Lbbo beter begeleiden mei2017

Page 1

VA K B L A D

VOOR

BEGELEIDERS

IN

HET

ONDERWIJS

Beter Begeleiden Mei 2017

De stand van zaken

Drie jaar passend onderwijs Feiten en cijfers – Marc Dullaert – Begeleiders blikken terug – De kwaliteit van samenwerkingsverbanden – Passend onderwijs in het vmbo – En meer!


[advertentie]

Schrijf u nu in! Nascholingsagenda

Wij organiseren inspirerende nascholing voor u als intern begeleider. Onze cursussen en congressen zijn zo ingericht dat u de opgedane kennis direct in de praktijk kunt brengen. Hieronder vindt u een greep uit ons nascholingsaanbod. Bekijk onze complete agenda op www.medilexonderwijs.nl/po 95% raadt aan

Maandag 12 juni

EXTERNALISEREND PROBLEEMGEDRAG BIJ KLEUTERS

91% raadt aan

100% raadt aan

Driedaagse cursus Start donderdag 14 september

www.medilexonderwijs.nl/van2naar3

100% raadt aan

ONTWIKKELING VAN KLEUTERS

Omgaan g met storend en regelovertredend g gedrag van kleuters

Sensomotorische, sociaalemotionele en cognitieve g ontwikkeling van kleuters

Dinsdag 26 september

KIENE KLEUTERS IN DE KLAS

www.medilexonderwijs.nl/kleuterontwikkeling

95% raadt aan

www.medilexonderwijs.nl/ontwikkelingsvoorsprong Donderdag 5 oktober

DE HOEK IN!

Medilex Onderwijs - Congressen en cursussen voor het onderwijs

1+1=?

www.medilexonderwijs.nl/dyscalculie Nieuwe cursus

Driedaagse cursus Start donderdag 5 oktober

HARTSTIKKE HOOGBEGAAFD

Doelgericht hoekenspel in groep 1 en 2

www.medilexonderwijs.nl/hoekenwerk

Woensdag 27 september

Omgaan g met rekenproblemen en dyscalculie y in het primair onderwijs

Begeleiden g van kleuters met een ontwikkelingsvoorsprong

91% raadt aan

Driedaagse cursus Start dinsdag 19 september

GEDRAGSBEĂ?NVLOEDING BIJ KLEUTERS

www.medilexonderwijs.nl/positief_kleutergedrag

82% raadt aan

VAN GROEP 2 NAAR GROEP 3 Een warme overgang g g van speels naar schools leren

Probleemgedrag g g begrijpen, g jp j voorkomen en doorbreken www.medilexonderwijs.nl/externaliserendprobleemgedrag

Woensdag 14 juni

Weet hoogbegaafde g g leerlingen g optimaal te begeleiden www.medilexonderwijs.nl/cursus-hoogbegaafd T. (030) - 700 12 20

E. info@medilexonderwijs.nl


Inhoud Redactioneel & Colofon

5

Interview met Marc Dullaert

6

In zijn nieuwe rol als aanjager van het Thuiszitterspact reist de voormalig kinderombudsman heel Nederland door om problemen rondom langdurig thuiszitten te inventariseren, oplossingen aan te dragen en contracten te sluiten. ‘Ik kom regelmatig constructies tegen waarvan ik denk: hoe bestaat het?’

Evaluatie passend onderwijs: de leerling aan het woord

6

12

Wat vinden vmbo-leerlingen met extra ondersteuningsbehoeften van passend onderwijs op hun school? Een inkijkje in de voorlopige conclusies van een NRO-onderzoek.

Column Sansevieria Over de zin of onzin van een ontwikkelingsperspectief met uitstroomniveau voor kleuters.

NCOJ-onderzoek onder ib’ers Het Nederlands Centrum Onderwijs & Jeugdzorg (NCOJ) heeft samen met de LBBO een onderzoek uitgevoerd naar onder meer de ervaringen van intern begeleiders met passend onderwijs.

Passend onderwijs in het vmbo De Christelijke Scholengemeenschap Vincent van Gogh, locatie Salland, brengt op een aansprekende manier passend onderwijs in de praktijk.

Passend onderwijs in een oogopslag

17

32

Terugblik passend onderwijs

34

Interview met Floor Wijnands

37

Column TomTom

38

Terugblik passend onderwijs

40

‘Passend onderwijs is een zoektocht’

18

24

28

31

Inspecteur Floor Wijnands aan het woord over de manier waarop de Onderwijsinspectie de kwaliteit van samenwerkingsverbanden beoordeelt en stimuleert.

Tom van den Berg signaleert nog steeds weerstand tegen passend onderwijs.

De ambulant begeleider en de beeldbegeleider.

De Wet passend onderwijs laat veel vrijheid aan samenwerkingsverbanden over de praktische invulling. Er zijn dan ook veel verschillen. Twee swv-directeuren beschrijven hun keuzes en ervaringen.

Hoe staat het ervoor met passend onderwijs? Een compact overzicht van interessante en actuele feiten en cijfers.

Recensie ‘Instrumenten voor begeleiden in passend onderwijs’

De gedragsspecialist en de jongekindspecialist.

43

Peter de Vries en Peter de Vries reiken een arsenaal van zeventig instrumenten aan die begeleiders helpen bij het vormgeven van passend onderwijs.

Recensie ‘Passend voortgezet onderwijs ’ Peter Mol staat bekend om zijn inspirerende visie op passend onderwijs. In dit boek geeft hij onder meer aan dat contact met de leerling een van de belangrijkste aspecten is om passend onderwijs tot een succes te maken.

24

44

Agenda, Beter Begeleiden Voordeel en ledenacties

lbbo Beter Begeleiden Mei 2017

3


[advertentie]

Bij Pearson Academy staat de vertaling van theorie naar praktijk altijd centraal!

WERKGEHEUGEN EN COGMED NIEUW Werkgeheugenproblemen bij kinderen en jongeren 19 september Amersfoort

Opleiding tot Cogmed coach 10 maart - 31 maart Amsterdam 2 juni - 30 juni Amsterdam

UIT ONS ONDERWIJSAANBOD

KIJK VOOR HET VOLLEDIGE AANBOD OP

www.pearsonacademy.nl/trainingen-onderwijs VRAGEN?

Mail ons via info@pearsonacademy.nl of bel 020-5815500.

NIEUW Executieve functies in het onderwijs 8 juni Amsterdam 27 september Utrecht NIEUW Kinderen met een meertalige taalontwikkeling 16 juni Amsterdam 9 november Amsterdam NIEUW Kinderen met ADHD 5 oktober Amsterdam

Onze trainingen kunnen ook als incompany training worden gegeven.


leenoitcadeR

Redactioneel

Beter Begeleiden, mei 2017 Beter Begeleiden Magazine is een tweemaandelijkse uitgave van de Landelijke Beroepsgroep voor Begeleiders in het Onderwijs (LBBO).

LBBO Leyenseweg 113 A5, 3721 BC Bilthoven, Tel: 085-7606246 E-mail: kantoor@lbbo.nl, Website: www.lbbo.nl

Coördinatie Petra van de Pol

Eindredactie Ton Bunck

Hoofdredactie Elleke van den Burg-Poortvliet

Redactie Janny Buma, Engelien Houben-Feddema, Josje Jaasma, Nettie Kramer, Lidy Peters, Joke Verwoerd

Aan dit nummer werkten mee: Akke Amsing, Evelien Baaiman, Tom van den Berg, Anke de Boer, Liesbeth van Dijk-Lam, Marc Dullaert, Diana Huijts, Wernie Kamps, Sanne Kuijper, Charlotte de Meester, Sansevieria, Paolo van der Steenhoven, Dolf van Veen, Marjolein Veerman-Verhagen, Johan Vroegindeweij, Floor Wijnands, Rick de Wit

Fotografie Inspectie van het Onderwijs, Twan Wiermans en Nettie Kramer.

Vormgeving/Druk/Sales/Verspreiding Oplage 5000 Verschijning Beter Begeleiden verschijnt vijf keer per jaar en wordt per post verstuurd naar alle leden van de LBBO. Copyright 2017 Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, overgenomen of openbaar gemaakt, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. De uitgever is niet aansprakelijk voor enig handelen op grond van de in dit blad gegeven adviezen en/of gedane mededelingen.

Colofon

Elma Media B.V.

Als redactie komen we elke maand bij elkaar om te brainstormen over de inhoud van Beter Begeleiden. We wisselen (artikel)ideeën uit, maken afspraken over het schrijven en praten volop over de inhoudelijke lijn. Dat zijn vaak mooie, enthousiaste en soms vurige gesprekken! Toen we een tijd geleden – met grote flappen en post-its in de aanslag – discussieerden over de thema’s waaraan we de komende tijd zéker aandacht willen besteden, kwam al snel passend onderwijs naar voren. Bijna drie jaar zijn we nu bezig met het vormgeven ervan. Waar staan we? Met welke uitdagingen hebben we te maken? Al snel buitelden de ideeën en invalshoeken over elkaar heen. Want passend onderwijs… is dat niet de kern van ons werk? We concludeerden: daar kunnen we wel een héél nummer mee vullen. Inmiddels zijn we heel wat redactievergaderingen verder en trots op het resultaat dat je nu in handen hebt. We laten in dit nummer onder andere een bevlogen Marc Dullaert aan het woord, die vol passie werkt aan het terugdringen van het aantal thuiszitters. Floor Wijnands van de Onderwijsinspectie vertelt over hoe verschillend samenwerkingsverbanden passend onderwijs vormgeven en hoe ze daarop worden beoordeeld. Verder kun je lezen over hoe jouw collega-begeleiders kijken naar de dagelijkse praktijk: wat gaat goed, wat kan beter? Interessant is daarbij het artikel van Dolf van Veen en Paolo van der Steenhoven van het Nederlands Centrum Onderwijs & Jeugdzorg. Samen met de LBBO deden ze onderzoek naar de ervaringen van intern begeleiders met passend onderwijs. Al geven we je in dit nummer kale onderzoekscijfers, een eenduidig antwoord op de vraag ‘hoe staat het ervoor met passend onderwijs?’ kom je niet tegen. Dat kan ook niet, want ieder samenwerkingsverband, iedere school, iedere leraar, iedere leerling én iedere begeleider heeft zijn eigen, unieke ervaringen. Deze editie geeft een mooi beeld daarvan en we hopen jou als lezer daarmee te inspireren. Veel leesplezier. Elleke van den Burg hoofdredacteur@lbbo.nl

Dit complete meinummer is in het geheel te downloaden op www.lbbo.nl. Attendeer jouw collega-begeleiders daarop en maak ze enthousiast voor Beter Begeleiden!

lbbo Beter Begeleiden Mei 2017

5


Marc Dullaert: ‘Begeleiders staan met hun voeten in de klei’ Marc Dullaert was van 2011 tot 2016 de eerste Kinderombudsman van Nederland. Vervolgens zette hij voor de Verenigde Naties een campagne tegen kindermishandeling op. Sinds juni 2016 is hij in Nederland ‘aanjager’ om het probleem van langdurige thuiszitters aan te pakken. Lidy Peters sprak met hem.

Interview: Lidy Peters

Wat is precies uw rol als aanjager? ‘Die heeft vooral te maken met het landelijk pact dat op de eerste Thuiszitters-top gesloten werd door onder andere drie ministeries. De essentie van dit pact is de ambitie te bereiken dat in 2020 geen enkel kind nog langer dan drie maanden thuiszit. Daar werd een aanjager voor gezocht, dat ben ik geworden en het betekent dat ik op bestuurlijk niveau opereer. Ik houd mij niet bezig met individuele casussen, hoewel daar wel mijn hart ligt.’ Het daaropvolgende akkoord met de gemeenten Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht, de zogenoemde G4, wordt nu regionaal uitgerold. Betekent dit dat er gebruik gemaakt zal worden van behaalde successen uit de G4? ‘Laat ik bescheiden zijn. We hebben ongeveer vier maanden gepraat om tot dit akkoord te komen, maar het moet nog uitgevoerd, geïmplementeerd worden. Dus het is een succes in die zin dat het akkoord er is gekomen, maar het is niet zo dat we nu direct best practices uit de G4 kunnen toepassen in de regio. Waar ik wel op hoop, is dat je ook in de regio gaat zien dat samenwerkingsverbanden en gemeentes nauwer op elkaar betrokken raken. Als je kijkt naar de essentie van het G4-akkoord is dat ook elders toepasbaar. Naar kinderen toe vertaald, betekent dit dat een passend onderwijsaanbod samen moet gaan met een passend zorgaanbod. Als die twee niet goed op elkaar aansluiten, dan wordt passend onderwijs heel moeilijk. We hebben ook gezegd in dit akkoord: het gaat niet alleen om de nauwe samenwerking van de vijfhoek van school, samenwerkingsverband, gemeente,

6

lbbo Beter Begeleiden Mei 2017

jeugdzorg en leerplicht. Waar we ons ook en vooral op moeten richten is preventie. Thuiszitter word je niet in één keer, daar gaat een hele geschiedenis aan vooraf. Dus je moet kijken naar wat je aan de voorkant moet en kunt doen om uitval te voorkomen. Dat heeft met goede registratie te maken, die geeft hopelijk goede data. Daarnaast moet je de ouders en kinderen vroegtijdig betrekken in het hele proces. Als je ziet dat een leerling veelvuldig verzuimt, moet je je afvragen wat daar onder zit. Het gaat dus niet alleen om het werken met doorzettingsmacht aan de achterkant; wanneer een kind al drie maanden thuiszit, kost het veel meer moeite om weer een passende plaats voor het kind te krijgen. Het heeft ook en vooral te maken met de voorkant.’ Met de G4 is afgesproken om per jaar een afname van 25 procent van de thuiszitters te realiseren. ‘Ja, dat gaat om het aantal ‘relatief verzuimers’; de kinderen die op een school staan ingeschreven, maar niet naar school gaan. Met de G4 is overigens ook afgesproken dat een daling van 75 procent bereikt wordt van het aantal ‘absoluut verzuimers’; de kinderen die niet ingeschreven staan. Daarbij komt dat we er niet alleen naar streven om het huidige aantal thuiszitters weer geplaatst te krijgen. We gaan ook kijken naar de kinderen en jongeren die volgens artikel 5 onder a van de Leerplichtwet vrijstelling van onderwijs hebben gekregen. Wij denken dat in deze groep kinderen zitten die toch leerbaar zijn. In de G4 bestaat het vermoeden dat zo’n 40 procent in aanmerking zou kunnen komen voor een onderwijszorgarrangement. Wij gaan die dossiers dus opnieuw tegen het licht houden. Natuurlijk hebben de steden uit de G4 ook hun eigen


‘Het gaat mij uiteindelijk om: wat heeft het kind nodig?’ het eerst zagen. Dat is geen verwijt, want het is nu eenmaal een complexe multidiscipline. Soms blijkt dat de namen en data van leerlingen op de scholen verschillen met die van de zorginstellingen en van de gemeente. Dan moet je dus samen gaan uitzoeken waar het probleem ligt. Pas als je alle data goed op een rijtje hebt, kun je de vraag stellen waarbij het kind centraal komt te staan. Want daar gaat het mij uiteindelijk om: wat heeft het kind nodig? En dán kan onderwijs en zorg op elkaar worden afgestemd. Het gaat bijvoorbeeld niet alleen om een passende plaats, maar ook om een thuissituatie waarin problematiek speelt. Er zijn talloze factoren die een rol spelen. Zodra we die hebben geïnventariseerd, kunnen we zorg gaan leveren: dit moet uit uit het onderwijs komen, dit uit de zorg, de actoren gaan aan de slag, werken op casusniveau.’

specifieke maatwerk, Den Haag is geen Rotterdam. Maar de mechanismen die ik nu beschrijf zijn in mijn ogen ook toepasbaar in andere regio’s. Ik hoop dat het navolging krijgt.’ Begrijp ik het goed dat het pact alleen voor de G4 geldt? ‘Nee, integendeel. Het Thuiszitterspact zoals gesloten in juni 2016 geldt voor heel Nederland. De vier grote gemeenten zijn wel de koplopers, daar is het Thuizitterspact als eerste uitgewerkt in een akkoord, omdat de thuiszittersproblematiek er het grootst is.’ In het pact staat dat jongeren sneller hulp zullen gaan krijgen vanuit de zorg. Dan vraag ik mij af: gaat de zorg uit zichzelf naar de jongeren toe? Wie neemt het initiatief? ‘Dat vond ik wel interessant toen we in de G4 voor het eerst met zijn allen om de tafel gingen zitten, dus met vertegenwoordigers uit het primair en voortgezet onderwijs, het samenwerkingsverband, de gemeente en de betrokken zorginstellingen. Toen bleek dat sommige partijen elkaar voor

Maar ik bedoel juist: wie heeft in die situaties waar zoveel partijen bij betrokken zijn nou de regie en doorzettingsmacht? ‘De eerste stap is om iedereen om de tafel te krijgen. Ik ken een succesvol samenwerkingsverband in Utrecht waarbij ze, voordat de taken verdeeld werden, het eerst zijn gaan hebben over: wat is nou onze gezamenlijke visie? Waar willen we naartoe? Hoe willen we dat doen? Het zijn allemaal basisstappen die bepalend zijn voor het succes. Maar wie de regie en doorzettingsmacht heeft, is bijna per stad verschillend. Dat geldt niet alleen voor de G4. Zo reis ik al vier maanden kriskras door Nederland, en kom ik in grote, kleine en middelgrote plaatsen. Over het algemeen kent men de doorzettingsmacht toe aan de man of vrouw met bevoegd gezag. In het primair en voortgezet onderwijs is dat vaak de directeur van het samenwerkingsverband, maar het kan ook de wethouder zijn. Het moet wel iemand uit dat overleg zijn waar je vertrouwen in hebt. Wanneer de basisstappen gemaakt zijn en de visie is geformuleerd, dan heb je een fundament en kun je de tweede stap maken: de rollen verdelen, de structuur bepalen en de doorzettingsmacht toekennen.’ Met dit fundament bedoelt u dus dat in elke regio het samenwerkingsverband, in gesprek met de betrokken zorginstellingen en gemeente, zelf de kaders kan neerzetten? ‘Ja en om het concreet te maken, ik heb een mooi voorbeeld van samenwerkingsverband Noord-Friesland. Daar heb ik gezien dat er besprekingen zijn gevoerd met echt alle gemeenten uit de regio. En daar vergadert men nu op casusniveau. Natuurlijk, het is niet altijd koek en ei, maar uiteindelijk staat het kind daar centraal. Zulke basisstappen zijn in veel gemeen-

lbbo Beter Begeleiden Mei 2017

7


Chronologie passend onderwijs en thuiszitters Augustus 2014 Invoering van de Wet passend onderwijs. Doel: alle kinderen een zo passend mogelijke onderwijsplek bieden. Besturen hebben de zorgplicht een passende plek te vinden en ze werken daarbij samen in regionaal georganiseerde samenwerkingsverbanden passend onderwijs. Maart 2016 Oprichting Lansbrekers (door Ingrado, LBBO, Stichting Gedragswerk, Landelijk Expertisecentrum Speciaal Onderwijs, met ondersteuning van Ouders & Onderwijs, PO-Raad en VO-raad). Zie: www.lansbrekers.nu en www.ingrado.nl. Juni 2016 Marc Dullaert wordt aanjager. Eerste Thuiszitterstop. Het landelijke Thuiszitterspact wordt gesloten door de ministeries van Onderwijs Cultuur en Wetenschappen (OCW), Volksgezondheid Welzijn en Sport (VWS) en Veilgheid en Justitie (VJ) in samenwerking met de PO-Raad, de VO-raad en de Vereninging Nederlandse Gemeenten (VNG), geldt voor het hele land. Februari 2017 Tweede Thuiszitterstop. De G4 sluiten een akkoord om de landelijke afspraken concreet uit te gaan werken.

ten nog niet gemaakt. Daar werken partijen nog steeds niet samen en blijven ze steggelen over wie wat niet op orde heeft en wie waarvoor verantwoordelijk is. Zo blijft iedereen hete aardappels, zoals de financiering van het leerlingenvervoer, heen en weer schuiven. Dat raakt ook de begeleiders, ik heb vaak meegemaakt dat geld voor de ondersteuningsstructuur niet op de juiste plek terechtkomt. Ik heb veel respect voor de ib’ers. Dat zijn toch vaak de ‘handen aan het bed’, net als in een ziekenhuis waar het om de patiënt draait en de Raad van Bestuur, volslagen kierewiet, dat niet ziet. Het water stroomt altijd naar het laagste punt: naar de begeleiders en naar de leerkracht in de klas, zij moeten met die kinderen werken. Het is echt niet eenvoudig als je twee of drie kinderen met zorgintensieve hulp in jouw klas hebt. Wanneer bestuurders het niet goed eens worden over wat ze willen en over hoe ze samenwerken, zie ik vaak als resultante ook gesteggel over geld. Dit leidt tot een ondersteuningsstructuur die onvoldoende is toegerust. En daar zie ik weer begeleiders die zich moreel verplicht voelen hun leerlingen en docenten niet in de steek te laten. Zij moeten enorme inspanningen leveren vanwege te weinig middelen, te weinig mankracht op de werkvloer. Je kunt kijken naar wat je wilt en hoe je dat wilt realiseren, maar je moet er wel voor zorgen dat het op de werkvloer geoperationaliseerd wordt.’

8

lbbo Beter Begeleiden Mei 2017

‘Ik kom regelmatig constructies tegen waarvan ik denk: hoe bestaat het?’ Over leerlingvervoer gesproken: de werkvloer signaleert regelmatig dat gemeenten nou juist dáárop (willen gaan) bezuiningen. Hoe wordt bereikt dat leerlingenvervoer niet de drempel hoeft te zijn? ‘In de G4 is al afgesproken dat leerlingenvervoer beschikbaar moet zijn. Dat zal wat mij betreft ook de missie worden in de andere regio’s, aan gemeenten zal moeten worden voorgelegd worden of dat dupliceerbaar is. Want waarom in de ene gemeente wel en de andere niet?’ Terug naar de multidisciplinaire samenwerking. Ik zal niet de enige ib’er zijn die bij toeval ontdekt dat in het gezin van een zorgleerling al langer hulp vanuit de wijk of de gemeente aanwezig is. Hoe kunnen we er met zijn allen voor zorgen dat die lijntjes bijtijds worden gelegd? ‘Soms zie je dat passend onderwijs en die decentralisatie met elkaar botsen, dat er rafelranden zijn. Oude structuren zijn weggevallen en dan komt het voor dat men niet weet wie met wie moet communiceren. Vaak is er dan toch iemand, bijvoorbeeld de wethouder, die iedereen om de tafel brengt en nieuwe lijnen uitzet. Maar er zijn helaas ook een aantal gemeenten waar men toch nog niet weet wie nou precies waar verantwoordelijk voor is en waar geen nieuwe structuren zijn aangebracht. Dat kan ongelofelijk verwarrend werken. Daar ontbreekt fundament.’ De Wet passend onderwijs, die nu al bijna drie jaar van kracht is, heeft besturen de zorgplicht opgelegd om voor een leerling een andere passende plek te zoeken als de school niet de zorg kan leveren die de leerling nodig heeft. Is het op zijn zachtst gezegd niet verbazingwekkend dat er bijna 10.000 kinderen thuiszitten? Wat is daar volgens u de oorzaak van? ‘Er zitten inderdaad nog te vaak kinderen thuis, ondanks dat scholen een zorgplicht hebben. Ik zie dat scholen die zorgplicht soms ontduiken, bijvoorbeeld omdat ze bang zijn dat hun resultaten slechter worden. Of omdat ze vrezen dat het aannemen van kinderen met een ondersteuningsbehoefte een aanzuigend effect zou hebben. De afgelopen tijd zijn er ruim dertig meldingen van ontduiking bij de inspectie gedaan. Al die scholen zijn op de vingers getikt en voor de leerlingen is een oplossing gezocht. Melden helpt dus echt.’ Ik heb in mijn werkomgeving aan een paar mensen gevraagd: wat zou je aan Marc Dullaert willen vragen? Een gedragsspecialist uit het basisonderwijs vroeg het volgende: OCW definieert een thuiszitter als ‘een leerling die ingeschreven staat op school, maar langer


dan vier weken thuiszit’. Nu luidt de ambitie voor 2020: ‘niet langer dan drie maanden thuis’. Formeel gezien blijf je dus een heleboel thuiszitters houden? ‘Klopt. Dit is de afspraak die men kon maken met een groot aantal partijen en de ambitie die men haalbaar vindt. Maar let wel; er wordt ook duidelijk gezegd: elk kind dat thuiszit is er één teveel. Als het lukt dat kinderen na vier weken al een passende plaats hebben en de reductie groter zal zijn dan 25 procent per jaar: ja, niets liever dan dat natuurlijk. Ik wil er wel een schepje bovenop doen. Bij deze 25 procent tellen wij niet de kinderen die regelmatig een paar weken ziek zijn. En ook niet de kinderen die regelmatig geschorst worden. Dat zijn natuurlijk wel verkapte thuiszitters. De definitie bestrijkt de overgrote groep, maar daar valt ook op af te dingen.’ Een collega ib’er uit het speciaal basisonderwijs wil graag weten hoe er nu specifiek wordt ingezet op de artikel 5-leerlingen. Ze gaf het volgende voorbeeld: een leerling die al drie jaar prima wordt opgevangen in een zorginstelling, geen onderwijs krijgt, omdat daar geen onderwijsprofessionals zijn en dan artikel 5-ontheffing krijgt. ‘Ik kom regelmatig constructies tegen waarvan ik denk: hoe bestaat het? En dat het dan net onder de wet valt. Ik zie dat er vaak te goeder trouw te makkelijk een ontheffing wordt aangevraagd die niet wenselijk is voor het kind. Daarom ben ik er een grote voorstander van dat al die artikel 5-dossiers opnieuw tegen het licht worden gehouden.’

U meent dat er te veel kinderen in die ontheffing terecht komen, omdat scholen geen passende oplossing vinden? ‘Dat is één van de redenen. Ik ben wel van mening dat scholen op dit moment te makkelijk aansturen op die ontheffing.’ Een vraag van een collega ab’er: hoe krijgen we zicht op kinderen die onder de radar verdwijnen? Er zijn blijkbaar leerlingen, waar soms ook de leerplichtambtenaar naar op zoek is, die niemand kan vinden. ‘Dat hebben we ook bij de G4 moeten constateren. Er is een groep absolute verzuimers die nergens meer ingeschreven staat, maar nog wel leerplichtig is. Ik noemde al eerder het grote belang om dat registratiesysteem op orde te krijgen. De gemeente, de leerplichtambtenaar, de school, het samenwerkingsverband: ze zullen hun gegevens moeten matchen om in kaart te brengen wie er tussenuit gevallen zijn.’

‘Scholen sturen te makkelijk aan op de artikel 5-ontheffing’

lbbo Beter Begeleiden Mei 2017

9


[advertentie]

Zet voor een duurzaam en compleet schooladvies de testen van Boom in

et 10% m i e m in n e t produc Bestel al deze

korting!

Lees meer en bestel op www.boomtestonderwijs.nl/duurzaamschooladvies info@boomtestonderwijs.nl @BoomOnderwijs

Wigli geeft kinderen de vrijheid om te bewegen sĞĞů ŬŝŶĚĞƌĞŶ ŬƵŶŶĞŶ ŵŽĞŝůŝũŬ ƐƟůnjŝƩĞŶ͘ sĞƌƉůŝĐŚƚ ƐƟůnjŝƩĞŶ ǀŽĞůƚ ĚĂŶ ĂůƐ ĞĞŶ ŬŽƌƐĞƚ ĚĂƚ ĚĞ ďĞǁĞŐŝŶŐƐƌƵŝŵƚĞ ďĞƉĞƌŬƚ͘ ĐƟĞĨ njŝƩĞŶ ŚĞůƉƚ ŬŝŶĚĞƌĞŶ njŝĐŚ ƚĞ ĐŽŶĐĞŶƚƌĞƌĞŶ͘ Lees het ŽŶĚĞƌnjŽĞŬ hierŽǀĞƌ ŽƉ ŽŶnjĞ ǁĞďƐŝƚĞ͘

zit nooit stil wigli.nl


‘Je moet ouders zo vroeg mogelijk betrekken bij het plaatsingsproces’ Daar zijn waarschijnlijk meer mensen voor nodig. ‘Of betere systemen, ook die kwaliteiten verschillen.’ Het kind heeft recht op onderwijs, het bestuur heeft zorgplicht. Wat zou u over de ouders willen zeggen? ‘Onlangs heb ik nog gesproken met ouders van Balans en met Ouders & Onderwijs, en ik kom natuurlijk op meer plekken ouders tegen. Ik denk dat ouders nog steeds onvoldoende betrokken worden bij dit hele plaatsingsproces. Ouders kunnen ook heel lastig zijn, maar dan nog denk ik dat je ze er zo vroeg mogelijk bij moet betrekken.’ Maar wat in het geval van kinderen van ouders met psychiatrische problemen, de zogenoemde KOPPkinderen? Als begeleiders bijvoorbeeld ervaren dat contact structureel geweigerd wordt en ouders zelf in een vacüum verdwijnen? ‘Hoe vervelend het ook is om te moeten zeggen, en elke zaak is anders, maar in gevallen waar het verkapte kindermishandeling of verwaarlozing wordt, kom je op een zeker moment toch bij de Raad voor de Kinderbescherming terecht.’ Wat zou u begeleiders mee willen geven? ‘Als begeleiders het gevoel hebben dat de ondersteuningsstructuur, dus zowel mensen als middelen, tekortschiet, raad ik ze aan toch vooral hun schoolbestuur of samenwerkingsverband daarop aan te spreken. Zij staan met hun voeten in de klei, trek aan de bel!’ Het hele onderwerp thuiszitters wordt ook wel ‘het hoofdpijndossier van Sander Dekker’ genoemd en hij noemt u een ‘kuitenbijtertje’ 1) ‘Haha, u kijkt daar heel vrolijk bij en u ziet hem niet in beeld!’ Het betekent, denk ik, dat u uw tanden erin zet. Herkent u zich hierin? ‘Ik moet wel erg lachen om deze kwalificatie. Maar het hoort bij mij. Toen ik Kinderombudsman was of wanneer het gaat

Inhoud Thuiszitterspact – Ambitie: in 2020 niemand langer dan drie maanden thuis (afname van 25% per jaar). – Gemeenten en samenwerkingsverbanden worden gestimuleerd en ondersteund om een sluitende thuiszittersaanpak te realiseren. – Een sluitende aanpak begint bij: centraal stellen van kind, zoeken naar oplossingen vanuit het recht van het kind op een passend aanbod. Ouders en waar mogelijk het kind worden vanaf begin betrokken bij het realiseren van een passend aanbod. – Er worden afspraken gerealiseerd over: a. doelen voor reductie van aantal thuiszitters b. preventie van uitval c. samenwerking met zorg d. maatwerk voor kinderen e. route naar een passende plek f. doorzettingsmacht of kracht g. terugdringen vrijstellingen in artikel 5 – Versterken verbinding justitieketen. – Monitoren door Onderwijsinspectie, jaarlijkse leerlingtelling en waar nodig actie. – Benoemen van landelijke aanjager. – OCW en VWS organiseren jaarlijks een Thuiszitterstop.

om kindermishandeling, hoe dan ook, als ik individuele casussen op mijn bureau krijg, raakt mij dat. Dat is wat mij drijft, ik heb zelf drie kinderen. Vervolgens wil ik daar iets aan doen, heb ik vaak een beeld over wát ik daaraan zou kunnen doen en probeer ik anderen daarvan te overtuigen. Ik laat in ieder geval niet snel los en dat laatste zal wel bedoeld worden met kuitenbijtertje.’

Tip van de redactie In de materialenbank op www.lbbo.nl zijn onder meer de volgende artikelen omtrent thuiszitters te vinden: – Passend onderwijs zonder thuiszitters (maart 2017) – Thuiszitters: Kom samen in actie! (maart 2016)

1)

Het Parool, 13 juni 2016

Lidy Peters, redactielid van Beter Begeleiden, werkt als intern begeleider voor het jonge kind en als leerspecialist dyslexie in het basisonderwijs. Daarnaast werkt ze voor de Onderwijscoöperatie.

lbbo Beter Begeleiden Mei 2017

11


Evaluatie passend onderwijs:

De leerling aan het woord In het kader van het landelijke evaluatieprogramma Passend Onderwijs zijn leerlingen met extra ondersteuningsbehoeften gevraagd naar hun ervaringen met en de impact van de ondersteuning die zij ontvangen op school. In dit artikel lees je de voorlopige uitkomsten van dit NRO-onderzoek dat uitgevoerd is in het vmbo.

Tekst: Sanne Kuijper en Anke de Boer

I

n de aanloop naar passend onderwijs zijn er diverse kortetermijnevaluaties geweest over de inrichting van het onderwijs (Jepma et al, 2015; Koopman et al, 2015). Hierbij lag de nadruk vooral op het inrichten van de ondersteuning aan scholen. Deze ondersteuning wordt uiteindelijk gegeven aan leerlingen met extra ondersteuningsbehoefte. Wat de ervaringen van deze leerlingen zijn met deze ondersteuning is tot nu toe nauwelijks in kaart gebracht. Dit is echter wel van groot belang, omdat het beleid uiteindelijk tegemoet dient te komen aan de ondersteuningsbehoefte van leerlingen. En wie kunnen er nu beter een mening geven over de ondersteuning die zij ontvangen dan de leerlingen zelf? Echter, uit een evaluatierapport van de Kinderombudsman (Vreeburg-Van der Laan & Wiersma, 2015) met betrekking tot passend onderwijs blijkt dat er te veel óver het kind wordt gepraat, in plaats van dat er geluisterd wordt naar wat het kind zelf heeft te zeg-

Over dit onderzoek Dit onderzoek maakt onderdeel uit van het evaluatieprogramma Passend Onderwijs dat wordt uitgevoerd in opdracht van het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO) van de Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO). Het betreft een praktijkgericht onderzoek waarvoor leerlingen in het primair, voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs werden ondervraagd. Over de volledige uitkomsten van het onderzoek zal rond de zomer gerapporteerd worden. Deze rapportage zal verschijnen op www.evaluatiepassendonderwijs.nl.

12

lbbo Beter Begeleiden Mei 2017

gen. Dit onderzoek laat leerlingen in het reguliere voortgezet onderwijs aan het woord over hun ervaringen met de extra ondersteuning die zij ontvangen op school en de impact van de ondersteuning op hun leerprestaties en op hun sociale participatie (vriendschappen, sociale interactie met klasgenoten en acceptatie).

Welke leerlingen werden geïnterviewd? In dit onderzoek zijn dertien leerlingen in het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo) geïnterviewd1. Voor deze leerlingen was een ontwikkelingsperspectief opgesteld vanwege hun gedragsproblemen en/of sociaal-emotionele problemen. Er zijn individuele interviews afgenomen bij deze leerlingen waarin zij bevraagd werden over de volgende onderwerpen: 1) ervaringen met de ondersteuning en 2) de effecten van de ondersteuning op hun leren en sociale omgang met anderen. Er waren verschillende vormen van ondersteuning die de leerlingen ontvingen. Een aantal leerlingen kreeg individuele ondersteuning van een intern begeleider of onderwijsassistent, of ondersteuning via het orthopedagogisch didactisch centrum (OPDC) van de school. In het OPDC hadden de leerlingen individuele gesprekken. Daarnaast konden ze er terecht als ze op zoek waren naar een rustige plek tijdens de pauzes, voor het maken van toetsen en het doen van huiswerk.

Hoe vinden leerlingen de extra ondersteuning die ze ontvangen? In het algemeen zijn de leerlingen tevreden; alle leerlingen geven de hulp een voldoende en de meesten geven een rapportcijfer van een 8 of hoger.

1

Het betreft hier een voorlopig aantal en voorlopige uitkomsten aangezien er momenteel nog over de definitieve uitkomsten wordt gerapporteerd, zie ook het kader ‘over dit onderzoek’


‘Het zorgt ervoor dat ik meer vrienden heb in mijn klas. Door de tips die ze me gaf om een gesprek te beginnen of hoe ik een situatie kan oplossen.’

De leerlingen noemen een aantal positieve effecten van de gesprekken met de interne begeleider of onderwijsassistent: ze vinden het fijn dat ze iemand hebben om mee te praten, dat ze worden geholpen en dat hun gedrag verbetert. Ook vinden ze het prettig dat ze richtlijnen krijgen voor hoe ze bijvoorbeeld huiswerk moeten maken of hoe ze een toets moeten leren. Wel noemen de leerlingen ook een aantal negatieve aspecten van de ondersteuning van de ib’er of onderwijsassistent. Zo vinden ze ondersteuning na schooltijd, terwijl hun klasgenoten vrij zijn, niet fijn. Ook vinden ze het vervelend wanneer ze uit de klas worden gehaald. Ten slotte noemt een leerling die de ondersteuning in een groepje krijgt dat die groep te druk was, waardoor hij zich niet goed kon concentreren. Positieve aspecten van de ondersteuning op het OPDC zijn, dat het er rustiger is dan in de klas of pauzeruimte, dat leerlingen er altijd terecht kunnen en dat er begeleiders zijn die de leerlingen goed kennen. Echter, ook wordt gemeld dat het er soms onrustig kan zijn, omdat er een aantal drukke leerlingen bij elkaar zit. Een ander negatief aspect dat genoemd wordt, is dat klasgenoten het niet eerlijk vinden dat de leerling ergens anders heen mag.

Effecten van de ondersteuning op leerprestaties De meeste leerlingen geven aan dat hun cijfers hoger zijn, doordat ze extra ondersteuning ontvangen. Ook merken veel leerlingen dat hun gedrag is veranderd als gevolg van de ondersteuning. Ze zijn rustiger geworden in de klas en hebben het gevoel zich beter te kunnen concentreren tijdens de lessen. Hierdoor hebben de meeste leerlingen het gevoel dat hun cijfers hoger zijn dan wanneer zij geen ondersteuning zouden ontvangen. Twee leerlingen melden dat de ondersteuning geen invloed op hun cijfers heeft, maar dat ze zich wel rustiger voelen.

Effecten van de ondersteuning op sociale participatie Meer dan de helft van de leerlingen is van mening dat de ondersteuning geen invloed heeft op vriendschappen en sociale interactie met hun klasgenoten. Er zijn drie leerlingen die wel het gevoel hebben dat de ondersteuning hen positief geholpen heeft bij het sluiten van vriendschappen en de interactie met

‘Eerst zat ik in een groepje met een aantal mensen. Dat vond ik niet zo fijn. Iedereen was druk en ik werd soms ook druk. Dat vond ik irritant, want ik wou leren.’

lbbo Beter Begeleiden Mei 2017

13


[advertentie]

AMN Loopbaanleren

Gepersonaliseerd LOB traject Hoe werkt dat?

AMN biedt een complete en coherente online methode voor LOB. Van de brugklas tot en met de examenklas. Voor een onderzochte en bewuste keuze voor een vervolgopleiding. De grote hoeveelheid verschillende testen en opdrachten geven de leerlingen zicht op wat ze belangrijk vinden en waar ze goed in zijn. AMN Loopbaanleren geeft de mogelijkheid ervaringen op te doen, daarop te reflecteren en er over in dialoog te gaan. Elke leerling werkt vanuit een eigen digitaal portfolio, het paspoort. Voor de begeleiding zijn er zowel individuele als groepsrapportages om de ontwikkeling van elke leerling te monitoren. Terwijl het portfolio groeit, ontwikkelen leerlingen hun loopbaan-competenties. Zo maken ze een onderbouwde keuze voor hun vervolgopleiding of baan. Wij geloven in talent. In talent in goede handen. Niet in magie. Daarom geloven wij in meten en begeleiden van start tot finish.

Meer weten: info@amn.nl of 026 3557333

Wil je ook opbrengstveroorzakend lesgeven? Dat kan! Met Op zoek naar letters de andere spellingmethode gaat dat zeker lukken! Kenmerken: - klanken zijn start - (daarom) mondeling oefenen - in tweetallen - met alleen gebruiksmateriaal - leerlingen zijn actief - oefenen met eigen doelen - systematisch en gefaseerd Info: www.janson.academy/spellingdidactiek www.janson.academy/publicaties/


Tekeningen: Maarten Vos

klasgenoten. Doordat ze tijdens de ondersteuningsgesprekken tips hebben gekregen over hoe ze sociale situaties aan kunnen pakken en lastige situaties kunnen oplossen, lukt het hen om dit ook in de klas in te zetten. De leerlingen hebben verschillende ervaringen met hoe hun klasgenoten de ondersteuning accepteren. Vaak weten klasgenoten niet eens dat de leerling extra ondersteuning ontvangt, en waarom. Sommige leerlingen denken dat klasgenoten juist positief zijn over de ondersteuning, omdat het gedrag van de leerling erdoor verbetert en klasgenoten dat fijn vinden. Echter, een aantal leerlingen zegt juist dat klasgenoten er negatief op reageren, en het raar vinden dat de leerling extra ondersteuning krijgt (zie ook tabel 1 op de volgende pagina).

Andere ondersteuning Hoewel de meeste leerlingen tevreden zijn met de ondersteuning die ze krijgen, noemen ze wel nog andere vormen van ondersteuning die hen zou kunnen helpen. Zo zegt bijna de helft van de leerlingen dat klasgenoten hen ook zouden kunnen helpen. Ook noemen ze dat klasgenoten rekening zouden moeten houden met de problematiek van de leerling. Dit onderzoek focust op leerlingen die extra ondersteuning krijgen. Er is niet gekeken naar de vorm van ondersteuning die de leraar hen in de klas geeft. Echter, de leraar wordt wel genoemd door een aantal leerlingen als persoon van wie ze

‘Ik denk ook dat ze het goed vonden. Want ik denk niet dat de leerlingen willen dat ik een drukke jongen ben. En dat ik het voor anderen kan verpesten met cijfers en zo.’

‘Ik vind het fijn om een gesprek te hebben, dan weet ik wat ik moet doen. Als ik een hele tijd geen gesprek heb, gaat het weer fout met mij.’

graag ondersteuning krijgen. Zo noemen leerlingen dat ze graag willen dat de leraar rekening houdt met hun problemen, maar ook dat de leraar kan helpen door de samenwerking met klasgenoten te bevorderen.

Voorlopige conclusies Dit onderzoek liet leerlingen met extra ondersteuningsbehoeften in het reguliere voortgezet onderwijs aan het woord over hun ervaringen met de extra ondersteuning en de impact van de ondersteuning op hun leerprestaties en sociale participatie (zie kader ‘Over dit onderzoek’). Aan de hand van de antwoorden van de leerlingen kunnen de volgende voorlopige conclusies getrokken worden: – De ondersteuning wordt in het algemeen als positief ervaren. Het kunnen praten met iemand en het krijgen van tips of richtlijnen voor hun gedrag en leren, wordt als fijn ervaren. – Een verbeterpunt: een aantal leerlingen geeft aan voor de ondersteuning liever geen lessen te willen missen. Maar ondersteuning na schooltijd wordt soms ook als vervelend ervaren. Aanbeveling: Waar mogelijk zou ondersteuning binnen de klas kunnen plaatsvinden. Het is daarbij echter van belang om groepsgewijs ondersteuning aan te bieden, aangezien onderzoek heeft laten zien dat bijvoorbeeld assistentie in de klas kan leiden tot verminderde acceptatie door klasgenoten (De Boer et al, 2013). Ook is het van belang om de

lbbo Beter Begeleiden Mei 2017

15


Individuele ondersteuning

Positief

Negatief

Fijn om met iemand te praten

Buiten schooltijd

Handvatten voor leren

Lessen missen

Tips over het aanpakken van (sociale) situaties Gedrag is rustiger geworden Groepsgewijze ondersteuning

Er altijd terecht kunnen

Meerdere leerlingen waardoor het druk wordt

Rustige plek

Negatieve reacties van klasgenoten

Tabel 1: Overzicht van de positieve en negatieve aspecten van de ondersteuningsvormen

leerling te betrekken bij het plannen van momenten voor de ondersteuning zodat dit niet op (voor hen) vervelende momenten plaatsvindt. Voor sommige leerlingen kan ondersteuning in een groep nadelig zijn, omdat zij zich hierdoor moeilijker kunnen concentreren. Leerlingen merken met name dat hun gedrag verbetert door de ondersteuning. De meesten zien dat ook hun cijfers hoger zijn. De ondersteuning heeft soms effect op de sociale participatie van de leerlingen. Dit effect kan positief zijn: leerlingen maken makkelijker vrienden en lossen lastige sociale situaties makkelijker op. De ondersteuning kan ook een negatief effect hebben op de sociale participatie: klasgenoten reageren soms negatief op het feit dat de leerling extra ondersteuning krijgt. De acceptatie door klasgenoten is een punt dat aandacht behoeft bij leerlingen met extra ondersteuning.

Literatuur – De Boer, A., Pijl, S. J., Post, W., & Minnaert, A. (2013). Peer acceptance and friendships of students with disabilities in general education: The role of child, peer, and classroom variables. Social Development, 22(4), 831-844. – Jepma, I., Ledoux, & Beekhoven, S. (2015). Richting en inrichting van Passend onderwijs in samenwerkingsverbanden. Utrecht: Sardes. – Koopman, P. N. J., Ledoux, G., Karssen, A. M., Meijden, A. van der, & Petit, R. (2015). Vervolgmeting 1 kengetallen passend onderwijs. Amsterdam: Kohnstamm Instituut. – Vreeburg-Van der Laan, E.J.M., & Wiersma, M.H. (2015). Werkt passend onderwijs? Stand van zaken een jaar na dato. Verkregen via: www.dekinderombudsman.nl/ul/cms/fck-uploaded/2015.KOM014.Werktpassendonderwijs.rapport.pdf.

Tip van de redactie In de materialenbank op www.lbbo.nl vind je ondermeer het volgende artikel over leerlingondersteuning en passend onderwijs: – Zorgstudent ondersteunt proces passend onderwijs (december 2015)

Sanne Kuijper is docent en onderzoeker bij de afdeling Orthopedagogiek van de Rijksuniversiteit Groningen. Haar expertise ligt op het gebied van communicatie- en gedragsproblemen van kinderen met een autisme spectrum stoornis en van kinderen met ADHD.

Anke de Boer is universitair docent/onderzoeker bij de afdeling Orthopedagogiek van de Rijksuniversiteit Groningen. Haar expertise ligt op het gebied van inclusief onderwijs, waarbij ze vooral kijkt naar de sociale inclusie van leerlingen met beperkingen en/of stoornissen. Zij is betrokken bij diverse deelonderzoeken van het evaluatieprogramma Passend Onderwijs. E-mail: anke.de.boer@rug.nl

16

lbbo Beter Begeleiden Mei 2017


‘Vrouwentongen’ door Diana Huijts, www.dianahuijts.nl

SANSEVIERIA Uitstroom Het is jaren geleden gebeurd, maar ik ben het nooit vergeten: een vierjarige die op zijn eerste schooldag aan de hand van zijn hoogopgeleide vader binnenkwam en hem tegen mij hoorde zeggen: ‘Hier is onze loodgieter.’ De teleurgestelde toon nog eens benadrukt door de toelichting: ‘Tja, onze oudste twee hebben gelukkig wel universitaire potentie maar wat dit moet worden…’ Het jongetje in kwestie stond bedremmeld rond te kijken en ik trachtte er iets vrolijks van te maken. ‘Een loodgieter, wauw, dat is een mooi beroep!’ Maar ondertussen verfoeide ik vader. Niet alleen omdat hij op loodgieters leek neer te kijken, maar ook omdat hij de toekomst van zijn jongste nu al met zoveel stelligheid invulde. Word jij maar een lekker koppig en rebels mannetje, kon ik niet nalaten in stilte te denken. Tegenwoordig verplicht passend onderwijs ons om voor alle leerlingen die bovenschoolse ondersteuning krijgen een ontwikkelingsperspectief (OPP) te maken, inclusief het verwachte uitstroomniveau. Aanvankelijk had ik daar zo mijn twijfels over, maar ik kan niet anders zeggen dan dat ik er alleen positieve ervaringen mee heb opgedaan. Het gaat altijd om leerlingen waar ondersteuning voor is aangevraagd. Leerlingen die zich, om welke reden dan ook, niet leeftijdsadequaat hebben kunnen ontwikkelen. Informatie over waar de leerling nu staat, welk uitstroomniveau daarbij hoort en welke doelen we willen bereiken, biedt de leerling, de ouders en de leerkracht niet alleen duidelijkheid maar ook perspectief. Want ook binnen een OPP blijft groei mogelijk en is het uitstroomniveau niet statisch. De genoemde verplichting geldt echter ook voor kleuters. Pardon? Hoe kan ik in hemelsnaam een uitstroomniveau voor kleuters bepalen? Kleuters ontwikkelen zich grillig. Tellen,

ruimtelijke begrippen kunnen toepassen, een goede pengreep, passieve letterkennis of tien minuten rustig op een stoeltje kunnen blijven zitten; wat eerder nog niet lukte kan er plotsklaps moeiteloos zijn. Dan volgen er na de kleutertijd nog eens zes schooljaren! Wat kan er in negatieve of positieve zin niet allemaal gebeuren met een leerling? Zelfs intelligentie is geen vaststaand gegeven. Toch geldt ook in dit geval: het gaat om leerlingen waar zorg over is en niet voor niets bovenschoolse ondersteuning voor is aangevraagd. Ja, en dan? Met een natte vinger in de lucht de uitstroom naar het voortgezet onderwijs gaan gokken? Dat zal iedereen met gezond verstand onzinnig vinden. Nu maak ik niet voor de eerste keer mee dat binnen de kaders van passend onderwijs veel creativiteit loskomt bij onder andere begeleiders en orthopedagogen. Zo ontwikkelde orthopedagoge Johanneke Jongbloed de OPP-trap (zie het magazine van november 2016). Inmiddels heeft ze een concept format ontwikkeld voor het zogenoemde kleuter-OPP, zonder de trap, waarin als uitstroomniveau de voorwaarden gebruikt kunnen worden die noodzakelijk zijn om naar groep 3 door te stromen. Want hoe je het ook wendt of keert, dat is natuurlijk de enige uitstroom waar het bij een kleuter om gaat: die van groep 2 naar groep 3. Nog niet zo lang geleden sprak ik op een feestelijke reünie de vader uit het bovengenoemde voorbeeld. Trots als een pauw vertelde pa hoe hij tijdens een muzikaal theaterspektakel zijn jongste voor het eerst voor een volle zaal volkomen relaxed had zien drummen. En oh ja, zoonlief had inmiddels, zonder enig overleg met zijn ouders, besloten naar het vwo te willen doorstromen. ‘Ja’, lachte ik nadat ik mijn herinnering met hem deelde, ‘op je vierde staat nog niet alles vast!’

lbbo Beter Begeleiden Mei 2017

17


Hoofdbevindingen uit landelijk NCOJ-onderzoek

Intern begeleiders over passend onderwijs Passend onderwijs heeft veranderingen met zich meegebracht, niet alleen voor scholen en samenwerkingsverbanden, maar ook voor de intern begeleider. Dat was aanleiding voor de LBBO om in schooljaar 2015-2016 in samenwerking met het Nederlands Centrum Onderwijs & Jeugdzorg (NCOJ) onderzoek uit te voeren naar hun ervaringen met de invoering van passend onderwijs, met het samenwerkingsverband en met de samenwerking met speciaal basisonderwijs en instellingen voor jeugdhulp. Tekst: Paolo van der Steenhoven en Dolf van Veen

D

e resultaten in deze publicatie1 zijn afgeleid uit de antwoorden op een uitgebreide onlinevragenlijst. Ib’ers in het basisonderwijs en speciaal basisonderwijs zijn door de LBBO online aangeschreven met het verzoek mee te werken aan het onderzoek en de digitale vragenlijst in te vullen. Aan het onderzoek namen 394 intern begeleiders uit het basisonderwijs, speciaal basisonderwijs en speciaal onderwijs deel. De respons bedraagt 16 procent. De respons is representatief voor de kenmerken grootte van de school (gemeten in leerlingetallen) waaraan de ib’ers zijn verbonden, de spreiding van basisscholen over de provincies en de verdeling van scholen in het basisonderwijs en speciaal basisonderwijs. In het onderzoek onderscheiden we kleinere en grotere basisscholen. De grotere basisscholen tellen minimaal 186 leerlingen, de kleinere scholen hebben minder dan 186 leerlingen.

Voor de resterende 3 procent geldt dit niet. Het maken van een onderwijsarrangement behoort voor 85 procent tot het takenpakket. Bij 13 procent is dat niet het geval en 2 procent weet het niet. Een onderwijsarrangement is een plan voor onderwijs en extra ondersteuning waarbij de leerling – afhankelijk van de zwaarte van de problematiek – op de eigen reguliere school blijft en de school samenwerkt met een speciale basisschool, het samenwerkingsverband of een speciale school, en waarbij de leerling voor een deel van de tijd naar een school voor sbo of so of een bovenschoolse voorziening gaat. Het maken van een zorg- of jeugdhulp-/onderwijsarrangement (vaak ‘oza’ genoemd, een plan met daarin een combinatieprogramma van zorg/jeugdhulp en onderwijs), is voor 43 procent onderdeel van het werk en voor 34 procent niet. Een vijfde van de respondenten (22%) weet het niet.

Ontwikkelingsperspectief, onderwijsarrangementen en zorg-/ onderwijsarrangementen (oza’s)

Ervaringen in en met het samenwerkingsverband

Met de invoering van passend onderwijs is het handelingsplan vervangen door het ontwikkelingsperspectief (afgekort als OPP) voor leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben. In dit plan, dat door de school wordt opgesteld, zijn de doelen en middelen vastgelegd voor de ondersteuning. Ib’ers rapporteren dat het maken van een OPP tot hun takenpakket behoort (97%). 1

Van der Steenhoven, P., & van Veen, D. (2016). Landelijke monitor Intern Begeleiders in het primair onderwijs, 2016. Amsterdam: NCOJ.

18

lbbo Beter Begeleiden Mei 2017

Ib’ers zijn kritisch als het gaat om het aanbod van voorzieningen en ondersteuningsmogelijkheden voor de school vanuit het samenwerkingsverband po. Iets meer dan de helft vindt dat het samenwerkingsverband (swv) de school kwalitatief goede diagnostische ondersteuning op het gebied van leerlingenzorg biedt (54%). Ook iets meer dan de helft (53%) is van oordeel dat het samenwerkingsverband de school kwalitatief goede ondersteuning van leerkrachten biedt bij het onderwijs aan leerlingen met extra ondersteuningsbehoeften. De respectieve aandelen die het hiermee oneens zijn, bedragen 22 en 21 procent.


Figuur 1: Voorzieningenaanbod van swv po voor de school (n=394)

Figuur 2: Verandering in voorzieningenaanbod van swv po voor de school sinds invoering passend onderwijs (n=394)

Minder dan de helft (47%) is het eens met de stelling dat het swv waar nodig voldoende (eigen) bovenschoolse voorzieningen voor leerlingen van de school heeft, 30 procent is het oneens. Tot slot vindt 63 procent dat het swv een goede uitwisseling van informatie en kennis tussen ib’ers onderling in het swv stimuleert. Een vijfde vindt van niet.

Samenwerking met speciaal basisonderwijs en speciaal onderwijs

Verandering in aanbod voorzieningen na invoering passend onderwijs Een vijfde tot een kwart van de intern begeleiders rapporteert een verbetering in het aanbod van de eerdergenoemde voorzieningen van het swv po sinds de invoering van passend onderwijs. Circa een vijfde noteert juist een verslechtering van het aanbod in deze periode.

Belangrijke partners in het onderwijs waarmee ib’ers in het basisonderwijs kunnen samenwerken, zijn scholen voor speciaal basisonderwijs (sbo) en speciaal onderwijs (so). Het sbo en so kunnen leerlingen ondersteunen bij hun speciale onderwijsbehoeften. Daarnaast kan de expertise van het sbo en so worden ingezet bij het ondersteunen van leerkrachten bij het omgaan met leerlingen met speciale onderwijsbehoeften. Figuur 3: Typering samenwerking met sbo en so(-clusters) waarbij leerlingen en leerkrachten op basisschool worden ondersteund (n=394)

Een verandering na de invoering van passend onderwijs wordt het sterkst ervaren (46%, bestaand uit een optelling van verslechtering (23%) en verbetering (23%)) bij een voldoende beschikking over (eigen) bovenschoolse voorzieningen in het samenwerkingsverband. De minste verandering (38%) zien we bij het aanbod van diagnostische ondersteuning door het samenwerkingsverband. Er bestaat een samenhang tussen enkele gepercipieerde veranderingen sinds de invoering van passend onderwijs. Naarmate ib’ers vaker van oordeel zijn dat er een verbetering is opgetreden in de kwalitatief goede diagnostische ondersteuning op het gebied van leerlingenzorg door het samenwerkingsverband, zijn zij ook vaker van oordeel dat: – Er een verbetering is opgetreden in de kwalitatief goede ondersteuning voor leerkrachten bij het onderwijs aan leerlingen met extra ondersteuningsbehoeften; – Er een verbetering is opgetreden in het aanbod van voldoende (eigen) bovenschoolse voorzieningen voor leerlingen op de school. Er is ook een positieve correlatie tussen een verbetering/ verslechtering in de kwalitatief goede ondersteuning voor leerkrachten bij het onderwijs aan leerlingen met extra ondersteuningsbehoeften enerzijds én de respectievelijke verbetering/verslechtering in het aanbod van voldoende (eigen) bovenschoolse voorzieningen voor leerlingen op de school anderzijds.

Voor wat betreft de ondersteuning van leerlingen op de basisschool kwalificeert circa een kwart van de ib’ers de samenwerking met het sbo (26%) en so (cluster 3: 22% en cluster 4: 27%) als gevorderd. De respectieve cijfers voor beginnende samenwerking bij de ondersteuning van leerlingen zijn 24, 19 en 19 procent. In de helft van de gevallen echter is er geen of nauwelijks samenwerking met het sbo en so op dit vlak. Bij de ondersteuning van leerkrachten op de basisschool wijkt het beeld niet af. De helft van de intern begeleiders meldt geen of nauwelijks samenwerking. Circa een vijfde van de ib’ers rapporteert gevorderde samenwerking vanuit het sbo (22%), socluster 3 (20%) en so-cluster 4 (23%) en nog eens een vijfde beginnende samenwerking op dit gebied met het sbo (22%), so-cluster 3 (20%) en so-cluster 4 (20%).

lbbo Beter Begeleiden Mei 2017

19


Verandering in samenwerking met so en sbo na invoering passend onderwijs De samenwerking tussen de school enerzijds en het speciaal basisonderwijs/speciaal onderwijs anderzijds, is sinds de invoering van passend onderwijs volgens een ruime meerderheid van de ib’ers (64 tot 70%) ongewijzigd. Voor 24 tot 30 procent is er verandering opgetreden. Bij het so-cluster-3 en sbo is de gerapporteerde stabiliteit het hoogst, bij het sbo is een verbetering het hoogst en bij cluster-4 juist een verslechtering. In detail zien we dat bij de samenwerking met het sbo er in 69 procent van de gevallen niets is veranderd sinds de invoering van passend onderwijs. Voor 17 procent is er een verbetering opgetreden, voor 9 procent juist een verslechtering in de samenwerkingsrelatie. De samenwerking met scholen voor cluster 3 is volgens 70 procent van de ib’ers niet veranderd, 13 procent ziet een verslechtering en 11procent noteert een verbetering. Tweederde van de ib’ers in het basisonderwijs (64%) ziet geen verandering optreden in de samenwerking met scholen in cluster 4. Een vijfde (18%) vindt dat de relatie is verslechterd na de invoering van passend onderwijs, maar 12 procent constateert juist een verbetering. Figuur 4: Verandering in samenwerking met sbo en so(-clusters) sinds invoering passend onderwijs (n=394)

Samenwerking met instellingen voor jeugdhulp Intern begeleiders hebben (sterk) uiteenlopende ervaringen als het gaat om samenwerking met instellingen voor jeugdhulp. In 2015 is de gemeente verantwoordelijk voor de financiering van jeugdhulp en dient de inzet in overleg met het onderwijs te worden afgestemd. De variëteit in instellingen voor jeugdhulp is divers. Hieronder vallen onder meer de jeugdgezondheidszorg, jeugd-geestelijke gezondheidszorg, schoolmaatschappelijk werk, de afdeling leerplichtzaken van de gemeente, opvoedhulp en gesloten jeugdzorg. Intern begeleiders zijn zeven stellingen voorgelegd over verschillende aspecten van de samenwerkingsrelatie met deze instellingen. Uit de antwoorden op de stellingen (tabel 12) blijkt dat – op een uitzondering na – een minderheid (19 tot 39%) vindt dat: – De onderwijszorg op school en jeugdhulp goed op elkaar zijn afgestemd; – Leerkrachten in hun omgang met leerlingen met gedragsproblemen en emotionele problemen vanuit de jeugdhulp goed worden ondersteund; – Goede diagnostische expertise beschikbaar is; – Er goede combinatieprogramma’s jeugdhulp/onderwijs zijn; – Leerlingen en/of hun ouders buiten de school goed worden ondersteund door jeugdhulp. De helft (47%) vindt dat aanvullende hulp door externe partners snel wordt ingezet. Meer dan de helft (57%) vindt dat het zorgteam van de school goed samenwerkt met de jeugdhulp. Er is geen meerderheid van de intern begeleiders die het oneens is met de stellingen.

Figuur 5: Stellingen over samenwerking met instellingen voor jeugdhulp (in procenten, n=394)* (zeer) oneens

eens/oneens

(zeer) eens

a.

(speciale) onderwijszorg op onze school en aanvullende/externe jeugdhulp voor leerlingen zijn goed op elkaar afgestemd

30

28

33

b.

op onze school hebben wij kwalitatief goede hulp van externe hulpverleners (jeugdhulp en gezins-/opvoedingshulp, e.d.) om leerkrachten te ondersteunen bij hun omgang met leerlingen met gedragsproblemen en emotionele problemen

33

22

38

c.

het zorgteam van de school werkt goed samen met de jeugdhulp (al dan niet via het ZAT/wijkteam)

12

24

57

d.

aanvullende hulp door externe partners wordt snel ingezet

25

22

47

e.

er is waar nodig goede diagnostische expertise beschikbaar vanuit de jeugdhulp

27

21

39

f.

er is binnen de school goede samenwerking met en ondersteuning voor leerlingen vanuit externe instellingen voor jeugdhulp d.m.v. combinatieprogramma’s jeugdhulp/onderwijs

30

18

19

g.

er is buiten de school goede ondersteuning voor leerlingen en/of hun ouders vanuit jeugdhulpinstellingen

16

25

38

*) percentages ‘geen oordeel’ niet vermeld

20

lbbo Beter Begeleiden Mei 2017


Verandering in samenwerkingsrelaties met instellingen voor jeugdhulp na invoering passend onderwijs

Figuur 7: Gepercipieerde kwantitatieve veranderingen na invoering passend onderwijs (n=394)

De samenwerking tussen de school en instellingen voor jeugdhulp is sinds de invoering van passend onderwijs voor een meerderheid (58 tot 61%) onveranderd of min of meer hetzelfde gebleven. Voor 19 tot 33 procent – afhankelijk van het onderwerp – is er wel een verandering (hetzij een verslechtering of een verbetering) opgetreden. We hebben voor de aspecten met de vaakst genoteerde verbetering en verslechtering een top drie gemaakt; twee van de drie aspecten komen in beide varianten voor. De sterkste verbetering (top 3) heeft zich voorgedaan bij de samenwerking van het zorgteam van de school met de jeugdhulp (23%), een snelle inzet van aanvullende hulp (17%) en de afstemming van de (speciale) onderwijszorg met aanvullende/ externe jeugdhulp (16%). De verslechtering is het sterkst (top 3) in het geval van een snelle inzet van aanvullende hulp (17%), de beschikbaarheid van goede diagnostische expertise (16%) en de afstemming van de (speciale) onderwijszorg met aanvullende/externe jeugdhulp (15%). Figuur 6: Verandering in samenwerking met instellingen voor jeugdhulp sinds invoering passend onderwijs (n=394)

Verandering samenstelling leerlingpopulatie en inzet ondersteuning De implementatie van passend onderwijs kan voor individuele scholen betekenen dat de samenstelling en de omvang van de leerlingpopulatie sindsdien is veranderd. Het is ook mogelijk dat er zich kwantitatieve veranderingen hebben voorgedaan bij de inzet van het aantal professionals bij de ondersteuning van leerlingen met speciale onderwijsbehoeften. Er is in dit onderzoek bijvoorbeeld specifiek gevraagd of het aantal leerlingen met een fysieke/zintuigelijke beperking is afgenomen, toegenomen of (ongeveer) hetzelfde is gebleven. In figuur 7 zijn alleen gepercipieerde veranderingen weergegeven; het percentage dat geen verandering meldt, is niet afgebeeld.

en emotionele **gedragsgedrags –en emotioneleproblemen problemen

Meer dan 70 procent van de intern begeleiders rapporteert dat hij sinds de invoering van passend onderwijs in 2014 geen of nauwelijks verandering ziet bij het aantal thuiszitters (86%), leerlingen met fysieke of zintuigelijke beperkingen (83%), het aantal specialisten voor speciale onderwijszorg dat op school is aangesteld (74%), het aantal verwijzingen naar het (voortgezet) speciaal onderwijs (72%) en het aantal toegesneden onderwijsprogramma’s voor bepaalde doelgroepen, bijvoorbeeld bij autisme of ADHD (71%). Iets minder weliswaar, maar toch meer dan de helft van de intern begeleiders constateert evenmin wijzigingen in het aantal samenwerkingsrelaties op school met specialisten (in de jeugdhulp) op het terrein van de preventie van gedrags- en emotionele problemen (65%), de inzet op school van ambulant begeleiders op het terrein van de speciale onderwijszorg ingezet vanuit het speciaal basisonderwijs (64%) en vanuit het vanuit het speciaal onderwijs (52%). De invoering van passend onderwijs heeft naar het oordeel van de intern begeleiders op een aantal gebieden wel verandering teweeggebracht. Zij zien een toename van het aantal leerlingen met gedrags- en emotionele problemen op de school (56%), het aantal leerlingen met specifieke leerproblemen (48%) en de inzet op school van specialisten, consulenten en coaches op het terrein van de speciale onderwijszorg vanuit het swv po (37%). Daarnaast meldt circa een vijfde meer inzet op school van specialisten op het terrein van hulpverlening aan leerlingen met gedrags- en emotionele problemen ingezet vanuit de jeugdhulp, meer gebruik (of beschikbaarheid) van toegesneden onderwijsprogramma’s voor bepaalde doelgroepen (23%), meer directe samenwerking op school met specialisten (in de jeugdhulp) op het terrein van de preventie van gedrags- en emotionele problemen (22%), en meer inzet op de school van ambulant begeleiders op het terrein van de speciale onderwijszorg ingezet vanuit het speciaal onderwijs (21%) en het speciaal basisonderwijs (20%). De inzet van ambulant begeleiders vanuit het speciaal onderwijs en speciaal basisonderwijs is volgens respectievelijk 26 procent en 24 procent van de intern begeleiders juist afgenomen na invoering van passend onderwijs.

lbbo Beter Begeleiden Mei 2017

21


[advertentie]


Vertrouwen in toekomst Voor tien aspecten van passend onderwijs is intern begeleiders gevraagd 3 tot 5 jaar vooruit te kijken en aan te geven hoe zij de toekomst tegemoetzien. Zij konden hun oordeel uitdrukken of de volgende schaal: geen of weinig vertrouwen, voldoende vertrouwen en veel vertrouwen. We hebben de resultaten in figuur 8 gegroepeerd naar aspecten die met voldoende tot veel vertrouwen tegemoet worden gezien.

Figuur 8: Vertrouwen in ontwikkelingen passend onderwijs in 3-5 jaar (n=394)

De top drie van voldoende tot veel vertrouwen luidt als volgt: – Goede samenwerking van onze school met ouders (99% waarvan 45 procentpunt veel vertrouwen); – Goede zorgstructuur op school (96% waarvan 30 procentpunt veel vertrouwen); – Goede ondersteuning door schoolleiding (93% waarvan 42 procentpunt veel vertrouwen). De top drie van aspecten waarin geen of weinig vertrouwen voor de komende 3-5 jaar bestaat, ziet er als volgt uit: – Financiële middelen voor passend onderwijs (73%); – Aanbod van goede jeugdhulpprogramma’s (46%); – Goede samenwerking van onze school met de gemeente (32%). De vier resterende voorgelegde aspecten scoren tussen 71 en 80 procent voldoende tot veel vertrouwen. Het gaat daarbij om de beschikbaarheid van goede onderwijsprogramma’s voor kinderen met speciale onderwijsbehoeften (71%), de toerusting van leerkrachten bij het omgaan met verschillen in de klas (76%), een goede ondersteuning vanuit het samenwerkingsverband (77%), en een goede ondersteuning door het schoolbestuur (80%). De overige onderdelen (waargenomen effecten van passend onderwijs, de professionalisering van leerkrachten) uit dit onderzoek, waaronder ook de positie en werkomstandigheden van de intern begeleider, zullen in de BBD van juni worden gepubliceerd.

Paolo van der Steenhoven is senior onderzoeker bij het Nederlands Centrum Onderwijs en Jeugdzorg en houdt zich bezig met monitor- , beleids- en praktijkonderzoek op het terrein van onderwijs en jeugdhulp.

Dolf van Veen is buitengewoon hogeschool-hoofddocent op het terrein van passend onderwijs bij Hogeschool Windesheim, hoofd van het Nederlands Centrum Onderwijs en Jeugdzorg en bijzonder hoogleraar aan de Universiteit van Nottingham.

Beide auteurs maken deel uit van het onderzoeksconsortium dat de Evaluatie Passend Onderwijs uitvoert in Nederland (2015-2020), zie www.evaluatiepassendonderwijs.nl.

lbbo Beter Begeleiden Mei 2017

23


Passend onderwijs in het vmbo

‘De achterkant van onze zorg is op orde. Nu de voorkant!’ Wernie Kamps, zorgcoördinator en leerlingbegeleider, en Akke Amsing, sectorleider theoretische leerweg en mavo van CS Vincent van Gogh zijn trots op de voorzieningen, expertise en kennis in hun zorgteam. ‘Hier is enorm in geïnvesteerd. Nu moeten we de volgende slag maken: hoe brengen we deze kennis nog meer over op onze docenten.’ Een gesprek over zorg en passend onderwijs.

Tekst: Nettie Kramer

24

lbbo Beter Begeleiden Mei 2017


Check-in/Check-out

De Christelijke Scholengemeenschap Vincent van Gogh, locatie Salland maakt deel uit van het samenwerkingsverband Voortgezet Onderwijs 22-01 van de gemeenten Assen, Tynaarlo, Midden- Drenthe en Aa en Hunze. Het interzuilaire samenwerkingsverband (swv) is een stichting van zeven schoolbesturen van alle middelbare scholen in deze regio. Als tijdelijke invaldocent Nederlands op het vmbo-Salland in Assen, ben ik onder de indruk van hoeveel zorg er binnen de school is voor de leerlingen. Ik ervaar echter ook aan den lijve wat een docent meemaakt in een vmbo-klas met meerdere zorgleerlingen en ben nieuwsgierig naar wat de ambitie van de school is voor de docentenzorg. Wernie Kamps en Akke Amsing benoemen waar ze tevreden over zijn en hoe het onderwijs nog meer passend kan worden voor leerling én docent.

Deze interventie is een relatief eenvoudige, snel in te voeren, dagelijkse extra gedragsondersteuning voor leerlingen die anders mogelijk uitvallen of gedragsproblemen veroorzaken. Denk hierbij aan leerlingen die voor het eerste uur bij de check-in komen: ze laten zien of ze hun boeken en schriften bij zich hebben, of ze het huiswerk hebben gemaakt en wat zij aan afspraken nodig hebben om de schooldag door te komen. Na schooltijd kunnen deze afspraken eventueel worden geëvalueerd. Het is vooral maatwerk; kijken wat de behoeften zijn van elke leerling. Het streven is deze voorziening op Salland uit te breiden met meer uren, zodat er ook meer handelingsgerichte diagnostiek kan worden toegepast.

Rebound en check-in/check-out ‘Salland-Zuid’ wordt het genoemd; een kleine locatie naast de school en liggend aan hetzelfde schoolplein. In het gebouw is de administratie gehuisvest, maar ook de zogenoemde rebound (zie kader pag. 27) met gemiddeld twaalf tot vijftien leerlingen. Een ideale situatie; leerlingen, docenten en ‘zorgers’ kunnen over en weer snel bij elkaar naar binnen lopen. In het schoolgebouw zelf is plek voor de check-in/check-out en de overige leden van het zorgteam: goed geschoolde specialisten zoals een orthopedagoog (ab’er), zorgcoördinator (master SEN – gedragsspecialist), ib’er, dyslexiespecialist en docentcoach.

Diversiteit en overprikkeling ‘Passend onderwijs was er altijd wel’, vertelt Akke Amsing, ‘maar het moet veel meer passend worden. Er is zo’n enorme diversiteit onder leerlingen, met daarnaast veel overprikkeling door de maatschappij in het algemeen, maar ook op schoolniveau. Zo zijn er nog steeds te grote klassen en te veel lokaalwisselingen voor leerling en docent. Een leerling kan het goed doen in de beschermde omgeving van een reguliere of speciale basisschool, maar hier, op het vmbo, heel anders functioneren. De adviezen van het basisonderwijs gaan vaak meer over cognitie en minder over competenties en vaardigheden, terwijl daar vaak de trigger ligt in het vmbo. Dit vraagt om een heel zorgvuldige overdracht. Bijvoorbeeld als bepaald gedrag wordt geconstateerd; past dat binnen deze setting? De groepsdynamiek is hier natuurlijk anders, doordat leerlingen van hetzelfde niveau bij elkaar zitten en de school groter is dan de basisschool. Ook kan het zijn dat leerlingen na de brugklas havo afstromen naar mavo. Voor deze leerlingen is een zorgvuldige overdracht ook belangrijk. We moeten goed kijken of afstromen raadzaam is en mavo of theoretische leerweg een goed perspectief is.’ Amsing noemt als aanvulling op deze overdracht dat ouderbetrokkenheid hierbij de poten onder de kruk van de school zijn en onmisbaar zijn binnen passend onderwijs. ‘De meeste ouders zijn zich hier gelukkig goed van bewust en er is op dit moment zelfs sprake van een toenemende betrokkenheid en ook meer belangstelling bij ouderavonden.’

‘Passend onderwijs was er altijd wel, maar het moet veel meer passend worden’ Drie knoppen passend onderwijs Wernie Kamps is trots op de expertise die er nu is binnen het zorgteam. ‘Er is veel kennis aanwezig en organisatorisch loopt het nu goed. Ik zie drie knoppen waaraan we kunnen draaien: de eerste is hoe je de zorg geregeld hebt (de achterkant) voor leerlingen met specifieke begeleidingsbehoeften, de tweede is om deze zorg en kennis te transporteren naar de docenten (de voorkant). Vanuit het swv zijn we ook zoekend hoe deze kennis

lbbo Beter Begeleiden Mei 2017

25


[advertentie]

Basisschooleditie

20 SEPTEMBER 2017

HET PICA ONDERWIJSCONGRES SCONGRES 2017 Kom naar Het Pica Onderwijscongres en luister naar inspirerende keynotes van Marcel Schmeier en Kees van Overveld. Verder kun je een keuze maken uit 19 verdiepende workshops over bijvoorbeeld Leren Leren, Meidenvenijn, SEL, omgaan met werkdruk, executieve functies, EDI, beeldbegeleiding, TOS en nog veel meer. Bovendien ontvangen alle deelnemers het nieuwe boek van Marcel Schmeier, dat die dag wordt gepresenteerd: Effectief rekenonderwijs op de basisschool.

Tot 15 mei geldt er een vroegboektarief! EXTRA KORTING VOOR LBBO-LEDEN

Meld je nu aan via www.picacongressen.nl

Nieuw

PICA CONGRESSEN

Voor vo

Rekentrainer

De zelfverzekerde leraarr is een praktische handleiding om als leraar optimaal te leren presteren. Het boek laat zien wat leraren nou precies excellent maakt, en hoe ook jij gewoonten kunt ontwikkelen waardoor jouw lessen succesvol(ler) worden en je als leraar het verschil kunt maken.

Waarderend leren in het voortgezet onderr wijs is een handboek voor docenten die het beste in leerlingen naar boven willen halen. De auteurs maken in dit boek recente inzichten uit de positieve psychologie toepasbaar voor de onderwijspraktijk.

De Rekentrainer Hoofdrekenen bestaat uit rekenkaarten die leerlingen motiveren om dagelijks en zelfstandig het hoofdrekenen te oefenen.

Alex Quigley Paperback | 264 pagina’s ISBN 9789491806872 | € 24,95

Annechien van Buurt, Eefje Teeuwisse en Nina Timmermans Paperback | 192 pagina’s ISBN 9789492525024 | € 24,95

Box met rekenkaarten, hoesjes, handleiding en cd-rom Rekentrainer 1: ISBN9789462342705 Rekentrainer 2: ISBN 9789462342712 € 55,00 per stuk

ALEX QUIGLEY

Voor meer info of bestellen:

www.uitgeverijpica.nl

o! eur 5 f3 ) ana rland v g e n d i Ne nd rze nnen e v i b tis Gra Alleen (


Rebound

‘Docenten hebben behoefte aan extra ondersteuning bij het begeleiden van leerlingen met extra zorg’ meer in de klas te brengen. De derde knop is het pedagogischdidactisch klimaat van de school en de klas, hiermee borg je die eerste en tweede knop. Voor die uitdaging staan wij nu als school.’ Amsing vult aan: ‘Ik kan zeggen dat ik globaal goed op de hoogte ben van het docentgedrag binnen mijn afdeling doordat ik regelmatig in de klassen kom. Onze uitdaging is om de komende periode met elkaar te komen tot een goed doordacht pedagogisch en didactisch klimaat op het school- én klassenniveau.’

Ambulante coach

De rebound-voorziening is een klas voor leerlingen die vastlopen op school en (tijdelijk) geen onderwijs meer kunnen volgen in de klas. Na een zorgvuldig voortraject met de betrokken leerling en zijn ouders, wordt er door het zorgadviesteam besloten tot plaatsing in de rebound. De reboundklas is een lokaal in locatie Salland-Zuid. Hier krijgt de leerling de kans om gedrags- en leervaardigheden aan te leren en te laten zien dat hij of zij weer kan terugkeren naar de eigen klas. Plaatsing in de rebound is niet vrijblijvend. Als het om wat voor reden dan ook niet lukt om terug te keren naar de eigen klas, wordt er gezocht naar een andere school. Ouders worden over de voortgang geïnformeerd en spelen een belangrijke rol in het reboundtraject. Een leerling zit drie tot maximaal zes maanden in de reboundklas. De leerlingen volgen een programma op maat, waaronder socialevaardigheidstraining en veel sport- en spelactiviteiten. Elke leerling volgt daarnaast ook zijn reguliere lesprogramma zodat er geen leerachterstanden ontstaan. Zie: www.vincentvangogh.nl

Als school zijn wij op zoek om ons nieuwe strategisch beleidsplan en ons motto ‘Leren leren, leren leven’ de komende jaren meer handen en voeten te geven. Ik zie dat docenten behoefte hebben aan extra ondersteuning bij het begeleiden van leerlingen met extra zorg. Ze willen meer kennis over de specifieke behoeften van die leerling en hoe zij hem/haar optimaal kunnen laten leren. Op dit moment hebben we een goede begeleiding voor startende docenten, met coaching, intervisie en regelmatige lesbezoeken. Een mooie aanvulling zou een soort ambulante coach zijn, die heel snel bij een vraag van een docent kan observeren, eventueel lesopnames kan maken en tips kan geven voor didactiek, pedagogiek, interactie of klassenmanagement. Dit proces is nu volop in ontwikkeling. In het schoolondersteuningsprofiel van Salland wordt de ambitie zo verwoord: ‘Door juist te investeren in de docent voor de klas en het vergroten van de professionaliteit van de docent leggen we een goede basis voor het leveren van effectieve (individuele) zorg’. Passend onderwijs is niet nieuw, maar het maakt ons nog meer bewust om kritisch naar onszelf te kijken en de bereidheid te vergroten om maatwerk te willen leveren.

Nettie Kramer is zelfstandig begeleider in het onderwijs (ZBO'er), beeldbegeleider, trainer overblijf en interim-leraar. Momenteel is zij werkzaam als invaldocent Nederlands op het vmboSalland in Assen. Daarnaast is zij redactielid van Beter Begeleiden.

lbbo Beter Begeleiden Mei 2017

27


Stand van zaken passend onderwijs:

Feiten en cijfers Wat zijn de effecten van bijna drie jaar passend onderwijs? In de afgelopen tijd zijn er verschillende onderzoeken uitgevoerd. We zetten actuele en interessante gegevens voor je op een rij. Samenstelling: Janny Buma

Zijn scholen in staat ondersteuning te bieden? In onderstaand overzicht lees je in hoeverre de verschillende vormen van primair en voortgezet onderwijs in schooljaar 20152016 meer of minder goede steun kunnen bieden aan leerlingen met een beperking of bepaalde problematiek. Het reguliere basisonderwijs kan goed omgaan met leerlingen met achterstan-

den in rekenen, taal en lezen. Leerlingen met AD(H)D en ASS kunnen in bijna alle vormen van onderwijs goed ondersteund worden. Ook leerlingen met faalangst en mindere weerbaarheid kunnen in alle typen onderwijs geholpen worden. Agressief gedrag is voor regulier onderwijs lastig.

De school kan ondersteuning bieden aan leerlingen met ...

bao

vo

sbo

(v)so-3

(v)so-4

totaal

visuele handicap (blind/slechtziend)

2.1

2.8

1.9

2.8

1.4

2.3

auditieve handicap (doof/slechthorend)

2.6

3.3

2.3

2.8

1.5

2.7

spraak-/taalstoornis

3.3

3.2

3.4

3.5

2.3

3.2

motorische handicap

3.1

3.6

3.1

3.6

2.0

3.2

overige fysieke beperking (bijv. chronische ziekte, epilepsie, astma)

3.3

3.8

3.3

3.9

2.4

3.4

lichte verstandelijke beperking

2.9

1.9

4.3

4.7

3.0

3.1

ernstige verstandelijke beperking

1.5

1.1

2.1

4.3

1.3

1.9

Downsyndroom

2.1

1.2

2.1

4.3

1.3

2.1

adhd/add

3.9

4.1

4.6

4.5

4.7

4.2

autisme of verwante stoornis

3.8

4.1

4.4

4.5

4.8

4.2

opstandig of antisociaal gedrag (odd)

2.7

2.9

3.3

3.1

4.5

3.1

agressief gedrag

2.4

2.4

3.1

3.0

4.4

2.8

achterstand in taal/lezen

4.3

3.6

4.7

4.6

3.9

4.2

achterstand in rekenen

4.3

3.6

4.7

4.5

3.9

4.2

dyslexie

4.3

4.2

4.5

3.1

3.5

4.0

dyscalculie

3.7

3.6

4.1

3.1

3.3

3.6

depressieve klachten

2.7

3.2

3.3

3.2

3.9

3.1

een angststoornis/fobie

2.8

3.1

3.5

3.4

3.9

3.2

faalangst

3.8

3.9

4.4

4.1

4.1

4.0

gebrek aan weerbaarheid

3.8

3.8

4.4

4.4

4.2

4.0

hoogbegaafdheid

4.0

3.0

2.6

1.5

2.4

3.0

Toelichting: 1=niet, 2=in geringe mate, 3=in enige mate, 4=in hoge mate, 5=in zeer hoge mate

Figuur 1: Mate waarin de school ondersteuning kan bieden aan leerlingen met problemen of beperkingen; gemiddelde scores (schaal van 1-5). Bron: www.passendonderwijs.nl/wp-content/uploads/2016/12/Rapport-Monitor-Ondersteuningsaanbod-1.pdf

28

lbbo Beter Begeleiden Mei 2017


Ondersteuningsmogelijkheden In deze grafiek zijn de ondersteuningsmogelijkheden van leerlingen met specifieke problemen of beperkingen in de verschillende schoolsoorten in kaart gebracht. Leren en sociaalemotionele problemen zijn voor scholen goed te handelen. Leerlingen met een verstandelijke beperking kunnen eigenlijk alleen op (v)so-3 terecht.

Thuiszitters In een brief van staatssecretaris Dekker aan de Kamer (7 december 2016) staan cijfers over het aantal kinderen dat niet naar school gaat. Het blijkt dat het aantal kinderen dat korter dan drie maanden thuiszat, is gedaald. Het aantal kinderen dat langer dan drie maanden thuiszat, is echter gestegen – met 16 procent tot 2.592 kinderen. Er zijn ook kinderen die niet op scholen staan ingeschreven. Dat brengt het totale aantal kinderen dat langer dan drie maanden thuiszit op 4.200.

5 4,5 4 3,5

bao vo

3

sbo 2,5

(v)so-3

2

(v)so-4

1,5 1 Lichamelijk Verstandelijk

Gedrag

Leren

Sociaal-emo.

Bron: NRC.nl

Figuur 2: Ondersteuningsmogelijkheden van de school. Bron: www.passendonderwijs.nl/wp-content/uploads/2016/12/Rapport-MonitorOndersteuningsaanbod-1.pdf 2015-2016

Instroom in het sbo en (v)so Deze grafiek geeft de instroom in het sbo en (v)so over een aantal jaren weer. Je ziet dat het aantal daalt, met name de instroom in het vso.

Jaarlijkse aandeel (%) in Jaarlijkse aandeel (%)instroom instroom in sbo,sbo, so cluster 3,43,4 enenvso 3,4 so cluster vsocluster cluster 3,4 30

25 totaal instroom in vso, cluster 3,4

20

totaal instroom in sbo

15

totaal instroom in so, cluster 3,4

10

5

0

2012/13 vso 3,4: 33894 sbo 3,4: 39929 so 3,4: 25098

2013/14 vso 3,4: 35263 sbo 3,4: 38135 so 3,4: 24751

2014/15 vso 3,4: 35807 sbo 3,4: 36847 so 3,4: 24287

2015/16 vso 3,4: 34710 sbo 3,4: 34726 so 3,4: 23231

Figuur 3: De totale instroom in sbo, so cluster 3,4 en vso cluster 3,4 in de schooljaren 2012/2013 tot en met 2015/16. Bron: www.passendonderwijs.nl/wp-content/uploads/2016/12/Factsheet-Leerlingen-in-speciaal-en-regulier-onderwijs-1.pdf. Geaggregeerde gegevens bestemming en herkomst van DUO, bewerking Kohnstamm Instituut

lbbo Beter Begeleiden Mei 2017

29


Er blijft geld op de plank! Uit een analyse van de jaarverslagen van 2015 van alle samenwerkingsverbanden (swv'en) blijkt dat niet al het geld van het totale budget (1,16 miljard euro) is uitgegeven. Het is goed om reserves te hebben voor mogelijke tegenvallers, zegt staatssecretaris Dekker in december vorig jaar, maar volgens hem zijn er swv'en die nog ruim een kwart van het budget niet besteed hebben. In het primair onderwijs hebben swv'en gemiddeld 9 procent van het budget over, in het voortgezet onderwijs circa 10 procent. Een woordvoerder van Dekker benadrukt dat men niet de conclusie mag en kan trekken dat swv'en die geld over hebben het niet goed hebben gedaan. Ze mogen geld overhouden, maar niet te veel. Bron: NRC.nl

Waarom blijft het geld voor passend onderwijs op de plank liggen? Er is nogal wat kritiek gekomen op het geld dat bestemd is voor passend onderwijs en niet is uitgegeven door de samenwerkingsverbanden. Bij sommige swv'en loopt dat op tot 25 procent. NRO meldde dat in één van haar publicaties. Waarom? Passend onderwijs wordt door de samenwerkingsverbanden op twee manieren gefinancierd. 1. In het schoolmodel wordt het geld direct doorgestort op de rekeningen van de schoolbesturen. Die moeten het besteden aan passend onderwijs voor hun leerlingen. 2. In het arrangementenmodel blijft het geld op de rekening van het swv staan. Scholen die een afgesproken arrangement aanbieden aan één van hun leerlingen, dienen de rekening achteraf in bij het samenwerkingsverband. Dit zou kunnen verklaren waarom er nog veel geld op de rekeningen van de swv'en blijft staan, in plaats van op die van de schoolbesturen. Bron: www.verus.nl

Aantallen leerlingen per schooljaar 2011/12

2012/13

2013/14

2014/15

2015/16

N

%

N

%

N

%

N

%

N

%

bao

1.517.423

95,2

1.497.832

95,3

1.476.548

95,5

1.457.378

95,5

1.443.068

95,7

vbo

41.777

2,6

39.929

2,5

38.135

2,5

36.847

2,4

34.726

2,3

so, cluster 3,4

25.796

1,6

25.099

1,6

24.752

1,6

24.288

1,6

23.231

1,5

so, cluster 1,2

8.445

0,5

8.246

0,5

7.070

0,5

6.817

0,4

6.425

0,4

Totaal (100%)

1.593.441

1.571.106

1.546.505

1.525.330

1.507.450

Figuur 4: Totaal aantal leerlingen in bao, sbo, so in de schooljaren 2011-2012 tot en met 2015-2016. Bron: www.passendonderwijs.nl/wp-content/uploads/2016/12/Factsheet-Leerlingen-in-speciaal-en-regulier-onderwijs-1.pdf. Geaggregeerde gegevens bestemming en herkomst van DUO, bewerking Kohnstamm Instituut

2011/12

2012/13

2013/14

2014/15

2015/16

N

%

N

%

N

%

N

%

N

%

vo

957.314

96,4

969.643

96,3

980.279

96,1

991.950

96,1

1.002.123

96,3

vso, cluster 3,4

32.886

3,3

33.897

3,4

35.264

3,5

35.807

3,5

34.710

3,3

vso, cluster 1,2

3.033

0,3

3.180

0,3

4.147

0,4

4.077

0,4

3.848

0,4

Totaal (100%)

993.233

1.006.720

1.019.690

1.031.834

1.040.681

Figuur 5: Totaal aantal leerlingen in vo en vso in de schooljaren 2011-2012 tot en met 2015-2016. Bron: www.passendonderwijs.nl/wp-content/uploads/2016/12/Factsheet-Leerlingen-in-speciaal-en-regulier-onderwijs-1.pdf. Geaggregeerde gegevens bestemming en herkomst van DUO, bewerking Kohnstamm Instituut

Literatuur – Koopman, P.N.J., Ledoux, G. (2016). Factsheet 1. Leerlingen in speciaal en regulier onderwijs. Update schooljaar 2015/16. Amsterdam: Kohnstamm Instituut. – Smeets, E., Veen, D. van, Steenhoven, P. van der (2016). Monitor Ondersteuningsaanbod. Ondersteuningsaanbod voor leerlingen en teamleden in het basisonderwijs, voortgezet onderwijs, speciaal basisonderwijs en speciaal onderwijs, schooljaar 2015/2016. Nijmegen: KBA Nijmegen. Zwolle: Hogeschool Windesheim / Nederlands Centrum voor Onderwijs en Jeugdzorg (NCOJ).

30

lbbo Beter Begeleiden Mei 2017


RECENSIE

Instrumenten voor begeleiden in passend onderwijs

auteurs: Uitgeverij: Jaar: Pagina's: ISBN: Prijs:

Peter de Vries en Peter de Vries Perspectief Uitgevers 2016 256 9789491269127 € 39,90

Over de auteurs Peter de Vries werkt als docent, adviseur en onderzoeker bij de Hogeschool Utrecht (HU). Ook is hij als onderwijsadviseur betrokken bij het samenwerkingsverband Passend Onderwijs Almere. De andere Peter de Vries werkt als senior-adviseur en trainer bij CPS Onderwijsontwikkeling en Advies.

Inhoud en waardering Door beide Peters worden zeventig praktische instrumenten voor begeleiden in passend onderwijs aangeboden. Zij bouwen voort op het eerder verschenen Instrumenten voor Interne Begeleiders. De schrijvers nodigen gebruikers van de aangeboden instrumenten uit om deze naar eigen inzicht om te bouwen tot schoolinstrumenten. Daarom zijn op www. begeleideninpassendonderwijs.nl veel downloads beschikbaar. Elk hoofdstuk heeft als begintitel ‘begeleiden van’ en ik vind het mooi dat het boek start met ‘begeleiden van leerlingen’. Het is de leerling die centraal staat! Een hoofdstuk begint met een inleiding waarin het onderwerp wordt besproken en de instrumenten worden geïntroduceerd. Bij elk beschreven instrument staat een toelichting en een gebruikersinstructie: helder en overzichtelijk. Voor de toelichting is soms gebruikgemaakt van input van anderen, de bron wordt vermeld. In dit boek is een enorm aantal instrumenten verzameld, ik heb me verbaasd over de hoeveelheid. Er is heel wat waar de begeleider uit kan putten. Toch is het niet zozeer een boek wat ik in een keer uitgelezen heb. De inhoudsopgave is goed als navigator te gebruiken. Je slaat het boek open op een gekozen onderdeel of bladert het door met de vraag: ‘wat is voor mij als begeleider bruikbaar in de praktijk?’ Het kan ook fungeren als naslagwerk dat je pakt als je een oplossing zoekt voor iets waar je in de dagelijkse praktijk tegenaan loopt. Natuurlijk vind ik instrumenten terug die ik in andere publica-

ties al eens ben tegengekomen. Het is een verzameling van instrumenten die kunnen werken in de dagelijkse praktijk van mensen die actief betrokken zijn bij leerlingen. Na begeleiden van leerlingen wordt achtereenvolgens ingegaan op begeleiden in passend onderwijs, in samenwerken met ouders, van leraren, van complex gedrag, bij schoolontwikkeling en bij externe ondersteuning. Wat ik als waardevolle aanvullingen aan mijn repertoire kan toevoegen, zijn de volgende instrumenten: Het functioneringsgesprek met de leerling (p. 24), De nieuwjaarsreceptie in september (p.102) en de oudervragenlijst Zicht op de ontwikkeling van eigen kind (p. 106). Interessante, nieuw te gebruiken woorden zijn ‘decibeltolerantie’ (p. 141) en ‘contactgarantie’ (p. 154). Wat de schrijvers op pagina 112 beschrijven over de aandachtspunten voor de communicatie met ouders, vat mijn bevinding na het lezen van dit boek goed samen: ‘De genoemde aandachtspunten zijn niet direct nieuwe eyeopeners. Toch blijkt in de praktijk dat het handig is deze punten nog eens op een rijtje te hebben!’ Voor mij als begeleider is het handig dat veel bruikbare instrumenten op een rij zijn gezet in één boek. Dank voor deze verzameling. Op www.begeleideninpassendonderwijs.nl is een gratis preview met enkele instrumenten uit het boek geplaatst. Daar zijn ook de downloads te vinden. Engelien Houben-Feddema

Wil je ook kans maken op een exemplaar van Instrumenten voor begeleiden in passend onderwijs? Kijk dan op pagina 45.

lbbo Beter Begeleiden Mei 2017

31


Terugblik op drie jaar passend begeleiden

De gedragsspecialist Een gesprek met Charlotte de Meester, leerkracht en gedragsspecialist op basisschool De Molenhoek in Oisterwijk.

Wat verwachtte je vooraf van de Wet passend onderwijs? ‘Als leerkracht verwachtte ik complexere zorg in de groep te krijgen, die van invloed zou zijn op mijn lesgeven en pedagogisch handelen. Binnen het team werden deze zorgen ook geuit. Men verwachtte minder oog en tijd te krijgen voor de overige leerlingen, het aantal zou toenemen en dat zonder extra handen in de klas. Persoonlijk zag ik ook wel kansen en mogelijkheden. Leerlingen leren omgaan met kinderen die heel verschillend zijn, kan een belangrijke basis leggen voor hun latere leven. Als gedragsspecialist zou ik van meer betekenis kunnen zijn binnen de school en onze stichting.’

Wat zijn de positieve effecten van passend onderwijs in jouw praktijk? ‘Het team van De Molenhoek staat open voor passend onderwijs en wil tegemoetkomen aan de ondersteuningsbehoeften van alle leerlingen. Nieuwe ontwikkelingen worden gezamenlijk opgepakt en in een rustig tempo op een professionele wijze neergezet en geïmplementeerd. Een leerling met specifieke onderwijsbehoeften is een leerling van alle leerkrachten waar men als team de verantwoordelijkheid voor wil nemen. Passend onderwijs zorgt ervoor dat we met elkaar in gesprek gaan en elkaar ondersteunen in onze dagelijkse onderwijspraktijk.’

In hoeverre zijn de verwachtingen werkelijkheid geworden? ‘De zorg in de klas is niet zozeer toegenomen, het aantal leerlingen in een groep wel. Er gaat veel tijd zitten in het goed organiseren van je onderwijs, je wilt tegemoetkomen aan alle leerlingen en hun onderwijsbehoefte. Dat betekent schrijven van groepsplannen, het voorbereiden en het geven van een goede verlengde instructie, het aanpassen van lessen op het niveau van de leerling. Dat is een uitdaging. We hebben gesignaleerd dat het huidige onderwijs niet meer past bij wat onze leerlingen nodig hebben. Daarom zijn wij gestart met het herzien van onze kernwaarden en het vernieuwen van ons onderwijs. Want het doel is: goed onderwijs verzorgen aan álle leerlingen. Wat betreft mijn rol als gedragsspecialist ben ik actief ingezet binnen onze stichting om preventief aan de slag te gaan.’

Wat zijn negatieve effecten van passend onderwijs in jouw praktijk? ‘Het wegbezuinigen van extra handen in de klas is voor het passend onderwijs een nadelig effect. We kunnen onze leerlingen veel meer bieden als we bijvoorbeeld gebruik zouden kunnen maken van de inzet van onderwijsassistenten, pedagogisch medewerkers, intern begeleiders of gedragsspecialisten.’

Wat is jouw huidige rol als gedragsspecialist? ‘De afgelopen drie jaar ben ik actief ingezet binnen onze stichting. Het is mijn taak ‘moeilijke’ leerlingen en groepen te begeleiden en leerkrachten te coachen in hun pedagogisch handelen. De meeste hulpvragen zijn gericht op het verbeteren van het klimaat in de groep, een enkele keer is een hulpvraag gericht op het begeleiden van een leerling. Ik merk dat de leerkrachten nu wat sneller om hulp vragen. Het is fijn dat we steeds meer voor elkaar kunnen betekenen en openstaan voor hulp van buitenaf.’

32

lbbo Beter Begeleiden Mei 2017

Waar ligt de grens in jullie SOP (Schoolondersteuningsprofiel)? ‘De Molenhoek is te karakteriseren als een netwerkschool met kenmerken van een smalle ondersteuningsschool. Het onderwijsconcept en de mate van methodesturing zijn hiervoor de belangrijkste indicatoren. Extra handen in de klas ontstaat door inzet van stagiaires. De vraag is of deze voorziening duurzaam is en het smalle ondersteuningsprofiel kan worden gehandhaafd. Het team geeft aan een grens te trekken wanneer er bij een leerling sprake is van zowel een zeer lage intelligentie als een gedragsstoornis.’


In dit nummer laten we verschillende begeleiders, soms samen met een collega, aan het woord over hun ervaringen met passend onderwijs in de afgelopen drie jaar.

De jongekindspecialist Een gesprek met jongekindspecialist Liesbeth van Dijk-Lam en leerkracht Marjolijn Veerman-Verhagen, werkzaam bij basisschool De Springplank in Huizen.

Wat verwachtte je vooraf van de Wet passend onderwijs? Liesbeth: ‘Ik verwachtte dat leerlingen met speciale onderwijsbehoeften terecht zouden kunnen op een basisschool in hun woonomgeving.’ Marjolijn: ‘Ik ging ervan uit dat ik veel extra zorgleerlingen in mijn groep zou krijgen.’ In hoeverre zijn de verwachtingen werkelijkheid geworden? Liesbeth: ‘Het aantal zorgleerlingen is eerder afgenomen dan toegenomen. Ik ervaar dat collega’s moeite hebben met de speciale zorg en dat leerlingen daardoor toch worden doorverwezen naar het sbo/so.’ Marjolijn: ‘Mijn verwachtingen zijn juist helemaal uitgekomen. Ik ervaar dat ik meer dan voorheen zorgleerlingen in de groep heb. Voor deze leerlingen moet ik zelf een zorgplan opstellen. Liesbeth is een jongekindspecialist, haar kennis zet ik vaak in, ook om een plan te schrijven. Dit doet zij vrijwillig, wat ik zorgelijk vind, die kennis ontbreekt in het zorgteam. Zij komt soms op haar vrije dagen meekijken in de groep, dit is echt waardevol. Zij heeft de rust om te observeren terwijl ik met de groep bezig ben. Soms draaien we dat om, dan neemt zij de groep over terwijl ik kan observeren.’ Wat is jouw huidige rol als jongekindspecialist? Liesbeth: ‘Helaas is er niets veranderd. Ik heb geen extra ruimte gekregen om mijn specialisme toe te passen, mijn kennis wordt niet volwaardig ingezet. Het zorgteam heeft geen specifieke kennis van de ontwikkeling van het jonge kind en ook het samenwerkingsverband (swv) beschikt niet over een jongekindspecialist. De ervaring leert dat zowel het swv als ambulante begeleidingsdiensten weinig kennis in huis hebben over de specifieke ontwikkeling van het jonge kind. Dan wordt er wel om mijn expertise gevraagd, maar op vrijwillige basis.’

Wat zijn de positieve effecten van passend onderwijs in jouw praktijk? Liesbeth: ‘Positief vind ik dat collega’s niet zo snel de ‘keuze’ hebben om leerlingen door te sturen. Elk kind moet zijn plek kunnen krijgen met waar nodig passende ondersteuning.’ Marjolijn: ‘Ik vind het fijn dat alle kinderen uit de buurt bij ons terecht kunnen. Zo leren alle kinderen van elkaar. We passen niet in hetzelfde hokje maar we horen er wel allemaal bij.’ Wat zijn negatieve effecten van passend onderwijs in jouw praktijk? Liesbeth: ‘Als passende ondersteuning niet voldoende op gang komt, wat nu vaak het geval is, is het begrijpelijk dat collega’s niet voldoende vertrouwen hebben om zorgleerlingen positief tegemoet te treden. De passende expertise die deels was terug te vinden in het team, wordt niet meer ingezet. Om een voorbeeld te noemen: van een jongekindspecialist en een leerkracht die in het verleden veel kennis verworven hebben in het begeleiden van leerlingen met het syndroom van Down, wordt jammer genoeg geen gebruik meer gemaakt in de ondersteuning.’ Marjolijn: ‘Het meest lastige vind ik het verdelen van de tijd. Ik weet vaak echt wel wat ik moet en kan, maar ik wil alle leerlingen evenredige aandacht geven. Of een leerling nou tot de intensieve-, basis- of verrijkingsgroep hoort, iedereen verdient evenveel aandacht. Een ander negatief effect vind ik dat de ondersteuning die van buitenaf komt, door zoveel verschillende mensen wordt gedaan. Ik heb op dit moment met vijf externen te maken voor één leerling!’ Welke grenzen geeft jullie SOP (Schoolondersteuningsprofiel) aan? Liesbeth: ‘Elke leerling is welkom, maar binnen het team en de klassen zoals die op dat moment gevormd zijn moet het haalbaar zijn om specifieke onderwijsbehoefte te kunnen ondersteunen.’

lbbo Beter Begeleiden Mei 2017

33


Onderwijsinspecteur Floor Wijnands:

‘Swv moet zorgen dat schoolbesturen hun zorgplicht kunnen nakomen’ Samenwerkingsverbanden spelen een cruciale rol binnen passend onderwijs. Naast het interne toezicht houdt de Inspectie van het Onderwijs toezicht op de kwaliteit van de samenwerkingsverbanden. Engelien Houben-Feddema gaat in gesprek hierover met onderwijsinspecteur en programmamanager passend onderwijs Floor Wijnands. Interview: Engelien Houben-Feddema

Foto: Inspectie van het Onderwijs

De laatste tijd verschijnen er veel berichten over passend onderwijs in de media. Wij, als redactie van Beter Begeleiden, zijn nieuwsgierig geraakt naar de visie van de Onderwijsinspectie op de vele samenwerkingsverbanden. Maar allereerst: hoe gaat de inspectie met het toezichtkader te werk? ‘Er zijn inderdaad veel samenwerkingsverbanden. Het zijn er 152 en ze zijn allemaal verschillend, ook al zijn er hier en daar ook wel overeenkomsten. Ik weet niet of je het Deense filmpje kent, dat even in het nieuws is geweest1. Daarin komen verschillende mensen een zaal binnen: verpleegsters, jongeren, enzovoort. Het valt op dat iedereen bij zijn eigen groep aansluit. Na de vraag: “Wie houdt er van dansen?” ontstaat uit de verschillende groepjes een nieuwe groep. Zo kun je samenwerkingsverbanden ook in groepjes zetten. Maar als je ze een vraag stelt over hoe ze hun beleid uitvoeren, gaan ze allemaal weer anders staan. Dat is het beeld dat je mag hebben bij de ontwikkeling van samenwerkingsverbanden. De context speelt een belangrijke rol en je hebt natuurlijk ook een aantal specifieke kenmerken waar samenwerkingsverbanden zelf weinig aan kunnen doen, zoals krimp, stedelijke problematiek, de problematiek van de dunbevolkte gebieden waar bijvoorbeeld de voorzieningen minder goed bereikbaar zijn. De verschillen zijn enorm en die zitten niet alleen in de samenwerkingsverbanden, maar ook in de cultuur binnen een samenwerkingsverband (swv) en in de regio’s.’

1

34

lbbo Beter Begeleiden Mei 2017

Floor Wijnands doelt hier op deze video: www.rtlnieuws.nl/editienl/krachtige-deense-reclame-we-hebben-meer-gemeen-dan-we-denken


Die ervaring hebben wij als redactie ook als wij praten met begeleiders uit de regio’s. Er zijn veel verschillen tussen de samenwerkingsverbanden. Hoe werk je dan met een toezichtkader? ‘Hoe doe je recht aan de verschillen? We zijn gestart met het kijken naar wat nu werkelijk de taak van het swv is. We zijn daarbij heel dicht op de wet gaan zitten. Twee dingen vallen op. Het eerste is de zorgplicht passend onderwijs, die iets zegt over de toelating van leerlingen. Het tweede is de verplichte samenwerking die ten dienste staat van de schoolbesturen om aan die zorgplicht te kunnen voldoen. Het swv is er in de eerste plaats om ervoor te zorgen dat de schoolbesturen de zorgplicht kunnen nakomen. Als je dat voor ogen houdt, kun je daar best een toezichtkader op maken. In 2012 zijn we begonnen om dat kader te ontwikkelen. We hebben samengewerkt met een aantal swv’en. Er waren daarnaast drie pioniers waar we het concept hebben uitgeprobeerd. Dat heeft geresulteerd in het eerste kader. Daarna hebben we gewerkt aan een nieuw toezichtkader met een andere naam: onderzoekskader.

‘Het mooie van passend onderwijs is, dat er een grote autonomie bij schoolbesturen is gelegd’ Een onderdeel daarvan is het waarderingskader. Dit nieuwe kader wordt op 1 augustus 2017 van kracht, net als in alle andere sectoren. Er is in het nieuwe onderzoekskader een onderdeel “Eigen aspecten van kwaliteit”. Hierin kan het swv aangeven wat zij wil bereiken en wat zij wil laten zien. Wij als Inspectie vinden dat een verbetering, omdat ze nu kunnen laten zien waar zij voor staan. Ze kunnen zich profileren.’ Het ene schoolbestuur krijgt ondersteuningsbudget toegewezen om passend onderwijs zelf te organiseren. In andere gevallen blijft er meer budget bij het swv om zo passend onderwijs te organiseren. Heeft het toezichtkader zicht op hoe dat gaat? Wat gaat er dan vooral goed? ‘We zijn terughoudend met ons oordeel over wat goed is en wat niet. Als schoolbesturen binnen een swv beslissen dat ze het budget graag zelf besteden, dan kan dat. Dat is ook het mooie van passend onderwijs: er is een grote autonomie bij schoolbesturen gelegd. Waar besteed je je budget aan en hoe verdeel je het? Dat vind ik goed, omdat je dan als schoolbesturen die gezamenlijke opdracht kunt vervullen en ook rekening kunt houden met de context. De ene regio heeft nou eenmaal wat anders nodig dan de andere. Wij willen wel graag zicht hebben op de resultaten. Het is belangrijk dat alle schoolbesturen zich houden aan de gemaakte afspraken met het swv. Als er middelen naar schoolbesturen gaan voor het ver hogen van de basisondersteuning, kun je je afvragen: zijn die dan geïnvesteerd in het verhogen van het niveau van

basisondersteuning, of is er iets anders mee gedaan dat minder verstandig is geweest? Daar willen we graag over praten. We zijn vrij terughoudend met een oordeel over of het doelmatig is of niet. We willen wel graag zien of de vooraf gestelde doelen gehaald worden. Wij kunnen ook eventueel voorkomende problematiek onderkennen, omdat we een overzicht hebben over wat er in het hele land gebeurt. Zo valt het ons op dat op veel scholen het niveau van de basisondersteuning te hoog is afgesproken. We proberen hier grip op te krijgen door, zeker in de toekomst, zoveel mogelijk ook te gaan kijken in de scholen. Nu doen we dat vooral door gesprekken te voeren met allerlei betrokkenen binnen het swv.’ Dit klinkt trapsgewijs; je gaat eerst bij het swv inventariseren hoe het ondersteuningsplan eruitziet en vervolgens kijk je bij de scholen wat er daadwerkelijk van te zien is in de uitvoering. We hebben kengetallen van alle samenwerkingsverbanden; hoe zijn de leerlingstromen; wat is de kwaliteit van de scholen; hoe staat het met verzuim; hoeveel thuiszitters zijn er? De volgende stap is een gesprek met de betrokkenen binnen een swv, zoals de zorgcoördinatoren of intern begeleiders van de verschillende scholen. We stellen vragen: Hoe kijk je tegen passend onderwijs aan? Hoe pakt het uit? Ben je er tevreden over? En: hoe is de rol van het swv en pakt het schoolbestuur dat goed op? Diezelfde vragen stellen we aan ouders en soms ook aan leerlingen. Ook schoolleiders en leraren bevragen we en ook mensen die niet in de onderwijssetting werken: de jeugdhulpverlening of de gezondheidszorg. Die rondetafelgesprekken voeren we in een dag uit. Dat levert ontzettend veel informatie op. Maar hierop kunnen we nog geen oordeel baseren, dat doen we in de volgende fase. We bespreken alles met het bestuur en spreken samen af hoe we het onderzoek gaan uitvoeren. Het kan zijn dat we nog meer willen weten, maar het kan ook zijn dat we genoeg informatie hebben en dat een uitgebreid onderzoek niet meer noodzakelijk is. De mate waarin het swv zijn eigen kwaliteit goed in beeld heeft, is natuurlijk ook een belangrijke factor bij de inrichting van het onderzoek. In de toekomst gaan we dan ook nog naar de scholen zelf. Daar bekijken we of we de afspraken daadwerkelijk

lbbo Beter Begeleiden Mei 2017

35


[advertentie]

terugzien, en spreken we het schoolbestuur erop aan als die niet presteert of niet levert. Deze rondetafelgesprekken doen we al twee jaar. Een keer in de vier jaar komt een samenwerkingsverband aan de beurt.’ Zijn de bevindingen van de inspectie dat swv’en proactief aan het werk zijn? Met andere woorden, voorkomen ze dat er problemen ontstaan binnen de aangesloten scholen of zijn ze meer achteraf aan het repareren? ‘Het is geen van beide, of allebei zo je wilt. De samenwerkingsverbanden bepalen welke kinderen in aanmerking komen voor lichte of zware ondersteuning. Ook is afgesproken wat je als school minimaal kunt bieden. Als basisscholen de lat voor de basisondersteuning heel hoog leggen, komen er ook meer leerlingen die hierbinnen vallen. Maar vanuit het perspectief van de leraar kan het best moeilijk zijn om die leerlingen allemaal te helpen. We zien wel dat er wel wat meer leerlingen dan voorheen binnen het reguliere onderwijs terechtkomen of blijven. Maar die verandering is nog maar heel minimaal. Wat we regelmatig zien bij de problematiek rond thuiszitters - bij ons zijn er het afgelopen jaar bijna 400 gemeld - is dat mensen die (samen) voor een oplossing kunnen zorgen elkaar heel lang niet hebben kunnen vinden. Men was te lang bezig met proberen het zelf op te lossen. Dat soort basale dingen kunnen ertoe leiden dat een kind lang onopgemerkt blijft en er niet vroegtijdig preventief gehandeld wordt. Het is heel belangrijk dat problemen in een vroeg stadium worden opgepakt. We zien gelukkig dat dit steeds vaker goed gaat binnen de samenwerkingsverbanden.’ Ik heb gelezen dat de Inspectie zelf geen thuiszitterssituaties oplost, maar scholen en samenwerkingsverbanden aanspreekt op hun verantwoordelijkheid. Er staat ook dat uit de kwaliteit van die registraties blijkt dat er nog niet op vertrouwd kan worden dat alle samenwerkingsverbanden goed zicht hebben op de regionale problematiek. ‘Het probleem is, dat als ik vandaag iets zeg, het een paar maanden later vrijwel altijd anders ligt. Een jaar geleden zijn we gestart met het opvragen van de registraties door de swv’en van de thuiszitters. We hebben gevraagd: hoeveel thuiszitters heb je? Vervolgens begon eerst een uitgebreide discussie over wat nu eigenlijk een thuiszitter is? Als swv hoor je daar afspraken over te hebben. Als je gaat registeren, moet je weten wat je gaat registeren. Daarom zie je dat de nieuwe afspraken van de G4-samenwerkingsverbanden en -gemeenten over een gezamenlijke aanpak tegen thuiszitten, beginnen met die definitie. Er waren ook swv’en die reageerden met: “Dit hoort toch niet bij onze taak.” In de memorie van toelichting van de Wet passend onderwijs lees je dat de wet bedoeld is om het aantal thuiszitters terug te dringen. Daar kun je een

op een uit afleiden dat dit een taak is van het swv. Inmiddels leveren alle swv’en registraties. De kwaliteit verschilt, maar er is in korte tijd veel veranderd en de ontwikkeling is nog steeds gaande. Het bestrijden van thuiszitten is een serieus thema waar swv’en hard aan moeten werken. Als de G4 tot afspraken kunnen komen, is er niets meer wat in de weg staat om dit goed te regelen.’ Als begeleiders zijn wij hierbij betrokken. Waar moet ik zijn bij (dreigend) thuiszitten? Als je als school geen goede plek kunt vinden voor een leerling, dan hoort de school als eerste naar het swv te gaan. Het samenwerkingsverband moet ervoor zorgen dat er voor alle leerlingen een aanbod en een plek is. Als begeleider zou je iedereen - leerplichtambtenaar, Inspectie en swv - kunnen aanspreken. In feite heb je hier ook een soort zorgplicht.’ Tot slot: heb je een voorbeeld van een swv waar het ‘echt gesmeerd’ loopt? ‘Ik ga geen namen noemen. Ik kan wel zeggen dat naarmate we verder in de tijd komen, ik steeds meer en vaker verrast word door de enorme inzet en het enthousiasme van de betrokkenen. Dat geldt zeker voor de mensen die zien dat de nieuwe samenwerking veel oplevert. Ook de deskundigheid bij de mensen die aan het werk zijn, is groot. Ze weten hoe het werkt in hun regio, weten elkaar te vinden. Bovendien zien steeds meer mensen het nut in van samen dingen organiseren. Als je mij vraagt welk swv het goed doet, dan vind ik eigenlijk dat ik daar geen antwoord op kan geven. Het gaat er niet puur om of een swv het goed doet, maar of het in de regio, met de jeugdhulpverlening, jeugdgezondheidszorg en het onderwijs goed gaat. Dat komt dan doordat mensen met elkaar samenwerken en het eigenbelang soms ondergeschikt laten zijn aan het grotere belang.’ Floor Wijnands heeft als leraar en directeur gewerkt in het regulier en speciaal onderwijs. Daarnaast was hij als zelfstandig juridisch adviseur werkzaam, onder meer op het gebied van onderwijsrecht. Voor de inspectie werkt hij als programmamanager voor het toezicht op de samenwerkingsverbanden passend onderwijs.

Tip van de redactie In de materialenbank op www.lbbo.nl zijn onder meer de volgende artikelen over samenwerkingsverbanden en passend onderwijs te vinden: – Het swv en passend onderwijs (swv Unita, april 2016) – Het swven passend onderwijs (swv De Eem, december 2015)

Engelien Houben-Feddema is werkzaam als ib'er en rt'er in het basisonderwijs. Ze is redactielid van Beter Begeleiden en tevens lid van het bestuur van de LBBO.

36

lbbo Beter Begeleiden Mei 2017


TomTom De intern begeleider als navigator

Passend onderwijs: hoofdpijndossier? ‘Krijgen we dan allemaal kinderen op school met problemen?’ vraagt een vader die opstaat tijdens een ouderavond over passend onderwijs op onze school. Het is 2015 en het valt me deze avond op dat er veel onwetendheid is over passend onderwijs en dat het beeld voornamelijk negatief is. Inmiddels zijn we twee jaar verder en nog steeds lijkt het alsof passend onderwijs zich pas aan het vormen is. Ik krijg overal signalen van mensen die er onveranderd weerstand tegen hebben. En vanochtend op het nieuws zag ik een item over thuiszitters. Kinderen die psychische problemen of gedragsproblematiek hebben, blijven steeds vaker thuiszitten, omdat de school hen geen juiste hulp kan bieden. Sommigen zeggen: ‘Vroeger was alles beter!’ Maar hoe ging het toen dan, wat is nu het grootste verschil met vroeger? Mijn voordeel is misschien dat ik nog maar tweeëneenhalf jaar als intern begeleider aan het werk ben en niet te vaak terug kan vallen op ’vroeger was alles beter’. Dat houdt mijn blik wellicht meer open. Als ik samen met de leerkracht bij ons op school aanloop tegen gedragsproblematiek of ernstige leerproblemen, proberen we eerst alles binnen onze basisondersteuning (in mijn ogen een groot voordeel van passend onderwijs) om het kind de juiste begeleiding te geven. Als we hierin nog handelingsverlegen zijn, kloppen wij aan bij het samenwerkingsverband. Die helpt ons vervolgens met ondersteuning op school of als dat nodig is met een verwijzing naar het so of sbo.

Dus mijn eerste gedachten bij het zien van het nieuwsitem over thuiszitters waren direct: Waarom moeten deze kinderen thuiszitten? Er bestaat toch nog steeds speciaal onderwijs? Er zijn toch juist genoeg middelen om het kind optimaal te kunnen ondersteunen? Ik gaf al aan dat ik in de basisondersteuning, die er met passend onderwijs is gekomen, een grote meerwaarde zie. We moeten als school nadenken over vragen als: Wat kunnen wij kinderen allemaal bieden? Wanneer wordt het voor ons teveel? Hebben we hulp nodig? Helaas hoor ik vaak om mij heen dat de basisondersteuning nog steeds gebruikt wordt als afweermechanisme. Correct me if I’m wrong, maar soms hoor ik serieus dat scholen kinderen direct weigeren, omdat hun problematiek niet in de basisondersteuning staat. Ouders komen dan vervolgens niet binnen. Niet zo gek dat er dan kinderen thuis komen te zitten! Het idee van passend onderwijs is volgens mij dat je als school zoekt naar een passende plek. Dat wil helemaal niet zeggen dat je alle kinderen maar onderwijs moet kunnen bieden, dat is niet mogelijk. Maar het betekent wel dat je ouders en kind ondersteunt met het zoeken naar een juiste plek. Alleen zeggen: ‘Nee! Wij kunnen geen onderwijs bieden aan je kind!’ is onacceptabel. Zorgplicht is meedenken en zoeken naar de juiste plek. Ik heb meerdere voorbeelden waarbij wij als school dit hebben mogen doen en waarbij dankbare ouders na een aantal weken na plaatsing op een andere school laten weten hoe fijn ze het vonden dat we hen hebben geholpen. Kritisch zijn mag en is nodig, maar laten we vooral ook kijken wat passend onderwijs ons brengt.

lbbo lbbo Beter Beter Begeleiden Begeleiden Maart Mei 2017

37


Terugblik op drie jaar passend begeleiden

De ambulant begeleider Een dubbelinterview met Mieke van Waaijenburg, NVO Orthopedagoog-Generalist bij De Gedragstolk en Wendy Wassenaar, directeur van openbare Daltonschool De Achtbaan.

Wat verwachtte je vooraf van de Wet passend onderwijs? Mieke: ‘Ik verwachtte een vlottere toeleiding naar begeleiding/ ondersteuning en een betere afstemming van de ondersteuning.’ Wendy: ‘Ik hoopte op minder bureaucratie en meer handen in de klas.’ In hoeverre zijn de verwachtingen werkelijkheid geworden? Mieke: ‘De ondersteuningsbehoefte van alle betrokkenen wordt nu vooraf zorgvuldig in kaart gebracht, waardoor de begeleiding goed afgestemd is op de hulpvragen.’ Wendy: ‘Mijn samenwerkingsverband (swv) maakt correcte afwegingen voor toekenning van financiering. Dit vraagt, zeker in het begin, veel afstemming. Na drie jaar lijkt het eenvoudiger te gaan door kortere lijnen en afgestemde systemen. Handen in de klas blijft een uitdaging, omdat er veel keuzes te maken zijn.’ Wat is jouw huidige rol als ab’er? Mieke: ‘Mijn begeleiding is nu veel meer gericht op het coachen van leerkrachten. Deze coaching gaat verder dan de relatie tot de leerling waarvoor het arrangement is afgegeven. Het gaat ook over klassenmanagement, pedagogische- en instructievaardigheden. Daarnaast signaleer ik hulpvragen die breder zijn dan de leerkracht waarvoor we komen, ik pak ook schoolbrede processen op.’ Wat zijn de positieve effecten van passend onderwijs in jouw praktijk? Mieke: ‘Er wordt gekeken naar de ondersteuningsbehoefte van de leerling en niet meer uitgegaan van het medische model. Een school kan daardoor in haar handelingsgericht werken begeleiding krijgen op het moment dat de basisondersteuning ontoereikend is. Er kan ook een arrangement aangevraagd worden voor een groep, of zelfs een schoolarrangement. Door de korte lijnen is er sprake van een doorgaande lijn, wordt de voortgang gewaarborgd, geëvalueerd en zonodig vlot een vervolgarrangement aangevraagd.’

38

lbbo Beter Begeleiden Mei 2017

Wendy: ‘Wij hebben al in een vroeg stadium ingezet op passende scholing. Ik bemerk dat de leerkrachten meer nadenken over hun eigen handelen. Dit heeft een positief effect op hun eigen klas, maar bevordert ook de samenwerking tussen collega’s. Daarnaast hebben wij een grote groep vrijwilligers die allemaal een onderwijsbevoegdheid hebben en worden aangestuurd door de ib’er. Wij zijn blij dat zij zich voor ons in willen zetten, maar eigenlijk zou dit gewoon gefinancierd moeten worden.’ Wat zijn negatieve effecten van passend onderwijs in jouw praktijk? Mieke: ‘Er zijn scholen die het nog moeilijk vinden de grenzen van hun mogelijkheden aan te geven. Hierdoor komt het soms voor dat een kind te lang op een school blijft die niet goed aan zijn onderwijsbehoeften kan voldoen. Dit is uiteraard voor het kind niet goed, maar heeft ook invloed op de groep en de leerkracht. Het komt regelmatig voor dat bekwame leerkrachten zich ernstig handelingsverlegen voelen. Doordat veel scholen bereid zijn een passende plek voor elke leerling te bieden, verandert de populatie. Leerlingen met soms zeer uiteenlopende hulpvragen zitten bij elkaar in een klas. Dit vraagt veel van de leerkrachten qua planning, organisatie en vaardigheden. Niet iedere leerkracht is of voelt zich voldoende uitgerust om aan alle individuele hulpvragen te kunnen voldoen.’ Wendy: ‘Een punt van zorg vind ik dat in het voortraject veel kostbare experts betrokken zijn. Soms is dit nodig, maar er zijn scholen die het vertrouwen verdienen zelf de middelen effectief in te zetten, zodat deze gelden direct bij het kind terecht kunnen komen. Ons swv heeft een groot deel van de middelen nog in eigen beheer. De ondersteuner kijkt kritisch mee, begeleidt de aanvragen en in een commissie wordt besproken of de aanvraag al dan niet wordt toegekend. Deze constructie maakt dat ik als school minder middelen tot mijn beschikking heb om daar waar nodig zelf in te zetten.’ Mieke en Wendy: ‘Wij signaleren een enorme inzet bij schoolteams en ambulant begeleiders om samen met de leerling, zijn ouders en het swv passende begeleiding te realiseren en te borgen binnen de school.’


In dit nummer laten we verschillende begeleiders, soms samen met een collega, aan het woord over hun ervaringen met passend onderwijs in de afgelopen drie jaar.

De beeldbegeleider Een gesprek met Evelien Baaiman, interim ib’er en beeldbegeleider in Overvecht, Utrecht.

Wat verwachtte je vooraf van de Wet passend onderwijs? ‘Dat veel kinderen die voorheen een rugzakje hadden, dankzij passend onderwijs langer op school zouden kunnen blijven en dat kinderen die vroeger naar het sbo of so zouden gaan, nu met een arrangement op school zouden kunnen blijven. Ik verwachtte dat een en ander zou resulteren in een taakverzwaring voor de ib’er en de leerkracht.’ In hoeverre zijn de verwachtingen werkelijkheid geworden? ‘Wat betreft de taakverzwaring: voor de ib’er is de administratie toegenomen, het vinden van begeleiders voor kinderen met een gerichte hulpvraag is een zoektocht en ook de overlegmomenten met externen zijn fors toegenomen. ‘ Wat is jouw huidige rol als beeldcoach? ‘De groepen zijn dynamischer geworden, ook omdat niveauverschillen toenemen, wat soms onrust in een groep met zich meebrengt. Als beeldcoach kan ik ingeschakeld worden om mee te kijken naar het handelen van de leerkracht en de groep. Beeldcoaching kan de leerkracht, die voelt dat alle ballen in de lucht gehouden moeten worden, hierin op een positieve manier ondersteunen. Voor wat betreft kennis van de impact van passend onderwijs en het inrichten van goed onderwijs anno 2017, vraagt het wel meer van de coach.’

Wat zijn de positieve effecten van passend onderwijs in jouw praktijk? ‘Tot nu toe heb ik daar geen uitgesproken directe positieve ervaringen mee. Ik zie alleen dat de werkdruk toeneemt, waarbij de leerkracht het voor ieder kind goed wil doen. Een leerkracht die ik het vroeg, antwoordde: “Het is fijn voor het kind als het op de basisschool blijft met extra hulp. Maar ik heb er te weinig zicht op of het kind beter af was geweest op een andere vorm van onderwijs. Hoe meet je dit?”’ Wat zijn negatieve effecten van passend onderwijs in jouw praktijk? ‘De groep staat soms onder druk. Veel aandacht gaat uit naar leerlingen die extra aandacht en hulp nodig hebben. Als het een leerprobleem is, is het redelijk goed in te passen in het groepsplan en ook qua uitvoering. Is het een leerling met een gedragsprobleem, dan komt de groepsdynamiek en veiligheid van de groep soms onder druk te staan. Ook deze vraag heb ik aan diezelfde leerkracht voorgelegd. Het antwoord luidde: “Veel kinderen vragen extra aandacht van mij. Dit gaat soms ten koste van andere kinderen in mijn groep, bijvoorbeeld van de stille kinderen die niet opvallen.”’

lbbo Beter Begeleiden Mei 2017

39


Samenwerkingsverbanden aan het woord

‘Passend onderwijs is een zoektocht’ Veel mag, weinig moet. Dat kenmerkt de Wet passend onderwijs. Het mooie daaraan is dat elk samenwerkingsverband (swv) eigen keuzes kan én moet maken om passend onderwijs vorm te geven. Logisch gevolg is dat swv’en wel enorm van elkaar kunnen verschillen. Wat zijn de ervaringen in de praktijk? Wat gaat goed, wat kan beter? Twee samenwerkingsverbanden aan het woord. Tekst: Rick de Wit & Johan Vroegindeweij

Stichting Passend Primair Onderwijs Haaglanden (SPPOH) helpt scholen bij de uitvoering van passend onderwijs in de gemeenten Den Haag, Leidschendam-Voorburg en Rijswijk. Het swv werkt voor ongeveer 55.000 leerlingen, 192 scholen en is een samenwerking van 28 schoolbesturen. Interimdirecteur Rick de Wit vertelt: ‘Het swv Passend Primair Onderwijs Haaglanden heeft bij de start in 2013 een aantal bewuste keuzes gemaakt. Schoolbesturen organiseerden de basisondersteuning, hier bemoeide het samenwerkingsverband zich niet mee. Daarnaast konden

‘Het eigenaarschap van passend onderwijs komt duidelijker bij de scholen te liggen’ 40

lbbo Beter Begeleiden Mei 2017

scholen bij het samenwerkingsverband arrangementen aanvragen, maar alleen als de leerling in principe ook toelaatbaar was voor het speciaal basisonderwijs of speciaal onderwijs. De aanvraagprocedure voor arrangementen en toelaatbaarheidsverklaringen voor sbo en so stelde hoge eisen aan scholen. Dat gold voor zowel het handelen in het voortraject en het beschrijven hiervan, als voor het formuleren van doelen en activiteiten voor de volgende periode. Hoewel niet zo bedoeld, leidde dit tot een verwijdering tussen de scholen enerzijds en medewerkers op het bureau van het samenwerkingsverband anderzijds. En de adviseurs passend onderwijs, eveneens werkend vanuit het bureau van het samenwerkingsverband,


die de scholen ondersteunden werden tussen beide gemangeld. Vanaf 2016 hebben we daarom nagedacht over de toekomst van passend onderwijs in Haaglanden.’

Nieuwe werkwijzen ‘In het Ondersteuningsplan 2017-2021, het nieuwe beleidsplan van het samenwerkingsverband, worden nieuwe werkwijzen geïntroduceerd. Het eigenaarschap van passend onderwijs komt duidelijker bij de scholen te liggen. De school vervult een regierol in passend onderwijs. En als behoeften aan extra ondersteuning de basisondersteuning overstijgen, kan de school vanzelfsprekend een beroep doen op het samenwerkingsverband, voor het bekostigen van een arrangement of een toelaatbaarheidsverklaring. Een arrangement is ontwikkeld door de school, want de school voert immers de regie, maar waar nodig met hulp van andere deskundigen. De gang van zaken binnen Haaglanden toont aan dat het stelsel passend onderwijs complex is. Het is een zoektocht, die leren en doorontwikkeling vraagt. Het is mijn wens dat samenwerkingsverbanden passend onderwijs zo snel en zo veel mogelijk waar nodig hun leerpunten uit de eerste jaren passend onderwijs omzetten in beleid voor de komende jaren. Passend onderwijs moet en kan een succes worden!’ www.sppoh.nl

Onder het samenwerkingsverband Unita in de regio Gooi en Vechtstreek vallen dertig schoolbesturen uit de gemeenten Blaricum, Eemnes, Gooise Meren, Hilversum, Huizen, Laren, Naarden en Wijdemeren. Het gaat om honderd scholen voor basisonderwijs, vijf scholen voor speciaal basisonderwijs en vijf scholen voor speciaal onderwijs (cluster 3 en 4). Johan Vroegindeweij is directeur van Unita en vertelt: ‘Het hybridemodel van Unita is een combinatie van school-, expertise- en leerlingmodel. Dit houdt in dat de scholen middelen van Unita krijgen om de ambitieuze basisondersteuning te realiseren en dat daarnaast meervoudige, complexe hulpvra-

gen bij het loket van Unita kunnen worden aangemeld via een groeidocument. Bij deze vragen wordt de centrale expertisepool van psychologen en ambulant begeleiders ingezet, zowel in de multidisciplinaire overleggen als bij de daaropvolgende arrangementen. Tot slot is er een bescheiden leerlingmodel, voor leerlingen met een zorgvraag die de basisondersteuning ruim overstijgt. Dan is er een ‘arrangement plus’ mogelijk in natura of in euro’s, betaald door het schoolbestuur en Unita samen. Dit hybridemodel maakt dat we flexibel en op alle niveaus, in de school en bovenschools, op hulpvragen van zorgleerlingen kunnen reageren. De Onderwijsinspectie heeft eind 2014 een zogenaamde simulatie gehouden bij Unita, waarin de opzet van Unita is getoetst aan de wettelijke en overig gestelde kaders. Met name de multidisciplinaire werkwijze en de financiële meerjarenopzet van Unita kregen expliciet complimenten van de Inspectie. In juni 2015 is de Inspectie opnieuw langsgekomen voor een kwaliteitsonderzoek. Dit resulteerde in een basisarrangement en complimenten voor het samenwerkingsverband.’

Bovenbestuurlijke expertgroep ‘Als ik kijk naar passend onderwijs in ons samenwerkingsverband, dan zie ik verschillende goede ontwikkelingen. We hebben weinig thuiszitters, gelijkblijvende vrijstellingen en een uitgebreid dekkend netwerk. Onze bovenbestuurlijke expertgroep heeft veel ervaring en goede beoordelingen. Alle gestelde doelen hebben we bereikt. In een recent onderzoek wordt bovendien de drive geroemd van het samenwerkingsverband, zowel als het gaat om hulpvragen, de snelheid bij het aanvragen van arrangementen en bij thuiszitters. Wat beter kan, is de samenwerking met gemeenten en regio voor wat betreft zorg en jeugdhulp in school. Dit kan efficiënter en sneller. We gaan in overleg hierover. We willen ook dat er in de toekomst meer leerlingen profiteren van een arrangement als dat wordt ingezet voor een zorgleerling. Met name leerlingen met dezelfde behoefte in de omgeving van een zorgleerling willen we als het kan meenemen in een arrangement. Verder willen we ook dat een leerkracht meer profiteert van een casus in de eigen klas. Tot slot willen we nog meer inzetten op kennisdeling en professionalisering van leerkrachten en intern begeleiders op het gebied van passend onderwijs.’ www.swvunita.nl

‘Onze wens is meer ambulante medewerkers voor leerlingen met psychologische of psychiatrische problematiek’ lbbo Beter Begeleiden Mei 2017

41


[advertentie]

Bekijk het nieuwe cursusaanbod! Wat is nieuw? De nieuwe trainingen zoals Eigenaarschap van leerlingen, de vervolgtraining over coöperatieve werkvormen en onze e-learning modules vindt u op www.cedgroep.nl/nieuwaanbod. Speciaal voor het speciaal onderwijs Op verzoek van de speciale scholen verschijnt een aparte cursusbrochure met cursussen en workshops alleen voor het speciaal (basis) onderwijs. www.cedgroep.nl/cursusbrochures Deze trainingen kunt u ook bij u op locatie laten verzorgen. Vraag de gratis cursusbrochure po of so aan bij cursusbureau@cedgroep.nl of bekijk het trainingsaanbod op de site.

www.cedgroep.nl/cursussen

@cursusced

facebook.com/cursusbureau

Zorgplan eruit, interactief begeleidingsplan erin! Zelfevaluatie instrument om het intern begeleiden vorm te geven en te evalueren Nooit meer op zoek naar de laatste versie van een document een studiedag presentatie of informatie over onderwijs gerelateerde onderwerpen. Alles staat in een krachtig document wat iedere dag up–to–date blijft ongeacht wie de begeleiding in school uitvoert. Het document is aan te bevelen voor startende tot zeer ervaren intern begeleiders om de kwaliteit in de school te blijven waarborgen. Daarnaast is dit een prachtig instrument om een presentatie te geven aan betrokkenen over het onderwijskundig beleid met betrekking tot handelings- en opbrengstgericht werken en passend onderwijs.

Start september 2017 Met een interactief begeleidingsplan heeft de school een krachtig zelfevaluatie instrument in huis waar je ouders (MR), leerkrachten, het bestuur maar ook de inspectie kunt laten zien hoe je, de zicht op ontwikkeling, de (extra) ondersteuning, de samenwerking met partners en het toetsen in de school als kwaliteitsbeleid voert.

Tijdens de opleiding om dit document te maken, leert de intern begeleider van dit interactief begeleidingsplan een kwaliteitshandboek te maken waarbij we kijken naar: - de uitgangspunten van de school (visie/missie) en welke leerlingen specifieke onderwijsbehoeften nodig hebben, - de doelstellingen van intern begeleiding op het gebied van HGW, OGW en passend onderwijs, - de organisatie van de ondersteuning (expertise in de school), - de niveaus van ondersteuning in en buiten de klas, werken met een OPP, verwijzen naar S(B)O - de afspraken en procedures Ieder onderdeel wordt ingevuld met formats, documenten, powerpoints of websites, waar we de school in presenteren en kan steeds aangepast worden op de actualiteiten van de school, het bestuur, de inspectie. De opleiding wordt gegeven in Heerhugowaard, maar kan ook op locatie worden gegeven bij tenminste 6 deelnemers. Er wordt gewerkt met een map met achtergrondinformatie, het format van een interactief begeleidingsplan en er wordt geleerd hoe aan het einde van de opleiding jezelf en het interactief begeleidingsplan kunt presenteren. Vraag een vrijblijvend gesprek aan voor uw intern begeleider.

B-Consult | Bianca Meijer | Stationsplein 99-257 | 1703WE Heerhugowaard | Tel: 06 - 41 308 500 | Bianca@b-consult.nl


RECENSIE

Passend voortgezet onderwijs Pedagogisch vakmanschap in de klas

auteur: Uitgeverij: Jaar: Pagina's: ISBN: Prijs:

Peter Mol Lannoo Campus 2016 224 9789401433013 € 24,99 excl. verzendkosten

Over de auteur Peter Mol is orthopedagoog en directeur van Gedragpunt, scholing en advies. Daarnaast is hij bestuurslid van de LBBO. Mol heeft in vrijwel alle vormen van (speciaal) onderwijs veel ervaring als docent en leidinggevende. Hij schrijft artikelen en boeken over pedagogisch vakmanschap en passend onderwijs en weet in lezingen, workshops en op congressen leerkrachten te enthousiasmeren.

Inhoud Het boek begint met een hoofdstuk over puberteit. De pakkende openingszin is: ‘Kinderen zijn niet de mensen van morgen, maar mensen van vandaag’ (Janusz Korczak). En dat is wat ik steeds lees in het boek: het gaat over de persoon achter de leerling. En dat geldt zeker voor de puber. Passend onderwijs in het voortgezet onderwijs lijkt te gaan over het omgaan met leerlingen met gedragsproblemen. Wat in het basisonderwijs werkte, hoeft in het voortgezet onderwijs niet meer aan te slaan. De leerling is een puber geworden. Er is een andere fase in zijn/haar leven aangebroken, met als gevolg dat het gedrag ook verandert. De puber komt losser van de thuissituatie, komt in een nieuwe groep met anderen van hetzelfde niveau, wordt onderdeel van een andere organisatievorm en krijgt andere verantwoordelijkheden. Kortom: de leerling in groep 8 wordt een andere leerling in het vo. Mol maakt duidelijk dat passend onderwijs geen individueel onderwijs is. Het is geen maatwerk maar vakwerk. Zeker als het gaat om vo-leerlingen met moeilijk gedrag, dan komt ook de ouder in beeld. En als het de docent niet lukt om het probleem te tackelen, komen er belemmerende factoren om de

hoek kijken. Er wordt gewezen naar de school en het bestuur. Die krijgen op hun beurt weer te maken met stress en overspannenheid onder docenten. De schrijver geeft in een aantal hoofdstukken adviezen om het passend voortgezet onderwijs nog beter in te richten. Begrippen als betrokkenheid, communiceren en verbondenheid zijn niet-meetbare factoren die naast kennis en veranderende structuren een grote rol spelen bij succesvol passend onderwijs. In hoofdstuk 7 worden praktische handvatten gegeven voor pedagogisch vakmanschap in de klas, aan de hand van verhalen over de klassensituatie. De leraar dient zich af te vragen: wat doe ik, wat zeg ik en hoe reageer ik? In hoofdstuk 9 komt Mol terug op gedragsstoornissen. Hij doet een dringend beroep om de jongere met een gedragsstoornis te zien als een jongere. Dat betekent niet dat je het gedrag als een onveranderbaar gegeven accepteert, maar dat je een positieve ontwikkeling stimuleert. Ten slotte geeft Mol een kapstok om te komen tot een veranderplan in de school. Passend onderwijs begint bij het accepteren dat er niets verandert als de leraar niet reflecteert op zijn/haar eigen handelen. De leraar is degene die van passend onderwijs een succes kan maken.

Waardering Passend voortgezet onderwijs is een prettig geschreven boek, vol met praktijkverhalen. Het geeft een nuchtere kijk op de voortgang van passend onderwijs. De tussenevaluaties van passend onderwijs kloppen niet altijd met de beleving op de werkvloer. Met veel handreikingen, waarvan het contact maken met de leerling een van de belangrijkste is, concludeert Mol dat hij een voorstander van passend onderwijs is. De kritische vragen die hij daarbij heeft, zal de begeleider in het onderwijs zeker herkennen. Janny Buma Wil je ook kans maken op een exemplaar van Passend voortgezet onderwijs? Kijk dan op pagina 45.

lbbo Beter Begeleiden Mei 2017

43


Tot

Agenda

beter begeleiden voordeel

15 MEI 2017

Werkgeheugenproblemen herkennen, ondersteunen en trainen (Breda) t XXX MCCP OM PO[F BDUJWJUFJUFO

KORTING OP VAKLITERATUUR EN TESTMATERIALEN SPECIAAL VOOR LEDEN VAN DE LBBO

17 MEI 2017

‘Ik coach bijna een halve buurt’, Als de vraag complexer blijkt te zijn dan je dacht (beeldbegeleiding) (Nieuwegein) t XXX MCCP OM PO[F BDUJWJUFJUFO 17 MEI 2017

Cognitieve functies, de bouwstenen van het denken (Zoetermeer) t XXX MCCP OM PO[F BDUJWJUFJUFO

Als lid van de LBBO proďŹ teer je van speciale kortingen op vakliteratuur en testmateriaal. Door in te loggen met je LBBO-account krijg je toegang tot Beter Begeleiden Voordeel.

18 MEI 2017

Beweeg je wijzer: het brein en bewegen (Drachten) t XXX MCCP OM PO[F BDUJWJUFJUFO

De voordelen: – Elke twee maanden nieuwe aanbiedingen. – Boeken met korting op het gebied van onderwijs, gedrag en coaching. – Vakliteratuur van verschillende uitgeverijen in ÊÊn webwinkel. – Korting op geselecteerde e-books.

24 MEI 2017

Werkgeheugenproblemen herkennen, ondersteunen en trainen (Goes) t XXX MCCP OM PO[F BDUJWJUFJUFO 30 MEI 2017

Beweeg je wijzer: het brein en bewegen (Zeist) t XXX MCCP OM PO[F BDUJWJUFJUFO 20 SEPTEMBER 2017

Het Pica Onderwijscongres 2017 (Zwolle) t POEFSXJKTDPOHSFT QJDBDPOHSFTTFO OM

www.lbbo.nl/lidmaatschap/ledenvoordeel

Kijk voor actuele informatie op www.lbbo.nl

Presentaties voorjaarsconferentie

LBBO op Social Media Ben je al lid van de LBBO-facebookpagina? Hierop kun je niet alleen onze activiteiten terugvinden, maar vind je ook leuke tips, actualiteiten en dergelijke terug. Voor de regio’s zijn er aparte groepen aangemaakt, makkelijk te vinden onder Regiogroep. Jongekindspecialist? Voor jou is er zelfs een aparte groep gemaakt. Op LinkedIn zijn er voor al onze verschillende beroepsgroepen groepen aangemaakt en ook op Twitter (@LBBO1) zijn we regelmatig te vinden met nieuws.

p

Dit voorjaar hielden we de Conferentie Beter Begeleiden. We kijken terug op een succesvolle dag. Als je niet aanwezig kon zijn of als je alles nog eens rustig wilt herlezen: check dan www.lbbo.nl. Daar vind je diverse presentaties terug, zoals: – handelingsgericht werken: de cruciale rol van de ib'er; – ouderbetrokkenheid 3.0; – intervisie met beeld; – spel en het groepsplan.

Winnaars

We feliciteren de volgende winnaars v van de verloting van SEL, Sociaal-emotioneell leren als basis: Karin Oonk, Nanda Glazenberg en Mieke Voest We feliciteren de volgende winnaars van de verloting van de win Betrokkenheid! De sleutel tot to beter leren: Ingrid Hofs, Ans Thissen en Jacquette Meijerink J De winnaars hebben het boek oe reeds thuisgestuurd gekregen.

44

lbbo Beter Begeleiden Mei 2017


slot

Lees jij Beter Begeleiden Digitaal? In de maanden dat Beter Begeleiden Magazine niet in jouw brievenbus valt, kun je nog steeds relevante en actuele vakinformatie raadplegen. De LBBO publiceert online Beter Begeleiden Digitaal met daarin: – – – – – – – –

onderwijsnieuws; artikelen; good practices; recensies; leuke tips; verslagen van conferenties; aanbiedingen; en nog veel meer.

Ga naar www.lbbo.nl en lees Beter Begeleiden Digitaal.

Verloting Namens Perspectief Uitgevers mogen we twee exemplaren weggeven van Instrumenten voor begeleiden in passend onderwijs, inclusief de bijbehorende digitale documenten.

Oproep: denk mee!

Over welke thema's wil jij lezen in Beter Begeleiden? We staan open voor jouw input. Mail je ideeën naar: kantoor@lbbo.nl. We nemen deze mee in onze brainstormsessies!

Namens Lannoo Campus mogen we vijf exemplaren weggeven van Passend voortgezet onderwijs.

Wil je voor een exemplaar in aanmerking komen? Stuur dan vóór 1 juni een mail naar kantoor@lbbo.nl. In de aanhef graag verloting en de titel van het boek dat je zou willen ontvangen.

In het volgende magazine Het volgende nummer verschijnt in september. Alvast een inkijkje: – Hoe bevorder je een growth mindset? – Omgaan met weerstand in je team. – Groepsvorming: van een negatieve naar een – Taalbeleid en nieuwkomers op school. positieve groep.

lbbo Beter Begeleiden Mei 2017

45


[advertentie]

VERGOEDE DYSLEXIEZORG DICHT BIJ HUIS onderzoek naar dyslexie; afstemming met school en ouders; vergoede dyslexiebehandelingen; eigen methode Taaltoren; wekelijkse behandelingen op locaties bij u in de buurt; op gebied van gedrag verzorgen wij (faal)angsttrainingen en coachen wij leerkrachten; informatie en aanmelden 0341 - 27 84 84, info@centraalnederland.nl www.centraalnederland.nl

Centraal Nederland verzorgt diagnostiek en behandeling van dyslexie en gedrag


[advertentie]

ďĞŐŝŶƚ Ő ŝŶ ƌů Ğ Ğ ů Ğ Ő Ɵ Ś Đ ƌĂ Ŭ Ŷ Ğ ƌ ďŝũ ĞĞŶ ŬƌĂĐŚƟ ŐĞ ůĞƌĂĂ

ŐŝƐƚĞƌ͍ ƌĞ Ŷ ƌĞ ƌĂ ůĞ ƚ Ğ Ś Ŷ Ă Ă Ğ Ğ ŽƵǁ ũŝũ ŵ Ăƚ ŬĂŶ͊

ŽĞ ŵĞĞ

'ĞďƌƵŝŬ ũĞ njĞŐŐĞŶƐĐŚĂƉ

In meedenksessies vanaf april 2017

Laat je stem horen en vertegenwoordig je beroepsgroep

Meer weten over de wet Beroep Leraar en Lerarenregister? Kijk dan op: ƌĞŐŝƐƚĞƌůĞƌĂĂƌ͘ŽŶĚĞƌǁŝũƐĐŽŽƉĞƌĂƟ Ğ͘Ŷů

van, voor en door de leraar


[advertentie]

ONDERWIJS ONTWIKKELEN START IN DE KLAS en Voor directies ders! intern begelei

SKILL

21

PILOTS HELPEN SCHOLEN DAARBIJ!

21

www.plannex21.nl

www.leesplaneet.nl

Of het gaat om onderzoekend leren met projecten, vaardighedenontwikkeling zichtbaar maken binnen wereldoriëntatie, modern verrijkingsonderwijs of werkboekvervangend werken en ontdekken … PLANNEX21 maakt het mogelijk. Wij beloven scholen dat onderzoekend leren met PLANNEX21 kinderen uitdaagt en onderwijs aan kinderen verrijkt!

Leesplaneet helpt scholen op weg! Welke leesontwikkeling op school speelt, LEESPLANEET helpt. Of het nu gaat om de hybride schoolbieb, een Documentatiecentrum online, de brede leesondersteuning voor zwakke lezers, een leesportfolio, het volgen van leestempo en leestechniek of de leerling verantwoordelijk maken voor zijn leesontwikkeling: LEESPLANEET helpt scholen op weg!

Stap in en doe mee met een Pilottraject PLANNEX21.

Stap in en doe

mee met een Pilottraject LEESPLANEET.

Pilottrajecten zijn beschikbaar voor vijf en tien maanden, voor een beperkt aantal leerlingen of groepen en met vaste kosten voor de duur van de pilot. Hoe? Kijk online voor de mogelijkheden of maak een afspraak bovenschools. Nodig ons uit voor een team- of themadag.

Attendeer collega’s op onze pilotmogelijkheden. Kom naar één van de 10 workshops. www.arsscribendi.com/skill21tour Volg een webinar online. Kijk online voor de data.

Contact? Mail naar info@arsscribendi.com of bel 076 5041810.

Onderwijsontwikkeling met SKILL werkt! 21

SKILL21, LEESPLANEET en PLANNEX21 zijn activiteiten van Uitgeverij Ars Scribendi, waaronder ook CORONA en Maretak vallen.


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.