9789037233469 huishoudelijke taken en inrichten van de ruimte

Page 1

.v .

Training

co

py r

ig h

tE

du

'A

ct ie

fb

Huishoudelijke taken en inrichten van de ruimte


Colofon

ct ie

© Edu’Actief b.v. 2015

fb

Auteur: Lily Benjamin - Merens Inhoudelijke redactie: Napona Smid Titel: Huishoudelijke taken en inrichting van de ruimte ISBN: 978 90 3723 346 9

.v .

Uitgeverij: Edu’Actief b.v. 0522-235235 info@edu-actief.nl www.edu-actief.nl

Behoudens de in of krachtens de Auteurswet gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

du

'A

Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h Auteurswet dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in compilatiewerken op grond van artikel 16 Auteurswet kan men zich wenden tot de Stichting PRO (www.stichting-pro.nl).

tE

De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.

co

py r

ig h

Door het gebruik van deze uitgave verklaart u kennis te hebben genomen van en akkoord te gaan met de specifieke productvoorwaarden en algemene voorwaarden van Edu’Actief, te vinden op www.edu-actief.nl.


Inhoudsopgave 10 10

Schoonmaakproducten Inleiding 13

fb

Protocol Inleiding

8

13

Huishoudelijke werkzaamheden Inleiding 16

16

ct ie

OriĂŤntatie

4

.v .

Over deze training Inleiding 4

Een veilige en stimulerende omgeving Inleiding 20 25

'A

Brandveiligheid Inleiding 25

20

du

Ergonomie 27 Inleiding 27 Theoriebron Protocol Inleiding 30

30

tE

Theoriebron Schoonmaakproducten Inleiding 35

35

ig h

Theoriebron Huishoudelijke werkzaamheden Inleiding 39

39

Theoriebron Een veilige en stimulerende omgeving Inleiding 44

py r

Theoriebron Brandveiligheid Inleiding 48

48

52

co

Theoriebron Ergonomie Inleiding 52

44

3


Over deze training

Over deze training

.v .

Inleiding

fb

Werk je in een kindercentrum of op een school, dan vormen huishoudelijke werkzaamheden een vast onderdeel van de dagelijkse routine. Sommige mensen vinden opruimen en schoonmaken leuk om te doen, voor anderen is het een noodzakelijk kwaad. Voor iedereen geldt dat werken in een opgeruimde omgeving belangrijk is. Dit stimuleert ook de ontwikkeling en het zich lekker voelen van de kinderen en jongeren waar je mee werkt.

ig h

tE

du

'A

ct ie

In deze training leer je verschillende manieren van schoonmaken. Je gaat er ook praktisch mee aan de slag. Daarnaast bekijken we wat protocollen zijn en hoe je hiermee te maken krijgt. Ook ergonomisch werken komt aan bod. Je moet namelijk je taken op een manier uitvoeren die gezond is voor je lichaam. Tot slot besteden we aandacht aan de inrichting van de ruimte. Hoe doe je dit op een manier die bijdraagt aan je dagelijks werk?

Huishoudelijk werk is een vast onderdeel van je takenpakket.

Leerdoelen Je kunt een protocol lezen en toepassen. Je kunt huishoudelijke werkzaamheden uitvoeren. Je kunt op een efficiënte manier werken met schoonmaakmiddelen. Je kunt een ruimte inrichten waarbij je rekening houdt met de eisen van de doelgroep. Je kunt op een ergonomische manier werken. Je kunt kinderen en jongeren stimuleren om mee te helpen met huishoudelijke werkzaamheden. • Je kunt op een brandveilige manier werken.

co

py r

• • • • • •

Beoordelingsformulier <

4

Beoordeling Je wordt op verschillende punten beoordeeld. Deze punten kun je in het beoordelingsformulier terugvinden. De volgende punten zijn belangrijk bij de beoordeling.


Over deze training

Je doet actief mee aan de lessen. Je voldoet aan de voorwaarden bij de oefeningen en bij de demonstratie: correcte kleding, goede persoonlijke verzorging, geen sieraden. Je maakt de oefeningen. Je maakt de opdracht voor Demonstratie 1. Je maakt de opdracht voor Demonstratie 2.

• • •

.v .

• •

Planning

fb

Aan het einde van de training moet je een demonstratie uitvoeren. Plan deze demonstratie tijdig in. Lees eerst de demonstratie goed door en vul daarna het planningsformulier in. Neem ook de andere oefeningen van deze training op in je totale planning. Zo voorkom je dat je in tijdnood komt.

ct ie

Planningsformulier <

Demonstratie 1: Ruimte 3.0

'A

Voor deze demonstratie kun je kiezen uit de volgende situaties:

School

du

Jullie school gaat over op een continurooster. Dit heeft tot gevolg dat alle kinderen nu op school de lunch eten. Hiervoor is twintig tot dertig minuten pauze per dag ingeroosterd.

tE

Maak met elkaar een plan voor een ruimte (in het lokaal of in de school) waar de kinderen met de leerkracht kunnen eten. Bedenk hierbij welke doelen je nastreeft. Daarnaast maak je een overzicht van de huishoudelijke werkzaamheden die hierbij komen kijken.

Kinderdagverblijf

ig h

Ook op het kinderdagverblijf is steeds meer aandacht voor alles wat groeit en bloeit. Besloten is om komend jaar een moestuintje in te richten. De pedagogisch werkers kunnen hier samen met de kinderen werken. Daarnaast heeft het een educatieve kant: veel kinderen weten tegenwoordig namelijk niet eens hoe groentes groeien.

co

py r

Maak met elkaar een plan voor de binnen-/buitenruimte die hiervoor nodig is. (Denk aan: voorkweken zaden, verwerken groentes, telen in bakken.) Bedenk hierbij welke doelen je nastreeft. Daarnaast maak je een overzicht van de huishoudelijke werkzaamheden die hierbij komen kijken.

Bso Jaarlijks houdt de bso een zomeractiviteitenweek in de laatste week van de schoolvakantie. De kinderen van de bso kunnen deelnemen, maar ook kinderen uit de buurt. Het gaat hier om de kinderen in de leeftijdsgroep van acht tot twaalf jaar. Voor deze week kunnen jullie als bso gebruik maken van een oude fabrieksloods in de buurt. Bedenk een thema voor deze week en bedenk welke doelen jullie nastreven. Daarnaast maak je een overzicht van de huishoudelijke werkzaamheden die hierbij komen kijken.

5


Over deze training

Voorbereiding Maak een keuze uit de voorgaande situaties en maak een planning.

.v .

Uitvoering Bepaal eerst welke doelen jullie willen bereiken bij de inrichting van de ruimte. Hoe werken deze doelen door bij de inrichting? Welke sfeer wil je in de ruimte creëren? Maak een moodboard van jullie ideeën voor de ruimte. Maak daarna een schoonmaakplan: welke huishoudelijke taken horen bij de ruimte die jullie inrichten? Zet de taken in een schoonmaakschema. Bepaal met elkaar bij welke taken de kinderen kunnen helpen.

• •

ct ie

fb

• • • • •

Je presenteert je plan met de uitwerkingen aan je docent met een korte mondelinge motivering.

Reflectie

du

'A

Maak na de uitvoering van de demonstratie een reflectieverslag. Beantwoord daarbij de volgende vragen: 1. Wat heb je geleerd? Noem twee dingen. 2. Heb je een goede planning gemaakt? Noem een voorbeeld. 3. Waar wil je nog meer over weten?

tE

Demonstratie 2: Poster Veilig werken Casus

ig h

Je werkt als stagiaire op een school of kinderopvanginstelling. Er wordt regelmatig gepraat over veilig werken. Hierbij hebben medewerkers het dan over hun eigen gezondheid maar ook over het veilig werken met de kinderen op school. Niemand weet eigenlijk goed wat hiervoor de richtlijnen zijn.

py r

Aan jou wordt gevraagd om een handige poster te maken met tips voor veilig werken.

co

Voorbereiding

6

Bedenk waar je je op richt: ergonomisch werken, preventie, ontruiming of arbo. Lees de informatie over dit onderwerp nog eens door. Maak vervolgens een planning.


Over deze training

Uitvoering

• •

Bedenk vier tips op het gebied van veilig werken in de toekomstige werksituatie (OA of PW). Werk deze tips uit. Bedenk hierbij goede, leesbare teksten (een slogan) en/of goede beelden. Maak hiervan een poster. Presenteer de poster aan je docent en licht deze mondeling toe.

.v .

fb

Reflectie

ct ie

Maak na de uitvoering van de demonstratie een reflectieverslag. Beantwoord daarbij de volgende vragen: 1. Wat heb je geleerd? Noem twee punten. 2. Hoe vond je het om een poster te maken? 3. Heb je een goede planning gemaakt? Noem een voorbeeld.

co

py r

ig h

tE

du

'A

Plan voor jezelf een datum waarop je de demonstratie gaat uitvoeren. Vul deze datum in op je planningsformulier.

7


OriĂŤntatie

OriĂŤntatie Oefening 1

Protocol

.v .

Organisaties en instellingen werken met protocollen. Denk maar eens aan het ziekteprotocol of het examenprotocol op school. Beantwoord voor jezelf de volgende vragen:

ct ie

b. Waarom werken organisaties met een protocol?

fb

a. Welke protocollen ken je of met welke heb je weleens te maken (gehad)?

'A

c. Houd je je altijd aan de regels van een protocol? Waarom wel of niet?

kennismaken met nieuwe ouders op de kinderopvang kennismaken met een nieuw kind in de klas een maaltijd klaarmaken met een groepje kinderen een baby verschonen.

tE

1. 2. 3. 4.

du

Een protocol is kortweg gezegd de manier waarop we een taak uitvoeren. Deel de groep in groepjes in. Laat iedere groep een protocol (werkvolgorde) bedenken voor een van de volgende onderwerpen:

Presenteer de protocollen aan elkaar. Bespreek verschillen.

Schoonmaken

ig h

Oefening 2

De docent verzamelt verschillende schoonmaakmiddelen. De studenten kunnen de middelen bekijken. Met elkaar geef je antwoord op de volgende vragen:

co

py r

a. Welk middel gebruik je voor welke schoonmaakklus?

b. Weet je welke informatie er op een etiket van een schoonmaakmiddel staat?

c. Als je schoonmaakt, houd je je dan aan een vaste volgorde? Leg deze hier uit.

8


OriĂŤntatie

Oefening 3

Schoonmaken (individueel)

.v .

a. Welke schoonmaakklussen doe je wel eens? (Bijvoorbeeld thuis)

Oefening 4

fb

b. Welke schoonmaakklussen doe je nooit?

Veilige inrichting

ct ie

Weet je waar je aan moet denken bij de ontruiming van deze ruimte? Noteer de punten op een flap of op het bord. Maak met elkaar een logische volgorde van deze punten. Beantwoord de volgende vragen:

du

'A

a. Weet jij hoe je op een gezonde manier kan werken? Denk bijvoorbeeld aan tillen (kinderen of spullen) of beeldschermwerk.

ig h

tE

b. Neem in gedachten een van de groepen waar je weleens mee werkt (of mee wil gaan werken). Dit kan een schoolklas zijn of een groep kinderen in de opvang. Op welke manier kan je de ruimte zo inrichten dat je de ontwikkeling van de kinderen stimuleert?

co

py r

c. Ken je maatregelen die je kunt nemen om brand te voorkomen? Noem er enkele.

9


Protocol

Protocol

.v .

Inleiding In het dagelijks werk heb je te maken met protocollen. Je gaat nu hier nu praktisch mee oefenen. Hoe lees je een protocol? En hoe gebruik je het in de praktijk? Hiermee ga je aan de slag bij deze oefeningen.

Oefening 1

Oefening Protocol

Bestudeer Theoriebron Protocol en beantwoord de volgende vragen.

a. Leg in je eigen woorden uit wat een protocol is. Lees de tekst nogmaals door of gebruik het internet om het begrip op te zoeken.

du

'A

Theoriebron Protocol <

ct ie

fb

Leerdoelen • Je kent het begrip protocol. • Je kent het doel van protocollen. • Je weet waar de protocollen te vinden zijn bij een instelling. • Je kunt protocollen toepassen in een werksituatie.

tE

b. Ken je uit je werk, bpv, opleiding of eigen omgeving voorbeelden van protocollen? Noem er enkele.

py r

ig h

c. In de lesgroep werken jullie dagelijks samen. Je verblijft met elkaar in een gebouw met veel andere studenten en docenten. Bedenk met elkaar voor welke onderwerpen er een protocol moet zijn in een school.

co

Oefening 2

10

Oefening Je eigen protocol maken Maak met elkaar een protocol 1. Je gaat boodschappen doen met een groepje kinderen om later samen de lunch klaar te maken. Bedenk in je groep een protocol voor het doen van de boodschappen. Schrijf alle stappen in een logische volgorde uit. 2. Gebruik een flap-over om jullie stappen aan de groep te presenteren. 3. Hang de protocollen op flap-overs op in de lesruimte. Bekijk elkaars protocollen. Beantwoord met elkaar de volgende vragen:


Protocol

a. Wat is hetzelfde?

fb

c. Ben je in je eigen groep belangrijke stappen vergeten?

.v .

b. Wat is verschillend?

ct ie

d. Wat gebeurt er als ieder op zijn eigen manier een taak uitvoert?

du

Zoek internetprotocollen van de kinderopvang of van basisscholen. Zoek op Google met de woorden ‘protocol schoonmaak basisschool’ of ‘protocol schoonmaak kinderopvang’. Kijk ook op de websites van basisscholen en kinderopvangvoorzieningen die je kent, bijvoorbeeld van je stageplek. Neem als voorbeeld drie verschillende protocollen die te maken hebben met schoonmaken en inrichten van de ruimte.

tE

Oefening 3

'A

e. Waarom is het belangrijk om met een protocol te werken?

Lees de protocollen door en beantwoord de vragen:

ig h

a. Waarvoor is het protocol bedoeld?

co

py r

b. Wie zijn erbij betrokken?

c. Wat staat er in het protocol genoemd over het pedagogisch beleid van de instelling?

d. Lees de praktische stappen door: wat moet je als pedagogisch werker en/of onderwijsassistent doen?

11


Protocol

e. Heb je hier vragen over?

Discussie

fb

Oefening 4

.v .

f. Vind je het protocol logisch of zouden jullie het zelf anders doen?

ct ie

In de kinderopvang en op scholen zijn er voor veel situaties protocollen. Bijna alle handelingen zijn beschreven. Toch kan het voorkomen dat je in een werksituatie terechtkomt waarvoor geen protocol beschikbaar is. In deze oefenopdracht discussiĂŤren jullie met elkaar over de volgende stellingen, die gaan over het nut en de noodzaak van protocollen.

co

py r

ig h

tE

du

'A

Stelling 1: Er zijn te veel protocollen in de kinderopvang/op school. Stelling 2: Er doet zich een situatie voor waarvoor geen protocol is. Nu kan ik handelen zoals ik zelf denk dat het beste is. Stelling 3: Er zijn zo veel protocollen. Het lijkt erop dat een kind zich niet eens een keertje gewoon mag stoten of mag vallen. Een kind moet juist door ervaringen leren.

12


Schoonmaakproducten

Schoonmaakproducten

.v .

Inleiding Bij het schoonmaken gebruik je allerlei producten. In een instelling kunnen deze anders zijn dan thuis. Hoe gebruik je producten op de beste manier en hoe lees je de etiketten op een product? Hiermee ga je aan de slag in deze oefeningen.

Oefening 1

ct ie

fb

Leerdoelen • Je kent de schoonmaakproducten. • Je weet de werking van schoonmaakproducten bij huishoudelijke werkzaamheden. • Je kent schoonmaakmaterialen voor droog en nat reinigen. • Je kent de betekenis van waarschuwingssymbolen op schoonmaakproducten. • Je kunt de waarschuwingssymbolen toepassen in de werksituatie.

Oefening Het juiste middel

'A

Welk middel gebruik je bij welke schoonmaakklus? Verbind schoonmaakmiddel en klus met elkaar. Een schoonmaakmiddel kan voor meerdere klussen gebruikt worden. Er zijn dus meer antwoorden mogelijk. Klus:

Een lastige vlek van een tafel verwijderen

2.

De tafel schoonmaken na het brood eten

3.

Een vloer dweilen

4.

De toiletpot schoonmaken

6.

Afwassen

Spelmateriaal schoonmaken Het aankleedkussen na het verschonen schoonmaken

ig h

7.

tE

5.

du

1.

8.

Bedden verschonen in de slaapruimte

Middel

Klus

co

py r

Allesreiniger

Oefening 2

Middel

Klus

Groene zeep

Vloeibaar schuurmiddel

Afwasmidel

Wc-reiniger

Waspoeder

Schoonmaakmiddelen in huis 1. 2. 3. 4. 5.

Kijk thuis, op school of op je bpv-plaats welke schoonmaakmiddelen er worden gebruikt. Maak hiervan een of meerdere foto’s. Bekijk bij ieder middel waarvoor het gebruikt wordt. Maak een overzichtelijke collage of mindmap met de middelen die jullie gevonden hebben. Presenteer deze aan de lesgroep.

13


Schoonmaakproducten

Oefening 3

Eens of oneens? Lees de uitspraken door. Ben je het eens of oneens met de uitspraak? Leg uit waarom.

fb

b. Als pedagogisch werker moet je er ook op letten dat je zuinig werkt.

.v .

a. Het maakt niet uit hoeveel schoonmaakmiddel je gebruikt, als het maar schoon wordt.

Oefening 4

ct ie

c. Werken met te veel schoonmaakmiddel kan gevaarlijke situaties opleveren.

Symbolen

ig h

tE

du

'A

Op etiketten van schoonmaakmiddelen staan symbolen. Noteer van elk van de onderstaande symbolen waarvoor het waarschuwt.

Afbeelding 2

co

py r

Afbeelding 1

Afbeelding 3

14

Afbeelding 4


Schoonmaakproducten

Afbeelding 1:

.v .

Afbeelding 2:

Afbeelding 3:

De laatste jaren is er steeds meer aandacht voor het milieu en duurzaamheid. In deze opdracht zoeken jullie uit hoe je bij huishoudelijke werkzaamheden en schoonmaken ook rekening kunt houden met het milieu. Een organisatie die veel doet op dit gebied is Milieu Centraal. Op de website Milieucentraal.nl vind je veel tips voor milieuvriendelijker werken. Ook als je in Google ‘milieuvriendelijk schoonmaken’ intypt krijg je hits op dit gebied.

'A

Website Milieucentraal.nl <

Groen schoonmaken

ct ie

Oefening 5

fb

Afbeelding 4:

co

py r

ig h

tE

du

1. Bedenk met elkaar vier huishoudelijke taken waarmee je in jouw werk veel te maken krijgt. 2. Zoek bij iedere taak tips voor een milieuvriendelijke uitvoering. 3. Leg uit wat het verschil in werken is en waarom dit beter is. 4. Presenteer je punten aan de groep.

15


Huishoudelijke werkzaamheden

.v .

Huishoudelijke werkzaamheden Inleiding

fb

Goed schoonmaken leer je door het te doen. In deze oefeningenset ga je aan de gang met verschillende schoonmaaktaken. Eerst bestudeer je hoe je dit het beste doet, daarna ga je zelf aan de slag. Ook maak je een schoonmaakschema.

Theoriebron Huishoudelijke werkzaamheden <

Nut en noodzaak van huishoudelijke werkzaamheden a. Omschrijf in je eigen woorden het nut en de noodzaak van huishoudelijke werkzaamheden. Geef drie redenen waarom ze belangrijk zijn. 1. 2.

tE

3.

du

Oefening 1

'A

ct ie

Leerdoelen • Je kent het nut en de noodzaak van huishoudelijke werkzaamheden. • Je kunt de basale huishoudelijke werkzaamheden uitvoeren. • Je weet hoe je een schoonmaakschema kunt opstellen. • Je kunt werken volgens een werkvolgorde voor huishoudelijke werkzaamheden. • Je kunt kinderen en jongeren betrekken bij de uitvoering van huishoudelijke werkzaamheden.

ig h

b. Vind je huishoudelijke werkzaamheden prettig om te doen? Waarom wel of niet?

Oefening 2

Nu is het tijd om praktisch aan de slag te gaan met de schoonmaak. Jullie werken in tweetallen of viertallen. Volg deze stappen:

py r

Werkmodel Stofzuigen <

Schoonmaak in uitvoering

co

Werkmodel Toilet schoonmaken <

16

a. Lees de werkmodellen voor de huishoudelijke werkzaamheden door en bekijk de filmpjes die hierbij horen. Heb je vragen over de werkmodellen? Noteer deze hier.


Huishoudelijke werkzaamheden

.v .

b. Voer de huishoudelijke werkzaamheden uit volgens het protocol. Dit doet ieder uit het groepje. De andere studenten uit het groepje kijken mee. Na afloop van de uitvoering van de taak geven de andere studenten feedback. Wat ging er goed? Wat kan er beter? Is het protocol goed nagelopen?

ct ie

fb

c. Bepaal aan de hand van de uitkomsten van b. met welke taken je nog een keer moet oefenen. Welke taken zijn dit? Noteer ze hier.

'A

d. Heb je meer uitleg nodig bij de huishoudelijke werkzaamheden? Wie uit je groepje kan deze uitleg of instructie aan je geven?

Bedenk een schoonmaakschema voor een van de volgende ruimtes: • de slaapruimte in een kinderdagverblijf • de sportruimte van een buitenschoolse opvang • de buitenruimte van een tussenschoolse opvang • het klaslokaal in een basisschool.

ig h

Bron Gezondheidsrisico's in een basisschool of buitenschoolse opvang <

Schoonmaakschema

tE

Oefening 3

du

e. Voer de huishoudelijke werkzaamheden nogmaals uit. Verliep nu alles volgens protocol?

py r

Bron Gezondheidsrisico's in een kindercentrum of peuterspeelzaal <

Bedenk met elkaar welke vaste huishoudelijke werkzaamheden er zijn bij het schoonhouden van deze ruimte. Bepaal welke taken er dagelijks, wekelijks of periodiek gedaan moeten worden. Maak een schema (papieren kalender of digitaal) voor de huishoudelijke werkzaamheden voor deze ruimte. Schrijf dit uit in een document met een tabel in Excel.

co

Vergelijk jullie schema met het schema in de volgende documenten: • Gezondheidsrisico’s in een basisschool of buitenschoolse opvang • Gezondheidsrisico's in een kindercentrum of peuterspeelzaal

17


Huishoudelijke werkzaamheden

Oefening 4

Schoonmaakvolgorde

ct ie

a. Welke huishoudelijke taken zijn er in deze situaties?

fb

.v .

Bedenk een logische schoonmaakvolgorde voor de volgende situaties: 1. Jullie hebben heerlijk met de peutergroep buiten gespeeld. Een groepje heeft in de zandbak gespeeld, een ander groepje met water. Ook staan her en der de wagentjes, trekkertjes en andere spelmaterialen over het plein verdeeld. Het eind van de dag is in zicht. Tijd om naar binnen te gaan en de kinderen klaar te maken. De ouders zijn er zo om hun kinderen op te halen. 2. Met de oudste kinderen van de bso, de acht- tot twaalfjarigen, heb je een sportactiviteit in de activiteitenruimte gedaan. De kinderen konden zich uitleven met verschillende balspelen. Eerst was er een kleine instructie (techniek) en daarna konden de kinderen oefenen. 3. De tussenschoolse opvang is net afgelopen. De kinderen hebben in het uurtje pauze gegeten en gespeeld. Tijd om op te ruimen en de boel aan kant te maken.

1.

2.

'A

3.

1.

tE

2.

du

b. Maak een logische werkvolgorde voor deze huishoudelijke taken.

ig h

3.

Oefening 5

Samen schoonmaken

co

py r

Schoonmaken en huishoudelijke werkzaamheden doe je in de kinderopvang of op school niet alleen. Hierbij probeer je, waar mogelijk, de kinderen en jongeren te betrekken. Situaties: 1. Je hebt met kinderen en jongeren in de buitenschoolse opvang cupcakes of pizza’s gemaakt. 2. Het fruit eten met de peutergroep is net klaar. 3. Je hebt een peuter verschoond. 4. De kinderen in de klas hebben aan hun projectpresentatie gewerkt. Hiervoor hebben ze de computers en boeken uit de klas gebruikt. 5. Je ruimt met een dreumes de puzzel op die hij net heeft gemaakt. a. Omschrijf welke taken de kinderen of jongeren in deze situaties zelf kunnen doen. 1.

2.

18


Huishoudelijke werkzaamheden

3.

.v .

4.

fb

5.

ct ie

b. Op welke taken moet je extra alert zijn in verband met veiligheid of hygiĂŤne?

'A

c. Bedenk met elkaar hoe je een kind of jongere de taak kunt aanleren die je bij a. hebt omschreven.

tE

1.

du

d. Op welke manier kun je andere doelen, zoals stimuleren van samenwerken, taalstimulering of ontwikkelingsstimulering, verbinden aan deze huishoudelijke werkzaamheden? Bedenk er drie.

2.

co

py r

ig h

3.

19


Een veilige en stimulerende omgeving

.v .

Een veilige en stimulerende omgeving Inleiding

fb

De ruimtes waarin je werkt in de kinderopvang of op een school zijn zo ingericht dat ze de ontwikkeling van kinderen stimuleren. In deze oefeningen ga je zelf aan de gang met de inrichting van ruimtes. Hierbij let je ook op de veiligheidseisen.

'A

Lees het volgende artikel uit de Volkskrant door.

Chique villa is niet voor nuffige types Hardenberg heeft met Villa Petit Paradis een apart merk opgezet in de kinderopvangorganisatie Speelwerk (100 vestigingen, 4.000 plaatsen voor kinderen). De opvang is gehuisvest in een villa, ouders kunnen er een biologische warme maaltijd voor hun kind bestellen en kinderen hebben 40 vierkante meter buitenruimte per kind, in plaats van de wettelijke norm van 3 vierkante meter. Ook de pedagogiek is anders dan bij een doorsnee-kinderdagverblijf of buitenschoolse opvang (bso). 'Onze pedagogisch medewerkers zijn gericht op het luisteren naar kinderen, in plaats van hen te vertellen wat ze moeten doen.'

tE

Theoriebron Een veilige en stimulerende omgeving <

De klant is koning

du

Oefening 1

ct ie

Leerdoelen • Je kent aandachtspunten om menselijke en omgevingsfactoren te optimaliseren. • Je kent aandachtspunten voor een veilige omgeving. • Je kunt aandachtspunten voor een veilige omgeving toepassen in een werksituatie. • Je weet de relatie tussen beleidsregels/arbo en de inrichting van ruimtes.

ig h

In de chique villa wordt veel gedaan om een huiselijke sfeer te creëren voor de 85 kinderen die er dagelijks komen. Aan de muren hangen lijsten, door de gezinnen zelf geknutseld, met foto's van familieleden van de kinderen.

co

py r

'Mensen kiezen voor ons, omdat ons concept in het verlengde ligt van hun identiteit', zegt Hardenberg. Dat betekent niet dat Villa Petit Paradis alleen voor mensen is die zelf in grote villa's met dure interieurs wonen. De prijs ligt met 7,08 euro per uur maar 40 cent hoger dan de gemiddelde uurprijs in de regio, omdat het pand gehuurd wordt en de grote tuin niets extra kost. Voor de rest is het slim inkopen. Zo kostte de grote houten roeiboot in de tuin 150 euro op Marktplaats, want hij is lek. En voor 350 euro kun je een duur kinderfietsje kopen, maar locatiecoördinator Manou Mulder (35) koopt daarvoor liever een hoop pannen voor in de tuin. 'In het begin werd meteen gezegd dat hier alleen mensen zouden komen die drie keer modaal verdienen', zegt Mulder. 'Maar dat is te kort door de bocht. Mensen komen hier voornamelijk voor onze pedagogische visie.' Voor die pedagogische visie heeft Hardenberg zich laten inspireren door de benadering uit de Italiaanse stad Reggio Emilia en door Scandinavië, waar veel buiten wordt gespeeld. De kinderen in Villa Petit Paradis gaan minstens een uur per dagdeel naar buiten, ook als het regent. 'Slecht weer bestaat namelijk niet', zegt Hardenberg. 'Alleen slechte kleding.'

20


Een veilige en stimulerende omgeving

.v .

Voor alle kinderen zijn er een paar kleurige laarsjes en een minioverall van speciale stof. Als ze tijdens het buitenspelen nat worden, gaat de kleding in een van de grote Scandinavische droogkasten in het pand. Na een uurtje is de boel droog en kunnen de kinderen weer de tuin in. Daar staan overigens geen traditionele speeltuigen. 'Bij ons kunnen kinderen hun fantasie gebruiken.' Uit : Volkskrant 19 juni 2013.

fb

Beantwoord de vragen:

ct ie

a. Villa Petit Paradis heeft een visie over kinderen en buiten spelen. Welke is dit?

'A

b. Hoe heeft Villa Petit Paradis deze visie uitgewerkt? Wat voor gevolgen heeft dit voor de dagindeling? En voor de inrichting?

du

c. Wat vind je zelf van deze vorm van kinderopvang?

Verschillende visies op inrichting

ig h

Oefening 2

tE

d. Denk je dat deze vorm ouders aanspreekt? Waarom wel of niet?

co

py r

Er zijn verschillende pedagogen en pedagogische benaderingen die zich bezig hebben gehouden met de inrichting van de ruimte. Denk hierbij aan: • Maria Montessori • Reggio Emilia (genoemd naar een plaats in Italië) • Rudolph Steiner • Celestin Freinet. Verdeel de onderwerpen over de lesgroep. Ieder groepje studenten heeft een eigen onderwerp. 1. Zoek op internet of in boeken informatie over de pedagoog of pedagogische benadering. 2. Beantwoord met elkaar de volgende vragen: a. Wat zijn de uitgangspunten in de pedagogische visie van deze pedagoog? b. Zijn er verschillende uitgangspunten voor verschillende leeftijden? Beschrijf deze. c. Wat zijn de uitgangspunten van deze pedagoog voor de inrichting van de ruimte in een kindercentrum? Zoek naar voorbeelden, afbeeldingen, illustraties. Maak een presentatie over jullie onderwerp die je aan je medestudenten kunt laten zien. Presenteer in de lesgroep de verschillende inrichters.

21


Een veilige en stimulerende omgeving

Oefening 3

Oefening moodboard maken Met een groep studenten maken jullie een moodboard voor een ruimte van een kindercentrum. Kies een casus.

.v .

Casus 1:

fb

In en om de school doen zich steeds vaker verkeersonveilige situaties voor. Door ouders en medewerkers van de school is de wens geuit dat kinderen in lessen op school meer kennis en vaardigheden krijgen voor veilig omgaan met het verkeer. Om deze lessen te ondersteunen willen jullie de buitenruimte inrichten, zodat jullie kunnen oefenen met verkeerssituaties.

ct ie

Casus 2:

'A

Vanuit een kinderopvangcentrum in de omgeving krijgen jullie de opdracht om een ruimte (mag binnen of buiten zijn) in te richten. Het kinderopvangcentrum wil een ‘groen’ centrum worden: een centrum met veel aandacht voor alles wat groeit en bloeit en aandacht voor duurzaamheid. Bedenk met elkaar een plan voor een aantrekkelijke groene ruimte.

Casus 3:

tE

du

De bso wil kinderen onder andere voorbereiden op zelfstandigheid. Het idee is om na de zomervakantie te beginnen met een paar keer per week koken, met en door de oudste kinderen op de bso. Helaas is er op dit moment alleen een klein keukentje. Jullie is gevraagd om een ruimte te bedenken voor deze activiteit. Voorbereiding Voor het maken van de moodboards gebruik je papier, plakband of plaksel, tijdschriften of wooncatalogi.

py r

ig h

Uitvoering Geef met elkaar eerst antwoord op de volgende vragen: • Wie gebruiken de ruimte (leeftijd)? • Met welke doelen? • Welke ontwikkelingsaspecten wil je stimuleren? • Welke sfeer wil je uitstralen? • Welke activiteiten vinden er plaats?

co

Maak nu het moodboard. Verzamel uit tijdschriften of eigen foto’s afbeeldingen die aansluiten bij jullie ideeën voor de ruimte. Leg de afbeeldingen op een groot vel. Bespreek met elkaar wat wel en niet goed past. Bevestig daarna de afbeeldingen.

22

Bereid je presentatie voor. Wat ga je vertellen aan de medestudenten? En hoe? Controle • Heb je een helder beeld van alle aspecten van de ruimte? • Zijn er nog vragen waar je geen antwoord op hebt gegeven? • Heb je afbeeldingen kunnen vinden bij jullie idee? • Heb je het moodboard met elkaar samengesteld? • Hebben je medestudenten een goed idee gekregen van de ruimte?


Een veilige en stimulerende omgeving

.v .

Reflectie a. Hoe hebben jullie het aangepakt?

fb

b. Heeft iedere student een bijdrage geleverd?

In Theoriebron Veilige en stimulerende omgeving worden verschillende eisen in het algemeen genoemd voor de inrichting en hygiëne van ruimtes in kindercentra en scholen. De documenten bij deze theoriebron zijn van 2014. In deze opdracht zoek je informatie op over de actuele stand van zaken. a. Ga op zoek naar inrichtingseisen van scholen of kindercentra. Zoek hiervoor op Google. Gebruik hierbij de zoekwoorden: ‘inrichtingseisen kindercentra’ of ‘inrichtingseisen scholen’. Gebruik daarnaast de documenten Hygiëneprotocol Peuterspeelzaal Pinkeltje en Protocol hygiëne en veiligheid Tinkerbell Kinderdagverblijven. b. Noteer twee sites die je hebt gevonden.

ig h

Protocol hygiëne en veiligheid Tinkerbell Kinderdagverblijven <

du

Theoriebron Een veilige en stimulerende omgeving <

Oefening wettelijke eisen

tE

Oefening 4

'A

d. Wat vond je moeilijk?

ct ie

c. Wat ging je goed af om te doen?

2.

c. Verdeel de volgende onderwerpen over de lesgroep: 1. handhygiëne 2. luchtverversing 3. toilethygiëne 4. dieren bij het kinderdagverblijf (agrarisch kinderdagverblijf) 5. buitenzandbak. Lees de eisen die bij je onderwerp horen door. Heb je hier vragen over, noteer ze. d. Noteer vijf eisen die je van belang vindt voor je medestudenten.

co

py r

Hygiëneprotocol Peuterspeelzaal Pinkeltje <

1.

1. 2. 3. 4. 5.

23


Een veilige en stimulerende omgeving

co

py r

ig h

tE

du

'A

ct ie

fb

.v .

e. Maak over jullie eisen vijf vragen die je aan de rest van de lesgroep kunt stellen. (Bijvoorbeeld: De drinkbakken op een agrarisch kinderdagverblijf moeten wekelijks verschoond worden. Waar of niet waar?). Zorg ervoor dat je de vraag en het antwoord uit kunt leggen aan de lesgroep. f. Om beurten stellen studenten in de lesgroep de vragen aan elkaar. Daarna worden ze besproken.

24


Brandveiligheid

Brandveiligheid

.v .

Inleiding Bij het veilig werken met kinderen hoort dat we brandveilig werken. Hoe kun je brand voorkomen? En hoe kun je handelen als er zich toch een calamiteit voordoet? Met deze oefeningen verdiep je je verder in dit onderwerp.

Oefening 2

Werk in tweetallen. 1. Verzamel verschillende ontruimingsplannen. Denk hierbij aan het ontruimingsplan van de eigen school, maar ook aan het ontruimingsplan van je werk, je bpv, de sportclub of andere organisaties. 2. Lees de ontruimingsplannen door. Heb je vragen over de ontruimingsplannen? Beschrijf deze en noteer wat je zou kunnen doen om het protocol duidelijker te maken.

'A

Theoriebron Brandveiligheid <

Ontruimingsplan

du

Oefening 1

ct ie

fb

Leerdoelen • Je kent het begrip brandveiligheid. • Je kent aandachtspunten bij de preventie in verband met brandveiligheid. • Je kunt aandachtspunten voor preventie toepassen in een werksituatie. • Je kent principes van handelen bij brand en ontruiming. • Je kunt principes voor handelen bij brand en ontruiming toepassen in een werksituatie.

Workaid brandpreventie

tE

Brandpreventie doe je, wanneer je met kinderen werkt, niet alleen. De kinderen en jongeren waarmee je werkt kunnen een belangrijke rol spelen bij brandpreventie. Het is belangrijk om het regelmatig met kinderen en jongeren te hebben over aspecten van veiligheid, zonder hen onnodig bang te maken. Ook kinderen moeten voorbereid zijn op een ontruiming. En zij kunnen bijdragen aan brandpreventie.

ig h

In deze opdracht maken jullie een poster met brandpreventietips voor een van de volgende groepen: 1. een peutergroep 2. een basisschoolgroep 1 – 4 3. een bso-groep, acht- tot twaalfjarigen.

co

py r

• • •

Oefening 3

Bedenk vijf tips voor brandpreventie voor de leeftijdsgroep. Bedenk enkele tips voor ontruiming voor deze leeftijdsgroep. Maak een poster met woord en beeld van je tips.

Bedrijfshulpverlening Beantwoord de volgende vragen: a. Noem drie taken van de bedrijfshulpverlening. 1. 2. 3.

25


Brandveiligheid

b. Heeft ieder kindercentrum of school bedrijfshulpverlening nodig?

Oefening 4

fb

.v .

c. Er is een calamiteit in het kindercentrum of op de school. Volg je de instructies op van je leidinggevende of van de bhv’er? Leg uit.

De kerstviering

ct ie

Het is najaar. December nadert met sinterklaas en kerst op de agenda: voor veel kinderen een spannende tijd. Op de school of kinderopvang maken jullie plannen voor een kerstviering in stijl. Er zijn al veel ideeën voor kerstversieringen. Natuurlijk vindt er een traditionele kerstviering plaats bij romantisch licht. Jullie groepje krijgt de opdracht om de brandveiligheid voor de decoraties en voor de viering te onderzoeken. Wat mag wel en wat niet?

'A

Dit doen jullie op de volgende manier: • Onderzoek de eisen voor veilige decoraties. • Onderzoek wat er is toegestaan op het gebied van kerstverlichting (kaarsen, kerstverlichting in de boom, vuurwerk).

co

py r

ig h

tE

du

Maak een voorstel voor: • aankleding van de ruimte in kerstsfeer (minimaal vier items), zodat die voldoet aan de veiligheidseisen • veiligheidstips tijdens de viering (minimaal drie).

26


Ergonomie

Ergonomie

.v .

Inleiding Als pedagogisch werker moet je goed op je gezondheid letten. Met deze oefeningen leer je hoe je op een ergonomische manier kunt werken.

Oefening 1

Begrippen

a. Leg in je eigen woorden uit wat ergonomie en ergonomisch werken inhoudt.

'A

Theoriebron Ergonomie <

ct ie

fb

Leerdoelen • Je kunt uitleggen wat het begrip ergonomie betekent. • Je kunt het nut en de noodzaak van ergonomie aangeven. • Je kent de belangrijkste aandachtspunten voor ergonomisch werken. • Je kunt aandachtspunten op het gebied van ergonomie toepassen in een werksituatie.

du

b. Ken je voorbeelden van ergonomische voorschriften, anders dan in de tekst?

tE

c. Leg in je eigen woorden uit wat arbo betekent.

ig h

d. Leg uit waarom ergonomisch werken belangrijk is.

Ergonomische voorschriften Maak groepjes van vier studenten. Verdeel onderwerpen over ergonomisch werken over de groepjes. Onderwerpen kunnen zijn: • werktijden • legionellapreventie en -bestrijding • een fris klaslokaal • tilinstructies • werken bij zomerse temperaturen • RSI.

co

py r

Oefening 2

Ieder groepje verzamelt informatie over één onderwerp. 1. Ieder groepje presenteert aan de andere groepen de ergonomische instructies over hun onderwerp. 2. Bundel de informatie uit de groepjes, zodat iedere student een aantal ergonomische voorschriften heeft.

27


Ergonomie

Oefening 3

Instructies in de praktijk

Oefening 4

fb

.v .

In de vorige opdracht zijn verschillende instructies verzameld. Nu ga je deze instructies oefenen in tweetallen. 1. Lees de verschillende instructies goed door. 2. Oefen met tilinstructies, goede werkhouding en oefeningen om RSI te voorkomen. Oefen met tillen door te werken met een emmer met inhoud. Oefen – indien mogelijk – met het instellen van een stofzuigerstang op de juiste lengte. Ga op een ergonomisch verantwoorde manier op een werkplek achter een beeldscherm zitten. 3. De ene student voert de instructies uit. De andere student let op of dit goed gebeurt. Geef elkaar tips en benoem ook wat er goed gaat.

Meubilair in de praktijk

Oefening 5

'A

ct ie

Maak groepjes van vier studenten. 1. Zoek informatie op over aangepast meubilair voor de situaties waarin jullie (gaan) werken. Dit kan zijn: school, bso, babygroep, peutergroep, enzovoort. 2. Kies minimaal vier voorbeelden van ergonomisch meubilair. Benoem met elkaar waarom dit meubilair goed en geschikt is voor de instelling waar je werkt. 3. Maak een fotocollage van het meubilair. 4. Presenteer deze in de groep en leg je bevindingen uit.

Discussie

Situatie 1

du

Discussieer met elkaar over de volgende situaties.

ig h

tE

Het is enorm druk in jullie kindercentrum. Er zijn nieuwe kinderen die veel aandacht vragen. Daarnaast is er veel ziekte. Iedereen moet alle zeilen bijzetten om het werk goed te kunnen doen. Als je vandaag op het werk komt, vraagt je leidinggevende of je vandaag wat langer door wilt werken. De collega van de late dienst heeft zich net met griepklachten ziekgemeld. Je hebt er niet zo veel zin in, je bent moe. Tegelijk denk je aan de contractverlenging die binnenkort besproken wordt en besluit je toch maar je beste beentje voor te zetten. Je zegt toe om de extra uren nog even te werken.

Situatie 2

co

py r

In je werk in de klas als onderwijsassistent help je de kinderen met hun werk. Vaak moet je bukken om kinderen te helpen met hun kleding. Ook zit je vaak bij kinderen die hulp bij hun eigen werk nodig hebben. Aan het eind van de dag merk je regelmatig dat je last hebt van wat pijn onder in de rug. Je neemt je voor om vaker een kinderstoeltje te pakken en hierop te gaan zitten bij het helpen van de kinderen.

28

Situatie 3 Je bent erg druk op dit moment. Naast de diensten die je in de praktijk op de bso met de kinderen werkt, ben je gevraagd om een plan te schrijven voor de inrichting van de nieuwe buitenruimte. Heel leuk, maar het moet wel snel af zijn. Dit betekent dat je veel achter de computer zit. Omdat je het graag af wilt hebben, werk je soms een hele ochtend achter elkaar door. De lunch schiet erbij in, je pakt wel snel even een boterham achter de computer.


Ergonomie

Situatie 4

.v .

De basisschool waar je werkt wil een Steve Jobs-school worden. Op zo’n school werken ze niet meer met boeken en schriften. Als enige leermiddel gebruiken alle kinderen een tablet die de school aanschaft. Veel ouders zijn laaiend enthousiast. Digitaal werken is namelijk de toekomst. Zo zijn hun kinderen het beste voorbereid op wat er straks van hen verwacht wordt. Er zijn ook wat tegengeluiden. Moeten kinderen niet gewoon ook leren schrijven? En levert het beeldschermwerken geen gezondheidsklachten op?

fb

Situatie 5

co

py r

ig h

tE

du

'A

ct ie

Je begeleidt een stagiaire bij jullie op het kindercentrum. Je ziet dat zij regelmatig de kinderen verschoont terwijl ze nog in bed liggen. Wanneer je haar erop aanspreekt, zegt ze dat ze nergens last van heeft: ze is nog jong en kan dat wel aan.

29


Theoriebron Protocol

Theoriebron Protocol

.v .

Inleiding

tE

du

'A

ct ie

fb

Overal waar mensen samenwerken, werken ze met protocollen. Denk aan het ziekteverzuimprotocol op school of een protocol voor examens. Wanneer je werkt met kinderen en jongeren, heb je te maken met veel protocollen en regels. Wat doe je bijvoorbeeld wanneer een kind ziek wordt op de kinderopvang, of wanneer je opvallend gedrag signaleert bij een jongere? In deze theoriebron bespreken we wat een protocol is en waarom we dit gebruiken. Een protocol volgt meestal vanuit algemene beleidsregels of wetten.

Een agressieprotocol vertelt je wat je moet doen bij agressie.

ig h

Protocol

Een protocol is een gedragsinstructie over hoe je je moet gedragen en wat je moet doen in een bepaalde situatie. Stap voor stap staat dit in het protocol beschreven.

co

py r

Het kan een eenvoudige checklist zijn, met de stappen die je na moet lopen. Soms is de samenhang met algemene regels en pedagogisch beleid in het protocol beschreven. Ook kan er meer algemene informatie over het onderwerp in staan. Een protocol, bijvoorbeeld over het omgaan met de Mexicaanse griep, kan regels bevatten voor preventie en signalering in het kinderdagverblijf of op een school. Daarnaast staat er in het algemeen beschreven wat deze ziekte inhoudt. Termen die vergelijkbaar zijn met de term ‘protocol’ zijn: checklist, procedure en voorschrift. In deze theoriebron hebben we het steeds over een protocol.

Voorbeelden van protocollen In de kinderopvang en op school werken mensen met protocollen. Wat kun je lezen in een protocol? Hier volgen enkele voorbeelden.

30


Theoriebron Protocol

ig h

tE

du

'A

ct ie

Protocol tussenschoolse opvang: • Wat is de tussenschoolse opvang? • Wie zijn er verantwoordelijk voor? • Hoe kunnen ouders zich aanmelden? • Dagelijkse regels voor de tussenschoolse opvang.

fb

Protocol zonnebrand: • Waarom moeten we alert zijn bij zonlicht? • Verschillende huidtypes van kinderen, middelen die gebruikt worden. • Wanneer gaan we wel en niet in de zon met de kinderen? • Hoe vaak smeren we zonnebrand? • Vragen we ouders om petjes en crèmes mee te geven?

.v .

Protocol hoofdluis: • Wat is hoofdluis? • Welke middelen zijn er om hoofdluis te bestrijden? • Welke stap-voor-stapaanpak is er binnen de eigen organisatie? • Hoe worden ouders, medewerkers en kinderen geïnformeerd? • Welke maatregelen treffen we binnen de school of opvang en moeten we de GGD informeren?

co

py r

Bij de brandmelder hangt vaak het brandprotocol.

Waarom werken met protocollen? We werken met protocollen om dezelfde taken steeds op dezelfde manier uit te voeren. Hierdoor werk je op de juiste en veilige manier, weten de kinderen wat ze kunnen verwachten en lever je steeds dezelfde kwaliteit. Wanneer je met verschillende collega’s dezelfde taken uitvoert, volg je een protocol om het allemaal hetzelfde te doen. Met sommige protocollen werk je dagelijks, deze ken je snel uit je hoofd. Denk aan het verschonen van een luier. Andere protocollen gebruik je misschien een paar keer per jaar, zoals een protocol voor uitstapjes buiten het gebouw. Dan is het handig dat alle stappen nog eens op een rijtje staan en je ze na kunt lezen.

31


Theoriebron Protocol

du

'A

ct ie

fb

.v .

Werken volgens protocol is ook handig in noodsituaties. Doordat er veel tegelijk aan de hand is – bijvoorbeeld bij brand of een ongeval – kun je stappen vergeten. Het protocol geeft je houvast.

tE

Een voorbeeld van een ontruimingsprotocol.

Relatie protocol met beleidsplannen en wettelijke regels

ig h

Een protocol wordt niet zomaar bedacht. Een protocol is vaak een uitvloeisel van een wet, een beleidsplan of van regels.

co

py r

In de hygiëneregels van de GGD staat bijvoorbeeld hoe een instelling om moet gaan met ziektes en hygiëne. Scholen en kinderopvanginstellingen moeten melding doen wanneer ziektes voorkomen bij een van de kinderen of het personeel. De uitwerking in een protocol kan dan zijn dat de GGD geïnformeerd moet worden bij bepaalde ziektes. Daarnaast moet omschreven zijn wat de regels zijn bij ziekte, wie er verantwoordelijk is en wanneer een kind wel of niet naar de opvang kan. Iedere instelling heeft een pedagogisch beleid. Hierin staat beschreven hoe de instelling omgaat met de opvoeding en ontwikkeling van kinderen. Protocollen zijn een logisch gevolg van het pedagogisch beleid.

Werken met protocollen in de instelling De protocollen van een organisatie zijn vastgelegd in een protocollenboek. Vaak is dit te vinden op het intranet van de instelling. Soms zit er een uitgeprinte versie van de protocollen in een map. Daarnaast zijn protocollen te vinden op de plaats waar je ze moet gebruiken.

32


Theoriebron Protocol

Bijvoorbeeld: het protocol voor het schoonmaken van de koelkast ligt bij de koelkast. Een protocol voor het opruimen van het spelmateriaal in een kast hangt op de binnenkant van de deur van die kast. Zo heb je het altijd bij de hand.

fb

Dagelijks werken met protocollen

.v .

Veel instellingen hebben (een deel van) de protocollen op de website van de organisatie staan. Op deze manier geven zij inzicht in hoe ze werken. Daarnaast is het handig om ook thuis na te kunnen kijken hoe de instelling omgaat met bepaalde situaties. Ouders hebben het dan bij de hand.

'A

ct ie

Dagelijks krijg je te maken met protocollen. Om hier goed mee om te gaan werk je op de volgende manier: • Lees protocollen waarmee je te maken krijgt rustig door. Stel vragen over stappen die je niet begrijpt, of die je onlogisch vindt. • Houd protocollen bij de hand tijdens je werk, zodat je ze er nog even bij kunt pakken. • Werkt een protocol volgens jou niet of zie je een verbeterpunt? Bespreek dit met je leidinggevende. • Zorg dat je op de hoogte bent van de actuele informatie. Lees hiervoor regelmatig de updates van de protocollen. Deze worden vaak via mail of intranet aangekondigd. Maak tijd om ze door te lezen. Zo werk je samen aan de kwaliteit van de instelling.

du

Actueel houden van protocol

tE

Het is belangrijk dat protocollen actueel blijven. Je moet controleren of een protocol nog wel werkt. Er kunnen verschillende redenen zijn om een protocol aan te passen. Bijvoorbeeld als een schoonmaakmiddel giftig blijkt te zijn, mag je het niet meer gebruiken. In dat geval volgt een aanpassing van de instructies.

ig h

Een ander voorbeeld is wanneer er ‘nieuwe’ ziektes opduiken. Een paar jaar geleden kregen we voor het eerst te maken met de Mexicaanse griep. Ook voor de kinderopvang en voor scholen betekende dit het ontwikkelen van een protocol. Wanneer een protocol in de praktijk niet blijkt te werken, omdat medewerkers het niet goed (kunnen) uitvoeren, is het zinvol om naar aanpassingen te kijken.

co

py r

Aanpassen van protocollen In de meeste instellingen is het actueel houden van protocollen een taak die centraal bij een functionaris ligt. Deze zorgt voor de aanpassing van protocollen, checkt of protocollen aansluiten bij het beleid en de wetten en communiceert veranderingen naar de medewerkers. Als medewerker is het belangrijk om steeds te werken met de laatste versie van een protocol. Werk je met uitgeprinte versies, dan is het belangrijk om deze regelmatig te checken met het centrale protocollenboek. In veel instellingen kun je protocollen alleen digitaal nakijken en mag je ze zelfs niet uitprinten.

33


Theoriebron Protocol

Situaties buiten protocollen?

.v .

Veel situaties staan omschreven in protocollen. Toch kan niet alles beschreven en bedacht zijn. Er zullen in de praktijk van het dagelijks werk altijd situaties voorkomen waarvoor geen protocol is.

fb

Denk aan: • verschillende calamiteiten tegelijk: door onweer is er brand ontstaan maar is ook de stroom uitgevallen • een onbekende (nieuwe) ziekte die zich voordoet onder de kinderen • niet te verklaren gedrag van de kinderen.

ig h

tE

du

'A

ct ie

Doet zich een onbekende situatie voor, waarin je niet weet hoe je moet handelen? Dan kun je altijd de volgende stappen ondernemen: • Observeer en signaleer: wat gebeurt er precies, welk gedrag zie je, wie zijn erbij betrokken? • Informeer leidinggevende en collega’s. • Bespreek samen hoe te handelen in deze situatie. • Voer de stappen uit die jullie met elkaar hebben besproken. • Stel op een later moment vast of er een protocol moet komen voor deze onbekende situatie.

co

py r

In het protocol staat bijvoorbeeld waar de hesjes voor de bedrijfshulpverleners liggen.

34


Theoriebron Schoonmaakproducten

.v .

Theoriebron Schoonmaakproducten Inleiding

ct ie

fb

Voor het uitvoeren van huishoudelijke werkzaamheden gebruik je verschillende materialen en middelen. Je werkt hiermee efficiënt, zodat je geen middelen verspilt. Daarnaast is het erg belangrijk dat je veilig werkt. Schoonmaakmiddelen moeten uit de buurt van kinderen opgeruimd worden. In deze theoriebron krijg je uitleg over deze onderwerpen.

Schoonmaakmaterialen

'A

Schoonmaakmaterialen zijn de ‘gereedschappen’ waarmee je schoonmaakt. Wanneer je in een instelling werkt heb je te maken met de materialen die daar gebruikt worden. Dit kan anders zijn dan bij je thuis. Denk bijvoorbeeld aan een schrobmachine om de vloeren te doen.

co

py r

ig h

tE

du

Vaak krijg je bij het schoonmaken te maken met: • emmer • stofdoek • huishoudtrap • dweil/mop • spons en zeem • raamtrekker • raamwisser • veger/wisser • stoffer en blik • microvezeldoek • stofzuiger en kruimeldief • werkdoekjes • ragebol • bezems.

Zorg dat je weet waar je de spullen kunt vinden.

35


Theoriebron Schoonmaakproducten

Schoonmaakmiddelen Schoonmaakmiddelen zijn middelen die je gebruikt om vuil te verwijderen. Vaak maak je hierbij een sopje.

ct ie

fb

.v .

Voorbeelden van schoonmaakmiddelen zijn: • allesreiniger, geschikt voor alle oppervlakken die nat gereinigd mogen worden (in plaats van allesreiniger kun je ook groene zeep gebruiken) • schuurmiddelen om hardnekkige vlekken en vetvlekken te verwijderen van krasvaste materialen • afwasmiddel voor de afwas en voor kleine sopjes • wasmiddel voor het reinigen van wasgoed in de wasmachine • soda • specifieke schoonmaakmiddelen die jouw instelling gebruikt • toilet- en sanitairreiniger.

'A

Wanneer je in een instelling werkt, gebruik je de middelen van de instelling. Deze kunnen anders zijn dan de middelen die je thuis gebruikt. Lees daarom altijd de etiketten en de gebruiksaanwijzing goed door voordat je begint.

Droog en nat reinigen

du

Wanneer je huishoudelijke werkzaamheden uitvoert, krijg je te maken met verschillende soorten vuil. Deze behandel je ook verschillend.

tE

Droog vuil kun je vaak opruimen of wegvegen. Denk hierbij aan lege verpakkingen of zand op de vloer. Hiervoor gebruik je een veger of een stofzuiger. Los vuil kun je ook met je handen oppakken en weggooien. Doe wel handschoenen aan!

ig h

Voor het schoonmaken van vastzittend en klevend vuil heb je vaak een sopje nodig (of een microvezeldoek). Denk aan het verwijderen van vlekken na het fruit eten, het schoonmaken van het verschoonkussen of de koelkast. Dit vuil veeg je niet zo weg. Je hebt sop nodig om het schoon te krijgen.

py r

Ook sanitair (toiletten, kranen en wasbakken) reinig je met een sopje. Vaak gebruik je hiervoor een speciaal schoonmaakmiddel.

co

Etiketten op middelen

36

Op de verpakking van ieder schoonmaakmiddel zit een etiket. Hierop lees je informatie over het middel. Zo staat erop waarvoor je het middel kunt gebruiken (soorten vlekken, soorten materialen). Ook vind je op het etiket de informatie over de hoeveelheid van het middel die je moet gebruiken. Het etiket op schoonmaakmiddelen in Nederland moet altijd in het Nederlands zijn geschreven. Bijvoorbeeld: • een dopje (van de fles) voor tien liter water • twee eetlepels op een emmer van vijf liter water.


Theoriebron Schoonmaakproducten

.v .

Het is belangrijk om je te houden aan de gebruiksaanwijzing. Gebruik je te weinig dan wordt de ondergrond niet schoon. Ook te veel gebruiken is niet goed. Denk maar eens aan een vloer die met te veel sop is gedweild. Deze is glad en kan daardoor gevaarlijke situaties veroorzaken. Als je de juiste verhouding gebruikt, verspil je geen geld en houd je zo veel mogelijk rekening met het milieu.

Gevarensymbolen

ct ie

fb

Op ieder schoonmaakmiddel vind je gevarensymbolen. Deze geven aan welke stoffen in het middel zitten. Wanneer er schadelijke stoffen in een schoonmaakmiddel zitten, dan is het verplicht om deze gevarensymbolen op het middel te zetten. Hierbij staat ook vermeld wat precies het risico is.

du

'A

Veelgebruikte symbolen op schoonmaakmiddelen zijn:

Bekijk de informatie op het etiket goed voordat je met het middel gaat werken.

tE

Schoonmaakmiddelen en veiligheid

ig h

In schoonmaakmiddelen zitten schadelijke stoffen. Kinderen kunnen in een fles schoonmaakmiddel iets anders zien. Zij denken misschien dat het een fles limonade is en zetten de fles aan hun mond. Zorg ervoor dat kinderen niet bij de schoonmaakmiddelen kunnen.

co

py r

Volg de tips: 1. Ruim schoonmaakmiddelen op een hoge plek op. 2. Ruim schoonmaakmiddelen achter slot op, als dit niet op een hoge plek kan. 3. Ruim schoonmaakmiddelen direct op. Laat de fles niet op het aanrecht staan wanneer je iets schoonmaakt. Een kind kan er in een onbewaakt ogenblik aankomen. Hoe goed je ook voorzorgen neemt, in de praktijk kan er toch een ongelukje gebeuren waardoor een kind schoonmaakmiddel binnenkrijgt. Hoe je dan moet handelen is afhankelijk van het middel. Soms is braken goed, soms juist niet. Informatie hierover kun je vinden in de Gifwijzer.

37


du

'A

De gifwijzer geeft informatie over gevaarlijke stoffen en wat je moet doen bij vergiftiging.

ct ie

fb

.v .

Theoriebron Schoonmaakproducten

Opruimen na huishoudelijke werkzaamheden

tE

Als je klaar bent met een huishoudelijke klus is het belangrijk om alles goed op te ruimen. Op deze manier zijn de schoonmaakmaterialen en -middelen weer klaar voor een volgend gebruik. Daarnaast staan ze op een veilige plek.

co

py r

ig h

Denk daarom aan de volgende punten: • Gooi afvaldoekjes, billendoekjes en snoetenpoetsers direct in de afvalbak. • Spoel gebruikte doeken en dweilen uit en laat ze drogen. • Spoel emmers af en laat ze drogen. • Ruim gebruikte middelen op achter slot en grendel of op een hoge plaats. • Ruim apparaten op, controleer hierbij direct of de stofzuigerzak vervangen moet worden. • Maak aan het eind van de dag de afvalbakken leeg en gooi de afvalzakken weg.

38


Theoriebron Huishoudelijke werkzaamheden

fb

Inleiding

.v .

Theoriebron Huishoudelijke werkzaamheden

du

'A

ct ie

In welke ruimte wil jij het liefst zijn als je naar deze twee beelden kijkt? Vaak vinden we opruimen en schoonmaken geen plezierige taken om te doen. Maar met het resultaat zijn we wel tevreden. In een schone en opgeruimde ruimte functioneert een mens beter dan in een puinhoop. Dit geldt ook voor de kinderen en jongeren waar jullie mee gaan werken. De huishoudelijke werkzaamheden zijn daarom een belangrijk deel van je werk.

tE

Rommeling of opgeruimd?

Waarom schoonmaken?

ig h

Schoonmaken is nodig. We noemden het hiervoor al even. Een ruimte die schoongemaakt en netjes is, is prettig om in te leven en te spelen. Er zijn nog andere redenen om schoon te maken.

co

py r

Wanneer je met meerdere mensen bij elkaar leeft, moet je zorgen voor een goede hygiĂŤne. BacteriĂŤn kunnen zich dan niet vermenigvuldigen en ziektes kunnen niet om zich heen grijpen. Vooral als je werkt met jonge kinderen die vatbaar zijn voor ziektes, is het belangrijk om hier goed rekening mee te houden. Vuil trekt vuil aan. Denk aan een limonadevlek op tafel. Als je deze niet opruimt, krijgen kinderen deze in hun kleding of komen er vliegen op af. Er zijn zelfs onderzoeken waaruit blijkt dat mensen in een rommelige omgeving ook zelf rommeliger worden. Vuil zorgt ook voor slijtage. Veel zand op de vloer zorgt ervoor dat de vloer sneller lelijk wordt. Zand in een machine kan ervoor zorgen dat deze kapot gaat.

39


Theoriebron Huishoudelijke werkzaamheden

Huishoudelijke werkzaamheden Dagelijks krijg je te maken met huishoudelijke werkzaamheden. Stofzuigen, vegen, meubilair afnemen, slaapruimte schoonmaken, afwassen en bedden verschonen horen tot de dagelijkse taken in een kinderdagverblijf of op een school. Ook krijgt het sanitair (toilet en wasruimte) soms meerdere keren per dag een beurt.

Werkmodel Toilet schoonmaken <

In veel instellingen wordt er gewerkt met een schoonmaakbedrijf dat dagelijks langskomt. Toch kan het zijn dat je deze werkzaamheden zelf uit moet voeren, bijvoorbeeld bij een toiletongelukje van een van de kinderen.

fb

.v .

Werkmodel Stofzuigen <

ct ie

Het is daarom belangrijk dat je weet hoe je deze taken uit moet voeren. In de werkmodellen vind je de protocollen voor een aantal huishoudelijke werkzaamheden. Bij de meeste vind je een verwijzing naar een filmpje in de bronnenbak. Neem de protocollen door.

Traditioneel schoonmaken en werken met microvezeldoek

'A

De manier van schoonmaken die we allemaal kennen, is het werken met een sopje en een doekje. Je maakt een emmer met sop klaar, doet het doekje erin en maakt hiermee een glad oppervlak, zoals een tafel of een deur, schoon.

tE

du

Tegenwoordig is het mogelijk om te werken met microvezeldoeken. Deze doeken maak je nat met een klein sopje of met een spuitfles met water. Daarna neem je het oppervlak af. De microvezeldoek werkt zodanig dat op deze manier het vuil meekomt in de doek. Gebruik in dit geval juist geen schoonmaakmiddel.

co

py r

ig h

Werken met de microvezeldoek heeft een aantal voordelen: • Je hebt geen schoonmaakmiddel nodig en kunt dus goedkoper werken. • Je hebt veel minder water nodig. • Je hoeft minder te sjouwen met zware emmers. Dit is beter voor je lichaam.

40


Theoriebron Huishoudelijke werkzaamheden

Schoonmaakschema op school Veel huishoudelijke werkzaamheden doe je dagelijks. Andere komen wekelijks of maandelijks aan de beurt.

ct ie

fb

.v .

Op scholen komt meestal dagelijks een schoonmaakbedrijf om deze taken uit te voeren. Toch krijg je als onderwijsassistent ook te maken met huishoudelijke werkzaamheden. Denk hierbij aan: het opruimen van speelmaterialen (en eventueel schoonmaken ervan), het vegen van de vloer en het schoonmaken van meubilair na eten en drinken. Ook kun je te maken krijgen met kleine ongelukjes, waardoor je op het moment zelf even op moet ruimen. Een kind heeft bijvoorbeeld een beker omgegooid of heeft een ongelukje op het toilet. In dat geval kun je niet wachten totdat de vaste schoonmaker aan het eind van de dag komt. Jaarlijks krijg je te maken met het grondig schoonmaken van spelmaterialen en de ruimtes. Vaak helpen kinderen en ouders hierbij.

Schoonmaakschema in de kinderopvang

'A

Als pedagogisch werker in een kinderdagverblijf heb je veel meer te maken met huishoudelijke werkzaamheden. Tot de dagelijkse taken in een kinderdagverblijf behoren: • toilet schoonmaken • keuken opruimen • afwassen • afval weggooien • vloeren reinigen.

du

Werkmodel Schoonmaakschema <

tE

Wekelijks is vaak aan de beurt: • koelkast schoonmaken en opruimen • rooster van de wasdroger schoonmaken • planten verzorgen.

ig h

Per drie maanden of jaarlijks worden deze klussen gedaan: • gordijnen wassen • spelmaterialen opruimen, schoonmaken en eventueel repareren • buitenruimte controleren.

co

py r

In de instelling waar je werkt zijn hier lijsten voor. In een schoonmaakschema lees je wat je iedere week moet doen, welke maandelijkse taak er op een bepaalde dag is, enzovoort. Met het schoonmaakschema bepaal je wat je op een dag moet doen aan huishoudelijke werkzaamheden. In het Werkmodel Schoonmaakschema zie je hier een uitwerking van.

41


'A

Schoonmaakvolgorde

ct ie

fb

.v .

Theoriebron Huishoudelijke werkzaamheden

Schoonmaken doe je in een vaste volgorde. Hierdoor werk je efficiënt en maak je niet weer vies wat je net hebt schoongemaakt.

ig h

tE

du

Een goede schoonmaakvolgorde is: • van boven naar beneden Eerst op de kastjes en op de tafels schoonmaken en als laatste de vloer. Bij het schoonmaken van een tafel kan er namelijk altijd wat naar beneden vallen (kruimels), dat pak je altijd als laatste met de vloer mee. • van buiten naar binnen Maak eerst de buitenruimte schoon en als laatste de binnenruimte, werk naar de deur toe. • van schoon naar vies Maak eerst de kraan in het toilet schoon. Daarna pas de wc-pot en de bril. • van droog naar nat Maak eerst droog schoon, dus stofzuigen, vegen en stof afnemen. Daarna maak je nat schoon.

co

py r

Samen schoonmaken en opruimen met jonge kinderen

42

Het is niet de bedoeling dat jij als pedagogisch werker aan het eind van de dag alle spelmaterialen opruimt of alleen de tafel afruimt. Het opruimen en schoonmaken zal een onderdeel zijn van de pedagogische aanpak in de instelling waar je werkt, eigenlijk net als thuis. Om kleine kinderen te betrekken bij het opruimen is er de volgende aanpak: • samen opruimen Een klein kind kan niet al het speelgoed alleen opruimen. • voordoen hoe je kunt opruimen • een leuke vorm bedenken die ook de ontwikkeling stimuleert Vraag kinderen om alle rode blokken op te ruimen, daarna de gele enzovoort. • een liedje zingen tijdens het opruimen


Theoriebron Huishoudelijke werkzaamheden

.v .

noemen wat je doet tijdens het opruimen Vraag kinderen om te benoemen wat ze opruimen. Dit kan ook de taalontwikkeling stimuleren. kinderen complimenten geven wanneer ze goed meehelpen of een taak voor het eerst zelf doen.

fb

Samen schoonmaken en opruimen met oudere kinderen

ct ie

Oudere kinderen vinden het plezierig om te laten zien dat ze zelfstandig zijn. • Geef een groepje een taak. • Verdeel taken met elkaar in een rooster. • Gebruik opruimmomenten eens om in gesprek te gaan met een kind (bijvoorbeeld tijdens de afwas). • Geef complimenten. • Ook hier geldt: voordoen hoe het moet of kan. Bedenk steeds welke taken een kind of jongere kan doen bij het opruimen. Blijf wel zelf in de gaten houden dat er hygiënisch en volgens protocol gewerkt wordt.

py r

ig h

tE

du

'A

Voorbeelden van taken: • Kinderen helpen mee met opruimen van het speelgoed en spelmaterialen. • Kinderen ruimen hun eigen spulletjes op (overblijftasje). • Jongeren wassen af op de bso. • Ieder kind heeft een eigen taak bij de grote schoonmaak voor de zomervakantie in de klas.

co

Samen het schoolplein opruimen.

43


Theoriebron Een veilige en stimulerende omgeving

.v .

Theoriebron Een veilige en stimulerende omgeving Inleiding

tE

du

'A

ct ie

fb

De inrichting van een ruimte heeft invloed op hoe de kinderen en jongeren zich voelen en gedragen. Denk aan het gebruik van kleuren: bij welke kleur voel je jezelf prettig en bij welke kleur loop je het liefst zo snel mogelijk weg? Kijk ook naar de inrichting van de ruimte: Wat nodigt kinderen uit om zich te ontwikkelen? En welke veiligheidseisen stel je aan de ruimte? Aan deze onderwerpen besteden we aandacht in deze theoriebron.

ig h

Een sfeervolle ruimte nodigt uit tot spelen.

Visie bepaalt de inrichting

co

py r

De manier waarop je naar kinderen en jongeren kijkt bepaalt hoe je de ruimte voor hen inricht. Vind je dat kinderen beschermd moeten worden tegen vallen en stoten? Dan neem je alle maatregelen om letsel te voorkomen.

44

Vind je dat kinderen ook leren doordat zij af en toe letterlijk ‘hun neus stoten’? Dan neem je niet alle maatregelen zoals hiervoor beschreven. Natuurlijk zorg je er nog steeds voor dat kinderen in deze situatie niet in gevaar komen. Maar je laat ze leren door het opdoen van ervaringen. Ook in de inrichting van scholen zie je de visie terug. Vroeger was de leraar de centrale persoon in de klas naar wie iedereen moest luisteren. De bankjes in de klas waren allemaal dezelfde kant op gericht. Tegenwoordig wordt er veel in groepjes gewerkt. Hierdoor is de inrichting anders geworden. Vaak staan de tafels en stoelen in groepjes, zodat kinderen gemakkelijk kunnen samenwerken.


Theoriebron Een veilige en stimulerende omgeving

Inrichting brengt sfeer

.v .

In een kindercentrum of school ondersteunt de inrichting van de ruimte de ontwikkeling van kinderen. Allerlei zaken zijn hierbij van belang: het gebruik van kleuren, de lichtinval, maar ook de grootte en de inrichting geven sfeer aan de ruimte. Dit heeft invloed op de stemming en het gedrag van de kinderen.

ct ie

fb

Stel jezelf eens voor bij een romantisch uitje: doe je dit liever in een kale ruimte met industrieel licht? Of in een knusse ruimte met gedimd licht of een kaars? Felle en heldere kleuren zorgen dat je actief bent of wordt. Deze gebruik je eerder in een activiteitenruimte dan in de slaapruimte van de kinderopvang. Pastelkleuren werken kalmerend. Van tinten roze en oranje is bekend dat zij juist een gevoel van comfort en liefde stimuleren.

Inrichting stimuleert ontwikkeling

'A

Bij de inrichting van de ruimte kun je ook op andere manieren de ontwikkeling van kinderen stimuleren. Sluit hierbij aan bij de behoeftes van kinderen. Een peuter wil lekker kunnen rennen of rondfietsen, een jongere wil een rustige plek om te gamen of ‘rond te hangen’. Zorg ervoor dat er materialen zijn met verschillende mogelijkheden, waarbij de moeilijkheidsgraad verschilt. In de boekenhoek staan boeken voor verschillende leesniveaus. Spelletjes zijn er voor jong en oud en met meerdere toepassingsmogelijkheden.

co

py r

ig h

tE

du

Stimuleer samenspel bij de inrichting van spelen. Zorg dat er genoeg materiaal is, maar ook dat kinderen er samen iets mee kunnen. Een voorbeeld is het spelen met een keukentje of winkeltje. Hierdoor oefenen kinderen met communiceren. Voor kinderen en jongeren is het belangrijk dat de ruimte enerzijds open is en overzichtelijk. Aan de andere kant willen zij ook de mogelijkheid hebben om zich terug te kunnen trekken. Denk hierbij aan een poppenhoek of een gamezolder.

45


Theoriebron Een veilige en stimulerende omgeving

Aandachtspunten inrichten binnenruimte

.v .

Zorg voor verschillende speelhoeken die ieder een eigen functie hebben. Zo kun je een leeshoek, poppenhoek, relaxhoek en zand- en waterhoek maken. Zorg er ook voor dat kinderen elkaar niet kunnen hinderen. Een kind dat rustig met een boekje in de kussens wil lezen, wil niet gestoord worden door andere kinderen die vlakbij aan het voetballen zijn.

fb

Zorg ervoor dat kinderen die grof motorische activiteiten willen doen dit ook kunnen doen. Voor hen is het niet plezierig als zij zich steeds in moeten houden. Maak een ruimte waar zij zich uit kunnen leven.

ct ie

Houd bij de inrichting van groeps-, slaap- en sanitairruimte rekening met hoe kinderen zich kunnen verplaatsen tussen de ruimtes. Een slaapruimte die dicht bij de groepsruimte is, geeft kinderen de gelegenheid om zelf weer naar de groepsruimte terug te komen. Een toilet dat vlakbij is, geeft kinderen de mogelijkheid om hier zelf naartoe te gaan. Je zorgt er daarnaast voor dat je als pedagogisch werker goed toezicht kunt houden.

Aandachtspunten inrichten buitenruimte

du

'A

In een buitenruimte kun je deze principes ook doorvoeren. Zorg voor een hoek met speeltoestellen voor de kleinere kinderen. Hier kunnen ze zich uitleven en voelen ze zich toch veilig. De grotere kinderen kunnen zo ook hun gang gaan op speeltoestellen die meer voor hun leeftijd geschikt zijn.

tE

Maak ook buiten een gezellige gezamenlijke plek, bijvoorbeeld een goede zithoek of picknicktafel. Dit is een rustpunt. De medewerkers kunnen hier even zitten, maar ook kinderen kunnen hier uitrusten.

co

py r

ig h

Maak in de buitenruimte een indeling of maak thema’s. Zorg dat er een gedeelte is waar kinderen kunnen ietsen, rennen en de grove motoriek kunnen oefenen.

46


Theoriebron Een veilige en stimulerende omgeving

Belangrijkste veiligheidseisen

.v .

Voor de inrichting van kindercentra en scholen zijn wettelijke eisen vastgelegd. Bijvoorbeeld over de hoogte van de stopcontacten, en het veiligheidsglas in ramen en deuren. Omdat wettelijke eisen kunnen veranderen, noemen we alleen enkele algemene eisen. Op internet (www.ggd.nl en www.rivm.nl) zijn altijd de actuele eisen voor kindercentra en scholen te vinden.

fb

Een greep uit de eisen: Er is vastgelegd hoeveel speelruimte er voor kinderen moet zijn, zowel binnen als buiten. Voor jonge kinderen hoort er een slaapruimte te zijn, berekend op het aantal kinderen. Een buitenspeelruimte hoort bij de kinderopvang of de school. Ook is het belangrijk hoeveel en welke brandblusmiddelen er in een ruimte met kinderen moeten zijn.

ct ie

De speeltoestellen moeten voldoen aan wettelijke eisen, net als de inrichting binnen. Slingers met tekeningen door een ruimte mogen niet meer. Kerstdecoraties mogen alleen nog als de materialen voorbehandeld zijn, zodat ze niet snel kunnen branden.

'A

Inrichting in de praktijk

du

Meestal ga je aan het werk in een organisatie die al is ingericht. In de praktijk kan het ook voorkomen dat je betrokken bent bij de (her)inrichting van een ruimte, bijvoorbeeld bij een nieuw centrum of na een verhuizing of verbouwing. Mogelijk word je gevraagd om mee te denken bij de inrichting van een deel van jullie centrum, bijvoorbeeld de buitenruimte of de nieuwe keuken. Hoe pak je dit aan?

tE

Een manier om dit te doen: Je start met het verzamelen van ideeën voor de ruimte. Waarvoor is de ruimte bedoeld? Wie gaan er spelen en werken? Wat wil je bereiken met de ruimte? Welke sfeer wil je in de ruimte hebben?

ig h

Deze ideeën kun je in een brainstorm verzamelen. Ook kun je werken met een moodboard. De vertaling van moodboard is letterlijk: sfeerbord. Hiermee kun je een idee geven van de ruimte waar je mee bezig bent.

py r

Een moodboard maken

co

Bron Gezondheidsrisico’s in een basisschool of buitenschoolse opvang < Gezondheidsrisico’s in een kindercentrum of peuterspeelzaal <

Een moodboard maak je op de volgende manier: Verzamel uit tijdschriften of eigen foto’s afbeeldingen die passen bij de ideeën die je hebt. Deze plak je op een groot vel of prikbord. Er zijn ook allerlei mogelijkheden om dit online te doen. Met het moodboard kun je je ideeën presenteren en verder bepalen wat je wilt met een ruimte. Wanneer de eerste, creatieve ideeën er zijn, kunnen de plannen verder uitgewerkt worden. Daarbij kijk je naar: • beschikbaar budget • veiligheidseisen • wettelijke eisen • arbo-eisen.

47


Theoriebron Brandveiligheid

.v .

Theoriebron Brandveiligheid Inleiding

Vuur hebben we nodig om onszelf te verwarmen en om eten te koken. Daarnaast kan vuur in de vorm van kaarsen en vuurwerk sfeer geven. Vuur heeft ook een andere kant: het kan gevaarlijk zijn en brand veroorzaken. Omdat er in elk huis wel bronnen van vuur zijn, zijn we alert op brandgevaar. Brand is enorm verwoestend. Binnen een hele korte tijd kan een brand om zich heen slaan. Een bankstel dat vlam vat staat binnen een paar minuten volledig in brand. Een ruimte kan zich hierdoor snel vullen met rook en giftige dampen. Wanneer je je dit realiseert, dan weet je hoe belangrijk het is om brand te voorkomen en om goed te weten wat je moet doen bij brand. Werk je met groepen kinderen, dan is het belangrijk dat je weet hoe je met kinderen zo snel mogelijk op een veilige plek komt.

du

'A

Filmpje Kerstboombrand in woonkamer <

ct ie

Brand is verwoestend

fb

Specifieke eisen voor ruimtes zijn de brandveiligheidseisen. In deze theoriebron leer je wat je kunt doen om brand te voorkomen en wat je moet doen als er brand is. Hoe ga je handelen? En hoe garandeer je nog steeds de veiligheid van de kinderen?

tE

Bekijk het filmpje ‘Kerstboombrand in woonkamer’. Kijk op de timer mee hoe snel de brand zich ontwikkelt.

ig h

Brandpreventie

co

py r

Brandpreventie betekent: het voorkomen van brand door het nemen van maatregelen. Gemeentelijke regels en wetten bepalen wat er precies op jouw werkplek van belang is voor brandpreventie. Jaarlijks krijgt ieder kindercentrum, school of bedrijf een controle hiervoor. Hier behandelen we algemene regels en tips. • Denk bij de inrichting na over vluchtroutes bij calamiteiten. • Houd jaarlijks een oefening. • Er is brandblusapparatuur, die jaarlijks gecontroleerd wordt. • Er zijn rookmelders. • Zorg ervoor dat medewerkers met de brandblusapparatuur kunnen werken (regelmatig oefenen). • Check rookmelders regelmatig. • Let op bij decoraties, zoals kerstversiering. • Gebruik geen open vuur, zoals kaarsen en barbecues. • Houd vluchtroutes open.

48


Theoriebron Brandveiligheid

Protocollen brand en ontruiming

fb

.v .

In deze training behandelen we algemene richtlijnen voor brandveiligheid. Het is belangrijk dat je in de praktijk in een instelling met elkaar regelmatig oefent, zodat je weet wat je moet doen als het echt een keer misgaat. Neem regelmatig het ontruimingsplan door, zodat je voorbereid bent op onverwachte situaties. Iedere instelling heeft hiervoor een protocol.

Handelen bij brand

ct ie

Wen je aan om in de ruimtes waar je bent (ook privĂŠ) altijd te checken waar de vluchtwegen zijn en of deze vrij zijn (geen spullen ervoor).

Het is belangrijk om te weten waar de brandblusser hangt.

'A

Mocht er toch brand ontstaan, dan handel je als volgt:

tE

du

Vlam in de pan 1. Zet direct het fornuis uit. 2. Neem een groot deksel, schuif dit van je af over de pan. Laat het deksel zitten totdat de vlam uit is. 3. Gebruik nooit water om een vlam in de pan te blussen. Dit kan juist een steekvlam veroorzaken!

co

py r

ig h

Kledingbrand 1. Probeer niet in paniek te raken. 2. Doof de vlammen. Dit kan met water, door over de grond te rollen of met een blusdeken. Scherm hierbij het gezicht van het slachtoffer niet af. 3. Koel de brandwonden direct. Gebruik hiervoor zacht stromend en lauw kraanwater. Is dit niet bij de hand, koel dan met wat er wel is, bijvoorbeeld slootwater of natte doeken. Beter wel met iets koelen, dan helemaal niet koelen. 4. Koel minimaal vijf minuten. 5. Verwijder alleen kleding die niet aan de huid kleeft. 6. Waarschuw een arts of 112.

49


Theoriebron Brandveiligheid

Ontruiming bij brand en calamiteiten

fb

.v .

Ieder kindercentrum en iedere school heeft nagedacht over hoe kinderen en medewerkers het beste het gebouw kunnen verlaten bij een calamiteit. Brand is een voorbeeld van een calamiteit, maar er kunnen zich ook andere calamiteiten voordoen, zoals een bommelding, giftige stoffen in de omgeving van het pand of een dreigende situatie in het centrum.

ct ie

Iedere organisatie heeft hiervoor een vluchtplan ontwikkeld. Dit staat omschreven in een protocol. Omdat de situatie voor iedere organisatie anders is, zullen deze protocollen verschillen.

'A

Op een branddeken kun je lezen hoe je deze moet gebruiken.

du

Algemene aandachtspunten bij ontruiming

ig h

tE

Er zijn algemene aandachtspunten bij een ontruiming: • De ontruiming begint door een signaal. Dit kan een algemeen noodsignaal zijn, of een collega of leidinggevende informeert jou. • Neem het noodsignaal altijd serieus. • Stop alle activiteiten. • Neem de groepsinformatie mee (aanwezigheidslijst, adressen enzovoort). • Verlaat het lokaal en het gebouw ordelijk. • Controleer alle ruimtes waar kinderen ‘net even’ naartoe kunnen. • Verzamel buiten het gebouw op een vooraf afgesproken plaats. • Controleer de groep, tel en check of iedereen er is. • Meld bij de leidinggevende of jullie groep compleet is. • Blijf bij je groep en wacht op verdere instructies.

co

py r

Na deze eerste ontruiming zal in overleg bepaald worden of jullie later weer terug in het gebouw kunnen. Mocht dit niet mogelijk zijn, dan wordt ouders gevraagd om kinderen op te halen. De informatie aan ouders is belangrijk. Zij kunnen via internet al te weten zijn gekomen dat er iets aan de hand is en zich bezorgd melden bij het kindercentrum.

50


Theoriebron Brandveiligheid

Bedrijfshulpverlening

.v .

Iedere organisatie is verplicht om na te denken over de bedrijfshulpverlening (bhv). Afhankelijk van de grootte van een bedrijf, is het verplicht om hier een aantal medewerkers voor op te leiden.

ct ie

fb

De bhv’ers hebben als taken: 1. eerste hulp verlenen bij ongevallen 2. beperken en bestrijden van brand 3. beperken van de gevolgen van een brand, zoals ongevallen Dit bordje geeft aan waar je moet 4. inlichten van medewerkers bij noodsituaties en verzamelen bij een ontruiming. zorgen voor evacuatie. De bhv’ers zijn erop getraind om te handelen in geval van een noodsituatie. Medewerkers moeten op dat moment de instructies van de bhv’ers opvolgen. Zij zijn herkenbaar aan de hesjes die zij dragen.

co

py r

ig h

tE

du

'A

De bhv’ers hebben ook als taak om regelmatig oefeningen te organiseren. Op deze manier bereiden zij medewerkers praktisch voor op wat zij moeten doen bij een ontruiming of brand.

51


Theoriebron Ergonomie

Theoriebron Ergonomie

.v .

Inleiding

tE

du

'A

ct ie

fb

In je werk draag en til je dagelijks. Het is belangrijk dat je hierbij je lichaam niet te zwaar belast. Je wilt je werk nog heel lang gezond uit kunnen voeren. Daarom besteden we in deze theoriebron aandacht aan ergonomisch werken.

Denk aan je houding wanneer je een kindje optilt.

ig h

Begrippen ergonomie en arbo (arbeidsomstandigheden)

py r

Ergonomie is de studie van het functioneren van mensen in relatie met hun omgeving. Ergonomisch werken betekent dat er bij de inrichting van je werk en werkplek rekening wordt gehouden met je gezondheid.

co

Misschien ken je het zelf wel? Je hebt te lang op de computer of op je tablet gewerkt, of in een verkeerde houding achter de computer gezeten. Je krijgt last van je nek, schouders of polsen. Misschien niet direct, maar wel als je langere tijd je lichaam overbelast. Ergonomische maatregelen zijn er om dit soort klachten te voorkomen.

52

Een ander begrip is arbo. Arbo staat voor arbeidsomstandigheden. In verschillende wetten en regelingen zijn regels over arbeidsomstandigheden vastgelegd. Werkgevers en medewerkers moeten zich hieraan houden. De wetten zijn gemaakt om werknemers te beschermen tegen gezondheidsgevaren die zich op het werk voor kunnen doen.


Theoriebron Ergonomie

Arbo en ergonomie in de school: bukken en meubilair

.v .

Wanneer je in een school werkt, kun je te maken krijgen met gezondheidsrisico’s voor jezelf en de kinderen waar je mee werkt.

fb

Werk je met jonge kinderen dan ben je meestal ook veel bezig met het aankleden en helpen van kinderen, bijvoorbeeld op het toilet. Ook zul je af en toe kinderen tillen. Met oudere kinderen komt dit minder voor, maar ook dan moet je goed op je rug letten. Als onderwijsassistent buk je vaak. Je helpt een kind of je schuift even aan bij een groepje kinderen. Let hierbij goed op je houding. Krijg je last van je rug, vraag dan advies. Gebruik apparatuur en meubilair volgens de voorschriften.

ct ie

Af en toe werk je op de computer. Zorg ervoor dat je werkplek op de juiste hoogte is ingesteld. Neem regelmatig pauzes, zodat je je spieren niet overbelast als je langere tijd op de computer werkt. Dit geldt ook voor het werken met beeldschermen in de klas.

'A

Ook voor de kinderen geldt, dat zij het beste werken wanneer zij gebruikmaken van het juiste meubilair. Kinderen groeien en ontwikkelen zich verschillend. In een lesgroep maak je gebruik van verschillende maten meubilair voor de kinderen. Omdat kinderen groeien, moet je gedurende het schooljaar bekijken of het meubilair nog goed bij alle kinderen past.

du

Arbo en ergonomie in de school: licht, lucht en legionella

ig h

tE

Als je in een warm klaslokaal zit met de ramen dicht dan presteer je steeds minder. Je kunt hoofdpijn of andere klachten krijgen. Dit geldt ook voor de klassen waar jij als onderwijsassistent werkt. Zorg voor frisse lucht. Zet de ramen even open voordat de les begint. Plaats stoelen en tafels niet vlak bij een verwarming. Zorg ervoor dat de temperatuur niet hoger wordt dan 22 graden. Het is beter om een extra trui aan te doen dan de verwarming omhoog te zetten. Een licht lokaal bevordert het werken. Anders is het met zonlicht: dit kan hinderlijk zijn en voor te veel warmte zorgen. Maak gebruik van zonweringen. Zorg daarnaast voor goed kunstlicht. Is het hoogzomer en erg warm? Stem het lesprogramma dan af op de omstandigheden.

co

py r

In de doucheruimtes van de gymlokalen moet je zorgen voor een goede legionellapreventie. Legionella is een bacterie die leeft in lang stilstaand water. De bacterie kan voor grote problemen zorgen bij ouderen en kinderen, omdat die een lagere weerstand hebben. Een school moet regelmatig de waterleidingen controleren en doorspoelen om een besmetting te voorkomen. Dit is in een protocol vastgelegd.

Arbo en ergonomie in de kinderopvang Wanneer je in de kinderopvang werkt, krijg je te maken met gezondheidsrisico’s. Je tilt vaak kinderen: om ze te troosten, te verplaatsen, te verschonen en te helpen. Dit betekent dat je goed op je rug moet letten. Je wilt je beroep langere tijd uitoefenen; daarom is het belangrijk om te werken volgens tilinstructies. In de kinderopvang werk je veel met meubilair op hoogte. Maak hier op een juiste manier gebruik van. Het is gemaakt om je te beschermen!

53


Theoriebron Ergonomie

'A

ct ie

fb

.v .

In de kinderopvang til je niet alleen vaak kinderen, maar ook spullen: even een krat met speelgoed verplaatsen, meubilair verzetten of de buitenruimte opruimen. Hierbij moet je goed op je houding letten om klachten te voorkomen.

du

Ver van je af tillen is slecht voor je rug.

Belasting en werkdruk

tE

Werk- en rusttijden zijn vastgelegd in de wet. Heb je bijvoorbeeld een dienst die langer duurt dan vijfenhalf uur, dan heb je recht op een pauze van minimaal een half uur. Langer mag, korter niet. Je mag ook niet een pauze overslaan en aan het eind van de dag eerder naar huis. De pauze is bedoeld om te rusten en even iets anders te doen. Zo zijn er ook regels over het aantal uren dat je maximaal in een week (of per vier weken) mag werken.

ig h

In de kinderopvang werken veel vrouwen. Vaak heb je te maken met een collega die zwanger is. Voor zwangere vrouwen zijn er andere regels ten aanzien van tillen en werktijden.

py r

Ergonomisch werken in de praktijk: tilinstructies

co

In veel instellingen en scholen is aandacht voor ergonomisch werken. Regelmatig organiseren zij trainingen voor de medewerkers. Hier kun je praktisch oefenen met de instructies!

54

In de kinderopvang til je niet alleen vaak kinderen; ook wanneer je huishoudelijke werkzaamheden doet zul je regelmatig tillen, bijvoorbeeld een emmer met water of meubilair. Er zijn tilvoorschriften waardoor je je lichaam kunt beschermen tegen klachten. Stelregels zijn: • Houd de last (kind, emmer, meubilair) zo dicht mogelijk bij je. • Til met een rechte rug, sta niet gedraaid. • Buig door je knieën als je gaat tillen. • Vraag hulp als het te zwaar is! • De grens voor wat je in je eentje kan tillen (als je vaak tilt) ligt bij vijftien kilo.


Theoriebron Ergonomie

Ergonomisch werken in de praktijk: inrichten van de werkplek

du

'A

ct ie

fb

.v .

Hiervoor bespraken we al even het werken op een computer. Af en toe zul je met een computer werken. Lees daarom deze tips door: • Zorg ervoor dat stoel en werkblad op de juiste hoogte zijn ingesteld. Hiervoor kun je instructies op internet vinden. • Neem regelmatig pauzes als je veel met de computer werkt. Werk niet langer dan anderhalf tot twee uur achter elkaar door. • Als je pauze neemt, loop dan even rond en doe wat kleine oefeningen.

tE

Houd je rug recht!

ig h

Ergonomisch werken in de praktijk: aangepast meubilair

co

py r

Naast de tilinstructies, die we hiervoor hebben behandeld, zie je in de kinderopvang veel aangepast meubilair, bijvoorbeeld: • kinderstoelen op hoogte • commodes op hoogte • slaapplekken op hoogte. Het ziet er wat vreemd uit, al deze meubels op hoogte. Toch is het belangrijk – en verplicht! – om ze te gebruiken. In de kinderopvang til je tenslotte dagelijks kinderen en veel meer dan in een doorsnee gezin. Ook in het onderwijs werk je met meubilair in verschillende maten. De kinderen zijn niet even groot. Gebruik ook voor jezelf goed passend meubilair. Het is verleidelijk om even aan te schuiven op een kleuterstoeltje, maar als je dit vaak doet kun je klachten krijgen.

55


co p

yr ig ht tie fb .v

Ac

u'

Ed

.


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.