40481 interactieve vaardigheden

Page 1

.v

.

Training

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

fb

Interactieve vaardigheden


Colofon Uitgeverij: Edu’Actief b.v.

.v

.

0522-235235 info@edu-actief.nl

fb

www.edu-actief.nl Auteur(s): Anne Haselberg

Titel: Interactieve vaardigheden

u' Ac

ISBN:978 90 3724 048 1 © Edu’Actief b.v. 2018

tie

Eindredactie: Jo-Anne Schaaf

Behoudens de in of krachtens de Auteurswet gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

U

itg

ev

er

ij

Ed

Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h Auteurswet dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in compilatiewerken op grond van artikel 16 Auteurswet kan men zich wenden tot de Stichting PRO (www.stichting-pro.nl). De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden. Door het gebruik van deze uitgave verklaart u kennis te hebben genomen van en akkoord te gaan met de specifieke productvoorwaarden en algemene voorwaarden van Edu’Actief, te vinden op www.edu-actief.nl.


Inhoudsopgave Over deze training

.

8

Basale interactieve vaardigheden toepassen bij kinderen van 0 tot 4 jaar

9

.v

OriĂŤntatie

4

19

fb

Educatieve vaardigheden toepassen in de begeleiding van kinderen van 0 tot 4 jaar Basale interactieve vaardigheden toepassen bij kinderen van 4 tot 12 jaar

28

Reflectie

43

Theoriebron Het kind in jou

45

49

u' Ac

Theoriebron Emotionele ondersteuning bieden Theoriebron Autonomie respecteren

54

Theoriebron Leidinggeven en structuur bieden

57

Theoriebron Praten met kinderen en informatie en uitleg geven

Ed

Theoriebron Ontwikkeling stimuleren

37

tie

Educatieve vaardigheden toepassen in de begeleiding van kinderen van 4 tot 12 jaar

60

64

69

U

itg

ev

er

ij

Theoriebron Interactie in de groep begeleiden

3


Over deze training

Over deze training

Ed

u' Ac

tie

fb

.v

.

Interactievaardigheden zijn vaardigheden die je inzet bij het begeleiden en opvoeden van kinderen. Van jou als pedagogisch medewerker wordt verwacht dat je deze zes vaardigheden kunt uitvoeren in de praktijk. De eerste drie interactievaardigheden die in deze training aan bod komen zijn: emotionele ondersteuning bieden, respect voor autonomie en leidinggeven en structuur bieden. Deze drie vaardigheden vallen onder de basale interactievaardigheden: vaardigheden die je inzet om een kind emotionele en fysieke veiligheid te bieden. De overige interactievaardigheden zijn: praten met kinderen en uitleg geven, de ontwikkeling stimuleren en interactie in de groep. Deze drie vaardigheden vallen onder de educatieve vaardigheden. In de training leer je hoe je de interactievaardigheden kunt toepassen bij de doelgroep 0 tot 4 jaar en de doelgroep 4 tot 12 jaar.

Positieve interactie met kinderen is essentieel. Het is belangrijk om oog te hebben voor ieder kind in de groep. Dan voelt een kind zich gehoord en gezien.

Je kunt de basale interactieve vaardigheden toepassen in de begeleiding van kinderen van 0 tot 4 jaar. Je kunt de educatieve vaardigheden toepassen in de begeleiding van kinderen van 0 tot 4 jaar. Je kunt de basale interactieve vaardigheden toepassen in de begeleiding van kinderen van 4 tot 12 jaar. Je kunt de educatieve vaardigheden toepassen in de begeleiding van kinderen van 4 tot 12 jaar.

er

ij

Leerdoelen •

ev

U

itg

Voor de emotionele ondersteuning van een kind is het belangrijk dat je de signalen herkent die een kind uitzendt.

4


Over deze training

Beoordeling Je wordt op verschillende punten beoordeeld. Deze punten kun je in het beoordelingsformulier terugvinden. De volgende punten zijn belangrijk bij de beoordeling: • Je doet actief mee aan de lessen. • Je voldoet aan de voorwaarden bij de oefeningen en bij de demonstratie: correcte kleding, goede persoonlijke verzorging, geen sieraden.

.v

.

Beoordelingsformulier <

Aan het einde van de training moet je een demonstratie uitvoeren. Plan deze demonstratie tijdig in. Lees eerste de demonstratie goed door en vul daarna het planningsformulier in. Neem ook de andere oefeningen van deze training op in je totale planning. Zo voorkom je dat je in tijdnood komt.

tie

Planningsformulier <

fb

Planning

u' Ac

Demonstratie: Een interactief spel Casus

Ed

‘Soms weet ik het niet meer hoor! Dan trek ik alles uit de kast om een gesprek met een of meer kinderen te beginnen. Dan zorg ik dat ik aan alle voorwaarden voldoe en dan gaat het nog compleet mis. De kinderen klappen helemaal dicht. Of ze hebben geen zin om te praten of kijken mij aan met zo’n gezicht van ‘zit toch niet zo te zeuren, Maarten’. Weet je, ik wil hen ondersteunen in hun ontwikkeling, ook als ze het ergens moeilijk mee hebben. Maar op sommige momenten wil dat niet lukken.’

U

itg

ev

er

ij

Maarten, pedagogisch medewerker op een bso, zucht eens diep. Hij is in gesprek met Lucy, zijn leidinggevende. Lucy knikt begrijpend als zij het verhaal van Maarten aanhoort. ‘Heb je al eens een spel geprobeerd, Maarten?’ Maarten kijkt Lucy verbaasd aan: ‘Een spel? Bedoel je mens-erger-je-niet of ganzenbord?’ Lucy glimlacht: ‘Nee ik bedoel een spel dat kinderen stimuleert om met jou of met elkaar te praten. Tijdens het spelen van een spel zijn kinderen vaak meer ontspannen. Vragen of opdrachten kunnen mooie ingangen zijn om met kinderen in gesprek te gaan. Laatst op een beurs zag ik heel mooie spellen met thema’s als vriendschap, pesten en overlijden. Er waren kaartspellen en zelfs bordspellen.’ Maarten denkt even diep na. ‘Dat klinkt wel heel mooi, Lucy, en ik geloof daar ook wel in. Maar waar kan ik die spellen vinden?’

5


tie

Een spel kan een goede manier zijn om met kinderen in gesprek te komen over moeilijke of gevoelige onderwerpen.

fb

.v

.

Over deze training

Voorbereiding

Ed

u' Ac

Ontwerp een spel Jullie gaan een spel ontwerpen voor kinderen van 4 tot 12 jaar waarmee je het gesprek met of tussen kinderen uitlokt. Het spel moet gebaseerd zijn op een thema dat je kunt linken aan de sociaal-emotionele ontwikkeling van een kind. Soms kan het voor een kind nogal zwaar aanvoelen als je een-op-een in gesprek gaat. Via een spel kan een gesprek wat meer ontspannen verlopen en kun je van elkaar leren. Voor het spel kun je denken aan thema’s als pesten, scheiding, overlijden/de dood, geloven, verliefdheid, afscheid nemen/missen, normen en waarden, ruzie enzovoort.

er

ij

Schrijf een handleiding Schrijf een handleiding bij het spel. Deze handleiding moet zo worden opgezet dat een pedagogisch medewerker er meteen mee aan de slag kan. Maak duidelijk wat het doel van het spel is. Beschrijf hoe het spel gespeeld kan worden, inclusief alle spelregels. Daarnaast geef je de pedagogisch medewerker tips op welke manier hij interactievaardigheden in kan zetten tijdens het begeleiden van het spel.

Controle

Het spel is gebaseerd op de uitkomsten van het theoretisch onderzoek over het thema en de belevingswereld van de doelgroep.

U

itg

ev

••

6

••

Het thema van het spel sluit aan bij sociaal-emotionele ontwikkeling van de doelgroep.

•• ••

Het spel sluit aan bij de ontwikkeling en de belevingswereld van de doelgroep. De vragen/opdrachten nodigen uit om met elkaar in gesprek te gaan over het thema. Er is ruimte voor de eigen inbreng van kinderen.

•• ••

Het spel is mooi uitgewerkt. Iemand kan direct met het spel aan de slag. Benodigde materialen en de handleiding zijn aanwezig.

•• ••

De handleiding is in duidelijk en correct Nederlands geschreven. De handleiding bevat de volgende hoofdstukken:


Over deze training

–• –• – •

de inhoud en het doel van het spel de spelregels tips om interactievaardigheden actief in te zetten tijdens de begeleiding van het spel.

Ontwerp een spel

.v

.

Uitvoering Kies jullie doelgroep: een leeftijdscategorie tussen de 4 en 12 jaar.

•• ••

Kies een thema waarover jullie spel gaat. Zoek informatie op internet hoe kinderen van jullie doelgroep hiermee omgaan. Maak een theoretisch kader met daarin theorie over het thema en de doelgroep.

••

Zorg dat je in het theoretisch kader antwoord geeft op de volgende vragen:

tie

Welke invloed heeft de ontwikkeling van de doelgroep op het thema? Hoe ervaart de doelgroep het thema? Met welke gebieden uit de ontwikkeling moeten jullie rekening houden? Waar gaan jullie op letten bij het ontwerpen van het spel?

u' Ac

–• –• –• – •

fb

••

••

Maak een ontwerp voor een spel dat past bij de belevingswereld van het kind. Zorg dat de opdrachten/activiteiten gesprekken uitlokken. Kinderen hoeven niet alleen te praten, maar kunnen ook ‘doe-opdrachten’ uitvoeren.

••

Werk het spel uit met mooie materialen.

Schrijf een handleiding

–• –• –• –•

kinderen emotionele ondersteuning te bieden de autonomie van een kind te respecteren het spel te begeleiden en structuur te bieden gesprekken met kinderen te voeren en uit te leggen

de ontwikkeling te stimuleren de interactie tussen kinderen te stimuleren.

er

–• – •

Ed

Beschrijf de inhoud en het doel van het spel. Beschrijf de spelregels van het spel. Geef tips voor een pedagogisch medewerker over de interactievaardigheden. De manier waarop een begeleider de vaardigheden dient in te zetten om:

ij

•• •• ••

U

itg

ev

Plan voor jezelf een datum waarop je de demonstratie gaat uitvoeren. Vul deze datum in op je planningsformulier.

7


Oriëntatie

Oriëntatie Oefening 1

Eens of oneens?

fb

.v

.

Wat is de mening van jou en je medestudenten over stellingen die te maken hebben met interactievaardigheden? Verdeel de klas in twee vakken. Het ene vak is ‘Eens’ en het andere vak is ‘Oneens’. De docent noemt de stellingen een voor een op. Ben je het eens met de stelling, dan ga je in het vak ‘Eens’ staan. Ben je het oneens met de stelling, dan ga je in dat vak staan. Per stelling kunnen enkele studenten hun mening toelichten.

Oefening 2

u' Ac

tie

Speel het spel aan de hand van de volgende stellingen: • Kinderen van tegenwoordig zijn zo gevoelig. Je kunt niet altijd rekening houden met de gevoelens van een kind. • Als een jongetje in mijn groep graag vlechtjes in zijn haar wil, en nagellak op zijn nagels, dan doe ik dat. • Kinderen hebben een pedagogisch medewerker nodig die bepaalt wat er gebeurt. • Het belangrijkst in een gesprek met een kind is dat jij als pedagogisch medewerker naar het kind luistert. • Het is belangrijk dat je kinderen veel stimuleert in hun ontwikkeling. Als een baby van 1 jaar nog niet kan lopen, moet je veel met het kind gaan oefenen. • Als kinderen ruzie hebben, moet jij je daar als pedagogisch medewerker niet mee bemoeien.

Als ik aan een interactievaardigheid denk, dan denk ik aan...

Ed

Vorm groepjes van vijf studenten. Verdeel de zes interactievaardigheden over de groepen. Per groep maak je een mindmap over jullie interactievaardigheid.Welke woorden komen er bij jullie op? Presenteer jullie mindmap aan de groep.

U

itg

ev

er

ij

De zes interactievaardigheden: • emotionele ondersteuning bieden • autonomie respecteren • kinderen begeleiden en structuur bieden • gesprekken voeren met kinderen en uitleggen • ontwikkeling stimuleren • interactie op de groep stimuleren.

8


Basale interactieve vaardigheden toepassen bij kinderen van 0 tot 4 jaar

.v

.

Basale interactieve vaardigheden toepassen bij kinderen van 0 tot 4 jaar

fb

Inleiding

Ed

u' Ac

tie

Basale interactieve vaardigheden zijn vaardigheden die een pedagogisch medewerker moet hebben om een kind emotionele en fysieke veiligheid te bieden. Als kinderen gehoord en gezien worden en merken dat een pedagogisch medewerker ze accepteert zoals ze zijn, zullen ze zich veilig voelen. Kinderen die zich veilig voelen, willen de wereld om hen heen ontdekken en dat is belangrijk om zich optimaal te ontwikkelen. In dit hoofdstuk leer je meer over de interactievaardigheden: emotionele ondersteuning bieden, de autonomie van een kind respecteren en leidinggeven en structuur bieden.

ij

Met huilen kan een kind verschillende signalen uitzenden. Het is belangrijk dat je signalen van kinderen leert herkennen, zodat je kunt aansluiten bij hun behoeften.

er

Leerdoelen

U

itg

ev

Je kunt de basale interactieve vaardigheden toepassen in de begeleiding van kinderen van 0 tot 4 jaar. • Je kunt beschrijven hoe je op de emotionele signalen van kinderen reageert en hiermee om kunt gaan. • Je kunt aangeven hoe je kinderen kunt aanmoedigen om zelf te doen en ontdekken, maar toch helpt als dit nodig is. • Je kunt kinderen structuur bieden en grenzen stellen, en uitleggen waarom dit kinderen een veilig gevoel geeft.

Oefening 3

Theoriebron Het kind in jou <

Het kind in jou In de theoriebron kun je lezen over het kind, de ouder en de volwassene in jou. Geef van elke van de drie deelpersonen een voorbeeld uit jouw eigen leven. Wat voelen, ervaren of doen het kind, de ouder en de volwassene in jou?

9


Basale interactieve vaardigheden toepassen bij kinderen van 0 tot 4 jaar

a. Een voorbeeld van het kind in jou:

.v

.

b. Een voorbeeld van de ouder in jou:

fb

c. Een voorbeeld van de volwassene in jou:

tie

d. Het kind in jou heeft zich gevormd vanaf je geboorte tot je zevende levensjaar. Hoe zag deze periode er voor jou uit? Maak een tijdlijn van je geboorte tot aan je zevende levensjaar. Noteer op de tijdlijn belangrijke gebeurtenissen.

Negatieve ervaringen

U

itg

ev

er

ij

Ed

Positieve ervaringen

u' Ac

e. Welke ervaringen heb jij in deze tijd opgedaan met opvoeders? Denk aan je ouders/verzorgers, pedagogisch medewerkers, leraren, coaches e.d. Verdeel de ervaringen in positieve en negatieve ervaringen.

10

f. Welke invloed heeft het kind in jou als je kijkt naar het opvoeden van kinderen?


Basale interactieve vaardigheden toepassen bij kinderen van 0 tot 4 jaar

Oefening 4

.v

.

Baby’s kunnen ook andere signalen afgeven. Zoek in boeken en op internet naar informatie over signalen die baby’s uit kunnen zenden. Denk bijvoorbeeld aan signalen bij honger, vermoeidheid en overprikkeling. Maak een lijst van signalen en deel deze met je groepsgenoten. b. Lees onderstaande casussen. Welk signaal zendt het kind volgens jou uit? Hoe zou jij reageren? Denk hierbij ook aan een goede beurtverdeling in het contact. Speel dit uit in een rollenspel met je medestudent.

fb

Filmpje Dunstan Babypraat <

a. Als je met baby’s werkt, is het belangrijk dat je signalen bij hen kunt herkennen. Baby’s van 0 tot 3 maanden laten vanuit hun reflex vijf verschillende huiltjes horen. Dit heet Dunstan babytaal. Bekijk het Filmpje Dunstan Babypraat.

Casus Mies

tie

Theoriebron Emotionele ondersteuning bieden <

Signalen herkennen bij baby’s

Baby Mies van 4 maanden ligt in de box. Ze jammert en haar gezicht is een beetje bleek. Ze begint harder te huilen en zit met haar handje aan haar oor.

u' Ac

c. Welk signaal zendt Mies volgens jou uit?

Ed

d. Hoe reageer jij op baby Mies?

Casus Jax

er

ij

Jax is een baby van 7 maanden oud. Hij ligt op zijn buik op de mat te spelen. Als je langsloopt, gaat zijn gezicht omhoog. Hij kijkt je aan en geeft je een grote glimlach.

ev

e. Welk signaal zendt Jax volgens jou uit?

U

itg

f. Hoe reageer jij op baby Jax?

Casus Tim Tim is een baby van 4 maanden oud. Hij ligt in de box te huilen. Je hebt al de muziekmobiel boven de box voor hem aangezet, maar Tim gaat alleen maar harder huilen. Hij balt zijn handen tot knuistjes. Als je hem optilt, voel je dat Tims lijfje helemaal gespannen is.

11


Basale interactieve vaardigheden toepassen bij kinderen van 0 tot 4 jaar

g. Welk signaal zendt Tim volgens jou uit?

Oefening 5

In het werken met kinderen is het belangrijk dat je oog hebt voor de verschillende temperamenten bij kinderen. Maar wat voor temperament heb jij zelf? Het temperament dat jij hebt, heeft waarschijnlijk een grote invloed op de manier waarop jij kinderen begeleidt en benadert. Stel, je gaat zelf graag gelijk aan de slag met een activiteit en een kind in jouw groep blijft altijd op een afstandje kijken. Dan bestaat de kans dat jij je daaraan stoort, omdat het kind heel anders reageert dan jij zelf doet.

tie

Theoriebron Het kind in jou <

Omgaan met het temperament van kinderen

Kijk eens naar de acht gedragskenmerken die het temperament bepalen. Beschrijf deze voor jouzelf. a. Activiteit:

Ed

b. Regelmaat:

u' Ac

Theoriebron Emotionele ondersteuning bieden <

fb

.v

.

h. Hoe reageer jij op Tim?

c. Aanpassingsvermogen:

er

ij

d. Toenadering/terugtrekking:

e. Intensiteit:

ev

f. Reactiedrempel:

U

itg

g. Sterkte en duur van de aandacht:

h. Afleidbaarheid:

Soms kun je bepaalde temperamenten van kinderen als moeilijk of lastig ervaren. Dan druk je een stempel op een kind: lastig, moeilijk of vervelend. Maar is dat wel eerlijk? Het stempel of label dat jij als pedagogisch medewerker aan een kind toekent, is jouw oordeel of mening. Misschien is het wel gebaseerd op het kind in jou, de ouder in jou of jouw eigen temperament.

12


Basale interactieve vaardigheden toepassen bij kinderen van 0 tot 4 jaar

Heb jij weleens van een kind gedacht: ‘Wat ben jij een moeilijk/lastig kind?’ Welk gedrag liet een kind dan zien?

j.

Bespreek samen met een medestudent waar dat stempel vandaan komt. Komt jouw oordeel voort uit jouw eigen opvoeding? Botst het met je eigen temperament?

fb

.v

.

i.

tie

In ieder gedrag van een kind zit een positief aspect. Op het gedrag van Maarten, die zich altijd heel afwachtend opstelt, kun je het stempel ‘sloom’ drukken. Je kunt ook zeggen: ‘Maarten denkt eerst goed na voordat hij iets doet.’ Het is belangrijk dat jij ook oog krijgt voor de positieve kanten van het gedrag van kinderen. Benoem positieve aspecten van de volgende voorbeelden van gedrag:

Tara maakt een werkje, maar is snel afgeleid.

Ed

l.

u' Ac

k. Milan stuitert de hele groep door. Hij laat erg druk gedrag zien.

m. Chivi is erg impulsief. Hij doet eerst voordat hij nadenkt.

er

ij

n. Merel slaat Saïda omdat Saïda haar pop afpakt.

U

itg

ev

o. Kathelijne begint vaak te huilen als een ander kind iets bij haar doet.

p. Vorm groepjes van vier studenten. Eén student is de pedagogisch medewerker en bedenkt een korte activiteit om met peuters te doen. De overige studenten overleggen met elkaar hoe zij zullen reageren. Zorg dat je drie verschillende gedragskenmerken laat zien. Denk bijvoorbeeld aan heel druk gedrag, passief gedrag, afwachtend, heftig reageren in emotie, moeilijk kunnen aanpassen of snel afgeleid. Doe een paar rollenspelen en wissel de rollen, zodat iedereen een keer pedagogisch medewerker is geweest.

13


Basale interactieve vaardigheden toepassen bij kinderen van 0 tot 4 jaar

Reflectie

.v

.

q. Wat vond je moeilijk? Motiveer je antwoord.

fb

r. Wat vond je makkelijk? Motiveer je antwoord.

Hechting op de groep

u' Ac

Oefening 6

tie

s. Merkte je dat jij je aan bepaald gedrag ergerde? Hoe kwam dat, denk je? Ligt dat ook aan het temperament dat je zelf hebt?

Oefening 7

Ed

Lees Theoriebron Emotionele veiligheid bieden en ga op zoek naar extra informatie over hechting op het kinderdagverblijf, de peuterzaal en de bso. Discussieer in groepjes van maximaal vijf studenten over hechting binnen de kinderopvang. Hoe kijken jullie hiertegen aan? Maak een A4’tje met tips over veilige hechting van jonge kinderen op de kinderopvang die jullie aan kinderopvangorganisaties en pedagogisch medewerkerkers willen geven.

Theoriebron Emotionele ondersteuning bieden <

Welbevinden

Het welbevinden en de betrokkenheid van kinderen kun je meten door te kijken naar het gedrag en de signalen die een kind uitzendt. Bekijk het Filmpje ‘Welbevinden van kinderen’. Bestudeer ook het Artikel ZIKO (Zelfevaluatie Instrument voor welbevinden en betrokkenheid van Kinderen In de Opvang).

ij

Theoriebron Emotionele ondersteuning bieden <

er

a. Observeer het welbevinden en de betrokkenheid van een kind. • Beslis van tevoren op welk gedrag en welke signalen je gaat letten. Bekijk hiervoor de schalen van betrokkenheid en welbevinden in het document van ZIKO. • Ga op internet op zoek naar een filmpje waarin het welbevinden en de betrokkenheid van een kind/kinderen goed te zien zijn. Schrijf op welke signalen er volgens jou in het filmpje zitten. • Bekijk nu het filmpje van een medestudent en bespreek samen beide filmpjes. • Maak na de observatie samen een analyse: Hoe hoog is de betrokkenheid van het kind? Motiveer je antwoord. Hoe hoog is het welbevinden van het kind? Motiveer je antwoord. • Bekijk de uitkomst en geef samen advies (wanneer nodig) hoe je het welbevinden of de betrokkenheid bij het kind zou kunnen verhogen.

ev

Filmpje Welbevinden van kinderen <

U

itg

Artikel ZIKO <

14

b. Als je op dit moment stage loopt, is het leuk als je deze opdracht op je stageadres doet. Loop je geen stage, dan kun je een kind uit je eigen omgeving observeren. • Bekijk van tevoren op welk gedrag en signalen je gaat letten. Bekijk hiervoor de schalen van betrokkenheid en welbevinden in het document van ZIKO. • Observeer een kind twee keer op verschillende momenten. • Maak na de observatie een analyse: hoe hoog is de betrokkenheid van het kind? Motiveer je antwoord.


Basale interactieve vaardigheden toepassen bij kinderen van 0 tot 4 jaar

Oefening 8

Hoe hoog is het welbevinden van het kind? Motiveer je antwoord. Bekijk de uitkomst en geef advies (wanneer nodig) hoe je het welbevinden of de betrokkenheid bij het kind zou kunnen verhogen.

Initiatieven zien en volgen

.v

a. Bekijk het Filmpje ‘Baby’s in de hoofdrol’. In de film zijn verschillende baby’s te zien. Welke (contact)initiatieven van een baby zie je allemaal voorbijkomen?

.

fb

Theoriebron Autonomie respecteren <

tie

Filmpje Baby’s in de hoofdrol <

Oefening 9

Kinderen zelf laten ontdekken en zelf laten doen

Bekijk de Filmpjes ‘Zelf de jas aandoen’ en ‘Zelf aankleden’. Het is heel belangrijk dat je kinderen zelf dingen laat ontdekken en doen. Je zult soms in de praktijk ervaren dat je te snel geneigd bent iets voor een kind te doen of een handeling over te nemen. Maar je kunt een kind ook op een andere manier op weg helpen, door tips te geven of vragen te stellen.

Ed

Theoriebron Autonomie respecteren <

ij

Maak met drie medestudenten een filmpje met als titel: ‘Kinderen zelf laten ontdekken en doen’. Kies een thema dat niet in de voorbeeldfilmpjes voorkomt. Het filmpje is bedoeld voor collega-pedagogisch medewerkers en heeft tot doel om te laten zien dat je kinderen kunt stimuleren om iets zelf te ontdekken of te doen.Laat zien dat je kinderen kunt helpen door bijvoorbeeld het geven van tips, het stellen van vragen of het doen van een kleine handeling, waardoor een kind de handeling kan afmaken.

ev

er

Filmpje Zelf de jas aandoen < Filmpje Zelf aankleden <

u' Ac

b. Hoe vind je dat de pedagogisch medewerkers reageren op de contactinitiatieven van de kinderen? Motiveer je antwoord.

Oefening 10

U

itg

Theoriebron Autonomie respecteren <

De eigenheid van een kind zien Ieder kind is anders, dat maakt het werken met kinderen boeiend en interessant. Het is belangrijk dat je ieder kind kunt accepteren. Mag een kind zijn wie het is? Lees onderstaande casussen eens na en beantwoord eerst zelf de vragen. Bespreek de casussen daarna na met je medestudenten.

Casus Mees Mees van bijna 4 jaar oud zit in de 3+-groep. Mees houdt erg van roze, glitters en prinsessenjurken. Op de 3+-groep is het vandaag relaxdag. De meiden mogen naar ‘de nagelstudio’ en de jongens naar ‘de bioscoop’. Mees moet naar de bioscoop, maar hij wil graag naar de nagelstudio. Er biggelen tranen over zijn wangen. Pedagogisch medewerker Vera zegt: ‘Maar Mees jij heet toch geen Merel, jij gaat lekker naar de bioscoop.’

15


Basale interactieve vaardigheden toepassen bij kinderen van 0 tot 4 jaar

Casus Nala

u' Ac

.v

tie

c. Hoe zou jij reageren als je pedagogisch medewerker was?

fb

b. Heeft dat ook te maken met jouw eigen opvoeding/normen en waarden?

.

a. Wat vind je van de eigenheid van het kind?

Ed

Nala van 3,5 jaar zit bij pedagogisch medewerker Marcia op schoot. Nala is een gevoelig meisje en volgens haar moeder heeft ze een speciale gave. Nala kijkt al een tijdje geboeid naar het raam en vraagt: ‘Marcia, wie is die mevrouw bij het raam?’ Marcia kijkt verbaasd naar het raam, zij ziet niemand staan. Die kleine malle Nala ook, zij ziet ze weer eens vliegen. Marcia slaat haar armen om Nala heen en zegt: ‘Daar staat helemaal niemand, Nala. Kom zullen wij samen een boekje lezen?’

er

ij

d. Wat vind je van de eigenheid van het kind?

ev

e. Heeft dat ook te maken met jouw eigen opvoeding/normen en waarden?

U

itg

f. Hoe zou jij reageren als je pedagogisch medewerker was?

16


Basale interactieve vaardigheden toepassen bij kinderen van 0 tot 4 jaar

Casus Boet

fb

.v

.

Boet van bijna 4 jaar oud is een rustige en gevoelige jongen. Hij heeft vaak moeite met veel lawaai en prikkels. De driejarige Bas is een actief en beweeglijk mannetje. Stil blijven zitten is voor hem een hele opgave. Als het tijd is om brood te eten, klimt Bas aan tafel. Met veel bravoure en bombarie vindt hij een plekje op de bank. Als Boet aan tafel wil gaan zitten, is er alleen nog maar een plekje naast Bas. Boet begint te huilen en zegt dat hij ergens anders wil zitten. Pedagogisch medewerker Lien veegt de tranen bij Boet weg en duwt hem in de richting van het plekje bij Bas: ‘Naast Bas is het altijd heel gezellig hoor, Boet. Ga maar gauw zitten.’

tie

g. Wat vind je van de eigenheid van het kind?

Ieder kind heeft een verschillend ritme. Vooral jonge baby’s hebben een eigen ritme. Toch zijn er ook gemiddelden van de dagritmes van kinderen en baby’s op een dag. Zoek voor de volgende leeftijden een gemiddeld dagritme op: • een baby van 2 maanden • een baby van 6 maanden • een baby van 9 maanden.

er

ev

Theoriebron Leidinggeven en structuur bieden <

Ritme en regelmaat bij baby’s

ij

Oefening 11

Hoe zou jij reageren als je pedagogisch medewerker was?

Ed

i.

u' Ac

h. Heeft dat ook te maken met jouw eigen opvoeding/normen en waarden?

Leeftijd kind

Slaapt per cyclus

Is wakker per cyclus

Voedingen per dag

U

itg

Maak een dagschema en neem in ieder geval de volgende onderwerpen mee: hoeveel uren een baby achter elkaar slaapt; hoelang een baby na zijn slaapje wakker is; hoeveel voeding een baby op een dag krijgt.

17


Basale interactieve vaardigheden toepassen bij kinderen van 0 tot 4 jaar

Oefening 12

Leidinggeven aan een groep kinderen a. In Theoriebron Leidinggeven en structuur bieden staan drie verschillende soorten leiderschapsstijlen beschreven. Maak een mindmap met de drie leiderschapsstijlen, waarin je duidelijk maakt wat elke leiderschapsstijl inhoudt. Zoek op internet bij elke leiderschapsstijl een afbeelding. Bedenk bij elke stijl een situatie uit de praktijk waarvoor jij de stijl zou gebruiken. b. Welke manier van leiderschap spreekt jou het meest aan en waarom?

.v

.

Theoriebron Leidinggeven en structuur bieden <

fb

Filmpje Peuters spelen met muziek <

Afspraken en regels

Ed

Oefening 13

u' Ac

tie

c. Bekijk het Filmpje ‘Peuters spelen met muziek’. Als jij een muziekles moest geven aan een groep peuters, hoe zou jij dat aanpakken? Welke leiderschapsstijl(en) zou jij gebruiken en wat vind jij belangrijk in een muziekles?

Lees onderstaande praktijksituaties door. Bedenk hoe jij in zo’n situatie zou reageren. Waarom reageer jij zo? Bespreek dit met een medestudent of speel het uit. Situatie 1: Dreumes Jimmy tekent met een potlood op de muur. Situatie 2: Peuter Frederieke slaat Mick, die haar babybroertje pijn doet. Situatie 3: Dreumes Jenthe wil een baby knuffelen en zij gaat boven op de baby liggen. Situatie 4: Peuter Elliot wil eerlijk delen en scheurt voor iedereen een pagina uit een leesboek. Situatie 5: Dreumes Lot wast tijdens het buitenspelen de ramen met water en zand. Situatie 6: Peuter Aïsha, die nooit voor zichzelf opkomt, duwt Lia, die iets van haar af wil pakken, omver.

ev

er

ij

Theoriebron Leidinggeven en structuur bieden <

Oefening 14

U

itg

Theoriebron Leidinggeven en structuur bieden < Theoriebron Autonomie respecteren <

18

Regels en grenzen stellen en eigen verantwoordelijkheid vergroten Als pedagogisch medewerker stel je grenzen en vergroot je de eigen verantwoordelijkheid van een kind. Als een kind over grenzen heen gaat, moet het leren dat het verantwoordelijk is voor zijn eigen gedrag. Maak een blog of vlog over grenzen stellen en de eigen verantwoordelijkheid van kinderen vergroten. Lees de theoriebronnen nog eens goed door en zoek extra informatie in boeken of op internet. Neem de volgende punten mee: • Wat vind jij zelf als pedagogisch medewerker belangrijk aan grenzen stellen? • Op welke manier vergroot jij de verantwoordelijkheid van kinderen? • Geef drie voorbeelden uit de praktijk over het stellen van grenzen. • Geef drie tips rondom het thema grenzen stellen en zelfverantwoordelijkheid vergroten.


fb

.v

Educatieve vaardigheden toepassen in de begeleiding van kinderen van 0 tot 4 jaar

.

Educatieve vaardigheden toepassen in de begeleiding van kinderen van 0 tot 4 jaar

tie

Inleiding

er

ij

Ed

u' Ac

Naast de basale interactievaardigheden heb je de drie educatieve interactievaardigheden. Educatieve interactievaardigheden gebruik je om het leerproces van kinderen te stimuleren. In de kinderopvang ben je dagelijks bezig om de voorwaarden te scheppen waardoor een kind zich optimaal kan ontwikkelen. Je leert kinderen nieuwe kennis en vaardigheden aan. Denk maar eens aan al die nieuwe woorden die je hun leert. Je daagt kinderen uit om nieuwe vaardigheden aan te leren tijdens de activiteiten. En samen spelen en overleggen is lang niet altijd makkelijk voor een kind, daarin heb jij als pedagogisch medewerker een belangrijk rol. De drie interactievaardigheden die in dit hoofdstuk aan bod komen zijn: praten met kinderen, ontwikkelingsstimulering en het begeleiden van interacties tussen kinderen.

U

itg

ev

Als pedagogisch medewerker heb je een belangrijke rol in het begeleiden van de interactie tussen kinderen.

Leerdoelen Je kunt de educatieve interactievaardigheden toepassen in de begeleiding van kinderen van 0 tot 4 jaar. • Je kunt beschrijven hoe je een gesprek voert met kinderen en hoe je daar je taalgebruik op aan kunt passen. • Je kunt uitleggen hoe kinderen zich kunnen ontwikkelen door het aanbieden van (nieuwe) activiteiten. • Je kunt beschrijven hoe jonge kinderen met elkaar omgaan en hoe jij als begeleider invloed hierop hebt.

19


Educatieve vaardigheden toepassen in de begeleiding van kinderen van 0 tot 4 jaar

Oefening 15

De ouder in jou a. De ouder in jou heeft zich gevormd vanaf je zesde tot je achttiende levensjaar. Hoe zag deze periode er voor jou uit? Maak een tijdlijn van je zesde tot je achttiende levensjaar. Beschrijf op de tijdlijn belangrijke opvoeders in je leven. Denk aan je ouders/verzorgers, pedagogisch medewerkers, leraren, coaches e.d.

.v

.

Theoriebron Het kind in jou <

fb

b. Jouw opvoeders hebben invloed gehad op de ouder in jou. Beschrijf per opvoeder welke ideeën of welk gedrag je (misschien wel onbewust) hebt overgenomen. Is dat positief of negatief?

Praten met baby’s

u' Ac

Oefening 16

tie

c. Welke invloed heeft de ouder in jou als je kijkt naar het opvoeden van kinderen?

Beschrijf de volgende soorten van praten met baby’s:

Theoriebron Praten met kinderen en informatie en uitleg geven <

a. Speelpraten

Ed

b. Doenpraten

er

ij

c. Denkpraten

U

itg

ev

d. Steunpraten

Oefening 17 Theoriebron Praten met kinderen en informatie en uitleg geven <

20

e. Speel met een babypop een verzorgingsmoment na waarin je de volgende vormen van praten laat zien: ‘speelpraten’, ‘doenpraten’ en ‘denkpraten’. Als je op dit moment stage loopt, is het leuk als je deze opdracht op je stageadres kunt doen. Als je voor een rollenspel kiest, speel dan een activiteit na die veel voorkomt in het werken met baby’s. Denk aan een baby verschonen, in bad doen, naar bed brengen, eten geven.

Voorlezen en een verhaal vertellen a. Zoek in boeken en op internet tips over voorlezen. Maak een poster voor pedagogisch medewerkers met zeven tips over voorlezen. Bedenk een passende titel voor de poster.


Educatieve vaardigheden toepassen in de begeleiding van kinderen van 0 tot 4 jaar

Oefening 18

Instructie geven

tie

Lees de casussen goed door. Wat doet de pedagogisch medewerker volgens jou fout? Motiveer je antwoord.

Sofie

Sofie is pedagogisch medewerker bij kinderopvang De Blije Bij. Ze gaat met de oudste peuters een spel doen in de gymzaal. De peuters vinden het best spannend, want ze gaan hiervoor naar de gymzaal van de basisschool. Eenmaal in de gymzaal staat een aantal kinderen te springen van enthousiasme. Dan gaat Sofie beginnen met de instructie. Ze begint met: ‘Er was eens ...’ Vervolgens vertelt zij een lang verhaal over ridders, prinsessen en kastelen. Na het verhaal begint zij de spelregels van het spel uit te leggen.

u' Ac

Theoriebron Praten met kinderen en informatie en uitleg geven <

fb

.v

.

b. Door het voorlezen van verhalen kun je de woordenschat van kinderen vergroten. Bereid een voorleesactiviteit voor met peuters waarbij jij je richt op het uitbreiden van de woordenschat rondom een bepaald thema. 1. Bedenk eerst wat je met de voorleesactiviteit wilt bereiken en stel een leerdoel op. 2. Kies een boekje dat daarbij past en motiveer je keuze. 3. Lees het boekje goed door en bedenk hoe je kinderen kunt betrekken bij het boekje terwijl je voorleest. 4. Gebruik eventueel materiaal dat het verhaal ondersteuning geeft. 5. Doe de voorleesactiviteit met je medestudenten.

Ed

a. Wat doet Sofie fout? Motiveer je antwoord.

ij

Samir

ev

er

Samir gaat op het plein met een groep kinderen van de bso een balspel doen. De kinderen staan om hem heen en luisteren aandachtig naar wat Samir te vertellen heeft. Samir legt het spel kort uit en vertelt dan de spelregels: ‘Je mag niet lopen als je de bal in je handen hebt. Je mag niet met de bal in het vak van de ander komen. Je mag de bal niet tegen het hoofd van een ander gooien. Je mag niet buiten de lijnen komen.’

U

itg

b. Wat doet Samir fout? Motiveer je antwoord.

21


Educatieve vaardigheden toepassen in de begeleiding van kinderen van 0 tot 4 jaar

Jannie

.v

.

Jannie heeft een activiteit voorbereid voor de peuters. Ze gaan een egel plakken. Jannie heeft alles voor de activiteit klaargelegd en geeft de kinderen alle spulletjes die zij nodig hebben om een egel te plakken. Het voorbeeld van Jannie hangt aan de muur, zodat alle kinderen de egel goed kunnen zien. Suus van 3 jaar vraagt Jannie om paars papier. Jannie lacht en zegt: ‘Nee, vandaag gebruiken wij geen paars. Een egel is toch niet paars, Suus.’

Oefening 19

Gesprekken voeren met kinderen van 0 tot 4 jaar

Als je met jonge kinderen in gesprek bent, kun je in verschillende valkuilen stappen. Lees Theoriebron Praten met kinderen en informatie en uitleg geven en zoek eventueel extra kennis in boeken en op internet. Bedenk vijf valkuilen die je tegen kunt komen in gesprekken met kinderen van 0 tot 4 jaar oud. Benoem bij elke valkuil minimaal één voorbeeld.

Oefening 20

Ed

u' Ac

Theoriebron Praten met kinderen en informatie en uitleg geven <

Een rijke leeromgeving creëren

ij

Lees de onderstaande casussen door en beantwoord de vragen.

Baby Shirman

er

Theoriebron Ontwikkeling stimuleren <

tie

fb

c. Wat doet Jannie hier fout? Motiveer je antwoord.

ev

Shirman is een baby van 3 maanden oud. Hij speelt veel met zijn handen en voeten. Hij grijpt naar voorwerpen. Shirman kan heel geboeid kijken naar mensen en voorwerpen.

U

itg

a. Hoe creëer jij een rijke leeromgeving voor Shirman? Beschrijf welke materialen je aanbiedt en waar je op moet letten.

b. Bedenk een speel- en leeractiviteit die je met Shirman kunt doen.

22


Educatieve vaardigheden toepassen in de begeleiding van kinderen van 0 tot 4 jaar

Baby Meis

.

Meis is 9 maanden oud en is volop in beweging. Ze kruipt rond en gaat zelfstandig zitten. Ze vindt het leuk om lawaai te maken. Meis kan erg druk zijn met spulletjes ergens in doen.

tie

fb

.v

c. Hoe creëer jij een rijke leeromgeving voor Meis? Beschrijf welke materialen je aanbiedt en waar je op moet letten.

Baby Tibbe

u' Ac

d. Bedenk een speel- en leeractiviteit die je met Meis kunt doen.

Ed

Tibbe is 15 maanden oud. Hij klimt en klautert overal op. Hij zegt zijn eerste woorden en beleeft veel plezier aan het nadoen van klanken en gebaren.

er

ij

e. Hoe creëer jij een rijke leeromgeving voor Tibbe? Beschrijf welke materialen je aanbiedt en waar je op moet letten.

ev

f. Bedenk een speel- en leeractiviteit die je met Tibbe kunt doen.

U

itg

Oefening 21

Theoriebron Ontwikkeling stimuleren < Theoriebron Het kind in jou <

Omgaan met exploratiedrang Kinderen hebben de drang om de wereld om zich heen te ontdekken. Tijdens het ontdekken leren zij nieuwe kennis of vaardigheden aan. Maar soms kan hun exploratiedrang ook situaties opleveren waar jij als pedagogisch medewerker misschien niet altijd blij mee bent. Ga in groepjes van vier studenten in gesprek over de volgende praktijksituaties. Geef antwoord op de volgende vragen: • Zou jij ingrijpen? • Zo ja, op welke manier zou jij dat doen? • Heeft je keuze om in te grijpen ook te maken met jouw eigen opvoeding? Denk hierbij aan de ouder of het kind in jou. • Motiveer je antwoorden.

23


Educatieve vaardigheden toepassen in de begeleiding van kinderen van 0 tot 4 jaar

Oefening 22

Ontwikkelingsgerichte activiteiten aanbieden

tie

fb

.v

.

Praktijkvoorbeelden: • Taeke van 3 jaar oud is druk met het verplaatsen van zand met een kruiwagen. Hij speelt het verhaal na dat pedagogisch medewerker Tamira vanmorgen heeft voorgelezen. Hij brengt het zand van de zandbak naar de andere kant van het plein. Onderweg verliest Taeke veel zand en overal liggen bergjes zand op het speelplein. • Linde van bijna 4 jaar oud is een cadeautje aan het maken voor oma. Ze merkt dat wanneer je verf mengt er andere kleuren ontstaan. Linde is op het bordje druk aan het mengen met de verfklodders, maar het blaadje waarop een verftekening moet komen blijft leeg. Het is al 15:00 uur en de verftekening moet nog drogen en ingepakt worden. • Marcella van 1,5 jaar oud houdt erg van klauteren en klimmen. Nu is zij boven op de tafel geklommen. Trots zit zij op de tafel, ze kijkt de groep rond en lacht tevreden. • De tweejarige Shifran is druk bezig met de duplo. Telkens probeert hij opnieuw de blokjes op elkaar te krijgen. De betrokkenheid van Shifran is groot en hij lijkt dicht bij de triomf dat het zal lukken. Het is tijd om op te ruimen, want het is lunchtijd.

Lees onderstaande praktijkvoorbeelden goed door en bedenk ontwikkelingsgerichte activiteiten die aansluiten bij de belevingswereld en de ontwikkeling van de kinderen.

u' Ac

Theoriebron Ontwikkeling stimuleren <

Ed

a. Boaz en Ben zijn 3,5 jaar. Het zijn actieve jongetjes, die graag in beweging zijn. Zij spelen op de peuterzaal het liefst met de auto’s en de graafmachines. Zij vinden zichzelf erg stoer en sterk, en laten graag hun spierballen aan de pedagogisch medewerkers zien. Bedenk een activiteit voor Boaz en Benjamin rondom tellen.

ev

er

ij

b. Op kinderopvang De Tierelantijn is het thema carnaval. Bedenk vier activiteiten voor kinderen waarin minimaal vier verschillende intelligenties van Gardner naar voren komen.

Oefening 23

U

itg

Theoriebron Interactie in de groep begeleiden <

24

Interacties tussen kinderen stimuleren Als pedagogisch medewerker kun je met activiteiten de interacties tussen kinderen op de groep stimuleren. Bedenk voor drie leeftijdsgroepen drie activiteiten die je met kinderen kunt doen om de interactie tussen hen te stimuleren. a. Babygroep


Educatieve vaardigheden toepassen in de begeleiding van kinderen van 0 tot 4 jaar

.

b. Dreumesgroep

fb

a. Hoe kun jij als pedagogisch medewerker zorgen voor een positieve sfeer in de groep?

u' Ac

Theoriebron Interactie in de groep begeleiden <

Sociaal gedrag bij jonge kinderen

tie

Oefening 24

.v

c. Peutergroep

Ed

b. Jonge kinderen moeten sociale vaardigheden nog aanleren en daar kun jij als pedagogisch medewerker bij helpen. Hoe zou jij reageren op de volgende praktijksituaties? Speel of werk dit samen met twee medestudenten uit. • De tweejarige Cas slaat Nout van 2,5, omdat Nout de auto van Cas heeft afgepakt. • Maarten van 3,5 jaar wil niet dat Younes van 3 jaar ook in de bouwhoek komt spelen en hij duwt hem er weer uit. • Lana en Isis (beiden 3,5 jaar) hebben allebei een pop vast en gillen: ‘Ik was eerst!’

Op de peuterspeelzaal leren kinderen door met elkaar te spelen. Zij leren nieuwe vaardigheden aan tijdens hun spel en in het contact met anderen. Schrijf een informatief stuk (tussen de 400 en 500 woorden) over spelen en vriendschappen op de peuterzaal voor het maandblad ‘Het jonge kind’. Zoek voor deze opdracht aanvullende informatie over vriendschappen bij peuters en lees de theoriebronnen en de volgende artikelen over spel: • Spelen: iedere baby, ieder mens heeft de behoefte om te spelen. • De toekomst van het kleuteronderwijs, vrij spelen of rekenen?

ev

er

Theoriebron Interactie in de groep begeleiden <

Vriendschappen en spel op de peuterspeelzaal

ij

Oefening 25

Gebruik in het stuk de volgende begrippen: vriendschap, vrij spel, begeleid spel en geleid spel.

U

itg

Theoriebron Ontwikkeling stimuleren <

Artikel Spelen < Artikel De toekomst van het kleuteronderwijs <

25


Educatieve vaardigheden toepassen in de begeleiding van kinderen van 0 tot 4 jaar

Oefening 26

De ik-boodschap van Thomas Gordon is een goede manier om te reageren op negatief gedrag van een kind of op het gedrag van een collega aan wie jij je stoort. a. Leg uit waarom de ik-boodschap een goede manier is om te reageren.

fb

.v

.

Theoriebron Interactie in de groep begeleiden <

Reageren op negatief sociaal gedrag

u' Ac

tie

b. Beschrijf hoe de ik-boodschap is opgebouwd.

Een ik-boodschap kun je ook heel goed geven in de communicatie met anderen. Welke ik-boodschap geef jij aan de kinderen uit de casus? Oefen met het geven van de ik-boodschap aan een medestudent.

Casus Micky

Ed

Micky van bijna 4 jaar oud zingt heel hard liedjes in de groep. De ouder met wie je aan het praten bent, kun je daardoor niet goed verstaan.

er

ij

c. Welke ik-boodschap geef jij aan het kind?

ev

Casus Rowan

U

itg

De driejarige Rowan is met de autogarage en de auto’s aan het spelen. Tito van bijna 4 jaar komt bij hem zitten en wil een auto pakken. Rowan wordt erg boos en begint te schreeuwen: ‘Van mij! Blijf af! Dat is van mij!’ Tito schrikt zo van Rowan dat hij spontaan in huilen uitbarst.

26

d. Welke ik-boodschap geef jij aan het kind?


Educatieve vaardigheden toepassen in de begeleiding van kinderen van 0 tot 4 jaar

Casus Xiam

.v

.

Xiam van 3,5 jaar oud zit samen met Marij in de zandbak. Ze bakken taartjes van zand en hebben veel plezier. Dan gaat Marij per ongeluk op een taartje van Xiam staan. Hij wordt boos en slaat Marij met een schep op haar hoofd. Marij begint te huilen, want dat doet zeer.

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

fb

e. Welke ik-boodschap geef jij aan het kind?

27


Basale interactieve vaardigheden toepassen bij kinderen van 4 tot 12 jaar

.v

.

Basale interactieve vaardigheden toepassen bij kinderen van 4 tot 12 jaar

fb

Inleiding

Ed

u' Ac

tie

Voor jou als pedagogisch medewerker is het belangrijk dat je kinderen emotionele en fysieke veiligheid kunt bieden. Als je op de bso werkt, komen kinderen met hun eigen ervaringen, emoties en ideeën de groep binnen. Hoe zorg je er dan voor dat je ieder kind ziet en belangrijke signalen van kinderen niet mist? Hoe stel je duidelijke regels en grenzen, maar geef je kinderen ook de ruimte om zichzelf te zijn en zelf te doen en te ontdekken? Daarover ga je meer leren in dit hoofdstuk. We behandelen de interactievaardigheden emotionele ondersteuning bieden, de autonomie van een kind respecteren en leidinggeven.

ij

Ieder kind heeft wat anders in zijn rugzak zitten als het op de bso komt. Hoe ga jij daarmee om?

er

Leerdoelen

U

itg

ev

Je kunt de basale interactieve vaardigheden toepassen in de begeleiding van kinderen van 4 tot 12 jaar. • Je kunt beschrijven hoe je op de emotionele signalen van kinderen reageert en hiermee om kunt gaan. • Je kunt aangeven hoe je kinderen kunt aanmoedigen om zelf te doen en ontdekken, maar toch helpt als dit nodig is. • Je kunt kinderen structuur bieden en grenzen stellen, en uitleggen waarom dit kinderen een veilig gevoel geeft.

Oefening 27 Theoriebron Het kind in jou <

28

De volwassene in jou De volwassene in jou kijkt positief naar zichzelf en anderen. Deze deelpersoon zegt: ‘Ik ben goed genoeg en ik ben waardevol.’ Vanuit de volwassene kijk jij positief naar jezelf en je voelt je gelijkwaardig aan anderen. Schrijf vanuit de volwassene in jou een brief aan jezelf, waarbij je het bovenstaande naar voren laat komen.


Basale interactieve vaardigheden toepassen bij kinderen van 4 tot 12 jaar

Oefening 28

Bekijk onderstaande casussen. Reageren de pedagogisch medewerkers volgens jou goed of fout? Beantwoord de vragen.

Pedagogisch medewerker Frans

.

Theoriebron Emotionele ondersteuning bieden <

Omgaan met verschillende emoties

u' Ac

b. Hoe zou jij reageren op Lizzy?

tie

a. Reageert Frans goed of fout? Motiveer je antwoord.

fb

.v

Kleuter Lizzy staat huilend op het speelplein. Frans, pedagogisch medewerker op de bso, loopt op haar af. ‘Wat is er Lizzy, heb je soms pijn?’ Lizzy blijft huilen en zegt niks. Frans ziet niets ernstigs en zegt: ‘Volgens mij is er niet zo veel aan de hand, meisje, ik zie geen bloed. Ga maar gauw lekker spelen.’

Ed

Pedagogisch medewerker Mieke

ij

Timo van 10 staat op, gooit zijn kruk aan de kant en loopt boos van tafel weg. Pedagogisch medewerker Mieke loopt achter hem aan. Timo bromt tegen Mieke: ‘Ga weg, ik wil alleen zijn.’ Mieke kijkt verbaasd naar hem: ‘Nou Timo, je hoeft toch niet zo boos te worden, zeg. Het was maar een grapje.’

ev

er

c. Reageert Mieke goed of fout? Motiveer je antwoord.

U

itg

d. Hoe zou jij reageren op Timo?

Pedagogisch medewerker Sharlene Max van 8 jaar oud loopt huilend achter pedagogisch medewerker Sharlene aan. ‘Ik wil met de lego spelen, Sharlene. Ik wil terug naar de anderen!’ Sharlene legt een hand op de schouder van Max, die voelt gespannen aan. ‘Wat een verdriet jongen, volgens mij ben

29


Basale interactieve vaardigheden toepassen bij kinderen van 4 tot 12 jaar

je even heel gespannen.’ Sharlene neemt Max mee naar de chill-hoek van de bso, waar het rustig is: ‘Ik snap dat je met de lego wilt spelen, maar het lijkt mij goed als je eerst even wat rustiger wordt. Wat is er aan de hand?’

fb

.v

.

e. Reageert Sharlene goed of fout? Motiveer je antwoord.

tie

f. Hoe zou jij reageren op Max?

Ed

u' Ac

g. Als pedagogisch medewerker moet je kunnen omgaan met verschillende emoties bij kinderen. Speel de volgende situaties uit in een rollenspel met een medestudent. Je mag ook een situatie uit je stage nemen die je naspeelt. • Situatie 1: omgaan met boosheid Tibor van 11 jaar wordt heel boos omdat hij tijdens een spelletje aan het verliezen is. Hij gooit in zijn woede het spelbord van tafel. • Situatie 2: omgaan met angsten De vierjarige Sheila durft op de bso niet alleen naar het toilet te gaan. Ze moet dan door een lange gang lopen. • Situatie 3: omgaan met verdriet Erhan van 7 jaar is erg verdrietig omdat zijn opa dit weekend overleden is. • Situatie 4: omgaan met spanning Megan van 9 jaar oud is erg gespannen op de groep. Haar ouders gaan scheiden en er is veel ruzie thuis.

ij

Stel, je gaat stage lopen of werken op een bso. Dan moet jij met de kinderen die naar de bso komen een band opbouwen. Hoe pak je dat aan? Waar ga je op letten? Lees Theoriebron Emotionele veiligheid bieden en zoek extra informatie in boeken en op internet. Schrijf een plan hoe jij een band op kunt bouwen met de kinderen en welke vaardigheden jij daarvoor nodig hebt.

ev

Theoriebron Emotionele ondersteuning bieden <

Een band opbouwen met kinderen

er

Oefening 29

U

itg

Oefening 30

Theoriebron Emotionele ondersteuning bieden <

30

Emotionele signalen van kinderen herkennen Kinderen laten vaak door middel van gedrag of signalen zien dat het niet goed met hen gaat. Voor jou als pedagogisch medewerker is het belangrijk dat je bepaalde signalen kunt herkennen bij kinderen. Als je de signalen van een kind herkent, kun je er ook wat aan doen. Kinderen reageren vaak niet op dezelfde manier, maar vaak duiden bepaalde signalen wel op problemen rondom de (emotionele) veiligheid van kinderen. Ga op zoek naar gedrag of signalen die kinderen van 4 tot 12 jaar kunnen laten zien bij: • overprikkeling/stress • vermoeidheid • onveilige hechting • pesten • kindermishandeling • seksueel misbruik.


Basale interactieve vaardigheden toepassen bij kinderen van 4 tot 12 jaar

Verdeel de onderwerpen over de groepjes en deel de uitkomsten met de groep.

Oefening 31

.v

.

Lees de casussen goed door. Als pedagogisch medewerker sta je geregeld voor de keus: grijp ik in of niet? Kinderen moeten leren dat zij verantwoordelijk zijn voor hun eigen gedrag en zij moeten ook zelf dingen kunnen ontdekken en leren. Zou jij ingrijpen in de situaties die in de casussen worden beschreven? Motiveer je antwoord. En als je zou ingrijpen, hoe zou jij dat dan doen?

fb

Theoriebron Autonomie respecteren <

Eigen verantwoordelijkheid van kinderen

Casus Tinus

u' Ac

tie

De vierjarige Tinus speelt graag op het speelplein van de bso. Daar staat een hoog klimrek, waar de kinderen vanaf groep 3 in mogen spelen. Het klimrek heeft altijd een grote aantrekkingskracht op Tinus, hij houdt enorm van klimmen en klauteren. Als jij je over een ander kind ontfermt, dat gevallen is, grijpt Tinus zijn kans. Hij klimt hoog in het klimrek en roept trots naar beneden: ‘Kijk eens wat ik kan!’

Ed

a. Als je zou ingrijpen, hoe zou jij dat dan doen?

Casus Mason

er

ij

Mason van 9 speelt alleen een spelletje. Voordat hij kan beginnen met het spel, moet hij eerst een toren van langwerpige blokjes bouwen. Telkens wanneer de toren bijna klaar is, stort deze in. Mason probeert steeds opnieuw de toren te bouwen. Je ziet dat hij steeds minder geduld kan opbrengen, waardoor de toren bij elke poging steeds sneller omvalt.

U

itg

ev

b. Als je zou ingrijpen, hoe zou jij dat dan doen?

Casus Tara en Lily Tara en Lily van 7 spelen in de huishoek. Ze doen vadertje en moedertje en hebben samen de zorg voor drie babypoppen. Tara wil graag het spel bepalen, maar daar steekt Lily een stokje voor. De twee krijgen ruzie en zij staan tegenover elkaar. Je ziet Tara en Lily naar elkaar roepen, maar zij doen elkaar geen pijn.

31


Basale interactieve vaardigheden toepassen bij kinderen van 4 tot 12 jaar

.v

.

c. Als je zou ingrijpen, hoe zou jij dat dan doen?

fb

Casus Mariëlle

Kinderparticipatie

Ed

Oefening 32

u' Ac

d. Als je zou ingrijpen, hoe zou jij dat dan doen?

tie

Mariëlle van 10 jaar is een stil en rustig meisje. Zij speelt op de bso vaak alleen. Aan de activiteiten die in groepsverband plaatsvinden, doet zij niet gauw mee. Soms kijkt ze wel van een afstandje naar wat er in de groep gebeurt. Mariëlle zit aan een tafel te tekenen als een paar jongens de activiteit verstoren. Ze pakken potloden weg en zetten krassen op haar blaadje. Mariëlle zegt niets tegen de jongens en gaat stilletjes met een boek in de leeshoek zitten.

a. Bekijk het Artikel Participatieladder. Lees goed wat elke tree inhoudt. Maak voor jezelf een participatieladder met acht treden. Vul in deze ladder acht ervaringen in die je op je stage op de bso, kinderopvang of peuterzaal hebt meegemaakt. Kun jij de ladder vol krijgen? b. Als jij de participatieladder bekijkt, welke treden spreken jou als persoon en als toekomstig pedagogisch medewerker dan het meest aan? Motiveer je antwoord.

ev

er

Artikel Participatieladder <

ij

Theoriebron Autonomie respecteren <

U

itg

c. Op verschillende momenten kun jij kinderparticipatie inzetten op de bso. Bedenk vijf leuke voorbeelden uit de praktijk waarin jij kinderparticipatie op de bso kunt stimuleren.

32


Basale interactieve vaardigheden toepassen bij kinderen van 4 tot 12 jaar

Oefening 33

De eigenheid van een kind accepteren Het komt geregeld voor dat een kind het niet eens is met jou als pedagogisch medewerker. Soms heeft het daar zelfs een heel goede reden voor. Hoe ga jij daarmee om?

Theoriebron Autonomie respecteren <

.v

.

a. Doe met de hele groep de oefening ‘De trein vol autonomie’. Zorg dat er in de groep verschillende plekken zijn waar in ieder geval twee stoelen tegenover elkaar staan, zodat je een beetje het idee van een trein krijgt. De ene helft van de groep is kind. De andere helft van de groep neemt de rol van pedagogisch medewerker op zich. De studenten die kinderen spelen, krijgen van de docent een emotie mee en verspreiden zich over de verschillende treincoupés. De pedagogisch medewerker gaat tegenover een kind zitten en vertelt het ‘kind’ wat zij gaan doen; denk aan eten, een boekje lezen, knutselen, gaan slapen, fruit eten en buiten spelen. Het ‘kind’ reageert met de emotie die het van de docent gekregen heeft en bedenkt een goede reden om het niet te doen. De pedagogisch medewerker gaat met het ‘kind’ in gesprek. Na een fluitsignaal van de docent staan de pedagogisch medewerkers op en zoeken een ander kind. Na een aantal keren wisselen de studenten van rol.

tie

fb

Theoriebron Het kind in jou <

b. Wat ging er goed?

Ed

c. Wat vond je lastig?

u' Ac

Reflectie

er

ij

d. Heeft dat ook te maken met het kind en de ouder in jou? Motiveer je antwoord.

ev

e. Waar wil je nog aan werken?

U

itg

Oefening 34

Theoriebron Autonomie respecteren <

Initiatieven van kinderen volgen Kinderen laten in een groep verschillende initiatieven zien. Het is belangrijk dat jij de initiatieven van kinderen ziet en daar adequaat op reageert. Maar in een drukke groep is dat ook weleens lastig. Lees onderstaande casussen en beantwoord de vragen.

33


Basale interactieve vaardigheden toepassen bij kinderen van 4 tot 12 jaar

Casus Loes

.v

.

Het is de hoogste tijd om brood te eten. Net als jij de groep bij elkaar wilt roepen om handen te gaan wassen, is Loes je voor. Loes ontdekt dat het buiten sneeuwt. Ze roept enthousiast door de groep: ‘Kijk het sneeuwt, zullen we naar buiten gaan?’ Het is de eerste sneeuw van het jaar. Alle kinderen joelen enthousiast en zitten met hun neus tegen het raam geplakt.

fb

a. Loes neemt het volgende initiatief:

tie

b. Als ik pedagogisch medewerker van Loes was, zou ik op de volgende manier reageren:

Casus Givano

u' Ac

c. Waarom reageer jij zo?

Ed

Volgens traditie doen jullie op de bso vlak voor de zomervakantie een vakantiebingo. De kinderen kunnen zomerse prijzen winnen. De hoofdprijs is een waterballonnenpakket. Alle kinderen zitten enthousiast heen-en-weer te wippen op hun stoel totdat de bingo begint. Je merkt dat ze een beetje baldadig worden van het lange wachten. Behalve Givano van 9 jaar oud, hij kijkt wat angstig om zich heen. Je ziet hem voorzichtig van zijn kruk af glijden en hij duikt snel de leeshoek in.

er

ij

d. Givano neem het volgende initiatief:

ev

e. Als ik pedagogisch medewerker van Givano was, zou ik op de volgende manier reageren:

U

itg

f. Waarom reageer jij zo?

Casus Siep Samen met Taco, Imre en Marleen doe je een knutselactiviteit. Jullie maken een egeltje van klei en kleine takjes. Siep kijkt vanaf een afstandje toe. Taco en Imre hebben veel plezier samen, terwijl Marleen heel geconcentreerd aan het werk is. Siep komt een stap dichterbij en kijkt jou verwachtingsvol aan. Dan valt de egel van Marleen op de grond, Marleen begint hard te huilen en lijkt ontroostbaar.

34


Basale interactieve vaardigheden toepassen bij kinderen van 4 tot 12 jaar

g. Siep neemt het volgende initiatief:

a. Je krijgt de opdracht om samen met een groep kinderen van 7 tot 12 jaar regels en afspraken op te stellen voor de groep. Waar moet je op letten als je samen met kinderen groepsregels opstelt? Maak een plan van aanpak voor jezelf.

Theoriebron Leidinggeven en structuur bieden <

u' Ac

b. Zoek in boeken of op internet naar leuke manieren waarop je de groepsregels kunt maken en presenteren in de groep.

Theoriebron Praten met kinderen en informatie en uitleg geven <

Ed

c. Lees voor deze opdracht ook Theoriebron Praten met kinderen en informatie en uitleg geven. Wat denk je, zullen kinderen als zij eigen groepsregels gaan maken met dezelfde regels komen die jij als pedagogisch medewerker graag zou willen? Interview een kind om erachter te komen welke regels het belangrijk vindt in een groep of klas. Dit mag een kind van je stage of uit je omgeving zijn. Let tijdens het gesprek op het toepassen van de gesprekstechnieken. Wat valt je op aan de regels die een kind belangrijk vindt?

De regels overtreden

In bso-groep De Zeesterren hebben de pedagogisch medewerkers samen met de kinderen de volgende zes regels opgesteld: 1. Je mag geen nare dingen tegen iemand zeggen of iemand pijn doen. 2. Je mag niets van de bso of een ander kind kapot maken. 3. Je houdt rekening met elkaar. Iedereen hoort erbij op de bso. 4. Aan tafel wachten wij op elkaar en blijven wij van elkaar af. 5. Als je iets buiten het lokaal wilt gaan doen, overleg je eerst met de leid(st)er of dat mag. 6. Iedereen helpt mee om het lokaal netjes te houden.

U

itg

ev

er

ij

Oefening 36 Theoriebron Leidinggeven en structuur bieden <

Het opstellen van afspraken en regels voor de groep

tie

Oefening 35

Waarom reageer jij zo?

fb

i.

.v

.

h. Als ik pedagogisch medewerker van Siep was, zou ik op de volgende manier reageren:

Jij komt stage lopen bij De Zeesterren. In de groep zie jij de volgende dingen gebeuren. Hoe spreek jij de kinderen aan? Speel het uit in een rollenspel met een medestudent. Wissel om de beurt van rol. Experimenteer met verschillende benaderingen. Denk bijvoorbeeld aan aanspreken met humor, een positieve benadering, een autoritaire manier en boos worden. Merk je dan verschil bij de reactie van ‘het kind’? Situatie 1: Didier van 9 jaar heeft zijn speelgoed niet opgeruimd. Hij heeft zijn jas al aan om naar buiten te gaan. Situatie 2: Lidewij van 4 jaar maakt het bouwwerk van haar vriendje Tijn kapot. Situatie 3: Mido van 11 jaar is op eigen houtje naar de gymzaal gegaan, zonder daarover met de pedagogisch medewerkers te overleggen. Jullie waren hem al kwijt. Situatie 4: Natasja van 8 jaar pest Kofi omdat hij een bril en een beugel heeft. Situatie 5: Shane van 10 jaar heeft zijn brood op, maar de andere kinderen nog niet. Hij zit onder tafel steeds tegen de benen van anderen aan te schoppen. Situatie 6: Tom van 7 jaar heeft ruzie met Ilias. Tom slaat Ilias tegen zijn hoofd.

35


Basale interactieve vaardigheden toepassen bij kinderen van 4 tot 12 jaar

Oefening 37

Leidinggeven aan een groep kinderen a. Als je terugdenkt aan je jeugd, wat was dan je favoriete leraar of pedagogisch medewerker? Waarom was dat jouw favoriet?

fb

b. Op welke manier gaf hij of zij leiding aan een groep kinderen?

.v

.

Theoriebron Leidinggeven en structuur bieden <

u' Ac

tie

c. Welke leiderschapskwaliteiten zijn belangrijk voor een pedagogisch medewerker?

er

ij

Ed

d. Rollenspel: een activiteit met een groep kinderen. Vorm groepjes van zes studenten. Een van de studenten neemt de rol van pedagogisch medewerker op zich en gaat met de overige studenten een kleine activiteit doen. Denk bijvoorbeeld aan een drama-activiteit, sport en spel of een dansje aanleren. De overige studenten spelen de rol van kind. Wissel van rol totdat iedereen aan de beurt is geweest. e. Welke leiderschapskwaliteiten kwamen goed naar voren?

ev

f. Aan welke leiderschapskwaliteiten wil je nog graag werken?

U

itg

Oefening 38

Theoriebron Leidinggeven en structuur bieden <

36

Leiderschapsstijlen Vorm groepjes van vier studenten. Lees Theoriebron Leidinggeven en structuur bieden en zoek in boeken en op internet extra informatie over leiderschapsstijlen. Zoek uit wat het effect is van de verschillende leiderschapsstijlen op het gedrag en de ontwikkeling van kinderen. Schrijf een informatief artikel voor het blad ‘Kinderopvang, dat doe je zo!’.


fb

.v

Educatieve vaardigheden toepassen in de begeleiding van kinderen van 4 tot 12 jaar

.

Educatieve vaardigheden toepassen in de begeleiding van kinderen van 4 tot 12 jaar

tie

Inleiding

ev

er

ij

Ed

u' Ac

Naarmate kinderen ouder worden, kun je steeds beter gesprekken met hen voeren. Ze kunnen hun gevoelens en gedachten steeds beter onder woorden brengen. Als jij als pedagogisch medewerker dit goed begeleidt, kunnen er mooie en open gesprekken ontstaan. In dit hoofdstuk leer je meer over de gespreksvoering met kinderen van 4 tot 12 jaar. In gesprekken kun je kinderen ondersteunen in hun ontwikkeling, maar het creëren van een rijke leeromgeving is ook belangrijk. Kinderen moeten worden uitgedaagd, maar daarnaast ook alle ruimte krijgen om zich in hun eigen tempo te ontwikkelen. Ze leren tijdens het spelen. Kinderen spelen alleen, maar ook vaak samen en daar gaat het nog weleens mis. Er ontstaan conflicten, of iemand wordt gepest of buitengesloten. Hoe ga je daar nu mee om? Daarover leer je meer in dit hoofdstuk.

U

itg

Voor het praten met kinderen heb je bepaalde vaardigheden nodig.

Leerdoelen Je kunt de educatieve interactieve vaardigheden toepassen in de begeleiding van kinderen van 4 tot 12 jaar. • Je kunt beschrijven hoe je een gesprek voert met kinderen en hoe je daar je taalgebruik op aan kunt passen. • Je kunt uitleggen hoe kinderen zich kunnen ontwikkelen door het aanbieden van (nieuwe) activiteiten. • Je kunt beschrijven hoe kinderen met elkaar omgaan en hoe jij als begeleider invloed hierop hebt.

37


Educatieve vaardigheden toepassen in de begeleiding van kinderen van 4 tot 12 jaar

Oefening 39

Het kind in jou Heb je in je stage of privé meegemaakt dat je ineens een heftige emotie voelde bij het gedrag van kinderen? Bekijk dit voorval vanuit het kind, de ouder en de volwassene in jou. Beschrijf de situatie of gebeurtenis en geef aan hoe jij reageerde en wat jij van binnen voelde. Beschrijf dan welke invloed het kind, de ouder en de volwassene in jou hadden op de gebeurtenis of situatie.

Oefening 40

Praten met kleuters

Ga naar de Website Overlijden dierbare. Zoek informatie op over de vraag op welke manier je met kleuters kunt omgaan met het verlies van een dierbare in de omgeving van een kind. Stel dat de vader van een kleuter op de bso overlijdt, dan heeft dat een grote impact op het leven van de kleuter. Hoe pak je dit aan op de bso? Maak een lijstje met ‘do’s & don’ts’ die je kunt gebruiken als je in gesprek gaat met het kind.

u' Ac

Theoriebron Leidinggeven en structuur bieden <

Oefening 41

Ed

Website Overlijden dierbare <

Instructie geven

Interesse tonen en actief luisteren

er

Oefening 42

ij

In het werken met kinderen geef je vaak instructies voordat je aan een activiteit of spel begint. Schrijf een instructie uit voor een activiteit die je met kinderen van 7 tot 12 jaar wilt gaan doen.

Theoriebron Leidinggeven en structuur bieden <

a. Welke vaardigheden zijn belangrijk in actief luisteren?

U

itg

ev

Theoriebron Leidinggeven en structuur bieden <

tie

fb

.v

.

Theoriebron Het kind in jou <

38

b. Doe een rollenspel met een medestudent. Ga in gesprek met een medestudent. Student 1 vertelt over een probleem; het probleem mag verzonnen zijn. Student 2 luistert volgens de principes van het ‘actief luisteren’. Wissel na het gesprek van rol. Bespreek de ervaringen met elkaar.


Educatieve vaardigheden toepassen in de begeleiding van kinderen van 4 tot 12 jaar

Oefening 43

Gesprekken voeren met kinderen van 4 tot 12 jaar a. Waar moet je op letten als je in gesprek gaat met een kind van 4 tot 12 jaar? Maak voor jezelf een helder overzicht van de regels voor gespreksvoering van Martine Delfos.

Theoriebron Leidinggeven en structuur bieden <

.v

.

b. Ga in gesprek met een kind in de leeftijd van 4 tot 12 jaar. Kies een onderwerp dat het kind aanspreekt. Neem het gesprek op met een camera of geluidsrecorder. Vraag van tevoren altijd toestemming aan de ouders van het kind.

Oefening 44

fb

c. Reflecteer op het gesprek. Wat ging goed en wat kan beter? Lever de opname en je reflectie in bij de docent.

Spelend leren

a. Verschillende pedagogen en hoogleraren pleiten voor meer vrij spel voor kleuters. Hoe kun je lerend spelen bij kleuters bevorderen?

Ed

u' Ac

tie

Theoriebron Ontwikkeling stimuleren <

ij

b. Bedenk een vorm van begeleid spel voor kleuters bij het thema superhelden.

ev

er

c. Bedenk een vorm van geleid spel bij het thema ‘Heel de bso bakt’.

Oefening 45

U

itg

Theoriebron Ontwikkeling stimuleren <

Een rijke leeromgeving creëren Jullie gaan een ruimte inrichten voor een bso-groep. Jullie kunnen kiezen uit een ruimte voor kinderen van 4 tot 7 jaar of een ruimte voor kinderen van 7 tot 12 jaar. Zorg dat de meubels en spelmaterialen die jullie gebruiken, passen bij de leeftijd en de belevingswereld van de kinderen en de criteria van een rijke leeromgeving. De ruimte moet uitnodigen om zelf te gaan spelen of op ontdekkingstocht te gaan. De bso is groot voorstander van kinderparticipatie. De kinderen van de bso hebben zelf ook veel ideeën over het inrichten van de groep. In jullie ontwerp moeten jullie in ieder geval vier ideeën meenemen. De kinderen van de bso voor 4 tot 7 jaar hebben de volgende wensen: keukentje/poppenhoek, bouwhoek, zandtafel, knutselatelier, leesplek en verkleedhoek. De kinderen van de bso voor 7 tot 12 jaar hebben de volgende wensen: chill-plek, atelier, constructiemateriaal, muziekpodium, computerhoek en sporthonk. Opdracht: • Maak een plattegrond (digitaal of op een A4’tje) waar de meubels en hoeken komen. • Maak een collage van het spelmateriaal dat jullie uitgekozen hebben.

39


Educatieve vaardigheden toepassen in de begeleiding van kinderen van 4 tot 12 jaar

Oefening 46

Meervoudige intelligenties en talenten a. Zoek in boeken en op internet meer informatie over de meervoudige intelligenties van Gardner. • Maak een overzicht van de meervoudige intelligenties van Gardner. • Beschrijf wat elke intelligentie inhoudt. • Bedenk bij elke intelligentie twee soorten activiteiten die je met kinderen van 7 tot 12 jaar kunt doen.

.v

.

Theoriebron Ontwikkeling stimuleren <

Oefening 47

Kinderen leren nieuwe vaardigheden aan door een ander na te doen. Zij kopiëren letterlijk het gedrag of de vaardigheid van een ander. Als pedagogisch medewerker ben jij een voorbeeld voor een kind. a. Wie is jouw grote voorbeeld?

Ed

Theoriebron Ontwikkeling stimuleren <

Leren door imitatie

u' Ac

tie

fb

b. Zijn de volgende stellingen juist of onjuist? Kinderen moet je alleen aanspreken op de intelligenties en talenten die zij hebben. Juist Onjuist c. Kinderen kunnen maximaal twee meervoudige intelligenties bezitten. Juist Onjuist d. De intelligentie logisch/mathematisch wordt ook wel rekenslim genoemd. Juist Onjuist

ij

b. Waarom bewonder jij hem of haar?

U

itg

ev

er

c. Neem jij ook dingen van deze persoon over? Denk aan manier van praten, bewegingen, gedrag.

40

d. Als jij met kinderen werkt, ben je een voorbeeld voor hen. Ze kunnen tegen jou opkijken en jou na gaan doen. Welk voorbeeld wil jij voor kinderen zijn? Beschrijf of maak een collage over wat voor soort voorbeeld jij voor hen wilt zijn. Bespreek deze opdracht in groepjes van vier.


Educatieve vaardigheden toepassen in de begeleiding van kinderen van 4 tot 12 jaar

a. Lees de casus goed door. Geef pedagogisch medewerker Anita tips, zodat ze de negatieve sfeer in de groep om kan buigen naar een positieve sfeer.

.

Theoriebron Interactie in de groep begeleiden <

Een positieve sfeer creëren

Casus Anita

.v

Oefening 48

Oefening 49

Conflicten oplossen tussen kinderen Conflicten ontstaan overal: in een groep kinderen, maar ook binnen families, een studiegroep of een sportclub. Er zijn verschillende manieren om met conflicten om te gaan. Ga jij direct in de aanval? Blijf jij bij je mening of ben jij juist iemand die zich dan aanpast? Misschien ga jij juist op zoek naar oplossingen of vermijd jij conflicten liever helemaal?

ij

Theoriebron Interactie in de groep begeleiden <

Ed

u' Ac

b. Welke tips wil jij Anita geven?

tie

fb

Anita is pedagogisch medewerker op bso De Wielewaal. Op de maandag heeft zij een drukke groep met achttien kinderen. Anita moet continu politieagent spelen: ‘Niet duwen!’, ‘Houd eens op!’, ‘Niet schreeuwen door groep’, ‘Nu is het klaar jongens’, ‘Stop daar eens mee.’ Ze grapt tegen haar collega: ‘Ik kan bijna wel een bandje opnemen.’ Anita verheft geregeld flink haar stem. Soms roept ze zo hard over het speelplein dat ze er schor van wordt. Ze merkt dat zij vooral aandacht geeft aan de kinderen die met hun negatieve gedrag aandacht vragen. Als ze op de maandag naar huis gaat, is ze uitgeput. Het plezier in haar werk neemt op deze manier steeds verder af.

er

a. Hoe kijk jij tegen conflicten aan?

U

itg

ev

b. Hoe los jij conflicten op?

c. Wat kreeg jij mee in je eigen opvoeding over het omgaan/oplossen van conflicten?

d. Maak voor de kinderen een aantrekkelijke kaart/poster met als thema: conflicten oplossen via de STORM-methode.

41


Educatieve vaardigheden toepassen in de begeleiding van kinderen van 4 tot 12 jaar

Oefening 50

a. Hoe verloopt de opbouw van vriendschappen bij kinderen van 4 tot 12 jaar volgens Robert Selman? Zoek aanvullende informatie in boeken en op internet. Maak een digitale presentatie over vriendschappen bij kinderen en geef bij elke vorm van vriendschap een voorbeeld.

.

Interactie in de groep begeleiden <

Vriendschappen

Filmpje Vriendschap <

fb

.v

b. Bekijk het Filmpje Vriendschap. Discussieer met twee medestudenten over de volgende stellingen. Zijn ze volgens jou juist of onjuist? Zoek eventueel extra informatie op in boeken of op internet. Stelling 1 De vriendschappen van kinderen op de kinderopvang en bso stellen niet veel voor. Pas vanaf de middelbare school ontstaan er echte vriendschappen.

Theoriebron Interactie in de groep begeleiden <

Anti-pestprogramma

u' Ac

Oefening 51

tie

Stelling 2 Als een kleuter een denkbeeldig/imaginair vriendje heeft, moet jij je zorgen gaan maken. Hij wordt vast een eenling.

Er zijn verschillende soorten anti-pestprogramma’s: • KiVa • Prima • De vreedzame school • Kanjertraining • Taakspel.

U

itg

ev

er

ij

Ed

Deel de groep op in groepjes van vier of vijf studenten. Verdeel de anti-pestprogramma’s over de groepjes. Zoek informatie over het anti-pestprogramma, zodat je kunt vertellen hoe het is opgebouwd en welke materialen en middelen worden gebruikt. Presenteer jullie bevindingen aan de hele groep.

42


Reflectie

Reflectie Oefening 52

Reflectie op de lesstof

fb

.v

.

a. Wat heb je allemaal geleerd? Noem drie dingen.

tie

b. Wat wist je al?

Oefening 53

u' Ac

c. Wat ga je in de toekomst in jouw werk gebruiken?

Kritisch en creatief denken

ij

Ed

a. Kijk je naar verschillende mogelijkheden als dingen niet in één keer lukken? Noem één voorbeeld.

ev

er

b. Kom jij voor jouw mening uit als de situatie dat vraagt? Noem één voorbeeld.

U

itg

c. Heb jij het uiterste uit jezelf gehaald bij de opdrachten? Noem één voorbeeld.

Oefening 54

Zelfregulatie en zelfsturing a. Heb je een goede planning gemaakt? Geef hiervan één voorbeeld.

43


Reflectie

.

b. Heb je de goede bronnen en materialen gebruikt? Geef hiervan één voorbeeld.

Oefening 55

fb

.v

c. Ben je goed omgegaan met feedback? Geef hiervan één voorbeeld: hoe heb je gereageerd?

Samenwerken

u' Ac

tie

a. Heb jij bijgedragen aan een goede sfeer in de groep? Geef hiervan één voorbeeld.

Ed

b. Hebben jullie als groep goede afspraken gemaakt? Geef één voorbeeld van een goede afspraak.

U

itg

ev

er

ij

c. Kan je goed met andere mensen omgaan, ook al zijn ze anders dan jij? Geef hiervan één voorbeeld.

44


Theoriebron Het kind in jou

.

Theoriebron Het kind in jou

.v

Inleiding

tie

fb

Je zet interactieve vaardigheden in om kinderen goede emotionele en educatieve ondersteuning te bieden. Je handelt heel bewust, je bedenkt wat je gaat doen, wat je gaat zeggen en hoe je het gaat zeggen. En toch... In het werken met kinderen kun je soms ineens heftige emoties ervaren bij bepaald gedrag van kinderen. Je kunt plotseling boos worden of een enorme irritatie voelen. Dit kan te maken hebben met het kind in jou. Eric Berne onderscheidt drie verschillende deelpersonen in jezelf: het kind, de volwassene en de ouder. Het kind en de ouder worden gevormd door jouw eigen ervaringen met opvoeders.

u' Ac

De invloed van jouw eigen ervaringen met opvoeders

er

ij

Ed

Jouw ervaringen met opvoeders zijn van invloed op de manier waarop jij met kinderen omgaat. Je neemt – soms onbewust – manieren of opvoedingsstijlen over van ouders, leraren of andere opvoeders. Als je met kinderen gaat werken, is het belangrijk te kijken welke invloed jouw opvoeders hadden op jouw ontwikkeling. Werd jij als kind gestimuleerd om de wereld om je heen te ontdekken? Hadden je ouders vertrouwen in jou? Mocht jij al je emoties laten zien of was daar geen ruimte voor? Moest jij aan verwachtingen voldoen of mocht je zijn wie je was? De ervaringen die jij als kind hebt opgedaan met opvoeders in jouw omgeving, leggen de basis voor hoe jij in het leven staat. Zowel de positieve als de negatieve ervaringen spelen hierbij een belangrijke rol. Je neemt positieve en negatieve dingen mee vanuit je opvoeding. Het is belangrijk dat je daar inzicht in krijgt.

De drie personen in jezelf herkennen

U

itg

ev

Volgens Eric Berne zitten er drie deelpersonen in jezelf: de ouder, het kind en de volwassene. Op deze manier kun je de deelpersonen in jezelf herkennen: • de ouder De ouder in jou reageert hetzelfde als een opvoeder van vroeger. Je reageert bijvoorbeeld net zoals je moeder wanneer een kind zegt dat het zijn eten niet lust. • het kind Het kind in jou geeft een primaire reactie op gebeurtenissen. Het reageert met gedachten, gevoelens en gedrag vanuit de kindertijd. Denk aan emoties of een afkeer van iets. Je wordt bijvoorbeeld boos als iemand niet naar jou luistert, omdat je als kind het gevoel had dat niemand echt naar je luisterde. • de volwassene Hier gaat het om de manier waarop jij realistisch op de wereld om jou heen reageert. De volwassene reageert vanuit het hier en nu. Je leest bijvoorbeeld een werkstuk na en vraagt je af of de docent het zal begrijpen.

45


Theoriebron Het kind in jou

Het kind in jou

De ouder in jou

tie

fb

.v

.

Vanuit ‘het kind in jou’ reageer je primair op de wereld om je heen. Het is vaak de eerste reactie bij een gebeurtenis. Dit kan een blij ‘joepie’-gevoel zijn, maar ook een gevoel van afkeer of onveiligheid. Het kind in jou vertegenwoordigt de kijk op de wereld die jij in de eerste zeven jaar van je leven ontwikkeld hebt. Het is jouw basisgevoel bij gebeurtenissen. Stel, jij mocht vroeger je boosheid niet uiten; deed je dat wel, dan volgde er straf. Een kind dat heel boos wordt, kan dan bij jou ineens de angst van vroeger voor straf oproepen. Deze reactie kan ertoe leiden dat jij het kind corrigeert, terwijl het voor een kind juist ook belangrijk is om zijn emoties te uiten. Doordat je primair reageert, kun je een kind corrigeren omdat jij voelt dat er ‘gevaar’ voor straf dreigt. Het gedrag van kinderen kan jou ook terugbrengen naar gevoelens uit de kindertijd. Een angstig kind kan bij jou bijvoorbeeld het onveilige gevoel oproepen dat je als kind ervaarde.

Ed

u' Ac

De ouder in jou kopieert en imiteert bepaalde handelingen of denkwijzen van opvoeders die jij hebt gekend. Denk aan ouders, familieleden, pedagogisch medewerkers en leraren. Dit kan positief uitpakken als je het positieve handelen van je opvoeder herhaalt tijdens het werken met kinderen. Maar wanneer jij het negatieve handelen van je opvoeder herhaalt, werkt dit negatief door in de relatie die jij met de kinderen hebt. Als je een bepaald patroon doorbreekt en niet reageert zoals je ouders altijd hebben gedaan, kun je het gevoel krijgen dat je niet loyaal bent aan je ouders. Daar komt het kind in jou weer de hoek om kijken. De ouder in jou ontwikkel je tussen je zesde en achttiende levensjaar.

De volwassene in jou

ev

er

ij

De volwassene in jou kijkt objectief naar de werkelijkheid. Hij laat zich niet beïnvloeden door ervaringen uit de kindertijd of met opvoeders. De volwassene in jou heeft een positief beeld van zichzelf en de ander. Hij accepteert zichzelf zoals hij is, met zijn plus- en minpunten. De volwassene reageert vanuit het hier en nu, en kan objectief kijken naar hoe jij reageert en handelt. De volwassene beschikt over de vaardigheid om onderscheid te maken tussen het kind, de ouder en de volwassene in jou, en ziet de positieve en negatieve ervaringen/gedragingen. De volwassene ontwikkelt zich vanaf het derde levensjaar. Vanaf die leeftijd kan een kind een situatie objectief bekijken door er afstand van te nemen.

U

itg

Een praktijkvoorbeeld: het kind, de ouder en de volwassene in jezelf

46

Pedagogisch medewerker Meriam werkt op een verticale groep. Het lukt Pippa van 2,5 jaar oud niet om een puzzel te maken en ze krijgt een enorme driftbui. De puzzel vliegt door de ruimte en Pippa begint hard te roepen en te huilen. Meriam voelt vanuit haar kind een enorme woede opkomen. Ze reageert vanuit haar ouder. Ze wordt boos op Pippa en zet haar op een stoeltje buiten de groep: ‘Ga jij maar even afkoelen!’ Als Meriam weer op de groep is, merkt ze dat zij zich vervelend voelt over het voorval. De volwassene in Meriam gaat het gevoel onderzoeken. Hoe komt het toch dat zij zo boos reageerde? Dan voelt Meriam ineens hoe zij zich als kind onbegrepen voelde. Thuis was er voor Meriam geen ruimte om haar boosheid te uiten. Boosheid werd niet geaccepteerd en daardoor voelde zij zich vaak onbegrepen. Meriam voelt het verdriet van vroeger en ziet nu dat het


Theoriebron Het kind in jou

.v

Verdringing als afweermechanisme

.

belangrijk is dat Pippa wel haar boosheid kan uiten. Ze gaat naar Pippa toe en tilt haar op. Pippa klampt zich aan Meriam vast. Meriam laat Pippa uithuilen en vraagt haar waarom zij zo boos was.

u' Ac

Voorbeeld Julia

tie

fb

Als iemand in zijn jeugd nare ervaringen opdoet, kan verdringing een afweermechanisme zijn. Een afweermechanisme is een manier waarop iemand zichzelf beschermt tegen hevige emoties. Bij verdringing vergeet je onbewust de nare ervaringen. Het is een manier om met de werkelijkheid om te gaan en geen pijn te voelen. Je stopt de nare ervaringen ver weg, maar je verwerkt ze op deze manier niet. In het werken met kinderen kunnen verdrongen herinneringen soms weer boven komen. Het is dan belangrijk dat je de nare ervaringen gaat erkennen en verwerken. Dat zorgt ervoor dat jij de manier waarop je zelf bent opgevoed niet gaat herhalen. Lees het voorbeeld van pedagogisch medewerker Julia.

Ed

Vanochtend zit pedagogisch medewerker Julia met de kinderen aan het kerstontbijt. Julia gaat een prentenboek over kerst voorlezen. De kinderen zitten te smullen van een krentenbol en Julia begint met voorlezen. Finn van 3 jaar zit de hele tijd enthousiast door het verhaal heen te roepen. Dat irriteert Julia vreselijk. Zij heeft Finn er al een paar keer op aangesproken. Als Finn nog een keer iets roept, voelt Julia een enorme boosheid opkomen. Ze moet zich inhouden om Finn niet op het strafstoeltje te zetten en hem even flink de waarheid te zeggen. Julia schrikt van haar eigen reactie. Eigenlijk is Finn alleen maar heel enthousiast. Waar komt haar reactie toch vandaan?

er

ij

Als Julia later die dag in gesprek is met een vriendin, merkt ze dat het voorval haar nog steeds erg bezighoudt. Tijdens het gesprek komt er bij haar plotseling een herinnering uit haar kindertijd naar boven. Julia begint te huilen. Ze ervaart ineens de gevoelens die zij als kind voelde, de afwijzing van haar ouders. Thuis mocht ze vroeger ook nooit door haar ouders heen praten. Dan werden die heel boos of ze deelden een tik uit. Deze nare ervaring had Julia verdrongen, maar die veroorzaakte wel de boze gevoelens naar Finn toe.

U

itg

ev

Omgaan met heftige en onverwachte reacties bij jezelf In het omgaan met hevige emoties kun je verschillende fasen doorlopen. In fase 1 stuit je op een probleem en word je emotioneel geraakt. Je kunt nu twee richtingen op: 1. Richting A: je stapt over het probleem heen, waardoor je het verdringt. Hierbij gebruik je het afweermechanisme verdringen. Er verandert niets. Jij blijft de heftige emotie bij bepaald gedrag ervaren en jouw manier van handelen verandert niet. 2. Richting B: je gaat door naar fase 2. Je staat stil bij de heftige emotie en je kunt gevoelens van vroeger gaan herbeleven. Je gaat terug naar jouw kindertijd om te ervaren en te voelen wat het met jou als kind deed. Deze fase kan emotioneel zijn, maar zij is wel heel belangrijk. Vanaf dit punt kun je doorgaan naar fase 3. Jij kunt bewust jouw manier van handelen aanpassen en het gedrag van het kind nu op een positieve manier benaderen.

47


u' Ac

tie

fb

.v

.

Theoriebron Het kind in jou

U

itg

ev

er

ij

Ed

Drie fasen die je kunt doorlopen bij het omgaan met onverwachte hevige emoties.

48


Theoriebron Emotionele ondersteuning bieden

.

Theoriebron Emotionele ondersteuning bieden

.v

Inleiding

tie

fb

Een pedagogisch medewerker moet de emotionele behoeften van een kind zien, herkennen en ernaar handelen. Dit wordt ook wel sensitieve responsiviteit genoemd. Een kind moet zich veilig voelen op een groep en daarvoor kan een pedagogisch medewerker de voorwaarden scheppen, namelijk door oog te hebben voor de eigenheid van het kind en zijn welbevinden en betrokkenheid. Daarnaast moet een kind de mogelijkheid krijgen om zich te hechten aan de pedagogisch medewerker.

u' Ac

Kinderen echt zien en leren kennen

Ed

In een groep vol met kinderen is het belangrijk dat je ze het gevoel geeft dat zij gezien worden. Leer de kinderen kennen door naar hen te kijken en te luisteren. Observeer een kind en ga indien mogelijk met hem in gesprek om te zien wat het kind nodig heeft om zich veilig te voelen in de groep. Herken de signalen die een kind uitzendt. Huilen kan bijvoorbeeld verschillende betekenissen hebben. Ontdek wat een kind jou wil vertellen met zijn gedrag of verbale en non-verbale uitingen. Een kind dat zich begrepen voelt, zal meer ontspannen zijn en zich veilig voelen. Kinderen kun je laten weten dat je hen ziet door hen in de groep ook individuele aandacht te geven. Dit kun je doen tijdens de verzorgingsmomenten, een gesprekje, een moment van oogcontact, een aai over de bol of een complimentje.

er

ij

Een goede beurtverdeling in het contact met kinderen

U

itg

ev

Een kind voelt zich gehoord en gezien als zijn signalen en contactinitiatieven goed worden ontvangen en worden beantwoord door opvoeders. Contactinitiatieven zijn initiatieven die een kind neemt om contact te krijgen door bijvoorbeeld iets te zeggen, te glimlachen, te huilen of door aanrakingen. Belangrijke stappen in de communicatie met kinderen: Stap 1: herken het contactinitiatief van een kind. Contactinitiatieven kunnen verbaal en non-verbaal zijn. Stap 2: ontvang het contactinitiatief van een kind. Een contactinitiatief kun je ontvangen door bijvoorbeeld een kind aan te kijken, te glimlachen of te knikken. Stap 3: benoem wat je ziet of hoort bij een kind en geef jouw reactie daarop. Stap 4: kijk en luister naar de reactie van het kind op jouw initiatief. Vervolgens kun je de hierboven beschreven stappen herhalen. Stap 5: rond het contact af. Jijzelf of het kind kan het contact afronden. Zorg voor een goede beurtverdeling tussen jou en het kind. Zorg dat iedereen die deelneemt aan het gesprek zich gehoord en gezien voelt.

49


Theoriebron Emotionele ondersteuning bieden

Een praktijkvoorbeeld: beurtverdeling in het contact met een baby

fb

.v

.

Baby Josje ligt in een wipstoel als zij begint te huilen. Pedagogisch medewerker Tosca loopt op dat moment langs Josje, met Lev op haar arm. Ze kijkt Josje aan en zegt: ‘Wat een tranen, Josje. Het is tijd voor jouw fles, jij hebt zeker honger?’ Josje kijkt Tosca aan en gaat verder met huilen. Tosca zegt: ‘Ik hoor het, Josje, jij wilt je fles. Ik breng even Lev weg en dan ga ik jouw flesje maken.’ Josje kijkt aandachtig naar Tosca. Tosca glimlacht en zegt: ‘Josje, ik kom zo bij jou terug met de fles.’ Tosca legt Lev in de box en gaat de fles voor Josje maken.

tie

Hechting op de groep

u' Ac

Op een kinderdagverblijf of bso moet een kind de mogelijkheid krijgen om zich aan de pedagogisch medewerker te hechten. Regelmatig contact is daarin belangrijk. Het werken met vaste pedagogisch medewerkers op een groep is daarom cruciaal. Een kind dat één dag of dagdeel in de week naar de opvang komt, zal meer moeite hebben zich te hechten vanwege het kleine aantal contactmomenten in een week.

Ed

Manieren waarop pedagogisch medewerkers kunnen werken aan een band met kinderen: • Wees in je reacties rustig en voorspelbaar naar het kind toe. • Respecteer het kind zoals het is en zie zijn of haar talenten. • Leg de nadruk op positief contact met het kind. • Geef een kind ook individuele aandacht. • Herken de signalen die een kind uitzendt en reageer hier empathisch op. • Sluit aan bij de behoeften van een kind. Een kind dat onveilig gehecht is, kan het contact vermijden, het contact claimen of de balans kwijt zijn in het contact met opvoeders.

er

ij

Welbevinden en betrokkenheid

U

itg

ev

Voor een optimale ontwikkeling is het belangrijk dat een kind zich emotioneel veilig voelt en dat zijn welbevinden en betrokkenheid hoog zijn. • Definitie van welbevinden: de mate waarin een kind zich lichamelijk, geestelijk en sociaal goed voelt. • Definitie van betrokkenheid: de mate van tijd en aandacht die een kind heeft en de moeite die het doet om te ontdekken en te leren.

50

Aan het gedrag van kinderen kun je merken of zij goed in hun vel zitten en betrokken zijn. De betrokkenheid en het welbevinden van een kind kun je meten aan de hand van het gedrag of de signalen die kinderen uitzenden.


Theoriebron Emotionele ondersteuning bieden

Signalen die kinderen af kunnen geven bij een laag welbevinden en een lage betrokkenheid

Open houding

Contact vermijden of ontwijken

Ontspannen lichaam

Gespannen lichaam

Zelfvertrouwen

Angstig

Initiatiefrijk

Passief

Veel energie/enthousiast

Bedrukt/straalt niet

Doorzettingsvermogen

Geeft gauw op

Kan zich goed concentreren (naar leeftijd)

Snel afgeleid, wegdromen/staren

Doet nieuwe ontdekkingen – grote exploratiedrang

Geen of nauwelijks de interesse om nieuwe dingen te leren

tie

fb

.v

.

Signalen die kinderen af kunnen geven bij een hoog welbevinden en een hoge betrokkenheid

u' Ac

Als een kind een laag welbevinden of een lage betrokkenheid laat zien, ligt dat niet altijd aan het kind zelf. Het kan ook zijn dat de voorwaarden in de groep niet goed zijn: denk aan te weinig speelmateriaal, een negatieve sfeer in de groep of pedagogisch medewerkers die niet echt oog hebben voor de kinderen.

Ed

Omgaan met de verschillende temperamenten van kinderen

ev

er

ij

In een groep verschillen kinderen onderling in temperament. Temperament is iets anders dan het karakter van een kind. Het temperament van een kind bepaalt hoe het in bepaalde situaties reageert. Het is belangrijk om het temperament van een kind te herkennen, zodat je er op een goede manier mee om kunt gaan. Het temperament van baby’s en kinderen kun je volgens Alexander Thomas en Stella Chess aflezen aan acht gedragskenmerken of gedragsstijlen: 1. Activiteit: is het kind heel druk of juist rustig? 2. Regelmaat: heeft het kind een ritme wat betreft eten, activiteit en rusten? 3. Aanpassingsvermogen: kan het kind zich aanpassen aan (nieuwe) omstandigheden? 4. Toenadering/terugtrekking: zoekt het kind toenadering naar nieuwe prikkels? 5. Intensiteit: hoe heftig zijn de reacties van het kind? 6. Reactiedrempel: heeft het kind veel stimulans nodig om een reactie los te krijgen? 7. Sterkte en duur van de aandacht: kan het kind zijn aandacht bij een activiteit houden? 8. Afleidbaarheid: is het kind snel afgeleid door prikkels?

U

itg

Het temperament van een kind is gedurende de hele kindertijd redelijk stabiel.

51


Theoriebron Emotionele ondersteuning bieden

Praktijkvoorbeelden: omgaan met temperament van kinderen

fb

.v

.

Nabila en Tijn Nabila is een actieve en enthousiaste pedagogisch medewerker. Ze houdt ervan om lekker actief met de kinderen bezig te zijn. Tijn is een rustig jongetje van 2 jaar oud, dat bij activiteiten het liefst eerst vanaf een afstandje toekijkt. Nabila weet dat Tijn iets meer tijd nodig heeft om actief mee te doen. Nabila gunt hem die ruimte en pusht hem niet om gelijk mee te doen.

tie

Michael en Aafke Michael wil vanmiddag met de kinderen van de bso naar de gymzaal gaan. Hij weet dat de zesjarige Aafke het moeilijk vindt om zich aan te passen aan nieuwe of onverwachte activiteiten. Michael neemt Aafke daarom ’s ochtends even apart om haar voor te bereiden op de gymactiviteit in de middag.

u' Ac

Omgaan met emoties bij kinderen

Emotie

er

ij

Angst

Ed

Kinderen moeten nog leren om met hun emoties en gevoelens om te gaan. Zij moeten eerst hun emoties en gevoelens leren herkennen en verwoorden. Want wat is nu boos, bang of verdrietig? Kinderen kunnen hun emoties en gevoelens soms heel intens beleven en tonen. Toon begrip voor de emotie van een kind, maar accepteer negatief gedrag dat ermee gepaard gaat niet. Als je emoties benoemt, leren kinderen hun emoties herkennen. Als je er samen met een kind over praat, kan het de gebeurtenissen, emoties en gevoelens beter ordenen. Daardoor kan het kind zijn emoties en gevoelens beter een plekje geven. Als pedagogisch medewerker kun jij een kind begeleiden in het omgaan met emoties.

U

itg

ev

Boosheid

52

Omgaan met emoties bij kinderen

• • • •

Neem angsten serieus. Ontken de angst niet, voor een kind is zijn angst levensecht. Praat met een kind over de angsten. Zoek samen naar oplossingen die voor het kind fijn voelen. Benoem de emotie en toon begrip voor de boosheid van een kind. Zorg dat een kind gekalmeerd is voordat je in gesprek gaat, laat het als dat nodig is even stoom afblazen. Zeggen dat het rustig moet worden, heeft geen nut.


Theoriebron Emotionele ondersteuning bieden

Emotie

Omgaan met emoties bij kinderen • •

Spreek het kind aan op ontoelaatbaar gedrag, een kind moet wel leren om met zijn boosheid om te gaan. Bespreek welk gedrag je wel wilt zien.

• • •

Troost het kind. Dit kan op verschillende manieren. Bied kinderen een luisterend oor. Geef het kind wel de mogelijkheid om te huilen. Huilen kan ervoor zorgen dat een kind zich kan ontladen van stress en spanningen.

Spanning/stress

• •

Toon begrip en benoem wat je ziet. Bied een luisterend oor. Probeer de spanning te verminderen. Zoek een rustig plekje op en vermijd te veel prikkels voor het kind. Huilen kan ervoor zorgen dat een kind zich kan ontladen van stress en spanningen. Blijf dan wel bij het kind.

.v

fb

tie

u' Ac

.

Verdriet

Emotionele voorspelbaarheid

U

itg

ev

er

ij

Ed

Voorspelbaarheid geeft kinderen een veilig gevoel, het biedt ze zekerheid in een wereld die voor hen nog groot en onzeker kan zijn. Een pedagogisch medewerker kan een kind emotionele voorspelbaarheid bieden. Doordat jij op een voorspelbare manier reageert, weet een kind waar het aan toe is. Dat vraagt om een positieve en consequente houding van de pedagogisch medewerker. Als je de ene keer troost biedt als een kind verdriet heeft en een andere keer boos wordt, dan weet een kind niet waar het aan toe is. Ook kan de pedagogisch medewerker voorspelbare rituelen inbouwen voor kinderen om hen emotioneel te ondersteunen. Als een kind moeite heeft om te gaan slapen op het kinderdagverblijf, kun je het begeleiden door een vast ritueel in te bouwen, wat het kind zekerheid geeft.

53


Theoriebron Autonomie respecteren

.

Theoriebron Autonomie respecteren

.v

Inleiding

tie

fb

Kinderen gaan op hun eigen manier op ontdekkingstocht om zichzelf en de wereld om hen heen te ontdekken. Zij nemen initiatieven om in contact te komen met anderen en om nieuwe vaardigheden aan te leren. Voor jou als pedagogisch medewerker is het belangrijk dat jij hierin het tempo van het kind volgt. Stimuleer een kind om zelfstandig te worden en geef het daarbij voldoende zelfvertrouwen mee.

De autonomie van het kind zien en respecteren

Ed

u' Ac

Als je de autonomie van een kind respecteert, respecteer je zijn zelfstandigheid en eigenheid. Een kind ontdekt naarmate hij ouder wordt een ‘eigen ik’ en gaat zelf beslissingen nemen. In opvoeden draait het erom dat een kind leert om een eigen koers te gaan varen, zodat het uiteindelijk op eigen benen kan staan. Als pedagogisch medewerker kun jij een kind hierin begeleiden. Respecteer het kind zoals het is. Dat klinkt heel gemakkelijk, maar in je werk zal je situaties tegenkomen waarin jij je aan het gedrag van een kind ergert. Bekijk het voorbeeld van Mieke, waaruit blijkt dat een kind respecteren niet betekent dat je ieder gedrag moet accepteren. Corrigeer het ongewenste gedrag wel, maar niet de eigenheid van het kind. Als je kijkt naar Mieke, corrigeert zij wel het ongewenste gedrag van het kind, maar heeft zij daarnaast respect voor de nieuwsgierigheid van het kind.

ij

Voorbeeld over het respecteren van de eigenheid van kinderen

U

itg

ev

er

Mieke is pedagogisch medewerker op een peutergroep. Zelf is zij wat afwachtend en kijkt ze vaak even de kat uit de boom. Zij weet van zichzelf dat zij zich soms kan ergeren aan kinderen die altijd vooraan willen staan en nogal impulsief reageren. Mieke gaat met de kinderen een activiteit doen rondom het thema herfst. De zandtafel heeft zij gevuld met herfstbladeren. Jozi van 3 jaar oud komt naar de zandtafel toe gerend en duwt alle kinderen aan de kant. Ook al ergert Mieke zich aan het gedrag van Jozi, ze ziet ook de kracht van het kind: zijn nieuwsgierigheid en drang om te ontdekken. Mieke zegt: ‘Jozi, ik snap dat je er graag bij wilt zijn en dat je heel nieuwsgierig bent wat er gaat gebeuren. Maar ik vind het niet goed dat jij kinderen aan de kant duwt. Er is plek voor iedereen.’

Initiatieven zien en volgen Als je ingaat op de initiatieven van een kind, vergroot je zijn zelfvertrouwen en zelfstandigheid. Je geeft een kind de bevestiging dat het mag zijn wie het is. Volg het initiatief van een kind, benoem wat je ziet en ga, wanneer mogelijk, in op het initiatief. Bij extroverte kinderen kunnen hun initiatieven heel uitbundig zijn. Zij klimmen op je schoot of roepen hun ideeën door de groep. Maar kinderen die introvert zijn, zullen initiatieven nemen die in een groep makkelijker langs je heen gaan. Zij zoeken oogcontact of praten zachtjes. Jonge kinderen nemen veel non-verbale initiatieven of maken geluiden om contact te maken. Hoe

54


Theoriebron Autonomie respecteren

ouder een kind wordt, hoe vaker de initiatieven ideeën worden voor spel, een activiteit of invulling voor het dagprogramma. Soms kun je vanwege de tijd niet op een initiatief ingaan, of vind je het idee van een kind gevaarlijk. Laat het kind wel weten dat je het initiatief gehoord of gezien hebt.

.v

.

Kinderen zelf laten ontdekken

u' Ac

tie

fb

Kinderen leren op hun eigen manier de wereld om zich heen ontdekken. Laat een kind zelf ontdekken wie het is en druk het kind niet in een hokje of patroon waarin jij vindt dat het past. Begeleid het kind om de wereld en zijn talenten en mogelijkheden te ontdekken. Voor jou als pedagogisch medewerker is het belangrijk dat je daarbij aansluit bij het tempo en het niveau van een kind. De visie van kinderarts en pedagoog Emmi Pikler ondersteunt dat een kind meer leert als hij dingen in zijn eigen tempo zelf ontdekt. Volg een kind en geef het de tijd en ruimte om zelf te spelen en te bewegen. Laat een kind zelf een bepaalde beweging of vaardigheid onder de knie krijgen. Overvraag kinderen niet door ze vaardigheden aan te leren waar ze nog niet aan toe zijn. Denk bijvoorbeeld aan lopen. Een kind leert een vaardigheid beter aan als het er qua ontwikkeling ook klaar voor is. Je kunt een kind wel uitdagen door een rijke leeromgeving aan te bieden, passend bij zijn leeftijd.

Kinderen begeleiden in het zelf ontdekken

er

ij

Ed

Een belangrijke interactieve vaardigheid waarover je als pedagogisch medewerker moet beschikken, is ‘op je handen blijven zitten’. Grijp niet direct in door te helpen als een kind iets niet lukt of als het niet ontdekt hoe iets werkt. Om een nieuwe vaardigheid aan te leren moet een kind ervaren, ontdekken en oefenen. Geef een kind dat zelf aan het oefenen en ontdekken is daarin de ruimte. Het trotse gevoel dat een kind heeft als het iets ontdekt of kan, draagt bij aan zijn zelfvertrouwen. Natuurlijk mag je een kind helpen als iets echt niet lukt. Te veel negatieve en ontmoedigende ervaringen kunnen ertoe leiden dat het passief wordt. Een kind helpen wil niet altijd zeggen dat je een handeling of vaardigheid van een kind over moet nemen. Je kunt het op een andere manier helpen, bijvoorbeeld door een vraag te stellen, een opmerking te maken of het materiaal aan te passen waar een kind mee speelt. Dat kan ervoor zorgen dat een kind toch zelf een ontdekking doet.

U

itg

ev

Kinderen zelf laten doen Kinderen moeten nog veel nieuwe vaardigheden aanleren; moedig hen aan om zelf te oefenen en te proberen. Iets nieuws aanleren vraagt om veel doorzettingsvermogen. Kinderen kunnen soms eindeloos achter elkaar dezelfde handeling herhalen totdat iets daadwerkelijk lukt. Soms kunnen ze dingen nog niet en dan ben jij er als pedagogisch medewerker om te helpen. Er zijn ook kinderen die al snel roepen: ‘Juf, dat kan ik niet!’, ‘Jij moet dat doen!’, ‘Het lukt mij niet!’. Stimuleer kinderen eerst om het zelf te proberen, iets wat van een pedagogisch medewerker tijd en veel geduld vergt. Als je een kind gaat helpen, prijs dan hoe ver het al gekomen is. Laat merken dat je de inzet van het kind hebt gezien. Als je zijn inzet beloont, leert het kind dat het ook belangrijk is om te proberen en je best voor iets te doen.

55


Theoriebron Autonomie respecteren

Het zelfvertrouwen en de eigen verantwoordelijkheid vergroten

u' Ac

Kinderparticipatie

tie

fb

.v

.

Zelfvertrouwen is een basisvoorwaarde voor een optimale ontwikkeling en het welbevinden van een kind. Als een kind vertrouwen in zichzelf heeft, zal het de wereld willen ontdekken en initiatief nemen tot contact- en leermomenten. Als pedagogisch medewerker kun je een kind meer zelfvertrouwen geven. Respecteer het kind zoals het is. Laat het zelf dingen doen/ontdekken en benoem zijn successen. Geef complimenten en beloon de inzet van kinderen. Een kind moet ook leren dat zijn gedrag consequenties heeft. Door om te gaan met de consequenties van zijn gedrag leert een kind zijn verantwoordelijkheden kennen: ‘Als ik mijn vriendje sla, wordt hij boos op mij.’ Of: ‘Als ik mijn eten niet opeet, krijg ik later honger.’ Als pedagogisch medewerker kun je een kind verantwoordelijkheid geven. Grijp niet direct in zolang het geen gevaarlijke situaties oplevert en laat kinderen ervaren wat de consequenties van hun handelen zijn. Geef kinderen bij de leeftijd passende verantwoordelijkheden en laat ze meehelpen op de groep.

Ed

Met kinderparticipatie geef je kinderen een stem om mee te denken en te beslissen over onderwerpen die voor hen op de groep belangrijk zijn. Het is belangrijk dat kinderen zich gehoord voelen en dat zij de gelegenheid krijgen om hun mening te geven. Door kinderparticipatie leren kinderen sociale vaardigheden aan die belangrijk zijn voor onze samenleving. Denk aan samenwerken, luisteren naar elkaar, hun mening geven en rekening houden met anderen. Binnen de kinderopvangorganisaties onderscheidt Harry Shier vijf verschillende niveaus van kinderparticipatie. Zie het kader: de vijf verschillende niveaus van kinderparticipatie. Voorbeelden hoe je als pedagogisch medewerker kinderparticipatie kunt toepassen in de praktijk:

ev

er

ij

0 – 2 jaar: laat wanneer mogelijk de kinderen zelf kiezen (‘Wat wil je op je brood?’, ‘Wil je de rammelaar of de blokken?’). Ga in op initiatieven die kinderen nemen. 2 – 4 jaar: bedenk samen activiteiten. Laat kinderen kiezen. Ga in op wensen van kinderen als dit kan. 4 – 12 jaar: vorm een Kinderraad die meebeslist. Geef kinderen inspraak in de activiteiten die worden georganiseerd. Houd periodiek een kindervergadering.

U

itg

De vijf verschillende niveaus van kinderparticipatie

56

1. 2. 3. 4. 5.

luisteren naar kinderen kinderen aanmoedigen om hun mening te geven rekening houden met de mening van kinderen kinderen betrekken in de besluitvorming samen beslissen en uitvoeren

De pedagogisch medewerkers en kinderen zijn gelijkwaardig.


Theoriebron Leidinggeven en structuur bieden

.

Theoriebron Leidinggeven en structuur bieden

.v

Inleiding

tie

fb

Leidinggeven aan een groep kinderen kan op verschillende manieren. Iedereen ontwikkelt zijn eigen manier van leidinggeven. Toch kun je op een dag verschillende manieren van leidinggeven gebruiken. Als pedagogisch medewerker kun je kinderen veiligheid bieden door te zorgen voor structuur op een groep. Jij zet de lijnen uit waarbinnen de kinderen op hun eigen manier kunnen spelen, leren en ontdekken.

Leidinggeven aan een groep kinderen

Ed

u' Ac

Als pedagogisch medewerker ontwikkel je een manier van leidinggeven die bij jou als persoon of bij de visie van de organisatie past. Er zijn drie manieren van leidinggeven te onderscheiden: 1. De autoritaire stijl: de pedagogisch medewerker bepaalt wat er gebeurt. De kinderen volgen het programma van de pedagogisch medewerker. 2. De laissez faire/toegeeflijke stijl: de kinderen bepalen wat er op een dag gebeurt. De pedagogisch medewerker gaat uit van de natuurlijke nieuwsgierigheid en drang van het kind om zich te ontwikkelen. 3. De democratische stijl: de pedagogisch medewerker houdt bij het samenstellen van het programma rekening met meningen en ideeĂŤn van kinderen.

ij

Toch zal je merken dat je op ĂŠĂŠn dag soms verschillende manieren van leidinggeven hanteert. De ene situatie vraagt om een opvoeder die bepaalt hoe het gaat als er bijvoorbeeld een onveilige situatie ontstaat. In een andere situatie kun jij juist van de kinderen uitgaan. Denk bijvoorbeeld aan een spelmoment waarop jij aansluit bij de initiatieven van de kinderen.

U

itg

ev

er

Leiderschapskwaliteiten van een pedagogisch medewerker Wanneer je leidinggeeft aan een groep kinderen, zijn enkele leiderschapskwaliteiten belangrijk: 1. Houd overzicht over de groep. Kijk en luister naar wat er om je heen gebeurt. 2. Reageer adequaat op dingen die in de groep gebeuren. Dat kan betekenen dat je het ene moment ergens direct op reageert, maar een volgend moment juist even afwacht. 3. Zorg voor een goede beurtverdeling, verdeel je aandacht over alle kinderen. 4. Benader de kinderen positief. 5. Zorg dat je een vertrouwensband opbouwt met de kinderen. Toon oprechte interesse. 6. Toon begrip voor de eigenheid van een kind, zodat kinderen zichzelf kunnen en mogen zijn. 7. Wees in je reacties consequent naar de kinderen toe, dat schept duidelijkheid. 8. Gebruik humor als je een groep leidt. Met humor kun je veel bereiken en het is goed voor een positieve sfeer in de groep.

57


Theoriebron Leidinggeven en structuur bieden

Structuur bieden

tie

fb

.v

.

Structuur geeft kinderen voorspelbaarheid, duidelijkheid en veiligheid. Structuur bieden betekent niet dat kinderen geen ruimte krijgen om zelf te ontdekken en te spelen. Juist de eigen inbreng blijft belangrijk. Een structuur zet de grenzen uit waarbinnen kinderen zelf kunnen bewegen en ontdekken. Structuur bieden bestaat uit: • regelmaat bieden Deel voor kinderen de dag in met vaste activiteiten, zorg voor regelmaat. • duidelijkheid scheppen Vertel de kinderen wat je gaat doen en kondig het van tevoren aan als je van activiteit gaat wisselen. • regels en afspraken maken Zorg voor een paar duidelijke regels en afspraken waaraan de kinderen zich moeten houden. • consequent zijn Wees voorspelbaar in je reactie naar de kinderen toe.

u' Ac

Natuurlijk wijk je weleens van je programma af en dan kan de structuur soms even weg zijn. Dat gebeurt geregeld, maar toon dan wel begrip voor de kinderen die dat lastig vinden.

Ritme en regelmaat

U

itg

ev

er

ij

Ed

Als je een dag opdeelt in blokken of vaste momenten, gaat een kind activiteiten en momenten herkennen. Herkenning zorgt voor een veilig gevoel. Als pedagogisch medewerker kun je het volgende doen om een kind regelmaat te bieden: • Volg het ritme van de baby/het jonge kind. Hanteer zo veel mogelijk het ritme van thuis, dat geeft een jong kind houvast. • Spreek samen met de kinderen de dag door. Hier kunnen oudere kinderen hun mening geven of ideeën inbrengen. • Maak het dagprogramma eventueel visueel door met pictogrammen of dagritmekaarten te werken. • Kondig van tevoren aan dat het bijna tijd is voor een andere activiteit. Kinderen kunnen aan het idee wennen dat deze activiteit bijna afgelopen is en kunnen zich voorbereiden op de volgende activiteit. • Geef de kinderen binnen de structuur voldoende ruimte voor eigen spel en ontdekkingen. Plan niet alleen begeleide activiteiten. • Ga ook in op initiatieven van kinderen die eigenlijk niet binnen het programma passen. Wees flexibel en maak gebruik van die momenten waarin kinderen kunnen leren en ontdekken.

58

Regels en grenzen Regels in een groep zijn er om de veiligheid van de kinderen te waarborgen en om kinderen sociale vaardigheden en normen en waarden mee te geven. Regels en grenzen bieden kinderen duidelijkheid. Kinderen leren binnen welke grenzen zij ‘vrij’ kunnen bewegen. Let bij het opstellen van regels op de volgende punten: • Stel een paar duidelijke regels op. Niet te veel, dat is voor een kind niet te overzien. • Zorg dat de regels passen bij de ontwikkeling en leeftijd van de kinderen. Een regel moet de ontwikkeling van een kind niet belemmeren. • Formuleer regels zo veel mogelijk positief. Bijvoorbeeld: ‘Jassen horen aan de kapstok’ in plaats van: ’Laat je jas niet slingeren’.


Theoriebron Leidinggeven en structuur bieden

fb

.v

Kinderen betrekken bij het opstellen van afspraken en regels

.

Jonge kinderen moeten regels nog leren. Begeleid hen in dit proces en wees geduldig. Soms kunnen de intenties van een kind goed zijn, want in verschillende situaties kan een regel ook weer anders zijn. Een kind mag wel met een steentje in het zand van de zandbak tekenen maar niet op de auto van papa en mama.

u' Ac

tie

Met kinderen van 4 tot 12 jaar kun je heel goed samen groepsregels opstellen. Ga in gesprek met de kinderen en bespreek wat zij belangrijke regels vinden voor de groep. Luister naar wat ze te zeggen hebben, vaak hebben zij heel goede ideeën voor regels. Maak geen lange lijsten vol met regels en afspraken, maar stel vijf tot zeven belangrijke regels op. Als je de regels samen met kinderen opstelt, houden zij zich er vaak makkelijker aan. Ze hebben inspraak gehad en voelen zich daarom gehoord. Groepsregels moeten in de groep zichtbaar zijn. Je kunt een lijst met regels op een muur in de groep plakken, zodat iedereen zijn naam of handtekening eronder kan zetten. Maar je kunt bijvoorbeeld ook werken met regelkaarten die je in de groep aan de muur hangt en waar iedereen zijn handafdruk bij ‘plakt’.

Kinderen begeleiden in het nakomen van afspraken en regels

U

itg

ev

er

ij

Ed

Als je regels en afspraken opstelt, moeten kinderen zich er ook aan houden. Tips voor het begeleiden van kinderen in het nakomen van afspraken en regels: • Hanteer een positieve benadering: benoem wat wel mag, of wat je graag wilt zien. • Leg kinderen uit waarom de regels er zijn. • Beloon positief gedrag met een compliment of een kleine beloning. • Negeer negatief gedrag. Dit kan niet altijd, maar negatieve aandacht is voor een kind ook aandacht. • ‘Beloon’ de eerlijkheid van een kind. Een kind kan gaan liegen om straf te ontlopen. • Probeer zo min mogelijk te straffen. Als je een kind straf geeft, zorg dan dat de straf bij de leeftijd past. • Wees zelf het goede voorbeeld in een groep en houd je ook aan de regels die er gelden. • Houd in je benadering rekening met de leeftijd en de ontwikkeling van de kinderen.

59


Theoriebron Praten met kinderen en informatie en uitleg geven

.v

.

Theoriebron Praten met kinderen en informatie en uitleg geven

fb

Inleiding

tie

Als je met kinderen praat, is luisteren nog het belangrijkst. Luister je echt naar wat een kind te vertellen heeft? De grootste valkuil is om alvast voor kinderen in te vullen wat zij willen zeggen of hoe zij denken. Als je echt naar een kind luistert, voelt het zich gehoord.

u' Ac

Verschillende vormen van praten met kinderen

er

ij

Ed

Er zijn verschillende vormen van praten met kinderen: • speelpraten Praten tijdens het spel met een kind. Bijvoorbeeld: ‘Daar komt een muisje aangelopen...’ • doenpraten Praten over wat je doet of gaat doen. Bijvoorbeeld: ‘Ik ga een boterham voor jou smeren.’ • denkpraten Verwoorden wat een kind (waarschijnlijk) denkt of voelt. Bijvoorbeeld: ‘Volgens mij ben je heel boos omdat Tim de auto van jou afpakte.’ • steunpraten Woorden die je wilt benadrukken een paar keer achter elkaar gebruiken. Bijvoorbeeld: ‘Een lieveheersbeestje is rood. Een lieveheersbeestje heeft zwarte stipjes. Een lieveheersbeestje kan vliegen.’ Of je gebruikt gebaren als ondersteuning. • uitleg en instructie geven Een kind instructie en uitleg geven over iets. Bijvoorbeeld: je legt een kind uit hoe de nieuwe spelcomputer op de bso werkt.

U

itg

ev

Taalstimulering en voorlezen en verhalen vertellen

60

Als jij met kinderen aan het praten bent, is dat een goede gelegenheid om hun taalontwikkeling te stimuleren. Doordat jij nieuwe woorden aanbiedt, kan een kind zijn woordenschat vergroten. Ook leert een kind de grammatica van de Nederlandse taal kennen. Als je kinderen verhalen vertelt of voorleest, kun je ze kennis laten maken met een thema of hun woordenschat uitbreiden. Het vertellen of voorlezen van een verhaal is geen eenrichtingsverkeer, de interactie met de kinderen is een belangrijk onderdeel. Voorlezen en het vertellen van verhalen zijn niet alleen geschikt voor jonge kinderen. Ook oudere kinderen leren veel van het luisteren naar verhalen.


Theoriebron Praten met kinderen en informatie en uitleg geven

Gesprekken voeren met kinderen van 0 tot 4 jaar

tie

fb

.v

.

Door met een jong kind te communiceren, stimuleer je de taalontwikkeling en kun je een kind helpen zichzelf en de wereld om zich heen te begrijpen. Ook al kan een heel jong kind nog niet praten, doe moeite om te begrijpen wat het jou wil ‘vertellen’. Ga in op de non-verbale uitingen of het gebrabbel. Taal heeft voor kinderen een belangrijke functie in het begrijpen van de wereld om hen heen. In gesprekken met kinderen kun je hen voorbereiden op wat komen gaat. Hoe ouder een kind wordt, hoe groter de actieve woordenschat wordt. Kinderen leren steeds meer zeggen en vertellen, en echte gesprekken komen op gang. Een kind krijgt met de uitbreiding van zijn woordenschat de mogelijkheid om zijn ideeën en meningen kenbaar te maken. Luister naar het kind en laat weten dat je het gehoord hebt. Je kunt niet altijd iets met de mening of ideeën van een kind doen, maar je geeft zo wel aan dat je het serieus neemt.

Tips voor gespreksvoering met kinderen tussen 0 en 4 jaar

Ed

u' Ac

1. Maak tijdens het praten oogcontact met het kind. 2. Zorg voor een goede beurtverdeling als je in gesprek gaat met een kind. 3. Vertel bij jonge kinderen wat je gaat doen. Daarmee bereid je ze voor op wat komen gaat. 4. Verwoord belangrijke dingen voor kinderen als zij het zelf niet kunnen vertellen; denk aan gevoelens, emoties en belangrijke gebeurtenissen. 5. Vul niet te snel antwoorden voor een kind in. Heb het geduld om een kind te begrijpen. Een jong kind komt nog niet altijd makkelijk uit zijn woorden. Ondersteun het kind en probeer het echt te begrijpen. 6. Maak bij het communiceren met jonge kinderen gebruik van babygebaren. Met gebaren kunnen kinderen iets ‘vertellen’ voordat zij vloeiend kunnen praten. Dat scheelt een hoop frustratie bij een kind en de opvoeder.

er

ij

Gesprekken voeren met kinderen van 4 tot 12 jaar

U

itg

ev

Als je met een kind een gesprek voert, is het belangrijk dat er een open gesprek ontstaat: een gesprek waarin het kind zelf kan vertellen wat er in hem leeft. Er moet sprake zijn van tweerichtingsverkeer. Uit onderzoek is gebleken dat in gesprekken tussen volwassenen en kinderen de volwassenen voornamelijk aan het woord zijn. Het is juist belangrijk om er tijdens een gesprek met een kind achter te komen wat het kind bezighoudt. Voor het voeren van gesprekken met kinderen van 4 tot 12 jaar heeft Martine Delfos een aantal gespreksregels voor volwassenen opgesteld. Zie het kader waarin de regels zijn uitgewerkt.

61


Theoriebron Praten met kinderen en informatie en uitleg geven

Regels voor gespreksvoering met kinderen tussen 4 en 12 jaar

u' Ac

tie

fb

.v

.

1. Zorg voor gelijkwaardigheid in het gesprek. Spreek op ooghoogte met het kind. 2. Maak oogcontact met het kind, maar staar het niet continu aan. 3. Stel het kind op zijn gemak en maak duidelijk dat het alles mag zeggen. Word dan niet boos als het dingen zegt waar jij het niet mee eens bent. 4. Stel het kind open vragen. Stel geen suggestieve vragen die kinderen een bepaalde richting op sturen. 5. Luister echt naar wat het kind zegt en ga daarop in. 6. Vul geen antwoorden in voor het kind. 7. Laat het kind weten dat de dingen die het zegt in een gesprek ook effect hebben. ‘Nu jij mij vertelt waarom jij net zo boos werd, begrijp ik jou beter.’ 8. Gesprekken met kinderen kun je voeren tijdens een activiteit. Dat veroorzaakt minder druk en stress, en jonge kinderen kunnen hun energie kwijt. 9. Bij gesprekken die moeilijk waren of die impact hadden op het kind, moet het de ruimte krijgen om weer tot zichzelf te komen.

Interesse tonen en luisteren

er

ij

Ed

Als je actief luistert, luister je echt naar een kind en moedig je het aan om zijn verhaal te vertellen. Op momenten dat je boos bent of vindt dat je gelijk hebt, ben je sneller geneigd om dingen voor een kind in te vullen. Of jij vertelt een kind wat het moet doen. Op zo’n moment luister je niet naar een kind. In gesprekken die jij met kinderen voert, is het belangrijk om actief te luisteren. Vaardigheden die horen bij een actieve luisterhouding: • Maak oogcontact met het kind. • Laat merken dat je naar het kind luistert door bijvoorbeeld te knikken of te ‘hummen’. • Laat in een gesprek stiltes vallen, dat moedigt het kind aan om te praten. • Reflecteer op de gevoelens van het kind. • Controleer tijdens het gesprek of je het kind goed begrepen hebt, door wat het vertelt samen te vatten. • Vraag door op de dingen die een kind vertelt, dat nodigt uit om verder te vertellen.

U

itg

ev

Instructie geven

62

Voordat je een activiteit of spel begint, zul je kinderen instructie moeten geven. Ze moeten immers weten wat er van hen verwacht wordt en wat de (spel)regels zijn. Bij het geven van instructie zijn enkele regels belangrijk: • Houd de instructie kort en bondig. De kinderen staan waarschijnlijk al te springen om te beginnen. • De uitleg moet duidelijk en helder zijn. Gebruik taal die kinderen begrijpen. • De regels moeten duidelijk zijn. Zeg wat je wél wilt zien in plaats van wat je níet wilt zien. Dat laatste roept vaak weerstand op. • Geef een voorbeeld of doe het voor. Daardoor krijgen kinderen een beeld bij jouw uitleg. • Blokkeer met je uitleg niet de creativiteit of eigen inbreng van een kind. Hang bij een knutselactiviteit bijvoorbeeld geen voorbeeld van een werkje op dat kinderen precies na moeten maken.


Theoriebron Praten met kinderen en informatie en uitleg geven

Uitleg geven

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

fb

.v

.

In het werken met kinderen geef je kinderen vaak uitleg, omdat ze graag willen leren en willen weten waarom er bijvoorbeeld bepaalde regels zijn. Wanneer ze uitleg krijgen, leren kinderen de wereld om zich heen begrijpen en leren ze hoe ze zich moeten gedragen. Peuters met hun ‘waarom-vraag’ kunnen eindeloos doorgaan. Dat kan vermoeiend zijn, maar op deze manier leren zij de wereld om zich heen begrijpen. Voor hen is alles nog nieuw. Kinderen kunnen soms heel moeilijke vragen stellen, waar jij geen antwoord op hebt. Geef toe dat jij ook niet alles weet. Misschien kun je wel samen een manier bedenken om aan een antwoord te komen. Zorg dat je bij je uitleg aansluit bij de ontwikkeling en belevingswereld van een kind. Betrek kinderen bij je uitleg. Praat niet tegen een kind, maar met een kind. Check wat een kind al weet en sluit daarbij aan en geef een kind de ruimte om ook wat in te brengen.

63


Theoriebron Ontwikkeling stimuleren

.

Theoriebron Ontwikkeling stimuleren

.v

Inleiding

tie

fb

Ieder kind leert op zijn eigen manier. Dat heeft te maken met aanleg, ervaringen en de omgeving van een kind. Ieder kind ontwikkelt een eigen manier van leren en ontdekken. In het aanbieden van activiteiten moet je de verschillende talenten en leerstijlen van kinderen aanspreken. Zo kunnen kinderen zich zo breed mogelijk ontwikkelen.

Leerproces

Ed

u' Ac

Het leerproces van een kind wordt door verschillende factoren beïnvloed: • de unieke aanleg van een kind Ieder kind heeft zijn eigen temperament, talenten en cognitie. Dat zorgt ervoor dat een kind zijn eigen manier van leren ontwikkelt. • de ervaringen van een kind Positieve ervaringen leiden vaak tot herhaling van het gedrag of de vaardigheid. Negatieve ervaringen kunnen zorgen voor gedrevenheid om verder te oefenen om het wel te kunnen, of juist voor passiviteit omdat een kind ontmoedigd raakt. • de omgeving van een kind De sociale omgeving zorgt ervoor dat kinderen leren van bijvoorbeeld familie, vrienden, school. De fysieke omgeving, de plek en tijd waarin het geboren wordt, vormen de omstandigheden waarin een kind leert.

ij

Kinderen leren nieuwe kennis en vaardigheden aan door veel te oefenen en te herhalen. Zij hebben oefening en herhaling nodig om een vaardigheid onder de knie te krijgen.

er

Een voorbeeld van verschillende leerstijlen en talenten bij twee kinderen

U

itg

ev

De tienjarige Renske is een actief meisje. Op de bso gaat zij het liefst gelijk met activiteiten aan de slag. Ontdekken en experimenteren in het ontdeklaboratorium van de bso vindt zij geweldig. Ze heeft positieve ervaringen met leren. De pedagogisch medewerker zorgt ervoor dat de activiteiten aansluiten bij haar niveau. Renske woont in een harmonieus gezin in een klein dorpje in Nederland. Renske heeft in haar omgeving alle voorwaarden om zich te ontwikkelen tot wat zij worden wil.

64

Alina, ook 10 jaar, is een rustig meisje. Zij vindt het erg leuk om met haar handen bezig te zijn en dingen te maken. Lezen vindt zij heel moeilijk en daardoor raakt zij ontmoedigd. Op de bso doet zij geregeld niet mee met activiteiten, omdat zij die niet altijd snapt of goed kan lezen. Doordat zij in een heel drukke groep zit, hebben de pedagogisch medewerkers niet altijd voldoende oog voor haar. Alina woont samen met haar ouders en vier broers in een flat in een achterstandswijk.


Theoriebron Ontwikkeling stimuleren

De ontwikkeling uitlokken en stimuleren

ij

Ed

u' Ac

tie

fb

.v

.

De zone van naaste ontwikkeling van Vygotsky kun je als pedagogisch medewerker gebruiken om een kind te stimuleren een stap verder te zetten in de ontwikkeling. Sluit aan bij de kennis en vaardigheden van het kind en daag het uit om de volgende stap te doen. Observeer het kind en bekijk wat het al kan en wat het graag wil leren. Wanneer je dit in kaart hebt gebracht, kun je aansluiten bij de behoeften van het kind. Als je te veel van een kind vraagt, ontstaat er stress omdat je het overvraagt. Vraag je een kind alleen dingen te doen die hij al kan, dan kunnen verveling en passiviteit ontstaan. Het is belangrijk dat je kinderen uitdaagt in hun ontwikkeling. De zone van naaste ontwikkeling van Lev Vygotsky is daarbij een goed uitgangspunt.

er

De zones van ontwikkeling volgens Lev Vygotsky.

U

itg

ev

Lerend spelen en spelend leren Bij lerend spelen leren kinderen iets nieuws tijdens spontaan en plezierig spel. Bij spelend leren worden de voorwaarden van het spel gecreĂŤerd door de pedagogisch medewerker. In de kinderopvang kun je drie vormen van spel onderscheiden: 1. vrij spel Een kind kiest zelf zijn spel en leert spontaan iets nieuws tijdens het spel. 2. begeleid spel Een pedagogisch medewerker mengt zich in het spel van kinderen en stuurt en begeleidt het spel. 3. geleid spel Een pedagogisch medewerker zet de lijnen van een spel uit en het kind volgt.

65


Theoriebron Ontwikkeling stimuleren

Voorbeelden van de verschillende soorten spel

fb

.v

.

In bijvoorbeeld het spelen met blokken kun je verschillende soorten spel onderscheiden: • vrij spel Yara pakt een bak met blokjes en gaat torens bouwen. Ze merkt dat de toren minder snel omvalt als ze de blokjes op een bepaalde manier opstapelt. • begeleid spel Yara pakt een bak met blokjes en legt de blokjes naast elkaar. Een pedagogisch medewerker mengt zich in het spel en stuurt het spel naar een toren bouwen van de blokjes. • geleid spel Een pedagogisch medewerker geeft Yara een plaatje van een toren die zij na moet bouwen met de blokken.

u' Ac

tie

Vrij spel valt onder lerend spelen. Begeleid en geleid spel vallen onder spelend leren. Verschillende pedagogen en hoogleraren pleiten ervoor om jonge kinderen van 0 tot 6 jaar meer vrij te laten spelen. Dit heeft op de langere termijn een beter effect op de totale ontwikkeling dan spelend leren.

Exploreren/ontdekkend leren

er

ij

Ed

Een kind dat zich veilig voelt, heeft van nature de drang om de wereld te ontdekken en te onderzoeken hoe dingen werken. Ontdekkend leren wordt ook wel ‘exploreren’ genoemd. Een kind geeft bij ontdekkend leren niet gauw op als iets de eerste keer niet lukt. Het leert bijvoorbeeld het principe van een kraan door te ontdekken: ‘Als ik aan dat knopje draai, komt er water uit de kraan.’ Wij onderscheiden twee soorten van ontdekken: 1. spontaan ontdekken Tijdens zijn drang om te ontdekken ontdekt het kind uit zichzelf spontaan iets nieuws. Bijvoorbeeld: met zand kun je leuk spelen, maar lekker is het niet. 2. gestuurd ontdekken De pedagogisch medewerker laat het kind iets ontdekken volgens een vooropgezet plan. Bijvoorbeeld: een pedagogisch medewerker laat een kind kennismaken met verschillende soorten textiel. Het kind ontdekt dat de verschillende stoffen anders aanvoelen.

U

itg

ev

Imiterend leren

66

Een kind leert in zijn leven veel door te imiteren: anderen na te doen. De sociale omgeving van kinderen speelt hierbij een belangrijke rol. Een kind leert de ‘goede’ dingen, maar ook de ‘minder goede’ dingen aan door te imiteren wat het in zijn omgeving ziet en hoort. Een kleuter die bijvoorbeeld steeds vloekt, kan dat doen omdat hij dat thuis of op de televisie veel hoort. Kinderen kijken de kunst af bij anderen en imiteren dit vervolgens in hun spel. Een baby die leert praten, kan eindeloos bezig zijn met het nadoen van stemgeluiden en klanken. In een rollenspel zie je dat een kind zich dingen eigen maakt door te imiteren. Als je langs de poppenhoek loopt, hoor je een kind soms woorden of zinnen gebruiken die jij net hebt gezegd. Kinderen oefenen actief in het nadoen van anderen, geef ze hierin ook de ruimte om te ontdekken en te oefenen.


Theoriebron Ontwikkeling stimuleren

Een rijke leeromgeving creëren

tie

fb

.v

.

Kinderen leren het meest tijdens spel waarbij zij zelf keuzes kunnen maken. Daar ligt hun interesse en gaat hun natuurlijke nieuwsgierigheid naar uit. Maar hoe creëer je een omgeving waarin je de kinderen uitdaagt in hun ontwikkeling, maar waarin je tegelijkertijd niet te veel regels en sturing aanbrengt in het leerproces? • Zorg voor voldoende en afwisselend spelmateriaal. Let wel op dat door te veel spelmateriaal kinderen overprikkeld kunnen raken. • Richt de groep zo in dat de natuurlijke nieuwsgierigheid van kinderen geprikkeld wordt. • Voorkom chaos en zorg dat de groepsruimte voor kinderen overzichtelijk is. • Herken de momenten waarop kinderen aan het leren zijn en stoor hen dan niet. • Hoor en zie de initiatieven van kinderen en ga erop in. Sluit aan bij hun behoeften en hun zone van naaste ontwikkeling. • Organiseer activiteiten die passen bij de ontwikkeling van de kinderen. Varieer en differentieer om aan te sluiten bij de verschillen tussen hen. • Laat kinderen meebeslissen over het programma.

u' Ac

Verschillende soorten leerstijlen aanbieden aan elk kind

U

itg

ev

er

ij

Ed

Ieder kind leert nieuwe vaardigheden en kennis op zijn eigen manier aan. De leerstijl en de talenten van een kind bepalen hoe het kind het liefst leert. Ontdek in een groep de verschillen tussen kinderen en houd hier rekening mee in je aanbod van activiteiten. Dat betekent niet dat je kinderen alleen aanspreekt op de manier van leren en de talenten die het best bij hen passen. Bied in de activiteiten variatie aan. Op die manier leert een kind ook verschillende leerstijlen en talenten verder te ontwikkelen.

67


Ed

u' Ac

tie

fb

.v

.

Theoriebron Ontwikkeling stimuleren

De meervoudige intelligenties van Gardner.

er

ij

Gardner onderscheidt acht verschillende vormen van intelligentie

U

itg

ev

1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.

68

visueel ruimtelijk = beeldslim lichamelijk/kinetisch = lichaamslim muzikaal/ritmisch = muziekslim interpersoonlijk = mensenslim intrapersoonlijk = zelfslim verbaal/linguĂŻstisch = woordslim logisch/mathematisch = rekenslim naturalistisch = natuurslim.


Theoriebron Interactie in de groep begeleiden

.

Theoriebron Interactie in de groep begeleiden

.v

Inleiding

tie

fb

De interacties tussen kinderen op de groep verlopen niet altijd op een goede manier. Kinderen zijn op sociaal-emotioneel gebied nog volop in ontwikkeling en zij moeten nog veel leren. Jouw taak als pedagogisch medewerker is om de interacties tussen kinderen te begeleiden. Zorg voor een positieve sfeer in de groep, waarbij ieder kind zich veilig voelt.

Contacten tussen kinderen op de groep

Ed

u' Ac

Als pedagogisch medewerker leer jij kinderen om op een positieve manier te communiceren. Jij leert ze sociale vaardigheden aan en begeleidt ze in het nakomen van de groepsregels. De manier waarop kinderen met elkaar omgaan, hangt af van de sfeer in de groep, de sociaal-emotionele ontwikkeling van een kind en de vaardigheden die het kind heeft om te kunnen communiceren. Als pedagogisch medewerker kun je het contact tussen kinderen positief beïnvloeden. Zet jonge kinderen bij elkaar, zodat zij elkaar leren kennen. Betrek verschillende kinderen bij een activiteit om contacten tussen de kinderen onderling te stimuleren. Noem de namen van kinderen in de groep, zodat iedereen zich gehoord voelt en kinderen elkaars naam leren kennen. Praat samen met de kinderen over gebeurtenissen, emoties en gevoelens die je in de groep ziet. Dat geeft kinderen inzicht in de gevoelens en denkwijzen van een ander.

ij

Een positieve sfeer in de groep

U

itg

ev

er

Een positieve sfeer zorgt ervoor dat kinderen in de groep meer positief gedrag laten zien. Een autoritaire pedagogisch medewerker, die heel streng is en weinig oog heeft voor de eigenheid van kinderen, kan een negatieve sfeer scheppen. Kinderen voelen zich niet gezien en gehoord en kunnen dit met ruziemaken en pesten afreageren op groepsgenoten. Een pedagogisch medewerker die positief naar de kinderen communiceert, stimuleert hen om positief gedrag te laten zien. De uitspraak ‘Alles wat aandacht krijgt groeit’ geldt ook voor een positieve sfeer in de groep. Heb je aandacht voor het negatieve, dan zal de negatieve sfeer in een groep groeien. Heb je juist aandacht voor het positieve, dan zal dat de positieve sfeer in een groep bevorderen. Laat kinderen ervaren dat zij tot een groep behoren. Spreek over ‘wij’ als je het over de groep hebt en doe activiteiten samen met de groep. Zo leren kinderen met elkaar ‘samenwerken’ en elkaar beter kennen.

69


Theoriebron Interactie in de groep begeleiden

Positief gedrag bij kinderen stimuleren door een positieve sfeer in de groep te creëren

tie

fb

.v

.

Als pedagogisch medewerker kun jij met je houding en pedagogisch handelen bijdragen aan een positieve sfeer in de groep. Op de volgende manieren stimuleer je positief gedrag bij de kinderen: • Benader de kinderen positief. Geef complimenten en beloningen en negeer zo mogelijk negatief gedrag. • Vertel de kinderen wat je wél wilt zien in plaats van wat je níet wilt zien. • Verdeel je aandacht over alle kinderen. Heb oog voor ieder kind. • Geef het goede voorbeeld. Als jij wilt dat kinderen een conflict oplossen door rustig te praten, roep dan ook zelf niet hard door de groep. • Stel samen met de kinderen (als zij oud genoeg zijn) groepsregels op. Zo stimuleer je een positieve omgang met elkaar.

u' Ac

Vriendschappen op de groep

Ed

Kinderen willen graag ergens bij horen en daarom is vriendschap een belangrijk thema in hun leven. Het ontstaan van vriendschappen hangt samen met de sociaal-emotionele ontwikkeling van een kind. Vanaf de peuterleeftijd krijgt een kind voorkeur voor bepaalde speelkameraadjes. Op deze leeftijd spelen kinderen meer naast elkaar dan met elkaar. Rond het vijfde jaar ontwikkelen kinderen vriendschappen. Ze zijn nog wel egocentrisch ingesteld en een conflict kan er al voor zorgen dat de vriendschap overgaat. Vanaf zes jaar gaat een kind vriendschappen sluiten op basis van overeenkomsten. Het zoekt een gelijkgestemde in bijvoorbeeld gedrag of hobby. Als een kind ouder wordt, zie je steeds meer interesse in de ander ontstaan. Een vriendschap wordt steeds dieper en hechter, omdat een kind empathie ontwikkelt. In deze leeftijd zoeken meisjes vooral steun bij elkaar, terwijl het in vriendschappen onder jongens meer om competitie gaat. Robert Selman heeft de verschillende vormen van vriendschap uitgewerkt in vijf verschillende niveaus. Gedrag binnen de vriendschap

3 – 6 jaar Niveau 0: vluchtige contacten

U

itg

ev

er

ij

Leeftijd en niveau

70

5 – 9 jaar Niveau 1: eenzijdige assistentie

• •

• •

Kinderen zijn nog egocentrisch. Ze worden bijvoorbeeld boos als hun vriendje iets anders wil of denkt. Kinderen sluiten vriendschap met kinderen die in de buurt zijn. Vriendschappen zijn vaak vluchtig, maar de kinderen kunnen wel een vast vriendje krijgen. Kinderen kijken naar wat de vriendschap hunzelf oplevert. Denk aan een vriendje om mee te delen of te spelen. Kinderen hebben nog weinig oog voor wat zij zelf kunnen investeren in een vriendschap.


Theoriebron Interactie in de groep begeleiden

Leeftijd en niveau

Gedrag binnen de vriendschap

7 – 12 jaar Niveau 2: wederkerige vriendschap

8 – 15 jaar Niveau 3: intieme vriendschap

12 jaar en ouder Niveau 4: volwassen vriendschap

• • •

Ze zijn vrienden in goede en slechte tijden. De verschillen tussen vrienden worden geaccepteerd. Belangrijke termen die deze vorm van vriendschap omschrijven: vertrouwen, inlevingsvermogen en nabijheid. De vriendschap is voor langere tijd.

u' Ac

fb

Elkaar helpen, vertrouwen en samen problemen oplossen staan centraal in de vriendschap. Kinderen wegen niet meer af welk aandeel de ander levert. Er is geen sprake van een ‘voor wat hoort wat’-mentaliteit. Kinderen zijn er voor hun vriend.

tie

.v

.

Als kinderen iets goed doen voor een vriendje, verwachten zij dat ook terug van de ander. De vriendschap verloopt volgens bepaalde regels. Je ziet clubjes ontstaan waar bepaalde kinderen wel en andere weer niet bij mogen horen.

Negatief gedrag begeleiden

U

itg

ev

er

ij

Ed

Wanneer je negatief gedrag beloont met aandacht, krijgt een kind alsnog aandacht. Het negeren van negatief gedrag en het belonen van positief gedrag kan een manier zijn om negatief gedrag om te buigen. Een non-verbale reactie van een pedagogisch medewerker kan al voldoende zijn om het negatieve gedrag te stoppen. Je kunt met je mimiek, een zachte aanraking of door naar een kind toe te lopen een duidelijk signaal afgeven. Het voordeel is dat je de rest van de groep niet hoeft te storen. Bovendien zal een kind zich minder aangevallen voelen dan wanneer het direct wordt aangesproken. Als je een kind gaat aanspreken op negatief gedrag, is het belangrijk dat je communiceert via de ik-boodschap van Thomas Gordon. Dan houd je de boodschap bij jezelf en is de neiging van het kind om in de aanval te gaan een stuk minder. In de afbeelding kun je zien hoe de ik-boodschap van Gordon is opgebouwd.

71


u' Ac

tie

fb

.v

.

Theoriebron Interactie in de groep begeleiden

De opbouw van de ik-boodschap.

Ed

Omgaan met conflicten binnen de groep

U

itg

ev

er

ij

Kinderen moeten nog leren hoe zij conflicten met een ander op een vreedzame manier kunnen oplossen. Conflicten horen erbij in een groep. Kinderen hebben verschillende ideeĂŤn en hun eigen emoties en gevoelens, dat kan botsen. Jelly Bijlsma beschrijft in de STORM-methode hoe je een conflict met kinderen kunt oplossen: Stap 1: Stel vragen aan de kinderen. Zoek uit waarover het conflict gaat. Stap 2: Toon respect. Laat de kinderen elkaar vertellen wat zij zien, voelen en denken. Laat ze naar elkaar luisteren. Stap 3: Oplossingen bedenken. Laat de kinderen verschillende oplossingen bedenken. Stap 4: Rustig een oplossing kiezen. De kinderen kiezen een oplossing waar zij zich allebei fijn bij voelen (de win-winmethode). Stap 5: Maak een plan en voer uit. De kinderen bedenken hoe ze de oplossing gaan uitvoeren en bedanken elkaar voor de wijze waarop zij het conflict hebben opgelost met elkaar. Jongere kinderen hebben in dit proces veel begeleiding nodig. Oudere kinderen kun je aanmoedigen om er op deze manier samen uit te komen. Reflecteer daarna met de kinderen hoe dat is gegaan.

Omgaan met pesten Als pedagogisch medewerker moet je het pesten van kinderen nooit tolereren in een groep. Nare ervaringen uit de kindertijd kunnen tot gevolg hebben dat iemand levenslang schade ondervindt. Er zijn verschillende programma’s ontwikkeld die pesten tegengaan. Bob van der Meer pleit voor de vijfsporenaanpak. Bij pestgedrag zijn er verschillende partijen: het gepeste kind, het kind dat pest, de zwijgende middengroep, de ouders en de

72


Theoriebron Interactie in de groep begeleiden

.

organisatie/pedagogisch medewerkers. Tot de zwijgende middengroep behoort de rest van de kinderen in een groep. Deze kinderen lopen met het kind dat pest mee, kijken bij het pesten zwijgend toe en een enkeling komt voor het gepeste kind op. In de vijfsporenaanpak is het de bedoeling dat er op vijf sporen naast elkaar actie ondernomen wordt. Elk van deze partijen heeft haar eigen aandeel in de aanpak van pesten. Zie de tabel ‘De vijfsporenaanpak van Bob van der Meer’. De vijfsporenaanpak

1. Het gepeste kind

Het gepeste kind ondersteunen en hulp bieden • Naar het kind luisteren en de problemen serieus nemen • Samen op zoek gaan naar oplossingen • Professionele hulp bieden wanneer nodig

2. Het kind dat pest

Het kind dat pest ondersteunen en hulp bieden • De oorzaak van het pesten achterhalen • Luisteren naar het kind en hulp bieden • Duidelijke grenzen stellen en duidelijke consequenties aangeven, geen pestgedrag accepteren

3. De zwijgende middengroep

De zwijgende middengroep betrekken en mobiliseren om samen het pesten aan te pakken • Het pesten doorbreken door de groep, de rollen die ieder kind in de groep heeft, te bespreken • Stel eventueel samen groepsregels op of bespreek deze

4. De ouders

De ouders van het gepeste kind en het kind dat pest ondersteunen en informeren • Gesprekken voeren met de ouders van de kinderen • Ouders informeren over het pesten en luisteren naar hun verhaal

Ed

u' Ac

tie

fb

.v

De vijf sporen

Verantwoordelijkheid nemen door de organisatie en de pedagogisch medewerkers • Beleid/protocol rondom pesten binnen een organisatie • Bij pedagogisch medewerkers voldoende kennis hoe zij moeten handelen

U

itg

ev

er

ij

5. De organisatie en de pedagogisch medewerkers

73


ij

er

ev

itg

U

tie

u' Ac

Ed fb

.

.v


ij

er

ev

itg

U

tie

u' Ac

Ed fb

.

.v


ij

er

ev

itg

U

tie

u' Ac

Ed fb

.

.v


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.