40450 - T - Eigen gedrag inzetten bij begeleiding

Page 1

Training

C

op

yr

ig ht

U itg

ev

er

ij

Ed

u' A

ct

ie

fb .v

.

Eigen gedrag inzetten bij begeleiding


Colofon Uitgeverij: Edu’Actief b.v. 0522-235235 info@edu-actief.nl www.edu-actief.nl

fb .v

.

Auteur(s): Nienke Koopman Inhoudelijke redactie: Jo-Anne Schaaf

ie

Titel: Hoe kun je eigen gedrag inzetten bij begeleiding?

Edu’Actief b.v. 2018

u' A

©

ct

ISBN: 978 90 3724 045 0

Ed

Behoudens de in of krachtens de Auteurswet gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

C

op

yr

ig ht

U itg

ev

er

ij

Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h Auteurswet dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in compilatiewerken op grond van artikel 16 Auteurswet kan men zich wenden tot de Stichting PRO (www.stichting-pro.nl). De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden. Door het gebruik van deze uitgave verklaart u kennis te hebben genomen van en akkoord te gaan met de specifieke productvoorwaarden en algemene voorwaarden van Edu’Actief, te vinden op www.edu-actief.nl.


Inhoudsopgave Over deze training OriĂŤntatie

4

7 8

Begeleidingsstijlen

Feedback geven

21 26

Theoriebron Voorbeeldgedrag Theoriebron Feedback

47

43

C

op

yr

ig ht

U itg

ev

er

Theoriebron Reflecteren

45

39

ij

Theoriebron Begeleidingsstijlen

36

u' A

Theoriebron Eigen gedrag inzetten

ct

32

Ed

Reflecteren

15

ie

Voorbeeldgedrag

fb .v

.

Eigen gedrag inzetten

3


Over deze training

Over deze training Inleiding

ij

Ed

u' A

ct

ie

fb .v

.

In deze training ga je aan de slag met verschillende begeleidingsstijlen. Je werkt aan bewustwording van je eigen houding en het tonen van voorbeeldgedrag. Je leert hoe je jouw eigen houding kunt inzetten en welke invloed verschillende mindsets kunnen hebben op begeleidingssituaties.

U itg

Je kunt uitleggen welk effect jouw gedrag heeft op het gedrag van kinderen. Je kunt verschillende begeleidingsstijlen toepassen bij het begeleiden van kinderen. Je kunt voorbeeldgedrag tonen en kinderen waarden en normen leren. Je kunt feedback geven aan kinderen en alternatieven bespreken. Je kunt reflecteren op jouw eigen gedrag.

ig ht

• • • • •

ev

Leerdoelen

er

Knutselen.

Beoordeling

C

op

yr

Beoordelingsformulier <

Planningsformulier <

4

Je wordt op verschillende punten beoordeeld. Deze punten kun je in het beoordelingsformulier terugvinden. De volgende punten zijn belangrijk bij de beoordeling: • Je doet actief mee aan de lessen. • Je voldoet aan de voorwaarden bij de oefeningen en bij de demonstratie: correcte kleding, goede persoonlijke verzorging, geen sieraden.

Planning Aan het einde van de training moet je een demonstratie uitvoeren. Plan deze demonstratie tijdig in. Lees eerst de demonstratie goed door en vul daarna het planningsformulier in. Neem ook de andere oefeningen van deze training op in je totale planning. Zo voorkom je dat je in tijdnood komt.


Over deze training

Demonstratie 1: Video-opname eigen gedrag Casus

fb .v

.

Je werkt bij een kinderdagverblijf en volgt samen met jouw collega’s een training over bewustwording en persoonlijke ontwikkeling. Voor de eindopdracht van de training maak je een video-opname van een situatie waarin je je eigen gedrag inzet om een situatie met kinderen positief te beïnvloeden. Naast de video-opname maak je ook een reflectieverslag, waarin je twee verschillende methoden voor reflecteren gebruikt. De video-opname wordt bij de laatste bijeenkomst in de groep bekeken en besproken.

u' A

ct

ie

Mocht het niet mogelijk zijn om een video-opname te maken bij de beroepspraktijkvorming, dan ga je op zoek naar filmpjes op YouTube. Zoek verschillende filmpjes waarin begeleiders gedrag inzetten om een situatie positief te beïnvloeden. Kies een van deze filmpjes en schrijf hierover met behulp van twee verschillende methoden een reflectieverslag.

Voorbereiding

Ed

Maak een planning.

er

ij

Maak een afspraak met bijvoorbeeld een medestudent of stagebegeleider voor het filmen van de situatie.

ev

Controle

U itg

In de video-opname zijn het eigen gedrag en het gedrag van alle betrokkenen duidelijk te horen en zien. In het reflectieverslag worden twee verschillende methoden voor reflecteren gebruikt.

ig ht

Uitvoering

C

op

yr

Kies een locatie en situatie waarin je jouw eigen gedrag kunt laten zien. Bereid het filmmoment voor. Zorg ervoor dat alle materialen en personen op het juiste moment aanwezig zijn. Maak een reflectieverslag bij de video-opname en gebruik in het verslag twee verschillende methoden voor reflecteren. Lever de video-opname en het reflectieverslag in bij de docent. Plan voor jezelf een datum waarop je de demonstratie gaat uitvoeren. Vul deze datum in op je planningsformulier.

5


Over deze training

Demonstratie 2: Visie Casus

ct

ie

fb .v

.

Jullie werken als pedagogisch medewerker bij een organisatie. De teamleider heeft gevraagd of jullie willen meedenken over de visie van de organisatie. Jullie zitten in een werkgroep voor visieontwikkeling. De werkgroep is al een aantal malen bij elkaar geweest en jullie hebben de taak gekregen om het gedeelte over de rol van pedagogisch medewerkers binnen de organisatie uit te werken. Jullie beschrijven de rol van pedagogisch medewerkers binnen de organisatie en de uitgangspunten waarop het pedagogisch handelen binnen de organisatie is gebaseerd. Voordat jullie de visie aan de teamleider presenteren, laten jullie de visie door twee werkgroepleden beoordelen en passen jullie de visie eventueel aan met behulp van de ontvangen feedback.

u' A

Voorbereiding

Ed

Maak een planning. Maak een afspraak met twee medestudenten om jullie visie te beoordelen.

Controle

er

ij

In de visie zijn beschreven: de rol van pedagogisch medewerkers en de uitgangspunten waarop het pedagogisch handelen binnen de organisatie is gebaseerd.

ev

De visie is in begrijpelijke taal en correct Nederlands geschreven.

U itg

De feedback van de twee medestudenten is in de visie verwerkt.

Uitvoering

ig ht

Kies een organisatie uit de beroepspraktijk van een pedagogisch medewerker waarvoor jullie een visie willen schrijven.

C

op

yr

Ga op internet op zoek naar voorbeelden van visies die passen bij jullie organisatie en gebruik deze als achtergrondinformatie.

6

Schrijf een visie met daarin de rol van pedagogisch medewerkers en de uitgangspunten waarop het pedagogisch handelen binnen de organisatie is gebaseerd. Wissel met twee medestudenten jullie visie uit en geef elkaar feedback. Verwerk de ontvangen feedback in jullie visie en lever de visie in bij de docent. Plan voor jezelf een datum waarop je de demonstratie gaat uitvoeren. Vul deze datum in op je planningsformulier.


Oriëntatie

Oriëntatie Oefening 1

Placemat

Ed

u' A

ct

ie

fb .v

.

Ga met vier studenten bij elkaar aan tafel zitten. Leg een groot vel papier in het midden. Zet een groot vierkant in het midden en verdeel de rest van het blad in vier vlakken. Zie afbeelding:

er

ij

Denktijd: schrijf allemaal in een eigen vak de onderwerpen waar je aan denkt bij ‘Eigen gedrag inzetten bij begeleiding’.

ev

Rondpraat: bespreek om de beurt wat iedere student heeft opgeschreven en licht eventueel toe met een voorbeeld.

Oefening 2

U itg

Zet na de rondpraat de onderwerpen waarover jullie het eens zijn en die jullie belangrijk vinden, in het middelste vlak. In de groep worden de verschillende placemats besproken.

Succeservaringen

C

op

yr

ig ht

Iedere student heeft een eigen verhaal en eigen ervaringen met het begeleiden van kinderen. Om meer inzicht te krijgen in je eigen manier van begeleiden, ga je met jouw persoonlijke succeservaringen aan de slag. Maak een lijstje met begeleidingsmomenten waar je met plezier aan terugdenkt, bijvoorbeeld een gesprek dat je met een kind hebt gevoerd of een geslaagde activiteit met kinderen. Probeer zo veel mogelijk succesmomenten naar boven te krijgen. Kies een van deze momenten en beschrijf wat jouw rol was, hoe je handelde, welke reacties je kreeg en hoe je je hierbij voelde. Werk vier ervaringen op deze manier uit. Je mag jouw succeservaringen uitwerken op papier of digitaal. Wat valt je op aan jouw persoonlijke succeservaringen?

7


Eigen gedrag inzetten

Eigen gedrag inzetten Inleiding

Leerdoelen

Oefening 3

er

U itg

Begeleiders In groepjes van vier studenten bespreken jullie ervaringen met begeleiders als ‘persoon’ en jullie beantwoorden vragen hierover. a. Als jullie denken aan jullie eigen ervaringen met begeleiders, welke persoonlijke informatie hebben jullie dan weleens van begeleiders gekregen?

C

op

yr

Theoriebron Eigen gedrag inzetten <

Je kunt uitleggen welk effect jouw gedrag heeft op het gedrag van kinderen. Je kunt uitleggen welke rol en taken je hebt als pedagogisch medewerker. Je kunt uitleggen wat het belang is van verbondenheid in een pedagogische relatie. Je kunt uitleggen wat responsiviteit is en hoe je dit in de praktijk kunt inzetten. Je kunt de drie psychologische basisbehoeften van de mens benoemen.

ig ht

• • • • •

ev

Kijken naar het kind.

ij

Ed

u' A

ct

ie

fb .v

.

In de beroepspraktijk heb je als pedagogisch medewerker veel te maken met gedrag: het gedrag van jezelf, gedrag van collega’s en kinderen. Bij gedrag horen alle activiteiten van een persoon die waargenomen kunnen worden door anderen, het handelen en de houding die iemand laat zien. Je kunt als pedagogisch medewerker jouw eigen gedrag inzetten bij het begeleiden van kinderen.

b. Welke persoonlijke informatie zouden jullie zelf wel of niet delen met kinderen in een groep? Waarom wel of niet?

8


Eigen gedrag inzetten

Oefening 4

Taken pedagogisch medewerker Denk aan de taken van een pedagogisch medewerker en beantwoord daarna de vragen. Als ik aan de taken van een pedagogisch medewerker denk, dan:

fb .v

.

a. zie ik wel kans om …

ie

b. heb ik al zin om …

u' A

ct

c. zie ik ertegen op om …

ij

Ed

d. maak ik mij zorgen over …

ev

er

e. wil ik leren om …

U itg

f. ben ik goed in …

C

op

yr

ig ht

g. vraag ik mij af of …

h. wil ik liever niet …

i.

Bespreek de antwoorden in een groepje van vier studenten. Formuleer met behulp van alle informatie wat volgens jullie de belangrijkste taak is / taken zijn van een pedagogisch medewerker.

9


Eigen gedrag inzetten

Oefening 5

Bekijk het Filmpje Verbondenheid. Jullie maken een mindmap over ‘verbondenheid’. De mindmap mag gemaakt worden op papier of digitaal met Coggle. Bespreek jullie ervaringen en wat jullie allemaal weten over ‘verbondenheid’. Noteer alle informatie en maak gebruik van zowel woorden als afbeeldingen.

.

Filmpje Verbondenheid <

Verbondenheid

Oefening 6

fb .v

Presenteer jullie mindmap aan de groep. In de groep worden alle mindmaps besproken. Vul jullie mindmap eventueel aan met nieuwe informatie.

Relaties

ie

Je gaat in tweetallen een infographic maken over tips voor de verschillende relaties van een pedagogisch medewerker in de beroepspraktijk. Een infographic is een illustratie waarin informatie wordt weergegeven.

u' A

ct

Theoriebron Eigen gedrag inzetten <

Voorbereiding

Vorm tweetallen. Lees Theoriebron Eigen gedrag inzetten. Zorg ervoor dat jullie de beschikking hebben over een computer of tablet met internetverbinding. Zoek op internet naar aanvullende informatie over de verschillende relaties van een pedagogisch medewerker in de beroepspraktijk.

Ed

• • •

er

ij

Website Easel.ly <

Maak met behulp van Easel.ly een infographic met informatie en tips over de volgende relaties: groepsleider–kind, groepsleider–groepsleider, groepsleider–ouder. Gebruik plaatjes, teksten, filmpjes en dergelijke om jullie tips duidelijk te maken. Bekijk met een ander tweetal de infographics die jullie hebben gemaakt en geef elkaar feedback.

U itg

ev

Uitvoering

ig ht

Reflectie

C

op

yr

a. Hoe is het gelukt om tips te formuleren over de verschillende relaties? Wat vonden jullie lastig?

10

b. Welke feedback hebben jullie gekregen? Konden jullie de feedback gebruiken om de tips te verbeteren?


Eigen gedrag inzetten

Oefening 7

Sensitieve responsiviteit Jullie gaan in tweetallen oefenen met het toepassen van sensitieve responsiviteit met behulp van de casus van Femke.

Theoriebron Eigen gedrag inzetten <

Vorm tweetallen. Lees Theoriebron Eigen gedrag inzetten. Zoek op internet naar aanvullende informatie over sensitieve responsiviteit.

fb .v

• • •

.

Voorbereiding

u' A

Lees de casus goed door en beantwoord de vragen.

ct

ie

Uitvoering

Ed

Femke (5) heeft zich erg verheugd op een groepsuitje naar een bezoekerscentrum bij een natuurgebied. Ze had gehoopt op een gezellige en leerzame dag. Helaas kan het uitje vanwege familieomstandigheden van een van de begeleiders niet doorgaan. Femke is teleurgesteld en begrijpt niet goed waarom het uitje is afgeblazen. Ze is verdrietig en boos en is buiten in een hoekje gaan zitten.

U itg

ev

er

ij

a. Hoe zou je het gesprek met Femke beginnen?

c. Hoe zou je het gesprek afronden?

C

op

yr

ig ht

b. Welke vragen zou je aan Femke stellen?

Probeer jullie antwoorden uit door met elkaar in gesprek te gaan en gebruik te maken van sensitieve communicatie. Een van jullie voert het gesprek als begeleider en de ander als Femke.

11


Eigen gedrag inzetten

Reflectie d. Is het gelukt om het gesprek met Femke positief af te ronden?

Sensitieve communicatie

ie

Oefening 8

fb .v

.

e. Wat zou je zelf prettig vinden in een gesprek als je teleurgesteld en verdrietig bent?

ct

Jullie maken in tweetallen een prikbord over sensitieve communicatie.

Theoriebron Eigen gedrag inzetten <

Ed

Vorm tweetallen. Lees Theoriebron Eigen gedrag inzetten. Zorg ervoor dat jullie de beschikking hebben over een computer of tablet met internetverbinding. Zoek op internet naar aanvullende informatie over sensitieve communicatie.

ij

• • •

Website Lino <

u' A

Voorbereiding

er

Uitvoering

U itg

ev

a. Maak met behulp van Lino een prikbord met daarop afbeeldingen en teksten over sensitieve communicatie. Zorg ervoor dat het prikbord in ieder geval informatie bevat over sensitieve communicatie met baby’s, dreumesen en peuters.

Reflectie

c. Hoe kun je wat je geleerd hebt van deze oefening toepassen in de beroepspraktijk?

C

op

yr

ig ht

b. Wat heb je van deze oefening geleerd?

Oefening 9

Filmpje Kinderen zelf laten doen < Theoriebron Eigen gedrag inzetten <

12

Psychologische basisbehoeften Bekijk het Filmpje ‘Kinderen zelf laten doen’. Het gaat over het basisonderwijs, maar de kennis die jullie opdoen bij deze opdracht is ook toe te passen in de kinderopvang. a. Wat zijn de drie psychologische basisbehoeften van de mens?


Eigen gedrag inzetten

b. Wat wordt bedoeld met ‘respect voor autonomie’?

Casus Bram

ie

Oefening 10

fb .v

.

c. Wat betekenen de psychologische basisbehoeften voor de manier van werken van een pedagogisch medewerker in de beroepspraktijk?

u' A

ct

Jullie gaan in tweetallen aan de slag met de casus van Bram en beschrijven hoe jullie zouden omgaan met de basisbehoeften van Bram.

Voorbereiding

Ed

Vorm tweetallen.

ij

Uitvoering

ev

Casus Bram

er

Lees de casus goed door en beschrijf bij de verschillende basisbehoeften op welke manier je als pedagogisch medewerker hieraan tegemoet kunt komen bij Bram.

ig ht

U itg

Bram (3) heeft een sterk karakter met een sterke wil. Als hij iets op een bepaalde manier wil, kan hij daar zeer volhardend in zijn. Bijvoorbeeld: mama moet zijn rits dichtdoen en niet papa. Doet papa het toch, dan maakt hij de rits weer open en loopt achter mama aan totdat zij het heeft gedaan. Bram is enig kind en gaat twee dagen in de week naar KDV De Paddenstoel. Hij vindt het leuk om buiten te spelen, te knutselen en te lezen.

a. Relatie

b. Autonomie

C

op

yr

Basisbehoeften:

c. Competentie

13


Eigen gedrag inzetten

Reflectie d. Wat heb je van deze oefening geleerd?

C

op

yr

ig ht

U itg

ev

er

ij

Ed

u' A

ct

ie

fb .v

.

e. Hoe kun je wat je geleerd hebt van deze oefening toepassen in de beroepspraktijk?

14


Begeleidingsstijlen

Begeleidingsstijlen Inleiding

ij

Ed

u' A

ct

ie

fb .v

.

Pedagogisch medewerkers werken in de beroepspraktijk veel met andere mensen, vaak in de vorm van ondersteunen en begeleiden. De persoonlijke begeleidingsstijl van een pedagogisch medewerker heeft invloed op de ontwikkeling van de betrokkenen, bijvoorbeeld de kinderen in de groep op een kinderdagverblijf. Om de ontwikkeling van kinderen te bevorderen, is het goed om zo nu en dan stil te staan bij jouw begeleidingsstijl.

ig ht

Je kunt verschillende begeleidingsstijlen toepassen bij het begeleiden van kinderen. Je kunt als coach, helper, leraar en instructeur communiceren met kinderen. Je kunt actief luisteren en acceptatietaal toepassen bij het communiceren met kinderen. Je kunt de geen-verliesmethode en ik-boodschappen toepassen bij het communiceren met kinderen. Je kunt uitleggen wat het verschil is tussen een autonomie-ondersteunende stijl en een controlerende stijl.

U itg

• • • •

ev

Leerdoelen

er

Leraar.

yr

Oefening 11

Je beantwoordt vragen over relationele waarden en bespreekt jouw ervaringen in een groepje van vier studenten. a. Wie is jouw favoriete leraar/begeleider en waarom?

C

op

Theoriebron Begeleidingsstijlen <

Relationele waarden

b. Welke relationele waarden (waarden die primair betrekking hebben op de omgang met anderen) vind jij belangrijk?

15


Begeleidingsstijlen

In groepjes van vier studenten bespreken en vergelijken jullie de waarden. Iedere student bouwt voor zichzelf een muurtje door verschillende (minimaal zes) waarden op ‘bouwsteentjes’ van papier (bijvoorbeeld post-its) te schrijven en hiermee een muurtje te bouwen. De muurtjes worden onderling vergeleken en met elkaar besproken.

.

Jullie gaan aan de slag met verschillende begeleidingsstijlen door het uitspelen van casussen.

Voorbereiding • •

Vorm groepjes van vier studenten. Zorg voor een ruimte waar jullie een casus uit kunnen spelen.

fb .v

Theoriebron Begeleidingsstijlen <

Begeleidingsstijlen

ie

Oefening 12

ct

Uitvoering

Ed

u' A

Iedere student kiest een begeleidingsstijl (coach, helper, leraar, instructeur) en bedenkt een casus waarin deze rol gespeeld kan worden. Jullie spelen de casussen één voor één na: een student in de rol van de gekozen begeleidingsstijl en de medestudenten in de rol van kinderen. Na het uitspelen van de casussen worden de opvallende punten besproken.

er

ij

Reflectie

U itg

ev

a. Welke tip en top zou je jouw groepsleden willen geven?

ig ht

b. Hoe kun je wat je geleerd hebt van deze oefening toepassen in de beroepspraktijk?

Oefening 13

C

op

yr

Theoriebron Begeleidingsstijlen <

Acceptatietaal Jullie gaan oefenen met het gebruiken van acceptatietaal in verschillende situaties.

Voorbereiding • • • •

Vorm tweetallen. Lees de theoriebron. Zorg ervoor dat jullie de beschikking hebben over een computer of tablet met internetverbinding. Zoek op internet naar aanvullende informatie over acceptatietaal. Zorg voor een ruimte waar jullie een gesprek kunnen voeren.

Uitvoering Jullie gaan met elkaar in gesprek over verschillende situaties en maken daarbij gebruik van acceptatietaal.

16


Begeleidingsstijlen

De situaties Kind: ‘Ik ben vandaag de klas uitgestuurd.’ Kind: ‘Niemand vindt me aardig.’ Kind: ‘Hij heeft mijn bal afgepakt.’ Kind: ‘Ik heb niemand om mee te spelen.’

fb .v

ct

u' A

Jullie gaan oefenen met actief luisteren in verschillende situaties.

Voorbereiding

Vorm tweetallen. Lees de theoriebron. Zorg ervoor dat jullie de beschikking hebben over een computer of tablet met internetverbinding. Zoek op internet naar aanvullende informatie over actief luisteren. Zorg voor een ruimte waar jullie een gesprek kunnen voeren.

Ed

• • •

ij

Theoriebron Begeleidingsstijlen <

Actief luisteren

er

Oefening 14

ie

Hoe vond je het om acceptatietaal te gebruiken in een gesprek?

.

Reflectie

ev

Uitvoering

U itg

Jullie gaan met elkaar in gesprek over verschillende situaties en maken daarbij gebruik van actief luisteren.

ig ht

De situaties Kind: ‘Ik vind zwemles niet leuk.’ Kind: ‘Ik ben boos omdat ik verloren heb.’ Kind: ‘Ik ben verdrietig omdat ik niet ben uitgenodigd.’ Kind: ‘Ik verveel me.’

a. Wat heb je van deze oefening geleerd?

C

op

yr

Reflectie

b. Hoe kun je wat je geleerd hebt van deze oefening toepassen in de beroepspraktijk?

17


Begeleidingsstijlen

Jullie gaan oefenen met ik-boodschappen in verschillende situaties.

Voorbereiding

Vorm tweetallen. Lees de theoriebron. Zorg ervoor dat jullie de beschikking hebben over een computer of tablet met internetverbinding. Zoek op internet naar aanvullende informatie over ik-boodschappen. Zorg voor een ruimte waar jullie een gesprek kunnen voeren.

.

• • •

fb .v

Theoriebron Begeleidingsstijlen <

Ik-boodschappen

ie

Oefening 15

ct

Uitvoering

u' A

Jullie gaan met elkaar in gesprek over verschillende situaties en maken daarbij gebruik van ik-boodschappen.

er

ij

Ed

De situaties • Een kind laat zijn jas op de grond in de gang liggen, je wilt graag dat het kind de jas ophangt. • Een kind maakt harde geluiden tijdens het spelen, je wilt graag dat het kind zachter doet. • Een kind gaat tijdens het brood eten van tafel, je wilt graag dat het kind weer gaat zitten. • Een kind rent rondjes in de groepsruimte, je wilt graag dat het kind binnen rustig loopt.

ev

Reflectie

U itg

a. Wat heb je van deze oefening geleerd?

ig ht

b. Hoe kun je wat je geleerd hebt van deze oefening toepassen in de beroepspraktijk?

yr

Oefening 16

C

op

Theoriebron Begeleidingsstijlen <

Geen-verliesmethode De geen-verliesmethode kent zes stappen. In tweetallen werken jullie een situatie uit volgens deze zes stappen. Een pedagogisch medewerker vindt het vervelend dat de kinderen van de 3+ groep niet eerst het speelgoed opruimen voordat ze iets nieuws pakken om mee te spelen. Ze stoort zich eraan, omdat er op de groep dan overal speelgoed ligt en ze er soms op trapt of over struikelt. Stap 1: de aard van het conflict vaststellen en verder definiëren Stap 2: mogelijke alternatieve oplossingen bedenken Stap 3: de alternatieve oplossingen evalueren Stap 4: beslissen wat de meest aanvaardbare oplossing is Stap 5: bedenken hoe de oplossing uitgevoerd kan worden Stap 6: naderhand nog eens nagaan of de oplossing werkt.

18


Begeleidingsstijlen

Oefening 17

Autonomie-ondersteunende stijl en controlerende stijl

fb .v

.

a. Wat is het verschil tussen een autonomie-ondersteunende begeleidingsstijl en een controlerende begeleidingsstijl?

ct

ie

b. Wat zijn jouw persoonlijke ervaringen met de autonomie-ondersteunende begeleidingsstijl en de controlerende begeleidingsstijl?

Theoriebron Begeleidingsstijlen <

Ik-boodschappen

U itg

Oefening 18

ev

er

ij

Ed

u' A

c. Kies een van jouw ervaringen en bespreek deze ervaring met een medestudent. De medestudent stelt jou vragen om zo een duidelijk beeld te krijgen van de invloed die deze ervaring op jou heeft gehad. Samen bedenken jullie vijf tips voor pedagogisch medewerkers op het gebied van de autonomie-ondersteunende begeleidingsstijl en de controlerende begeleidingsstijl.

Jullie gaan oefenen met het geven van ik-boodschappen in twee situaties waarmee je als pedagogisch medewerker te maken kunt krijgen op de bso.

ig ht

Voorbereiding

C

op

yr

• •

Vorm groepjes van twee studenten. Zorg voor een ruimte waar jullie een gesprek kunnen voeren.

Uitvoering Jullie gaan met elkaar in gesprek en passen de controlerende begeleidingsstijl toe. De situaties • Een kind heeft huiswerk meegekregen van school en is hier nog steeds niet aan begonnen. • Een kind is te laat gekomen op school en geeft in een gesprek met jou zijn moeder de schuld. Jullie gaan weer met elkaar in gesprek en passen nu de autonomie-ondersteunende begeleidingsstijl toe.

19


Begeleidingsstijlen

a. Hoe hebben jullie de verschillen tussen de controlerende begeleidingsstijl en de autonomie-ondersteunende begeleidingsstijl ervaren?

fb .v

.

Reflectie

ie

b. Wat heb je van deze oefening geleerd?

C

op

yr

ig ht

U itg

ev

er

ij

Ed

u' A

ct

c. Hoe kun je wat je geleerd hebt van deze oefening toepassen in de beroepspraktijk?

20


Voorbeeldgedrag

Voorbeeldgedrag Inleiding

ev

er

ij

Ed

u' A

ct

ie

fb .v

.

Als pedagogisch medewerker heb je een voorbeeldfunctie en draag je normen en waarden over door het goede voorbeeld te geven. Kinderen leren van het gedrag dat zij zien van anderen, daarom is belangrijk om je bewust te zijn van jouw voorbeeldgedrag.

U itg

Welk gedrag geef je zelf als voorbeeld?

Leerdoelen

Je kunt voorbeeldgedrag tonen en kinderen waarden en normen leren. Je kunt drie voorbeelden geven van gedragingen van een pedagogisch medewerker die belangrijk zijn voor kinderen. Je kunt door gebruik te maken van voorbeeldgedrag een situatie met kinderen positief beïnvloeden. Je kunt drie voorbeelden geven van normen en waarden die belangrijk zijn voor pedagogisch medewerkers.

ig ht

• •

C

op

yr

Oefening 19

Kijken naar jezelf Tijdens deze oefening ga je weer even terug naar jouw eigen kindertijd. Welke gevoelens en gedachten had jij als kind?

Voorbereiding Je gaat op zoek naar een foto van jezelf als kind. Kies een foto in een leeftijd waaraan je nog duidelijke herinneringen hebt.

21


Voorbeeldgedrag

Uitvoering

fb .v

.

Bekijk de foto van jezelf en probeer in gedachten terug te gaan naar de periode waarin de foto gemaakt is. Beschrijf voor jezelf de gevoelens en gedachten die je in deze periode had. Probeer ook te beschrijven met welke begeleiders je contact had en wat de positieve en minder positieve punten waren in deze relaties. Kies een van de begeleiders met wie je positief contact had en beschrijf welke eigenschappen van deze begeleider maakten dat jij jezelf kon zijn.

Reflectie

ct

ie

a. Hoe vond je het om terug te blikken op jouw eigen ervaringen in je kindertijd?

Oefening 20

Ed

u' A

b. Welke positieve punten uit je eigen kindertijd neem je zeker mee in je gedrag in de beroepspraktijk?

Basisschoolkind

er

ij

Beantwoord individueel vragen over jouw ervaringen als basisschoolleerling.

U itg

ev

a. Waar was je als basisschoolkind goed in?

ig ht

b. Wat vond je als basisschoolkind lastige situaties?

Bespreek in groepjes van drie personen jullie antwoorden. Kies een van de voorbeelden van een lastige situatie en beantwoord de vragen.

d. Wat had dit basisschoolkind volgens jullie nodig?

C

op

yr

c. Waardoor werd dit basisschoolkind belemmerd?

Hoe zou je als pedagogisch medewerker omgaan met dit basiskind? e. Ik laat zien ‌

22


Voorbeeldgedrag

f. Ik zeg …

fb .v

.

g. Waarom …

ct

Bekijk het Filmpje ‘De klas van Ellen’. Het gaat over het basisonderwijs, maar de kennis die jullie opdoen bij deze opdracht is ook toe te passen in de kinderopvang. a. Wat vind je goed aan het gedrag van Ellen in het filmpje?

Ed

Filmpje De klas van Ellen <

De klas van Ellen

u' A

Oefening 21

ie

h. Alternatieven …

ev

er

ij

b. Wat valt je op aan het gedrag van de kinderen?

U itg

c. Welk voorbeeldgedrag laat je zelf weleens aan kinderen zien?

ig ht

d. Wat wil je meenemen in jouw eigen gedrag in de beroepspraktijk?

C

op

yr

Oefening 22

Positieve ervaring Jullie maken in groepjes van vier studenten video-opnames over jullie persoonlijke ervaringen in verschillende situaties met kinderen.

Voorbereiding • • •

Kies individueel een situatie met kinderen waarbij jouw voorbeeldgedrag een positieve invloed op de situatie had. Beschrijf de situatie en denk na over de rollen die naar voren moeten komen in de video-opname en welk voorbeeldgedrag je wilt laten zien. Maak een afspraak voor het filmen van de situatie en zorg ervoor dat de locatie waar je wilt filmen op dat moment beschikbaar is.

23


Voorbeeldgedrag

Uitvoering • •

fb .v

.

Verdeel de taken onder de studenten uit jouw groepje en vertel wat hun rol is tijdens het filmen. Zorg ervoor dat het eigen gedrag en het gedrag van alle betrokkenen in de video-opname duidelijk te horen en te zien zijn. Iedere student speelt een keer een situatie uit en mag hierbij de studenten uit het groepje inzetten voor de rollen.

Reflectie

ct

ie

a. Wat heb je geleerd van het naspelen van de situaties?

ij

Bekijk het Filmpje Draw2LearnNL. Jullie gaan in groepjes van vier studenten met elkaar in gesprek over wat jullie belangrijk vinden aan het gedrag van een pedagogisch medewerker in de beroepspraktijk. Welke normen en waarden vinden jullie belangrijk en wat zijn onmisbare eigenschappen? Jullie voeren het gesprek door gebruik te maken van ‘teken je gesprek’.

er

Filmpje Draw2LearnNL <

Teken je gesprek

Vorm groepjes van vier studenten. Zorg voor voldoende papier, pennen, stiften en/of potloden.

ig ht

• •

U itg

Voorbereiding

ev

Oefening 23

Ed

u' A

b. Wat neem je van deze ervaringen mee in de beroepspraktijk?

Uitvoering

C

op

yr

• •

Voer met behulp van ‘teken je gesprek’ een gesprek over het voorbeeldgedrag van een pedagogisch medewerker in de beroepspraktijk. Teken wat jullie belangrijk vinden in de houding van een pedagogisch medewerker en ga hier al tekenend met elkaar over in gesprek.

Reflectie a. Wat vond je van ‘teken je gesprek’ als gespreksvorm?

b. Hoe zou je ‘teken je gesprek’ kunnen inzetten in de beroepspraktijk?

24


Voorbeeldgedrag

Oefening 24

Over vijf jaar

fb .v

.

Je schrijft een brief aan jezelf waarin je antwoord geeft op de vraag: ‘Welke pedagogisch medewerker wil je over vijf jaar zijn?’ • Welk carrièrepad heb je gevolgd? • Welke cursussen/trainingen heb je gevolgd? • Welke werkzaamheden voer je uit? • Welke verantwoordelijkheden heb je? • Hoe is jouw pedagogische relatie met kinderen? • Wel voorbeeldgedrag laat je zien? Hoe ontwikkel je jezelf en welke missie heb je?

ie

a. Wat vond je ervan om vooruit te blikken op jouw eigen toekomst?

C

op

yr

ig ht

U itg

ev

er

ij

Ed

u' A

ct

b. Hoe ga je ervoor zorgen dat je de doelen die je voor ogen hebt, gaat bereiken?

25


Feedback geven

Feedback geven Inleiding

U itg

ev

er

ij

Ed

u' A

ct

ie

fb .v

.

Feedback geven is een vaardigheid waarmee je als pedagogisch medewerker in de beroepspraktijk regelmatig te maken hebt. Door middel van feedback kunnen mensen informatie uitwisselen over elkaars houding en gedrag, bijvoorbeeld collega’s onderling of met een groep kinderen.

Feedback ontvangen.

Leerdoelen

C

op

yr

ig ht

Je kunt feedback geven aan kinderen en alternatieven bespreken. • Je kunt methoden inzetten waardoor kinderen leren om mondeling en schriftelijk feedback te geven. • Je kunt kinderen feedback geven en meningsverschillen omzetten in gelegenheden om problemen op te lossen. • Je kunt uitleggen wat een growth mindset en een fixed mindset zijn, en welke invloed deze kunnen hebben op prestaties van kinderen.

26


Feedback geven

Oefening 25

Mondelinge en schriftelijke feedback Bekijk het Filmpje ‘Feedback geven en ontvangen’.

Theoriebron Feedback <

Liza (8) wil bij de bso niet naast Maaike gaan zitten. Ze waren goede vriendinnen, maar ze hebben gistermiddag ruzie gehad. Nu weigert Liza om in de buurt van Maaike te zijn.

.

Voorbereiding • •

fb .v

Filmpje Feedback geven en ontvangen <

Vorm groepjes van vier studenten. Zorg voor een ruimte waar jullie de casus uit kunnen spelen.

ie

Uitvoering

ct

Bedenk samen hoe jullie het gesprek met Liza zouden aanpakken.

Ed

u' A

a. Ik laat zien …

er

ij

b. Ik zeg …

U itg

ev

c. Waarom …

C

op

yr

ig ht

d. Alternatieven …

Een van de studenten speelt de rol van Liza en de andere student die van begeleider. De andere twee studenten observeren het gesprek en geven na afloop van het gesprek feedback. Een van de studenten geeft mondeling feedback en de andere student geeft schriftelijk feedback. De rollen wisselen, zodat iedereen een keer de verschillende rollen heeft vervuld.

Reflectie e. Welke manier van feedback krijgen vind je het prettigst: mondeling of schriftelijk? Waarom?

f. Welke feedback heb je gekregen en wat vind je daarvan?

27


Feedback geven

Oefening 26

Feedback kinderen Tijdens jullie opleiding wordt er regelmatig gevraagd om elkaar feedback te geven. In de beroepspraktijk kun je feedback geven en ontvangen ook toepassen bij kinderen.

Theoriebron Feedback <

fb .v

.

a. Welke methode van feedback geven zou je kunnen inzetten als je graag feedback wilt van een groep kinderen in de 3+ groep van het kinderdagverblijf? Geef drie voorbeelden.

Feedback beoordelen

Werkmodel Feedback beoordelen <

Ed

Oefening 27

u' A

ct

ie

b. Welke methode van feedback geven zou je kunnen inzetten als je graag feedback wilt van een groep kinderen in de buitenschoolse opvang (8 tot en met 12 jaar)? Geef drie voorbeelden.

er

ij

Jamal (6) is het er niet mee eens dat Isaac vandaag alweer op de racefiets mag. Jamal wil zelf graag op de racefiets, daarom is hij verdrietig en boos op de begeleider en op Isaac.

Vorm groepjes van vier studenten. Zorg voor een ruimte waar jullie de casus uit kunnen spelen.

U itg

• •

ev

Voorbereiding

Uitvoering

ig ht

Bedenk samen hoe jullie het gesprek met Jamal zouden aanpakken.

C

op

yr

a. Ik laat zien …

28

b. Ik zeg …

c. Waarom …


Feedback geven

d. Alternatieven …

fb .v

.

Een van de studenten speelt de rol van Jamal en de andere student speelt die van begeleider. De begeleider probeert het meningsverschil om te zetten in een gelegenheid om het probleem op te lossen. De andere twee studenten observeren het gesprek. Een van de observerende studenten geeft mondeling feedback. De andere observerende student en de student die Jamal speelde, observeren met behulp van Werkmodel Feedback beoordelen het geven en ontvangen van feedback. De rollen wisselen, zodat iedereen een keer de verschillende rollen heeft vervuld.

ct

ie

Reflectie

u' A

e. Hoe vond je het om feedback te krijgen op het feedback geven?

Meningsverschil

er

Oefening 28

ij

Ed

f. Welke feedback heb je gekregen en wat vind je daarvan?

U itg

ev

Jullie maken een video-opname van een situatie waarin een meningsverschil met kinderen wordt omgezet in een gelegenheid om problemen op te lossen.

Voorbereiding

Vorm groepjes van vier studenten. Bedenk een situatie over een meningsverschil met kinderen. Zorg voor apparatuur om een video-opname te maken. Zorg voor een ruimte waar jullie de video-opname kunnen maken.

ig ht

• • • •

Bedenk samen hoe je met de situatie om zou kunnen gaan. a. Ik laat zien …

C

op

yr

Uitvoering

b. Ik zeg …

29


Feedback geven

c. Waarom …

fb .v

.

d. Alternatieven …

ie

Bedenk welke scènes jullie uit willen spelen en verdeel de rollen. Jullie spelen de situatie uit en maken hier een video-opname van. In de video-opname zijn het eigen gedrag en het gedrag van alle betrokkenen duidelijk te horen en te zien.

ct

Reflectie

Ed

u' A

e. Welke tip en top zou je jouw groepsleden willen geven?

Growth en fixed mindset

ev

Oefening 29

er

ij

f. Hoe vond je het om jullie video-opname in de groep te bekijken?

Lees de informatie in Theoriebron Feedback en zoek aanvullende informatie over verschillende mindsets op internet.

U itg

Theoriebron Feedback <

ig ht

a. Wat is het verschil tussen een growth mindset en een fixed mindset?

c. Heb je zelf altijd dezelfde mindset of is dit in sommige situaties anders?

C

op

yr

b. Welke mindset (growth mindset of fixed mindset) herken je bij jezelf?

d. Welke invloed kan een fixed mindset hebben op de prestaties van kinderen?

30


Feedback geven

Oefening 30

Mindset Lees de informatie in Theoriebron Feedback en zoek aanvullende informatie over mindsets op internet.

Theoriebron Feedback <

a. Bij de bso vertellen kinderen tijdens het tussendoortje na school regelmatig wat ze hebben meegemaakt op school en hoe ze hierover denken. Bij welke mindset horen de volgende gedachten van kinderen?

fb .v ie

Fixed mindset

Ed

u' A

ct

Growth mindset

.

Tom: Ik ben vreselijk dom. Lieke: Het komt door Simone. Daan: Ik zie het als een nieuwe uitdaging. Sven: Dat leer ik nooit. Mees: Ik heb er hard voor gewerkt. Yasmina: Ik zie mezelf steeds beter worden.

C

op

yr

ig ht

U itg

ev

er

ij

b. Hoe kun je kinderen helpen hun mindset te veranderen?

31


Reflecteren

Reflecteren Inleiding

U itg

Naar jezelf kijken.

ev

er

ij

Ed

u' A

ct

ie

fb .v

.

Tijdens de opleiding zal er regelmatig gevraagd worden om reflectie; bijvoorbeeld bij een reflectieverslag of het schrijven van een persoonlijk ontwikkelingsplan. In de beroepspraktijk zul je ook regelmatig te maken hebben met reflecteren.

Leerdoelen

Je kunt reflecteren op jouw eigen gedrag. Je kunt methoden toepassen om feedback te vragen aan kinderen. Je kunt verschillende methoden toepassen om te reflecteren. Je kunt reflecteren en daarbij het perspectief van de ander innemen.

yr

ig ht

• • • •

op

Oefening 31

C

Theoriebron Reflecteren <

Kinderen en feedback Jullie maken een video-opname van een situatie met kinderen waarover je graag feedback wilt hebben van de kinderen.

Voorbereiding • • •

32

Vorm groepjes van vier studenten. Zorg voor apparatuur om een video-opname te maken. Zorg voor een ruimte waar jullie de video-opname kunnen maken.


Reflecteren

Uitvoering •

Reflectie

u' A

ct

ie

a. Welke tip en top zou je jouw groepsleden willen geven?

fb .v

.

Iedere student bedenkt individueel een situatie. Jullie spelen de situatie uit en maken hier een video-opname van. De drie medestudenten nemen de rol van de kinderen in de situatie op zich. De begeleider kiest een methode om feedback te vragen aan de kinderen en de kinderen geven na afloop van de situatie feedback. In de video-opname zijn het eigen gedrag en het gedrag van alle betrokkenen duidelijk te horen en te zien.

Feedback vragen

ij

Oefening 32

Ed

b. Heeft de methode die je ingezet hebt het resultaat opgeleverd dat je verwachtte? Waar wel of niet?

Je gaat bij jouw BPV-werkplek (beroepspraktijkvorming) een groep kinderen vragen om feedback. Je bedenkt waarover je graag feedback wilt ontvangen van de kinderen en op welke manier. Bijvoorbeeld na een activiteit wil je mondeling tips en tops van de kinderen ontvangen.

U itg

ev

er

Theoriebron Reflecteren <

Voorbereiding

Kies een doelgroep en een situatie waarin je kinderen om feedback kunt vragen. Kies een creatieve werkwijze die je kunt inzetten om feedback te krijgen. Zorg ervoor dat alle benodigde materialen beschikbaar zijn.

ig ht

• • •

C

op

yr

Uitvoering Naar aanleiding van een situatie vraag je feedback aan de doelgroep. Je zet hiervoor een creatieve werkwijze in. Na het ontvangen van de feedback schrijf je voor jezelf een kort reflectieverslag. Hierin beschrijf je welke feedback je gekregen hebt, wat je hiervan vond en of de werkwijze die je bedacht had aan jouw verwachtingen voldoet.

Reflectie a. Was de werkwijze die je gekozen had geschikt voor de doelgroep? Waarom wel of niet?

33


Reflecteren

b. Hoe vond je het om feedback te krijgen van kinderen?

Oefening 33

Goede band Lees de informatie in de theoriebron en zoek op internet eventueel aanvullende informatie over het ABCD-reflectiemodel.

ie

Oefening 34

Je kiest een situatie met een kind met wie je een goede band hebt. Je beschrijft de situatie in een reflectieverslag en je gebruikt het ABCD-reflectiemodel om te reflecteren. Je wisselt het verslag uit met een medestudent en jullie geven elkaar feedback.

Irritaties

ct

Werkmodel ABCD-reflectiemodel <

fb .v

.

Theoriebron Reflecteren <

Lees de informatie in de theoriebron en zoek op internet eventueel aanvullende informatie over de vierstoelenreflectie.

u' A

Theoriebron Reflecteren <

Ed

Je kiest een situatie met een kind bij wie je irritaties voelt. Je beschrijft de situatie in een reflectieverslag en je maakt gebruik van de vierstoelenreflectie. Je wisselt het verslag uit met een medestudent en jullie geven elkaar feedback.

Eigen handelen

ij

Oefening 35

Voorbereiding

Vorm groepjes van vier studenten.

U itg

Werkmodel Vijfstappenmethode <

ev

er

Jullie gaan in groepjes reflecteren met behulp van de vijfstappenmethode.

Theoriebron Reflecteren <

Uitvoering

Reflectie a. Welke meerwaarde heeft gezamenlijk reflecteren?

C

op

yr

ig ht

Bedenk individueel een probleem uit de praktijk over het communiceren met kinderen. In het groepje wordt met behulp van Werkmodel Vijfstappenmethode ieders probleem behandeld.

b. Aan welke voorwaarden moet zijn voldaan om samen te reflecteren?

34


Reflecteren

Oefening 36

Perspectief innemen Jullie spelen een zelfbedachte situatie met kinderen uit waarin het kind een probleem heeft.

Werkmodel Korthagen <

fb .v

Vorm tweetallen. Bedenk allebei individueel een situatie waarin een kind een probleem heeft. Zorg voor een ruimte waar jullie de situatie kunnen uitspelen.

.

Voorbereiding

Uitvoering

u' A

ct

ie

Jullie spelen de situatie uit en maken hier een reflectieverslag van. In de rol van begeleider schijf je een reflectieverslag met behulp van Werkmodel Korthagen. Je neemt hierbij het perspectief in van het kind. Je beschrijft de situatie vanuit de gedachten van het kind.

Reflectie

ij

Ed

a. Ben je achteraf gezien tevreden over de situatie? Waarom wel of niet?

C

op

yr

ig ht

U itg

ev

er

b. Welke verbeterpunten neem je voor jezelf mee in de beroepspraktijk?

35


Theoriebron Eigen gedrag inzetten

Theoriebron Eigen gedrag inzetten

fb .v

.

Inleiding

ev

U itg

Verdrietig kind.

er

ij

Ed

u' A

ct

ie

Pedagogisch medewerkers spelen dagelijks een rol bij de ontwikkeling van kinderen. Het voorbeeldgedrag van pedagogisch medewerkers levert een bijdrage aan het gedragsrepertoire van kinderen. Door kinderen zo nodig feedback te geven op hun gedrag, en alternatieven te bespreken, leren pedagogisch medewerkers hun om te gaan met de wereld om hen heen.

Pedagogische relatie

C

op

yr

ig ht

De relatie tussen een pedagogisch medewerker en een kind wordt ook wel een pedagogische relatie genoemd. Een positieve relatie heeft een positief effect op het welbevinden van kinderen. Als het contact met de pedagogisch medewerker goed is, voelen kinderen zich veilig en kunnen ze actief meedoen en zich optimaal ontwikkelen. Een goede relatie begint bij de eerste kennismaking, het is belangrijk om een goede indruk achter te laten. Om de relatie met kinderen te verbeteren, kun je veel verschillende dingen doen, bijvoorbeeld belangstelling tonen, positief zijn of af en toe iets over jezelf vertellen. Wanneer er nieuwe kinderen in een groep komen, is het belangrijk om met hen een goede relatie op te bouwen. Zorg ervoor dat de kinderen een plekje vinden binnen de groep en zich thuis gaan voelen. Je kunt hier invloed op uitoefenen door bijvoorbeeld activiteiten aan te bieden waardoor kinderen elkaar beter leren kennen.

Pedagogische relatie verbeteren Belangrijke voorwaarden voor een goede pedagogische relatie zijn een positieve opstelling en acceptatie. Voor het opbouwen van een goede relatie met kinderen is een vrolijke, enthousiaste benadering belangrijk. Daarnaast willen kinderen het gevoel hebben dat ze

36


Theoriebron Eigen gedrag inzetten

geaccepteerd worden. Als begeleider kun je dit gevoel bevorderen door te accepteren dat kinderen fouten maken en te laten merken dat al hun positieve en minder positieve eigenschappen er mogen zijn.

fb .v

.

Voor een goede relatie is het belangrijk om aandacht te hebben voor kinderen, hen serieus te nemen en open te staan voor hun mening. Een sfeer van openheid door problemen te bespreken, ruimte te geven om alles te zeggen en het hart te kunnen luchten, kan bijdragen aan een positieve relatie. Daarnaast is het belangrijk om kinderen eigen keuzes te laten maken en hen te steunen. Door ook je eigen fouten toe te geven, eerlijk te zijn en beloftes na te komen, kun je kinderen vertrouwen geven.

ie

Verbondenheid

U itg

ev

er

ij

Ed

u' A

ct

De pedagogische relatie tussen een pedagogisch medewerker en een kind wordt bepaald door de ervaringen met relaties van beiden. Van de pedagogisch medewerker als professional mag verwacht worden dat deze beter in staat is om te gaan met deze ervaringen. De pedagogisch medewerker ondersteunt kinderen in hun zelfwaardering en motivatie en voldoet aan hun behoefte aan verbondenheid. Zo kunnen pedagogisch medewerkers een belangrijke bijdrage leveren aan de ervaringen van kinderen, die een blijvende invloed kunnen hebben op hun persoonlijke ontwikkeling.

C

op

yr

ig ht

Samen muziek maken.

Sensitieve responsiviteit Kinderen hebben anderen in hun omgeving nodig om zich prettig te voelen en zich goed te kunnen ontwikkelen. Sensitieve responsiviteit heeft betrekking op de reacties van de omgeving van het kind. Het is belangrijk dat de reactie aansluit bij de behoeften. Een kind dat sensitieve en responsieve reacties ontvangt, zal zich veerkrachtig kunnen ontwikkelen, beter kunnen omgaan met stress en zich kunnen inleven in anderen. Responsiviteit vormt de basis van het zelfvertrouwen van kinderen. Als begeleider reageer je op de signalen die kinderen uitzenden. Responsiviteit begint met het opmerken van signalen die het kind uitzendt. Vervolgens probeer je te begrijpen wat het kind met de signalen bedoelt en daar ga je op een ondersteunende manier mee om, aangepast aan de behoeften van het kind. Sensitieve responsiviteit kun je uiten door bijvoorbeeld de tijd te nemen voor kinderen, positieve feedback te geven, een open houding aan te nemen en kinderen actief te betrekken bij activiteiten.

37


Theoriebron Eigen gedrag inzetten

Psychologische basisbehoeften Mensen hebben een natuurlijke behoefte aan relatie, autonomie en competentie om zich te kunnen ontwikkelen.

C

op

yr

ig ht

U itg

ev

er

ij

Ed

u' A

ct

ie

fb .v

.

De psychologische basisbehoeften van de mens zijn: • de behoefte aan relatie Kinderen hebben behoefte aan sociale verbondenheid met bijvoorbeeld ouders, familie, begeleiders en andere kinderen. Ze willen graag het gevoel hebben ergens bij te horen. Belangrijke pedagogische voorwaarden voor het ontstaan van goede relaties zijn bijvoorbeeld vertrouwen bieden, het goede voorbeeld geven en ondersteunen. • de behoefte aan autonomie Kinderen willen graag het gevoel hebben onafhankelijk te zijn en willen zelf kunnen beslissen en keuzes maken. Daarom is het voor jou als begeleider belangrijk om een omgeving te creëren waarin de eigenheid van kinderen gerespecteerd wordt. • de behoefte aan competentie Kinderen willen graag laten zien wat ze kunnen, ze willen zich competent voelen. Reële verwachtingen en beschikbaarheid voor hulp en ondersteuning zijn een goede basis voor het ontwikkelen van een gevoel van competentie.

38


Theoriebron Begeleidingsstijlen

Theoriebron Begeleidingsstijlen

fb .v

.

Inleiding

ij

Ed

u' A

ct

ie

Iedere begeleider pakt het begeleiden van kinderen op een andere manier aan. In de begeleiding is soms een voorkeur voor een bepaalde begeleidingsstijl te ontdekken.

ev

er

Troosten.

U itg

Verschillende begeleidingsstijlen

C

op

yr

ig ht

Pedagogisch medewerkers hebben ieder een eigen manier om kinderen te begeleiden. In de beroepspraktijk zul je verschillende begeleidingsstijlen tegenkomen, bijvoorbeeld de coach, de helper, de leraar en de instructeur. De coach en de helper zijn meestal gericht op de relatie met het kind. Een leraar en een instructeur zijn vaak wat minder gericht op het kind, maar meer op de inhoud. Kinderen kunnen een voorkeur voor een bepaalde begeleidingsstijl hebben, hier kun je bij aansluiten. Het is echter ook belangrijk dat kinderen verschillende begeleidingsstijlen ervaren; wellicht zijn er nog andere stijlen die bij het kind passen. Als pedagogisch medewerker kun je bij het begeleiden van kinderen verschillende begeleidingsstijlen toepassen. Kennis van de verschillende begeleidingsstijlen kan in de praktijk handig zijn, zodat je deze bij jezelf en anderen kunt herkennen en ze eventueel kunt aanpassen aan de behoeften van kinderen.

Actief luisteren Actief luisteren is een manier om de zender en ontvanger van een boodschap met elkaar in contact te brengen. In het communicatieproces kan het tussen zender en ontvanger misgaan doordat de ontvanger de boodschap van de zender verkeerd begrijpt. Bij actief luisteren probeert de ontvanger te begrijpen wat de boodschap van de zender betekent. In eigen woorden vertelt de ontvanger wat hij van de boodschap begrepen heeft, waarna de zender kan aangeven of dit klopt.

39


Theoriebron Begeleidingsstijlen

Actief luisteren is vooral van toepassing als kinderen een probleem hebben. Het kan helpen om te ontdekken wat ze precies voelen, of helpen om een situatie te accepteren. Actief luisteren kan een helende werking hebben en de relatie tussen een kind en een volwassene bevorderen. Gehoord en begrepen worden kan een kind veel voldoening geven. Hierdoor leren kinderen ook meer open te staan voor de boodschappen van volwassenen.

fb .v

.

Acceptatietaal

ie

Iemand die een ander kan accepteren en dit duidelijk kan maken, is in staat om een ander te helpen. Acceptatie is een belangrijke factor in het onderhouden van een relatie, de ander kan hierdoor groeien en zich ontwikkelen. Acceptatietaal geeft kinderen de gelegenheid om zich te uiten.

Ed

u' A

ct

Volwassenen kunnen acceptatie op verschillende manieren aan kinderen laten zien, bijvoorbeeld door verbale boodschappen. Acceptatie kun je ook non-verbaal laten blijken door gebruik te maken van gebaren, een knipoog of een gezichtsuitdrukking. Ook kun je acceptatie tonen door je niet te mengen in een activiteit van een kind, maar het kind het zelf te laten doen. Je geeft dan eigenlijk non-verbaal jouw acceptatie weer. Zwijgen tijdens een gesprek kan ook ingezet worden om te laten merken dat je een kind accepteert. Doordat jij passief luistert, ervaart het kind dat je echt luistert. Het kan zich hierdoor geaccepteerd voelen.

er

ij

Geen-verliesmethode

U itg

ev

De geen-verliesmethode is eigenlijk een probleemoplossend proces, dat ingezet kan worden om conflicten op te lossen waarbij niemand verliest. Bij toepassing van de geen-verliesmethode worden kinderen gestimuleerd om zelf na te denken en stemmen ze in met een acceptabele oplossing. Conflicten worden zo opgelost dat de oplossing voor beide partijen acceptabel is. Door geen van de partijen wordt macht gebruikt, de partijen respecteren elkaars behoeften en zij houden ook rekening met de eigen behoeften. De geen-verliesmethode kent zes stappen:

C

op

yr

ig ht

Stap 1: de aard van het conflict vaststellen en verder definiĂŤren Stap 2: mogelijke alternatieve oplossingen bedenken Stap 3: de alternatieve oplossingen evalueren Stap 4: beslissen wat de meest aanvaardbare oplossing is Stap 5: bedenken hoe de oplossing uitgevoerd kan worden Stap 6: naderhand nog eens nagaan of de oplossing werkt. Het proces doorloopt niet altijd alle zes stappen, soms is een conflict bijvoorbeeld al opgelost bij stap 3.

Ik-boodschappen In de communicatie met kinderen zijn ik-boodschappen belangrijk om het kind te laten weten wat je voelt, zonder het te kleineren of in een beschamende situatie te brengen. Met ik-boodschappen kun je kinderen duidelijk maken wat jouw behoeften zijn en waar een grens ligt. Ik-boodschappen worden vaak in verband gebracht met onacceptabel gedrag, maar kunnen ook anders ingezet worden.

40


Theoriebron Begeleidingsstijlen

Als compliment: ‘Ik waardeer het zeer dat je je zusje hebt geholpen met het aantrekken van haar schoenen. Dat bespaarde mij tijd. Bedankt!’ Om problemen te voorkomen: ‘Ik wil graag weten wanneer je klaar bent achter de computer, omdat ik vandaag ook nog iets af moet maken.’

Ed

u' A

ct

ie

fb .v

.

In het begin reageren kinderen vaak op ik-boodschappen door ze te negeren, weg te lopen of de schouders op te halen. Als je naast een ik-boodschap actief luistert en een luisterende houding aanneemt, voelt een kind zich begrepen en zal het eerder zijn gedrag veranderen.

ev

Autonomie

er

ij

Zelluf doen!

Een autonomie-ondersteunende begeleidingsstijl kan bijdragen aan de motivatie, creativiteit, flexibiliteit en het zelfvertrouwen van kinderen. Kinderen worden aangemoedigd om eigen keuzes te maken. Begeleiders proberen inzicht te krijgen in de persoonlijke interesses en waarden van kinderen. Het uitvoeren van activiteiten of taken zal gemakkelijker gaan wanneer kinderen hun persoonlijke interesses en waarden kunnen realiseren. Bijvoorbeeld door het zelf kunnen kiezen en plannen van activiteiten of taken.

C

op

yr

ig ht

U itg

Kinderen hebben behoefte aan autonomie, ze willen dingen graag zelf bepalen, uitzoeken en uitproberen. Bij de begeleiding van kinderen is het belangrijk om je bewust te zijn van de behoefte aan autonomie. Geef kinderen de gelegenheid om hun eigen weg te gaan, de wereld te verkennen en te exploreren. Dit stelt hen in staat om zelf verantwoordelijkheid te nemen voor hun ontwikkeling.

41


Ed

u' A

ct

ie

fb .v

.

Theoriebron Begeleidingsstijlen

C

op

yr

ig ht

U itg

ev

er

ij

Het tegenovergestelde van een autonomie-ondersteunende stijl is een controlerende begeleidingsstijl. Deze begeleidingsstijl belemmert de invulling van de basisbehoeften van kinderen (behoefte aan relatie, autonomie en competentie).

42


Theoriebron Voorbeeldgedrag

Theoriebron Voorbeeldgedrag

fb .v

.

Inleiding

U itg

ev

Pedagogisch medewerker.

er

ij

Ed

u' A

ct

ie

Als pedagogisch medewerker begeleid je in de beroepspraktijk verschillende kinderen in verschillende situaties. Omdat iedere situatie uniek is, is het nodig om regelmatig even stil te staan bij de wijze waarop je kinderen begeleidt. De begeleiding dient afgestemd te zijn op het kind en op de organisatie waarvoor je werkt.

Pedagogisch medewerker

C

op

yr

ig ht

Pedagogisch medewerkers kunnen verschillende taken hebben, zoals kinderen stimuleren, een groep leiden, zorg verlenen, activiteiten aanbieden en contacten onderhouden met betrokkenen. Een belangrijke taak van een pedagogisch medewerker is het bieden van gelegenheden waarin kinderen iets kunnen ontdekken – en de kinderen daarbij steunen en stimuleren. Het dagelijks werk brengt hierdoor voortdurend uitdagingen en het nemen van beslissingen met zich mee. Net als ieder mens is iedere pedagogisch medewerker anders; hij zal anders denken en anders handelen. Het is goed om hierbij stil te staan en binnen een organisatie een klimaat te creÍren waarin positieve punten en valkuilen besproken kunnen worden. Een pedagogisch medewerker heeft een voorbeeldfunctie voor kinderen en daarom ligt er bij hem een grote verantwoordelijkheid. Bewustwording van de eigen houding is belangrijk. Wanneer een pedagogisch medewerker zich bewust is van de eigen houding, kunnen leerdoelen opgesteld worden om te werken aan bepaalde valkuilen.

43


Theoriebron Voorbeeldgedrag

Voorbeeldgedrag Pedagogisch medewerkers hebben een duidelijke voorbeeldfunctie. Jonge kinderen leren voornamelijk door dingen na te doen. Een pedagogisch medewerker is binnen een groep kinderen het middelpunt. Hij laat kinderen zien wat goede omgangsvormen zijn en zorgt door de eigen houding voor een prettige en open sfeer binnen een groep.

U itg

Ik ben boos…

ev

er

ij

Ed

u' A

ct

ie

fb .v

.

Daarnaast benadert een pedagogisch medewerker kinderen bewust zoals de organisatie wil dat medewerkers en kinderen elkaar benaderen. Door de wijze waarop een pedagogisch medewerker met collega’s en kinderen communiceert, leren kinderen ook communiceren met elkaar. Door het voorbeeldgedrag van pedagogisch medewerkers leren kinderen bijvoorbeeld ook over de normen en waarden op het gebied van hygiëne. Bijvoorbeeld handen wassen voor het eten, de neus snuiten in een zakdoek en hoesten/niezen in de elleboog.

ig ht

Waarden en normen

C

op

yr

Binnen een samenleving hebben mensen verschillende opvattingen over wat wel of niet acceptabel is. Iedereen heeft weer een andere achtergrond en andere gedachten en verwachtingen in een situatie. Waarden zijn opvattingen over wat wenselijk is binnen een groep of samenleving, de idealen die worden nagestreefd. Voorbeelden van waarden zijn: gelijke behandeling, vrijheid en democratie. Normen zijn gedragsregels, opvattingen over hoe mensen zich zouden moeten gedragen in een bepaalde situatie. Normen worden afgeleid van waarden en vormen de verbinding tussen de waarden en concrete gedragingen. Vaak gebeurt dit vanzelf, zonder dat mensen erbij nadenken. Als pedagogisch medewerker geef je kinderen de normen en waarden mee die buiten de gezinssituatie voorkomen. Iedere pedagogisch medewerker heeft een andere kijk op de dingen in het leven en op wat wel of niet goed is. Binnen een organisatie worden daarom ook afspraken gemaakt over bijvoorbeeld de omgang met elkaar; als pedagogisch medewerker heb je hierin een voorbeeldfunctie.

44


Theoriebron Feedback

Theoriebron Feedback Inleiding

Ed

u' A

ct

ie

fb .v

.

Feedback (letterlijk 'terugvoeden') is de verbale of non-verbale reactie van een ontvanger op een boodschap. Deze geeft de zender informatie over hoe de ontvanger zijn boodschap waarneemt en ervaart, en of hij de zender heeft begrepen.

er

ij

Feedback geven.

ev

Feedback geven en ontvangen

U itg

Feedback geven en om feedback vragen, verduidelijken de communicatie. Veel problemen kun je verhelderen door na te gaan wat in een bepaald geval de bedoeling van de ander is geweest. Je kunt op verschillende manieren feedback geven en om feedback vragen. Als je iets uitlegt, is het soms goed om te controleren wat de ander precies heeft begrepen.

C

op

yr

ig ht

Een voorwaarde voor het geven en ontvangen van feedback is dat er vertrouwen is en dat beide partijen zich veilig voelen. Feedback geven en ontvangen vereist moed, je stelt je kwetsbaar op. Het is essentieel om feedback vanuit een positieve intentie te geven. Feedback geven kun je leren door er bijvoorbeeld boeken over te lezen, een training te volgen of via een spel. Het geven van feedback zal steeds makkelijker worden naarmate je er meer mee aan de slag gaat.

Kinderen en feedback Kinderen leren over gedrag door wat ze zien van het gedrag van andere mensen en door de feedback die ze op hun eigen gedrag krijgen. Kinderen ontvangen soms rechtstreeks feedback, doordat iemand zegt of het kind iets wel of niet goed doet. Ze krijgen ook feedback door wat ze zelf afleiden uit de reacties van mensen. Kinderen ontwikkelen hun zelfbeeld door het contact met andere mensen en de feedback die zij ontvangen op hun gedrag. Als pedagogisch medewerker ben je een belangrijke feedbackgever voor kinderen.

45


Theoriebron Feedback

Methoden voor feedback geven en ontvangen Feedback geven en ontvangen kan op verschillende manieren. Welke methode je het best kunt kiezen, hangt af van het doel en de gegevens die je wilt verzamelen. Daarnaast moet je rekening houden met de mogelijkheden van de doelgroep.

fb .v

.

Vaak wordt er wel even gevraagd hoe kinderen een activiteit vonden, maar het antwoord komt soms niet veel verder dan alleen ‘leuk!’. Wanneer je echt meer wilt weten over bijvoorbeeld een nieuwe activiteit, kun je dit voorbereiden. Afhankelijk van de mogelijkheden en de leeftijd van de kinderen kun je vragen opstellen en de kinderen hun mening laten geven.

C

op

yr

ig ht

U itg

ev

er

ij

Ed

u' A

ct

ie

Na afloop van een activiteit kun je de deelnemers bijvoorbeeld vragen om aan te geven wat volgens hen de plus- en minpunten van de activiteit waren. Jonge kinderen kun je vragen om een rood of groen kaartje omhoog te houden, of de duim omhoog of naar beneden te steken. Je kunt oudere kinderen hun mening op een A4’tje laten schrijven. Dit proppen ze tot een sneeuwbal, die ze door de ruimte gooien. Daarna laat je de kinderen één voor één een sneeuwbal openen en voorlezen. Of je maakt een grote dobbelsteen met daarop vragen als: ‘Wat vond je van de uitleg?’ of: ‘Wat ging goed?’ De kinderen gooien om de beurt en reageren.

46

Tip en top.


Theoriebron Reflecteren

Theoriebron Reflecteren Inleiding

ij

Ed

u' A

ct

ie

fb .v

.

Reflecteren is eigenlijk: betekenis geven aan wat je leert of meemaakt. Tijdens het reflecteren ga je na welke effecten bepaalde gebeurtenissen op jou hebben. Je kunt jezelf ontwikkelen door het opdoen van ervaringen en hierop reflecteren. Door reflectie word je je bewust van wat je leert en hoe je leert, en kun je patronen ontdekken die anders onontdekt blijven.

ev

Reflecteren

er

Reflecteren.

C

op

yr

ig ht

U itg

Reflecteren betekent eigenlijk dat je jezelf een spiegel voorhoudt om stil te staan bij hoe je werkt en welke keuzes je maakt. Reflecteren zorgt ervoor dat je inzicht krijgt in je eigen handelen. Je kijkt bewust naar jouw kwaliteiten die je kunt inzetten en naar de valkuilen waarvan je kunt leren en waarmee je rekening kunt houden tijdens je werkzaamheden. Reflecteren kan heel confronterend zijn, doordat je vanuit verschillende invalshoeken heel kritisch naar jezelf kijkt. Reflecteren kun je leren door met vaste regelmaat en methodisch te oefenen. Het kost tijd en zal daarom goed georganiseerd moeten worden. Je kunt op verschillende manieren reflecteren, bijvoorbeeld individueel (zelfreflectie) en in groepjes, mondeling en schriftelijk. Bovendien kun je verschillende methoden gebruiken, zoals ABCD-reflectie, het reflectiemodel van Korthagen of de vijfstappenmethode.

Kinderen en reflecteren Reflecteren is een persoonlijk proces en gaat over de eigen prestaties van kinderen. Afgezien van zelf een mening vormen, zullen kinderen ook moeten leren om deze mening te delen met anderen en daarover te discussiĂŤren. Door het ontvangen van feedback, complimenten en kritiek van andere kinderen en hier vervolgens over na te denken, krijgt het reflecteren meer diepgang. Reflecteren geeft kinderen inzicht in hun eigen manier van leren. Zij ontdekken bijvoorbeeld welke aanpak het best bij hen past en waarom. Of ze krijgen inzicht in de oorzaak van een probleem, bijvoorbeeld waarom zij het lastig vinden om samen te werken.

47


Theoriebron Reflecteren

ABCD-model Om structureel en systematisch te kunnen reflecteren kan het handig zijn om hierbij een hulpmiddel te gebruiken. Voor het reflecteren zijn diverse modellen ontwikkeld; bijvoorbeeld het ABCD-model, waarbij verschillende vragen beantwoord worden.

Werkmodel ABCD-model <

ie

fb .v

.

Wat is er gebeurd? Aanleiding. Wat was daaraan Belangrijk voor mij? Welke Conclusie trok ik daaruit over hoe te handelen? Deed ik dat ook werkelijk of deed ik iets anders? Welk Effect had datgene wat ik deed? F: Ben ik tevreden over hoe ik heb gehandeld? Klopt mijn analyse wel? Wat had ik anders kunnen doen?

u' A

ct

Vierstoelenreflectie

ij

Ed

De vierstoelenreflectie is ook een makkelijk toepasbare methode. Hierbij staan de vier stoelen voor verschillende posities die je kunt innemen: denken, voelen, verruimend denken, verruimend voelen. Je neemt steeds plaats op een andere stoel en vertelt vanaf de verschillende stoelen over eenzelfde situatie. Bij deze methode schrijf je niet, maar vertel je wat jouw gedachten en gevoelens zijn. Een collega of medestudent kan eventueel vragen stellen en aantekeningen maken.

U itg

De vijfstappenmethode dient om samen een probleem te onderzoeken. Met de vijfstappenmethode kun je in groepsverband een probleem of vraag bespreken door vijf stappen uit te voeren: 1. Een van de deelnemers brengt een vraag of probleem naar voren en geeft een korte uitleg. 2. De overige deelnemers informeren of zij de vraag goed begrepen hebben. 3. De deelnemers proberen samen de kern van het probleem te formuleren. 4. Iedere deelnemer formuleert een advies over de vraag of het probleem. 5. Ten slotte volgt de rondvraag aan alle deelnemers over wat iedereen van het probleem of de vraag geleerd heeft.

C

op

yr

ig ht

Werkmodel Vijfstappenmethode <

ev

er

Vijfstappenmethode

48

Met behulp van deze werkvorm kunnen inzichten en kennis over een bepaald onderwerp uitgewisseld worden. Het probleem (of de vraag) is mogelijk met behulp van de tips en adviezen uit de groep op te lossen.


Theoriebron Reflecteren

Reflectiemodel van Korthagen Werkmodel Reflectiecirkel van Korthagen <

Onderwijskundige Fred Korthagen heeft in 1993 een model ontwikkeld om het reflecteren te structureren. Met behulp van het reflectiemodel kun je stapsgewijs reflecteren en gestructureerd een reflectieverslag schrijven. Het reflectiemodel van Korthagen kent de volgende vijf fasen:

ie

fb .v

.

Fase 1: handelen/ervaring opdoen Fase 2: terugblikken Fase 3: bewustwording van essentiĂŤle aspecten Fase 4: alternatieven ontwikkelen en daaruit kiezen Fase 5: uitproberen.

ev

er

ij

Ed

u' A

ct

Deze fasen worden verder uitgelegd in het Werkmodel Reflectiecirkel van Korthagen.

U itg

Reflectiemodel van Korthagen.

Growth mindset en fixed mindset

C

op

yr

ig ht

Talenten, vaardigheden en de denkstijl van mensen zorgen voor prestaties. Mensen kunnen een statische denkstijl hebben of een op groei gerichte denkstijl. Iemand die ervan uitgaat dat intelligentie vaststaat, heeft een statische denkstijl – oftewel een fixed mindset. Iemand die van mening is dat je jezelf vanuit basiskwaliteiten kunt ontwikkelen, heeft een op groei gerichte denkstijl: een growth mindset. Een bepaalde denkstijl heeft invloed op de leerhouding en het ontwikkelen van kwaliteiten. Mensen met een fixed mindset willen graag bevestiging dat ze iets goed doen en zijn vaak bang om te falen, waardoor ze het eerder opgeven. Een fixed mindset kan ontwikkeling in de weg staan en de prestaties beperken. Mensen met een growth mindset gaan graag uitdagingen aan, geven bij tegenslag niet gauw op en leren van kritiek. Hierdoor kunnen mensen met een growth mindset steeds betere prestaties behalen.

49


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.