fb .v
.
Training
U
itg
ev
er
ij
Ed
u' Ac
tie
Begeleiden en zorgen in kleinschalig wonen
Colofon Auteur: Fundamentaal | Astrid van Esdonk Inhoudelijke redactie: Jo-anne Schaaf Titel: Begeleiden en zorgen in kleinschalig wonen
tie
ISBN: 9789037233001
fb .v
.
Uitgeverij: Edu’Actief b.v. 0522-235235 info@edu-actief.nl www.edu-actief.nl
©
u' Ac
Edu’Actief b.v. 2017 Behoudens de in of krachtens de Auteurswet gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Ed
Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h Auteurswet dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in compilatiewerken op grond van artikel 16 Auteurswet kan men zich wenden tot de Stichting PRO (www.stichting-pro.nl). De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.
U
itg
ev
er
ij
Door het gebruik van deze uitgave verklaart u kennis te hebben genomen van en akkoord te gaan met de specifieke productvoorwaarden en algemene voorwaarden van Edu’Actief, te vinden op www.edu-actief.nl.
Inhoud Over deze cursus
Kleinschalig wonen
.
7
fb .v
OriĂŤntatie
4
8
De ontwikkeling naar kleinschalig wonen
Begeleiden bij kleinschalig wonen Begeleiden van groepen
15 18
tie
Passende zorg en ondersteuning
12
22 28
Theoriebron Groepen 2
31
u' Ac
Theoriebron Groepen 1
Theoriebron Kleinschalig wonen
34
Theoriebron Passende zorg en ondersteuning
37
Theoriebron Begeleiden binnen kleinschalig wonen
Ed
Theoriebron Begeleiden van groepen
40
43
46
U
itg
ev
er
ij
Theoriebron De ontwikkeling naar kleinschalig wonen
3
Over deze cursus
Over deze cursus
.
Inleiding
u' Ac
tie
fb .v
In deze cursus leer je wat kleinschalig wonen inhoudt en welke vormen van kleinschalig wonen er in Nederland zijn. Je leert over de nieuwe wetgeving voor financiering. Ook leer je over de manieren van begeleiden, individueel en in de groep.
Kleinschalige woonvoorziening.
•
•
In deze cursus leer je wat kleinschalig wonen is, welke visie en opvattingen achter deze woonvorm zitten en hoe kleinschalig wonen bij kan dragen aan de kwaliteit van leven en wonen. Je kunt uitleggen hoe de zorg en ondersteuning in kleinschalig wonen georganiseerd is. Je kunt vertellen voor welke cliënten kleinschalig wonen geschikt is en welke vorm van kleinschalig wonen passend is bij de verschillende doelgroepen en ondersteuningsbehoeften. Je kunt cliënten begeleiden binnen het kleinschalig wonen.
er
ij
•
Ed
Leerdoelen
•
ev
Beoordeling
U
itg
Beoordelingsformulier <
Planningsformulier <
4
Aan het eind van de cursus wordt je parate kennis beoordeeld met een toets. Je praktische beheersing van de leerdoelen wordt getoetst met twee beroepsproducten. Deze worden op verschillende punten beoordeeld: op inhoud en uitvoering. Andere belangrijke punten bij de beoordeling zijn: actieve deelname aan de lessen, nette uitwerking van de opdrachten in goed Nederlands. Je vindt ze bij elkaar in het beoordelingsformulier.
Planning Een beroepsproduct maken kost tijd. Daarom moet je dit goed plannen. Lees eerst de opdracht van het beroepsproduct goed door en vul daarna het planningsformulier in. Neem ook de andere opdrachten van deze cursus op in je totale planning. Zo voorkom je dat je in tijdnood komt.
Over deze cursus
Beroepsproduct 1: Maquette
.
Maak met een groepje van vier een maquette (schaalmodel) van een kleinschalige woonvoorziening.
fb .v
Stappen
u' Ac
tie
Bespreek samen de opdracht en de aanpak. • Maak een planning en een taakverdeling. • Bestudeer de theoriebronnen: – Kleinschalig wonen – De ontwikkeling naar kleinschalig wonen – Passende zorg en ondersteuning • Verdiep je op internet in verschillende woonvormen van kleinschalig wonen. • Probeer zo mogelijk een project te bezoeken. • Ontwerp bijvoorbeeld met papier of op de computer de maquette. • Presenteer je maquette en maak aan de medestudenten duidelijk wat voor woonvoorziening jullie gemaakt hebben.
Laat elke processtap goedkeuren door je docent, voordat je begint aan de volgende processtap.
Eisen aan het beroepsproduct
U
itg
ev
er
ij
Ed
De punten waarop het beroepsproduct wordt beoordeeld kun je lezen in het beoordelingsformulier van deze cursus. Je geeft in je presentatie aan: • welke cliënten er kunnen wonen • welke zorg en ondersteuning er geboden kan worden • in welke omgeving de woonruimte staat • wat de visie achter de maquette is • wat de voor- en nadelen van de woonruimte zijn.
5
Over deze cursus
Beroepsproduct 2: Activiteitenplan voor een groep cliënten
fb .v
.
Maak in tweetallen een activiteitenplan voor een groep cliënten in een project voor kleinschalig wonen. Je kunt hierbij gebruikmaken van het Werkmodel Activiteitenplan een activiteit organiseren.
Stappen
• • • •
Bespreek samen de opdracht en de aanpak. Maak een planning en een taakverdeling. Bestudeer de theoriebronnen: – Passende zorg en ondersteuning – Begeleiden binnen kleinschalig wonen – Groepen 1 en 2 Bepaal je doelgroep. Bedenk welke activiteit je wilt opzetten. Zoek voorbeelden van verschillende activiteiten op internet. Beschrijf je opdracht en lever deze in bij je docent.
tie
• • •
u' Ac
Werkmodel Activiteitenplan een activiteit organiseren <
Laat elke processtap goedkeuren door je docent, voordat je begint aan de volgende processtap.
Ed
Eisen aan het beroepsproduct
U
itg
ev
er
ij
De punten waarop het beroepsproduct wordt beoordeeld kun je lezen in het beoordelingsformulier van deze cursus. Je geeft in je activiteitenplan aan: • voor welke doelgroep het is • wat de activiteit inhoudt • hoe je de activiteit gaat uitvoeren • hoelang de activiteit duurt • wat je nodig hebt om de activiteit te kunnen uitvoeren.
6
Oriëntatie
Oriëntatie Oefening 1
Boodschappenlijstje
tie
fb .v
.
Op het bord staat het onderwerp van deze les geschreven. Schrijf dit woord bovenaan een kladblaadje, met een streep eronder. Onder de streep schijf je een woord of feit dat bij het onderwerp hoort. Je geeft je kladblaadje door naar links. Op het kladblaadje dat je voor je hebt liggen schrijf je een woord of feit. Daarna geef je het kladblaadje weer door naar links. Dit gaat zo door tot je je eigen kladblaadje weer terug hebt, of tot de docent zegt dat jullie moeten stoppen. Er mogen geen dubbele woorden of feiten op de kladblaadjes komen te staan, als je echt niks nieuws weet toe te voegen zet je een kruisje op het kladblaadje.
u' Ac
a. Wist je veel woorden of feiten bij het onderwerp te bedenken?
b. Welke nieuwe dingen heb je erbij geleerd?
Mijn mening is
Ed
Oefening 2
Schrijf je mening over onderstaande stellingen op.
er
ij
a. Cliënten zijn beter af in grote instellingen waar ze bij elkaar kunnen wonen, dan in kleinschalige woongroepen.
c. De projecten voor kleinschalig wonen zijn alleen bedoeld om geld te besparen.
U
itg
ev
b. Alle grote verpleeghuizen en verzorgingsinstellingen zouden moeten sluiten.
7
Kleinschalig wonen
Kleinschalig wonen
.
Inleiding
fb .v
Er is de afgelopen jaren veel veranderd in de manier waarop ouderen zorg krijgen en waar ze wonen. Dit is vooral zichtbaar in de vele projecten voor kleinschalig wonen. Het is belangrijk om als hulpverlener te weten wat kleinschalig wonen inhoudt, voor wie het geschikt is en hoe deze woonvorm bijdraagt aan de kwaliteit van leven en wonen.
Leerdoelen
ij
Ed
u' Ac
tie
Je kunt: • uitleggen wat kleinschalig wonen is • uitleg geven over de meest gangbare visies en opvattingen die er zijn over kleinschalig wonen • uitleggen hoe kleinschalig wonen kan bijdragen aan de kwaliteit van leven en wonen.
er
Huiskamer bij kleinschalig wonen.
Oefening 3
Lees de Theoriebron Kleinschalig wonen. Beantwoord de volgende vragen, de drie B's. Hierbij activeer je je voorkennis.
U
itg
ev
Theoriebron Kleinschalig wonen <
Bekend, benieuwd, bewaren - de drie B's
8
a. Wat is voor jou al bekend, wat weet je al over kleinschalig wonen?
b. Waar ben je benieuwd naar bij de theorie over deze woonvorm?
c. Welke kennis denk je te leren over kleinschalig wonen?
Kleinschalig wonen
Bestudeer de Theoriebron Kleinschalig wonen en beantwoord de volgende vragen.
a. Welke grote verandering is er geweest als je kijkt naar hoe ouderen en dementerende cliĂŤnten wonen?
tie
Theoriebron Kleinschalig wonen <
Van instelling naar Kleinschalig wonen
fb .v
Oefening 4
.
d. Wat denk je daarvan te kunnen gebruiken in de beroepspraktijk? Welke kennis zou je willen bewaren?
u' Ac
b. Wat zijn de belangrijkste redenen voor deze verandering?
c. Wie hebben een grotere rol gekregen in het organiseren van de zorg?
Ed
d. Wat kun je zeggen over de cliĂŤnten die nog wel intramurale zorg krijgen?
U
itg
ev
er
ij
e. In de theoriebron heb je kunnen lezen dat er verschillende vormen zijn van kleinschalige woonprojecten voor ouderen en dementerenden. Zoek op internet uit welke kleinschalige woonvormen er in jouw buurt zijn voor ouderen en dementerenden. Beschrijf drie verschillende kleinschalige woonprojecten die je hebt gevonden. Schrijf op wat de overeenkomsten zijn, maar ook wat de verschillen zijn. Welke taak denk je dat jij als hulpverlener zult hebben binnen de drie woongroepen?
9
Kleinschalig wonen
Oefening 5
Zelfmanagement Als hulpverlener ondersteun je ouderen om zo zelfstandig en zelfredzaam mogelijk te leven. Hoe staat het met jouw vermogen om cliënten op deze manier te ondersteunen? Sluit jouw manier van werken aan bij wat cliënten willen? Zoek dit uit door in een rollenspel het 5A-model toe te passen. Gebruik hierbij het Werkmodel 5A-model en het Werkmodel Rollenspel. Een van jullie is de cliënt, de ander de hulpverlener. Wissel ook van rol.
Werkmodel 5A-model <
fb .v
.
Werkmodel Rollenspel <
Bespreek het rollenspel met je medestudent. Hoe vindt hij dat je scoort volgens het 5A-model? Ben jij het daar mee eens? Bespreek samen wat de uitslag voor jou betekent en wat jullie zouden kunnen doen om dit te verbeteren. Beschrijf dit in kort verslag van een half A4’tje.
Werkmodel Woordspin <
tie
Theoriebron Kleinschalig wonen <
Visies en opvattingen over kleinschalig wonen
In de theorie heb je over verschillende visies en opvattingen in de ouderenzorg kunnen lezen die ook van invloed zijn op hoe cliënten wonen. Probeer in tweetallen tot een eigen en nieuwe visie te komen over hoe jullie ideale vorm van kleinschalig wonen eruit zou zien. Geef informatie over: • wat de visie is • waarom de visie er zo uitziet • wat er anders is dan de huidige visies • wat er moet gebeuren om de visie om te zetten in de praktijk.
u' Ac
Oefening 6
Kleinschalig wonen is aan een opmars bezig in de zorg. Maar wat betekent deze woonvorm voor de kwaliteit van leven van bewoners? Over dit onderwerp kun je een artikel vinden op de website van Gastvrijezorg. Het artikel heet: Kleinschalig wonen: hoe zorg je voor kwaliteit van leven? Lees het artikel en beantwoord dan de volgende vragen.
er
Artikel Kleinschalig wonen: hoe zorg je voor kwaliteit van leven? <
Kleinschalig wonen kan bijdragen aan de kwaliteit van leven en wonen
ij
Oefening 7
Ed
Beschrijf de visie eerst in ongeveer een half A4’tje en breng de inhoud daarna over in een woordspin. Je kunt hierbij gebruikmaken van het Werkmodel Woordspin. Presenteer je woordspin in de klas.
U
itg
ev
a. Waar ligt de nadruk op bij kleinschalig wonen en hoe doe je dit?
10
b. Op welke manier kan kleinschalig wonen ervoor zorgen dat er meer persoonlijk contact wordt gemaakt met de bewoners?
Kleinschalig wonen
d. Wat vind je van dit idee? Welke sfeer zou je zelf kiezen?
fb .v
.
c. In het artikel staat een project waarbij met verschillende leefsferen gewerkt wordt. Wat betekent dit en welke sferen zijn er?
u' Ac
tie
e. Welke andere kenmerken van deze vorm van kleinschalig wonen spreken je het meest aan en waarom is dit zo?
U
itg
ev
er
ij
Ed
f. Maak een groepje van vier of vijf studenten. Bepaal en beschrijf eerst voor jezelf wat kwaliteit van leven en wonen is. Vergelijk dit met de mening hierover van anderen uit je groepje. Trek een conclusie over de overeenkomsten en verschillen die jullie ontdekken. Kunnen jullie samen tot een beschrijving komen?
11
De ontwikkeling naar kleinschalig wonen
.
De ontwikkeling naar kleinschalig wonen
fb .v
Inleiding
Ed
u' Ac
tie
Door de ontwikkelingen in de langdurende zorg en de nieuwe wetgeving en financiering komen steeds minder cliënten in aanmerking voor intramurale zorg. Cliënten die wel in aanmerking komen hebben meestal complexe zorg nodig en zijn aangewezen op projecten voor kleinschalig wonen.
Kleinschalig wonen draait om het gevoel van huiselijkheid.
Leerdoelen
ev
er
ij
Je kunt: • uitleggen hoe de zorg en ondersteuning in kleinschalig wonen georganiseerd is • uitleggen wat de ontwikkelingen zijn in de langdurende zorg • uitleggen wat ambulantisering inhoudt • uitleggen hoe de organisatie en financiering van kleinschalig wonen wordt geregeld • uitleggen wat het verschil is tussen zorg in natura en via een persoonsgeboden budget • benoemen welke deskundigen betrokken zijn bij kleinschalig wonen.
Oefening 8
U
itg
Theoriebron De ontwikkeling naar kleinschalig wonen <
Wetgeving in de langdurende zorg a. Bestudeer de Theoriebron De ontwikkeling naar kleinschalig wonen. Vul het juiste woord in. De langdurige zorg is geregeld in de Wmo en de Wlz / de AWBZ. De indicatiestelling wordt afgegeven door de zorgverzekeraar / het Centrum Indicatiestelling Zorg. Bij zorg in natura kan de cliënt zorg inkopen bij wel / geen zorg inkopen bij particuliere initiatieven. Intramurale zorg gaat altijd via een persoonsgebonden budget / zorg in natura.
12
De ontwikkeling naar kleinschalig wonen
.
b. Welke soort cliënten komen in aanmerking voor langdurige zorg?
fb .v
c. Wat betekent care en cure?
tie
d. In welke wet is de zorg vastgelegd voor cliënten die 24 uur per dag zorg nodig hebben?
Oefening 9
Ambulantisering
u' Ac
e. Leg uit waarom zelf zorg inkopen via een pgb voor een cliënt lastiger kan zijn dan het krijgen van zorg in natura.
er
ij
Ed
Wat betekent ambulantisering?
Oefening 10
a. Zoek met behulp van de Theoriebron Voorlichtingsplan en internet uit welke rol de volgende wetten spelen bij kleinschalige zorg in de ggz: - Wet langdurige zorg (Wlz) - Wmo. Geef daarbij antwoord op de volgende vragen: - Wat houden de wetten in? - Welke rol spelen ze bij het kleinschalig wonen? - Wat is het verschil tussen de twee wetten? - Wat zijn de voorwaarden om gebruik te maken van de wet? Verwerk je antwoorden in een verslag van ongeveer één A4’tje.
U
itg
ev
Werkmodel Voorlichtingsplan <
Organisatie en financiering van kleinschalig wonen
13
De ontwikkeling naar kleinschalig wonen
Filmpje Kleinschalige woonvoorziening Vivent Berlerode <
Bekijk de volgende filmpjes over verschillende projecten voor kleinschalig wonen: - Kleinschalige woonvoorziening De Raak (Amsta) - Kleinschalige woonvoorziening Vivent Berlerode - Woon-zorgcentrum De Terwebloem.
tie
Filmpje Kleinschalige woonvoorziening De Raak (Amsta) <
Kleinschalig wonen
a. Beschrijf in het kort de kenmerken van de zorg die de verschillende locaties bieden.
u' Ac
Oefening 11
b. In welke locatie zou je zelf het liefste werken? Waarom?
Ed
Filmpje Woon-zorgcentrum De Terwebloem <
Oefening 12
fb .v
.
b. Maak tweetallen. Maak met alle informatie die je nu hebt een voorlichtingsplan waarmee je een cliënt kunt voorlichten over de Wmo en Wlz. Je kunt hierbij gebruikmaken van het Werkmodel Voorlichtingsplan. Volg de stappen van het plan en presenteer je uitwerking aan een ander tweetal. Wat was hun feedback?
Multidisciplinaire team
Maak groepjes van vijf. Nadat je met dit groepje nagedacht hebt over de organisatie van een kleinschalig woonvoorziening, gaan jullie een rollenspel spelen waarin de leden van een multidisciplinair team (MDT) van een kleinschalige woonvoorziening overleg hebben over hun cliënten. Je kunt hierbij gebruikmaken van het Werkmodel Rollenspel.
er
ij
Werkmodel Rollenspel <
Maak met elkaar een lijst van deskundigen die betrokken zouden zijn bij een kleinschalige woonvoorziening. Beschrijf per deskundige wat zijn functie is en waarom en op welke manier de deskundige betrokken is bij de kleinschalige woonvoorziening. Maak een organogram van de kleinschalige woonvoorziening waaruit duidelijk wordt hoe de verschillende functies van de verschillende betrokken deskundigen zich tot elkaar verhouden.
U
itg
ev
Theoriebron De ontwikkeling naar kleinschalig wonen <
14
Beslis wie welke deskundige speelt. Schrijf je eigen casus over een cliënt die je wilt inbrengen in het overleg. Gebruik de richtlijnen van het Werkmodel Rollenspel. Oefen het rollenspel. Speel het rollenspel in de klas.
Passende zorg en ondersteuning
.
Passende zorg en ondersteuning
fb .v
Inleiding
Er zijn verschillende vormen van kleinschalig wonen. Zo zijn er woongroepen, woningen in wijken en aanleunwoningen. De keuze is afhankelijk van de mate van ondersteuning en begeleiding die cliënten nodig hebben. Ook de manier van financiering speelt mee.
er
ij
Ed
• •
Je kunt vertellen voor welke cliënten kleinschalig wonen geschikt is en welke vorm van kleinschalig wonen passend is bij verschillende doelgroepen en verschillende ondersteuningsbehoefte. Je kunt benoemen voor welke cliënten kleinschalig wonen geschikt is. Je kunt aangeven welke kleinschalige woonvormen voor welke doelgroep beschikbaar is.
u' Ac
•
tie
Leerdoelen
ev
Samen in de gemeenschappelijke huiskamer.
Oefening 13
itg
Theoriebron Passende zorg en ondersteuning <
a. Bestudeer de Theoriebron Passende zorg en ondersteuning en beantwoord de volgende vragen. Wat weet je al over kleinschalige woonvormen?
b. Heb je hier al ervaring mee, privé of door werk en opleiding? Zo ja wat is die ervaring?
U
Website Prezi <
Doelgroepen in kleinschalig wonen
15
Passende zorg en ondersteuning
.
c. Wat vind je ervan dat steeds meer ouderen in een kleinschalig project gaan wonen? Waarom vind je dit?
fb .v
d. Denk je dat iedereen geschikt is om in een kleinschalig project te gaan wonen? Waarom vind je dat?
De zorg voor ouderen verandert snel, zoals je al hebt kunnen lezen. Welke trends en ontwikkelingen er zijn, onderzoekt Trimbos. Op de website vind je dit onderzoek. Je mag het helemaal doorlezen, maar de vragen gaan over deel 2, onderdeel 2: Een zinvolle dag. a. Waarom is het voor mensen met dementie belangrijk om iets om handen te hebben? En waarom is de interactie met andere mensen daarbij zo belangrijk?
ev
er
ij
Artikel Woonvormen Dementie <
Monitor Woonvormen dementie
Ed
Oefening 14
u' Ac
tie
Zoek in tweetallen op internet op voor welke cliënten projecten voor kleinschalig wonen geschikt zijn. Je wilt graag een antwoord op de volgende vragen: • Welke doelgroepen hebben baat bij kleinschalig wonen: zijn dit alle ouderen, of alleen ouderen met bepaalde gezondheidsproblemen? • Wat is de grootste doelgroep? • Hoeveel cliënten wonen meestal bij elkaar? • Waar is dat aantal op gebaseerd? • Wat hebben kleinschalige projecten te bieden? Verzamel voldoende informatie om er een presentatie over te geven met behulp van het programma Prezi. Presenteer dit aan de klas.
U
itg
b. Welke bezigheden hebben een positief effect op het welbevinden?
16
c. Wat is belangrijk bij huishoudelijke bezigheden?
Passende zorg en ondersteuning
Theoriebron Passende zorg en ondersteuning <
Een passende woonvorm voor iedereen
Je hebt in de Theoriebron Passende zorg en ondersteuning gelezen over de verschillende vormen van kleinschalige woonprojecten die er zijn. Maar wat vinden de verschillende betrokkenen eigenlijk van kleinschalig wonen? Je gaat hier een artikel over schrijven. Hierin werk je de volgende drie meningen uit: •
Werkmodel Artikel schrijven <
.
Oefening 16
Maak samen met een medeleerling een informatiefolder over kleinschalig wonen. Hierin laten jullie de drie vormen zien van kleinschalig wonen. Beschrijf de kenmerken en geef aan voor welke ondersteuningsbehoefte iedere vorm geschikt is.
fb .v
Theoriebron Passende zorg en ondersteuning <
Verschillende vormen van kleinschalig wonen
•
u' Ac
•
De mening van cliënten: wat vinden zij nu eigenlijk van kleinschalig wonen? Is de kwaliteit van leven echt beter? De mening van hulpverleners: is het werken prettiger of juist lastiger? En zien ze dat cliënten zich beter voelen? De mening van de familie en bekenden van cliënten. Hoe ervaren zij kleinschalig wonen? Wat zijn de voor- en nadelen?
tie
Oefening 15
Het artikel mag maximaal 1000 woorden zijn.
Zoek op internet vier projecten voor kleinschalig wonen op bij jou in de buurt. Zoek uit wat er over de kwaliteit van deze voorzieningen te vinden is. Kun je informatie vinden over hoe cliënten het wonen hier vinden?
Ed
Probeer met in ieder geval twee van de projecten een afspraak te maken. Dat mag een telefonisch interview, of je kunt langs gaan. Probeer antwoord te krijgen op de vraag wat cliënten vinden van het wonen in een kleinschalig project. Verwerk dit in een overzicht. Kijk naar cliënttevredenheid, hoe ervaren mantelzorgers de zorg en wat vindt het zorgpersoneel van de kwaliteit van zorg?
U
itg
ev
er
ij
Welke voorziening van de voorzieningen die je hebt onderzocht, biedt volgens jou de beste zorg? En waarom vind je dit? Geef minstens drie argumenten.
17
Begeleiden bij kleinschalig wonen
.
Begeleiden bij kleinschalig wonen
fb .v
Inleiding
Begeleiden binnen het kleinschalig wonen kan bestaan uit woonbegeleiding en dagbestedingsactiviteiten. Hierbij hoort een ondersteuningsplan. De eigen regie van de cliënt staat hierbij steeds voorop.
tie
Leerdoelen
ij
Ed
u' Ac
Je kunt: • cliënten begeleiden binnen het kleinschalig wonen • aangeven wat begeleiden binnen het kleinschalig wonen inhoudt • aangeven hoe je een begeleidingsplan kunt gebruiken • de begrippen integratie en participatie uitleggen • motiveren op welke manier dagindeling, dagbesteding, vrijetijdsbesteding, integratie en participatie bijdragen aan het welzijn en welbevinden van een cliënt.
er
Dagbesteding kan op verschillende manieren worden ingevuld.
Oefening 17
Bekend, benieuwd, bewaren - de 3 B’s
U
itg
ev
Maak deze opdracht voor het begin van de les. Beantwoord de volgende vragen, de drie B's. Hierbij activeer je je voorkennis. • Wat is voor jou al bekend, wat weet je al over begeleiden binnen kleinschalig wonen? • Waar ben je benieuwd naar bij het begeleiden in deze setting? • Welke kennis denk je te leren over begeleiden binnen kleinschalig wonen? Wat denk je daarvan te kunnen gebruiken in de beroepspraktijk? Welke kennis zou je willen bewaren?
18
Begeleiden bij kleinschalig wonen
Oefening 18
Begeleiden binnen kleinschalig wonen a. ADL staat voor Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen. Het zijn de dagelijks terugkerende basisverrichtingen die je moet doen om zelfstandig te kunnen blijven leven binnen de maatschappij. Maak een woordspin van alle algemene dagelijkse levensverrichtingen. Maak hierbij gebruik van het Werkmodel Woordspin. Vergelijk je Woordspin met een medestudent en pas deze zo nodig aan. b. Overleg in tweetallen bij welk onderdeel van de ADL je verwacht de meeste ondersteuning te moeten gaan bieden bij cliĂŤnten in projecten voor kleinschalig wonen.
tie
Theoriebron Begeleiden binnen kleinschalig wonen <
Begrippen begrepen
a. Beschrijf in een korte zin waar eigen regie, eigen kracht en eigen verantwoordelijkheid over gaan.
u' Ac
Oefening 19
fb .v
.
Werkmodel Woordspin <
Ed
b. Beschrijf in 1 zin waar de begrippen zelfredzaamheid en samenredzaamheid over gaan.
ev
er
ij
c. Leg in je eigen woorden uit wat integratie en participatie betekent. Schrijf dit op en vergelijk het met de uitleg van een andere student.
Oefening 20
a. De eerste stap in het methodisch werken bij het opstellen van een ondersteuningsplan is het verzamelen van informatie. Om een totaalbeeld van je cliĂŤnt te krijgen, gebruik je vier verschillende informatiebronnen. Welke zijn dit en welke informatie kun je bij welke bron halen?
U
itg
Theoriebron Begeleiden binnen kleinschalig wonen <
Stappen in het ondersteuningsplan
19
Begeleiden bij kleinschalig wonen
fb .v
.
b. Stap 2 van methodisch werken is het vaststellen van behoeften en problemen. Om deze vast te stellen is het goed om rekening te houden met twee verschillende perspectieven. Welke zijn dit?
u' Ac
tie
c. Stap 5 is het uitvoeren van de activiteiten volgens planning. Als je hiermee klaar bent rapporteer je over de activiteit. Wat rapporteer je en hoe doe je dit?
Ed
Je gaat samen met een klasgenoot een presentatie voorbereiden. De presentatie moet de volgende vraag beantwoorden: hoe kun je door het gebruiken van een ondersteuningsplan aandacht besteden aan het mentale en lichamelijke welbevinden en de daginvulling van de cliënt? In de presentatie werk je een concreet voorbeeld uit. Bespreek je presentatie met een ander tweetal en geef elkaar feedback.
ij
Maak een groepje van vier. Interview een hulpverlener die ervaring heeft met een project voor kleinschalig wonen. Vraag hoe een dag op het werk eruitziet. Wat zijn de lastige dingen, wat is juist leuk? Hoe zorgt hij of zij ervoor dat cliënten zo veel mogelijk zelf doen? Het interview mag maximaal een half uur duren. Gebruik hiervoor het Werkmodel Interview.
U
itg
ev
Werkmodel Interview <
Interview met een hulpverlener
er
Oefening 21
Je kunt het interview op de volgende manier aanpakken: • Bereid je voor op de vragen, verdiep je in de personen die je gaat interviewen, spreek af wie vragen stelt en wie aantekeningen maakt • Maak een afspraak voor het interview • Verdeel je interview in introductie, inhoud en afronding. •
Verwerk het interview in een verslag en verwerk daarin: – Wie heb je geïnterviewd? – Wat is de leeftijd van deze persoon? – Welke functie heeft hij/zij? – Welke ervaringen heeft de hulpverlener met wonen in kleinschalige projecten? – Wat is lastig aan de begeleiding van kleine groepen? Wat is juist prettig? – Hoe ervaren cliënten volgens deze hulpverlener het wonen in kleine groepen?
Lever dit verslag in bij je docent.
20
Begeleiden bij kleinschalig wonen
Bedenk een casus van een cliënt met dementie die baat zou hebben bij belevingsgerichte zorg. Beschrijf hoe de begeleidingsmethodiek aansluit bij het stadium van dementie van de cliënt in de casus. Geef aan waarom de cliënt in de casus baat kan hebben bij deze begeleidingsmethodiek.
U
itg
ev
er
ij
Ed
u' Ac
tie
Werkmodel Warme Zorg <
Lees de Werkmodellen Passiviteiten Dagelijks Leven (PDL) en Warme zorg goed door. Dit zijn vormen van belevingsgerichte zorg. Zoek zelf nog een andere vorm van belevingsgerichte zorg. Maak hiervoor zelf een werkmodel. Kijk goed naar de voorbeelden. Informatie hiervoor zoek je op internet.
.
Werkmodel Passiviteiten Dagelijks Leven (PDL) <
Specifieke begeleidingsmethodieken
fb .v
Oefening 22
21
Begeleiden van groepen
Begeleiden van groepen
.
Inleiding
fb .v
In kleinschalige woonprojecten leven cliënten vaak noodgedwongen in groepen met elkaar. Dit heeft voor- en nadelen zowel voor de bewoners als de hulpverleners. Cliënten voelen zich minder eenzaam en kunnen van elkaar leren maar hebben ook weinig privacy. Hulpverleners moeten hun aandacht over iedereen verdelen en cliënten vanuit een geïntegreerde, belevingsgerichte benaderingswijze begeleiden. Daarnaast probeer je te zorgen voor een positief groepsklimaat waarin alle cliënten zich veilig voelen.
tie
Leerdoelen
er
ij
Ed
u' Ac
Je kunt groepen cliënten begeleiden binnen het kleinschalig wonen Je kunt: • kenmerken van groepen benoemen • uitleggen wat een groep is en uitleggen wat groepsdynamica inhoudt • aangeven hoe je de groep op een positieve manier kunt beïnvloeden • uitleggen hoe je de veiligheid binnen een groep kunt beïnvloeden.
ev
Samen een spelletje doen en plezier hebben.
Oefening 23
itg
Theoriebron Groepen 1 <
U
Theoriebron Groepen 2 <
Website Pixiclip <
22
Groepen Beantwoord de volgende vragen: a. Geef een definitie van de term ‘groep’.
b. Tot welke groepen behoor jijzelf?
Begeleiden van groepen
fb .v
.
c. Beschrijf aan welke groep jij deelneemt. Beschrijf: • waarom je deelneemt aan deze groep • wat voor jou belangrijk is aan deze groep • wat de groep voor jou betekent en welke plek jij inneemt in de groep.
Lees in de Theoriebron Groepen 1 de informatie over kenmerken van groepen en beantwoord de vragen. a. Vier kenmerken van een groep zijn:
Ed
Theoriebron Groepen 1 <
Kenmerken van groepen
u' Ac
Oefening 24
tie
d. Maak met behulp van Pixiclip een ‘prikbord’ met plaatjes, teksten en tekeningen die voor jou belangrijk en kenmerkend zijn voor deze groep. Waar denk je aan bij het woord ‘groepsdynamica’?
U
itg
ev
er
ij
b. Beschrijf individueel de kenmerken van een groep waaraan jullie zelf deelnemen.
Bespreek de kenmerken van de groepen met elkaar. c. Maak een overzicht van verschillende groepen in de beroepspraktijk. Bedenk waarom deze groepen belangrijk zijn voor de groepsleden. Beschrijf bij iedere groep de functie van de groep.
23
Begeleiden van groepen
d. Wat wordt er bedoeld met formele groepen?
f. Wat zijn informele groepen?
u' Ac
tie
g. Aan welke informele groepen neem je zelf deel?
fb .v
.
e. Aan welke formele groepen neem je zelf deel?
h. Wat zijn primaire groepen?
Aan welke primaire groepen neem je zelf deel?
j.
Wat wordt er bedoeld met secundaire groepen?
ij
Ed
i.
ev
er
k. Aan welke secundaire groepen neem je zelf deel?
Oefening 25
U
itg
Theoriebron Groepen 1 <
24
In- en out-groepen Lees in Theoriebron Groepen 1 de informatie over soorten groepen de informatie over inen out-groepen en beantwoord de vragen. a. Wat is een in-groep?
b. Geef drie voorbeelden van een in-groep.
Begeleiden van groepen
c. Wat is een out-groep?
fb .v
.
d. Geef drie voorbeelden van een out-groep.
A. In-groep B. Out-groep C. Primaire groep D. Secundaire groep E. Formele F. Informele groep
Theoriebron Begeleiden van groepen <
Kies het juiste woord.
u' Ac
Theoriebron Groepen 2 <
Begeleiden van groepen
Groepsdynamica richt zich op het gedrag / de zorgvraag van mensen in groepen en de relaties tussen groepen onderling. Een netwerk van relaties tussen de groepsleden noem je de groepsstructuur / groepscohesie.
Ed
Oefening 26
tie
e. Welke groepsvormen horen bij een vriendengroep? (meerdere antwoorden goed)
Alle normen en waarden van groepsleden vormen samen de sfeer / de groepscultuur in een groep. Wanneer er een wij-gevoel heerst binnen een groep, heeft een groep een lage / hoge cohesie.
er
ij
In een groep met een positief groepsklimaat kunnen ook conflicten zijn / zijn geen conflicten.
Oefening 27
Poster maken
U
itg
ev
Maak een poster met daarop de groepsnormen van jullie eigen groep. Bekijk en bespreek de poster met een ander tweetal. Welke verschillen zijn jullie opgevallen?
Oefening 28
Rollen Beschrijf de verschillende rollen in een groep waaraan jij deelneemt. Bijvoorbeeld op stage of een sportgroep. Gebruik bij het beschrijven van de rollen geen namen maar initialen of bijvoorbeeld nummers voor de groepsleden. a. Wat valt je op aan de verschillende rollen binnen deze groep?
25
Begeleiden van groepen
fb .v
.
b. Beschrijf jouw eigen rol in een groep waaraan jij deelneemt.
tie
c. Wat zou je graag willen veranderen aan jouw rol in deze groep?
Oefening 29
Schrijf individueel op in welke groepen jullie zelf functioneren en beantwoord individueel de vragen. Bespreek na afloop de antwoorden met elkaar. a. Wat is voor jou belangrijk in de groepen waarvan jij deel uit maakt?
Ed
Theoriebron Begeleiden van groepen <
Vertrouwen
u' Ac
Maak met je mobiel en Moviemaker (of een ander videomontageprogramma) een filmpje waarin verschillende groepsrollen te zien zijn. Jullie presenteren het filmpje aan de groep. Jullie bespreken of de groepsrollen binnen de groep versterkt kunnen worden.
er
ij
b. Wat zijn jouw ervaringen met â&#x20AC;&#x2DC;vertrouwenâ&#x20AC;&#x2122; binnen de groepen?
U
itg
ev
c. Met welke vijf aspecten kun je de groepssfeer beschrijven?
26
d. Waarom is een positieve groepssfeer belangrijk?
Begeleiden van groepen
.
e. Hoe kun je de groepssfeer positief beïnvloeden?
fb .v
Jullie gebruiken je eigen ervaringen en gaan op internet op zoek naar informatie over kenmerken van personen die een groep positief of negatief kunnen beïnvloeden.
tie
f. Wat zijn kenmerken van personen die een groep positief kunnen beïnvloeden?
Oefening 30
Veiligheid binnen een groep
Bespreek in een groepje van vier, jullie positieve en negatieve ervaringen met de veiligheid binnen een groep. Maak een plan voor het beïnvloeden van de veiligheid binnen een groep. Hiervoor gebruiken jullie een groep uit de beroepspraktijk of bedenken een casus. Beschrijf de groep duidelijk en maak een plan over het beïnvloeden van de veiligheid binnen deze groep. In het plan worden acties van de groepsbegeleider beschreven en er wordt een groepsactiviteit beschreven.
Ed
Werkmodel Plan van aanpak <
u' Ac
g. Wat zijn kenmerken van personen die een groep negatief kunnen beïnvloeden?
er
ij
a. Bespreek je plan met een andere groep, wat waren de overeenkomsten en verschillen tussen de plannen?
U
itg
ev
b. Wat zou je door de bespreking met de andere groep aanpassen aan je eigen plan?
27
Theoriebron Groepen 1
Theoriebron Groepen 1
.
Inleiding
fb .v
De meeste mensen zijn sociale wezens. Ze maken zowel gedwongen als ongedwongen deel uit van allerlei verschillende groepen. In elke groep is er een dynamiek. Dynamiek zegt iets over de processen en de interacties binnen de groep. In de ene groep is de dynamiek goed te herkennen terwijl die in een andere groep onduidelijk kan zijn. Het is belangrijk dat je verhoudingen, rollen, processen en interacties binnen de groep herkent. Daarnaast heb je oog voor de individuen binnen de groep.
tie
Groepen
ev
er
ij
Ed
u' Ac
Een groep is een grotere of kleinere verzameling mensen bij elkaar. Wanneer er twee mensen bij elkaar zijn dan ontstaat er al een groep. Als er meer mensen bij komen dan wordt de groep groter en moeten er meer afspraken gemaakt worden. Als je met een groep, bijvoorbeeld een woongroep, gezamenlijk wilt eten dan maak je afspraken over bijvoorbeeld het tijdstip. Groepsleden hebben regelmatig en intensief contact met elkaar en kunnen elkaar beïnvloeden. Cliënten in kleinschalige woonprojecten maken vaak deel uit van een groep. Iedere groep ontwikkelt een eigen groepssfeer. De karakters, gedragingen en fysieke aandoeningen van cliënten in een groep kunnen effect hebben op elkaar.
U
itg
Samen de dag doorbrengen.
Kenmerken van een groep Een groep heeft een aantal kenmerken: Directe interactie Binnen groepen reageren groepsleden op elkaar. Groepsleden krijgen feedback van elkaar, hierdoor is het mogelijk om het gedrag op elkaar af te stemmen. Gezamenlijke taak In een groep hebben groepsleden een gezamenlijke taak voor bijvoorbeeld werk, studie of hobby. Bijvoorbeeld samen koken of boodschappen doen. Of het strijden tegen een tegenstander bij een gezamenlijke activiteit.
28
Theoriebron Groepen 1
Groepscultuur Groepsleden hebben gezamenlijke waarden, zaken die belangrijk gevonden worden om na te streven binnen de groep. Bijvoorbeeld ‘hard werken’. Daarnaast ontwikkelen groepsleden gezamenlijke normen binnen de groep, een manier om met elkaar om te gaan. Iedere groep ontwikkelt een eigen stijl, een eigen groepscultuur.
u' Ac
Groepen kunnen op verschillend kunnen zijn: • formele en informele groepen • primaire en secundaire groepen en • in- en out groepen.
tie
Soorten groepen
fb .v
.
Groepsstructuur Binnen een groep nemen groepsleden een positie in, ieder groepslid krijgt een eigen plaats binnen de groep. Er ontstaat een netwerk van relaties tussen de groepsleden, de groepsstructuur.
Formele en informele groepen
ij
Ed
Een formele groep is een groep die een plek heeft in een structuur, de groep maakt deel uit van een groter geheel. Bijvoorbeeld een groep mensen die samenwerkt op een afdeling of werkplek. In een formele groep weet je wat je moet verwachten doordat afspraken zijn vastgelegd en er een duidelijk doel en een duidelijke taakverdeling is. Een informele groep is een groep waarin de rollen en normen niet expliciet zijn vastgelegd. Een informele groep ontstaat buiten de structuur van een organisatie door bijvoorbeeld vriendschappen of gemeenschappelijke interesses. Binnen een formele groep kan een informele groep ontstaan, bijvoorbeeld een groepje met collega’s die van voetbal houden trekken naar elkaar toe. Daarnaast kunnen sommige van deze collega’s ook van wandelen houden en dat weer met een groepje andere collega’s gaan doen.
er
Primaire en secundaire groepen
U
itg
ev
In een primaire groep onderhouden groepsleden een persoonlijke en duurzame relatie met elkaar. Voorbeelden van primaire groepen zijn een gezin en een hechte vriendengroep. Je hebt een persoonlijke binding met de groep en voelt je er emotioneel bij betrokken. Bij een secundaire groep is er meer afstand tussen de groepsleden. De persoonlijke binding is minder sterk. Voorbeelden van secundaire groepen zijn een werkgroep voor verkeer of een werkgroep die een activiteit in de buurt organiseert.
In- en outgroepen In- en outgroep heeft te maken met een onderverdeling tussen ‘wij’ (in-groep) en ‘zij’ (out-groep). Wie hoort binnen de groep en wie hoort buiten de groep. Een in-groep is een groep met een sterke samenhang en veiligheidsgevoel. Hoe hechter een groep is, hoe meer overeenstemming er zal zijn over de opvattingen en regels binnen de groep. Voorbeelden van een in-groep zijn een gezin en een vriendengroep. Ook leeftijdgenoten kunnen een in-groep zijn.
29
Theoriebron Groepen 1
fb .v
Functies van groepen
.
Een out-groep is een groep waar je geen deel van uitmaakt. Tot de out-groep behoren alle buitenstaanders van de in-groep. Een out-groep is iedereen die niet tot de in-groep behoort. Bijvoorbeeld volwassenen zijn een out-groep voor kinderen en jongens een out-groep voor meisjes.
U
itg
ev
er
ij
Ed
u' Ac
tie
Leven in groepen is voor mensen functioneel. Iedere groep heeft weer een andere functie. Door deel uit te maken van een groep kunnen mensen zich onderscheiden van anderen. Mensen ontlenen hun sociale identiteit aan de groep waarvan ze deel uitmaken. Opvoeding, opleiding en vrienden beĂŻnvloeden hoe je denkt, voelt en handelt. Dit heeft invloed op jouw interesses, de dingen die jij belangrijk vindt en hoe je reageert en beslissingen neemt. Daarnaast kan het deelnemen aan groepen zorgen voor verbreding van de kennis en vaardigheden en jouw persoonlijke visie. Door ervaringen op te doen in groepen leer je steeds meer over jezelf en weet je steeds beter wat jij wilt en wat voor jou echt belangrijk is. Door bijvoorbeeld deel te nemen aan een cursus of training krijg je nieuwe informatie en leer je hoe je dit toe kunt passen in de praktijk.
30
Theoriebron Groepen 2
Theoriebron Groepen 2
.
Inleiding
tie
Groepsstructuur
fb .v
De meeste mensen zijn sociale wezens. Zij maken zowel gedwongen als ongedwongen deel uit van allerlei verschillende groepen. In elke groep is er een dynamiek. Dynamiek zegt iets over de processen en de interacties binnen de groep. In de ene groep is de dynamiek goed te herkennen terwijl die in een andere groep onduidelijk kan zijn. Het is belangrijk dat je verhoudingen, rollen, processen en interacties binnen de groep herkent. Daarnaast heb je oog voor de individuen binnen de groep.
u' Ac
Binnen een groep nemen groepsleden een positie in, ieder groepslid krijgt een eigen plaats binnen de groep. Er ontstaat een netwerk van relaties tussen de groepsleden, de groepsstructuur. Bij een groep die goed functioneert gaat het vaak om een goede groepsstructuur. Een goede groepsstructuur wil zeggen dat de groepsleden met elkaar een samenhangend geheel vormen. De relaties en de rollen van de groepsleden zijn goed op elkaar afgestemd. Een goede groepsstructuur geeft de groepsleden veiligheid en bescherming die ieder groepslid nodig heeft om zich verder te kunnen ontwikkelen.
Ed
Groepscultuur
U
itg
ev
er
ij
Alle normen en waarden van groepsleden vormen samen de groepscultuur in een groep. Dit zijn de regels over hoe iemand zich moet gedragen binnen de groep en wat de groepsleden belangrijk vinden. Het is belangrijk dat de cultuur in een groep ervoor zorgt dat de groepsleden een veilig gevoel hebben. Als hulpverlener moet je weten hoe je een positieve groepscultuur kunt stimuleren. Een cultuur waarin groepsleden rekening houden met elkaar, elkaar kunnen motiveren om positief gedrag te laten zien en elkaar helpen met het oplossen van problemen. Samen kun je afspraken en groepsregels maken. Je geeft zelf het goede voorbeeld door je aan de regels te houden. Wanneer iemand zich niet aan de regels houdt kun je deze bespreken met de groep. Dit zorgt voor vertrouwen en een gevoel van veiligheid.
Groepscohesie Voor mensen is het belangrijk dat er een goede groepscohesie is om zich te kunnen ontwikkelen. Dit betekent dat de groepsleden met elkaar een geheel vormen. Groepsleden willen bijvoorbeeld graag bij elkaar zijn, vertrouwen elkaar en zijn zorgzaam voor elkaar. Wanneer er een wij-gevoel is, heeft de groep een hoge cohesie. In groepen met een lage cohesie is er weinig wij-gevoel en zijn groepsleden minder betrokken. Groepscohesie kan verstoord worden door het ontstaan van subgroepjes binnen de groep. Negatieve reacties en negatieve feedback van mensen buiten de groep en het wisselen van de leiding van de groep of andere grote veranderingen, kunnen de groepscohesie verstoren. Groepscohesie kan versterken door groepsleden de mogelijkheid te geven om hun verhaal kwijt te kunnen en met ideeĂŤn te komen. Ook gezamenlijke groepsactiviteiten en het geven van taken en verantwoordelijkheden kunnen bijdragen aan een goede groepscohesie.
31
Theoriebron Groepen 2
Groepsklimaat
tie
fb .v
.
Een positief groepsklimaat is belangrijk voor het welzijn van de groep. Als groepsleden zich veilig voelen en lekker in hun vel zitten, functioneren zij beter. Ook de hulpverlener functioneert beter wanneer dit het geval is. Bij een positief groepsklimaat zal er onderling minder gedoe zijn, waardoor er meer tijd overblijft om activiteiten te ondernemen. In een positieve groep kunnen er ook conflicten zijn, maar die zijn vaak goed op te lossen. Het is belangrijk dat je aandacht besteedt aan het bevorderen van een positief groepsklimaat. In een positieve groep corrigeren groepsleden elkaar en hoeven groepsbegeleiders zich minder bezig te houden met begrenzen en het ombuigen van negatief gedrag van groepsleden. Je maakt afspraken voor gewenst gedrag. Ook kun je zorgen voor wederzijds vertrouwen door jezelf te zijn, inlevingsvermogen te tonen en door goed te luisteren naar de groepsleden. Daarnaast kan het gebruik van humor spanningen doorbreken.
Rollen
u' Ac
Rollen zijn verwachtingen over het gedrag dat iemand zou moeten vertonen. In een groep zie je verschillende rollen: • actieve groepsleden (initiatiefnemers) • sociale groepsleden • neutrale groepsleden.
Ed
Actieve groepsleden Actieve groepsleden nemen veel initiatief. Ze komen vaak zelf met een idee of voorstel en reageren vaker op de inbreng van andere groepsleden. Socialen Socialen zijn meer op elkaar gericht. Ze kunnen ervoor zorgen dat de sfeer in de groep bewaakt wordt en hierdoor positief blijft.
er
ij
Neutralen Neutralen nemen weinig initiatief. In een groep met veel neutralen is het lastiger om keuzes te maken, omdat er geen initiatief genomen wordt. Als alle groepsrollen in evenwicht zijn, is er een goede structuur binnen de groep.
U
itg
ev
Groepsrollen in de praktijk
32
De rol die je aanneemt als hulpverlener heeft invloed op de groep. Wanneer je werkt met een groep met veel sociale maar weinig actieve groepsleden, kun je de actieve rol op je nemen en de actieve kanten van de groepsleden versterken. Dit kun je doen door bijvoorbeeld zelf met ideeën of voorstellen te komen en te vragen hoe de groep hierover denkt. Daarnaast kun je ook de rollen van de groepsleden versterken door groepsleden in te zetten. In iedere groep zijn wel groepsleden te vinden die zich positief en sociaal opstellen. Deze groepsleden hebben vaak een hoge status binnen de groep en zijn een model voor de andere groepsleden. Als hulpverlener kun je de kwaliteiten van deze groepsleden gebruiken, bijvoorbeeld door hen het eerst de beurt te geven bij een groepsgesprek, waardoor negatief gedrag minder kans heeft om de groepsnorm te worden.
Theoriebron Groepen 2
Leiders
U
itg
ev
er
ij
Ed
u' Ac
tie
fb .v
.
Sommige leiders worden officieel aangewezen en soms ontwikkelt leiderschap zich spontaan. Als bijvoorbeeld drie mensen in een groepje samenwerken en je observeert dit van een afstand, dan zie je dat zich al snel leiderschap ontwikkelt. Een formele leider wordt aangewezen als leider van de groep. Door bijvoorbeeld een sollicitatie naar of stemming over deze functie. Een informele leider binnen een groep is een leider die niet formeel de leiding heeft maar toch de leiding neemt. Doordat deze persoon populair is, goede ideeĂŤn heeft of de belangen van de groep goed kan verdedigen. Ook groepsprocessen bepalen welke persoon de kans krijgt om de leiding op zich te nemen.
33
Theoriebron Kleinschalig wonen
.
Theoriebron Kleinschalig wonen
fb .v
Inleiding
Ed
u' Ac
tie
Steeds vaker krijgen ouderen en dementerenden buiten de muren van (grote) verzorgingshuizen begeleiding en behandeling. Veel ouderen en dementerenden blijven zo lang mogelijk in hun eigen woning, met hulp van de thuiszorg en mantelzorgers. Als dit echt niet meer mogelijk is, verhuizen ze naar een aanleun- of zorgwoning. De nieuwe aanpak komt door een andere manier van denken over zorg en een poging om de ouderenzorg betaalbaar te houden.
Begeleiden bij de verzorging.
Van instellingen naar kleinschalig wonen
U
itg
ev
er
ij
De afgelopen jaren is de zorg voor ouderen en dementerenden ingrijpend veranderd, zowel voor de cliĂŤnt als voor hulpverleners en zorgorganisaties. Vroeger was het gewoon dat ouderen, als ze echt niet meer in hun eigen huis konden blijven wonen, naar een grote zorginstelling of een verpleeghuis verhuisden. De nadruk ligt nu meer op wonen in de wijk, middenin de maatschappij, in kleinschalige woonprojecten. Door het zorgaanbod te verschuiven van de grote instelling naar een situatie die zo veel mogelijk op de thuissituatie lijkt, wordt de kwaliteit van de zorg vergroot. CliĂŤnten hebben zelf meer invloed op hun dagindeling en houden zo meer controle over hun activiteiten. De zorgkosten gaan omlaag en cliĂŤnten betalen meer zelf. Dat is nodig om de ouderenzorg betaalbaar te houden. Nederland vergrijst: er komen steeds meer oudere mensen. Daarnaast worden mensen steeds ouder, waardoor ze langer een beroep op de ouderenzorg doen. Alleen als het echt niet anders kan, krijgen ouderen en dementerenden een indicatie waarmee ze kunnen worden opgenomen in een grote zorginstelling.
34
Theoriebron Kleinschalig wonen
Gevolgen van de verschuivingen in de organisatie van de zorg
tie
fb .v
.
Door toegenomen kennis over ziekten, meer behandelmogelijkheden en de groeiende mondigheid van burgers, verandert de rol van de cliënt en de verhouding met zijn hulpverleners. De cliënt wordt meer regisseur van zijn eigen zorgproces, samen met een steeds zelfstandiger werkende hulpverlener. Er wordt ook meer van cliënten zelf en hun naasten verwacht. Gemeenten hebben een grotere rol gekregen in het organiseren van de zorg. Zorgorganisaties doen de komende jaren meer met minder: zij voorzien met minder financiële middelen en personeel in een grotere en stijgende zorgvraag. De criteria voor verblijf in een verzorgingstehuis zijn de laatste jaren aangescherpt. Er is veel minder intramurale zorgverlening, maar de zorgzwaarte van mensen die intramurale zorg ontvangen is groter. Gemeenten, zorgverzekeraars, woningbouwcorporaties en zorgaanbieders moeten afspraken maken hoe ze mensen buiten de instelling opvangen en in netwerken samenwerken. Dit vraagt om onderhandeling, gezamenlijke afspraken en vertrouwen.
u' Ac
Intramuraal en semimuraal
er
ij
Ed
Semimurale zorg is een tussenvorm van zorg en valt tussen extra- en intramurale zorg in. De cliënt kan niet volledig zelfstandig wonen, zoals bij extramurale zorg, maar hoeft ook niet te worden opgenomen in een zorginstelling voor 24-uurszorg. Dit laatste is intramurale zorg. Bij semimurale zorg blijft de cliënt grotendeels zelfstandig wonen. Er zijn verschillende vormen van semimurale zorg. Aanleunwoningen zijn woningen in de buurt van verpleeghuizen. Hulpverleners hebben zo een korte weg af te leggen naar de cliënt. Gaat de gezondheidstoestand achteruit, dan kan de cliënt alsnog in het verzorgingshuis gaan wonen. Daarnaast zijn er verschillende vormen van kleine woongroepen, bijvoorbeeld in de vorm van zorgappartementen en zorgboerderijen. In de zorgappartementen heeft iedere cliënten een eigen appartement. Hebben ze behoefte aan gezelschap, dan zijn er gemeenschappelijke ruimtes. Ouderen wonen min of meer zelfstandig, maar als ze hulp nodig hebben, is deze altijd dichtbij. Cliënten kunnen 24 uur per dag terugvallen op een achterwacht die telefonisch bereikbaar is. Bijvoorbeeld een restaurant en een recreatieruimte. Zorgboerderijen zijn er soms alleen voor dagbesteding, soms worden ze ook bewoond.
U
itg
ev
Kleinschalig wonen, wat houdt het in? Bij kleinschalig wonen, deelt een kleine groep mensen, die intensieve zorg en ondersteuning nodig heeft, met elkaar een groepswoning. De groep bestaat bij voorkeur uit zes bewoners. Bij kleinschalig wonen draait het om gevoel van vertrouwdheid, geborgenheid en veiligheid voor de cliënt. De familie van de cliënt wordt zo veel mogelijk betrokken bij de verzorging. Alle bewoners hebben de privacy van een eigen ruimte. Soms is dit een kamer, soms een heel appartement. Ze delen gezelligheid in de gezamenlijke huiskamer, keuken of een restaurant. Een multidisciplinair team dat verantwoordelijk is voor de zorg en begeleiding van de woongroep verleent de zorg. Hierdoor is het voor cliënten mogelijk om een zo normaal mogelijk leven te leiden. Kleinschalig wonen in de wijk is ontstaan in de zorg voor mensen met een lichamelijke of verstandelijke handicap en is ook een trend geworden in de zorg voor mensen met dementie, ouderen en cliënten met een psychiatrische aandoening.
35
Theoriebron Kleinschalig wonen
fb .v
Huidige visies en opvattingen
.
Bewoners ontvangen in een kleinschalige woonvorm persoonlijke begeleiding (en dagbesteding), die het voor hen mogelijk maakt om op een veilige en prettige manier zelfstandig te kunnen blijven wonen. De bewoners worden bij alle dagelijkse zaken ondersteund zoals: huishouding, medicatie, koken en wassen. De meeste bewoners krijgen hierbij een persoonsgerichte behandeling. Hierbij staat de eigen regie centraal.
u' Ac
tie
Er is veel veranderd in de manier waarop gekeken wordt naar ouderen en mensen met dementie. De zorg en de visie die daaronder ligt richt zich steeds meer op: • deel uit blijven maken van de maatschappij • verschuiving van alleen professionele zorg naar eigen kracht en zelfmanagement • het niet alleen richten op de cliënt, maar ook de omgeving erbij betrekken • samenwerking tussen de zorginstelling/hulpverleners en andere sectoren. Daarnaast zien we dat de zorg verandert. Het medisch model is de laatste decennia vervangen door het sociaal-agogische model. Deze visie sluit aan bij de veranderende maatschappij, waarin de overheid een minder centrale rol wil spelen en burgers worden aangesproken op hun eigen kracht, mogelijkheden en sociale netwerken.
Kwaliteit van leven en wonen
Ed
De situatie waarin cliënten wonen en de wijze waarop zij hun woonsituatie en de zaken die daarmee samenhangen beleven, zijn van invloed op de kwaliteit van leven. Het gaat hierbij over zowel het je ‘thuis voelen’ in je eigen huis als het je ‘thuis voelen’ in je woonomgeving (buurt of wijk). Kwaliteit heeft te maken met: • veiligheid • ondersteuning bij het wonen • sociale binding en integratie • zingeving door daginvulling • zelfstandigheid en privacy. Mensen voelen zich veilig als ze zich thuis voelen in hun woning en bij de mensen die zij om zich heen hebben. Dit gaat over hulpverleners en de mensen met wie zij relaties of vriendschappen onderhouden. Oudere mensen kunnen zich eenzaam voelen. Ze hebben vaak wel mensen om zich heen, maar willen hen niet te veel tot last zijn. Hulpverleners proberen bij kleinschalig wonen de familie zo veel mogelijk te betrekken bij het leven van de cliënt. Lees het artikel Kleinschalig wonen: hoe zorg je voor kwaliteit van leven? Over het belang van de huiselijke sfeer. In het artikel zijn meerdere links opgenomen naar methodieken die verschillende zorgaanbieders gebruiken om invulling te geven aan kwaliteit van leven.
U
itg
ev
er
ij
Artikel Kleinschalig wonen: hoe zorg je voor kwaliteit van leven? <
36
Theoriebron Passende zorg en ondersteuning
.
Theoriebron Passende zorg en ondersteuning
fb .v
Inleiding
u' Ac
tie
Er zijn verschillende vormen van kleinschalige woonprojecten. Niet ieder project is voor iedere cliënt geschikt. De ondersteuningsbehoefte van de cliënt is hierbij een belangrijk aspect. Voor sommige cliënten is kleinschalig wonen zelfs helemaal niet geschikt.
Ed
Sommige mensen kunnen niet wennen aan wonen in een kleinschalige woonvorm.
Vormen van kleinschalig wonen
ev
er
ij
Kleinschalig wonen wordt in Nederland steeds meer aangeboden. De verschillende projecten hebben veel overeenkomsten. Er is 24-uurs zorgverlening aan een groep van zes tot acht cliënten (bewoners). Een of twee personeelsleden verlenen de zorg. Het streven is om zo veel mogelijk het gevoel van thuis te geven aan de cliënten. Zij hebben een eigen zit- of slaapkamer. De keuken, woonkamer en de sanitaire ruimten worden meestal gemeenschappelijk gebruikt. Soms hebben cliënten ook een eigen sanitaire ruimte. Bezoekers kunnen meestal naar binnen zonder te bellen en de omgeving van de cliënt wordt zo veel mogelijk betrokken bij de verzorging. Maar er zijn ook verschillen tussen de projecten.
U
itg
Er zijn drie vormen van kleinschalig wonen: • • •
groepswoningen in de wijk aanleunwoningen groepswoningen bij of binnen het verpleeghuis.
Groepswoningen in de wijk Bij groepswoningen in de wijk kan het gaan om een huis omgebouwd tot groepswoning. Het kan het huis van een van de bewoners zijn dat wordt aangepast om er met meerdere bewoners in te kunnen wonen. Hierbij is het belangrijk goed rekening te houden met alle regels.
37
Theoriebron Passende zorg en ondersteuning
Aanleunwoningen
fb .v
.
Mogelijk worden woningen speciaal gebouwd als kleinschalige groepswoningen, in samenhang met een wijkgericht zorgaanbod woningen. Bijvoorbeeld in de vorm van woonzorgzones, servicewijken of zorgcirkels. Bij een wijkgericht zorgaanbod is er een zo breed mogelijk aanbod van wonen, welzijn, dienstverlening en zorg, zodat mensen zo lang mogelijk binnen de wijk kunnen blijven wonen. Deze woonvorm is vooral geschikt voor cliënten die begeleiding en ondersteuning nodig hebben bij de dagelijkse activiteiten, maar geen ernstige gedragsproblemen hebben.
tie
Aanleunwoningen zijn projecten voor kleinschalig wonen die in of vlakbij een verzorgingshuis staan. Soms staan de aanleunwoningen los van elkaar, soms worden deze met elkaar verbonden. Dit heeft voor de hulpverleners het grote voordeel dat je gemakkelijk van de ene groepswoning naar de andere kunt gaan.
u' Ac
Het verzorgingshuis is dichtbij, waardoor de zorg voor een deel van daaruit geleverd kan worden. Als de verzorging intensiever wordt, bijvoorbeeld omdat de gezondheid van de cliënt achteruit gaat, is er meer zorgverlening en hoeft de cliënt niet meteen naar een verpleeghuisafdeling. Andere voordelen zijn dat partners en mantelzorgers de begeleiding voor een deel kunnen blijven doen en de betere afstemming en doorstroming naar een vervolgvoorziening. Deze woonvorm is het meest geschikt voor cliënten die nog redelijk zelfstandig zijn en maar een paar momenten op een dag professionele begeleiding en ondersteuning nodig hebben.
Ed
Groepswoningen bij of binnen het verpleeghuis
er
ij
Ook binnen verpleeghuizen worden kleinschalige groepswoningen gebouwd. Bijvoorbeeld als er een nieuw gebouw komt, of bij een renovatie. Zo zijn de voordelen van kleinschaligheid voor de kwaliteit van het leefklimaat voor de cliënt en het voordeel van de grootschaligheid voor de beschikbaarheid en efficiency van de zorgorganisatie, gecombineerd. Deze woonvorm is vooral geschikt voor cliënten die begeleiding en ondersteuning nodig hebben bij de dagelijkse activiteiten. Ook cliënten met ernstige gedragsproblemen worden hier goed opgevangen door de grootschaligheid van de gehele instelling.
U
itg
ev
Bepalen waar te wonen
38
Er zijn veel keuzes te maken om te bepalen waar de cliënt het best op zijn plekje is. In overleg met de cliënt en zijn naasten onderzoek je de woonwensen van de cliënt. Wat is voor de cliënt belangrijk: • het wel of niet willen samenwonen met andere cliënten • hebben van eigen ruimtes • wonen in de buurt van de kinderen/locatie waar nu gewoond wordt • mogelijkheid om met partner samen te blijven wonen. Daarna kijk je welke ondersteuning de cliënt nodig heeft en welke wensen de cliënt op dat gebied heeft: • mate van zelfstandigheid op het gebied van ADL • mate van zelfstandigheid op het gebied van participatie.
Theoriebron Passende zorg en ondersteuning
U
itg
ev
er
ij
Ed
u' Ac
tie
fb .v
.
Als laatste kijk je naar het gedrag van de cliënt. Met deze factoren bepaal je in overleg met de cliënt en zijn naasten welke vorm van wonen het meest geschikt zou zijn. De cliënt en zijn naasten kunnen bij de verschillende kleinschalige woonvoorzieningen gaan kijken en in overleg met de hulpverleners bepalen of het aanbod echt past bij de cliënt.
39
Theoriebron Begeleiden binnen kleinschalig wonen
.
Theoriebron Begeleiden binnen kleinschalig wonen
fb .v
Inleiding
Ed
u' Ac
tie
Als je cliënten begeleidt in projecten voor kleinschalig wonen, werk je eigenlijk met je handen op je rug. De cliënt moet zo veel mogelijk zelfstandig doen en zelf zijn dag inrichten. Het behoud en stimuleren van de eigen regie van de cliënt staat hierbij centraal. De begeleiding richt zich op wonen en welbevinden, maar ook op dagbesteding en deelname aan de maatschappij.
Samen zoeken naar geschikte activiteiten.
ij
Begeleiden binnen het kleinschalig wonen
U
itg
ev
er
De begeleiding van bewoners in projecten voor kleinschalig wonen, worden vooral bepaald door de kenmerken van de cliënt. Bij demente ouderen is een andere begeleiding nodig dan bij ouderen met een chronische ziekte of een lichamelijke beperking. Bij de begeleiding kan het gaan om ondersteuning bij dagelijkse zaken, zoals het zelfstandig voeren van een huishouding of omgaan met medicatie. Er is binnen het kleinschalig wonen ook aandacht voor de dagbesteding. Cliënten koken en eten vaak gezamenlijk. Bij alle begeleiding en ondersteuning die ze hierbij krijgen staat de eigen regie en zelfredzaamheid voorop. Wat kan en wil iemand zelf? Dat is steeds bepalend voor de hulp die je aan een cliënt biedt.
40
Eigen regie, eigen kracht en eigen verantwoordelijkheid De woorden regie, eigen kracht en eigen verantwoordelijkheid worden vaak door elkaar gebruikt. Dit kan zorgen voor verwarring en onduidelijkheid. Eigen regie gaat uit van wat iemand wil met zijn leven. Eigen regie sluit aan bij iemands persoonlijke wensen, mogelijkheden en kenmerken. Eigen kracht gaat over de mogelijkheden die iemand heeft om zijn leven zelf in te vullen, samen met het eigen netwerk.
Theoriebron Begeleiden binnen kleinschalig wonen
fb .v
Begeleiding versus eigen regie
.
Wat iemand wil, is ruimer dan wat iemand zelf en samen met zijn netwerk kan. Om eigen regie te kunnen voeren moet er wel een beroep gedaan worden op de eigen kracht. Wanneer je alleen uitgaat van iemands eigen kracht loop je het risico voorbij te gaan aan wat iemand wil. Eigen regie is dus iets anders dan het zelf regelen en organiseren van het invullen van het eigen leven. Eigen verantwoordelijkheid gaat over de vraag wat iemand zelf moet doen.
u' Ac
tie
Het zijn meestal persoonlijke en alledaagse zaken waar mensen kracht uit putten. De hulpverlening is minder belangrijk dan eigen initiatief en doorzettingsvermogen, steun van naasten en sociale contacten. Binnen de ouderenzorg is de eigen regie heel belangrijk. Deze is gericht op het behouden van vaardigheden, mensen zo veel mogelijk zelf laten doen. Daarnaast is deze ook gericht op het voorkomen van hospitalisatie. Bij alles wat je als hulpverlener doet, moet je bedenken of je de cliënt iets nog zelf kunt laten doen of bepalen, of dat het tijd is om de regie over te nemen. Dit is een lastig spanningsveld. Doordat een cliënt zelf moet bepalen wanneer er extra hulp nodig is, kan het ook gebeuren dat hij geen of te laat hulp inroept. Het is voor jou als hulpverlener daarom belangrijk om een goed inzicht te krijgen in wanneer je moet begeleiden en wanneer je een cliënt zelf moet laten beslissen.
Zorgleefplan
ev
er
ij
Ed
Om goede zorg en/of ondersteuning te kunnen geven aan een cliënt is het werken volgens plan van belang. In de VVT wordt het zorgleefplan gebruikt, in de gehandicaptenzorg het ondersteuningsplan en in de GGZ het begeleidingsplan. Het zorgleefplan is bedoeld om persoonsgericht werken te bevorderen en om de eigen regie van mensen, die afhankelijk zijn van zorg en ondersteuning, te vergroten. De eigen regie en kwaliteit van leven staan hierbij centraal. Belangrijke kenmerken van persoonsgerichte benaderingen zijn: • Ondersteuning gaat uit van individuele behoeften en doelen van de cliënt. • De ondersteuning stimuleert het benutten van de eigen kracht van de cliënt (empowerment). • Je betrekt de cliënt actief bij het maken van voor hem of haar belangrijke keuzes. • Betrekken van het sociale netwerk van de cliënt. • Ondersteuning is gericht op het zo veel mogelijk behouden van de gezondheid en vitaliteit, sociale relaties en meedoen in de maatschappij.
U
itg
Stappen in het ondersteuningsplan In een ondersteuningsplan ga je methodisch (planmatig) te werk. De zorg en ondersteuning voor een cliënt moet je zo veel mogelijk afstemmen op zijn wensen, behoeften, mogelijkheden en beperkingen. Door methodisch te werken ga je gestructureerd na wat die wensen en mogelijkheden zijn en maak je duidelijke afspraken met de cliënt die je vastlegt in het plan. Ook evalueer je voortdurend, zodat de zorg afgestemd blijft op de cliënt. Methodisch werken heeft de volgende stappen: • verzamelen van informatie • vaststellen van behoeften en problemen • vaststellen van doelen • vaststellen van en plannen van activiteiten • uitvoeren van de activiteiten volgens planning • evalueren en zo nodig bijstellen van de zorg en ondersteuning.
41
Theoriebron Begeleiden binnen kleinschalig wonen
Bij het maken van het ondersteuningsplan sta je ook stil bij zelfredzaamheid en samenredzaamheid: wat kan de cliënt nog zelf doen, waar kan hij zijn sociale netwerk voor inschakelen en waar is hulpverlening noodzakelijk?
fb .v
.
Kenmerken van begeleiden in kleinschalig wonen
u' Ac
tie
In kleinschalig wonen wordt er integraal en vraaggericht gewerkt. Dit betekent dat één persoon zo veel mogelijk werkzaamheden doet en gestuurd wordt door de vraag van de cliënt. De grootte van de groep en de houding, attitude van de hulpverleners maken hierin het grote verschil. Begeleiden binnen kleinschalig wonen betekent: • aandacht hebben voor de vragen van de cliënten, die de cliënt op verbale of non-verbale wijze uit • aandacht hebben voor de levensloop van de cliënten • non-verbaal contact niet uit de weg gaan • cliënten bij de uitvoering van de activiteiten op een passieve of actieve manier betrekken • aandacht hebben voor de sfeer • ook buiten de taken om aandacht hebben voor de cliënten • persoons- en relatiegericht zijn.
Specifieke begeleidingsmethodieken in kleinschalige woonprojecten
U
itg
Ed
ev
er
Werkmodel Warme zorg <
Bij kleinschalig wonen past begeleiding die zich vooral richt op het stimuleren van de cliënt. Twee methodieken die hierbij passen zijn PDL en warme zorg. PDL richt zich op cliënten met een grote of volledige zorgafhankelijkheid. Het gaat uit van de wensen en beleving van de cliënt en heeft tot doel stabilisatie. Het wordt toegepast bij cliënten met ernstige passiviteitsproblemen die verpleegd en verzorgd worden in verpleeghuizen, zorgcentra, instellingen voor lichamelijk gehandicapten. Bij warme zorg gaat het niet om genezing of herstel, maar om de beleving van de oudere mens. Belangrijk is het creëren van een sfeer waarin gedesoriënteerde oude mensen zich veilig voelen. Hierdoor worden ze minder angstig en onzeker. De uitgangspunten van deze benadering zijn gebaseerd op de gehechtheidtheorie. Warme zorg is een 24-uurs benadering.
ij
Werkmodel Passiviteiten Dagelijks Leven (PDL) <
42
Theoriebron Begeleiden van groepen
.
Theoriebron Begeleiden van groepen
fb .v
Inleiding
u' Ac
Groepsdynamica
tie
De meeste mensen zijn sociale wezens. Zij maken zowel gedwongen als ongedwongen deel uit van allerlei verschillende groepen. In elke groep is er een dynamiek. Dynamiek zegt iets over de processen en de interacties binnen de groep. In de ene groep is de dynamiek goed te herkennen terwijl die in een andere groep onduidelijk kan zijn. Het is belangrijk dat je verhoudingen, rollen, processen en interacties binnen de groep herkent. Daarnaast heb je oog voor de individuen binnen de groep.
Ed
In de beroepspraktijk zijn groepen vaak willekeurig samengesteld. Mensen kiezen niet zelf voor een groep maar worden erin geplaatst. De groep bestaat soms al, een nieuw groepslid moet zijn of haar plaats in de groep dan nog vinden. Doordat er binnen een groep verschillende mensen zijn en er zich verschillende situaties voordoen ontstaat er dynamiek. Bijvoorbeeld wanneer een cliënt ruzie heeft gehad met een andere cliënt en niet meer samen wil koken. Groepsdynamica is een wetenschap die zich bezighoudt met het gedrag van mensen in groepen en met de relaties tussen groepen onderling. Groepsdynamica gaat over het groepsproces, het gedrag en de verschillende rollen van de groepsleden in een groep en de invloed die groepsleden in een groep op elkaar hebben.
ij
Vertrouwen in elkaar
U
itg
ev
er
Vertrouwen in elkaar is de basis van het contact. Wanneer de leden van de groep elkaar vertrouwen, zijn zij eerder bereid zich kwetsbaar op te stellen en durven zij eerder fouten te maken. Wijs een ander niet af, veroordeel de andere groepsleden niet, maar accepteer de verschillende bijdragen van de groepsleden. Wat kan helpen bij het vertrouwen in elkaar? Een gezamenlijk doel, elkaar steunen en accepteren, excuses maken, feedback geven en samenwerken.
De groepssfeer positief bevorderen Er zijn positieve en negatieve groepen. In een positieve groep leren cliënten bijvoorbeeld veel van elkaar en delen ze ervaringen. In een negatieve groep hebben cliënten veel ruzie of durven ze hun mening niet naar voren te brengen. In een positieve groep vinden alle cliënten hun eigen plek en krijgen ze de ruimte om eigen initiatieven te ontplooien.
43
Theoriebron Begeleiden van groepen
Aspecten van de groepssfeer De groepssfeer kan worden beschreven aan de hand van vijf aspecten:
fb .v
.
Algemene sfeer Hoe is de sfeer? In een positief groepsklimaat is er welwillendheid en zijn groepsleden nieuwsgierig naar een nieuwe cliënt. Onderlinge relaties Hoe zijn de relaties tussen de cliënten onderling? Tel bijvoorbeeld het aantal vriendschappelijke relaties in de groep.
tie
Onderlinge communicatie Hoe verloopt de communicatie tussen de cliënten? Er kan veel of weinig onderling contact zijn en het contact kan positief of negatief zijn.
u' Ac
Rollen in de groep Hoeveel verschillende rollen zijn er in de groep? In een positief groepsklimaat zijn er allerlei rollen, zoals cliënten die leiding nemen, cliënten die initiatief nemen, cliënten die knopen doorhakken, zorgzame cliënten en komieken. Samenhang in de groep Zijn de cliënten betrokken bij elkaar? Kennen ze elkaar goed, praten ze in de wij-vorm, werken ze samen aan taken? In dat geval is er samenhang.
Ed
Een positieve groep creëren
ev
er
ij
Als hulpverlener kun je de groepssfeer op verschillende manieren verbeteren, waarbij het belangrijk is dat er positieve groepsnormen gaan gelden. Een analyse van de groepssfeer kan helpen. Dan kun je proberen de zwakke punten uit de analyse te verbeteren. Sowieso is het goed om te werken aan de groepsnormen. Dit zijn de richtlijnen voor het gedrag in de groep. Een hulpverlener kan positieve groepsnormen stimuleren door bijvoorbeeld positief ingestelde cliënten het voortouw te geven. Ook kun je de bestaande positieve groepsnormen benoemen of zelfs omzetten in afspraken en deze ophangen, zoals ‘respect’ en ‘een ander laten uitpraten’. Geef zelf door je manier van communiceren en zijn het goede voorbeeld aan cliënten.
U
itg
Groepsregels opstellen
44
Bij het opstellen van de groepsregels kun je het beste de volgende vuistregels aanhouden: • Stel de regels samen met de cliënten op. Wanneer cliënten meedenken zijn ze meer betrokken bij de regels en zullen ze zich er meer aan houden of andere cliënten erop aanspreken. • Maak de regels positief. Zeg liever wat de cliënten wel moeten doen dan wat ze niet moeten doen. Dus liever ‘houd je aan het kookschema’ in plaats van ‘niet vergeten wanneer je moet koken’. • Maak de regels zichtbaar. Door de regels bijvoorbeeld in de groepsruimte op te hangen, zorg je ervoor dat alle cliënten ze regelmatig zien. • Bespreek de regels regelmatig met elkaar. Nieuwe cliënten worden op deze manier ook betrokken en het is een goed moment om te bekijken of de regels goed werken.
Theoriebron Begeleiden van groepen
Elke cliënt tot zijn recht laten komen
tie
fb .v
.
Wanneer cliënten niet tot hun recht komen in de groep, kan de hulpverlener deze cliënten stimuleren om zichzelf meer te laten zien. In een grote groep kan het gebeuren dat cliënten die normaal gesproken wat stiller zijn, nog stiller worden. Vaak zijn deze groepsleden ook minder tevreden, omdat ze weinig inbreng hebben. Een hulpverlener zou de stillere cliënten meer kunnen betrekken bij de groep door bijvoorbeeld deze cliënten nadrukkelijk om een mening of een reactie te vragen, of door ze bijvoorbeeld een knipoog te geven. Dit zorgt voor veiligheid. Ook komt het soms voor dat cliënten met bijzonder karaktereigenschappen op de achtergrond blijven en daardoor niet tot hun recht komen. Je kunt proberen om deze cliënten te stimuleren meer van zichzelf te laten zien. Zo kan er bijvoorbeeld een cliënt zijn die zich goed kan inleven. Hij of zij kan goed bemiddelen bij ruzies.
Samenwerken bevorderen
U
itg
ev
er
ij
Ed
u' Ac
Wanneer cliënten niet met elkaar willen samenwerken, is dat een teken dat er in de groep een gebrek aan samenhang is. Je kunt het samenwerken verbeteren door rollen te verdelen. In een groepje kan er bijvoorbeeld een gespreksleider zijn, iemand die verantwoordelijk is voor het benodigde materiaal, iemand die de planning in de gaten houdt en iemand die het verslag schrijft. Wanneer je het samenwerken bevordert, zal dat een positieve invloed hebben op de sfeer in de groep.
45
fb .v
Theoriebron De ontwikkeling naar kleinschalig wonen
.
Theoriebron De ontwikkeling naar kleinschalig wonen
Inleiding
Ed
u' Ac
tie
In Nederland zijn relatief veel intramurale voorzieningen voor bijna alle vormen van zorg. De intramurale voorziening wordt alleen maar ingezet als er geen (redelijke) alternatieven meer te bedenken of te organiseren zijn. Dit wordt ambulantisering genoemd. Voor ouderen die niet meer zelfstandig kunnen wonen, bestaan kleinschalige woonvormen.
Tijd voor verzorging, maar ook voor ontspanning.
Ambulantisering
U
itg
ev
er
ij
Ambulantisering is het afbouwbeleid van intramurale zorg. Het is meer dan alleen het verminderen van intramurale voorzieningen. Om intramurale voorzieningen te kunnen verminderen, moeten er alternatieven komen voor vraagstukken op het gebied van wonen, dagbesteding, sociale contacten, vrije tijd en zorg. Ambulantisering betekent vooral een andere manier van kijken naar wat iemand nodig heeft, om een zo goed en normaal mogelijk leven te kunnen leiden. De intramurale voorziening is er alleen als er geen (redelijke) alternatieven meer te bedenken of organiseren zijn. Ambulantisering is een brede ontwikkeling die gaat over alle vormen van intramurale voorzieningen. Het gaat niet alleen om de ouderenzorg, maar om alle vormen van zorg. Bij ambulantisering staat de cliënt centraal: het gaat om zijn behoeften en wensen en om de kwaliteit van leven. Om de ambulantisering te laten slagen is de samenwerking met bijvoorbeeld gemeenten, brandweer, huisartsen en thuishulpverlening essentieel.
46
Langdurige zorg Langdurige zorg is zorg voor mensen die langere tijd zorg nodig hebben. Dit zijn niet alleen ouderen, maar ook om chronisch zieken, mensen met een lichamelijke- en/of verstandelijk beperking en mensen met langdurige psychische of psychiatrische problemen. Langdurige zorg is anders dan curatieve zorg, die gericht is op genezing en daardoor anders van aard is en meestal korter van duur. Curatieve zorg is bijvoorbeeld een opname in een ziekenhuis. Langdurige zorg wordt ook wel ‘care’ genoemd, curatieve zorg ‘cure’.
Theoriebron De ontwikkeling naar kleinschalig wonen
Wet Langdurige Zorg (Wlz)
fb .v
.
Sinds 2015 wordt zorg voor personen die blijvend behoefte hebben aan permanent toezicht of 24 uur per dag zorg in de nabijheid, voor een deel vergoed uit de Wet Langdurige Zorg (Wlz). Sinds 2015 is er ook de nieuwe Wet maatschappelijke Ondersteuning (Wmo). Daarin staat dat elke gemeente verantwoordelijk is voor een integraal ondersteuningsbeleid van kwetsbare burgers. Ook ouderen horen bij de groep kwetsbare burgers. Maar de financiering van zorg in kleinschalige woongroepen, wordt betaald via de Wlz.
u' Ac
tie
De Wet langdurige zorg (Wlz) is een volksverzekering en is bedoeld voor langdurige zorg, die niet primair op herstel is gericht. De Wlz is er voor mensen die 24 uur per dag intensieve zorg of toezicht in de nabijheid nodig hebben. Zoals ouderen met vergevorderde dementie. Om in aanmerking te komen voor Wlz-zorg, moet er eerst een beoordeling komen of de zorgbehoefte voldoet aan de regels en voorwaarden. De vraag is welke soort zorg iemand nodig heeft. Dit is de indicatiestelling van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). Als een cliënt een indicatie heeft voor de Wlz, dan kan de cliënt kiezen voor zelfstandig blijven wonen (met hulp), of een opname in een zorginstelling, zoals een kleinschalige woongroep. Daarnaast kan de cliënt kiezen voor zorg in natura (ZIN), zorg inkopen via een persoonsgebonden budget (pgb) of een combinatie van deze twee.
Ed
Zorg in natura (ZIN) of via het persoonsgebonden budget (pgb)
U
itg
ev
er
ij
Bij zorg in natura (ZIN) ontvangt de cliënt de zorg in natura, in de vorm van diensten en zorg. De cliënt zelf ontvang geen rekening. De cliënt moet kiezen voor een erkende zorgaanbieder. De afspraken over de te leveren zorg zijn vastgelegd in een zorgplan tussen de verzekering en de zorginstelling. Als een cliënt liever zelf afspraken maakt met een zorgverlener, dan is er een mogelijkheid voor een persoonsgebonden budget (pgb). De cliënt krijgt een budget en koopt hiermee zelf zorg in. Dat mag bij een erkende zorgaanbieder zijn, maar ook bij niet erkende personen of organisaties, zoals particuliere initiatieven. Niet alle vormen van Wlz-zorg kunnen ingekocht worden met een pgb. Ook komt niet iedereen in aanmerking voor een pgb. Mensen met schulden krijgen bijvoorbeeld geen pgb. Bij een pgb horen ook verantwoordelijkheden en verplichtingen, bijvoorbeeld een administratie bijhouden en een overeenkomst sluiten met de zorgverleners.
Financiering bij kleinschalig wonen Bij kleinschalig wonen hangt het van de instelling af of ze werken met zorg in natura, het persoonsgebonden budget of een combinatie van deze twee. In veel kleinschalige woonprojecten is er een scheiding tussen wonen en zorg. Dit betekent dat de cliënt zelf de huur en de servicekosten betaalt. Betaling kan (deels) vanuit een pgb. Soms is ook huursubsidie mogelijk. De zorg betalen kan ook uit het pgb. In sommige projecten voor kleinschalig wonen zal dit ook via zorg in natura geleverd worden. Kleinschalig wonen projecten die opgezet zijn door toegelaten (vaak intramurale) instellingen worden bijna allemaal gefinancierd vanuit de Wlz.
47
Theoriebron De ontwikkeling naar kleinschalig wonen
Het multidisciplinaire team bij kleinschalig wonen
tie
fb .v
.
In een kleinschalige woonvoorziening zijn, afhankelijk van de gezondheidsklachten van de cliënten, verschillende deskundigen betrokken bij de behandeling. Zij vormen samen een multidisciplinair team. Iedere hulpverlener draagt bij aan de behandeling. Het gezamenlijk overleg van het team wordt multidisciplinair overleg of MDO genoemd. Het team kan bestaan uit: • psychiater/specialist/arts • psycholoog • (psychiatrisch) verpleegkundige • verzorgende • woonbegeleider • maatschappelijk werkende.
U
itg
ev
er
ij
Ed
u' Ac
Een kleinschalige woonvoorziening maakt vaak onderdeel uit van een grotere zorginstelling. Meestal is een teamleider of locatiecoördinator eindverantwoordelijk en zijn er persoonlijk begeleiders en assistent-begeleiders aanwezig. Afhankelijk van de keuzes die een organisatie daarin maakt, zijn er verschillen in de opbouw van een organisatie. Deze zijn te vinden in een organogram waarop je kunt zien welke functies er zijn.
48