MOEDER ALLER
MEMORANDA
coverfoto Š www.milo-profi.be
In mei 2014 vinden zowel de Vlaamse, de federale als de Europese verkiezingen plaats. Ze worden ondertussen “de moeder aller verkiezingen” genoemd. 2014 wordt dus een kantelmoment in de vaderlandse politiek waarin belangrijke nieuwe politieke keuzes zullen worden vastgelegd op de verschillende politieke niveaus. Horeca Vlaanderen wil alvast een helpende hand aanreiken om op het vlak van horecabeleid de juiste keuzes te maken. Dit horeca-memorandum biedt een overzicht aan problemen en voorstellen op zowel het Vlaamse, het federale als het Europese niveau; de moeder aller memoranda, zeg maar. Horeca Vlaanderen wil dit memorandum tijdig aanbieden. Hoewel de verkiezingen pas in mei 2014 plaatsvinden (en de regeerakkoorden pas daarna gevormd worden), is het al vanaf 2013 dat partijen werken aan hun verkiezingsprogramma’s. Als de bezorgdheden van de horecasector moeten meegenomen worden, dan is het belangrijk dat het memorandum tijdig onder de aandacht wordt gebracht. Daarom maken we nu reeds een bloemlezing van de uitdagingen waar onze sector voorstaat en welk beleid noodzakelijk is. We blijven hierin beknopt om u onnodige lectuur te besparen. Uiteraard is Horeca Vlaanderen steeds bereid tot verdere toelichting of onderbouwing door middel van achtergrondinformatie en cijfers. We hopen alvast op uw steun te kunnen rekenen om voor horeca-ondernemers een optimaal klimaat te scheppen waarin ondernemingen kunnen floreren en werkgelegenheid kan groeien.
Met vriendelijke groeten,
Danny Van Assche Afgevaardigde bestuurder Horeca Vlaanderen vzw
Kurt Neyrynck Ondervoorzitter Horeca Vlaanderen vzw
André Descheemaecker Voorzitter Horeca Vlaanderen vzw
3
1. Federale verkiezingen De federale overheid blijft de belangrijkste overheid om een ondernemingsvriendelijk klimaat te scheppen waarin ook horeca-ondernemingen kunnen gedijen. België is het land met de hoogste lasten op arbeid ter wereld. Voor de meest arbeidsintensieve sector van het land is dit een ernstig probleem. Lasten op arbeid wordt al te vaak alleen als een probleem voor sectoren die bloot staan aan de internationale concurrentie gezien. Maar dienstensectoren waarbij de consument uiteindelijk bereid moet zijn alle kosten te dragen, lijden minstens even erg. Centraal in het federale hoofdstuk staat dan ook de invoering van de geregistreerde kassa met fiscale controlemodule (“blackbox”). Horeca Vlaanderen is mee voorstander van een witte horeca, maar eist daarbij wel dat het voor onze ondernemingen mogelijk wordt gemaakt op een witte wijze rendabel te kunnen zijn. Daarnaast blijven loon- en arbeidsvoorwaarden de meest cruciale factoren om een horeca-onderneming al dan niet rendabel te maken. Een derde thema is er één van nog steeds groeiend belang: de voedselveiligheid en gezondheid. België neemt in dit thema het voortouw en dat siert ons. We moeten er wel over waken dat de normen en voorschriften draaglijk blijven voor de micro-ondernemingen uit onze sector. Tot slot bespreken we algemene problemen rond ondernemerschap in de horeca.
1.1. Kassa en kosten De invoering van de geregistreerde kassa met fiscale controlemodule (“blackbox”) is een hindernissenparcours gebleken voor de overheid. Hoewel voorzien voor 1 januari 2013, zal de blackbox pas verplicht worden ingevoerd vanaf 1 januari 2015 en op vrijwillige basis vanaf 1 januari 2014. Horeca Vlaanderen kant zich niet tegen het principe van de kassa, maar eist wel dat de invoering op een eerlijke wijze gebeurt, gelijk voor alle ondernemers, en dat een voldoende ondernemingsvriendelijk klimaat wordt gecreëerd om de invoering mogelijk te maken. • Het systeem van geregistreerde kassa met fiscale controlemodule (blackbox) zoals het op 1 januari 2014 wordt ingevoerd, is onvolkomen. Deze regelgeving moet op volgende punten worden bijgestuurd: • De kassa moet verplicht worden in alle sectoren BtoC, niet alleen in de horeca. Alleen zo kan oneerlijke concurrentie op de arbeidsmarkt vermeden worden. • De 10%-regel waarbij elke horecazaak die minder dan 10% van de omzet uit “voeding ter plaatse” haalt, geen kassa dient te installeren, moet worden afgeschaft om valse concurrentie binnen de sector te vermijden.
4
• In afwachting van de afschaffing van de 10%-regel, moeten controles minstens even intensief in dit segment plaatsvinden als bij de zaken die de kassa verplicht invoeren. Controles dienen ook over het ganse land op dezelfde wijze en met dezelfde intensiteit worden uitgevoerd. • Vanaf de kassa verplicht wordt, moet de implementatieperiode zo kort mogelijk worden gehouden (maximaal een jaar) en moet er een objectief criterium gebruikt worden om de invoering over het land en de tijd te spreiden. Zoniet dreigt er valse concurrentie. • Startende ondernemers moeten onmiddellijk vanaf 1 januari 2014 met de geregistreerde kassa starten. • De horeca wil 100% officieel werken, maar kan dit alleen wanneer er een ondernemingsklimaat wordt geschapen waarin dit mogelijk is. Volgende maatregelen moeten daarvoor genomen worden: • De horeca heeft een aangepast sociaal werknemersstatuut nodig dat ondermeer voorziet in: • Verlaging van lasten op arbeid in arbeidsintensieve activiteiten zoals de horeca. De algemene last op arbeid moet minstens 25% lager . • Horeca is een sector met (te) veel werkuren. De wetgeving op overuren met overloon maakt officieel werken onbetaalbaar. Er moet in de sector een systeem van “extra uren” komen waarbij (eventueel in begrensde mate) extra uren kunnen gepresteerd worden waarop geen sociale bijdragen meer betaald hoeven te worden bij werknemers die over een voltijds contract beschikken. • Er wordt in de horeca (te) veel gewerkt. Voor de werkgever is dit een organisatorische noodzaak; voor de werknemer is dit een belangrijke mogelijkheid om een hoger inkomen te verdienen. Er moet daarom een systeem komen om het gemiddeld aantal arbeidsuren per werknemer (en mits instemming ervan) op te drijven. Ook hier kan via een intelligent systeem van extra uren tegemoetgekomen worden. • De volledige beloofde BTW-verlaging moet doorgevoerd worden: 6% op voeding en dranken . Prioritair is alvast een BTW-verlaging op dranken ter ondersteuning van de cafésector, die de invoering van het rookverbod nooit gecompenseerd zag. Deze laatste BTW-verlaging is conditio sine que non in geval van uitbreiding van de toepassing van de kassa (de cafésector kon immers tot nog toe niet genieten van de BTW-verlaging). • Indien bovenstaande maatregelen niet worden gerealiseerd, is het te voorzien dat er een zeer aanzienlijk aantal faillissementen in de sector zal plaatsvinden. De overheid moet deze evolutie op de voet volgen en maatregelen treffen om het sociale bloedbad onder horeca-ondernemers en hun werknemers op te vangen. • De herinvoering van de 100% aftrekbaarheid van horecabezoek voor ondernemingen kan de sector ook aan de vraagzijde een stimulans geven en kan de noodzakelijke prijsstijging voor een deeltje compenseren.
5
• De kassa pakt vooral de bonafide ondernemers aan. De overheid moet zich in haar strijd tegen fiscale fraude in eerste instantie richten op de grootste fraudeurs in (en buiten) de sector. Volgende maatregelen zijn hiervoor noodzakelijk: • De controle op de toepassing van de kassa moet in alle delen van het land en alle subsectoren van de sector op exact dezelfde wijze gebeuren. Het parlement dient hierop nauwlettend toe te zien. • Er moet een fiscale controlenorm worden ingevoerd die alle startende ondernemers in de horeca verplicht een aantal basisgegevens door te geven op basis waarvan frauduleuze praktijken snel aan het licht komen. • De overheid legt de horeca veel en strenge regels op die nauwlettend gecontroleerd worden. Tegelijkertijd treedt de overheid vaak mild op tegen initiatieven die “horeca spelen” of doen overheden er zelfs zelf aan mee. Wie horeca speelt, moet alle regels van horeca volgen, ook in verenigingsleven, overheid of parochie. Alle wetgeving inzake kassa, voedselveiligheid, BTW, Sabam en dergelijke meer moet op dezelfde wijze worden toegepast en gecontroleerd. • In het verlengde van het vorige punt is een mogelijke vrijstelling van BTW voor omzetten tot €25.000 voor wat betreft de horeca niet gepast. Elke horecaactiviteit dient op dezelfde wijze BTW-plichtig te zijn
1.2. Arbeids- en sociale wetgeving Horeca is de meest arbeidsintensieve dienst in ons land. Bovendien geeft de horeca werk aan ongeveer 125.000 mensen waarvan een derde laaggeschoolden, een vierde jongeren en een vijfde allochtonen. In de horeca wordt vaak hard gewerkt en dit meestal op tijdstippen dat anderen niet werken (zoals ’s avonds en in het weekend). De activiteit is meestal ook erg onvoorspelbaar. De horeca heeft dus nood aan een flexibel systeem waarin vlot en veel gewerkt kan worden. Dit systeem bestaat op dit ogenblik echter niet echt. • Horeca is een sector met flexibele en soms onvoorzienbare arbeidsuren. Er wordt zeer veel gebruik gemaakt van deeltijdse contracten. Zowel de wetgeving op de flexibiliteit als die op deeltijdse arbeid is echter van de meeste complexe uit de arbeidswetgeving. Daarom vraagt Horeca Vlaanderen een vereenvoudiging van beide wetgeving op volgende punten: • Een soepel systeem van extra uren (zie boven) • Vereenvoudiging van de administratieve voorwaarden voor deeltijdse en onregelmatige arbeid. • De hervorming van studentenarbeid naar 50 dagen op een jaar is succesvol, maar niet voltooid. Studenten mijden soms piekmomenten in de horeca omdat ze door het werk van enkele uren een ganse dag uit hun contingent kwijt zijn. Een toepassing van 400 uren studentenarbeid over het ganse jaar zou dit euvel oplossen. De in 2011 voorgestelde 100 halve dagen zouden al een goede stap in de richting zijn.
6
• In 2013 wordt een nieuw systeem van gelegenheidsarbeid ingevoerd dat 100 dagen per jaar mag toegepast worden. Dit systeem moet na een jaar geëvalueerd worden en indien nodig aangepast om een vlotte toepassing te garanderen. • Er bestaat geen mogelijkheid in de arbeidswetgeving om stages mogelijk te maken van werknemers van andere (meestal buitenlandse) bedrijven. Nochtans is het normaal in de gastronomie dat medewerkers van de ene keuken ervaring elders gaan opdoen. Dit moet wettelijk geregeld worden. Zoniet blijft België buiten het circuit van internationale toprestaurants die stageplaatsen vragen en aanbieden. • Voor werknemers die op dienstpercentage worden betaald, worden de sociale bijdragen berekend op forfaits. De huidige indexeringsregeling leidt tot verscheidene aanpassingen per jaar die het systeem stelselmatig duurder maken. Er mag dus slechts éénmaal per jaar een indexering aan de gezondheidsindex worden doorgevoerd. Dit geldt evenzeer voor andere forfaits, zoals die gebruikt bij gelegenheidsarbeid. • Maaltijdcheques zijn een “moneymachine” voor de uitgevende partijen ervan. Het systeem van de maaltijdcheque (vrij van fiscale en parafiscale bijdragen) is echter nuttig en noodzakelijk. Horeca Vlaanderen pleit daarom voor de vervanging van de maaltijdcheque door een maaltijdvergoeding via de loonbrief. Hetzelfde kan ook voor de ecocheque worden toegepast. • De ecocheque moet alleszins een aftrekbare beroepskost worden. • Arbeids-, sociale en welzijnswetgeving brengen heel wat administratieve verplichtingen met zich mee die vaak niet in verhouding staan tot de doelstellingen ervan. Bovendien kosten deze administratieve verplichtingen steeds behoorlijk veel. Horeca Vlaanderen vraagt aanpassing van: • Voorafgaand gezondheidstoezicht bij alle extra’s • Onduidelijkheid over inhoud en nut van alle taken van de externe preventiediensten
1.3. Voedselveiligheid en gezondheid Een professionele horeca is actief bezig met het bewaken van de voedselveiligheid. Ook het bereiden van een gezonde keuken met oog voor ecologisch evenwicht is iets dat niet alleen aan belang wint, maar zelfs een belangrijke steunpilaar van onze sector wordt. Desalniettemin moeten deze doelstellingen en voorwaarden waar gemaakt worden binnen een economisch haalbare omgeving. Daarom stelt Horeca Vlaanderen hier een aantal voorwaarden bij op. • De eisen van voedselveiligheid worden steeds strenger. Het is nobel om bij de besten van de klas qua voedselveiligheid in Europa te horen, maar daar gaan uiteraard ook grote investeringen mee gepaard. Ondernemingen zouden beroep moeten kunnen doen
7
op doelgerichte investeringssubsidies om aan de voorwaarden te kunnen voldoen. Alleszins moet nagegaan worden of alle regels nog in evenwicht zijn met wat haalbaar en aanvaardbaar is. • Er bestaat een te hoge drempel om een “smiley” na te streven: ondernemers van kleinere bedrijven ervaren dit als iets voor grote ondernemingen. Via een goedkoper aanbod van audits kunnen ook andere bedrijven meer smileys behalen. Het voordeel van de smiley moet ook groter gemaakt worden. Zo kan een bedrijf met Smiley worden vrijgesteld van de jaarlijkse heffing voor het FAVV. Bij de inhoud van de audits moet rekening gehouden worden met de omvang van de onderneming en de mogelijkheden van de locatie. • Het FAVV moet consequentie nastreven in haar controles en tussen haar Provinciale Controle-Eenheden (PCE’s). • De Europese verordening ivm allergenen moet nog in Belgische wetgeving worden opgenomen wat betreft de onverpakte voedingsmiddelen. Horeca Vlaanderen eist de uitvoering van het standpunt van de Hoge Raad voor Zelfstandigen en KMO’s hieromtrent. De informatie omtrent allergenen in restaurants kan op twee mogelijke manieren aan de klant meegedeeld worden: mondeling, bvb. tijdens het overhandigen van de menukaart, het voorstellen van een menu, het noteren van de bestelling, enz. of schriftelijk: een melding in de menukaart of op een zichtbare plaats uitgehangen in de verbruikszalen : ‘Bent u allergisch voor een bepaald voedingsmiddel, meld het ons.’ Meer uitgebreide voorwaarden zijn voor onze sector onhaalbaar. • De kosten voor externe geneeskundige preventie liggen te hoog. Vooral omdat er per werknemer betaald moet worden, wat bij de hoge inzet van gelegenheidspersoneel snel oploopt. De kosten worden dus beter berekend per voltijdse eenheid dan wel per werknemer. Een attest zou ook aan de werknemer gekoppeld moeten worden zodat een werknemer met attest die voor een andere werkgever gaat werken, in orde is voor de duurtijd van zijn attest. • Het rookverbod is ondertussen drie jaar ingevoerd, maar er werden nooit begeleidende maatregelen getroffen om het economische verlies voor cafés waar gerookt mocht worden, te compenseren. We stellen nu vast dat de cultuurverandering zich nog steeds niet heeft doorgezet, noch bij sommige klanten noch bij sommige uitbaters. Dit is het gevolg van het verzuim van de overheid om deze cultuurverandering positief te begeleiden. Het rookverbod dient over het ganse land op een zelfde manier te worden toegepast en er moeten gepaste maatregelen komen om de rendabiliteit van cafés te versterken. Eigenlijk is een “cafébeleidsplan” aan de orde. • Horeca Vlaanderen nam al verschillende initiatieven om een verantwoord alcoholgebruik in de sector te ondersteunen, steeds in goede samenwerking met ondermeer de
8
VAD. In die zin is het niet nuttig de leeftijdsgrenzen op het nuttigen van alcohol te wijzigen. Bovendien pleit Horeca Vlaanderen op de vervanging van de Besluitwet op de beteugeling van openbare dronkenschap door een gedragscode. De huidige Besluitwet legt verantwoordelijkheden bij de horeca-ondernemer die hij/zij onmogelijk kan dragen. Er moet eerder gestreefd worden naar een verantwoorde praktijk dan wel een wettelijke stok achter de deur die op willekeurige wijze kan worden bovengehaald.
1.4. Ondernemen Tot slot bundelen we op het federale vlak een aantal bezorgdheden over de mogelijkheid om flexibel en rendabel te kunnen ondernemen in onze sector. • Brouwerijcontracten zijn één van de grote verdoken probleempunten voor de rendabiliteit van Belgische cafés en restaurants. Daarom dringt Horeca Vlaanderen er op aan dat in de regelgeving van de brouwerijcontracten en/of in de handelshuurwet een bepaling opgenomen wordt die de verbintenissen van de exclusieve bevoorrading of minimale afnameverplichtingen loskoppelt van de verbintenissen uit de huur, waardoor de verbreking van de huur niet meer kan gevorderd worden ingeval van inbreuken op de bevoorradingsverbintenis. Minimale afnameverplichting en exclusieve bevoorrading moeten sowieso onmogelijk gemaakt worden. • Ondernemers die horeca-ondernemingen overlaten blijven op dit ogenblik nog hoofdelijk aansprakelijk voor verplichtingen die uit de aanvankelijke handelshuurovereenkomst voortvloeiden, samen met de overnemer. Deze bepaling wordt best geschrapt uit de wet op de handelshuurovereenkomsten, of op zijn minst in de tijd beperkt. • Overheden en organisaties geven een horecazaak vaak “in concessie” van een uitbater om te vermijden zelf als uitbater op te moeten treden. Er moet een soort ‘concessiewet’ komen waarin soortgelijke bepalingen zouden moeten worden opgenomen als die in de handelshuurwet, zodat bvb. een concessie van 1 of 2 jaar niet meer mogelijk is, maar de minimumduur van 9 jaar moet gerespecteerd worden, wat het voor investeringen voor de uitbater (concessiehouder) interessanter (billijker) maakt. Concessies zouden stelselmatig aan ondernemers en niet aan tussenpersonen (brouwerijen, drankenhandelaars, …) moeten toegekend worden. • Aangezien banken niet graag kredieten verstrekken aan horecaondernemers, zijn zij vaak verplicht zich voor financiering te wenden tot hun leveranciers, die bovenop buitensporige intrestvoeten vaak ook exclusieve bevoorradingsverplichtingen opleggen. Horeca Vlaanderen vraagt dan ook dat het risico van een horecaonderneming door de banken op een correcte manier zou worden ingeschat en dat leveranciers verplicht zouden worden op een transparante manier kredieten te verschaffen. Ook de garantiefondsen van de overheid moeten hun rol spelen.
9
• Bedrijvengidsen: De Algemene Directie Controle en Bemiddeling (ADCB) van de FOD Economie volgt de klachten omtrent dergelijke bedrijvengidsen op. Zo staat op hun website een lijst gepubliceerd van malafide reclameronselaars. Horeca Vlaanderen vraagt om deze lijst sneller up to date te houden. Zo heeft het enkele maanden geduurd vooraleer XL Media op de lijst werd opgenomen, terwijl dit enkel en alleen de opvolger was van het bekende BMS (zij waren op hetzelfde adres gevestigd, modus operandi was ongewijzigd, edm.). Daarnaast vraagt Horeca Vlaanderen dat van elke reclameronselaar op de lijst een voorbeeld van contract/brief/aanbod, edm. zou worden opgenomen in de lijst. Ten slotte vraagt Horeca Vlaanderen dat bij de adviezen die de Algemene Directie Controle en Bemiddeling (ADCB) van de FOD Economie op hun website geeft onder de titel ‘enkele goede reflexen’ tevens een model van aangetekende brief zou worden ter beschikking gesteld die ondernemers kunnen opsturen naar de betrokken reclameronselaar.
10
foto Š Westtoer
2. VLAAMSE VERKIEZINGEN Na de zesde staatshervorming heeft de Vlaamse deelstaat zich op een gelijke hoogte geplaatst als belangrijk niveau voor een horeca-ondernemer. Niet alleen nieuwe bevoegdheden zoals arbeidsmarkt en vormingsbeleid, maar ook traditionele Vlaamse bevoegdheden, zoals toerisme en onderwijs, zijn mee bepalend voor de gezondheid van onze horeca-ondernemingen. Alleszins vraagt Horeca Vlaanderen dat Vlaanderen zijn hernieuwde autonomie gebruikt om een ondernemingsvriendelijk klimaat te creëren. Steeds werd in het vooruitzicht gesteld: “Wat we zelf doen, doen we beter.” Het ogenblik is aangebroken om dit nu ook te bewijzen. We geven achtereenvolgens onze standpunten mee over toerismebeleid, arbeidsmarkt, onderwijs en vorming, economie en ondernemerschap en ruimtelijke ordening en leefmilieu.
2.1. Toerisme Toerisme is economie. Meer nog, toerisme behoort tot de drie belangrijkste economische sectoren van Europa. In ons land is er daarom nog heel wat groeimogelijkheid voor deze sector. Jammer genoeg is het toerismebeleid behoorlijk versnipperd over verschillende beleidsniveau’s en zijn er raakvlakken met andere economische beleidsdomeinen, die niet altijd benut worden. Een gecoördineerd toerismebeleid, geïntegreerd binnen een ruimere economische aanpak, is een aanzet tot groei en werkgelegenheid. Horeca Vlaanderen geeft enkel suggesties mee om dit te realiseren, zowel op het vlak van promotiebeleid als dat van een omkaderend beleid voor toeristisch ondernemerschap. • Promotiebeleid • Vlaanderen moet zowel in binnen- als buitenland sterk gepromoot worden als een toeristische bestemming. Toerisme Vlaanderen en Logeren in Vlaanderen moeten hiervoor nauw samenwerken en moeten ook het lokale toerismebeleid in deze visie betrekken. • Toerisme Vlaanderen moet naast de buitenlandpromotie ook een belangrijke coördinerende en investerende rol blijven spelen op binnenlands vlak. • De verschillende toeristische diensten van het land moeten beter samenwerken en op elkaar afstemmen (Toerisme Vlaanderen, de Provinciale Toeristische Organisaties, de lokale toeristische diensten, maar zeker ook het Office de Promotion Touristique en Visit Brussels). • Er moet in een PPS-formule ingezet worden op de uitbouw van een toerismebeleid via de nieuwe media, ondermeer via boekingsmodules. • De Vlaamse eet-, drink- en tafelcultuur is één van de unique selling propositions in zowel de binnen- als de buitenlandpromotie. De erfenis van Vlaanderen Lekker Land dient verzekerd en uitgebouwd te worden binnen Toerisme Vlaanderen en in
12
• •
•
•
nauw overleg met de sector en in samenwerking met de Provinciale Toeristische Organisaties, de VLAM en FIT. De private sector is een volwaardige partner in het toerismebeleid en moet structureel betrokken worden in de besluitvorming. Ook tijdens buitenlandse handelsmissies moet de rijke Vlaamse gastronomie één van de aandachtspunten zijn. De buitenlandpromotie moet ook steeds afgestemd zijn op het onthaal in binnenland. Hiertoe dient de engagementsverklaring voor het gezamenlijk promoten van de gastronomie uitgevoerd te worden. De Vlaanderen Vakantielandcheque is een sterk instrument om Vlamingen op vakantie te laten gaan in eigen land. Dit moet verdergezet worden aan dezelfde voorwaarden voor de ondernemers. Logeren in Vlaanderen moet hiertoe alle ruimte krijgen en dus eigenaar worden van het merk en alle daarbijhorende instrumenten van “Vlaanderen Vakantieland”. Er moet meer ingezet worden om van Vlaanderen dé plek voor congressen, events en andere beurzen te maken. Toerisme Vlaanderen moet hiervan een speerpunt maken, ondermeer door een databank op te stellen en te promoten van de mogelijke “venues” voor congressen, seminaries, events of beurzen. Aan het binnenhalen ervan moet actief gewerkt worden.
• Omkaderend beleid • Het logiesdecreet moet aangepast worden zodat de Vlaamse hotels vanaf 2015 (en met een overgangsperiode van 2 jaar) de comfortclassificatie toepassen volgens de criteria van Hotelstars Union. • Er moet nagegaan worden of de toerisme voor allen-bedrijven niet opgenomen dienen te worden binnen het logiesdecreet om alle vormen van valse concurrentie tegen te gaan. Ook alle andere logiesvormen moeten in het logiesdecreet worden opgenomen, zoals de toeristische residenties (vakantiewoningen/logies met hotelservice). Andere, zoals de stedelijke gastenkamers, moeten onder dezelfde classificatie als de gewone gastenkamers onderworpen worden. • Samen met de sector moet een analyse gemaakt worden van de logiessector na vier jaar logiesdecreet. • Alle logiesvormen die een vorm van maaltijden aanbieden, moeten tegelijkertijd ook voldoen aan alle regels waaraan andere horecazaken moeten voldoen. • De Vlaamse overheid bepleit bij steden en gemeenten en bij het brede middenveld dat horeca-activiteiten die structureel met vrijwilligers worden uitgebaat, een valse concurrentie betekenen voor de sector. Ook deze initiatieven moeten de gewone regels van de horeca opvolgen. • De logiespremie is een instrument om de investeringen in de logiessector aan te zwengelen. Vooral bij hotels is dit een succesvol instrument dat echter over te weinig middelen beschikt om significant te zijn. De voorziene middelen voor de logiespremie moeten dus gevoelig opgetrokken worden. • Naast impulsprogramma’s voor de Kust, de Kunststeden en de Groene Regio’s,
13
is ook een impulsprogramma voor gans Vlaanderen noodzakelijk zodat sectorale initiatieven mogelijk worden, al dan niet gekoppeld aan brede inhoudelijke acties zoals de Groote Oorlog of de gastronomie. • De adviescommissie logiesverstrekkende bedrijven moet de minister blijven adviseren over de sector maar de werking moet aan een grondige evaluatie worden onderworpen, eventueel uitgebreid met de toerismebevoegdheden van de SARIV. • Kwaliteit van de dienstverlening is van cruciaal belang in de toeristische sector. Een beleid tot kwaliteitsversterking van de toeristische beleving in Vlaanderen is nodig en kan alleen in nauwe samenwerking met de sector tot stand komen.
2.2.
Arbeidsmarkt
De werking van de arbeidsmarkt is één van de tegenstrijdigheden van de horeca. Aan de ene kant is de tewerkstelling één van de oorzaken van de zware kostenstructuur en van de lage rendabiliteit. Maar aan de andere kant kampt de sector voortdurend met knelpuntvacatures, en dit voor zowat de volledige waaier aan functies die de sector rijk is. Nochtans is de sector een mogelijke werkgever voor heel wat zogenaamde doelgroepwerknemers. Het is duidelijk dat met een verder doorgedreven arbeidsmarkt in de sector zowel de vraag naar als het aanbod aan arbeid beter op elkaar moet kunnen afgestemd worden. Horeca Vlaanderen formuleert volgende aanbevelingen: • Zowat alle functies binnen de horeca zijn knelpuntberoepen waarvan de vacatures moeilijk ingevuld raken. De VDAB moet na de zesde staatshervorming voluit gebruik maken van de oude én nieuwe bevoegdheden om mensen – al dan niet via een vormend voortraject – naar deze vacatures te leiden. Op dit ogenblik is dit één van de grote paradoxen van de sector. • Een intelligente combinatie van doelgroepenbeleid, rugzakjes en knelpuntvacatures leidt tot een betere invullingsgraad van vacatures maar ook tot een lastenverlaging in de sector. Er moet wel gestreefd worden naar een permanente loonlastenverlaging en niet naar één van tijdelijke aard, die meestal in doelgroepencontext wordt gebruikt. De focus moet eerder op arbeidsintensiviteit gelegd worden dan op doelgroepen. • Projecten van sociale tewerkstelling worden vaak in de horecasector georganiseerd. Deze projecten mogen nooit tot valse concurrentie met de reguliere sector leiden. Dit betekent concreet dat ze ofwel marktconform dienen te werken, ofwel slechts open kunnen staan voor lage inkomensgroepen. De opstart van elk initiatief zou met de sector overlegd moeten worden. • Werknemers en zelfstandigen in de horeca werken vaak in het weekend. Er moet daarom voorzien worden in geschikte kinderopvang tijdens het weekend.
14
• Middelen voor horeca-opleidingen moeten de sector ten goede komen (zowel wat betreft opleidingen in horecacentra van de VDAB als in centra voor volwassenenonderwijs). Al teveel opleidingen worden gegeven aan hobbyisten terwijl werknemers en ernstige werkzoekenden op wachtlijsten voor deze opleidingen staan. • De Franse Gemeenschap staat verder in het integreren van niet-Belgen op de arbeidsmarkt. Er moeten meer middelen komen voor Nederlands op de werkvloer, naar goed voorbeeld van de opleidingen van Horeca Vorming Vlaanderen.
2.3.
Onderwijs en vorming
Arbeidsmarkt- en vormingsbeleid zijn tweede handen op één buik. Op het vlak van onderwijs- en vormingsbeleid wordt er in de horecasector al zeer goed werk geleverd, door verschillende actoren. Toch kan ook hier nog heel wat verbetering aangebracht worden. Horeca Vlaanderen stelt voor: • In de opwaardering van het beroeps- en technisch onderwijs moeten de nodige middelen vrijgemaakt worden om de kwaliteit ervan zo hoog mogelijk te maken. Wat betreft hotelscholen kan een beperking van het aantal aangeboden opleidingen leiden tot een betere besteding van de middelen. Alvast moeten de investeringen in hotelscholen opgevoerd worden zodat leerlingen niet met verouderd materieel dienen te werken. • “Hotelscholen” moeten omgevormd worden tot “horecascholen” waarbij de nodige aandacht besteed kan worden aan de verschillende aspecten van de sector. Er moet voorzien worden in een kwaliteitsvol voortgezet onderwijs op de verschillende niveaus (van hoger beroepsonderwijs tot universiteit). • Via de onderwijsconvenant wordt de sector structureel betrokken bij de organisatie, de inhoud en de begeleiding van de horeca-opleiding. Op die manier wordt een band gelegd tussen de opleiding en de arbeidsmarkt. Deze oefening moet ook voor het hoger onderwijs gemaakt worden. • Schoolstages zijn veel te beperkt in Vlaanderen. Er moeten korte instapstages komen vanaf het eerste jaar in de hotelschool en in het laatste jaar moet een stage van zes tot tien maanden voorzien worden conform de aanbeveling van het paritair comité. Het onderwijs moet een extra stagejaar aanbieden. • Systemen van leren en werken (via ILW, leertijd of deeltijds leren) moeten meer gepromoot worden bij schoolverlaters (uitvallers) of werkzoekenden, maar moeten vooral beter omkaderd worden. Het aantal deeltijds lerenden/werkenden in de horecasector stijgt (en dit tegen de trend in). De begeleiding en de know how laat echter soms te
15
wensen over. Er moet meer kordaat gekozen worden voor systemen zoals in Duitsland en Oostenrijk waar deeltijds leren/werken eerder de regel dan de uitzondering is. • Maak Vlaanderen tot de opleidingsplek voor gastronomie voor een internationale arbeidsmarkt van horeca. Men komt graag vanuit heel de wereld naar onze contreien om onze gastronomie te leren. Een doelbewust en gericht beleid kan Vlaanderen maken tot een aantrekkingspool voor al wie het wil maken in de wereld van de gastronomie. • Investeer niet in een “teaching hotel” maar zorg voor een betere stageregeling en mogelijkheden tot praktijkopleiding in hotels.
2.4.
Economie en ondernemerschap
Het is extreem moeilijk om in ons land een rendabele horeca-onderneming uit te baten. Dat is het al voor een begenadigd ondernemer, maar nog meer voor wie niet de nodige opleiding kreeg om een onderneming te leiden. Het ondernemerschap in de sector is een voortdurend aandachtspunt van bij startende tot ervaren ondernemers. Horeca Vlaanderen rekent hiervoor op een prima samenwerking tussen de sector, de Vlaamse overheid en het Agentschap Ondernemen. • De helft van de startende ondernemingen in de horeca worden geen vijf jaar oud. De vestigingswetgeving voor horeca-ondernemingen dient daarom verstrengd te worden, met ondermeer verplichte (ondernemers-)opleidingen en een gezondere financiële basis. • Het Agentschap Ondernemen moet een rol spelen om het ondernemerschap in de sector te versterken. Het moet in samenwerking met de sector een Horecaplan opstellen dat ondermeer voorziet in middelen voor een Horeca Academie om horecaondernemers via opleiding te versterken en in een beleid tot faillissementspreventie. • De toepassing van de KMO-portefeuille moet uitgebreid worden zodat ook wettelijk verplichte plannen of adviezen via deze tool kunnen opgesteld worden (bv omtrent voedselveiligheid, milieu, …). Een verplicht ondernemersplan voor elke startende onderneming zou op deze manier opgelegd kunnen worden. • De Vlaamse overheid mag geen initiatieven ontwikkelen die valse concurrentie tot stand brengen in de horecasector. Iedereen die in de horeca onderneemt, dient dezelfde wetten en regels toe te passen. De Vlaamse overheid moet er op toezien dat ook de gemeenten en provincies deze vuistregel opvolgen. • De Vlaamse gemeenten moeten aangemoedigd worden om horecabeleidsplannen op te stellen.
16
• De Vlaamse regering moet coördinerend optreden om bepaalde lokale belastingen of retributies te harmoniseren of te verbieden om oneerlijke concurrentie over gemeentegrenzen heen tegen te gaan. Concreet gaat het ondermeer over lasten op drankslijterijen, bewegwijzering, terrassen, reclamefolders, … Elke gemeente moet bovendien verplicht worden al de gemeentelijke lasten op ondernemingen op een overzichtelijke wijze via de website bekend te maken. • De planlast en de verschillende verplichtingen voor een horeca-ondernemer zijn dermate uitgebreid, dat het soms ondraaglijk wordt. Het Agentschap Ondernemen moet een audit uitvoeren van alle verplichtingen die op een horeca-onderneming rusten en nagaan hoe deze vereenvoudigd kunnen worden.
2.5.
Milieu en ruimtelijke ordening
• De toegankelijkheidsverordening is dermate streng opgesteld dat ze ontoepasbaar is in de meeste horeca-ondernemingen. Vooral een aantal items ten aanzien van hotels zijn ondoenbaar, zoals de verplichte vrije ruimte van 50 cm naast de deur in élke hotelkamer (i.p.v. in elke aangepaste kamer) en het minimumaantal aangepaste kamers van 4% van elke ‘accomodatievorm’ i.p.v. van alle kamers. Het is dan ook niet verrassend dat deze verordening niet overal wordt toegepast door de bevoegde instanties. De verordening dient dus geëvalueerd en aangepast te worden, met respect en ter bevordering van de toegankelijkheid van alle etablissementen, doch op een fysisch en financieel verantwoorde wijze. • Horeca is een energieverslindende sector. Samen met de sector moet de Vlaamse overheid initiatieven nemen om het energieverbruik in de sector terug te dringen, aan herbruikbare energie (WKK) te werken en meer kostenefficiëntie na te streven. • De regelgeving op bewegwijzering is erg discriminerend ten aanzien van horecazaken. Elke horecazaak zou recht moeten hebben op minstens twee aanwijzingsborden binnen de bebouwde kom.
17
3. EUROPESE VERKIEZINGEN De Moeder aller Verkiezingen wordt ook op het Europese vlak uitgevochten. Europa is een besluitvormer op lemen voeten: alles gaat langzaam en onduidelijk, maar uiteindelijk worden er belangrijke regels vastgelegd. Ook voor horeca-ondernemingen is dit het geval. De Europese koepelorganisatie van horecafederaties, Hotrec, zal later op het jaar een uitgebreid Europees memorandum opstellen. Horeca Vlaanderen wenst alvast volgende punten onder de aandacht brengen.
3.1. Consumenten • Boekingen en evaluaties van hotels en restaurants gebeuren in steeds grotere mate via internet, via booking- en/of review-sites. De bedrijven die achter deze sites zitten, zijn uitgegroeid tot pan-Europese en soms zelfs wereldwijde spelers. Het is daarom aan de Europese Unie om in overleg met de sector te komen tot minimale regelgeving om het rechtmatig gebruik van deze sites te bevorderen. Ondermeer moet het mogelijk zijn om: • Steeds op eigen website andere prijzen aan te bieden (geen zogenaamde “rate parity”); • Kamers die aan bookingsites worden “gegeven” ook zelf te verhuren (met mogelijkheid voor de bookingsite om de kamers te “claimen” indien ze een daadwerkelijke huurder hebben en de kamers nog vacant zijn); • Mogelijkheid om te kunnen reageren op reviews over de eigen onderneming; • Ranking op websites mag niet mee bepaald worden door de prijs die aan de reviewsite wordt betaald; • Reviews mogen niet langer dan een jaar online staan; • Reviews mogen nooit anoniem zijn; • Reviews mogen slechts geplaatst worden door klanten die het hotel daadwerkelijk bezocht hebben. Valse reviews dienen binnen de 24u verwijderd te worden. • … • Betalingen via kredietkaarten worden standaard in de horeca. Zowel rond transactiekosten als rond gebruiksvoorwaarden zijn er problemen. Zo is er de onmogelijkheid om in geval van laattijdige annuleringen of het niet opdagen van klanten (“no show”) het voorziene voorschot via kredietkaart sluitend te recupereren. Ook hier hebben we te maken met internationale spelers, waarrond Europa een beleid dient op te zetten. • Brandveiligheid wordt Europees geregeld via Aanbeveling 86/666/EC. Ondertussen lanceerde Hotrec ook de MBS-methodologie om brandveiligheid in hotels in de ganse Unie te verbeteren. De eigenlijke regelgeving moet echter in de lidstaten blijven om aan de lokale situatie en organisatie aangepast te zijn. Naast de bestaande aanbeveling en de promotie van de MBS-methodologie is er dus geen Europese regelgeving nodig op het vlak van brandveiligheid.
18
3.2. Concurrentie • Misleidende verkooppraktijken van internationale “reclameronselaars” In België wordt al vele jaren de strijd aangebonden tegen malafide reclameronselaars die via misleidende mails of brieven hoge sommen van ondernemers afdwingen zonder reële dienstverlening. Via de Marktpraktijkenwet kan dit vrij efficiënt worden aangepakt. Vele reclameronselaars/bedrijvengidsen beginnen echter steeds meer internationaal te opereren. Er is dus een Europese Marktpraktijkenwet nodig die professionelen beschermt tegen misleidende marktpraktijken of op zijn minst een internationale coördinatie om deze praktijken efficiënter aan te pakken. • Brouwerijcontracten De Europese verordening van 20 april 2010 creëert een uitzondering op concurrentieregels voor brouwerijen die voorwaarden opleggen aan huurders van handelspanden, zolang de brouwerij geen te hoog marktaandeel heeft (van meer dan 30%). Dit leidt er echter toe dat in het kader van deze brouwerijcontracten onaanvaardbare voorwaarden worden opgelegd aan de handelshuur van cafés of restaurants. Horeca Vlaanderen vraagt daarom de opheffing van deze uitzondering of op zijn minst de onmogelijkheid om minimale afnameverplichtingen of exclusiviteiten op te leggen.
3.3. Toerismebeleid • Het was de doelstelling van het nieuwe Europese toerismebeleid om Europa tot de “number One destination” te maken. Op zich is dit echter al veel langer het geval. Er dient een Europese coördinatie van toerisme-agentschappen te komen om de Europese Unie een bekender gezicht te geven in de wereld als entiteit en ook de kennismaking van zijn instellingen en hoofdstad te bevorderen. • Coördinatie van toerismebeleid moet ertoe leiden dat niet-Europese toeristen steeds meerdere landen op rondreizen aandoen. • Verschillen in mobiliteitswetgeving leidt ertoe dat het “bereizen” van Europa moeilijk is voor een niet-Europeaan. De Europese Commissie zou deze problemen moeten oplijsten en voorstellen formuleren om ze te milderen of ongedaan te maken.
19
HORECA VLAANDEREN VZW ANSPACHLAAN 111/4 1000 BRUSSEL 02/213.40.10 www.horecavlaanderen.be