41280 coachend begeleiden voor scw

Page 1

fb .v

.

Training

C

op

yr

ig

ht

Ed

u' Ac

tie

Coachend begeleiden voor SCW


Colofon Uitgeverij: Edu’Actief b.v.

fb .v

.

0522-235235 info@edu-actief.nl www.edu-actief.nl Auteur: Hanneke Jansen

Titel: Coachend begeleiden voor scw

u' Ac

ISBN:978 90 3724 128 0 © Edu’Actief b.v. 2017

tie

Inhoudelijke redactie: Floortje Vissers

Behoudens de in of krachtens de Auteurswet gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

C

op

yr

ig

ht

Ed

Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h Auteurswet dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in compilatiewerken op grond van artikel 16 Auteurswet kan men zich wenden tot de Stichting PRO (www.stichting-pro.nl). De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden. Door het gebruik van deze uitgave verklaart u kennis te hebben genomen van en akkoord te gaan met de specifieke productvoorwaarden en algemene voorwaarden van Edu’Actief, te vinden op www.edu-actief.nl.


Inhoudsopgave Over deze training

Kennis van coachend begeleiden Motieven van mensen

Omgaan met weerstand

23

30 36

41

u' Ac

Reflectie

10

16

Het sociaal-competentiemodel Coachingsgesprekken

fb .v

.

7

tie

OriĂŤntatie

4

Theoriebron Kennis van coachend begeleiden Theoriebron Motieven van mensen

47

Theoriebron Het sociaal-competentiemodel

55

C

op

yr

ig

ht

Theoriebron Omgaan met weerstand

50

52

Ed

Theoriebron Coachingsgesprekken

43

3


Over deze training

Over deze training

u' Ac

tie

fb .v

.

Binnen het sociaal-cultureel werk krijg je met verschillende mensen en groepen te maken. Vaak betreft het mensen die om wat voor reden vastlopen – of dreigen vast te lopen – op bepaalde gebieden. Hulp kan bijvoorbeeld nodig zijn bij het zelfstandig leren functioneren, het opbouwen van een positief zelfbeeld of het uitbreiden van het sociale netwerk. Met de juiste begeleiding kun je als SCW’er deze mensen weer vooruithelpen, of samen ervoor zorgen dat bepaalde vaardigheden worden aangeleerd of barricades overwonnen. In deze training leer jij mensen en groepen op een coachende manier te begeleiden.

Ed

Als coach geef je de ander de ruimte om zijn verhaal te doen.

Leerdoelen

Je hebt kennis van coachend begeleiden. Je kunt met iemand een gesprek voeren waarin je diens motivatie voor een doel in kaart brengt. Je kunt met het sociaal-competentiemodel iemands draagkracht achterhalen tijdens een gesprek. Je kunt met iemand een coachingsgesprek voeren door gebruik te maken van passende gesprekstechnieken. Je kunt tijdens een coachingsgesprek weerstand bij de ander herkennen, achterhalen en er actief op inspelen.

ht

• • •

ig

op

yr

C

Beoordelingsformulier <

4

Beoordeling Je wordt op verschillende punten beoordeeld. Deze punten kun je in het beoordelingsformulier terugvinden. De volgende punten zijn belangrijk bij de beoordeling. • Je doet actief mee aan de lessen. • Je hebt een evenredige bijdrage geleverd aan de uitvoering van de groepsopdrachten. • Je hebt alle opdrachten en oefeningen uitgevoerd. • Je mondelinge taalgebruik was net en correct. • Je past communicatieve vaardigheden en theoretische kennis toe bij de demonstratie.


Over deze training

Planning Aan het einde van de training moet je een demonstratie uitvoeren. Plan deze demonstratie tijdig in. Lees eerste de demonstratie goed door en vul daarna het planningsformulier in. Neem ook de andere oefeningen van deze training op in je totale planning. Zo voorkom je dat je in tijdnood komt.

fb .v

.

Planningsformulier <

Demonstratie: Ik kan coachend begeleiden

u' Ac

Processtappen

tie

Maak een film waarin je laat zien dat je coachend kunt begeleiden. Dit doe je in een groepje met minimaal drie studenten. In de film komen jullie alle drie minimaal één keer in beeld als coachend begeleider. Dit houdt in dat je drie verschillende coachmomenten moet opnemen. De theorie die behandeld is in de training moet terugkomen in de film. De film mag in totaal maximaal 15 minuten duren, dus voor ieder groepslid 5 minuten film.

Met je groepsgenoten maak je een keuze uit een van de volgende casussen. Je gaat hiervoor een coachingsgesprek voorbereiden.

Michel woont zelfstandig

ht

Ed

Michel van 24 heeft een lichte verstandelijke beperking. Sinds een halfjaar woont hij op zichzelf. Dit was een grote wens van hem. In de praktijk blijkt het voor Michel nog best lastig om dagelijkse huishoudelijke activiteiten goed uit te voeren. Zo vindt hij het bijvoorbeeld lastig om zijn was goed te doen. Ook het opgeruimd houden van zijn huis is moelijker dan hij dacht. Zijn moeder komt regelmatig helpen, maar dit wil Michel eigenlijk niet. Hij is toch niet voor niets op zichzelf gaan wonen, roept hij dan. Hij vraagt jou om hulp.

Grace heeft nooit tijd

C

op

yr

ig

Grace is een gezellige vrouw van 32 jaar. Ze is enorm sociaal en heeft een leuke baan bij het theater. Ze heeft een lieve vriend, geen kinderen. ‘En dat is maar goed ook,’ lacht ze, ‘want die zouden zeker aandacht tekortkomen.’ Hier raakt ze meteen haar probleem. Grace zou graag wat meer tijd voor zichzelf en/of haar vriend hebben, maar haar agenda zit voortdurend vol met afspraken. Dit zijn belangrijke maar ook minder belangrijke afspraken, omdat ze gewoon moeilijk nee kan zeggen. Grace vraagt jou om hulp.

Fairuce wil weer aan het werk Fairuce is een alleenstaande moeder van 34 jaar. Ze heeft twee jonge kinderen in de leeftijd van 1 en 3 jaar. De vader van beide kinderen heeft het gezin kort na de geboorte van de laatste verlaten. Fairuce staat er sindsdien alleen voor. Voordat ze haar ex leerde kennen, werkte ze als kapster in een kapsalon. Daar is ze mee gestopt toen de kinderen kwamen. Haar vriend zorgde toen voor het inkomen, maar nu moet ze leven van een bijstandsuitkering. Behalve een gezond inkomen mist Fairuce ook de sociale contacten zoals ze die had in de kapsalon. Ze kan niet terugvallen op familie voor oppas, en geld voor opvang heeft ze niet. Ze weet niet hoe ze het moet aanpakken en vraagt jou om hulp.

5


Over deze training

• • •

Lever jullie plan ter goedkeuring in bij de docent. Nadat jouw docent akkoord is gegaan met jullie plan, gaan jullie van start. Wanneer de film klaar is, presenteer je deze in de klas. Jullie medestudenten geven feedback op de film. Deze feedback verwerk je in het reflectieverslag dat je aan het eind van de training inlevert bij de docent.

tie

• • • •

fb .v

.

Werk het coachingsgesprek uit op papier. Selecteer hieruit een gedeelte dat je opneemt op film. Spreek af wie welke rol vervult. Maak ook afspraken over de verdere taakverdeling. Denk aan het uitschrijven van de voorbereiding, het plannen van de opnamen, het monteren van de film, de presentatie enzovoort. Werk de totale voorbereiding uit in een plan. Het plan bevat dus: – de uitwerking (voorbereiding) van het coachingsgesprek op papier – welk deel van het gesprek gefilmd zal worden – wie welke rol speelt in de film – afspraken, taakverdeling en tijdsplanning.

• • •

De schriftelijke voorbereiding op het coachingsgesprek is goed uitgewerkt en het te filmen gedeelte is daarin aangegeven. De film duurt maximaal 15 minuten (5 minuten per coachingsgesprek). De filmopnamen zijn zowel qua beeld als geluidstechnisch van voldoende kwaliteit om aan de groep gepresenteerd te kunnen worden. In de film laat de coachend begeleider zien te beschikken over de juiste basisvaardigheden voor coaching: oDe coachend begeleider stemt met de cliënt het onderwerp van het gesprek af en bespreekt wat de coachee met het gesprek wil bereiken. – De coachend begeleider achterhaalt wat de motieven van de cliënt zijn. – De coachend begeleider luistert actief. – De coachend begeleider stelt vragen die de ander aanzetten tot reflectie. – De coachend begeleider stimuleert de cliënt om zelf tot oplossingen te komen. – De coachend begeleider laat blijken geloof te hebben in de cliënt en moedigt aan. – De coachend begeleider vat op verschillende momenten samen wat er gezegd is. – De coachend begeleider vraagt de ander aan het eind van het gesprek naar een conclusie. – De coachend begeleider bespreekt met de cliënt welke concrete acties deze gaat nemen bij het werken aan de doelstellingen. – De coachend begeleider vraagt of de cliënt een vervolgafspraak wil. Als dat zo is, wordt deze ingepland.

ig

ht

Ed

u' Ac

Producteisen

C

op

yr

Plan met elkaar een datum waarop jullie de film laten zien in de groep. Plan ook een datum voor het inleveren van het voorbereidingsplan en een datum voor het maken van de opnamen zelf. Vul deze datums in op je planningsformulier.

6


Oriëntatie

Oriëntatie a. Bekijk gezamenlijk het Filmpje Coaching. Bespreek met elkaar een aantal punten uit de animatie waaruit blijkt wat coaching is. Wat valt je op?

.

Filmpje Coaching <

Wat is coachend begeleiden?

fb .v

Oefening 1

tie

b. Waarom helpen de ideeën van de vos niet om de rivier over te steken?

Oefening 2

u' Ac

c. Hoe helpt de uil de vos?

Vaardigheden van een coach

a. Op het bord staat geschreven: Wat moet je als coachend begeleider kunnen? Denk na over de vaardigheden die horen bij coachend begeleiden. Noteer op een memoplakker een vaardigheid die jij belangrijk vindt voor iemand die coachend moet begeleiden. Plak jouw memo onder de zin op het bord.

Ed

Bekijk met elkaar de verzamelde vaardigheden.

Maak een verdeling tussen basisvaardigheden en specifieke vaardigheden. Beoordeel met elkaar of er belangrijke vaardigheden ontbreken en zo ja, vul aan.

ht

Neem de basisvaardigheden en specifieke vaardigheden van het bord over in het schema. Geef aan hoe je jezelf met jouw eigen kwaliteiten op dit moment beoordeelt. In hoeverre beheers jij al een aantal van deze vaardigheden? Zwak

Beetje zwak

Matig

Aardig sterk

Sterk

C

op

yr

ig

Basisvaardigheden

7


Zwak

Beetje zwak

Matig

Aardig sterk

Specifieke vaardigheden

Zwak

Beetje zwak

Sterk

fb .v

.

Basisvaardigheden

tie

OriĂŤntatie

C

op

yr

ig

ht

Ed

u' Ac

Matig

8

Aardig sterk

Sterk


OriĂŤntatie

Website Zelftest coaches <

Wat is jouw stijl?

Omdat ieder mens anders is en zijn eigen karakter en kwaliteiten heeft, verschilt de coachingsstijl ook per begeleider.

Ga naar de Website Zelftest coaches. Doe de test om erachter te komen wat op dit moment jouw stijl van coaching zou zijn.

tie

Oefening 3

fb .v

.

b. Aan welke vaardigheden zou je graag willen werken? Noteer er drie in volgorde van prioriteit.

a. Welke uitslag heb je?

u' Ac

b. Zoek op dezelfde site op wat die stijl inhoudt en beschrijf deze kort.

Ed

c. Herken je jezelf hierin? Leg je antwoord uit.

C

op

yr

ig

ht

d. Deel jouw uitslag ook met de groep. Herkennen anderen jou in deze stijl?

9


Kennis van coachend begeleiden

.

Kennis van coachend begeleiden

fb .v

Inleiding

Ed

u' Ac

tie

Als SCW’er begeleid je mensen en groepen mensen bij hun ontwikkel- en leerprocessen. Het is belangrijk dat je dit kunt doen op een coachende manier. Dat betekent dat je de mensen helpt en stimuleert om hun eigen vooraf gestelde doelen te bereiken. Het gaat erom dat de ander zelf tot inzichten en oplossingen komt. De volgende opdrachten helpen je om meer inzicht te krijgen in coachend begeleiden.

Binnen groepscoaching werken deelnemers samen aan leerprocessen.

ht

Leerdoelen

Je kunt het begrip coachend begeleiden uitleggen.

• •

Je kunt de verschillen aangeven tussen het coachen van een groep of individu. Je kunt uitleggen hoe je jouw werk als coachend begeleider een plek geeft binnen integrale wijkontwikkeling. Je kunt outreachende methodieken benoemen om coaching voor mensen binnen bereik te brengen.

ig

C

op

yr

Oefening 4

Theoriebron Kennis van coachend begeleiden <

Filmpje Wat is coaching? <

10

Wat is coaching? Wanneer je als SCW’er mensen coachend gaat begeleiden, is het belangrijk dat je voor jezelf de principes van coaching helder hebt. Bekijk daarom het Filmpje ‘Wat is coaching?’. a. Welke definitie van coaching wordt hier gegeven? Vind jij dit een goede definitie?


Kennis van coachend begeleiden

b. Op welke gebieden kan coaching een positieve invloed hebben?

fb .v

.

c. Wat zijn de belangrijkste kenmerken van coaching?

u' Ac

tie

d. Als jou iets dwars zit, moet je erover praten, is vaak het advies. Toch is dat niet altijd het beste, want niet iedereen kan of wil dat. Noem ten minste drie andere manieren waarin mensen hun emotie of verhaal kwijt kunnen. Beschrijf waarom je voor deze manier kunt kiezen.

Oefening 5

Coachend begeleiden of doorverwijzen Coachend begeleiden is een mooie vorm van ondersteuning, maar het is geen vorm die je als vanzelfsprekend toepast. Bij iedere hulpvraag zul je moeten bekijken of coaching de juiste vorm van begeleiding is. Lees de casus.

ht

Theoriebron Coachend begeleiden <

Ed

e. Wat vind je van deze manieren van uiten? Zouden ze bij jezelf passen?

ig

Kun je mij helpen?

a. Bespreek in tweetallen of je Janneke kunt coachen. Of heeft zij een andere vorm van hulp nodig? Motiveer jullie antwoord.

C

op

yr

Janneke, een vrouw van 42, heeft jouw naam doorgekregen van een vriendin. Die heeft gezegd dat jij goed mensen kunt begeleiden. Janneke vraagt of jij haar wilt helpen. Ze vertelt dat ze kortgeleden haar baan heeft verloren en dat nu ook haar relatie op de klippen is gelopen. Ze voelt zich hierdoor verdrietig en heeft erg last van schuldgevoelens. Die gevoelens roepen ook herinneringen op aan nare jeugdervaringen. Ze zegt dat ze hiervoor al eens in therapie is geweest, maar dat heeft niet echt geholpen. Ze voelt wel een klik met jou en is ervan overtuigd dat jij haar kunt helpen. Wat doe je?

11


Kennis van coachend begeleiden

b. Met welke andere vormen van hulp en begeleiding kan coaching weleens verward worden?

u' Ac

tie

fb .v

.

c. Je kunt mensen zowel individueel als in een groep begeleiden. Bespreek met elkaar of je het met de volgende stellingen eens bent. Waarom wel of niet? 1. Janneke wil aan individuele doelen werken, groepscoaching is daarom zinloos. 2. Deelnemen aan groepscoaching heeft alleen nut wanneer alle deelnemers hetzelfde doel hebben. 3. Als het voor jou duidelijk is dat Janneke haar doelen beter kan bereiken in een groep, plaats je haar natuurlijk in een groep.

Ed

d. Wat zijn voordelen van individuele coaching?

ig

ht

e. Beschrijf een belangrijk voordeel van groepscoaching ten opzichte van individuele coaching.

Oefening 6

Maatschappelijke ontwikkelingen hebben ertoe geleid dat Nederland van een verzorgingsstaat in transitie is naar een participatiesamenleving. De zorg ‘ontsnippert’ en wordt hoe langer hoe meer integraal georganiseerd.

C

op

yr

Theoriebron Kennis van coachend begeleiden <

Coachend begeleiden in de participatiesamenleving

Artikel Voordelen participatiesamenleving <

Wat betekent dit voor het werk van de SCW’er als coachend begeleider? a. Lees het Artikel ‘Voordelen participatiesamenleving’. Welke drie voordelen van de participatiesamenleving worden genoemd?

Website Prezi < Website Lino <

12

b. Bespreek in groepjes van vier in hoeverre jullie het eens zijn met de genoemde voordelen. Let erop dat je niet verzandt in lange politieke discussies. Zet met elkaar de voor- en nadelen op een rijtje.


Kennis van coachend begeleiden

fb .v

.

In de laatste alinea van het artikel wordt gesteld dat je de verzorgingsstaat en de participatiesamenleving niet als twee uitersten tegenover elkaar moet zien, maar als twee uiteinden van een continuüm waartussen de samenleving beweegt. Noch het een, noch het ander kan daarin ooit voor honderd procent bereikt worden. Ben je het hiermee eens?

tie

c. Welke gemeenschappelijke uitgangspunten zie je tussen de participatiesamenleving en het coachend begeleiden?

Oefening 7

Outreachend werken

u' Ac

d. Hoe kijk jij aan tegen de participatiesamenleving? Verwerk je mening en bevindingen in een kort verslag (één A4’tje). Je mag er ook voor kiezen om je bevindingen uit te werken in een Prezi of mindmap. Vergelijk elkaars uitwerkingen en bespreek met elkaar na. Lever je verslag of uitwerking hierna in bij de docent.

b. Outreachend werken is een moreel beladen manier van werken. Waarom?

ig

ht

Artikel Wat werkt bij outreachend werken? <

Ed

a. Lees het Artikel ‘Wat werkt bij outreachend werken?’. Via welke outreachende methoden kun je contact maken met de doelgroep?

Theoriebron Kennis van coachend begeleiden <

d. Beschrijf een voorbeeldsituatie waarin je voor een dilemma wordt gesteld en je moet beslissen of je wel of niet moet ingrijpen.

C

op

yr

c. Zijn er richtlijnen op basis waarvan je kunt besluiten wel of niet in te grijpen?

13


Kennis van coachend begeleiden

Outreachende methodieken

fb .v

Oefening 8

.

e. Is een outreachende aanpak mogelijk voor coachend begeleiden? Beschrijf hoe jij daartegen aankijkt.

Lees de casus.

Theoriebron Kennis van coachend begeleiden <

Eenzame ouderen

tie

u' Ac

Werkmodel Wat werkt bij outreachend werken? <

Je bent als SCW’er werkzaam in een sociaal wijkteam. Collega’s hebben in de wijk vernomen dat enkele bewoners van de Pancratiusstraat bijna niet meer op straat worden gezien. In deze wijk wonen relatief veel ouderen. Ook de betrokken bewoners zijn ouderen, van wie in de buurt bekend is dat ze erg op zichzelf zijn. In het wijkteam is hierover gesproken en er zijn zorgen geuit over vereenzaming en een sociaal isolement van deze mensen. Dat de ouderen weinig behoefte hebben aan contact, hoeft op zich geen probleem te zijn, maar helemaal geen contacten meer is toch wel zorgelijk. Zeker omdat deze mensen op leeftijd zijn en dagelijkse handelingen steeds meer moeite kosten. Je zou deze mensen graag betrekken bij sociale activiteiten en hen helpen om wat meer uit hun isolement te stappen.

Ed

Bekijk de verschillende modellen voor outreachend werken in Werkmodel ‘Wat werkt bij outreachend werken?’. Geef bij ieder model aan of je dit zou kunnen toepassen bij de benadering van de ouderen uit de Pancratiusstraat. Leg je keuze uit. a. Het kwartiermakersmodel:

ig

ht

b. Het politiserende model:

C

op

yr

c. Het verbindende model:

14

d. Het dwang- en drangmodel:

e. Het hulpmodel:


Kennis van coachend begeleiden

C

op

yr

ig

ht

Ed

u' Ac

tie

fb .v

.

f. Het presentiemodel:

15


Motieven van mensen

Motieven van mensen

.

Inleiding

u' Ac

tie

fb .v

Bij het coachend begeleiden van mensen is het belangrijk om de mate van motivatie te achterhalen en te versterken. Wie iets wil veranderen of bereiken, zal in beweging moeten komen. Iemands motivatie daartoe is sterk bepalend voor de slagingskans. Hoe meer de wil tot veranderen van binnenuit komt, hoe groter de kans op succes.

Ed

Hoe hoger de motivatie, hoe groter de kans op succes.

Leerdoelen

Je kunt de motieven van een cliënt herkennen en koppelen aan de verschillende lagen van motivaties in de piramide van Maslow.

ht

yr

ig

Je kunt in een gesprek met een cliënt onderscheid maken tussen intrinsieke en extrinsieke motivatie. Je kunt met iemand een motiverend gesprek voeren.

Oefening 9

C

op

Theoriebron Motieven van mensen < Werkmodel Piramide van Maslow <

16

Behoeften In deze oefening ga je aan de slag met jouw eigen behoeften en besteed je aandacht aan wat voor jou belangrijk is. Hoe is dat voor je groepsgenoten? Kun je met elkaar tot een gezamenlijke piramide van behoeften komen? Voorbereiding Bekijk de piramide van Maslow in Theoriebron Motieven van mensen. Geef bij elke laag van de piramide drie voorbeelden die op jou van toepassing zijn. a. Primaire biologische behoeften:


Motieven van mensen

.

b. Bestaanszekerheid:

fb .v

c. Sociale behoeften:

e. Zelfontwikkeling:

u' Ac

tie

d. Erkenning:

Ed

Maak op een A4’tje een lijstje van vijf innerlijke behoeften die voor jou heel belangrijk zijn. Zet ze in volgorde van belangrijkheid.

ht

Uitvoering • Ga in een groepje bij elkaar zitten en hang de A4’tjes van elk groepslid naast elkaar op. • Probeer met elkaar te komen tot één lijst met de vijf belangrijkste innerlijke behoeften. • Zet de behoeften op de juiste plaats in de figuur. Gebruik hiervoor Werkmodel Piramide van Maslow. • Presenteer jullie lijst en piramide aan de rest van de groep en vertel waarom en hoe jullie tot deze keuze gekomen zijn.

yr

ig

Reflectie f. Welke behoeften zijn er genoemd die voor jou vervuld zijn?

h. Wat ga je ondernemen om deze behoeften te vervullen?

C

op

g. Zijn er behoeften die voor jou nog niet vervuld zijn?

17


Motieven van mensen

Oefening 10

In de hulpverlening en in de media, zoals in programma’s als Spoorloos, is steeds meer aandacht voor kinderen die op zoek zijn naar hun biologische ouder(s). Vaak gebeurt dit wanneer ze al volwassen zijn. Ze komen erachter dat de man of vrouw die zij altijd voor hun vader of moeder hielden, niet hun biologische vader of moeder is. Soms hebben ze als kind al wel het gevoel gehad dat er iets niet klopte, maar durfden ze er uit schaamte of loyaliteit niet over te praten. In deze oefening duik je wat dieper in de beweegredenen die mensen hebben om te zijn wie ze zijn en te doen wat ze doen.

Filmje Spoorloos (eerste 10 minuten) <

fb .v

.

Theoriebron Motieven van mensen <

Motivaties in de zoektocht naar identiteit

Voorbereiding Bekijk de eerste tien minuten van het Filmpje Spoorloos. In deze aflevering gaat Lisa op zoek naar haar biologische vader.

tie

Beantwoord de vragen over het filmpje.

u' Ac

a. Lisa wil niet dat haar kinderen opgroeien zoals zij zelf volwassen is geworden. Hoe sterk is haar motivatie daarvoor? Waaruit blijkt dat?

Ed

b. De onzekerheid rondom het niet weten wie haar vader is, heeft een stempel gedrukt op Lisa’s ontwikkeling. Hoe kwam dit tot uiting?

c. Is dit een intrinsieke of extrinsieke motivatie?

ig

ht

d. Welke motivatie heeft Lisa voor het vinden van haar biologische vader?

yr

e. Is dit een intrinsieke of extrinsieke motivatie?

C

op

f. Aan welke behoefte uit de piramide van Maslow kun je Lisa’s wens koppelen om haar vader te vinden?

18

g. Denk na over jouw eigen opvoeding. Noteer voor jezelf drie punten die je zelf zeer zeker ook, of juist absoluut niet, door wilt geven aan jouw kinderen.


Motieven van mensen

Welke motivatie heb je kunnen achterhalen voor de keuzes die de ander maakt op het gebied van opvoeding?

tie

i.

fb .v

h. Wat ben je te weten gekomen over de behoeften van de ander?

.

Uitvoering • Vorm een tweetal met een medestudent en voer een coachingsgesprek over de vraag ‘Wat vind jij belangrijk in de opvoeding?’. • Zorg dat je allebei een keer de rol van coachend begeleider hebt. • Probeer in de rol van begeleider achter de motieven van de ander te komen.

j.

u' Ac

Reflectie Bespreek de oefening na met je medestudent en vraag om feedback. Hoe ging het achterhalen van motieven in een gesprek je af?

Welke feedback kreeg je van je medestudent? Wat ga je hiermee doen?

ht

l.

Ed

k. Vond je zelf dat je een professionele afstand kon bewaren en je neutraal kon opstellen tijdens het gesprek?

yr

ig

m. Waar zou je graag beter in willen worden bij dit soort gesprekken?

Oefening 11

C

op

Theoriebron Motieven van mensen <

Jouw behoeften en motieven Je hebt ervoor gekozen om deze opleiding te volgen. Bij deze keuze kunnen verschillende behoeften en motivaties een rol hebben gespeeld. Voorbereiding a. Wat is het verschil tussen behoeften en motieven?

b. Bedenk voor jezelf twee behoeften en twee motieven die een rol hebben gespeeld in de keuze voor deze opleiding. Beschrijf deze behoeften en motieven.

19


Motieven van mensen

fb .v

.

Uitvoering Ga met een medestudent in gesprek. Stel elkaar vragen waarom de ander deze opleiding doet. Let erop dat je open vragen stelt, zodat je meer informatie krijgt en schrijf deze informatie met steekwoorden op. Let ook op non-verbale signalen. Hoe enthousiast vertelt je gesprekspartner? Welke ambities zijn er? Hoe gemotiveerd is hij of zij om deze opleiding succesvol af te ronden?

u' Ac

d. Welke behoeften en motieven zijn intrinsiek?

tie

c. Leg de behoeften en motieven die jij voor jezelf hebt beschreven en de behoeften en motieven die jouw klasgenoot bij jou heeft gezien naast elkaar. Welke overeenkomsten zijn er te ontdekken? En welke verschillen?

ht

Ed

e. Welke behoeften en motieven zijn extrinsiek?

ig

Reflectie f. Hoe vond je het om dieper in te zoomen op je eigen behoeften en motieven?

yr

g. Is wat jij aan de buitenkant laat zien ook wat jou vanbinnen drijft?

C

op

h. Denk jij dat het noodzakelijk is om je eigen behoeften en motieven goed te kennen voordat je anderen hierbij kunt helpen?

20


Motieven van mensen

Oefening 12

Aansluiten bij behoeften In deze oefening ga je aan de slag met het leren aansluiten bij de behoeften en motieven van mensen. Je speelt een rollenspel aan de hand van de casus.

Theoriebron Motieven van mensen <

fb .v

.

Bas wil niet

Je werkt als SCW’er in een opvanginstelling voor jongeren. Jij hebt een spelletjesmiddag georganiseerd. De meeste jongeren kijken hier erg naar uit, behalve Bas. Bas vindt een spelletjesmiddag kinderachtig. Hij is immers al vijftien en vindt het niet nodig om spelletjes te doen. Hij hangt liever op straat met René, die bij hem op de groep zit.

Werkmodel Rollenspel <

Voorbereiding Lees de casus. • Spreek af wie de rol van coachend begeleider heeft, wie Bas speelt en wie gaat observeren. Het gesprek mag maximaal 10 minuten duren. • Bereid je even kort voor op jouw rol en leef je zo goed mogelijk in de situatie in. • Bas: leef je in jouw rol in. (Natuurlijk kan Bas in jullie rollenspel ook Barbara of Babette heten.)SCW’er: ga met Bas een gesprek aan. Probeer erachter te komen welke behoeften en motieven Bas heeft. Doe je best om Bas alsnog warm te krijgen voor de spelletjesmiddag! Observator: maak notities met behulp van Werkmodel Observatieformulier. Let daarbij op de volgende punten: – Wat valt jou op tijdens het rollenspel? – Welke vragen worden er gesteld om achter de behoeften en motieven te komen? – Welke ondersteunende en motiverende opmerkingen worden er gemaakt? – Wordt er aanspraak gemaakt op de krachten en de kwaliteiten van Bas? Zo ja, op welke manier?

Ed

u' Ac

tie

Werkmodel Observatieformulier <

ig

ht

Uitvoering • Speel het rollenspel. • De SCW’er gaat in gesprek met Bas en vraagt waarom hij niet mee wil doen aan de spelletjesmiddag. • Bas antwoordt. • De SCW’er gaat nu doorvragen. Waarom vindt Bas dit? Wat vindt hij dan kinderachtig aan de spelletjesmiddag? Wat vindt Bas dan wel leuk? Enzovoort. • Rond het gesprek na 10 minuten af. • Wissel hierna van rol. Om te voorkomen dat het gesprek op dezelfde manier verloopt, kun je de casus een beetje aanpassen. Verander de spelletjesmiddag in een andere activiteit, zoals film kijken of een sportactiviteit.

C

op

yr

Reflectie Bespreek de rollenspellen na met behulp van de gemaakte observaties. De observator koppelt na afloop ten minste twee tips en één top terug naar de spelers. a. Herken je jezelf in de tips en top van de observator?

b. Welke rol ging jou het makkelijkst af en waarom?

21


Motieven van mensen

c. Wat heb je van het rollenspel geleerd?

fb .v

Oefening 13

.

d. Wat neem je mee de praktijk in?

Non-verbaal motiveren

tie

Om mensen te motiveren heb je overtuigingskracht nodig. Daarbij is jouw lichaamstaal minstens zo belangrijk als de woorden die je gebruikt.

Theoriebron Motieven van mensen <

Voorbereiding Bekijk het Filmpje ‘In je emotionele kracht’. Let daarbij ook goed op de lichaamshouding, mimiek en gebaren van de spreker. a. Vind jij deze spreker overtuigend? Activeert hij jouw eigen motivatie?

u' Ac

Filmpje In je emotionele kracht <

Ed

b. Wat is je opgevallen in de non-verbale communicatie?

ht

Uitvoering • Oefen nu zelf met elkaar en leg het accent op non-verbale communicatie. • Een van jullie gaat op de gang staan. De docent geeft hem of haar een opdracht de anderen te motiveren zonder daarbij woorden te gebruiken.

C

op

yr

ig

Reflectie c. Bespreek met elkaar deze opdracht na. Welke non-verbale signalen werden er afgegeven? Welke waren effectief en welke niet?

22


Het sociaal-competentiemodel

.

Het sociaal-competentiemodel

fb .v

Inleiding

ht

Ed

u' Ac

tie

Het sociaal-competentiemodel gaat uit van ontwikkelingstaken. Dit zijn competenties en vaardigheden die je leert tijdens het opgroeien. Je kunt denken aan het je zelfstandig kunnen aankleden tot het leren omgaan met geld. In gezonde situaties gaat dit proces als vanzelf, maar dat geldt niet voor iedereen. Soms lopen mensen hier om wat voor reden dan ook in vast. Om verder te komen moeten de ontwikkelingstaken alsnog doorlopen worden. Tijdens het coachend begeleiden help jij mensen in het stapsgewijs aanleren van nieuwe vaardigheden en/of het tot stand brengen van (gedrags)veranderingen.

ig

Op een gelijkwaardige manier ondersteun je de cliënt bij het opdoen van nieuwe vaardigheden.

Je kunt in een gesprek met de cliënt achterhalen hoe hij omgaat met de situatie waarin hij leeft.

• •

Je kunt iemands draagkracht en draaglast achterhalen. Je kunt met de cliënt andere manieren van omgaan met de leefsituatie bespreken, uitgaande van positieve punten. Je kunt voor de cliënt een coachingsplan opstellen.

C

op

yr

Leerdoelen

23


Het sociaal-competentiemodel

Help, ik heb een gat in mijn hand

Josette is 17 jaar. Ze heeft haar vmbo-diploma gehaald, maar wist niet wat ze verder wilde. Wat ze wel weet, is dat ze geld wil verdienen. Ze wil een scooter rijden en houdt van shoppen. En met vakken vullen alleen kan ze dat niet betalen. Ze is aangenomen bij een drogisterij, waar ze nu werkt. Het gezin waar Josette uit komt en nog woont, heeft het nooit breed gehad. Josette kreeg geen zakgeld en heeft niet echt leren omgaan met geld. Het gezin kan net rondkomen, maar extraatjes of uitstapjes zitten er maar zelden in. Josette is het gebrek aan geld meer dan zat en nu ze de kans heeft om haar eigen geld te verdienen, heeft ze zich voorgenomen om dit onmiddellijk te doen. Vandaar dat ze meteen is gaan werken. Maar het valt toch erg tegen. Hoewel ze nu elke maand geld op haar rekening krijgt, is het toch iedere keer veel te snel op. Josette raakt gefrustreerd. In het buurthuis waar jij werkt, vraagt ze jou om hulp.

u' Ac

tie

Werkmodel rollenspel <

In deze oefening voer je een gesprek vanuit het sociaal-competentiemodel. Je brengt de situatie in kaart door te inventariseren hoe iemand omgaat met de situatie waarin hij leeft. Je stelt vragen om erachter te komen hoe het gesteld is met de draagkracht en draaglast van deze persoon.

.

Theoriebron Het sociaalcompetentiemodel <

Werken met het sociaal-competentiemodel

fb .v

Oefening 14

Voorbereiding • Lees de casus. • Bereid een rollenspel voor waarbij één persoon de rol van Josette speelt en de ander de SCW’er aan wie hulp gevraagd is.

ht

Ed

Uitvoering • Ga met een medestudent gedurende 5 tot 10 minuten in gesprek naar aanleiding van de casus. • Stel vragen naar de leefsituatie om erachter te komen hoe de persoon daarmee omgaat. • Wees je bewust van je eigen houding tijdens het gesprek. Houd in gedachten dat het sociaal-competentiemodel uitgaat van het positieve! • Wissel hierna een keer van rol.

ig

Reflectie a. Hoe vond jij dat het gesprek in jouw rol als coachend begeleider verliep?

C

op

yr

b. Had je veel vragen nodig om de leefsituatie en manier van omgaan daarmee door de cliënt goed helder te krijgen?

24

c. Lukte het om een hulpvraag duidelijk te formuleren voor en met de cliënt?


Het sociaal-competentiemodel

Met behulp van het sociaal-competentiemodel kun je met en voor mensen inventariseren hoe het gesteld is met de balans tussen draagkracht en draaglast. Het sociaal-competentiemodel gaat altijd uit van het positieve: de nadruk ligt op wat al wel goed gaat en daarnaast kijk je waaraan gewerkt kan worden. Voorbereiding • Neem Theoriebron Het sociaal-competentiemodel door. • Bekijk het Filmpje ‘Draagkracht versus draaglast’.

Werkmodel Balansmodel <

a. Hoe omschrijft de coach in het filmpje ‘stress’?

b. Hoe ontstaat volgens haar negatieve stress?

tie

Filmpje Draagkracht versus draaglas <

.

Theoriebron Het sociaalcompetentiemodel <

Draagkracht en draaglast

fb .v

Oefening 15

u' Ac

c. Geef een voorbeeld van een situatie waarin de balans doorslaat met veel draagkracht en weinig draaglast.

Ed

Uitvoering • In deze oefening maak je voor jezelf een balans op tussen jouw draagkracht en draaglast. Deze balans werk je uit met behulp van Werkmodel Balansmodel. • Beantwoord eerst de volgende vragen.

ht

d. Hoe ziet jouw draagkracht eruit?

yr

ig

e. Hoe ziet jouw draaglast eruit?

g. Welke acties kun je ondernemen om jouw draagkracht te versterken?

C

op

f. Zijn jouw draagkracht en draaglast in balans?

25


Het sociaal-competentiemodel

Spelen er factoren waarop je geen invloed hebt? Hoe ga je daarmee om?

• •

Maak op basis van je eigen antwoorden voor jezelf een balansmodel op. Gebruik hiervoor Werkmodel Balansmodel. Kies een medestudent met wie je het ingevulde balansmodel wilt uitwisselen.

j.

Welke tips zou je elkaar willen geven met het oog op een goede balans?

u' Ac

tie

fb .v

i.

Welke tips kreeg je van je medestudent?

ht

l.

Ed

Reflectie k. Lukte het om voor jezelf een balans op te maken?

ig

m. Ga je iets doen met de tips die je kreeg?

C

op

yr

n. Heb je door deze oefening meer inzicht gekregen in jouw persoonlijke balans tussen draagkracht en draaglast?

26

.

h. Welke acties kun je ondernemen om jouw draaglast te verminderen?

o. Hoe bewust was jij je hiervan vóór deze oefening?


Het sociaal-competentiemodel

Filmpje Toenadering moeder en dochter <

Mensen horen liever positieve dingen dan dat ze geconfronteerd worden met wat er niet goed gaat. Uitgaan van het positieve en het bekrachtigen van positief gedrag is dan ook de basis van het sociaal-competentiemodel. Daarbij hoort het benoemen van positief gedrag en complimenten geven. In de praktijk blijkt dit niet altijd even eenvoudig te zijn. Voorbereiding • Bekijk het Filmpje ‘Toenadering moeder en dochter’.

.

Theoriebron Het sociaalcompetentiemodel <

Complimenten

fb .v

Oefening 16

a. Benoem wat de dochter goed doet. Welke complimenten zou jij haar geven?

u' Ac

tie

b. Benoem wat de moeder goed doet. Welke complimenten zou je haar geven?

c. Wat zouden de complimenten met de moeder doen?

ig

Oefen de positieve benadering van het sociaal-competentiemodel in een coachend gesprek (maximaal 5 minuten). Vorm groepjes van drie: student 1 en 2 (coachend begeleider en hulpvrager) voeren het gesprek. De derde persoon observeert en let daarbij in het bijzonder op de positieve benadering. Maak een keuze voor een coachvraag: – Ik wil leren mijn werk beter te plannen. – Ik wil kunnen sparen. – Ik wil nieuwe vrienden kunnen maken.

ht

Ed

d. Wat zouden de complimenten met de dochter doen?

C

op

yr

Uitvoering • Voer het gesprek alsof het een vervolggesprek met de hulpvrager betreft. Je doet dus alsof hierover al eerder gesprekken plaats hebben gevonden. • De observator maakt aantekeningen tijdens het gesprek. • Bespreek met elkaar na en wissel dan van rol. Reflectie e. Hoe was het in de rol van hulpvrager om complimenten over bereikte resultaten te ontvangen?

f. Hoe vond je het om in de rol van coachend begeleider complimenten te geven?

27


Het sociaal-competentiemodel

Theoriebron Coachingsgesprekken <

Voorbereiding • Lees de casus.

Hoe haal ik mijn examen?

De 19-jarige Lex volgt een mbo-opleiding en doet dit jaar examen. Over het algemeen is hij vrij soepel door alle schooljaren gerold. Wel is hij behoorlijk chaotisch en stelt hij de dingen vaak tot het laatste moment uit. Lex kan best goed leren, maar daar heeft hij vaak geen zin in. Hij gaat liever gamen en met zijn vrienden chillen. In de weekenden gaat hij graag uit, waarbij hij behoorlijk wat drinkt en erg laat thuiskomt. Lex heeft een liefdevolle moeder en één jongere zus, Tess, op wie hij dol is. Zijn ouders zijn gescheiden toen hij 4 was. Zijn moeder heeft daarna geen nieuwe relatie meer gehad. Met zijn vader heeft hij een goed contact. Vier maanden geleden kreeg het gezin een zware klap te verwerken, toen Tess werd aangereden op de fiets. Ze raakte daarbij ernstig gewond en doorloopt sindsdien een zwaar revalidatieproces.

ht

Ed

Werkmodel Coachingsplan opstellen <

Om de onbalans te herstellen kan iemand ervoor kiezen een coachingstraject aan te gaan. Samen bekijken jullie dan de huidige situatie, met alle factoren die daarbij een rol spelen. Je maakt met je cliënt concreet hoe de gewenste situatie eruitziet. Vervolgens gaan jullie samen na welke stappen er gezet kunnen worden in de gewenste richting. Je gaat een coachingsplan opstellen.

tie

Theoriebron Het sociaalcompetentiemodel <

In onbalans

u' Ac

Oefening 17

fb .v

h. Wat heb jij hiervan geleerd? Wat neem jij mee in je rol als professional?

.

g. Wat is je in de rol van observator opgevallen?

C

op

yr

ig

Lex heeft het erg moeilijk sinds het ongeluk van zijn zus. Zijn resultaten op school zijn niet goed. Hij besteedt nog meer tijd aan gamen en blijft soms het hele weekend weg. Ondertussen komt het examen in zicht. Lex voelt zich gespannen, is prikkelbaar en maakt zich veel zorgen. Om alles van zich af te zetten, gaat hij nog vaker en langer uit. Hij realiseert zich dat het zo niet goed gaat. Hij kan zich moeilijk concentreren, is vaak moe en prikkelbaar. Hij snapt wel dat hij dingen beter anders kan aanpakken, wil hij straks slagen voor het examen. Een vriend opperde dat het misschien een idee zou zijn om toch maar eens te gaan praten met de sociaal-cultureel werker, die ze wel kennen van het buurthuis. Die SCW’er ben jij. Lex doet zijn verhaal bij jou en vraagt of je hem kunt helpen om zijn gedrag te veranderen, zodat hij zijn examen gaat halen.

Uitvoering a. Bedenk hoe jij Lex in deze situatie kunt coachen. Stel een coachingsplan op. Maak daarbij gebruik van Werkmodel Coachingsplan opstellen. In dit plan beschrijf je ten minste de volgende punten: • korte karakterbeschrijving van Lex ode huidige leefsituatie van Lex • de coachingsvraag van Lex • factoren die van invloed zijn op de draaglast van Lex • factoren die van invloed zijn op de draagkracht van Lex • de balans tussen draagkracht en draaglast

28


Het sociaal-competentiemodel

• •

de manier waarop je Lex het beste denkt te kunnen coachen en waarom tips die je Lex alvast wilt geven.

fb .v

Reflectie b. Hoe vond jij het om een coachingsplan op te stellen?

.

Lever je coachingsplan in bij je docent.

tie

c. Vond je de gegevens uit de casus toereikend om een plan te maken? Waar had je misschien meer informatie over gewild?

C

op

yr

ig

ht

Ed

u' Ac

d. Als coachend begeleider probeer je niet te veel te sturen, maar laat je de cliënt zo veel mogelijk zelf met oplossingen komen. Iets willen oplossen voor de ander is vaak wel een valkuil. Hoe heb jij dit ervaren bij het maken van het plan?

29


Coachingsgesprekken

Coachingsgesprekken

.

Inleiding

fb .v

Wanneer je iemand coachend begeleidt, heeft deze persoon een hulpvraag. In het traject dat volgt zul je als begeleider je hulpvrager geen kant-en-klare oplossingen bieden. Je gaat uit van diens eigen kracht en zelfoplossend vermogen. De nadruk zal daarom liggen op de kwaliteiten en successen, en niet op de zwaktes of beperkingen.

Leerdoelen

Je kunt verschillende gesprekstechnieken toepassen in een gesprek.

Je kunt een coachingsgesprek voeren volgens het GROW-model, waarbij je de verschillende gespreksfasen doorloopt. Je herkent verschillende coachingsstijlen en jouw persoonlijke voorkeurstijl daarin. Je kunt een inschatting maken van de behoefte van de ander en daarbij een passende coachhouding kiezen.

u' Ac

ig

ht

Ed

• •

tie

Tijdens een coachingsgesprek benadruk je wat goed gaat.

De sleutelbos

C

op

yr

Oefening 18

In deze oefening vertel je iets persoonlijks aan de hand van een voorwerp. Hier wordt uitgegaan van een sleutelbos, maar het kan ook iets anders zijn, bijvoorbeeld je mobiele telefoon. Dan kies je bijvoorbeeld een app van je telefoon en vertel je daar iets bij. Of je vertelt iets aan de hand van de pasjes in je portemonnee. Voorbereiding • Zet alle stoelen in een grote kring en neem plaats. • Pak je sleutelbos erbij. Uitvoering • De docent wijst iemand aan die mag beginnen. Als jij dat bent neem je twee sleutels uit je bos waarover je kort iets vertelt. Je mag daarbij zo persoonlijk worden als je zelf wilt. • De groep mag een aantal vragen stellen. Let erop dat het zo veel mogelijk open vragen zijn.

30


Coachingsgesprekken

• •

tie

Reflectie a. Hoe vond je het om aan de hand van sleutels te vertellen?

fb .v

.

Als iedereen is geweest, begint ronde 2. Je kiest nu twee andere sleutels uit je bos en vertelt welke weg je hebt afgelegd om die sleutel in handen te krijgen. Weer mag de groep een paar vragen stellen. Let op hoe de vragen worden gesteld. Open vragen nodigen meer uit tot vertellen dan gesloten vragen. Als iedereen aan de beurt geweest is, volgt de laatste ronde. Stel je nu een denkbeeldige sleutelbos voor. Deze bevat sleutels die jij over tien jaar denkt te bezitten. Kies daaruit één sleutel waarmee je iets over jouw toekomst vertelt. Ook hierover mag de groep vragen stellen. Bijvoorbeeld: ‘Wat is de eerste stap die je gaat zetten om die sleutel te bereiken?’

u' Ac

b. Vind je dit een geschikte oefening binnen een coachingstraject? Waarom vind je dat?

Oefening 19

Coachingsgesprek volgens GROW-model Een coachingsgesprek gaat altijd uit van het doel dat de hulpvrager stelt. Het GROW-model helpt je om je gesprekken doelgericht te voeren. Voorbereiding a. Neem het GROW-model uit Theoriebron Coachingsgesprekken nog een keer door. Waar staan de letters GROW voor, in het Nederlands vertaald?

ig

ht

Theoriebron Coachingsgesprekken <

Ed

c. Het laatste onderdeel kan helpen om doelen in de toekomst concreet te maken. Op welke manier zou je dat in de praktijk kunnen toepassen?

C

op

yr

b. Wat is het voordeel van coachingsgesprekken die volgens deze fasen verlopen?

Uitvoering • Ga met een medestudent in gesprek. Bedenk een onderwerp waarover jullie gaan praten. Denk aan een probleem waar je tegenaan loopt, een werkstuk dat je af moet krijgen of iets wat je bij jezelf wilt veranderen. • Neem jullie gesprek op met je mobiele telefoon (beeld en geluid). • Volg tijdens het gesprek de fasen uit het GROW-model en sluit het gesprek positief af. • Wissel per tweetal de video’s uit en beoordeel de gesprekken die je ziet. Zijn de fasen uit het GROW-model duidelijk te onderscheiden? Verlopen de overgangen soepel? Wordt het gesprek positief afgesloten? • Geef elkaar feedback. Denk aan tips en tops!

31


Coachingsgesprekken

.

Reflectie c. Hoe vond je dat jullie gesprek is verlopen?

fb .v

d. Vind je de GROW-methode een effectieve manier om een coachingsgesprek te voeren? Motiveer je antwoord.

Oefening 20

Werkmodel Rollenspel <

In een coachingsgesprek met een hulpvrager ga je altijd uit van doelen die die persoon wil bereiken. Niet altijd zijn de doelen voor hem even duidelijk. Het is dan nodig om ze eerst samen vast te stellen. Ook is het voor mensen soms moeilijk om hun eigen situatie te overzien of verbanden te leggen tussen oorzaak en gevolg.

Ed

Theoriebron Coachingsgesprekken <

Coachingsgesprek

u' Ac

f. Wat ga je met de feedback doen?

tie

e. Welke feedback ontving je op jullie gesprek?

Voorbereiding • Lees de casus.

ht

Marit loopt vast

ig

Als ambulant begeleider kom jij bij Marit thuis. Marit, die een IQ van 70 heeft, is een jonge moeder van twee kinderen van 1 en 2 jaar oud. Ze overziet de consequenties van haar acties niet. Wanneer er onverwachte dingen gebeuren, loopt Marit vast. Ze weet vaak niet wat ze moet doen, waardoor ze niks meer doet.

C

op

yr

Op een dag kom je om 14.00 uur bij haar thuis en je ziet dat ze nog in haar pyjama loopt. De kinderen zijn ook niet aangekleed en zitten met een papfles voor de televisie. Zo ken je Marit niet. Je besluit een gesprek met haar te voeren.

32

Uitvoering • Je gaat het coachingsgesprek met Marit aan. Het doel is erachter te komen wat er met haar aan de hand is. • Spreek af wie de coachend begeleider is en wie Marit speelt. • In dit gesprek doorloop je alle gespreksfasen. • De rest van de groep observeert en let daarbij op de volgende punten: – Welke gesprekstechnieken zijn er toegepast? – Wat was het effect hiervan? – Hoe was de sfeer in het gesprek? – Wat valt op in de non-verbale communicatie? – Hoe werd het gesprek afgesloten?


Coachingsgesprekken

Reflectie a. Hoe ging deze oefening jou af?

Website De zes coachhoudingen <

u' Ac

Theoriebron Coachingsgesprekken <

Wat voor coach ben ik?

Als SCW’er begeleid je op jouw eigen coachende manier. Jij brengt immers jouw unieke pakket aan kwaliteiten, talenten en vaardigheden mee. Passend bij jouw karakter en persoonlijkheid zul je een eigen voorkeurstijl van coachend begeleiden hebben of ontwikkelen. Voorbereiding a. Bekijk de Website ‘De zes coachhoudingen’. Karen Walthuis (psycholoog, trainer en coach) onderscheidt zes verschillende coachhoudingen: de uitdager, de aanvoerder, de boeddhist, de onderwijzer, de praatpaal en de onderzoeker. Verdiep je in de verschillende houdingen of stijlen en noteer per coachhouding ten minste drie typeringen.

ht

Uitdager:

Ed

Oefening 21

tie

c. Welke feedback kreeg je? Wat ga je daarmee doen?

fb .v

.

b. Wat vond jij moeilijk of juist makkelijk?

ig

Aanvoerder:

C

op

yr

Boeddhist:

Onderwijzer:

Praatpaal:

Onderzoeker:

33


Coachingsgesprekken

fb .v

c. Kun je meerdere coachhoudingen hebben? Beschrijf waarom je dat denkt en welke voordelen dat heeft.

.

b. Welke coachhouding spreekt jou het meest aan? Motiveer je antwoord.

Lees de casus.

tie

Mijn leven is een puinhoop

Na een telefonische afspraak komt een man bij de coach om te praten.

u' Ac

Zodra de man zit, verbergt hij wanhopig zijn hoofd in zijn handen en kreunt: ‘Alles is misgegaan, het is hopeloos, één grote ellende. Ik leef in een groot zwart gat. Eigenlijk heb ik niet eens meer zin om te leven. Kijk mij nou…, één grote mislukking.’ De coach: ‘Nou, nou, laten we eens kijken wat er allemaal aan scheelt.’ Hij pakt een groot vel papier en zet een verticale lijn in het midden.

Ed

‘Zo,’ zegt de coach, ‘Hier in de linkerkolom schrijven we alles op wat je verloren hebt en in de rechterkolom alles wat je nog hebt.’ Met trieste stem zegt de man: ‘Dat is nogal makkelijk. Eén ding is zeker en dat is dat je die rechterkolom niet nodig hebt. Ik heb niets meer over, punt uit.’ Coach: ‘Wanneer heeft je vrouw je verlaten?’ Man, verbaasd: ‘Hoezo? Wat bedoel je, mijn vrouw heeft me helemaal niet verlaten. Ze houdt van me.’ De coach: ‘Mooi! Dat is dan nummer 1 in de rechterkolom.’ En hij noteert: vrouw niet weggelopen.

ig

ht

‘En je kinderen,’ gaat de coach verder, ‘wanneer zijn die in de gevangenis terechtgekomen?’ De man reageert verontwaardigd: ‘Waar slaat dit op?! Mijn kinderen zitten niet in de gevangenis.’ ‘Fantastisch,’ zegt de coach, ‘dat is dan nummer 2 in de rechterkolom. Maar door al die problemen zul je wel geen eetlust meer hebben?’ Man: ‘Weet je wat nou zo vreemd is? Hoe slecht het er ook voorstaat, ik blijf een enorme eetlust houden.’ De coach noteert in de rechterkolom: heeft trek en lust alles.

yr

Zo gaat het nog een poosje door, tot het kwartje valt bij de man. ‘Ik begrijp het,’ zegt hij. ‘Vreemd hoe dingen kunnen veranderen als je er op een andere manier naar kijkt.’

C

op

d. Welke coachhouding past deze coach toe?

e. Met welk achterliggend doel?

Uitvoering Dit onderdeel mag je met z’n tweeën uitwerken. • Kies een van de andere coachhoudingen en bedenk hierbij een casus. Je mag deze casus op verschillende manieren uitwerken. Je kunt kiezen voor een tekstuele uitwerking, zoals

34


Coachingsgesprekken

in het voorbeeld van de coachend begeleider als uitdager. Maar je mag het ook uitwerken in bijvoorbeeld een video, Prezi of stripverhaal. Belangrijk is dat je in je uitwerking laat zien hoe de gekozen coachingsstijl tot uiting komt. Geef daarbij ook aan in wat voor situaties je deze stijl toepast. Lever jullie uitgewerkte casus in bij de docent.

Reflectie f. Welke coachhouding hebben jullie gekozen? Waarom?

u' Ac

tie

g. Hoe verliep het uitwerken van de casus?

fb .v

.

• •

h. Lukte het goed om de coachhouding duidelijk te maken?

Heeft de gekozen aanpak ook jouw persoonlijke voorkeur? Leg uit.

C

op

yr

ig

ht

Ed

i.

35


Omgaan met weerstand

Omgaan met weerstand

.

Inleiding

yr

ig

ht

Ed

u' Ac

tie

fb .v

Hoewel we ervan uitgaan dat elke persoon die gecoacht wordt hier zelf achter staat, kun je te maken krijgen met weerstand. De cliënt verzet zich, werkt niet mee of sluit zich af. Weerstanden zijn normaal en komen bij iedereen voor. Vaak komt dit door angst voor verandering of angst voor het onbekende. Bij het coachend begeleiden gaat het er niet om deze weerstanden weg te werken, maar ze juist te onderzoeken. Daardoor nemen ze mogelijk af. Zo help je de ander om zijn of haar functioneren te verbeteren.

C

op

Het overwinnen van weerstand is vaak niet eenvoudig.

36

Leerdoelen • • •

Je kunt kenmerken van weerstand herkennen. Je kunt achterhalen waarom iemand weerstand heeft. Je kunt op een professionele manier omgaan met en inspelen op weerstand bij de cliënt.


Omgaan met weerstand

Oefening 22

Voorbereiding a. Beschrijf in jouw eigen woorden waarom mensen weerstand kunnen hebben voor of tijdens een begeleidingstraject.

.

Weerstand kan zich op verschillende niveaus en manieren uiten. Van ‘daar heb ik niet zo’n zin in’ tot ‘over my dead body!’. In het algemeen kun je zeggen dat hoe meer angst iemand heeft voor iets, hoe heftiger zijn afweerreactie zal zijn.

fb .v

Theoriebron Omgaan met weerstand <

Weerstand herkennen

u' Ac

tie

b. Hoe ziet deze weerstand eruit? Denk zowel aan verbale als non-verbale signalen.

c. Wat is de natuurlijke functie van weerstand?

ht

Ed

Uitvoering • Ga met een medestudent in gesprek over iets wat weerstand oproept. Doe een voorstel of stel een vraag waarop je van de ander weerstand verwacht. Bijvoorbeeld: ‘Hoe zou je het vinden om een vogelspin over je hand te laten lopen?’ • Let goed op de reactie van je gesprekspartner. • Stel nog meer uiteenlopende vragen die weerstand oproepen en let op de mate van weerstand. • Draai daarna de rollen om en wissel van tegenspeler.

ig

Reflectie d. Heb je verschillen ervaren in vorm of omvang van de weerstand?

C

op

yr

e. Beschrijf de uitingsvormen van weerstand.

f. Hoe vond je het om zelf in de weerstand te gaan?

g. Welke lichamelijke reacties heb je gevoeld bij de weerstand?

37


Omgaan met weerstand

h. Welk gevoel riep de weerstand bij je op?

Filmpje Weerstand <

.

Voorbereiding Bekijk het Filmpje Weerstand. Hierin wordt de positieve kant van weerstand uitgelegd.

tie

Werkmodel Rollenspel <

Wanneer je tijdens de begeleiding bij een cliënt op weerstand stuit, betekent dit dat je op een belangrijk punt bent aangekomen. Negeer de weerstand niet, maar grijp deze juist aan als mogelijkheid om de vinger op de zere plek te leggen. In deze oefening ga je oefenen in het omgaan met weerstand.

a. Waarom kun je de slingers ophangen als je weerstand voelt tijdens je groeiproces?

b. Wat wordt bedoeld met de uitspraak: ‘In weerstand zit je antwoord’?

u' Ac

Theoriebron Omgaan met weerstand <

Weerstand in de praktijk

fb .v

Oefening 23

Ed

c. Welke tip wordt er gegeven om weerstand om te buigen naar de energie die je nodig hebt om je doel te bereiken?

C

op

yr

ig

ht

Uitvoering • Vorm groepjes van vier studenten. • Beschrijf ieder in een apart document in Word een casus waarin iemand weerstand laat zien. Beschrijf de personen die bij de situatie betrokken zijn, de situatie waarin de weerstand ontstaat, de (veronderstelde) oorzaak en hoe je in deze situatie het best met de weerstand kunt omgaan. • Vergelijk onderling de casussen die jullie geschreven hebben. • Kies er met elkaar een uit die je gezamenlijk gaat spelen. • Speel de situatie na (maximaal 10 minuten). De casus biedt een handvat voor de inhoud van het gesprek, het gesprek hoeft dus niet exact zo te verlopen als in de casus beschreven. Verdeel de rollen: twee studenten voeren het gesprek. Student 3 observeert en maak aantekeningen, terwijl student 4 het gesprek op video opneemt. • De observator geeft feedback op basis van de gemaakte aantekeningen. • Kijk nu samen de opname terug.

38

d. Herken je de feedback? Wat valt je nog meer op?


Omgaan met weerstand

f. Heb je de oorzaak van de weerstand kunnen achterhalen?

fb .v

.

Reflectie e. Hoe heb je het omgaan met weerstand ervaren?

g. Is het gelukt om de weerstand te verminderen of weg te nemen?

Oefening 24

Tijdens een coachingstraject is het van belang dat je de cliënt volgt en begeleidt. Het hebben van goed contact is essentieel. Voorbereiding • Vorm groepjes van vier studenten. • Zorg dat je per groepje twee potloden of pennen hebt.

Ed

Theoriebron Omgaan met weerstand <

Potlodenketting

u' Ac

tie

h. Wat zou je met betrekking tot weerstand nog willen leren?

ht

Uitvoering • Maak met elkaar een potlodenketting in tweetallen. Ga naast elkaar staan en klem potlood of pen tussen de wijsvinger van de ene en de wijsvinger van de andere student. • Leg met elkaar in tweetallen een parcours af, terwijl je ervoor zorgt dat de potloden niet vallen. Gewoon lopen is al spannend, maar je kunt ook kijken welk tweetal daarvoor de minste tijd nodig heeft.

b. Wanneer je de koppeling maakt naar het coachend begeleiden, wat kun je daar dan van zeggen?

C

op

yr

ig

Reflectie a. Waarom is het volgen, begeleiden, contact hebben en sturen van jouw medestudent belangrijk om de ketting heel te houden?

39


Omgaan met weerstand

Voorbereiding a. • Zoek op internet naar extra tips over het omgaan met weerstand. • Bekijk ook Werkmodel Verschillende interventies. • Maak samen een lijstje van do’s en don’ts voor het omgaan met weerstand.

fb .v

Theoriebron Omgaan met weerstand <

Tips bij weerstand

.

Oefening 25

ht

Ed

u' Ac

tie

Werkmodel Verschillende interventies <

ig

Uitvoering • Presenteer jouw do’s en don’ts over het omgaan met weerstand. • Kies een vorm die bij jou past: je kunt er een blog of vlog over maken, je mag ook een korte mondelinge presentatie in de groep doen (maximaal 10 minuten). • Kies je voor een blog of vlog, stuur dan de link ernaartoe naar je docent.

C

op

yr

Reflectie b. Ben je tevreden over de uitwerking van jouw presentatie over het omgaan met weerstand? Licht je antwoord toe.

c. Wat vind je zelf de belangrijkste tip? Waarom vind je dat?

d. Pas je deze tips, of sommige daarvan, al toe in je dagelijks leven?

40


Reflectie

Reflectie Oefening 26

Reflectie op de lesstof

fb .v

.

a. Wat heb je allemaal geleerd? Noem drie dingen.

tie

b. Wat wist je al?

Oefening 27

u' Ac

c. Wat ga je in de toekomst in jouw werk gebruiken?

Kritisch en creatief denken

ht

Ed

a. Kijk je naar verschillende mogelijkheden als dingen niet in één keer lukken? Noem één voorbeeld.

yr

ig

b. Kom jij voor jouw mening uit als de situatie dat vraagt? Noem één voorbeeld.

C

op

c. Heb jij het uiterste uit jezelf gehaald bij de opdrachten? Noem één voorbeeld.

Oefening 28

Zelfregulatie en zelfsturing a. Heb je een goede planning gemaakt? Geef hiervan één voorbeeld.

41


Reflectie

.

b. Heb je de goede bronnen en materialen gebruikt? Geef hiervan één voorbeeld.

Samenwerken

tie

Oefening 29

fb .v

c. Ben je goed omgegaan met feedback? Geef hiervan één voorbeeld: hoe heb je gereageerd?

u' Ac

a. Heb jij bijgedragen aan een goede sfeer in de groep? Geef hiervan één voorbeeld.

Ed

b. Hebben jullie als groep goede afspraken gemaakt? Geef één voorbeeld van een goede afspraak.

C

op

yr

ig

ht

c. Kan je goed met andere mensen omgaan, ook al zijn ze anders dan jij? Geef hiervan één voorbeeld.

42


Theoriebron Kennis van coachend begeleiden

.

Theoriebron Kennis van coachend begeleiden

fb .v

Inleiding

Ed

u' Ac

tie

Als sociaal-cultureel werker begeleid je mensen en groepen mensen. Je helpt en stimuleert hen om hun eigen vooraf gestelde doelen te bereiken. Jouw begeleiding hierbij heeft een coachend karakter. Je stelt jezelf niet boven de ander om te vertellen wat iemand moet doen, maar je staat naast de ander. Je zet je in om die ander te helpen het beste uit zichzelf te halen. Deze persoon behoudt altijd zelf de regie over de doelen die hij wil bereiken en de manier waarop.

ht

Bij coachend begeleiden stel je jezelf niet boven de ander, maar naast de ander.

ig

Wat is coachend begeleiden?

C

op

yr

In het sociaal werk kom je in aanraking met mensen die op een bepaald gebied begeleid moeten worden. Die begeleiding kan bijvoorbeeld bestaan uit hulp bij praktische, dagelijkse taken. Maar het kan ook zijn dat iemand begeleid wil worden op financieel, sociaal of emotioneel gebied. Hij wil bijvoorbeeld anders leren omgaan met bepaalde situaties, of meer grip krijgen op zijn uitgavenpatroon of in de omgang met andere mensen. In dat geval spreek je van coaching. Coaching is dus een professionele manier van begeleiden. Als je coachend gaat begeleiden, werk je altijd vanuit een of meer vooraf met de cliĂŤnt overeengekomen doelen. Die doelen worden vastgelegd in een plan. In overleg met de betrokkene wordt een termijn afgesproken, die wenselijk en realistisch is voor het behalen van de doelen. Ook wordt besproken in welke vorm(en) de begeleiding invulling krijgt. Vaak is dat in gesprekken, maar ook op andere manieren kan aan het doel gewerkt worden. Denk aan sport of activiteiten, muziek, drama, creatieve expressie enzovoort.

43


Theoriebron Kennis van coachend begeleiden

Relatie tussen de professional en de gecoachte persoon

tie

fb .v

.

Gelijkwaardigheid tussen jou als SCW’er en de cliënt is de basis voor de relatie tijdens coachend begeleiden. Je gaat daarbij uit van iemands eigen kracht, kwaliteiten en mogelijkheden. Belangrijk is dat hij zich veilig voelt en vertrouwen heeft in jou. Een valkuil tijdens het coachend begeleiden is het ontstaan van afhankelijkheid in de relatie. Daarmee kun je het proces behoorlijk blokkeren. Dit kan gebeuren doordat je jezelf verantwoordelijk gaat voelen voor de cliënt, doordat je gevoelens voor hem ontwikkelt of doordat je te graag een oplossing wilt bieden. De kern van coachend begeleiden is juist dat er geen kant-en-klare oplossingen worden geboden. Je helpt de ander om zelf oplossingen te vinden. Het is aan hem om daar iets mee te doen. De begeleider kan nooit verantwoordelijk worden gesteld voor het handelen van zijn cliënt.

u' Ac

Individuele begeleiding en begeleiding in een groep

Ed

Coachend begeleiden gebeurt vaak op individueel niveau. De cliënt werkt dan zelf, met jouw ondersteuning, aan de gestelde doelen. Daarnaast kan iemand ook deelnemen aan groepsbegeleiding, bijvoorbeeld wanneer de groepsleden eenzelfde doel nastreven. Denk hierbij bijvoorbeeld aan teambuilding. Maar ook voor individuele leerprocessen kunnen groepen heel geschikt zijn, juist vanwege de verschillende interactiemogelijkheden binnen een groep. De samenstelling van de groep, met de unieke eigenschappen en kwaliteiten van elk groepslid, biedt iedereen kansen en mogelijkheden om te werken aan zijn eigen leerproces. Denk aan het aannemen van bepaalde rollen, reflectie op het eigen gedrag, onderling communiceren enzovoort. Ook hier is het zich veilig voelen binnen de groep een voorwaarde om tot succes te komen.

ht

Begeleiden in een veranderende samenleving

C

op

yr

ig

De organisatie van zorg en welzijn in onze maatschappij is de laatste decennia enorm in beweging. We gaan van een beschermende en consumptieve verzorgingsstaat, aangestuurd door de overheid, naar een participatiesamenleving waarin burgers een actieve rol spelen. Met name de komst van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) in 2007 zette lokale overheden aan om het aanbod van zorg en welzijn anders te organiseren. Waar vroeger mensen met verschillende hulpvragen waren aangewezen op verschillende instanties, wordt nu ingezet op integrale wijkontwikkeling: een centraal loket. Na binnenkomst van een hulpvraag wordt een zogenoemde ‘quickscan’ uitgevoerd om te achterhalen welke hulp nodig is. Afhankelijk van de uitkomst wordt doorverwezen naar een passende zorgaanbieder. Dat kan een vrijwilliger, SCW’er of maatschappelijk werker zijn, maar ook een jeugdzorginstelling of een aanbieder van dagbesteding. Wanneer er sprake is van meervoudige problematiek of een moeilijk in te schatten situatie, wordt de inwoner doorverwezen naar het sociaal team.

44


Theoriebron Kennis van coachend begeleiden

Wat betekent dat voor het coachend begeleiden als SCW’er?

C

op

yr

ig

ht

Ed

u' Ac

tie

fb .v

.

Een participatiesamenleving vraagt om actieve burgers, die zelf met initiatieven en oplossingen komen voor persoonlijke of wijkgerichte ontwikkeling. Maar lang niet alle burgers zijn hiertoe in staat of zijn gewend om vanuit dit idee te denken. Sociale professionals hebben een intermediaire rol bij het zoeken naar nieuwe wegen om burgers optimaal te laten meedoen in deze veranderende maatschappij. Hierin ligt ook voor jou als SCW’er een taak. Juist in het coachend begeleiden kun je deze mensen helpen en ondersteunen bij het ontwikkelen en versterken van hun eigen kracht en mogelijkheden.

Doelgroepen bereiken door outreaching Gemeenten hebben de opdracht om preventief welzijnswerk te ontwikkelen. Om die reden worden sociale wijkteams gestimuleerd om outreachend te werken. Dat wil zeggen dat je als sociaal werker niet op je stoel blijft zitten totdat zich een hulpvraag aandient, maar dat je proactief bent. Je zoekt zelf de doelgroep op en gaat eropaf. Er is namelijk een grote groep die niet zelf om hulp vraagt. Deze mensen leven vaak in een sociaal isolement en komen zodoende niet in beeld bij de reguliere hulpverlening. Meestal gaat het om mensen die te maken hebben met meervoudige en complexe problematiek, zoals verslaving, psychiatrische en verstandelijke beperkingen, armoede en schulden, depressie en vereenzaming. Vaak worden problemen voor hen pas zichtbaar als de situatie escaleert of als buurtbewoners overlast ervaren. Door outreachend te werken, en dus deze mensen op

45


Theoriebron Kennis van coachend begeleiden

fb .v

Outreachende aanpak voor coaching

.

te zoeken, kan men op tijd ingrijpen. De signalerende functie van wijkwerkers speelt hierbij een belangrijke rol. De outreachende methode dient niet alleen de mens in de probleemsituatie, maar komt ook tegemoet aan het welbevinden van buurtbewoners die door de situatie overlast ervaren.

tie

Ook als SCW’er kun je outreachende methodieken inzetten om in contact te komen met de doelgroep. Je kunt hierbij gebruikmaken van verschillende modellen, zoals: • het kwartiermakersmodel • het politiserende model • het verbindende model • het dwang- en drangmodel • het hulpmodel • het presentiemodel.

C

op

yr

ig

ht

Ed

u' Ac

De keuze voor een model of combinatie hiervan hangt af van de persoon die je bij een hulpvraag gaat begeleiden. Kenmerkend aan de outreachende aanpak is dat de hulpverlener naar de cliënt toe gaat en niet andersom. Dat betekent dat je als coach naar de mensen toe gaat. Dit versterkt tegelijk de gelijkwaardigheid in de relatie. Immers, in de eigen omgeving voelt de cliënt zich doorgaans het meest op zijn gemak. In deze setting is hij of zij de gastheer/gastvrouw en de hulpverlener de gast. Hierdoor ontstaat een heel andere situatie dan wanneer iemand in een kantoorsetting om hulp komt vragen.

46


Theoriebron Motieven van mensen

.

Theoriebron Motieven van mensen

fb .v

Inleiding

Ed

u' Ac

tie

Iedereen heeft basisbehoeften in het leven. Van nature zal ieder mens in actie komen (gemotiveerd zijn) om aan deze behoeften te voldoen. Bijvoorbeeld, wanneer iemand honger heeft zal hij in beweging komen om eten te vinden. Het is voor jou als SCW’er, belangrijk om te weten wat iemands motieven zijn om in beweging te komen. Jij kan dan hierbij aansluiten of samen met de ander ervoor zorgen dat zijn behoeften veranderen, bijvoorbeeld bij een verslaving.

ht

Als coachend begeleider ga je uit van de eigen kracht van mensen.

ig

De motivatietheorie van Maslow

C

op

yr

Abraham Maslow ontwikkelde in de jaren 60 een piramide met daarin onze basisbehoeften. Hij beschreef in deze piramide de behoeften die volgens hem ieder mens heeft, in meer of mindere mate. Onder in de piramide staat de behoefte die het meest fundamenteel is. Pas wanneer deze behoefte vervuld is, kun je een stapje hoger. Dus wanneer de fysieke (lichamelijke) behoeften zijn vervuld, kun je werken aan zekerheid enzovoort. Omdat de theorie al enkele jaren oud is, zijn er ondertussen ook kanttekeningen bij geplaatst. Zo kunnen behoeften per situatie verschillen. Ook zijn er situaties waarin de behoeften niet goed getoetst kunnen worden. Bovendien had Maslow nog geen internet. Op internet circuleren inmiddels piramidemodellen waarin wifi als onderste laag van basisbehoeften is toegevoegd.

47


fb .v

.

Theoriebron Motieven van mensen

tie

De piramide van Maslow.

ig

Ed

primaire biologische behoeften Dit zijn de fysieke levensbehoeften. Denk aan water, voedsel, medische hulp, onderdak en kleding. bestaanszekerheid Dit zijn behoeften zoals structuur, duidelijkheid en vertrouwen. Veel mensen die problemen hebben, zijn op zoek naar zekerheid. Als je bijvoorbeeld onderdak hebt gevonden en je voelt hierdoor zekerheid, krijg je meer rust. sociale behoeften Dit zijn behoeften die te maken hebben met de sociale omgeving: het hebben van vriendschappen en het ergens bij horen. erkenning Deze behoeften zijn gericht op je gevoel van waardering en respect. Waardeer jij jezelf, word je gewaardeerd en waardeer jij anderen? Respect wordt in verschillende groepen, milieus en culturen anders geuit. zelfontwikkeling Deze behoefte gaat over het uit jezelf halen wat erin zit. Hier is zelfvertrouwen voor nodig. Pas dan durf je nieuwe stappen te zetten.

ht

u' Ac

De behoeften

C

op

yr

Intrinsieke versus extrinsieke motivatie Alleen wanneer iemand iets doet omdat hij het zelf echt wil, praten we over intrinsieke motivatie. De motivatie komt vanuit de persoon zelf. Bij extrinsieke motivatie gaat het om factoren van buitenaf. Iemand kan gemotiveerd zijn om minder leuk werk te doen, bijvoorbeeld omdat het zo goed betaald wordt. Het kan ook subtieler zijn. Denk aan een jongere die drinkt omdat al zijn vrienden dit doen. Intrinsieke motivatie is vaak krachtiger. Wanneer iemand probeert te stoppen met roken omdat hij het zelf (van binnenuit) echt wil, zal dit succesvoller zijn dan wanneer de omgeving van deze persoon dit oplegt.

Empowerment In het woord empowerment zit het woord ‘power’, wat ‘kracht’ betekent. Empowerment gaat uit van iemands eigen kracht en kwaliteiten. Een vertaling is ‘zelfversterking’: het sterker maken van jezelf door jouw eigen krachten te ontdekken en in te zetten. De omgeving is

48


Theoriebron Motieven van mensen

Motiverende gespreksvoering

fb .v

.

een onlosmakelijk onderdeel van de kracht. Deze omgeving moet zo ingericht zijn dat iemand zich kan uiten en dat zijn krachten tot hun recht komen. Empowerment is positief en richt zich op de mogelijkheden van een persoon. Het gaat om relaties en vertrouwen. Tijdens het coachend begeleiden is het belangrijk dat je tegenover je cliënt laat blijken dat je vertrouwen hebt in diens eigen kracht om problemen te overwinnen. Door te ervaren dat je in hem gelooft, voelt hij zich gesteund en het versterkt zijn intrinsieke motivatie. En dat is de belangrijkste factor om veranderingen succesvol tot stand te brengen.

tie

Tijdens een begeleidingstraject werkt de cliënt aan doelen die leiden tot een gedragsverandering. De motivatie hiervoor moet vanuit hemzelf komen. Toch kun je daar als SCW’er in belangrijke mate aan bijdragen. Door jouw support en manier van interactie kun je helpen om het vlammetje van de motivatie brandend te houden.

u' Ac

Uit verschillende onderzoeken blijkt dat motiverende gespreksvoering positieve effecten heeft op de motivatie en het volhouden van de ingeslagen weg. In de gesprekken met de ander is het daarbij van belang dat je je bewust bent van de drie elementen die verband houden met motivatie: • het belang dat de cliënt hecht aan verandering • het vertrouwen dat hij heeft dat het gaat lukken • de bereidheid om op dit moment te gaan werken aan verandering.

C

op

yr

ig

ht

Ed

Professionals die motiverende gespreksvoering praktiseren, lokken meer verandertaal en minder weerstand uit bij hun gesprekspartners dan mensen die meer directieve of confronterende gespreksstijlen hanteren. Bovendien zorgt het benadrukken van zelfsturing bij de cliënt ervoor dat hij zichzelf verantwoordelijk voelt voor het daadwerkelijk tot stand brengen van verandering.

49


Theoriebron Het sociaal-competentiemodel

.

Theoriebron Het sociaal-competentiemodel

fb .v

Inleiding

Ed

u' Ac

tie

Het sociaal-competentiemodel is een methodiek om mensen die problemen ervaren in hun ontwikkeling of functioneren, vaardigheden aan te leren zodat ze (weer) optimaal kunnen functioneren in de maatschappij. Tijdens een coachingstraject begeleid je iemand stapsgewijs in het aanleren van nieuwe vaardigheden en het tot stand brengen van (gedrags)veranderingen.

Het sociaal-competentiemodel gaat uit van een positieve benadering.

ht

Benadering

C

op

yr

ig

Het sociaal-competentiemodel gaat uit van een positieve benadering. Dit betekent dat je benadrukt wat al goed gaat voordat je met verbeterpunten komt. Je benoemt een aantal goede punten en een verbeterpunt. Wanneer de gecoachte persoon stelselmatig te laat komt, benoem je eerst dat je het fijn vindt dat hij is gekomen op de afspraak. Daarnaast vertel je hem dat je het fijn zou vinden als hij de volgende keer op tijd is. Wellicht kun je hierin concrete stappen zetten. De nadruk blijft op het positieve.

50

Draagkracht De draagkracht is datgene wat iemand kan dragen. Hoe sterk is hij? Welke mogelijkheden heeft hij om om te gaan met de situatie waarin hij leeft? Wanneer iemand veel taken heeft maar een zwakke draagkracht, is het de vraag hoeveel taken hij op moet pakken. Iemand die veel stress ervaart, heeft minder draagkracht dan iemand die goed in zijn vel zit.


Theoriebron Het sociaal-competentiemodel

Draaglast

fb .v

.

De draaglast zijn de lasten die iemand moet dragen. Deze worden meestal opgelegd door de omgeving; bijvoorbeeld door het werk, de sociale omgeving of heftige gebeurtenissen. Denk aan een zeer verantwoordelijke taak op het werk of het overlijden van een dierbare. Wanneer de last erg hoog wordt, kan er spanning ontstaan. Draaglast is maar beperkt te beïnvloeden.

Balans

u' Ac

tie

Het is van belang dat er balans is tussen draagkracht en draaglast. Wanneer zich in een korte periode veel heftige gebeurtenissen voordoen, kan de balans tussen draagkracht en draaglast verstoord raken. Er wordt vanuit de omgeving meer van je verwacht dan je kunt dragen. Onbalans ontstaat ook wanneer iemand onvoldoende vaardigheden bezit om de gestelde taken en doelen uit te voeren.

Oorzaken voor onbalans

ht

Ed

Iemand kan om verschillende redenen vaardigheden missen. Er kan een stoornis aan ten grondslag liggen, maar het kan ook zijn dat de betrokkene zich de vaardigheden nooit eigen heeft gemaakt tijdens de eigen opvoeding. Of dat de vaardigheden niet (langer) gepraktiseerd worden als gevolg van andere problemen, zoals misbruik of verslavingsproblematiek. Invloeden waaraan men zich niet of moeilijk kan onttrekken en die een negatief effect hebben op het functioneren, worden stressoren genoemd. Ze verhogen de draaglast. Voorbeelden van stressoren zijn een sterfgeval, ziekte of onderdrukt worden. Tegenover stressoren staan protectieve factoren, die een gunstige invloed hebben op de ontwikkeling en veranderprocessen. Zij dragen bij aan meer draagkracht. Voorbeelden zijn een veilige thuisomgeving, een positief zelfbeeld en een hoge intelligentie.

ig

Coachend begeleiden volgens het sociaal-competentiemodel

C

op

yr

Het sociaal-competentiemodel biedt verschillende methoden om mensen te helpen de onbalans te herstellen en ze die vaardigheden aan te leren die zij nog missen. Aan het begin van het begeleidingstraject inventariseer je de huidige situatie. Je stelt vast welke stressoren van invloed zijn en welke protectieve factoren er zijn. Daaruit kun je opmaken hoe het met de balans gesteld is. Samen met de cliënt stel je doelen op waaraan gewerkt wordt. De kern van deze aanpak is dat je positief gedrag bekrachtigt en negatief gedrag ‘negeert’. Niemand vindt het leuk om te horen wat hij niet goed kan. Het stimuleert veel meer om te horen wat goed gaat. Na het benoemen van de positieve punten kun je uiteraard een suggestie doen voor een verbetering. Daarin geef je tussen de regels door al aan wat ontbreekt. Je ‘stuurt’ de cliënt door zelfreflectie, zodat deze zelf met alternatieven komt.

51


Theoriebron Coachingsgesprekken

.

Theoriebron Coachingsgesprekken

fb .v

Inleiding

Ed

u' Ac

tie

Coachend begeleiden is wat anders dan een adviseur of mentor zijn. Bij coaching draait het niet om het geven van adviezen of het aandragen van oplossingen, maar om het stimuleren van de cliënt zodat deze zelf tot oplossingen komt. Daartoe kun je in de coachende rol uitdagen, vragen stellen, spiegelen of confronteren. Als je goed luistert en inspeelt op datgene waar de cliënt zelf mee komt, ontstaat een proces waarin hij op een effectieve manier kan werken aan zijn eigen ontwikkeling.

Samen met de gecoachte persoon stel je doelen op.

ht

Structuur aanbrengen

C

op

yr

ig

In een coachingsgesprek heb je aandacht voor de gecoachte persoon. Hoewel hij de regie heeft over de inhoud van het gesprek, ben jij als begeleider wel degene die structuur aanbrengt, zowel in het totale begeleidingstraject als aan de basis van ieder coachingsgesprek. Zonder structuur komt een coachingsgesprek niet verder dan een prettig samenzijn waarin de ander zijn hart heeft kunnen luchten. Het brengt hem echter niet verder. Daarvoor is het nodig om doelen te formuleren. Samen met de cliënt onderzoek je verschillende wegen naar het doel. Je bespreekt met hem niet alleen wat hij met de coachende begeleiding wil bereiken, maar ook hoe hij weet wanneer het doel bereikt is.

Gesprekstechnieken Tijdens het gesprek ben je bewust bezig met de manier waarop je dat gesprek voert. Daarbij is de LSD-formule een belangrijke basis: Luisteren, Samenvatten en Doorvragen. Let hierbij ook goed op de non-verbale communicatie, want die zegt vaak meer dan woorden. • Luisteren

52


Theoriebron Coachingsgesprekken

.

fb .v

Goed luisteren is een eerste vereiste om de ander te kunnen begrijpen. Je doet dit door de ander de ruimte te geven voor zijn verhaal en hem te laten uitpraten. Door af en toe even te knikken of te ‘hummen’ laat je merken dat je hem begrijpt. Samenvatten Van tijd tot tijd vat je onderdelen van het gesprek samen. Het is voor beide gesprekspartners een controlemiddel of je elkaar goed begrijpt. Doorvragen Vraag door op een situatie om tot de kern van een probleem of situatie te komen. Gerichte en open vragen (hoe, wie, wat, waar, waarom) nodigen uit om te vertellen. Non-verbale communicatie Gezichtsuitdrukking, houding en gebaren kunnen veel duidelijk maken. Let op die signalen bij je cliënt, maar wees je ervan bewust dat je zelf ook signalen uitzendt.

tie

GROW-model

u' Ac

Er zijn verschillende manieren en modellen om structuur aan te brengen binnen een begeleidingstraject en coachingsgesprek. Een veelgebruikt model is GROW, wat staat voor: Goal, Reality, Options en Will (of Way forward). Deze vier stappen geven tegelijk de fasen aan in een gesprek.

Ed

Je begint met het vaststellen van doelen (Goal). Dit zijn de doelen waar de cliënt aan wil werken. Samen bekijk je of deze doelen haalbaar zijn. Daarvoor is het nodig om de huidige situatie en kern van het probleem helder te krijgen (Reality). Vervolgens onderzoekt de cliënt verschillende mogelijkheden om tot het doel te komen (Options). De rol van jou als coachend begeleider is daarbij faciliterend. Je stelt vragen, brengt verdieping aan, kan vanuit een andere invalshoek een ander licht werpen op de kwestie, daagt uit …

C

op

yr

ig

ht

Uit de opties volgt een conclusie en daaraan verbonden een actie (Will of Way forward). Wat gaat de persoon nu doen en hoe pakt hij dat aan? Dit kan tegelijk het uitgangspunt vormen voor een volgend coachingsgesprek.

Coachingsstijlen De manier waarop je vormgeeft aan coachend begeleiden kan verschillen, niet alleen per persoon maar ook per sessie. Als coachend begeleider kun je naar gelang de situatie wisselen van houding. Een houding is een geheel van je mindset, je energie, je emoties en je interventies.

53


Theoriebron Coachingsgesprekken

fb .v

.

Psycholoog, trainer en coach Karen Walthuis onderscheidt zes stijlen of houdingen om te coachen: • de uitdager: zet provocatieve en paradoxale interventies in en creëert chaos bij de cliënt • de aanvoerder: zorgt voor concrete doelstellingen en een praktische aanpak van de coachvraag • de boeddhist: stelt reflectievragen en houdt een spiegel voor • de onderwijzer: complimenteert, reikt een theorie of model aan, zet zaken op een rij en analyseert • de praatpaal: luistert met aandacht en is liefdevol aanwezig • de onderzoeker: brengt de situatie helder in beeld dankzij feitelijke vragen, vragenlijsten en het schrijven van een biografie door de cliënt.

tie

Een stijl kiezen

u' Ac

Welke houding of stijl je kiest, hangt af van de situatie en het doel van het gesprek. Maar het is ook belangrijk dat je jezelf op je gemak voelt bij de gekozen aanpak. Zo zal een provocatieve stijl niet iedereen even goed liggen. Het hangt ook af van het karakter van de cliënt of diens stemming. Wanneer iemand erg boos is, is het verstandig dat je hem eerst stoom laat afblazen. Iemand die alles op een grote hoop gooit, help je door eerst het probleem in mootjes te hakken. In alle gevallen is het van belang dat jij helder hebt wat er aan de hand is. Zorg er altijd voor dat de ander aan het woord is. Jouw vragen en opmerkingen zijn alleen ondersteunend.

Ed

Checklist voor coachingsgesprekken

C

op

yr

ig

ht

Welke stijl je ook hanteert, er zijn voor iedere begeleider een aantal belangrijke basisregels voor het voeren van coachingsgesprekken: • Zorg voor een rustige omgeving. • Stel een agenda vast: wat wil je bespreken? Wat wil je bereiken met het gesprek? • Laat merken dat je luistert. • Wees je bewust van non-verbale signalen. • Neem een OEN-houding aan: Open, Eerlijk en Nieuwsgierig. • Pas LSD toe: Luisteren, Samenvatten en Doorvragen. • Benoem emoties van de ander en jezelf. • Geef je gesprekspartner de ruimte om te verwerken. • Vraag naar concrete situaties, of vraag de ander om deze concreet te maken. • Trek geen conclusies en oordeel niet.

54


Theoriebron Omgaan met weerstand

.

Theoriebron Omgaan met weerstand

fb .v

Inleiding

Ed

u' Ac

tie

Heb je te maken met groei en ontwikkeling, dan is er ook vaak sprake van weerstand. Ontwikkelen betekent namelijk veranderen, en veranderen betekent nieuwe dingen doen. Weerstand is eigenlijk niet-willen. En hoewel iedereen best vooruitgang wil, wil niet iedereen ook veranderen. Dat heeft meestal te maken met angst voor het onbekende. Weerstand is feitelijk een natuurlijk verschijnsel dat hoort bij veranderprocessen. Niet voor niets luidt het gezegde: onbekend maakt onbemind.

ht

In een gesprek probeer je de oorzaak van weerstand te achterhalen.

ig

Wat is weerstand?

C

op

yr

Weerstand herken je vaak aan iemands houding. Hij is gesloten, geeft nauwelijks antwoord op vragen of is zenuwachtig. Weerstand komt tot uiting in vecht- of vluchtgedrag. Toch zou je kunnen zeggen dat ‘weerstand’ niet bestaat. Weerstand is namelijk een uiting van een onderliggend gevoel. Er kunnen verschillende gevoelens ten grondslag liggen aan weerstand, zoals: • angst • tevredenheid over hoe het nu is • boosheid • twijfel of het wel gaat lukken • vrees om tegen eigen grenzen aan te lopen. Pas wanneer je weet waarom er weerstand is, is er meer ruimte om op een constructieve manier het probleem aan te pakken.

55


Theoriebron Omgaan met weerstand

Weerstand verminderen Stuit je op weerstand tegen verandering? Probeer dan te achterhalen waar de angst zit en probeer deze te verminderen.

fb .v

.

Wanneer iemand bijvoorbeeld bang is om zijn eigen pijn te voelen, is het van belang dat je hem hierin goed begeleidt. Probeer ook iets positiefs uit de weerstand te halen. Als een cliënt bang is voor veranderingen, laat hem dan benoemen (en eventueel behouden) wat er goed of fijn is aan de huidige situatie. Bepaal met elkaar wat de vervolgstappen zijn. Zorg ervoor dat jullie hier allebei achter kunnen staan.

u' Ac

tie

Het verminderen van angst komt neer op het vervullen van onvervulde behoeften. Emoties zijn signalen van ons lichaam die ons bewust maken van deze (onvervulde) behoeften. Zo bekeken kun je bijvoorbeeld angst om te falen zien als een behoefte aan succes, angst voor conflict als een behoefte aan harmonie, angst voor isolement als een behoefte aan acceptatie enzovoort. Natuurlijk betekent dit niet dat jij als coachend begeleider in die behoeften moet voorzien. Daar is de cliënt zelf verantwoordelijk voor. Maar inzicht hierin helpt je wel om te achterhalen wat belangrijke drijfveren zijn en hoe je daar positief gebruik van kunt maken.

Meebewegen met weerstand

Ed

Soms bereik je meer door niet tegen de weerstand op te boksen, maar door mee te bewegen met de weerstand. Deze manier van omgaan met weerstand wordt judoën genoemd. Het komt erop neer dat je de bezwaren van je cliënt niet negeert of weerlegt, maar hem hierin bevestigt. Daarmee vergroot je de bezwaren eigenlijk uit. Dat wil niet zeggen dat je de ander niet serieus neemt, maar je gebruikt de overdrijving zo dat hij zich daartegen verzet en zodoende weer een stap in de meer gewenste richting zet.

C

op

yr

ig

ht

Je laat de keuze altijd duidelijk bij de cliënt, waardoor deze ook het gevoel heeft de regie te hebben over de eigen beslissingen. Dat werkt vaak motiverend en vergroot de kans dat de weerstand afneemt.

56


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.