40627 - C - Kindvolgsysteem, begeleidingsplannen

Page 1

fb .v

Cursus

U

itg

ev

er

ij

Ed

u'

A

ct

ie

Kindvolgsysteem, begeleidingsplannen


Colofon

fb .v

Uitgeverij: Edu’Actief b.v. 0522-235235 info@edu-actief.nl www.edu-actief.nl Auteur: Margriet van der Wielen Inhoudelijke redactie: Jo-Anne Schaaf

ie

Titel: Kindvolgsysteem, begeleidingsplannen ISBN:978 90 3724 062 7 Edu’Actief b.v. 2018

ct

©

u'

A

Behoudens de in of krachtens de Auteurswet gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

Ed

Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h Auteurswet dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in compilatiewerken op grond van artikel 16 Auteurswet kan men zich wenden tot de Stichting PRO (www.stichting-pro.nl).

ij

De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.

U

itg

ev

er

Door het gebruik van deze uitgave verklaart u kennis te hebben genomen van en akkoord te gaan met de specifieke productvoorwaarden en algemene voorwaarden van Edu’Actief, te vinden op www.edu-actief.nl.


Inhoudsopgave OriĂŤntatie

4

7

Kindvolgsysteem

8

Observeren en samenwerken Oudercontacten

11

16

26

Theoriebron Kindvolgsysteem

28 32

A

Theoriebron Oudercontacten

ct

Reflectie

20

ie

Activiteiten bedenken die aansluiten bij een begeleidingsplan

fb .v

Over deze cursus

Theoriebron Observeren en samenwerken

35

u'

Theoriebron Registreren en informatie uitwisselen

37

Theoriebron Van kindvolgsysteem tot begeleidingsplan 43

U

itg

ev

er

ij

Ed

Theoriebron Het kiezen van een kindvolgsysteem

40

3


Over deze cursus

Over deze cursus

fb .v

Inleiding

Ed

u'

A

ct

ie

In deze cursus wordt ingegaan op de functie van het kindvolgsysteem in de kinderopvang. Op het belang van de samenwerking tussen ouders/verzorgers en pedagogisch medewerkers. Op de vormen van oudercontacten die je kunt inzetten om informatie te verzamelen over kinderen en op de zin van het doelgericht observeren en registreren van de ontwikkeling van kinderen. Er wordt aandacht besteed aan het kiezen van geschikte activiteiten om de ontwikkeling te stimuleren en deze in een begeleidingsplan voor te leggen aan de ouder/verzorger. Je leert dat een kindvolgsysteem bijdraagt aan de kwaliteit van de kinderopvang. Door middel van het gericht volgen en registreren kunnen medewerkers van de kinderopvang kinderen optimaal begeleiden tijdens hun ontwikkeling.

ij

Spel draagt bij tot de ontwikkeling van kinderen. Door te observeren tijdens het spel van een kind kun je veel informatie over de ontwikkeling verzamelen.

er

Leerdoelen

itg

ev

• • •

U

Beoordelingsformulier <

4

Je kunt verschillende kindvolgsystemen gebruiken. Je kunt op basis van het kindvolgsysteem een begeleidingsplan opstellen. Je kunt de gegevens van het kindvolgsysteem en het begeleidingsplan bespreken met ouders. Je kunt op basis van het begeleidingsplan activiteiten bedenken die aansluiten bij de beschreven doelstellingen.

Beoordeling Aan het eind van de cursus wordt je parate kennis beoordeeld met een toets. Je praktische beheersing van de leerdoelen wordt getoetst aan de hand van eenberoepsproduct. Dit wordt op verschillende punten beoordeeld: op inhoud (producteisen) en op uitvoering (processtappen). Andere belangrijke punten bij de beoordeling zijn: actieve deelname aan de lessen en een nette uitwerking van de opdrachten in correct Nederlands. Je vindt ze bij elkaar in het beoordelingsformulier.


Over deze cursus

Planning Een beroepsproduct maken kost tijd. Daarom moet je dit goed plannen. Lees eerst de opdracht van het beroepsproduct goed door en vul daarna het planningsformulier in. Neem ook de andere opdrachten van deze cursus op in je totale planning. Zo voorkom je dat je in tijdnood komt.

fb .v

Planningsformulier <

Beroepsproduct: Aanbevelingsbrief voor een kindvolgsysteem

A

ct

Schrijf een verslag met de volgende hoofdstukindeling: • inleiding • literatuuronderzoek • praktijkonderzoek • conclusie • aanbeveling

ie

Je gaat een literatuur- en praktijkonderzoek doen. Aan de hand daarvan schrijf je een verslag en een aanbevelingsbrief.

Ed

u'

Inleiding De inleiding aan het begin van het verslag bevat de volgende onderdelen: • de aanleiding voor het schrijven van het verslag • waar het verslag over gaat • het doel van het verslag • de opbouw van het verslag. Een goede inleiding wekt interesse op.

U

itg

ev

er

ij

Literatuuronderzoek Ga op zoek naar verschillende bronnen die informatie kunnen geven over kindvolgsystemen. Denk daarbij aan internet, televisie, boeken, archieven en kinderdagverblijven. Verzamel informatie over: • Welke kindvolgsystemen zijn er allemaal? • Wat zijn de verschillende doelstellingen? • Zijn de kindvolgsystemen onder te verdelen in verschillende categorieën? • Welke ontwikkelingsgebieden bestrijken de verschillende kindvolgsystemen? • Hoe werken ze? • Hoe worden er conclusies getrokken, aanbevelingen gedaan? • Wat zegt het kindvolgsysteem over mogelijke vervolgacties op basis van de uitslag van het systeem? Verwerk de verzamelde gegevens in een verslag, waarbij je van ieder kindvolgsysteem de antwoorden op bovenstaande vragen weergeeft. Dit is je literatuuronderzoek. Praktijkonderzoek In het hoofdstuk over praktijkonderzoek geef je systematisch de gegevens weer van een bezoek aan of een gesprek met een pedagogisch medewerker of manager van een kinderopvangorganisatie. Laat in je verslag duidelijk naar voren komen waarom de kinderopvangorganisatie heeft gekozen voor het door hen gebruikte kindvolgsysteem. Beschrijf ook hoe en waarvoor ze het kindvolgsysteem gebruiken en welke voor- en nadelen zij ervaren in het werken met het kindvolgsysteem.

5


Over deze cursus

Conclusie Voor je conclusie combineer je literatuuronderzoek en praktijkonderzoek. En beantwoord je de vraag: Welk kindvolgsysteem lijkt je het beste voor de reguliere kinderopvang? Lees je verslag door en controleer of alles klopt.

fb .v

Aanbeveling Schrijf nu je aanbeveling. Je kiest een kindvolgsysteem dat naar jouw mening het beste gebruikt kan worden in de reguliere kinderopvang en onderbouwt dit met argumenten. Je aanbeveling schrijf je in de vorm van een officiële brief. Lever je verslag met aanbeveling in bij je docent.

Stappen

ie

A

Maak een planning. Doe literatuuronderzoek en bepaal waar en hoe je geschikte informatie kunt zoeken. Maak een afspraak met een medewerker van een kinderopvang. Schrijf op welke informatie je daar wilt halen en welke vragen je daarvoor moet stellen. Bundel je informatie en kies een volgsysteem dat je geschikt vindt. Zorg voor voldoende argumenten en voorbeelden. Schrijf je officiële aanbevelingsbrief.

ct

• • •

u'

Laat elke processtap goedkeuren door je docent, voordat je begint aan de volgende processtap.

Eisen aan het beroepsproduct

U

itg

ev

er

Ed

Je verslag bevat een inleiding. Je verslag geeft een duidelijk beeld van het onderzoek dat je gedaan hebt en geeft een overzicht van alle bronnen die je hebt gebruikt. Je verslag geeft een duidelijk beeld van je praktijkonderzoek. Je geeft aan welke organisatie je hebt bezocht en welke informatie je daar hebt verkregen. Je verslag bevat een duidelijke conclusie. Je beschrijft de verschillende voor- en nadelen van diverse kindvolgsystemen die je hebt vergeleken en afgewogen. Je verslag bevat een officiële aanbevelingsbrief geschreven voor je docent waarin je een kindvolgsysteem aanbeveelt dat geschikt is voor ieder willekeurig regulier kinderdagverblijf.

ij

• •

6


Oriëntatie

Oriëntatie Wie of wat ben ik?

fb .v

Opdracht 1

Bij binnenkomst in het lokaal krijgt iedereen van de docent een sticker op de rug geplakt met sleutelbegrippen die centraal staan in de theorie van de cursus Kindvolgsysteem. Probeer erachter te komen wat er op je rug staat. Iedereen loopt rond in de ruimte en stelt diverse groepsgenoten een ja–neevraag. Je mag maar één vraag per groepsgenoot stellen. Wanneer je het juiste begrip hebt achterhaald, mag je gaan zitten.

Kijk met de klas de filmpjes Hoe goed zijn jouw ogen? en Optische illusies. Bespreek met elkaar de opgedane ervaringen.

ie

Hoe goed zijn jouw ogen? <

Niemand kijkt op dezelfde manier

ct

Opdracht 2

Opdracht 3

A

Optische illusies <

Discussie

u'

Discussieer met de klas over de volgende stellingen:

Ed

Stelling 1: Kinderen moet je tot hun vierde levensjaar gewoon lekker laten spelen en zich in hun eigen tempo laten ontwikkelen.

U

itg

ev

er

ij

Stelling 2: Het vroegtijdig signaleren van ontwikkelingsachterstanden vindt alleen in westerse samenlevingen plaats omdat daar de mening heerst dat kinderen al op vroege leeftijd moeten presteren. Een kind dat zich langzamer ontwikkelt dan een ander kind wordt veel te snel bestempeld als afwijkend.

7


Kindvolgsysteem

Kindvolgsysteem

fb .v

Inleiding

er

ij

Ed

u'

A

ct

ie

Kinderen gericht en systematisch volgen doe je niet zomaar. Het gebruik van een goed kindvolgsysteem kan je hierbij helpen. Door het volgen van kinderen kun je in een vroeg stadium opvallende ontwikkelingen signaleren en kun je gepaste acties uitzetten.

U

itg

ev

Door doelgericht te kijken naar een kind kun je veel informatie verzamelen.

8

Leerdoelen • •

Je kunt de doelstellingen van het kindvolgsysteem benoemen met betrekking tot het kind, ouders/beroepsopvoeders, groep/gezin en organisatie. Je weet welke bronnen, meetinstrumenten, hulpmiddelen en methoden/programma’s je kunt raadplegen om te kunnen observeren, volgen, registreren en documenteren en je kunt deze toepassen in de praktijk. Je kunt de aandachtspunten benoemen die van toepassing zijn bij het kiezen van een volgsysteem.


Kindvolgsysteem

Theoriebron Kindvolgsysteem <

Kindvolgsysteem a. Waar denk jij aan als je het woord kindvolgsysteem hoort? Schrijf een aantal steekwoorden op.

fb .v

Opdracht 4

Theoriebron Het kiezen van een kindvolgsysteem <

ct

ie

b. Bekijk met elkaar de steekwoorden en probeer tot een definitie te komen. Wat is volgens de groep een goede omschrijving voor het begrip kindvolgsysteem?

Lees Theoriebron Kindvolgsysteem. Beschrijf de betekenis van de drie doelen van een kindvolgsysteem. a. Doel 1: Het ondersteunen van het pedagogisch handelen Betekenis:

ev

er

Theoriebron Kindvolgsysteem <

Doelen kindvolgsysteem

ij

Opdracht 5

Ed

u'

A

c. Lees in Theoriebron Kindvolgsysteem wanneer gesproken wordt van een kindvolgsysteem. Vergelijk deze omschrijving met de omschrijving van de groep. Beschrijf de overeenkomsten en verschillen tussen de omschrijving van de groep en de theorie.

U

itg

b. Doel 2: Vaststellen van speciale behoeften van kinderen Betekenis:

c. Doel 3: Het beĂŻnvloeden van het pedagogisch beleidsplan Betekenis:

9


Kindvolgsysteem

Theoriebron Kindvolgsysteem < Artikel Afspraken resultaten vooren vroegschoolse educatie <

Map met (kranten)artikelen Lees de artikelen Afspraken resultaten voor- en vroegschoolse educatie, Sporen en Kinderen met drie jaar naar school. In kranten en vakbladen verschijnen regelmatig artikelen over kindvolgsystemen (bijvoorbeeld Kijk!) en ontwikkelingsstimuleringsprogramma’s (bijvoorbeeld Piramide). Stel een map samen met krantenartikelen over de onderwerpen kindvolgsysteem, ontwikkelingsstimuleringsprogramma’s en het observeren en volgen van kinderen.

fb .v

Opdracht 6

Voeg minimaal vijftien artikelen toe en voorzie ieder artikel van je eigen mening op een A4. De map inclusief je eigen mening over de (kranten)artikelen lever je in bij de docent.

ie

Artikel Sporen <

A

Lees de informatie met betrekking tot de bovenstaande volgsystemen/methoden. Zoek daarnaast nog in minimaal twee andere bronnen (waarvan één animatie/videofragment) extra informatie over het instrument. Maak in tweetallen een voorlichtingsbrochure, waarin je uitlegt wat de vier volgsystemen/methoden inhouden. Beschrijf in de brochure het doel, de doelgroep, de materialen, de manier waarop en waar het volgsysteem of de methode wordt gebruikt en andere informatie die je bent tegengekomen en die van toegevoegde waarde is. Let op dat dit geen knip- en plakwerk wordt, maar een samenvatting in eigen woorden.

er

ij

Website Instrumenten vroegsignalering <

Bekijk de Website Instrumenten vroegsignalering. Filter op Kinderopvang en peuterspeelzaalwerk, Vroegsignalering en 0-3 jaar. Je krijgt nu vier resultaten in beeld: • Doen, Praten & Bewegen • Kindvolgsysteem 4Kids • Pravoo Peutervolg- en hulpsysteem • Spelend Streefsysteem: het kindvolgsysteem.

u'

Theoriebron Kindvolgsysteem <

Brochure Instrumenten vroegsignalering

Ed

Opdracht 7

ct

Artikel Kinderen met drie jaar naar school <

ev

De brochure maak je in de vorm van een boekje op A5-formaat met minimaal twaalf bladzijdes. Gebruik lettertype Verdana 10. De brochure lever je in bij je docent.

Opdracht 8

U

itg

Theoriebron Het kiezen van een kindvolgsysteem < Filmpje Kijk! < Filmpje Looqin <

10

Kiezen volgsysteem Lees Theoriebron Het kiezen van een kindvolgsysteem. Bekijk de filmpjes Kijk! en Looqin. Bepaal met behulp van de aandachtspunten bij het kiezen van een kindvolgsysteem welke van de twee volgsystemen het meest geschikt is voor de organisatie waar jij stage loopt. Indien je geen stage loopt maak je een keuze op basis van eigen voorkeur. Beargumenteer je keuze door de voor- en de nadelen van het kindvolgsysteem te beschrijven en goede argumenten te geven waarom jouw keuze de voorkeur heeft en/of goed past binnen de organisatie die je voor ogen hebt. Lever je verslag in bij de docent.


Observeren en samenwerken Inleiding

fb .v

Observeren en samenwerken

Ed

u'

A

ct

ie

Je deelt in de kinderopvang de zorg voor de kinderen met je collega’s en met de ouders/verzorgers van de kinderen. Om deze gedeelde verantwoordelijkheid voor de opvoeding van de kinderen goed te laten verlopen wissel je regelmatig informatie met elkaar uit. Je deelt informatie uit gerichte observaties en werkt op die manier zo goed mogelijk samen met ouders/verzorgers, collega’s en leidinggevende.

Door middel van een overdrachtsschrift kunnen pedagogisch medewerkers en ouders gegevens over het kind uitwisselen.

Je verzamelt doelgericht informatie uit verschillende bronnen. Je trekt relevante conclusies uit de beschikbare informatie. Je weegt verschillende alternatieven af op hun consequenties. Je kunt naar aanleiding van de verzamelde gegevens en conclusies een begeleidingsplan opstellen.

ev

er

• • • •

ij

Leerdoelen

Opdracht 9

U

itg

Theoriebron Observeren en samenwerken < Filmpje Samen spelen <

Observeren Bekijk het Filmpje Samen spelen. Observeer de twee spelende kinderen. Observeer het speelgedrag van het oudste kind. Schrijf na je observatie een kort verslag van wat je is opgevallen. Bespreek je observatie en bevindingen met een medestudent. Beantwoord de vragen. a. Hoeveel ervaring heb je met observeren?

11


Observeren en samenwerken

b. Wat leer je van observaties?

fb .v

c. Hoe vind je dat er omgegaan moet worden met de gegevens die uit de observatie naar voren komen?

A

Theoriebron Oudercontacten <

Kennisquiz

Lees Theoriebron Oudercontacten, Theoriebron Observeren en samenwerken en Theoriebron Registreren en informatie uitwisselen. Bedenk vijftien vragen over de theorie, die je in een kahootquiz verwerkt.

u'

Opdracht 10

ct

ie

d. Zou je je bevindingen van de door jou uitgevoerde observatie met ouders durven bespreken? Hoe pak je dit dan aan?

Speel de quiz met je groep. Bepaal met je groep wie de beste kahootquiz heeft gemaakt.

Ed

Theoriebron Observeren en samenwerken <

er

ij

Theoriebron Registreren en informatie uitwisselen <

ev

Website Kahoot <

Opdracht 11

U

itg

Artikel Protocol Signalering ontwikkelingsproblemen <

Protocol Voor verschillende situaties die voorkomen in de praktijk zijn protocollen, beleidsplannen en uitvoeringsplannen ontwikkeld. Ook voor het signaleren van ontwikkelingsproblemen. Lees het Artikel Protocol Signalering ontwikkelingsproblemen. a. Wat vind je van dit protocol? Licht je antwoord toe.

Filmpje Minecraft < b. Zou je iets aan het protocol veranderen? Licht je antwoord toe.

12


Observeren en samenwerken

fb .v

c. Kijk nu het Filmpje Minecraft. Op het filmpje zie je hoe Peter zich thuis gedraagt als het op de computer niet gaat zoals hij wil. Peter gaat ook twee dagen in de week naar de bso en wil altijd als eerste op de computer. Als een ander kind op de computer wil, gebeurt het regelmatig dat hij agressief wordt en soortgelijk gedrag als thuis vertoont naar de pedagogisch medewerker.

Theoriebron Observeren en samenwerken <

u'

ev

Website CED-Groep <

a. Verzamel in viertallen zo veel mogelijk verschillende (observatie)formulieren waarmee je doelgericht informatie kunt krijgen uit verschillende bronnen. Dit kunnen intakeformulieren of vragenlijsten zijn, maar ook checklists en observatieformulieren (zelfgemaakt of gekoppeld aan een methode). Een voorbeeld van zo’n informatieformulier is de Observatielijst WiS. Maak een bundel van alle verzamelde formulieren en kopieer deze één keer voor elk viertal. b. Neem alle verzamelde formulieren erbij en neem deze met elkaar door. Praat met elkaar over de formulieren en beantwoord de vragen: • In welke situatie zou je welk formulier gebruiken? Bedenk voorbeelden. • Welke informatie denk je uit de gegevens te kunnen halen? • Hoe trek je aan de hand van deze formulieren conclusies voor de begeleiding? • Hoe hanteerbaar zijn de formulieren? Als ze niet hanteerbaar zijn, wat zouden jullie dan aanpassen? • Werken deze formulieren in de praktijk?

er

Theoriebron Registreren en informatie uitwisselen <

Bekijk het Filmpje Welbevinden.

Ed

Theoriebron Oudercontacten <

Informatie verzamelen

ij

Opdracht 12

A

ct

ie

Vul het protocol signaleren ontwikkelingsproblemen in naar aanleiding van de beschreven situatie. d. Zoek nu zelf op internet naar een protocol dat te maken heeft met de privacy van ouders en kind in de kinderopvang. Denk aan een protocol met betrekking tot de verzamelde gegevens over ouder en kind. Bespreek de gevonden protocollen in de groep en kijk naar de overeenkomsten en verschillen tussen de protocollen. Wat zijn de belangrijkste punten met betrekking tot de privacy van ouders en kind?

U

itg

Artikel Observatielijst WiS <

Bedenk samen met je medestudenten voor- en nadelen van de (observatie)formulieren. c. Kies de woordvoerder van je viertal. De woordvoerder doet namens jullie groep in de klas verslag van jullie bevindingen. De bevindingen van iedere groep worden met elkaar vergeleken en eventueel wordt erover gediscussieerd. Kom met de klas tot een conclusie ten aanzien van het werken met (observatie)formulieren. Dit mag een algemene conclusie zijn, maar er kan ook een conclusie per formulier worden getrokken.

Filmpje Welbevinden <

13


Observeren en samenwerken

Theoriebron Van kindvolgsysteem tot begeleidingsplan <

a. Om intrapersoonlijke ontwikkeling te observeren kun je een signaleringslijst gebruiken. Je krijgt van je docent een signaleringslijst. Vul die gedurende de les in voor een medestudent. b. Leg in een groepje van vier de signaleringslijsten naast elkaar en analyseer deze. Zie je overeenkomsten en verschillen tussen de medestudenten die geobserveerd zijn? Wat valt jullie op? Noteer je bevindingen en trek een conclusie uit de verzamelde informatie. Wat valt er te zeggen over de verzamelde informatie? Bespreek dit met de medestudent die je hebt geobserveerd. Maak een verslag van het gesprek met de medestudent naar aanleiding van de conclusie die je hebt getrokken.

Reflectie

ie

Opdracht 14

Analyseren van informatie en concluderen

fb .v

Opdracht 13

ct

a. Is het gelukt om de signaleringslijst van je medestudent in te vullen? Licht je antwoord toe.

u'

A

b. Vond je het makkelijk om de lijsten met je medestudenten te analyseren? Licht je antwoord toe.

Ed

c. Wat heb je geleerd van de opdracht?

a. Bekijk het Filmpje Rettsyndroom. Stel je voor dat je Elise vanaf baby af aan op de kinderopvang in de groep hebt gehad. Zoals in het filmpje zichtbaar is verliep de ontwikkeling tot 18 maanden zoals gebruikelijk. Daarna kwamen er signalen die opvallend waren en zorgelijk. Pas op driejarige leeftijd is Elise op advies van een pedagoog getest op het rettsyndroom. Wat zou je als pedagogisch medewerker kunnen doen op het moment dat de signalen erop duiden dat er iets aan de hand is met de ontwikkeling van een kindje?

U

itg

ev

er

Filmpje Rettsyndroom <

Samenwerken

ij

Opdracht 15

14

b. Maak een begeleidingsplan voor Elise en laat door middel van een rollenspel met twee medestudenten zien hoe je dit plan aan de moeder van Elise voorlegt om toestemming te krijgen. c. Als blijkt dat de ontwikkeling niet vooruitgaat, kun je expertise van buitenaf inschakelen. Zoek uit met wie een kinderdagverblijf allemaal kan samenwerken en maak een sociale kaart van je eigen regio.


Observeren en samenwerken

Opdracht 16

Niet kunnen voorzien in de specifieke behoefte

a. Zoek op internet op wat een medisch kinderdagverblijf is.

fb .v

Als blijkt dat de ontwikkelingsbehoefte van een kind dusdanig specifiek is dat de reguliere kinderopvang hier niet in kan voorzien, kan het kind op een medisch kinderdagverblijf geplaatst worden.

A

ct

ie

b. Doe in viertallen een onderzoek op internet naar de volgende begrippen: • Freierstein-methode • Kleine stapjes • Portage-programma Nederland • Stop-4-7 • Vrienden • Minder boos en opstandig

U

itg

ev

er

ij

Ed

u'

Maak een filmopname van ongeveer tien minuten en leg in eigen woorden uit wat deze begrippen inhouden. Wissel jullie filmpje uit met een ander viertal en bespreek de filmpjes met elkaar na.

15


Oudercontacten

Oudercontacten

fb .v

Inleiding

U

itg

ev

er

ij

Ed

u'

A

ct

ie

Oudercontacten verbeteren de kwaliteit van de opvang. Om de verantwoordelijkheid voor hun kind met een gerust hart over te kunnen dragen aan het kinderdagverblijf, moeten ouders en verzorgers vertrouwen hebben in de wijze waarop met hun kind wordt omgegaan. Dienstbaarheid van medewerkers van de kinderopvang aan ouders/verzorgers en kinderen staat voorop. Een goede samenwerking tussen ouders en het kinderdagverblijf heeft prioriteit en is de basis voor een optimale opvang. Door de opdrachten leer je welke rollen en verantwoordelijkheden ouders en pedagogisch medewerkers hebben ten opzichte van elkaar en welke vormen van oudercontact er allemaal mogelijk zijn. Ook leer je dat het gebruik van multimedia in deze tijd een belangrijk hulpmiddel is voor het contact met ouders en oefen je met oudergesprekken.

16

Halen en brengen zijn mooie momenten om algemene informatie uit te wisselen. Voor specifieke onderwerpen maak je een afspraak.


Oudercontacten

Leerdoelen

Lees Theoriebron Oudercontacten. a. Discussieer met de groep over de volgende stellingen:

ie

Theoriebron Oudercontacten <

Stellingen (rollen en verantwoordelijkheden)

ct

Opdracht 17

Je kunt beschrijven welke vormen van contact met ouders er mogelijk zijn en je weet welke rollen en verantwoordelijkheden ouders en pedagogisch medewerkers ten opzichte van elkaar hebben bij het uitwisselen van informatie en advies. Je legt het begeleidingsplan indien mogelijk voor aan kind, ouders/vervangende opvoeders om instemming te krijgen. Daarbij overtuig je met een goed opgebouwde en steekhoudende argumentatie. Je past op effectieve wijze interactieve vaardigheden toe tijdens oudercontacten: sensitieve responsiviteit, praten en uitleggen met respect voor autonomie.

fb .v

A

Stelling 1: Kinderopvang is niet langer oppas: op crèches, naschoolse opvang en peuterspeelzalen worden kinderen ook opgevoed. Ouders zijn niet meer de enigen die opvoeden en opvoeden gebeurt niet alleen thuis.

u'

Stelling 2: Een pedagogisch medewerker weet beter hoe hij de ontwikkeling van een kind kan stimuleren dan een ouder omdat hij de juiste kennis heeft door zijn opleiding.

Kwartet Oudercontacten Lees Theoriebron Oudercontacten. Bekijk het Filmpje Ouderavond.

er

Opdracht 18

ij

Ed

Stelling 3: Op de kinderopvang heeft de pedagogisch medewerker de eindverantwoordelijkheid over het kind. Thuis heeft de ouder deze eindverantwoordelijkheid. b. Iedereen bedenkt nu zelf een stelling die te maken heeft met de rol en verantwoordelijkheid van ouders en pedagogisch medewerkers. Discussieer met de groep over alle stellingen.

a. Maak in tweetallen een kwartet met het onderwerp oudercontact. In het kwartet laat je in ieder geval de volgende onderwerpen terugkomen: • rollen en verantwoordelijkheden • verwachtingen • vormen van oudercontact • het gebruik van multimedia en communicatie • ouders actief betrekken • informatie over het gezin • aandachtspunten voor gesprekken met ouders.

ev

Theoriebron Oudercontacten <

U

itg

Filmpje Ouderavond < Werkmodel Kwartetspel maken <

Daarnaast ben je vrij om extra informatie met betrekking tot het onderwerp oudercontacten in het kwartet te verwerken. b. Speel in de groep de gemaakte spellen.

17


Oudercontacten

Opdracht 19

Multimedia Zoek op internet naar informatie over het begrip multimedia. Beantwoord de vragen.

fb .v

a. Wat wordt bedoeld met het begrip multimedia?

ie

b. Op welke manieren kun je multimedia inzetten in de kinderopvang?

ct

Het kijken naar foto’s lokt gesprekken uit, zeker als het gaat om foto’s waar het kind zichzelf iets ziet doen.

A

Voorbeeld

Ed

u'

Liesbeth maakt bewust foto’s van een knutselactiviteit en opnames van het gesprek dat aan de hand van de foto’s plaatsvond. Ze gebruikt de foto’s om ouders te informeren over wat de kinderen hebben gedaan. Daarbij laat ze meteen zien hoe je de foto’s gebruikt om met kinderen te praten over de dag. Tijdens een ophaalmoment vraagt een ouder informatie over het uitje naar de dierentuin. Liesbeth verwijst haar naar de website van de kinderopvang waar alles over het uitje te lezen is. Ook vertelt ze de ouder dat de website een nieuwe chatfunctie heeft waar kinderen speelafspraken kunnen maken buiten de kinderopvanguren.

ev

er

ij

c. Bedenk nu twee originele manieren waarop je gebruikmaakt van multimedia om informatie te verzamelen en uit te wisselen met ouders en kinderen. Werk je twee ideeën uit op papier en geef een toelichting op je uitwerking door antwoord te geven op de volgende vragen: • Wat is het doel? • Voor wie is het bedoeld? • Welke informatie wil je verzamelen? • Waarvoor wil je het gebruiken? • Waarin is jouw idee anders dan de al bestaande vormen van mediagebruik?

itg

Opdracht 20

U

Filmpje Gesprekken met ouders <

18

Bespreek de verschillende ideeën in de groep en kies samen het origineelste idee.

Gesprekken met ouder(s) Bekijk het Filmpje Gesprekken met ouders tot aan minuut 2:09 en zet de video dan stop. Beantwoord de vragen. a. Hoe vind je dat dit gesprek is verlopen?


Oudercontacten

b. Wat vind je goed en minder goed aan het gesprek?

Werkmodel Rollenspel PW <

A

a. Lees Werkmodel Rollenspel PW en Werkmodel Casus Rollenspel oudergesprek. Wat is jouw mening over de samenvatting van het boek Strijdlied van de tijgermoeder?

u'

Werkmodel Casus Rollenspel oudergesprek <

Rollenspel

b. De pedagogisch medewerker is van mening dat de sociale ontwikkeling achterblijft door de eisen die moeder aan Jung stelt. Ben jij het daarmee eens of oneens? Licht je antwoord toe.

Ed

Opdracht 21

ct

ie

fb .v

c. Vergelijk je antwoorden met die van een medestudent en kijk samen naar de feedback op het gesprek door het filmpje verder te kijken vanaf minuut 2:09. d. Beschrijf in eigen woorden je mening over de feedback die je gehoord hebt. Ben je het met deze meneer eens of oneens? Wat vond je goed en/of minder goed aan de feedback? Heb je zelf misschien nog feedback voor deze pedagogisch medewerker? Bespreek de antwoorden in de groep.

er

ij

c. Bespreek in drietallen de antwoorden op de vragen. Speel nu de casus in het werkmodel uit in een rollenspel. Verdeel de volgende rollen: • pedagogisch medewerker • moeder van Jung • observator/publiek

U

itg

ev

Bereid het rollenspel voor met behulp van Werkmodel Rollenspel PW. De pedagogisch medewerker heeft opnieuw een gesprek met de moeder van Jung. Hij wil nogmaals proberen om met de moeder te spreken over de zorgen die ze zich maakt over de sociale ontwikkeling van Jung. Moeder is in eerste instantie niet te overtuigen, maar staat later toch open voor de pedagogisch medewerker. Ze wil argumenten van de pedagogisch medewerker horen waarom haar manier van opvoeden invloed zou hebben op de sociale ontwikkeling. De observator observeert moeder en de pedagogisch medewerker en noteert het verloop van het gesprek. Jullie rouleren drie keer, iedereen speelt iedere rol één keer. d. Reflecteer op de rol als pedagogisch medewerker. Vond je het moeilijk om dit gesprek te voeren?

19


Activiteiten bedenken die aansluiten bij een begeleidingsplan

fb .v

Activiteiten bedenken die aansluiten bij een begeleidingsplan Inleiding

Ed

u'

A

ct

ie

Op het moment dat je een achterstand signaleert, of er blijkt uit je verzamelde gegevens dat een kind een specifieke behoefte heeft, ga je als pedagogisch medewerker op zoek naar geschikte activiteiten om het kind te stimuleren in zijn ontwikkeling of om in te kunnen spelen op de specifieke behoefte.

ij

Een pedagogisch medewerker kan veel betekenen in de ontwikkeling van een kind.

er

Leerdoelen •

itg

ev

U

Opdracht 22

20

• •

Je weet welke activiteiten geschikt zijn voor de doelgroep, je betrekt de doelgroep bij de input van activiteiten en helpt hen bij het verwoorden van hun wensen. Je weet welke activiteiten aansluiten bij de doelstellingen en specifieke begeleidingsvragen. Je kunt alternatieve activiteiten bedenken, ander spelmateriaal inzetten zodat kinderen in hun vrije spel uitgedaagd worden om andere dingen te doen. Je kunt originele en nieuwe elementen integreren in de bestaande dagelijkse vaste activiteiten.

Behoeften en wensen van kinderen peilen Van een pedagogisch medewerker mag je verwachten dat hij/zij weet welke activiteiten geschikt zijn voor een bepaalde leeftijdsfase. Het is echter wel belangrijk om kinderen regelmatig te betrekken bij het opstellen van het activiteitenprogramma. Juist kinderen die extra ondersteuning nodig hebben kun je extra stimuleren door aan te sluiten bij hun behoefte, interesses en wensen.


Activiteiten bedenken die aansluiten bij een begeleidingsplan

Maak een afspraak met een pedagogisch medewerker voor een interview. Het interview mag je afnemen tijdens een bezoek, telefonisch, via de mail of in een andere vorm.

fb .v

Stel minimaal tien vragen die informatie opleveren over de manier waarop je kinderen in verschillende leeftijdsfasen kunt betrekken bij de inventarisatie van hun wensen en behoefte met betrekking tot activiteiten. Vraag ook naar de manier waarop je dit aanpakt met baby’s en kinderen die nog niet praten. Werk het interview uit in een verslag. Bespreek je verslag met drie anderen en maak samen een lijst van de beste manieren om kinderen te betrekken bij de inventarisatie van hun wensen en behoefte met betrekking tot activiteiten.

ie

ct

a. Werk in tweetallen. Bedenk voor de zichtbare ontwikkelingsproblemen activiteiten die bijdragen aan het behalen van de onderstaande doelstellingen. De doelstellingen waar je de activiteiten bij bedenkt voor baby A (6 maanden) zijn: • Baby A kan naar een aangeboden speeltje reiken en dit vastpakken. • Baby A kan vanuit rugligging naar zijligging rollen om een speeltje te volgen. • Baby A kan met hoofd en lichaam het speeltje volgen als dit rondom zijn lichaam wordt bewogen. • Baby A kan met lichte ondersteuning vanuit rugligging rechtop gaan zitten. • Baby A kan vanuit zithouding met beide handen twee speeltjes vasthouden en één speeltje uit zijn handen laten vallen om een ander aangereikt speeltje te pakken. • Baby A kan zijn lichaam vanuit zitpositie naar voren buigen om een aangereikt speeltje te pakken. • Baby A kan vanuit horizontale positie zijn omhooggehouden hoofd recht houden en grijpen naar speeltjes die onder hem in zijn gezichtsveld liggen.

Ed

Filmpje Ontwikkeling baby 6 maanden <

Bekijk het Filmpje Ontwikkeling baby 6 maanden. In het filmpje zijn verschillende ontwikkelingen te zien die horen bij een bepaalde leeftijdsfase. Eerst zie je gedrag dat hoort bij de leeftijdsfase en daarna gedrag dat niet hoort bij de leeftijdsfase.

A

Theoriebron Van kindvolgsysteem tot begeleidingsplan <

Normale en abnormale ontwikkeling

u'

Opdracht 23

er

ij

b. Beargumenteer waarom je die activiteiten geschikt vindt om de ontwikkeling te stimuleren. Vergelijk je antwoorden met een ander tweetal uit de groep. c. Bespreek klassikaal alle ideeën voor activiteiten en kom tot een gezamenlijke top drie van activiteiten die je kunt aanbieden.

Opdracht 24

a. Werk in tweetallen. Formuleer doelstellingen voor de kinderen in de beschreven situaties op het gebied van spraak-taalontwikkeling, sociaal-emotionele ontwikkeling en motorische ontwikkeling. Bedenk per doelstelling een of meerdere activiteiten om het doel te behalen. Werk deze activiteiten uit in Werkmodel Het werkplan.

U

itg

ev

Theoriebron Van kindvolgsysteem tot begeleidingsplan <

Originaliteit en alternatieven

Filmpje Happie! < Werkmodel Het werkplan <

Situatie 1 Spraak-taalontwikkeling Annemiek (3 jaar en 9 maanden) Annemiek maakt niet veel uitspraakfouten meer, ze heeft geen moeite met de medeklinkers behalve bij dubbele medeklinkers (bijvoorbeeld wesp – weps, rups – rusp, rits – rist enzovoort). De moeder van Annemiek heeft gevraagd of de pedagogisch medewerker hier aandacht aan kan besteden. Janine (3 jaar)

21


Activiteiten bedenken die aansluiten bij een begeleidingsplan

fb .v

Janine spreekt nooit uit zichzelf. Ze stelt nooit een vraag en knikt of schudt haar hoofd als ze een antwoord geeft. Thuis spreekt ze wel en heeft ze geen problemen met de taal. Hoewel ze al vanaf 2 jaar oud naar het kinderdagverblijf komt, hebben de pedagogisch medewerkers haar zelden iets horen zeggen. Als moeder haar brengt en haalt begint ze zachtjes te fluisteren tegen moeder. Karin (3 jaar en 5 maanden) Karin broddelt. Ze spreekt woorden niet volledig uit, maakt haar zinnen niet af, slikt letters in en spreekt onduidelijk.

Situatie 2 Sociaal-emotionele ontwikkeling

ct

ie

Sabina (12 maanden) Sabina wuift nooit met haar handje gedag als ze door moeder wordt opgehaald of als ze door de pedagogisch medewerker naar bed wordt gebracht en de kinderen in de groep tijdelijk verlaat.

A

Annelies (3 jaar) Annelies heeft erg veel moeite met luisteren. Als ze in de kring zit als er een verhaal wordt voorgelezen staat ze voortdurend op van haar stoel en loopt weg. Ze reageert alleen op verzoeken wanneer het haar zelf uitkomt.

Ed

u'

Antoinette (2 jaar) Antoinette ontwijkt de kinderen op de groep. Ook doet ze nooit mee aan activiteiten. Ze zit de hele dag aan tafel of op de grond in de speelhoek. Ze reageert niet op andere kinderen en loopt weg als een kind contact zoekt.

Situatie 3 Motorische ontwikkeling

ij

Willem (2 jaar en 6 maanden) Willem loopt nog steeds niet zelfstandig en verplaatst zich schuivend op zijn billen naar de plek waar hij wil zijn. Als hij ergens niet snel genoeg kan komen, begint hij ontzettend hard te huilen.

U

itg

ev

er

Frank (3 jaar en 4 maanden) Frank weigert om zijn fruithapjes te eten. Ook de boterham tussen de middag gaat er iedere dag met veel strijd in. Vaak spuugt hij het brood weer uit.

22

Jan (3 jaar en 8 maanden) Jan heeft een slechte fijne motoriek. Knippen lukt hem niet en potloden vasthouden lukt ook niet. Bij het tekenen krast hij nog steeds. Door zijn pengreep die niet goed is lukt het hem niet om de dingen te tekenen die hij graag wil. Het frustreert hem enorm, hij scheurt vaak zijn papier stuk en gooit zijn potlood op de grond.

b. Originele activiteiten zijn verfrissend voor de ontwikkeling. Ga nu samen bedenken hoe je aan de activiteiten die jullie hebben bedacht een origineel en vernieuwend element kunt toevoegen. Bijvoorbeeld: kind helpt mee met tafeldekken is een bestaande activiteit. Een origineel element is dat je het kind laat zeggen welke kleur beker hij/zij op de tafel zet. Waarop de pedagogisch medewerker een andere kleur noemt en het kind deze kleur moet pakken en op tafel zetten.


Activiteiten bedenken die aansluiten bij een begeleidingsplan

Opdracht 25

fb .v

Kijk ook het Filmpje Happie! waar je een voorbeeld kunt zien van hoe je bij een dagelijkse bezigheid als eten de ontwikkeling kunt stimuleren met een spelvorm. c. Bedenk samen nog twee nieuwe activiteiten die de sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen stimuleren en waarmee je kinderen uitdaagt. Voorwaarde is dat deze activiteiten helemaal nieuw zijn voor jullie en/of voor de kinderopvang waar jullie eventueel werkzaam zijn. Werk deze activiteiten uit in Werkmodel Het werkplan.

Spelmateriaal

ie

a. Werk in tweetallen. Doe onderzoek naar geschikt spelmateriaal voor de stimulering van de volgende ontwikkelingsgebieden: • spraak-taalontwikkeling • sociaal-emotionele ontwikkeling • motorische ontwikkeling.

Ed

u'

A

ct

Per ontwikkelingsgebied doe je een voorstel voor de aanschaf van vier spelmaterialen. In totaal stel je dus twaalf spelmaterialen voor. Het spelmateriaal moet voldoen aan de volgende kenmerken: • Het past bij de ontwikkelingsfase voor kinderen van 2 tot 4 jaar oud. • Het materiaal daagt uit tot ontdekkend en fantasierijk spel. • Het materiaal is veilig en duurzaam in gebruik. • Elk spelmateriaal is geschikt voor het stimuleren van een of meer ontwikkelingsgebieden taal en spraak, rekenen, sociaal-emotionele ontwikkeling en motorische ontwikkeling. • Het spelmateriaal blijft minimaal een half jaar interessant voor het kind, doordat het tijdens zijn ontwikkeling steeds nieuwe dingen aan het spelmateriaal kan ontdekken. • De kosten van de aanschaf zijn in verhouding met de duurzaamheid van het spel.

er

ij

In je voorstel verantwoord je waarom het door jullie gekozen spelmateriaal aan bovenstaande kenmerken voldoet. Ook beschrijf je per spelmateriaal: • de naam van het spel • hoe het spel gespeeld wordt • vanaf welke leeftijd het geschikt is • waarom het juist voor deze leeftijd interessant is • welke ontwikkelingsaspecten er worden aangesproken • wat het kind ermee kan doen op de leeftijd dat het voor het eerst wordt aangeboden en wat het er in de volgende driemaandelijkse perioden mee kan doen.

c. Beschrijf hoe jullie deze opdracht hebben aangepakt en hoe de samenwerking met je medestudent is verlopen.

U

itg

ev

Lever je voorstel in bij de docent. b. Vond je het makkelijk of moeilijk om deze opdracht te maken? Licht je antwoord toe.

23


Activiteiten bedenken die aansluiten bij een begeleidingsplan

Theoriebron Van kindvolgsysteem tot begeleidingsplan <

Ga naar de Website Samenspel op de bso. In het menu links staat het kopje Randvoorwaarden. Lees en onderzoek aan welke voorwaarden (randvoorwaarden) een kinderopvangorganisatie moet voldoen op het gebied van: Leeftijdsadequaat handelen: • geschikte activiteiten • eigen gedrag • leeftijdsadequaat handelen. Adequaat spel- en ontwikkelingsmateriaal voor kinderen tussen: • 4 en 6 jaar • 7 en 9 jaar • 10 en 12 jaar • inzet van nieuwe media • adequaat spel- en ontwikkelingsmateriaal.

A

u'

Inrichting en gebruik van de ruimte: • taalontwikkeling • spelontwikkeling • creatieve ontwikkeling • sociale ontwikkeling • motorische ontwikkeling • emotionele ontwikkeling • cognitieve ontwikkeling • het inrichten van de hoeken.

ct

ie

Website Samenspel op de bso <

Filmpje randvoorwaarden

fb .v

Opdracht 26

Ed

Veiligheid: • je eigen gedrag • een positieve sfeer in de groep • structuur • veiligheid.

ij

Lees ook het praktijkvoorbeeld en de tips.

ev

er

a. Maak in drietallen een voorlichtingsfilmpje over deze randvoorwaarden. Het filmpje is bestemd voor jonge onervaren pedagogisch medewerkers waarin je uitlegt aan welke randvoorwaarden spel, materiaal, ruimte, gedrag enzovoort moet voldoen. Het filmpje duurt minimaal tien minuten. b. Bekijk het filmpje van een ander drietal en bespreek de verschillen.

Opdracht 27

U

itg

Werkmodel Casus Rollenspel oudergesprek <

24

Begeleidingsplan bespreken Jung komt inmiddels al 6 maanden naar het kinderdagverblijf en speelt nog steeds niet vaak met andere kinderen. Vaak staat ze in een hoekje naar ze te kijken, maar contact maken doet ze zelden. a. Bedenk in een drietal vier activiteiten waarmee je Jung meer kunt stimuleren om contact te maken met andere kinderen en samen te spelen.


Activiteiten bedenken die aansluiten bij een begeleidingsplan

fb .v

b. Bespreek met je drietal welke mogelijkheden er zijn om Jung te betrekken bij de keuze van de activiteiten. Hoe kom je achter haar wensen en behoeften?

U

itg

ev

er

ij

Ed

u'

A

ct

ie

c. Stel samen een activiteitenplan op dat aansluit bij de wensen en mogelijk specifieke ontwikkeling (behoeften) van Jung. Zorg ervoor dat het uitvoerbaar is binnen de organisatie en programmeer het in tijd. d. Speel een rollenspel. Leg het activiteitenplan voor aan de moeder van Jung. Je probeert moeder te overtuigen met goede argumenten en toestemming te krijgen om het plan met Jung uit te voeren. Verdeel de rollen van pedagogisch medewerker, de moeder van Jung en observator. Wissel allemaal drie keer van rol. Neem alle gesprekken op en bespreek elk gesprek samen na. Kies het beste gesprek uit en motiveer waarom dit het beste gesprek is.

25


Reflectie

Reflectie Reflectie op de lesstof a. Wat heb je allemaal geleerd? Noem drie dingen.

ct

ie

b. Wat wist je al?

fb .v

Opdracht 28

Opdracht 29

u'

A

c. Wat ga je in de toekomst in jouw werk gebruiken?

Kritisch en creatief denken

ij

Ed

a. Kijk je naar verschillende mogelijkheden als dingen niet in één keer lukken? Noem één voorbeeld.

ev

er

b. Kom jij voor jouw mening uit als de situatie dat vraagt? Noem één voorbeeld.

itg

c. Heb jij het uiterste uit jezelf gehaald bij de opdrachten? Noem één voorbeeld.

U

Opdracht 30

26

Zelfregulatie en zelfsturing a. Heb je een goede planning gemaakt? Geef hiervan één voorbeeld.


Reflectie

fb .v

b. Heb je de goede bronnen en materialen gebruikt? Geef hiervan één voorbeeld.

c. Ben je goed omgegaan met feedback? Geef hiervan één voorbeeld: hoe heb je gereageerd?

Samenwerken

ie

Opdracht 31

A

ct

a. Heb jij bijgedragen aan een goede sfeer in de groep? Geef hiervan één voorbeeld.

Ed

u'

b. Hebben jullie als groep goede afspraken gemaakt? Geef één voorbeeld van een goede afspraak.

U

itg

ev

er

ij

c. Kan je goed met andere mensen omgaan, ook al zijn ze anders dan jij? Geef hiervan één voorbeeld.

27


Theoriebron Kindvolgsysteem Inleiding

fb .v

Theoriebron Kindvolgsysteem

Ed

u'

A

ct

ie

Het kindvolgsysteem is de werkwijze die in organisaties voor kinderopvang wordt gevolgd voor het gericht en systematisch verzamelen van gegevens over en het beoordelen van de ontwikkeling van kinderen. Kinderen worden ermee gevolgd in hun ontwikkeling.

Kinderen volgen

er

ij

Met de term volgen wordt aangeduid dat er gedurende een lange tijd naar de ontwikkeling van het kind wordt gekeken. Dit gebeurt zodat: • ouders weten hoe het kind zich ontwikkelt en gedraagt • problemen voorkomen dan wel vroegtijdig gesignaleerd kunnen worden • in de gaten gehouden kan worden of een kind wel goed meekomt.

U

itg

ev

In het onderwijs wordt al langere tijd gebruikgemaakt van een systeem om kinderen te volgen. Wij kennen dit volgsysteem als Cito. Door op regelmatige momenten in het jaar naar de prestaties van leerlingen te kijken, wordt zichtbaar waar een kind goed en minder goed in is. Er kan dan bewust tijd en energie gestoken worden in het nog verder ontwikkelen van de sterke kanten en/of het bijschaven van de zwakke kanten. Met een kindvolgsysteem kun je de uitkomsten van de prestaties van kinderen op een bepaalde school ook vergelijken met de prestaties van kinderen op andere scholen.

Rol kinderopvang bij opvoeding De kinderopvang speelt een rol bij de gewone opvoeding van een kind. Tijdens deze opvoeding is er voldoende ruimte voor spontaniteit en vrije tijd. Dit in tegenstelling tot een orthopedagogische omgeving (hulpverlening) of een onderwijssetting. De kern van opvoeden

28


Theoriebron Kindvolgsysteem

fb .v

in de kinderopvang kun je omschrijven als het bieden van een veilige en stimulerende omgeving waarin het kind, in overleg met de ouders, ondersteund wordt om zich te ontwikkelen. Aandachtspunten in deze opvoeding zijn: • het kind met zijn mogelijkheden en beperkingen • de pedagogisch medewerker met eigen geschiedenis, interesses, grenzen en draagkracht • de wijze waarop de kinderen met elkaar omgaan en waarop de pedagogisch medewerkers omgaan met de kinderen • de fysieke ruimte • de pedagogische visie waarin de wijze van ontwikkelingsstimulering zichtbaar wordt.

ct

Functioneren en welbevinden

ie

Het volgen van kinderen in de kinderopvang is daarom gericht op het ondersteunen van het pedagogisch handelen van ouders en de afstemming met ouders.

u'

A

Met een kindvolgsysteem is het mogelijk om het functioneren van kinderen in de kinderopvang gericht te volgen en te beoordelen. Het is een systematische en controleerbare manier van kijken naar kinderen. De werkwijze is onderdeel van de dagelijkse werkzaamheden in de kinderopvang. Het kindvolgsysteem geeft inzicht in het functioneren en welbevinden van kinderen. Welbevinden staat voor de mate waarin een kind zich lichamelijk, geestelijk en sociaal goed voelt.

Ed

Het gedrag en de ontwikkeling van individuele kinderen of een groep kinderen wordt gevolgd en in kaart gebracht. Dit gebeurt met observatielijsten die gekoppeld zijn aan de vier belangrijkste ontwikkelingsgebieden van kinderen: de spraak-taalontwikkeling, de reken-ontwikkeling, de sociaal-emotionele ontwikkeling en de motorische ontwikkeling.

er

ij

Aan de hand van de uitkomsten kunnen beroepsopvoeders in samenspraak met ouders op het juiste moment inspelen op de ontwikkelingskansen en -mogelijkheden van een kind. Een kind dat meer uitdaging nodig heeft op motorisch of creatief gebied en wat extra aandacht op taalgebied kan door de pedagogisch medewerker op de juiste wijze ondersteund worden. Doordat de pedagogisch medewerker zijn begeleiding aanpast, krijgt het kind begeleiding op maat.

Evalueren

U

itg

ev

Het kindvolgsysteem richt zich niet alleen op het verzamelen van informatie met betrekking tot het functioneren en het welbevinden van kinderen, maar is ook een belangrijk evaluatie-instrument. De uitkomsten van de observaties en registraties zeggen ook iets over de tevredenheid of ontevredenheid en het functioneren of disfunctioneren van het kind in de omgeving waarin het kind functioneert. Een voorbeeld hiervan is een kinderdagverblijf dat de visie en werkwijze van ‘het huishouden van Jan Steen’ uitdraagt. Sommige kinderen gedijen hier prima bij en andere kinderen worden er zeer onrustig van. Voor deze laatste groep kinderen kan iets meer rust, reinheid en regelmaat een verademing zijn waardoor ze beter gaan functioneren.

29


Theoriebron Kindvolgsysteem

Doel van een kindvolgsysteem

ie

fb .v

Je kunt stellen dat een kindvolgsysteem de volgende hoofddoelen heeft: 1. het ondersteunen van het pedagogisch handelen Door te kijken en te luisteren naar kinderen krijg je informatie die je kunt gebruiken om activiteiten te kiezen die aansluiten bij hun behoeften. 2. het vaststellen van speciale behoeften van kinderen Door beperkingen of ontwikkelingsstoornissen kan het zijn dat een kind een andere behoefte heeft. Risico’s moeten zo snel mogelijk herkend worden en indien nodig moet extra hulp ingeschakeld worden. Kinderen de niet op de juiste plek zitten op de kinderopvang zouden overgeplaatst moeten worden. 3. het beïnvloeden van het pedagogisch beleidsplan De organisatie kan het beleidsplan naar aanleiding van de verzamelde informatie aanpassen.

ct

Invloed op pedagogisch beleidsplan

Ed

u'

A

Een organisatie kan het pedagogisch beleidsplan aanpassen naar aanleiding van de uitkomsten van diverse metingen. Door te meten weet de organisatie of het beleid aansluit bij de behoefte van ouders, van kinderen en bij de normen van de samenleving. Hiaten in het beleid en de aanpak worden zichtbaar. De verzamelde gegevens kunnen op die manier invloed hebben op het beleid en op de te nemen beslissingen of de al genomen beslissingen van de opvangorganisatie. Op basis van de uitkomsten kan de organisatie haar beleid bijstellen, onderbouwen en uitleggen aan ouders en andere betrokkenen.

ij

Pimpadoer is een kinderdagverblijf in een wijk waar veel gezinnen wonen die de Nederlandse taal niet als moedertaal hebben. Uit de resultaten van het kindvolgsysteem werd duidelijk dat de taalontwikkeling van een aantal kinderen achterloopt bij leeftijdsgenootjes. Kinderdagverblijf Pimpadoer neemt in het pedagogisch beleidsplan een stuk op over ontwikkelingsstimulering en de samenwerking met ouders hierin.

er

Een compleet kindvolgsysteem

U

itg

ev

Met een compleet kindvolgsysteem wordt bedoeld dat er op systematische wijze gewerkt wordt. Dat de inhoud, de hulpmiddelen en de activiteiten van het kindvolgsysteem naadloos en logisch op elkaar aansluiten. In dit systeem wordt doelgericht naar kinderen gekeken en de verkregen informatie wordt doelgericht geëvalueerd. Systematisch werken kan heel goed met behulp van een bestaande observatiemethode, zoals Piramide (Cito) of het instrument Welbevinden (NIZW). Iedere kinderopvang mag een eigen observatieplan bedenken passend binnen de organisatie. Volgens Leavers (1994) kun je de pedagogische situatie vanuit drie invalshoeken bekijken: • de effecten van het aanbod: gericht op het ontwikkelingsresultaat • het speel- en leerproces: met name hoe het kind reageert op het aanbod • evalueren van kenmerken in het aanbod: hoe reageert de pedagogisch medewerker op en gaat hij om met het kind en de activiteiten. Een goed kindvolgsysteem heeft aandacht voor al deze drie invalshoeken.

30


Theoriebron Kindvolgsysteem

HKZ-certificering

U

itg

ev

er

ij

Ed

u'

A

ct

ie

fb .v

Met een HKZ-keurmerk (Harmonisatie Kwaliteitsbeoordeling in de Zorgsector) laat een kinderopvangorganisatie aan ouders zien dat het aan bepaalde, door HKZ opgestelde, kwaliteitsstandaarden voldoet. Zo is een eis van de HKZ dat het welbevinden van kinderen jaarlijks wordt gemeten. Een organisatie voor kinderopvang moet zelf aangeven wat zij onder welbevinden verstaan en hoe ze dit evalueren. Het werken met een kindvolgsysteem is dan vaak een logische keuze. Het is aan de kinderopvang welke onderdelen van het kindvolgsysteem zij gebruiken, zolang ze dit maar goed verantwoorden. De HKZ geeft ook richtlijnen voor pedagogisch handelen, documenteren, kindbesprekingen, teamoverleg, deskundigheidsbevordering en oudercontacten.

31


Theoriebron Oudercontacten

fb .v

Theoriebron Oudercontacten Inleiding

ie

De pedagogisch medewerker neemt gedurende de opvang een deel van de opvoedingsverantwoordelijkheid over van de ouder. Het is dan ook in het belang van het kind dat ouders en pedagogisch medewerker goed met elkaar communiceren. Het is daarom ook belangrijk te weten welke rollen en verantwoordelijkheden ouders en pedagogisch medewerkers ten opzichte van elkaar en het kind hebben.

ct

Rollen en verantwoordelijkheden

A

Ouders van kinderen zijn de klanten van de kinderopvang. Zij beslissen of hun kind naar de peuterspeelzaal of de kinderopvang gaat. Ouders zijn altijd eindverantwoordelijk voor het kind en het eerste aanspreekpunt als het gaat om hun ontwikkeling.

Ed

u'

De pedagogisch medewerker is verantwoordelijk voor het opvoedingsklimaat en de omgang met het kind op de kinderopvang. De aandacht gaat met name naar de verzorgende en opvoedende taken. Pedagogisch medewerkers hebben een beroepsmatige band met de kinderen, terwijl de ouders een meer emotionele band met hun kinderen hebben.

ij

Doordat ouders hun opvoedingsverantwoordelijkheid voor een deel overdragen aan de pedagogisch medewerkers, zijn zij belangrijke samenwerkingspartners. De ouders en de pedagogisch medewerkers zullen elkaar goed moeten informeren over zaken die met het kind te maken hebben.

er

Verwachtingen

ev

Zowel bij de pedagogisch medewerkers als bij de ouders zijn er verwachtingen met betrekking tot de samenwerking. Ouders en pedagogisch medewerkers zijn - in het belang van het kind - op elkaar aangewezen.

U

itg

Om elkaar beter te begrijpen is het voor de ouder goed om een duidelijk beeld te krijgen van het beleid van de kinderopvang. Wat vinden de medewerkers belangrijk, welke visie hebben ze op kinderen en opvoeden, hoe is de werkwijze en de sfeer binnen de organisatie?

32

Pedagogisch medewerkers hebben inzicht nodig in de verwachtingen die ouders hebben met betrekking tot de werkwijze van de opvang en de omgang met het kind. Welke gedragsregels vinden ouders belangrijk, wat verwachten ouders dat het kind leert in de kinderopvang, zijn er belangrijke zaken die speciale aandacht nodig hebben? Ouders en pedagogisch medewerkers hoeven het niet altijd met elkaar eens te zijn en kunnen en mogen best een andere visie hebben. Maar juist door wederzijds respect en een actieve communicatie en betrokkenheid kunnen ouders en pedagogisch medewerkers elkaar ondersteunen in het zoeken naar de juiste aanpak voor het kind.


Theoriebron Oudercontacten

Informatie over het gezin

fb .v

Informatie over het gezin draagt bij aan het beter begrijpen van het kind en de ouders. Hierdoor kan de pedagogisch medewerker beter inspelen op de behoefte van het kind en de ouders.

Ed

u'

A

ct

ie

Belangrijke informatie over het gezin is: • de gezinsgrootte Uit hoeveel personen bestaat dit? Is er sprake van een eenoudergezin of zijn beide ouders aanwezig in het gezin? • werk en opleidingsniveau Werken ouders buitenshuis? Welk beroep oefenen ze uit? Wat is de inkomenssituatie? • de nationaliteit Welke nationaliteit en/of etnische achtergrond hebben de ouders? Welke taal of talen worden er thuis gesproken? Welke taal wordt er met het kind gesproken? Spreken, begrijpen en lezen de ouders de Nederlandse taal voldoende? Zo niet, is er iemand die voor hen kan tolken? • religieuze achtergrond Wat is de religieuze achtergrond? Welke tradities en feestdagen horen daarbij? Heeft dit gevolgen voor de verzorging van het kind? Is het belangrijk daar aandacht aan te besteden in de kinderopvang? • de huisvestingssituatie Hoe en waar woont het gezin? Zijn er situaties die de ontwikkelingsmogelijkheden van het kind beperken? • de gezinsgeschiedenis Zijn er moeilijke situaties (geweest) die invloed (kunnen) hebben op de draagkracht van de ouders? Zijn er risicofactoren aanwezig binnen het gezin die invloed hebben op de opvoeding?

Vormen van oudercontact

er

ij

Een goed oudercontact draagt bij aan een vertrouwensband tussen ouder, pedagogisch medewerker en organisatie. Als het oudercontact goed is, zal het bespreken van ontwikkelingsproblemen met ouders makkelijker verlopen. Voor het opbouwen van een goed contact met ouders zijn de spontane contactmomenten tijdens de haal- en brengmomenten belangrijk. Ouders voelen zich door deze momenten gezien en gehoord.

U

itg

ev

Na de aanmeldingsfase zal het kind vaak enkele jaren op de leefgroep verblijven. Ieder jaar wordt er een of twee keer een formeel oudergesprek gevoerd. Tijdens dit gesprek wordt er gesproken over de ontwikkeling en het welbevinden van het kind op basis van observaties en rapportages. In de gewenningsperiode wordt er soms een huisbezoek afgelegd om een beter beeld te krijgen van de thuissituatie. Ouders praten thuis ook makkelijker over hun kinderen. Het huisbezoek is wel erg tijdrovend en daardoor de meest kostbare vorm van oudercontact.

Hulpmiddelen voor communicatie Naast de persoonlijke contactmomenten kan de organisatie ook op andere manieren communiceren met ouders. Hiervoor zijn veel hulpmiddelen beschikbaar.

33


Theoriebron Oudercontacten

fb .v

Vaak wordt door middel van overdrachtschriftjes de belangrijkste informatie uitgewisseld tussen kinderopvang en ouders. Brochures, informatieboekjes, nieuwsbrieven, foto’s en video’s worden meestal ook goed door ouders ontvangen. Soms kunnen ouders hun kinderen de hele dag via webcams volgen op de kinderopvang. Maar niet iedere organisatie vindt dit ethisch verantwoord. Omdat bijna alle ouders smartphones en/of tablets bezitten, wordt er ook veel gebruikgemaakt van whatsappgroepen. Of zelfs van complete apps van de kinderopvang zelf.

Ouders actief betrekken

ie

Hoe meer de kinderopvang ouders actief betrekt bij de ontwikkelingen van hun kind in de opvang, hoe meer ouders zich betrokken zullen voelen bij de organisatie.

u'

A

ct

Als je de uitkomsten van de observaties uit het kindvolgsysteem met ouders wilt bespreken en ouders hier actief in wilt betrekken, kan het helpen om ouders zelf ook een observatieof vragenlijst in te laten vullen, voorafgaand aan het oudergesprek. Veel ouders blijken dit als positief te ervaren. Ze hebben het gevoel op die manier een gelijkwaardige inbreng te kunnen hebben. Zorg er wel voor dat de vragenlijst in eenvoudige taal opgesteld is en gebruikmaakt van voor ouders herkenbare situaties, gericht op het functioneren in de thuissituatie.

Ed

Er zijn kinderopvangorganisaties die ouders bewust vragen een dagdeel mee te draaien op de groep. Daar kunnen verschillende redenen voor zijn. Het is bijvoorbeeld fijn om een extra hulp te hebben. Ook kunnen pedagogisch medewerkers zo een voorbeeld laten zien aan ouders. En ouders kunnen ingezet worden om hun kind te helpen een drempel te overwinnen op de leefgroep, waardoor de ouders het gevoel krijgen samen te werken aan de specifieke behoefte van het kind.

ij

Aandachtspunten voor gesprekken met ouders

U

itg

ev

er

Op het moment dat je met een ouder over een specifiek onderwerp wilt spreken, kun je deze richtlijnen volgen: • Maak een duidelijke afspraak met de ouder over de datum, tijd en plaats van het gesprek. • Geef duidelijk aan hoeveel tijd er beschikbaar is. • Spreek duidelijk af waar het gesprek over zal gaan. • Overweeg bij een belangrijk gesprek over de ontwikkeling van het kind om een derde persoon aanwezig te laten zijn. • Als de ouder anderstalig is, kun je vragen of er iemand mee kan komen die de Nederlandse taal goed spreekt. • Houd rekening met andere waarden en normen. • Houd bij andere culturen rekening met verbale en non-verbale communicatie die als onbeleefd kan worden ervaren. • Wees niet bang voor stiltes in een gesprek. Dit geeft ouders de tijd om na te denken. • Controleer aan het eind van het gesprek of de boodschappen voor elkaar goed zijn overgekomen. • Vat de boodschappen en de afspraken puntsgewijs en concreet samen.

34


Theoriebron Observeren en samenwerken

fb .v

Theoriebron Observeren en samenwerken Inleiding

ct

ie

Als pedagogisch medewerker houd je gedurende de dag voortdurend een oogje in het zeil, je kijkt naar een individueel kind en let op de sfeer in de groep. Soms is oplettend kijken niet genoeg om voldoende te begrijpen wat er aan de hand is met de groep of het kind. Je gaat dan gerichter en systematischer kijken en neemt de tijd om te observeren. Wat betekenen de begrippen observeren, toetsen, documenteren en registreren? Wat te doen bij een probleem in de ontwikkeling van een kind?

Observeren en volgen van kinderen

Ed

u'

A

In de kinderopvang wordt door de pedagogisch medewerker veel geobserveerd. Hiermee wordt niet het oplettend rondkijken in de groep bedoeld. Observeren onderscheidt zich van oplettend kijken door drie kenmerken: • gericht kijken (met een bepaalde vraagstelling in het hoofd) • systematisch kijken (de pedagogisch medewerkers gebruiken een observatieplan en gebruikt een hulpmiddel zoals een checklist, een observatielijst of beoordelingssysteem) • vastleggen (ook wel registreren of documenteren) door bijvoorbeeld te turven, te kiezen uit een vast aantal woorden of te beoordelen door een code te geven.

ij

Aan de hand van de observaties wordt de ontwikkeling van de kinderen in kaart gebracht en kunnen eventuele opvallende zaken worden gesignaleerd, problemen worden voorkomen en kan de ontwikkeling worden gestimuleerd.

er

Systematisch kijken

U

itg

ev

Op het moment dat informatie verzamelen systematisch gebeurt en je belangrijke gegevens van individuele kinderen of de groep op regelmatige momenten gaat vastleggen, spreken we van een systeem. Het kindvolgsysteem is hier een voorbeeld van. Het systeem kenmerkt zich door de volgende stappen die je neemt tijdens het volgen: • kijken en registreren • evalueren = interpreteren = beoordelen • plannen van activiteiten • uitvoeren van activiteiten • kijken en registreren • evalueren • het plan aanpassen.

Voorbeeld Je signaleert dat er een aantal kinderen op de groep zijn die vaak de verkeerde kleur benoemen. Je stelt een plan op met als doel het aanleren van de primaire. Je bedenkt activiteiten, bijvoorbeeld spelletjes, waardoor kinderen een aantal kleuren leren kennen.

35


Theoriebron Observeren en samenwerken

fb .v

Vervolgens voer je dit plan uit, bijvoorbeeld door de spelletjes te spelen. Je controleert of het uitgevoerde plan tot verbetering heeft geleid. Kennen de kinderen nu de juiste kleuren toe aan voorwerpen? Afhankelijk van het antwoord op deze vraag pas je het plan al dan niet aan.

Toetsen

ct

ie

Een andere (meer speciale) manier van observeren is toetsen. Met toetsen kun je een prestatie meten. Je test of het kind op eigen kracht op een bepaald moment in een specifieke situatie een bepaald soort gedrag kan laten zien. Hiermee kun je vaardigheden toetsen en het ontwikkelingsniveau vaststellen. De resultaten zijn altijd momentopnames omdat de ontwikkeling van kinderen vaak ongelijk en met sprongen verloopt. Een betrouwbaar beeld van de ontwikkeling van een kind is het beste vast te stellen in een vertrouwde, veilige en spontane situatie.

A

Documenteren en registreren

ij

Ed

u'

De bewuste informatie over het gedrag van kinderen moet ergens vastgelegd worden. Dit wordt ook wel documenteren of registreren genoemd. Documenteren omvat meer producten dan registratievormen op papier (zoals memoblaadjes of ingevulde vragen of observatielijsten). Bij documenteren worden ook foto’s, video-opnames, testresultaten en/of tekeningen toegevoegd. Alles wat van nut kan zijn om een goed beeld te geven van het kind. Hoe intensiever een kind wordt gevolgd, hoe meer documentatie en registratie er plaatsvindt. Dit kost tijd, tijd die je op zo’n moment niet rechtstreeks aan het kind besteedt. Het is goed om kritisch na te denken over welke informatie je echt nodig hebt en hoe gedetailleerd de registratie moet zijn om een goede conclusie te kunnen trekken. Het kan een keuze zijn om alleen die kinderen intensief te volgen die meer aandacht nodig hebben, zodat er meer tijd overblijft waarin je de overige kinderen extra aandacht kunt geven en je ook nog tijd hebt voor de begeleiding van een kind met een ontwikkelingsprobleem.

er

Adviseren, verwijzen en samenwerken

U

itg

ev

Op het moment dat het duidelijk is dat er een aanvullend onderzoek nodig is om een kind goede zorg te kunnen blijven bieden, is het nodig om hulp van een andere instantie in te schakelen. Je hebt hier echter wel toestemming voor nodig van de ouders. Veel pedagogisch medewerkers zijn van mening onvoldoende deskundig te zijn om in situaties waarbij sprake is van specifieke ondersteuningsvragen de juiste opvoedingsondersteuning te kunnen bieden. Ze geven ook aan moeilijk te kunnen beoordelen welke vorm van expertise ze moeten inschakelen omdat dit uitgebreide kennis van de sociale kaart vraagt. Om een goed beargumenteerd en weloverwogen advies te kunnen geven, kan de organisatie (al dan niet samen met andere kinderopvangorganisaties in de regio) een intern zorgsysteem opzetten. Het zorgsysteem kan de benodigde expertise in een samenwerkingsnetwerk bij elkaar brengen. Zo kan er snel en adequaat doorverwezen worden naar de juiste hulp die aansluit bij de zorgbehoefte van het kind.

36


Theoriebron Registreren en informatie uitwisselen

fb .v

Theoriebron Registreren en informatie uitwisselen Inleiding

ie

Bronnen, meetinstrumenten, hulpmiddelen, methoden en programma’s. Ze zijn allemaal nodig om informatie met betrekking tot de ontwikkeling van kinderen te verzamelen, te volgen, te registreren en te documenteren. Op welke manieren kun je informatie verzamelen en welke hulpmiddelen kun je daarvoor gebruiken?

ct

Weloverwogen keuze

Ed

u'

A

Er zijn veel methoden en hulpmiddelen voor het observeren en stimuleren van jonge kinderen beschikbaar. Zorg dat het gekozen materiaal aansluit bij de cultuur in de organisatie en bij de mogelijkheden van de pedagogisch medewerkers. Hulpmiddelen zoals observatielijsten, vragenlijsten en registratiesystemen zijn ontwikkeld vanuit een bepaalde visie en voor situaties met specifieke informatiebehoeften. Deze methoden sluiten niet altijd naadloos aan op instellingen/organisaties. Zo is het registratieprogramma Kaleidoscoop met zijn bijbehorende instrumenten en hulpmiddelen niet geschikt voor gebruik in alle voorschoolse kindercentra. Een methode die ontwikkeld is voor het basisonderwijs is niet vanzelfsprekend geschikt voor een voorziening met verstandelijk en meervoudig gehandicapte kinderen. En een methode voor de peuterspeelzaal hoeft niet geschikt te zijn voor de informatiebehoeften in het basisonderwijs.

ij

Informatie-uitwisseling organisatie en ouders

U

itg

ev

er

Om gegevens te verzamelen over kinderen kun je verschillende hulpmiddelen gebruiken. De meest voorkomende vormen in de praktijk om informatie uit te wisselen tussen ouders en de organisatie zijn: • intakeformulier Met behulp van deze formulieren verzamel je algemene informatie die nodig is voor de beslissing of een kind ingeschreven kan worden op de kinderopvang. • plaatsingsformulier Dit formulier bevat zakelijke afspraken over de dienstverlening die geboden wordt en inhoudelijke afspraken over de opvang zelf. Dit is nodig om een goede match tussen kind en speelgroep te kunnen maken. • lijst met specifieke zorgafspraken Op deze lijst worden alle afwijkende afspraken die niet voortkomen uit het pedagogische beleidsplan en werkplan genoteerd. • vragenlijsten voor kind en ouders Dit zijn formulieren die gebruikt worden om doelgericht specifieke informatie te verzamelen. • groepslogboek In dit logboek staat informatie om ouders een indruk te geven van de sfeer en gebeurtenissen op de groep zodat er thuis beter op eerder opgedane ervaringen kan worden ingespeeld. • communicatieschrift

37


Theoriebron Registreren en informatie uitwisselen

Een schriftje bedoeld als communicatiemiddel met ouders over de persoonlijke groei van het kind.

fb .v

Informatie-uitwisseling binnen de organisatie

Ed

u'

A

ct

ie

De meest voorkomende hulpmiddelen om informatie binnen de organisatie te verzamelen zijn: • overdrachtsformulieren Binnen de organisatie waar pedagogisch medewerkers elkaar afwisselen wordt de meeste informatie mondeling overgedragen. Bijzonderheden over kinderen worden genoteerd. Deze info moet wel aanvullend zijn op de al roulerende communicatieschriftjes. • checklists en instrumenten voor gerichte observatie Dit zijn de belangrijkste instrumenten die gebruikt worden op de kinderopvang. Veel van deze observatieformulieren zijn op de kinderopvang zelf ontworpen en in de praktijk ontstaan. Er wordt ook gebruikgemaakt van observatieformulieren die horen bij een wetenschappelijke methode. Een nadeel hiervan kan zijn dat deze formulieren niet altijd aansluiten bij de visie op samenwerking met ouders of dat de informatie die nodig is niet aan de orde komt. Veelal worden er dan toch weer eigen activiteiten en formulieren aan deze methode toegevoegd. • persoonlijk geschreven observatieverslagen Dit is de meest voorkomende manier van verslaglegging, maar verschilt inhoudelijk per medewerker met betrekking tot de volledigheid van informatie. Dit heeft te maken met de vaardigheden van de pedagogisch medewerkers. • verzamelstaten en overzichtslijsten Deze gegevens zijn nodig om op organisatieniveau te kunnen evalueren. Het is belangrijk om alle verzamelde informatie te bundelen om inzicht te krijgen of de werkwijze nog aansluit bij kind en ouders en of de kwaliteit van opvang nog op het niveau is dat de organisatie als doel heeft gesteld.

ij

Informatie voor documentatie

U

itg

ev

er

Om de registratie te ondersteunen en te verduidelijken kun je materialen, uitslagen en prestaties documenteren in de vorm van: • portfolio Dit is een map waarin gedurende een bepaalde periode doelgericht producten van kinderen worden bewaard om zo de ontwikkeling te kunnen volgen (bijvoorbeeld tekeningen voorzien van datum). • videobeelden Specifieke situaties kunnen opgenomen worden en informatie verschaffen (bijvoorbeeld de motoriek van het kind tijdens een dans of spel). • foto’s Om producten vast te leggen die niet in een portfolio bewaard kunnen worden. • toetsen en testen Voor het verzamelen van gerichte informatie over de ontwikkeling van het kind en deze te kunnen vergelijken met die van andere kinderen.

Kindvolgsysteem Kindvolgsystemen zijn vaak combinaties van screeningsinstrumenten (onderzoeks- en opsporingsinstrumenten) en ontwikkelings-stimuleringsprogramma’s. Zo is Piramide een methode die hoort bij het kindvolgsysteem van Cito. Piramide is gericht op baby’s, dreumesen,

38


Theoriebron Registreren en informatie uitwisselen

U

itg

ev

er

ij

Ed

u'

A

ct

ie

fb .v

peuters en kleuters in groep 1 en 2. Piramide is een screeningssysteem dat ontwikkeld is als onderdeel van een programma voor voor- en vroegschoolse educatie (VVE). Aan de hand van observatielijsten en vragen die de pedagogisch medewerkers aan kinderen stellen, kunnen ze zich een beeld vormen van bijvoorbeeld het welbevinden van een kind of bepaalde vaardigheden in beeld brengen. Door de observaties kun je de kinderen volgen en beoordelen of de ontwikkeling naar verwachting verloopt. Deze informatie wordt geregistreerd en uitgewisseld met ouders en met andere organisaties, zoals een school of andere vorm van expertise die ingezet wordt om ondersteuning aan het kind te bieden die de pedagogisch medewerker niet kan bieden. Uiteraard gebeurt dit met toestemming van ouders. Indien je deze toestemming niet krijgt, kan er anoniem extern consultatie gevraagd worden om het eigen handelen te toetsen.

39


Theoriebron Van kindvolgsysteem tot begeleidingsplan

fb .v

Theoriebron Van kindvolgsysteem tot begeleidingsplan Inleiding

ct

ie

Door de ontwikkeling van het kind te volgen en te registreren worden specifieke ontwikkelingsproblemen van het kind zichtbaar. In deze theoriebron leer je dat observatiegegevens geanalyseerd moeten worden. Dat je aan de hand van de uitkomst van de analyse een conclusie kunt trekken. Dat je je conclusie kunt omzetten in een doelstelling die aan de specifieke ontwikkelingsbehoefte van het kind tegemoetkomt.

A

Samenhang ontwikkelingsgebieden

er

ij

Ed

u'

Het kindvolgsysteem richt zich voornamelijk op de vier belangrijkste ontwikkelingsgebieden taal-spraak, rekenen, motorische ontwikkeling en sociaal-emotionele ontwikkeling. De verschillende ontwikkelingsgebieden hangen allemaal met elkaar samen. Een voorbeeld hiervan is een sociale uiting zoals het gedag zeggen van een persoon door ernaar te zwaaien. Dit lukt alleen als dit fysiek ook mogelijk is. Er is interactie met de omgeving nodig om taal en spraak te leren en deze in combinatie met sociale regels en gewoonten in de omgang met andere mensen toe te passen, bijvoorbeeld door tijdens het zwaaien te glimlachen en dag te roepen. Het is niet vanzelfsprekend dat de ontwikkeling van kinderen altijd voorspoedig verloopt. In de kinderopvang kun je de kinderen makkelijk met elkaar vergelijken en afwijkingen al vroeg ontdekken. Als je merkt dat een kind de sociale regels niet begrijpt of weinig aansluiting heeft met andere kinderen op de groep, en het kind of de omgeving hinder van het gedrag ondervindt, is het noodzakelijk om dit verder te onderzoeken, te volgen en te registreren.

Analyseren

U

itg

ev

Als pedagogisch medewerker analyseer je de observatiegegevens afkomstig uit het kindvolgsysteem. Dit doe je door overeenkomsten en verschillen vast te stellen tussen een prestatie van het kind en prestaties van andere kinderen in dezelfde leeftijdsfase. Of je kijkt naar een eerdere prestatie van het kind en onderzoekt of de ontwikkeling vooruit is gegaan, hetzelfde is gebleven of misschien wel achteruit is gegaan. Naar aanleiding hiervan kunnen er in meerdere of mindere mate opvallende feiten naar voren komen. Aan deze waargenomen feiten geef je een uitleg (interpretatie). Om deze uitleg gedegen te kunnen geven is het van belang dat je voldoende kennis hebt van de verschillende ontwikkelingsgebieden en weet welk gedrag bij welke leeftijdsfase hoort.

40


Theoriebron Van kindvolgsysteem tot begeleidingsplan

Concluderen

ie

Tips voor een goede conclusie

fb .v

Voor het pedagogisch handelen heeft de waarneming waarde als er een conclusie aan verbonden kan worden die richtinggevend is voor het handelen. Een conclusie is een gevoelige beslissing die je neemt op basis van voorafgaande analyse en oordeelsvorming. Nadat je de verzamelde gegevens hebt geanalyseerd kun je een oordeel vormen of er sprake is van een specifieke ontwikkelingsbehoefte waaraan je als pedagogisch medewerker een bijdrage kunt leveren of dat er sprake is van een ontwikkelingsbehoefte waar een andere oplossing voor geboden dient te worden. Uiteindelijk neem je een besluit en dat is je conclusie.

A

ct

Een goede conclusie trekken is niet makkelijk. Het is niet de bedoeling dat je een samenvatting van de gegevens op papier zet, maar dat jij je ideeĂŤn kort en duidelijk kunt uitleggen en daarmee bewijst dat je een goed oordeel hebt gevormd over de beschikbare informatie en problemen. Let erop dat je conclusie gebaseerd is op feiten en niet op meningen. Neem voldoende tijd om alle mogelijkheden en diverse invalshoeken te bekijken en te beoordelen alvorens je een besluit neemt. Dit om te voorkomen dat je steeds met dezelfde oplossingen komt en alternatieve mogelijkheden niet de ruimte geeft.

u'

Verschillende alternatieven

er

ij

Ed

Meestal zijn de afwegingen die je maakt geen keuze tussen een goede of een slechte oplossing. Het gaat erom welke keuze het beste is voor het kind en het beste aansluit bij de specifieke behoefte die het kind heeft. Kies voor datgene wat goed is voor het kind en overweeg de voor- en nadelen van je besluit goed. Je weet nooit zeker of je het goede besluit neemt omdat de uitwerking in de toekomst gaat plaatsvinden. Twijfel daarom niet te veel en neem een doortastend besluit. Denk langer na over besluiten die je niet meer ongedaan kunt maken en bespreek dit soort besluiten altijd met je leidinggevende. Dat betekent niet dat je de beslissing uit moet stellen. Denk tevens goed na over de consequenties. Wat moet er gebeuren? Wat kan er fout gaan door deze keuze? Tot slot is geen besluit nemen ook een besluit. Dan onderneem je namelijk geen actie, en ook dat is een keuze die al dan niet ten goede komt aan de ontwikkeling van het kind.

Als uit de conclusie duidelijk blijkt welke specifieke behoefte het kind heeft, kan de pedagogisch medewerker hier ontwikkelingsdoelen aan koppelen. De doelen geven sturing aan het pedagogisch handelen. Als dit is vastgesteld in een begeleidingsplan kan het worden uitgevoerd. Dit begeleidingsplan dien je altijd eerst te bespreken met ouders. Ook is het belangrijk om de doelen regelmatig tussentijds te evalueren om vast te stellen of de gekozen activiteiten werken en nog relevant zijn. Ook deze gegevens registreer je in het kindvolgsysteem. Deze registratie maakt het mogelijk om terug te kijken naar verschillende momenten in het verloop van de ontwikkeling van het kind.

U

itg

ev

Ontwikkelingsdoelen

41


Theoriebron Van kindvolgsysteem tot begeleidingsplan

Bespreken signalen ontwikkeling kind

ie

fb .v

Als de ontwikkeling van kinderen volgens verwachting verloopt, zijn de gesprekken met ouders vaak niet zo lastig. Iedere ouder hoort graag hoe goed zijn of haar kind het doet. Als de ontwikkeling afwijkend verloopt, kunnen de gesprekken moeizamer gaan. Bespreek niet direct het begeleidingsplan met de ouder, maar leg uit dat er naar aanleiding van de informatie uit het kindvolgsysteem zorgen zijn met betrekking tot de ontwikkeling van het kind en dat je deze graag wilt bespreken met de ouder. In een gesprek over het beeld dat is ontstaan van het kind kan een ouder hier misschien een toelichting op geven waardoor je het beeld vollediger kunt maken of misschien wel kunt bijstellen. Geef duidelijk aan dat je met de ouder samen wilt onderzoeken en afspraken wilt maken over hoe het kind geholpen kan worden met betrekking tot zijn specifieke behoefte.

ct

Het voorleggen van het begeleidingsplan

U

itg

ev

er

ij

Ed

u'

A

Nadat je problemen met de ouder hebt doorgesproken, kun je het begeleidingsplan voorleggen met de doelstellingen waaraan gewerkt gaat worden. Voorkom dat je de indruk wekt dat je als deskundige de ouder wel even gaat vertellen wat het beste voor hun kind is en wat er moet gebeuren om de ontwikkeling beter te laten verlopen. Besef dat de informatie die je geeft impact kan hebben op de ouders en dat zij misschien tijd nodig hebben om te accepteren dat hun kind zich niet zo ontwikkelt als zij verwachten. Probeer van de doelstellingen een gezamenlijke verantwoordelijkheid te maken. Neem opmerkingen en meningen van ouders serieus en laat ouders merken dat hun mening ertoe doet.

42


Theoriebron Het kiezen van een kindvolgsysteem

fb .v

Theoriebron Het kiezen van een kindvolgsysteem Inleiding

ct

Soort kindvolgsysteem

ie

Een kindvolgsysteem kies je niet zomaar. De aanschaf kost geld en ieder systeem heeft een eigen werkwijze, doelgroep en doelstellingen. Een goed werkend kindvolgsysteem kan een positieve bijdrage leveren aan de kwaliteit van de opvang en de organisatie. Het is belangrijk om goed te kijken naar hoe het systeem is ingericht en of de werkwijze aansluit bij de visie van de organisatie.

Ed

u'

A

Een voordeel van het werken met een bestaand kindvolgsysteem is dat de methode voorzien is van haar eigen observatie- en registratiemiddelen om kinderen goed te kunnen observeren en volgen. Kindvolgsystemen zijn onder te verdelen in drie soorten: • kindvolgsystemen voor zorgkinderen Dit volgsysteem is alleen gericht op kinderen die extra zorg nodig hebben. • kindvolgsystemen voor alle kinderen Hier gaat het om volgsystemen waar gericht gekeken wordt naar onderwerpen en vragen die voortkomen uit de pedagogische doelen van de opvangorganisatie. • het volgen van kinderen via de gegevens van ouders Dit is een verzameling van informatie die de opvangorganisatie verkrijgt uit intake en gesprekken met ouders.

er

ij

Als je als organisatie met een kindvolgsysteem wilt gaan werken, is het dus belangrijk dat je vaststelt welk systeem bij je organisatie past. Ook kijk je naar het doel, de inhoud, de vormgeving en de randvoorwaarden bij het kiezen van een volgsysteem.

ev

Verschillende kindvolgsystemen vergelijken

U

itg

Artikel Kind in beeld? <

Er bestaan verschillende kindvolgsystemen. Ieder kindvolgsysteem heeft zijn eigen doelen, doelgroep, werkwijze enzovoort. Een kindvolgsysteem kun je op papier of digitaal aanschaffen en het verschil in kosten tussen de verschillende kindvolgsystemen is groot. Het is dus niet onbelangrijk voor een organisatie om goed te kijken welk systeem bij het budget en de doelstellingen van de organisatie past. De meest bekende kindvolgsystemen zijn: • Doen, Praten & Bewegen • Kindvolgsysteem 4Kids • Pravoo Peutervolg- en hulpsysteem • Spelend Streefsysteem: het kindvolgsysteem • KOR Kind Observatie en Registratie (gebruikt door Kaleidoscoop) • Cito Peutervolgsysteem (niet programmagebonden) • Cito-volgsysteem (Piramide voor kinderen met risico op onderwijsachterstand) • 3 puntenschaal (Kijk! Peuters, niet programmagebonden) • Kost ontwikkelingstabellen (kinderopvang en ontwikkelingsstimulering)

43


Theoriebron Het kiezen van een kindvolgsysteem

• • • •

Portage checklijsten en activiteitenkaarten (Portage-project, gericht op plattelandsomgeving) lijst met tien streefdoelen (een spelend streefsysteem, adaptief onderwijs) het instrument Welbevinden, observatie en vragenlijsten WA en WiS-formulier (observeert geen ontwikkelingslijn maar puur het welbevinden van het kind (HK-gecertificeerd)) Rotterdamse Observatiepeuterlijst Zo volg je peuters (formulier probleembeschrijving en registratieformulieren)

fb .v

Voor meer informatie over volgsystemen kun je het Artikel Kind in beeld? lezen.

Wetenschap en kindvolgsysteem

u'

A

ct

ie

Op het moment dat het belangrijk wordt om betrouwbare en valide (geldige) informatie over het functioneren van het kind over te dragen aan andere betrokken partijen, denk aan ouders, een school of gezondheidsorganisatie, stel je zwaardere eisen aan het middel dat je gebruikt om deze informatie te verkrijgen. Door een toename van wetenschappelijk onderzoek is het steeds belangrijker om te werken met een volgsysteem dat wetenschappelijk getoetst en onderbouwd is. Hoewel iedereen volgens het HKZ-keurmerk een eigen volgsysteem mag hanteren, wordt er steeds meer gebruikgemaakt van een compleet ontwikkeld kindvolgsysteem met bijbehorende instrumenten, activiteiten en educatieve programma’s om kinderen goed te kunnen volgen.

Aandachtspunten keuze volgsysteem

U

itg

ev

er

ij

Ed

Naast het vaststellen van het soort volgsysteem dat de organisatie nodig heeft zijn er nog een aantal aandachtspunten van belang bij het kiezen van het juiste volgsysteem. De aandachtspunten zijn: • het doel dat je ermee wilt bereiken Mogelijke doelen zijn: tijdig ontwikkelingsstoornissen vaststellen; globale informatie verkrijgen voor de informatieoverdracht naar ouders of basisschool waar het kind naartoe gaat. • de inhoud van het instrument dat je gebruikt Gaat het om het in beeld brengen van het niveau van kinderen, of het vaststellen van specifieke of algemene vaardigheden? Wordt het kind vergeleken met andere kinderen? • de vormgeving Op welke manier wordt de informatie verzameld, worden er open en/of gesloten vragen gesteld, vindt het verzamelen van informatie eenmalig plaats of op meerdere momenten, moet er iets geregeld worden? • randvoorwaarden Hebben de pedagogisch medewerkers scholing nodig en wat zijn de kosten voor de aanschaf?

44

Wet bescherming persoonsgegegevens Van de informatie die je over de ontwikkeling en het functioneren van het kind verzamelt valt een groot deel onder de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Het is nodig dat de organisatie een privacyreglement heeft waarin vastgelegd wordt: • welke persoonsinformatie over het kind en gezin verzameld wordt • wat er met deze informatie gebeurt • waar de informatie wordt bewaard


Theoriebron Het kiezen van een kindvolgsysteem

• •

wie hier toezicht op houdt wie er toegang heeft tot deze informatie.

fb .v

Tips

Ed

u'

A

ct

ie

Zoals je kunt lezen is het aanbod groot. Enkele tips bij het kiezen van een volgsysteem zijn: 1. Neem de tijd om je te oriënteren op wensen en mogelijkheden en om na te denken over wat je als organisatie precies wilt bereiken. 2. Evalueer de goede en minder goede ervaringen met de huidige werkwijze. 3. Onderzoek met welke voorzieningen je naast het kindercentrum samen werkt. Is dit een passieve of actieve samenwerking en wat zijn over en weer de verwachtingen wat betreft informatie. 4. Creëer draagvlak bij de mensen die met het kindvolgsysteem moeten gaan werken (organiseer werkgroepen met management, ouders, pedagogisch medewerkers en samenwerkende partners). 5. Kies de juiste methode en hulpmiddelen die passen bij de organisatie. Niet alle methoden zijn geschikt. 6. Schakel eventueel expertise in om de keus te maken. Het is belangrijk dat alle betrokkenen het nut van de werkwijze inzien. Kijk hierbij goed naar: de samenhang tussen tussen de gekozen werkwijze en doelen of er een doorlopende ontwikkelingslijn zichtbaar is of er hulpmiddelen zijn die losstaan van het in kaart brengen van het proces (ook rekening houden met wisselingen van pedagogisch medewerkers, groepsgrootte, ruimte en pedagogische aanpak) of er passende normen voor besluitvorming afgesproken zijn of onderkenning, signalering en screening betrouwbaar en valide zijn of de werkwijze gebruiksvriendelijk is of observatie en verwerking niet te veel tijd in beslag nemen en tijdens het gewone werk uitgevoerd kunnen worden of resultaten ook inzichtelijk maken welke vervolgstappen genomen dienen te worden en of de informatie overdraagbaar is.

U

itg

ev

er

ij

7. Gebruik een checklist met aandachtspunten waar een kindvolgsysteem volgens de betrokkenen aan zou moeten voldoen. 8. Doe marktonderzoek en kijk of het betaalbaar is voor de organisatie. 9. Experimenteer met het systeem. 10. Implementeer na definitieve keuze. 11. Evalueer regelmatig of het systeem de beoogde verwachtingen en doelen waarmaakt.

45


ij

er

ev

itg

U

A

u'

Ed

fb .v

ie

ct


ij

er

ev

itg

U

A

u'

Ed

fb .v

ie

ct


ij

er

ev

itg

U

A

u'

Ed

fb .v

ie

ct


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.