrage op de lonen. 3.2. Werking Concreet is de werking van het FVB gebaseerd op 4 pijlers: onderzoek, coördinatie, informatie en financiering. Onderzoek Nagaan welke de kwalificatietekorten zijn van de bouwondernemingen en hoe die via opleiding het best kunnen verholpen worden. Coördinatie In samenwerking met de opleidingspartners ervoor zorgen dat er goede en voldoende opleidingen worden aangeboden, op het juiste ogenblik en op de juiste plaats. Informatie Aannemers, jongeren, werknemers en werkzoekenden informeren over het aanbod aan opleidingen en hen motiveren om er op in te gaan. Het persoonlijk contact met de FVB-adviseurs is hierin zeer belangrijk. Financiering Het FVB neemt de eigenlijke opleidingskost en de loonkost van de cursist zoveel mogelijk over van de individuele onderneming. De opdrachten hiervoor krijgt het vanuit het paritair comité voor het bouwbedrijf (via de cao-onderhandelingen).

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR

145


DEEL 9. VORMING EN OPLEIDING

3.3. Bouwopleidingen Er moet vermeld worden dat FVB Constructiv zelf geen opleidingen geeft. Haar taak bestaat erin een coördinerende en sturende rol te spelen ten aanzien van opleidingsverstrekkers. Dit doet het Fonds onder meer via samenwerkingsakkoorden, zogenaamde convenants, die afgesloten worden met het onderwijs, de VDAB en derden (externe opleidingscentra). Basisopleidingen Dit zijn opleidingen voor wie nog geen vakkennis heeft. Er zijn 3 verschillende formules: - voltijds dagonderwijs Dit zijn bouwopleidingen voor schoolgaande jongeren in het BSO, BuSO en TSO die hoofdzakelijk op school worden gegeven. Er wordt wel gezorgd voor voldoende stages op de bouwplaats om de jongeren al vroeg kennis te laten maken met de praktijk. - alternerende opleidingen Deze opleidingen voor jongeren van 16 tot 25 jaar gaan hoofdzakelijk door in de onderneming. De inhoud ervan wordt bepaald op maat van het bedrijf. De jongere krijgt verder nog aanvullende scholing in een extern opleidingscentrum. De opleidingsduur bedraagt meestal 18 of 24 maanden. - versnelde beroepsopleiding Werkzoekenden kunnen zich laten omscholen voor een job in de bouw in een opleidingscentrum (VDAB of andere). Na hun opleiding kunnen ze rekenen op een premie, tenminste wanneer ze nadien een job in de bouw aannemen en die gedurende een aantal maanden behouden. De opleidingsduur voor de meeste beroepen schommelt rond 6 maanden. Bijscholing en vervolmaking De bijscholingen voor werknemers gebeuren steeds in nauw overleg met de onderneming. Maatwerk is hier de regel. Bijscholingen zijn mogelijk zowel tijdens de week als op zaterdag of ‘s avonds, meestal in een opleidingscentrum in de regio. Wanneer er geen passend aanbod is, kan de opleiding ook in de onderneming zelf georganiseerd worden. Sedert enkele jaren is het opnieuw mogelijk om ook winteropleidingen (tussen 1 december en 31 maart) te organiseren: de bouwarbeiders worden tijdelijk werkloos gesteld omwille van slecht weer en kunnen dan op vraag van de werkgever een opleiding volgen. Meer informatie over deze opleidings- en bijscholingsmogelijkheden kan u verkrijgen bij Bouwunie of bij FVB Constructiv. FVB Constructiv geeft ook ondersteuning voor opleidingen die op de werkvloer georganiseerd worden. Door deze bedrijfsinterne opleidingen te structureren in een opleidingsplan, in samenspraak met het FVB, voorziet het FVB dezelfde tussenkomst in de loonkost van de arbeider. Meer informatie: FVB-Constructiv, Koningsstraat 132 bus 5, 1000 Brussel, tel. 02 210 03 33 - fax 02 210 03 99 www.constructiv.be – e-mail: fvb@constructiv.be.

146

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR


DEEL 10. AANNEMINGCONTRACTEN EN AANSPRAKELIJKHEDEN

Deel 10. Aannemingscontracten en aansprakelijkheden Vooraf: In deze bijdrage wordt geen aandacht besteed aan aannemingscontracten die gegund werden overeenkomstig de wet op de overheidsopdrachten.

Hoofdstuk 1: Aannemingscontracten 1.1. Definitie Een aannemingscontract is een overeenkomst tussen een aannemer en een opdrachtgever (bouwheer) waarbij de aannemer zich verbindt om voor de opdrachtgever-bouwheer een materieel werk uit te voeren tegen een bepaalde prijs, zonder dat er tussen aannemer en opdrachtgever-bouwheer een band van ondergeschiktheid bestaat. Een aannemingsovereenkomst kan schriftelijk of mondeling tot stand komen. Het is duidelijk dat bij mondelinge overeenkomsten er gemakkelijk bewijsproblemen zullen rijzen en dat er bij de betaling van de prijs discussies kunnen ontstaan over de hoogte van het te betalen bedrag. Het is dan ook aan te raden in principe een schriftelijke aannemingsovereenkomst af te sluiten, in zoveel originelen als er partijen zijn met een onderscheiden belang en elk origineel moet het aantal van de gemaakte originelen bevatten. Een architect kan in principe geen overeenkomst afsluiten met een aannemer voor zijn cliënt, tenzij hij hiervoor uitdrukkelijk door zijn cliënt werd gemandateerd. Van belang is ook dat een aannemer die uitgebreide voorstudies onderneemt, bestekken opstelt en een prijsraming maakt, hiervoor van de opdrachtgever geen vergoeding kan bekomen wanneer achteraf geen aannemingsovereenkomst werd afgesloten, tenzij dit uitdrukkelijk op voorhand zou zijn overeengekomen hetgeen echter niet gangbaar is. Wanneer de aannemer een offerte opstelt en overmaakt aan een potentiële klant is hij hier in principe gedurende een bepaalde periode door gebonden. Het is dan ook aan te raden duidelijk op de offerte te vermelden hoe lang deze geldig blijft. 1.2. Soorten aannemingscontracten 1.2.1 Aannemingscontract tegen vaste prijs Dit is een aannemingscontract waarbij de aannemer er zich toe verbindt om een bepaald, duidelijk omschreven werk uit te voeren tegen een vooraf vastgestelde en onveranderlijke prijs. Het is wel mogelijk contractueel te bepalen dat deze prijs steeds kan worden aangepast in verhouding tot de evolutie van de lonen en de prijzen van materialen. Wanneer bij een dergelijk contract de aannemer zich vergist heeft in zijn prijsbepaling, moet hij hiervan zelf de gevolgen dragen. Enkel wanneer hij zich kan beroepen op onvoorziene hinder, kan hij een aanpassing van de prijs bekomen. Van onvoorziene hinder is sprake wanneer er een kostprijsverhoging is die veroorzaakt wordt door niet voorzienbare omstandigheden in hoofde van de aannemer

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR

147


DEEL 10. AANNEMINGCONTRACTEN EN AANSPRAKELIJKHEDEN

en die de moeilijkheidsgraad of de aard van het werk zodanig vergroten dat de aard van het werk erdoor gewijzigd wordt. Er wordt wel een onderscheid gemaakt tussen een absoluut forfait en een relatief forfait. Bij een absoluut forfait staan de prijs en het werk vast. Er kan enkel van afgeweken worden met toestemming van beide partijen en dit dient schriftelijk te worden vastgelegd. Bij een relatief forfait wordt een overeenkomst afgesloten voor een globale prijs voor de volledige aanneming, maar met de mogelijkheid van een afrekening van werken in meer of in min volgens afgesproken eenheidsprijzen, wanneer de bouwheer wijzigingen doorvoert. De bouwheer heeft in dit geval de mogelijkheid eenzijdig wijzigingen door te voeren. De aannemer kan zich bij dit soort contracten ook het recht voorbehouden om bij bepaalde moeilijkheden bij de uitvoering een extra vergoeding te vragen. Voorbeeld: Er wordt een bepaalde diepte van fundering voorzien. Wanneer bij uitvoering van de werken blijkt dat deze diepte niet volstaat, zal de extra funderingsdiepte die vereist is worden verrekend volgens bepaalde eenheidsprijzen. 1.2.2 Aannemingscontract met prijslijsten In deze contracten worden eenheidsprijzen vastgelegd, maar wordt de uiteindelijke hoeveelheid nog niet bepaald. Bij de aanvang van de overeenkomst is de uiteindelijke prijs van de aanneming dan ook nog niet gekend. Er is wel een vaste prijs voor de verschillende posten, die eventueel nog enkel kunnen worden aangepast, als dit zo werd overeengekomen, aan de indexaanpassing voor lonen en materialen. Op het einde van de overeenkomst wordt overgegaan tot opmeting en opstelling van de definitieve aannemingsprijs. 1.2.3 Aannemingscontract in regie Bij deze contracten is het duidelijk welk werk dient te worden uitgevoerd, maar staat de prijs niet vast. De prijs wordt op het einde van de uitvoering van het werk bepaald op basis van de geleverde materialen en de gepresteerde uren. Het is van belang, om latere bewijsproblemen te voorkomen, dat de bouwheer regelmatig bons of een werfdagboek aftekent waarin vermeld wordt hoeveel uren reeds werd gepresteerd en welke hoeveelheid aan materialen reeds werd afgeleverd. Voor de aanrekening van de gepresteerde uren wordt veelal gebruik gemaakt van eenheidsprijzen die worden gepubliceerd door beroepsverenigingen. 1.2.4 Gemengde aannemingsovereenkomst Daarnaast bestaat ook nog de mogelijkheid een overeenkomst af te sluiten die de hierboven omschreven verschillende types mengt, dit is dan een zogenaamde gemengde aannemingsovereenkomst.

148

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR


DEEL 10. AANNEMINGCONTRACTEN EN AANSPRAKELIJKHEDEN

1.3. Overeenkomst met consumenten of met handelaars Voor overeenkomsten afgesloten met consumenten is de wet op de handelspraktijken van toepassing die een aantal punten op een dwingende wijze regelt. Zo voorziet de wet op de handelspraktijken een aantal onrechtmatige bedingen, dit zijn clausules die niet mogen voorkomen in overeenkomsten met consumenten. Voor consumenten is eveneens voorzien dat contracten afgesloten buiten de onderneming van de verkoper verplicht schriftelijk dienen te worden afgesloten en dat een bedenktermijn van 7 werkdagen vanaf de dag die volgt op de ondertekening van het contract moet worden voorzien. Deze bepaling is van toepassing op aannemingsovereenkomsten gesloten ten huize van de consument, tenzij de consument het bezoek van de verkoper voorafgaandelijk en uitdrukkelijk heeft gevraagd. Om bewijsproblemen te voorkomen wordt dit dan ook best in het contract opgenomen. De 7-daagse bedenktermijn is ook van toepassing op aannemingsovereenkomsten afgesloten op salons, beurzen en tentoonstellingen op voorwaarde dat de betaling niet contant gebeurt en de prijs hoger is dan 200 euro. Voor contracten waarop de 7-daagse bedenktermijn van toepassing is, moet verplicht de volgende clausule in het contract worden opgenomen, in vet gedrukte letters en in een kader los van de tekst op de voorzijde van de eerste bladzijde. “Binnen 7 werkdagen, te rekenen van de dag die volgt op die van de ondertekening van dit contract, heeft de consument het recht om zonder kosten van zijn aankoop af te zien, op voorwaarde dat hij de verkoper hiervan bij een ter post aangetekende brief op de hoogte brengt. Elk beding waarbij de consument aan dit recht zou verzaken, is nietig. Wat betreft het in acht nemen van de termijn, is het voldoende dat de kennisgeving verstuurd wordt voor het verstrijken van deze termijn.� Onder werkdagen verstaat men alle kalenderdagen met uitsluiting van de zondagen en wettelijke feestdagen. Als een termijn uitgedrukt in werkdagen op een zaterdag afloopt, wordt hij verlengd tot de eerstvolgende werkdag. Voor contracten afgesloten met handelaars gelden deze bepalingen m.b.t. de onrechtmatige bedingen en de 7-daagse bedenktermijn niet. 1.4. Algemene voorwaarden Algemene voorwaarden zijn voorwaarden die van toepassing zijn op alle contracten die door de aannemer worden afgesloten en die meestal aan de achterzijde van documenten worden gedrukt. Het is echter aangewezen elementen die van wezenlijk belang zijn voor de overeenkomst of eigen zijn aan de specifieke opdracht in de overeenkomst zelf te zetten, eerder dan in de algemene voorwaarden. Hoe uitgebreider het eigenlijke contract, hoe beperkter de algemene voorwaarden kunnen zijn. Wanneer men bv. wenst dat de prijs aangepast wordt aan de prijsschommelingen van lonen en materialen, dient men dit bij voorkeur in het contract zelf te bepalen. Men kan dit in de algemene voorwaarden zetten, maar vermoedelijk zal deze prijsherziening niet toegepast worden in alle contracten.

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR

149


DEEL 10. AANNEMINGCONTRACTEN EN AANSPRAKELIJKHEDEN

Het is ook nuttig in de offerte de klant uitdrukkelijk te wijzen op een aantal zaken die nuttig zijn om efficiënt te werken, zoals: - De lokalen waar de plaatsing van de vloerbekleding moet gebeuren, moeten vooraf ontruimd zijn. Wanneer de aannemer dit zelf moet doen, zal deze prestatie worden aangerekend. - Tenzij uitdrukkelijk anders bedongen, moet de oude vloerbekleding zijn weggenomen door de klant. Wanneer de aannemer dit zelf moet doen, zal deze prestatie worden aangerekend. Wanneer voor de uitvoering van de werken bepaalde plannen expliciet goedgekeurd moeten worden door de klant, doet men er goed aan deze regeling te voorzien in de overeenkomst. Een mogelijke clausule kan zijn: “De door ons opgestelde plannen maken deel uit van de overeenkomst en worden door de klant ondertekend. Wanneer de klant nalaat deze plannen te ondertekenen en binnen de 8 dagen na het overmaken van de plannen geen aangetekende schriftelijke bemerkingen overmaakt, worden de plannen geacht aanvaard te zijn.” Deze clausule kan daarnaast ook nog uitdrukkelijk op de plannen worden gezet. De prijs die men in de offerte of in de overeenkomst vermeldt, dient naar de consumenten toe steeds de verschuldigde btw te vermelden. Wanneer de oorspronkelijke overeenkomst wordt aangevuld of gewijzigd gebeurt dit, om latere betwistingen te vermijden, bij voorkeur schriftelijk en wordt dit door beide partijen ondertekend. Opdat de algemene voorwaarden zouden tegenstelbaar zijn aan de contracterende partij moet deze van de algemene voorwaarden hebben kennisgenomen en moet hij deze hebben aanvaard. Dit betekent dat op de bestelbon, de offerte of het contract dat door de klant wordt ondertekend uitdrukkelijk en zeer duidelijk moet worden verwezen naar de algemene voorwaarden die op de achterzijde worden vermeld. Er moet worden vermeld dat deze integraal deel uitmaken van de overeenkomst en dat de klant ervan kennis heeft genomen en deze heeft aanvaard. Het is aangewezen deze clausule duidelijk leesbaar te zetten boven de plaats waar de klant zijn handtekening plaatst. Mogelijke clausule: De klant verklaart kennis te hebben genomen van de algemene voorwaarden die op de achterzijde zijn afgedrukt en die integraal deel uitmaken van de overeenkomst en verklaart deze zonder enig voorbehoud te aanvaarden. Algemene voorwaarden die vermeld worden op de documenten die uitgaan van de aannemer dienen dezelfde te zijn, zowel op bv. de bestelbon, als op de offerte als op de factuur. Bovendien moeten de algemene voorwaarden op alle exemplaren worden gedrukt. Wanneer de algemene voorwaarden enkel voorkomen op documenten die uitgaan van de aannemer, zoals facturen, orderbevestiging, briefwisseling,...zonder dat de klant deze voorafgaand uitdrukkelijk heeft aanvaard zoals hierboven omschreven, zullen zij niet van toepassing zijn.

150

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR


DEEL 10. AANNEMINGCONTRACTEN EN AANSPRAKELIJKHEDEN

De algemene voorwaarden ontslaan tenslotte de aannemer niet van de verplichting om correct advies te verlenen en dit desgevallend op papier te zetten zodat men later kan aantonen de klant op mogelijke problemen te hebben gewezen. Wanneer de aannemer weet dat de uitvoering van een werk zoals dit door de klant wordt gevraagd onmogelijk is, dient hij de uitvoering ervan te weigeren. 1.5. Verplichtingen van de aannemer 1.5.1 Uitvoeren van de overeenkomst De aannemer moet de aannemingsovereenkomst uitvoeren volgens de bepalingen van het contract, de plannen, de bestekken, de wet en de regelen der bouwkunst. Wanneer het plan of het lastenboek grove fouten bevat die een vakbekwaam aannemer moet opmerken bevat, dient de aannemer dit te signaleren aan de bouwheer en mag hij dit niet blindelings uitvoeren. De aannemer moet zelfs weigeren de werken uit te voeren wanneer hij op voorhand weet dat het uitgevoerde werk van slechte kwaliteit zal zijn en zijn 10-jarige aansprakelijkheid in het gedrang zan brengen, of wanneer het voor hem duidelijk is dat het werk onuitvoerbaar is. De aannemingsovereenkomst kan als resultaatsverbintenis of als middelenverbintenis worden gekwalificeerd, afhankelijk van de inhoud van de overeenkomst. Wanneer de aannemingsovereenkomst een middelenverbintenis inhoudt betekent dit dat het volstaat dat de aannemer zijn opdracht uitvoert volgens de regels van de kunst. Bij een resultaatsverbintenis engageert de aannemer zich tot het bereiken van een bepaald resultaat. Gebeurt dit niet, dan moet de aannemer, tenzij hij overmacht kan bewijzen, het gebrek verhelpen. Bv. waterdichtingswerken om ervoor te zorgen dat er zich geen waterinsijpeling zou voordoen. 1.5.2 Uitvoeren binnen de afgesproken termijn Wanneer er contractueel geen termijn werd afgesproken moet de aannemer het werk uitvoeren binnen een redelijke duur volgens de aard en de omvang van het werk en de omstandigheden waarin het werk moet worden uitgevoerd. Werd er contractueel wel een termijn bepaald, dan dient de aannemer zich daaraan te houden. Het is van het grootste belang de uitvoeringstermijn in nuttige werkdagen te bepalen en voor alle duidelijkheid te bepalen wat hier niet onder valt. Nuttige werkdagen, zijn de feitelijke werkdagen in de bouwsector met uitsluiting van zaterdag en zondag, vakantiedagen, dagen waarop omwille van weersomstandigheden niet kan gewerkt worden,... Het is altijd aan te raden in de overeenkomst zelf te bepalen wat niet als werkdag wordt beschouwd, zoals: - zaterdagen, zondagen en wettelijke feestdagen - dagen waarop de activiteit van de onderneming wordt stopgezet wegens de wettelijke vakantie en de inhaalrust - dagen waarop ongunstige weersomstandigheden (regen, vorst of blijvende sneeuw) het werk gedurende tenminste 4 uur onmogelijk maken

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR

151


DEEL 10. AANNEMINGCONTRACTEN EN AANSPRAKELIJKHEDEN

- dagen waarop het werk wordt stopgezet wegens overmacht zoals staking, lock-out, ongevallen, e.a. - dagen waarop de uitvoering van de overeenkomst op bevel of door toedoen van de opdrachtgever wordt onderbroken - de dagen uit de periode die begint op de datum van voltooiing van de werken zoals vermeld in de aanvraag tot voorlopige oplevering en die eindigt op het ogenblik dat het PV wordt opgemaakt van de voorlopige oplevering of weigering van de werkzaamheden Wanneer de aannemer zich niet houdt aan de contractueel overeengekomen uitvoeringstermijn, moet de bouwheer hem in gebreke stellen bij middel van een aangetekende brief. Wanneer de aannemer hier niet op reageert, kan de bouwheer de rechtbank vragen om de aannemingsovereenkomst te verbreken en hem de toestemming te verlenen de overeenkomst door een andere aannemer te laten beĂŤindigen op kosten van de eerste aannemer. Er kan ook een schadevergoeding worden afgesproken per dag vertraging bij de uitvoering. 1.5.3 Opleveringsplicht Wanneer het overeengekomen werk werd uitgevoerd, moet de aannemer dit overdragen aan de bouwheer, die de gelegenheid moet krijgen na te gaan of het werk conform de plannen en de bestekken werd uitgevoerd. 1.6. Verplichtingen van de bouwheer 1.6.1 Uitvoering van het werk mogelijk maken De bouwheer moet ervoor zorgen dat de aannemer kan starten met de werkzaamheden. Dit betekent bv. dat wanneer voor bepaalde bouwwerken een bouwvergunning vereist is, de bouwheer ervoor moet zorgen dat deze er is. Opgelet: Wanneer bouwwerken zonder een bouwvergunning worden uitgevoerd, zijn zowel de bouwheer als de aannemer (als eventueel de architect) strafbaar! 1.6.2 Betalen De belangrijkste verplichting van de bouwheer bestaat in de verplichting om de aannemer te betalen. De bouwheer moet de aannemer betalen op de overeengekomen tijdstippen. Wanneer in de aannemingsovereenkomst niets werd bepaald, moet de prijs pas betaald worden nadat de werken zijn beĂŤindigd. Wanneer de bouwheer wijzigingen aanbrengt aan de oorspronkelijke overeenkomst en bv. werken afbestelt, zal hij hiervoor een vergoeding verschuldigd zijn voor de gederfde winst door de aannemer op de nog uit te voeren werken. Er is wettelijk niet bepaald hoeveel deze schadevergoeding bedraagt. Dit kan bijgevolg in de overeenkomst zelf worden geregeld om latere discussies te vermijden. Wanneer de bouwheer van oordeel is dat de werken niet volledig of slecht zijn uitgevoerd, mag de bouwheer weigeren de volledig overeengekomen aannemingsprijs te betalen. Hij mag echter enkel dit

152

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR


DEEL 10. AANNEMINGCONTRACTEN EN AANSPRAKELIJKHEDEN

gedeelte achterhouden dat overeenstemt met de waarde van de niet of de slecht uitgevoerde werken. Tegelijkertijd zal hij ook de aannemer aanmanen om de werken af te werken. De aannemer zal de bouwheer voorafgaand een factuur versturen. De factuur stelt vast dat bepaalde goederen en/of diensten werden geleverd en verklaart of bevestigt dat de klant een geldsom verschuldigd is. Wanneer de bouwheer een factuur ontvangt moet hij deze aanvaarden. Deze aanvaarding kan uitdrukkelijk of stilzwijgend zijn. Ook in deze materie wordt een onderscheid gemaakt tussen een consument of een handelaar. Wanneer een handelaar een factuur ontvangt waarop hij niet reageert, betekent dit dat hij de factuur stilzwijgend aanvaardt. Dit betekent dat hij de inhoud van de factuur aanvaardt en dat hij hier later niet meer op kan terugkomen. Wanneer een handelaar bijgevolg niet akkoord kan gaan met een factuur die hem werd toegestuurd, dient hij deze onmiddellijk te protesteren en dit bij aangetekend schrijven, zodat hij er een bewijs van in handen heeft. Het is in ieder geval nuttig om een factuur in de volgende gevallen te protesteren: - als de factuur en/of de levering laattijdig is of er een verkeerde datum op de factuur voorkomt - als men niet akkoord kan gaan met (bepaalde) factuurvoorwaarden - er geen conforme levering of uitvoering van de werken is - de prijs op de factuur niet overeenstemt met de afgesproken prijs - de factuur niet op naam van de juiste (rechts)persoon werd opgesteld - de factuur te vroeg werd opgesteld. Wanneer de aannemer wil aantonen dat een consument de factuur heeft aanvaard, is de bewijsvoering zwaarder. Zo zal er ook gekeken worden naar de begeleidende omstandigheden om na te gaan of de factuur werd aanvaard. Van belang in dit alles is natuurlijk ook na te gaan wat de overeenkomst en de algemene voorwaarden bepalen over de aanvaarding van de factuur. Zo kunnen deze bepalen dat een factuur binnen de 8 dagen dient geprotesteerd te worden. Wanneer deze bepaling door de klant werd aanvaard, dient deze zich daaraan te houden. Wanneer de klant de factuur heeft aanvaard, kan hij daar achteraf niet meer op terugkomen. Wanneer de klant bijgevolg de factuur heeft aanvaard, kan hij achteraf niet weigeren deze te betalen omdat het werk niet goed zou zijn uitgevoerd, tenzij het om fouten zou gaan die niet onmiddellijk aan het licht konden komen. Wat bij niet-betaling? Over welke verweermiddelen beschikt de aannemer wanneer de klant niet onmiddellijk betaalt? Wanneer de klant niet betaalt omdat hij niet over het nodige geld beschikt, doet de aannemer er goed aan duidelijk op papier vast te leggen dat de klant niet betwist dat hij de geldsom verschuldigd is. Dit wordt een schuldbekentenis genoemd en heeft als voordeel dat de klant later niet meer kan betwisten dat hij de som verschuldigd is. Er kan eventueel zelfs afgesproken worden dat aan de klant

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR

153


DEEL 10. AANNEMINGCONTRACTEN EN AANSPRAKELIJKHEDEN

betalingstermijnen worden toegestaan. De aannemer moet er dan wel voor zorgen dat in de overeenkomst wordt bepaald dat wanneer de klant zich niet aan het afbetalingsplan houdt, het volledige bedrag onmiddellijk volledig opeisbaar wordt. Wanneer de aannemer nog werken moet uitvoeren bij een bouwheer, die een tussentijdse factuur niet betaalt, kan de aannemer de werken schorsen. De aannemer kan dit enkel doen wanneer hij zelf zijn deel van de overeenkomst correct heeft uitgevoerd, dit betekent dat de werken die hij heeft uitgevoerd geen gebreken vertonen. Bovendien moet de aannemer de bouwheer voorafgaand verwittigen dat hij de werken zal schorsen wanneer hij tegen een bepaalde termijn niet betaald werd. Deze verwittiging dient bij aangetekend schrijven te gebeuren, zodat men hiervan een bewijs in handen heeft. Kan de aannemer bepaalde goederen die hij al heeft geleverd nog terughalen wanneer hij niet betaald werd? In principe gebeurt de eigendomsoverdracht van de goederen bij het afsluiten van de overeenkomst, dit betekent dat de goederen die de aannemer op de bouwplaats van de klant heeft geleverd, eigendom van de klant zijn. Men kan in de overeenkomst of in de algemene voorwaarden een clausule van eigendomsvoorbehoud inlassen die bepaalt dat de goederen pas eigendom van de klant worden wanneer de goederen volledig betaald werden. Deze clausule telt echter niet voor goederen die onroerend door bestemming zijn geworden, dit wil zeggen voor goederen die reeds werden vastgehecht aan het gebouw of die in het gebouw werden verwerkt. De aannemer die niet betaald wordt zal zich uiteindelijk tot de rechtbank moeten wenden om een vonnis te bekomen waarbij de klant veroordeeld wordt om de factuur te betalen. In theorie heeft de aannemer 30 jaar de tijd om te proberen de betaling van de aannemingsprijs te bekomen. 1.6.3 Opleveringen De oplevering is het moment waarop de bouwheer de werken die werden uitgevoerd door de aannemer aanvaardt, dit betekent dat hij zich akkoord verklaart met de manier waarop de werken werden uitgevoerd. De aanvaarding van de werken door de bouwheer kan stilzwijgend (bv. de bouwheer neemt de werken in gebruik of betaalt het saldo van de aannemingsprijs zonder enig voorbehoud) of uitdrukkelijk (bv. door het opstellen van een PV) gebeuren. Er worden twee soorten opleveringen onderscheiden, de voorlopige en de definitieve. De voorlopige oplevering is het moment waarop de bouwheer de werken die zijn beĂŤindigd, in ontvangst neemt. Bouwheer, aannemer en architect gaan ter plaatse na of alle werken conform de plannen en de bestekken werden uitgevoerd, welke termijn hiervoor nodig was en er wordt een PV opgemaakt waarin alle opmerkingen worden genoteerd. Men gaat er meestal van uit dat gebreken die zichtbaar waren tijdens de voorlopige oplevering en waarvan niets wordt genoteerd in het PV, door de bouwheer werden aanvaard. Dit betekent dat hij daar later niet op kan terugkomen. Het is natuurlijk nog duidelijker wanneer in het PV uitdrukkelijk wordt vermeld dat bepaalde zichtbare gebreken geen probleem vormen voor de bouwheer. Er wordt ook vaak contractueel bepaald dat de 10-jarige aansprakelijkheid begint te lopen vanaf de voorlopige oplevering. Vanaf de voorlopige oplevering gaat het risico (dit is het dragen van de gevolgen wanneer het gebouw vergaat of schade lijdt door

154

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR


DEEL 10. AANNEMINGCONTRACTEN EN AANSPRAKELIJKHEDEN

overmacht, zoals brand, een natuurramp of diefstal met inbraak) over van de aannemer op de bouwheer. Vanaf de voorlopige oplevering begint een waarborgtermijn te lopen tot aan de definitieve oplevering waarin de bouwheer opmerkingen kan maken omtrent gebreken die verborgen waren op het ogenblik van de voorlopige oplevering. De definitieve oplevering houdt de goedkeuring van de werken in en grijpt een bepaalde periode na de voorlopige oplevering plaats. Vanaf de definitieve oplevering blijft de aannemer nog aansprakelijk voor gebreken die het geheel of gedeeltelijk tenietgaan van het gebouw tot gevolg kunnen hebben en voor verborgen gebreken. Partijen kunnen de termijn waarbinnen de aannemer aansprakelijk blijft voor lichte verborgen gebreken contractueel vastleggen en doen dit dan ook bij voorkeur (bv. 1 jaar). Het is ook mogelijk dat er slechts één oplevering plaatsvindt, dit zal dan onmiddellijk de definitieve oplevering zijn. Dit is zeker het geval voor kleinere werken. Bovendien is het mogelijk, zoals hierboven gezegd, dat de oplevering stilzwijgend gebeurt doordat de bouwheer bv. de uitgevoerde werken in gebruik heeft genomen, zonder hier enige opmerking over te maken. 1.7. Einde van de aannemingsovereenkomst Naast de algemene manieren waarop een overeenkomst beëindigd wordt, zoals het uitvoeren van de overeenkomst, beëindiging door wederzijdse toestemming, een ontbinding van de overeenkomst door de rechtbank, zijn er in het burgerlijk wetboek twee specifieke manieren opgenomen waarop een aannemingsovereenkomst ook kan beëindigen, dit is de eenzijdige opzegging door de bouwheer en het overlijden van de aannemer. 1.7.1 Eenzijdige opzegging door de bouwheer De mogelijkheid is wettelijk voorzien dat de bouwheer een aanneming tegen vaste prijs eenzijdig beëindigt op voorwaarde dat hij de aannemer een schadevergoeding betaalt. Deze schadevergoeding moet de aannemer vergoeden voor zijn uitgaven, zijn arbeid en al wat hij bij de aanneming had kunnen winnen. Het is mogelijk dat in het aannemingscontract van deze wettelijke bepaling wordt afgeweken, door te bepalen dat de bouwheer niet de mogelijkheid heeft de overeenkomst eenzijdig op te zeggen of door de hoogte van de te betalen schadevergoeding reeds op voorhand contractueel vast te leggen. 1.7.2 Overlijden van de aannemer Het overlijden van de aannemer maakt van rechtswege een einde aan de aannemingsovereenkomst. De bouwheer moet na het overlijden aan de erfgenamen de waarde betalen van het gedane werk en van de in gereedheid gebrachte bouwstoffen en dit naar evenredigheid van de bij de overeenkomst bedongen prijs, voor zover de werken en de bouwstoffen hem van nut kunnen zijn.

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR

155


DEEL 10. AANNEMINGCONTRACTEN EN AANSPRAKELIJKHEDEN

1.8. Wet Breyne Wanneer men een overeenkomst afsluit tot eigendomsovergang van een te bouwen of in aanbouw zijnd huis of appartement of een overeenkomst waarbij de verbintenis wordt aangegaan om een huis of een appartement te bouwen, te doen bouwen of te verschaffen is de wet Breyne van toepassing wanneer het huis of het appartement tot huisvesting of tot huisvesting en beroepsdoeleinden is bestemd en de koper of de opdrachtgever verplicht is voor de voltooiing van het gebouw één of meer stortingen te doen. De wet is ook van toepassing op een overeenkomst tot eigendomsovergang waarbij de verbintenis wordt aangegaan een huis of appartement, bestemd voor huisvesting of voor beroepsdoeleinden en huisvesting te verbouwen of uit te breiden wanneer de totale prijs van de verbouwings- of uitbreidingswerken ten minste 80% van de verkoopprijs van het onroerend goed, waarvan de eigendom wordt overgedragen, bedraagt en hoger is dan 18.600 euro en de waarbij de koper of de opdrachtgever volgens de overeenkomst verplicht is voor de voltooiing van deze werken één of meer stortingen te doen. Overeenkomsten afgesloten volgens de wet Breyne dienen schriftelijk te worden opgesteld en verplicht een aantal bepalingen bevatten. Bouwunie heeft samen met Test-Aankoop een modelcontract algemene aannemingsovereenkomst voor de bouw van een woning opgesteld. Dit modelcontract kunnen de leden downloaden via de ledentoepassing op www.bouwunie.be.

Hoofdstuk 2. Aansprakelijkheden Wanneer een aannemer een overeenkomst afsluit en een werk aanneemt, wordt van hem verwacht dat hij dit werk volgens de bouwvergunning en de bijgevoegde plannen, volgens het contract en de aanwijzingen van de bouwheer en de architect en volgens de regels van de kunst uitvoert. Bovendien stelt de rechtspraak dat de aannemer de werken niet zomaar mag uitvoeren, maar dat hij verplicht is de bouwheer eventuele fouten of mankementen te signaleren. Wanneer de aannemer meent dat de bouwheer hem vraagt iets uit te voeren dat volgens hem indruist tegen de regels van het goed vakmanschap, dient hij hiervan de bouwheer te verwittigen en uitdrukkelijk voorbehoud te maken. Ook voor gebrekkig materiaal kan de aannemer aansprakelijk worden gesteld. Wanneer de architect materialen heeft voorgeschreven die gebreken vertonen, daar waar de technische beroepskennis van de aannemer hem in staat stelt deze vergissing in het lastenboek vast te stellen, dan handelt de aannemer foutief indien hij deze gebrekkige materialen toch zou verwerken. De aannemer heeft dus een adviesplicht naar zijn opdrachtgever toe. Wanneer de aannemer een specialist is, is zijn adviesplicht nog groter. Zorg ervoor dat u van de verwittigingen een bewijs in handen heeft, zodat u bij latere betwistingen kan aantonen dat u de bouwheer van de risico’s heeft verwittigd.

156

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR


DEEL 10. AANNEMINGCONTRACTEN EN AANSPRAKELIJKHEDEN

Wanneer de werken die de aannemer zou moeten uitvoeren echter de stevigheid van het gebouw in het gedrang zouden brengen, moet de aannemer weigeren deze uit te voeren. Wanneer de aannemer zijn werk heeft uitgevoerd, moet de bouwheer het werk onderzoeken en nagaan of er geen gebreken zijn, alvorens hij het werk aanvaardt. Wanneer de bouwheer van oordeel is dat het werk niet goed werd uitgevoerd en dat het gebreken vertoont, moet hij deze voor de aanvaarding protesteren. Dit geldt enkel voor de zichtbare gebreken. Opdat een gebrek als zichtbaar zou kunnen beschouwd worden, moet zelfs een leek het, zonder bijstand van een deskundige, kunnen zien. Zichtbare gebreken die echter de stabiliteit van het gebouw in het gedrang kunnen brengen, en bijgevolg de tienjarige aansprakelijkheid van de aannemer met zich meebrengen, zijn niet gedekt door de aanvaarding. Hoever reikt de aansprakelijkheid van de aannemer voor verborgen gebreken, dit zijn gebreken die de bouwheer op het ogenblik van de aanvaarding niet kon opmerken? Voor verborgen gebreken die de stevigheid van het bouwwerk aantasten, geldt de tienjarige aansprakelijkheid. Voor de zogenaamde “lichte verborgen gebreken”, dit zijn gebreken die de stevigheid van het gebouw niet in het gedrang brengen, geldt dat de aannemer niet langer dan 10 jaar na de oplevering kan aansprakelijk gesteld worden. Bouwunie heeft over de aansprakelijkheid van de aannemer een informatieve brochure uitgebracht, getiteld “Aansprakelijkheden in de bouwsector: 10 jaar met zorgen op uw dak?” Bouwunie-leden kunnen deze brochure bestellen via tel. 02 588 11 00 of info@bouwunie.be.

Hoofdstuk 3. Buitengerechtelijke geschillenbeslechting – de Verzoeningscommissie Bouw Op 7 februari 2001 hebben Bouwunie, de Confederatie Bouw, Test-Aankoop en de Federatie van Architecten van België officieel de verzoeningscommissie bouw boven de doopvont gehouden. Nadien is ook NAV, de Vlaamse Architectenorganisatie, toegetreden. Waarom een verzoeningscommissie bouw? Conflicten in de bouw doen zich dagelijks voor. Bouwheren die niet tevreden zijn over het geleverde werk door de aannemer of de architect. Aannemers die vruchteloos op hun geld wachten. Bijna altijd handelt het over technische geschillen, discussies over de conceptie of de kwaliteit van het uitgevoerde werk. Wanneer de partijen dan een beroep doen op de rechtbank in de hoop op een snelle en efficiënte manier hun geschil te kunnen beëindigen, komen ze maar al te vaak bedrogen uit. Alvorens zich over de grond van de zaak te kunnen uitspreken, moeten de rechters immers bijna altijd een deskundige aanstellen die het probleem ter plaatse komt bekijken. De klachten over de werking van het gerecht nemen voor bouwgeschillen dan ook schrikwekkende vormen aan. Termijnen van 5 à 10 jaar procederen, gerechtskosten die het veelvoudige zijn van de inzet van het geschil, deskundigen die jarenlang talmen of helemaal niet deskundig zijn,…

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR

157


DEEL 10. AANNEMINGCONTRACTEN EN AANSPRAKELIJKHEDEN

Wat is de Verzoeningscommissie Bouw? Zoals de naam het zelf zegt probeert de verzoeningscommissie de partijen te verzoenen, doch niet zonder stok achter de deur. De verzoeningscommissie hoort de klachten en wanneer ze dit technisch nodig vindt, doet ze een beroep op één van haar deskundigen. Deze komt ter plaatse en probeert een voorstel te formuleren waarin alle partijen zich kunnen terugvinden. Centraal staat dus zijn verzoeningsrol. Lukt dit echter niet, dan schrijft de deskundige-bemiddelaar zijn vaststellingen en besluiten neer in een verslag dat partijen achteraf in principe niet meer kunnen betwisten. Dergelijk verslag wordt een “derde-bindend-advies” genoemd. Een procedure voor de verzoeningscommissie is bijgevolg geen verloren tijd en biedt een belangrijke meerwaarde voor partijen: het technisch bindend advies van de experten-bemiddelaars. Wanneer partijen niet tot een verzoening komen en zich alsnog tot de rechter wenden, zal deze in principe geen nieuwe expert moeten aanstellen, maar zich onmiddellijk kunnen buigen over de juridische kant van de zaak. Wie kan er een beroep op doen en waarom er een beroep op doen? De verzoeningscommissie wil geschillen oplossen die zich voordoen tussen een particuliere bouwheer, zijn architect en de aannemers die de bouw hebben uitgevoerd. De verzoeningscommissie garandeert de partijen een snelle en efficiënte behandeling van hun geschil. Partijen die een beroep doen op de verzoeningscommissie kunnen zich niet verschuilen achter allerhande procedureslagen om het geschil nodeloos lang te rekken. Bovendien kan de verzoeningscommissie een beroep doen op gespecialiseerde deskundigen-bemiddelaars, elk in hun domein, die hun medewerking hebben toegezegd. De verzoeningscommissie richt zich dan ook tot bouwheren, aannemers en architecten die zo goed mogelijk willen samenwerken om tot een kwaliteitsvol bouwproduct te komen. Wanneer er zich tijdens het bouwproces toch een probleem zou voordoen waar ze niet op eigen houtje uitgeraken, biedt de verzoeningscommissie een snelle oplossing. Wanneer een bouwheer in zee gaat met een architect en een aannemer die bereid zijn eventuele geschillen aanhangig te maken voor de verzoeningscommissie, kan de bouwheer er van op aan dat aannemer en architect al het mogelijke zullen doen om een hoge kwaliteit aan te bieden. De aannemers en architecten van hun kant weten dat de bouwheer geen technische problemen zullen “uitvinden” om het betalen van de factuur op de lange baan te schuiven. Zelfs wanneer de deskundige-bemiddelaar er niet in slaagt partijen te verzoenen, hebben ze nog een belangrijke tijdswinst geboekt. De aanstelling van een gerechtelijke deskundige voor de rechtbank kan immers meestal worden vermeden. Hoe maak ik er gebruik van? Bouwheer, aannemer(s) en architect moeten voorafgaandelijk schriftelijk hun akkoord hebben gegeven dat een geschil eerst aanhangig wordt gemaakt voor de verzoeningscommissie. Dit kan op 2 manier gebeuren: - Wanneer het contract wordt afgesloten met de architect en/of de aannemer wordt hierin al expliciet opgenomen dat wanneer een geschil zich zou voordoen, partijen akkoord zijn dat dit geschil eerst wordt voorgelegd aan de verzoeningscommissie. - Wanneer dergelijke clausule niet werd opgenomen in het contract, kunnen partijen nog altijd beslissen wanneer een geschil ontstaat dit eerst voor te leggen aan de verzoeningscommissie.

158

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR


DEEL 10. AANNEMINGCONTRACTEN EN AANSPRAKELIJKHEDEN

De bevoegdheidsclausule die moet worden opgenomen in uw aannemingscontracten is te downloaden via de website www.bouwverzoening.be. Opgelet! Wanneer u als algemene aannemer deze bevoegdheidsclausule opneemt in uw contract met de bouwheer, moet u ervoor zorgen dat in uw contracten met uw onderaannemers deze clausule eveneens werd opgenomen. Het kan immers niet de bedoeling zijn dat u als algemene aannemer uw conflicten met de bouwheer oplost via de verzoeningscommissie en daarna nog naar de gewone rechtbank moet voor uw geschil met uw onderaannemer. Verloop van de procedure Wanneer er zich een geschil voordoet, kan elk van de partijen telefonisch of schriftelijk contact opnemen met het secretariaat van de Commissie. Deze partij krijgt dan een type-klachtenformulier met vragenlijst opgestuurd dat hij ingevuld terugstuurt samen met het dossier. Het secretariaat neemt dan onmiddellijk contact op met de andere betrokken partijen, die uitgenodigd worden hun dossier over te maken. Op een inleidingszitting wordt overgegaan tot de aanstelling van een deskundige als er een technisch onderzoek nodig is. Wanneer een partij niet verschijnt, wordt hij geacht in te stemmen met hetzij het voorstel tot verzoening hetzij met de beslissing tot aanstelling van een expert-bemiddelaar. Wanneer een partij niet verschijnt op de door de expert-bemiddelaar belegde vergaderingen, word hij geacht in te stemmen met de vaststellingen die deze expert tijdens deze vergaderingen doet. Het voordeel van de procedure bestaat erin dat de partijen hun geschil persoonlijk, zonder bijstand van een advocaat, kunnen behartigen. Het gaat immers meestal om een zuivere technische aangelegenheid waarbij de competentie bij de mensen van het vak zelf ligt. Meer informatie Verzoeningscommissie Bouw Espace Jacquemotte, Hoogstraat 139, 1000 Brussel, tel. 02 504 97 86 – fax 02 504 97 84

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR

159


Deel 11. DIVERSE INFORMATIE

Deel 11. DIVERSE INFORMATIE Hoofdstuk 1. Veiligheid en welzijn 1.1. NAVB-Constructiv

Het Nationaal Actiecomité voor Veiligheid en Hygiëne in het Bouwbedrijf (NAVB Constructiv, het Preventie-instituut van de bouw) werd door de sociale partners uit de bouwsector in 1965 opgericht. Sinds al die jaren staat NAVB Constructiv de werkgevers en werknemers van het bouwbedrijf met allerlei adviezen en raadgevingen bij. NAVB Constructiv onderhoudt een rechtstreeks en permanent contact met de bouwplaatsen door middel van zijn plaatselijke adviseurs. De tussenkomst van deze adviseurs is niet repressief. Indien nodig wordt een beroep gedaan op de bevoegde officiële diensten. De werking van NAVB Constructiv houdt o.m. het volgende in: - preventie: in dit kader moet minstens 15 dagen voor het begin van de werken de opening van een bouwplaats aan NAVB Constructiv medegedeeld worden (zie verder); - organisatie van doelgroepgerichte veiligheidscampagnes: begin 2006 kondigde NAVB Constructiv aan een nieuwe richting in te slaan door doelgroepgerichte campagnes te organiseren. Alle acties zullen een jaar lang toegespitst worden op één welbepaald thema. Om de nieuwe doelgroepgerichte aanpak een zo groot mogelijke kans op slagen te bieden, werd een overlegplatform opgericht: alle organisaties die begaan zijn met de veiligheid en het welzijn van de bouwvakkers bundelen hun krachten. De ondertekenaars van dit samenwerkingshandvest stappen als één blok naar de gekozen doelgroep, met acties die elkaar aanvullen en versterken en gecoördineerd worden door NAVB Constructiv, om zo een optimaal rendement te bekomen. Naast de organisaties van werkgevers en werknemers uit de bouwsector, maken o.a. deel uit van dit platform: de beroepsverenigingen van veiligheidscoördinatoren en van architecten, Prebes (preventieadviseurs), arbeidsongevallenverzekeraars, externe diensten voor preventie en bescherming op het werk, de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal overleg,… Vanaf september 2015 tot midden 2017 loopt de preventiefase van de nieuwe campagne “veilig werken op hoogte” met aandacht voor o.a. steigerbouw en dakwerken. Meer informatie over de huidige en vroegere NAVB-campagnes vindt u op http://navb.constructiv.be/nl/Campagnes_en_acties.aspx. - bouwplaatsbezoeken: deze worden uitgevoerd door de adviseurs. Hun taak bestaat erin toe te zien op de uitvoering van de wettelijk verplichte veiligheidsvoorzieningen en desgevallend adviezen te verlenen. - informatie: NAVB Constructiv publiceert driemaandelijks dossiers en samen met de andere fondsen Constructiv e-news, en daarnaast nog een aantal folders, brochures, beroepsmonografieën, affiches,...

160

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR


Deel 11. DIVERSE INFORMATIE

- uitvoeren van studies: de steeds verder evoluerende werkmethoden in de bouw brengen nieuwe risico’s met zich mee, die onderzoek en studie vergen. Meer informatie: NAVB Constructiv, Koningsstraat 132 bus 4, 1000 Brussel, tel. 02 552 05 00, fax 02 552 05 05. www.constructiv.be – e-mail: navb@constructiv.be 1.2. Verplichte werkmeldingen in het kader van veiligheid Voor de verplichte voorafgaande melding van de werken aan de RSZ (artikel 30bis): zie deel 3 hoofdstuk 3 – “hoofdelijke aansprakelijkheid, inhoudingsplicht en aangifte van werken”. Deze RSZ-werfmelding (“aangifte van werken” – art. 30bis) is slechts één van de verplichte werkmeldingen. Daarnaast zijn er, in het kader van de veiligheid, ook de volgende meldingen: - de melding inzake veiligheid en hygiëne (aan NAVB Constructiv): NAVB Constructiv ontvangt deze gegevens automatisch op elektronische wijze via de toepassing “Aangifte van werken” op de RSZportaalsite www.socialsecurity.be; - de melding van tijdelijke of mobiele bouwplaatsen: - voor werken die langer dan 30 werkdagen duren en waar meer dan 20 werknemers tegelijkertijd aan het werk zijn; - voor werken waarvan het vermoedelijke werkvolume groter is dan 500 mandagen; - specifieke gevaarlijke werken (bv. valgevaar van 5 m, uitgravingen van 1,2 m of dieper,…) die meer dan 5 werkdagen in beslag nemen, moeten eveneens gemeld worden; - de melding van asbestverwijderingswerken. Deze is verplicht voor: - alle werkzaamheden van asbestverwijdering of verwijdering van asbesthoudende materialen; - de werken van vervanging, onderhoud of van beperkte herstelling van buizen en leidingen waarvan de isolatie asbest bevat en die verricht worden met zg. “couveusezakken” (het gaat dan om ongebonden asbest); - de melding van werken in een hyperbare omgeving: voor werken waarin de werknemers worden onderworpen aan een druk van meer dan 100 hPa boven de plaatselijke atmosferische druk; - de melding van zandstraalwerken: voor werkzaamheden van afbijten door stralen en ontzanden waarbij zand of andere korrels gebruikt worden die meer dan 1% vrij siliciumoxide bevatten. Hieronder overlopen we de verschillende gevallen waarin een werkmelding vereist is. Wanneer u bijgevolg de werkmelding elektronisch verricht, is het versturen van de diverse papieren aangiftes naar de verschillende administraties niet langer vereist. Melding aan NAVB Constructiv inzake veiligheid en hygiëne De cao van 13 oktober 2011, nadien vervangen door de cao van 4 december 2014, heeft de verplichte melding aan het NAVB gewijzigd. Sedert 4 november 2011 moet de melding aan NAVB Constructiv verplicht elektronisch gebeuren via de toepassing “Aangifte van werken” op de RSZ-portaalsite. De melding moet nog altijd ingediend worden voor de aanvang van de werken, maar niet meer 15 dagen op voorhand. De gegevens inzake de bouwplaats, de aannemer(s) en de opdrachtgever zullen het NAVB automatisch elektronisch bereiken op de dag van de melding.

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR

161


Deel 11. DIVERSE INFORMATIE

Melding van tijdelijke of mobiele bouwplaatsen Wie moet melden? Aannemer die als eerste de activiteiten op de bouwplaats uitoefent. Aan wie melden? FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal overleg – Alg. Directie Toezicht op het Welzijn op het Werk. Voor welke werken? - Werken waarvan de vermoedelijke duur van de werkzaamheden langer is dan 30 werkdagen en waar op één of meer ogenblikken meer dan 20 werknemers tegelijk aan het werk zijn; - Werken waarvan het vermoedelijke werkvolume groter is dan 500 mandagen; - Volgende gevaarlijke werken die meer dan 5 werkdagen in beslag nemen: - werkzaamheden die de werknemers blootstellen aan gevaren van bedelving, wegzinken of vallen, waarbij die gevaren bijzonder vergroot worden door de aard van de werkzaamheden of van de toegepaste procédés of door de omgeving van de arbeidsplaats of de werken. Als bijzonder vergrote gevaren wordt beschouwd: - valgevaar van 5 meter of meer, - graven of werken aan putten van meer dan 1,2 meter diepte, - werken in de nabijheid van drijfzand of slib, - werkzaamheden die de werknemers blootstellen aan chemische of biologische agentia die een bijzonder risico voor de gezondheid en de veiligheid van de werknemers inhouden; - elk werk met ioniserende stralingen; - werkzaamheden in de nabijheid van elektrische hoogspanningslijnen of –kabels of van leidingen onder een inwendige druk van 15 bar of meer; - bijzondere, ongezonde en/of hinderlijke werken, tenzij kleine onderhouds- of herstelwerken; - werkzaamheden die de werknemers blootstellen aan een risico op verdrinking; - ondergrondse werken en tunnelwerken; - werkzaamheden met duikuitrusting; - werkzaamheden onder overdruk; - werkzaamheden waarbij springstoffen worden gebruikt; - werkzaamheden in verband met de montage of demontage van zware geprefabriceerde elementen. Wanneer melden? Uiterlijk 15 dagen voor de werken worden aangevangen, tenzij het niet haalbaar is. De melding dient ten laatste de dag voor het begin van de werken te gebeuren.

162

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR


Deel 11. DIVERSE INFORMATIE

Melding van asbestverwijderingswerken Wie moet melden? Aannemer die de werken uitvoert. Aan wie melden? FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal overleg – Alg. Directie Toezicht op het Welzijn op het Werk. Voor welke werken? Werken waarbij werknemers tijdens hun werk (kunnen) worden blootgesteld aan stof afkomstig van asbest of asbesthoudende materialen. Wanneer melden? 14 dagen voor de aanvang van de werken en telkens wanneer zich ten opzichte van de oorspronkelijke melding belangrijke veranderingen in het gebruik van asbest voordoen.

Formaliteiten bij asbestverwijderingswerken, bv. de verwijdering van leidingen vervaardigd in asbestcement of van asbestleien

Voor de verwijdering van leidingen vervaardigd in asbestcement of van asbestleien bij dakrenovatie zijn er geen bijzondere certificaten of erkenningen vereist voor de aannemer. Asbestcement is immers asbest in gebonden toestand. De verwijdering van dergelijk asbesthoudend materiaal kan gebeuren via de “methode van de eenvoudige handelingen”. Het is dus niet nodig een erkenning te hebben van de FOD Waso voor de verwijdering van gebonden asbest zoals voor losgebonden asbest. Asbest in gebonden toestand mag verwijderd worden door een gewoon bouwbedrijf, maar de werknemers die deze asbesthoudende materialen verwijderen, moeten een opleiding gevolgd hebben met jaarlijkse herhaling. Daarnaast moet ook aan de andere voorwaarden voldaan worden. Het aantal asbestvezels mag een bepaalde concentratie niet overschrijden, er moet een melding gebeuren aan Toezicht Welzijn op het Werk, het asbestmateriaal mag enkel met manueel gereedschap verwijderd worden (geen slijpen of boren om stof te vermijden), het afval in speciale zakken afvoeren met een label “asbesthoudend materiaal”, de juiste P.B.M.’s gebruiken (o.a. wegwerpoverall, stofmasker P3,…), de Externe dienst moet de betrokken werknemers opvolgen,…. Voor het volgen van de nodige opleiding door uw arbeiders dient u de lokale FVB-regio te contacteren.

Melding van werken in een hyperbare omgeving Wie moet melden? Aannemer die de werken uitvoert. Aan wie melden? FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal overleg – Alg. Directie Toezicht op het Welzijn op het Werk. Voor welke werken? Werken waarbij de werknemers worden onderworpen aan een druk van meer dan ten minste 100 hPa boven de plaatselijke atmosferische druk (bv. duikwerkzaamheden, werken in persluchtcaissons). Wanneer melden? 14 dagen voor de geplande aanvang van de werken.

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR

163


Deel 11. DIVERSE INFORMATIE

Melding van zandstraalwerken Wie moet melden? Aannemer die de werken uitvoert. Aan wie melden? FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal overleg – Alg. Directie Toezicht op het Welzijn op het Werk Voor welke werken? Werken van afbijten door stralen en ontzanden waarbij zand of andere korrels gebruikt worden die meer dan 1% vrij silicium bevatten. Wanneer melden? 10 dagen voor de aanvang van de werken. In het kader van de reglementering inzake de veiligheidscoördinatie moet een kopie van de voorafgaande kennisgeving zichtbaar op de bouwplaats op een voor het personeel gemakkelijk toegankelijke plaats worden aangeplakt, ten minste 10 kalenderdagen voor de aanvang van de werken. In geval van onvoorziene of dringende werken, of in het geval de periode tussen de ontvangst van de opdracht en de datum van de effectieve aanvang van de werken niet toelaat de kennisgeving binnen de gestelde termijnen te verrichten, wordt de voorafgaande kennisgeving vervangen door een mededeling aan de lokale dienst Toezicht op het Welzijn op het Werk, gedaan ten laatste de dag zelf van het begin van de werken via een geschikt middel (fax, e-mail,…). Ook in dit geval dient een kopie van de mededeling op de bouwplaats te worden aangeplakt, ten laatste de dag van het begin van de werken. 1.3. De vuurvergunning De vuurvergunning wordt opgesteld ter voorkoming van brand- en explosiegevaar bij het werken met naakte vlam zoals laswerken, zuurstofsnijbranden, slijp- en snijwerken. In de vuurvergunning worden voorzorgsmaatregelen ter voorkoming van brand opgelegd. Deze maatregelen dienen genomen te worden door de bouwheer of het bedrijf waar de werken uitgevoerd worden en door de uitvoerende aannemer of de uitvoerders van de werken. Het is de bouwheer die de vuurvergunning oplegt aan de aannemers, onderaannemers en aan zijn eigen onderhoudsploegen wanneer deze werken uitvoeren met naakte vlam. De bouwheer heeft deze verplichting aangegaan tegenover zijn brandverzekeraar. Indien hij deze verplichting niet naleeft, dient hij bij brandschade tengevolge van de werken zelf een gedeelte van de schade te dragen. Modelformulieren van een vuurvergunning zijn verkrijgbaar bij o.a. ANPI Brand- en Diefstalpreventie, tel. 010 47 52 11; www.anpi.be.

164

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR


Deel 11. DIVERSE INFORMATIE

1.4. Van ARAB naar Codex Het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming (ARAB) werd goedgekeurd in de jaren 19461947. Op dat moment had dit reglement tot doel alle reglementaire en algemene bepalingen betreffende de gezondheid en de veiligheid van de werknemers, die over een groot aantal besluiten verspreid waren, in één enkele tekst bijeen te brengen en te coördineren. In de loop van zijn 50-jarig bestaan is het ARAB onder invloed van allerhande factoren herhaaldelijk ingrijpend gewijzigd. Onder deze factoren kunnen o.m. vernoemd worden: de evolutie van de Europese wetgeving, de technologische evolutie, de staatshervorming en een groeiende aandacht voor psychosociale aspecten bij de arbeid. De nieuwe reglementering heeft een duidelijke structuur gebaseerd op een hiërarchie: wet, codex en indicatieve richtlijnen. Vroeger zag de hiërarchie er anders uit. Toen bestond de filosofie eruit om alles tot in detail in de reglementaire teksten te gieten. De reglementering zelf was opgebouwd in twee niveaus: de wet van 10 juni 1952 en haar uitvoeringsbesluiten, het ARAB. Probleem was echter dat niet alle voorkomende gevallen kunnen voorzien worden en dat deze structuur niet toelaat om kort op de bal te spelen. De reglementering holt achter de evoluties aan. Daarom werd bij de herstructurering gekozen voor 3 niveaus. Het eerste niveau vormt de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk. Daarin worden de grote principes van preventie vastgelegd en de organen bepaald die deze preventie in de praktijk op de werkvloer brengen (preventiediensten, comité). Daarna worden die principes omgezet in uitvoeringsbesluiten (het tweede niveau) die in grote lijnen de verschillende risicodomeinen behandelen (werkplaats, materieel, gevaarlijke stoffen, beschermingsmiddelen, enz.). Hierin worden meer concrete doelstellingen vastgelegd. Dit is de Codex over het welzijn op het werk. De doelstellingen gelden voor elke situatie zodat iedereen zich eraan moet houden. Afwijkingen zijn niet nodig. Het is de taak van elke werkgever om de doelstellingen, geformuleerd in de Codex, te halen. De manier waarop ligt niet vast. Om dit te ondersteunen, worden er hulpmiddelen uitgewerkt: indicatieve richtlijnen (het derde niveau). De werkgevers worden niet verplicht deze te volgen maar diegenen die het wel doen, worden geacht de doelstellingen bepaald in de Codex, te hebben gehaald. De herstructurering betekent niet louter dat het ARAB wordt herschreven in de Codex en dat de oude wet (van 10 juni 1952) werd vervangen door een nieuwe (van 4 augustus 1996). Een aantal bepalingen die nu in het ARAB staan, kunnen in de toekomst net zo goed naar de wet of eventueel naar een indicatieve richtlijn worden overgeheveld. Toepassingsgebied De wet is in het algemeen van toepassing op werkgevers en werknemers. Naast de klassieke opvatting van het begrip werknemer (een persoon met een arbeidsovereenkomst) worden ook de volgende categorieën van personen als werknemers beschouwd:

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR

165


Deel 11. DIVERSE INFORMATIE

- personen die anders dan krachtens een arbeidsovereenkomst arbeid verrichten, onder het gezag van een andere persoon (bv. tewerkgestelde werklozen); - personen die een beroepsopleiding volgen waarin een praktijkervaring voorzien is onder de vorm van arbeid; - personen die verbonden zijn door een leerovereenkomst middenstand of in het kader van het industrieel leerlingwezen hun opleiding ontvangen; - stagiairs; - leerlingen en studenten die een studierichting volgen waarvan het opleidingsprogramma voorziet in een vorm van arbeid in de onderwijsinstelling. In tegenstelling tot de vroegere wet van 10 juni 1952 omvat het toepassingsgebied dus ook leerlingen en studenten, alsook de familieondernemingen. De wet van 4.08.1996 beoogt eveneens de zelfstandigen maar dan enkel in de mate dat er interferentie bestaat met werknemers, bv. op de tijdelijke of mobiele bouwplaatsen, dus wanneer de zelfstandige voor of samen met een andere onderneming werkt. Algemene preventiebeginselen De werkgever dient een welzijnsbeleid te voeren. Bij het uitwerken van dit beleid moet hij een aantal beginselen volgen, de preventieprincipes: - risico’s voorkomen; - de evaluatie van risico’s die niet kunnen worden voorkomen; - de bestrijding van risico’s aan de bron; - de vervanging van wat gevaarlijk is door dat wat niet of minder gevaarlijk is; - voorrang aan maatregelen inzake collectieve bescherming boven maatregelen inzake individuele bescherming; - de aanpassing van het werk aan de mens, met name wat betreft de inrichting van de werkposten, en de keuze van werkuitrusting en de werk- en productiemethoden, met name om monotone arbeid en tempogebonden arbeid draaglijker te maken en de gevolgen daarvan voor de gezondheid te beperken; - zoveel mogelijk de risico’s inperken, rekening houdend met de ontwikkeling van de techniek; - de risico’s op een ernstig letsel inperken door het nemen van materiële maatregelen met voorrang op iedere andere maatregel; - de planning van de preventie en de uitvoering van het beleid m.b.t. het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk met het oog op een systeembenadering waarin o.a. volgende elementen worden geïntegreerd: techniek, organisatie van het werk, arbeidsomstandigheden, sociale betrekkingen en omgevingsfactoren op het werk; - de werknemer voorlichten over de aard van zijn werkzaamheden, de daaraan verbonden overblijvende risico’s en de maatregelen die erop gericht zijn deze gevaren te voorkomen of te beperken bij zijn indiensttreding en telkens wanneer dit in verband met de bescherming van het welzijn noodzakelijk is; - het verschaffen van passende instructies aan de werknemers en het vaststellen van begeleidingsmaatregelen voor een redelijke garantie op de naleving van deze instructies;

166

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR


Deel 11. DIVERSE INFORMATIE

- het voorzien in of het zich vergewissen van het bestaan van de gepaste veiligheids– en gezondheidssignalering op het werk, wanneer risico’s niet kunnen worden voorkomen of niet voldoende kunnen worden beperkt door de collectieve technische beschermingsmiddelen of door maatregelen, methoden of handelswijzen in de sfeer van de werkorganisatie. De werkgever is verantwoordelijk voor de structurele planmatige aanpak van preventie, overeenkomstig de hogervermelde preventiebeginselen, door middel van een dynamisch risicobeheersingssysteem. Elke werkgever dient te beschikken over een interne dienst voor preventie en bescherming op het werk. Aan het hoofd van deze dienst staat een interne preventieadviseur. In ondernemingen met minder dan 20 werknemers mag de werkgever zelf de functie van preventieadviseur vervullen. De interne dienst heeft o.m. als opdracht de werkgever, de leden van de hiërarchische lijn en de werknemers bij te staan in de uitwerking, programmatie, uitvoering en evaluatie van het beleid bepaald door het dynamisch risicobeheersingssysteem. In de hout- en bouwbedrijven tussen 20 en 50 werknemers of in bedrijven met minder dan 20 werknemers waar de werkgever niet zelf de functie van preventieadviseur vervult, moet de preventieadviseur “voldoende kennis” hebben van de wetgeving inzake welzijn. In de hout- en bouwbedrijven met 50 tot 200 werknemers moet een interne preventieadviseur niveau I of II aangesteld worden; in de bedrijven met meer dan 200 werknemers moet de preventieadviseur van niveau I zijn. Indien de interne dienst niet al zijn opdrachten kan uitvoeren of indien hij de nodige deskundigheid niet of onvoldoende in huis heeft, moet aanvullend een beroep gedaan worden op een externe dienst voor preventie en bescherming op het werk (zoals bv. Provikmo). In deze externe dienst zijn verschillende disciplines vertegenwoordigd, bv. arbeidsgeneesheren, ergonomen, veiligheidsingenieurs, enz. In overleg met de leden van de hiërarchische lijn en de diensten voor preventie en bescherming op het werk moet de werkgever een globaal preventieplan opstellen voor een termijn van vijf jaar waarin de te ontwikkelen en toe te passen preventieactiviteiten worden geprogrammeerd, rekening houdend met de grootte van de onderneming en de aard van de risico’s verbonden aan de activiteiten van de onderneming. Dit globaal preventieplan omvat meer bepaald het volgende: - de resultaten van de identificatie van de gevaren en het vaststellen, nader bepalen en evalueren van de risico’s; - de vast te stellen preventiemaatregelen; - de te bereiken prioritaire doelstellingen; - de activiteiten die moeten worden verricht en de opdrachten die moeten worden uitgevoerd om deze doelstellingen te bereiken; - de organisatorische, materiële en financiële middelen die moeten worden aangewend; - de opdrachten, verplichtingen en middelen van alle betrokken personen; - de wijze waarop het globaal preventieplan wordt aangepast aan gewijzigde omstandigheden; - de criteria voor de evaluatie van het welzijnsbeleid.

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR

167


Deel 11. DIVERSE INFORMATIE

De werkgever moet in overleg met de leden van de hiërarchische lijn en de diensten voor preventie en bescherming op het werk, ook een jaarlijks actieplan opstellen ter bevordering van het welzijn op het werk, tijdens het volgende dienstjaar. Dit jaarlijks actieplan is gesteund op het globaal preventieplan en bepaalt: - de prioritaire doelstellingen in het kader van het preventiebeleid van het volgend dienstjaar; - de middelen en methoden om deze doelstellingen te bereiken; - de opdrachten, verplichtingen en middelen van alle betrokken personen; - de aanpassingen die moeten aangebracht worden aan het globaal preventieplan ingevolge: - gewijzigde omstandigheden; - de ongevallen en incidenten die zich in de onderneming hebben voorgedaan; - het jaarverslag van de interne dienst van het voorbije burgerlijk jaar; - de adviezen van het comité voor preventie en bescherming op het werk tijdens het voorbije burgerlijk jaar.. De werkgever moet aan de leden van de hiërarchische lijn en aan de werknemers alle informatie geven in verband met de risico’s en de preventiemaatregelen (dit is een risicoanalyse) die van toepassing zijn op het niveau van de organisatie in zijn geheel, op het niveau van elke groep van werkposten of functies en op de individuele werkpost of functie die zij nodig hebben voor de uitoefening van hun taak of die zij nodig hebben voor de bescherming van hun veiligheid en gezondheid en deze van de andere werknemers. De werkgever moet hen eveneens de nodige informatie geven betreffende de noodprocedures en inzonderheid met betrekking tot de maatregelen die genomen moeten worden in geval van ernstig en onmiddellijk gevaar, en met betrekking tot de eerste hulp, de brandbestrijding en de evacuatie van de werknemers. De werkgever zorgt ervoor dat iedere werknemer een voldoende en aangepaste vorming i.v.m. het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk ontvangt die speciaal gericht is op zijn werkpost of functie. Deze vorming wordt meer bepaald gegeven: - bij de indienstneming; - bij een overplaatsing of verandering van functie; - bij de invoering van een nieuw arbeidsmiddel of verandering van arbeidsmiddel; - bij de invoering van een nieuwe technologie. Deze vorming wordt aangepast aan de ontwikkeling van de risico’s en aan het ontstaan van nieuwe risico’s en wordt indien nodig, op gezette tijden herhaald.

168

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR


Deel 11. DIVERSE INFORMATIE

1.5. Tijdelijke of mobiele bouwplaatsen - veiligheidscoördinatie De welzijnswet van 4 augustus 1996 legt, in hoofdstuk 5, de wettelijke grondslag voor de uitvoering van de Europese richtlijn “Tijdelijke en mobiele bouwplaatsen” van 24 juni 1992. Het uitvoeringsbesluit van 25 januari 2001 (Staatsblad 7 februari 2001) werd van kracht op 1 mei 2001. Inmiddels werd dit KB gewijzigd door het besluit van 19 december 2001 (BS 30.01.2002) dat de opleidingseisen van de coördinatoren vastlegt. Het KB van 19 januari 2005 (B.S. 27.01.2005) heeft de reglementering opnieuw gewijzigd door een onderscheid te maken al naargelang de bouwwerken een oppervlakte hebben van meer of minder dan 500 m². Dit nieuwe besluit werd van kracht op de dag van publicatie in het Belgisch Staatsblad, dus vanaf 27 januari 2005. Op 12 april 2006 verscheen in het Staatsblad opnieuw een wijziging: het KB van 22 maart 2006 wil vooral de verplichtingen van de mede-eigenaars in het geval van gebouwen in gedwongen mede-eigendom (bv. appartementen) i.v.m. het postinterventiedossier verduidelijken. De krachtlijnen van de reglementering inzake de veiligheidscoördinatie kunnen als volgt samengevat worden: - De coördinator-ontwerp moet worden aangesteld tijdens de studiefase van het ontwerp van het bouwwerk. Hij wordt er onder meer mee belast de veiligheidsinstrumenten op te stellen (veiligheids- en gezondheidsplan, coördinatiedagboek en postinterventiedossier). - De coördinator-verwezenlijking moet worden aangesteld voor de aanvang van de verwezenlijking van het bouwwerk, dus voor het verrichten van de eerste materiële activiteit op de bouwplaats. - Indien het gaat om bouwwerken met een oppervlakte van 500 m² of meer, is het altijd de opdrachtgever (bouwheer) (dus ook de particuliere bouwheer) die verantwoordelijk is voor de aanstelling van de veiligheidscoördinator-ontwerp en –verwezenlijking. - Indien het gaat om bouwwerken met een oppervlakte van minder dan 500 m², is het altijd een bouwdirectie die de veiligheidscoördinator moet aanstellen. Wanneer de tussenkomst van een architect wettelijk vereist is, moet in de fase-ontwerp, de bouwdirectie belast met het ontwerp (bv. architect, architect-ingenieur, interieurontwerper) de veiligheidscoördinator aanstellen. In de fase verwezenlijking moet de bouwdirectie belast met de controle op de uitvoering van de werken (dus eveneens de architect), de veiligheidscoördinator aanstellen. Wanneer de tussenkomst van een architect niet wettelijk vereist is, valt de aanstellingsverplichting op de bouwdirectie belast met de uitvoering (dit is een aannemer die een contractuele band heeft met de opdrachtgever en dus “hoofdaannemer” is. Een onderaannemer heeft geen contractuele band met de opdrachtgever en is dus géén bouwdirectie; de onderaannemer moet dus de coördinator niet aanstellen!). - Het opstarten van een tijdelijke of mobiele bouwplaats moet aan de lokale Dienst van het Toezicht op het Welzijn op het Werk gemeld worden. De collectieve arbeidsovereenkomst van 13 oktober 2011 (vervangen door de cao van 4 december 2014) verplicht ook de bouwplaats elektronisch te melden aan NAVB Constructiv. - De zelfstandigen en de werkgevers die zelf activiteiten op de bouwplaats verrichten, moeten eveneens de regelgeving inzake het welzijn op het werk naleven. - De coördinatoren dienen aan een aantal vereisten te voldoen, qua profiel en aanvullende vorming. Op de bouwplaatsen met een oppervlakte van 500 m² of meer waar werken met een verhoogd risico

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR

169


Deel 11. DIVERSE INFORMATIE

- -

- - -

worden uitgevoerd of een grotere omvang hebben, moet de veiligheidscoördinator ook gecertificeerd zijn (volgens de norm NBN EN ISO 17024). De certificatieprocedure moest opgestart worden voor 31 december 2008. Hiervoor werden echter geen uitvoeringsbesluiten getroffen. Op de bouwwerken < 500 m² kan de aannemer onder vereenvoudigde voorwaarden de coördinatie zelf uitvoeren. De persoon die de functie van coördinator als zelfstandige wenst uit te oefenen, is verplicht een verzekering burgerlijke aansprakelijkheid af te sluiten, Zo de coördinator als werknemer optreedt, komt deze verplichting zijn werkgever toe. Op grote bouwplaatsen (groter dan 5.000 mandagen (of 2.500.000 euro) en 3 aannemers tegelijkertijd) dient een coördinatiestructuur te worden opgericht. Onafgezien van het aantal aannemers dat zal betrokken worden bij de uitvoering van de werken is elk van hen ertoe gehouden de welzijnsreglementering toe te passen. De kostprijs van de veiligheidsvoorzieningen dient expliciet in de offerte te worden vermeld.

1.6. Persoonlijke beschermingsmiddelen Volgens de algemene preventiebeginselen moet de werkgever eventuele risico’s opsporen en de nodige maatregelen treffen om te verhelpen. Daarbij moet hij wel een hiërarchie respecteren: enkel wanneer de risico’s niet uitgeschakeld kunnen worden aan de bron, of niet voldoende beperkt kunnen worden door maatregelen op het vlak van arbeidsorganisatie of door collectieve beschermingsmiddelen, moeten persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM) gebruikt worden. Enkele voorbeelden van PBM zijn: gehoorbescherming, veiligheidsbrillen, ademhalingsbescherming, veiligheidsschoenen,... Alvorens een PBM te kiezen moet de werkgever een schriftelijke beoordeling opmaken met een risico-analyse van de werkzaamheden, een omschrijving van de kenmerken van de PBM en een evaluatie van de kenmerken van de PBM die beschikbaar zijn. Voor het opstellen van die schriftelijke beoordeling dient het advies van de preventie-adviseur en van de arbeidsgeneesheer te worden gevraagd. De werkgever moet de PBM gratis ter beschikking stellen en moet instaan voor onderhoud, herstelling en vervanging ervan. Bij de aankoop van PBM moet een strikte procedure worden gevolgd; de bestelbon moet o.a. vermelden dat de PBM moet voldoen aan het CE-merk en aan eventuele bijkomende voorwaarden wat betreft preventie. Daarnaast zijn er nog de verplichting tot raadpleging, informatie en instructie van de werknemers.

170

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR


Deel 11. DIVERSE INFORMATIE

Hoofdstuk 2. Het Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor het Bouwbedrijf (WTCB)

Werking van het WTCB Het Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor het Bouwbedrijf - kortweg WTCB genoemd - is een onderzoekscentrum dat, op aanvraag van de bouwsector, in 1960 opgericht werd. Het Centrum staat ten dienst van de bouwprofessionelen, momenteel 70.000 bouwondernemingen, waarvan de overgrote meerderheid KMO’s. Het WTCB heeft de volgende drie hoofdopdrachten: - het verrichten van wetenschappelijk en technisch onderzoek ten behoeve van zijn leden - het verlenen van technische voorlichting, bijstand en advies aan zijn leden - het bijdragen tot de algemene innovatie en ontwikkeling in de bouwsector, met name door middel van contractonderzoek op aanvraag van de industrie en de overheid. Wat het collectief onderzoek betreft, berust de originaliteit ervan, enerzijds in het feit dat deze gestuurd wordt vanuit de sector zelf via 15 Technische comités (waarvan er 11 vakgebonden zijn en 4 horizontale materies bestrijken) waarin meer dan 450 aannemers en deskundigen actief zijn, en anderzijds in zijn multidisciplinair karakter, hetgeen te danken is aan de geïntegreerde werking van de verschillende afdelingen en diensten binnen het onderzoek en aan hun actieve samenwerking met industrie en universiteiten. De informatieoverdracht gebeurt op technisch vlak, op het vlak van de kwaliteit, op het vlak van de planning, alsook van de toegepaste informatica, dit via de 25 à 30.000 jaarlijkse individuele contacten, via databanken, publicaties, cursussen/voordrachten en andere vormingsactiviteiten. Meer informatie kantoren Lozenberg 7, 1932 St.-Stevens-Woluwe, tel. 02 716 42 11 - fax 02 725 32 12 technisch advies, communicatie, kwaliteit, toegepaste bouwinformatica, planningtechnieken, ontwikkeling en innovatie www.wtcb.be of www.bbri.be - e-mail: info@bbri.be vragen ivm. WTCB-publicaties: e-mail: publ@bbri.be

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR

171


Deel 11. DIVERSE INFORMATIE

proefstation Avenue Pierre Holoffe 21, 1342 Limelette, tel. 02 655 77 11 - fax 02 653 07 29 onderzoek, laboratoria, vorming, documentatie, bibliotheek Dienst Bijdragen Lombardstraat 34-42, 1000 Brussel, tel. 02 545 56 91 - fax 02 511 10 10 De aan het WTCB te betalen bijdrage wordt bepaald in functie van de loonmassa in het bedrijf. Zelfstandigen moeten jaarlijks een minimumbijdrage betalen. Demonstratie- en informatiecentrum Marktplein 7 bus 1 3550 Heusden-Zolder tel. 011 22 50 65 - fax 02 725 32 12

172

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR


Deel 11. DIVERSE INFORMATIE

Hoofdstuk 3. CeDuBo: Centrum Duurzaam Bouwen

De vzw Centrum Duurzaam Bouwen (kortweg CeDuBo) is een informatie- en coördinatiecentrum gelegen in de voormalige badzaal op de mijnsite te Heusden-Zolder. Vanuit deze unieke locatie wenst CeDuBo het duurzaam bouwen op grote schaal te promoten en in praktijk te brengen. Hiervoor organiseert het centrum diverse activiteiten voor een zo groot mogelijk publiek. Een volledig overzicht per doelgroep vindt u in het menu op de website www.cedubo.be. Op de benedenverdieping bevindt zich de permanente producttentoonstelling. Hierin worden in een 20-tal stappen alle fasen van het bouwproces overlopen. Thema’s zoals o.a. ruwbouw, isolatie, waterbeheer,… worden behandeld. Aan de hand van praktische aandachtspunten, maquettes op ware grootte en productinformatie van fabrikanten kunnen de bezoekers zich in een vrij technisch kader informeren over duurzaam bouwen. In deze clusters wordt ook steevast aandacht besteed aan toepassingen voor de renovatie van woningen U kan vragen stellen aan de balie en brochures meenemen uit de brochurekast duurzaam bouwen. Ook kan u informatie meekrijgen van producten op aanvraag.

Centrum Duurzaam Bouwen wil duurzaam bouwen en het maatschappelijk debat hierover stimuleren. Dit kan enkel door samen te werken met alle belanghebbenden uit de bouwsector; architecten, ontwerpers, uitvoerders, fabrikanten, … en hen te overtuigen zich hiervoor te engageren. Ook de overheid met haar omvangrijk patrimonium heeft hier een voorbeeldfunctie en kan bovendien het proces versnellen door tal van stimuli, fiscale en andere. Centrum Duurzaam Bouwen bereikt deze professionele belanghebbenden op verschillende manieren: - studiedagen - opleidingen voor uitvoerders - partnerships voor partner-exposanten CeDuBo organiseert verschillende workshops en studiedagen op maat van de professional. Wil u op de hoogte blijven van de laatste ontwikkelingen en begrijpen wat deze voor uw organisatie betekenen? Wilt u leren van uw vakgenoten? Wilt u zich verder ontwikkelen als professional? Neem deel aan een van de evenementen van CeDuBo: meer info vindt u op www.cedubo.be. Meer informatie Centrum Duurzaam Bouwen vzw Ind.terrein De Schacht nr 1112 Marktplein 7 bus 1, 3550 Heusden-Zolder, tel. 011 79 97 51 - fax 011 57 12 87 e-mail info@centrumduurzaambouwen.be of info@cedubo.be http://www.centrumduurzaambouwen.be

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR

173


Deel 11. DIVERSE INFORMATIE

Hoofdstuk 4. Kamp C: Centrum Duurzaam Bouwen en Wonen

Eind april 2003 opende het Provinciaal Centrum Duurzaam Bouwen en Wonen zijn deuren, een initiatief van de provincie Antwerpen met steun van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling. Talrijke particuliere (ver)bouwers en professionelen vonden ondertussen de weg naar het centrum. Vier doelstellingen Kamp C is een provinciaal domein van 10 ha groot dat een voortrekkersrol speelt op het gebied van duurzame ontwikkeling in het algemeen met specifieke aandacht voor het thema duurzaam bouwen en wonen. Het domein is onderverdeeld in een infozone en bedrijvenzone. Een deel van het domein van Kamp C beslaat bovendien een natuurgebied met een educatief wandelpad over duurzaam bosbeheer. Infozone De infozone heeft als toegangspoort het algemene infocentrum. Hier kun je je aanmelden en word je doorverwezen naar het Infoloket en de bibliotheek voor meer informatie of kun je vanaf hier ook Expo C bezoeken. Doorheen de Expo bezoek je automatisch de authentieke Canadese blokhut en de Kempische Schuur. Vooraan het domein staat de ervaringswoning Casana. Bedrijvenzone Organisaties en ondernemingen kunnen bij Kamp C seminaries en vergaderingen houden in het duurzaam bedrijvencentrum De Basis. Daarnaast biedt De Basis ook kantoorruimte en bouwgronden voor ondernemingen in de sector duurzaam bouwen en wonen. Natuurzone De westelijke kant van Kamp C is natuurzone. Hier kan je het Mierenpad volgen waarbij je meer te weten komt over duurzaam bosbeheer. Meer informatie Kamp C – Provinciaal Centrum Duurzaam Bouwen en Wonen van de provincie Antwerpen Britselaan 20, 2260 Westerlo, tel. 014 27 96 50 – fax 014 27 96 69 e-mail: info@kampc.provant.be www.kampc.be

174

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR


Deel 11. DIVERSE INFORMATIE

Hoofdstuk 5. Milieu (bron: www.lne.be) Het reglementeren van inrichtingen die potentieel hinderlijk of risicovol worden geacht voor de mens en het leefmilieu gebeurt in België reeds sinds de 19de eeuw en vormde het begin van onze milieuwetgeving. Onder inrichtingen kunnen worden verstaan: fabrieken, werkplaatsen, opslagplaatsen, machines, installaties, toestellen of handelingen. Met de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming van de instellingen werd het beheer van het leefmilieu in België een taak voor de gewesten (het Vlaamse, het Waalse en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest). De gewesten werden bijgevolg bevoegd om een eigen beleid inzake hinderlijke inrichtingen te voeren. In het Vlaamse Gewest kondigde zich een nieuw beleid aan met het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning. Dit decreet trad in werking op 1 september 1991 met het eerste uitvoeringsbesluit: het besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning (afgekort als titel I van het VLAREM). Dit besluit regelt o.a. de verschillende procedures en de bevoegdheidsverdeling daarin. Bijlage I van dit besluit bevat de lijst met inrichtingen en activiteiten die als hinderlijk zijn ingedeeld. Niemand mag een inrichting opgenomen in deze indelingslijst uitbaten zonder over een milieuvergunning of aktename te beschikken. Het volgende uitvoeringsbesluit, het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (afgekort als titel II van het VLAREM), bundelde o.a. de milieuvoorwaarden onder dewelke een inrichting mag worden geëxploiteerd. Het gebruik van de Beste Beschikbare Technieken (BBT) en het vaststellen van milieukwaliteitsnormen werden de uitgangspunten in de Vlaamse milieuvergunningenreglementering. In 1996 werden vervolgens bepalingen inzake bedrijfsinterne milieuzorg (milieucoördinator, milieuaudit) vastgesteld ter uitvoering van titel III van het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid (DABM). Het voorbije decennium werd het VLAREM vaak gewijzigd, vaak onder invloed van nieuwe Europese milieuregelgeving. Voor een gedetailleerd overzicht van de verschillende wetgevingen verwijzen we u door naar de website: http://www.lne.be/themas/vergunningen/regelgeving 5.1. De omgevingsvergunning Met de invoering van de omgevingsvergunning is een grondige hervorming van het vergunningenlandschap voor de ondernemers in Vlaanderen op til. Ondernemers die industriële of ambachtelijke activiteiten willen starten, zullen niet langer alle stappen voor het verkrijgen van een stedenbouwkundige vergunning en een milieuvergunning moeten doorlopen; één procedure tot het verkrijgen van een omgevingsvergunning zal volstaan.

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR

175


Deel 11. DIVERSE INFORMATIE

Hierdoor kan niet alleen heel wat tijd en kosten bespaard worden maar kunnen ook tegenstrijdige adviezen en beslissingen vermeden worden. De invoering van de omgevingsvergunning beperkt zich niet alleen tot het samenvoegen van de stedenbouwkundige en milieuvergunningsprocedure, de procedures werden ook grondig geëvalueerd en waar mogelijk vereenvoudigd en vernieuwd. Deze oefening resulteert in twee vergunningsprocedures (een gewone vergunningsprocedure en een vereenvoudigde vergunningsprocedure) en één meldingsprocedure. De time-to-permit voor vergunningsaanvraag die volgens de gewone vergunningsprocedure wordt behandeld, zal tussen 105 en 120 dagen liggen (te rekenen vanaf de beslissing over de ontvankelijkheid). Latere beperkte wijzigingen zullen via een eenvoudige procedure vergund kunnen worden met een doorlooptijd van maximaal 60 dagen (te rekenen vanaf de beslissing over de ontvankelijkheid). Deze korte procedure geldt onder meer ook voor tijdelijke activiteiten. Tijdswinst wordt ook beoogd door de integratie van de MER en VR goedkeuringsprocedure in de omgevingsvergunningsprocedure. De omgevingsvergunning krijgt net als de stedenbouwkundige vergunning een permanent karakter. Hierdoor verdwijnt het 20-jaarlijks hervergunningssysteem van het Milieuvergunningsdecreet en wordt niet alleen meer rechtszekerheid geboden maar ook een kostenbesparing voor de ondernemer die geen hervergunningsaanvraag meer moet indienen. Voor enkele uitzonderlijke gevallen kan de vergunning voor een beperkte termijn worden verleend. Als tegenpool voor het permanent karakter van de vergunning, wordt de exploitatie aan periodieke en ad hoc evaluaties onderworpen. En kan de vergunning voor zover nodig bijgesteld worden. Vernieuwend is de mogelijkheid voor de vergunningverlenende overheid om een administratieve lus toe te passen om onregelmatigheden die tijdens de procedure werden begaan, recht te zetten. De aanvrager zal na het openbaar onderzoek ook nog bepaalde wijzigingen aan zijn aanvraag kunnen aanbrengen. Voormelde mogelijkheden die met de nodige omzichtigheid moeten worden aangewend, zullen ook resulteren in tijdswinst en kostenbesparing. Om tegemoet te komen aan nieuwe noden wordt ook een vergunningsplicht ingevoerd voor mobiele en verplaatsbare inrichtingen of activiteiten. Ondernemers worden ook aangespoord om vooraleer een vergunningsaanvraag in te dienen een vooroverleg te vragen bij de bevoegde overheid. Een goed voorbereide aanvraag heeft immers een grotere kans op slagen. Dit kan zowel op formele als informele wijze. De invoering van de omgevingsvergunning zal gepaard gaan met een doorgedreven digitalisering van de procedures. Wat zowel voor de indieners van vergunningsaanvragen als de behandelende overheden opnieuw alleen maar voordelen zal opleveren. Meer info: http://www.lne.be/themas/vergunningen/omgevingsvergunning/

176

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR


Deel 11. DIVERSE INFORMATIE

Hoofdstuk 6. Kwaliteits- en veiligheidszorg 6.1. Kwaliteitszorg en ISO-certificering De snelle ontwikkeling en evolutie van nieuwe technieken en producten voor de bouw, werkmethoden en informatietechnieken wijzigen ingrijpend de bestaande gewoonten en de knowhow van de onderneming. Geconfronteerd met deze voortdurende uitdaging en met de steeds hogere eisen van de klanten is het aan de ondernemer om de organisatie van zijn diensten en van het uitgevoerde werk systematisch te verbeteren, teneinde de kwaliteit ervan blijvend te kunnen waarborgen. De kwaliteitszorg wordt formeel vastgelegd in een kwaliteitssysteem, waarin de structuur, de verantwoordelijkheden en de procedures voor het uitvoeren van de kwaliteitszorg omschreven worden. Het kwaliteitssysteem is opgebouwd uit gecontroleerde processen. Deze processen beschrijven de overdracht van informatie bij welbepaalde punten, om verder verwerkt te worden in instructies of beslissingen door de bedrijfsleiding. De documenten die deze informatie bevatten, worden beschreven in het systeem en verklaren zodoende welke informatie overgedragen wordt en wie erbij betrokken is op beleids- of toezichthoudend niveau. De norm ISO-9001 (uitgave 2000) die sedert december 2003 definitief de versie van 1994 vervangt, legt de criteria vast waaraan gecertificeerde bedrijven moeten voldoen. Deze criteria worden aangevuld met de aanbevelingen uit de norm ISO-9004, die de verbetering van een kwaliteitsmanagementssysteem nastreven. Deze criteria steunen op de 8 principes van kwaliteitsbeheer, bepaald in de ISO-normen. Deze 8 principes zijn: klantgerichtheid, leadership, personeelsbetrokkenheid, procesbenadering, systeembenadering, voortdurende verbetering, beslissing op basis van feiten en een goede band met de leveranciers. De “Belgian Construction Quality Society” (BCQS) werd enkele jaren geleden medeopgericht door het WTCB voor de vorming en de begeleiding van bouwbedrijven die een kwaliteitssysteem wensen in te voeren. Ook werden een aantal publicaties op het vlak van kwaliteitszorg uitgegeven. Syntaxis 9000 9001 - 9002 - …: kwaliteit 14001 - …: milieu Bijvoorbeeld - Bij biologische, fysico-chemische en thermische grondreiniging alsook tussentijdse opslag van gronden en levering gereinigde gronden is een ISO 9001 kwaliteitscertificaat vereist. - Voor de activiteit van smeltlassen van metalen is een ISO 38 34 noodzakelijk. Voor de volledige lijst van de publicaties en bestellingen kan men terecht bij de Dienst publicaties van het WTCB, Poincarélaan 79, 1060 Brussel, tel. 02 511 33 14 - fax 02 511 09 00 – e-mail: publ@bbri.be Voor meer informatie omtrent de opleidingen en mogelijke dienstverlening door BCQS kan men terecht op tel. 02 716 42 11 - fax 02 725 32 12. www.wtcb.be en www.bcqs.be

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR

177


Deel 11. DIVERSE INFORMATIE

6.2. VCA - BeSaCC Wat is VCA? VCA (Veiligheid, gezondheid en milieu Checklist Aannemers) is een certificatieproces waarbij een certificatieinstelling op basis van een doorlichting van het bedrijf en zijn werklocaties nagaat of de aanvrager voldoet aan de eisen opgenomen in de VCA-checklist. VCA is gestart in Nederland. Sinds 1 september 1999 is ook een Belgische VCA-structuur operationeel binnen de koepel BeSaCC-VCA met het Uitvoerend Comité van Deskundigen (UCvD) als centraal orgaan. Wat is BeSaCC? VCA (Veiligheid, gezondheid en milieu Checklist Aannemers) is een certificatieproces waarbij een certificatieinstelling op basis van een doorlichting van het bedrijf en zijn werklocaties nagaat of de aanvrager voldoet aan de eisen opgenomen in de VCA-checklist. VCA is gestart in Nederland. Sinds 1 september 1999 is ook een Belgische VCA-structuur operationeel binnen de koepel BeSaCC-VCA met het Uitvoerend Comité van Deskundigen (UCvD) als centraal orgaan. BeSaCC-attest of VCA-certificaat? Elke onderneming waarvan de werknemers in een andere onderneming werken moeten uitvoeren, heeft baat bij het behalen van een attest of een certificaat. De keuze tussen een VCA-certificaat en een BeSaCC-attest hangt af van verschillende factoren zoals de eisen gesteld door de opdrachtgever, de aard van de risico’s of de eigen mogelijkheden van het bedrijf. De vzw BeSaCC-VCA streeft naar een zo groot mogelijke complementariteit tussen beide systemen zonder afbreuk te doen aan de eigenheid van BeSaCC of VCA. De gehanteerde criteria zijn sterk gelijklopend en een overlegplatform ziet erop toe dat de criteria bij elkaar aansluiten. Het verschil ligt vooral in het proces waarbij VCA een doorlichting door een certificatie-instelling vereist. VCA is daarom eerder bedoeld voor bedrijven waarvan de werkzaamheden bij opdrachtgevers een verhoogd risico inhouden. BeSaCC is vooral bestemd voor werkzaamheden met minder belangrijke risico’s. Het BeSaCC-attest kan ook gezien worden als een eerste stap naar certificatie. Het onderscheid tussen belangrijke en minder belangrijke risico’s is niet duidelijk te maken en een afbakening naar sectoren al helemaal niet. De opdrachtgevers houden daarom bij het opleggen van eisen best rekening met de eigenheid van de contractors en laten eventueel de keuze voor BeSaCC of VCA aan de contractor zelf. Hoe behaal ik een BeSaCC-attest? Om een attest te bekomen, moet men voldoen aan de BeSaCC-criteria. De aanvrager moet hiervan het bewijs leveren aan de hand van een dossier met de nodige bewijsstukken. Na een positieve evaluatie door de Cel van deskundigen, wordt een BeSaCC-attest afgeleverd geldig voor een periode van drie jaar voor de activiteiten zoals ze omschreven worden in de aanvraag. Voor het bekomen van een BeSaCC-attest wordt een forfaitair bedrag aangerekend dat afhangt van het aantal werknemers van het bedrijf.

178

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR


Deel 11. DIVERSE INFORMATIE

Hoe behaal ik een VCA-certificaat? VCA (Veiligheid, gezondheid en milieu Checklist Aannemers) is een certificatieproces waarbij een certificatie-instelling op basis van een doorlichting van het bedrijf en zijn werklocaties nagaat of de aanvrager voldoet aan de beoordelingscriteria voor certificatie van VCA. Binnen VCA worden nu drie certificatieniveaus (sedert de versie 2008/5) onderscheiden. - VCA*: gericht op de directe beheersing van VGM tijdens het uitvoeren van werkzaamheden op de werkvloer, zonder inschakeling van onderaannemers. - VCA**: gericht op de directe beheersing van VGM tijdens het uitvoeren van werkzaamheden op de werkvloer, alsmede op de VGM-structuur (o.a. VGM-beleid, VGM-organisatie en verbetermanagement). - VCA petrochemie: gericht op de directe beheersing van VGM tijdens het uitvoeren van werkzaamheden op de werkvloer, op de VGM-structuur (o.a. VGMbeleid, VGM-organisatie en verbetermanagement), alsmede op specifieke aanvullende eisen voor de petrochemie. Waar VCA* primair bedoeld is voor onderaannemers en VCA** voor hoofdaannemers heeft ook VCA petrochemie een specifieke doelgroep. VCA petrochemie is bedoeld voor bedrijven of organisatorische onderdelen daarvan die werkzaamheden verrichten aan (petro-)chemische installaties. Het is dus absoluut niet zo dat elke hoofdaannemer werkzaam in de (petro-) chemie het VCA petrochemie certificaat moet hebben. Het gaat vooral om die bedrijven die én met onderaanneming werken én grotere complexe projecten onder handen nemen aan de (petro-)chemische installaties. Voor opdrachtgevers die aan hun aannemers het VCA petrochemie certificaat willen gaan vragen, is een specifieke richtlijn opgesteld met randvoorwaarden voor het opleggen van het certificaat en voldoende tijd voor de aannemers om een aantal nieuwe elementen van de VCA petrochemie te ontwikkelen en te introduceren. Het criterium voor certificatie is verschillend volgens het certificatieniveau. Zoals in de vorige versie (2004/4) bevat de checklist van VCA “mustvragen” (*/**/petrochemie) en “aanvullende vragen” (c). Een vraag wordt enkel positief beoordeeld, indien aan alle minimumeisen en de doelstelling, behorende bij die vraag, is voldaan. VCA* bevat nog enkel mustvragen. VCA** en VCA petrochemie bevatten eisen verdeeld over mustvragen en aanvullende vragen. De vragen zijn identiek, alleen zijn er een groter aantal van die vragen verplicht voor VCA petrochemie. VCA** telt dan weer meer aanvullende vragen. Zowel voor VCA** als voor VCA petrochemie moet minimaal voldaan zijn aan de helft van die aanvullende vragen. Inhoudelijk is er dus een sterke overlap van vragen van VCA*, VCA** naar VCA petrochemie. Daarmee kunnen alle VCA** bedrijven de ontwikkelingen in de petrochemie volgen, maar zonder een verplichting tot het petrochemie certificaat. De onderstaande tabel maakt een en ander duidelijk.

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR

179


Deel 11. DIVERSE INFORMATIE

Niveau

Vragen

Inhoud

Certificatienorm

VCA*

24 VCA* mustvragen

Eisen op de werkvloer

Alle VCA* mustvragen

VCA**

24 VCA* mustvragen 9 VCA** mustvragen 14 aanvullende vragen Totaal = 47 vragen

Eisen op de werkvloer + organisatie-eisen

Alle VCA** mustvragen Min. 6 van de 14 aanvullende vragen Totaal = 39 vragen

VCA petrochemie

24 VCA* mustvragen 9 VCA**mustvragen 10 VCA petrochemie mustvragen (1) 4 aanvullende vragen Totaal = 47 vragen

Eisen op de werkvloer + organisatie-eisen + specifieke eisen petrochemie

Alle VCA petrochemie mustvragen Min. 2 van de 4 aanvullende vragen Totaal = 45 vragen

(1) 10 aanvullende vragen van de VCA** worden mustvragen voor de VCA petrochemie

Meer info: www.besacc-vca.be

Hoofdstuk 7. Steunmaatregelen De overheid geeft op verschillende vlakken steun aan ondernemers. Deze steun is gebaseerd op Europese, nationale, regionale of provinciale initiatieven en gebeurt in de vorm van financiĂŤle tegemoetkomingen en fiscale voordelen. De soort en hoogte van de investeringssteun is afhankelijk van het doel van de investering, de plaats van investering en de grootte van uw onderneming. Kortweg kunnen de belangrijkste overheidsstimulansen in volgende categorieĂŤn worden ingedeeld: 1. steun bij investeringen; 2. steun bij aanwervingen; 3. steun bij opleiding en advies; 4. steun voor onderzoek en ontwikkeling; 5. steun bij internationale expansie. Op de website van de Vlaamse overheid vindt u uitgebreide informatie over de kmo-portefeuille, de ecologiepremie-plus en andere steunmaatregelen (www.vlaanderen.be/ondernemen). Voor gedetailleerde informatie over de andere Vlaamse, en over federale, steunmaatregelen, gaat u best te rade bij het Agentschap Ondernemen van uw provincie (zie verder). De overheden van het Waals gewest en van het Brussels Hoofdstedelijk gewest hebben een eigen systeem van steunmaatregelen uitgewerkt. Op hun website vindt u de adressen van de betrokken instanties waar u meer specifieke informatie kan aanvragen (adres: http://www.wallonie.be en http://www.brussel.irisnet.be). Voor uw specifiek project raden wij u aan het gratis advies van het Agentschap Ondernemen (een vestiging per Vlaamse provincie, zie de adressen op www.agentschapondernemen.be) in te winnen. Zij adviseren en begeleiden u ook bij het doorlopen van de procedure. Voor de financiering van uw project loont het zeker de moeite te informeren naar de interessante leningen van het Participatiefonds. Krachtens de bijzondere wet van 6 januari 2014 met betrekking tot

180

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR


Deel 11. DIVERSE INFORMATIE

de Zesde Staatshervorming is het (federale) Participatiefonds in vereffening sinds 1 juli 2014. De afsluiting van de vereffening is voorzien voor 30 juni 2022. Sedert 1 juli 2014 zijn de Gewesten bevoegd voor de toekenning van nieuwe kredieten. U kan zich wenden tot het Participatiefonds Vlaanderen (http://www.participatiefonds.be of tel. 02 229 53 10).

Hoofdstuk 8. Werken in het buitenland Wanneer een Belgisch bedrijf in een andere lidstaat van de Europese Unie - of daarbuiten - op reglementaire wijze werkzaamheden wil uitvoeren (bouwwerken, montage-, constructie- of installatiewerkzaamheden, herstellingen,...), wordt het meestal geconfronteerd met een hele reeks buitengewoon complexe formaliteiten. Deze formaliteiten verschillen van land tot land en van activiteit tot activiteit. De ervaring leert dat een groot aantal van de ondernemingen die internationaal actief zijn de na te leven voorschriften in de praktijk naast zich neerleggen, uit onwetendheid of omdat de toepassing ervan een te grote administratieve of financiÍle last betekent. Men moet er zich echter rekenschap van geven dat een dergelijke manier van handelen ernstige risico’s inhoudt. Nochtans is werken over de grenzen heen zeker het overwegen waard. De Belgische bedrijven staan in het buitenland goed aangeschreven omwille van de kwaliteit van het geleverde werk. Een goede voorbereiding is hierbij wel onontbeerlijk. Hiervoor kan u beroep doen op een aantal gespecialiseerde instellingen. We sommen de belangrijkste voor u op: - UNIZO-Internationaal: Deze exportdienst van UNIZO informeert en begeleidt zowel beginnende exporteurs en importeurs als bedrijven die hun internationale activiteiten verder willen ontplooien. - Flanders Investment and Trade: deze dienst van de Vlaamse overheid, die provinciaal uitgebouwd is, staat bedrijven bij in het goed uitvoeren van hun exportplannen en beschikt over een studiedienst die op de hoogte is van buitenlandse wet- en regelgeving. - uw bankinstelling: de meeste banken kunnen u informatie geven over, alsook helpen bij het uitvoeren van werken in het buitenland. - de Belgische ambassades in het buitenland kunnen u zeker van dienst zijn op het vlak van de buitenlandse wetgeving en gewoonten. De belangrijkste adressen vindt u in de adressenlijst terug. De adressen van de Belgische vertegenwoordigingen in het buitenland vindt u terug op de website: http://diplomatie.belgium.be. Bouwunie heeft een brochure opgesteld voor werken in Frankrijk en een voor werken in Nederland. Deze bevat een inventaris van de belangrijkste zaken waarmee u rekening dient te houden wanneer u een contract in Frankrijk of Nederland wenst uit te voeren. Voor verdere info kan u contact opnemen met Anja Larik, economisch adviseur Bouwunie, tel. 02 588 42 01, fax 02 253 07 45, e-mail anja.larik@bouwunie.be.

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR

181


bijlage: nuttige Adressen

Bijlage: Nuttige adressen BOUWUNIE Nationaal secretariaat Maria Theresialaan 35, 1800 Vilvoorde tel. 02 588 11 00 - fax 02 253 07 45 www.bouwunie.be - info@bouwunie.be Bouwunie West-Vlaanderen contact: Vincent Decruyenaere 1. St-Clarastraat 48, 8000 Brugge tel. 050 47 46 62 of 0496 270 735 - fax 050 47 46 69 2. Lekkerbeetstraat 2, 8500 Kortrijk tel. 056 26 44 73 of 0496 270 735 - fax 056 26 44 40 Vincent.Decruyenaere@bouwunie.be Bouwunie Oost-Vlaanderen contact: Hildegard Moreels Nadine Crappéstraat 1/002, 9000 Gent tel. 09 235 49 51 of 0474 44 60 44 - fax 09 235 49 60 Hildegard.Moreels@bouwunie.be Bouwunie Limburg contact: Davy Maesen en Severine Ulenaers Maastrichtersteenweg 254, 3500 Hasselt tel. 011 26 30 10 of 011 26 31 05- fax 011 23 35 08 davy.maesen@bouwunie.be - severine.ulenaers@bouwunie.be Bouwunie Antwerpen contact: Jo Kusseneers Maria Theresialaan 35, 1800 Vilvoorde tel. 02 588 11 00 of 0475 79 03 50 - fax 02 253 07 45 Jo.Kusseneers@bouwunie.be Bouwunie Vlaams-Brabant contact: Jo Kusseneers Maria Theresialaan 35, 1800 Vilvoorde tel. 02 588 11 00 of 0475 79 03 50 - fax 02 253 07 45 Jo.Kusseneers@bouwunie.be Bouwunie – Borgstellingskas en Patronale Vereveningsdienst (terugbetaling gewaarborgd loon) Sint-Clarastraat 48, 8000 Brugge tel. 050 47 47 20 – fax 050 47 47 26 contact: Alain Vanhaverbeke – borgstellingskas.bouwunie@admb.be en pv.bouwunie@admb.be

182

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR


Bijlage: nuttige Adressen

UNIZO Nationaal secretariaat Willebroekkaai 37, 1000 Brussel, tel. 0800 20 750 – fax 02 230 93 54 www.unizo.be – ondernemerslijn@unizo.be Regionale UNIZO/BOUWUNIE-kantoren UNIZO Antwerpen-Mechelen • Oudeleeuwenrui 25, 2000 Antwerpen, tel. 03 213 92 50 • Meirgorenstraat 6, 2300 Turnhout, tel. 014 58 01 88 • Diestseweg 63, 2440 Geel, tel. 014 58 00 88 • de Merodedreef 100, 2260 Westerlo, tel. 014 54 41 52 www.unizo.be/antwerpen UNIZO-Vlaams-Brabant en Brussel • Willebroekkaai 37, 1000 Brussel, tel. 02 21 22 511 • Diestsevest 52-54, 3000 Leuven, tel. 016 28 44 41 www.unizo.be/vlaamsbrabant UNIZO-Limburg • Maastrichtersteenweg 254/3, 3500 Hasselt, tel. 011 26 30 18 www.unizo.be/limburg UNIZO-Oost-Vlaanderen: • Nadine Crappéstraat 1/002, 9000 Gent, tel 09 235 49 54 • Nieuwe Steenweg 62, 9140 Elversele, tel. 052 25 92 20 • Dirk Martensstraat 67, 9300 Aalst, tel. 053 21 57 78 • Einestraat 26, 9700 Oudenaarde, tel. 055 23 29 29 • Stationsstraat 17, 9900 Eeklo, tel. 09 377 18 08 www.unizo.be/oostvlaanderen UNIZO-West-Vlaanderen • ‘t Zand 20, 8000 Brugge, tel. 050 33 13 13 • Wapenplein 10, 8400 Oostende, tel. 059 55 19 19 • Lekkerbeetstraat 2, 8500 Kortrijk, tel. 056 26 44 44 • Gasthuisstraat 1, 8600 Diksmuide, tel. 051 50 04 01 • Duinkerkestraat 17, 8630 Veurne, tel. 058 29 69 40 • Tramstraat 10, 8700 Tielt, tel. 051 40 24 31 • Arme Klarenstraat 55, 8800 Roeselare, tel. 051 26 76 69 • Maarschalk Fochlaan 28, 8900 Ieper, tel. 057 22 86 86 • Burg. Bertenplein 11, 8970 Poperinge, tel. 057 33 35 79 www.unizo.be/westvlaanderen

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR

183


bijlage: nuttige Adressen

ADMB Hoofdzetel: St-Clarastraat 48, 8000 Brugge, tel. 050 47 41 11 - fax 050 47 41 10 www.admb.be Agentschap Ondernemen Koning Albert II-laan 35 b12, 1030 Brussel, tel. 0800 20 555 info@agentschapondernemen.be - www.agentschapondernemen.be Brand- en Diefstalpreventie (ANPI) Parc scientifique Fleming, Rue Granbonpré 1, 1348 Louvain-la-Neuve-Sud, tel. 010 47 52 11 - fax 010 47 52 70 www.anpi.be – info@anpi.be Bureau voor Normalisatie (NBN) Jozef II-straat 40 bus 6, 1000 Brussel, tel. 02 738 01 11 - fax 02 733 42 64 www.nbn.be CERGA Rodestraat 125, 1630 Linkebeek, tel. 02 383 02 00 - fax 02 380 87 04 www.cerga.be – cerga@cerga.be Commissie voor de erkenning van aannemers FOD Economie, North Gate II, 5e verdieping, Koning Albert II-laan 16, 1000 Brussel, tel. 02 277 94 08 – fax 02 277 54 45 economie.fgov.be – erkenning.aannemers@economie.fgov.be Externe Dienst voor Preventie en Bescherming voor kmo’s (Provikmo) Hoofdzetel: Dirk Martensstraat 26 bus 1, 8200 St.-Andries-Brugge, tel. 050 47 47 47 - fax 050 47 47 58. De regionale kantoren van Provikmo vindt u op www.provikmo.be Federaal Agentschap voor de kinderbijslag (FAMIFED) Trierstraat 70, 1000 Brussel, tel. 02 237 21 11 – fax 02 237 24 70 www.famifed.be Federale Overheidsdiensten FOD Economie, KMO, Middenstand en energie Contactcenter: tel. 0800 120 33 – fax 0800 120 57 economie.fgov.be –info.eco@economie.fgov.be

184

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR


Bijlage: nuttige Adressen

FOD Financiën www.fiscus.fgov.be www.minfin.fgov.be Contactcenter FOD Financiën: tel. 0257 257 57 (8-17 uur) Administratie van fiscale zaken: North Galaxy, Koning Albert II-laan 33 bus 22, 1030 Brussel info.afzaaf@minfin.fed.be Administratie van de Ondernemings- en inkomensfiscaliteit (vestiging van de inkomstenbelastingen en van de BTW) North Galaxy, Koning Albert II-laan 33 bus 25, 1030 Brussel Directe belastingen – personenbelasting: infolijn 0257 257 57 FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal overleg www.werk.belgie.be Ernest Blérotstraat 1, 1070 Brussel Informatie: tel. 02 233 43 93, fax 02 233 42 57 informatie@werk.belgie.be 1. Toezicht op de Sociale Wetten Provincie Antwerpen 2000 ANTWERPEN, Italiëlei 124 bus 56, tel. 03 213 78 10 - fax 03 213 78 37 – tsw.antwerpen@werk.belgie.be 2800 MECHELEN, Louizastraat 1, tel. 015 45 09 80 - fax 015 45 09 99 – tsw.mechelen@werk.belgie.be 2300 TURNHOUT, Warandestraat 49, tel. 014 44 50 10 - fax 014 44 50 20 – tsw.turnhout@werk.belgie.be Provincie Brabant 1070 BRUSSEL, Ernest Blérotstraat 1, tel. 02 235 54 01 - fax 02 235 54 04 – tsw.brussel@werk.belgie.be 3001 LEUVEN, Philipssite 3A bus 8, tel. 016 31 88 00 - fax 016 31 88 10 – tsw.leuven@werk.belgie.be 1800 VILVOORDE, d’Aubreméstraat 16, tel. 02 257 87 30 - fax 02 252 44 95 – tsw.vilvoorde1@werk.belgie.be en tsw.vilvoorde2@werk.belgie.be Provincie Limburg 3500 HASSELT, Voorstraat 43, tel. 011 35 08 80 - fax 011 35 08 98 – tsw.limburg@werk.belgie.be Contactcenter Oost- en West-Vlaanderen: tel. 078 15 03 98 – tsw.owvl@werk.belgie.be Provincie Oost-Vlaanderen 9300 AALST, Dr. André Sierensstraat 16 bus 4, tel. 053 75 13 33 - fax 053 75 13 44 – tsw.aalst@werk.belgie.be 9000 GENT, Savaanstraat 11/002, tel. 09 265 41 11 - fax 09 265 41 10 – tsw.gent@werk.belgie.be 9100 ST.-NIKLAAS, Kazernestraat 16 blok C, tel. 03 760 01 90 - fax 03 760 01 99 – tsw.sint-niklaas@werk.belgie.be

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR

185


bijlage: nuttige Adressen

Provincie West-Vlaanderen 8200 BRUGGE, Koning Albert I-Laan 1/5 bus 4, tel. 050 44 20 30 - fax 050 44 20 39 – tsw.brugge@werk.belgie.be 8500 KORTRIJK, Ijzerkaai 26-27, tel. 056 26 05 41 - fax 056 25 78 91 – tsw.kortrijk@werk.belgie.be 8800 ROESELARE, Kleine Bassinstraat 16, tel. 051 26 54 30 - fax 051 24 66 16 – tsw.roeselare@werk.belgie.be 2. Toezicht op het Welzijn op het Werk Antwerpen: Italiëlei 124 bus 77, 2000 Antwerpen, tel. 03 232 79 05 – fax 03 226 02 53 tww.antwerpen@werk.belgie.be Brussel: E. Blérotstraat 1, 1070 Brussel, tel. 02 233 45 46 – fax 02 233 45 23 tww.brussel@werk.belgie.be Henegouwen: Rue du Chapitre 1, 7000 Mons, tel. 065 35 39 19 – fax 065 31 39 92 cbe.hainaut@emploi.belgique.be Limburg en Vlaams-Brabant: Koning Albertstraat 16B, 3290 Diest, tel. 013 35 90 50 – fax 013 35 90 89 tww.limburg.vlaamsbrabant@werk.belgie.be Luik: Bd. de la Sauvenière 73, 4000 Liège, tel. 04 250 95 11 – fax 04 250 95 2 cbe.liege@emploi.belgique.be Namen, Luxemburg en Waals-Brabant: Chaussée de Liège 622, 5100 Jambes, tel. 081 30 46 30 – fax 081 30 86 30 cbe.namur@emploi.belgique.be Oost-Vlaanderen: Ketelvest 26/202, 9000 Gent, tel. 09 265 78 60 – fax 09 265 78 61 tww.oost-vlaanderen@werk.belgie.be West-Vlaanderen: Koning Albert I-Laan 1/5 bus 5, 8200 Brugge, tel. 050 44 20 20 – fax 050 44 20 29 tww.west-vlaanderen@werk.belgie.be Flanders Investment and Trade Koning Albert II-laan 37, 1030 Brussel, tel. 02 504 87 11 – fax 02 504 88 99 www.flanderstrade.be - info@fitagency.be Fonds voor Arbeidsongevallen Troonstraat 100, 1050 Brussel, tel. 02 506 84 11 - fax 02 506 84 15 www.fao.fgov.be

186

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR


Bijlage: nuttige Adressen

Fonds voor Bestaanszekerheid van de Werklieden uit het Bouwbedrijf (FBZ Constructiv) Koningsstraat 132 bus 1, 1000 Brussel, tel. 02 209 65 65 – fax 02 209 65 00 – fbz@constructiv.be www.constructiv.be Fonds voor Vakopleiding in de Bouwnijverheid (FVB-Constructiv) Koningsstraat 132 bus 5, 1000 Brussel, tel. 02 210 03 33 - fax 02 210 03 99 www.constructiv.be – fvb@constructiv.be FVB-regio’s: Antwerpen T. Van Rijswijckplaats 8, bus 4, 2000 Antwerpen, tel. 03 224 78 10 - fax 03 224 78 19 fvb.ant@constructiv.be Limburg Prins Bisschopssingel 34A, 3500 Hasselt, tel. 011 30 12 40 - fax 011 22 63 19 fvb.lim@constructiv.be Oost-Vlaanderen Tramstraat 59, 9052 Zwijnaarde, tel. 09 338 55 10 - fax 09 338 55 19 fvb.ovl@constructiv.be Vlaams-Brabant Dreefstraat 8, 3001 Leuven-Heverlee, tel. 016 27 04 00 - fax 016 27 04 09 fvb.vlb@constructiv.be Brussel Koningsstraat 132 bus 5, 1000 Brussel, tel. 02 210 03 93 - fax 02 210 03 37 fvb.bru@constructiv.be West-Vlaanderen Kortrijksestraat 389B, 8500 Kortrijk, tel. 056 24 55 40 - fax 056 24 55 45 fvb.wvl@constructiv.be Hulpkas voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering Troonstraat 30A, 1000 Brussel info-ambtenaar: tel. 0800 11 292 www.hziv.be –info@caami-hziv.fgov.be Instituut voor Brandveiligheid (ISIB) Ottergemsesteenweg-Zuid 711, 9000 Gent, tel. 09 240 10 80 - fax 09 240 10 85 www.isibfire.be

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR

187


bijlage: nuttige Adressen

Instituut voor Preventie, Bescherming en Welzijn op het Werk (PREVENT) Kol. Begaultlaan 1A / 51, 3012 Leuven, tel. 016 910 910 www.prevent.be - prevent@prevent.be Jobkanaal Willebroekkaai 37, 1000 Brussel, tel. 0800 62 800 www.unizo.be/hrmcoach - www.jobkanaal.be -jobkanaal@unizo.be Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid (KSZ) Willebroekkaai 38, 1000 Brussel, tel. 02 741 83 11 - fax 02 741 83 00 www.ksz.fgov.be Nationaal Actiecomité voor Veiligheid en Hygiëne in het Bouwbedrijf (NAVB-Constructiv) Koningsstraat 132 bus 4, 1000 Brussel, tel. 02 552 05 00 - fax 02 552 05 05 www.constructiv.be – navb@constructiv.be Ondernemingsloket Zenito hoofdzetel: Willebroekkaai 37, 1000 Brussel, tel. 02 21 22 230 – fax 02 401 41 67 www.zenito.be – info@zenito.be Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM) Stationsstraat 110, 2800 Mechelen, tel. 015 284 284 - fax 015 20 32 75 www.ovam.be – info@ovam.be Opzoekingscentrum voor de Wegenbouw (OCW) Woluwedal 42, 1200 Brussel, tel. 02 775 82 20 – fax 02 772 33 74 www.brrc.be – brrc@brrc.be Passiefhuis Platform Gitschotellei 138, 2600 Berchem, tel. 03 235 02 81 www.passiefhuisplatform.be PDOK-Zegelstelsel Lombardstraat 34, 1000 Brussel, tel. 02 545 57 75 - fax 02 545 59 03 Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening (RVA) Keizerslaan 7, 1000 Brussel, tel. 02 515 14 11 www.rva.be Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ) Victor Hortaplein 11, 1060 Brussel, tel. 02 509 31 11 - fax 02 509 30 19 www.rsz.fgov.be – www.socialsecurity.be

188

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR


Bijlage: nuttige Adressen

Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (RIZIV) Tervurenlaan 211, 1150 Brussel, tel. 02 739 71 11 - fax 02 739 72 91 www.riziv.be Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen (RSVZ) Willebroekkaai 35, 1000 Brussel, tel. 02 546 42 11 - fax 02 511 21 53 www.rsvz.be Sofim Dienstengroep Maastrichtersteenweg 254, 3500 Hasselt, tel. 011 26 30 30 www.sofim.be – info@sofim.be Startersservice Startersservice is een initiatief van UNIZO (Unie voor Zelfstandige Ondernemers) en in samenwerking met Zenito en ADMB. Startersservice begeleidt startende ondernemers bij de opstart van hun zaak. Op de website www.unizo.be/uwzaakstarten vindt u onder de tab “contact” de mogelijkheid om elektronisch vragen te stellen en de namen van de regionale startersverantwoordelijken. Nationaal secretariaat: Willebroekkaai 37, 1000 Brussel, tel. 078 35 39 39 website www.unizo.be/uwzaakstarten - startersservice@unizo.be Syntra-Vlaanderen (Vlaams Agentschap voor Ondernemingsvorming) Kanselarijstraat 19, 1000 Brussel, tel. 02 227 63 93 - fax 02 217 46 12 www.syntravlaanderen.be – info@syntravlaanderen.be www.syntra.be Campussen: Syntra Antwerpen en Vlaams-Brabant: www.syntra-ab.be Syntra Brussel: www.syntrabrussel.be Syntra Limburg: www.syntra-limburg.be Syntra Midden-Vlaanderen: www.syntra-mvl.be Syntra West: www.syntrawest.be en www.sbmopleidingen.be UNIZO Internationaal Willebroekkaai 37, 1000 Brussel, tel. 056 26 44 88 - fax 056 26 44 89 www.unizo.be/internationaal, unizo.internationaal@unizo.be UNIZO Ondernemershorizon OndernemersHorizon is de dienstverlening van UNIZO voor ondernemers die geconfronteerd worden met één of meerdere knipperlichten in hun bedrijf en daardoor in moeilijkheden dreigen te geraken (of reeds moeilijkheden kennen). www.unizo.be/ondernemershorizon - tel. 0800 20 750 – ondernemerslijn@unizo.be

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR

189


bijlage: nuttige Adressen

Vakantiefonds-Bouwbedrijven Poincarélaan 78, 1070 Brussel, tel. 02 529 80 11 – fax 02 529 80 12 info@vakantiefondsbouw.be Vast Secretariaat voor het Preventiebeleid (Veiligheid en Preventie) Waterloolaan 76, 1000 Brussel www.ibz.be – www.vigilis.be – www.besafe.be Verzoeningscommissie Bouw Espace Jacquemotte, Hoogstraat 139, 1000 Brussel, tel. 02 504 97 86 – fax 02 504 97 84 www.bouwverzoening.be – info@bouwverzoening.be Vlaamse Infolijn voor alle wegwijsinfo over de Vlaamse overheid tel. 1700 (gratis nr., elke dag 9 – 19 uur) – fax 02 553 55 36 www.vlaamseinfolijn.be – www.1700.be - info@vlaanderen.be of www.vlaanderen.be/nl/contact Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) Boeretang 200, 2400 Mol, tel. 014 33 55 11 - fax 014 33 55 99 www.vito.be Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB) Keizerslaan 11, 1000 Brussel, tel. 0800 30 700 (werkdagen 8-19 uur) www.vdab.be – info@vdab.be Vlaamse Milieuadministratie (Departement Leefmilieu, Natuur en Energie) Graaf de Ferrarisgebouw, Koning Albert II-laan 20 bus 8, 1000 Brussel, tel. 02 553 80 11 - fax 02 553 80 05 – info@lne.be www.lne.be www.milieuinfo.be: portaalsite beleidsdomein leefmilieu, natuur en energie Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) Dr. De Moorstraat 24-26, 9300 Aalst, tel. 053 72 62 10 - fax 053 71 10 78 www.vmm.be Vlaams Instituut voor Bio-Ecologisch Bouwen en Wonen (VIBE vzw) Grotesteenweg 91, 2600 Berchem, tel. 03 218 10 60 – fax 03 218 10 69 www.vibe.be – info@vibe.be Vlaanderen Bouwt vzw (Vlabo) Puttebergmolen, Pater Damiaanstraat 5, 3130 Betekom, tel. 016 44 19 40 – fax 016 44 19 41 www.vlaanderenbouwt.be

190

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR


Bijlage: nuttige Adressen

Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor de Bouwnijverheid (WTCB) - kantoren: Lozenberg 7, 1932 St.-Stevens-Woluwe, tel. 02 716 42 11 - fax 02 725 32 12 - proefstation: Avenue Pierre Holoffe 21, 1342 Limelette, tel. 02 655 77 11 - fax 02 653 07 29 - maatschappelijke zetel: Lombardstraat 42, 1000 Brussel, tel. 02 502 66 90 – fax 02 502 81 80 - demonstratie- en informatiecentrum, Marktplein 7 bus 1, 3550 Heusden-Zolder, tel. 011 22 50 65 – fax 02 725 32 12 - algemene vragen: info@bbri.be - vragen i.v.m. publicaties: publ@bbri.be www.wtcb.be

WEGWIJZER VOOR DE INSTALLATEUR

191


Adverteerders

Begetube . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2

Belgaqua - Belgische Federatie voor de Watersector - Fédération belge du Secteur de l’Eau . . . . 10

Flexinox . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12

Group Cé . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12

Informazout . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . cover 3

K.V.B.G. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8

KINGSPAN ENVIRONMENTAL S.p.z.Oo . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . cover 2

NMC . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10

Remeha . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . cover 4

Sortimo . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12


LES 5

Een hoogrendementsketel is hÊt voorbehoedsmiddel tegen losbandige energiefacturen. Kicken uw klanten op technologische hoogstandjes? Dan zouden ze zichzelf best eens goed verwennen met een superzuinige hoogrendementsketel op mazout. Ideaal voor de kapoenen die graag hun uitgaven stevig in de hand houden. Of denkt u dat ze het liever nog ietsje gedurfder hebben? In dat geval kunnen ze zich laten verleiden tot een swingend energieensemble. Zo’n stoere ketel gaat namelijk vlotjes hand in hand met hun andere speeltjes, bijvoorbeeld met hun thermische zonnecollectoren.

Meer tips en info op www.kamazoutra.be

Warm voor de toekomst



Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.