De Verloskundige 2022 | 3e jaargang | nummer 1
Z I EKENHU I S
Capaciteit ‘Probleem nadert kritisch punt’ Impact inleiding zonder medische indicatie Inleiding met foley in de eerste lijn Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen
VOORWOORD
CAPACITEIT erloskundigen die tien ziekenhuizen afbellen en uiteindelijk ruim honderd kilometer verderop terecht kunnen. Het is niet overdreven en jullie helaas niet onbekend. Al jaren niet. Met de huidige pandemie rijzen de capaciteitsproblemen de pan uit en komen ze eindelijk op ieders netvlies. De media wijdt er hele nieuwsitems aan. Dat zorg niet beschikbaar is, leek onvoorstelbaar voor een goed ontwikkeld land als Nederland. Nu ondervindt onze samenleving het aan den lijve. Iedereen ziet nu: er moet iets gebeuren!
V
Ook het nieuwe kabinet heeft er aandacht voor. ‘Iedereen moet zeker zijn van passende en betaalbare zorg: jong of oud, nu en in de toekomst’, schrijft het in het regeerakkoord. ‘Dat vraagt om samenwerking, aandacht voor de patiënt en ruimte voor iedereen die in de zorg werkt.’ Om dit mogelijk te maken overweegt het kabinet een Chief Medical Officer aan te stellen. Zo’n ‘Chief’ zou vanuit technischinhoudelijke kennis het kabinet adviseren over te nemen beslissingen voor de zorg. Maar let op: het is niet vanzelfsprekend dat de verloskundige zorg dan ook vertegenwoordigd is. Onze cliënt is immers – meestal – niet ziek en daar zou juist een Chef Verloskundige het kabinet scherp op kunnen houden. Het regeerakkoord biedt hiervoor een opening.
FRANKA CADÉE is chef verloskundige van de KNOV en
De KNOV stelde recentelijk een chef verloskundige aan; ik heb de eer om vanuit die titel de verloskundige zorg te mogen vertegenwoordigen. Chef verloskundigen kunnen ook ingezet worden op regionaal niveau, in een zorggroep, het ziekenhuis of VSV. Dit is van belang om ervoor te waken dat keuzes niet enkel gemaakt worden vanuit een biomedisch perspectief. Want naast de medische aspecten moeten ook de fysiologische en psychosociale perspectieven meegenomen worden in beleidskeuzes.
voorzitter van ICM. ICM is de belangenorganisatie van verloskundigen wereldwijd, waar ook de KNOV lid van is.
Voor de rol van chef verloskundige is leiderschap nodig. Die competentie wordt in de opleiding en in onze loopbaan slechts beknopt meegenomen. Niet iedere verloskundige heeft de ambitie om de stem van de geboortezorg te zijn. Dat hoeft gelukkig ook niet. Wie dit wel wil, kan sinds kort het programma ‘Leiderschap in de geboortezorg’ volgen, dat is ontwikkeld door de KNOV, in samenwerking met De Baak. Renate de Bie volgt het programma en vertelt erover op pagina 14. Verder lees je in deze ‘capaciteits-editie’ van De Verloskundige over andere cruciale zaken die een chef verloskundige onder de aandacht kan brengen van het kabinet. Zie bijvoorbeeld het onderzoek van Doug Cronie, waarbij hij de capaciteitsproblematiek in kaart brengt (pagina 6), of over inleidingen met een foleykatheter samen met de eerste lijn (pagina 62) en andere inspirerende artikelen. Veel leesplezier zier gewenst. Hartelijke groet, et,
De Verloskundige
3
COLOFON Redactieraad Kristi Francken (KNOV), Manon Louwers en Hedy Jak (VRHL Content en Creatie), Lianne Zondag, Hanneke Torij, Eveline Mestdagh en Daniëlle Bax.
Continuïteit
Grafische vormgeving en druk Elma Media B.V., www.elma.nl
‘Probleem nadert kritisch punt’
Acquisitie Elma Media B.V. Silvèr Snoek: s.snoek@elma.nl 0226 - 33 16 00
6
Raymond de Vries over JZOJP
Vormgeving, redactie en fotografie VRHL Content en Creatie in opdracht van Elma Media B.V.
48
Vormgeving, redactie en fotografie VRHL Content en Creatie in opdracht van Elma Media B.V. Abonnementen, personalia en adreswijzigingen KNOV, Jolanda Zocchi, Postbus 2001, 3500 GA Utrecht, abonnementen@knov.nl Abonnementsprijzen Abonnementsprijzen voor niet-leden van de KNOV (inclusief portokosten) voor 4 nummers per jaar: Nederland €99 Binnen Europa €121 Buiten Europa €142 Studenten (buitenlandse opleidingen) €80 Los nummer €27 Privacy Op de verwerking van persoonsgegevens van abonnees is het privacy statement van Elma Media van toepassing. De Verloskundige is het ledenblad van de KNOV en verschijnt vier keer per jaar. ©2022 Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen Mercatorlaan 1200, 3528 BL Utrecht Oplage: 5000 ISSN 0378-1925
4
De Verloskundige
Onderzoek impact inleiding zonder medische indicatie
62 Foleykatheter in de eerste lijn
inhoud SAMENWERKEN 36 Eerdere betrokkenheid kraamzorg
CAPACITEIT Capaciteitsprobleem nadert kritisch punt 6 Verhalen genoeg, ontbrekend bewijs Website capaciteitsproblematiek 16 Probleem, oorzaak en mogelijke interventies Van tweede naar eerste lijn 22 Voorbeelden uit de praktijk Internationaal 27 Coronapandemie treft overal barende vrouw Column van een klinisch verloskundige 41 De ‘DIECO’ Onderzoek naar capaciteitstekort 44 Onderzoek vanuit ROAZ Column van een verloskundige in Duitsland 47 Wachttijden van vijf uur Dispuut 56 Een probleem van alle lijnen? Zorgdrukbarometer 65 Snelle enquêtes, geen wetenschap
Meer continuïteit
42 Zij aan zij Lucia en Bob delen leven en praktijk
ONDERNEMEN 54 Mijn praktijk Slim zakendoen
62 De Verloskundige 2.0 Foley in de eerste lijn
KNOV 11 Achter de schermen Tim de Kroon
61 Column van de voorzitter Carola Groenen
66 Gezicht achter de KNOV Anne-Marie Sluijs
69 Update 70 KNOV in actie
INNOVEREN
Recap
Column van verloskundige in opleiding 13 Niet iedereen past in hetzelfde protocol Blijven leren 14 Verloskundig leiderschap Counseling 18 Nieuwe bijscholingsronde E-health 33 ‘Heus, niemand gaat online bevallen’ Impact inleiding 48 Zonder medische indicatie (wetenschap) Studievertraging onder VIO’s 68 Harde coronaklap komt nog
De Verloskundige
5
TEKST VRHL CONTENT EN CREATIE
Capaciteitsprobleem
NADERT KRITISCH PUNT
Verhalen genoeg, ontbrekend bewijs Het capaciteitstekort in Nederland gaat onvermijdelijk tot situaties leiden die niemand wil meemaken. Als het niet al zover is. Er zijn genoeg verhalen van verloskundigen die stad en land moeten afbellen voor een beschikbaar ziekenhuis. We weten vanuit de praktijk en uit literatuur dat dit voor onveilige situaties zorgt1. Maar schijnbaar is er meer nodig om actie te ondernemen op landelijk niveau. Doug Cronie denkt dat bewijs, dat simpelweg aantoont dat er een capaciteitstekort ís, een eerste stap is.
6
De Verloskundige
Geen ‘holy grail’ Doug Cronie heeft zijn roots in Schotland en verhuisde naar Engeland om daar Verpleegkunde te studeren. Later, tijdens zijn opleiding tot verloskundige, ontdekte hij dat dát was wat hij wilde gaan doen; zijn liefde voor het vak bloeide op en leidde onder meer tot functies als docent en manager, en werkzaamheden in Practice Development en arbeidsverhoudingen bij de Britse vakbond voor verloskundigen. Hij bleef ook werkzaam als praktiserend verloskundige. Doug kwam voor de liefde naar Nederland. Dus absoluut niet om het systeem van het Verenigd Koninkrijk te verheerlijken of naar Nederland te halen, benadrukt hij. Het Nederlandse systeem riep wel veel vragen bij hem op.
ZIEKENHU IS
De Verloskundige
7
‘Het eerste- en tweedelijnsverloskundigensysteem in Nederland is voor verloskundigen in veel andere landen de ‘holy grail’. Thuis een baby krijgen en een verloskundige die alle zorg in de wijk biedt; dat is geweldig! Als je thuis wilt en kunt bevallen, dan is het Nederlandse systeem inderdaad het beste dat je je kunt wensen. Maar als er iets misgaat of je loopt een hoger risico, dan is het mogelijk een ander verhaal. Het advies is dan om omwille van de veiligheid in het ziekenhuis te bevallen. Het punt is alleen, dat we niet weten of van die veiligheid altijd sprake is.’
Z IEKENH U IS
Groei tweede lijn Tot de jaren ’60 en ’70 bevielen Nederlandse vrouwen vooral thuis2. Rond deze tijd kwamen ziekenhuisbevallingen vaker voor. ‘In de jaren ’90 groeide het aantal ziekenhuisbevallingen exponentieel. Vanzelfsprekend heb je dan ook meer verloskundigen in ziekenhuizen nodig, maar er is nooit een overkoepelend orgaan geweest dat heeft gemeten hoeveel meer bevallingen in de tweede lijn plaatsvinden. Zo hebben we dus ook nooit kunnen berekenen hoeveel meer verloskundigen in de tweede lijn nodig zijn. Natuurlijk maakten wat eerstelijnsverloskundigen de overstap, maar of dat genoeg is, is de vraag. Ziekenhuizen probeerden desondanks op de groeiende vraag in te spelen. Zo gingen we in het ziekenhuis waar ik werkte van zes verloskamers met een capaciteit van 2.000 geboortes per jaar, naar dertien verloskamers met een capaciteit van 3.500 geboortes per jaar. Opvallend was dat de groei in tweedelijnsverloskundigen niet in verhouding stond tot de groei in capaciteit. Eerst moesten er meer geboortes komen, volgens het bestuur. Als je het mij vraagt, is dat de verkeerde volgorde.’
‘DE GROEI IN TWEEDELIJNSVERLOSKUNDIGEN STOND NIET IN VERHOUDING MET DE GROEI IN CAPACITEIT’
is, is dat natuurlijk onwenselijk. Misschien begrijp ik het Nederlandse geboortezorgsysteem gewoon niet, dacht ik nog. Totdat ik als verloskundig lid zitting had in het tuchtcollege, waar geschillen in de verloskunde werden afgehandeld. Daar zag ik dat het capaciteitsissue vaak ook een rol speelde in geschillen. Er was niet alleen sprake van een hoge werkbelasting, maar ook van een discrepantie tussen de benodigde ervaring, de manier waarop gewerkt wordt en de vaardigheden van de verloskundige. Soms leidt dit tot een situatie waarbij drukte ontstaat met meerdere barenden tegelijk, slechts één verloskundige en een gynaecoloog die thuis slaapt. Logisch, dat verloskundigen dan soms onbewust hun grenzen over gaan en een calamiteit zich kan ontwikkelen. Tijdens mijn werk in het tuchtcollege ontdekte ik dat ik het systeem in Nederland wel begreep, maar dat er iets niet helemaal klopte. En dat aanpassingen in het systeem noodzakelijk waren.’
Calamiteiten over het hoofd zien Onbewust grenzen over ‘Toen ik in 2007 in Nederland kwam werken, waren er ziekenhuizen waar niet altijd een gynaecoloog of verloskundige aanwezig was. Daar schrok ik van. Sommige ziekenhuizen hadden overdag wel een volwaardig team, maar ’s nachts sliep de gynaecoloog thuis. Of er was doordeweeks wel altijd een verloskundige, maar in het weekend werkte diegene op oproepbasis. Bij complicaties, als direct ingrijpen nodig
8
De Verloskundige
Doug wijdde zijn promotieonderzoek aan de organisatie van verloskundige zorg in Nederlandse ziekenhuizen3. ‘En inderdaad: verschillende ziekenhuizen hanteren verschillende protocollen. Met bezetting wordt verschillend omgegaan. Sommige ziekenhuizen vinden het oké dat er momenten zijn dat er geen gynaecologen of verloskundigen in een ziekenhuis aanwezig zijn. Of dat één verloskundige soms wel drie cliënten tegelijk begeleidt bij hun bevalling. Dan zie je dreigende calamiteiten over het hoofd. Het is mij ook
overkomen; dat ik met de beste intenties en onder hoge druk met een andere cliënt bezig was, waardoor ik niet tijdig een probleem bij een barende zag. En dat terwijl wetenschappelijk is aangetoond dat een cliënt tijdens een bevalling gebaat is bij continue begeleiding door een verloskundige zorgverlener. Door een-op-eenzorg te bieden, duurt de bevalling korter, vinden er minder vaginale kunstverlossingen of sectio caesarea plaats en is er meer tevredenheid onder cliënten en zorgverleners4. Noem het zwart-wit denken, maar we wéten dus ook dat als we geen continue zorg bieden, er onveilige zorg ontstaat. Ik vermoed dat dit nu al voor – soms ernstige – calamiteiten zorgt. We hebben er alleen geen cijfers van. Gebrek aan bewijs maakt het probleem ‘onzichtbaar’ en daardoor voelt niemand – buiten de betrokkenen – de urgentie.’
Wereldwijd probleem In Engeland werd het probleem wel zichtbaar. Pijnlijk zichtbaar, toen het zó vaak misging dat het probleem niet langer genegeerd kon worden en op grote schaal onderzoek werd gedaan naar de toedracht van de ‘incidenten’. Een bekend onderzoek is de Morecambe Bay Investigation uit 2015, waarbij geboortes van 2004 tot 2013 werden onderzocht5. Een gebrek aan kennis, vaardigheden en capaciteit van zorgverleners waren deels de oorzaak van de dood van één moeder en elf baby’s, concludeerden de onderzoekers. In een ander onderzoek, naar de geboortezorg in een ziekenhuis in Shrewsbury, werden 250 casussen onderzocht waarbij sprake was van doodgeboorte, neonatale sterfte, hypoxisch ischaemische encefalopathie (HIE-graad 2 en 3)
HOE WERKT BIRTHRATE PLUS? Birthrate Plus is een berekeningstool in Excel die een score geeft aan elke geboorte. Hoe hoger de score, hoe complexer de baring was en hoe meer tijd ervoor nodig is. Een baring zonder complicaties zal bijvoorbeeld een lage score krijgen met een laag aantal uur. Een baring met een spoedkeizersnede waarbij een bloedtransfusie nodig is en waarbij de vrouw twee dagen in het ziekenhuis blijft, krijgt een hoge score met meer verloskundige uren. Als alle baringen zijn ingevoerd voor een bepaalde periode, berekent Birthrate Plus het totaal aantal uren dat een verloskundige nodig is om een-op-eenzorg te leveren. Dit aantal kan getoetst worden aan het aantal uren dat een ziekenhuis daadwerkelijk beschikbaar heeft (in fte’s). Door deze twee met elkaar te vergelijken ziet men in hoeveel procent van de gevallen daadwerkelijk een-op-eenzorg kan worden geleverd. Birthrate Plus heeft tegenwoordig ook een app, waardoor realtime data direct inzichtelijk is. Deze app is geen onderdeel van het onderzoek van Doug.
‘GEBREK AAN BEWIJS MAAKT HET PROBLEEM ONZICHTBAAR EN DAARDOOR VOELT NIEMAND DE URGENTIE’ of maternale sterfte. Ook hier speelde een gebrek aan capaciteit een rol6. ‘Het is een wereldwijd probleem. Per land verschillen de systemen, maar een tekort aan goede verloskundigen kom je eigenlijk overal tegen’, geeft Doug aan, die in vier verschillende landen als verloskundige werkte. Om terug te komen op het eerste- en tweedelijnsverhaal, zouden we in Nederland nog kunnen pleiten voor verschuiving van verloskundigen of verschuiving van zorg naar een andere lijn. ‘Maar hoe je het ook wendt of keert, als je alle verloskundigen op een hoop gooit en er dáár te weinig van zijn om goede zorg te kunnen leveren, heb je dus een capaciteitsprobleem. Ongeacht waar verloskundigen zich bevinden. En volgens mij is dat probleem er, ook in Nederland’.
Birthrate Plus Om dat aan te tonen, wil Doug werken met een tool die in Engeland sinds 2014 landelijk gebruikt wordt. ‘Net als nu in Nederland, hadden ze daar het gevoel dat er nú iets moest gebeuren. Praktiserend verloskundigen hebben toen Birthrate Plus ontwikkeld.’ Birthrate Plus is een tool waarmee ziekenhuizen inzicht krijgen in het aantal fte zorgverleners dat nodig is om een-op-eenzorg te kunnen leveren. Er wordt gekeken naar het aantal en de aard van de bevallingen. Met complexere situaties, waarbij een bevalling bijvoorbeeld langer duurt of waarvoor meer zorgverleners nodig zijn, wordt automatisch rekening gehouden in de berekening. Het uitgangspunt van een-op-eenzorg is als standaard gekenmerkt door de National Institute for Clinical Effectiveness (NICE). Ziekenhuizen worden op deze standaard gecontroleerd, middels Birthrate Plus. De Care Quality Commission (CQC) werd in het leven geroepen om hierop te controleren. Ziekenhuizen wordt geadviseerd om elke zes maanden een Birthrate Plus-analyse te doen. Dit wordt periodiek door het CQC geauditeerd. Speciale maatregelen kunnen opgelegd worden als ziekenhuizen volgens Birthrate Plus niet aan de standaard voldoen. ‘Birthrate Plus zelf gaat het capaciteitsprobleem niet oplossen. Maar het helpt wel om problemen te signaleren en aan te tonen, argumenten aan te scherpen en een concreet beeld te schetsen van de situatie. Deze tool meet het probleem niet alleen, maar geeft ook onderbouwd weer wat nodig is om het probleem om te lossen. Dat ontbreekt nu en hebben we nodig om aan tafel te komen bij beslissers.’
De Verloskundige
9
‘WE MOETEN BLIJVEN OPKOMEN VOOR VEILIGE, KWALITATIEVE ZORG’ Toekomst In Engeland is de National Health Service (NHS) verantwoordelijk voor de zorg. De NHS wordt door de overheid gefinancierd middels belastinggeld en van een verplichte zorgverzekering is geen sprake. Hoewel dit sterk verschilt van het Nederlandse systeem, is dat volgens Doug geen bezwaar om Birthrate Plus ook in Nederland te kunnen implementeren. ‘De tool staat helemaal los van wie de zorg betaalt of wie er verantwoordelijk voor is. De tool meet hoeveel zorgverleners je nodig hebt om aan de zorgstandaard – een-op-eenzorg tijdens de bevalling – te kunnen voldoen. Ongeacht het systeem. Wel zullen we in Nederland aan andere knoppen moeten draaien dan ze in Engeland doen. Wij zullen om tafel moeten met politiek Den Haag en verzekeraars, waar men in Engeland vooral lobbyt bij de Health and Social Care Select Committee, andere overheidsinstanties en misschien zelfs huisartsen, die de geboortezorg inkopen.’ Doug vervolgt: ‘Stel, Birthrate Plus toont het capaciteitsprobleem in Nederland aan, dan wordt de volgende stap om de bevindingen op grote schaal bekend te maken. Daarvoor hebben we onder andere de KNOV, de NVOG en CPZ nodig, om te lobbyen in politiek Den Haag. Dan zou het heel mooi zijn als Birthrate Plus op den duur gezien wordt als dé manier om vast te stellen hoeveel verloskundigen we in Nederland nodig hebben. En dat daar ook naar gehandeld wordt in beleid.’
Scherp blijven Daarmee zijn we er nog niet. Hoe mooi het voorbeeld van Engeland ook is. Een aanbevelingsrapport van de Health and Social Care Select Committee – onderdeel van het Lagerhuis van het Britse parlement dat toezicht houdt op de activiteiten van het ministerie van Volksgezondheid en Sociale Zorg – laat zien dat ondanks de erkenning van de tool en introductie van de bijbehorende standaard, nog lang niet altijd genoeg in capaciteit geïnvesteerd wordt7. Zo werd in 2018 het aantal beschikbare verloskundige opleidingsplekken over een periode van vier jaar met meer dan 3.650
10
De Verloskundige
vergroot door de overheid. In het aanbevelingsrapport komt een reactie van Gill Adgie – een vooraanstaande Engelse verloskundige – hierop aan bod. Volgens haar biedt de uitbreiding van dat aantal opleidingsplekken geen garantie voor een directe uitbreiding van de personeelsbezetting die nodig is. Ze noemt een voorbeeld: een verloskundigenafdeling heeft tien vacatures. Birthrate Plus geeft aan dat er dertig extra verloskundigen nodig zijn. Dan heeft die afdeling dus in totaal veertig extra verloskundigen nodig. Maar zoveel gediplomeerde verloskundigen zijn er niet, in heel Engeland. Doug: ‘Met de rekentool hebben we een middel in handen waarmee we het gesprek kunnen aangaan. Maar zoals het voorbeeld – waarop Gill Adgie een reactie geeft – laat zien: ook als er een standaard geïntroduceerd is, moeten er genoeg verloskundigen en genoeg opleidingsplekken voor verloskundigen zijn. Ook moeten verloskundigen scherp blijven en moeten we blijven opkomen voor de capaciteit en de werkomstandigheden die we nodig hebben om goede, veilige zorg te leveren. Daarom is het belangrijk dat er verloskundigen zijn die durven op te staan voor onze belangen. Goed leiderschap van sterke verloskundige leiders is hier van cruciaal belang. We moeten blijven opkomen voor veilige, kwalitatieve zorg.’
Onderzoek Doug is nu eerst op zoek naar vijf Nederlandse ziekenhuizen die dit jaar zes maanden willen meewerken aan een pilot. ‘Het enige wat ik nodig heb zijn gegevens over het aantal verloskundigen en het aantal en de aard van baringen over een periode van zes maanden.’ Het OLVG in Amsterdam werkt al mee. Eind dit jaar moet deze fase van het onderzoek zijn afgerond. Volgend jaar hoopt Doug de pilot dan op te kunnen schalen en het capaciteitsprobleem landelijk aan te tonen. Wil je meewerken aan Doug’s pilot? Je kunt met hem in contact komen via d.j.cronie@hr.nl.
Bronnen 1. Dixon, A & Smith A. Kings Fund Maternity services enquiry: Health care professionals’ views about safety in maternity services, ings Fund, London 2008. 2. PRN/TNO-rapport: De Thuisbevalling in Nederland 1995-2002 Rapportage over de jaren. Stichting Perinatale Registratie Nederland, 2005 3. Cronie, D.J. Hospital Midwives: an examination of the role, diversity and practice conditions of Dutch hospital midwives, PhD thesis, University of Maastricht, 2019. 4. CPZ, Zorgstandaard Integrale Geboortezorg, 2016. 5. Dr Bill Kirkup CBE, The Report of the Morecambe Bay Investigation, 2015. 6. Ockenden Report, Emerging Findings and Recommendations from the Independent Review of Maternity Services at the Shrewsbury and Telford Hospital NHS Trust, 2020. 7. House of Commons Health and Social Care Committee, The safety of maternity services in England, 2021.
ACHTER DE SCHERMEN
Tim de Kroon is Senior Public Affairs Adviseur bij de KNOV. Hij is de man die in politiek Den Haag lobbyt voor de belangen van KNOV-leden. ‘Het verhaal van de verloskundige mag zichtbaarder worden.’
Tim de Kroon Wat deed je voordat je naar de KNOV kwam? ‘Ik heb Politicologie gestudeerd en daarna ben ik bij een lobbybureau in Den Haag gaan werken om te leren hoe de hazen lopen. Vervolgens koos ik voor de beroepsvereniging voor pedagogen en onderwijskundigen, de NVO. Daar hadden ze nog niet eerder een lobbyist gehad en het was leuk om die rol vorm te geven. Ik heb nog bij ProRail gewerkt en werkte tot september vorig jaar bij de gemeente Tilburg. Dat was een strategische beleidsfunctie die achteraf gezien niet zo goed bij me paste. Ik ging weer op zoek naar een functie in public affairs en kwam terecht bij de KNOV.’
En dat, op een moment dat je zelf twee jonge kinderen hebt. ‘Dat klopt, en dat is geen toeval. Door de geboortes van onze kinderen – nu vier en twee jaar – heb ik veel bewondering gekregen voor het werk van verloskundigen. Toen ik solliciteerde op de functie wist ik nog niet precies wat de portefeuilles zouden inhouden, maar ik wist wél dat ik iets voor deze beroepsgroep wilde betekenen. Veel van mijn collega’s bij de KNOV zijn trouwens ook jonge ouders. Het beroep van verloskundige is misschien niet zo zichtbaar, totdat je er zelf mee te maken krijgt. En dan is het een heel indrukwekkend beroep met ontzettend gedreven mensen die de zorg nog beter willen maken en daar veel concrete ideeën over hebben. Dat werkt aanstekelijk en enthousiasmeert. Maar ik schrik ook van de verhalen die leden me vertellen. Dat verloskundigen twaalf ziekenhuizen moeten afbellen om ergens terecht te kunnen en dat dit geen uitzondering is… We weten allemaal dat er een druk op de zorg ligt, maar het verhaal van de verloskundige wordt te weinig verteld.’
Wat voor gesprekken voer jij precies? ‘Gesprekken voer ik met beleidsmakers, Tweede Kamerleden en stakeholders. Vaak is daar een verloskundige of een programmamanager vanuit de KNOV bij aanwezig. Ik onderhoud het contact, de verloskundige of collega geeft voorbeelden en komt met concrete oplossingen. Vooral die voorbeelden doen het goed; die spreken tot de verbeelding en geven weer hoe het er in de praktijk aan toegaat. Lobbyen is mensenwerk, dus het helpt als je het over iets hebt wat mensen (her)kennen. Dat is een groot voordeel aan werken voor de geboortezorg; veel mensen hebben daar weleens mee te maken gehad. Tijdens mijn eerste maanden bij de KNOV was bekostiging het belangrijkste onderwerp van gesprek. Maar ik hoop straks ook meer aandacht te besteden aan sociale verloskunde; hoe kunnen we het medische domein dichter bij het sociaal domein brengen, met aandacht voor preventie?’ De Verloskundige
11
Alles wat je moet weten over kritische aangeboren hartafwijkingen of CCHD Wat betekent CCHD en waarom is vroegtijdige opsporing zo belangrijk: Aangeboren hartafwijkingen zijn één of meerdere ernstige defecten aan het hart van de pasgeborene. De defecten zorgen ervoor dat het hart verhinderd wordt om het nodige bloed naar de organen te pompen. Bestaande screeningsstrategieën detecteren CCHD vroegtijdig, maar toch zijn er nog steeds baby’s waarbij CCHD niet gediagnosticeerd wordt.1,2,3 Om deze kindjes vroegtijdig op te sporen kan pulsoximetrie helpen.4,5,6
Hoe kan je de saturatie meten met een pulsoximeter? De verpleegkundige of verloskundige heeft hiervoor een kleine, draagbare pulsoximeter en enkele Nellcor™ kleefsensoren nodig. 'H݄PHWLQJ LV XLWHUVW HHQYRXGLJ ELM]RQGHU VQHO HQ JHKHHO SLMQORRV 1,2,3
CCHD screening met MEDTRONIC PM10N en MAX-N-I
Nellcor™ 'UDDJEDUH 3XOVR[LPHWHU 30 1
Nellcor™ VHQVRU PHW 2[L0D[ 7HFKQRORJLH
Nellcor™ CCHD screening APP binnenkort beschikbaar Gemakkelijk, slim en educatief. Nieuwe versie binnenkort beschikbaar iOS
Android
Referenties: 1.
Chang RK, Gurvitz M, Rodriguez S. Missed diagnosis of critical congenital heart GLVHDVH $UFKLYHV RI SHGLDWULFV ݄DGROHVFHQW PHGLFLQH 2FW
2.
3HWHUVRQ & $LOHV ( 5LHKOH &RODUXVVR 7 2VWHU 0( 2OQH\ 56 &DVVHOO &+ )L[OHU '( Carmichael SL, Shaw GM, Gilboa SM. Late detection of critical congenital heart GLVHDVH DPRQJ 86 LQIDQWV HVWLPDWLRQ RI WKH SRWHQWLDO LPSDFW RI SURSRVHG XQLYHUVDO VFUHHQLQJ XVLQJ SXOVH R[LPHWU\ -$0$ 3HGLDWULFV $SU
3.
:UHQ & 5HLQKDUGW = .KDZDMD . 7ZHQW\ \HDU WUHQGV LQ GLDJQRVLV RI OLIH WKUHDWHQLQJ QHRQDWDO FDUGLRYDVFXODU PDOIRUPDWLRQV $UFK 'LV &KLOG )HWDO 1HRQDWDO (G ) )܊
ގ0HGWURQLF ZHX FFKG DGYHUW QO IRU HOPD
medtronic.co.uk/pmri
4.
Narayen, IC, Blom, NA, Ewer, AK, et al. Aspects of pulse oximetry screening for FULWLFDO FRQJHQLWDO KHDUW GHIHFWV ZKHQ KRZ DQG ZK\ $UFK 'LV &KLOG )HWDO 1HRQDWDO (G ) )܊
5.
Ewer AK. Pulse oximetry screening for critical congenital heart defects. Should it EH URXWLQH" $UFK 'LV &KLOG )HWDO 1HRQDWDO (G ) )܊
6.
(ZHU $. )XUPVWRQ $7 0LGGOHWRQ /- HW DO 3XOVH R[LPHWU\ DV D VFUHHQLQJ WHVW IRU FRQJHQLWDO KHDUW GHIHFWV LQ QHZERUQ LQIDQWV D WHVW DFFXUDF\ VWXG\ ZLWK HYDOXDWLRQ RI DFFHSWDELOLW\ DQG FRVW HIIHFWLYHQHVV +HDOWK 7HFKQRO $VVHVV ܊
COLUMN
VAN EEN VERLOSKUNDIGE IN OPLEIDING
NIET IEDEREEN PAST IN HETZELFDE PROTOCOL artfilmpje, een draadje op het hoofdje van het kindje, waaknaaldje, een knipje, enzovoorts. Waarom gebruiken we deze verkleinwoorden? Is het om interventies minder invasief te laten lijken dan ze daadwerkelijk zijn?
H
FLOOR OPDAM studeerde in januari af als verloskundige in Maastricht. Zij schreef haar afstudeeronderzoek over zorgvragen buiten de richtlijnen.
Ik deed onderzoek naar zorgvragen buiten de richtlijnen. Ik keek specifiek naar de ervaringen van verloskundig zorgverleners die betrokken waren bij de Poli op Maat (POM). De POM in het Radboudumc (Nijmegen) is opgericht voor aanstaande ouders met geboortewensen die niet goed aansluiten bij zorg die aanbevolen wordt in de richtlijnen. Op de poli gaan zij het gesprek aan met Jeroen van Dillen en Martine Hollander (beiden gynaecoloog). In deze gesprekken staan luisteren en tijd nemen centraal. Wat zou je willen en waarom? Wat zijn eerdere ervaringen? Het belangrijkste doel is dat aanstaande ouders een goed geïnformeerde beslissing maken met hulp van een zorgverlener. Hierin is niet het doel ervoor te zorgen dat de ouders kiezen voor een zorgpad dat binnen het protocol valt. Mijn beweegredenen voor dit onderzoek hebben te maken met risicomijdende zorg, medicalisering, onvoldoende continuïteit van zorgverlener, gebrek aan keuzevrijheid en autonomie, onvoldoende informatie en informed consent (zie: verkleinwoorden), het te weinig betrekken van de cliënt in beleidsbepaling, traumatische bevalervaring, verlies van vertrouwen in de zorg, zorgvragen buiten de richtlijnen, angst en onbegrip vanuit de zorgverlener, conflicten en uiteindelijk zorg mijden. Onze zorg lijkt niet altijd genoeg aan te sluiten bij wat ouders belangrijk vinden, zoals vertrouwen in de fysiologie. Het maakt me boos dat er zorgverleners zijn die onbegrip hebben voor cliënten, terwijl wijzelf, misschien ikzelf wel, waarschijnlijk onbewust in enige mate bijdragen aan traumatische ervaringen. Waarom horen vrouwen iedere dag: ‘We plaatsen even een klein draadje op het hoofdje van de baby?’ Waarom horen zij minder vaak: ‘We draaien een metalen draad ín het hoofd van de baby, om deze redenen (…) geef je hier toestemming voor?’
Scan de code om het artikel van Floor te lezen.
Mijn artikel gaat over vertrouwen, shared decision making, continuïteit van zorgverlener. Een andere kijk op verantwoordelijkheid maakt dat vrouwen weer vertrouwen in onze zorg krijgen. Geboorte is een levensgebeurtenis waar iedere vrouw zelf de controle over zou moeten hebben. Niet iedereen past in hetzelfde protocol. De Verloskundige
13
TRAINING Leiderschap in de geboortezorg
INHOUD Leiden en besturen in de geboortezorg
DUUR 15,5 dagdelen (8 of 9 dagen)
LOCATIE Driebergen en Noordwijk
OPLEIDER De Baak
CURSIST Renate de Bie, verloskundige bij het Diakonessenhuis
Scan de code om meer te weten over de opleiding.
14
De Verloskundige
leren invullen De Baak heeft in samenwerking met de KNOV het programma ‘Leiderschap in de geboortezorg’ (voorheen ‘Verloskundig Leiderschap’) opgezet. Het programma belooft verloskundigen hun rol als leider en bestuurder in te vullen en impact te hebben op de toekomst van de geboortezorg. Renate de Bie is op de helft van het programma. ‘Ik heb nu de handvatten om het gesprek met het management aan te gaan. En de kennis om sommige keuzes beter te begrijpen.’
TEKST VRHL CONTENT EN CREATIE
BLIJVEN LEREN
Bestuurlijke rol
H
‘Het was een jaar of zes geleden dat ik voor het eerst een managementfunctie bekleedde. Ik had al een tijd het gevoel dat ik me verder wilde ontwikkelen en nam de functie van een vriendin in een startende kraamzorgorganisatie waar. De bedrijfsvoering vond ik ontzettend leuk, maar bij bestuurlijke overleggen was er altijd dat stemmetje dat zei dat ik ‘maar’ een verloskundige was. Toen ontstond de behoefte om op dat vlak meer te leren. Ik startte met de master Healthcare Management, met een focus op economie en management. Iedereen verklaarde me voor gek, want het paste niet bij me. Maar juist dat was de reden om hiervoor te kiezen. Dat was de kennis die ik miste om met vertrouwen een vergadering te leiden.’
Pas op de plaats
Eigen context
‘Inmiddels is het ruim twee jaar geleden dat ik ben afgestudeerd en werk ik naast mijn werk als klinisch verloskundige in het Diakonessenhuis, als programma- en beleidsmedewerker bij het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aan het actieprogramma Kansrijke Start. Dit was het moment om weer even stil te staan bij waar ik sta en waar ik – op beleidsmatig niveau – naartoe wil. En toen kwam het leiderschapsprogramma van De Baak op mijn pad.’
‘Het programma belicht de verschillende perspectieven van leiderschap. Het gaat over leiderschapsstijlen en persoonlijk leiderschap, over bestuurlijk leiderschap – hoe zorg je dat mensen jou volgen – en over richting geven. Het gaat altijd over de geboortezorg en je betrekt het op je eigen context. Dat maakt dit programma relevant voor veel verschillende verloskundigen. Zo heb ik op papier gezet waarom iemand door mij geleid zou kunnen worden. Medecursisten schreven eigenschappen van mij op, als ‘gedreven op doel en inhoud’, ‘positieve energie’, ‘kan goed delegeren’ en ‘als ze op het doel gericht blijft, kan ze emotionele bijzaken parkeren’. Tijdens het programma heb ik geleerd hoe ik die kwaliteiten strategisch kan inzetten. Voor mij betekent dat, dat ik enthousiasmeer en inspireer en tegelijkertijd werk aan mijn cirkel van invloed.’
Ieder een ander doel ‘De opbouw is heel passend. Je begint bij jezelf: wie ben ik, hoe functioneer ik, wat zijn mijn krachten en wat zijn mijn valkuilen? Vervolgens ga je in op de vraag wat leiderschap is en inhoudt. Je duikt de theorie in en gaat met elkaar in gesprek. Dan ontdek je dat iedereen het programma met een ander doel volgt. Ik volg het programma omdat ik wil leren over strategisch leiderschap. Maar ook om te evalueren waar ik nu sta in mijn ‘nieuwe rol’ en om mijn visie op de toekomst qua carrière helder te krijgen. Andere verloskundigen volgen het programma omdat ze een betere leider in hun praktijk willen zijn. Anderen willen hun rol in de regio pakken. En weer een ander wil meer de coachende kant op.’
Niet voor iedereen ‘Niet iedere verloskundige hoeft zich met leiderschap bezig te houden. Als verloskundige heb je een mooie impact in de praktijk zelf en er zijn genoeg verloskundigen die daar hun voldoening uit halen. Maar voor ons vak is het nodig dat er ook verloskundigen opstaan die een stem in de bestuurskamer kunnen zijn. En dan heb je wel die beleidstaal nodig en het zelfvertrouwen om je stem te laten horen. Er worden soms tenenkrommende besluiten genomen. Voorheen vond ik daar vooral wat van, maar kón ik er niets mee. Nu kan ik het gesprek aangaan, en aan mijn klinische collega’s ook beter uitleggen waarom bepaalde besluiten genomen worden. Ik denk dat je die competentie nodig hebt in het team. Net zoals een wetenschappelijk opgeleide verloskundige in je team handig kan zijn om de evidence nog beter te begrijpen en nog makkelijker met gynaecologen in gesprek te gaan.’
De Verloskundige
15
WEBSITE CAPACITEITSPROBLEMATIEK Probleem, oorzaak en mogelijke interventies
16
De Verloskundige Verloskun skundige
TEKST VRHL CONTENT EN CREATIE
De capaciteitsproblematiek is onhoudbaar. Maar we hebben ermee te maken en zolang dat duurt, zullen we ermee moeten dealen. Daarom ontwikkelt de werkgroep Capaciteitsproblematiek een overzichtspagina met strategische oplossingen en praktische tools, die verloskundigen kunnen gebruiken om zo goed mogelijk met de situatie om te gaan.
arieke Smith is een van de werkgroepleden. Tot 2016 was ze praktiserend verloskundige. Nu werkt ze als zelfstandig adviseur, projectleider en bestuurder, vooral binnen de geboortezorg en dus ook voor de KNOV. Ze vertelt dat de pagina vooral een verzameling is van wat we kunnen leren van wat andere regio’s al hebben ondernomen op het gebied van capaciteitproblematiek, aangevuld door de visie van de werkgroep. ‘Wat ging goed en wat zijn valkuilen? Het helpt om dat overzichtelijk op één plek te hebben’, zegt Marieke. De content kwam tot stand in samenwerking met de programmamanagers van de KNOV. Zij zijn actief in de regio’s en weten wat andere verloskundigen al hebben opgetuigd als antwoord op het capaciteitsprobleem.
M Aan tafel
Op de pagina wordt het probleem omschreven, worden de oorzaken daarvan uiteengezet en worden handvatten gegeven op strategisch en praktisch niveau. ‘Om te beginnen moeten we zorgen dat we aan tafel zitten tijdens relevante overleggen. Dat gebeurt nog te vaak niet. Hoe vaak zitten verloskundigen bijvoorbeeld bij een ROAZ-overleg? We zien ook individuele praktijken of verloskundigen op eigen houtje activiteiten ondernemen op het gebied van capaciteitsproblematiek. Dat is uiteraard met de beste bedoelingen, maar je staat veel sterker als je je belangen samen met beroepsgenoten verdedigt. En als ook tweedelijnsverloskundigen daarbij betrokken worden en het gesprek voeren, in plaats van ziekenhuisbesturen en gynaecologen die dat namens hen doen. Op de website geven we tips hoe je op de hoogte blijft van wat er speelt in je regio en benadrukken we hoe belangrijk het is om je achterban daarin mee te nemen.’ Volgens de website zouden VSV’s zich per regio moeten concentreren en niet per ziekenhuis, zodat meer eenheid ontstaat binnen de regio en de capaciteitsproblematiek op regioniveau opgelost kan worden, in plaats van op ziekenhuisniveau. Regio’s zouden op hun beurt weer van elkaar
‘OM TE BEGINNEN MOETEN WE ZORGEN DAT WE AAN TAFEL ZITTEN TIJDENS RELEVANTE OVERLEGGEN. DAT GEBEURT NOG TE VAAK NIET’
kunnen leren. Ook raadt de website een zorggroep van eerstelijnsverloskundigen aan, waarin verloskundigen georganiseerd samenwerken en zelf sturen op kwaliteitsverbetering van de zorg.
Apps en documenten Om verloskundigen daarvoor handvatten te geven, heeft de werkgroep tools ontwikkeld. Van verwijzingen naar kennisdocumenten – zoals die voor het opzetten van een zorggroep – tot brieven die verloskundigen naar zorgverzekeraars kunnen versturen. De pagina bevat ook apps en Excel-documenten die gebruikt kunnen worden om de volmeldingen in beeld te krijgen. ‘Die apps zijn absoluut niet de oplossing voor het probleem. Daar heeft de KNOV onlangs ook een duidelijk statement over afgegeven. Dat neemt niet weg dat dergelijke registratiemiddelen telefoontjes naar een tiental ziekenhuizen voorkomen en de bezetting in kaart brengen. Prima om te gebruiken dus.’
Waarden als uitgangspunt De werkgroep neemt duidelijk stelling en dat is terug te zien op de pagina. ‘Ziekenhuizen roepen weleens dat eerstelijnsverloskundigen in de ziekenhuizen kunnen komen helpen; probleem opgelost. Maar dat zou de start zijn van een systeemverandering. En wij willen het systeem dat nu bestaat in stand houden. Met verloskundigen in de wijk, zorg op de juiste plek dicht bij de zwangere vrouw, zo min mogelijk overdrachten en zoveel mogelijk continuïteit van zorgverlener. Het is verleidelijk om in deze crisissituatie te zeggen: we gaat het tijdelijk anders doen, totdat we er doorheen zijn. Maar voor je het weet heb je een hervormd systeem dat de zwangere niet ten goede komt.’
Levend platform De werkgroep benadrukt dan ook dat het capaciteitsprobleem níet een probleem van de eerste lijn is. Het probleem ligt bij de ziekenhuizen en de eerste lijn heeft last van dat probleem. ‘Daarom raden we op de website aan om eerst te kijken welke oplossingen de ziekenhuizen zelf kunnen doorvoeren, voordat de eerstelijnsverloskundigen daarmee aan de slag gaan.’ Op de site worden suggesties gedaan, zoals zorg verspreiden, opnames verkorten en thuismonitoring. ‘Het is een levend platform dat steeds verder uitgebreid zal worden’, zegt Marieke. ‘Nieuwe initiatieven, onderzoeken en tools zullen we hier delen. Nogmaals: we hebben niet de illusie dat dit platform het probleem gaat oplossen, maar het biedt wel de mogelijkheid om van elkaar te leren in onze zoektocht naar manieren om ermee om te gaan.’
De Verloskundige
17
TEKST JANNEKE GITSELS, NEELTJE CROMBAG, LINDA MARTIN
Meer keuzevrijheid IN NIEUWE BIJSCHOLINGSRONDE COUNSELING PRENATALE SCREENING
Sinds de introductie van de NIPT als eerste screeningstest voor down-, edwards- en patausyndroom in 2017, volgen counselors verplichte nascholingen1. Op 1 januari 2022 startte een vernieuwde bijscholingsronde. Deze ronde biedt counselors een zekere vrijheid om een scholingspakket op maat te kiezen. De hoofdlijnen van deze vernieuwde bijscholingsronde zijn akkoord bevonden door de KNOV en NVOG. We vroegen een aantal professionals naar hun verwachtingen.
18
De Verloskundige
Aanleiding nieuwe opzet
Brede basiskennis
Hoewel een aantal onderdelen van de vorige scholingsronde zeer gewaardeerd werd door counselors (regiobijeenkomsten, vaardigheidstrainingen en e-learnings), was er ook onvrede over het verplichte karakter van de scholingen en de wijze van toetsing van de counselingsvaardigheden. In de woorden van respondenten: ‘[het] schuurde didactisch gezien’ [vlk, docent] en ‘betuttelend’ [gyn]. Daarom gaf het RIVM Onderwijsadviesbureau Dekkers opdracht een onderwijskundig advies te schrijven voor een scholingsaanbod dat ruimte biedt voor diversiteit en maatwerk2. Het nieuwe bijscholingsplan, gebaseerd op uitgebreid draagvlakonderzoek onder stakeholders, beschrijft een scholingsaanbod bestaande uit fysieke en digitale scholingen die ingaan op kennis, vaardigheden en reflectie. De geboden keuzevrijheid in de nieuwe scholingsronde wordt door de professionals gewaardeerd: ‘Wat je nodig hebt om beter te kunnen counselen is voor iedereen anders’ [vlk]; ‘Zelf kunnen bekijken welke scholing je nodig hebt, ligt ook aan de populatie in je praktijk en welke gesprekstechnieken je zou willen, blij met deze mogelijkheid’ [vlk].
Vanwege het snel veranderende en complexe veld van prenatale screening, lijkt een regelmatige update van de basiskennis relevant. Zoals over diverse testen, aandoeningen, communicatie en levensbeschouwing4. Alle bevraagde counselors zien de meerwaarde van scholing met als doel het behoud en verhogen van kennis: ‘Ik snap dat je af en toe de kennis wilt testen, een e-learning is ook redelijk eenvoudig te doen, een symposium of een bijeenkomst van je regionale centrum vind ik ook prima’ [gyn]. En: ‘Theorie is verplicht, want iedereen moet wel dezelfde basiskennis hebben over hetgeen we counselen’ [vlk]. Naast de meer bekende basiskennis hebben de counselors nu vooral behoefte aan kennis over de nevenbevindingen van NIPT.
Waarom bijscholing? De bijscholing voor counseling roept soms weerstand op. ‘Veel te veel gedoe, al die verplichte cursussen specifiek voor counseling’ is een veelgehoorde opmerking. Echter, het doel van counselen over prenatale screening is aanstaande ouders helpen een keuze te maken die aansluit bij hun levensbeschouwelijke en cultuurbepaalde waarden en normen. Dat vereist andere vaardigheden dan alleen het bieden van voorlichting3. Een deel van de counselors erkent dit: ‘Er is discussie geweest waarom we extra punten moeten halen voor counselen, omdat we toch de hele dag aan het counselen zijn, maar ik denk juist, dit is echt heel anders counselen dan shared decision making over bijvoorbeeld een inleiding …’ [vlk]. ‘Voorlichting geven kunnen zorgverleners heel goed, maar het daadwerkelijk ‘counselen’, diepgang door het stellen van existentiële vragen naar ethische achtergronden, is echt moeilijk…’ [vlk].
Vaardigheden en reflectie De professionals die we spraken reageerden wisselend op bijscholing betreffende counselingsvaardigheden en reflectie. De verloskundige ziet uit naar het aanbod over gesprekstechnieken die aansluiten bij specifieke populaties, zoals laaggeletterden of vrouwen met lage gezondheidsvaardigheden. De gynaecologen zien deze onderdelen liever als optioneel in plaats van verplicht. Reflecteren op counselingsgesprekken kan zowel individueel, monodisciplinair als multidisciplinair, hoewel tegen multidisciplinair reflecteren wisselend wordt aangekeken. De verloskundige kijkt uit naar deze wijze van reflecteren: ‘Wij hadden als verloskundigen dat we de intervisie met de tweede lijn en de klinisch genetici zo erg misten, zo van, ik doe het gesprek aan de ene kant, en dan komt er een nevenbevinding en dan zijn we niet bij het gesprek met de klinisch geneticus, en het zou fijn zijn als we weten wat er gebeurt aan de andere kant van de
tafel. Daarom ben ik juist zo blij, dat dit onderdeel er nu bij zit.’ [vlk]. Gynaecologen reageren anders: ‘Maar ik zag ook iets staan over intervisiegesprekken en reflectiegesprekken tussen de eerste en tweede lijn. Bij ons in de regio reflecteren we al genoeg, zoals bij het MDO en het aantal fluxus’ [gyn]. In de nieuwe bijscholingsronde is overigens ruimte voor eigen initiatieven om bijscholing zo vorm te geven dat deze voldoende oplevert en aansluit bij de behoefte uit de praktijk.
Keuzevrijheid Op de keuzevrijheid, het brede aanbod en het multidisciplinaire en individuele karakter van de vernieuwde bijscholingsronde reageerden de professionals positief. ‘Er is wel meer keuzevrijheid qua inhoud, maar als je gecertificeerd counselor wil zijn en blijven, dan moet je 20 accreditatiepunten in dit vakgebied per 5 jaar aanleveren, het is geen vrijheid blijheid’ [vlk]. Deze positieve verwachting ten aanzien van het nieuwe aanbod, naast enige weerzin tegen het verplichte aspect ervan, vormen voor scholingsaanbieders een mooie uitdaging.
Tot slot Bijscholing op het gebied van counseling over prenatale screening blijft een activiteit die onlosmakelijk is verbonden met de beroepstaak van counselors. Het nieuwe scholingsaanbod5 en randvoorwaarden houden rekening met de kritiek op de eerdere scholingseisen. Er is ruimte om aan eigen leerwensen invulling te geven (bijvoorbeeld reflectie op verschillen in test-uptake). Kortom, didactisch gezien zit de nieuwe scholingsronde zinnig in elkaar; de praktijk zal leren wat aanbieders én afnemers samen als leeropbrengst creëren.
Bronnen 1. Huidige Bijscholingsronde, RIVM 2022; https://www.pns.nl/professionals/nipt-seo/scholing-counselors/ bijscholing/bijscholingsronde-2022-2026 2. Onderwijskundig advies bijscholingsplan counseling prenatale screening, RIVM 2021 ; https://www.pns.nl/ documenten/publiekssamenvatting-onderwijskundig-advies-bijscholingsplan-prenatale-screening 3. Martin, L, Gitsels, J; Besluitvorming in de verloskundigenpraktijk: Counselen en gezamenlijke besluitvorming. De Verloskundige 2021;(3):14-16; https://issuu.com/elmamultimedia/docs/12444lr_knovdeverloskundige46-03 4. Raamwerk bijscholing counseling prenatale screening, RIVM 2021 ; https://www.pns.nl/documenten/ raamwerk-bijscholing-counseling-prenatale-screening 5. (Nascholings)agenda voor Kwaliteitsregister Verloskundigen; https://www.pe-online.org/public/ index.aspx?pid=222
De Verloskundige
19
Altijd bereikbaar, ook als je niet gestoord wilt worden.
De telefonieoplossing die zorgt voor kwaliteit en continuïteit in je praktijk. • Niet afhankelijk van data en groeit mee met de geboortezorg • De cliënt behoeft maar 1 telefoonnummer te onthouden, ongeacht waarvoor en of er sprake is van een eenpersoonspraktijk of met teams binnen de praktijk • Zeer eenvoudig aan- en afmelden dienstdoende verloskundige / bijschakelen van achterwacht, van een ander team of een andere praktijk • De beller kunnen laten horen dat; - De verloskundige bezig is met het begeleiden van een bevalling / het rijden van visites / het hebben van spreekuur / aan het rusten is / of …. • NOOIT een ander nummer te laten bellen bij geen gehoor. Wij hebben de techniek zo ontwikkeld dat de beller ALTIJD iemand aan de telefoon krijgt indien er sprake is van een calamiteit
Alles wat je als verloskundige de beller wil laten horen is een kwestie van een “klik” op de eigen mobiel van de verloskundige. De opties die zijn gegeven zijn voorbeelden, er kunnen vele andere voorkomende items worden vastgelegd en d.m.v. een klik geactiveerd worden. Of de praktijk nu uit 1 verloskundige bestaat of uit meerdere teams met meerdere verloskundige, met deze oplossing hebben alle soorten van praktijken, haar verloskundige en haar cliënten profijt. Wil je meer weten, kijk op http://www.mt-pd.nl/ telefonie-voor-verloskundigen.html of bel naar 085 – 022 1 022 of mail naar sales@mt-pd.nl voor het krijgen van een vrijblijvende demo bij jou op locatie. Deze oplossing wordt aanbevolen door vele verloskundigenpraktijken, referenties op verzoek verkrijgbaar. Het maakt voor de oplossing niet uit met welk mobieltje je werkt, of het nu duur, klein, oud of nieuw is.
MT-Professional Devices B.V. | adviseurs door heel Nederland | @: administratie@mt-pd.nl | Tel: 085 – 022 1 022
BIJ- EN NASCHOLING VROEGSIGNALERING ZIEKTE VAN HIRSCHSPRUNG - Accreditatiepunten: 3 > Datum:
zaterdag 9 april 2022 10.00 tot 13.30 uur (welkom met koffie & gebak) > Locatie: Amersfoort Van der Valk hotel A1 > Doelgroepen: Verloskundigen en kraamverzorgenden Hoe herken ik de ziekte van Hirschsprung en welke actie kan vervolgens het beste genomen worden? Deelname is €20 (incl lunch & prentenboek ‘Coen heeft Hirschsprung’) Aanmelding voor 2 april via www.hirschsprung.nl/aanmelden Deze cursus wordt u aangeboden door Vereniging ziekte van Hirschsprung en de zorgprofessionals van het Amsterdam UMC.
Volkskrantartikel: Baby Julius was bijna dood, leren van patiënten met Hirschsprung
175x116mm_KNOV B.indd 1
16-02-2022 14:58
175x116mmKNOV E.indd 1
18-02-2022 13:18
Deze praktijken NEMEN DE TWEEDE LIJN ZORG UIT HANDEN Minder naar de tweede lijn verwijzen helpt de druk op ziekenhuizen te verlagen. Dus proberen eerstelijnsverloskundigen het ziekenhuis zorg uit handen te nemen, zodat de tweede lijn meer ruimte heeft voor gevallen die in het ziekenhuis thuishoren. We zetten op een rij op welke manier de eerste lijn zorg uit handen neemt en wat ontwikkelingen voor de toekomst kunnen zijn.
Diabetes gravidarum Zwangere vrouwen met een afwijkende glucosewaarde naar het ziekenhuis verwijzen is de norm. In verschillende regio’s is hier ander beleid voor gemaakt. Jolanda van der Burg, werkzaam bij Partera Verloskundig Centrum in Zoetermeer, begeleidt in haar praktijk vrouwen met diabetes gravidarum al jaren zelf. ‘Tot op zekere hoogte natuurlijk’, vertelt ze. ‘Zodra ondanks het diabetesdieet afwijkende glucosewaarden blijven bestaan, verwijzen we alsnog naar de tweede lijn.’ Vrouwen met een nuchtere glucose > 7 mmol/l en na de maaltijd >9 mmol/l bij een glucosedagcurve (GDC), worden verwezen naar de tweede lijn. Behandeling van diabetes onder die grens, vindt in eerste instantie plaats in de eerste lijn met een dieet. Hiervoor wordt de zwangere vrouw zo snel mogelijk naar een diëtist verwezen, die spreekuur houdt in de eigen praktijk. ‘Ik kan haar agenda inzien, dus ik weet precies wanneer mijn cliënt bij de diëtist op spreekuur komt. De lijnen zijn kort en zo houden we de situatie nauwlettend in de gaten.’ Deze zorg in de eerste lijn aanbieden is nooit een discussiepunt geweest, geeft Jolanda aan. ‘Al voordat alles in protocollen werd gevat, deden wij dit zelf. En dit kúnnen wij heel goed zelf. In onze optiek zou zoveel mogelijk zorg in de
22
De Verloskundige
eerste lijn moeten worden gehouden. Wie niet per se naar het ziekenhuis hoeft, houden wij graag – onder andere omwille van het cliëntenwelzijn – in de praktijk. Glucosemetingen doen wij meestal met GDC. Omdat het fijner is voor de cliënt, maar ook omdat alleen de échte glucoseafwijkingen hiermee inzichtelijk worden. Als het moet, verwijzen we natuurlijk naar de gynaecoloog. Onze samenwerking met de Zoetermeerse gynaecologen is goed. Zij delen de visie dat er een meerwaarde moet zijn om de tweede lijn in te schakelen. Alles wat in de eerste lijn kan, gebeurt bij ons in de eerste lijn. Dat zorgt voor minder stress bij de zwangere vrouw en het zorgt ervoor dat een verloskamer vrij blijft voor vrouwen met een medische indicatie. Zij hebben écht de zorg van een klinisch specialist nodig.’
Antenataal CTG Een andere optie voor substitutie is het antenataal CTGonderzoek. Nadat in verschillende regio’s verloskundigen waren gestart met het aanbieden van een CTG, ontstond vanuit het werkveld de vraag naar evaluatie en een onderbouwde, eenduidige manier van werken. Beide doelen zijn opgepakt in het praktijkgerichte onderzoeksproject van Elise Neppelenbroek en Corine Verhoeven, waaruit een handboek tot stand kwam1. Hoewel perinatale uitkomsten
nog niet gepubliceerd zijn, laten procesuitkomsten al positieve resultaten zien. Het aanbieden van het antenatale CTG in de verloskundigenpraktijk zorgde voor een afname van het aantal verwijzingen naar het ziekenhuis, van bijna 90%. Het zorgt voor een hoge cliënttevredenheid, omdat de zorg dicht bij huis wordt gegeven door vertrouwde zorgverleners. Kortom: zorg die beter toegankelijk is voor zwangeren, tegen lagere kosten. Er is een handboek voor landelijke implementatie van het antenatale CTG in verloskundigenpraktijken opgesteld, in gezamenlijkheid met cliënten, zorgverleners, beleidsmakers, onderwijsdeskundigen en onderzoekers. Het handboek geeft geboortezorgverleners handvatten om deze zorg integraal te implementeren. Antenataal CTG in de verloskundigenpraktijk draagt bij aan het verbeteren van de kwaliteit van zorg, het bevorderen
van samenwerking tussen zorgaanbieders en het inperken van de toenemende zorgkosten. Mede dankzij het project van Elise en Corine heeft Zorginstituut Nederland eind mei 2021 besloten dat een antenataal CTG voortaan in de verloskundigenpraktijk kan worden uitgevoerd onder de randvoorwaarden die in het handboek zijn beschreven.
Op tijdschrift.knov.nl lees je een interview met initiatiefnemers Elise Neppelenbroek en Corine Verhoeven over het antenataal CTG in de eerst lijn. Scan de code om het artikel te lezen.
De Verloskundige
23
BAMI
‘DE VERLOSKUNDIGE KAN ZICH GEHEEL RICHTEN OP DE BARINGSBELEVING’
Glucose prikken In verschillende regio’s in Nederland worden glucosebepalingen bij de neonaat alleen in de tweede lijn gedaan. Het is niet geheel duidelijk waarom deze regio’s niet in de eerste lijn glucoses prikken, maar waarschijnlijk is het een combinatie van onbekendheid met beschikbare middelen en (ervaren) werkdruk van de verloskundige. Door glucosecontroles bij de neonaat in de eerste lijn uit te voeren, vindt de zorg op de juiste plek plaats. Op deze manier vindt er geen onnodige overdracht plaats. De middelen voor het uitvoeren van de screening zijn beschikbaar en de screening is makkelijk uit te voeren, zowel thuis als poliklinisch. Hierdoor kunnen moeder en kind bij elkaar blijven en krijgen zij de best mogelijke start. Daarnaast worden onnodige zorgkosten vermeden. Door eerstelijns geboren kinderen voor glucosecontroles op te laten nemen op de kinderafdeling, neemt de belasting op de kinderafdeling toe. Als de kinderafdeling vol ligt, kunnen er ook geen bevallingen plaatsvinden op de verloskamers, ondanks dat daar mogelijk wel plaats is.
In de Factsheet ‘Glucosecontroles pasgeborenen in de eerste lijn’ worden de belangrijkste feitelijke gegevens uit beschikbare nationale en internationale richtlijnen en wetenschappelijke literatuur beschreven. Dit document kan helpen in de gesprekken in de regio over dit onderwerp.
24
De Verloskundige
BAMI staat voor BAringsbegeleiding bij een Medische Indicatie door de eerste lijn. Bij vooraf vastgestelde ‘milde’ medische indicaties blijft de verloskundige de baring begeleiden onder supervisie van de tweede lijn. Bij deze samenwerking kan de verloskundige zich geheel richten op de baringsbeleving van de vrouw en haar partner, terwijl de tweede lijn let op de veiligheid nu er risico’s zijn opgetreden tijdens de baring. De eerstelijnsverloskundige begeleidt, voert de vaginale touchers uit, enzovoorts. Elke twee uur overlegt zij met de tweede lijn. De Cochrane review van Sandall et al.2 laat zien dat midwife led continuity of care superieur is aan andere vormen van zorg. Dit wordt ook gevonden in een lopende BAMI-studie waarvan de resultaten in 2022 worden gepubliceerd. Maar niet alleen de barende vrouwen in de BAMI-studie profiteren van dit nieuwe protocol. Doordat de verloskundige haar cliënt blijft begeleiden en de dienstdoende van de tweede lijn slechts eens per twee uur wordt geraadpleegd, heeft de tweede lijn meer tijd voor de overige patiënten; een win-win situatie. In de regio Zaanstreek-Waterland is de beleving van de BAMI gepeild onder de zorgverleners. Op enkele aandachtspunten na, zagen veel zorgverleners een verbetering in de samenwerking door de BAMI. Daarbij komt dat de BAMI minder extra tijd vraagt van de verloskundigen dan vooraf gedacht werd. Daardoor is de BAMI goed uitvoerbaar. Het mooiste is natuurlijk dat de cliënten zeer tevreden zijn. Van Stenus et al3 prospectieve cohortstudie naar patiënttevredenheid bij overdracht van zorg met 842 deelnemers, vond een positieve associatie tussen het verwezen zijn durante partu en het niet positief ervaren van respect, autonomie, vertrouwen, communicatie, aandacht, betrekken partner/familie, keuze en continuïteit (allen P < 0.001). Verder onderzoek naar de BAMI moet nog uitwijzen of BAMI de ervaring significant verbetert maar de eerste berichten van de cliënten stemmen hoopvol. In het VSV Zaanstreek-Waterland is dit project vormgegeven en inmiddels zijn meerdere regio’s pilots gestart. De regio’s bepalen zelf wat zij zien als ‘milde medische indicatie’. In het geval van VSV Zaanstreek-Waterland wordt hieronder meconium houdend vruchtwater, langdurig gebroken vliezen, morfine verzoek, partus prematurus > 36 weken, dysmatuur i.a. verstaan.
Pijnbestrijding
Inleiden met foleykatheter
We hebben het niet over medicinale pijnbestrijding, maar pijnbestrijding door middel van Virtual Reality (VR). Deze technologie maakt het mogelijk om pijnbestrijding thuis, in het geboortecentrum of poliklinisch in te zetten. Naast dat deze vorm kan zorgen voor een vermindering van het aantal doorverwijzingen naar de tweede lijn, zorgt het er ook voor dat de zwangere vrouw haar zorg thuis of dicht bij huis kan krijgen. Door haar eigen vertrouwde verloskundige, tegen lagere zorgkosten.
In augustus 2021 gaf de KNOV een wetenschappelijk advies over inleiden met een foleykatheter (deels) in de eerste lijn. Hierin komt naar voren dat het gebruik van een foleykatheter in de thuissituatie, gevolgd door amniotomie veilig is en mogelijk zou kunnen leiden tot 33% minder baringen in de tweede lijn. Er zijn aanwijzingen dat bij circa 85-87% van de vrouwen de baring spontaan op gang komt binnen 12-24 uur na amniotomie, na een foleykatheter in de eerste lijn. Gebruik van de foleykatheter in de eerste lijn kan een bijdrage leveren aan verlaging van de druk op de geboortezorg in het ziekenhuis en een toename van de continuïteit van de zorg. Bij implementatie van de foleykatheter en aansluitend amniotomie in de eerste lijn, is het belangrijk dat de uitkomsten van deze zorg worden geregistreerd en geëvalueerd, omdat grote studies en peer-reviewed artikelen hiernaar nog ontbreken.
Een pilotimplementatie in de tweede lijn laat al zien dat zwangere vrouwen met gebruik van VR minder bevallingspijn ervaren en dat zij tevreden zijn over het gebruik ervan. Een tekortkoming van deze pilotimplementatie is echter, dat het alleen in de tweede lijn geïmplementeerd is terwijl het misschien nog beter zou kunnen werken in de eerste lijn. Dan zou VR het aantal doorverwijzingen laten afnemen. Bij de (pilot) implementatie van VR in de eerste lijn, is het belangrijk dat de uitkomsten van deze zorg worden geregistreerd en geëvalueerd, omdat grote studies en peer-reviewed artikelen hiernaar nog ontbreken. Hiervoor wordt er binnen het project samengewerkt met het Zuyderland ziekenhuis. Dit project draagt bij aan de ondersteuning van de implementatie van VR als vorm tegen bevallingspijn. Het doel is te komen tot een landelijk implementatie-handboek voor verloskundigen met praktische informatie, voorbeelden van samenwerkingsafspraken en landelijke cliëntinformatie. Met als doel Juiste Zorg op Juiste Plek en minder verwijzingen vanwege pijnstillingswens. Dit project draagt actief positief bij aan het oplossen/voorkomen van de capaciteitsproblematiek.
Eerder verscheen in De Verloskundige een artikel over pijnbestrijding middels VR in de tweede lijn. Scan de code om het artikel te lezen.
Lees voor een actuele pilot in Utrecht het artikel op pagina 62.
‘MINDER DOORVERWIJZINGEN NAAR DE TWEEDE LIJN EN ZORG DICHT BIJ HUIS’
Bronnen 1. Neppelenbroek, E. M., Verhoeven, C. J. M. (2022). Handboek implementatie antenataal CTG in verloskundigenpraktijken. In Handboek implementatie antenataal CTG in verloskundigenpraktijken (pp. 1-102) 2. Sandall, J. Soltani, H., Gates, S., Shennan, A. & Devane, D. (2016). Midwife-led continuity models versus other models of care for childbearing women Cochrane Database of Systematic Reviews, Issue 4 art. No CD004667. Geraadpleegd op 24 oktober 2020. 3. Stenus, C. van, Boere-Boonekamp, M., Kerkhof, E.& Need, A. (2017). Client satisfaction and transfers across care levels of women with uncomplicated pregnancies at the onset of labour. Midwifery 48:17
De Verloskundige
25
100% natuurlijke ingrediënten Parfum- en geurvrij Vegan
Bio-Oil® Huidverzorgingsolie vermindert de kans op het ontwikkelen van huidstriemen doordat het de elasticiteit van de huid bevordert. Het dient twee keer per dag aangebracht te worden, vanaf de start van het tweede trimester. Nu ook verkrijgbaar in een 100% natuurlijke formule! Aanbrengen al vanaf het eerste trimester. Parfum- en geurvrij. Voor uitgebreide productinformatie en details van de klinische testen, ga naar bio-oil.com. Resultaten kunnen per persoon verschillen.
TEKST ANNEMIEKE VERBEEK
INTERNATIONAAL
CORONAPANDEMIE
treft overal barende vrouw Wereldwijd piept en kraakt de reguliere zorg onder de extra belasting door de COVID-19pandemie. Ook de impact op de geboortezorg is enorm. Een inventarisatie onder leden van het ICM geeft, ondanks grote onderlinge verschillen, een verontrustend beeld.
De Verloskundige
27
INTERNATIONAAL
en bevalling kan je niet uitstellen. En ook in een pandemie worden vrouwen zwanger en hebben ze recht op respectvolle, toegankelijke zorg. Dit recht is tijdens het afgelopen jaar onder druk komen te staan door de overbelasting van zorgsystemen door de coronapandemie’, zegt de Australische verloskundig onderzoeker Sally Tracy. Namens de International Confederation of Midwifes (ICM) deed Tracy onderzoek naar het effect van coronamaatregelen op de geboortezorg in het algemeen, en de zorg van verloskundigen in het bijzonder. Het is wat ze een ‘quick scan’ noemt – een thermometer die de situatie in een korte tijdspanne meet, maar waarvan je vooralsnog geen langetermijneffecten kunt destilleren. Sally: ‘Al vrij snel na het losbarsten van de pandemie werd duidelijk dat niemand in de zorg goed voorbereid was op een dergelijk scenario. Er waren bijvoorbeeld niet voldoende persoonlijke beschermingsmiddelen. Dat trof verloskundigen als eerstelijnszorgverleners direct, zij werden door hun contact-
‘E
Sally Tracy
beroep bovengemiddeld vaak blootgesteld aan besmettingsgevaar. In juli 2020 hebben we vanuit het ICM een online enquête met 106 vragen gestuurd naar alle aangesloten verenigingen. (Op dit moment zijn er 143 leden die samen 124 landen en een miljoen verloskundigen vertegenwoordigen, red.). Ondanks dat het een momentopname is, zijn de antwoorden op deze vragenlijst belangrijk. Het laat zien hoe cruciaal het beroep van verloskundigen is, en wat er gebeurt als die zorg onder druk komt te staan.’
Grotere werkdruk De resultaten van het onderzoek zijn geanalyseerd, het wetenschappelijke artikel werd ten tijde van dit interview nog beoordeeld voor publicatie door het online wetenschappelijke magazine PLOS. In totaal stuurden verloskundige verenigingen uit 101 landen de enquête retour. Ondanks grote verschillen tussen landen, waren er ook gemene delers, zoals de slechte voorlichting over besmettingsrisico’s aan verloskundigen en het gebrek aan beschermende kleding zoals mondkapjes en schorten. In heel veel landen waren verloskundigen gedwongen hun eigen beschermende kleding te maken of wegwerpmaterialen vaker achter elkaar te gebruiken. Sally: ‘Meer dan de helft van de respondenten liet weten dat de focus op coronazorg een direct effect had op de geboortezorg. Zo moesten veel zwangere vrouwen hun voorkeur voor de plaats van de bevalling veranderen, bijvoorbeeld omdat verlosafdelingen sloten ten behoeve van de zorg voor coronapatiënten. Vijftig procent van de respondenten gaf aan dat vrouwen bang waren om besmet te worden als ze in het ziekenhuis zouden bevallen, waardoor ze er eerder voor kozen om thuis te bevallen. Dit gaf een grotere werkdruk voor verloskundigen dan voor de pandemie; werkdagen van achttien uur waren geen uitzondering.’
‘MEER DAN DE HELFT VAN DE RESPONDENTEN LIET WETEN DAT DE FOCUS OP CORONAZORG EEN DIRECT EFFECT HAD OP DE GEBOORTEZORG’
28
De Verloskundige
het is dat verloskundigen zichtbaarder zijn bij diegenen die beleid maken; ze staan in de frontlinie van de pandemie en hebben daardoor onmisbare ervaring en expertise voor beleidsmakers. De Wereldgezondheidsorganisatie is dat met ons eens, zij brachten recent een rapport uit met een pleidooi om verloskundigen meer te betrekken bij het formuleren van nieuw beleid over geboortezorg.’
Studenten in de knel
Aan de beleidstafel Wat ook opvalt aan de reacties op de enquête: verloskundigen zijn zelden door overheden geraadpleegd en hebben amper meegepraat over de te nemen stappen in het beleid. Sally: ‘Deze belabberde score was niet voorbehouden aan de mate van welvaart in een land; verloskundigen uit zowel arme als rijke landen meldden dezelfde problemen. Deze studie bevestigt wat we al eerder zagen: verloskundigen zijn slecht vertegenwoordigd op de plekken waar beleidsmakers belangrijke beslissingen nemen. En als ze er wél zitten, wordt er slecht naar ze geluisterd. De resultaten drukken ons ook weer eens met de neus op de feiten over hoe belangrijk het is om verloskundige zorg in de gemeenschap te verankeren, zodat geboortezorg verzekerd blijft als de toegankelijke zorg binnen ziekenhuismuren onder druk komt te staan door een pandemie.’ Er waren beroepsverenigingen die hun plek aan de vergadertafel hebben afgedwongen, ook als ze niet uitgenodigd waren, vertelt Sally. ‘Anderen hebben hun netwerk ingezet om bijvoorbeeld via bevriende artsen alsnog hun stem te laten horen bij beleidsmakers. ICM heeft met klem benadrukt hoe belangrijk
Ook studenten Verloskunde kwamen er overal ter wereld bekaaid vanaf tijdens de coronapandemie; velen konden niet stagelopen, moesten onderwijs online volgen, praktijkonderwijs kwam stil te liggen en ze mochten niet als waarnemer bij bevallingen zijn. Hun studie werd onderbroken en hun afstuderen vertraagd, waardoor er minder verloskundigen zijn afgestudeerd. Sally: ‘Bijna de helft van de respondenten gaf zelfs aan dat onderwijsprogramma’s een tijd lang helemaal stil kwamen te liggen. We weten nog niet wat dit op lange termijn betekent, maar in een beroepsgroep die wereldwijd kampt met structurele personeelstekorten, kan dat weinig goeds zijn.’ Daarnaast werden studenten ook regelmatig ingezet als verpleegkundige, terwijl ze daar lang niet altijd bekwaam voor waren. Negentien procent van de respondenten gaf aan dat er van studenten Verloskunde verwacht werd dat ze als verpleegkundige op COVID-afdelingen gingen werken. Sally: ‘Dat studenten later afstuderen heeft voor hen ook secundaire gevolgen, waar je misschien niet direct aan denkt. Ze kunnen bijvoorbeeld lastiger een passende baan vinden en beginnen daarom ook later met het afbetalen van hun studielening. In sommige gevallen hebben ze amper genoeg om rond te komen. Dat zal ook allemaal bijdragen aan een groeiend tekort aan verloskundigen.’
Achter een gordijntje Op de vraag of het tekort aan verloskundigen verergerd is door COVID-19, en in hoeverre zwangere vrouwen hier last van hadden, antwoord 55 procent bevestigend. Zo werden bepaalde diensten niet meer aangeboden door verloskundigen. Het ging dan met name over voorlichtingsbijeenkomsten over onder meer seksuele gezondheid, anticonceptie, borstvoeding en de bevalling.
De Verloskundige
29
INTERNATIONAAL
Sally: ‘Laboratoria, echo’s, lactatiekundige zorg, opvoedingsspreekuren: in vrijwel alle landen werden dit soort diensten beperkt of zelfs gestopt. Dit nam in sommige landen extremere vormen aan, omdat verloskundigen ingezet werden voor de zorg voor coronapatiënten. Kleinere geboortecentra sloten de deuren, bijvoorbeeld in Afrikaanse landen. In sommige landen zijn die ook niet heropend, zelfs als ze al niet meer gebruikt werden voor coronapatiënten.’ Ernstiger zijn de talloze gemelde voorbeelden van gebrekkige zorg voor, tijdens en na bevallingen. In heel veel landen werden partners geweerd bij prenatale consulten en echo’s, werden vrouwen pas geholpen na een verplichte PCR-test en was een derde persoon bij de bevalling (zoals een doula, geboortefotograaf, moeder of vriendin) niet toegestaan. In Australië, Groot-Brittannië en diverse Oost-Europese landen waren partners pas in de actieve fase van de bevalling welkom, tot die tijd moesten ze bijvoorbeeld op het parkeerterrein wachten. Kraamafdelingen bleven gesloten voor partners en andere gezinsleden. Omdat in Australië, het land met een van de striktste maatregelen ter wereld, verlosafdelingen gesloten waren, zijn er voorbeelden van vrouwen die bevielen achter een gordijntje op de eerstehulpafdeling. Ze werden lang alleen gelaten. ‘Het was duidelijk druk, al het personeel rende van hot naar her over de gang’, vertelde een jonge moeder aan een Australische krant. ‘Ik had een keizersnede gehad en had zoveel pijn. Maar hoe vaak ik ook op de alarmknop drukte, er kwam niemand. De baby krijste, ik kon hem zelf niet oppakken. Het duurde ruim een uur voordat er iemand tijd voor me had en ik pijnmedicatie kreeg.’1 In Engeland konden sommige getraumatiseerde vrouwen niet meer thuis bevallen vanwege een tekort aan verloskundigen, maar moesten ze vervolgens zónder partner naar het ziekenhuis. Aan de Britse krant The Guardian vertelde de Schotse Lucy Tuohy, toen 38 weken zwanger, dat ze daarom voor een
geplande keizersnede koos. ‘Ik wilde graag vaginaal bevallen, maar dat zou betekenen dat ik het hele eerste stuk alleen zou moeten doen, omdat mijn partner mij pas vanaf zeven centimeter ontsluiting mocht komen steunen. Ook zou hij na de bevalling niet aanwezig mogen zijn op de kraamafdeling. Mijn eerste bevalling was lang en traumatisch. Het idee dat ik bij een inleiding zo lang alleen zou zijn, boezemde me zoveel angst in. Het had een liefdevolle, magische ervaring moeten zijn, maar er hangt nu een duistere schaduw overheen.’
Stijging aantal thuisbevallingen In armere landen zijn de voorbeelden van gebrekkige geboortezorg in deze periode nog vele malen schrijnender. In Kenia bijvoorbeeld, waar de lange avondklok zwangeren ernstig in hun bewegingsvrijheid beperkte. Zij kregen geen toestemming om naar het ziekenhuis te gaan tijdens de avondklok en werden hierdoor gedwongen hun heil te zoeken bij traditionele geboortewerkers of te bevallen met slechts de hulp van hun familie2. Als gevolg overleden verschillende vrouwen door een fluxus. De reguliere zorg verloor zo zicht op veel zwangeren, ook na de bevalling: consultatiebureaus meldden een halvering van het aantal vrouwen dat met hun baby langskomt, omdat jonge moeders bang waren om besmet te raken. Sally: ‘Onze indruk is dat de impact van coronamaatregelen op de geboortezorg minder is in landen waar de positie van verloskundigen sterker verankerd is in het zorgsysteem, zoals in Nederland, Canada en IJsland. I n die landen zagen we meer creatieve oplossingen om de zorg toegankelijk te houden.’ Het aantal thuisbevallingen nam overal toe, soms dus uit bittere noodzaak, zonder de aanwezigheid van een verloskundige en met slechte perinatale uitkomsten als wrang gevolg. Sally: ‘Een vijfde van de respondenten uit ons onderzoek gaf aan casuïstiek te kennen van vrouwen die bevallen zijn zonder een
‘DE IMPACT VAN CORONAMAATREGELEN IS MINDER IN LANDEN WAAR DE POSITIE VAN VERLOSKUNDIGEN STERKER VERANKERD IS’
30
De Verloskundige
medische geschoolde professional. In landen waar thuisbevallen onderdeel is van de gangbare bevalcultuur, zoals in Nederland, is ook een stijging van het aantal thuisbevallingen te zien. Daar kozen meer vrouwen ervoor thuis te blijven, omdat ze het risico op besmetting in het ziekenhuis te groot vonden. Er is geen reden om aan te nemen dat dit tot slechtere uitkomsten heeft geleid, al kan je je afvragen hoe positief het is dat vrouwen zich door corona gedwongen voelden thuis te bevallen.’
Stevige positie van verloskundigen onmisbaar Volgens Sally kan je op basis van dit ICM-onderzoek niet stellen dat het effect van de pandemie op de geboortezorg, wereldwijd perinatale uitkomsten verslechterd heeft. ‘De voorbeelden zijn schrikwekkend, maar er is meer onderzoek nodig voordat je hier algehele conclusies aan kunt verbinden. Wat wél duidelijk is: om de zorg aan zwangeren ook ten tijde van een pandemie te waarborgen, is een stevige positie van verloskundigen onmisbaar. Laten we hopen dat
TALLOZE VOORBEELDEN VAN GEBREKKIGE ZORG VOOR, TIJDENS EN NA BEVALLINGEN landen leren van de afgelopen twee jaar en hun zorgsysteem zo inrichten, dat de zorg voor zwangeren en moeders nooit meer op deze manier onder druk komt te staan. Een midwife led-systeem is hiervoor de beste waarborg, omdat verloskundigen veilige, kwalitatief hoogstaande zorg bieden die ook buiten het ziekenhuis gegeven kan worden.’ Bronnen 1. https://www.theage.com.au/national/victoria/ i-feel-robbed-birth-centres-buckle-under-post-lockdown-demand20210522-p57u8e.html 2. Cynthia Khamala Wangamati & Johanne Sundby (2020) The ramifications of COVID-19 on maternal health in Kenya, Sexual and Reproductive Health Matters, 28:1, 1804716, DOI: 10.1080/26410397.2020.1804716.
De Verloskundige
31
Borstvoeding
Maak kennis met de nieuwe manier van kolven Gratis handkolf Test het nu zelf!
Ontdek de nieuwe Philips Avent borstkolven met Natural Motion technologie, geïnspireerd door hoe baby’s drinken. De kolven hebben één borstschild dat geschikt is voor alle tepelmaten* en het is klinisch bewezen dat de elektrische kolven zorgen voor een bijna Ԟŭ łĚâēēâľâ ŊġâłØüÿâŊľâſâŭ**.
Elektrische kolf Handkolf
Nieuwe sample shop voor professionals Wil je ook kennis maken met de nieuwe manier van kolven? Schrijf je dan nu in op www.philips.nl/avent/professionals of scan de QR-code en ontvang de nieuwe handkolf of andere Philips Avent producten gratis om zelf te testen.
* Past op 99,98% van alle tepelmaten (tot 30 mm). ** Gebaseerd op klinisch onderzoek (n=40) uitgevoerd in Nederland (2019) en vergeleken met voorgaande kolftechnologieën van Philips. Ga voor meer informatie naar www.philips.nl/avent/borstvoeding *** In de categorie borstvoeding. Online studie en test uitgevoerd door Nielsen/treetz op een totaal van 10.000 consumenten in Nederland eind 2020 - poynetherlands.com.
Philips Avent is partner van
TEKST ANNEMIEKE VERBEEK
E-HEALTH
Heus,
‘ niemand gaat
Koudwatervrees over e-health in de verloskunde is onterecht, stellen KNOV-experts Bob Radder en Rosanne van der Sterre–Poolen. Het streven is om dit jaar aan tenminste één bestaande richtlijn een module e-health toe te voegen. Het doel: verlagen van de werkdruk en kwalitatief goede zorg leveren die aansluit bij de behoefte van de zwangere vrouw. ‘Als je e-health slim inzet, kun je als verloskundige juist méér contactmomenten met je cliënten creëren.’
online ’ bevallen De Verloskundige
33
en tijdje terug werd er op social media gretig een filmpje uit 1999 gedeeld. Daarin vraagt een televisieverslaggever aan willekeurige voorbijgangers of ze een mobiele telefoon hebben. ‘Nee’, zeggen de meesten grinnikend. ‘Ben je mal. Altijd bereikbaar zijn? Wat een gruwel.’ (Goed punt wel, eigenlijk.) ‘Ik heb een antwoordapparaat, dus ik ben al goed bereikbaar’, zegt een olijke student. (Touché.) ‘Gevaarlijk ook’, zegt een jonge moeder met haar fiets aan de hand. ‘Ben je aan het fietsen, gaat zo’n ding ineens af. Je schrikt je rot.’ (Is wel zo.) ‘We lachen er nu om’, zegt verloskundige en ‘IT-nerd’ (daarover later meer) Rosanne van der Sterre-Poolen (zelf uit 1984 overigens en dus ervaringsdeskundige in het volbrengen van een goeddeels mobielloze kindertijd). ‘Maar het is natuurlijk eerst en vooral een prachtig praktijkvoorbeeld van hoe snel we ons aanpassen aan nieuwe technologische ontwikkelingen en toepassingen. Het laat ook zien dat mensen vaak geen idee hebben van hun latente, zeg maar onzichtbare of onbewuste behoefte. Als Steve Jobs (oprichter van Apple) aan zijn klanten had gevraagd of ze naast hun laptop en telefoon behoefte zouden hebben aan een iPad, dan is de kans groot dat ze ‘neuh, nergens voor nodig’ hadden geantwoord. Gelukkig heeft hij zich daar niet door laten leiden.’
E
Geen doel op zich Kortom: als mensen niet ervaren wat ze ergens mee kunnen, wat het voor ze oplost of waarmee ze zichzelf kunnen ontlasten, dan denken ze het niet nodig te hebben. Sterker nog, dan denken veel mensen zelfs dat het hun dagelijkse leven bemoeilijkt of zelfs bedreigt. Nog een voorbeeld dan, ze liggen voor het oprapen. ‘Online bankieren via een app op je telefoon is nog een perfecte illustratie’, zegt Rosanne desgevraagd. ‘Mensen zochten eerst misschien eens per week hun saldo op. Toen ze het met een simpele handeling in de app konden doen, lagen de servers plat – zo vaak checkten mensen het. En hoe vaak
‘VIRTUAL REALITY KAN INGEZET WORDEN ALS PIJNBESTRIJDING TIJDENS DE BEVALLING’
34
De Verloskundige
Bob Radder en Rosanne van der Sterre–Poolen
gebruik jij een toepassing als Tikkie? Dat heeft ons leven toch zo veel makkelijker gemaakt?’ Techniek kan ook de zorg in het algemeen en de verloskunde in het bijzonder ontlasten. En niet alleen dat, zegt zowel Rosanne als haar KNOV-collega, Bob Radder. ‘Slim inzetten van e-health kan de kwaliteit van de zorg verbeteren en beter tegemoetkomen aan de al dan niet latente behoeften van zwangere vrouwen’, zegt Bob. ‘Techniek is dus geen doel op zichzelf, het is dienend.’
Expertise onder de knop Gedreven door hun gezamenlijke interesse en expertise – bewegingswetenschapper Bob promoveerde op revalidatietechnologie en Rosanne is verloskundige met een bedrijfskundige achtergrond en ruime IT-werkervaring bij ING Nederland, ABN Amro en Endemol – wordt er een project opgezet om te bekijken bij welke bestaande richtlijnen een e-healthmodule toegevoegd kan worden. Ze weten dat er de nodige weerstand is binnen de beroepsgroep, maar classificeren dat vooral als koudwatervrees. Onbekend maakt onbemind – dat werk. Bob: ‘Binnen de verloskunde staat e-health nog in de kinderschoenen. Binnen andere disciplines in de zorg, zoals de huisartsenzorg of binnen de verpleeg- en verzorgingshuizen en thuiszorg, is daar al veel meer ervaring mee opgedaan. Zo kunnen mensen thuis hun diabetes monitoren en gegevens doorsturen via een digitaal portaal. Het leidt niet tot minder persoonlijk contact, alleen kan een consult met de huisarts dan over andere dingen gaan. Bijvoorbeeld over het mentale welbevinden van mensen, of er is meer tijd om de voor- en nadelen van verschillende behandelmethoden uit te leggen. Mensen zijn vaak tevreden over deze veranderingen, het geeft hen een
TECHNIEK PAST IN VISIE KNOV Het actief inzetten van technologie en e-health is een van de speerpunten
gevoel van controle en regie als ze zelf hun gezondheid kunnen monitoren. Met uiteraard de geruststelling dat er een medisch deskundige meekijkt en laagdrempelig beschikbaar is.’ ‘Van verloskundigen hoor ik dat ze bang zijn dat techniek taken van ze gaat overnemen, dat de zorg onpersoonlijk wordt’, vult Rosanne aan. ‘Maar ik geloof dat het juist meer ruimte kan bieden voor het persoonlijker maken van de zorg. Als zwangere vrouwen veel meer zelf kunnen registreren, van bloeddruk tot andere eenvoudig te checken gezondheidsvariabelen, dan zouden we in de spreekkamer juist méér tijd hebben voor zaken die relevanter zijn voor het opbouwen een vertrouwensband. Bovendien heb je niet alleen de meting van dat moment, maar meerdere metingen over een langere periode. Dat geeft betrouwbare data en kan de kwaliteit van de zorg verbeteren.’ Daarnaast kunnen technologische innovaties er volgens Rosanne en Bob ook voor zorgen dat de juiste informatie laagdrempelig beschikbaar is. Rosanne: ‘Stel, een zwangere vrouw staat op een feestje en
‘E-HEALTH GEEFT BETROUWBARE DATA EN KAN DE KWALITEIT VAN DE ZORG VERBETEREN’ hoort een paniekverhaal over rauwmelkse kaas van de buurvrouw. Dan zou het toch geweldig zijn als ze niet afhankelijk is van Google, maar dat ze via een medische app deskundige expertise van bijvoorbeeld een online aanwezige verloskundige in opleiding of medisch student letterlijk binnen handbereik heeft?’
Denken in mogelijkheden Zijn alle richtlijnen geschikt om een e-healthmodule toe te voegen? Op dit moment zijn er een paar in kaart gebracht waar dat het geval is, zoals de richtlijnen rondom hypertensie, foetale groeivertraging en prenatale begeleiding. Als Rosanne en Bob vrij fantaseren, dan denken ze ook aan de toepassing van serious gaming, waarbij je bijvoorbeeld een counselinggesprek voorbereidt voor zwangere
binnen de visie van de KNOV. De cliënt is volgens deze visie gebaat bij een goede en veilige manier van gegevensuitwisseling tussen cliënt en zorgverlener en zorgverleners onderling, zodat de cliënt kwalitatief goede zorg krijgt. Er worden veel gegevens opgeslagen rondom zwangerschap, geboorte en het kraambed. Deze gegevens worden gebruikt voor onderzoek naar verbetering van de zorg en voor het aantonen van de kwaliteit van de zorg door middel van kwaliteitsindicatoren. Doel bij alles is om continu de kwaliteit van zorg te waarborgen en te verbeteren. Binnen dit dossier heeft de KNOV als doel dat de zwangere vrouw door verschillende technologische mogelijkheden in directe verbinding met haar verloskundige en andere zwangere vrouwen staat. Maar ook dat de zwangere vrouw betere kwalitatieve zorg krijgt door nieuwe technologische mogelijkheden of de verloskundige efficiëntere kwalitatieve zorg kan leveren aan de zwangere vrouw. Meer lezen: knov.nl/knov-programmas
vrouwen en hun partner, waarbij vooraf verschillende scenario’s veilig kunnen ‘afspelen’, waardoor het voor hen invoelbaar wordt welke keuze het beste bij ze past. Bob: ‘In het ziekenhuis is al meer ervaring met het gebruik van virtual reality als pijnbestrijding tijdens de bevalling. Vrouwen krijgen dan een VR-bril op en krijgen bijvoorbeeld ontspannende muziek met filmpjes te zien en worden begeleid bij hun ademhaling. Kleinschalige pilots laten positieve resultaten zien, vrouwen vragen minder om medicinale pijnbestrijding. Meer onderzoek is natuurlijk nodig, maar het zijn interessante ontwikkelingen. Ook de inzet van VR tijdens de bevalling is niet ter vervanging van, maar als aanvulling op de continue begeleiding door verloskundigen.’ Denken in mogelijkheden, niet in onmogelijkheden – dat is het devies van Rosanne. ‘Als collega’s horen wat ik doe, krijg ik wel eens gekscherend de opmerking ‘Haha, gaan we vrouwen over een tijdje dan alleen van een afstandje begeleiden?!’ Vanuit Nederland gezien kun je daar lacherig over doen, wij hebben een geweldig gezondheidssysteem waar goede zorg laagdrempelig beschikbaar is, ook vanwege de korte afstanden. Maar in pak ’m beet de Afrikaanse Sub-Sahara zouden vrouwen maar wát blij zijn met een verloskundige of arts die online kan meekijken bij een bevalling. Daar gaan dit soort technologische innovaties levens redden. Hier gaat heus niemand ‘online bevallen’, maar wedden dat we over 23 jaar een beetje giebelen over hoe ouderwets we sommige dingen nu doen in de geboortezorg?’
De Verloskundige
35
DOOR EERDERE BETROKKENHEID
kraamverzorgende
36
De Verloskundige
TEKST ANNEMIEKE VERBEEK
Meer continuïteit
Een kraamverzorgende al vanaf de start van de actieve fase invliegen en niet pas aan het einde; nieuw onderzoek laat zien dat dit een gunstig effect heeft op de uitkomsten. Barende vrouwen vragen onder andere minder om pijnbestrijding en kijken positiever terug als ze continue steun hebben ontvangen, óók na overdracht naar de tweede lijn.
e vond het wel spannend, de eerste keer dat ze als kraamverzorgende ‘alleen’ naast een barende vrouw zat. Normaal is er ook altijd een verloskundige bij aanwezig, maar Mariëlle Costongs werd ingezet in een door ZonMw gefinancierd onderzoek naar het effect van continue begeleiding tijdens de bevalling door de kraamzorg. Mariëlle is al 22 jaar kraamverzorgende en draait als vaste medewerker van de partuspool bij kraambureau Geboortezorg Limburg haar hand niet om voor het ondersteunen bij een bevalling meer of minder. Maar solo de aanstaande ouders ondersteunen vanaf het begin van de actieve fase van de bevalling, dát was een nieuwe ervaring. Mariëlle: ‘Meestal komen we bij een partus als de ontsluiting al verder gevorderd is en de verloskundige er de hele tijd bij is. Nu kwamen we een stuk eerder, ging de verloskundige weer weg en boden wij de continue begeleiding. Hiervoor hebben ik en bijna zeventig van mijn collega’s in Limburg een korte bijscholing van een dagdeel gevolgd. Daarin leerden we over coachen en begeleiden bij de ademhaling. Daarna konden we aan de slag. Je komt als vreemde binnen, maar doordat je heel vroeg komt in het baringsproces, bouw je toch een band op met mensen. Waar de ene vrouw het prettig vindt dat je de hele tijd naast haar zit, vindt een ander het juist een prettig idee als er wel iemand in de buurt is maar zij toch alleen met haar partner in de kamer is.’
Z
Kosteneffectieve steun Dat de continue aanwezigheid van iemand anders dan een verloskundige of gynaecoloog de kans op medisch
IN DE GROEP MET CONTINUE BEGELEIDING WAS ER MINDER VRAAG NAAR PIJNBESTRIJDING, HALVEERDE HET AANTAL KEIZERSNEDEN EN KEKEN VROUWEN POSITIEVER TERUG OP HUN BEVALLING
ingrijpen kleiner maakt, is al langer bekend als het zogeheten ‘doula-effect’; met een vertrouwd iemand naast zich, die er vooral is om gerust te stellen, te coachen en niet-medische handelingen als massage en tegendruk te geven, vragen vrouwen minder vaak om medicinale pijnbestrijding, zijn er minder complicaties en een lager percentage keizersneden. ‘Dit klinisch vergelijkende onderzoek moest inzichtelijk maken of het in de Nederlandse setting kosteneffectief is om hiervoor een kraamverzorgende in te zetten’, vertelt Marianne Nieuwenhuijze, als hoogleraar Verloskunde aan de Academie Verloskunde Maastricht/Universiteit Maastricht betrokken bij het onderzoek. Het onderzoek naar de effectiviteit van continue begeleiding door een kraamverzorgende was het derde en afsluitende onderdeel van de Continuous Care study, of CC trial. In de eerste fase werden mogelijke hinderende factoren in de zorg geïnventariseerd, het tweede deel bestond uit het ontwikkelen van de training voor kraamverzorgenden. In het onderzoek werd primair gekeken naar het effect op de vraag naar epidurale pijnstilling, daarnaast werden ook manier van bevallen, tevredenheid en effectiviteit als secundaire uitkomsten meegenomen. Marianne: ‘Bijna duizend zwangeren uit een gemêleerde populatie deden mee met het onderzoek. Zij werden door de deelnemende kraamcentra benaderd tijdens het huisbezoek in de zwangerschap. Op basis van loting kreeg de helft van hen continue begeleiding van een getrainde kraamverzorgende aangeboden, een aanbod waar zo’n zestig procent van de zwangere vrouwen gebruik van maakte. Bij de andere helft van de zwangere vrouwen veranderde er niks aan de geboden verloskundige zorg. In deze regio is continue begeleiding door de verloskundige trouwens wel het streven, maar in de praktijk niet overal haalbaar. Zwangere vrouwen wisten vooraf niet welke kraamverzorgende bij hun bevalling aanwezig zou zijn en konden zich tot het laatste moment bedenken als ze toch liever hun bevalling zonder extra persoon erbij wilden. De plaats van bevalling maakte niets uit; drie ziekenhuizen in de regio zeiden hun medewerking toe aan het onderzoek, waardoor de kraamverzorgenden ook welkom waren na een overdracht van de eerste naar tweede lijn. Door corona liep het onderzoek wat vertraging op, omdat ziekenhuizen tijdelijk geen derde persoon bij baringen toelieten.’
De Verloskundige
37
Positievere bevalervaring De resultaten uit het onderzoek overtroffen zelfs de positieve verwachtingen van de onderzoeksgroep: bij de vrouwen die tijdens hun bevalling continue zorg van een kraamverzorgende kregen, werden aanzienlijk minder keizersneden uitgevoerd en werd minder pijnstilling gebruikt. Marianne: ‘Het aantal keizersneden halveerde bijna, van 12 naar 6,3 procent. Het aantal ruggenprikken nam af van 37 naar 24 procent, een daling van bijna 40 procent. De vraag naar andere medicinale pijnbestrijding nam af van 16 naar 10 procent. Het aantal gewone spontane bevallingen nam toe van 78 naar 86 procent. En, ook enorm belangrijk: de vrouwen waardeerden de steun van de kraamverzorgende en keken meer tevreden op hun bevalling terug.’ De gemiddelde extra uren kraamzorg bedragen 4 uur en 17 minuten. Verzekeraars VGZ en CZ vergoedden gedurende de loop van het onderzoek de extra inzet van kraamzorg, die gemiddeld 225 euro per bevalling kost. Uit de kostenvergelijking tussen de twee groepen blijkt echter dat onder aan de streep continue zorg kostenbesparend is en het een besparing van bijna 250 euro oplevert. Dit is voornamelijk te verklaren doordat vrouwen in de continue groep minder lang in het ziekenhuis hoefden te worden opgenomen na de bevalling. Het geringe aantal uren extra ondersteuning bij elke bevalling, is volgens Marianne te verklaren door het feit dat het om een gemiddelde gaat. ‘De hele snelle bevallingen halen het cijfer al snel naar beneden. En we hebben de uren geteld tót het moment dat een kraamverzorgende normaliter ook zou komen, in de laatste fase van de actieve fase en overgang naar de transitiefase.’ Deze extra uren waren trouwens vooraf wel een punt van discussie met de betrokken kraamzorgorganisaties, want de Arbowetgeving schrijft een maximaal aantal uren op een werkdag voor. ‘We moeten daar nog nauwkeuriger naar kijken, hoe die ureninzet uiteindelijk gegaan is. Juist die vroege ondersteuning blijkt vruchten af te werpen, maar je wilt ook niet dat iemand aan het einde van de bevalling afgewisseld moet worden door een collega omdat ze al meer dan 8 uur naast een vrouw zit.’
Ontlast verloskundige Er gingen meer gesprekken aan het onderzoek vooraf, bijvoorbeeld met verpleegkundigen over de taakverdeling op de verloskamer. ‘Wie vervult welke rol in het ziekenhuis? Die vraag was relevant om vooraf met elkaar te bespreken’, zegt Marianne. ‘De kraamverzorgende was er puur voor de mentale ondersteuning, het was niet de bedoeling dat ze meer praktische zaken zou overnemen van een verpleegkundige. Dat was verleidelijk met alle werkdruk
38
De Verloskundige
‘DOORDAT JE HEEL VROEG KOMT IN HET BARINGSPROCES, BOUW JE EEN BAND OP MET MENSEN’ in de ziekenhuizen, een paar extra handen aan het bed, dus daar hebben we hele heldere afspraken over gemaakt. Toch betekent het wel degelijk een ontlasting voor zowel eerstelijns- als tweedelijnsverloskundigen; je weet dat er iemand is die, ook als je er even niet bent, goed voor de barende vrouw zorgt. De wetenschap dat zij aan de bel trekt als er iets is, geeft ook rust. Van verloskundigen hoor ik ook wel dat ze juist die emotionele steun liever zelf geven, in de praktijk zal dit vanwege de werkdruk voorlopig een spanningsveld blijven. Een aantal verloskundigen
Pilletje Zelfs met deze positieve resultaten, is het niet vanzelfsprekend dat er meteen iets gaat veranderen in de praktijk. Hoe nu verder? Marianne: ‘De kraamzorgorganisaties zijn nu aan zet om het gesprek met verzekeraars aan te gaan. Het bespaart geld en levert tevreden, gezondere cliënten op. Dat lijkt me een stevige basis voor onderhandelingen. Implementatie in de eerste lijn kan relatief eenvoudig zijn, al heeft de kraamzorg ook te maken met serieuze capaciteitsproblemen. Maar wie weet, maakt dit het vak van kraamverzorgende ook weer interessanter voor mensen die juist de begeleiding tijdens een bevalling boeiend vinden. De kraamverzorgenden die deelnamen aan het onderzoek, vonden het een verrijking van hun werkzaamheden. Hun ervaringen worden later nog uitgebreider geëvalueerd. In ziekenhuizen heb je te maken met meer ingewikkelde organisatorische, juridische en financiële structuren. Veel mooie innovaties lopen daar op stuk, hartstikke zonde. Als continue ondersteuning een pilletje zou zijn, dan hadden we dit allang ingevoerd.’
Vertrouwen
blijft zelf continue begeleiding bieden, ook na overdracht. Meestal is dit liefdewerk oud papier, sommigen vragen een extra eigen bijdrage. Zwangeren die het willen en kunnen betalen, kunnen het zelf regelen door een doula in te huren. Willen we continue steun toegankelijk maken voor álle barenden, dan kan je met de resultaten uit dit onderzoek een warm pleidooi houden om dit door kraamverzorgenden te laten uitvoeren.’ Nog een punt voor de evaluatie: de extra inzet van de kraamzorg tijdens de bevalling betekende een evenredige vermindering van de beschikbare uren in de kraamweek. Marianne: ‘Hierover werden zwangere vrouwen vooraf geïnformeerd, maar zeker bij een eerste kind is het lastig inschatten voor vrouwen waar ze meer behoefte aan hebben; extra steun bij de bevalling of juist daarna. De verloskundige kan indien nodig wel extra uren kraamzorg indiceren, zo zou je dat kunnen opvangen. Helemaal ideaal zou het zijn als het niet of-of, maar en-en is.’
Kraamverzorgende Mariëlle is na de tientallen bevallingen tijdens het onderzoek vertrouwd met het geven van continue begeleiding. Zij zou graag zien dat dit een standaard zorgaanbod wordt. Ze herinnert zich een gezin dat tijdelijk op een vakantiepark verbleef omdat ze net terug waren na een verblijf in het buitenland. ‘Bij aankomst was de verloskundige nog aanwezig en hebben we samen met het gezin afspraken gemaakt over wanneer te bellen en een tijdstip waarop de verloskundige nog een keertje zou komen kijken. De verloskundige ging weg en we bleven met z’n drieën achter. We hadden besproken dat ik in de woonkamer zou blijven zitten en als er iets was dan zouden ze me roepen. De weeën werden heftiger en ze wilde naar het ziekenhuis voor een ruggenprik. Van de verloskundige had ik begrepen dat alles goed vorderde dus ik dacht bij mezelf: pijnstilling zou toch zonde zijn. Ik besprak rustig de voor- en nadelen, heb haar gerustgesteld en voorgesteld om dit met de verloskundige te bespreken zodra zij er weer was. Na komst van de verloskundige gingen we alsnog richting ziekenhuis. Daar is mevrouw niet veel later zonder pijnstilling bevallen. Ze was supertrots. Een ruggenprik kan een uitkomst zijn, maar het is mooi als vrouwen het vertrouwen krijgen dat ze op eigen kracht kunnen baren.’
Voor vragen of meer informatie kan je contact opnemen met Marianne via m.nieuwenhuijze@av-m.nl
De Verloskundige
39
VerloskundigenPolis ABN AMRO Verzekeringen Samen met ABN AMRO hebben wij de Verloskundigenpolis ontwikkeld. Dit is een modulair verzekeringspakket speciaal voor verloskundigen. U kiest zelf welke dekkingen u hiervan wilt afsluiten. Natuurlijk kan MBV u hierover adviseren.
Bedrijfsaansprakelijkheid
Rechtsbijstand
Verlostas
Inkomensverzekeringen
Particuliere verzekeringen
Waarom MBV?
Onafhankelijk advies
Transparante beloning
Breed aanbod verzekeraars
Vast aanspreekpunt
Alles onder één dak
t 033 456 51 47 leads@mbv-fa.nl
175x116mmKNOV E.indd 1
07-02-2022 13:47
Een TENS-apparaat wordt gebruikt voor verschillende vormen van pijnverlichting. De GeboorteTENS wordt vooral gebruikt ter verlichting van weeënpijn tijdens de bevalling. Deze vorm van pijnverlichting is zowel thuis als in het ziekenhuis toepasbaar. De GeboorteTENS heeft geen schadelijke gevolgen, het gebruik heeft geen invloed op de hartslag, bloeddruk en ademhaling van moeder en kind.
Informatiemateriaal Het volgende materiaal (Nederlands en Engels) is via info@geboortetens.nl beschikbaar voor informatieavonden en cursussen • GeboorteTENS folder • Informatievideo • Gebruikshandleidingen
Evidence Based Practice in Health Care MSc/Drs TWEEJARIGE UNIVERSITAIRE DEELTIJD MASTERSTUDIE TOT KLINISCH EPIDEMIOLOOG (MEDISCH WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEKER)
Geen premaster nodig! START 21E ACADEMISCH JAAR SEPTEMBER 2022
Geboorte comfortabel, effectief en eenvoudig Langakker 5c • 5371 EV Ravenstein Telefoon: (0486) 41 72 20 E-mail: info@geboorteTENS.nl www.geboorteTENS.nl
BRIDGING HEALTH CARE AND SCIENCE X Een
eersteklas carrièrestap als startpunt naar een hoog wetenschappelijk niveau. X Modern en actueel onderwijs met een multidisciplinaire benadering. X (Inter)nationaal gerespecteerd en NVAO-geaccrediteerd. X Voor verpleeg- en verloskundigen, medici, paramedici en promovendi. CONTACT, VOORLICHTINGSDATA, INFORMATIE EN AANMELDING:
WWW.AMC.NL/MASTEREBP
COLUMN VAN EEN KLINISCH VERLOSKUNDIGE
DE ‘DIECO’
C
a·pa·ci·teit (de; v; meervoud: capaciteiten) 1 vermogen of kracht: de capaciteit van een wagon laadvermogen; de beddencapaciteit van een hotel 2 bekwaamheid, geschiktheid
Zo omschrijft de Dikke Van Dale capaciteit. Inmiddels weet ik dat capaciteit in de geboortezorg een complex gegeven is. Het gaat om zoveel meer dan het aantal patiënten en het aantal bedden. Wat ik vooral weet is dat we er een tekort aan hebben. In ons ziekenhuis. In de regio. In het land. Bovendien is geboortezorg zorg die zich niet laat plannen. Het is vaak hollen of stilstaan.
DJAINA VENNINGS is klinisch verloskundige bij het St. Antonius Ziekenhuis in Utrecht. In De Verloskundige deelt ze haar
Wij zijn gezegend met ‘de DIECO’, de dienstcoördinator. Zij zijn onze spin in het web. Ervaren obstetrieverpleegkundigen die continu bezig zijn met de puzzel van het aantal vrije bedden, de zorgvraag van de patiënt, de zorgzwaarte van de casuïstiek, de sterkte van de verpleegkundige bezetting, het op orde zijn van de medische bezetting, de verwachte ontslagen, de aangekondigde patiënten, de geplande inleidingen... Hun taak is goed voor de patiënt zorgen en goed voor het personeel zorgen. Geen makkelijke taak en vaak ook een ondankbare taak. Er is altijd wel iemand die vindt dat het anders moet of kan.
ervaringen in het ziekenhuis.
De verpleegkundige die vindt dat ze te veel patiënten onder haar hoede heeft. De klinisch verloskundige die vindt dat er makkelijk een partus bij kan. De gynaecoloog die vindt dat de casuïstiek van een patiënt toch een bedje rechtvaardigt. De artsassistent die die leuke gemelli-partus wil houden. De kindergeneeskunde die geen plek heeft voor ‘lange liggers’. De eerstelijnsverloskundige die een wanhopige cliënt met een pijnstillingswens thuis heeft. Én de patiënt die niets liever wil dan bevallen in het voor haar bekende ziekenhuis. De dames die elke dag opnieuw zoeken naar de balans en zich voor al deze mensen inzetten, verdienen stuk voor stuk een lintje. Ik zou niet weten wat we zonder hen zouden moeten. Als de knoop is doorgehakt dat we geen plek hebben, begint mijn taak. Op zoek naar een ander moment of een ander ziekenhuis. 17 telefoontjes naar 17 verschillende ziekenhuizen is geen uitzondering. Hoewel ik blij ben als ik een plekje heb gevonden ga ik toch met lood in mijn schoenen naar de patiënt. Ik voel me machteloos omdat ik zo graag meer wil bieden. Het is een schrale troost dat ik de patiënt er altijd van kan verzekeren dat ze in het ontvangende ziekenhuis goed voor haar gaan zorgen. Bij dezen dan ook een shout-out naar al mijn collega’s in de geboortezorg: samen staan we sterk!
De Verloskundige
41
Lucia over Bob ‘We wilden allebei een eigen praktijk. Het w was vanzelfsprekend dat we dat samen zouden doen. En het werkt, we vullen elkaar aan. Ik de coachende coachend kant, zoals VSV-vergaderingen. Hij de coachingsgesprekken en ook VSV-vergade financiën. Als een meer technische kant, zoals echo’s en finan vaak wel met cliënt geen klik met mij voelt, voelt ze die va Bob en dat geldt ook andersom. Zo komt het he voor dat als ik dienst heb en een cliënt belt met wie Bob wat beter klikt, Bob toch de bevalling begeleidt. Aan continuïteit c onvoorwaardelijke steun die is bij ons geen gebrek. De onvoorwaardelij ik van Bob krijg, zou ik niet kunnen missen. We werken echo’s gemaakt prima samen tijdens spreekuren waarbij ec pakte hij ook moeten worden. Maar toen ik ziek werd pa dan goed alles zelf op. We weten van elkaar dat het d komt en respecteren elkaars grenzen.’
TEKST VRHL CONTENT EN CREATIE BEELD MICHEL TER WOLBEEK
Bob was een van de drie jjongens g bijj wie Lucia in de klas zat. Ze volgden g de over de vroedvrouwenopleiding in een internaat in Heerlen. ’s Nachts sloop hij o Zodra het gangen naar haar slaapkamer. Lucia slaagde een jaar eerder dan Bob. Z kon en ze een geschikte plek hadden gevonden, richtten ze Verloskundigen Verloskundigenpraktijk Simons op. Nu, 33 jaar later, runnen ze de praktijk nog altijd samen. Avondjes Avon uit of vakanties komen weinig voor. ‘Maar dat vinden we meestal niet erg.’
‘H STEUNT ME ‘HIJ ONVOORWAARDELIJK’ ONVOO
Zij aa Lucia en Bob 42
De Verloskundige
‘DINGEN ONTSTAAN VANZELF BIJ ONS’
Bob over Lucia ‘Op een bepaald moment boden steeds meer praktijken om ons heen echo’s aan. Daar verloren wij cliënten aan, dus wilden wij die echo’s ook aanbieden. We bespraken het onder het koffiedrinken en binnen een mum van tijd hadden we besloten dat ik de opleiding zou volgen. Zulk soort dingen ontstaan vanzelf bij ons. We hebben allebei onze taken en daar voelen we ons goed bij. Toen we op ons piekmoment vierhonderd partussen per jaar hadden, overwogen we iemand aan te nemen. Algauw besloten we dat we beter een deel van ons gebied konden afstoten. Een nieuwe collega naast zo’n twee-eenheid is bijna onwerkbaar. Met z’n tweeën een praktijk runnen is ook een nadeel, want samen een avond uit komt bijna niet voor. Gelukkig delen we andere mooie momenten met elkaar.’
n zij delen leven en praktijk De Verloskundige
43
het probleem in kaart
Verloskundige Myrna Knol zit al bijna twintig jaar in het vak en vervulde diverse voorzittersfuncties in de g geboortezorg. g Sinds twee jjaar – met de komst van COVID-19 – is ze nauw betrokken etrokken als vertegenwoordiger g g van de sector Verloskunde bij het Regionaal naal Overleg O Acute Zorgketen (ROAZ) in Zwolle en omgeving. In die hoedanigheid nighe eid zet ze zich ook actief in om het capaciteitsprobleem in de geboortezorg tezorg g in kaart te brengen. Speciaal voor deze editie van De Verloskundige e deeltt ze haar ervaringen en inzichten. ‘In sommige regio’s is er ruim dertig procent tig pro ocent tekort aan verloskundigen.’
et ROAZ vervult een belangrijke functie in de acute zorg, dus ook de acute verloskunde’, de’, begint Myrna haar verhaal. ‘Met de komst st van COVID werd dat nog duidelijker. In de regio ontstonden steeds meer capaciteitsproblemen; en; er waren volle verloskamers in de ziekenhuizen, zwangere vrouwen konden we niet altijd tijdig een consult aanbieden en het kwam steeds vaker voor dat at we voor poliklinische en medische bevallingen moesten ten uitwijken naar andere ziekenhuizen. Hier in Zwolle betekende dat soms bijna een 20 tot 25 minuten langere ere reistijd. Dit zorgde voor zorg en onrust onder verlos-kundigen; wij hoorden ook de verhalen uit de regio Utrecht en je denkt dan snel: waar gaat dit naartoe?’ ?’
‘H
44
De Verloskundige
‘IN SOMMIGE REGIO’S IS ER RUIM DERTIG PROCENT TEKORT AAN VERLOSKUNDIGEN’
TEKST ANNEMIEKE VERBEEK FOTOGRAAF JOOST DIKKER HUPKES
VANUIT HET ROAZ
‘HET IS NIET ÉÉN PLEK WAAR TEKORTEN ZIJN’
Verloskundige Myrna Knol
acceptabel is. Dat zie je ook terug in de grote uitstroom in de verloskunde. We onderzochten met hoeveel verloskundigen je normaliter werkt en hoeveel dat er nu daadwerkelijk zijn. Toen werd inzichtelijk gemaakt dat er in een van de zes regio’s ruim dertig procent tekort aan verloskundigen was. Dat is schrikbarend.’
Verbinding Grote tekorten G M Myrna besloot om bij het ROAZ de capaciteitsproblemen op het gebied van de acute verloskunde pr onder de aandacht te brengen. Met een focusgroep o van twintig zorgprofessionals – denk aan ambulanceva medewerkers, ziekenhuismanagers, gynaecologen, m O&G-verpleegkundigen en kraamverzorgenden – O bespraken zij in vijf bijeenkomsten onder leiding be van een externe en ervaren procesbegeleider de va capaciteitsproblemen. ‘Elke keer waren het zúlke ca informatieve en positieve bijeenkomsten’, licht Myrna in toe. ‘We hadden als ketenpartners allemaal hetzelfde to doel: de situatie in kaart brengen en kijken welke do aanbevelingen we konden doen.’ aa De werkgroep begon als eerste in kaart te brengen D wat je eigenlijk als capaciteit zou moeten hebben w en wanneer er sprake is van ondercapaciteit. ‘Zorgverleners staan erom bekend de gaatjes dicht te ve lopen; als het gedaan moet worden, voelen wij ons lo verantwoordelijk en staan we op om het te regelen. ve Maar dat is lang niet altijd binnen de grenzen van wat M
Op de vraag hoe zo’n percentage onopgemerkt kon blijven, is Myrna helder. ‘Verloskundigen zorgen dat de praktijk blijft draaien. Dat geldt overigens ook voor de ziekenhuizen en de kraamzorg. Het is niet één plek waar tekorten zijn. We zijn een netwerk met elkaar en onze keten heeft verbindende schakels; als de een de zorg doorschuift, komt het bij de ander terecht. Binnen de eigen organisatie kun je zelf een oplossing voor je probleem bedenken, maar misschien ligt de oplossing voor een probleem juist wel bij de ander in de keten. Het is duidelijk geworden dat we met elkáár oplossingen moeten vinden en afspraken moeten maken. Dat je mogelijke oplossingen bij elkaar toetst; dit is er bedacht, wat betekent dat voor jou? Het is cruciaal om open en eerlijk aan elkaar te vertellen wat er speelt, alleen dan kan de ketensamenwerking goed gaan lopen. We doen het samen.’
De Verloskundige
45
Volgens Myrna leerden de ketenpartners elkaar tijdens de bijeenkomsten beter begrijpen. ‘Als ik naar het ziekenhuis bel of ik kan komen voor een poliklinische bevalling en ik krijg de vraag of ik niet kan uitwijken of dat het wel kan, maar pas over een uur, dan voel ik me ongelukkig, maar degene aan de andere kant van de lijn ook. Niemand vindt het fijn zo samen te werken, en dan moet je dus afspraken gaan maken. Bij die en die indicatie mag ik er altijd in, ongeacht hoe of wat, want anders gebeuren er ongelukken. Duidelijkheid over de indicaties, over de eenheid van taal en transparantie over de afwegingen middels een flowchart zijn heel belangrijk.’
Aanbevelingen Het rapport – dat niet publiekelijk in te zien zal zijn, daarvoor bevat het te veel concurrentiegevoelige informatie – dat uit de werkgroep is ontstaan, is na
‘DUIDELIJKHEID OVER INDICATIES, EENHEID VAN TAAL EN TRANSPARANTIE OVER AFWEGINGEN MIDDELS EEN FLOWCHART ZIJN HEEL BELANGRIJK’
46
De Verloskundige
het voorgenomen besluit van het ROAZ gedeeld met de betrokken VSV’s en IGO’s met de vraag of er een zwaarwegend bezwaar is. De verwachting is dat het deze maand definitief vastgesteld zal worden. De aanbevelingen zijn VSV- en IGO-overstijgende afspraken, want in de zorgketen waarin wij functioneren, werkt alles op elkaar door. Als wij verder moeten reizen voor het ziekenhuis, dan wordt ambulancepersoneel meer belast, er moet sneller uitgeweken worden. mee ‘Daarom is het zo belangrijk dat daar in de keten ‘Daa afspraken over gemaakt worden en dan is het ROAZ afsp orgaan om dat gedegen te faciliteren.’ hét aangewezen a Zorgverleners voelen zich snel zelf verantwoordelijk Zorg voor een probleem, maar dat zijn we niet. ‘Ik vond dat echt een eye-opener tijdens de bijeenkomsten in de werkgroep: niet alles ligt binnen onze invloedsfeer. werk We kkunnen problemen aankaarten, aanbevelingen richting bestuurders, zorgverzekeraars en overheid richt doen. Ook dat is een keten waarin de betrokken doen partijen allemaal de verantwoordelijkheid moeten parti nemen voor hun eigen stuk. Alleen dan kunnen we nem en veilige werksituatie realiseren.’ een stabiele s
Toekomst Toe ‘In de huidige situatie geven wij – als professionals in keten – niet de zorg die we zouden willen bieden. de ke halen we gewoonweg niet door de capaciteitsDat h problemen’, legt Myrna uit. ‘Dat is een zorgelijke prob ontwikkeling, zeker ook met een blik op de komende ontw jaren met een arbeidsmarkt die krapper wordt en er meer mensen multi-problematiek hebben en risico’s mee daardoor nog anders liggen. De enige manier om daar daar elkaar doorheen te komen, is door intensief met e samen te werken en te zoeken hoe je de meest veilige same zorg kunt creëren. Hoe zet je zorgverleners in op de toppen van hun kunnen en waarbij ze tegelijkertijd topp voor zichzelf zorgen? Inzetten op preventie ook goed g het uitbreiden van gezondheidsvaardigheden is en he wezenlijk belang om uiteindelijk met elkaar het van w zorgsysteem in Nederland overeind te houden.’ zorgs
COLUMN VAN EEN VERLOSKUNDIGE IN DUITSLAND
WACHTTIJDEN VAN VIJF UUR rouwen in partu, puffend op de gang en wachtend op een vrije verloskamer. Die taferelen komen bij ons zelden voor. We vinden altijd een manier om een kamer vrij te maken voor bevallingen. Wel voelt het de laatste tijd als jongleren, om iedereen de juiste zorg te kunnen bieden. Dit komt vooral door de toename in het aantal bevallingen en risicozwangerschappen, en hangt samen met een structureler tekort aan geschikte ruimtes en verloskundigen.
V
Duitsland heeft al meerdere jaren een verloskundigentekort en het systeem is anders opgebouwd dan hoe wij het in Nederland kennen. In Duitsland is het normaal om op controle te komen bij je eigen gynaecoloog, in plaats van bij de verloskundige. Het is standaard om in het ziekenhuis te bevallen en drie dagen postpartum dient een moeder het ziekenhuis te verlaten. Daarnaast kent Duitsland geen kraamhulp; daarvoor komt een zelfstandige verloskundige aan huis. Dan is er nog de uitzondering van enkele zelfstandige verloskundigen die wél zwangerschapsopvolging, bevalling en kraambed bieden. Deze verloskundigen werken als zzp’er en hebben een maximumaantal vrouwen dat ze per maand kunnen opvolgen.
KATJA VAN DEN BRAND is verloskundige in Viersen. In deze column vertelt ze over haar ervaringen met de capaciteitsproblematiek. Niet in Nederland, maar in Duitsland.
‘Wij zitten vol!’ heb ik gelukkig nooit hoeven zeggen, maar spookt vaker door mijn hoofd tijdens drukke diensten. Een voorbeeld uit de praktijk: omdat wij capaciteitsproblemen hebben kan het zijn dat een controleafspraak niet plaats kan vinden vanwege een spontane bevalling. En als ze wel doorgaan, zijn er wachttijden voor ‘simpele’ controles van soms wel vijf uur. Deze lange wachttijden horen naar mijn mening niet thuis in een tweedelijnsverloskamer. De drive om iedereen op zijn of haar best te kunnen begeleiden is er wel, maar helaas zitten wij ook met capaciteitsproblemen. Een passende oplossing voor dit probleem is niet eenvoudig. Dat Nederland ook met capaciteitsproblemen kampt, laat zien dat het systeemverschil waarschijnlijk niet veel uitmaakt. Al denk ik persoonlijk dat Duitsland het een en ander kan leren van het Nederlandse systeem als het gaat om risicoselectie in de eerste lijn. Zo zou een normale zwangerschap en bevalling niet per se een ziekenhuisbed hoeven innemen. Op deze manier wordt de capaciteit van de verloskamer gebruikt voor zwangeren die onze begeleiding écht nodig hebben.
De Verloskundige
47
48
De Verloskundige
4 5 6 TEKST LILIAN PETERS1,3,6 , ANK DE JONGE1,2,6 , CHARLENE TEKST: THORNTON SANDER R. , SOO HILBERINK, DOWNE JEANNE , ANNAHOVESTADT, SEIJMONSBERGEN-SCHERMERS HANNEKE DE MOOIJ,1,2MARRIT , HANNAH RIETKERK DAHLENEN HANNEKE TORIJ
WETEN SCHAP
Onderzoeksuitkomsten na inleiding bij
ongecompliceerde zwangerschappen Met een internationaal onderzoeksteam onderzochten we de impact van een inleiding van de baring zonder medische indicatie op de gezondheid van vrouwen en kinderen op korte termijn en van kinderen op langere termijn. De data werden geanalyseerd voor de totale populatie (n=474.652), en apart voor primiparae en multiparae en voor zwangerschapsduur in weken (37-41 weken). Inleiding Wereldwijd neemt het aantal inleidingen toe, vooral in Westerse landen 1-3. In 2018 werd 34% van de Australische vrouwen ingeleid 4. Een Cochrane systematische review, van 30 Randomized Clinical Trials (RCT’s ), liet een samenhang zien tussen inleidingen en minder perinatale sterftes en keizersneden vergeleken met bevallingen met een spontane start. Vrouwen die waren ingeleid hadden meer instrumentele vaginale bevallingen, het aantal rupturen en vrouwen met een fluxus was niet verschillend 5. Uit een recentere Cochrane systematische review kwamen soortgelijke resultaten, maar daar was geen toename van instrumentele vaginale bevallingen 6. Twee RCT’s, over het routinematig inleiden van vrouwen rond 39 weken zwangerschap, toonden geen verschil in nadelige neonatale gevolgen (inclusief doodgeboortes) 7,8. Echter, voor primiparae werden betere maternale uitkomsten en minder keizersneden gerapporteerd na een inleiding, vergeleken met een spontane start van de baring 8. In een
meta-analyse, uitgevoerd met data van observationele studies, hadden vrouwen die waren ingeleid minder keizersneden en betere neonatale uitkomsten vergeleken met vrouwen met een spontane start van de baring 9. In de “INDuction of labour at 41 weeks with a policy of EXpectant management until 42 weeks” (INDEX studie), waarbij vrouwen werden ingeleid bij 41 weken zwangerschap, was er geen verschil in keizersneden en een klein verschil in nadelige uitkomsten tussen vrouwen die werden ingeleid en zij die spontaan waren bevallen, 1,7% versus 3,1% 10. In de SWEdish Post-term INduction Study (SWEPSIS) studie werden vrouwen met 41 weken ingeleid. Deze studie werd stopgezet vanwege een verhoogd aantal doodgeboortes in de groep met afwachtend beleid (0% versus 0.4%). In de eerder genoemde RCT’s wilde 70-86% van de vrouwen niet deelnemen, vaak omdat ze inleiden niet opteerden 7,8, 10, 11. Een Deens rapport liet geen verschil zien in doodgeboortes, perinatale sterftes, en instrumentele vaginale bevallingen na een wijziging in het
De Verloskundige
49
WETEN SCHAP
beleid, waarbij vrouwen werden ingeleid vanaf een zwangerschapsduur van 41+3-41+5 i.p.v. 42 weken 10. Momenteel is er discussie gaande over het nut van een toename in inleidingen als dit leidt tot een erg kleine afname in perinatale sterfte, laat staan als er geen enkele medische indicatie voor is12. Er is namelijk nog weinig bekend over de impact van een inleiding zonder medische indicatie op uitkomsten voor vrouwen en gezondheidsuitkomsten van kinderen op de langere termijn. In onze studie hebben we de gezondheidsuitkomsten voor vrouwen en kinderen onderzocht op korte en langere termijn na een inleiding zonder medische indicatie, vergeleken met bevallingen met een spontane start.
Methode De data voor deze studie werden verkregen van het Australische New South Wales Center for Health Record Linkage. De studie werd goedgekeurd door de ethische commissie van de New South Wales Population and Health Services Research Committee (HREC/10/CIPHS/96).
Inclusiecriteria Er werd een gezonde populatie zwangere vrouwen geselecteerd (periode 2000-2016) van 20-35 jaar oud, zwanger van een eenling in hoofdligging met een zwangerschapsduur tussen de 37+0 en 41+6 weken. Vrouwen met een geplande sectio of een inleiding voor medische indicaties (bijv. diabetes, hoge bloeddruk, chorio amnionitits, bloedgroep immunisatie, verdenking groeivertraging) werden geëxcludeerd. Tevens werden vrouwen geëxcludeerd die gediagnosticeerd waren met psychische problemen en/of genotsmiddelengebruik, waarbij een antepartum sterfte was opgetreden, of een kind met een aangeboren afwijking hadden gekregen.
50
De Verloskundige
Variabelen en uitkomsten De dataset bevatte socio-demografische kenmerken van vrouwen (maternale leeftijd, geboorteland, sociaaleconomische status en zwangerschapsduur) en hun kinderen (geslacht en geboortegewicht). Inleiding van de baring omvatte het gebruik van synthetische hormonen, kunstmatig breken van de vliezen en/of andere methoden (zoals foleykatheter). Spontaan begin van de baring werd gedefinieerd als het spontaan op gang komen van de weeën al dan niet na spontaan gebroken vliezen. De kortetermijnuitkomsten voor de vrouwen waren modus partus (vaginale geboorte, instrumentele vaginale bevalling, sectio), pijnbehandeling (pijnmedicatie, epiduraal/ spinaal) en complicaties (fluxus postpartum, episiotomieën en rupturen). De kortetermijnuitkomsten voor de kinderen waren opname op een Neonatale Intensive Care Unit (NICU), asfyxie, APGAR score < 4, geboortetrauma (intracraniële schade of trauma aan het centrale of perifere zenuwstelsel, skelet of schedel), ademhalingsproblemen (uitzuiging en/of zuurstoftoediening), ernstige ademhalingsproblemen (beademing met masker, intubatie, en/of reanimatie) en opname in het ziekenhuis binnen 28 dagen voor ademhalingsstoornissen. De langetermijnuitkomsten voor kinderen waren opnames of consulten in het ziekenhuis tijdens de periode 2001-2017 in verband met astma, keel-neus-oor infecties, eczeem, luchtweginfecties, sepsis en mortaliteit.
Statistische analyses Met beschrijvende statistiek maakten we kenmerken van vrouwen en kinderen inzichtelijk, waarbij we vrouwen met een inleiding zonder medische indicatie vergeleken met vrouwen die een spontane start van de baring hadden. Met trendanalyses lieten we het aan-
tal inleidingen zonder medische indicaties zien in de periode 2001-2016. Met multinomiale en multivariabele logistische regressie analyses werden associaties berekend tussen inleiding van de baring en de uitkomsten voor vrouwen en kinderen. De associaties werden berekend voor de totale populatie en gestratificeerd voor pariteit (primiparae en multiparae) en per zwangerschapsweek (37, 38, 39, 40 en 41). Afhankelijk van het type analyse werd gecorrigeerd voor maternale leeftijd, geboorteland, sociaaleconomische status, zwangerschapsduur en periode van follow-up uitgedrukt in jaren nadat de kinderen geboren waren. Alle associaties werden gerapporteerd als odds ratio’s (gecorrigeerde/adjusted odds ratio’s, aOR) met een 99% betrouwbaarheidsinterval (99% BI).
Resultaten De dataset bevatte gegevens over 1.463.831 eenling zwangerschappen tussen 2000 en 2016. In deze gehele dataset was de kindersterfte: 8.236 antepartum sterftes (0,6%), 3.104 neonatale sterftes (0,2%) en 3052 kindersterftes tijdens de follow-up periode (0,2 %). In totaal werd bij 161.335 zuigelingen (11%) een aangeboren afwijking vastgesteld, variërend van zeer klein tot ernstig. Bij het toepassen van de inclusiecriteria werden er 926.916 vrouwen en kinderen geëxcludeerd.
Bevallingskenmerken Er werden 405.255 baby's geboren na een spontane bevalling (85%) of na inleiding van de baring zonder een geregistreerde medische indicatie (15%, tabel 1). Vergeleken met vrouwen met een spontane start van de baring, waren degenen die ingeleid werden ouder, vaker van Australische afkomst en met een hogere sociaaleconomische status. Daarnaast bevielen zij vaker tussen 40 en 41 weken, en
kregen ze een kind met een geboortegewicht van meer dan 3500 g (tabel 1). In de follow-up periode waren er 95 (0,02%) neonatale sterftes en 411 (0,09%) kindersterftes.
Trendanalyse Over een periode van 16 jaar verdubbelde het percentage inleidingen vanwege nietmedische indicaties bij een zwangerschapsduur van 38 en 40 weken. Het percentage verdrievoudigde bij een zwangerschapsduur van 37, 39 en 41 weken. De grootste toename was te zien bij primiparae die werden ingeleid bij een zwangerschapsduur van 37 weken, het percentage inleidingen in deze groep nam toe van 6% in 2001 naar 24% in 2016 (figuur 2).
Korte termijn maternale gezondheidsuitkomsten Vergeleken met vrouwen die spontaan waren bevallen, zagen we hogere percentages voor vrouwen die waren ingeleid voor een instrumentele vaginale bevalling (13,2% versus 16,3%), sectio (9,6% versus 15,5%), episiotomie (17,4% versus 22,4%) en fluxus postpartum (1,3% versus 1,9%). Daarentegen zagen we dat vrouwen die waren ingeleid lagere percentages hadden voor 3e/4e graads ruptuur, in vergelijking met vrouwen met een spontane start van de baring (2,0% versus 2,8%). We zagen statistisch significante hogere odds voor de uitkomsten instrumentele vaginale bevalling, episiotomie, en fluxus postpartum. Resultaten voor primiparae en multiparae waren vergelijkbaar, behalve voor sectio’s, daar zagen we dat primiparae die waren ingeleid vaker een sectio hadden (29,3% versus 13,8%) en eveneens een hogere kans hadden op een sectio aOR 3,02 (99% BI 2,90-3,15). Terwijl multiparae minder vaak een sectio hadden (5,3% versus 6,2%) en een statisch significant lagere kans hadden aOR 0,78 (99% BI 0,73-0,83) op een sectio, dit in vergelijking met vrouwen met
een spontane start van de baring (tabel 2). Bij het stratificeren van de analyses per zwangerschapsweek (37-41 weken) zagen we overeenkomstige resultaten voor zowel primiparae als multiparae. Echter, we zagen bij multiparae dat degenen met een spontane start van de baring vaker een sectio kregen bij 40-41 zwangerschapsweken en minder vaak bij 37-39 zwangerschapsweken.
Korte en lange termijn kind gezondheidsuitkomsten Vergeleken met kinderen die waren geboren na een spontane start van de baring, hadden kinderen die waren geboren na een inleiding hogere percentages en kansen op slechtere gezondheidsuitkomsten op korte termijn; voor asfyxie (1,0 versus 1,3%), geboortetrauma (3,3 versus 3,8%) ademhalingsproblemen (24,5% versus 28,8%) en ernstige ademhalingsproblemen (4,6 versus 5,7%). Vergeleken met kinderen die waren geboren na een spontane start van de baring, hadden kinderen die waren geboren na een inleiding hogere percentages en kansen op slechtere gezondheidsuitkomsten op langere termijn; voor consulten en opnames in het ziekenhuis in verband met keel-neus-oor infecties (4,8% versus 6,4%), luchtweginfecties (15,6% versus 18,1%) en andere infecties (5,4% versus 6,1%). Er zijn geen verschillen gevonden voor de uitkomsten APGAR < 4, neonatale mortaliteit, mortaliteit tot het 16e levensjaar, astma en eczeem (tabel 3). Vergeleken met kinderen die geboren waren na een baring met een spontane start, kwamen de volgende uitkomsten vaker voor bij kinderen die geboren waren na een inleiding bij de betreffende zwangerschapsduur: NICU-opname (37-38 weken), asfyxie (37-38 weken), geboorte trauma (37-39 weken), ademhalingsproblematiek (38-40 weken), ernstige ademhalingsproblematiek (37-41 weken), ademhalingsstoornissen
(37-39 weken), luchtweginfecties (37-41 weken), keel-neus-oor infecties (38-40 weken) en andere infecties op de langere termijn (39-40 weken). Er werd geen verschil gevonden in de andere uitkomsten voor de verschillende zwangerschapsweken.
Discussie Het percentage inleidingen zonder medische indicatie in een populatie met gezonde zwangere vrouwen afkomstig uit New South Wales in Australië is verdrievoudigd in de periode van 2001 tot 2016. Vrouwen die waren ingeleid hadden vaker een epidurale/spinale verdoving, spoedsectio, instrumentele vaginale bevalling, episiotomie en fluxus postpartum vergeleken met vrouwen met een spontane start van de baring. We zagen dat vrouwen die waren ingeleid zonder medische indicatie in vergelijking met vrouwen met een spontane start van de baring, minder vaak een 3e/4e graads ruptuur hadden en dat mulitparae een lagere kans hadden op een sectio bij een zwangerschapsduur van 37-39 weken en een hogere kans op een sectio bij een zwangerschapsduur van 40-41 weken. Voor kinderen zagen we slechtere uitkomsten op korte termijn (asfyxie, geboortetrauma, ademhalingsproblemen, ernstige ademhalingsproblemen) en langere termijn (ziekenhuisopnames en consulten voor infecties). Deze slechtere uitkomsten zagen we voornamelijk bij vrouwen die werden ingeleid tussen 37- 39 weken zwangerschap. Er werd geen verschil gevonden in deze uitkomsten bij de andere zwangerschapsweken.
Sterkte punten en beperkingen Het analyseren van een grote dataset van à terme geboren kinderen na een gezonde zwangerschap met een korte én een langere termijn follow-up periode is een sterk punt van onze studie. In dit onderzoek rapporteerden
De Verloskundige
51
WETEN SCHAP
‘WAAROM VONDEN WIJ EEN VERHOOGDE KANS OP SLECHTERE UITKOMSTEN DIE NIET WERDEN GEVONDEN IN RCT’S?’ we de uitkomsten met gegevens afkomstig uit ziekenhuisopnames of -consulten en daardoor betreft dit veelal de meer ernstige aandoeningen. In dit onderzoek hebben we geen consulten voor mindere ernstige aandoeningen waarvoor een huisarts werd geconsulteerd, onderzocht. Een beperking van cohortonderzoek is dat we door dit design geen causaliteit konden vaststellen tussen inleiding en de uitkomsten voor vrouwen en hun kinderen. Echter ook resultaten van grote cohortonderzoeken zijn waardevol in het huidige debat over de vooren nadelen van inleidingen, vooral wat betreft de langetermijngevolgen, omdat dit niet in RCT’s onderzocht kan worden 12,14. Hoewel we in onze analyses hebben gecorrigeerd voor verschillende factoren, kunnen de uitkomsten ook zijn beïnvloed door andere niet-verzamelde kenmerken zoals maternale BMI, antibioticagebruik, zuigelingenvoeding, familiaire karakteristieken en andere omgevingsfactoren.
Interpretatie De resultaten van onze studie roepen belangrijke vragen op. Waarom vonden wij een verhoogde kans op slechtere uitkomsten die niet werden gevonden in RCT’s 7,8,10,11?. Het percentage sectio’s was bijvoorbeeld ongeveer drie keer zo hoog voor primiparae. Dit is in schril contrast met een onlangs
gepubliceerde RCT waarin het aantal sectio’s onder primiparae die werden ingeleid lager was 8. Dit kan te wijten zijn aan de karakteristieken van onze geïncludeerde populatie. Wij hebben data geanalyseerd van vrouwen met een gezonde zwangerschap en hun kinderen die zijn geboren zonder congenitale afwijkingen. Het kan echter ook liggen aan de geïncludeerde populaties van RCT’s die niet generaliseerbaar zijn naar de algemene populatie omdat 70-86% van de vrouwen niet wilde deelnemen7,8,10,11. Hoewel onze resultaten geen causaal verband laten zien, roepen ze vragen op over de nadelige effecten van inleidingen. Daarom adviseert de WHO om terughoudend te zijn met inleidingen voor 41 weken zwangerschapsduur 15. Daarnaast concludeerden onderzoekers in de Lancet Series over Maternal Health dat er ‘te vaak en te snel’ geboorte-interventies worden toegepast 1. Ook is er bezorgdheid over de nadelige iatrogene neonatale neurologische effecten van een ingeleide baring16. Het is belangrijk om een medische indicatie te hebben voor een inleiding, omdat er bekende en onbekende nadelen zijn aan deze interventie. Wat betreft de ervaringen van vrouwen zijn de resultaten tegenstrijdig. Twee systematische reviews lieten zien dat vrouwen zich niet betrokken voelden bij de besluitvorming over een inleiding 17,18. In een studie in Zweden
kregen vrouwen die ingeleid waren vaker een ruggenprik en waren zij minder tevreden over de baring 19. Maar in de RCT’s was er geen verschil in ervaren pijn tussen vrouwen die werden ingeleid en die een spontane start van de baring hadden 8.
Geboortezorg in Nederland en Australië In Nederland hebben we een ander geboortezorgsysteem dan in Australië, maar ook hier zien we een toename in inleidingen en andere medische interventies. In 2020 werd 46,7% van de à terme primiparae met een eenlingzwangerschap ingeleid door middel van strippen, amniotomie, primen met een ballon of prostagladine, en/of inleiden met oxytocine of prostagladines2 0. Vanwege de resultaten in ons onderzoek, ondanks dat we geen causale verbanden kunnen aantonen door het design van de studie, zouden we ons goed moeten afvragen of redenen als maternale leeftijd en zwangerschapsduur op zichzelf voldoende reden zijn om een bevalling in te leiden. Het is dan ook van belang om goed na te blijven denken over gegronde indicaties voor het inleiden van de baring. In Nederland zou onderzoek kunnen worden gedaan door, op basis van registratie bijvoorbeeld Perined data of Verloskundige Casusregistratie Systeem (VeCaS), gegevens te koppelen aan huisartsen- en ziekenhuisdata. Hierbij kunnen factoren die in het Australische onderzoek niet zijn meegewogen ook meegenomen worden, zoals antibioticagebruik, BMI van de aanstaande moeder en of het kind fles-/borstvoeding kreeg. Zo kunnen we scherper krijgen welke gezondheidsproblemen eventueel het gevolg zijn van ingeleide bevallingen.
De bronnen en tabellen bij dit onderzoek vind je via tijdschrift.knov.nl.
52
De Verloskundige
People.Health.Care.
Cellacare® Materna
voor een actieve zwangerschap Cellacare Materna Classic en Comfort ortheses zijn bedoeld om: Q
Q
Q
Q
Lees meer :
de lumbale wervelkolom te stabiliseren, een verkeerde houding te corrigeren, een verstoorde balans te verbeteren, het risico op vallen te verminderen.
Cellacare Materna biedt u de mogelijkheid om zwangere vrouwen bijna directe verlichting te geven voor pijn in de onderrug. www.Lohmann-Rauscher.com 19356_Advertentie_175x116mm Materna_Verloskundige_Okt2021.indd 1 1_2ligKNOV_B.indd 1
25-10-21 15:04 Verkorte productinformatie Mirena®, IUD 20 microgram/24 uur 09-11-2021 14:36 Samenstelling: Mirena is een hormonaal intra-uterien systeem met een depot van 52 mg levonorgestrel. Indicaties: Anticonceptie (na 6 jaar vervangen); behandeling van versterkt menstrueel bloedverlies of menorragie (na 5 jaar vervangen); progestageen adjuvans ter voorkoming van endometriumhyperplasie tijdens oestrogeentherapie in de peri- en postmenopauze (na 3 jaar vervangen). Contra-indicaties: Zwangerschap of het vermoeden ervan; aanwezigheid of vermoeden van mammacarcinoom of andere geslachtshormoonafhankelijke maligne aandoeningen; acute, subacute of chronische ontstekingen in het kleine bekken, ook in de anamnese; cervicitis; genitale infecties, SOA; endometritis post partum; in de afgelopen 3 maanden: een abortus gecompliceerd door een infectie; aandoeningen die chronisch met een verminderde weerstand gepaard gaan of die als gevolg van bacteriëmie kunnen verergeren (klepafwijkingen, aangeboren hartafwijkingen); cervixdysplasie; bevestigde maligniteit van het corpus uteri of van de cervix, of het vermoeden daarvan; abnormale vaginale bloeding waarvan de diagnose (nog) niet is vastgesteld; congenitale of verworven anatomische afwijkingen van de uterus, waaronder myomen, indien het cavum uteri hierdoor wordt vervormd; acute aandoeningen van de lever of levertumoren; overgevoeligheid voor een van de bestanddelen. Waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik: Mirena is niet de eerste keuze voor postmenopauzale vrouwen met gevorderde uteriene atrofie. Wanneer bij de behandeling van versterkt menstrueel bloedverlies de bloeding niet tot staan komt, of wanneer er sprake is van zware doorbraakbloedingen, moet met een andere (bijvoorbeeld organische) oorzaak van de bloeding rekening worden gehouden. Onregelmatige bloedingen kunnen sommige symptomen en aanwijzingen voor endometriumpoliepen of -carcinoom maskeren. Tijdens het inbrengen resp. verwijderen kan de patiënte als gevolg van een vasovagale reactie flauwvallen tijdens de ingreep en bij epilepsiepatiënten kan er een insult optreden. Tijdens het eerste jaar van het gebruik ontwikkelt zich bij 57% van de vrouwen in de vruchtbare leeftijd geleidelijk een oligomenorroe, en bij 16% een amenorroe. Tegen het einde van het zesde jaar van het gebruik wordt door respectievelijk 31% van de Mirena-gebruiksters oligomenorroe en door 24% amenorroe ervaren. Bij recidiverende endometritis of ontstekingen in het kleine bekken, of als een acute infectie ernstig is of niet binnen enkele dagen op een behandeling reageert, moet het IUD worden verwijderd. In klinische onderzoeken bij de indicatie anticonceptie, was de incidentie van expulsie laag (<4% van de inserties) en in hetzelfde bereik als de incidentie die voor andere IUD’s en IUS’en is gerapporteerd. Bloedingen en pijn kunnen symptomen van partiële of volledige expulsie van Mirena zijn. Het risico op expulsie is verhoogd bij vrouwen met een geschiedenis van versterkt menstrueel bloedverlies, en vrouwen met een BMI die hoger is dan normaal ten tijde van de insertie. Een partieel uitgestoten Mirena moet worden verwijderd. Op het moment van verwijderen kan een nieuw IUD worden ingebracht, mits zwangerschap is uitgesloten. Zowel het geven van borstvoeding ten tijde van de insertie als insertie tot 36 weken post partum werden geassocieerd met een verhoogd risico op perforatie. Het risico op perforaties kan ook verhoogd zijn bij vrouwen met een uterus in retroversie-flexie. Het IUD moet in geval van perforatie zo snel mogelijk worden verwijderd. De mogelijkheid van een ectopische zwangerschap moet worden overwogen in geval van lage abdominale pijn, en met name als de menstruatie uitblijft of als een vrouw met amenorroe begint te bloeden. Het absolute risico van ectopische zwangerschap bij Mirena-gebruiksters is klein. Echter, als een vrouw met Mirena in situ zwanger raakt, is het relatieve risico van ectopische zwangerschap verhoogd. Bij zwangerschap tijdens het gebruik moet ectopische zwangerschap worden uitgesloten en moet het systeem zo snel mogelijk worden verwijderd. Bijwerkingen: Zeer vaak: hoofdpijn, buikpijn/pijn in het kleine bekken, veranderd menstruatiepatroon inclusief toename en afname in menstrueel bloedverlies, spotting, oligomenorroe en amenorroe, vulvovaginitis, vaginale afscheiding. Vaak: depressieve stemming/depressie, zenuwachtigheid, verminderd libido, migraine, duizeligheid, misselijkheid, acne, hirsutisme, rugpijn, benigne ovariaal cyste, dysmenorroe, gevoelige borsten, pijn in de borsten, expulsie van het IUD (geheel of gedeeltelijk), gewichtstoename. Soms: opgeblazen gevoel, alopecia, pruritus, eczeem, chloasma/huidhyperpigmentatie, uteriene perforatie, ontstekingen in het bekken, endometritis, cervicitis/Pap-smear normaal (klasse II), oedeem. Onbekend: hypersensitiviteit, inclusief huiduitslag, urticaria en angio-oedeem, verhoogde bloeddruk. Handelsvorm: Verpakking met 1 IUD. Nummer van de vergunning: RVG 16681. Vergunninghouder: Bayer B.V., Energieweg 1, 3641 RT Mijdrecht. Verdere informatie beschikbaar bij: Bayer B.V., Energieweg 1, 3641 RT Mijdrecht, tel. 0297 280 666. Afleveringstatus U.R. Datum van goedkeuring/herziening van de SmPC: 1 september 2021. Versie: september 2021. Uitgebreide informatie (SmPC) is op aanvraag beschikbaar.
ACCREDITATIE: 5 PE-punten
3V\FKLDWULH =ZDQJHUVFKDS PHL
fysiek & online!
MA-MIR-NL-0003-5 Intra uterien systeem 52 mg levonorgestrel
/HHU PHHU RYHU R D SV\FKLDWULVFKH VWRRUQLVVHQ URQGRP GH ]ZDQJHUVFKDS YHUZHUNHQ YDQ WUDXPDWLVFKH ]ZDQJHUVFKDSSHQ DOV ]RUJSURIHVVLRQDO PLGGHOHQJHEUXLN LQ GH ]ZDQJHUVFKDS NLQGHUZHQV ELM SV\FKLVFK NZHWVEDUH YURXZHQ
medilex.nl/psychiatriezwangerschap
Verkorte Productinformatie KyleenaTM 19,5 mg, afleveringsysteem voor intra-uterien gebruik Samenstelling: Werkzame stof: bevat 19,5 mg levonorgestrel. Hulpstoffen: Polydimethylsiloxaan elastomeer, siliciumdioxide (colloïdaal watervrij), polyethyleen, bariumsulfaat, polypropyleen, koperftalocyanine, zilver. Indicatie: Anticonceptie voor maximaal 5 jaar. Contra-indicaties: Zwangerschap; acute of terugkerende PID (pelvic inflammatory disease) of aandoeningen die geassocieerd zijn met een verhoogde kans op infecties in het kleine bekken; acute cervicitis of colpitis; endometritis post partum of geïnfecteerde abortus gedurende de afgelopen drie maanden; cervicale intra-epitheliale neoplasie, tot genezing; maligniteit van uterus of cervix; progestageengevoelige tumoren, bijv. borstkanker; abnormaal uterien bloedverlies met onbekende oorzaak; congenitale of verworven uterusanomalie, waaronder myomen die het inbrengen en/of vasthouden van het intra-uteriene systeem zouden belemmeren (d.w.z. als zij de baarmoederholte vervormen); acute leveraandoeningen of levertumor; overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor één van de hulpstoffen. Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik: Indien één of meerdere van de volgende aandoeningen bestaan of voor het eerst optreden een specialist consulteren of verwijdering overwegen: migraine, focale migraine met asymmetrisch verlies van gezichtsvermogen of andere symptomen die wijzen op voorbijgaande cerebrale ischemie; uitzonderlijk ernstige hoofdpijn; geelzucht; duidelijke bloeddrukverhoging; ernstige arteriële ziekte, bijvoorbeeld beroerte of myocardinfarct. De bloedglucosespiegel dient te worden gemonitord bij gebruiksters van Kyleena die lijden aan diabetes. Het inbrengen en verwijderen kan gepaard gaan met enige pijn en bloeding. De ingreep kan een vasovagale reactie bespoedigen. Bij zwangerschap tijdens het gebruik moet ectopische zwangerschap worden uitgesloten en moet het systeem zo snel mogelijk worden verwijderd. Effecten op het menstrueel bloedingspatroon zijn bij de meeste gebruiksters van Kyleena te verwachten. Als het bloedverlies in de loop van de tijd heviger en/of onregelmatiger wordt, dienen passende diagnostische maatregelen te worden genomen. Zoals tijdens het gebruik van alle typen IUS/IUD zijn infecties in het kleine bekken gemeld. Zoals bij andere gynaecologische of chirurgische procedures kan na insertie van een IUD een ernstige infectie of sepsis optreden, hoewel dit zeer zeldzaam is. In klinische onderzoeken was de incidentie van expulsie laag (<4% van de inserties) en in hetzelfde bereik als de incidentie die voor andere IUD’s/IUS’en is gerapporteerd. Symptomen van de partiële of volledige expulsie van Kyleena kunnen bloedverlies of pijn zijn. Het risico op expulsie is verhoogd bij vrouwen met een geschiedenis van versterkt menstrueel bloedverlies, en vrouwen met een BMI die hoger is dan normaal ten tijde van de insertie. Een partieel uitgedreven Kyleena moet worden verwijderd. Op het moment van verwijderen kan een nieuw systeem worden ingebracht, mits zwangerschap is uitgesloten. Perforatie of penetratie van het corpus uteri of de cervix door een intra-uterien anticonceptivum kan voorkomen. Bij eventuele perforatie een dergelijk systeem verwijderen; operatief ingrijpen kan noodzakelijk zijn. Zowel het geven van borstvoeding ten tijde van de insertie als insertie tot 36 weken post partum werden geassocieerd met een verhoogd risico op perforatie, evenals een uterus in vaste retroversie-flexie. Als de draadjes voor het verwijderen bij follow-uponderzoek niet zichtbaar zijn bij de cervix, moeten onopgemerkte expulsie en zwangerschap worden uitgesloten. Bijwerkingen: Zeer vaak: hoofdpijn, buikpijn/pijn in het kleine bekken, acne/seborroe, veranderingen in het bloedingspatroon, waaronder meer of minder menstruatiebloedingen, spotting, soms optredend bloedverlies en amenorroe, ovariumcyste, vulvovaginitis, gewichtstoename. Vaak: depressieve stemming/depressie, verminderd libido, migraine, duizeligheid, misselijkheid, alopecia, infectie van het bovenste deel van het tractus genitalis, dysmenorroe, pijnlijke of gevoelige borsten, expulsie van het systeem (volledig en partieel), afscheiding uit de geslachtsorganen. Soms: hirsutisme, uteriene perforatie. Handelsvorm: 1x1 IUS. Nummer van de vergunning: RVG 118462. Vergunninghouder: Bayer B.V., Energieweg 1, 3641 RT Mijdrecht. Verdere informatie beschikbaar bij: Bayer B.V, Energieweg 1, 3641 RT Mijdrecht, tel. 0297 280 666 Afleverstatus: U.R. Datum goedkeuring/herziening van de SmPC: 1 september 2021. Versie: september 2021. Uitgebreide informatie (SmPC) is op aanvraag beschikbaar. MA-KYL-NL-0007-4
INTRA UTERIEN SYSTEEM 19,5 MG LEVONORGESTREL
2110-NL1520_WHC vpi september 2021_85x116.indd 1
23-11-2021 14:40:57
Slim zakendoen Goede zorg verlenen aan zwangere vrouwen én een praktijk runnen: het zijn twee compleet verschillende banen. Waar lopen verloskundigen nu eigenlijk tegenaan en hoe kunnen eventuele toekomstige missers worden voorkomen? Een speedsessie slim zakendoen. elmer van Veenendaal werkt tien jaar als adviseur bij het financiële advieskantoor Sikking Advies en is gespecialiseerd in het advies aan verloskundigen en tandartsen. Daarnaast geeft hij workshops over de zakelijke kant van het vak op de academie Verloskunde in Amsterdam. Het valt hem op dat verloskundigen vaak een gebrek aan overzicht ervaren wanneer ze na hun studie als waarnemer beginnen of besluiten een eigen praktijk te starten. ‘Als je net begint, moet je – zowel als starter als beginnend mede-praktijkhouder – veel praktische zaken regelen,’ licht Jelmer toe.
J
54
De Verloskundige
‘Als waarnemer moet je je bijvoorbeeld inschrijven bij de KvK, je BIG-registratie en waarneemcontract regelen. Bij een startende praktijk moet je weer aan andere belangrijke zaken denken.
Liefde voor het vak Volgens Jelmer is er niet zoiets als een ‘standaardcontract’. ‘Als starter is het bijvoorbeeld belangrijk om goed te kijken waar je je handtekening onder zet. Onlangs nog begeleidde ik een verloskundige die als waarnemer ging werken en van de praktijkhouder een contract kreeg met een versie uit 2011,’
TEKST VRHL CONTENT EN CREATIE
MIJN PRAKTIJK
VOOR HET RUNNEN VAN EEN PRAKTIJK HEB JE ONDERNEMERSVAARDIGHEDEN NODIG. DEZE RUBRIEK HELPT JE OP WEG. DIT KEER MET TIPS VOOR SLIM ONDERNEMEN.
vertelt Jelmer. ‘Dat kan echt niet, want de wetgeving van toen is inmiddels veranderd.’ Kijk ook altijd naar je opzegtermijn, is zijn advies. ‘Op dit moment zijn er heel weinig waarnemers te vinden. Stel dat je het niet naar je zin hebt in de praktijk en je hebt geen opzegmogelijkheid, dan kan de opdrachtgever zeggen dat je gewoon moet blijven zitten. Ik zie dat veel verloskundigen hun handtekening onder contracten zetten zonder dat ze precies weten wat ze tekenen. Ze houden superveel van hun vak, maar begrip van en inzicht in contracten, administratie en belastingzaken is niet altijd hun forte.’ Voor verloskundigen die een eigen praktijk gaan starten, is het volgens Jelmer van groot belang te zorgen dat je een contract afsluit met de grootste zorgverzekeraars in de buurt.
Vergoeding Volgens Jelmer kunnen waarnemend verloskundigen die bij een praktijkhouder werken bewuster omgaan met de onderbouwing van hun diensten en tarieven. ‘Elk jaar wordt de vergoeding van de zorgeenheden door de Nederlandse Zorgautoriteit aangepast. Dat is wat grotendeels de omzet in een praktijk bepaalt. Het is goed om periodiek naar jouw rol in de praktijk te kijken. Misschien ben je echo’s gaan doen en heb je een meerwaarde voor de praktijk gekregen, dan is het belangrijk dat er een aanpassing komt op je vergoedingen. Wat ik verloskundigen wil meegeven, is dat ze zelf inzien wat ze waard zijn in de praktijk.’ Het leukste aan zijn vak? ‘De persoonlijke band die ik met mijn relaties opbouw. De kracht van verloskundigen is – in mijn optiek – dat ze goed naar hun gevoel kunnen luisteren. Ze weten vaak heel goed waar hun talent wél en niet ligt, en communiceren daar heel open over. Door de goedaardige natuur van de verloskundigen vertrouwen ze erop dat bijvoorbeeld een bepaald tarief of contract wel in orde zal zijn. Laat je goed adviseren en stel vooral alle vragen die je hebt.’
TOP 5 ZAKELIJKE ADVIEZEN VOOR VERLOSKUNDIGEN VAN JELMER:
→
1. Zoek een adviseur waar je een klik mee hebt Gaat er een keer echt iets mis, dan wil je hulp krijgen van iemand die jou en jouw situatie kent en begrijpt.
→
2. Neem voldoende tijd voor het inrichten van jouw bedrijf als zelfstandig verloskundige Wanneer je overweegt om als zelfstandige te gaan werken, neem dan voldoende tijd om bewuste keuzes te maken en laat je adviseren.
→
3. Onderschat de administratie en belastingaangifte niet Zet je administratie goed op en houdt het maandelijks bij. Dat zorgt voor minder stress en minder tijd als je de stukken moet aanleveren.
→
4. Laat je contract en tarieven controleren De wet– en regelgeving verandert continu. Zorg dat je met de juiste versie modelovereenkomst werkt. Sluiten jouw tarieven aan bij jouw situatie en die van de praktijk?
→
5. Zorg voor balans in je leven Bij het zorgen voor anderen, hoort ook het zorgen voor jezelf. Verzamel de juiste mensen om je heen bij wie je een goed gevoel hebt en bij wie je je verhaal kwijt kunt.
De Verloskundige
55
is een probleem VAN ALLE LIJNEN’
56
De Verloskundige
TEKST VRHL CONTENT EN CREATIE
DISPUUT
‘HET CAPACITEITSTEKORT
Sommigen vinden het een probleem van de eerste lijn, anderen vinden dat ziekenhuizen met een oplossing moeten komen. Eerstelijnsverloskundigen Daniëlle Bax en Joke Klinkert en obstetrisch verpleegkundige Tessa Möring denken er nog iets anders over. Ze hebben het over verantwoordelijkheid en eigen ervaringen rond de capaciteitsproblematiek.
I
In Amsterdam en Utrecht is het elke dag de werkelijkheid. Daniëlle krijgt bericht dat ze wederom zal moeten uitwijken naar ziekenhuizen buiten de regio. Tessa probeert met alle creativiteit van de wereld tóch nog plek te maken voor die ene medische indicatie. Het blijft alleen nooit bij die ene.
Dagelijks tekort Tessa: ‘Elke keer weer krijg ik buikpijn als ik iemand moet weigeren. Dan schuiven we toch weer met collega’s, starten we een inleiding wat later op en gaan we door tijdens de pauzes. We proberen de mensen en middelen die er zijn, zo optimaal mogelijk in te zetten. Maar de situatie is natuurlijk onhoudbaar. We hebben niet eens tijd om te plassen en er zijn meer verloskamers open dan verantwoord is. Dit hoor ik terug van collega’s uit het hele land. Moeten kiezen tussen een fluxus of reanimatie van een kind is de ergste nachtmerrie van een geboortezorgverlener. Maar het gebéúrt. Daar sta je dan, als verpleegkundige. Geen gynaecoloog in de buurt en zonder back-up. Dit gebeurt niet langer alleen in de regio’s waar het capaciteitstekort al langer een probleem is. Ik hoor van collega’s uit Limburg dat verloskamers daar nu ook gesloten worden, omdat ze het rooster niet rond krijgen. Dat hebben ze nog nooit eerder meegemaakt; capaciteit was daar nooit een issue.’
De Verloskundige
57
DISPUUT
DANIËLLE BAX is verloskundige bij Verloskundigepraktijk Zeist en zit in een werkgroep die zich bezighoudt met een plan voor de capaciteitsproblematiek in de regio Utrecht.
Daniëlle: ‘In onze regio houden de ziekenhuizen dagelijks een overleg waarin wordt besproken wat de personele bezetting is, waar nog spoedplekken zijn en wat de capaciteit op de neonatologie is. Eén eerstelijnsverloskundige heeft zitting in dat overleg en appt de conclusie naar andere eerstelijnsverloskundigen in de regio. Meestal is er slechts één spoedplek, met een beetje geluk twee. Overigens wil niet iedere eerstelijnsverloskundige in de groepsapp waarin de conclusie van dat overleg wordt gestuurd. Het is gewoonweg deprimerend om regelmatig – nog voor je dienst begint – te horen dat er wéér weinig plek is. Ikzelf zit er wel in; dan kan ik me erop voorbereiden en bij twijfelgevallen – moeten we straks wel of niet naar het ziekenhuis – alvast gaan bellen.’
Flexibele opleidingen Joke: ‘In Amsterdam en Amstelland brachten we in kaart waar vrouwen bevallen. We zagen dat tien procent van alle vrouwen moet uitwijken naar een ziekenhuis buiten de eigen regio. Dit was nog vóór corona, dus dat percentage is waarschijnlijk hoger. De verwachting is dat het verder toeneemt, omdat het aantal geboortes in de regio toeneemt en omdat het aantal inleidingen toeneemt als de richtlijn over het beleid bij zwangerschap vanaf 41 weken wordt geïmplementeerd.’ Tessa: ‘COVID-19 zorgde voor een versnelde escalatie van het probleem. Maar als we straks uit de pandemie zijn, zijn we niet af van het capaciteitstekort, dat ben ik helemaal met je eens. Er worden meer kinderen geboren en dat gebeurt steeds vaker in het ziekenhuis. Tegelijkertijd is er een groot tekort aan zorgpersoneel. De afgelopen jaren zijn te weinig verpleegkundigen opgeleid. En wie wel verpleegkundige is, werkt niet fulltime omdat het werk gewoonweg te zwaar is. Of ze zijn niet gespecialiseerd. Een positieve beweging is dat het opleidingsstelsel voor de specialisaties momenteel vernieuwd wordt. Er wordt gewerkt met flexibele modules, waardoor opleidingen
beter aansluiten op de behoeften van ziekenhuizen. Een verpleegkundige volgt bijvoorbeeld het obstetriespecialisme en een deel van de neonatologie-opleiding. Daardoor heeft een verpleegkundige de vaardigheden in huis om in een moeder-kindcentra voor de moeder én voor het kind te zorgen. Daardoor kan efficiënter gewerkt worden, want dan is er maar één verpleegkundige per kamer nodig, in plaats van twee. Maar deze manier van specialiseren zet nog niet écht zoden aan de dijk. Er zijn hele rapporten verschenen waarin berekend is hoeveel verpleegkundigen jaarlijks gespecialiseerd opgeleid moeten worden om de tekorten aan te vullen. Het advies dat daarin gegeven wordt hebben we nog geen enkel jaar gehaald.’
Geen ruimtegebrek Daniëlle: ‘Te weinig zorgverleners en corona zijn inderdaad oorzaken van het capaciteitstekort in ziekenhuizen. Dat geldt ook voor verloskundigen; daar worden er te weinig van opgeleid. Eerder zagen we al de verschuiving van thuis naar het ziekenhuis. Vroeger dacht men er niet over in het ziekenhuis te bevallen, pas als er echt iets aan de hand was; nu kiezen steeds meer vrouwen bij voorbaat voor het ziekenhuis. Die trend wordt versterkt door de media die zich negatief uitlaten over thuisbevallingen en op die manier angst zaaien bij een deel van de zwangere vrouwen.’
‘EEN NIEUW, OVERKOEPELEND ORGAAN ZOU DE FINANCIËLE MIDDELEN OPNIEUW MOETEN VERDELEN’
58
De Verloskundige
Joke: ‘Je zou kunnen zeggen; laat alle eerstelijnsverloskundigen zich omscholen tot tweedelijnsverloskundigen. Maar dan verdwijnt de fijnmazige zorg uit de wijken en komen verloskundigen in dienst van de ziekenhuizen, waar geld vooral aan acute zorg besteed wordt. Dan zijn we nog verder van huis. Wij kunnen best helpen in de ziekenhuizen of geboortecentra, maar dan wel onafhankelijk van het ziekenhuis en gericht op laagcomplexe zorg. Dat is een kwestie van ruimte huren in een ziekenhuis.’ Daniëlle: ‘Die ruimte is er vaak wel, maar op het moment dat die laagcomplexe zorg medisch wordt, zit je alsnog met dat capaciteitsprobleem. Daarom weigeren veel ziekenhuizen die laagcomplexe zorg bij voorbaat al.’ Tessa: ‘Ja, logisch. Een poliklinische baring waar dan toch iets mee aan de hand is, maar waar jij niet voor kunt zorgen omdat je niet eens tijd hebt om te plassen… Dat wil je niet.’ Daniëlle: ‘Onlangs hebben wij een pilot gedaan waarbij het geboortehuis en de tweede lijn in het ziekenhuis los van elkaar werden gezien. Het geboortehuis is altijd open, maar als er een medische indicatie is kan het zijn dat cliënten moeten worden overgeplaatst naar een ander ziekenhuis. Daar counselen we ook duidelijk op. Bij spoedgevallen wordt natuurlijk altijd plek gemaakt. Dit doen we alweer een tijdje en dat werkt heel goed; het creëert ontzettend veel ruimte en we hoeven maar weinig over te plaatsen. De weinige keren dat overplaatsing wel nodig is, is het vaak wel een gedoe omdat andere ziekenhuizen nog moeten wennen aan dit systeem.’
Welwillende zorgverleners Joke: ‘Ik denk ook dat we een betere verdeling van de zorg zouden kunnen hebben. Het zou helpen als het zorgpersoneel daarover meebeslist. Verloskundigen en verpleegkundigen hebben er dagelijks mee te maken en zijn intelligent genoeg om oplossingen aan te dragen.’ Tessa: ‘Daar ben ik het helemaal mee eens. Zorgpersoneel kan meer betrokken worden bij financiën en oplossingsrichtingen. Want wij zouden heel graag meedenken. We zijn hartstikke welwillend rondom initiatieven als een BiliCocoon voor thuis of een kinderverpleegkundige in de wijk die thuis glucoses prikt.’ Joke: ‘Er zouden veel goede oplossingen zijn, als het budget niet aldoor leidend was. In VSV’s worden die oplossingen bedacht door mensen op de werkvloer, maar de beslissers zitten daar niet aan tafel. Zodra er onderhandeld moet worden over geld, stokken alle ideeën.’
Oplossingen genoeg Daniëlle: ‘Met onze VSV hebben we ook ontzettend veel oplossingen bedacht voor het moment dat we écht met code donkerrood of zwart te maken hebben. Vaker AROM in de eerste lijn, foley in de eerste lijn en meer bevallingen afmaken, zoals bij langdurig gebroken vliezen zonder koorts en spontaan in partu… Het kan allemaal, maar het duurt lang voordat dit juridisch en financieel rond is. Dat mijn collega’s en ik heel het land doorrijden met cliënten, daar is niet altijd oog voor vanuit de ziekenhuizen.’ Tessa: ‘Verpleegkundigen op de vloer vinden het verschrikkelijk om vrouwen te moeten weigeren. Wij beslissen alleen niet mee over of zorg wel of niet naar de eerste lijn kan.’ Joke: ‘Ook in Amsterdam hadden we een mooi plan bedacht. De indicaties die op een laagdrempelige manier naar de eerste lijn konden lagen al klaar. Ook hier liepen discussies
TESSA MÖRING is verpleegkundig teamleider op het verloscentrum bij Amsterdam UMC en was tot voor kort voorzitter van V&VN Voortplanting, Obstetrie en Gynaecologie.
‘BUIKPIJN ALS IK IEMAND MOET WEIGEREN’ De Verloskundige
59
JOKE KLINKERT is verloskundige n.p. en Master of Public Health. Momenteel is ze kwartiermaker regioontwikkeling bij de KNOV en initiatiefnemer van de petitie Noodalarm Geboortezorg.
vast op geld. Ik heb er wel begrip voor; voor ziekenhuizen is het helemaal niet aantrekkelijk om laagcomplexe zorg aan de eerste lijn over te dragen. Dan lopen ze inkomsten mis, terwijl de kosten voor personeel, operatiekamers en apparatuur gelijk blijven. Binnen ons Amsterdamse substitutieplan had de zorgverzekeraar toegezegd om de verliezen van de ziekenhuizen te compenseren. Op het laatste moment hebben zij die toezeggingen ingetrokken, waardoor het ziekenhuis met een tekort kwam te zitten en het hele feest niet doorging. Zorgverzekeraars zouden een belangrijke rol kunnen spelen in de oplossing. Maar zij hebben grotere problemen dan de geboortezorg. Denk aan COVID, kankerzorg en hartzorg. Daar gaan de grote bedragen naartoe en de geboortezorg wordt vergeten.’ Daniëlle: ‘Beslissers doen er goed aan het financiële aspect ruimer te onderzoeken en mee te laten wegen in hun beslissingen. Wanneer je laagcomplexe zorg naar de eerste lijn verplaatst, loop je inkomsten mis. Maar wanneer je deze zorg in de tweede lijn houdt drukt dit op je capaciteit en moet je wellicht hoogcomplexe zorg uitplaatsen. Hiermee loop je óók inkomsten mis. Dit financiële aspect uitzoeken zou tot nieuwe inzichten kunnen leiden.’
Geen probleem van de lijnen Joke: ‘Volgens mij moeten we de discussie of de eerste of tweede lijn verantwoordelijk is niet voeren. Voor beide is wat te zeggen; een ziekenhuis heeft de inkomsten nodig om de kosten te dekken en een eerstelijnsverloskundige gaat het werk natuurlijk ook niet gratis doen. In de tussentijd houdt de overheid zich afzijdig van alle discussies en probeert die het op te lossen met integrale bekostiging. Maar wat mij betreft is het geen oplossing om te zeggen ‘eet elkaar maar op als je geld tekortkomt’. De overheid en de ziektekostenverzekeraars zouden deze discussie op een goede manier moeten leiden, want wij kunnen dit probleem niet oplossen.’
Daniëlle: ‘Zeker. Iedere regio heeft dit probleem. We zijn allemaal oplossingen aan het bedenken en proberen die ook allemaal in onze eigen regio door te voeren. Maar eigenlijk is het best raar dat er niet een overkoepelend orgaan is dat daarover kan beslissen. Een orgaan dat in goed contact staat met de overheid, de zorgverzekeraars, kinderartsen, gynaecologen, verpleegkundigen en verloskundigen. En dat dit probleem landelijk kan aanpakken en de financiën op een goede manier kan verdelen.’ Tessa: ‘Onder leiding van het College Perinatale Zorg is een breed capaciteitsoverleg gestart met alle geboortezorgpartijen om dit soort problemen boven tafel te krijgen.’ Joke: ‘Het zit hem in hoofdlijnen: hoe ga je ermee om als je zorg uit de ziekenhuizen haalt? Hoe worden ziekenhuizen dan gecompenseerd? En hoe ga je acute zorg – waar verloskundige zorg onder valt – in dat geval organiseren en financieren? Je zou met een vast, kostendekkend bedrag kunnen werken in plaats van bekostiging per interventie. De brandweer krijgt ook niet per brand betaald. Die krijgt een vast bedrag en daar moeten ze branden mee blussen. Het is in ieder geval geen oplossing om de eerste en tweede lijn tegen elkaar uit te spelen; we zouden juist samen moeten werken.’
‘SPEEL ONS NIET TEGEN ELKAAR UIT; WE ZOUDEN JUIST SAMEN MOETEN WERKEN’
60
De Verloskundige
COLUMN VAN DE VOORZITTER
GOUD erloskundigen zijn goud waard. Daar moet je zuinig op zijn. En niet alleen op verloskundigen, op alle zorgverleners. Het wordt steeds duidelijker; de tekorten aan zorgverleners gaan alleen maar groeien. We moeten daarom vol inzetten op een langetermijnstrategie. Een strategie die vraagt om innovaties in samenwerking.
V
Ik zie hierin twee belangrijke uitgangspunten. Allereerst: laat de verloskundigen en zorgverleners zoveel mogelijk tijd besteden aan het directe cliëntencontact. Dat betekent dat alle facilitaire of administratieve onderdelen die door anderen gedaan kunnen worden, ook door anderen worden gedaan. Vermindering van regels die voor administratie zorgen helpt daarbij. En als tweede: veel meer inzet op ‘de juiste zorg op de juiste plaats’. Alle VSV’s moeten daar nu mee aan de slag, want capaciteit gaat iedereen raken. Dit vraagt van verloskundigen om kansen hierin te pakken, maar ook om ruimte te geven aan verplaatsing van zorg naar bijvoorbeeld de kraamzorg.
Carola Groenen, voorzitter van de KNOV
De langetermijnstrategie is belangrijk om de beste kwaliteit te blijven leveren. Kwaliteit is en blijft ons uitgangspunt; wij staan direct naast de zwangere vrouw in een bijzondere periode en dragen bij aan de gezonde start van moeder en kind. Wij werken samen met de diverse betrokken zorgverleners in het hele netwerk. Want zoals mijn proefschrift ‘Maternity networks and personal health records’ aangeeft, spelen verloskundigen – in onze rol als coördinerend verloskundig zorgverlener – een belangrijke, verbindende rol in het geboortezorgnetwerk. Dit in combinatie met de positieve uitkomsten van continuïteit van zorgverlener, maakt dat verloskundigen cruciaal en de aangewezen personen zijn voor preventie en een gezonde start van moeder en kind. Preventie levert bovendien een belangrijke bijdrage aan de capaciteitsproblematiek op lange termijn. En dat maakt dus dubbel goud. Laten we zelf de eerste stap zetten, door zuinig op elkaar te zijn. Elkaar steunen, respecteren en vertrouwen is hierbij een belangrijke basis. Zo kunnen we ons goud voluit laten blinken en met voldoende capaciteit blijven staan en gaan voor de aanstaande moeders en kinderen. Dat verdienen zij, dat verdient Nederland. Carola Groenen
De Verloskundige
61
TEKST VRHL CONTENT EN CREATIE
DE VERLOSKUNDIGE 2.0
Inleiding met een foleykatheter kan in de eerste lijn, tonen verschillende onderzoeken aan en oordeelden onlangs ook de wetenschappelijk adviseurs van de KNOV. In Nederland zijn enkele eerstelijnsverloskundigen ermee aan de slag gegaan. Michelle van Schieveen is een van hen en is nauw betrokken bij een pilot in Utrecht, waarbij inleiding met een ballonkatheter plaatsvindt in samenwerking met de eerste lijn.
FOLEYKATHETER
in de eerste lijn n Utrecht is het capaciteitsprobleem groot. In een zoektocht naar de oplossing woog het escalatieteam in 2019 verschillende substitutiemogelijkheden tegen elkaar af. Meconiumhoudend vruchtwater, CTG en medicatiegebruik (deels) verplaatsen naar de eerste lijn passeerden de revue. En de foleykatheter, waarop de keuze uiteindelijk viel. ‘We zochten een makkelijk te integreren oplossing waarmee we op de korte termijn de grootste winst zouden halen’, vertelt eerstelijnsverloskundige Michelle van Schieveen. Zij was samen met de werkgroep Substitutie van haar VSV vanaf het eerste moment nauw betrokken bij de pilot en was ook degene die praktijken in de omgeving belde om te peilen hoe zij er tegenover stonden. ‘De nood was hoog, wisten alle verloskundigen uit de regio. Dus er kwamen wat kritische vragen – hoeveel tijd zijn we eraan kwijt, wat levert het ons op – maar iedereen stond welwillend tegenover de pilot.’
I
62
De Verloskundige
Zo’n twintig praktijken werkten mee. Dat maakt het extra jammer dat de pilot tijdelijk gestopt is. Daarover meer verderop in dit artikel.
Procedure De pilot had betrekking op vrouwen met een laag risico, die tussen de 41+0 en 41+5 weken zwanger waren. De vrouwen hadden een electieve inleidingswens, op basis van naderende serotiniteit waarbij priming van de cervix middels foleykatheter gewenst was. De foley werd, net als anders, in het ziekenhuis geplaatst. De dag na het plaatsen van de foley brak de eerstelijnsverloskundige bij een bishopscore van ≥6 bij primipara en ≥5 bij multipara de vliezen. Als de zwangere vrouw na AROM in partu raakte binnen 24 uur, beviel zij net als elke zwangere onder begeleiding van de eerste lijn. Als de vrouw de volgende dag niet in partu raakte, werd zij verwezen naar de tweede lijn. Bij de opzet van de pilot overwoog het projectteam om
Michelle van Schieveen
ook de plaatsing van de foley in de eerste lijn te laten plaatsvinden, maar dat zou te veel voeten in de aarde hebben gehad. ‘Verloskundigen moesten hiervoor worden opgeleid. Dit was een mogelijkheid, maar kostte meer tijd terwijl we zochten naar een laagdrempelige manier van zorg verplaatsen. Vandaar dat we ervoor kozen om de foley wel gewoon in het ziekenhuis te plaatsen.’
WERKGROEPLEDEN Andere leden van de werkgroep Substitutie van het VSV van Michelle zijn gynaecologen Petra Manger en Anneloes Ruifrok, O&G verpleegkundige Bep Truschel, klinisch verloskundigen
Beverwijk Helemaal als eerste in Nederland was Utrecht niet. De regio kon leren van ervaringen van eenzelfde soort pilotstudie in Beverwijk. Daar waren de uitkomsten positief. Van de 190 vrouwen bij wie een foleykatheter was geplaatst, beviel uiteindelijk 33% onder begeleiding van de eerstelijnsverloskundige. De 67% die wel in het ziekenhuis beviel, had veelal een verzoek tot pijnstilling (34%), meconiumhoudend vruchtwater (18%) of een niet-vorderende ontsluiting (15%). Amniotomie in de eerste lijn na poliklinisch plaatsen van een foleykatheter zorgde in Beverwijk voor een lagere beddendruk, voor kortere opnameduur en voor positieve feedback van de vrouwen. Bovendien was het percentage verwijzingen gelijk aan het landelijk gemiddelde.
cliënten uit de pilot terecht bij het ziekenhuis dat nauw betrokken was bij de pilot. Zo zorgde de pilot in dit geval niet voor minder druk in dit ziekenhuis, maar juist voor extra druk. En dat in een tijd waarin het al steeds lastiger werd om de oplopende zorgvraag bij te benen. Om die reden werd de pilot in Utrecht tijdelijk gestaakt. ‘Ontzettend jammer’, vindt Michelle. ‘Maar begrijpelijk, op een moment waarop de capaciteitsdruk in de ziekenhuizen een toppunt heeft bereikt. Het liefst wil je dat alle ziekenhuizen achter de pilot staan en er net zo hard voor gaan, dan had het gewerkt. Maar doordat wij in onze regio drie VSV’s hebben, hebben wij ondanks een goede informatievoorziening niet alle ziekenhuizen enthousiast kunnen krijgen. Ik verwacht dat dat anders was geweest als we echt sámen, in één VSV, waren opgetrokken in deze pilot.’
On hold Regio Utrecht werkte in hun pilot samen met de projectleider van de pilot in Beverwijk. ‘We hoefden het wiel niet helemaal zelf uit te vinden’, zegt Michelle. ‘Zij wees ons er bijvoorbeeld op dat we alle deelnames goed moesten registeren. En dat communicatie met alle betrokken partijen belangrijk was. We hebben informatiebrieven gestuurd en bijeenkomsten georganiseerd om iedereen zo goed mogelijk te betrekken bij de pilot.’ Toch verliep de samenwerking met de tweede lijn op dit gebied niet helemaal soepel. Michelle: ‘Vooral bij een verwijzing naar het ziekenhuis kwam het voor dat de tweede lijn het geen prettig idee vond dat zij een baring afmaakten waarvan zij de ins en outs niet kenden.’ De nieuwe situatie – de eerstelijnsverloskundige die tot dat moment verantwoordelijk was voor een inleiding met foleykatheter – zorgde ervoor dat niet alle ziekenhuizen zich prettig voelden bij de verwijzingen. Daardoor kwamen meer
Resultaten Van november 2020 tot de stop in september 2021 zijn 68 vrouwen via de Utrechtse pilot bevallen. Van hen is 32% in de eerste lijn bevallen. 74% van hen was multigravida.
Tara Hoet en Willemijn Wesseling, ANIOS Rosalie Meijer van Putten, kinderarts Sanne Hoeks en eerstelijnsverloskundigen Hannah de Klerk en Jasmijn Blijenbergh-Menereis.
Van de vrouwen die in de tweede lijn bevielen was dit 26%. Bij de meeste vrouwen die uiteindelijk in de tweede lijn bevielen, was sprake van meconiumhoudend vruchtwater (33%), gevolgd door een pijnstillingswens (24%) en een niet-vorderende ontsluiting (13%). ‘De resultaten komen redelijk overeen met die uit de Beverwijkse pilot en zijn veelbelovend. Ook cliënten zijn positief, zoals de dame die ondanks een foley, gewoon bij ons in bad kon bevallen. Dat is mooi. Nu de pilot gestopt is geven vrouwen ook aan dat ze dat jammer vinden, er wordt veel naar gevraagd.
‘EEN MAKKELIJK TE INTEGREREN OPLOSSING WAARMEE WE OP KORTE TERMIJN DE GROOTSTE WINST ZOUDEN BEHALEN’ De Verloskundige
63
Belang van evidence De pilot geeft vrouwen de kans om zelf te kiezen waar ze de bevalling willen laten plaatsvinden en het zorgt voor continuïteit van zorg. Ikzelf vind het ook heel fijn om deze bevallingen van begin tot eind te kunnen begeleiden. Het geeft meer voldoening en het is ook iets wat wij heel goed zelf kúnnen; deze zorg past heel goed in de eerste lijn. De dag na het plaatsen van de foley gaat de eerstelijnsverloskundige op consult bij de cliënt, dat is dus extra werk voor ons als eerstelijnsverloskundigen. In het protocol staat een streven om dat voor 12.00 uur te doen. Onze werkgroep heeft dat met een uur verlengd, zodat de kans groter is dat de dienstdoende verloskundige dit zelf kan doen.’
64
De Verloskundige
Michelle hoopt dat de pilot snel hervat wordt. ‘Er wordt regelmatig gekeken of we binnenkort weer verder kunnen. Het is ook belangrijk om weer te starten, zodat we kunnen aantonen dat deze zorg bij ons past en een van de oplossingen voor de capaciteitsproblematiek kan zijn. We hebben evidence nodig om ziekenhuizen het vertrouwen te geven dat wij deze zorg kunnen bieden. Ik roep de KNOV op om wetenschappelijke publicaties op dit gebied te bundelen en misschien zelfs met een draaiboek te komen. Zodat VSV’s die aan de slag willen met de foleykatheter in de eerste lijn, handvatten hebben en ziekenhuizen kunnen overtuigen van de rol die het protocol kan spelen in de substitutie van zorg.’
‘HET GEEFT MEER VOLDOENING EN HET IS OOK IETS WAT WIJ HEEL GOED ZELF KÚNNEN; DEZE ZORG PAST HEEL GOED IN DE EERSTE LIJN’ De KNOV ontwikkelt dit jaar een richtlijn ‘inleiden in de eerste lijn’ waar in ieder geval het plaatsen van foley en AROM een onderdeel van zijn. Daarnaast start de KNOV binnenkort een project om te komen tot een toolkit, zodat regio’s zelf aan de slag kunnen met het implementeren van foley in de eerste lijn. Het wetenschappelijk advies geeft al een mooie opsomming van beschikbare wetenschappelijke kennis en ervaring rondom dit onderwerp. Scan de code om het advies te lezen.
Doug Cronie (pagina 6) is niet de enige die werkt aan een tool die de zorgdruk in kaart brengt. Filip Haegdorens van de Universiteit Antwerpen zette zelf een praktische Zorgdrukbarometer op. De resultaten kunnen we niet beschouwen als wetenschappelijk onderbouwd, maar uit de resultaten wordt wel pijnlijk duidelijk dat er zorgbreed een capaciteitsprobleem is.
1. Jij dacht vast: er moet nú iets gebeuren… ‘Sinds kort worden wel interviews gehouden met zorgmedewerkers, waarbij gevraagd wordt hoe zij de werkdruk ervaren. Kwantitatieve gegevens zijn er echter niet. Die zijn wel nodig om de goede beleidskeuzes te kunnen maken. En dan het liefst gegevens die nú beschikbaar zijn. Daarom heb ik zelf een zorgdrukbarometer gemaakt die snel operationeel was. Zorgmedewerkers – het zijn nu vooral verpleegkundigen – die zich hebben geregistreerd krijgen wekelijks een enquête. Het invullen duurt ongeveer twee minuten. Iedereen kan de zorgdrukbarometer online raadplegen en ziet daarin de live gegevens van de afgelopen zeven dagen.’
2. Hoe is de enquête opgebouwd? ‘Zorgverleners wordt gevraagd hoe zij het werk in de zorg ervaren. Of er ruimte is voor niet-coronagerelateerde zorg bijvoorbeeld, en of zij zorg kunnen verlenen zoals zij dat willen. Het zijn veelal subjectieve vragen. Maar literatuur toont bijvoorbeeld wel aan dat als zorgverleners het gevoel hebben dat de zorgdruk schade aanricht bij patiënten, dit overeenkomt met de feitelijke kwaliteit van zorg. Die vraag komt dus ook terug in de enquête.’
TEKST VRHL CONTENT EN CREATIE
5 VRAGEN OVER DE ZORGDRUKBAROMETER
4. Is zo’n barometer ook iets voor verloskundigen? ‘Dat denk ik zeker. Ik kan me voorstellen dat je verloskundigen andere vragen stelt, gespecificeerd op hún capaciteitsproblematiek en in jullie geval passend bij de Nederlandse situatie. Maar verder is het een kwestie van de barometer kopiëren en verspreiden onder de juiste mensen.’
5. Hoe heb jij voor een bereik van ruim 2.200 zorgverleners gezorgd? ‘Momenteel hebben zich inderdaad 2.200 zorgverleners geregistreerd. Zij vullen niet allemaal de enquête wekelijks in, maar staan hier dus welwillend tegenover. Een deel van hen heb ik bereikt via social media. Maar ik had ook een database met e-mailadressen opgebouwd door bij een vorige survey te vragen of ik deelnemers ook met volgende enquêtes mocht benaderen. En wie zich geregistreerd heeft, kan de e-mailadressen van maximaal drie collega’s achterlaten. Zo ontstaat een sneeuwbaleffect.’
3. Wat kunnen we zeggen over de resultaten? ‘Allereerst: we kunnen hier geen keiharde conclusies uit trekken. Wekelijks beantwoorden ruim vierhonderd mensen de enquête en dat worden er steeds meer. Maar vierhonderd is niet genoeg om beleid op te baseren; we moeten de uitkomsten vooral zien als een duidelijk signaal en werken aan een nog groter bereik. Dat gezegd hebbende, valt op dat veel zorgverleners overwegen uit de zorg te stappen. De vraag in hoeverre zorgverleners het gevoel hebben dat patiënten schade ondervinden aan de zorgdruk – waarbij 0 geen schade en 10 erg veel schade is – wordt gemiddeld beantwoord met een 8. Ook dat is enorm veel. Beide gegevens vragen wat mij betreft om vervolgonderzoek.’
Filip Haegdorens is verpleegkundige en postdoctoraal onderzoeker. Momenteel doet hij onderzoek naar Balance Nursing Teams, een ‘decision support instrument’ voor de organisatie van zorgteams, waarbij onder andere gekeken wordt naar fte's en competenties van medewerkers.
De Verloskundige
65
‘STREVEN NAAR EEN ACADEMISCHE MASTER’
Volgens Anne-Marie Sluijs zou een grote groep verloskundigen zich bezig moeten houden met wetenschappelijk onderzoek. Zelf werkt ze als verloskundige in het LUMC, studeerde ze Psychologie en promoveerde ze vorig jaar op het onderwerp ‘Fear of childbirth before and after birth.’ Sinds september werkt ze ook als SPM’er Wetenschap bij de KNOV. adat ik was afgestudeerd als verloskundige, wilde ik een wetenschappelijke studie doen. In de verloskunde was daar geen aanbod in, dus ging ik naast mijn baan als verloskundige deeltijd Psychologie studeren. Het bleek een gouden combinatie. Verloskunde heeft alles met psychologie te maken. Een kind krijgen omvat zó veel veranderingen, dat het de ultieme zelftest is voor een vrouw. Psychische problemen komen vaak in die periode naar de oppervlakte. En voor mensen die al psychische problemen hebben, vormen deze veranderingen vaak een extra grote uitdaging. Verloskundigen spelen een belangrijke rol in het signaleren van problematiek. Als we in een vroeg stadium de juiste begeleiding aanreiken, kunnen we escalatie van het probleem voorkomen.’
‘N Angst
‘Mijn afstudeeronderzoek ging over angst voor de bevalling. Bij angst hoort vermijdingsgedrag, maar als je eenmaal zwanger bent, is een bevalling vermijden onmogelijk. Dat maakt dit onderwerp complex, maar ook heel interessant. Na mijn afstuderen besloot ik – samen met de twee professors Wijma die mij begeleidden – mijn onderzoek voort te zetten. Mijn wetenschappelijke achtergrond heeft me
66
De Verloskundige
geleerd sneller vraagtekens te zetten bij stellige (beleids)uitspraken en het stelt me in staat zelf een inschatting te maken van de wetenschappelijke achtergrond waarop veel beleid gebaseerd is. Dat wil niet zeggen dat mijn medische kennis daarmee op hetzelfde niveau is als die van artsen, maar het vergroot mijn inzicht in de problematiek, waardoor ik meer kritische vragen kan stellen en waardoor de communicatie met artsen beter verloopt.’
Onderzoek naar fysiologie ‘Met een hbo-opleiding kan je een hele goede verloskundige zijn, maar zodra we onze manier van werken moeten verdedigen, helpt het om op dezelfde golflengte te communiceren als onze – wetenschappelijk geschoolde – gesprekspartners. Daarvoor heeft onze beroepsgroep ook actueel onderzoek nodig. Wetenschappelijk onderzoek van medici gaat uit van pathologie; dat er iets mis is. Maar de ‘gewone’, niet-medisch geïndiceerde vrouw is gebaat bij onderzoek dat gaat over een baring door een gezond lichaam. Hoe kunnen we die bevalling zo goed mogelijk begeleiden? Wat is de invloed van ons handelen? Welke impact heeft de manier waarop we iets zeggen? Welke invloed heeft de omgeving?’
TEKST VRHL CONTENT EN CREATIE
GEZICHT ACHTER KNOV
Anne-Marie Sluijs:
‘HET IS EEN GEMIS DAT WE GEEN WETENSCHAPPELIJKE OPLEIDING HEBBEN’
Kritische blik op wetenschap
ANNE-MARIE SLUIJS Coördinator Wetenschap asluijs@knov.nl Anne-Marie werkt als verloskundige in het LUMC, zette daar de POP-poli op, is bestuurslid van de WPOG en werkt mee aan een onderzoeksproject in Noorwegen. Sinds september is ze programmamanager Wetenschap bij de KNOV.
WAT ANNE-MARIE LEEST EN LUISTERT In haar vrije tijd doet Anne-Marie aan yoga, is ze graag met familie – zelf heeft ze drie zonen in de puberleeftijd – en vrienden, geniet ze van haar huis in Frankrijk en is ze gek op lezen. Ze maakte een lijstje van haar favorieten boeken en podcasts: Luisteren: - DailyFrenchPod. ‘Om mijn Frans te onderhouden.’ - Verloskundig Baken. ‘Mini-colleges van enthousiaste experts over actuele onderwerpen in de verloskunde. Heel leerzaam.’ - Zwarte muisjes. ‘Pychiatrische problematiek rond zwangerschap en geboorte mooi weergegeven.’ Lezen: - De keuze: leven in vrijheid – Edith Eger. ‘Edith is een overlevende van de holocaust en werd psychiater. Ze vertelt over haar leven en over haar begeleiding van mensen met trauma’s.’ - Childbirth and the Evolution of Homo sapiens – Michel Odent. ‘Michel Odent is een van de grote denkers over geboorte en wat dit met de mensen doet.’ - Alles van schrijfster Isabel Allende. ‘Zij vertelt sprookjesachtig mooi en kiest meestal sterke vrouwen voor de hoofdrol.’
‘Als we de fysiologie willen bewaken, hebben we de wetenschappelijk ondersteuning nodig dat een fysiologische benadering ook daadwerkelijk van waarde is. En ook een kritische blik op handelingen die nu de norm zijn, terwijl te twisten valt over het nut daarvan. Een voorbeeld: eerder inleiden bij verdenking macrosomie zou het risico op schouderdystocie verlagen. Maar als je het beperkte wetenschappelijke onderzoek daarnaar erbij pakt, ontdek je dat dit nauwelijks vermindering geeft van klinisch relevante problematiek bij het kind. Het is mogelijk dat een deel van de problematiek schuilt in de criteria die we hanteren voor de diagnose ‘schouderdystocie’. Misschien zie je eenzelfde daling van schouderdystocieën als je alle vrouwen in all fours zou laten bevallen. Met zo’n kritische benadering – vanuit fysiologisch oogpunt – van de wetenschap, kunnen we onze collega’s in het ziekenhuis inspireren. Zij leren veel van onze meer afwachtende houding. En van alle baringshoudingen waarmee wij een bevalling op een natuurlijke manier gemakkelijker laten verlopen. We hebben een onderwijsfunctie die we het beste kunnen vervullen als we een gelijkwaardige gesprekspartner zijn.’
Academische opleiding ‘Gelukkig wordt het belang van wetenschap in de verloskunde internationaal allang erkend. In Nederland is die overtuiging de afgelopen twintig jaar ook gegroeid, maar het is een gemis dat we geen wetenschappelijke opleiding hebben. We hebben een grote groep verloskundigen nodig die zich bezighoudt met wetenschappelijk onderzoek. Op de hbo-opleiding en -master wordt veel nuttig onderzoek gedaan, vaak meer praktisch van aard. Met een master op wo-niveau kan dit aangevuld worden met meer theoretisch onderzoek, al dan niet in samenwerking met andere disciplines. Bijkomend en belangrijk voordeel is dat er met een academische master verloskunde een goede doorstroming mogelijk is via promotie- en postdocposities naar hoogleraarschap. Om dat voor elkaar te krijgen hebben we weer een wetenschapscommissie nodig, die een kennis- en subsidieagenda ontwikkelt en deze up-to-date houdt. En die door middel van financiële ondersteuning promotieplekken en fellowships voor verloskundigen stimuleert.’
De Verloskundige
67
HARDE CORONAKLAP KOMT NOG
Veel studievertraging onder vio’s Als het gaat om beschikbare verloskundigen, moeten we de harde coronaklap nog krijgen. Daarvan zijn Sonja Blanken en Claartje Hart overtuigd. ‘Veel vio’s lopen vertraging op doordat zij aan het begin van hun opleiding geen stageplekken kunnen vinden’, zegt Sonja. Ze start daarom op initiatief van de LWBO samen met Claartje en de KNOV een campagne, met als doel dat iedere verloskundigenpraktijk jaarlijks één vio per jaar extra opleidt. Sonja en Claartje zijn beiden verloskundigen n.p. en stagecoördinator. Voor hen was het voor corona al lastig om studenten te plaatsen. Nu verloskundigen extra voorzichtig zijn, is ‘lastig’ een understatement. ‘Stagebegeleiders stellen andere eisen in de hoop besmettingen te voorkomen’, vertelt Sonja. ‘Een student moet volledig gevaccineerd zijn. En het liefst een rijbewijs én eigen auto hebben, zodat ze niet bij elkaar in de auto hoeven te zitten. Of er is helemaal geen plek voor een stagiair, omdat de spreekkamer te klein is voor de aanbevolen anderhalve meter afstand. Voorzichtig zijn is begrijpelijk, want een praktijk met twee verloskundigen heeft een groot probleem als een van hen in quarantaine moet. Maar het maakt het probleem – wat er overigens al was – wel groter.’
Verhalen vertellen Er ontstaat een ophoping aan stages die nog gelopen moeten worden. Tot nu toe was de aanwas jonge verloskundigen gelijk aan eerdere jaren, omdat vierdejaars vaak wél een stageplek vinden. Zij kunnen nu eenmaal meer zelfstandig werken. Veel vio’s in het tweede of derde jaar hebben daarentegen zes tot tien weken achterstand. Zij kunnen minder zelfstandig werken en zijn daardoor minder aantrekkelijk voor praktijken. Als gevolg daarvan kunnen zij niet direct een stage vinden en studeren zij later af. De komende maanden zullen we de impact daarvan (minder afgestudeerde verloskundigen) waarschijnlijk merken. Tijd voor actie. Sonja: ‘Vanuit de LWBO (de Landelijke Werkgroep Buitenschools Onderwijs, een gezamenlijke werkgroep van de opleidingen Verloskunde in Nederland, red.) is een initiatief ontstaan om praktijken te motiveren zoveel mogelijk vio’s op te leiden. Dat doen we met een campagne, waarbij we verhalen vertellen van vio’s die dolgraag willen stagelopen, maar soms al weken wachten op een passende stageplek. Maar ook de verhalen van verloskundigen die al wel opleiden, over de voordelen van een vio in je praktijk of ziekenhuis.’
68
De Verloskundige
Watchful attendance door tweedejaars En voordelen zijn er genoeg, vindt Claartje. ‘Naast dat het voldoening geeft om een verloskundige zich te zien ontwikkelen, draag je als stagebegeleider ook bij aan een deel van de oplossing van het capaciteitsprobleem! Er is immers genoeg werk. Zo vinden we watchful attendance belangrijk, maar dit is door onderbezetting soms onmogelijk. De vio kan de barende vrouw begeleiden, als jij in de woonkamer wat van je administratie wegwerkt; win-win. Wat ikzelf waardevol vond aan het opleiden, was dat ik er up-to-date van bleef.’
Winst te behalen De verhalen worden in videovorm gedeeld via de kanalen van de KNOV. ‘We zijn blij dat veel verloskundigen al vio’s opleiden. Maar er is nog winst te behalen. Ik wil iedereen, ook klinisch verloskundigen, vragen of zij in de agenda willen duiken om te kijken of er ruimte is voor één extra vio het komende jaar’, aldus Sonja.
TEKST VRHL CONTENT EN CREATIE
UPDATE Gezocht: redactieraadslid De Verloskundige! De Verloskundige – het relatiemagazine van de KNOV – komt tot stand in samenwerking met een viertal redactieraadsleden. Dankzij deze redactieraadsleden is De Verloskundige een magazine van en voor verloskundigen. Ieder lid heeft ongeveer een jaar zitting in de redactieraad en wordt daarna vervangen door een nieuw redactieraadslid. Momenteel zoeken we in ieder geval één nieuw redactieraadslid dat vanaf week 21 (eind mei) beschikbaar is. Taken bestaan uit het bijwonen van redactievergaderingen (vier keer per jaar), bedenken van onderwerpen voor artikelen en het reviewen van artikelen op inhoud en wetenschappelijke validiteit. We zoeken een verloskundige die: bij voorkeur een wetenschappelijke achtergrond heeft; bij voorkeur maatschaphouder is; zich proactief bezighoudt met ontwikkelingen in de verloskunde en geboortezorg; het leuk vindt om mee te denken over de inhoud van De Verloskundige. Voor deze werkzaamheden zijn vacatiegelden beschikbaar. Heb je interesse om als redactieraadslid bij te dragen aan De Verloskundige? Stuur een e-mail naar redactie@knov.nl.
In memoriam: Henny Damen-Elias Tot onze spijt laten we weten dat op 14 december dr. Henny Damen-Elias is overleden. Henny was in de jaren ‘80 bestuurslid van de KNOV, onder voorzitter Alie Lems. Henny was lid van de KNOV sinds 1974 en heeft zich met veel toewijding ingezet voor de verloskundige zorg en in het bijzonder voor de echografische prenatale diagnostiek in Nederland. Henny promoveerde in 2004 met haar onderzoek naar nierafwijkingen bij ongeborenen. Henny is 80 jaar geworden. We delen graag haar laatste wijsheid zoals vermeld in haar overlijdensbericht: Tot ziens zei de vos. Hier is mijn geheim. Heel simpel: je kan alleen goed zien met je hart. Waar het echt om gaat kun je niet zien met je ogen. (uit De Kleine Prins)
Vertrouwenspersonen bij ongewenst gedrag De KNOV heeft voor verloskundigen vertrouwenspersonen benoemd bij ongewenst gedrag. Ongewenst gedrag komt voor in de vorm van pesten, discriminatie, seksuele intimidatie en agressie en geweld. Deze vertrouwenspersonen bieden mentale en emotionele ondersteuning aan verloskundigen die ongewenst gedrag ervaren binnen hun werk. Vertrouwenspersonen ongewenst gedrag is een pilot van de werkgroep Diversiteit, Inclusie en Anti-Discriminatie (DIAD). De werkgroep DIAD zet zich in voor gelijkwaardige behandeling binnen de geboortezorg. De werkgroep houdt bij hoeveel klachten binnen komen en evalueert medio juni 2022 of het nodig is om breder actie te ondernemen.
Twinning Buiten de lijnen Twinning Buiten de lijnen (2021-2022) is gestart met het opbouwen van de onderlinge relaties. De deelnemers ondernemen samen (als Twins) activiteiten, zoals met elkaar meelopen, starten van gezamenlijke projecten en deelnemen aan workshops. De Twins zijn op studiereis geweest naar Denemarken. De Deense samenwerking tussen de verloskundigen maakte indruk. Twins gingen een sociocratische dialoog met elkaar aan, die bijdraagt aan een respectvolle samenwerking tussen alle verloskundigen die werkzaam zijn in de eerste, tweede en derde lijn. Dit alles heeft al geleid tot mooie persoonlijke inzichten en professionele ontwikkelingen. Iedere Twin heeft haar eigen deelproject binnen Twinning. Daar zijn ze inmiddels volop mee bezig. De beoogde resultaten van elk van die projecten versterkt de samenwerking tussen de verloskundigen. Zoals het project over communicatie tussen verloskundigen en het project waarin verloskundigen werkzaam in de tweede lijn consulten verrichten in de eerstelijnspraktijken. Neem ook een kijkje op de Twinning pagina (scan de code).
De Verloskundige
69
De wetenschappelijk adviseurs van de KNOV geven antwoorden op vragen van KNOV-leden. Iedere editie lichten we een paar van die wetenschappelijk onderbouwde antwoorden in het kort toe. Ben je op zoek naar andere wetenschappelijke adviezen of wil je uitgebreide versies van de adviezen lezen? Scan dan de QR-code. Heb je zelf ook een vraag? Stel deze dan gerust via de helpdesk. De adviseurs helpen je graag op weg!
Silicium tegen bekkeninstabiliteit
Hepatitis B en badbevalling
De wetenschappelijk adviseurs onderzochten de vraag ‘Wat is het effect van het mineraal silicium in drinkbare vorm (Silanol®) op het verbeteren van eventuele bekkeninstabiliteit?’ Silicium is een bestanddeel van het bindweefsel en speelt onder andere een rol in elasticiteit van de huid en de stevigheid van bot en kraakbeen. Er wordt online best wat voedingsadvies gegeven met betrekking tot dagelijkse inname van silicium, echter ontbreken gerandomiseerde gecontroleerde studies, die de effectiviteit daadwerkelijk zouden kunnen evalueren. Er is ook geen bewijs terug te vinden dat silicium is aan te raden ter behandeling van bekkenbodeminstabiliteit.
Welke wijze van geboorte de minste kans op overdracht van het Hepatitis B-virus (HBV) geeft, is nog steeds een discussie die gaande is in de wetenschappelijke literatuur. De algemene overtuiging is wel dat een vaginale baring een veilige optie is. Verder ontbreekt duidelijke informatie en advies over bevallen in bad in aanwezigheid van het HBV. De huidige literatuur lijkt te suggereren dat de aanwezigheid van door bloed overgedragen ziekteverwekkers bij de vrouw een contra-indicatie is voor een badbevalling, gezien een eventueel groter risico op transmissie voor zowel de pasgeborene als de zorgverlener. Er is meer onderzoek nodig om dit te bevestigen.
Risico op complicaties bij afwachtend beleid bij miskraam Er is veel onderzoek gedaan naar de effectiviteit en veiligheid van verschillende behandelopties bij een niet-vitale zwangerschap. Zo blijkt dat 64% van de vrouwen die afwachten, alsnog een complete miskraam doormaken en geen aanvullende behandeling nodig hebben. Bij dit afwachtend beleid is de kans alsnog groter op een chirurgische ingreep dan bij behandeling met medicatie. Of de kans op een spoedopname met ruim bloedverlies groter is wanneer vrouwen met een niet-vitale zwangerschap langer willen afwachten, is echter niet terug te vinden in de reeds gepubliceerde literatuur.
70
De Verloskundige
Voor KNOV-leden zijn de complete adviezen terug te vinden op knov.nl. Scan de code om ze te raadplegen.
TEKST EVELINE MESTDAGH
KNOV IN ACTIE
Recap
Élke vrouw is anders Kies samen de anticonceptiemethode die het beste bij haar past
3.8 mm
4.4 mm
Sinds
25 jaar 3
Ik wil betrouwbare anticonceptie voor 6 jaar3 * Mirena is ook geïndiceerd voor: - Behandeling van versterkt menstrueel bloedverlies of menorragie (5 jaar) - Als progestageenadjuvans ter voorkoming van endometriumhyperplasie tijdens oestrogeentherapie in de peri- en postmenopauze (3 jaar)
Meer informatie is te vinden op medischwijzer.nl Zie de verkorte productinformatie elders in deze uitgave. Referenties: 1. SmPC KyleenaTM (levonorgestrel), 09/2021. 2.Gemzell-Danielsson K, et al. Eur J Obstet Gynecol Reprod Biol. 2017; 210: 22-8. 3. SmPC Mirena® (levonorgestrel), 09/2021.
PP-KYL-NL-0067-6
Ik wil betrouwbare anticonceptie voor 5 jaar, met minder hormonen.1,2
Het puurste babydoekje ter wereld is nu ook plasticvrij
Slechts 2 ingrediënten
Puurder dan katoen & water
100% plantaardige doekjes
Onderzoek door onafhankelijke experts van de Skin Health Alliance bevestigt dat WaterWipes puurder zijn dan katoen en water. Bovendien hebben recente klinische onderzoeken aangetoond dat WaterWipes een lagere incidentie en een kortere duur van luieruitslag hebben bij zowel voldragen als premature baby’s.1,2
1
Price AD, Lythgoe J, Ackers-Johnson J, et al. The BaSICS (Baby Skin Integrity Comparison Survey) Study: a prospective experimental study using maternal observation to report the effect of baby wipes on the incidence of irritant diaper dermatitis from birth to eight weeks of age. Pediatrics & Neonatology 2020. doi:10.1016/j.perneo.2020.10.003. [Epub ahead of print] 2 Rogers S, Thomas M, Chan B, et al. A Quality Improvement Approach to Perineal Skin Care: Using Standardized Guidelines and Novel Diaper Wipes to Reduce Diaper Dermatitis in NICU Infants. Adv Neonatal Care 2020. doi:10.1097/anc.0000000000000795 [Epub ahead of print] Pediatrics & Neonatology 2020 Adv Neonatal Care 2020