3 minute read
4.4 Begeleiding vanuit de hogeschool
Vervolgens gaan de studentmentor en de leerling in de tweede fase werken aan deze doelen. Het is belangrijk in deze fase om kleine successen te boeken om het vertrouwen van de leerling te winnen. Samen bedenken de studentmentor en de leerling activiteiten en oefenen zij met vaardigheden (Crul, 2003).
De intensieve begeleidingsfase gaat na verloop van tijd automatisch over in de verdiepingsfase. In deze fase ontstaat er een soort vriendschap, een maatjesgevoel. Er komen meer persoonlijke vraagstukken en doelen aan de orde. De studentmentor begeleidt de leerling in deze fase ook met sociaal-emotionele leerdoelen en fungeert als rolmodel voor de leerling. Om tot deze verdiepingsfase te komen, is een vertrouwensbasis tussen de studentmentor en de leerling nodig (Crul, 2003).
Advertisement
Tot slot is er de afsluiting van het mentortraject. In deze fase neemt de studentmentor bewust afstand. Om te voorkomen dat de leerling zich afgewezen voelt, is het belangrijk dat de studentmentor het beëindigen van de relatie vroegtijdig en duidelijk met de leerling bespreekt (Crul, 2003; Spencer & Basualdo-Delmonico, 2014). Het programmateam en de docent kan de afsluiting van de mentorrelatie ondersteunen door de studentmentoren te begeleiden in het positief afsluiten van relaties, een afsluitende activiteit te organiseren en duidelijke afspraken te maken over hoe het contact eruit ziet nadat de mentoring voorbij is (Spencer & Basualdo-Delmonico, 2014).
Docenten van de hogeschool
De docenten begeleiden de studentmentoren gedurende het mentortraject. Ze geven supervisie en beoordelen voorbereidingsformulieren, reflectieverslagen en tussen- en eindverslagen. Deze begeleiding gedurende het mentortraject is erg belangrijk voor de kwaliteit van de mentoring en om uitval van studentmentoren te voorkomen (Dubois et al., 2002). Voor de docenten is een docenthandleiding en een handleiding intervisie beschikbaar. De materialen zijn ook digitaal beschikbaar voor docenten.
Vier keer per jaar is er een bijeenkomst voor docenten waarin ze ontwikkelingen rondom het programma bespreken met het programmateam. Tijdens deze bijeenkomsten wordt ook regelmatig een gastspreker uitgenodigd om over een actueel thema te spreken. Soms verzorgt het programmateam zelf een lezing.
Studentmentoren
Wekelijks vindt een mix van supervisie en intervisie plaats, voorafgaand aan en na afloop van iedere mentorbijeenkomst. Dit is ook in andere Nederlandse mentorprogramma’s
P49
een veel gebruikte manier waarop studentmentoren worden begeleid (Bongers et al., 2001). Naast het trainen van studentmentoren is supervisie een essentiële toepassing die niet mag ontbreken in een mentorprogramma (Larose & Tarabulsy, 2014). Het trainen en begeleiden van studentmentoren kan hun mentorvaardigheden verbeteren, waardoor de leerlingen optimaal van de mentoring kunnen profiteren (Ghandi & Johnson, 2015; Herrera et al., 2013; Kuperschmidt & Rhodes, 2014).
Tijdens de begeleidingsmomenten wordt het gedrag van leerlingen en studentmentoren behandeld aan de hand van diverse theorieën. Deze worden gebruikt om adviezen in intervisie te onderbouwen. Met behulp van theorieën leren mentoren ook hoe ze leerlingen kunnen stimuleren, motiveren, begeleiden en coachen. Hierbij komen onderwerpen aan bod, zoals: • straat-, thuis-, en schoolcultuur (Illias el Hadioui) • superdiversiteit en fasen in mentoring (Maurice Crul) • belang van relatie, fun, eigen mentor kunnen kiezen (Jean Rhodes) • ouderbetrokkenheid (Mariëtte Lusse) • zone van de naaste ontwikkeling (Vygotsky) • growth mindset (Carol Dweck) • motivatietheorieën intrinsieke motivatie (Ryan & Deci).
Daarnaast bespreken de studentmentoren ook de leerdoelen, hoe zij hier aan werken of de doelen bereikt zijn. Wekelijks reflecteren zij hier op. Dit gebeurt mede door gebruik te maken van een voorbereidingsformulier dat de studentmentoren wekelijks invullen. Door de voorbereidingsformulieren zijn studentmentoren actief bezig met de doelen van hun leerling. Ook schrijven zij wekelijks een reflectie op de afgelopen mentorbijeenkomst.
Tevens reflecteren de studentmentoren op hun persoonlijke leerdoelen. Ze schrijven een tussentijdsverslag en een eindverslag waarin zij hun persoonlijke leerdoelen en ontwikkeling beschrijven. Ze bespreken beide verslagen met de docent. Voor de eerste bijeenkomsten is er een werkboek voor de studentmentoren. Dit werkboek krijgen zij na afloop van de tweede trainingsbijeenkomst. Het werkboek beschrijft het programma Mentoren op Zuid, de doelen van de mentoring en de fases van mentoring. Daarnaast bevat het werkboek informatie over de eerste kennismakingsbijeenkomst en de formulieren die de studentmentoren voorafgaande en na afloop van iedere bijeenkomst invullen.
Mentoring gaat altijd door
Het uitgangspunt is dat de mentoring elke week doorgaat, om uitval te voorkomen. Het kan voorkomen dat de studentmentor, leerling of docent afwezig is. Bij afwezigheid van de studentmentor mag de leerling aansluiten bij een vriend(in) en zijn of haar