16455 c ontwikkelingspsychologie deel 4 hk260215

Page 1

cursus:

Ontwikkelingspsychologie deel 4: Puber en adolescent


> Inhoud > > > > > > > > > > > > > > > > > >

Inhoud 2 Over deze cursus 3 De puber (12-16 jaar) 6 De adolescent 12 Vrije tijd, peergroup en risico’s 15 Pubers in de problemen 21 Bijzondere pubers 27 Praten met pubers en adolescenten 29 Reflectie 32 Theoriebron: De puber (12 tot 16 jaar) 34 Theoriebron: Het puberbrein 37 Theoriebron: De adolescent (17- 24 jaar) 39 Theoriebron: Vrije tijd, peergroup en risico’s 42 Theoriebron: Pubers in de problemen 46 Werkmodel Praten met pubers en adolescenten 51 Werkmodel Morele ontwikkeling 53 Werkmodel Ontwikkelingsschema 55 Beoordeling 56

Colofon Uitgeverij

Edu’Actief b.v. Meppel Postbus 1056 7940 KB Meppel Tel.: 0522-235235 Fax: 0522-235222 E-mail: info@edu-actief.nl Internet: www.edu-actief.nl

Auteurs Lidy Sibon en ROC Mondriaan Titel Ontwikkelingspsychologie deel 4: Puber en adolescent Vormgeving DBD design/Ruurd de Boer, omslag: Tekst in Beeld/Hubi de Gast ISBN Copyright

978 90 3721 645 5 © 2015 Uitgeverij Edu’Actief b.v.

Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, microfilm, fotokopie of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb. 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (Postbus 3060, 2130 KB) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.


> Over

deze cursus

In dit boekje wordt uitgelegd welke veranderingen plaatsvinden bij jongens en meiden vanaf hun 12e jaar tot aan hun 24e jaar. De periode tussen de 12 en16 jaar wordt de puberteit genoemd en de periode vanaf 16 jaar tot 24 jaar wordt de adolescentie genoemd. Je leert welke lichamelijke, cognitieve, emotionele en sociale veranderingen plaatsvinden en hoe de ontwikkeling in de hersenen het gedrag beïnvloedt. Seksualiteit, de peergroup en (on)gewoon pubergedrag komt ook aan bod. Verder worden de invloeden van alcohol en drugs en social media besproken.

Doelstellingen • • • • • • • • • • • •

Je kunt het verschil tussen de begrippen puber en adolescent uitleggen. Je kunt uitleggen welke lichamelijke veranderingen in de puberteit plaatsvinden. Je weet dat hormonen invloed hebben op het gedrag van pubers en adolescenten. Je kunt verklaren hoe de ontwikkeling van de hersenen het gedrag van de puber beïnvloedt. Je begrijpt waarom pubers zich tegen volwassenen gaan afzetten. Je kunt uitleggen wat de peergroup is en waarom deze zo belangrijk wordt in de puberteit. Je kunt voorbeelden geven van normaal en (ernstig) grensoverschrijdend gedrag. Je hebt inzicht in het effect van social media op het gedrag van de jongeren. Je kunt uitleggen wat het verschil is tussen gedragsprobleem en gedragsstoornis. Je kunt inspelen op interesses van jongeren en hebt de belangstelling voor de wereld van jongeren in brede zin. Je kunt met activiteiten hierop aansluiten. Je kunt verklaren waarom jongens zich anders gedragen dan meisjes. Met een casus kun je aangeven hoe je een begeleidend gesprek met pubers en adolescenten kunt voeren

Beoordeling Je wordt op verschillende punten beoordeeld. Deze punten kun je achter in dit boek vinden. Belangrijke punten bij de beoordeling zijn: • actieve deelname aan de lessen • nette uitwerking van de opdrachten • afgeronde processtappen voor het maken van de beroepsproducten.

Beroepsbeeld: waar werk je en wat doe je? Als pedagogisch werker ben je bezig met het verzorgen, opvoeden, begeleiden en helpen van kinderen en jongeren van 0 tot 24 jaar. Dit kan zijn binnen kindercentra of kinderopvang. Bijvoorbeeld omdat ouders of verzorgers niet voor het kind kunnen zorgen. Het kan ook zijn dat deze kinderen en jongeren ontwikkelingsachterstanden, gedragsproblemen of opvoedingsproblemen hebben. Je werkt in een team en samen met je collega’s zorg je ervoor dat deze jongeren een prettige en veilige leefomgeving hebben. Je bedenkt bijvoorbeeld activiteiten voor ze of je probeert ze met een goed gesprek te ondersteunen.

© Uitgeverij Edu’Actief b.v.

3


Je toekomstige collega: Naam:

Elize Vrijlink

Werkzaam bij:

Marmarijn

Medewerkers:

Orthopedagoog, maatschappelijk werker, socio- en creatief therapeuten, docenten en pedagogisch werkers

Werkzaam als:

Pedagogisch medewerker

Soort werkzaamheden:

Verzorgen, opvoeden, begeleiden en helpen van kinderen en jongeren tot en met 18 jaar die tijdelijk uit huis zijn geplaatst.

Over de werkomgeving:

Bij Marmarijn worden jongeren met een ontwikkelingsachterstand, gedragsproblemen of opvoedingsproblemen begeleid. Samen met mijn collega’s proberen we een prettige en veilige leefomgeving te bieden aan deze kinderen en jongeren.

Wat er leuk is aan je werk:

Het bedenken van activiteiten waardoor kinderen en jongeren merken dat ze meer kunnen dan ze dachten, over hun eigen gedrag gaan nadenken en daardoor meer zelfvertrouwen krijgen.

Grootste blunder:

Ik kreeg een nieuw kind in de groep met lang haar. Een hele tijd dacht ik dat het een meisje was, maar het bleek een jongen te zijn. Eerst was de jongen geïrriteerd, maar later was de jongen hier niet meer kwaad over.

Waar je aan werkt:

De laatste tijd komen vaker jongeren in mijn groep met oppositioneel gedrag. Daarom volg ik een interne cursus over gedragsstoornissen.

Beroepsproduct: Ontwikkelingsschema per leeftijdsfase en ontwikkelingsgebied Dit beroepsproduct inleveren voor: In deze cursus leer je hoe de ontwikkeling van de puber/adolescent verloopt. Dit is de geestelijke en lichamelijke ontwikkeling die jongens en meisjes tussen de leeftijd van 12 en 24 jaar doormaken. Om het voor jezelf overzichtelijk te houden, maak je een ontwikkelingsschema voor deze leeftijden. Hierin vermeld je wat een kind per ontwikkeling kan op deze leeftijden. Per ontwikkelingsgebied (cognitief, lichamelijk, emotioneel, sociaal en seksueel) beschrijf je: • • •

de kenmerken per ontwikkelingsfase veel voorkomende vragen van ouders met antwoorden activiteiten voor het stimuleren van het ontwikkelingsgebied

4

Ontwikkelingspsychologie deel 4: Puber en adolescent


Verv volg bero oepsprod duct Processstappen • Maaak een plannin ng en een taakverdeling. • Gebruik Werkmod del Ontwikkellingsschema om o het ontwik kkelingsschem ma voor adolescenten in tee vullen. Vul eerst e de kenm merken in per ontwikkelings o sgebied voor de leeeftijden die genoemd g staaan. • Kies vervolgens eeen van de leefftijden uit als doelgroep wa aarvoor je de rest r van het scheema in gaat vu ullen. • Overrleg met je meedestudent welke w soort vraagen er bij oud ders zouden kunnen k leven bij ieeder ontwikkeelingsgebied rondom een jo ongere van julllie gekozen leeeftijd. Verm meld bij ieder ontwikkelingssgebied een mogelijke m vraa ag van ouders en beschrijf vervo olgens wat jullie antwoord zou zijn. • Geeff bij ieder onttwikkelingsgeb bied een tip om o dit te stimu uleren bij jong geren van julliee gekozen leefftijd. • Bedeenk bij ieder ontwikkelingsg o gebied een acctiviteit voor een e jongere vaan jullie geko ozen leeftijd. Eisen aan het beroep psproduct • •

Werkmod del Ontwikke elingsschema

Het schema is volledig ingevuld d. De vragen, v antwo oorden, tips en n activiteiten sluiten s nauw aan bij de leeftijdscategoriee waarvoor jullie geekozen hebben.

Taal • • •

del Werkmod Cursuspla anning op www.facctor-e.nl

Taal

Taall

Taall

Neem m deze cursuss door en ond derstreep de woorden w die je e niet kent. Noteeer deze woorrden in de wo oordenlijst en zet de beteke enis erbij. Nieu uwe onbekend de woorden die d je tegenkomt tijdens de cursus voeg je toe aan de woo ordenlijst. Na afloop a van de cursus neem je dit overzich ht op in je taalportfolio.

Werkmod del Woorden nlijst op www.factor-e.nl

© Uitgeverij Edu’Actief b.v..

5


> De

puber (12-16 jaar)

Vanaf het tiende jaar begint het ‘puberbrein’ zich te ontwikkelen. De hersenen ondergaan een groeispurt waardoor het denken en de gevoelens van pubers veranderen. Het lichaam van meisjes en jongens verandert ook. Vanaf 12 jaar wordt het verschil tussen meisjes en jongens goed zichtbaar. In dit hoofdstuk leer je over deze veranderingen.

Doelstellingen • • • • • •

Je kunt uitleggen wat het ontwikkelingsverloop van de puber (12 -16 jaar) is. Je kunt voorbeelden noemen van lichamelijke veranderingen. Je kunt uitleggen wat ‘rijping van de hersenen’ betekent. Je kunt uitleggen waarom plannen en organiseren moeilijk is voor pubers. Je kunt aangeven welke hormonen zorgen voor verandering in gedrag en uiterlijk. Je kijkt terug op je eigen puberteit en kunt met jouw ervaring en de leerstof een casus oplossen.

Opdracht 1: Terugblik eigen puberteit •

Om je voorkennis over de pubers enigszins op te frissen, ga je eens van dichtbij bekijken wat je weet over pubers. Welke woorden schieten je te binnen als je aan pubers denkt? Schrijf ze in onderstaand blok.

6

Ontwikkelingspsychologie deel 4: Puber en adolescent


Maak een top 5 van de zaken waar jij het meest mee bezig was als puber.

1. __________________________________________________________________________________________________________________________________ 2. __________________________________________________________________________________________________________________________________ 3. __________________________________________________________________________________________________________________________________ 4. __________________________________________________________________________________________________________________________________ 5. __________________________________________________________________________________________________________________________________ a Hoe belangrijk vond jij uiterlijk toen je puber was? Omschrijf je eigen uiterlijk als puber. _____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________ b Hoe kijken jouw ouders terug op jouw tijd als puber? Vraag het ze en noteer het. _____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________ c

Welke volwassene vertrouwde jij het meest in je puberteit? Beschrijf ook wat deze persoon zo bijzonder voor je maakte.

_____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________

d Maak hieronder een tekening waaruit blijkt hoe belangrijk jij familie vond in je puberteit.

© Uitgeverij Edu’Actief b.v.

7


Opdrracht 2: Begrippe B en puberrteit •

bron: De Pubeer (12 - 16 jaar) en lees vervvolgens onderrstaande zinneen. Bestudeer Theorieb Welkee zin hoort bij welk begrip??

groeispurrt, peergroup, impulsbeheeersing, helikop pterview, acne e, drama queeen 1. 2. 3. 4. 5. 6.

Tegeenwoordig plaan ik mijn huisswerk een week vooruit. Ik heeb steeds hong ger en ’s nach hts doen mijn benen pijn. Ontsstoken talgklieeren. Mijn moeder kwam m mij ophalen n, ik dacht datt ik doodging! Maar mam … al mijn m vrienden roken! Als ikk met mijn vrienden uitga, word ik vaak dronken, da’ss lachen man!!

1. __________________________________________________________________________________________________________________________________ 2. __________________________________________________________________________________________________________________________________ 3. __________________________________________________________________________________________________________________________________ 4. __________________________________________________________________________________________________________________________________ 5. __________________________________________________________________________________________________________________________________ 6. __________________________________________________________________________________________________________________________________

Opdrracht 3: Rocketee R er Parody dy • •

Lees Theoriebron: T H puberbrein Het Zoek op www.youttube.com naaar het filmpje ‘Far ‘ East Move ement - Rockeeteer | Parodyy (Dutch h)’

Dit filmpje gaat over Theaumes (Tho omas Smaggee) die op YouT Tube regelmattig filmpjes en n parodieën n op bestaand de popsongs maakt. m Samen n met Spletsch hvlog heeft hij een parodie gemaakt op een liedje van de Amerikaanse hipho opband Far Ea ast Movementt • • • •

Welkee puberteitskeenmerken/wellk puberteitsgedrag komen/komt in dit filmpje aan de orde?? Noem m minstens vier dingen die je ziet/hoort. Leg uit waarom ditt gedrag bij dee puberteit ho oort. Bespreek jouw antw woorden met docent en klaasgenoten.

8

Ontwikkelingspsychologie deel d 4: Puber en n adolescent

Kijk voorr meer informatie en de link op www.facctor-e.nl.


Opdracht 4: Pubergedrag •

Bestudeer Theoriebron: De puber (12 - 16 jaar) en Theoriebron: Het puberbrein. Lees vervolgens de zinnen hierna en bekijk de begrippen. Welk begrip hoort bij welke zin? a. Max komt om 15.00 uur uit school en klaagt dat hij veel huiswerk heeft. Een vriendje stuurt een berichtje en samen gaan ze online gamen. b. Leon kijkt in de spiegel en baalt van die puistenkop. c. Jesper begint te lachen, eerst klinkt de lach laag en dan schiet de toon van zijn lach omhoog. d. Als Lara gaat gymmen, merkt ze dat haar sportschoenen alweer te klein zijn. e. Vlak voordat Maya naar school gaat, bedenkt zij zich dat ze een overhoring Duits heeft. Dat was ze alweer vergeten terwijl ze de vorige avond nog in haar agenda heeft gekeken. f. Yasmina kijkt in de spiegel of haar borsten al gegroeid zijn.

Begrippen Prefrontale cortex: ______ Baard in de keel: ______ Progestageenhormonen: Groeispurt:

______

______

Impulsbeheersing:

______

Niet-gelijke groei ledematen:

______

Opdracht 5: Wat voor advies zou jij geven? •

Lees de casussen en bedenk met je medestudent een advies. Gebruik hierbij de informatie uit Theoriebron: De puber (12 - 16 jaar) en Theoriebron: Het puberbrein. Op jouw werk komt Bertine naar jou toe. Ze is erg verdrietig en vertelt dat ze de laatste tijd om alles moet huilen. In groep 8 was ze altijd vrolijk en populair. Nu vindt ze dat ze er raar uitziet met dat dunne haar en puistjes op haar kin. Eigenlijk wil ze afvallen maar ze heeft steeds ontzettende honger. Ze heeft het gevoel dat iedereen haar uitlacht.

Advies: _____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________ Boaz zit stil voor zich uit te staren. Je vraagt aan hem wat er aan de hand is. Hij zucht: ‘Mijn vrienden pesten mij dat ik nog een kleine kabouter ben. Waarom zijn al mijn vrienden langer en beter dan ik?’

Advies: _____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________

© Uitgeverij Edu’Actief b.v.

9


Opdracht 6: Wat kun jij (van) de ander leren? Je bent op je werk en praat met een groep jongeren. Ze vragen hoe jij als puber was en waar je tegenaan liep. Welke tips kun je uit eigen ervaring meegeven? •

‘Wat moest je doen om aardig gevonden te worden?’

Tip: _______________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________ •

‘Wat doe je als je vrienden iets willen, maar jij niet?’

Tip: _______________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________

‘Mijn ouders begrijpen mij niet, ik heb steeds ruzie met ze.’

Tip: _______________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________ •

‘Hoe krijg ik al mijn huiswerk af?’

Tip: _______________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________

Opdracht 7: Activiteiten voor pubers •

Je bent werkzaam bij een jongerencentrum en moet samen met je collega’s een activiteit bedenken voor pubers. Jullie zijn aan het brainstormen en hebben een aantal activiteiten bedacht. Schrijf twee activiteiten op en leg uit waarom juist die activiteiten pubers zal aanspreken.

Activiteit 1 _____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________

10

Ontwikkelingspsychologie deel 4: Puber en adolescent


Activiteit 2 _____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________

© Uitgeverij Edu’Actief b.v.

11


> De

adolescent

Doelstellingen • • • • • • •

Je kunt uitleggen wat het ontwikkelingsverloop van de adolescent (17 -24 jaar) is. Je kunt voorbeelden noemen van lichamelijke veranderingen. Je kan het verschil uitleggen tussen een puber en een adolescent Je kunt voorbeelden noemen van verschillen tussen jongens en meisjes. Je kunt ook uitleggen waardoor grote stemmingswisselingen kunnen ontstaan. Je kunt uitleggen waarom adolescenten meer verantwoordelijkheid aankunnen dan pubers Je weet hoe de seksuele ontwikkeling verloopt bij een adolescent.

Opdracht 8: Begrippen •

Leg het verschil uit tussen een puber en een adolescent Gebruik hierbij de volgende begrippen: groeispurt, hormonen, uiterlijk, plannen en organiseren, vriendschappen, impulscontrole (inhibitie), verantwoordelijkheid

Puber: _____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________

12

Ontwikkelingspsychologie deel 4: Puber en adolescent

Bestudeer voor deze opdracht Theoriebron: Het puberbrein


Adolescent: _____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________

Opdracht 9: Hoe lang wordt jij? Met de formule van Havlicek kan berekend worden hoe lang jongens en meiden worden. Hieronder staat die formule. Reken uit hoe lang jij volgens de formule gaat worden. Verwachte lengte van een jongen = ((lengte vader + lengte moeder) x 1,08) / 2 Verwachte lengte van een meisje = ((lengte vader x 0,923) + lengte moeder) /2 Mijn verwachte lengte is _________________________________ Is er veel verschil in verwachte lengte tussen jou en jouw medestudenten?

Opdracht 10: Morele ontwikkeling In Werkmodel Morele ontwikkeling kan je lezen hoe de ontwikkeling van het geweten verloopt. Schrijf in de figuur welke fasen horen bij schoolkind, puber en adolescent. Lees daarna onderstaande vaardigheden en zet een lijn tussen het figuur en de vaardigheid.

Bestudeer Werkmodel Morele ontwikkeling

Vaardigheden: • • • • • • • •

Kunnen uitleggen waarom het verantwoord was om een regel is overtreden. Niet begrijpen dat het oudere zusje later naar bed mag. Een argument noemen waar je het niet mee eens bent. Kunnen begrijpen dat slaan en knijpen gemeen is. Begrijpen waarom er regels en afspraken zijn. Inzien dat je met vrijwilligerswerk anderen een groot plezier doet. Niet schreeuwen omdat dat niet mag van mam. Begrijpen waarom iemand boos en agressief reageert maar het gedrag afkeuren.

© Uitgeverij Edu’Actief b.v.

13


Opdracht 11: Beoordelingsvermogen Een vader vindt zijn zoontje in de badkamer op de grond. Het kind is in shock. Aan de pillenstrips en open medicijnflesjes ziet hij dat het kind uit het medicijnkastje heeft ‘gesnoept’. De vader pakt het kind op, zet het in de auto en racet naar het ziekenhuis. Hij rijdt veel te hard en soms ook door rood licht. De vader komt met kind op de eerste hulp aan. Artsen behandelen het kind. Een paar uur later kunnen vader en zoon weer naar huis. Heeft de vader goed gehandeld of had hij iets anders moeten doen? Lees het werkmodel Morele ontwikkeling. Bespreek met je docent en medestudenten de volgende vragen: •

Hoe zou een puber van 12 bovenstaande vraag beantwoorden? Waarom?

_____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________ •

Hoe zou een adolescent van 18 dezelfde vraag beantwoorden? Waarom?

_____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________

Opdracht 12 seksualiteit •

Noem 4 (ernstige) gevolgen van onbeschermd vrijen.

1. __________________________________________________________________________________________________________________________________ 2. __________________________________________________________________________________________________________________________________ 3. __________________________________________________________________________________________________________________________________ 4. __________________________________________________________________________________________________________________________________ •

Leg uit waarom pubers en adolescenten eerder onbeschermd zullen vrijen dan volwassenen.

_____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________

14

Ontwikkelingspsychologie deel 4: Puber en adolescent

Bestudeer Theoriebron: Het puberbrein.


> Vrije

tijd, peergroup en risico’s

Adolescenten zijn vanaf hun 17e jaar al heel zelfstandig. Toch is hun brein nog niet voldoende ‘gerijpt’. Het denken en doen is niet altijd even verantwoord en overwogen. Hierdoor kunnen adolescenten ongewild in lastige situaties terechtkomen. In dit hoofdstuk wordt besproken hoe de puber reageert op zijn omgeving en welke invloeden vanuit de omgeving de puber bereiken.

Doelstellingen • • • • • • •

Je weet waarom adolescenten zich afzetten en losmaken van hun ouders. Je kunt uitleggen waarom de vriendengroep (peergroup) een grote rol gaat spelen. Je kunt voorbeelden noemen van verschillen tussen jongens en meisjes. Je kunt ook uitleggen waardoor die verschillen ontstaan. Je kunt uitleggen wat gevaren kunnen zijn van social media. Je kunt voorbeelden noemen van gevaren die kunnen optreden bij het uitgaan met een groep Je kunt uitleggen waarom adolescenten moeite hebben met vooruitdenken en kiezen van een studierichting.

© Uitgeverij Edu’Actief b.v.

15


Opdracht 13 Waardering voor … •

Ken jij iemand die in jouw werk of op jouw stage voor jou een voorbeeld is?

Dit is: ____________________________________________________________________________________________________________________________ •

Deze persoon heeft de volgende positieve eigenschappen:

_____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________ •

Welke van deze eigenschappen zou jij graag willen overnemen in je toekomstige baan of stage:

_____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________

Opcht 14: De meisjes tegen de jongens? •

Schrijf in de vakken hieronder of het gedrag specifiek voor meisjes of voor jongens is.

kletsen - samen iets doen - langer op school - beter in plannen en organiseren - een ‘beste’ vriendschap - meerdere vriendschappen - grote vriendengroep - kleinere vriendengroep vriendengroep is constant - vriendengroep verandert vaker van samenstelling - social media om te communiceren - social media om te gamen - de vriendschap duurt lang - de vriendschapen wisselen makkelijk Meisjesgedrag

Jongensgedrag

16

Ontwikkelingspsychologie deel 4: Puber en adolescent

Bestudeer Theoriebron: De adolescent (17 24 jaar)


Opdracht 15: Gamende pubers • •

Surf naar www.leraar24.nl en bekijk het filmpje ‘Gameproblemen’. Bekijk met je klasgenoten en docent het volgende filmpje:

In het filmpje wordt een gamedeskundige (oprichter van de Beter Gamen) geïnterviewd. Het gaat over jongeren die dagelijks uren achter de computer zitten te gamen. Soms besteden ze hier zo veel tijd aan dat er te weinig tijd overblijft voor andere activiteiten. Gedrag op school en thuis, maar ook de sociale contacten lijden hieronder. De gamedeskundige vertelt hoe je deze problemen op tijd kunt herkennen,wat je het best kunt doen om dit te voorkomen en te begeleiden. In het filmpje wordt verteld met welke vraag/woorden je het best een gesprek over gamen kunt beginnen. •

Welke twee voorbeelden zie je in het filmpje?

1. __________________________________________________________________________________________________________________________________ 2. __________________________________________________________________________________________________________________________________ Hoe zou je in jouw omgeving of stage herkennen dat een jongere overmatig aan het gamen is. Is er misschien ook zelfs sprake is van verslaving? • Noteer vier kenmerken: 1. __________________________________________________________________________________________________________________________________ 2. __________________________________________________________________________________________________________________________________ 3. __________________________________________________________________________________________________________________________________ 4. __________________________________________________________________________________________________________________________________ Wanneer is de kans groot dan een jongere verslaafd raakt aan gamen? • Noem drie voorbeelden: 1. __________________________________________________________________________________________________________________________________ 2. __________________________________________________________________________________________________________________________________ 3. __________________________________________________________________________________________________________________________________ In de film worden tips gegeven over wat je het best kunt doen als een jongere verslaafd is aan gamen. • Schrijf hieronder vier dingen die je kunt doen: 1. _________________________________________________________________________________________________________________________________ 2. _________________________________________________________________________________________________________________________________ 3. _________________________________________________________________________________________________________________________________ 4. _________________________________________________________________________________________________________________________________

© Uitgeverij Edu’Actief b.v.

17


Opdracht 16: Had dit voorkomen kunnen worden? •

Lees de casussen bij deze opdracht. Bespreek met je medestudent of dit voorkomen had kunnen worden, en zo ja, hoe het voorkomen had kunnen worden.

Project X In september 2011 kwam in het nieuws dat een 15-jarig meisje dat in Haren woont (provincie Groningen) op Facebook een uitnodiging geplaatst had waarin zij meldde dat zij voor haar zestiende verjaardag een feestje wilde geven. Ze was vergeten om aan te geven/aan te vinken dat het een besloten feest je was. Veel jongeren die het berichtje lazen, stuurden de uitnodiging door naar anderen. Het resultaat was dat dertigduizend mensen via internet hadden aangegeven dat zij naar het feestje zouden komen. Dit feest is ook wel bekend geworden als Project X of het Facebook-feest. Op de avond zelf zijn het meisje en haar ouders ‘ondergedoken’. Er kwamen duizenden jongeren uit heel Nederland naar Haren. De hele situatie is behoorlijk uit de hand gelopen. Er werden winkels, tuinen en fietsen vernield. De ME werd ingezet om de relschoppers in bedwang te houden, wat amper lukte. Er vielen dertig gewonden en twintig relschoppers werden gearresteerd. Meer informatie over dit incident kun je lezen op de site www.mediawijsheid.nl/project-x-haren. •

Wat is het gevaar van het plaatsen van openbare berichtjes op Facebook?

_____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________ •

Wat zou jij dit meisje verder kunnen adviseren?

_____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________ •

Heb jij hier ervaring mee?

_____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________ Ruben, een 14-jarige jongen is aan het gamen. Hij kan online via zijn mobieltje telefoon ‘punten’ kopen om nog meer te kunnen doen in het spel. Nadat hij de punten gekocht heeft, krijgt hij regelmatig sms’jes. De vader van Ruben merkt op de afschriften dat de telefoonrekening van zijn zoon de laatste maand meer dan 200 euro is. •

Wat is het gevaar van het online kopen van producten?

_____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________

18

Ontwikkelingspsychologie deel 4: Puber en adolescent


Wat zou jij deze jongen adviseren om voortaan op te letten?

_____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________ •

Heb jij hier ervaring mee?

_____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________ Jolanda heeft via Facebook een leuk vriendje gekregen. Ze delen al hun geheimen. Op een dag wil het vriendje met Jolanda afspreken. Ze spreken bij het vriendje af die in een andere stad woont. Jolanda reist er alleen met de trein naar toe. Als Jolanda op de afgesproken tijd aanbelt, doet er een meneer van rond de 40 jaar de deur open. Hij steekt zijn hand uit en stelt zich voor. •

Wat is het gevaar van vrienden via Facebook ontmoeten?

_____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________ •

Wat zou jij Jolanda willen adviseren?

_____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________ •

Heb jij hier ervaring mee?

_____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________

Opdracht 17: Lagerhuis • • • • • • •

Lees de stelling en maak in jouw klas twee groepen. Een groep is voorstander, de andere groep is tegenstander van de stelling. Luister naar elkaars argumenten. Draai dan om, dus de tegenstanders worden voorstanders en omgekeerd. Luister naar elkaars argumenten. Hoe denk je nu over de stelling? Schrijf je mening op.

Stelling 1: Als alcoholische drank verboden wordt onder de 20 jaar, neemt het aantal comazuipers af. •

Mijn mening is nu:

_____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________

© Uitgeverij Edu’Actief b.v.

19


Wat zal de mening van een puber/adolescent zijn?

_____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________ Stelling 2: Tienerzwangerschappen nemen toe als drugs legaal wordt. • Mijn mening is nu: _____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________ •

Wat zal de mening van een puber/adolescent zijn?

_____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________ Stelling 3: Gezond eten in de schoolkantine voorkomt overgewicht. •

Mijn mening is nu:

_____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________ •

Wat zal de mening van een puber/adolescent zijn?

_____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________

Opdracht 18: Gevaren en voordelen van multimedia Kies met je medestudenten een van de volgende onderwerpen: Cyberpesten, grooming, gameverslaving, comazuipen, loverboys Maak met je groepje een korte voorlichting (15 minuten) voor middelbare school scholieren waarin jullie de voordelen en de nadelen die aan de orde zijn, uitleggen. Presenteer dit aan jouw klas. Wat zou je vertellen? Welke voorbeelden zou je geven? Welke mogelijkheden zou je noemen om Cyberpesten te voorkomen? Kies een ‘pakkende’ presentatievorm (prezi, filmpje, flyer, lied of rap). Informatie over deze onderwerpen kan gevonden worden in deze cursus, internet, in de bibliotheek, bij het Centrum Jeugd en Gezin of de GGD.

20

Ontwikkelingspsychologie deel 4: Puber en adolescent

Bestudeer Theoriebron: De adolescent (17 24 jaar).


> Pubers

in de problemen

Iedere puber laat wel eens probleemgedrag zien. Vooral in de leeftijd tussen 12 en 18 jaar. Daarna neemt het vaak af. Dit hoort bij het losmakingsproces en het vergroten van autonomie (zelfstandig en onafhankelijk worden). Sommige adolescenten verkeren tijdelijk in zulke moeilijke omstandigheden dat er probleemgedrag ontstaat. Ook kan er sprake zijn van een gedragsstoornis. Hierdoor kan probleemgedrag ernstige vormen aannemen. In dit hoofdstuk wordt het verschil tussen ernstig grensoverschrijdend gedrag, probleemgedrag en gedragsstoornis uitgelegd.

Doelstellingen • • • • •

Je kunt uitleggen wat het verschil is tussen probleemgedrag en een gedragsstoornis probleemgedrag. Je kunt middels een casus het verschil tussen probleemgedrag en gedragsstoornis verwoorden. Je kunt onderscheid maken tussen agressief gedrag dat naar buiten toe of naar binnen toe gericht is. Je kunt aangeven wat agressief gedrag kan versterken. Je kunt aan de hand van casussen kenmerken herkennen die horen bij depressie, suïcide, anorexia nervosa, boulimia en automutilatie.

Opdracht 19: Leg uit •

Waarom hoort probleemgedrag bij de puberteit?

_____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________

© Uitgeverij Edu’Actief b.v.

21


Wat voor probleemgedrag liet jij zien als puber?

_____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________ •

Was er bij jou sprake van een gedragsstoornis?

_____________________________________________________________________________________________________________________________________ •

Hoe heb je dat ervaren?

_____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________ •

Hoe reageerde jouw omgeving hierop?

_____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________ •

Bedenk een voorbeeld van een reactie (van volwassenen) die je prettige vond.

_____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________ •

Zou je nu zelf ook zo reageren op pubergedrag van anderen?

_____________________________________________________________________________________________________________________________________ •

Noem een voorbeeld van een reactie van volwassenen, die niet prettig was.

_____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________ •

Hoe zou jij nu zelf anders willen reageren?

_____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________

Opdracht 20: Wat is het verschil? •

Wat is het verschil tussen probleemgedrag en een gedragsstoornis?

_____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________

22

Ontwikkelingspsychologie deel 4: Puber en adolescent


Opdracht 21: Probleemgedrag of gedragsstoornis? • •

Zet een P achter de zin als het volgens jou probleemgedrag is. Zet een G achter de zin als het volgens jou een gedragsstoornis is. 1. 2. 3. 4. 5. 6.

Sinds de ouders van Jade gescheiden zijn, is zij erg opstandig tegen volwassenen. _______ Yoeri is meestal aardig en rustig, maar wordt heel opdringerig als hij te veel gedronken heeft. _______ Yara is altijd al een drukke, impulsieve en zeer opstandige dame geweest. _______ Als kind kon hij zijn eigen gevoelens al niet benoemen en begreep hij gevoelens van anderen ook niet. _______ Olaf was op de basisschool heel rustig. In de brugklas heeft hij de laatste tijden steeds een grote mond tegen de docenten. _______ Als baby was zij erg bang voor ballonnen, als peuter en kleuter was ze bang voor harde geluiden en nu durft ze niet meer naar plekken waar veel mensen zijn. _______

Opdracht 22 Wel of geen reden tot zorg •

Vul in de tabel in welk gedrag normaal pubergedrag is en welk gedrag is reden tot zorg. a. Louise eet iedere avond samen met haar ouders, maar spuugt het later in de wc weer uit. b. Roan kan al weken zijn aandacht niet bij de les houden, zijn vakantieliefde heeft het uitgemaakt. c. Joris zegt dat hij na 12 biertjes en dat ene XTC-pilletje nog best wel met zijn scooter naar huis kan rijden. d. Jetteke roept: ‘Oh was ik naar dood’, als ze ziet dat haar moeder de disco inloopt. e. Merel draagt altijd lange mouwen zodat de littekens op haar polsen niet te zien zijn. f. Lars heeft thuis gezegd dat hij mee is met het klassenuitje. Hij is stiekem naar zijn game-vrienden gegaan. Die begrijpen hem tenminste. g. Yolande heeft besloten niet meer te snoepen. Daar wordt ze te dik van vindt ze. h. Samira merkt dat haar vriendin veel klaagt over buikpijn. Ze ziet ook dat haar vriendin kale plekjes op haar hoofd heeft. i. Stan heeft een hanenkam, twee piercings en een leren broek met scheuren aan. Iedere zaterdagavond komen vrienden bij hem thuis om te chillen. Normaal pubergedrag

“Reden tot zorg” gedrag

© Uitgeverij Edu’Actief b.v.

23


Geef bij iedere stelling onder “Reden tot zorg g” gedrag aan n welk probleeemgedrag of gedraagsstoornis erb bij hoort.

_____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________

Opdrracht 23:: Hoe om mgaan me et agress sief gedrrag •

Zoek op www.leraaar24.nl het filmpje ‘Nooit Geleerd G – Agre essie’ op.

In het film mpje stelt een docent een vraag v over agrressief gedrag. Een agresssietrainer en een tai chi-lerraar geven infformatie over agressief ged drag. Een oud-leerling vertelt over zijn n agressieve gedrag. g •

Welkee twee soorten agressie noeemt de agresssietrainer? No oem ook een paar p voorb beelden van diit gedrag.

Soort agrressie: _____________________________________________________________________________________________________________________________________ Voorbeelden: _____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________ Soort agrressie: _____________________________________________________________________________________________________________________________________ Voorbeelden: _____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________ •

Wat kun k je als scho ool of instelling doen?

_____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________ •

Welkee vier dingen moet je volgeens de tai chi-leraar niet do oen?

1. __________________________________________________________________________________________________________________________________ 2. __________________________________________________________________________________________________________________________________ 3. __________________________________________________________________________________________________________________________________ 4. __________________________________________________________________________________________________________________________________ •

Waaro om niet?

_____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________

24

Ontwikkelingspsychologie deel d 4: Puber en n adolescent

Zie voor meer informatie www.facctor-e.nl


Welke drie dingen moet je juist wel doen?

1. __________________________________________________________________________________________________________________________________ 2. __________________________________________________________________________________________________________________________________ 3. __________________________________________________________________________________________________________________________________ •

Waarom wel?

_____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________ De oud-leerling vertelt over zijn agressieve gedrag. •

Welk gedrag liet hij zien?

_____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________ •

Wat voor soort agressief gedrag liet hij zien?

_____________________________________________________________________________________________________________________________________ •

Wat was de oorzaak?

_____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________ •

Hoe hadden zijn docenten het best contact kunnen maken? Welke voorbeelden noemt de jongen?

_____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________

Opdracht 24: Agressie op school of in de vrije tijd •

Bespreek samen de volgende vragen. –

Heb jij wel eens met agressie op school of tijdens een stage te maken gehad?

_____________________________________________________________________________________________________________________________________ –

Wat gebeurde er toen?

_____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________ –

Wat deed/zei de docent?

_____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________ –

Wat deed/zei de leerling?

_____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________

© Uitgeverij Edu’Actief b.v.

25


–

Hoe werd het conflict opgelost?

_____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________ •

Als je deze docent een advies had kunnen geven, wat voor tip zou je hem/haar geven?

_____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________

26

Ontwikkelingspsychologie deel 4: Puber en adolescent


> Bijzondere

pubers

In de media wordt vaak een negatief beeld geschetst over jongeren. Toch zijn er net zo goed positieve eigenschappen en verhalen te vinden. Wie met pubers en adolescenten werkt, zal ook andere ervaringen hebben. Ze kunnen ook moedig, creatief, enthousiast en ondernemend zijn. In dit hoofdstuk wordt een aantal dappere en beroemde pubers en adolescenten besproken. Je gaat oefeningen maken waarbij je reflecteert op je eigen puberteit en kwaliteiten.

Doelstellingen • • • •

Je maakt kennis met drie adolescenten die bekend zijn geworden door hun moed. Je leert twee adolescenten kennen die in een andere maatschappij, tijd opgroei(d)en. Je krijgt inzicht in jouw eigen sterke puberkwaliteiten. Je krijgt inzicht in hoe je deze kwaliteiten in jouw eigen werk kunt toepassen.

Opdracht 25: Overeenkomsten en verschillen Lees het NOS-artikel over Malala: http://nos.nl/artikel/708367-nobelprijs-voor-vrede-naar-malala.html Bekijk ook de website over het Anne Frank Huis: http://www.annefrank.org/nl/Anne-Frank/

Bestudeer Theoriebron: Bijzondere adolescenten

Bespreek met je docent en medestudenten de volgende vragen en vul het schema in. • •

Welke overeenkomsten zijn er tussen jouw leven en dat van deze bijzondere adolescenten? Welke verschillen zijn er tussen jouw leven en dat van deze adolescenten?

De links zijn ook te vinden op www.factor-e.nl

Denk daarbij aan: vrijheid om te doen wat je wilt, regels en afspraken die thuis en buitenhuis zijn, omgang met leeftijdsgenootjes, school, vrije tijd, vrijheid van meningsuiting, afzetten tegen ouders en omgeving, autonomie, inleven in de ander.

© Uitgeverij Edu’Actief b.v.

27


Overeenkomsten Malala

Anne Frank

28

Ontwikkelingspsychologie deel 4: Puber en adolescent

Verschillen


> Praten

met pubers en adolescenten

Doelstellingen • • •

Je weet hoe je een gesprek kunt starten en goed kunt laten verlopen. Je leert deze tips toe te passen in casussen. Je kunt reflecteren op jouw eigen handelen.

Opdracht 26: Casus Joris Joris komt woedend binnen stampen. Hij gooit zijn schooltas op de grond en schopt tegen de stoel. Hij vloekt en roept: ‘Ik ben die regels zo ontzettend zat!’ Je merkt dat de andere jongeren schrikken van dit gedrag en je wilt hem aanspreken op zijn gedrag. Hoe start je een gesprekje met hem? •

Bestudeer Werkmodel: Praten met pubers en adolescenten

Wat zeg je?

_____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________ •

Wat doe je?

_____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________ •

Waarom kies je voor deze benadering?

_____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________

Opdracht 27: Casus Jabir Jabir is een jongen van 15 jaar. Hij is erg verlegen, durft je niet goed aan te kijken en vertelt weinig uit zichzelf. De laatste tijd merk je dat hij steeds meer met gebogen hoofd loopt en contact met anderen vermijdt. Je maakt je zorgen en wilt graag polsen wat er aan de hand kan zijn. Hoe pak je dit aan? •

Wat zeg je?

_____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________ •

Wat doe je?

_____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________

© Uitgeverij Edu’Actief b.v.

29


Waarom kies je voor deze benadering?

_____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________

Opdracht 28: Casus Melanie Melanie is de laatste tijd erg druk. Ze kan geen moment stilzitten, praat erg snel en doet alles slordig en vluchtig. Ze maakt een opgejaagde en ongelukkige indruk. Je vermoedt dat ze pillen slikt. Je besluit hierover een gesprekje aan te knopen. Hoe pak je dit aan? •

Wat zeg je?

_____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________ •

Wat doe je?

_____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________ •

Waarom kies je voor deze benadering?

_____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________

Opdracht 29: casus Jolien Het valt je op dat Jolien de laatste tijd veel kledingstukken draagt. Zelfs met het warme weer draagt ze meerdere laagjes over elkaar. Ook merk je dat ze na het eten altijd vraagt of ze naar de wc mag. Je maakt je zorgen over dit gedrag en wilt jouw zorgen met haar bespreken. Hoe pak je dit aan? •

Wat zeg je?

_____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________ •

Wat doe je?

_____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________ •

Waarom kies je voor deze benadering?

_____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________

30

Ontwikkelingspsychologie deel 4: Puber en adolescent


Opdracht 30: Rollenspel: Slecht rapport Bekijk met je medestudenten het filmpje van het gesprek tussen moeder en dochter over het slechte rapport. Maak groepjes van drie. Verdeel de rollen van moeder, dochter en observator. De moeder probeert met het werkmodel :praten met adolescenten, het gesprek op een positievere wijze te laten verlopen De observator schrijft op: * wat werkt positief in het gesprek * wat werkt niet in het gesprek Na het rollenspel wisselt iedereen van rol Bespreek klassikaal wat wel en wat niet motiverend werkte voor de dochter. Welke tips zouden jullie verder aan deze moeder en dochter kunnen geven? _____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________________________________________________________________

Š Uitgeverij Edu’Actief b.v.

31


> Reflectie Cursusevaluatie Noem het belangrijkste wat je hebt geleerd. Noem wat je het best is bevallen aan deze cursus. Voor welke onderdelen had je te weinig tijd? Geef tips voor verbetering van de cursus. Geef hier je overige opmerkingen. Thermometer Voor de inhoud van deze cursus geef ik een: (1-10) Voor de begeleiding van deze cursus geef ik een: (1-10) Voor de organisatie (aanwezig middelen, tijdsduur, lesruimte enzovoort) van deze cursus geef ik een: (1-10) Voor het kunnen ontwikkelen van mijn competenties bij de kerntaak en/of het werkproces waar deze cursus bij aansluit, geef ik een: (1-10)

32

Ontwikkelingspsychologie deel 4: Puber en adolescent


Reflectie: Beroepsproduct ontwikkelingsschema Wat was de opdracht?

Wat moest jij doen?

Noem activiteiten die je hebt gedaan.

Wat was het resultaat van je activiteiten?

Waar was je tevreden over?

Waar was je minder tevreden over?

Hoe wil je het de volgende keer anders aanpakken?

Š Uitgeverij Edu’Actief b.v.

33


> Theoriebron:

De puber (12 tot 16 jaar)

In deze theoriebron lees je hoe de lichamelijke, cognitieve, emotionele, sociale en seksuele ontwikkeling verloopt bij meiden en jongens tussen de 12 en 16 jaar.

De lichamelijke ontwikkeling In de puberteit beginnen eerst de handen en voeten te groeien. Het hele hoofd groeit. De kinderlijke trekken in het gezicht van jongens en meisjes verdwijnt. Dan worden de armen en benen langer. De romp en de schouders worden breder. Doordat de lichaamsdelen niet tegelijkertijd groeien, kan het lichaam voor een puber slungelig en ongemakkelijk aanvoelen. Sommige pubers lopen met een gebogen nek of neerhangende schouders. In deze groeiperiode hebben pubers vaak een enorme eetlust. De groeispurt kan naast motorisch onhandigheid ook voor vermoeidheid zorgen. In de nacht kunnen gewrichten van de benen pijnlijk zijn. Hier is helaas geen pijnstiller voor. Bij meisjes stopt de groeispurt vaak eerder dan bij de jongens. ’s Avonds zijn pubers minder slaperig en ’s morgens voelen ze zich nog te moe om op te staan. Een puber groeit lichamelijk en geestelijk in korte tijd zeer snel. Hij verbruikt veel energie en heeft eigenlijk 9 uur slaap per nacht nodig. Daarom voelt een puber zich ook vaak moe. Als een puber lijdt aan een chronisch slaaptekort, dan kan hij moeite krijgen met concentreren en het onthouden van informatie. De creativiteit kan verminderen. Zowel jongens als meisjes kunnen erg onzeker worden over hun uiterlijk omdat ze last krijgen van puistjes. De meeste puistjes komen voor op het voorhoofd, rond de neus en op de kin. Dit wordt ook wel de T-zone genoemd. Als talgklieren gaan ontsteken, kan acne ontstaan. Het lichaam van jongens De groeispurt is bij jongens rond 12,5 jaar in volle gang. De jongens worden ieder jaar zo’n 11 centimeter langer en 3,5 kilo zwaarder. De bloedsomloop en luchtwegen veranderen en daardoor worden de spieren sterker en het uithoudingsvermogen neemt toe. De penis en de zaadballen worden groter. Rond 13 jaar vindt vaak de eerste zaadlozing plaats. Haargroei wordt zichtbaar in de schaamstreek, onder de oksels en benen. Er ontstaat baardgroei. Doordat de stembanden langer worden, groeit het strottenhoofd. De stem wordt lager. Dit wordt ook wel ‘de baard in de keel’ genoemd. Deze groeiperiode duurt bij de ene jongen een paar maanden, maar bij de ander kan dit wel een jaar duren. In deze groeiperiode kan de stem van een jongen overslaan.

Het lichaam van meiden Meisjes groeien het snelst rond hun twaalfde jaar. Ze groeien per jaar ongeveer 9 centimeter en worden zo’n 2,5 kilo zwaarder per jaar. De borsten gaan groeien. In de borsten komen melkklieren en vetweefsel. Twee jaar na het begin van de borstgroei start bij de meeste meisjes de aanmaak van eicellen en volgt de menstruatie. Ook komt er meer vetweefsel bij de taille, heupen, bovenbenen en billen. Dit betekent niet dat een meisje dikker wordt maar dat het lichaam dit vetweefsel nodig heeft om van een meisjesfiguur te groeien naar een vrouwenfiguur. De stembanden en het strottenhoofd van meisjes groeien bijna niet. De stem wordt wel iets lager maar verandert bijna niet.

De cognitieve ontwikkeling In de puberteit ondergaan de hersenen een enorme ‘verbouwing’. Dit gebeurt niet tegelijkertijd maar in fasen. In de hersenen worden eerst veel geslachtshormonen aangemaakt. Die zorgen voor de veranderingen in het lichaam.

34

Ontwikkelingspsychologie deel 4: Puber en adolescent


Daarna worden hersenverbindingen steviger en neemt het aantal hersenverbindingen toe. Deze nieuwe verbindingen zorgen er ook dat het puberbrein flexibeler wordt maar nog ongeorganiseerd is. Kinderen in de puberleeftijd hebben nog geen helikopterview. Dit betekent dat zij moeite hebben met kiezen, ordenen, vooruitkijken en plannen. Vooral op school en bij het plannen en organiseren van huiswerk is dit te merken. Een positieve kant is dat gedachten en het creatief denken nog niet geremd wordt. Pubers kunnen heel origineel en oplossingsgericht zijn. In Theoriebron: Het puberbrein lees je meer over de veranderingen in het puberbrein. Bij pubers werkt de ’impulscontrole’ nog niet zoals bij een volwassene. In vaktermen wordt dit het inhibitiesysteem genoemd. Daardoor zijn 12 tot16 jarigen vaak geneigd om over grenzen heen te gaan. Ze hebben nog geen automatisch stopmechanisme. Vooral puberjongens zoeken grenzen (thrill) op. De emotie en spanning om extra hard met je fiets van die steile helling af te scheuren is groter dan het bedenken dat de helling aan een drukke weg grenst. Later kunnen ze vaak wel de gevolgen van hun gedrag benoemen. In de situatie zelf, is de drang naar een kick of snelle emotie te groot.

De emotionele ontwikkeling De hersenen rijpen en ontwikkelen zich verder. Het denken van de puber is vaak onrustig. Dit komt omdat de emotiegebieden in de hersenen in de groei zijn en soms overactief. Pieken en dalen in stemming en humeur komen vaak voor. Reacties kunnen heel uitgelaten zijn en dan weer diep bedroefd zijn. Meiden en jongens kunnen hevig verontwaardigd reageren en zich gedragen als ‘drama queens’ en ‘drama kings’. Emoties zijn vaak sterker dan het logisch nadenken. De gevaren of gevolgen van eigen gedrag worden nog niet goed overzien. In de puberleeftijd kunnen jongens en meiden zich heel eenzaam voelen en egocentrische gedachten hebben. Ze kunnen bijvoorbeeld denken dat zij de enige op de wereld zijn die bepaalde gedachten of verlangens hebben. Maar ze kunnen ook te overmoedig zijn en denken: ‘Dat overkomt mij toch niet.’

De sociale ontwikkeling Pubers krijgen steeds meer een eigen mening en geloven niet meer meteen wat ouders of docenten beweren. Het is bekend dat zij meer op leeftijdsgenootjes (de peergroup) gaan letten. Ze willen graag deel uitmaken van een groep en niet opvallen of buitengesloten worden. Het uiterlijk wordt erg belangrijk. Meisjes besteden vaak veel tijd aan make-up. Zowel jongens als meisjes letten meer op kleding en hun kapsel. Pubers staan open voor nieuwe ervaringen en uitdagingen. Groepen beginnen makkelijker te experimenteren met roken en drinken. Ze zien en voelen minder gevaar en zijn dan sneller geneigd om risico’s te nemen. Ouders worden minder belangrijk. Discussies over regels en afspraken nemen toe. Midas Dekkers omschrijft dit in zijn boek ‘De larf’ als: ”Je vader verandert van een held in een oude zak en je moeder van een warme haven in een theemuts”.

Peergroup De vriendschappen veranderen in de puberteit. Er wordt meer gelet op het eigen uiterlijk en of dit overeenkomt met de normen van de vriendengroep. Vriendengroepen en vriendschappen worden steeds belangrijker. Dit biedt veiligheid en zekerheid. Met deze groep worden meerdere activiteiten gedaan. Jongeren doen moeite om zich met uiterlijk, kleding en gedrag aan de groepsregels te houden. Rond het 16e jaar durven adolescenten vaker een andere mening te geven. Ze voelen zich sterker om zelf te beslissen wat wel en niet goed is. Meisjes schrijven vaak in dagboeken en zien dit als een goede vriendin. Vriendengroepen hebben eindeloos vaak en lang contact door middel van social media. Vriendinnengroepen bestaan vaak uit een klein groepje. Andere meisjes worden niet snel toegelaten.

© Uitgeverij Edu’Actief b.v.

35


Vriendschappen duren vaak langer dan bij jongens. Jongens worden makkelijker toegelaten in de vriendengroep. De samenstelling wisselt vaker dan bij meisjes.

Zelfstandigheid en autonomie Bij 13 jarigen wordt vaak de uitdrukking ‘tussen servet en tafellaken’ gebruikt. Dit betekent dat 13 jarigen een beetje buiten de boot vallen. Ze horen niet meer bij de tieners en ook niet bij de adolescenten. Ze kunnen al veel zelf maar zijn nog niet zelfstandig genoeg in het dagelijks leven. Vanaf de brugklas wordt meer zelfstandigheid van pubers verwacht. Ze moeten zelf hun tas in kunnen pakken, huiswerk plannen, zorgen dat ze alles bij zich hebben en op tijd op school komen. De ouderparticipatie op scholen voor voortgezet onderwijs is minder dan op de basisscholen. Ouders zijn dus minder op de hoogte van wat op school gebeurt en in de vriendengroep. Aan de andere kant zijn het de ouders die de kinderen nog moeten beschermen. Pubers hebben impulsieve ideeën en kunnen de gevolgen er niet altijd van overzien. Dit geeft strijd met de ouders. Pubers merken dan bijvoorbeeld op: “Behandel me niet als een kind!” of “Ik ben oud genoeg om zelf te bepalen hoe laat ik thuis kom en met wie ik omga”.

De seksuele ontwikkeling In deze periode wordt duidelijker wat de seksuele voorkeur is. Pubers gaan steeds meer letten op de andere sekse. Ze trekken elkaars aandacht, dagen elkaar uit maar daar blijft het vaak nog bij. Jongens en meisjes praten onderling wel over elkaar, giebelen om dubbelzinnige opmerkingen en schuine grappen. Met vrienden en vriendinnen wordt gepraat over piemels, borsten en seks. Jongens uiten vaak stoere taal en verbergen hun onzekerheid. Meisjes zijn ook onzeker maar uiten dit door te tobben. De kennis uit boekjes of uit de multimedia is vaak wel aanwezig. Er wordt druk gefantaseerd over de ander maar er is meestal nog geen sprake van seks met een ander. Homoseksuele of heteroseksuele gevoelens komen steeds meer tot uiting. Vaak is dit nog een gevoel en wordt het nog niet zo benoemd. Jongens en meisjes merken dat ze anders reageren dan leeftijdsgenootjes. Rond 15 jaar worden jongens zich vaak bewust van hun voorkeur. Bij meisjes is dit vaak rondom hun 17e jaar. Dit is voor pubers een onzekerder proces. Vaak is er angst voor reactie van de ouders, vrienden en de acceptatie in de maatschappij. Daarom wordt er vaak lang mee gewacht om het aan de omgeving te vertellen. De meeste homoseksuele jongens zijn 17 jaar en de meeste lesbische meiden zijn 18 jaar bij hun ‘coming out’.

36

Ontwikkelingspsychologie deel 4: Puber en adolescent


> Theoriebron:

Het

puberbrein

Puberbrein in ontwikkeling Als een kind geboren wordt, zijn er al zo’n honderd miljard zenuwcellen (neuronen) in de hersenen. Net zoveel als bij een volwassene. De zenuwcellen werken alleen nog niet allemaal samen zoals bij oudere kinderen en volwassenen. Er zijn nog weinig verbindingen tussen de zenuwcellen in de hersenen van de baby. In de eerste vijf jaar groeien de hersencellen in omvang. Het kind leert veel en daardoor komen er steeds meer verbindingen bij. Als een kind 6 jaar is, is de omvang van het brein bijna net zo groot als dat van een volwassenen. Toch werkt het nog lang niet hetzelfde. Als de puberteit start, wordt het geslachtshormoon GnRH (Gonadotropin Releasing Hormone) actief. Dit hormoon wordt aangemaakt in de hypothalamus. Dit is een onderdeeltje in het midden van de hersenen en is ongeveer zo groot als een suikerklontje. Onderaan dit ‘suikerklontje’ hangt de hypofyse. Deze wordt ook wel de ‘meesterklier’ van het hormonale systeem genoemd. Deze klier is ongeveer zo groot als een erwt en regelt wanneer en hoeveel hormonen via de bloedbaan in andere delen van het lichaam komen. Hormonen en de hersenen zorgen er samen voor dat de hersenopbouw en lichaamsbouw verandert. Verandering hersenopbouw Tussen het tiende en 24e jaar verandert de grootte en samenstelling van de hersenen. Dit gebeurt niet ineens maar in groeispurten. De zenuwbanen worden eerst steviger. De verbindingen tussen hersencellen worden efficiënter. Hersengebieden krijgen steeds meer een eigen speciale functie. Deze ‘interne verbouwing’ gebeurt in drie stappen. Eerst zijn de achterste hersendelen aan de beurt, dan de middelste. Als laatste komen de voorste hersendelen (zoals de prefrontale cortex in het frontale hersenschors) verder tot ontwikkeling. Stap 1: De lichamelijke groei: Hier start de verandering mee. Door hormonen gaat het lichaam en hersenen groeien. Jongens en meisjes krijgen hun mannelijke en vrouwelijke uiterlijk Stap 2: Cognitieve groei: Het denkvermogen ontwikkelt steeds verder. Het leren plannen en overzien gaat beter. Het impulsieve, soms onlogische en riskante pubergedrag vermindert in de loop van de tijd . Stap 3 :Sociaal emotionele groei: Het inzicht in zichzelf en de ander komt steeds verder op gang. De peergroup wordt minder belangrijk Overspoeld met hormonen De ‘hormoonhuishouding’ is nog niet meteen op orde. Er vinden veel hormoonschommelingen plaats. In het eerste gedeelte van de puberteit zorgen groeihormonen ervoor dat het lichaam verandert. Hierdoor kunnen jongens en meiden last hebben van stemmingswisselingen. Ook kunnen er zelfs depressieve gevoelens ontstaan. Hormonen die in de puberteit actiever worden zijn: • Groeihormonen, die zorgen voor de groei van de armen, benen en romp. • Geslachtshormonen, zorgen ervoor dat de geslachtsorganen hormonen afgeven zodat vrouwen eicellen gaan aanmaken en ongesteld worden. Bij jongens worden zaadcellen aangemaakt. Geslachtshormonen zorgen er ook voor dat talgklieren harder werken en meer talg aanmaken. Door overproductie van talg en dode huidcellen raken de uitgangen van talgklieren verstopt en ontstaan puistjes en mee-eters. – Slaaphormoon (Melatonine), is een hormoon dat het lichaam ’s avonds aanmaakt en zorgt voor een slaperig gevoel.

© Uitgeverij Edu’Actief b.v.

37


‘s Morgens neemt het hormoon weer af waardoor je weer ontwaakt. In de puberteit gaat het lichaam steeds later op de dag melatonine afgeven. Dit verandert het slaap-waakritme van de puber.

38

Ontwikkelingspsychologie deel 4: Puber en adolescent


> Theoriebron:

De adolescent (17- 24 jaar)

De lichamelijke ontwikkeling In deze periode kan de lichaamslengte nog groeien. Met 21 jaar stopt de groei van het skelet en de geslachtsorganen.

Het lichaam van jongens Na het 16e jaar kunnen jongens haargroei op borstkas en rug krijgen. De lichaamsgroei verloopt bij jongens heel verschillend. Het verschil is genetisch bepaald. Dit betekent dat de lichaamslengte afhankelijk is van de lichaamslengte die ouders en familie hebben bereikt. De groei kan stoppen maar kan ook doorgaan zodat de lengte nog met 15 cm toeneemt. De gemiddelde lengte die jongens bereiken is 184 cm. Het lichaam van meiden De meeste meisjes zijn op 17-jarige leeftijd uitgegroeid. De borsten kunnen soms nog wat zwaarder worden. De gemiddelde lengte die meisjes bereiken is 170 cm.

De cognitieve ontwikkeling Op school, maar ook thuis of in de leefgroep zijn adolescenten snel afgeleid. Ze vinden het vaak moeilijk om hoofd- en bijzaken te onderscheiden. Het lukt niet om de aandacht op een ding te blijven richten. Het negeren van dat sms’je of Facebook-bericht is dan ook erg moeilijk. Neuropsycholoog Dick Swaab beschrijft dit in een van zijn boeken: “Pubers zien niet hun onrijpe hersenen als het probleem, maar hun ouders. Toch helpen juist de ouders, docenten en begeleiders vaak met de planning en organisatie van de puber. Ook geven ouders morele kaders en grenzen aan. Eigenlijk zijn de ouders en begeleiders de prefrontale cortex van de puber.” Een 16-jarige kan meer zelfstandigheid aan. Ze zijn zelfbewuster en kunnen al beter nadenken over de gevolgen van hun eigen gedrag. Doordat ze abstracter denken, lukt het beter om plannen en keuzen te maken. Er is meer sprake van een helikopterview (overzicht houden). Zij durven beter een eigen standpunt in te nemen dat afwijkt van de mening van de vriendengroep. Emotie en verstandig nadenken wisselen elkaar echter nog veel af. Na het 16e jaar zal een jongere steeds beter vooruit kunnen denken en plannen. Ook kan het beter overzien wat het gevolg is van zijn keuzes, handelen en gedrag. Uit onderzoek blijkt dat alle hersengebieden pas goed samenwerken als een adolescent rond de 20 jaar is. Voor die tijd is het dus geen opzet als adolescenten moeite hebben met plannen. Rond 24 jaar zijn de emotiegebieden en het rationeel denken met elkaar in evenwicht. Vanaf deze periode is de adolescent goed in staat om abstract te denken (bijvoorbeeld nadenken over vriendschappen, waarden en normen en het overzien van gebeurtenissen).

De emotionele ontwikkeling Vanaf het 17e jaar is het lichaam bijna volgroeid. De emotiegebieden en de impulsbeheersing in de hersenen zijn nog lang niet op orde. Emoties zijn niet altijd onder controle en laten diepe dalen en grote hoogtes zien.

© Uitgeverij Edu’Actief b.v.

39


Dit veroorzaakt stemmingswisselingen en dit maakt de adolescent kwetsbaar en beĂŻnvloedbaar. Voor de adolescent zelf maar ook zijn omgeving kan het moeilijke zijn om hier mee om te gaan Een begripvolle benadering met duidelijke regels en afspraken zijn hierbij erg belangrijk. Uit onderzoek blijkt dat jongeren meer gemotiveerd zijn om hun gedrag te veranderen als zij positief toegesproken worden. Straffen en negatieve opmerkingen werken juist demotiverend. Een compliment geeft adolescenten langer een goed gevoel en dit vergroot de kans op goed gedrag. Rond het 22e jaar, in de late adolescentieperiode, komen emotiegebieden en rationeel denken meer met elkaar in evenwicht. Op 24-jarige leeftijd is dit in balans.

De sociale ontwikkeling De peergroup Aan het begin van de puberteit zijn er vooral meisjes- of jongensvrienden groepen. Vanaf het 15 e jaar ontstaan ook gemengde vriendengroepen doordat de belangstelling voor de ander sekse toeneemt. Tijdens feesten en uitgaan komen vriendengroepen en culturen met elkaar in contact. Daaruit ontstaan weer stelletjes jongens en meisjes die verkering krijgen en zich meer gaan afzonderen van de peergroup. De grotere groepen vallen daardoor nog wel eens uiteen.

Afzetten heeft een reden Afzetten tegen ouders en volwassenen hoort bij de adolescentie. Het helpt de adolescent om zelfstandig te denken en te handelen en zich los te maken van de ouders. Zij zullen zichzelf in de maatschappij staande moeten houden. Bijvoorbeeld in een baan, als burger, voor een gezin en een huishouden.

Meer zelfstandigheid en autonomie Het lukt de adolescent steeds beter om gedrag en de drang naar leuke dingen uit te stellen. Hoewel leeftijdsgenootjes belangrijk blijven, durven 16 jarigen meer uit te komen voor hun eigen mening en gevoel. Ze kunnen meer verantwoordelijkheid aan en kijken bewuster naar zichzelf en de anderen. Via stage, vrijwilligerswerk of een bijbaantje doet de adolescent ervaring op in de maatschappij. Hun wereldje wordt groter en leren hierdoor beter redeneren vanuit sociale relaties (Ga om met de ander, zoals jij ook behandeld wil worden; met respect). Later in de adolescentieperiode wordt steeds meer vanuit maatschappelijk belang beredeneerd. Jongeren krijgen steeds meer maatschappelijke verantwoordelijkheden en kunnen deze ook goed aan. Op 18-jarige leeftijd zijn adolescenten voor de wet meerderjarig. Dat betekent dat iedereen van 18 jaar en ouders door de wet als volwassen wordt beschouwd. Denk bijvoorbeeld aan zonder coach mogen autorijden, autorijlessen en het kunnen aanvragen van een lening om te studeren (studiefinanciering). De meeste jongeren starten na het afstuderen (ongeveer rond hun 20e jaar) met hun eerste baan. Ze gaan uit huis en worden door de maatschappij als volwassenen behandeld en gezien.

De seksuele ontwikkeling Meisjes zijn eerder geslachtsrijp dan jongens. Toch hebben jongens vaak op jongere leeftijd hun eerste seksuele ervaring. Tussen de 15 en 17 jaar hebben meisjes en jongens vaak hun eerste verkering. Op 17-jarige leeftijd heeft ongeveer de helft van de adolescenten geslachtsgemeenschap gehad. Met 18-19 jaar zoeken jongeren meer emotionele betrokkenheid in een relatie. Ze hebben dan vaak al een of meerdere relaties en geslachtsgemeenschap gehad. Voorbehoedsmiddelen Uit onderzoek blijkt dat er in Nederland over het algemeen veilig wordt gevreeĂŤn. Het meest worden alleen condooms gebruikt. Soms in combinatie met de pil. In mindere mate wordt alleen de pil gebruikt.

40

Ontwikkelingspsychologie deel 4: Puber en adolescent


Geslachtsziektes Jongeren die onbeschermd seks hebben (dus vrijen zonder condoom), lopen de kans om een geslachtsziekte te krijgen. Dit wordt ook een soa, een seksueel overdraagbare aandoening, genoemd. Soms duurt het jaren voordat dit zichtbaar en merkbaar wordt. In de tussentijd kunnen dan al anderen besmet zijn geraakt. Sommige geslachtsziekten gaan niet over en hebben ernstige gevolgen op de lange termijn. Bij een hiv-infectie kan iemand, als dit te laat ontdekt wordt, uiteindelijk overlijden. Ook zijn er geslachtziektes waarbij verminderde vruchtbaarheid kan optreden. Dan is de kans groot dat je onvruchtbaar wordt en geen kinderen meer kan krijgen. Bij de GGD of de huisarts kan getest worden of iemand besmet is met een geslachtsziekte. Loverboys In de puberteit zijn meisjes vaak erg onzeker over hun uiterlijk en zetten ze zich af tegen hun ouders. Ze zoeken naar een lieve of stoere vriend die bescherming en waardering geeft. Loverboys zijn jongens die contact met deze meisjes zoeken. Of een meisje doet zich voor als vriendin en brengt het meisje in contact met de loverboy. De loverboy overlaadt het meisje met aandacht, complimentjes en cadeautjes. Het meisje wordt verliefd en wordt afhankelijk van deze jongen. Loverboys dwingen deze meisjes vaak om het contact met de ouders te verbreken en van huis weg te lopen. Wat eerst nog vrijwillige seks was, wordt nu gedwongen seks. Daarna worden deze meisjes gedwongen om de prostitutie in te gaan. Het gedrag van het lieve vriendje verandert in dat van een harde, meedogenloze pooier. Ook komt het voor dat de loverboys naast hardhandig ook lief blijft. Het meisje gaat dan twijfelen, maar blijft toch bij hem. Tienermoeders Meisjes die op jonge leeftijd zwanger worden, hebben vaak slechte of geen seksuele voorlichting gehad of weten te weinig over hoe voorbehoedsmiddelen werken. Zwangerschappen kunnen ook komen doordat door alcohol en of drugsgebruik onveilig gevreeën is. Sinds 2001 zijn er steeds minder meisjes van 17 jaar of jonger die tienermoeder worden. Deze daling is zowel bij allochtone als autochtone meisjes zichtbaar. Antilliaanse meisjes zijn nog wel vaak jong als ze moeder worden.

© Uitgeverij Edu’Actief b.v.

41


> Theoriebron:

Vrije tijd, peergroup en risico’s

Bij pubers en adolescenten groeien de hersenen. De structuur en samenwerking van de hersengebieden verandert. In het voorste deel van de hersenen ligt de hersenfunctie impulscontrole, ‘inhibitie’ die het afremmen en stoppen van het gedrag regelt. In het puberbrein werkt deze functie nog niet goed samen met de emotionele gebieden en de rationele gebieden. Hierdoor is de drang naar snel iets willen doen, voelen en ervaren te groot. Een puber en adolescent is dan ook vaak nog niet goed in staat om iedere keer veilig en sociaal aangepast gedrag te laten zien. De uitdaging en thrill van wat op korte termijn gebeurt, is dan te groot. Het doen en beleven gebeurt eerst en later wordt vaak pas duidelijk wat er gebeurd is en wat de gevolgen zijn. Het overschrijden van grenzen heeft voor een groot deel te maken met de grote invloed die een peergroup uitoefent.

Peergroup en grenzen verkennen In een groep jongeren kan het voorkomen dat er door de jongere zelf en de groepsdruk te weinig remming is op wat ze doen. Er worden te grote risico’s genomen met nadelige gevolgen. De groep overziet niet welke nadelige gevolgen bijvoorbeeld alcohol en drugs voor hun hersenen heeft en denken niet na over de gevolgen en risico’s van hun gezondheid. Uit onderzoek blijkt dat te veel drinken van alcohol een remmende werking op de hersenen heeft. Bij overmatige alcoholgebruik, zoals bij comazuipen, kunnen delen van de hersenen afsterven of krimpen. Dit is op hersenscans te zien. Omdat de hersenen nog niet voldoende uitgerijpt zijn en de drang naar snelle bevrediging groot is, kunnen pubers en adolescenten ook extra vatbaar zijn voor een snelle en hardnekkige verslaving. Comazuipen of het zogenaamde binge drinking en drugs hebben dus levenslange gevolgen. Veel verkeersongelukken vinden plaats doordat dronken 17-jarigen op de brommer of fiets naar huis rijden. Ze beseffen niet dat hun reactiesnelheid erg laag is. Door overmatig alcohol- en/of drugsgebruik kan het ook voorkomen dat adolescenten niet bewust voorbehoedsmiddelen gebruiken en er onbeschermd gevreeën wordt. Dit kan een tienerzwangerschap tot gevolg hebben. Ook kunnen geslachtsziektes overgebracht worden tijdens het vrijen. Door een geslachtsziekte, maar ook door te veel alcohol of druggebruik kunnen meisjes en jongens onvruchtbaar worden. Dit betekent dat je op latere leeftijd geen kinderen meer kunt krijgen.

Vrije tijd Bijbaantjes Vanaf 15 jaar mogen kinderen een bijbaantje hebben. Dit doen ze vaak na schooltijd of in het weekend. Het begint vaak met een krantenwijk of oppassen. Later gaan jongeren vaak in de horeca of in een winkel werken. Het salaris dat ze verdienen is nog te laag om zelfstandig van te leven. Dit is ook vaak nog niet nodig want de meeste jongeren wonen nog gewoon thuis. Het voordeel is nu dat zij door hun baantje meer geld kunnen sparen of dingen kunnen doen en kopen. Er is meer ruimte en vrijheid voor ze. Door een bijbaantje te nemen, leren adolescenten heel veel. Ze leren dat je je aan de werktijden moet houden en dat je de opdrachten van een baas op moet volgen. Ook leren ze overleggen en samenwerken met collega’s. Deze vaardigheden leren adolescenten ook door schoolmaatschappelijke stages te lopen. Dit gebeurt vaak buiten schooltijd. De activiteiten worden niet uitbetaald. Bijbaantjes zorgen er ook voor dat de puber en adolescent zich meer verantwoordelijk voelt en zelfstandiger wordt. Met bijbaantjes wordt meestal begonnen omdat het geld oplevert en niet als opstart voor een latere beroepskeuze of baan.

42

Ontwikkelingspsychologie deel 4: Puber en adolescent


Jongeren hebben een eigen manier van vrijetijdsbesteding. Het liefst trekken vriendengroepen samen op, zonder volwassenen in de buurt. Hiermee laten ze zien dat ze onafhankelijk zijn en hun eigen boontjes kunnen doppen. Meisjes hebben belangstelling voor muziek, lezen graag tijdschriften en zijn met mode bezig. Ze gaan graag shoppen. Jongens luisteren ook graag naar muziek en gaan graag samen op pad om wat te chillen. Het graag willen chillen heeft ook een lichamelijke oorzaak. Door de groeispurt van het lichaam en de hersenen, zijn adolescenten vaak moe en dan is chillen een relaxte activiteit. Voor zowel jongens als meisjes zijn sporten, muziek, verenigingsleven en uitgaan populaire vrijetijdsbezigheden. Muziek speelt in het leven van adolescenten een belangrijk rol. Liedjes gaan vaak over verliefd zijn, liefdesverdriet, liefde. Thema’s waar adolescenten mee bezig zijn. Het luisteren naar deze liedjes geeft troost, herkenning. De teksten geven de verwarring, emoties en teleurstelling en verlangen van de puber weer. Uitgaan en comazuipen Pubers en adolescenten gaan steeds vaker ‘indrinken’ voordat ze uitgaan. Dit doen ze omdat dit goedkoper is en omdat de leeftijdsgrens voor het mogen drinken van alcoholische drankjes verhoogd is naar 18 jaar. Iedere week alcohol drinken (bijvoorbeeld meer dan 6 glazen)brengt schade aan de lichamelijke ontwikkeling en de hersenen. Ook zijn er vaak meer lichamelijke klachten. De kans is groter om angstig en depressief te worden. De concentratie en het geheugen kan sterk verminderen. Hoe vroeger een adolescent begint met drinken, hoe groter de kans op een alcoholverslaving. De term comazuipen wordt sinds 2007 veel gebruikt in de Nederlandse media. In Duitsland werd deze term al eerder gebruikt. Daar wordt het Komasaufen genoemd. Comazuipen houdt in dat iemand zoveel alcohol (ongeveer 20 glazen bier of andere alcoholhoudende drankjes)heeft gedronken dat er een alcoholvergiftiging ontstaat. Het bewustzijn vermindert zo sterk dat de persoon nergens meer op reageert. De persoon kan ook een ademstilstand of hartstilstand krijgen of kan in een (tijdelijke of langdurige) coma raken, zoals bij een hersenstilstand. Ziekenhuizen krijgen dagelijks te maken met een of twee 10 tot 20 jarigen met een alcoholvergiftiging. Ook is bekend dat er jaarlijks 20.000 verkeersongelukken gebeuren ten gevolge van overmatig alcohol gebruik. Gamen Een groot deel van de vrije tijd wordt door jongens besteed aan gamen. Gamen is ontspannend en uitdagend. Het is ook een veilige manier om contact met leeftijdgenootjes te hebben. Sommige games worden in groepen gespeeld. Volwassenen maken zich vaak zorgen over het gamegedrag. Pubers en adolescenten kunnen heftig reageren als een spel niet naar hun zin verloopt. Ze kunnen zich helemaal afsluiten van de wereld. Ouders zijn vaak bang dat het gamen verslavend is of lichamelijke klachten oplevert. Toch zijn er ook zeker voordelen te noemen. Door te gamen, leren jongeren doorzetten, resultaatgericht en precies werken. Het reactievermogen wordt groter. Doordat er vaak met meerderen online gespeeld wordt, leren ze samenwerken, organiseren en multitasken. Ook is uit onderzoek gebleken dat door het spelen van games het visuele geheugen, het visuele inzicht en de oog-handcoördinatie verbeteren. Verder is uit onderzoek gebleken dat chirurgen die gamen, beter werk doen dan collega-chirurgen die niet gamen. Net zoals het te veel roken, naar agressieve films kijken of te veel drinken kan te veel gamen schadelijk zijn. Gamen om lekker even af te reageren of te ontspannen is prima, maar ook hierover moeten jongeren met ouders afspraken gemaakt worden. Risico op verslaving blijft aanwezig. Vooral voor die puber die weinig sociale contacten heeft of het gamen als vlucht uit de werkelijkheid gebruikt.

© Uitgeverij Edu’Actief b.v.

43


Multimedia: onmisbaar, maar ook gevaren In het leven van de jongeren zijn multimedia en social media niet meer weg te denken. Multimedia is een belangrijk en vaak veilig middel om in contact met leeftijdgenootjes te blijven. Maar het heeft ook gevaren in zich. Tv en kranten waren al bekend in het leven van kinderen. Het geeft veel informatie over de wereld om het kind heen. Aan het einde van de basisschoolperiode is bijna ieder kind wel bekend met een vorm van social media. Op de basisschool hebben ouders vaak nog wel zicht op de activiteiten van hun kinderen, maar eenmaal op het voortgezet onderwijs wordt dit lastiger. Een puber wil niet meer altijd inzage wil geven in de berichtjes die hij verstuurt. Jongeren zijn de hele dag met elkaar in verbinding en willen de hele dag met elkaar in verbinding zijn en foto’s ervaringen delen. Via Facebook, Twitter, WhatsApp en sms’jes worden de hele dag berichtjes naar elkaar gestuurd en het liefst meteen gelezen. Vooral meisjes gebruiken social media om met elkaar te communiceren. Jongens gebruiken het vooral voor video’s en gamen. Naast de voordelen zijn er ook gevaren aan het gebruik van social media. Digitale misverstanden Het gebeurt nog wel eens dat ruzies tussen jeugd online voortgezet worden. Adolescenten realiseren zich vaak niet dat de berichtjes die geschreven worden op Facebook door iedereen gelezen kunnen worden. Dit kan heel hard en beangstigend over komen. Achteraf blijkt vaak dat het niet zo bedoeld was, of dat een emotioneel berichtje in een impulsieve bui verzonden is. De verzender is het dan alweer vergeten, maar de ontvanger zit wekenlang nog met een rotgevoel. Soms worden berichtjes verstuurd die niet duidelijk zijn voor de lezer en verkeerd begrepen worden. Hierdoor kunnen allerlei misverstanden ontstaan, Cyber- of digitaal pesten Cyberpesten gebeurt op internet (mail, Facebook, YouTube filmpjes) of via mobieltjes(sms of WhatsApp). Dit kan heftige gevolgen hebben voor degene die gepest wordt. Dit kan op school maar ook thuis gebeuren. Een afzender kan ook onder een andere naam of via een mobieltje/account van een ander een bericht sturen. Dit kan erg bedreigend zijn voor het slachtoffer. Uit onderzoek blijkt dat 61,9%van de jongeren weleens te maken heeft (gehad) met cyberpesten. Het verzenden van dreigmails, haatmails, hacken of ongewenst foto’s/filmpjes op internet zetten is strafbaar.

44

Ontwikkelingspsychologie deel 4: Puber en adolescent


Er kan bij de politie een aanklacht ingediend worden waarvan dan een proces-verbaal opgesteld wordt. Als de afzender bekend is/opgespoord is, kan deze een geldboete of celstraf krijgen. Grooming Een ander gevaar is dat iedereen op Facebookprofielen kan lezen en reageren. Het gebeurt nog wel eens dat mensen met opzet een andere naam, leeftijd of foto doorsturen naar een profiel. Nietsvermoedende meisjes of jongens reageren dan zonder te weten wie of wat er achter de zender zit. Er zijn helaas al meerdere gevallen van seksueel misbruik en afpersing via de webcam bekend. Moeilijk te verwijderen Veel berichten en video’s die eenmaal op internet staan, zijn heel moeilijk te verwijderen. Als er een bericht of rare foto van iemand op internet staat, kan dit vervelende gevolgen hebben voor de toekomst. Veel werkgevers gaan bijvoorbeeld via Facebook na wat voor persoon er gesolliciteerd heeft. Schulden Bijna iedere puber en adolescent heeft tegenwoordig een eigen mobieltje. Vaak wordt een abonnement gekocht dat in de aanbieding is. Na een tijdje blijkt het abonnement erg duur en kunnen jongeren in geldproblemen komen. Wat ook voor kan komen, is dat sms’jes die naar de mobieltjes toegestuurd worden een erg hoge telefoonrekening opleveren. Dit kan voor een onoplettende puber oplopen tot hoge bedragen en schulden.

© Uitgeverij Edu’Actief b.v.

45


> Theoriebron:

Pubers in de

problemen

Bij de puberteit hoort het verkennen van de eigen grenzen en die van anderen. Waar kinderen tot 12 jaar de grenzen en afspraken van volwassenen zonder meer accepteerden, heeft de puber nu kritiek en begint een hevige discussie. Dit gedrag heeft ook een doel. Door de grenzen van ouders en omgeving te verkennen, maken jongeren zich los van hun ouders en leren de grenzen van de omgeving en zichzelf kennen. Uiteindelijk zal de jonger steeds meer in staat zijn om zelfstandig weloverwogen beslissingen te nemen en een verantwoordelijke volwassene te zijn.

Het ene kind zoekt meer de grenzen op dan het andere. Ieder puber maakt op zijn eigen wijze de puberteit door. Jongeren met probleemgedrag of een gedragsstoornis laten vaak in de puberteit meer grensoverschrijdend gedrag zien. Probleemgedrag en een gedragsstoornis zijn twee verschillende begrippen. Je spreekt van gedragsproblemen als het gedrag van iemand wordt bepaald door oorzaken die buiten het kind liggen. Ook kan het karakter van het kind in combinatie met de omgeving tot veel botsingen leiden. Een gedragsstoornis is vaak al bij de geboorte in aanleg aanwezig. Voorbeelden van gedragsstoornissen zijn: Oppositional Defiant Disorder (ODD). Kinderen met deze stoornis laten al vanaf zeer jonge leeftijd thuis en op school opstandig en ongehoorzaam gedrag zien. Ze zijn meestal niet gewelddadig. Kinderen met Conduct Disorder (CD) laten asociaal gedrag zien. Ze hebben een verstoorde sociale ontwikkeling en voelen daardoor geen respect voor de rechten en gevoelens van anderen. Jongeren met een gedragsstoornis worstelen en botsen meer met de grenzen die ouders en school opleggen. De gevolgen van deze botsingen zijn vaak ook ernstiger. In de puberteit kan het al aanwezige probleemgedrag verergeren. De neiging om grenzen te overschrijden wordt nog minder onderdrukt en juist versterkt. Meestal is het niet precies duidelijk of het gedrag het gevolg is van de puberteit of de gedragsstoornis. Vaak zijn beide verweven met elkaar en dit maakt het begrijpen en begeleiden van probleemgedrag extra moeilijk.

46

Ontwikkelingspsychologie deel 4: Puber en adolescent


Een aantal jongeren krijgt een vorm van therapie en begeleiding op school door een leerlingbegeleider of orthopedagoog/psycholoog. Een ander deel van deze jongeren wordt naar het speciaal onderwijs verwezen of wordt (tijdelijk) in de dagopvang, een jeugdinstelling of in een residentiële setting geplaatst. Er zitten meer jongens dan meisjes in deze instellingen. De reden is dat jongens bij problemen eerder agressief gedrag naar zichzelf en anderen uiten. Dit heeft explosief gedrag tot gevolg. Meisjes proberen zich over het algemeen meer aan de groep aan te passen en keren meer in zichzelf bij probleemgedrag of een gedragsstoornis. Zij hebben angsten en sluiten zich juist af van de wereld. Dit reageren ze af op hun eigen lichaam waardoor zij bijvoorbeeld een depressie, automutilatie of anorexia nervosa ontwikkelen.

Probleemgedrag bij pubers en adolescenten Alcohol In de puberteit wordt veel alcohol gedronken. Op een weekenddag drinkt van de 15-jarige jongens 52% en 46% van de meisjes ten minste vijf glazen per keer. Steeds vaker drinken jongeren van die leeftijd zich in coma en moeten op de intensive care opgenomen worden. Indrinken voor een feestje is niet ongewoon. In onderzoek is aangetoond dat door te veel alcohol en alcoholmisbruik het brein krimpt. Deze hersenbeschadiging heeft blijvende leeren concentratieproblemen tot gevolg. Op latere leeftijd kan het zowel bij vrouwen als mannen vruchtbaarheidsproblemen tot gevolg hebben. Vaak denken jongeren niet aan de gevolgen voor hun gezondheid op de langere termijn. Uit ander onderzoek is gebleken dat in Europa jaarlijks 55.000 jongeren aan alcoholvergiftiging sterven of om het leven komen door een verkeersongeval waarbij alcohol in het spel was. Drugs en pillen Tijdens dance-feesten worden steeds vaker XTC-pillen verkocht en gebruikt. Bij het kopen is niet altijd goed te controleren hoe zuiverde pillen zijn. Ook is niet altijd bekend hoe sterk de dosering is. De combinatie van hooggedoseerde XTC-pillen en het drinken van teveel water kan het lichaam niet verwerken. Dan kan levensbedreigend zijn. Steeds vaker in het mogelijk om op feesten je XTC en drugs te laten testen. Doordat in de prefrontale cortex in de hersenen de inhibitiefunctie nog niet goed ontwikkeld is, is de jongere niet goed in staat om zijn gedrag te sturen en te remmen. Hij is uit op die ene kick op korte termijn Een ander gevolg is dat adolescenten eerder geneigd zijn om grenzen over te gaan en risicovol gedrag te vertonen. Ze kunnen minder snel stoppen. Dit heeft ook tot gevolg dat gebruik van drank en drugs en gokken uit de hand kunnen lopen.

Gok-,game- en alcohol verslaving Er is sprake van een verslaving als de persoon niet meer een normaal leven kan leiden zonder bijvoorbeeld gamen, drugs of alcohol. De persoon heeft het verslavende middel nodig om zich staande te houden in de wereld. Doet hij of zij dit niet dan gaat het lichaam en geest heftig reageren. Dit zijn ontwenningsverschijnselen. Om dit te voorkomen, blijft de persoon het middel gebruiken. Er ontstaan vicieuze cirkels die het probleem in stand houdt. Deze zijn: •

farmacologische vicieuze cirkel De persoon moet steeds meer van het middel innemen om zich goed te voelen. Ermee stoppen is niet mogelijk omdat er dan ontwenningsverschijnselen komen.

cerebrale vicieuze cirkel Door het overmatige gebruik van het middel wordt de hersenfunctie op negatieve wijze beïnvloedt. De wil van de persoon om ertegen te vechten en te stoppen neemt af.

© Uitgeverij Edu’Actief b.v.

47


psychogene vicieuze cirkel De persoon voelt zich schuldig en schaamt zich voor het overmatige gebruikt. Dit gevoel verdwijnt als het middel wordt ingenomen. Door te blijven gebruiken, worden schuldgevoelens weggestopt.

sociale vicieuze cirkel Het gamen, de alcohol en de drugs leiden vaak tot ernstige problemen in het gezin, op het werk en in de vriendenkring. Hierdoor raakt de persoon geïsoleerd. Dit heeft weer het gevolg dat de persoon vooral met lotgenoten omgaat en de verslaving in stand blijft.

Een andere oorzaak van grensoverschrijdend gedrag is de stijging van geslachtshormonen. Dit stimuleert het typisch mannelijke agressieve en risicozoekende gedrag bij jongens. Bij jongeren met gedragsproblemen of een gedragsstoornis is de kans groter dat ontremd en antisociaal gedrag toeneemt. Dit kan zich uiten in agressie, delinquent gedrag en jeugdcriminaliteit. Statistieken geven echter aan dat na het 17e jaar het aantal misdaden als diefstal, inbreken, vernielingen en geweldpleging vaak afneemt. Rond het 16e jaar ontwikkelt de prefrontale cortex zich verder waardoor het impulsieve gedrag vermindert en het morele gedrag en het verantwoordelijkheidsgevoel bij de meesten langzaamaan toeneemt. Jongens zullen die agressieve gevoelens en het agressieve gedrag eerder op de buitenwereld afreageren. Agressieve gedrag van jongens is meestal jeugdcriminaliteit en vandalisme. Meisjes zijn eerder geneigd om agressie af te reageren op zichzelf en hun lichaam. Bijvoorbeeld door middel van depressie, suïcidaal gedrag, automutilatie of anorexia nervosa. Depressie of dip Iedere puber kent momenten van sombere gedachten. Vaak hebben deze gedachten met verliefdheid of uitmaken van verkering te maken. Andere oorzaken kunnen zijn vaak de thuissituatie, vriendschappen of school. Dat hoort bij de emotionele ontwikkeling. De sombere gevoelens worden versterkt door de toename van hormonen. Vaak worden deze momenten afgewisseld met vrolijke, uitbundige momenten. Meestal brengt een goed gesprek met een vriend of vriendin, ouders of een ander vertrouwenspersoon oplossingen of begrip. Als de sombere gedachten tijdelijk zijn wordt dit een dip genoemd. Bij sommige adolescenten duren neerslachtige buien langer en komen vaker terug. Als dit langer dan 3 tot 6 maanden duurt wordt van een depressie gesproken. Vaak hebben deze jongeren slaapproblemen en zijn constant moe. Ze hebben concentratieproblemen en voelen zich waardeloos. Ze hebben vaak gedachten over de dood en er kan sprake zijn van gewichtsverlies. Gesprekken zijn dan niet voldoende om ‘het weer te zien zitten’. In dit geval kan er sprake zijn van een depressie. Vaak zijn dit meisjes met de eigenschappen: – – –

empathie (zich kunnen inleven in de gevoelens van een ander), meegaandheid (ten koste van de eigen wil, toegeven aan de wensen van de ander) niet goede emotieregulatie (met name negatieve emoties onthouden en verwerken).

Jongeren met een depressie hebben ook vaak last van angsten. De combinatie van depressie en angst kan in zichzelf gekeerd gedrag veroorzaken. Het kan ook juist agressief gedrag teweeg brengen. In de adolescentieperiode kan blijken dat de depressie van een jongen of meisje een uitingsvorm is van een breder psychiatrisch probleem of een gedragsstoornis.

48

Ontwikkelingspsychologie deel 4: Puber en adolescent


Delinquent gedrag Agressief gedrag en delinquent (crimineel) gedrag komt meer voor bij jongens dan bij meisjes. Dit komt doordat jongens in meerdere mate het hormoon testosteron in het bloed hebben. Uit onderzoek is gebleken dat jongens met extreem veel testosteron zich in stressrijke situaties niet zenuwachtig voelen, terwijl leeftijdsgenootjes wel zenuwachtig worden. In stressvolle situaties voelen ze wel agressie opkomen en gaan dan juist opzoek naar spanning en grenzen. Ze voelen geen remmingen, reageren impulsief en bedenken geen moment dat hun gedrag schade bij voorwerpen of mensen veroorzaakt. Ze denken ook niet na over de gevolgen van wat ze doen. Dit gedrag in combinatie met drank en drugs kan aanleiding zijn voor vernielingen, roof, diefstal of mishandeling of erger. Adolescenten met gedragsproblemen of een gedragsstoornis gebruiken vaak meer drank en drugs om zich prettiger te voelen. De kans bij deze jongeren is dan ook zeer groot dat zij met criminaliteit in aanraking komen.

Gedragstoornissen en psychische problematiek In de vroege adolescentieperiode verandert het gedrag van kinderen door toename van hormonen en de groei van de hersenen. Gedrag kan opstandig worden en emoties kunnen pieken en dalen hebben. Meestal wordt dit gedrag na een aantal jaren weer stabiel. Maar bij sommige adolescenten ontwikkelt zich in de puberteit een blijvende stoornis. Deze heeft grote invloed op de verdere ontwikkeling en toekomst van de adolescent. Persoonlijkheidsstoornissen • depressieve en bipolaire stoornis Een kleine groep kinderen en adolescenten met depressieve kenmerken kunnen in de late adolescentieperiode (tussen de 18 en 24 jaar) een bipolaire stoornis ontwikkelen. Bij een bipolaire stoornis worden tijden van overmatig energiek gedrag afgewisseld met grote lusteloosheid en heel sombere gedachten. Het wordt ook wel manisch depressief genoemd. Er wordt van een depressieve stoornis gesproken als de jongeren alleen een hele sombere periode doormaakt. •

schizofrenie en psychosen In de late adolescentieperiode (rond het 18e jaar) wordt meestal duidelijk dat er bij deze jongeren sprake is van een afwijkende ontwikkeling. Hoe eerder deze kenmerken zichtbaar worden, hoe slechter het toekomstbeeld. Mensen met schizofrenie kunnen ook last van psychoses hebben. Dit kunnen hallucinaties zijn. Dit is een soort droombeleving terwijl je wakker bent. Wanen is een ander vorm van psychose. Dan ben je bijvoorbeeld ervan overtuigd dat je een godheid bent of dat je achtervolgd wordt. Deze psychoses kunnen iemand heel bang maken. Ook kan het iemand ertoe aanzetten (door een stem die hij in zijn hoofd hoort bijvoorbeeld) om een ander aan te vallen of iets te vernielen. Mensen met schizofrenie hebben vaak slaapproblemen. Ook hebben ze problemen op school, thuis en op het werk. Ze verzorgen en kleden zichzelf niet goed en eten slecht. Ze ruimen hun huis of kamer niet op. Ze zonderen zich af van anderen en komen vlak en emotieloos over.

borderline De kenmerken van borderline zijn vaak al wel bij jongere kinderen aanwezig. Rond het 18e jaar wordt vaak pas duidelijk dat de jongere ander gedrag laat zien. Hij of zij loopt dan vast in zijn ontwikkeling en het dagelijks leven. Dan pas kan een psychiater een diagnose stellen. Bij jongeren met een borderline persoonlijkheidsstoornis komen vaak wisselende en heftige emoties voor. Ook zijn er periodes dat zij zich als een vreemde van zichzelf voelen. Ook kunnen ze erg angstig zijn om verlaten te worden en kunnen dan mensen heel erg gaan op eisen om daarna het contact weer te verbreken.

© Uitgeverij Edu’Actief b.v.

49


Vaak laten ze ook impulsief, risicovol gedrag zien waarbij ook overmatig alcohol- en drugsmisbruik, automutilatie en zelfmoordpogingen voorkomen. Automutilatie (zelfbeschadiging) In dit geval richt de jongere zijn of haar gevoelens van boosheid, angst of spanning af door zichzelf te beschadigen. Dit kan een milde vorm hebben zoals nagelbijten, maar kan ook ernstigere vormen aannemen door haren uit het hoofd te trekken. Soms wordt het haar opgegeten. Omdat haar niet verteert, blijft er een haarbal achter in de maag en kan een jongere heftige buikpijn krijgen. Andere beschadigingen kunnen zijn: zichzelf bijten, snijden, branden, slaan of krabben. Dit gedrag komt meestal voor bij jongeren die zwakbegaafd zijn en niet goed kunnen verwoorden wat ze denken en voelen. In de puberteit kan bij jongeren ook het pols-snijsyndroom voorkomen. Met een scherp voorwerp wordt in de polsen maar ook de onderarm, voeten, romp, nek of gezicht gesneden. Meestal heeft de jongere niet de bedoeling zichzelf te doden, maar is het wel een schreeuw om hulp. Dit komt meestal voor bij meisjes vanaf de puberteit tot de late adolescentie. Vaak hebben deze meisjes psychische problemen of is er sprake van een trauma of ernstige verwaarlozing. Su誰cide In de puberteit hebben veel jongeren sombere gedachten. Uit vragenlijsten is gebleken dat meerdere adolescenten wel eens een zelfmoordgedachte hebben. Niet alle gedachten of uitspraken om zelfmoord te plegen worden in het echt uitgevoerd. Als een jongere een uitspraak doet, is het wel belangrijk om hier altijd over te praten en eventuele verder hulp in te schakelen. Toch komt het voor dat jongeren een (geslaagde) zelfmoordpoging doen. Jaarlijks zijn dit ongeveer 45 jongeren. Jongeren die zelfmoord plegen, zijn vaak eenzame, teruggetrokken jongens of meisjes die thuis en op school bijna niet opvallen. Soms zijn het jongeren die gepest worden. Toch komt het ook voor dat het juist jongens of meisjes zijn die succesvol en populair zijn op school. Ze kunnen de druk om steeds aan hogere eisen te moeten voldoen niet aan. Anorexia nervosa Veel pubermeisjes zijn onzeker over hun uiterlijk. Vaak vinden ze zichzelf te dik. Er wordt heel wat afgelijnd, maar meestal blijft het gewicht gezond. Als het lijnen te extreem wordt, kunnen meisjes (en soms ook jongens) een extreem laag gewicht krijgen en zich uiteindelijk uithongeren. Deze eetstoornis heet anorexia nervosa. Een andere stoornis heet boulimia. Bij boulimia eet iemand heel veel en braakt het daarna weer uit. Het gewicht blijft vaak gelijk. Zolang iemand niet extreem afvalt, valt de eetstoornis vaak niet op. Vaak is de oorzaak van anorexia of boulimia een traumatische gebeurtenis die eerder in het leven van het meisje heeft plaatsgevonden.

50

Ontwikkelingspsychologie deel 4: Puber en adolescent


> Werkmodel

Praten met pubers en adolescenten

Adolescenten kunnen meestal goed onder woorden brengen wat ze denken en voelen. Het is in een gesprek altijd belangrijk dat er goed geluisterd wordt en dat een mening gerespecteerd wordt. Dat geldt ook voor adolescenten. Waar kan op gelet worden om een gesprek goed te laten verlopen? 1.

Let op je luisterhouding “Niemand begrijpt me of mijn ouders luisteren nooit naar me”, wordt vaak door pubers gezegd. Zoek samen een rustig plekje op om te praten. Neem de vraag of het probleem altijd serieus. Laat de jongen of het meisje eerst zijn of haar verhaal doen zonder meteen te onderbreken met vragen. Daarna kan een eventuele andere kant van het verhaal besproken worden. Soms verloopt een gesprek minder prettig omdat je tegenover elkaar zit. Het praat vaak prettiger als je in een hoek zit of naast elkaar. Dan kan tijdens het praten en nadenken ook makkelijker een andere kant opgekeken worden. Het praat ook makkelijker als je samen iets aan het doen bent (stukje lopen, iets opruimen enzovoort). Als praten moeilijk is, kan ook via de mail of via schrijven het probleem duidelijk gemaakt worden.

2.

Stel neutrale en open vragen Probeer de vragen zo te stellen dat de puber gestimuleerd wordt om verder te vertellen. Stel vragen zonder een mening. Bijvoorbeeld: “Wat is er gebeurd?”, “Hoe vond je dat?”, Wat wil je verder?”, “Hoe denk je dat de ander dit vond?”. Als een puber moeite heeft om zijn gedachten uit te leggen, kunnen vragen als: “Zou het kunnen dat …?”, “Is het dit of is het dat?”, helpen. Maar pas op dat je niet gaat psychologiseren. Een puber hoeft van jou niet te horen wat hij voelt, denkt en mankeert. De knop kan snel omgaan en dan is het contact verbroken. Hoe neutraler je blijft in het gesprek, hoe veiliger dit is voor de puber. Kom niet meteen met voorstellen of oplossingen. Jijzelf hoeft ook niet meteen met voorstellen te komen. Als het een lastige vraag of een vrij lastig probleem is, geef dan aan dat je er nog over nadenkt en erop terugkomt.

3.

Laat een eigen oplossing bedenken Laat de puber actief meedenken als er afspraken gemaakt worden. Als gespreksleider luister je naar de argumenten en gevoelens van de puber. Maar vraag dan ook aan de puber om te luisteren naar wat jij belangrijk vindt. Laat de puber zelf een oplossing bedenken. Op deze manier kan een gezamenlijke afspraak gemaakt worden waar de puber zich mede verantwoordelijk voor voelt.

4.

Spreek aan op het gedrag Als een puber een afspraak of grens overtreedt, spreek hem hier dan op aan. Benoem wat je ziet of stoort, maar probeer te voorkomen dat je woorden gebruikt die ergernis aangeven. Zeg niet: “[Zucht] … nu ben je alweer zo onbeschoft aan het vloeken”, maar: “Ik merk dat je boos bent en vloekt. Je weet dat de regels is dat we niet vloeken in deze ruimte. Wat is er aan de hand?”. Door hem op zijn gedrag aan te spreken en grenzen te stellen zal een puber zich gaan verzetten. Toch zullen adolescenten het vaak (stilletjes) waarderen als de grenzen duidelijk (wel redelijkerwijs) gesteld worden.

© Uitgeverij Edu’Actief b.v.

51


5. Wees positief en geef complimenten Al een puber iets goed doet, benoem dit dan zo duidelijk mogelijk. Bijvoorbeeld: “Wat lief van je dat je haar hielp met opruimen”, of: “Wat goed dat je daaraan gedacht hebt”. Adolescenten leren meer van een positieve benadering en als zij zich gewaardeerd en gezien voelen. 6. Humor is héél belangrijk! Praten met adolescenten gebeurt vaak op serieuze of gespannen toon. Humor en een beetje uitdagen vinden adolescenten (vooral jongens) heerlijk. Het kan de sfeer veel meer ontspannen maken.

52

Ontwikkelingspsychologie deel 4: Puber en adolescent


> Werkmodel

Morele ontwikkeling

Hoe je omgaat met vooroordelen en discriminatie, hangt af van je waarden en normen, jouw beleving van eerlijk en oneerlijk gedrag, ofwel jouw geweten. Als kind begin je al met de ontwikkeling van je geweten. Hoe je geweten zich ontwikkelt, heeft te maken met je omgeving én met je eigen morele ontwikkeling . De morele ontwikkeling verloopt in zes fases. De eerste fase (1,5/2-3, 5 jaar) Als een kind tussen 1,5 en 2 jaar oud is, ontstaat een bewustwording van zichzelf. Met deze bewustwording gaan emoties en gedragingen gepaard. Een kind jonger dan 3,5 jaar heeft al gevoelens van trots en schaamte en weet dus ook al een beetje wat de begrippen ‘goed’ en ‘slecht’, ‘aardig’ en ‘gemeen’ betekent. Er komt dus enig besef van normen en waarden. Op deze leeftijd gaat een kind nog vooral uit van zichzelf en koppelt daaraan zijn mening. Daarnaast worden de normen en waarden vooral aangegeven door volwassenen, die vertellen een kind immers wat goed en fout is, wat een kind wel en niet mag doen. Voorbeeld: Joep loopt naar de poes en trekt aan zijn staart. Moeder komt naar Joep toe en zegt “stoute joep je mag de poes geen pijn doen, je mag haar wel aaien”. Joep herhaalt dit en zegt “stoute Joep, stoute Joep” en aait de poes over zijn kopje. De tweede fase (3-5 jaar) Kinderen tussen 3 en 5 jaar beginnen zich normen eigen te maken. De normen geven aan wat goed en fout is, maar worden vooral ingegeven door gevoelens van trots, schaamte en schuld. Het kind is nog erg egocentrisch en gaat uit van zijn eigen gezichtspunt en zijn eigen verlangens. De kinderen in deze fase ontwikkelen al wel een besef van eerlijk en oneerlijk gedrag, maar kunnen zich niet inleven in anderen. Het eerlijke en oneerlijke gedrag is daarom meestal gekoppeld aan hun eigen beleving. Ze herkennen eerlijk en oneerlijk gedrag in een situatie buiten zichzelf nog niet zo goed. Je kunt echter al wel met kinderen van 3 jaar praten over eerlijkheid en rechtvaardigheid. Voorbeeld: Sarah slaat Jonas omdat zij ook met de kar wil spelen. De leidster komt naar haar toe en zegt dat zij Jonas geen pijn mag doen. Dat is de afspraak in de groep. De derde fase (5-7 jaar) Kinderen in deze fase kunnen zich verplaatsen in het standpunt van anderen (theory of mind), maar geloven alleen in de mening van volwassenen. Kinderen in deze fase zijn gehoorzamer dan jongere kinderen, maar snappen nog niet dat regels nodig zijn. Ze houden zich daarom niet aan regels als er geen straf of consequentie dreigt. Om het nut van regels duidelijk te maken, is het belangrijk om uit te leggen wat goed en fout is. Daarnaast is het belangrijk om een kind positief te benaderen als hij gewenst gedrag vertoont en zijn eigen gevoelens erkent. Voorbeeld: Sarah is inmiddels 7 jaar en slaat Jonas weer omdat ze met de kar wil spelen. De leidster stuurt haar naar het time-out stoeltje en zegt:”Ga daar maar even zitten nadenken over wat je gedaan hebt”. In het gesprekje dat volgt, vraagt de leidster aan Sarah hoe ze dit de volgende keer beter kan aanpakken

© Uitgeverij Edu’Actief b.v.

53


De vierde fase (7-10 jaar) Hoewel een kind zich inmiddels kan verplaatsen in het standpunt van anderen, heeft het nog steeds moeite met de gevoelens van anderen. Centraal in deze fase staan de onafhankelijkheid en individualiteit van een kind. Ze leren voor zichzelf opkomen en willen alleen iets voor een ander doen als het hen iets oplevert. Voor de ontwikkeling van het inlevingsvermogen is het daarom belangrijk dat over gevoelens van beide partijen gepraat wordt. Ook is het van belang om kinderen te leren dat ze best iets voor iemand mogen doen zonder dat ze daarvoor iets terugkrijgen. Voorbeeld: Elze (9 jaar) is aan het sparen voor een tablet maar gaat meedoen met een sponsorloop. De opbrengst gaat naar Kika. Elze is trots dat zij hiermee kinderen met kanker kan helpen. Daarom besluit ze om ook een deel van haar spaargeld Kika te geven. De vijfde fase (10-15 jaar) In deze fase worden groepsnormen en groepsdruk belangrijk. Kinderen zijn erg bezig met wat anderen van hen denken. Ze kunnen zich inleven in anderen en een eigen mening ontwikkelen. Deze eigen mening wordt opgebouwd uit oude kennis (zoals de mening van de opvoeders) en nieuwe opvattingen (zoals de mening van nieuwe vrienden). Voorbeeld: Ben (14 jaar) merkt dat zijn vrienden een klasgenootje pesten omdat hij zo naar zweet ruikt. Ben heeft medelijden met de jongen maar durft niet zijn vrienden te vragen om te stoppen met pesten. Hij weet niet goed wat hij moet doen. De zesde fase (16 jaar en ouder) Richtlijn in deze fase is het maatschappelijk belang. Jongeren (en volwassenen) leren zich te houden aan regels en wetten. Daarnaast leren ze ook erover te discussiÍren en eventuele alternatieven te geven. Voorbeeld: Ella (16 jaar) vraagt aan haar ouders of zij met oud en nieuw ook een glas champagne mag meedrinken. Zij is van mening dat een zo’n glaasje thuis best kan. Haar ouders vinden dat zij pas thuis alcohol mag drinken als ze 18 jaar is.

54

Ontwikkelingspsychologie deel 4: Puber en adolescent


> Werkmodel

Ontwikkelingsschema Lichamelijk

Cognitief

Sociaal

Emotioneel

Seksueel

Pubermeiden

Puberjongens

Adolescent meiden

Adolescent jongens

Gekozen leeftijd: Veelvoorkomende vragen van ouders

Antwoord op de vraag van ouders

Tips ter begeleiding

Activiteiten

Š Uitgeverij Edu’Actief b.v.

55


> Beoordeling Naam deelnemer: Namen groepsleden: Groep:

Docent: Blok: Cursus: Onderwerp: Beoordeling

Criteria

Processtappen beroepsproduct 1

• • • •

• •

Er zijn een planning en een taakverdeling gemaakt. Het werkmodel Ontwikkelingsschema is ingevuld. De kenmerken bij elk ontwikkelingsgebied zijn ingevuld. Bij elke ontwikkelingsgebied is een potentiële vraag met antwoord geformuleerd. Bij elk ontwikkelingsgebied is een tip geformuleerd. Bij elk ontwikkelingsgebied is een activiteit bedacht.

Beroepsproduct 1

• •

Het schema is volledig ingevuld. De vragen, antwoorden, tips en activiteiten sluiten nauw aan bij de leeftijdscategorie waarvoor jullie gekozen hebben.

Actieve deelname in de les

• •

De student was voldoende aanwezig. De student leverde een positieve bijdrage in zijn groepje. De student leverde een actieve bijdrage in de les.

56

Ontwikkelingspsychologie deel 4: Puber en adolescent

Voldoende

Onvoldoend e


Beoordeling

Criteria

Opdrachten

• • •

Mondeling en schriftelijk taalgebruik

Voldoende

Onvoldoend e

Beide taalopdrachten zijn ingeleverd en beoordeeld. De opdrachten voor de cursus zijn goed en netjes uitgewerkt. De eigen evaluatie is ingevuld en besproken.

Mondeling taalgebruik Schriftelijk taalgebruik • De teksten zijn in correct Nederlands geschreven.

Overig

Eindbeoordeling

Onvoldoende

Voldoende

Goed

>

Datum: .........................................

Paraaf docent:

…………………………………..

Paraaf deelnemer:

……………………………………..

© Uitgeverij Edu’Actief b.v.

57


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.