40948 ontwikkeling van het beroep en de beroepshouding

Page 1

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

fb

Ontwikkeling van het beroep en de beroepshouding

.v

.

Cursus


Colofon Uitgeverij: Edu’Actief b.v.

.v

.

0522-235235 info@edu-actief.nl

fb

www.edu-actief.nl Auteur(s): Marcella Spithoven

tie

Inhoudelijke redactie: Floortje Vissers Titel: Ontwikkeling van het beroep en de beroepshouding

u' Ac

ISBN: 978 90 3724 094 8 © Edu’Actief b.v. 2017

Behoudens de in of krachtens de Auteurswet gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

U

itg

ev

er

ij

Ed

Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h Auteurswet dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in compilatiewerken op grond van artikel 16 Auteurswet kan men zich wenden tot de Stichting PRO (www.stichting-pro.nl). De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden. Door het gebruik van deze uitgave verklaart u kennis te hebben genomen van en akkoord te gaan met de specifieke productvoorwaarden en algemene voorwaarden van Edu’Actief, te vinden op www.edu-actief.nl.


Inhoudsopgave Over deze cursus

Beroepsgroep en beroepscode

12

Professionaliteit en competenties Burgerparticipatie

.v

9

15

20

Persoonlijke identiteit en beroepsvisie Reflectie

fb

Werkveld en beroep

.

7

tie

OriĂŤntatie

4

27

32 34

u' Ac

Theoriebron Werkveld en beroep

Theoriebron Beroepsgroep en beroepscode

38

Theoriebron Professionaliteit en competenties

41

Theoriebron Maatschappelijke ontwikkelingen

43

46

Ed

Theoriebron Burgerparticipatie

Theoriebron Persoonlijke identiteit en beroepsvisie 53

U

itg

ev

er

ij

Theoriebron Persoonlijke ontwikkeling

50

3


Over deze cursus

Over deze cursus

.

Inleiding

Ed

u' Ac

tie

fb

.v

Deze cursus gaat over de diverse beroepen die een SMD'er kan uitvoeren, de professionaliteit, competenties en de beroepscode van een SMD'er. Centraal staat de ontwikkeling van het beroep en de beroepshouding als gevolg van maatschappelijke ontwikkelingen, zoals burgerparticipatie. Je maakt kennis met de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), uitkleding van de verzorgingsstaat en multiculturalisering. Deze ontwikkelingen kunnen van invloed zijn op je beroepsvisie en motieven om je werk uit te oefenen. Daarnaast leer je wat een leerplan, een persoonlijk ontwikkelplan (POP) en een persoonlijk activiteitenplan (PAP) inhouden.

SMD'er aan het werk.

Leerdoelen

ij

Je hebt kennis van het werkveld van een SMD'er en de diverse beroepen die een SMD'er kan uitoefenen. Je hebt kennis van de beroepsgroep en beroepscode en kunt het belang hiervan uitleggen. Je hebt kennis van de professionaliteit en competenties in relatie met de diverse werkterreinen van een SMD'er. Je hebt kennis van de rol van een SMD'er in burgerparticipatie bij de ondersteuning van cliënten. Je hebt kennis van maatschappelijke ontwikkelingen en de invloed daarvan op beroepsvisies en motieven van een SMD'er. Je hebt kennis van je eigen persoonlijke identiteit en kunt je persoonlijke visie, beroepsvisie en beroepsidentiteit benoemen. Je hebt kennis van de begrippen leerplan, het persoonlijk ontwikkelplan (POP) en het persoonlijk activiteitenplan (PAP) en kunt deze opstellen.

er

• •

ev

• •

U

itg

4

• •


Over deze cursus

Beoordeling Aan het eind van de cursus wordt je parate kennis beoordeeld met een toets. Je praktische beheersing van de leerdoelen wordt getoetst aan de hand van twee beroepsproducten. Deze worden op verschillende punten beoordeeld: op inhoud en op de uitvoering. Andere belangrijke punten bij de beoordeling zijn: actieve deelname aan de lessen en nette uitwerking van de opdrachten in correct Nederlands. Je vindt ze bij elkaar in het beoordelingsformulier.

.v

.

Beoordelingsformulier <

Een beroepsproduct maken kost tijd. Daarom moet je dit goed plannen. Lees eerst de opdracht van het beroepsproduct goed door en vul daarna het planningsformulier in. Neem ook de andere opdrachten van deze cursus op in je totale planning. Zo voorkom je dat je in tijdnood komt.

tie

Planningsformulier <

fb

Planning

ij

Artikel Rapport Zicht op Wmo <

Gemeenten moeten ervoor zorgen dat mensen zo lang mogelijk thuis kunnen blijven wonen. De gemeente geeft ondersteuning thuis via de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Officieel heet deze wet Wmo 2015. Die wet schrijft voor dat burgers zo veel mogelijk moeten worden ondersteund vanuit gemeenten met als doel de zelfredzaamheid van burgers te bevorderen. Door middel van een zogeheten keukentafelgesprek wil de gemeente samen met de cliënt bepalen wat de beste zorg voor die cliënt is. Daarbij neemt de gemeente als uitgangspunt wat de cliënt zelf nog kan en in hoeverre naasten van de cliënt hierbij kunnen ondersteunen. Wmo-consulenten die bij de gemeente werken hebben er vaak moeite mee om cliënten te begeleiden. Met name het keukentafelgesprek vinden de Wmo-consulenten lastig. Dat blijkt uit het Artikel Rapport Zicht op de Wmo dat in oktober 2017 is verschenen. Aan jou de vraag om een checklist te maken die gebruikt kan worden bij het keukentafelgesprek. Doe dit in tweetallen.

Ed

Theoriebron Maatschappelijke ontwikkelingen <

u' Ac

Beroepsproduct 1: Checklist Wmo

er

Stappen

Bespreek samen de opdracht en de aanpak. Maak een planning en een taakverdeling. Lees de Theoriebron Maatschappelijke ontwikkelingen. Verdiep je op internet in de inhoud van een keukentafelgesprek. Lees bijvoorbeeld hoofdstuk 4 (Het verloop van het meldproces) in het Artikel Rapport Zicht op de Wmo. Schrijf tijdens of na het lezen van het rapport voor jezelf kort op welke onderdelen en onderwerpen er aan bod moeten komen tijdens een keukentafelgesprek. Maak een checklist die Wmo-consulenten kunnen gebruiken tijdens het voeren van het keukentafelgesprek. Maak gebruik van je aantekeningen bij de vorige stap. Het gaat erom dat Wmo-consulenten de checklist erbij kunnen houden tijdens het gesprek zodat ze niets vergeten te bespreken.

ev

• • • •

U

itg

• •

Laat elke processtap goedkeuren door je docent, voordat je begint aan de volgende processtap.

5


Over deze cursus

Eisen aan het beroepsproduct De Wmo-checklist mag maximaal één A4'tje zijn. De onderdelen van de checklist staan puntsgewijs en in steekwoorden beschreven. De Wmo-checklist moet compleet zijn. De Wmo-checklist moet bruikbaar zijn voor Wmo-consulenten die een keukentafelgesprek voeren.

Beroepsproduct 2: POP

• • •

Je kunt ook aan mensen die jou goed kennen vragen om je te helpen. Zet op een rijtje welke ontwikkeling je in de rest van je opleiding wilt doormaken. Vul dit in kolom 3 in. Check bij je docent of hij het ontstane beeld van je ontwikkeling herkent. Kom met je docent tot overeenstemming over de gewenste ontwikkeling. En maak zo mogelijk afspraken over jullie samenwerking om deze ontwikkeling mogelijk te maken. Bespreek ten slotte met je docent het overzicht van je ontwikkeling dat door het POP is ontstaan. En geef gezamenlijk aan welke rode draad daarin te ontdekken is.

er

Lees de opdracht en de aanpak. Lees de Theoriebron Persoonlijke ontwikkeling Verzamel de opdrachten uit de cursus die je kunt gebruiken voor je POP. Maak een planning van de werkzaamheden die je moet doen. Neem het schema 'POP' uit het werkmodel over. Als je geen baan hebt, sla je de eerste regel, over de werkomgeving, over. Vul de eerste kolom van het schema in, terugkijkend naar de persoon die je was toen je aan de opleiding begon. Vul de tweede kolom van het schema in. Dit is de kolom die gaat over de huidige stand van zaken. Je kunt daarbij informatie gebruiken uit de opdrachten die je hebt gemaakt.

u' Ac

• • • • • • •

tie

Stappen

Ed

Werkmodel POP <

Je maakt een persoonlijk ontwikkelingsplan (POP) voor jezelf.

ij

Theoriebron Persoonlijke ontwikkeling <

fb

.v

.

• • • •

ev

Eisen aan het beroepsproduct

U

itg

6

Het POP is volledig ingevuld. Dat wil zeggen: Je hebt bij hoofdstuk 1 (vroeger), hoofdstuk 2 (nu) en hoofdstuk 3 (later) de punten 1 t/m 8 beschreven, een samenvatting toegevoegd en een conclusie geformuleerd. De rode draad in je ontwikkeling is zichtbaar en met je docent besproken.


OriĂŤntatie

OriĂŤntatie

.

Na je opleiding SMD kun je op diverse plekken komen te werken. Wat jouw nieuwe werkveld wordt, zal in de toekomst blijken. Maar misschien heb je al een voorkeur? Bekijk het Filmpje Maatschappelijke dienstverlening.

fb

Filmpje Maatschappelijke dienstverlening <

Werkveld

.v

Opdracht 1

tie

a. Welk werkveld uit dit filmpje spreekt jou het meest aan? Leg uit waarom.

Opdracht 2

Beroepsgroep

u' Ac

b. Over welk(e) werkveld(en) zou je tijdens deze cursus meer willen leren?

Er is geen speciale beroepsgroep voor de functie van SMD'er. Er is wel een beroepsgroep voor maatschappelijk werkers, jeugdzorgwerkers en sociaal agogen. Die zijn verenigd in de Beroepsvereniging van Professionals in Sociaal Werk (BPSW). Bekijk de Website BPSW.

Ed

Website BPSW <

er

ij

a. Bij welke van de genoemde beroepsgroepen voel je je, met jouw toekomstige functie, het best thuis?

U

itg

ev

b. Waar denk je aan bij het woord 'beroepsgroep'?

Opdracht 3

c. Wat verwacht je van een beroepsgroep?

Boodschappenlijstje Op het bord staat het onderwerp van deze les geschreven. Iedereen krijgt een kladblaadje en schrijft boven aan het kladblaadje het woord dat op het bord staat over met een streep eronder. Onder de streep schrijf je nu een woord/feit dat bij het onderwerp hoort. Je geeft je kladblaadje vervolgens door naar links. Op het kladblaadje dat je nu voor je hebt liggen,

7


OriĂŤntatie

schrijf je weer een woord/feit. Daarna geef je het kladblaadje weer door naar links. Dit gaat zo door tot je je eigen kladblaadje weer terug hebt of de docent zegt dat er gestopt gaat worden. Er mogen geen dubbele woorden of feiten op de kladblaadjes komen te staan, als je echt niks nieuws weet toe te voegen zet je een kruisje op het kladblaadje.

.v

.

a. Wist je veel woorden/feiten bij het onderwerp te bedenken?

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

fb

b. Welke nieuwe dingen heb je erbij geleerd?

8


Werkveld en beroep

Werkveld en beroep

.

Inleiding

u' Ac

tie

fb

.v

Met de opleiding Sociaal-maatschappelijke dienstverlening kun je later diverse beroepen uitoefenen bij veel verschillende instellingen, organisaties en bedrijven. In deze opdrachten maak je kennis met de beroepen en het werkveld. Ook leer je welke taken een SMD'er heeft en welke kennis en vaardigheden belangrijk zijn voor een SMD'er.

Ed

Een SMD'er kan een cliënt helpen met het invullen van formulieren.

Leerdoelen

Je kunt uitleggen wat het werkveld van een SMD'er inhoudt. Je kunt benoemen welke beroepen een SMD’er kan uitoefenen.

er

ij

• •

Opdracht 4

Er zijn veel verschillende instellingen, organisaties en bedrijven waar SMD'ers werken. In deze opdracht bekijk je in welke instellingen SMD'ers kunnen werken. Lees de Theoriebron Werkveld en beroep.

ev

Theoriebron Werkveld en beroep <

Instellingen

U

itg

a. Bij welke soort instellingen werken SMD’ers? Noteer er vijf.

9


Werkveld en beroep

Opdracht 5

Taken

u' Ac

In de opleiding SMD leer je diverse vaardigheden en doe je veel kennis op. In deze opdracht kijk je welke taken, kennis en vaardigheden van een SMD'er jij belangrijk vindt en waar jij goed in bent. Ook ga je op internet vacatures zoeken. a. Welke taken heeft een SMD'er? Geef er vijf.

Ed

Theoriebron Werkveld en beroep <

tie

fb

.v

.

b. Maak tweetallen. • Kies twee soorten instellingen uit de antwoorden op de vorige vraag. • Zoek op internet wat de taak is van deze soort instelling. • Zoek op internet van elke soort instelling drie voorbeelden. • Vergelijk jullie antwoorden met die van een ander tweetal.

er

ij

b. Welke taken en vaardigheden uit jouw antwoord op de vorige vraag passen het best bij jou? Waar ben jij goed in? Schrijf dit op.

U

itg

ev

c. Zoek op internet een vacature van een SMD’er op jouw niveau. Schrijf op welke kennis en vaardigheden er worden genoemd in deze vacature.

d. Zou jij solliciteren op deze functie als je deze vacature leest? Waarom wel of niet?

10


Werkveld en beroep

Opdracht 6

Met de opleiding Sociaal-maatschappelijke dienstverlening kun je later diverse beroepen uitoefenen. In deze opdracht maak je een Prezi over een van deze beroepen. a. Noteer vijf beroepen die je kunt uitoefenen met de opleiding SMD.

.v

.

Theoriebron Werkveld en beroep <

Beroepen

fb

Website Prezi <

u' Ac

tie

b. Maak groepjes van ongeveer vier studenten. Iedere student kiest een beroep. Beschrijf individueel in het kort wat dit beroep inhoudt.

Maak met je groepje een Prezi over een van de beroepen. Overleg eerst met elkaar welk beroep jullie zullen uitwerken.

Ed

In de Prezi besteden jullie aandacht aan: • de kennis en vaardigheden die nodig zijn voor dit beroep • op welke specifieke cliënt(kenmerken) je informatie is gericht • in wat voor soort instelling je kunt werken als je dit beroep uitoefent • welke aanvullende opleiding er eventueel nodig is voor dit beroep.

ij

Ieder groepje presenteert zijn Prezi voor de groep.

U

itg

ev

er

c. Vraag feedback: een top (iets wat goed ging) en een tip (iets wat beter kan). Welke tops en tips hebben jullie ontvangen?

11


Beroepsgroep en beroepscode

.

Beroepsgroep en beroepscode

.v

Inleiding

Ed

u' Ac

tie

fb

jk bij de uitvoering van het beroep. Een beroepscode gaat over gedragsregels voor professionals. In deze opdrachten ga je aan de slag met het opstellen van gedragsregels voor jezelf en je collega's. De meldings- en registratieplicht is een van die gedragsregels.

Leerdoelen

ij

Je kunt uitleggen wat een beroepsgroep is. Je kunt uitleggen wat de beroepscode is. Je kunt uitleggen wat het belang van de beroepscode is. Je kunt uitleggen wat de rol van de BPSW is.

er

• • • •

Overhoring

In deze opdracht ga je zelf vragen bedenken over de theorie. Vervolgens geef je antwoord op de vragen die je medestudent heeft bedacht. • Maak tweetallen. • Bestudeer ieder een deel van de Theoriebron Beroepsgroep en beroepscode. Leg de stof vervolgens aan elkaar uit. • Maak vervolgens vijf vragen over het deel van de theorie dat je medeleerling heeft bestudeerd. Je medeleerling beantwoordt de vragen.

ev

Opdracht 7

U

itg

Theoriebron Beroepsgroep en beroepscode <

12

Zijn er dingen die je niet snapt? Of heb je aanvullende vragen die niet worden beantwoord in de theorie? Schrijf dit op en leg het voor aan je docent.


Beroepsgroep en beroepscode

Opdracht 8

De meldings- en registratieplicht is een van de gedragsregels van de beroepscode. Vorm een mening over het verplicht melden van problemen van klanten. Je gaat discussiĂŤren over de voors en tegens van de meldings- en registratieplicht. a. Waarom is het goed dat beroepskrachten problemen moeten melden? Schrijf voor jezelf twee redenen op.

.v

.

Theoriebron Beroepsgroep en beroepscode <

Meldings- en registratieplicht

fb

Werkmodel Discussie <

u' Ac

tie

b. Waarom zou het niet goed kunnen zijn dat beroepskrachten problemen moeten melden? Schrijf voor jezelf twee redenen op.

c. Voer daarna een discussie met elkaar over de voors en tegens van de meldings- en registratieplicht. Gebruik hierbij het Werkmodel Discussie.

Ed

Vul je lijstje van de vorige vraag vervolgens verder aan met een nieuw gevonden argument voor, en een nieuw gevonden argument tegen.

er

ij

d. Bepaal individueel of je vooral argumenten voor of argumenten tegen hebt kunnen bedenken tijdens de discussie. Schrijf erbij waarom.

ev

e. Een beroepscode gaat over gedragsregels voor professionals. Kijk naar je conclusie over het verplicht melden en registreren van bepaalde problemen van klanten. Welke tekst zou je in de gedragsregels voor professionals willen opnemen? Vul de zin aan:

overheidsinstanties altijd:

U

itg

De professional handelt inzake het melden van problemen van klanten aan

13


Beroepsgroep en beroepscode

Opdracht 9

Een beroepscode gaat over gedragsregels voor professionals. In deze opdracht maak je gedragsregels voor jezelf en je collega’s. a. Lees deze waarden door: integriteit, betrokkenheid, rechtvaardigheid, goed gevoel voor verhoudingen, gevoel voor (machts)relaties, respectvol, vertrouwelijkheid, assertief, besef van zelfbeschikkingsrecht van de klant • Maak drietallen. • Verdeel deze negen waarden over de groep. Ieder groepslid kiest er drie uit. • Zoek zo nodig op wat de waarde inhoudt. • Benoem voor de waarden die jij hebt gekozen steeds in één zin een norm (een gedragsregel). Zo’n zin ziet er bijvoorbeeld als volgt uit: De sociaal-maatschappelijk dienstverlener is zich bewust van het belang van duurzaam handelen en handelt daarom steeds met begrip van de kosten en met respect voor het milieu.

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

fb

Werkmodel Discussie <

.v

.

Theoriebron Beroepsgroep en beroepscode <

Beroepscode

b. • • •

Leg de negen gedragsregels uit de vorige vraag bij elkaar en lees elkaars bijdragen aandachtig door. Discussieer met elkaar over de gedragsregels en kom tot overeenstemming. Gebruik het Werkmodel Discussie. Herschrijf de gedragsregels met de hele groep. Doe dit in overeenstemming met de uitkomst van de discussie.

Tip! Je hebt nu een gedragscode voor je toekomstig beroep vastgesteld! Bewaar deze goed. Je kunt dit gebruiken bij het maken van je POP.

14


Professionaliteit en competenties

.

Professionaliteit en competenties

.v

Inleiding

Ed

u' Ac

tie

fb

Professioneel handelen is de basis van elk beroep. Wat houdt professionaliteit voor een SMD' er in? Bij het ondersteunen van cliënten hebben SMD'ers in verschillende situaties verschillende competenties nodig. Welke competenties dat zijn ga je onderzoeken in deze opdrachten. Ook kijk je naar de eigen competenties.

Je kunt uitleggen wat professionaliteit inhoudt in relatie met je beroep als SMD'er. Je kunt uitleggen hoe professionaliteit kan worden ingezet op de diverse werkterreinen van een SMD’er. Je kunt benoemen welke competenties een SMD'er nodig heeft.

er

• •

ij

Leerdoelen

ev

U

itg

Opdracht 10

Theoriebron Professionaliteit en competenties <

Houding, kennis en vaardigheden Een competentie omvat het geheel van inzicht, houding, kennis en vaardigheden die bepalen of je geschikt bent voor een taak of functie. In deze opdracht verdiep je je in de competenties van een SMD'er. Daarna kijk je welke competenties bij jou passen. a. De competenties van een SMD'er als professional omvat het geheel van houding, kennis en vaardigheden. Wat is het verschil tussen houding, kennis en vaardigheden?

15


Professionaliteit en competenties

.v

.

b. Vul de tabel verder in. Zet bij elk kopje minimaal drie andere competenties die een SMD'er nodig heeft. Gebruik andere competenties dan de competenties die genoemd worden in de theoriebron. Zoek deze bijvoorbeeld op internet op. Kennis

Vaardigheden

Aandacht en begrip tonen

Rapporteren

Aansturen

Samenwerken

Vakdeskundigheid toepassen

Begeleiden

Ethisch en integer handelen

Materialenkennis

Presenteren

Onderzoeken

Ed

Omgaan met druk en tegenslag

tie

u' Ac

Omgaan met verandering

fb

Houding

er

ij

Overleggen

U

itg

ev

c. Welke vijf kenmerken van een professional vind jij persoonlijk belangrijk en waarom?

16

d. Maak tweetallen. Wissel je lijstje van de vorige vraag uit met een medestudent. Vergelijk elkaars lijstjes. Wat zijn de overeenkomsten en verschillen?


Professionaliteit en competenties

Opdracht 11

Bij het ondersteunen van cliënten zijn in verschillende situaties verschillende competenties nodig. In deze opdracht leer je welke competenties in het kwalificatiedossier van SBB/Calibris staan. En je gaat kijken welke van deze competenties de SMD'er in een bepaalde casus nodig heeft.

.

Theoriebron Professionaliteit en competenties <

Competenties

er

ij

Ed

u' Ac

tie

A Beslissen en activiteiten initiëren B Aansturen C Begeleiden D Aandacht en begrip tonen E Samenwerken en overleggen F Ethisch en integer handelen G Relaties bouwen en netwerken H Overtuigen en beïnvloeden I Presenteren J Formuleren en rapporteren K Vakdeskundigheid toepassen L Materialen en middelen inzetten M Analyseren N Onderzoeken O Creëren en innoveren P Leren Q Plannen en organiseren R Op de behoeften en verwachtingen van de klant richten S Kwaliteit leveren T Instructies en procedures opvolgen U Omgaan met verandering en aanpassen V Met druk en tegenslag omgaan W Gedrevenheid en ambitie tonen X Ondernemend en commercieel handelen Y Bedrijfsmatig handelen.

fb

.v

In het kwalificatiedossier Sociaal-maatschappelijk dienstverlener komen de competenties A t/m Y aan bod. Deze staan hieronder vermeld. Voor een toelichting op deze competenties kun je het kwalificatiedossier bekijken.

ev

Hieronder staan twee citaten, waarin SMD'ers iets vertellen over een casus. Lees deze door en geef aan welke competentie de SMD'er in dit geval nodig heeft.

U

itg

Casus Sarah werkt als sociaal-maatschappelijk dienstverlener bij Stichting Hulp. Zij heeft zojuist een cliënt, meneer Achterberg, gesproken. Hij geeft aan dat hij wil gaan werken, eventueel vrijwilligerswerk. Hij heeft interesse in werken met dieren. Sarah wil graag gepast werk voor meneer Achterberg vinden. Zij gaat informeren bij verschillende zorgboerderijen, kinderboerderijen, het hondenasiel en het buurtdienstenbedrijf wat er mogelijk is. Zij bespreekt wat voor taken er zijn, welke eisen ze aan vrijwilligers stellen, en wat ze aan ondersteuning nodig hebben. Sarah vertelt daarover: 'Ik wil de cliënt goed kunnen informeren over wat er mogelijk is. Zorgaanbieders vraag ik om tijdelijk als consulent mee te kijken als mensen er starten. Ook schakel ik soms iemand uit het persoonlijk netwerk of een vrijwillig maatje in om mensen hun nieuwe taak aan te leren en met hen te oefenen. Daar heeft zo’n organisatie vaak geen tijd voor.'

17


Professionaliteit en competenties

.

a. Welke competenties heeft de SMD'er in bovenstaand citaat nodig?

.v

Casus

u' Ac

tie

fb

Ruben is sociaal-maatschappelijk dienstverlener. Hij is op bezoek geweest bij een oudere dame, mevrouw Wilschut, met cognitieve problemen na een hersenbloeding. De huisarts had haar bij Ruben aangemeld, omdat ze problemen had met de thuiszorg en apotheek. Mevrouw Wilschut had al twee jaar haar rekeningen niet betaald. Het kostte Ruben moeite om een afspraak met haar te maken. Ze belde een aantal keer terug wanneer de afspraak ook alweer was en wat de bedoeling van de afspraak was. Ruben had met haar afgesproken dat de dochter, die vlakbij woont, bij het gesprek aanwezig zou zijn. Bij aankomst bleek mevrouw Wilschut toch alleen. Ruben vertelt: 'In het gesprek bleek dat de administratie prioriteit had. Toen ik vroeg of haar dochter haar zou kunnen helpen met haar administratie, kreeg ik de wind van voren. Wat dacht ik wel? Haar dochter had daar echt geen tijd voor, met haar drukke directiefunctie en twee jonge kinderen! Toen ik voorstelde om met haar dochter erbij te overleggen welke mogelijkheden er dan wel waren, kwam ze met de werkelijke reden: 'Ik wil niet tot last zijn, ik wil helemaal niet dat mijn kinderen mij als hulpbehoevend beschouwen.' Ruben signaleerde vraagverlegenheid. Hij is hiermee met haar aan de slag gegaan. Aspecten die meespeelden waren de angst om opgenomen te worden, rouw om de verloren gezondheid, en de relatie met de dochter. Na een paar gesprekken lukte het Ruben uiteindelijk om met de dochter erbij af te spreken.

Opdracht 12

Ed

b. Welke competenties heeft de SMD'er in bovenstaand citaat nodig?

Eigen competenties

er

ij

In de opleiding SMD werk je steeds aan onderdelen van de taken, de werkprocessen en de daarbij behorende competenties. In deze opdracht ga je je eigen competenties behoordelen. Welke competenties beheers je al goed en met welke competenties moet je nog meer oefenen?

U

itg

ev

Hieronder staan nogmaals de 25 competenties voor de SMD'er. Deze competenties staan beschreven in het kwalificatiedossier Sociaal-maatschappelijk dienstverlener.

18

A Beslissen en activiteiten initiĂŤren B Aansturen C Begeleiden D Aandacht en begrip tonen E Samenwerken en overleggen F Ethisch en integer handelen G Relaties bouwen en netwerken H Overtuigen en beĂŻnvloeden I Presenteren J Formuleren en rapporteren K Vakdeskundigheid toepassen L Materialen en middelen inzetten M Analyseren N Onderzoeken


.v fb

O CreĂŤren en innoveren P Leren Q Plannen en organiseren R Op de behoeften en verwachtingen van de cliĂŤnt richten S Kwaliteit leveren T Instructies en procedures opvolgen U Omgaan met verandering en aanpassen V Met druk en tegenslag omgaan W Gedrevenheid en ambitie tonen X Ondernemend en commercieel handelen Y Bedrijfsmatig handelen.

.

Professionaliteit en competenties

Ed

u' Ac

tie

a. Kies uit deze lijst tien competenties. Omschrijf deze competenties in je eigen woorden.

U

itg

ev

er

ij

b. Geef van de tien competenties uit de vorige vraag aan of je deze geheel, gedeeltelijk of nog niet beheerst. Probeer ook een aantal voorbeelden te geven waaruit blijkt of je deze competenties beheerst.

Tip! Wat je bij de tweede vraag hebt opgeschreven, kun je gebruiken voor het beroepsproduct POP.

19


Burgerparticipatie

Burgerparticipatie

.

Inleiding

fb

.v

Als sociaal-maatschappelijk dienstverlener moet je op de hoogte zijn van de maatschappelijke ontwikkelingen en daarop kunnen inspelen. Je wilt immers de cliënten zo goed mogelijk helpen.

er

ij

Ed

u' Ac

tie

In deze opdrachten verdiep je je in burgerparticipatie en de Participatiewet. Je onderzoekt welke werkzaamheden en taken een SMD’er hierbij heeft. Hoe kan een SMD’er een rol spelen en de burgerparticipatie bevorderen? Je maakt kennis met een variant van burgerparticipatie: doe-democratie. Je verdiept je ook in de Wmo en multiculturalisering.

ev

Leerdoelen • •

U

itg

20

• • • •

Je kunt uitleggen wat maatschappelijke ontwikkelingen zijn. Je kunt uitleggen wat de invloed van maatschappelijke ontwikkelingen is op de beroepspraktijk van een SMD'er. Je kunt uitleggen hoe je als SMD'er op de juiste wijze kunt inspelen op maatschappelijke ontwikkelingen. Je kunt uitleggen wat burgerparticipatie is. Je kunt uitleggen wat de achtergrond is van de opkomst van de participatiesamenleving. Je kunt uitleggen wat de Participatiewet inhoudt. Je kunt uitleggen welke rol een SMD’er heeft in burgerparticipatie bij de ondersteuning van cliënten.


Burgerparticipatie

Opdracht 13

Lees de Theoriebron Maatschappelijke ontwikkelingen en de Theoriebron Burgerparticipatie. In de theoriebronnen wordt een aantal ontwikkelingen beschreven, namelijk burgerparticipatie, Wmo en multiculturalisering. In deze opdracht ga je bekijken of deze ontwikkelingen terugkomen in je opleiding.

.

Theoriebron Maatschappelijke ontwikkelingen <

Ontwikkelingen en je opleiding

.v

In de theoriebronnen komen drie ontwikkelingen aan bod: burgerparticipatie, Wmo en multiculturalisering. Geef per ontwikkeling antwoord op de volgende vragen. Werk deze vragen uit in een Word-document. Als je de opdracht hebt afgerond, stuur je deze naar je docent. 1. Zie je deze ontwikkeling in het vak terug in je opleiding? 2. Vind jij dat de opleiding je goed voorbereidt op deze ontwikkeling? 3. Waarom vind je dat? 4. Als je vindt dat je minder goed onderwezen wordt in een bepaald onderwerp, wat ontbreekt er dan?

Website Praktijkvoorbeelden burgerparticipatie <

Op internet zijn veel praktijkvoorbeelden van burgerparticipatie te vinden. De Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft een databank gemaakt van praktijkvoorbeelden. In deze opdracht ga je zoeken in deze databank en vragen beantwoorden over een zelfgekozen burgerparticipatieproject.

u' Ac

Theoriebron Burgerparticipatie <

Burgerparticipatie

Ga naar de Website Praktijkvoorbeelden burgerparticipatie. Kijk bij ‘Overzicht van onderwerpen binnen dit beleidsveld' welk beleidsveld jou aanspreekt. Je ziet dan een lijst met praktijkvoorbeelden. Kies er een die jou aanspreekt en lees deze goed door.

Ed

Opdracht 14

tie

fb

Theoriebron Burgerparticipatie <

Lees ook de Theoriebron Burgerparticipatie. Beantwoord vervolgens de vragen. a. Welke rol had de burger in dit project?

er

ij

Website Participatiewijzer <

c. Welke rol zou een SMD’er hebben gehad in dit project?

U

itg

ev

b. Welke rol had de overheid in dit project?

21


Burgerparticipatie

In deze opdracht bekijk je welke rol een SMD'er kan spelen bij burgerparticipatie. Lees de Theoriebron Burgerparticipatie en bekijk het Filmpje Participatie en activering van mensen. Beantwoord daarna de vragen.

tie

Theoriebron Burgerparticipatie <

Rol van SMD'er bij burgerparticipatie

fb

Opdracht 15

.v

.

d. Ga nu naar de Website Participatiewijzer. Klik op 'Ga naar databank methoden'. Hier staan veel werkvormen voor burgerparticipatie. Welke werkvorm past bij het burgerparticipatieproject dat je hierboven hebt gekozen? Licht je antwoord toe.

a. Wat zijn de werkzaamheden van een SMD’er bij het bevorderen van burgerparticipatie? Je mag ook andere werkzaamheden en taken noemen die niet in het filmpje voorkomen.

u' Ac

Filmpje Participatie en activering van mensen <

Opdracht 16

Doe-democratie

ij

Een variant van burgerparticipatie is een doe-democratie. In deze opdracht ga je zelf vragen maken en beantwoorden over een doe-democratie. Bekijk de website Doe-democratie. a. Wat is een doe-democratie? Geef een korte omschrijving.

b. Maak zelf drie meerkeuzevragen over doe-democratie. Elke vraag moet vier antwoordopties hebben, waarvan er een de juiste is. Geef in een apart bestand of op een apart blaadje een uitwerking bij het juiste antwoord.

U

itg

ev

er

Website Doe-democratie <

Ed

b. Welke competenties heb je nodig bij het bevorderen van burgerparticipatie? Je kunt een aantal competenties uit het filmpje halen of zelf bedenken.

c. Wissel met een medestudent van vragen en maak elkaars vragen.

22


Burgerparticipatie

Opdracht 17 Theoriebron Burgerparticipatie <

Participatiewet Sinds 2015 is de Participatiewet van kracht. Hierin zijn drie wetten samengevoegd. In het Artikel De Participatiewet vind je veel informatie over de wet. In deze opdracht ga je vragen over de Participatiewet beantwoorden.

.

a. Wat is het doel van de Participatiewet?

u' Ac

c. Voor wie is de Participatiewet?

tie

b. Welke taken heeft de gemeente in de Participatiewet?

fb

.v

Artikel De Participatiewet <

Ed

d. Welke drie wetten zijn samengevoegd in de Participatiewet?

ev

er

ij

e. Wat is beschut werk?

U

itg

Opdracht 18

Artikel De drie decentralisaties in het sociale domein <

Decentralisaties De Participatiewet is een van de drie decentralisaties in het sociale domein. De decentralisaties zijn voorbeelden van maatschappelijke ontwikkelingen waar je als toekomstig sociaal-maatschappelijk dienstverlener mee te maken zult krijgen. Bekijk het Artikel De drie decentralisaties in het sociale domein en beantwoord de vragen. a. Wat is de betekenis van decentralisatie?

23


Burgerparticipatie

.v

.

b. Decentralisatie bestaat uit twee processen: transitie en transformatie. Wat is de betekenis van deze twee begrippen?

tie

u' Ac

d. Wat is het doel van deze decentralisaties?

fb

c. Welke twee andere decentralisaties, naast de Participatiewet, vinden er plaats in het sociale domein?

Ed

Geef per decentralisatie aan wat er veranderd is voor de gemeenten. Zoek hiervoor informatie op het internet.

er

ij

e. Decentralisatie 1:

U

itg

ev

f. Decentralisatie 2:

24

g. Decentralisatie 3:


Burgerparticipatie

Opdracht 19 Artikel Wmo-ondersteuning <

Wmo Open het Artikel Wmo-ondersteuning. Dit persbericht hoort bij het rapport 'Zicht op Wmo' van het Sociaal en Cultureel Planbureau. In dit rapport staat wat de ervaringen zijn van melders, mantelzorgers en gesprekvoerders.

u' Ac

b. Bedenk hier zelf een oplossing voor.

tie

fb

.v

.

a. Lees de alinea ‘Wettelijk verplicht onderzoek naar ondersteuningsbehoefte meestal uitgevoerd'. Volgens de Wmo moet een gemeente onafhankelijke cliëntondersteuning bieden. De invoering van cliëntondersteuning blijkt in de praktijk complex, inwoners maken er nog relatief weinig gebruik van. Hoe komt het dat melders nog weinig gebruikmaken van onafhankelijke cliëntondersteuning?

Lees eerst het onderdeel 'Multiculturalisering' uit de Theoriebron ‘Maatschappelijke ontwikkelingen’ en het voorbeeld.

Voorbeeld De afgelopen jaren nam het aantal vluchtelingen dat in Nederland asiel aanvroeg toe. Na Syrische vluchtelingen vormen Eritrese vluchtelingen de grootste groep. In maart 2017 woonden er naar schatting van het CBS 20.000 personen met een Eritrese achtergrond in Nederland. Een groot deel van de recent aangekomen Eritrese statushouders staat op grote afstand van de Nederlandse samenleving en kampt met meerdere soorten problemen. Tegelijkertijd blijkt dat vooral de jongeren een indrukwekkende veerkracht, een sterk doorzettingsvermogen en potentieel tot ontwikkeling hebben. Beleidsmedewerkers, professionals en vrijwilligers geven aan dat ze de begeleiding van Eritrese statushouders lastig vinden en dat ze er vragen over hebben.

U

itg

ev

Artikel Rapport Ondersteuning Eritrese nieuwkomers bij integratie <

In deze opdracht ga je je verdiepen in de Eritrese vluchtelingen. Je onderzoekt waarom het voor hen zo moeilijk is om te integreren en hoe je als SMD'er daarbij kunt ondersteunen.

er

Theoriebron Maatschappelijke ontwikkelingen <

Multiculturalisering

ij

Opdracht 20

Ed

c. Lees de laatste alinea ‘Groepen buiten beeld’. Over welke groepen gaat het in deze alinea denk je?

a. Lees nu hoofdstuk 8: 'Netwerken en sociale deelname' (pag. 43-46) uit het Artikel Rapport Ondersteuning Eritrese nieuwkomers bij integratie. In hoofdstuk 8 uit dit rapport worden diverse oorzaken genoemd waardoor het voor Eritrese migranten moeilijk is om sociaal te integreren.

25


Burgerparticipatie

•

Geef vijf oorzaken waardoor het voor Eritrese migranten moeilijk is om sociaal te integreren. Zet dit in de tabel. Hoe kun je als SMD'er zo goed mogelijk helpen en ondersteuning bieden? Zet dat ook in de tabel. Hoe kun je daar als SMD'er mee omgaan?

u' Ac

tie

fb

.v

Oorzaak van sociale integratieprobleem

.

•

U

itg

ev

er

ij

Ed

b. Welke oorzaken die je bij de vorige vraag hebt genoemd zijn typische migrantenproblemen?

26


Persoonlijke identiteit en beroepsvisie

.

Persoonlijke identiteit en beroepsvisie

.v

Inleiding

er

ij

Ed

u' Ac

tie

fb

Jijzelf, de organisatie waar je werkt en je visie staan in relatie tot elkaar. Je persoonlijke identiteit en je beroepsidentiteit zijn dus met elkaar verbonden. In deze opdrachten leer je wat identiteit inhoudt. Je onderzoekt wat je persoonlijke redenen zijn waarom je voor bepaald werk kiest en hoe je je persoonlijke visie kunt ontwikkelen. Je leert hoe je doelen kunt formuleren met behulp van de SMART-methode. En je leert wat de verschillen zijn tussen een leerplan, een POP en een PAP.

U

itg

ev

Leerdoelen

Opdracht 21

• • • • • •

Je kunt uitleggen hoe een persoonlijke identiteit zich ontwikkelt. Je kunt uitleggen wat persoonlijke visie en beroepsvisie zijn. Je kunt je beroepsidentiteit benoemen. Je kunt uitleggen wat een leerplan is. Je kunt uitleggen wat een persoonlijk ontwikkelplan (POP) is. Je kunt uitleggen wat een persoonlijk activiteitenplan (PAP) is.

Eigen identiteit en beroepsidentiteit Jijzelf, je organisatie en je visie staan in relatie tot elkaar. In deze opdracht haal je onderdelen van een persoonlijke en een beroepsidentiteit uit een casus. Lees het verhaal van Philip.

27


Persoonlijke identiteit en beroepsvisie

Casus

fb

.v

.

Philip: 'Ik was ooit verantwoordelijk voor de organisatie van het kerstfeest in ons bedrijf. We waren met een heel leuke club en zijn echt bezig geweest met het vormgeven van een mooie kerstgedachte: vrolijkheid, warmte en verbondenheid. Ik vind verbondenheid en warmte heel belangrijke waarden. Daarnaast was de manier van samenwerken in onze feestcommissie helemaal top. Iedereen had zijn eigen inbreng. En zonder dat iemand de leiding had, organiseerden we een heel mooi feest. Nu ik bezig ben met nadenken over een nieuwe baan is juist dit voorbeeld heel belangrijk voor me. Ik denk erover in de verpleging te gaan en iets te doen met de geestelijke verzorging van zieke of oude mensen. Warmte bieden aan mensen die het nodig hebben, inspireert me. Ook de organisatie waarin ik dat doe, is belangrijk. Een sterke teamgeest zorgt ervoor dat ik geĂŻnspireerd mijn werk kan blijven doen.'

u' Ac

tie

a. Welke onderdelen van de persoonlijke identiteit en beroepsidentiteit van Philip lees je in dit voorbeeld? Benoem van elk twee.

Ed

b. Denk terug aan een project of activiteit waarvan jij enthousiast werd en waarbij je je echt betrokken voelde. Welke persoonlijke identiteit en beroepsidentiteit herken je bij jezelf als je hieraan terugdenkt?

Motieven om te werken

ij

Opdracht 22

er

Een motief omschrijft waarom je iets doet of vindt. Het is je beweegreden om iets te doen, jouw 'drive'. In deze opdracht onderzoek je wat jouw motieven zijn om bepaald werk te doen.

ev

Neem een stage of baan in gedachten die jij hebt gedaan. Beantwoord daarover de volgende vragen.

U

itg

a. Uit welke werkzaamheden bestond het werk? Beschrijf de belangrijkste handelingen.

28

b. Wat was de reden waarom je dit werk ging doen?


Persoonlijke identiteit en beroepsvisie

fb

.v

d. Welke behoefte uit de piramide van Maslow past bij jouw motief om te werken?

.

c. Wat was de reden (het motief) waarom je juist dat speciale werk wilde doen?

Opdracht 23

Persoonlijke visie

u' Ac

Hoe kun je je persoonlijke visie ontwikkelen? Een manier is door je te spiegelen aan iemand anders. In deze opdracht ga je daarmee oefenen. Lees de Theoriebron Persoonlijke ontwikkeling. Beantwoord daarna de volgende vragen. a. Wie bewonder je? Dat kan een vriend/vriendin zijn, een broer of zus, een ouder maar het kan ook een bekende Nederlander zijn. Je mag hier ook meerdere personen noemen.

Ed

Theoriebron Persoonlijke ontwikkeling <

tie

Maak nu groepjes van ongeveer vier studenten. Lees om de beurt je bevindingen aan elkaar voor. Zijn er overeenkomsten en verschillen?

er

ij

b. Geef bij elk persoon die je in vraag 1 noemde een of meerdere eigenschappen die je bewondert.

d. Geef bij elke persoon die je in de vorige vraag noemde een of meerdere eigenschappen die ervoor zorgen dat je deze persoon niet bewondert.

U

itg

ev

c. Van wie word je niet blij? Dus wie bewonder je niet? Dat kan ook een bekende Nederlander zijn. Je mag hier ook meerdere personen noemen.

Nu ga je aan de slag met het vormen van jouw visie. Daarbij is het belangrijk dat je het volgende goed onthoudt. Je kunt je visie vormen door jezelf vragen te stellen: wie ben ik eigenlijk, waar hoor ik bij, waar sta ik voor? Nadenken over je visie kan door jouw mening te vergelijken met die van anderen.

29


Persoonlijke identiteit en beroepsvisie

fb

.v

.

e. In de vorige vragen heb je een aantal eigenschappen genoemd. Bepaal voor jezelf de reden waarom je dit wel of geen goede eigenschap vindt. Doe dit op de volgende manier. Ik vind ... wel/geen goede eigenschap, omdat ...

Opdracht 24

Moodboard

In deze opdracht kijk je goed naar jezelf. Je onderzoekt je persoonlijke identiteit, persoonlijke visie en je beroepsvisie. Dit verwerk je in een moodboard. Dit kun je doen met een online tool, zoals Lino, of op papier. Deze opdracht is een voorbereiding op het maken van het POP. Maak een moodboard van jezelf. Maak het moodboard in de vorm van een drieluik. Verwerk hierin de volgende drie onderdelen: 1. persoonlijke identiteit: – wat jou uniek maakt – jouw opvattingen – jouw normen en waarden – je persoonskenmerken

Ed

Theoriebron Persoonlijke identiteit en beroepsvisie <

u' Ac

tie

f. Lees de zinnen die je in de vorige vraag hebt gevormd. Maak hiervan een tekstje waarin jouw persoonlijke visie naar voren komt. Begin de tekst met: Mijn persoonlijke visie is ...

er

ij

Website Lino <

U

itg

ev

2. persoonlijke visie: – voor welke cliënten je wilt werken – voor welke organisaties je wilt gaan werken – hoe je denkt over de samenleving

Opdracht 25 Werkmodel SMART <

30

3. beroepsvisie: – hoe je het beroep wilt gaan uitoefenen – wat het beroep voor jou bijzonder maakt. Hang de moodboards op in het lokaal en geef elkaar feedback.

Doelen formuleren Tijdens je opleiding en je toekomstige werk zul je tijdens het maken van een POP of een PAP doelen formuleren. Niet alleen voor jezelf, maar ook voor en met cliënten kun je doelen formuleren. Wat wil de cliënt bereiken en binnen welke tijd? Doelen kun je formuleren met behulp van de SMART-methode.


Persoonlijke identiteit en beroepsvisie

Hieronder staat de casus van Joost. Lees de casus goed door.

Casus

fb

.v

.

Joost (25 jaar) heeft bijna 2 jaar in een psychiatrische kliniek gewoond in verband met psychosen. Sinds kort woont hij zelfstandig. Joost doet erg zijn best om zijn huishouden op orde te houden en geen schulden te maken. Joost heeft moeite met zijn dagritme, hij slaapt lang uit en gaat laat naar bed. Hij is het contact met oude vrienden kwijt en voelt zich vaak eenzaam. Hij zou graag een aantal uren per dag een zinvolle bezigheid willen hebben. Hij was vroeger kok en wil kijken wat hij daarin weer/nog aankan. De sociaal-maatschappelijk dienstverlener geeft Joost informatie over drie mogelijke dagactiviteiten waar Joost iets met zijn kookervaring kan. Ook gaat hij op zoek naar mogelijkheden voor administratieve steun.

u' Ac

tie

De SMD'er spreekt af dat Joost een keer gaat kijken bij de drie plekken waar je iets met koken kunt doen. Verder overlegt hij met Joost over de mogelijkheden om Joost te leren meer zelf zijn huishouden te voeren. In een vervolggesprek maakt Joost met de SMD'er een plan. Joost gaat twee dagdelen per week als vrijwilliger aan de slag bij een Van Harte Resto. Verder gaat hij een cursus thuisadministratie volgen. Ze stellen samen een plan op zodat hij zelf houvast heeft voor het huishouden. Omdat hij moeilijk tot actie komt in zijn eentje is het wel belangrijk dat hij daarbij zo nu en dan hulp krijgt. Via een Eigen Kracht Conferentie worden oude vrienden, ouders, enige oud-collega’s en een paar maten uit het ziekenhuis bij elkaar gebracht over de vraag hoe en met wie Joost gezelligheid en uitwisseling van diensten over en weer kan regelen. Over een half jaar bespreekt de SMD'er met Joost hoe het gaat.

Opdracht 26

Leerplan, POP en PAP

ij

In je opleiding en later in je werk zul je waarschijnlijk een leerplan, een persoonlijk ontwikkelingsplan (POP) en een persoonlijk actieplan (PAP) moeten maken. Leerplan, POP en PAP: ken jij de verschillen hiertussen? Dat ga je testen in deze opdracht.

er

Theoriebron Persoonlijke ontwikkeling <

Ed

Formuleer voor Joost drie doelen met behulp van de SMART-methode.

In de tabel staat een aantal omschrijvingen. Hoort de omschrijving bij een leerplan, een POP of een PAP? Zet een kruisje in de juiste kolom.

ev

Omschrijving

Leerplan

POP

PAP

Hierin staan de activiteiten die je moet ondernemen om je doelen te behalen.

U

itg

Hierin staat welke begeleiding je nodig hebt. Hierin staan je leerdoelen. Dit maak je aan het begin van je opleiding. Hierin staat het aantal studiebelastinguren (SBU). Hierin staat de planning om een gewenste situatie te bereiken. Hierbij kun je de SMART-methode gebruiken.

31


Reflectie

Reflectie Opdracht 27

Reflectie op de lesstof

fb

.v

.

a. Wat heb je allemaal geleerd? Noem drie dingen.

tie

b. Wat wist je al?

Opdracht 28

u' Ac

c. Wat ga je in de toekomst in jouw werk gebruiken?

Kritisch en creatief denken

ij

Ed

a. Kijk je naar verschillende mogelijkheden als dingen niet in één keer lukken? Noem één voorbeeld.

ev

er

b. Kom jij voor jouw mening uit als de situatie dat vraagt? Noem één voorbeeld.

itg

c. Heb jij het uiterste uit jezelf gehaald bij de opdrachten? Noem één voorbeeld.

U

Opdracht 29

Zelfregulatie en zelfsturing a. Heb je een goede planning gemaakt? Geef hiervan één voorbeeld.

32


Reflectie

.

b. Heb je de goede bronnen en materialen gebruikt? Geef hiervan één voorbeeld.

Opdracht 30

fb

.v

c. Ben je goed omgegaan met feedback? Geef hiervan één voorbeeld: hoe heb je gereageerd?

Samenwerken

u' Ac

tie

a. Heb jij bijgedragen aan een goede sfeer in de groep? Geef hiervan één voorbeeld.

Ed

b. Hebben jullie als groep goede afspraken gemaakt? Geef één voorbeeld van een goede afspraak.

U

itg

ev

er

ij

c. Kun je goed met andere mensen omgaan, ook al zijn ze anders dan jij? Geef hiervan één voorbeeld.

33


Theoriebron Werkveld en beroep

.

Theoriebron Werkveld en beroep

.v

Inleiding

Ed

u' Ac

tie

fb

SMD is de afkorting van sociaal-maatschappelijke dienstverlening. Een SMD'er verleent praktische diensten aan mensen die problemen hebben of dreigen te gaan krijgen. Met een diploma SMD kun je veel kanten op. Een sociaal-maatschappelijk dienstverlener kan in diverse plaatsen binnen de samenleving actief zijn en met verschillende doelgroepen in aanraking komen. In deze theoriebron leer je wat het werkveld van een SMD'er is, welke functies je als SMD'er kunt uitoefenen en met welke doelgroepen je werkt.

er

ij

Als sociaal-maatschappelijk dienstverlener kun je bij Sociale zaken en werk (UWV, Werkplein) gaan werken.

Wat doet een SMD'er?

U

itg

ev

Een sociaal-maatschappelijk dienstverlener (SMD'er) verleent diensten aan mensen die problemen hebben. Dit kunnen financiële problemen zijn of een alcohol- of drugsverslaving. Een SMD'er biedt praktische ondersteuning en begeleiding. Een SMD'er heeft kennis van bepaalde wet- en regelgeving zodat hij de cliënt helpen bij juridische problemen. Het doel van het werk van een SMD'er is de zelfstandigheid van de cliënt en deelname aan de maatschappij te vergroten; de zelfredzaamheid. Daarnaast verdiept een SMD'er zich in de mensen en signaleert vroegtijdig problemen. Ook het geven van preventievoorlichting hoort bij het werk van een SMD'er.

34

De taken van een SMD'er zijn: • informatie, advies en voorlichting geven • planningen maken voor oplossingen • cliënten stimuleren en activeren • cliënten helpen met het invullen van formulieren • overleggen met (gemeentelijk) instanties.


Theoriebron Werkveld en beroep

Werkterreinen

Werkveld

u' Ac

tie

fb

.v

.

Een werkterrein is een omgeving waarin je de zorg, ondersteuning of begeleiding uitvoert. Dit wordt ook wel het arbeidsveld genoemd. Het sociaal werk is opgedeeld in drie werkterreinen. Als sociaal-maatschappelijk dienstverlener kun je in alle drie de terreinen terechtkomen. De werkterreinen zijn: 1. Wonen, welzijn en zorg Binnen dit werkterrein wordt vooral gekeken naar doelgroepen die extra ondersteuning of begeleiding nodig hebben. Bijvoorbeeld ouderen in een woonservicegebied, of woongroepen waar mensen met een verstandelijke of lichamelijke beperking samen leven. 2. Maatschappelijk opvoeden Binnen dit werkterrein vallen activiteiten die gericht zijn op het ondersteunen van jongeren en mensen van andere leeftijden die problemen ondervinden met het volwaardig lid zijn van de samenleving. Het signaleren van probleemgedrag, ontwikkelingsachterstanden en behoeften aan ondersteuning en begeleiding zijn taken van de professional. Door het bieden van educatie, voorlichting of pedagogische hulp worden cliĂŤnten geholpen. 3. Samenlevingsopbouw Dit werkterrein is gericht op het verbeteren van de sociale samenhang en leefbaarheid in wijken, dorpen en buurten. Vaak zijn er verschillende behoeften. De professional zal door middel van goede communicatie tussen bewoners tot een afstemming komen.

Ed

Een werkveld is een geheel van organisaties die zich richten op een bepaalde doelgroep. Per werkterrein worden enkele werkvelden benoemd waar je als sociaal-maatschappelijk dienstverlener aan de slag kunt. Zoals je ziet in het schema komen de werkvelden veel overeen met elkaar; je kunt als professional binnen het welzijnswerk actief zijn maar je focus is samenlevingsopbouw, of maatschappelijk opvoeden of wonen, welzijn en zorg. Natuurlijk is een combinatie ook mogelijk. Werkvelden

Wonen, welzijn, zorg

Gehandicaptenzorg, ouderenzorg, welzijnswerk, jeugdzorg, verslavingszorg, gemeenten en overheid

Maatschappelijk opvoeden

Gehandicaptenzorg, onderwijs, welzijnswerk, jeugdzorg, verslavingszorg, gemeenten en overheid, ggz

ev

er

ij

Werkterrein

U

itg

Samenlevingsopbouw

Welzijnswerk, jeugdzorg, gemeenten en overheid

Met een diploma Sociaal-maatschappelijk dienstverlener kun je veel kanten op. Je werkt in een team van hulpverleners in een instelling waar mensen geholpen worden die het moeilijk hebben in de maatschappij. SMD'ers werken bijvoorbeeld in de jeugdzorg, ouderenzorg, geestelijke gezondheidszorg of in de maatschappelijke opvang. Ook kun je terecht in de sociale dienstverlening. Denk hierbij aan woonorganisaties, gemeenten, politie of instellingen voor arbeidsbemiddeling. In 2007 is de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) ingevoerd. Sinds de herziening van de Wmo in 2015 is de gemeente verantwoordelijk voor de ondersteuning van burgers met problemen. Vandaar dat veel SMD'ers bij de gemeente werken. Iedere gemeente

35


Theoriebron Werkveld en beroep

organiseert de toegang tot ondersteuning op zijn eigen manier. Sommige gemeenten kiezen voor het Wmo-loket. Veel gemeenten kiezen sociale wijkteams waar mensen terechtkunnen met hun hulpvraag. Wat het wijkteam precies doet, verschilt per gemeente.

.v

.

Beroepen

fb

Consulent bewonerszaken, opvangmedewerker, trajectbegeleider, ouderenadviseur of budgetconsulent zijn voorbeelden van beroepen in de sociaal-maatschappelijke dienstverlening. Ook bemiddelingsmedewerker, sociaal dienstverlener en educatiemedewerker zijn beroepen die je kunt uitoefenen met een SMD-diploma op zak. Twee voorbeelden:

u' Ac

tie

Een bemiddelingsmedewerker (sociaal werker) begeleidt mensen bij het vinden van passend werk. Dit zijn mensen die moeilijk aan een baan kunnen komen, zoals allochtonen die de Nederlandse taal slecht beheersen of probleemjongeren.

Een budgetconsulent helpt mensen die problemen hebben met hun financiële zaken. Een budgetconsulent werkt vaak bij een welzijnsinstelling, in de maatschappelijke dienstverlening of bij een overheidsinstantie.

Ed

Doelgroepen

U

itg

ev

er

ij

Een doelgroep is een groep cliënten met dezelfde kenmerken en met vergelijkbare behoefte aan ondersteuning of begeleiding. Toch is elk individu uniek, geen enkele cliënt is hetzelfde. Als sociaal-maatschappelijk dienstverlener werk je vooral met de individuele cliënt. Voorbeelden van doelgroepen zijn: • dak- en thuislozen • verslaafden • asielzoekers • slachtoffers van lichamelijk of psychisch geweld • mensen met een psychosociaal probleem of gedragsproblemen • mensen met een arbeidsgerelateerd probleem • mensen in een justitiële inrichting. De mensen (cliënten) die voor hulp bij een SMD'er komen, hebben problemen op het gebied van werk, wonen, inkomen of sociale voorzieningen. De behoeften van cliënten zijn over het algemeen gericht op het vergroten van de zelfredzaamheid. Dit kan te maken hebben met materiële, financiële en/of psychosociale problemen en omstandigheden. Een SMD'er kan met bijna alle mensen gaan werken en de hulpvragen die zij hebben kunnen dan ook zeer uiteenlopend zijn. Denk bijvoorbeeld aan mensen die hulp nodig hebben bij het aanvragen van een uitkering. Of mensen met een flinke huurschuld, die uit huis gezet dreigen te worden, mensen die ontslagen zijn en het daar niet mee eens zijn.

Doorverwijzen Het is van belang dat je beseft dat je niet elke cliënt kunt helpen. Wanneer een cliënt zich meldt, wil de sociaal werker hem vaak graag helpen. Soms is de cliënt echter niet aan het goede adres en zijn er andere organisaties die de cliënt beter kunnen helpen omdat zij gespecialiseerd zijn in bepaalde doelgroepen en problematieken. Wanneer het nog onduidelijk

36


Theoriebron Werkveld en beroep

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

fb

.v

.

is of de cliënt aan het juiste adres is, zal de sociaal-maatschappelijk dienstverlener wel een gesprek voeren met de cliënt. Hij zal met de informatie die hij heeft de situatie van de cliënt in kaart brengen, de behoefte aan benodigde begeleiding vaststellen en hiervoor overleg plegen en afstemmen met andere instanties. Er zijn tal van organisaties en instellingen actief in Nederland, zowel op nationaal als op lokaal niveau waarnaar je een cliënt kunt doorverwijzen indien dat nodig is.

37


Theoriebron Beroepsgroep en beroepscode

.

Theoriebron Beroepsgroep en beroepscode

.v

Inleiding

Ed

u' Ac

tie

fb

Beroepsgroep, beroepscode, beroepsvereniging: het is belangrijk om te weten wat deze termen inhouden. Als SMD'er heb je daar namelijk veel houvast aan bij het uitoefenen van je beroep. In deze theoriebron worden deze termen uitgelegd.

Beroepsgroep

U

itg

ev

er

ij

Mensen met hetzelfde beroep kunnen zich verenigen in een beroepsgroep. Een beroepsgroep heeft tot taak ervoor te zorgen dat het speciale werk zich onderscheidt van ander werk. Voorbeelden van beroepsgroepen zijn: pedagogisch werk, agogisch werk, ambtenaren, financiële dienstverlening, leraren en onderwijzers. Er is geen speciale beroepsgroep voor de functie van SMD'er. Er is wel een beroepsgroep voor maatschappelijk werkers, jeugdzorgwerkers en sociaal agogen. Die zijn verenigd in de Beroepsvereniging van Professionals in Sociaal Werk (BPSW).

38

Een beroepsgroep en de mensen die ertoe behoren hebben de volgende kenmerken. • De beroepsbeoefenaar verdient er zijn inkomen mee (het is geen hobby). • Het product is herkenbaar en vereist speciale kennis en vaardigheden (je moet het kunnen). • Er is een erkende opleiding voor het vak. • Er is een beroepsorganisatie die zich bezighoudt met de ontwikkeling van het vak en van de mensen die het beroep uitoefenen. • Het beroep is door wetten en regels een onderdeel van dat waarmee de overheid zich bezighoudt (zoals patiëntenrecht, geheimhoudingsplicht of accountantscontroles op de jaarrekening). • Er is een commissie die erop toeziet dat degenen die zich tot de beroepsgroep rekenen, voldoen aan de eisen die je aan het beroep mag stellen (zoals geheimhoudingsplicht). Dit leidt vaak tot een beroepscode.


Theoriebron Beroepsgroep en beroepscode

Beroepscode

.

Een beroepscode is een beschrijving van de waarden en normen van een beroepsgroep. Dit is een samenhangend geheel van regels en principes die gelden bij de uitoefening van het beroep.

.v

Casus

fb

Een waarde wordt vaak omschreven in één woord. Bekende waarden zijn: vrijheid, gelijkheid, rechtvaardigheid, solidariteit, respect en tolerantie. Normen zijn gedragsregels. Normen zijn dus concrete regels waar je de ander (of jezelf) op kunt afrekenen.

u' Ac

tie

Het bestaan van een beroepscode is een teken van professionalisering. Net als veel andere beroepsgroepen hebben sociaal werkers ook een eigen beroepscode. De Beroepsvereniging van Professionals in Sociaal Werk (BPSW) is verantwoordelijk voor de publicatie hiervan. Enkele onderdelen die in veel beroepscodes voorkomen zijn: de kenmerken en de ontwikkeling van het beroep, de relatie van de beroepsbeoefenaar met de zorgvrager, de samenwerking met collega's en de relatie met de samenleving. Soms is er ook sprake van een gedragscode binnen een instelling. Een gedragscode kan over veel meer specifieke zaken gaan dan een beroepscode. De beroepscode richt zich er vooral op hoe een beroep dient te worden uitgevoerd. In de gedragscode wordt heel expliciet beschreven welke waarden en normen er gelden voor het gedrag in bepaalde situaties.

Ed

In de Beroepscode van de BPSW zijn 31 'regels' opgesteld. Als SMD’er moet je deze kennen en ernaar handelen. Enkele voorbeelden:

ij

'De maatschappelijk werker bevordert het tot zijn recht komen van de cliënt in wisselwerking met zijn omgeving. De maatschappelijk werker draagt actief bij aan een zo groot mogelijke eigen verantwoordelijkheid van de cliënt.'

er

'De maatschappelijk werker respecteert de persoon van de cliënt.'

ev

'De maatschappelijk werker heeft de plicht tot geheimhouding van informatie over de persoon en omstandigheden van de cliënt.'

U

itg

(Morele)dilemma’s Een beroepscode geeft houvast aan de professional om bijvoorbeeld om te gaan met beroepsmorele dilemma’s. Hierin lezen ze hoe ze moeten omgaan met deze lastige dilemma's. De Beroepscode geeft dus richtlijnen en ondersteuning bij het uitoefenen van het beroep. Het beroepsmatig handelen wordt door de Beroepscode toetsbaar, dat wil zeggen dat de SMD'er zich moet houden aan deze criteria. Collega SMD'ers kunnen elkaar aanspreken op de Beroepscode. Een SMD'er kan regelmatig worden geconfronteerd met diverse (morele) dilemma's, zoals: • betrokkenheid versus distantie • omgaan met conflicterende belangen • omgaan met weerstanden en agressief gedrag • vasthouden aan voorschriften versus afwijken

39


Theoriebron Beroepsgroep en beroepscode

• • •

zelfstandigheid bevorderen versus sturing geven zelf beslissen versus aan anderen voorleggen of doorverwijzen normen en waarden van de cliënt versus die van de organisatie en van zichzelf.

fb

.v

.

Jaap Theunissen is ongeneeslijk ziek. Hij is 46 jaar en vijf jaar geleden is er kanker bij hem geconstateerd. Inmiddels is het helemaal uitgezaaid en zijn er geen kansen op verbetering. Hij is getrouwd met Tineke en samen hebben zij twee kinderen van zestien en twaalf jaar. De schatting is dat Jaap nog zo'n drie jaar te leven heeft. Zelf denkt hij aan euthanasie omdat hij dagelijks veel pijn heeft en het leven ondraaglijk voor hem wordt. Zijn vrouw en kinderen reageren hier heftig op: zij willen dit niet, ze willen hun man en vader zo lang mogelijk bij zich houden.

tie

BSPW

u' Ac

De beroepscode voor de maatschappelijk werker, de jeugdzorgwerker en de sociaal agogisch werker zijn samengesteld door de Beroepsvereniging van Professionals in Sociaal Werk (BSPW). De BSPW is het platform en netwerk van ruim 4000 professionals in het maatschappelijk werk, jeugdhulp, jeugdzorg en sociaal agogisch werk. De BSPW borgt de kwaliteit van het beroep, maakt kennisoverdracht mogelijk en biedt individuele dienstverlening aan leden.

Ed

De BPSW onderhoudt contact met de ministerie van VWS en SZW, werkgeversorganisaties, de Vereniging van Hogescholen, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en met sociaal werkorganisaties. Ook onderhoudt de BPSW contacten met de Unie Zorg en Welzijn, AbvaKabo, CNV Publieke Zaak, Actiz, Agora en verzekeraars.

De rol en missie van de BSPW

er

ij

De BPSW werkt aan de ontwikkeling, kwaliteitsbewaking en profilering van het sociaal werk en behartigt de belangen van haar leden. Daarnaast biedt de BPSW-school trainingen, masterclasses, intervisie en supervisie. Zo werkt de BSPW aan de kwaliteit van de professie sociaal werk. Leden houden zich aan hun beroepscode en zijn hieraan toetsbaar.

U

itg

ev

De missie van de BPSW luidt: De BPSW verenigt en versterkt professionals in sociaal werk zodat zij optimaal zijn toegerust om mensen te ondersteunen in hun sociaal functioneren. Haar kernwaarde is empowerment. Haar activiteiten zijn beroepsontwikkeling, belangenbehartiging, kwaliteitsbewaking en scholing. De BPSW geeft stem aan sociaal werk met aandacht voor de professionele identiteit, eenheid en eigenheid van verschillende beroepsgroepen.

40

De BSPW ontwikkelde naast een beroepscode ook een beroepsprofiel voor de maatschappelijk werker. Hierin staan onder andere de taken en competenties van de maatschappelijk werker. De competenties komen in de Theoriebron Professionaliteit en competenties aan bod.


fb

Inleiding

.v

Theoriebron Professionaliteit en competenties

.

Theoriebron Professionaliteit en competenties

u' Ac

Beroepshouding

tie

Een groot deel van wat je leert in je opleiding is erop gericht dat je een goede professional wordt. Maar wat is een goede professional? En welke competenties heeft een SMD' er nodig? In deze theoriebron wordt uitgebreid ingegaan op de competenties van een SMD'er.

Professionaliteit ontstaat in de driehoek die bestaat uit de persoon met unieke kenmerken, de persoonlijke visie van deze persoon en zijn visie op het beroep. Een visie is de manier waarop je naar iets kijkt en erover oordeelt. Dit resulteert in een beroepshouding. Een beroepshouding houdt in dat er sprake is van normen en waarden en van een verbinding tussen de persoon, zijn persoonlijke visie en zijn houding tijdens het uitoefenen van het beroep.

er

ij

Ed

In de Beroepscode van de BPSW wordt de beroepshouding als volgt beschreven: "De SMD'er accepteert de Beroepscode, leeft deze na en gebruikt hem als toetssteen voor zijn professioneel handelen. Hierdoor werkt hij actief mee aan het winnen en het behouden van het vertrouwen in het beroep. De SMD'er oefent zijn beroep deskundig uit. In lijn met veranderingen in de maatschappelijke behoefte en in het beroep ontwikkelt en onderhoudt hij de eigen beroepscompetenties op aantoonbare wijze. De SMD'er toont ten opzichte van iedereen gelijke bereidheid tot het aangaan van een professionele relatie."

Professionaliteit

U

itg

ev

Het woord 'professional' slaat op een beroepspersoon die op een bepaalde manier handelt. Professioneel handelen betekent dat een persoon in zijn beroep deskundig handelt, dus met kennis van zaken aan het werk is. Een professional maakt zorgvuldige afwegingen bij het inzetten van interventies voor de cliënt. Daarnaast gaat het om integer en zorgvuldig handelen. Tegenover cliënten en collega’s, maar ook tegenover andere direct belanghebbenden bij het werk. Tot slot moet het handelen van de professional procedureel correct zijn. Dat wil zeggen dat hij volgens de afgesproken regels handelt. Professioneel handelen kun je ook omschrijven als competent handelen. Dat betekent: handelen volgens een werkwijze die in de organisatie of beroepsgroep is afgesproken. In beroepsgroepen worden allerlei zaken geregeld. Er wordt bijvoorbeeld een beroepscode opgesteld waarin verschillende competenties worden genoemd waaraan een professional zou moeten voldoen. Daarover lees je meer in de Theoriebron Beroepsgroep en beroepscode.

41


Theoriebron Professionaliteit en competenties

Competenties Een competentie omvat het geheel van inzicht, houding, kennis en vaardigheden die bepalen of je geschikt bent voor een taak of functie.

.v

.

In de houding van de professional zijn bepaalde persoonlijke kenmerken zichtbaar. Voor de sociale beroepen betekent dat bijvoorbeeld: dienstbaar, eerzaam, integer, met respect, plichtsgetrouw, zeer goed presenterend, betrouwbaar, zich willen blijven ontwikkelen.

fb

De professional heeft bijzondere kennis en deskundigheid. In het sociaal werk is dat bijvoorbeeld: kennis van de doelgroep, de methodieken, de instrumenten, de organisatie en de mensen.

tie

De professional maakt optimaal gebruik van zijn vaardigheden, zoals: afstand kunnen nemen, je niet laten meeslepen door emoties en vooroordelen, instrumenten kunnen gebruiken, communicatieve vaardigheden, schrijfvaardigheid, organisatietalent, onderhandeltalent, precies kunnen werken.

u' Ac

Belangrijke competenties voor een SMD'er

U

itg

ev

er

ij

Ed

Als SMD'er werk je direct met cliënten. Jij als persoon en jouw competenties en kwaliteiten spelen daarom een belangrijke rol. Voor een verantwoorde beroepsuitoefening moet de SMD'er betrokken, empathisch, assertief, representatief en integer zijn. Deze belangrijke competenties worden hier uitgelegd. • Betrokkenheid: de beroepskracht doet zijn werk vanuit een maatschappelijk engagement. Bij deze betrokkenheid past een professionele distantie. • Empathisch: de beroepskracht kan zich inleven in de situatie van zijn cliënt en is in staat zijn kwaliteiten, talenten en potenties te zien en te waarderen. • Assertief: de beroepskracht heeft een ‘antenne’ voor verbale en non-verbale signalen en weet hierop op de juiste wijze te reageren waarbij hij zijn eigen waarden, normen en grenzen bewaakt. • Representatief: de beroepskracht heeft een positieve, professionele uitstraling naar cliënten en collega’s en presenteert zich als vertegenwoordiger van zijn (werk)organisatie met een eigen beroepsidentiteit en ethiek. • Integer: de beroepskracht is betrouwbaar en handelt conform algemeen geldende ethische normen en de beroepscode.

42


Theoriebron Maatschappelijke ontwikkelingen

.v fb

Inleiding

.

Theoriebron Maatschappelijke ontwikkelingen

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

De samenleving verandert. Het is voor een SMD'er belangrijk om op de hoogte te zijn van deze veranderingen. De verschillende ontwikkelingen geven nieuwe richting aan het werk. Welke veranderingen zijn er en wat betekent dat voor het werk van een SMD'er? In deze theoriebron wordt een aantal ontwikkelingen besproken: de Wmo en multiculturalisering.

U

itg

Ontwikkelingen door de jaren heen Maatschappelijke ontwikkelingen zijn veranderingen en ontwikkelingen in de samenleving en stimulering daarvan op terreinen als welzijn, cultuur, onderwijs, sport, arbeid enzovoort. Door de jaren heen zijn er diverse ontwikkelingen geweest die een maatschappelijke, economische, sociale, politieke en technologische oorzaak hebben. In het kort zijn dat deze ontwikkelingen: • 1950-1960: verzuiling, tradities, sociale controle • 1960-1970: opstand en verzet, vrijheid/blijheid • 1970-1980: individualisering, verschil in gezag wordt bestreden • 1980-1990: behoefte aan structuur en duidelijkheid, onder andere vanwege werkloosheid • 1990-2000: grote welvaart, globalisering • 2000-2010: financiële crisis, verharding van de samenleving • 2010-heden: einde verzorgingsstaat, participatie.

43


Theoriebron Maatschappelijke ontwikkelingen

Hoe mensen met deze ontwikkelingen omgaan hangt samen met het tijdsbeeld waarin iemand leeft, met de generatie waartoe iemand behoort en individuele kenmerken

.

Wmo

fb

.v

In de Wmo staat dat de gemeente verplicht is het mensen mogelijk te maken te participeren. In de Wmo wordt gesproken over de zogeheten compensatieplicht, ook wel compensatiebeginsel geheten. Dit houdt in dat gemeentes iedere burger zodanig moeten compenseren voor zijn beperkingen dat deze in staat is mee te doen.

u' Ac

tie

Gemeentes moeten ervoor zorgen dat: 1. Iedere burger kan wonen in een schoon en leefbaar huis. 2. Iedere burger kan wonen in een voor hem geschikt huis. 3. Iedere burger kan beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften. 4. Iedere burger kan beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding. 5. Iedere burger thuis kan zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren. 6. Iedere burger zich kan verplaatsen in, om en nabij het huis. 7. Iedere burger zich lokaal kan verplaatsen per vervoermiddel. 8. Iedere burger de mogelijkheid heeft om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten.

Ed

Elke gemeente mag zelf uitvoering geven aan de letter van de wet. Zo ontstaan plaatselijke verschillen tussen hoe gemeenten uitvoering geven aan de acht compensatiepunten uit de Wmo, zoals die hiervoor staan. Een SMD’er moet dus niet alleen de landelijke wetgeving kennen, maar ook de plaatselijke uitvoering ervan.

Wmo-loket

er

ij

Het Wmo-loket is een plek in het gemeentehuis of op een andere locatie. Bij het Wmo-loket van de gemeente kunnen burgers terecht voor informatie en advies over wonen, welzijn en zorg. Ze kunnen daar bijvoorbeeld voorzieningen aanvragen en informatie krijgen over activiteiten, vrijwilligerswerk, hulpverlening en zorginstellingen. In het Wmo-loket kunnen verschillende organisaties samenwerken. Het Wmo-loket is van groot belang geworden in de beroepspraktijk. Soms werkt de SMD'er bij de frontoffice van het gemeentelijke loket.

U

itg

ev

Keukentafelgesprek Nadat iemand met een ondersteuningsvraag zich heeft gemeld bij het Wmo-loket wordt er een keukentafelgesprek gehouden. Een sociale professional van de gemeente gaat dan op bezoek bij de inwoner met een ondersteuningsvraag. Er vindt een gesprek 'aan de keukentafel' plaats. De situatie van de hulpvrager komt uitgebreid aan bod: hoe ziet zijn leven eruit, wat is precies zijn vraag, wat wil hij bereiken? Na het gesprek wordt een oplossing op maat gezocht.

44

De sociale professionals die het keukentafelgesprek voeren zijn maatschappelijk werkers, wijkverpleegkundigen, speciaal opgeleide Wmo-consulenten of leden van sociale wijkteams. Diverse gemeenten hebben een vragenlijst opgesteld voor de aanvraag van een Wmo-voorziening.


Theoriebron Maatschappelijke ontwikkelingen

Multiculturalisering

fb

.v

.

Een andere ontwikkeling is de multiculturele samenleving. De samenstelling van de bevolking is ingrijpend aan het veranderen, met name in grote steden. Er zijn in Nederland steeds meer allochtonen. Daardoor is er in Nederland een grote culturele diversiteit. Een multiculturele samenleving kenmerkt zich door sociale verschillen. Dat komt onder andere tot uiting in het hoge percentage werkloosheid onder allochtonen. De redenen van die hoge werkloosheid kunnen heel divers zijn. Zo kunnen allochtonen minder snel een baan vinden doordat ze geen netwerk hebben of lager opgeleid zijn. Ze spreken de Nederlandse taal nog niet voldoende. Daarnaast voelen sommige allochtonen geen binding met Nederland en kunnen ze zich moeilijk aanpassen aan de nieuwe cultuur. Veel migranten hebben dus een achterstand op de arbeidsmarkt en zijn in mindere mate tevreden over hun leven en mogelijkheden in dit land.

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

Deze specifieke sociale problemen vragen om een specifieke benadering. De SMD'er zal zich daar bewust van moeten zijn en erop in moeten spelen. Er is een taalbarrière, er is sprake van een andere cultuur en andere normen en waarden. Het is heel belangrijk dat de SMD'er oog heeft voor de cultuur van de mensen. Die cultuur vormt de kracht, de trots en de identiteit van de mensen. Ook levensbeschouwing kan daarbij een rol spelen. Een geloofsgemeenschap kan een sociaal netwerk vormen als basis voor sociale contacten, zelfvertrouwen of solidariteit.

45


Theoriebron Burgerparticipatie

.

Theoriebron Burgerparticipatie

.v

Inleiding

Ed

u' Ac

tie

fb

De verschuiving van verzorgingsstaat naar participatiesamenleving is nog steeds in volle gang. Van de burger wordt verwacht dat hij actief meedoet. Dit kan echter niet zonder een goede ondersteuning van de overheid. In deze theoriebron lees je meer over de achtergrond van participatie. Daarnaast krijg je voorbeelden van hoe er binnen het sociaal werk mee wordt gewerkt: de sociale wijkteams en het participatiewiel.

er

ij

Wat is burgerparticipatie?

U

itg

ev

Burgerparticipatie is een manier van werken waarbij burgers actief betrokken zijn bij hun wijk of omgeving. Het wordt ook wel actief burgerschap genoemd. Vaak ligt het initiatief van de projecten bij de burgers zelf, individuele burgers of groepjes burgers. Daarom worden het burgerinitiatieven genoemd. Het gaat om projecten die direct of indirect invloed hebben op de leefomgeving. Dat kan te maken hebben met individuele ondersteuning van medeburgers, de leefbaarheid van de buurt of de sociale cohesie. Voorbeelden zijn schoonmaakacties in de wijk, een oplossing voor het onderhouden van de speeltuin, ouders die een wooncomplex willen laten bouwen voor hun gehandicapte kind of iemand die een hangplek voor ouderen wil maken.

46

Er zijn verschillende partijen die burgerinitiatieven kunnen stimuleren en ondersteunen. De gemeente speelt hierin ook een belangrijke rol en kan burgerinitiatieven op verschillende manieren ondersteunen.


Theoriebron Burgerparticipatie

De opkomst van de participatiesamenleving

fb

.v

.

Een participatiesamenleving is een samenleving waarin iedereen die dat kan verantwoordelijkheid neemt voor zijn of haar eigen leven en omgeving, zonder hulp van de (landelijke) overheid. Koning Willem-Alexander zei het ook in de troonrede van 2013: ‘Van iedereen die dat kan wordt gevraagd verantwoordelijkheid te nemen voor zijn of haar eigen leven en omgeving. Wanneer mensen zelf vorm geven aan hun toekomst, voegen zij niet alleen waarde toe aan hun eigen leven, maar ook aan de samenleving als geheel'. Sindsdien is de term participatiesamenleving niet meer weg te denken in Nederland. Eind 2013 werd 'participatiesamenleving' zelfs verkozen tot woord van het jaar 2013.

u' Ac

tie

Ook voor 2013 was de verandering van de klassieke verzorgingsstaat naar de participatiesamenleving al bezig. De veranderingen begonnen al vanaf 1970. De verzorgingsstaat, die 'verzorging van de wieg tot het graf' moest garanderen, begon te wankelen. Er waren daarvoor meerdere oorzaken. • Door de crisis was er veel werkloosheid, waardoor de kosten voor de Werkloosheidwet te hoog werden. • Mensen werden veel eerder arbeidsongeschikt verklaard. Dit zorgde voor hoge kosten voor uitkeringen. • Een uitkering leverde soms meer op dan een baan. Dit zorgde voor misbruik en fraude. • Het systeem van de verzorgingsstaat werd te ingewikkeld. Er waren te veel wetten, waardoor de uitvoering lastiger werd. • Er ontstond vergrijzing: er kwamen meer ouderen en minder jongeren. De kosten voor de AOW werden te hoog.

Ed

Deze ontwikkelingen zorgden ervoor dat de verzorgingsstaat te duur werd. Onderdelen van de verzorgingsstaat zijn wel gebleven, maar het recht op zorg, hulp en welzijn is afgenomen.

Vormen van participatie

ev

er

ij

Er zijn veel verschillende vormen van burgerparticipatie. Voorbeelden van werkvormen zijn adviesraden, voorlichtingsbijeenkomsten, schriftelijke burgerraadpleging, mondelinge burgerraadpleging, wijkaanpak, burgerinitiatief en politieke inspraak. Het aantal werkvormen neemt nog steeds toe. Elke overheid die zich wil profileren op burgerparticipatie probeert innovatief te zijn en ontwikkelt eigen vormen. Innovatieve werkvormen zijn bijvoorbeeld een ‘burgerjury’, creatieve sessies, een debatwedstrijd, internetdiscussies, een veiling of een discussiecafé.

U

itg

Burgers kunnen eenmalig (incidenteel) of gedurende langere tijd en meerdere keren participeren. Het is mogelijk om burgers individueel te vragen om te participeren (1-op-1 contact), in kleine groepen of massaal in grote bijeenkomsten.

Voor- en nadelen van de participatiesamenleving De participatiesamenleving heeft voordelen en nadelen. De voordelen zijn: • Het is voor de overheid veel goedkoper dan de verzorgingsstaat. • In de ideale participatiesamenleving doet iedereen mee. • Het is kleinschaliger, informeler en praktischer dan de verzorgingsstaat.

47


Theoriebron Burgerparticipatie

De nadelen zijn: • Sommige burgers zijn te kwetsbaar en hebben geen sociaal netwerk. Professionele zorg en ondersteuning zal dus altijd noodzakelijk blijven. • Mantelzorgers kunnen overbelast raken. • Mensen hebben minder recht op zorg en worden afhankelijker van anderen.

fb

.v

.

De meningen over de participatiesamenleving zijn verdeeld. Veel kwetsbare burgers zien de participatiesamenleving als een verkapte bezuiniging. De zorgkosten van deze mensen chronisch zieken, ouderen, mensen met een beperking, migranten, mensen die niet digitaal vaardig zijn - liepen flink op en er werd fors bezuinigd op huishoudelijke hulp en (thuis)zorg. Ze zien een directe link tussen de participatiesamenleving en de bezuinigingen van de afgelopen jaren op sociale voorzieningen, zorg en ondersteuning.

u' Ac

tie

Zo wordt de participatiesamenleving dus door sommigen geassocieerd met bezuinigingen en wordt het meedoen in de samenleving naar de achtergrond gedrongen. De link met bezuinigingen is niet onlogisch als je kijkt naar wat Koning Willem-Alexander er in de Troonrede in 2013 over zei: 'Het is onmiskenbaar dat mensen in onze huidige netwerk- en informatiesamenleving mondiger en zelfstandiger zijn dan vroeger. Gecombineerd met de noodzaak om het tekort van de overheid terug te dringen, leidt dit ertoe dat de klassieke verzorgingsstaat langzaam maar zeker verandert in een participatiesamenleving.' Een ander kritisch punt is dat de burgers vaak ervaren dat de lokale overheid het burgerinitiatief niet als een volwaardige partner ziet. Verder is er vaak een gebrek aan financiële middelen en zien gemeenten de burgerinitiatieven soms als een goedkope oplossing voor een bestaand probleem.

Ed

De toekomst van participatie

ev

er

ij

De verschuiving van verzorgingsstaat naar participatiesamenleving is nog steeds bezig. Het is een lang proces. In de crisistijd ging het ontwikkelen van een participatiesamenleving moeizaam. Na jaren van crisis trekt nu de economie weer aan en de werkloosheid daalt. De consumerende burger krijgt meer vertrouwen. Er zijn minder bezuinigingen nodig. Dat kan betekenen dat het weer kan gaan over echt meedoen in de samenleving. De belangrijke punten van de participatiesamenleving kunnen tot ontwikkeling komen en de overheid kan daarbij ondersteuning bieden. Deze ondersteuning kan bestaan uit het zorgen voor een vangnet voor de meest kwetsbare burgers. Ook kan de overheid mantelzorgers en vrijwilligers meer ondersteunen en burgerinitiatieven stimuleren en faciliteren.

U

itg

De Participatiewet De Participatiewet geldt vanaf 2015. Deze wet is er voor mensen met een (arbeids)beperking, zoals een ziekte of een handicap, die alleen met hulp en ondersteuning kunnen werken. Die ondersteuning kunnen de mensen aanvragen via het UWV. Een vorm van die ondersteuning is hulp bij het vinden van werk (banenafspraak). Een andere vorm is een beschutte werkomgeving. Dit is een omgeving waar mensen met een ziekte of handicap extra begeleiding en aanpassingen op de werkplek krijgen. De gemeente is er verantwoordelijk voor dat iedereen die kan werken aan de slag gaat en waar nodig ondersteund wordt. Hiervoor krijgen gemeenten geld van de Rijksoverheid.

48


Theoriebron Burgerparticipatie

.

Het kabinet heeft in september 2017 een regeling gemaakt die moet leiden tot meer werkgelegenheid bij de overheid voor mensen met een arbeidsbeperking. De basis hiervoor is de afspraak uit het Sociaal Akkoord om tot 2026 in totaal 125.000 banen bij de overheidsen marktwerkgevers te realiseren die speciaal zijn bedoeld voor mensen uit de doelgroep van de banenafspraak.

.v

Decentralisatie

tie

fb

Decentralisatie wil zeggen het afstoten van taken door de Rijksoverheid naar lagere overheden, in dit geval de gemeenten. Gemeenten zijn sinds 2015 verantwoordelijk voor jeugdzorg, werk en inkomen en zorg aan langdurig zieken en ouderen. Een deel van deze taken hebben de gemeenten overgenomen van de Rijksoverheid. Een van die taken is de Participatiewet.

u' Ac

De gemeente zit dichter op de burger dan het Rijk. Gemeenten kunnen daardoor veel gerichter dan het Rijk de juiste combinatie van hulp geven, zonder dat de aanbieders ervan elkaar in de weg lopen. Dat is de gedachte achter de decentralisatie van zorg, jeugdzorg en 'maatschappelijke ondersteuning'.

Sociaal wijkteam

Ed

Sociale wijkteams zijn in veel gemeenten het aanspreekpunt voor zorg, ondersteuning en activering. Vanuit een integrale aanpak kijken de wijkteams wat bewoners zelf kunnen en waar hulp nodig is. Bij een sociaal wijkteam kunnen burgers terecht met vragen, zorgen en ideeën over allerlei dingen, zoals zorg, werk, wonen, welzijn, opvoeden en opgroeien.

ij

Het wijkteam bestaat uit professionals uit het welzijnswerk en de zorg. De leden van het sociaal wijkteam hebben samen een brede kennis. Een sociaal wijkteam bestaat uit mensen die werken bij verschillende welzijns- en zorginstellingen. De teamleden brengen hun eigen kennis en ervaring mee, bijvoorbeeld op het gebied van wijkverpleging, maatschappelijk werk, jeugdhulp, wijkgericht werken, ouderen of Wmo.

Ongeveer 80 procent van de cliënten van wijkteams heeft financiële problemen. En 1 op de 8 kinderen groeit op in een gezin in armoede. Financiële en sociale crisis treft vooral mensen met een laag inkomen en een lage opleiding. Dit zijn vooral alleenstaande ouders, alleenstaande jongeren, oudere alleenwonenden en mensen met een geestelijke of lichamelijke beperking.

U

itg

ev

er

Het sociaal wijkteam luistert naar het verhaal van de burger en in een gesprek wordt bekeken wat de mogelijkheden zijn. Als er professionele hulp nodig is, dan wordt dit in gang gezet. De sociale wijkteams vervullen een rol in de veranderingen in de Wmo en jeugdhulp en rondom participatie.

49


Theoriebron Persoonlijke identiteit en beroepsvisie

.

Theoriebron Persoonlijke identiteit en beroepsvisie

.v

Inleiding

tie

fb

Werk is belangrijk voor mensen. Hoe belangrijk? Dat is per persoon verschillend. Werk zorgt voor inkomen, maar ook voor zingeving en status. Hoe mensen hun werk beleven, verschilt per persoon. Wie iemand is en wat zijn visie is op het werk dat hij doet, zijn nauw verbonden met elkaar.

Maslow

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

Wat motiveert jou om te werken? Is dat geld verdienen? Of om mensen te helpen? Of om jezelf te ontwikkelen? Of een combinatie daarvan? Met de piramide van Maslow kun je je motivatie goed onderbouwen. Dit model is in 1934 bedacht door Abraham Maslow en ziet er zo uit:

Je kunt pas een volgende behoefte gaan bevredigen als de lagere behoefte geregeld is. Als je je bijvoorbeeld op je werk niet veilig voelt omdat je baas 's avonds in je pc en in je in-bakjes snuffelt, heb je nog geen behoefte aan zorgen voor je collega's.

Het belang van werk Werk kun je vooral gebruiken om geld te verdienen of vooral om je persoonlijk te ontwikkelen. Als je werk ziet als een kans om je te ontwikkelen, maak je de verbinding tussen je werk, je persoonlijke groei en de samenleving waarin je leeft. De kans dat je plezier hebt in je werk is groter als je in staat bent deze verbinding te maken. Je zoekt dan de organisatie

50


Theoriebron Persoonlijke identiteit en beroepsvisie

die bij je past. En je werkt mee om het bedrijf zo te verbeteren dat het past bij jouw persoonlijke drives en jij daardoor het beste werk levert voor de klant. Met andere woorden: je neemt verantwoordelijkheid voor je levensdoelen door middel van je werk.

.v

.

In de functies in het sociaal werk is de verbinding tussen jou als persoon, je persoonlijke visie en een beroepsvisie van nog groter belang dan in andere functies. Dit omdat je met kwetsbare mensen werkt en jezelf als instrument inzet in de professionele relatie die je met de klant aangaat.

fb

Identiteit

u' Ac

De vorming van identiteit

tie

Het begrip identiteit komt in vele soorten voor, zoals persoonlijke, genetische, sociale, culturele en nationale identiteit. De bekendste invulling die aan het begrip wordt gegeven is iemands persoonlijke identiteit. Het kan daarbij gaan over de officiële gegevens van een persoon (naam, adres, geboortedatum), maar ook zijn of haar karakter. Je identiteit is datgene wat eigen is aan jou, datgene wat jou anders maakt dan anderen.

Ed

Gedurende je leven vorm je je eigen identiteit. Bij identiteitsvorming worden eigenschappen die passend zijn opgenomen en andere eigenschappen uitgesloten. In de generatie van je grootouders was persoonlijke identiteit sterk gekoppeld aan uit welk ‘nest’ je kwam. Jouw identiteit komt, meer dan in eerdere generaties, tot stand in de loop van je leven, gevoed door wat je afkomst is, maar ook door wie je van nature bent en door wat op je pad komt in jouw leven. 'Nature en nurture' wordt dit wel genoemd: een mens is een mix van zijn eigen natuur en zijn opvoeding in een bepaalde omgeving. De persoonlijke identiteit is dus de aard van iemand, gevormd door nature en nurture.

Beroepsidentiteit

er

ij

Een beroepsidentiteit zijn de eigenschappen die passen bij een persoon in een bepaald beroep. De beroepsidentiteit wordt minder bepaald door de sociale achtergrond dan vroeger. Er is dus minder houvast als je wilt weten wie jij bent in relatie tot je werk. 'Voor een dubbeltje geboren zijn' betekent niet langer dat je ‘nooit een kwartje wordt’.

U

itg

ev

Wie je bent in je functie, heeft een direct verband met wie je bent in het dagelijks leven. Je omgang met je collega’s en met je buren en je gedrag als automobilist en op het voetbalveld zullen tot op zekere hoogte van situatie tot situatie verschillen. Maar er is wel degelijk een rode draad te vinden in je handelen als individu, als groepslid in verschillende settings en als beroepsbeoefenaar: de mix van 'nature' en 'nurture'. Je behoefte om je te onderscheiden en groepslid te zijn, de plaats waar je het beroep uitoefent: het speelt allemaal een rol bij je beroepsidentiteit. De persoonlijke identiteit en de beroepsidentiteit staan dus in relatie tot elkaar.

Persoonlijke visie Een visie is een kijk of mening van iemand op iets. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de visie op het leven, de ethiek of het beroep. Vanaf het vroegste levensbegin leren mensen ergens een visie op te ontwikkelen. De persoonlijke visie zijn de meningen en voorkeuren die je

51


Theoriebron Persoonlijke identiteit en beroepsvisie

vormt doordat je als persoon een relatie aangaat met de samenleving/wereld. Een persoon kan de eigen visie niet in volledige vrijheid kiezen of opbouwen. De persoonlijke identiteit draagt een belangrijk steentje bij.

.v

.

Je visie wordt deels gevormd in een bewust proces. Bijvoorbeeld door jezelf de vraag te stellen: wie ben ik eigenlijk, waar hoor ik bij, waar sta ik voor? Nadenken over je visie kan alleen maar in woorden en beelden die jouw kijk op zaken vergelijken met die van anderen.

fb

Beroepsvisie

Bij de beroepsvisie gaat het over de meningen en voorkeuren die je als beroepsbeoefenaar hebt. De visie op de functie die je vervult wordt gevormd in een wisselwerking tussen de persoon die je bent, de organisatie waar je werkt en de sociale omgeving.

u' Ac

tie

Een beroepsvisie is samengesteld uit: • de persoon in relatie tot de functieDe persoon verandert door de functie en verandert zelf de functie. • de omgeving waarin de functie wordt uitgevoerdDe organisatie verandert door de persoon en de persoon verandert door de organisatie. • de maatschappelijke ontwikkelingen rondom de functieDe maatschappelijke omgeving verandert door de functie en de functie verandert door de maatschappelijke omgeving.

U

itg

ev

er

ij

Ed

De beroepsvisie gaat over jouw persoonlijke identiteit en de wereld om je heen, maar ook de functie en organisatie spelen hierbij een rol. Het gaat om wie je bent en wat echt belangrijk voor je is in de context van het beroep dat je uitoefent.

52


Theoriebron Persoonlijke ontwikkeling

.

Theoriebron Persoonlijke ontwikkeling

.v

Inleiding

Ed

u' Ac

tie

fb

Een mens leert zijn hele leven lang. Bewust en onbewust. Steeds zijn er veranderingen in het leven waar je op in kan spelen en waardoor je jezelf kunt ontwikkelen. Je werk verandert en dat vraagt van jou steeds nieuwe vaardigheden en kennis. Je wilt leuke andere functies krijgen, promotie maken en een goed salaris verdienen. Daarvoor moet je blijven leren.

er

Een leerplan is een gedetailleerde beschrijving van de leerstof en de verdeling ervan over de leerjaren van een opleiding. In dit document staan de doelen, inhoud, organisatie en werkwijzen. Aan het begin van je opleiding kun je een leerplan opstellen. Een leerplan kan op verschillende niveaus gemaakt worden: onderwijsleerpakketten (micro- of klassenniveau), schoolwerkplannen (meso- of schoolniveau) en onderwijsleerplannen (macro- of landelijk niveau). In het Werkmodel Voorbeeld leerplan zie je een voorbeeld van een leerplan voor de opleiding Sociaal-maatschappelijk dienstverlening.

U

itg

ev

Werkmodel Voorbeeld leerplan <

ij

Leerplan

Werkmodel POP <

POP In een persoonlijk ontwikkelingsplan wordt bijgehouden welke ontwikkelingen een student of werknemer heeft doorgemaakt en welke stappen hierin moeten worden ondernomen. Een POP is een soort routeplanner en richtingaanwijzer voor jezelf en de organisatie waar je werkt. In een POP staat je persoonlijke ontwikkeling in relatie tot de organisatie. Je kent het POP van de opleiding. Dan gaat het om afspraken over de leerdoelen en je ontwikkeling op school en wat je daarvoor nodig hebt van de opleiding.

53


Theoriebron Persoonlijke ontwikkeling

In werkverband is het POP een onderdeel van de loopbaanplanning. De persoon zelf is verantwoordelijk voor zijn POP en de ontwikkeling die daarmee in gang wordt gezet. De organisatie geeft kaders aan waarbinnen de persoon zich mag ontwikkelen en biedt de faciliteiten om het plan waar te kunnen maken.

.v

.

Het POP gaat over de ontwikkeling van de persoon ĂŠn de organisatie, want de organisatie kan steeds checken of de persoon nog aansluiting heeft bij de koers van de organisatie en of misschien talenten en ambities elders in de organisatie ingezet kunnen worden. De persoon zelf kan met het POP doelgericht zijn ambities plannen.

tie

Mogelijk wordt afgesloten met: 1. een contract tussen werkgever en werknemer.

fb

Het POP kent in elk geval drie onderdelen: 1. de huidige stand van zaken 2. de gewenste situatie 3. een planning.

u' Ac

In het Werkmodel POP zie je hoe een POP is opgebouwd.

PAP

Een Persoonlijk Activiteitenplan of Persoonlijk Actieplan is een document dat door opleidingsinstituten wordt gehanteerd ter ondersteuning van de studenten. Een Persoonlijk Activiteitenplan wordt ook wel afgekort met PAP en is meestal gekoppeld aan een Persoonlijk Ontwikkelingsplan (POP).

Ed

Werkmodel SMART <

ev

er

ij

Het PAP bevat de activiteiten die moeten worden ondernomen door de student of leerling om de doelen in het Persoonlijk Ontwikkelingsplan te behalen. Deze acties zijn meestal gericht op het bevorderen van competenties en vaardigheden. Daarnaast staat in een PAP ook beschreven wat een student nodig heeft om de acties effectief te kunnen uitvoeren. Hierbij is aandacht voor de begeleiding die de student nodig denkt te hebben. Er kunnen in een PAP dus ook afspraken staan met docenten en andere begeleiders. De acties en de beoogde resultaten moeten duidelijk omschreven worden. Daarvoor kan men de SMART-methode gebruiken. In de SMART-methode moeten doelen Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden zijn. Door de SMART-methode kunnen doelen duidelijker omschreven worden. Duidelijke doelen zorgen ervoor dat leerlingen en medewerkers effectief ergens naartoe kunnen werken. Dat houdt de ontwikkeling van personeel transparant.

U

itg

In het Werkmodel SMART lees je meer over de SMART-methode.

54


itg

U ij

er

ev

tie

u' Ac

Ed fb

.

.v


itg

U ij

er

ev

tie

u' Ac

Ed fb

.

.v


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.