33582 Lichamelijk en zintuigelijk beperkten

Page 1

fb .v

.

Cursus

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

Lichamelijk en zintuigelijk beperkten


Auteur: Renske Postuma Inhoudelijke redactie: Jo-Anne Schaaf Titel: Lichamelijk en zintuigelijk beperkten

tie

ISBN: 978 90 3723 358 2

fb .v

Uitgeverij: Edu’Actief b.v. 0522-235235 info@edu-actief.nl www.edu-actief.nl

.

Colofon

©

u' Ac

Edu’Actief b.v. 2018 Behoudens de in of krachtens de Auteurswet gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

Ed

Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h Auteurswet dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in compilatiewerken op grond van artikel 16 Auteurswet kan men zich wenden tot de Stichting PRO (www.stichting-pro.nl). De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.

U

itg

ev

er

ij

Door het gebruik van deze uitgave verklaart u kennis te hebben genomen van en akkoord te gaan met de specifieke productvoorwaarden en algemene voorwaarden van Edu’Actief, te vinden op www.edu-actief.nl.


Inhoudsopgave Over deze cursus

.

7

Lichamelijk en zintuigelijk beperkten

8

Mensen met een zintuigelijke beperking Ondersteunen bij een spraak-taalhandicap

Reflecteren

20 28

31

tie

Bewustzijnsstoornis

fb .v

OriĂŤntatie

4

33

35

Theoriebron Ondersteunen bij een zintuigelijke beperking

39

u' Ac

Theoriebron Ondersteunen bij een motorische beperking

Theoriebron Ondersteunen bij een spraak-taalbeperking

46

U

itg

ev

er

ij

Ed

Theoriebron Ondersteunen bij een bewustzijnsstoornis

44

3


Over deze cursus

Over deze cursus

.

Inleiding

Ed

u' Ac

tie

fb .v

In je werk ga je mensen tegenkomen die een beperking hebben. Uiteraard is er kennis nodig over de beperking, maar het is minstens zo belangrijk dat jij in staat bent om deze personen te ondersteunen in hun dagelijks leven. Denk aan mensen met een motorische beperking, die ledematen missen of deze niet goed kunnen gebruiken, of mensen die een beperkingen aan de zintuigen hebben. Begeleiding en ondersteuning kan nodig zijn om een zo volwaardig mogelijk bestaan op te bouwen. Het opbouwen van zelfvertrouwen bij de cliënten staat centraal. Door middel van de opdrachten ga jij je inleven in het leven van de cliënt met een lichamelijke of zintuigelijke beperking en leer je hoe je deze kunt ondersteunen.

ij

Door passende begeleiding te bieden kunnen mensen op een volwaardige manier deelnemen aan de maatschappij.

er

Leerdoelen

Je kunt uitleggen hoe je mensen met een motorische beperking moet ondersteunen. Je kunt uitleggen hoe je mensen met een zintuigelijke beperking moet ondersteunen. Je kunt uitleggen hoe je mensen met een spraak-/taalbeperking moet ondersteunen. Je kunt uitleggen hoe je mensen met een bewustzijnsstoornis moet ondersteunen.

U

itg

ev

• • • •

Een beperking hoeft geen belemmering te zijn.

4


Over deze cursus

Beoordeling Aan het eind van de cursus wordt je parate kennis beoordeeld met een toets. Je praktische beheersing van de leerdoelen wordt getoetst aan de hand van één beroepsproduct. Deze worden op verschillende punten beoordeeld: op inhoud (producteisen) en op uitvoering (processtappen). Ander belangrijke punten bij de beoordeling zijn: actieve deelname aan de lessen, nette uitwerking van de opdrachten in correct Nederlands. Je vindt ze bij elkaar in het beoordelingsformulier.

fb .v

.

Beoordelingsformulier <

Planning

Een beroepsproduct maken kost tijd. Daarom moet je dit goed plannen. Lees eerst de opdracht van het beroepsproduct goed door en vul daarna het planningsformulier in. Neem ook de andere opdrachten van deze cursus op in je totale planning. Zo voorkom je dat je in tijdnood komt.

tie

Planningsformulier <

u' Ac

Beroepsproduct: Elevatorpitch begeleiden bij een motorische beperking

Ed

In tweetallen ga je via een elevatorpitch de groep informeren over de belangrijkste aandachtspunten in de begeleiding van een cliënt met een beperking. De elevatorpitch is een korte presentatie van maximaal 180 seconden waarin je jezelf of je idee verkoopt. Elevatorpitch staat voor liftpraatje. Als je bij iemand in de lift zou staan, wil je hem of haar snel je belangrijkste punten duidelijk kunnen maken.

er

ij

Van de docent krijg je ‘at random’ een beperking toebedeeld. Dit kunnen motorische beperkingen zijn of zintuigelijke beperkingen. Uiteraard kun je ook een situatie toebedeeld krijgen waarbij er sprake is van een spraak-taalbeperking of een bewustzijnsstoornis. Bedenk een casus waarbij de beperking die je hebt gekregen een hoofdrol speelt.

U

itg

ev

Uitvoering

Je bent met je collega op weg naar de persoon uit jullie casus. In de lift geef je de belangrijkste informatie aan je collega. Denk daarbij aan onderstaande punten: • wie jullie gaan ontmoeten • de impact van de beperking op het dagelijks leven van de persoon • welke ondersteuning deze persoon nodig heeft • wat de toekomstverwachtingen zijn • hoe het zelfmanagement bevorderd kan worden • eventuele andere aandachtspunten. Plan in overleg met je docent een datum waarop je dit beroepsproduct uitvoert. Vul deze datum in op je planningsformulier.

5


Over deze cursus

Eisen aan de uitvoering •

Maak een planning en een taakverdeling.

Eisen aan het beroepsproduct

fb .v

.

Laat elke processtap goedkeuren door je docent, voordat je begint aan de volgende processtap.

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

De pitch duurt niet langer dan 180 seconden. De casus is realistisch en bevat de volgende elementen: • korte beschrijving van de cliënt • heldere toekomstverwachting van de cliënt • minimaal vijf aandachtspunten die kenmerkend zijn voor de beperking • de impact van de beperking op het dagelijks leven van de cliënt en/of verwanten • de ondersteuning die de cliënt nodig heeft • hoe het zelfmanagement bevorderd kan worden.

6


Oriëntatie

Oriëntatie Ik ga op reis en ik neem mee...

• •

Opdracht 2

.

Op het bord staat een van de onderwerpen van deze cursus. De docent stelt de leerlingen om de beurt de vraag waar ze aan denken bij dit onderwerp. Als die vraag aan jou gesteld wordt, beantwoord je met: 'Bij het onderwerp … denk ik aan …' De docent schrijft de antwoorden in steekwoorden op het bord. Als iedereen geweest is, draait de docent het bord om. Daar staat waar hij aan dacht bij het onderwerp.

fb .v

• • •

Stel je voor dat ik …

tie

Opdracht 1

Je groepje krijgt van de docent een kaartje met een beperking. Je bespreekt samen wat voor jullie de impact van deze beperking zou zijn op je dagelijks leven.

Ed

u' Ac

a. Schrijf in steekwoorden op waar jullie aan dachten.

U

itg

ev

er

ij

b. Wanneer je klaar bent, kun je een nieuwe beperking vragen.

7


Lichamelijk en zintuigelijk beperkten

.

Lichamelijk en zintuigelijk beperkten

fb .v

Inleiding

tie

In je werk kom je mensen tegen die een motorische beperking hebben. Uiteraard is er kennis nodig over de beperking, maar minstens zo belangrijk is dat jij in staat bent om deze personen te ondersteunen in hun dagelijks leven. Door middel van de opdrachten ga jij je inleven in het leven van de cliënt met een motorische beperking en leer je hoe je deze kunt ondersteunen.

Leerdoelen

Lees de Theoriebron Ondersteunen bij een motorische beperking en bekijk op de Website NPO een aflevering van Je zal het maar hebben. Beschrijf zes verschillende momenten waarop de persoon ondersteuning nodig heeft en geef aan waar deze ondersteuning uit bestaat. Gebruik daar de tabel voor.

er

Theoriebron Ondersteunen bij een motorische beperking <

Welke ondersteuning is nodig?

ij

Opdracht 3

Ed

u' Ac

Je kunt: • uitleggen hoe je iemand met een verlamming kunt ondersteunen zoals bij een dwarslaesie of bij spina bifida • uitleggen hoe je iemand met stoornissen in de samenwerking van de spieren kunt ondersteunen zoals bij sclerose • uitleggen hoe je iemand na een amputatie kunt ondersteunen • uitleggen hoe je iemand met misvorming of vergroeiing van botten en/of gewrichten kunt ondersteunen zoals bij reuma • uitleggen hoe je iemand met spierziekten en spieraandoeningen kunt ondersteunen zoals bij de ziekte van Duchenne.

Situatie waarin ondersteuning nodig is

U

itg

ev

Website NPO <

8

De ondersteuning bestaat uit


Lichamelijk en zintuigelijk beperkten

Lees de Theoriebron Ondersteunen bij een motorische beperking en geef van de volgende beweringen aan of het waar of niet waar is. a. Iemand die verlamd is vanaf zijn middel kan geen kinderen krijgen. waar / niet waar

.

Theoriebron Ondersteunen bij een motorische beperking <

Waar of niet waar?

fb .v

Opdracht 4

b. Iemand van wie de benen geamputeerd zijn kan wel pijn voelen aan zijn benen. waar / niet waar c. Iemand met een spina bifida kan niet werken. waar / niet waar

tie

d. Iemand met een dwarslaesie is altijd vanaf zijn middel verlamd. waar / niet waar

e. Iemand met een verlamming kan soms nog wel delen van zijn lichaam gebruiken. waar / niet waar

u' Ac

f. Mensen met spina bifida kunnen plassen uit hun navel. waar / niet waar g. Een dwarslaesie ontstaat door een ongeluk. waar / niet waar

i.

Jochem Lees eerst de Theoriebron Ondersteunen bij een motorische beperking en lees de Artikelen Dwarslaesie en Ervaringsdeskundigen dwarslaesie. Lees vervolgens de casus van Jochem en beantwoord de volgende vragen.

er

Theoriebron Ondersteunen bij een motorische beperking <

Een amputatie is altijd het gevolg van een ziekte. waar / niet waar

ij

Opdracht 5

Ed

h. Iemand die verlamd is, heeft ook een verstandelijke beperking. waar / niet waar

ev

Casus Jochem

itg

Artikel Dwarslaesie <

U

Artikel Ervaringsdeskundigen dwarslaesie <

Jochem is een jongen van 19 jaar, hij is net klaar met zijn opleiding Sport en Bewegen. Afgelopen zomervakantie ging hij voor het eerst zonder ouders op vakantie. Jochem is een sportieve jongen en besloot met een groep vrienden naar de Ardennen te gaan. Ze waren van plan om te gaan abseilen, zwemmen, mountainbiken en klimmen. De jongens hadden er zin in. De dag na aankomst hebben ze geklommen en gingen ze abseilen. De dag was super en ze hadden een stel leuke meiden ontmoet met wie ze een biertje gingen drinken. De stemming was uitgelaten en de groep werd overmoedig. Jochem besloot om van een rots in het water te duiken. Onder het water was een rots waar hij op terechtkwam. Zijn vrienden zagen dat het fout was gegaan. Ze hebben hem uit het water gehaald en de campingbaas gealarmeerd. Jochem is meteen naar het ziekenhuis gebracht waar bleek dat hij een dwarslaesie had opgelopen. Hij heeft een complete dwarslaesie vanaf zijn eerste lendenwervel. Hij is nu drie maanden in het revalidatiecentrum waar hij geholpen wordt om zijn leven zo vorm te geven dat hij zo zelfstandig mogelijk kan zijn.

9


Lichamelijk en zintuigelijk beperkten

fb .v

.

a. Welke gevolgen heeft dit lichamelijk?

u' Ac

c. Welke gevolgen heeft dit emotioneel?

tie

b. Welke gevolgen heeft dit sociaal?

Ed

d. Wat houdt het revalidatieproces in?

ev

er

ij

e. Hoe ondersteun je de jongen tijdens het revalidatieproces?

U

itg

f. Welke disciplines zijn er betrokken bij dit proces?

10

g. Hoe betrek je het sociaal netwerk van de jongen?


Lichamelijk en zintuigelijk beperkten

Artikel Dwarslaesie <

Lees de Theoriebron Ondersteunen bij een motorische beperking en lees de artikelen over dwarslaesie. Maak vervolgens een informatiefolder voor mensen met een dwarslaesie. Dit kan een digitale folder zijn of een folder op papier. Onderwerpen die aan bod moeten komen: • Wat is een dwarslaesie? • Lichamelijke gevolgen van een dwarslaesie • Is het te genezen? • Wat gebeurt er in een revalidatiecentrum? • Relaties en seksualiteit • Hulpmiddelen: waar vind je die? • Contact met lotgenoten.

.

Theoriebron Ondersteunen bij een motorische beperking <

Informatiefolder

fb .v

Opdracht 6

a. Wat voor soort hond is Butler?

b. Schrijf vijf taken op die Butler doet voor mevrouw.

ij

Filmpje De hond kan de was doen <

Lees de Theoriebron Ondersteunen bij een motorische beperking en bekijk het Filmpje De hond kan de was doen. Beantwoord de volgende vragen.

u' Ac

Theoriebron Ondersteunen bij een motorische beperking <

Butler

Ed

Opdracht 7

tie

Artikel Ervaringsdeskundigen dwarslaesie <

ev

er

c. Op welke manier draagt Butler bij aan het sociale leven van mevrouw?

U

itg

d. Op welke manier is mevrouw aan Butler gekomen?

11


Lichamelijk en zintuigelijk beperkten

Theoriebron Ondersteunen bij een motorische beperking <

Hulphond Lees de Theoriebron Ondersteunen bij een motorische beperking en lees het artikel over hulphonden. a. Welke soorten hulphonden zijn er en met welk doel? Hulpvragers

fb .v

Soort hond

.

Opdracht 8

u' Ac

tie

Artikel De Hulphond <

b. Maak vervolgens in Word een stappenplan of stroomschema van een half A4 over het verloop van de aanschaf van een hulphond.

Theoriebron Ondersteunen bij een motorische beperking <

Speelgoed voor Marina • • •

ij

Casus Marina

er

Website Speel-o-theek De Speelbergh <

Lees de Theoriebron Ondersteunen bij een motorische beperking en bekijk de website van de Speel-o-theek De Speelbergh. Lees de casus over Marina. Kies ieder drie speelgoedstukken van De Speelbergh voor Marina, kopieer het plaatje en schrijf daarbij waarom jij denkt dat dit speelgoed bijdraagt aan de ontwikkeling van Marina. Bespreek je keuze met je medestudent.

Ed

Opdracht 9

U

itg

ev

Marina is geboren met een ernstig spasme. Vijf jaar geleden werd ze geboren en al snel bleek dat ze ongecontroleerde bewegingen maakte of helemaal ‘strak’ lag vanwege een hoge spierspanning. Nu, vijf jaar later, is duidelijk dat ze een ernstig spasme heeft. Ze kan haar armen en benen niet goed gebruiken. Ze heeft ook een ontwikkelingsachterstand waardoor ze op een iets lager niveau functioneert dan leeftijdsgenoten. Marina gaat wel naar de onderbouw van de basisschool. Haar ouders proberen haar ontwikkeling zo veel mogelijk te stimuleren. Jij als ondersteuner gaat met hen op zoek naar speelgoed dat ze kan hanteren en dat haar stimuleert om haar handen en benen te gebruiken. Samen kijken jullie in het aanbod van De Speelbergh en jij beargumenteert voor de ouders welk speelgoed geschikt lijkt.

12


Lichamelijk en zintuigelijk beperkten

Theoriebron Ondersteunen bij een motorische beperking <

Ondersteunen bij MS

Lees de Theoriebron Ondersteunen bij een motorische beperking. Lees de blog van Tessa en kijk naar de tips die ze geeft. Benoem bij de problemen de oplossingen die Tessa heeft gevonden.

tie

Opdracht 10

fb .v

.

Voor welk speelgoed heb je gekozen en waarom draagt dit speelgoed bij aan de ontwikkeling van Marina?

Probleem

Oplossing

Sporten Energie sparen

Ed

Koken

u' Ac

Autorijden

Blog Tessa <

Frustratie

Lees de Theoriebron Ondersteunen bij een motorische beperking.

er

Theoriebron Ondersteunen bij een motorische beperking <

Vrijetijdsbesteding

ij

Opdracht 11

ev

Enkele jongeren verblijven in een groep van zes in het revalidatiecentrum Klimmendaal. Ze komen allemaal uit de buurt van Arnhem. Jij gaat voor deze jongeren op zoek naar twee mogelijkheden voor georganiseerde vrijetijdsbesteding die ze kunnen blijven doen wanneer ze niet meer bij Klimmendaal wonen. Geef hierbij ook aan waar ze dit kunnen doen.

U

itg

Casus

Vrijetijdsmogelijkheden

Pieternel van 16 jaar mist allebei haar benen vanaf haar romp door een ongeval. Ze is getraumatiseerd en haar zelfvertrouwen is laag.

Jochem, een stoere en sportieve vent van 15 jaar, bouwt zijn leven weer op nadat hij door kanker een been heeft verloren.

13


Lichamelijk en zintuigelijk beperkten

u' Ac

Theoriebron Ondersteunen bij een motorische beperking <

Ontbrekende ledematen

Bij het begeleiden van een cliënt is het altijd fijn als je je een beetje kunt verplaatsen in wat de cliënt ervaart. Daarvoor is deze opdracht bedoeld. Lees de Theoriebron Ondersteunen bij een motorische beperking. Eén persoon voert steeds de opdracht uit en de ander geeft ondersteuning als daarom gevraagd wordt. Wissel iedere keer van rol zodat jullie allebei alle opdrachtjes gedaan hebben. Probeer eens je veters te strikken met één hand. Schrijf een boodschappenbriefje met één hand. Typ een briefje met maar één hand. Probeer eens te eten zonder handen. Loop met een kruk en één been naar een ander lokaal. Ga in een rolstoel zitten en beweeg jezelf voort alsof je geen benen hebt. Probeer eens vanuit de rolstoel op de wc te gaan zitten zonder je benen te gebruiken.

ij

• • • • • • •

Ed

Opdracht 12

fb .v

Pieter van 16 jaar is meer het artistieke type en wil graag creatief bezig zijn. Hij mist zijn handen na een heftig ongeval met vuurwerk.

tie

Claire van 17 jaar mist een arm, maar wil wel graag een watersport doen.

.

Simone van 18 jaar is niet zo sportief, maar wil in haar vrije tijd wel graag andere mensen ontmoeten. Voordat haar linkerbeen geamputeerd werd, ging ze graag uit.

U

itg

ev

er

a. Beschrijf in eigen woorden hoe je de opdrachtjes ervaren hebt.

14

b. Beschrijf hoe je denkt dat je leven eruit zou zien als je een arm of been zou missen. Wat zou je per se willen doen en wat zou je laten?


Lichamelijk en zintuigelijk beperkten

Filmpje Uitleg over het aantrekken van een prothese liner <

Joris heeft na een ernstig ongeluk op zijn werk een amputatie van zijn onderbeen gehad. Hij heeft nu een tijdelijke prothese en krijgt ondersteuning om zijn leven weer op te pakken. Joris heeft binnenkort een gesprek met de revalidatiearts over het aanmeten van een nieuwe prothese. Joris wil daar graag ook even met jou over praten. Tijd dus om je te verdiepen in de wereld van protheses.

.

Theoriebron Ondersteunen bij een motorische beperking <

Protheses

fb .v

Opdracht 13

Lees de Theoriebron Ondersteunen bij een motorische beperking. Bekijk de Filmpjes over het aantrekken van verschillende types beenprotheses. Geef antwoord op de volgende vragen.

a. Welk drie hoofdgroepen protheses zijn er en welk doel dienen ze?

u' Ac

tie

Filmpje Prothese met een vacuĂźmsysteem aantrekken <

b. Waarvoor dient een liner?

Filmpje Leven met een prothese <

c. Waaruit bestaat een onderbeenprothese?

Ed

Filmpje Prothese met een pinsysteem aantrekken <

er

ij

d. Welke drie soorten bevestigingssystemen zijn er voor een onderbeenprothese?

U

itg

ev

e. Kijk ook eens naar ervaringsverhalen van mensen die leven met een prothese. Beschrijf in eigen woorden tegen welke problemen deze mensen aanliepen en hoe zij deze overwonnen hebben.

15


Lichamelijk en zintuigelijk beperkten

Patiëntenfolder Beenamputatie <

Revalidatie Na een amputatie verandert er veel in het leven en volgt een proces van revalidatie. De cliënt wordt tijdens de revalidatie ondersteund door een multidisciplinair team. Lees de Patiëntenfolder Beenamputatie en beantwoord de volgende vragen.

u' Ac

tie

b. Wat is de functie van de maatschappelijk werker?

fb .v

a. Welke disciplines maken deel uit van het multidisciplinaire team?

.

Opdracht 14

Ed

c. Wat is fantoompijn en hoe kan dit behandeld worden?

U

itg

ev

er

ij

d. Waarom moet een stomp gezwachteld worden?

16

Kijk goed naar de instructie van het zwachtelen van een amputatie voor het bovenbeen. Oefen deze manier van zwachtelen eens. Verdeel de rollen hulpverlener, cliënt en voorlezer. De voorlezer leest de instructie voor en controleert of alles goed gaat. De hulpverlener brengt de zwachtel aan. De cliënt maakt een vuist van zijn hand. Leg de twee à drie ankers circulair om de pols. De vuist is de stomp. Zorg dat iedereen een keer heeft kunnen oefenen. e. Wat vond je moeilijk bij het oefenen?


Lichamelijk en zintuigelijk beperkten

Website Thinglink <

Fatima is 44 jaar en ze is gediagnosticeerd met reuma. Ze vindt het verschrikkelijk, ze dacht altijd dat reuma bij oude mensen hoorde. Ze voelt zichzelf nu een oud mens. Ze werkt drie dagdelen in de week in een verzorgingshuis waar ze ondersteunend werk verricht voor de keuken en in het restaurant. Haar man Gerard is vrachtwagenchauffeur en zorgt voor het gezinsinkomen. Fatima zorgt naast haar werk voor het huishouden en hun twee kinderen van 12 en 14 jaar. Ze moet een nieuwe manier vinden om met hulpmiddelen haar gezin zo goed mogelijk draaiende te houden. Ze heeft hulp nodig bij haar eigen verzorging, want dat wil ze absoluut niet aan haar kinderen vragen. Verder wil ze graag zelf de boodschappen doen en koken. De was, strijk en schoonmaken doet ze samen met de kinderen en haar man. Welke hulpmiddelen zouden geschikt kunnen zijn voor Fatima? Lees hiervoor ook het Artikel Hulp en aanpassingen van het Reumafonds.

er

Artikel over gebruik Thinglink <

u' Ac

Artikel Hulp en aanpassingen <

Casus Fatima

Ed

Theoriebron Ondersteunen bij een motorische beperking <

Reuma, en nu?

ij

Opdracht 15

tie

g. Hoe kunnen contracturen voorkomen worden?

fb .v

.

f. Hoe moeten een prothese en liner verzorgd worden?

U

itg

ev

a. Welke drie aanpassingen zou je voorstellen voor de badkamer van Fatima?

b. Welke drie tips zou je Fatima geven zodat ze zichzelf beter kan redden bij het douchen, wassen of aankleden?

c. Welke drie aanpassingen zou je voorstellen voor de keuken van Fatima?

17


Lichamelijk en zintuigelijk beperkten

.

d. Welke drie tips zou je Fatima geven zodat ze zich makkelijker kan redden bij het koken?

Opdracht 17 Theoriebron Ondersteunen bij een motorische beperking <

tie

Doe de reuma kennistest.

Laat een rapport met de goede antwoorden naar jezelf mailen. Schrijf een verslag van een half A4 met hierin het feit dat je het meest verbaasde en waarom.

Poster Duchenne

Lees de Theoriebron Ondersteunen bij een motorische beperking en bekijk op de website van de NPO de aflevering van ‘Je zal het maar hebben’. Jeroen heeft de ziekte van Duchenne. Welke ondersteuning heeft hij nodig? Maak hier een poster van. Teken een begeleider en geef bij de verschillende lichaamsdelen aan wat je in moet zetten in de begeleiding bij iemand met Duchenne.

Website NPO <

Op welke manier kom je aan informatie over de ondersteuning die je iemand met de ziekte van Duchenne kunt geven? Beschrijf vier manieren.

ev

er

Theoriebron Ondersteunen bij een motorische beperking <

Patiënteninformatie Duchenne

ij

Opdracht 18

u' Ac

Reuma kennistest <

Reuma kennistest

Ed

Opdracht 16

fb .v

e. Maak eens een foto van je eigen badkamer en/of keuken en zet hier met behulp van Thinglink adviezen bij voor mogelijke aanpassingen en tips. In het artikel over het gebruik van Thinglink kun je lezen hoe je dit doen moet.

itg

Opdracht 19

U

Artikel ALS <

18

ALS

Lees het Artikel ALS en beantwoord de volgende vragen. a. Wat is het ziekteverloop van ALS?

b. Is de ziekte progressief?


Lichamelijk en zintuigelijk beperkten

c. Welke functies blijven doorgaans het langst behouden?

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

f. Is het bekend hoe de ziekte ontstaat?

tie

e. Krijgen mensen met ALS ook een cognitieve beperking?

fb .v

.

d. Wat zijn vaak de eerste symptomen van ALS?

19


Mensen met een zintuigelijke beperking

.

Mensen met een zintuigelijke beperking

fb .v

Inleiding

We kijken naar dingen, horen mensen en andere geluiden, proeven of iets bedorven is of ruiken een gaslucht. Stel dat iemand een beperking heeft aan een of meerder zintuigen, hoe zou zijn leven er dan uitzien? Welke begeleiding en ondersteuning is nodig om de beperking aan het zintuig te compenseren en zo een volwaardig bestaan op te bouwen?

tie

Leerdoelen

Bedenk in tien minuten tijd in tweetallen zo veel mogelijk situaties waarin je last hebt van een visusbeperking als kokervisie, kleurenblindheid, slechtziendheid of blindheid.

er

Theoriebron Ondersteunen bij een zintuigelijke beperking <

Wedstrijd visusbeperking

ij

Opdracht 20

Ed

u' Ac

Je kunt: • uitleggen hoe je iemand moet ondersteunen die een beperking in het zicht heeft bijvoorbeeld door (corticale) blindheid, retinitis pigmentose, glaucoom, maculadegeneratie, kleurenblindheid of staar • uitleggen hoe je iemand moet ondersteunen bij een beperking in het gehoor bijvoorbeeld bij doofblindheid, doofheid aan het innerlijk gehoorsysteem, stoornissen in het buiten- of middenoor • uitleggen hoe je iemand moet ondersteunen die een beperking heeft in het proeven bijvoorbeeld bij NAH • uitleggen hoe je iemand moet ondersteunen die een beperking heeft in het ruiken bijvoorbeeld bij anosmie • uitleggen hoe je iemand moet ondersteunen die een beperking heeft in het voelen bijvoorbeeld bij een verlaagde spierspanning als gevolg van spasticiteit of verlamming.

U

itg

ev

Wie heeft de meeste situaties bedacht? Beoordeel samen of het groepje ook echt heeft gewonnen (kloppen de situaties?). Zijn er nog andere tweetallen die iets anders hebben bedacht?

20


Mensen met een zintuigelijke beperking

Opdracht 21

Begeleiden van iemand met een visusbeperking Bij het begeleiden van een cliënt is het altijd fijn als je je een beetje kunt verplaatsen in wat de cliënt ervaart. Daarover gaat deze opdracht.

fb .v

.

Eén persoon voert steeds de opdracht uit en de ander geeft ondersteuning als daarom gevraagd wordt. Wissel iedere keer van rol zodat jullie allebei alle opdrachtjes gedaan hebben. • Probeer je veters te strikken zonder te kijken. • Loop de gangen door met een blinddoek en laat je begeleiden. • Eet vla met een blinddoek om. • Loop een vooraf afgesproken route waarbij je door twee wc-rollen kijkt. • Kijk een filmpje op YouTube zonder geluid en vertel na afloop waar het filmpje over ging.

Opdracht 22

Een visusbeperking?

u' Ac

tie

Beschrijf in een half A4’tje hoe je de opdrachtjes ervaren heb en hoe je leven eruit zou zien als je je zicht of gehoor zou moeten missen. Wat zou je per se willen doen en wat zou je laten?

Doe de oogtest. Beschrijf op maximaal een half A4 wat je het meest is opgevallen bij de oogtest.

Opdracht 23 Luisterartikel Wazig zien <

Wazig zien

Luister klassikaal naar het Artikel Wazig zien tot ‘de oogtest’. Schrijf individueel een samenvatting van het stukje dat je gehoord hebt. Vergelijk in tweetallen de samenvattingen. Beantwoord vervolgens de volgende vragen.

Ed

Oogtest <

er

ij

a. Hebben jullie dezelfde informatie uit de tekst gehaald?

U

itg

ev

b. Wat vond je ervan om naar een stukje tekst te luisteren en deze niet te zien?

21


Mensen met een zintuigelijke beperking

In het kader van de Dag van de witte stok is er een onderzoek gedaan bij de horeca. Hoe gastvrij is de horeca voor mensen die blind of slechtziend zijn?

.

Theoriebron Ondersteunen bij een zintuigelijke beperking <

Tips voor de horeca

fb .v

Opdracht 24

tie

Artikel Horeca gastvrij voor mensen met een visuele beperking <

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

Lees het Artikel Horeca gastvrij voor mensen met een visuele beperking en geef tien tips aan de horeca om blinde mensen gastvrijer uit te nodigen.

22


Mensen met een zintuigelijke beperking

Opdracht 25

Hints Hoe maak je iets duidelijk wanneer je niet kunt horen?

Gehoorapparaten

tie

Opdracht 26

fb .v

Onderwerpen: • Ga je mee naar de film? • Ik vind je leuk, wil je mee op date? • Ik wil graag bij u werken. • Mijn telefoon is stuk. • Het gaat niet goed op school.

.

Iemand gaat voor de klas staan en stelt een van de volgende vragen of maakt een van volgende opmerkingen.

u' Ac

Lees de casussen. Beargumenteer bij elke casus welk gehoorapparaat je aanbeveelt en waarom.

Casus Mevrouw Van Dam

Mevrouw Van Dam wordt wat ouder en merkt dat ze minder gaat horen. Ze wil haar geringe gehoorverlies compenseren met een gehoorapparaat. Mevrouw Van Dam is alleen wel ijdel en wil het liefst dat niemand het ziet.

Ed

a. Aanbeveling:

ij

Casus Meneer Shariva

ev

er

Meneer Shariva heeft door zijn werk een zware gehoorbeschadiging opgelopen. Hij hoort bijna niets meer en is hierdoor flink onthand. Hij wil graag weer horen zodat hij zijn kinderen en kleinkinderen goed kan verstaan. Meneer Shariva heeft een bedrijfsongeval gehad waardoor hij zijn handen niet goed kan gebruiken.

U

itg

b. Aanbeveling:

23


Mensen met een zintuigelijke beperking

Casus Felicia

.

Felicia van 16 jaar is slechtziend en slechthorend. Ze kan goed functioneren op school met de hulpmiddelen die ze tot haar beschikking heeft.

Lees de Theoriebron.

tie

Theoriebron Ondersteunen bij een zintuigelijke beperking <

Hulpmiddelen

Je kunt je vast voorstellen dat iemand die doof is naast een gehoorapparaat ook andere hulpmiddelen heeft. Beschrijf vijf van deze hulpmiddelen, hun doel en de werking. Vul de tabel in. Doel

Werking

er

ij

Ed

Hulpmiddel

u' Ac

Opdracht 27

fb .v

c. Aanbeveling:

Opdracht 28

Als je doof geboren wordt, zijn de gevolgen heel anders dan wanneer je op latere leeftijd doof wordt. Lees de Theoriebron Ondersteunen bij een zintuigelijke beperking en vul het volgende schema in.

U

itg

ev

Theoriebron Ondersteunen bij een zintuigelijke beperking <

Gevolgen doofblind zijn

24

Moment van doofblind worden Vanaf de geboorte

Op jonge of volwassen leeftijd Op oudere leeftijd

Gevolgen


Mensen met een zintuigelijke beperking

Lees de Theoriebron Ondersteunen bij een zintuigelijke beperking en bekijk op de Website Gebarencentrum het Mini Gebarenwoordenboek. Werk in viertallen en bedenk alle vier afzonderlijk een vraag om aan de anderen te stellen. Vertaal de vraag naar gebarentaal en probeer of de anderen de vraag begrijpen.

.

Theoriebron Ondersteunen bij een zintuigelijke beperking <

Wat zegt u?

fb .v

Opdracht 29

Website Gebarencentrum <

Lees de Theoriebron Ondersteunen bij een zintuigelijke beperking en ga naar de Website Woordwolk.

tie

Theoriebron Ondersteunen bij een zintuigelijke beperking <

Niet kunnen proeven

Typ zo veel mogelijk woorden in die te maken hebben met smaken niet kunnen proeven. Wanneer je alle woorden hebt bedacht, kun je de website een woordwolk laten maken in een stijl en kleur die jou aanspreekt.

Website Woordwolk <

Opdracht 31

Wat proef ik?

u' Ac

Opdracht 30

Ed

Zorg met de hele groep dat er allerlei ‘hapjes’ zijn die je kunt proeven. Denk aan pindakaas, suiker, poedersuiker, pasta, azijn, citroen, boter, vla, yoghurt enzovoort. Verdeel de groep in groepjes van vier personen. Stel iemand aan als begeleider van het groepje. Geef de groepjes blinddoeken, schoteltjes met de hapjes en lepeltjes. Laat de studenten de hapjes proeven met de blinddoek om.

er

ij

a. Beschrijf in eigen woorden hoe je de opdrachtjes ervaren hebt.

U

itg

ev

b. Beschrijf welke problemen je denkt tegen te komen wanneer je niet kunt proeven.

Opdracht 32

Wat ruik ik? Zorg met de hele groep dat er allerlei kleine hoeveelheden voedsel en andere stoffen zijn die je kunt ruiken. Denk aan pindakaas, suiker, poedersuiker, pasta, azijn, citroen, boter, vla, yoghurt, schoonmaakmiddel, spiritus, waspoeder enzovoort. Verdeel de groep in groepjes van vier personen. Stel iemand aan als begeleider van het groepje. Geef de groepjes blinddoeken en gevulde schoteltjes. Laat de studenten ruiken met de blinddoek om.

25


Mensen met een zintuigelijke beperking

.

a. Beschrijf in eigen woorden hoe je de opdrachtjes ervaren hebt.

tie

Ga met zijn vieren bij elkaar aan een tafel zitten. Leg een A3 of A4 in het midden. Zet een groot vierkant in het midden van het blad en verdeel de rest van het blad in vier vlakken (zie afbeelding).

Ed

Theoriebron Ondersteunen bij een zintuigelijke beperking <

Niet kunnen ruiken

u' Ac

Opdracht 33

fb .v

b. Beschrijf welke problemen je denkt tegen te komen wanneer je niet kunt ruiken.

ev

er

ij

Zorg dat je allemaal een pen of potlood hebt en een arceerstift. Denktijd: Schrijf allemaal in je eigen vlak die problemen waarvan ze volgens jou horen bij niet kunnen ruiken. Rondpraat: Bespreek ieders lijst. Student 1 licht zijn antwoord toe, daarna, met de klok mee, student 2, 3 en 4. Zet na de rondpraat die dingen waar jullie het over eens zijn in de middelste vak. Vergelijk jullie antwoord met andere groepjes en beantwoord de volgende vragen.

U

itg

a. Welke verschillen zijn er?

26

b. Hoe zou je een cliĂŤnt kunnen begeleiden bij deze problemen?


Mensen met een zintuigelijke beperking

Lees de Theoriebron Ondersteunen bij een zintuigelijke beperking en het Artikel over Ashlyn. Met welke aspecten van deze beperking moet iemand bij de begeleiding van Ashlyn rekening houden?

.

Theoriebron Ondersteunen bij een zintuigelijke beperking <

Het leven van Ashlyn

fb .v

Opdracht 34

Opdracht 36

Gevaren van een beperking aan de zintuigen

Maak een lijst met gevaren die op de loer liggen wanneer iemand een beperking heeft aan de zintuigen. a. Visueel:

ij

Theoriebron Ondersteunen bij een zintuigelijke beperking <

Bekijk op de Website NPO een aflevering van Je zal het maar hebben. Beschrijf op een half A4 de problemen die de persoon in het dagelijks leven ondervindt.

u' Ac

Website NPO <

Ondersteunen

Ed

Opdracht 35

tie

Artikel 12-jarige Ashlyn voelt geen pijn <

ev

er

b. Auditief:

d. Niet voelen:

U

itg

c. Niet ruiken/proeven:

27


Ondersteunen bij een spraak-taalhandicap

.

Ondersteunen bij een spraak-taalhandicap

fb .v

Inleiding

Mensen kunnen een beperking hebben in het verstaanbaar spreken of het kunnen uitdrukken van gedachten. Dit levert problemen op in de communicatie met medemensen. Hoe kunnen we deze cliënten ondersteunen zodat ze op een goede manier kunnen functioneren in de maatschappij?

tie

Leerdoelen

Bekijk het Filmpje Als de adem stokt. In welke sociale situaties hebben de jongeren last van hun beperking? En stel je eens voor wat de gevolgen daarvan kunnen zijn.

ev

er

ij

Filmpje Als de adem stokt <

Als de adem stokt

Ed

Opdracht 37

u' Ac

Je kunt: • uitleggen hoe je iemand moet ondersteunen die een beperking in de spraak heeft en daardoor niet goed te verstaan is bijvoorbeeld bij dysartrie • uitleggen hoe je iemand moet ondersteunen die een beperking in de spraak/taal heeft en daardoor niet goed gedachten kan uitdrukken of woorden kan begrijpen bijvoorbeeld bij afasie en spraakapraxie.

itg

Opdracht 38

U

Theoriebron Ondersteunen bij een spraak-taal beperking <

28

Ondersteunen van iemand met een spraak-taalbeperking Je bereidt met je groepje een rollenspel voor. Je bedenkt een situatie waarbij je iemand begeleidt met een spraak-taalbeperking. Maak van tevoren samen een observatielijst met vijf punten waar je op let bij de begeleiding tijdens het rollenspel. Speel om de beurt het rollenspel in tweetallen. Een derde observeert met behulp van de observatielijst.


Ondersteunen bij een spraak-taalhandicap

Lees de Theoriebron Ondersteunen bij een spraak-taalbeperking. Stel vijf aandachtspunten voor je collega-begeleiders op die van belang zijn bij de omgang met mensen met afasie.

Lees de casus.

Casus Mevrouw Van Dam

Mevrouw Van Dam heeft een hersenbloeding gehad. Zij heeft als gevolg hiervan onder andere een afasie opgelopen. Dit vindt ze erg vervelend en wil het liefst zo gewoon mogelijk leven waarbij ze de regie wil houden over haar eigen leven. Het begint al ’s morgens: wanneer de begeleiding komt om haar te helpen, heeft ze moeite met vertellen welke kledingstukken ze aan wil of welke geurtjes ze wil gebruiken. Na het douchen en aankleden gaat ze ontbijten. Ook dan kan ze soms moeilijk vertellen wat ze wil eten. Soms wil ze pap, een andere keer brood, met niet steeds hetzelfde beleg. Ze wil ook aangeven of ze er thee of melk bij wil drinken. Wanneer mevrouw haar ontbijt op heeft, kan ze even gaan uitrusten. Na het rusten gaat ze koffiedrinken in de dagopvang. Daar willen ze graag weten wat mevrouw wil gaan doen. Ze kan gaan zitten breien, de krant lezen of een spelletje doen met de groep.

Ed

Theoriebron Ondersteunen bij een spraak-taal beperking <

Pictogrammen voor mevrouw Van Dam

u' Ac

Opdracht 40

tie

fb .v

Theoriebron Ondersteunen bij een spraak-taal beperking <

Omgaan met afasie

.

Opdracht 39

er

ij

Bedenk welke pictogrammen je kunt maken om mevrouw Van Dam te helpen. Maak vervolgens een boekje met de picto’s waarmee mevrouw Van Dam haar keuzes kenbaar kan maken.

Totale communicatie

ev

Opdracht 41

itg

Theoriebron Ondersteunen bij een spraak-taal beperking <

U

Filmpje Communicatie in cluster 3 <

Bekijk het Filmpje Communicatie in cluster 3. Maak een folder over totale communicatie. Beschrijf in de folder in ieder geval: • wat er bedoeld wordt met totale communicatie • welke middelen gebruikt worden bij totale communicatie • wat de voordelen van totale communicatie zijn. Zorg dat de folder er netjes uitziet en gebruikt kan worden om voorlichting te geven over totale communicatie aan ouders, leraren en andere hulpverleners.

29


Ondersteunen bij een spraak-taalhandicap

Welke mensen of organisaties bieden steun bij het communiceren en wat is hun functie? Vul de tabel in. Hulpverlener of organisatie

Werkzaamheden

U

itg

ev

er

Film Als de woorden niet meer komen <

Kijk naar het Filmpje Als de woorden niet meer komen. Beschrijf drie dingen die je opvallen in deze documentaire en hoe dit jouw kijk op de begeleiding van mensen met afasie beĂŻnvloedt.

Ed

Theoriebron Ondersteunen bij een spraak-taal beperking <

Als de woorden niet meer komen

ij

Opdracht 43

u' Ac

tie

fb .v

Theoriebron Ondersteunen bij een spraak-taal beperking <

Hulp bij het communiceren

.

Opdracht 42

30


Bewustzijnsstoornis

Bewustzijnsstoornis

.

Inleiding

fb .v

Mensen die in coma zijn of die niet of nauwelijks lijken te reageren op hun omgeving hebben ook begeleiding en ondersteuning nodig. Maar op welke manier doe je dit wanneer je niet goed weet wat het effect is van je begeleiding of ondersteuning?

Leerdoelen

Theoriebron Ondersteunen bij een bewustzijns stoornis <

Kahoot-quiz Praten met iemand die niet lijkt te reageren

u' Ac

Opdracht 44

tie

Je kunt: • uitleggen wat het verschil is tussen coma, niet-responsief waaksyndroom (NWS) en laagbewuste toestand (LBT) • uitleggen hoe je iemand moet ondersteunen met een bewustzijnsstoornis.

Bestudeer de Theoriebron en maak daarna de Quiz Praten met iemand die niet lijkt te reageren.

Bekijk het Filmpje Mijn zus ligt in coma en lees de Theoriebron Ondersteunen bij een bewustzijnsstoornis. Bedenk per groepje drie stellingen naar aanleiding van het Filmpje. De stellingen ga je in de groep bespreken.

ev

er

Theoriebron Ondersteunen bij een bewustzijns stoornis <

Omgaan met iemand die niet lijkt te reageren

ij

Opdracht 45

Ed

Website Kahootquiz <

U

itg

Filmpje Mijn zus ligt in coma <

31


Bewustzijnsstoornis

Lees de Theoriebron Ondersteunen bij een bewustzijnsstoornis en de casus van meneer Jarif.

Casus Meneer Jarif

.

Theoriebron Ondersteunen bij een bewustzijns stoornis <

Activerende begeleiding

Meneer Jarif is 60 jaar wanneer hij getroffen wordt door een hersenbloeding. Hij raakt in een LBT. Meneer Jarif verblijft thuis omdat zijn vrouw, vier kinderen en zes kleinkinderen hem graag in de buurt willen hebben. Omgekeerd is meneer Jarif ook echt een familieman. Samen met alle mogelijke mensen en middelen gaan jullie activerende begeleiding toepassen om meneer Jarif zo veel mogelijk te stimuleren om zich te ontwikkelen.

b. Omgeving

Aandachtspunten voor de familie

er

Opdracht 47

ij

Ed

c. Familie

u' Ac

a. Professionele begeleiding

tie

Beschrijf welke mogelijkheden je gebruikt op gebied van...:

fb .v

Opdracht 46

Lees de Theoriebron Ondersteunen bij een bewustzijnsstoornis en maak de opdracht. Meestal zijn er ook gezinsleden of familieleden betrokken bij iemand met een bewustzijnsstoornis. Zij vinden het vaak moeilijk om met de cliĂŤnt om te gaan. Welke vijf aandachtsregels geef je mee aan een nieuwe collega die gaat werken in de begeleiding?

ev

Theoriebron Ondersteunen bij een bewustzijns stoornis <

U

itg

1.

32

2. 3. 4. 5.


Reflecteren

Reflecteren Opdracht 48

Reflectie op de lesstof

fb .v

.

a. Wat heb je allemaal geleerd? Noem drie dingen.

tie

b. Wat wist je al?

Opdracht 49

u' Ac

c. Wat ga je in de toekomst in jouw werk gebruiken?

Kritisch en creatief denken

ij

Ed

a. Kijk je naar verschillende mogelijkheden als dingen niet in één keer lukken? Noem één voorbeeld.

ev

er

b. Kom jij voor jouw mening uit als de situatie dat vraagt? Noem één voorbeeld.

U

itg

c. Heb jij het uiterste uit jezelf gehaald bij de opdrachten? Noem één voorbeeld.

33


Reflecteren

Opdracht 50

Zelfregulatie en zelfsturing

fb .v

.

a. Heb je een goede planning gemaakt? Geef hiervan één voorbeeld.

b. Heb je de goede bronnen en materialen gebruikt? Geef hiervan één voorbeeld.

Opdracht 51

Samenwerken

u' Ac

tie

c. Ben je goed omgegaan met feedback? Geef hiervan één voorbeeld: hoe heb je gereageerd?

Ed

a. Heb jij bijgedragen aan een goede sfeer in de groep? Geef hiervan één voorbeeld.

er

ij

b. Hebben jullie als groep goede afspraken gemaakt? Geef één voorbeeld van een goede afspraak.

U

itg

ev

c. Kun je goed met andere mensen omgaan, ook al zijn ze anders dan jij? Geef hiervan één voorbeeld.

34


Theoriebron Ondersteunen bij een motorische beperking

fb .v

.

Theoriebron Ondersteunen bij een motorische beperking Inleiding

er

ij

Ed

u' Ac

tie

Er zijn cliënten die hun lichaam niet goed kunnen gebruiken. Oorzaken hiervoor kunnen zijn dat iemand ledematen mist, verlammingen heeft of doordat het lichaam vergroeid is. Dit levert in het dagelijks leven veel ongemak op. In de ondersteuning ga je met de cliënt op zoek naar oplossingen. Iedereen wil toch een menswaardig bestaan waarin hij zo zelfredzaam mogelijk is.

Normaal waar kan, speciaal waar nodig.

U

itg

ev

Leven met motorische beperking Een motorische beperking is een stoornis in of aan de ledenmaten waardoor iemand moeite heeft met bepaalde handelingen en/of bewegen. Stel je voor dat je delen van je lichaam niet voelt. De impact hiervan is groter dan jij je kunt voorstellen. De meest voorkomende oorzaken van motorische beperking zijn: • spina bifida (open ruggetje) • dwarslaesie/verlamming • spierziekte bijvoorbeeld ziekte van Duchenne • sclerose • reumatische aandoeningen • amputaties.

35


Theoriebron Ondersteunen bij een motorische beperking

Indeling van motorische stoornissen: Motorische stoornis

Verschijnselen

Verlamming

Stoornissen in de samenwerking van de spieren

• • •

Ontbreken van ledematen

.

trillen, beven (tremor) coördinatiestoornissen (ataxie) hoge spierspanning en spieractiviteit (spasticiteit) krampachtige buig- en strekbewegingen (athetose)

tie

fb .v

• • •

niet zelf kunnen bewegen van een of meer ledematen halfzijdige verlamming (hemiplegie) verlamming vanaf het middel verlamming vanaf de nek

u' Ac

ontbreken van ledematen bij de geboorte ontbreken van ledematen door amputatie

Misvorming of vergroeiing van botten en/of gewrichten

• •

Ed

• • •

verminderde kracht en spierspanning (hypotonie) ontstekingen aan de spieren vermindering van spierweefsel (spieratrofie)

ij

Spierziekte en spieraandoeningen

• •

botten met een kromming botten die erg breekbaar zijn door bijvoorbeeld botontkalking moeite hebben met bewegen door vergroeiing of misvorming in de gewrichten (dwangstand) onnatuurlijke stand van rug of heup pijn

U

itg

ev

er

De verschijnselen van een motorische beperking zijn heel divers. De beperkingen die cliënten kunnen ervaren in het dagelijks leven zijn dus ook divers, maar hebben wel allemaal te maken met minder goed kunnen handelen en/of bewegen. Vaak hebben cliënten op leefgebieden zoals lichamelijke gezondheid/functioneren, wonen, werken en vrije tijd extra ondersteuning nodig om dit zo goed mogelijk vorm te geven. Cliënten hebben extra sociale vaardigheden nodig om mensen tegemoet te treden die eerst de beperking zien en dan pas de mens. Begeleiding kan ook nodig zijn bij emoties die naar boven komen door een niet (meer) ‘gewoon’ functionerend lichaam.

36

Verlamming Bij een verlamming is een deel van het lichaam niet te gebruiken door een storing in het zenuwstelsel. Een cliënt kan totale verlamming of krachtverlies hebben aan een of meerdere lichaamsdelen. Iemand die verlamd raakt door een ongeluk of ziekte leert onder begeleiding opnieuw vaardigheden aan die eerder ‘gewoon’ waren. De begeleiding moet er rekening mee houden dat de cliënt het lichaamsdeel niet (goed) kan meebewegen. Verlamde ledematen kunnen beschadigd raken, zelfs breken, wanneer er onvoldoende zorg is voor de juiste behandeling waarbij het lichaamsdeel in de juiste stand wordt gehouden.


Theoriebron Ondersteunen bij een motorische beperking

Een cliënt kan het verlamde lichaamsdeel als lastig ervaren: ‘het zit in de weg’. Het kan ook voorkomen dat de cliënt het lichaamsdeel vergeet. Dit wordt ook wel neglect genoemd en komt vooral voor bij cliënten die een beschadiging in de rechterhersenhelft hebben.

fb .v

.

Wanneer je spieren niet goed samenwerken

u' Ac

tie

Spieren die niet goed samenwerken kunnen tot gevolg hebben dat er ernstige bevingen (tremoren) ontstaan, dat de coördinatie niet vloeiend verloopt of dat er ongecontroleerde bewegingen zijn. De cliënt kan het lichaam niet gebruiken zoals hij dit wil. De hersenen bedenken hoe de bewegingen doelbewust moeten worden gemaakt. De spieren voeren de handeling niet goed uit waardoor dingen kunnen omvallen, de cliënt zelf kan omvallen of de handeling helemaal blijft steken. Overbelasting of vermoeidheid verergeren de ernst van de beperking. In de begeleiding en tijdens de zorg kan het voorkomen dat iemand onbedoeld plotseling ongecontroleerde bewegingen maakt. De cliënt heeft dan ook voortdurend voldoende steunmogelijkheden in de buurt nodig zodat hij niet valt. Hij heeft begeleiding nodig bij het vinden van een goed evenwicht tussen inspanning en ontspanning. Nieuwe manieren moeten gevonden worden om dagelijkse dingen goed uit te voeren. Dit kan voor de cliënt moeilijk te accepteren zijn en leiden tot opstandigheid.

Geamputeerde lichaamsdelen

Ed

Amputeren is een medische term voor het afzetten, verwijderen, van een ledemaat. Na een amputatie mist de cliënt dus een lichaamsdeel. Een amputatie kan het gevolg zijn van: • een ziekte zoals suikerziekte of kanker waardoor een ledemaat niet meer te redden is • een ongeluk waarbij een lichaamsdeel niet te redden is.

U

itg

ev

er

ij

Na een amputatie volgt vaak een periode van rouw over het verloren ledemaat en het verlies van mogelijkheden. Ondersteuning bij het verwerken van de rouw en het vinden van nieuwe mogelijkheden en aanpassingen vraagt veel tact en kennis van de begeleider. Veel mensen die een ledemaat missen hebben het gevoel dat het ontbrekende lichaamsdeel er nog zit. Ze ervaren bijvoorbeeld nog jeuk of pijn. Dit wordt fantoompijn genoemd. In Nederland zijn goede protheses te verkrijgen die op maat worden aangemeten. Om een prothese te kunnen krijgen moet de stomp een vaste vorm hebben. Dit wordt verkregen door goed te zwachtelen of het gebruik van een tube. Na de operatie volgt een periode van revalidatie gericht op het behouden van gewrichtsmobiliteit en het vergroten van spierkracht, balans, mobiliteit, functionele activiteiten en ADL. De meeste cliënten met een prothese zijn weer in staat om een relatief normaal leven op te pakken.

Wanneer je lichaam vergroeit/vergroeid is Bij sommige cliënten zijn botten en gewrichten vergroeid, bijvoorbeeld als gevolg van een ziekte zoals reuma of osteoartrose. De vergroeiingen kunnen overal in het lichaam voorkomen, maar zitten het meest in de rug, handen en voeten. Voor de cliënt kan een vergroeiing pijn, functie- en of krachtverlies tot gevolg hebben en het betekent vrijwel altijd een verlies van mogelijkheden. Hobby’s en werk kunnen moeilijk worden doordat bepaalde handelingen niet meer uitgevoerd kunnen worden. Dit vraagt om een andere manier van zingeving van het leven. Pijn kan er ook voor zorgen dat de cliënt minder gaat bewegen, terwijl bewegen juist goed is. Fysiotherapie kan dan extra ondersteuning bieden in de vorm van gerichte oefeningen.

37


Theoriebron Ondersteunen bij een motorische beperking

fb .v

Progressieve spierziekten

.

In de begeleiding en de zorg moet gezocht worden naar een nieuw evenwicht in het leven en andere manieren om het leven zin te geven. Pijn moet zo veel mogelijk vermeden worden. Gezocht moet worden naar hulpmiddelen die de cliënt en zijn omgeving kunnen ondersteunen.

u' Ac

tie

Een progressieve spierziekte wordt doorgaans op jonge leeftijd vastgesteld. Het is voortschrijdend wat betekent dat het alleen maar erger wordt. De cliënt moet leven met steeds meer hulpmiddelen, het idee dat hij niet oud wordt en steeds minder zal kunnen. Voor de ouders en naaste omgeving is dit ook een schrijnende situatie. Het begeleiden van deze cliënten bij het dagelijks leven is bijzonder. In de zorg en begeleiding moet goed geobserveerd worden welke ondersteuning de cliënt nodig heeft. De cliënt wil zo zelfstandig mogelijk leven en de kwaliteit van leven zo lang mogelijk behouden. De afnemende mogelijkheden hebben tot gevolg dat er steeds weer iets anders is dat niet lukt en waarin een nieuw evenwicht gevonden moet worden. Daarnaast zal de begeleiding open moeten staan voor gesprekken over sterven en de mogelijkheid om het moment van sterven te kiezen.

Contracturen

Ed

Contracturen is een blijvende samentrekking van spieren en pezen met een dwangstand van een gewricht tot gevolg. De buigspieren verkorten zich waardoor het gewricht niet meer uit de buigstand komt. Contracturen kunnen voorkomen in alle lichaamsdelen. Het is een complicatie die regelmatig voorkomt bij cliënten met een motorische beperking. Contracturen zijn het gevolg van: • langdurig in een zelfde houding zitten of liggen • littekenweefsel.

U

itg

ev

er

ij

Bij cliënten die een beenamputatie gehad hebben zijn vooral de heup en knie gevoelig voor contracturen. Voldoende bewegen, strekken en eventueel het dragen van spalken kan een contractuur verminderen of opheffen. Voorkomen is natuurlijk beter, adviezen zijn: • Beweeg regelmatig: als de cliënt zelf een lichaamsdeel niet kan bewegen kan dit door hulpverleners gedaan worden in overleg met de fysiotherapeut. • Leer bepaalde bewegingen te maken en leer wat het risico is van verkeerd bewegen. • Lig in bed ook periodes plat en goed gestrekt ter voorkoming van knie- en heupcontracturen. • Goede houding: let goed op de houding van lichaamsdelen, ondersteun waar nodig en zorg zo veel mogelijk voor een neutrale stand.

38


Theoriebron Ondersteunen bij een zintuigelijke beperking

fb .v

.

Theoriebron Ondersteunen bij een zintuigelijke beperking Inleiding

u' Ac

tie

In ons dagelijks leven gebruiken we de zintuigen doorlopend. Je kunt je nauwelijks voorstellen hoe het moet zijn wanneer je niet (goed) kunt horen, zien, voelen, proeven of ruiken. De beperking heeft een sociale impact, maar brengt ook gevaar met zich mee doordat aanwijzingen voor gevaar niet worden opgemerkt. Het is niet alleen bijzonder om mensen die een zintuigelijke beperking hebben te ondersteunen, maar het zal ook verassend zijn doordat cliënten tot oplossingen komen die je zelf nooit had bedacht.

Een visuele beperking

ij

Ed

Een visuele beperking betekent dat de cliënt niet of minder goed kan zien. Een visuele beperking kan vanaf de geboorte aanwezig zijn, maar ook op latere leeftijd ontstaan. In het dagelijks leven kan niet of slecht zien problemen opleveren bij wonen, werken, studeren, reizen of vrije tijd. Ook bij de sociale interactie kan het problemen opleveren doordat iemand geen (of moeilijk) gezichtsuitdrukkingen kan zien. Interactie tussen mensen verloopt immers voor een groot deel non-verbaal. Veel cliënten met een visuele beperking hebben baat bij begeleiding door een expertisecentrum. Het expertisecentrum ondersteunt de cliënt bij het onderzoeken van de gevolgen van de oogaandoening voor het dagelijks leven en bij het vergroten van zijn zelfstandigheid en de emotionele verwerking van het slechter gaan zien.

U

itg

ev

er

Begeleiding van cliënten met een visuele beperking Bij het begeleiden van cliënten met een visuele beperking moet je rekening houden met een aantal aspecten: • gebruik van kleur Oranje, geel en lichtgroen zijn het best waarneembaar. Gebruik contrastkleuren om het verschil tussen verschillende objecten duidelijker te maken. Koppel aan een kleur een functie, bijvoorbeeld oranje deuren voor toiletten en badkamers en gele kleuren voor buitendeuren. • gebruik van geluid Geluid kan goed gebruikt worden voor oriëntatie: door bijvoorbeeld de radio zachtjes aan te hebben kan de cliënt herkennen dat hij in de woonkamer is. Te veel geluid werk desoriënterend omdat het richten op één specifiek geluid dan veel moeilijker is.

39


Theoriebron Ondersteunen bij een zintuigelijke beperking

u' Ac

tie

fb .v

.

inrichting ruimte Zorg dat er duidelijke looppaden zijn en dat deze vrij zijn. Zorg dat materialen een vaste plek hebben zodat de cliënten kunnen leren waar dingen staan en ze ook zelfstandig kunnen terugvinden. mobiliteit Cliënten met een visuele beperking bewegen zich over het algemeen wat minder snel, maken kortere passen en lopen met het hoofd iets gebogen. Cliënten met een visuele beperking hebben vaak een minder goede balans, balanstraining kan helpen. communicatie Geschreven informatie is voor cliënten met een visuele beperking vaak onbruikbaar. Kleine stukken tekst kunnen soms nog wel met een loep gelezen worden, maar dit vraagt veel energie en inspanning. Als een cliënt braille kan lezen dan heeft gebruik hiervan de voorkeur, maar tegenwoordig is er ook veel gesproken lectuur en is er grootletterschrift. Cliënten zien tijdens een gesprek non-verbale communicatie niet en missen daardoor een deel van de communicatie. Ze hebben zelf vaak ook weinig gezichtsuitdrukking en zijn daardoor minder te 'lezen' voor de begeleiders. structuur Cliënten met een visuele beperking zijn gebaat bij een duidelijke structuur in tijd, ruimte, materiaal, programma.

U

itg

ev

er

ij

Ed

Cliënten die al lange tijd een visuele beperking hebben zullen ook al eigen oplossingen hebben gevonden. Wees je bewust van de behoeften van de cliënt en de oplossingen die hij al gevonden heeft.

40

Een hond en blindenstok als hulpmiddel voor een mevrouw met visuele beperking.


Theoriebron Ondersteunen bij een zintuigelijke beperking

Niet (goed) kunnen horen

tie

fb .v

.

Slechthorendheid of doofheid betekent dat mensen niet alle geluiden meer kunnen horen of totaal doof zijn. Mensen die niet (goed) kunnen horen hebben hier last van in sociale situaties. Doordat ze gesprekken niet goed kunnen volgen en daardoor bijvoorbeeld grapjes niet begrijpen, kunnen ze zich buitengesloten voelen. Wie vanaf de geboorte niet goed kan horen heeft moeite met taalverwerving. Het aanleren van de taal gaat moeizaam, omdat je dit voor een groot deel leert door te luisteren wat anderen zeggen. Doordat de taalverwerving langzamer gaat, is er vaak ook een kennisachterstand. Doven moeten meer moeite doen om kennis en informatie op te doen. Mensen die op latere leeftijd doof zijn geworden en wel al hadden leren spreken, schrijven en lezen hebben minder moeite om zich verstaanbaar te maken en minder moeite met het opdoen van kennis en informatie. Slechthorendheid of doofheid door ziekte of ouderdom wordt vaak in eerste instantie ontkend en niet geaccepteerd. Hulpmiddelen als gehoorapparaten en technieken als spraakafzien of het handalfabet kunnen zeer geschikt blijken te zijn voor cliënten.

u' Ac

Begeleiding van dove of slechthorende cliënten

U

itg

ev

er

ij

Ed

Bij het begeleiden van dove of slechthorende cliënten moet je bedenken dat: • Ze informatie opdoen door wat ze kunnen zien of voelen Gebruik bijvoorbeeld tril- en flitssignalering voor als de telefoon of bel gaat. • Lichaamstaal voor hen een belangrijke bron van informatie is Zorg daarom dat je lichaamstaal niet verwarrend is. • Je deze mensen niet ongemerkt van achter moet benaderen Ze kunnen je niet horen aankomen. Je zou op de schouder kunnen tikken om aandacht te vragen, maar lang niet iedereen vindt het even prettig als er de hele dag maar aan ze gezeten wordt. Er zijn ook andere manieren. • Dove en slechthorende mensen missen veel informatie. Het gebeurt heel vaak dat er even kort iets gezegd wordt in de gang of tijdens het eten. Ga ervan uit dat de dove of slechthorende die informatie niet heeft meegekregen en zorg dat je deze cliënten op een andere manier op de hoogte houdt. • Bij doof geboren cliënten is gebarentaal hun eerste taal en is gesproken en geschreven Nederlands de tweede taal. Het is dus een beetje zoals voor jou Engels is: je kunt je er redelijk in redden, maar bepaalde uitdrukkingen blijven moeilijk. • Doven en slechthorenden kunnen het gesprek beter volgen als je ze goed aankijkt tijdens het praten. • Duidelijk en iets langzamer praten, zonder overdreven te articuleren, is beter. • Schreeuwen helpt niet. • Korte zinnen worden beter begrepen. • Je moet niet over verschillende onderwerpen door elkaar praten. Dit is verwarrend. • Je zult wat vaker iets moeten herhalen omdat wat je zegt niet begrepen is. • Je kunt namen, adressen maar ook getallen beter opschrijven omdat deze moeilijk te raden zijn. • Een dove hoort zelf niet hoe hard of zacht hij praat en het is heel gewoon om hem te vragen iets zachter of harder te praten. • Een dove of slechthorende is sneller moe van de communicatie en stiltes hebben dan ook een functie. Als je regelmatig met dove cliënten werkt is het zeker aan te raden een cursus gebarentaal te doen.

41


u' Ac

Zorg dat je de aandacht hebt van de cliënt met een gehoorbeperking en deze goed aankijkt wanneer je communiceert.

tie

fb .v

.

Theoriebron Ondersteunen bij een zintuigelijke beperking

Ed

Marieke is al haar hele leven doof, ze is 16 jaar en vindt het heel vervelend als mensen aan haar zitten. Ze snapt wel dat het soms nodig is om haar aandacht te vragen. Sinds kort kan dit aandacht vragen ook anders: ze heeft een horloge dat gaat trillen als je haar een berichtje stuurt. In plaats van haar op de schouder te tikken sturen we haar een uitroepteken. Ze vindt dit veel fijner.

Doofblindheid

U

itg

ev

er

ij

Doofblind zijn betekent dat mensen een combinatie van hardhorendheid of doofheid en slechtziendheid of blindheid hebben. Doofblind betekent dus lang niet altijd dat iemand volledig doof of volledig blind is, de meeste mensen horen of zien nog wel iets. Doofblinden ervaren beperkingen op het gebied van communicatie, informatie en/of mobiliteit. Zelfstandig zijn/worden is niet eenvoudig en er zijn geen standaardoplossingen. Alle activiteiten die doofblinde mensen ondernemen kosten meer energie: vermoeidheid is dan ook iets om rekening mee te houden bij de begeleiding. De leeftijd waarop iemand doofblind wordt heeft net als bij dove mensen veel invloed op de manier waarop informatie verkregen en verwerkt wordt. Er wordt daarom een driedeling gemaakt: • doofblind vanaf de geboorte Contact leggen en communicatie zijn de eerste grote uitdagingen. • doofblind worden op jonge of volwassen leeftijd Dit is een ingrijpende verandering in het leven, die vaak geleidelijk optreedt en grote gevolgen heeft voor zelfstandigheid en participatie. • doofblind worden op oudere leeftijd Dit wordt ook wel ouderdomsdoofblindheid genoemd. Diagnosticeren is niet eenvoudig omdat vaak gedacht wordt dat het bij de leeftijd hoort. Het is voor ouderen vaak lastig om zich in te stellen op de nieuwe situatie. Doofblind worden vergt veel aanpassingen en ondersteuning kan nodig zijn om de zelfstandigheid, activiteiten en sociale contacten te behouden.

42


Theoriebron Ondersteunen bij een zintuigelijke beperking

Begeleiding doofblinde cliënten

fb .v

.

Bij het begeleiden van doofblinde cliënten speelt voelen een belangrijke rol in de communicatie. Je kunt gebruikmaken van voelluisteren door bijvoorbeeld: het spellen van blokletters in de hand, vierhandengebaren of tactiel gebaren waarbij je de handen van de doofblinde lichtjes vasthoudt. Andere tips: • Hoeveel een cliënt ziet of hoort kan per cliënt verschillen. Pas je aan en gebruik communicatietechnieken of communicatiehulpmiddelen die passen bij de cliënt. • Werk met verwijzers, duidelijke voorwerpen die een vaste betekenis hebben.

tie

Het geven van een washandje aan een cliënt betekent bijvoorbeeld altijd dat de cliënt over vijf minuten ondersteund gaat worden bij de persoonlijke verzorging.

Houd bij de begeleiding ook rekening met de zaken die benoemd zijn bij niet goed kunnen horen en visuele beperking.

u' Ac

Niet kunnen voelen

er

ij

Ed

Het fysiek niet kunnen voelen van pijn is een zeldzame ziekte. HSAN (hereditale sensibele en autonome neuropathie) kan optreden in verschillende gradaties en kan zich openbaren na de geboorte of in de kindertijd/tienerjaren. Je hersenen ervaren geen pijnprikkel van het zenuwstelsel. Niet kunnen voelen kan ook een complicatie zijn bij chemotherapie of diabetes. Niet goed kunnen voelen heeft gevolgen voor het sociale contact tussen mensen: aanrakingen zoals strelen worden niet ervaren. Ook het besef van gevaar verdwijnt: pijn is immers een waarschuwing voor gevaar en dit wordt niet gevoeld. Dit kan tot gevolg hebben dat iemand doorloopt met bijvoorbeeld een gebroken arm of zelfs een gebroken rug. Kinderen met HSAN die buitenspelen, kunnen zich beschadigen zonder dit te voelen. In de begeleiding en de zorg moeten deze kinderen bij binnenkomst gecontroleerd worden op fysieke beschadigingen. Wanneer volwassenen niet (goed) kunnen voelen, moet je in de begeleiding en zorg ook alert zijn op gevaar of fysiek letsel.

U

itg

ev

Niet kunnen ruiken of proeven Niet kunnen ruiken of proeven betekent dat de smaakpapillen van de tong en de zenuwen in de neus geen of onvoldoende signalen naar de hersenen doorsturen. Smaken en geuren worden niet herkend en beoordeeld. Niet ruiken kan aangeboren zijn, maar ouder worden kan ook invloed hebben op minder goed kunnen ruiken en proeven. Ziektes of een ongeval kunnen ook de oorzaak zijn voor het verlies van geur en smaak. Niet goed kunnen ruiken en proeven kan gevaarlijk zijn, omdat iemand bijvoorbeeld ook geen gas- of brandlucht ruikt of niet signaleert dat iets bedorven is. Geur heeft ook een sociale functie: we vinden iemand aardig die we lekker vinden ruiken. In de zorg en begeleiding moet je alert zijn dat de cliënt niet wordt blootgesteld aan gevaarlijke situaties. Verder kan het zijn dat de cliënt begeleiding nodig heeft bij het vinden van andere prettige sensaties wanneer lekker eten niet meer aan de orde is.

43


Theoriebron Ondersteunen bij een spraak-taalbeperking

fb .v

.

Theoriebron Ondersteunen bij een spraak-taalbeperking Inleiding

u' Ac

tie

Mensen met een spraak-taalbeperking kunnen zichzelf niet goed verstaanbaar maken of niet goed hun gedachten weergeven in woorden. Wanneer deze vorm van communicatie wegvalt of niet goed bruikbaar is, levert dit een beperking op in de omgang met andere mensen. Het ondersteunen van deze cliënten is een grote uitdaging. In de eerste plaats moet je de cliënten zelf begrijpen voor je kunt achterhalen op welke manier je kunt begeleiden. Het zal een groot beroep doen op je communicatieve vaardigheden.

Wanneer andere mensen je niet goed verstaan

er

ij

Ed

Mensen die ernstig stotteren of op een andere manier niet goed verstaanbaar zijn, lopen tegen veel problemen aan in het dagelijks leven. Stel je maar eens voor dat je een telefoongesprek moet voeren omdat je televisie het niet doet of dat je gaat solliciteren. Niet goed verstaanbaar zijn of stotteren kan aangeboren zijn zoals bij een hersenbeschadiging, beperking of taalontwikkelingsstoornis (TOS). De spraakproblemen kunnen ook op latere leeftijd ontstaan door bijvoorbeeld een hersenbloeding of bij MS. Mensen die gewend waren dat iedereen ze goed verstond zullen ondersteuning nodig hebben om met deze beperking te leren omgaan. Gelukkig zijn er allerlei ondersteunende communicatiemiddelen die gebruikt kunnen worden. Het is voor de begeleider of verzorgende zaak om de goede communicatiemethode te vinden voor de cliënt en zijn omgeving. Daarnaast moet je de tijd nemen om met deze mensen te praten waarbij je de gelegenheid geeft aan de cliënt om zijn woorden te vinden.

U

itg

ev

Afasie

Bij afasie zijn er problemen met het begrijpen en produceren van taal. • begrijpen van taal De cliënt begrijpt niet wat de ander zegt of wat hij leest. • produceren van taal De cliënt kan niet zeggen wat hij wil of niet opschrijven wat hij bedoelt. Hij kan de juiste woorden niet vinden. Mevrouw De Jong heeft een CVA doorgemaakt en kan de juiste woorden niet meer vinden om duidelijk te maken wat ze bedoelt. Mevrouw heeft dit alleen zelf niet door en maakt regelmatig een praatje met medecliënten en hulpverleners. Ze weet niet dat ze geen volzinnen meer spreekt, maar telkens alleen de twee woorden ‘Kleine Jan’ gebruikt. De cliënt kan problemen ervaren in het communiceren met anderen, het lezen van de krant, het volgen van programma’s op tv of radio. De wereld wordt onoverzichtelijk en gewone dagelijkse zaken zijn niet meer vanzelfsprekend.

44


Theoriebron Ondersteunen bij een spraak-taalbeperking

tie

fb .v

.

Als hulpverlener hoef je de cliënt niet steeds te verbeteren. Wanneer je hem of haar begrijpt, is dat voldoende. Gebruik korte zinnen, ondersteunende gebaren en stel enkele vragen. Je kunt foto’s, plaatjes of picto’s gebruiken om het gesprek te ondersteunen. Let ook op de non-verbale communicatie van de cliënt om een goed beeld te krijgen van wat hij wil zeggen.

Dysartrie

u' Ac

Afasie, wanneer de woorden niet goed uit je mond komen.

er

ij

Ed

Cliënten met dysartrie kunnen moeilijk articuleren. Dit kan veroorzaakt worden door coördinatieproblemen of spierverlammingen rond de mond. Het kan plotseling ontstaan, bijvoorbeeld na een beroerte, of geleidelijk, in het geval van een progressieve ziekte. Er is weinig controle bij het spreken doordat de spieren van lippen, tong, gehemelte en stembanden niet meer goed kunnen worden gebruikt. De cliënt spreekt onduidelijk, monotoon of nasaal en meestal is de stem zwak. Door de moeite die het kost om te spreken kan de cliënt minder gaan zeggen. In de begeleiding is het belangrijk dat je de cliënt de ruimte geeft om zijn verhaal te doen. Zich niet goed en minder uit kunnen spreken zal frustratie tot gevolg hebben. Geef ook ruimte aan de frustratie en zoek samen manieren om de communicatie zo goed mogelijk te laten verlopen.

U

itg

ev

Spraakapraxie Mensen met spraakapraxie hebben moeite met het doelbewust uitspreken van klanken, woorden en zinnen. Vaak is er sprake van een minder vloeiende en melodieuze spraak. De ernst van de spraakapraxie kan heel verschillend zijn. Het kan zo ernstig zijn dat de cliënt alleen uitingen kan doen die voortkomen uit emotie, alleen automatische uittingen kan voortbrengen en kan zingen op een bekende melodie. Het is voor de cliënt erg vervelend dat hij zijn gedachten geen woorden kan geven. Hij kan niet communiceren over wat hij prettig vindt, wat hij wil of juist niet wil. In de zorg en begeleiding moet je erg alert zijn op de uitingen van de cliënt, jezelf de tijd geven om goed te luisteren naar alle lichaamstaal. Doordat zingen soms nog wel mogelijk is, kan samen zingen of muziek maken met zang erg prettig zijn.

45


Theoriebron Ondersteunen bij een bewustzijnsstoornis

.

Theoriebron Ondersteunen bij een bewustzijnsstoornis

fb .v

Inleiding

tie

Cliënten met een bewustzijnsstoornis lijken niet of nauwelijks op hun omgeving te reageren. Soms reageert iemand helemaal niet, kijkt alleen en heeft een slaap-waakritme. Er zijn ook mensen die wel automatisch dingen doen maar dit niet bewust doen. Tijdens het bieden van de ondersteuning is het lastig om te weten wat de cliënt wel of niet prettig vindt. Hoe kun je deze cliënten activeren en hoe ga je om met bijvoorbeeld familie die ook weinig of geen reactie krijgt van de cliënt?

u' Ac

Coma

ij

Ed

Een coma is een zware vorm van bewustzijnsverlies door een hersenbeschadiging. De cliënt reageert niet op zijn omgeving en opent de ogen niet. Vaak (in 65% van de gevallen) komt de cliënt binnen enkele uren of dagen weer bij. Het komt regelmatig voor dat de cliënt het moment van in coma raken ‘kwijt’ is. Soms kan hij zich zelfs enkele dagen van voor de coma niet herinneren. Iemand die ‘ontwaakt’ uit de coma moet veel opnieuw leren. Wanneer een cliënt langer dan een maand in coma is, is er sprake van een langdurig coma. Iemand die langdurig in coma ligt moet goed verzorgd worden. Om doorligplekken (decubitus) te voorkomen moet de cliënt regelmatig gedraaid worden. Een muziekje, lekker geurtje of handmassage kan prettig zijn. Er zijn verschillende stadia van coma te onderscheiden: • niet-responsief waaksyndroom (NWS) • laagbewuste toestand (LBT).

er

Niet-responsief waaksyndroom (NWS)

U

itg

ev

Soms komen mensen niet binnen enkele weken uit een coma. De cliënt reageert niet op prikkels, maar opent wel de ogen. Dit wordt het niet-responsief waaksyndroom genoemd. Vroeger heette dit een vegetatieve toestand of werd gesproken van ‘een kasplantje’. Kenmerkend voor NWS is dat het slaap-waakritme bestaat, de cliënt zijn lichaam op temperatuur houdt en dat de spijsvertering doorgaat. De functies van het ‘autonome zenuwstelsel’ blijven bestaan. Soms ontwaken mensen met kleine stapjes uit een NWS. Het is niet duidelijk wat de cliënt wel of niet ervaart. Belangrijk voor de begeleiding is dat de cliënt zich zo prettig mogelijk voelt. Dit betekent: prettig licht, fijne geuren en zachte aanrakingen. Benader de cliënt als mens waarbij je de privacy in het oog houdt. De cliënt heeft kans op doorligplekken en moet goed geobserveerd worden om dit in de gaten te houden.

46


tie

Iemand in een laagbewuste toestand met prikkels stimuleren door de hand vast te houden of te strelen.

fb .v

.

Theoriebron Ondersteunen bij een bewustzijnsstoornis

u' Ac

Laagbewuste toestand (LBT)

Ed

In sommige gevallen ‘ontwaken’ mensen met kleine stapjes uit een niet-responsief waaksyndroom en komen tot een laagbewuste toestand. In een laagbewuste toestand kan de cliënt de blik weer gaan richten, emoties laten zien en steeds verder tot bewustzijn komen. De cliënt zal de wereld om hem heen niet meteen begrijpen en wordt misschien angstig. De hersenfuncties zijn beschadigd waardoor het lichaam niet goed werkt en het geheugen het af laat weten. In de verzorging en begeleiding is het belangrijk om de cliënt zo veel mogelijk op zijn gemak te stellen en ervoor te zorgen dat hij zich prettig voelt. Dit kan op verschillende manieren passend bij de cliënt. Je kunt aan de familie of naasten vragen wat de cliënt voorheen prettig vond (hobby’s, muziek enzovoort). Door hier aandacht aan te besteden kan de cliënt geholpen worden om tot verder bewustzijn te komen.

er

ij

Coma Recovery Scale-Revised (CRS-R)

U

itg

ev

Om aan te geven in welke vorm van bewustzijn een cliënt verkeert, is een meetinstrument ontwikkeld. Dit heet het coma recovery scale-revised (CRS-R). Het bewustzijn wordt gemeten op zes onderdelen: 1. de reactie op geluidsprikkels (auditieve functie) Er wordt gekeken in hoeverre de cliënt reageert op geluidsprikkels waarbij vier stadia worden onderscheiden, van schrikken van geluid tot systematisch bewegen op geluid. 2. de visuele functie Er wordt gekeken naar de reactie van de cliënt op het gebied van zien. Hierbij worden vijf stadia onderscheiden, van een schrikreactie tot het herkennen van objecten. 3. de motorische functie Er wordt in zes stadia gekeken naar de beheersing en aansturing van de motoriek. Dit gaat van stereotype bewegingen tot functioneel gebruik van voorwerpen. 4. de verbale functie Hierbij wordt naar drie stadia gekeken van de beheersing van de mond en stem. Dit gaat van orale reflexen tot verstaanbare verbale expressie. 5. de communicatie in twee stadia Dit gaat van niet-functioneel naar doelbewuste functionele communicatie. 6. de drie stadia van waaktoestand Er wordt gekeken of de cliënt zijn ogen opent na stimulatie tot gerichte aandacht.

47


Theoriebron Ondersteunen bij een bewustzijnsstoornis

Vroege mobiliteit en stimulering

tie

fb .v

.

Voor jonge cliënten die in coma zijn geraakt na een ongeluk of ziekte is er een speciaal revalidatieprogramma ontwikkeld door Henk Eilander en zijn collega’s. Het revalidatieprogramma heet: vroege intensieve neurorevalidatie (VIN). Dit onderzoek heeft ertoe geleid dat jonge mensen (tot 25 jaar) meer kans hebben om uit een NWS of LBT te ‘ontwaken’. Jonge mensen hebben meer flexibiliteit om het leven op een nieuwe manier vorm te geven en hebben nog een heel leven voor zich. Het revalidatieprogramma is erop gericht om de cliënt op allerlei manieren te stimuleren. Hier zijn verschillende disciplines bij betrokken zoals: logopedist, fysiotherapeut en ergotherapeut. Ook familie en bekenden kunnen worden ingezet om de cliënt te stimuleren. Tijdens de dag zijn er vier tot vijf momenten van behandeling, afgewisseld met rustperiodes, maar ook met stimulatie door bijvoorbeeld de familie die tegen de cliënt praat of hem streelt. Het is belangrijk dat de hulpverlener de cliënt goed observeert om te zien of de behandeling aanslaat of te zwaar is. De combinatie van stimulatie en rust is belangrijk.

u' Ac

De cliënt met een bewustzijnsstoornis

Ed

De begeleiding richt zich op het opnieuw proberen te activeren van de persoon, naast het feit dat je wilt zorgen dat iemand zich prettig voelt. Het is goed om met familie en mantelzorgers te kijken hoe de woonomgeving zo ingericht kan worden dat de cliënt zich thuis voelt en prikkels ervaart die hem of haar kunnen triggeren. Het gebruik van geluiden en geuren of het voelen van warmte of zachte stoffen kunnen het leven van de cliënt prettiger maken. Als hulpverlener krijg je ook te maken met de familie, ouders, kinderen, partners van de cliënt. Voor deze mensen kan het erg moeilijk zijn dat de cliënt niet of nauwelijks reageert. Het is voor naasten prettig om hiervoor niet alleen begrip te krijgen, maar ook aanwijzingen voor het omgaan met de cliënt.

U

itg

ev

er

ij

Aanwijzingen die je aan een naaste kunt geven zijn: • Kom regelmatig en praat dan met de cliënt en niet over de cliënt. • Luister samen naar muziek of kijk samen naar tv-programma's die de cliënt leuk vond en praat er daarna over. • Raak de cliënt gewoon aan, masseer de handen of voeten. • Lees de krant of een boek voor. • Vertel over de dagelijkse dingen. • Help de ruimte in te richten op een manier die past bij de cliënt. • Bespreek het met de hulpverleners als je je zorgen maakt of verandering denkt te signaleren. • Vertel de hulpverleners wat de cliënt prettig vindt en wat zijn gewoontes waren.

48


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.