1 januari Een lamp voor je voet Uw woord is een lamp voor mijn voet en een licht voor mijn pad. Psalm 119:105 Vandaag begint er een nieuw jaar. Een onbekende toekomst ligt voor je. Wat zal de toekomst brengen? Tegenspoed? Voorspoed? Tijden van geluk? Of van zorg en verdriet? Wij weten het niet. De toekomst ligt voor ons in het duister. Daarom hebben we de lamp van het Woord van God nodig. Als we de onbekende toekomst ingaan zonder het licht van het Woord zullen we struikelen en ondergaan in een eeuwige nacht. Wat is dat een aangrijpende gedachte! Stel je voor dat je over een kronkelig en oneffen bergpad loopt. Eén kleine misstap en ... je valt in de afgrond. Dan kun je toch niet zonder zaklamp als het donker wordt? Je moet er niet aan denken dat je struikelt in de donkere nacht. Je zou omkomen! Dát is het beeld dat de dichter in bovenstaand psalmvers geeft. We hebben de lamp van het Woord nodig op onze weg door dit leven. Een lamp voor je voet. En een licht op je pad. Echt, zonder het licht van het Woord gaat het niet goed. Besef je dat? Vraag of het Woord van God als een lamp voor jouw voet mag zijn en een licht op jouw pad … De dichter mag weten: Zó is het in mijn leven. Uw Woord, Heere, ís een lamp voor mijn voet en een licht op mijn pad. Heel persoonlijk! Je bent gelukkig als je dit David kunt nazeggen. Met de lamp van het Woord van de Heere reis je veilig! Twee mensen kwamen elkaar ’s zondagsmorgens tegen. De een ging het veld in om een wandeling te maken. De ander was op weg naar de kerk. De eerste sprak: ‘Ik ga wandelen, want “Het ruime hemelrond …”’ De man die op weg was naar de kerk zei: ‘Dat is zo, maar: “Des Heeren wet nochtans, Verspreidt volmaakter glans, Dewijl zij het hart bekeert!”’ Uit: Ds. J. Fraanje, Aantekeningen uit de kleine catechisatie, Gorinchem 1983
Psalm 119:103-106 11
HET BESTE KOMPAS_Binnenwerk_V5.indd 11
01-10-15 15:09
DE KENNIS VAN GOD
1
2 januari Ingeschapen kennis van God Overmits hetgeen van God kennelijk is, in hen openbaar is; want God heeft het hun geopenbaard. Romeinen 1:19 Het feit dat heidenen de kennis van God wegduwen, roept de toorn van de Heere op. Zij hebben die kennis immers van God gekregen. Nee, niet net zoveel als jij die de Bijbel hebt. Maar zij weten diep in hun hart dát er een God is. Ze kennen ook de geboden van de Heere, want die zijn in hun hart geschreven. Als een heiden liegt, weet hij echt wel dat hij iets doet wat niet goed is. Als hij iets wegpakt van een ander, gaat zijn hart sneller kloppen. Dan spreekt zijn geweten luid en duidelijk. Er is dus een ingeschapen kennis van God. Die kennis wordt versterkt door wat hij ziet in de natuur. De schepping laat iets zien van Wie de Heere is. ‘Het ruime hemelrond, vertelt met blijde mond, Gods eer en heerlijkheid.’ Ook in jouw geweten is de wet van de Heere als het ware geschreven op de ‘tafels’ van je hart. Wat ben jij bevoorrecht, want daarnaast heb jij ook de wet van de Heere in je Bijbel. Je hoort ervan in de kerk, of van je ouders die soms moeten zeggen: Dat mag niet, omdat de Heere het in Zijn Woord verbiedt. Je bent dus een bevoorrecht mens. Ook aan jou zijn de woorden van God toevertrouwd. Hoe ga je met dit voorrecht om? Een ambtsbroeder van George Whitefield schreef: ‘Eén ding wil ik weten, de weg ten hemel (...). God heeft die weg in een boek beschreven. O, geef mij dat boek! Geef het voor elke prijs, dat boek van God … Laat mij zijn: ‘homo unius libri’ (mens van één boek). Uit: Ds. C. den Boer, Illustraties-(voor)beelden-citaten, Barneveld 2005
Romeinen 1:16-20 12
HET BESTE KOMPAS_Binnenwerk_V5.indd 12
01-10-15 15:09