9789037233513 kinderen met speciale begeleidingsbehoeften

Page 1

.v .

Cursus

co

py r

ig h

tE

du

'A

ct ie

fb

Kinderen met speciale begeleidingsbehoeften


Colofon

.v .

Uitgeverij: Edu’Actief b.v. 0522-235235 info@edu-actief.nl www.edu-actief.nl

Titel: Kinderen met speciale begeleidingsbehoeften

© Edu’Actief b.v. 2016

ct ie

ISBN: 978 90 3723 351 3

fb

Auteur: Mieke Dahmen Inhoudelijke redactie: Napona Smid

'A

Behoudens de in of krachtens de Auteurswet gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

du

Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h Auteurswet dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in compilatiewerken op grond van artikel 16 Auteurswet kan men zich wenden tot de Stichting PRO (www.stichting-pro.nl).

tE

De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.

co

py r

ig h

Door het gebruik van deze uitgave verklaart u kennis te hebben genomen van en akkoord te gaan met de specifieke productvoorwaarden en algemene voorwaarden van Edu’Actief, te vinden op www.edu-actief.nl.


Inhoudsopgave Over deze cursus 7

Afwijkende ontwikkeling Inleiding 8

.v .

OriĂŤntatie

4

8

fb

Observeren 15 Inleiding 15

Reflectie

19

Theoriebron Observeren Inleiding 26 28

du

Theoriebron Coping Wat is coping 28

26

21

'A

Theoriebron Afwijkende ontwikkeling Inleiding 21

ct ie

Coping 17 Inleiding 17

30

co

py r

ig h

tE

Theoriebron Tips voor de begeleiding van kinderen met een zorgbehoefte Inleiding 30

3


Over deze cursus

Over deze cursus

du

'A

ct ie

fb

.v .

Inleiding Niet iedereen is hetzelfde en ontwikkelt zich op dezelfde manier. Als je met kinderen werkt zal je rekening moeten houden met deze verschillen. Sommige kinderen hebben extra begeleiding nodig. In deze cursus leer je welke verschillen je tegen kunt komen en hoe je hier het beste mee om kunt gaan. Ook leer je over copingstijlen die je tegen kunt komen.

Veel problemen zie je niet aan de buitenkant.

Leerdoelen

ig h

tE

• Je hebt een brede en specialistische kennis van begrippen en theorieën van de (ortho)pedagogiek. • Je hebt kennis van veel voorkomende stoornissen en het bijbehorende gedrag. • Je kunt bij de veel voorkomende stoornissen een begeleidingsvorm kiezen. • Je kent het begrip coping en kan dit toepassen. • Je weet verschillende culturele aspecten van afwijkend gedrag.

py r

Beoordeling

co

Beoordelingsformulier <

4

Aan het eind van de cursus wordt je parate kennis beoordeeld met een toets. Je praktische beheersing van de leerdoelen wordt getoetst met twee beroepsproducten. Deze worden op verschillende punten beoordeeld: op inhoud (producteisen) en op de uitvoering (processtappen). Ander belangrijke punten bij de beoordeling zijn: actieve deelname aan de lessen en een nette uitwerking van de opdrachten in correct Nederlands. Je vindt ze bij elkaar in het beoordelingsformulier.


Over deze cursus

Planning Een beroepsproduct maken kost tijd. Daarom moet je dit goed plannen. Lees eerst de opdracht van het beroepsproduct goed door en vul daarna het planningsformulier in. Neem ook de andere opdrachten van deze cursus op in je totale planning. Zo voorkom je dat je in tijdnood komt.

fb

Beroepsproduct: Voorlichtingsfolder

.v .

Planningsformulier <

ct ie

Aan dit beroepsproduct ga je in tweetallen werken. 1. Lees de theoriebronnen uit de cursus nogmaals goed door. Bedenk over welke kinderen met een specifieke begeleidingsbehoefte je meer zou willen weten. 2. Maak een voorlichtingsfolder over het gekozen onderwerp. Beschrijf hierin wat het probleem inhoudt. Wat zijn tips voor de begeleiding? Waar kun je informatie vinden voor pedagogisch medewerkers en ouders? 3. Na goedkeuring van de docent presenteer je je folder aan de rest van de klas. Deze presentatie duurt ongeveer tien minuten.

co

py r

ig h

tE

du

'A

Plan een datum waarop je dit beroepsproduct inlevert. Vul deze datum in op je planningsformulier.

Met veel stoornissen kun je goed functioneren in de maatschappij.

Eisen aan de uitvoering • • • •

Maak een planning en een taakverdeling. Maak een woordweb van de problematiek die jij gekozen hebt. Werk de informatie uit. Schrijf de stukken tekst die in de folder komen.

5


Over deze cursus

• • •

Voeg plaatjes, grafieken of diagrammen toe, die je verhaal ondersteunen en verduidelijken. Beelden zeggen meer dan woorden. Zorg dat het er aantrekkelijk uitziet, maar maak het geheel niet te druk. Maak een korte presentatie waarin je je folder aan de klas laat zien.

.v .

Laat elke processtap goedkeuren door je docent, voordat je begint aan de volgende processtap.

Eisen aan het beroepsproduct

fb

Het beroepsproduct wordt beoordeeld op volledigheid, juistheid, originaliteit en creativiteit.

co

py r

ig h

tE

du

'A

ct ie

Geef in de folder de volgende punten zeker aan: • Geef een heldere omschrijving van het onderwerp. • Welke speciale begeleiding hebben deze kinderen volgens jou nodig en waarom? • Hoe beïnvloedt de afwijkende ontwikkeling het dagelijkse leven? • Wat zijn de gevolgen voor de ontwikkeling van het kind? • Zijn er culturele aspecten aan de begeleiding? Zo ja, welke? • Kan het zijn dat het kind gefrustreerd raakt en hoe ga je daarmee om (coping)?

6


Oriëntatie

Oriëntatie Opdracht 1

Voorkennis afwijkende ontwikkeling

Opdracht 2

fb

.v .

Je hebt vast wel gehoord van kinderen die zich anders ontwikkelen. Schrijf met een groepje van vier studenten op, welke vormen van ‘afwijkende ontwikkeling’ jullie kennen. Geef daarbij ook een beschrijving van wat de ‘stoornis’ inhoudt. Na vijf minuten worden de resultaten klassikaal besproken.

Voorkennis coping

Opdracht 3

Bekijk het filmpje ‘Chaos in de klas’ op YouTube. Schrijf in tweetallen kort op hoe jij zou handelen en waarom. Na afloop wordt dit klassikaal besproken.

co

py r

ig h

tE

du

'A

Filmpje Chaos in de klas <

Hoe ga ik om met…

ct ie

Coping is het omgaan met stress. Mensen kunnen op verschillende manieren reageren in stressvolle situaties. Maak in tweetallen een woordweb bij het woord coping/stress. Waar denk je aan? Waarom? Waar heeft stress mee te maken?

7


Afwijkende ontwikkeling

Afwijkende ontwikkeling

.v .

Inleiding

fb

Kinderen ontwikkelen zich elk op hun eigen manier. Soms komt het voor dat er afwijkingen in de ontwikkeling ontstaan. Wanneer je met groepen kinderen werkt, is het belangrijk dat je genoeg kennis hebt om hiermee om te gaan.

Leerdoelen

Theoriebron Afwijkende ontwikkeling <

Mindmap doofheid

Lees Theoriebron Afwijkende ontwikkeling. Om de voorkennis te activeren, maak je een mindmap rondom het woord doofheid. Gebruik hiervoor het programma Coggle.

'A

Opdracht 1

ct ie

• Je hebt kennis van veelvoorkomende stoornissen en het bijbehorende gedrag. • Je kunt bij de veelvoorkomende stoornissen een begeleidingsvorm kiezen.

ig h

tE

du

Website Coggle <

Opdracht 2

Doofheid

py r

Lees Theoriebron Afwijkende ontwikkeling. Beantwoord de vragen.

co

a. Noem drie moeilijkheden die een doof kind tegenkomt in zijn ontwikkeling.

8

b. Op welke manier kun je een doof kind het beste begeleiden?


Afwijkende ontwikkeling

Opdracht 3

Picogrammen maken

ct ie

fb

.v .

c. Bedenk zelf een manier waarbij je dove kinderen bij de groep kan betrekken. Leg uit waarom je het juist op deze manier zou doen. Maak gebruik van de mindmap die je eerder gemaakt hebt.

Opdracht 4

Blindheid

du

'A

Ontwerp pictogrammen die je kunt gebruiken als er een doof kind in de klas zit. De picogrammen moeten van toepassing zijn op de volgende situaties: • zelfstandig werken • buitenspelen • eten • een situatie naar keuze.

ig h

tE

a. Welke moeilijkheden komt een blind kind tegen in zijn ontwikkeling?

co

py r

b. Op welke manier kun je een blind kind het beste ondersteunen en begeleiden?

Opdracht 5

Klaslokaal Ontwerp met je groepje een ideaal klaslokaal of een ideale ruimte in de kinderopvang voor blinde kinderen. Maak een plattegrond en een maquette. Daarnaast maak je een kort verslag waarin je onderbouwt, waarom jullie tot dit ontwerp zijn gekomen. Aan het eind van de les presenteren jullie het resultaat aan de rest van de klas. Een goed ontwerp houdt rekening met ruime looppaden, geen drempels, alles heeft een vaste plek enzovoort. Creativiteit wordt beloond.

9


Afwijkende ontwikkeling

Opdracht 6

Lichamelijk beperkte kinderen Lees Theoriebron Afwijkende ontwikkeling.

.v .

a. Wat zijn de moeilijkheden waar kinderen met een lichamelijke beperking tegenaan lopen?

Lees Theoriebron Afwijkende ontwikkeling en Theoriebron Begeleiding van kinderen met een zorgbehoefte. Ontwerp een leeractiviteit voor een chronisch zieke kleuter rondom het thema natuur. De aard van de opdracht mag je zelf verzinnen (iets creatiefs, een schriftelijke opdracht, een filmpje enzovoort).

du

Theoriebron Begeleiding van kinderen met een zorgbehoefte <

Activiteit kleuter

'A

Opdracht 7

ct ie

fb

b. Chronisch zieke kinderen hebben vaak ook een achterstand op leergebied. Hoe komt dat?

tE

De activiteit of opdracht moet aan de volgende eisen voldoen: • Je moet er iets van leren. • De opdracht moet uitdagend zijn. • De opdracht mag niet te lang duren (vijf tot tien minuten). • De opdracht moet uitvoerbaar zijn op bed. • De opdracht moet leuk zijn.

ig h

Onderbouw je ontwerp en presenteer het aan de rest van de klas. De onderbouwing (waarom heb je hiervoor gekozen) is erg belangrijk!

Opdracht 8

Maak een woordweb van het woord autisme. Maak hiervoor gebruik van de website Coggle. Waar denk je aan bij het woord autisme? Wat weet je al over autisme?

co

py r

Website Coggle <

Woordweb autisme

10


Afwijkende ontwikkeling

Opdracht 9

Begeleiding autisme

.v .

Jos is een jongen van vijf jaar en hij zit op de basisschool in groep 1. Jos lijkt een gesloten jongen die graag alleen speelt. Hij kan soms echter agressief reageren. Als je Jos beter leert kennen, wordt zijn gedrag steeds beter te voorspellen. Jos wordt agressief in situaties die hij niet aankan, of die hij niet begrijpt. Als je hem vraagt om samen met een ander kind iets op te ruimen of samen te spelen, weet hij niet hoe hij dit moet doen. Jos heeft te weinig sociale vaardigheden en sociaal inzicht om dit zonder problemen te doen, daarom reageert hij agressief.

Website Coggle <

AD(H)D

tE

Opdracht 10

du

'A

ct ie

fb

Geef aan hoe jij het kind uit de bovenstaande casus zou begeleiden. Onderbouw je antwoord.

Maak een woordweb bij de afkorting AD(H)D. Gebruik hiervoor pen en papier of een digitaal programma zoals Coggle of Gliffy.

co

py r

ig h

Website Gliffy <

11


Afwijkende ontwikkeling

Opdracht 11

Angsten

.v .

Kinderen zijn altijd wel ergens bang voor. Dit is normaal. Bij sommige kinderen nemen de angsten echter extreme vormen aan, zodat ze niet meer normaal kunnen functioneren. Voor deze angsten krijgen ze vaak hulp van een professional. Als pedagogisch medewerker hoef je deze angsten niet te kunnen behandelen. Er zijn echter angsten waar je wel mee te maken kunt krijgen, bijvoorbeeld faalangst. Faalangstige kinderen zijn bang om fouten te maken en blokkeren daardoor. Vertel hoe jij zou handelen in de volgende situatie:

ct ie

fb

Feline is een meisje van acht jaar en zit in groep 4 van de basisschool. In groep 3 zijn de problemen begonnen. Het leren lezen en schrijven kwam thuis vrij goed op gang, maar op school niet. Feline presteerde helemaal niets op school, waardoor de juf dacht dat de leerstof te moeilijk voor haar was. Omdat de klas verder ging met leren en Feline uitsluitend herhaalde stof kreeg, werd haar achterstand steeds groter. Na een gesprek met haar ouders besloten zij om Feline een faalangsttraining te laten volgen. Hieruit bleek dat Feline een hele slimme meid is die de leerstof prima aankan. Doordat haar faalangst lange tijd niet is herkend, heeft ze een grote leerachterstand opgelopen. Feline is nog steeds gespannen bij toetsmomenten, maar ze gaat weer met plezier naar school.

ig h

tE

du

'A

Op welke manier zou jij Feline helpen als ze bij jou in de klas zat?

Opdracht 12

Kennis IQ

py r

a. Welke kenmerken vertoont een kind met een hoog IQ (hoogbegaafd)?

co

b. Op welke manier kun je een kind met een hoog IQ begeleiden?

12

c. Waar hebben kinderen met een laag IQ vooral behoefte aan?


Afwijkende ontwikkeling

Opdracht 13

Dyslexie Dyslexie is een bekende leerstoornis. Maak een woordweb rond het begrip dyslexie. Nadat iedereen een woordweb heeft gemaakt worden deze voorin de klas gehangen. Klassikaal worden de overeenkomsten en verschillen besproken.

Kennisvragen dyslexie

.v .

Opdracht 14

ct ie

b. Wat doe je in de volgende situatie:

fb

a. Kun je uitleggen waarom vakken zoals geschiedenis, aardrijkskunde en biologie vaak problemen opleveren bij kinderen met dyslexie?

'A

Joep is tien jaar en zit in groep 6 van de basisschool. Hij is een pientere jongen, maar hij heeft zware dyslexie en daardoor kan hij nauwelijks lezen en schrijven (hij kent nog niet alle letters). Hij is telkens gewoon over gegaan. Hij heeft immers een leerstoornis, wat voor de docent een reden is om hem niet te laten zitten - hij is immers wel van gemiddelde intelligentie.

du

Op dit moment loopt Joep vast in alle vakken. Met rekenen kan hij de verhaaltjessommen niet lezen en met zaakvakken (geschiedenis, aardrijkskunde en biologie) kan hij niet meekomen.

py r

ig h

tE

Joep moet geholpen worden op school. Wat zou jij als eerste aanpakken en waarom? Hoe zorg je ervoor dat Joep niet voor spek en bonen erbij zit op school?

co

Opdracht 15

Filmpje Dyslexie in de klas <

Dyslexie a. Bekijk het filmpje ‘Dyslexie in de klas’ op YouTube. Hoe zou jij dit kind helpen? Waar let je op?

13


Afwijkende ontwikkeling

Opdracht 16

.v .

b. Op wat voor manier kun je bij de bso rekening houden met kinderen met dyslexie?

Dyscalculie

ct ie

fb

a. Wat is dyscalculie?

Opdracht 17

du

'A

b. Hoe kun je iemand met dyscalculie het beste begeleiden?

Presentatie dyscalculie

Opdracht 18

tE

Geef een presentatie aan je medestudenten waarin je uitlegt wat dyscalculie is. Denk hierbij aan de klassensituatie, maar ook aan de kinderopvang.

Culturele aspecten

co

py r

ig h

Op welke manier kun je rekening houden met de culturele achtergrond van de kinderen waarmee je werkt?

14


Observeren

Observeren

.v .

Inleiding

Leerdoelen

Theoriebron Observeren <

Observeren (video)

Bekijk het filmpje over autisme op de basisschool en maak een observatie. Wat vind je van de aanpak van deze juf of school? Wat zou jij anders doen en wat hetzelfde? Motiveer je antwoord.

'A

Opdracht 1

tE

Observeren van een situatie Lees Theoriebron Observeren en Theoriebron Tips voor de begeleiding van kinderen met een zorgbehoefte.

ig h

Theoriebron Tips voor de begeleiding van kinderen met een zorgbehoefte <

du

Filmpje Autisme op de basisschool afl.1: Bij Isaac in de klas <

Opdracht 2

ct ie

• Je weet wat observeren is. • Je kunt een goede observatie maken van gedrag.

fb

Observeren is in de zorg van groot belang. Communicatie verloopt maar voor een paar procent door middel van gesproken taal. De rest van wat we zeggen verloopt via lichaamstaal. Door goed naar mensen te kijken kun je veel te weten komen.

Tijdens deze opdracht gaan een aantal van de studenten (vijf) een spel spelen. Jullie zijn allemaal geblinddoekt. De rest deelt zich op in groepjes (drie personen per groep) en gaat observeren wat er gebeurt. Let hierbij op gesproken taal, lichaamstaal, onderlinge communicatie, het gezicht, de handen enzovoort.

py r

Aan het eind van het spel (na ongeveer vijf tot 10 minuten) overleggen de groepjes kort met elkaar wat ze gezien hebben. Hiervan maken ze een overzicht op een groot stuk papier.

co

Vervolgens wordt alles klassikaal besproken. Wat zijn de overeenkomsten en verschillen tussen de observaties. Hoe zou dit komen? Wat zijn de conclusies?

15


Observeren

Opdracht 4

Zoeken naar mogelijkheden

Bekijk het liedje ‘Ik ben anders dan de rest’ van Jochem Myjer. Beschrijf op welke manier Jochem de positieve kanten van AD(H)D tegenover de nadelen zet.

co

py r

ig h

tE

du

'A

ct ie

Filmpje Jochem Myjer - Ik ben anders dan de rest <

Bekijk het filmpje ‘Uitgesloten’ klassikaal en maak daarna in groepjes een plan voor de begeleiding van dit kind. Wat zou jij doen en waarom? Maak hiervan een verslag en lever het in bij de docent.

.v .

Filmpje Uitgesloten <

Begeleidingsplan (video)

fb

Opdracht 3

16


Coping

Coping

.v .

Inleiding

Leerdoelen

Theoriebron Coping <

Kennisvragen coping Lees Theoriebron Coping. a. Welke copingsstrategieĂŤn zijn er? 1.

'A

Opdracht 1

ct ie

• Je kent het begrip coping en kunt dit toepassen.

fb

Coping is het omgaan met stress. Dit gebeurt op verschillende manieren. Op welke manier je reageert is persoonlijk en per situatie verschillend. Het is belangrijk om op de hoogte te zijn van de verschillende manieren van reageren, omdat je het gedrag van de kinderen dan beter kunt begrijpen.

2.

1. 2.

tE

3.

du

b. Welke copingsmechanismen zijn er?

4. 5.

ig h

6.

co

py r

7.

Sommige mensen grijpen naar de alcohol.

17


Coping

Filmpje Leerling wil stoned de klas in <

Opdracht 4

.v .

Opdracht 3

Bekijk het filmpje ‘Funny videos - The stress test’. Welke strategieën en mechanismen herken je in de situatie uit het filmpje?

Stress op school

fb

Filmpje Funny videos - The stress test <

Strategie en mechanismen

Bekijk het filmpje ‘Leerling wil stoned de klas in’. Welke strategie en mechanismen gebruikt deze leraar?

Nut kennis van coping

ct ie

Opdracht 2

co

py r

ig h

tE

du

'A

Leg in je eigen woorden uit waarom het nuttig is om kennis over coping te hebben. Wat kun je ermee in je werk?

18


Reflectie

Reflectie Opdracht 1

Reflectie op de lesstof

fb

.v .

a. Wat heb je allemaal geleerd? Noem drie dingen.

ct ie

b. Wat wist je al?

Kritisch en creatief denken

du

Opdracht 2

'A

c. Wat ga je in de toekomst in jouw werk gebruiken?

tE

a. Kijk je naar verschillende mogelijkheden als dingen niet in één keer lukken? Noem één voorbeeld.

ig h

b. Kom jij voor jouw mening uit als de situatie dat vraagt? Noem één voorbeeld.

co

py r

c. Heb jij het uiterste uit jezelf gehaald bij de opdrachten? Noem één voorbeeld.

Opdracht 3

Jouw visie op de stof a. Is jouw mening over multiprobleemgezinnen veranderd? Waarom wel of waarom niet?

19


Reflectie

.v .

b. Is jouw mening over andere culturen veranderd? Waarom wel of waarom niet?

co

py r

ig h

tE

du

'A

ct ie

fb

c. Zou jij in de toekomst met deze doelgroepen willen werken? Waarom wel of waarom niet?

20


Theoriebron Afwijkende ontwikkeling

.v .

Theoriebron Afwijkende ontwikkeling Inleiding

ct ie

fb

Niet bij alle kinderen verloopt de ontwikkeling op een ‘normale’ manier. Op allerlei momenten kan er iets gebeuren waardoor de ontwikkeling afwijkend verloopt. Een kind kan ziek worden, een ongeluk krijgen of iets anders naars meemaken. In het onderwijs en de kinderopvang komen veel kinderen bij elkaar. Als begeleider is het daarom nodig om kennis te hebben van de ontwikkeling van kinderen. Grofweg onderscheiden we drie hoofdgroepen: lichamelijke ontwikkeling, psychische ontwikkeling en cognitieve ontwikkeling.

Lichamelijke ontwikkeling

du

'A

Kinderen met een normale ontwikkeling gaan rond 1 jaar lopen en praten. Rond de leeftijd van 2,5 jaar zal het zindelijk worden en gaat het naar de peuterspeelzaal of naar de kinderopvang en later naar school. Bij een kind met een afwijkende lichamelijke ontwikkeling, zullen veel van deze ‘normale’ processen anders verlopen.

Doof/slechthorend

co

py r

ig h

tE

Slechthorendheid betekent dat je minder hoort dan een ander. In sommige gevallen is dit op te lossen met een gehoorapparaat, maar helaas is dit niet altijd zo. Een kind is doof als het niets meer kan horen. Een kind is slechthorend als het weinig kan horen. Bij pasgeboren baby’s (+/- 3 weken oud) wordt al een gehoortest gedaan om te kijken of het oor goed werkt. Hierdoor kan er vroeg worden ingegrepen als er iets mis is. Op die manier wordt geprobeerd om de taalontwikkeling zo goed mogelijk op gang te laten komen. Een doof kind zal moeite hebben met het leren praten, contacten leggen, gevoelens uiten. Gebarentaal kan uitkomst bieden, maar weinig mensen beheersen deze taal.

Het handalfabet voor doven.

21


Theoriebron Afwijkende ontwikkeling

Blind/slechtziend

fb

.v .

Slechtziendheid komt meer voor dat blindheid. Iemand is slechtziend bij een gezichtsscherpte van 30% of minder. Blind ben je bij een zicht van 10% of minder. De motorische ontwikkeling verloopt hetzelfde als bij kinderen die goed kunnen zien, hoewel het op sommige gebieden trager zal verlopen. De eerste twee jaar zal er nauwelijks verschil zijn in de ontwikkeling. Daarna kunnen er op taal-, sociaal- en motorisch gebied achterstanden ontstaan. Blinde kinderen kunnen een taalachterstand krijgen doordat ze de mondbewegingen niet kunnen zien en nadoen. Sociaal is het een uitdaging om aansluiting te vinden bij kinderen die wel kunnen zien. Over het algemeen bewegen deze kinderen zich gemakkelijker door de ruimte. Op motorisch gebied is de belangrijkste beperking dat een blind kind zich niet kan plaatsen in de ruimte. Het is een risico om te rennen/springen enzovoort.

ct ie

Lichamelijke beperking

Een lichamelijke beperking komt in verschillende gradaties voor. De ernst van de beperking bepaalt de invloed op de ontwikkeling. Een kind in een rolstoel zal daar meer last van ondervinden dan een kind met een vinger te weinig. Vaak zijn er hulpmiddelen om de kinderen te helpen. Je kunt denken aan een rolstoel, een laptop, speciale bekers om te drinken enzovoort.

du

'A

De oorzaken waardoor een kind lichamelijk beperkt is kunnen verschillen. Sommige kinderen worden zo geboren, ze zijn bijvoorbeeld spastisch, of hadden een open rug. Ook kunnen kinderen op latere leeftijd lichamelijk beperkt worden, bijvoorbeeld door een ziekte of ongeluk.

Chronisch zieke kinderen

ig h

tE

Een chronische ziekte heeft een behoorlijk effect op de ontwikkeling van een kind. Een kind gaat minder naar school, waardoor op leer- en sociaal gebied achterstanden kunnen ontstaan. Daarnaast zal een ziek kind veel tijd in huis of in het ziekenhuis doorbrengen. De motorische ontwikkeling zal een achterstand kunnen oplopen, doordat er weinig gelegenheid is om hiermee te oefenen. Ook zal de concentratie verminderen. Bij chronische ziekten kun je denken aan kanker, maar ook suikerziekte, astma en allergieĂŤn horen erbij. Met kinderen die bijvoorbeeld astmatisch of allergisch zijn, krijg je vaker te make dan met kinderen die langdurig in een ziekenhuis verblijven.

py r

Psychische en sociale ontwikkeling

co

Kinderen met een psychische of sociale afwijkende ontwikkeling zijn lastiger te herkennen, omdat er aan het uiterlijk niets te zien is. Daarom moet je de kinderen in de groep kennen en je dossiers goed lezen. Op die manier zorg je ervoor dat je de kinderen op de juiste manier aanspreekt. Problemen die vaak voorkomen worden hierna uitgelegd.

22

Autisme Autisme is een contactstoornis. Kinderen met autisme vinden het moeilijk om sociale contacten te leggen en hebben een grote behoefte aan duidelijkheid en structuur. Daarnaast verloopt de taalontwikkeling anders. Ze begrijpen figuurlijk taalgebruik niet en ook het herkennen van emoties is voor hen moeilijk. Een kind met autisme zoekt moeilijk of geen oogcontact, reageert anders dan je zou verwachten en neemt dingen die je zegt letterlijk.


'A

‘De vuile was buitenhangen.’

ct ie

fb

.v .

Theoriebron Afwijkende ontwikkeling

AD(H)D

tE

du

Dit is een stoornis waarbij de kinderen druk en impulsief gedrag laten zien. Ze doen iets zonder eerst na te denken. Dit kan samengaan met een slechte concentratie. Vaak schrijft een arts bij AD(H)D medicatie (ritalin) voor. Dit is een pepmiddel wat alleen kalmerend werkt bij kinderen met AD(H)D.

Angsten

ig h

Angsten komen veel voor bij kinderen. Het geven van veiligheid kan uitkomst bieden. Neem angsten van een kind altijd serieus en probeer samen te werken aan een oplossing. Structuur geeft veiligheid. Bereid kinderen daarom voor op wat er komen gaat. Dit haalt de onzekerheid weg en kan angsten verminderen of voorkomen.

co

py r

Faalangst is een van de meest voorkomende vormen van angst die je tegen kunt komen. Kinderen zijn bang om fouten te maken en presteren daardoor niet goed meer. Dit kan hele extreme vormen aannemen, waarbij kinderen helemaal niet meer naar school durven te gaan. Er bestaan speciale trainingen waarbij de kinderen leren omgaan met hun angsten. Kinderen kunnen angsten ervaren door bijvoorbeeld een trauma. In de omgang met deze kinderen is het belangrijk dat je voorspelbaar en duidelijk bent. Vertel altijd wat je gaat doen en waarom je dat doet. Dit haalt de onvoorspelbaarheid weg waardoor kinderen minder angstig zullen zijn.

Cognitieve ontwikkeling In de cognitieve ontwikkeling zijn er nog meer zaken waarmee je te maken kunt krijgen. Kinderen met leerproblemen zijn er veel. De belangrijkste worden hierna besproken.

23


Theoriebron Afwijkende ontwikkeling

Kinderen met een hoog IQ (hoogbegaafd)

.v .

Hoogbegaafde kinderen hebben een IQ hoger dan 130. Voor deze kinderen is de leerstof gemakkelijk en weinig uitdagend. Dit wil echter niet zeggen dat zij hoge cijfers halen. Vaak halen deze kinderen lage cijfers omdat ze zich vervelen. Een goede observatie is noodzakelijk om dit probleem te kunnen achterhalen. Voor kinderen met een hoog IQ kan uitbreiding en verdieping van de leerstof uitkomst bieden.

fb

Kinderen met een laag IQ(verstandelijk beperkte kinderen)

ct ie

Kinderen met een IQ van IQ van 75 of lager kunnen in het reguliere onderwijs moeilijk meekomen. Deze kinderen vinden de leerstof moeilijk en hebben moeite om hun taken af te krijgen. Vaak ligt het tempo in de klas te hoog en kunnen ze moeilijk meekomen. Zij hebben behoefte aan extra uitleg en oefening. Soms helpt het om hen een aangepast programma aan te bieden, waarin een keuze wordt gemaakt om bepaalde lesstof over te slaan.

Dyslexie

tE

Dyscalculie

du

'A

Dyslexie is een veel voorkomende leerstoornis. Het is een automatiseringsprobleem. Kinderen met dyslexie hebben moeite met lezen en spellen. Deze vaardigheden gaan niet automatisch, er moet over nagedacht worden. Het nadenken kost tijd, waardoor het leestempo over het algemeen lager is dan bij kinderen zonder dyslexie. Deze kinderen verwisselen vaak de letters ‘b’ en ‘d’ of schrijven in spiegelbeeld. Het hebben van dyslexie heeft niets te maken met het IQ. Kinderen met dyslexie hebben baat bij meer tijd om de opdrachten te maken en extra oefening.

co

py r

ig h

Dyscalculie is ook een automatiseringsprobleem, maar dan op het gebied van rekenen. Het lijkt erg op dyslexie en komt soms samen voor. In de begeleiding van kinderen met dyscalculie kun je gebruikmaken van ondersteunende materialen (blokjes, tijdlijnen of een rekenmachine).

Werken met pictogrammen kan helpen bij ernstige lees- en taalproblemen.

24


Theoriebron Afwijkende ontwikkeling

Culturele aspecten

.v .

In Nederland wonen verschillende culturen bij elkaar. Elke cultuur heeft zijn eigen normen en waarden. Als pedagogisch medewerker moet je deze verschillen respecteren. Om met verschillen in de opvoeding om te gaan, is het belangrijk om met elkaar in gesprek te gaan en te blijven. Probeer niet te generaliseren (bijvoorbeeld ‘laagopgeleide ouders vinden zus’, ‘allochtone ouders vinden zo’).

fb

Samenwerken

co

py r

ig h

tE

du

'A

ct ie

In sommige culturen worden problemen verborgen, bijvoorbeeld uit schaamte. Soms willen de ouders geen medicatie geven aan hun kinderen, of ontkennen zij de problemen van hun kind. Het kan een hele opgave zijn om ouders zover te krijgen om mee te werken aan de behandeling van hun kind. In de benadering van de ouders moet je rekening houden met de culturele achtergrond. Soms is het zoeken naar een vorm van hulp waarbij iedereen zich prettig voelt. Het belangrijkste is om met elkaar in gesprek te blijven. Hierbij is het belangrijk om ook naar de visie en mening van de ouders te vragen. Verplicht ouders niet iets te doen waar ze zich niet prettig bij voelen. Uiteindelijk zal de behandeling dan mislukken, omdat niet iedereen op dezelfde wijze werkt. Probeer samen altijd te zoeken naar de beste manier om een kind mee te laten doen in de groep. Maak samen een plan: wat willen de ouders en wat kun jij als pedagogisch medewerker bieden?

25


Theoriebron Observeren

Theoriebron Observeren

.v .

Inleiding

ct ie

Hoe kun je observeren?

fb

Observeren is kijken naar gedrag, het registreren van wat er gebeurt. Door kijken kom je veel te weten. Bijvoorbeeld over hoe iemand werkt, maar ook over hoe iemand omgaat met anderen en hoe zijn of haar ontwikkeling verloopt. Als je met kinderen werkt is observeren van groot belang. Vaak kunnen ze zelf nog niet aangeven wat er precies aan de hand is. Door gedrag te observeren kun je helpen de problemen duidelijk te krijgen en op te lossen

Observeren kun je op verschillende manieren doen. Je kunt turven hoe vaak gedrag voorkomt, letterlijk registreren wat er gebeurt, video-opnames maken en analyseren enzovoort.

py r

ig h

tE

du

'A

Naast deze vormen zijn er in de kinderopvang en het onderwijs veel volgsystemen. Hierin wordt de ontwikkeling van de kinderen bijgehouden. Deze systemen worden ook gebruikt om een afwijkende ontwikkeling op te sporen. Dit gebeurt door toetsen en observaties bij te houden van ieder kind. Als een kind zich niet of te langzaam ontwikkelt, zal dit opvallen door een regelmatige check. Het gaat hierbij om de lichamelijke, sociale, en cognitieve ontwikkeling van de kinderen.

co

De leerkracht observeert in de klas.

26

Moeilijkheden leren kennen Observeren doe je altijd met een doel. Je wilt bijvoorbeeld weten hoe het komt dat Tim zijn werk nooit op tijd af heeft. Is het werk te gemakkelijk, te moeilijk, te veel? Hoe zit het met de concentratie? Is zijn plek in de klas goed?


Theoriebron Observeren

.v .

Observeren kan ook tot doel hebben om afwijkend gedrag of achterblijvende ontwikkeling te signaleren. Je merkt dat Tim niet goed meekomt op school. Je overlegt eerst met het team wat de oorzaak kan zijn. Bespreek ook je zorgen met de ouders. De ouders kunnen thuis observeren en hun bevindingen bespreken. Op die manier probeer je informatie bij elkaar te zoeken en zo tot een juist oordeel te komen.

Mogelijkheden gebruiken

ct ie

fb

Als je inzicht in je kinderen hebt, kun je ze beter begeleiden. Je bent op de hoogte van de moeilijkheden van een kind, hiervoor bied je ondersteuning. Het is echter minstens zo belangrijk om goed op de hoogte te zijn van de mogelijkheden van een kind. Vooral bij mensen met een afwijkende ontwikkeling, is het goed om uit te gaan van wat ze wel kunnen. Je moet voorkomen dat kinderen zich niet verder ontwikkelen omdat je ze dingen uit handen neemt. Iedereen is ergens goed in en iedereen wil dat graag laten zien. Zoek daarom naar waar een kind goed in is en maak hier gebruik van. Iedereen wil graag dingen goed doen. Succeservaringen zorgen ervoor dat een kind doorzet, ook als het moeilijk is. Als een kind plezier heeft in het leren, gaat het leren ook steeds gemakkelijker. Wat je uit een observatie haalt is ook belangrijk om de kinderen te motiveren bij het leren!

co

py r

ig h

tE

du

'A

Meestal is lichaamstaal niet heel expliciet, je kunt het op verschillende manieren interpreteren, er betekenis aan geven. Om lichaamstaal goed te ‘verstaan’ is het belangrijk dat je observaties op verschillende tijden en in verschillende situaties kunt uit te voeren. Op die manier leer je het kind echt goed kennen en begrijp je beter wat het ‘zegt’.

27


Theoriebron Coping

Theoriebron Coping

.v .

Wat is coping

fb

Coping gaat over de manier waarop je met problemen en stress omgaat. Mensen kunnen op verschillende manieren reageren op stress. De een zal heel stil en in zichzelf gekeerd worden, terwijl een ander juist boos of agressief kan reageren. Kinderen met een afwijkende ontwikkeling kunnen stress ervaren doordat er niet op de juiste manier met hun speciale behoefte wordt omgegaan. Als een kind met dyslexie een leesbeurt voor de klas krijgt, zal dit een hoop stress veroorzaken.

ig h

tE

du

'A

ct ie

Ouders kunnen ook stress ervaren doordat de opvoeding lastig verloopt, of omdat zij een ander beeld van hun kind in hun hoofd hadden. Als pedagogisch medewerker is het belangrijk dat je kunt inspelen op de reacties van de ouders en kinderen. Daarom is het belangrijk dat je op de hoogte bent van de copingstrategieën die iemand kan hanteren.

Sommige kinderen hebben meer aandacht nodig dan andere.

py r

Copingstrategieën

co

Er bestaan verschillende strategieën van coping, ze worden als volgt ingedeeld:

28

• probleemgerichte coping Proberen het probleem op te lossen. • emotiegerichte coping Gericht op het laten veranderen van gevoelens. Binnen elke strategie passen verschillende mechanismen: • actief aanpakken Het probleem analyseren en oplossen. • sociale steun zoeken Steun zoeken bij anderen en samen een oplossing bedenken. • vermijden


Theoriebron Coping

.v .

Het probleem ontkennen. • palliatieve reactie Middelen (drank, drugs, sport) gebruiken om niet aan de problemen te denken. Dit kan tot verslavingen leiden in extreme gevallen. • depressief reactiepatroon Piekeren, twijfelen, de schuld bij zichzelf zoeken. • expressie van emoties Frustratie, spanning en agressie zijn uitingsvormen daarvan. • geruststellende gedachten en wensdenken Gedachten als: ‘het komt wel goed’, of ‘anderen hebben het zwaarder’.

Bijvoorbeeld:

ct ie

fb

Soms komen beide strategieën tegelijkertijd voor. Iemand zoekt afleiding om de stressgevoelens niet te hoeven voelen, terwijl er aan een oplossing wordt gewerkt. Copingstrategieën zijn belangrijk. Ze zorgen ervoor dat je met moeilijkheden om kunt gaan. Het is voor kinderen en volwassenen belangrijk om zich deze vaardigheden eigen te maken. Je kunt hiermee moeilijke situaties de baas worden. Pedagogisch medewerkers begeleiden kinderen, die in moeilijke situaties terechtkomen, bij het ontwikkelen van deze vaardigheden. Dit kun je doen door de opties te verwoorden.

'A

Joost en Gijs hebben ruzie op het schoolplein. Joost komt naar jou toe en zegt dat hij van Gijs niet meer mag meedoen met voetballen. Als hij wel het veld op komt krijgt hij een klap op zijn gezicht.

Joost kan gaan voetballen met het risico op een klap in zijn gezicht. Joost kan iets anders gaan doen. Joost kan samen met zijn vrienden ergens anders gaan voetballen. Joost kan in gesprek gaan met Gijs. Joost kan samen met de juf naar Gijs toe gaan en hem aanspreken op zijn gedrag.

tE

• • • • •

du

Ga met Joost in gesprek over hoe jullie deze situatie kunnen oplossen. Vertel Joost de opties en laat hem een strategie kiezen.

co

py r

ig h

Iedereen reageert anders in situaties. Als je in de kinderopvang of in het onderwijs werkt, moet je deze strategieën en mechanismen kennen, zodat je de reactie van het kind beter begrijpt. Door meer begrip kun je beter handelen en reageren. Als een kind stress ervaart, zal het niet altijd expliciet om hulp vragen. Wel kan het door gedrag laten zien dat het hulp nodig heeft. Als begeleider moet je hierop inspelen. Geef het kind de ruimte om te reageren zoals het wil en probeer samen te zoeken naar een oplossing voor het probleem.

29


Theoriebron Tips voor de begeleiding van kinderen met een zorgbehoefte

.v .

Theoriebron Tips voor de begeleiding van kinderen met een zorgbehoefte

fb

Inleiding

ct ie

In deze theoriebron staan begeleidingstips per afwijkende ontwikkeling genoemd.

Doofheid

'A

du

• • • • • • •

In de omgang met een doof kind moet je langzaam en duidelijk spreken. Je hoeft niet hard te praten. Zorg dat je gezicht altijd goed te zien is. Verberg je mond niet achter je hand. Maak oogcontact met elkaar. Praat met één persoon tegelijk. Praat niet door elkaar. Ga niet verder dan twee meter uit elkaar zitten of staan. Zet radio, tv of ander geluid uit. Loop in een drukke omgeving even naar een aparte ruimte, of rustige hoek om elkaar te spreken. Werk met pictogrammen.

tE

Blindheid

Geef een blind of slechtziend kind meer tijd om een opdracht te maken. Zorg dat je steeds benoemd wat je aan het doen bent. Gebruik de naam van het kind als je het kind aanspreekt. Laat het kind zelf ontdekken door voelen, ruiken, proeven en luisteren. Zorg ervoor dat materialen in de ruimte een vaste plek hebben.

py r

ig h

• • • • •

Lichamelijke beperking

co

• •

30

• •

Laat de kinderen zo veel mogelijk zelfstandig doen, ook als het langer duurt. Maak het kind zelfstandig door hulpmiddelen te gebruiken (bijvoorbeeld een laptop, verhoogde tafel). Maak gebruik van de mogelijkheden van het kind. Help het kind om zijn of haar plek in de groep te vinden.


Theoriebron Tips voor de begeleiding van kinderen met een zorgbehoefte

Chronisch zieke kinderen

• •

.v .

Bij chronisch zieke kinderen probeer je korte opdrachten te geven, zodat ze met voldoende concentratie een opdracht helemaal kunnen afmaken. Probeer een selectie te maken van wat je wilt aanbieden. Door de korte tijd kun je niet hetzelfde aanbieden als wat de andere kinderen ook krijgen. Houd bij de opdrachten rekening met de verminderde concentratie van de kinderen. Laat de zieke kinderen samenwerken met anderen. Op die manier komen ze gemakkelijker in contact met andere kinderen.

fb

Autisme

• •

ct ie

AD(H)D • •

co

py r

ig h

Probeer één opdracht tegelijk te geven. Samengestelde opdrachten: ‘doe eerst dit, dan dat’, zijn moeilijk voor kinderen met AD(H)D. Probeer de omgeving en het werk van het kind te structureren. Bijvoorbeeld door te werken aan een lege tafel, waarop alleen de opdracht ligt waar het kind aan werkt. Laat het kind regelmatig tussendoor eventjes bewegen. Je kunt het kind bijvoorbeeld vragen om even iets naar een andere ruimte te brengen. Probeer gebruik te maken van stappenplannen en pictogrammen om de structuur en duidelijkheid te bevorderen.

tE

'A

Probeer bij autistische kinderen figuurlijke taal te vermijden. Zeg letterlijk wat je van een kind verwacht. Probeer één opdracht tegelijk te geven. Samengestelde opdrachten: ‘doe eerst dit, dan dat’, zijn moeilijk voor autistische kinderen. Probeer altijd vooraf te vertellen wat er gaat gebeuren. Dit kan door gebruik te maken van een vast programma. Probeer de omgeving en het werk van het kind te structureren. Bijvoorbeeld door te werken aan een lege tafel, waarop alleen de opdracht ligt waar het kind aan werkt. Je kunt gebruikmaken van pictogrammen om het vaste programma zichtbaar te maken.

du

Probeer de omgevingsprikkels te verminderen om de concentratie van het kind niet te verstoren.

31


Theoriebron Tips voor de begeleiding van kinderen met een zorgbehoefte

Angsten

.v .

Schakel speciale trainingsprogramma’s in om de kinderen te helpen. Probeer begrip te tonen voor de angsten. Neem angsten serieus. Probeer stressmomenten te voorkomen of begeleidt de angstige kinderen. Laat de kinderen succeservaringen opdoen. Hierdoor kan het zelfvertrouwen groeien en kunnen de angsten afnemen. Leer angstige kinderen om ontspanningsoefeningen te doen op het moment dat ze zich angstig voelen.

fb

• • • •

Hoogbegaafdheid • •

Probeer hoogbegaafde kinderen ander werk aan te bieden. Dit kan een verdieping zijn van het huidige werk (moeilijker werk) of het kan meer werk zijn. Laat de hoogbegaafde kinderen andere kinderen helpen. Door leerstof uit te leggen leer je veel. Probeer een zo breed mogelijk aanbod aan vaardigheden en kennis aan te bieden.

ct ie

du

Geef kinderen met een verstandelijke beperking meer tijd om de opdrachten te maken. Geef de kinderen minder werk op. Geef de kinderen aangepast of ander werk dan de rest. Laat deze kinderen samenwerken met anderen. Op die manier leren ze van elkaar. Stel realistische doelen voor de kinderen: wat wil je bereiken? Hoe ga je hiervoor zorgen?

tE

• • • • •

'A

Verstandelijke beperking

Dyslexie

Kinderen met dyslexie hebben behoefte aan meer tijd voor hun opdrachten en toetsen. Ze lezen langzamer en met meer tijd kunnen ze de opdrachten vaak wel tot een goed einde brengen. Schakel zo nodig ondersteunende middelen in (laptop of gesproken boeken). Laat de dyslectische kinderen extra oefenen. Elke dag een korte tijd is effectiever dan een paar keer langere tijd. Geef dyslectische kinderen geen leesbeurten in de klas.

ig h

• •

py r

co

Dyscalculie • • • • •

32

Geef kinderen met dyscalculie meer tijd voor het rekenwerk. Laat deze kinderen extra oefenen met het rekenwerk. Bij de instructie moeten deze kinderen slechts één strategie aangeboden krijgen. Op die manier kun je onnodige verwarring voorkomen. Laat oudere leerlingen niet eindeloos op de tafels oefenen als blijkt dat ze dit niet kunnen onthouden. Bied de kinderen, zo nodig, hulpmiddelen aan (tafelkaart, rekenmachine).


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.