9789037233599 licht verstandelijke beperkten

Page 1

fb .v

.

Cursus

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

Licht verstandelijk beperkten


Auteur: Gerda Verhey Inhoudelijke redactie: Jo-Anne Schaaf Titel: Licht verstandelijk beperkten

©

tie

ISBN: 978 90 3723 359 9

fb .v

Uitgeverij: Edu’Actief b.v. 0522-235235 info@edu-actief.nl www.edu-actief.nl

.

Colofon

Edu’Actief b.v. 2018

u' Ac

Behoudens de in of krachtens de Auteurswet gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

Ed

Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h Auteurswet dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in compilatiewerken op grond van artikel 16 Auteurswet kan men zich wenden tot de Stichting PRO (www.stichting-pro.nl).

ij

De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.

U

itg

ev

er

Door het gebruik van deze uitgave verklaart u kennis te hebben genomen van en akkoord te gaan met de specifieke productvoorwaarden en algemene voorwaarden van Edu’Actief, te vinden op www.edu-actief.nl.


Inhoudsopgave Over deze cursus

.

6

Mogelijkheden, beperkingen en begeleiden 16

Geestelijke gezondheid Sociaal netwerk

21

24

Voorzieningen en media

26

32

28

u' Ac

Levensfasen en levensvragen Theoriebron LVB

tie

Methodieken

10

fb .v

OriĂŤntatie

4

Theoriebron Levensfasen en levensvragen Theoriebron Ondersteuningsbehoefte Theoriebron Methodieken

38

41

45

Ed

Theoriebron Sociaal netwerk

35

Theoriebron Geestelijke gezondheid

46

Theoriebron Sterk gedragsgestoord licht verstandelijk gehandicapten

ij

Theoriebron Voorzieningen en media

52

54

U

itg

ev

er

Theoriebron Ethische dilemma’s

49

3


Over deze cursus

Over deze cursus

u' Ac

tie

fb .v

.

Deze cursus gaat over mensen met een licht verstandelijke beperking. In de cursus leer je wat een licht verstandelijke beperking is en hoe je mensen met een licht verstandelijke beperking kunt begeleiden op allerlei vlak, bijvoorbeeld bij het in stand houden van de geestelijke gezondheid, bij leer-, opvoedings- en gedragsproblemen en bij het aangaan en onderhouden van een sociaal netwerk. Je leert ook hoe je om kunt gaan met levensvragen die mensen met een licht verstandelijke beperking hebben.

Ik wil alleen ondersteuning als ik erom vraag.

• •

Je kunt uitleggen wat een licht verstandelijke beperking inhoudt. Je kunt de mogelijkheden en beperkingen van cliënten inschatten en de begeleiding daarop aanpassen. Je kunt cliënten begeleiden bij leer-, opvoedings- en gedragsproblemen. Je weet welke factoren van invloed zijn op de geestelijke gezondheid. Je kunt cliënten begeleiden bij het opbouwen, onderhouden en herstellen van een sociaal netwerk. Je weet welke randvoorwaarden en ondersteuning nodig zijn voor de toegankelijkheid en bereikbaarheid van voorzieningen en media. Je hebt inzicht in de ontwikkeling, de verschillende levensfasen en de levensvragen die hierbij een rol spelen.

er

ij

• • •

Ed

Leerdoelen

ev

itg

Beoordeling

U

Beoordelingsformulier <

4

Aan het eind van de cursus wordt je parate kennis beoordeeld met een toets. Je praktische beheersing van de leerdoelen wordt getoetst aan de hand van één beroepsproduct. Dit wordt op verschillende punten beoordeeld: op inhoud (producteisen) en op uitvoering (processtappen). Andere belangrijke punten bij de beoordeling zijn: actieve deelname aan de lessen, nette uitwerking van de opdrachten in correct Nederlands. Je vindt ze bij elkaar in het beoordelingsformulier.


Over deze cursus

Planning Een beroepsproduct maken kost tijd. Daarom moet je dit goed plannen. Lees eerst de opdracht van het beroepsproduct goed door en vul daarna het planningsformulier in. Neem ook de andere opdrachten van deze cursus op in je totale planning. Zo voorkom je dat je in tijdnood komt.

fb .v

.

Planningsformulier <

tie

Beroepsproduct: LVB-krant (2) Je gaat een LVB-krant maken. De krant is bestemd voor mensen met een licht verstandelijke beperking en hun naastbetrokkenen, zoals ouders. De krant geeft informatie over het leven met een licht verstandelijke beperking. In de krant komen de volgende onderdelen voor: • het levensverhaal van iemand met een licht verstandelijke beperking Deze persoon vertelt welke problemen hij tegengekomen is als gevolg van zijn verstandelijke beperking en welke oplossingen hij daarvoor gevonden heeft. • tips voor het leggen van contacten met anderen • goede websites voor mensen met een licht verstandelijke beperking • een leuke activiteit voor mensen met een licht verstandelijke beperking • eenvoudige, lekkere recepten.

u' Ac

Plan voor jezelf een datum waarop je dit beroepsproduct inlevert. Vul deze datum in op je planningsformulier.

Ed

Eisen aan de uitvoering • Maak een planning en een taakverdeling. • Verplaats je in de wereld van mensen met een licht verstandelijke beperking en pas het niveau van de krant hierop aan. • Zorg voor een verzorgde en aantrekkelijke uitvoering. Laat elke processtap goedkeuren door je docent, voordat je begint aan de volgende processtap.

U

itg

ev

er

ij

Eisen aan het beroepsproduct • De krant sluit aan bij het niveau van mensen met een licht verstandelijke beperking. • De krant bevat goede en bruikbare informatie. • De krant ziet er verzorgd en aantrekkelijk uit.

5


Oriëntatie

Oriëntatie Boodschappenlijstje

fb .v

Op het bord staan de volgende onderwerpen: • licht verstandelijke beperking • mogelijkheden en beperkingen • randvoorwaarden en ondersteuning voorzieningen en media.

.

Opdracht 1

u' Ac

tie

a. Verdeel een vel papier in drie kolommen. Schrijf boven aan elke kolom een van deze onderwerpen. Schrijf onder elk onderwerp een woord of feit dat bij het onderwerp hoort. Geef het vel papier door naar links. Je hebt nu het vel papier van een medestudent voor je liggen. Schrijf bij elke kolom een woord of feit dat erbij hoort. Geef het vel papier daarna weer door naar links. Ga zo door totdat je je eigen vel papier weer terug hebt of totdat de docent aangeeft dat jullie moeten stoppen. Let op! Er mogen geen dubbele woorden of feiten op de vellen papier komen te staan. Weet je niets nieuws meer? Zet dan een kruisje.

U

itg

ev

er

ij

Ed

b. Bespreek met een medestudent wat je hebt geleerd.

6


Licht verstandelijke beperkten

Licht verstandelijke beperkten

.

In je toekomstige werk krijg je te maken met het begeleiden van cliënten met een licht verstandelijke beperking. Om deze cliënten goed te kunnen begeleiden ga je je nu verdiepen in deze doelgroep.

fb .v

Leerdoelen

Je kunt: • uitleggen wat de classificatie volgens het ICF inhoudt • uitleggen hoe iemand met een licht verstandelijke beperking functioneert op verstandelijk, motorisch, sociaal en communicatief gebied en bij ADL-handelingen.

Oriëntatie

tie

Opdracht 2

Opdracht 3

Bestudeer Theoriebron LVB en beantwoord de vragen.

a. Gaat het om een stoornis, een beperking of een participatieprobleem?

Ed

Theoriebron LVB <

Classificatie

u' Ac

Ken jij mensen met een licht verstandelijke beperking? Zo ja, wat kunnen deze mensen wel en niet?

Martine heeft een licht verstandelijke beperking en autisme en kan niet naar school.

er

ij

Ingrid heeft een licht verstandelijke beperking en is slechtziend.

ev

Bas heeft een licht verstandelijke beperking en kan de laatste tijd minder goed lopen vanwege ouderdom.

b. Het ICF maakt onderscheid tussen interne en externe factoren. Geef drie voorbeelden van interne factoren.

2. 3.

U

itg

1.

7


Licht verstandelijke beperkten

c. Geef drie voorbeelden van externe factoren. 1. 2.

Quirine heeft een gesprek met Myrthe. Myrthe is 21 jaar en heeft altijd bij haar ouders gewoond. In het gesprek geeft Myrthe aan dat op achtjarige leeftijd ontdekt is dat zij een licht verstandelijke beperking heeft, omdat ze niet goed mee kon komen op school. Myrthe heeft geen gezondheidsproblemen. Zij wil begeleid gaan wonen. Ze is het zat dat haar ouders zich overal mee bemoeien. Ze wil in de toekomst graag een eigen huisje, een leuke vriend en een hond. Myrthe wil leren haar eigen huishouden te voeren. Ze heeft nog nooit schoongemaakt, boodschappen gedaan of gekookt. Ze heeft ook helemaal geen verstand van administratie, want dat regelde haar vader altijd, maar ze wil het wel graag leren. Myrthe vindt zingen leuk en zou daarom lid willen worden van een koor. Ze zou ook graag een baan willen. Het lijkt haar leuk om in een winkel te werken, het liefst in een winkel waar ze make-up en lekkere luchtjes verkopen. Myrthe heeft speciaal onderwijs gevolgd. Ze houdt van wandelen en fietsen en zou dat graag met anderen willen doen, maar haar moeder houdt dat tegen. Die is bang dat Myrthe gepest wordt. Toen ze twaalf jaar was, heeft ze haar broertje verloren. Ze mist hem nog steeds.

u' Ac

tie

Website Divosa: ICF-gesprekskaart <

Gesprekskaart

fb .v

Opdracht 4

.

3.

Ed

Vul de gesprekskaart in. Kijk op de website van Divosa voor meer informatie over de gesprekskaart. Gesprekskaart:

Gezondheidstoestand/aandoening

Functies, anatomische eigenschappen Activiteiten

ij

Participatie

er

Externe factoren

ev

Persoonlijke factoren

Opdracht 5

Wat wel, wat niet?

U

itg

Victor is achttien jaar en heeft een licht verstandelijke beperking.

8

a. Op welk niveau kan Victor boeken lezen? Leg je antwoord uit.


Ik kan meer dan je misschien wel denkt.

tie

fb .v

.

Licht verstandelijke beperkten

u' Ac

b. Kan Victor iets met zijn handen maken? Leg je antwoord uit.

Ed

c. Kan Victor goed met anderen omgaan? Leg je antwoord uit.

d. Hoe communiceert Victor? Leg je antwoord uit.

U

itg

ev

er

ij

e. Kan Victor zichzelf zonder hulp aankleden voor een feestje? Leg je antwoord uit.

9


Mogelijkheden, beperkingen en begeleiden

.

Mogelijkheden, beperkingen en begeleiden

fb .v

Er zijn speciale methoden die gebruikt worden voor mensen met een verstandelijke beperking. Voordat je deze gebruikt, moet je inschatten wat de mogelijkheden en beperkingen van de cliënt zijn.

Leerdoelen

Oriëntatie

u' Ac

Opdracht 6

tie

Je kunt: • mogelijkheden en beperkingen van de cliënt inschatten • motivatietechnieken toepassen • onderhandelingsmethodieken toepassen.

Wat is belangrijk bij het inschatten van de mogelijkheden en beperkingen van een cliënt? Maak hier een woordweb van.

Theoriebron Ondersteuningsbehoefte <

Mogelijkheden en beperkingen

Bestudeer de Theoriebron Ondersteuningsbehoefte en beantwoord de vragen. a. Bekijk het Filmpje LVB. b. Welke mogelijkheden en beperkingen heeft deze cliënt?

Ed

Opdracht 7

er

ij

Filmpje LVB <

itg

ev

c. Welke gevolgen heeft dat voor de begeleiding?

Opdracht 8

U

Werkmodel Beginsituatie <

Werkmodel Schrijven van een dagbestedingsplan <

10

Mogelijkheden en beperkingen inschatten Schrijf zelf met behulp van het Werkmodel Beginsituatie een casus over een cliënt met een licht verstandelijke beperking. Beschrijf daarin wat zijn mogelijkheden en beperkingen zijn. Je gaat de casus straks uitspelen in een rollenspel, waarbij jij als cliënt een gesprek hebt over jouw ondersteuningsplan. Bedenk hoe je in het rollenspel jouw mogelijkheden en beperkingen naar voren kunt laten komen. Let op, je medestudent mag deze casus niet lezen! Speel het rollenspel samen met je medestudent. Jij bent de cliënt, je medestudent is de begeleider. Als begeleider kun je ter ondersteuning bij het gesprek het Werkmodel Schrijven van een dagbestedingsplan gebruiken.


Mogelijkheden, beperkingen en begeleiden

De begeleider moet inschatten in hoeverre de cliënt in staat is te helpen bij het opstellen van zijn ondersteuningsplan. Na afloop speel je het rollenspel nog een keer, nu met de casus van je medestudent, waarbij je de rollen omdraait.

.

Bespreek samen het rollenspel na.

fb .v

a. Is het je gelukt om de ondersteuningsbehoefte van de cliënt goed in te schatten? Leg je antwoord uit.

Theoriebron Methodieken <

Bestudeer Theoriebron Methodieken en beantwoord de vragen: a. Wat zijn motivatietechnieken?

b. Wanneer gebruik je motivatietechnieken?

er

ij

Werkmodel Motivatietechniek <

Motivatietechnieken

Ed

Opdracht 9

u' Ac

c. Wat ging goed, wat kon beter?

tie

b. Kon de cliënt helpen bij het opstellen van het ondersteuningsplan? En zo ja, op welke terreinen dan? Leg je antwoord uit.

ev

c. Hoe gebruik je die dan?

U

itg

Opdracht 10

Opdracht 11

Werkmodel Motivatietechniek <

Elkaar motiveren Stel, je wilt graag dat je vriendin met jou meegaat om te helpen met het uitzoeken van kleding voor een feestje. Je vriendin heeft er niet veel zin in. Hoe zou jij haar motiveren om toch mee te gaan?

Motivatie toepassen Tess werkt als begeleider in een woonzorgcentrum. Sinds enkele weken heeft ze een knutselclubje opgericht waar vijf bewoners aan meedoen. Vandaag is er ook weer een bijeenkomst, ze gaan een zeepketting maken. Mevrouw Aartsen komt niet opdagen. Tess

11


Mogelijkheden, beperkingen en begeleiden

Ed

u' Ac

tie

fb .v

.

zoekt haar op in haar kamer. Mevrouw geeft aan dat ze niet veel zin heeft om mee te doen vandaag, ze voelt zich niet zo lekker. Tess denkt dat mevrouw toch best mee kan doen en probeert mevrouw te motiveren.

ij

Mijn motivatie om mee te doen is de gezelligheid.

U

itg

ev

er

Voorbereiding • Lees het Werkmodel Motivatietechniek. • Bedenk nog andere argumenten waarom mevrouw Aartsen niet mee zou willen doen aan de knutselclub. Bespreek deze niet met elkaar.

12

Uitvoering • Speel dit uit in een rollenspel. Een van jullie is Tess, de ander is mevrouw Aartsen. In het rollenspel laat Tess zien hoe ze mevrouw Aartsen motiveert om toch aan de activiteit mee te doen. Draai na afloop de rollen om en speel het rollenspel nog een keer. • Bespreek samen hoe het ging. a. Heeft Tess de juiste motivatietechniek toegepast? Leg je antwoord uit.

b. Hoe reageerde mevrouw Aartsen?


Mogelijkheden, beperkingen en begeleiden

c. Is het gelukt om mevrouw Aartsen te motiveren? Hoe kwam dat?

Reflectie

tie

e. Wat zou je een volgende keer anders doen?

fb .v

.

d. Wat ging goed, wat kon beter?

Werkmodel Onderhandelingstechniek <

Onderhandelingsmethodieken: wat en hoe?

a. Waarom is het soms nodig om onderhandelingsmethodieken te gebruiken? Leg je antwoord uit.

Ed

Opdracht 12

u' Ac

f. In welke situaties zou je deze techniek nog meer toepassen?

ij

b. Leg in je eigen woorden uit hoe onderhandelingsmethodieken werken.

ev

er

c. Wat houdt de geen-verliesmethode in?

Opdracht 13

U

itg

Filmpje Goed in gesprek: kom jij er samen uit? <

Onderhandelen groepsactiviteit Meral is begeleider in een instelling voor ggz. Frits is manisch depressief. In het zorgplan staat als doel dat Frits binnen een week in staat is om elke avond om tien uur naar bed te gaan. Frits ziet dat absoluut niet zitten. Meral stelt voor dat Frits met een voorstel komt dat voor hem wel haalbaar is. Frits geeft aan dat twee uur ’s nachts voor hem een prima tijd is. Meral vindt dat veel te laat. Voorbereiding • Bekijk het filmpje Goed in gesprek: kom jij er samen uit? Het filmpje bestaat uit twee delen. • Bespreek wat jullie van de onderhandeling in het filmpje vonden. – Was het een win-winuitkomst? – Wat vonden jullie goed gaan in het tweede deel van het filmpje? • Bedenk individueel hoe je de rol van Frits gaat invullen en hoe je als Merel met Frits denkt te gaan onderhandelen.

13


Mogelijkheden, beperkingen en begeleiden

Uitvoering Speel dit uit in een rollenspel met een medestudent. Een van jullie is Frits, de ander is begeleider. Draai na afloop de rollen om en speel het rollenspel nog een keer.

fb .v

a. Was er sprake van een win-winsituatie? Leg je antwoord uit.

.

Bespreek samen hoe het ging.

u' Ac

c. Wat ging goed, wat kon beter?

tie

b. Is het gelukt om met Frits te onderhandelen? Hoe kwam dat?

Reflectie d. Wat zou je een volgende keer anders doen?

Opdracht 14

Ed

e. In welke situaties zou je deze techniek nog meer toepassen?

Onderhandelen over gezond gedrag

er

ij

Jip is 24 jaar en heeft een licht verstandelijke beperking. Er zijn afspraken met Jip over uitgaan, drank- en drugsgebruik. Ieder weekend probeert Jip weer te onderhandelen over de afspraken om zo tot nieuwe afspraken te komen. Bij de ene begeleider lukt dit wel en bij de ander niet. Dit leidt tot veel frustratie bij Jip en bij het team begeleiders.

U

itg

ev

Vandaag ben jij de begeleider van dienst en je ziet Jip alweer aankomen. De afspraken zijn: • uitgaan alleen op vrijdag en zaterdag, om 01.00 uur weer thuis, melden bij de slaapdienst als je thuis bent • drank, thuis niet meer dan één kratje bier per week, bij het uitgaan voor niet meer dan drie biertjes geld mee • drugs niet toegestaan, betrapt ... dan die week niet uit. Speel deze situatie na in een rollenspel. Een van jullie is Jip, de ander is begeleider. Draai na afloop de rollen om en speel het rollenspel nog een keer. Bespreek samen hoe het ging. a. Was er sprake van een win-winsituatie? Leg je antwoord uit.

14


Mogelijkheden, beperkingen en begeleiden

b. Is het gelukt om met Jip te onderhandelen? Hoe kwam dat?

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

fb .v

.

c. Wat ging goed, wat kon beter?

15


Methodieken

Methodieken

.

De supportmethodiek en de rehabilitatiemethodiek zijn voorbeelden van methodieken die je kunt gebruiken bij het begeleiden van mensen met een licht verstandelijke beperking.

fb .v

Leerdoelen

Opdracht 16

Ken jij iemand die zo’n probleem heeft? Zo ja, hoe functioneert hij?

Informatie opnemen

Bestudeer Theoriebron Ondersteuningsbehoefte en beantwoord de vragen. Een kind met een licht verstandelijke beperking heeft vaak moeite met het opnemen van informatie. Beschrijf waar het kind dan moeite mee heeft.

ev

er

ij

Theoriebron Ondersteuningsbehoefte <

Mensen met een verstandelijke beperking hebben vaak leer-, gedrags- en opvoedingsproblemen. Zij hebben dan ook behoefte aan specifieke ondersteuning.

u' Ac

Theoriebron Sterk gedragsgestoord licht verstandelijk gehandicapten <

Oriëntatie

Ed

Opdracht 15

tie

Je kunt: • uitleggen welke leer-, opvoedings- en gedragsproblemen voorkomen bij cliënten met een licht verstandelijke beperking • uitleggen welke specifieke leer- en ondersteuningsbehoefte cliënten met een licht verstandelijke beperking hebben • uitleggen wat de supportmethodiek inhoudt • uitleggen wat de rehabilitatiemethodiek inhoudt.

Opdracht 17

Autisme

U

itg

Wat zijn de kenmerken van autisme?

Opdracht 18

Claimgedrag Lotte werkt bij de dagopvang en organiseert een groepsactiviteit. Iris heeft een licht verstandelijke beperking en autisme. Als ze binnenkomt, loopt ze direct op Lotte af en eist de aandacht op. Dat gebeurt ook als Lotte met iemand anders bezig is.

16


Methodieken

fb .v

.

a. Waarom denk je dat Iris steeds probeert om Lotte te claimen? Leg je antwoord uit.

Opdracht 19

tie

b. Hoe kan Lotte hier het beste mee omgaan?

Weglopen

u' Ac

Fiona organiseert een groepsactiviteit op de dagopvang. Vandaag is dat een knutselwerkje. Wanda heeft een licht verstandelijke beperking. Het komt de laatste tijd regelmatig voor dat zij tijdens een activiteit wegloopt.

Ed

a. Wat kan de oorzaak zijn van het weglopen van Wanda? Leg je antwoord uit.

er

ij

b. Hoe kan Fiona hier het beste mee omgaan?

Terugtrekken

ev

Opdracht 20

a. Wat kan de oorzaak zijn van het terugtrekken van Rik?

U

itg

Sander organiseert een creatieve activiteit in een woonvoorziening voor mensen met een licht verstandelijke beperking. Hij doet zijn best iedereen erbij te betrekken, maar hij merkt dat Rik zich steeds terugtrekt. Als Sander iets aan hem vraagt, geeft hij vaak geen antwoord. Hij is stil en sluit zich af van de anderen.

17


Methodieken

Opdracht 21

fb .v

.

b. Hoe kan Sander hier het beste mee omgaan?

ADHD

tie

a. Wat zijn de kenmerken van ADHD?

Supportmethodiek

Ed

Opdracht 22

u' Ac

b. Hoe kun je het beste omgaan met iemand met ADHD?

a. Wanneer zet je de supportmethodiek in? Leg je antwoord uit.

ev

er

ij

b. Beschrijf in je eigen woorden wat de supportmethodiek inhoudt.

Opdracht 23

U

itg

Werkmodel Ondersteuningsplan opstellen <

18

Ondersteuningsplan Als je met mensen met een licht verstandelijke beperking werkt, krijg je te maken met het opstellen van ondersteuningsplannen. Beschrijf welke stappen je doorloopt bij het opstellen van een ondersteuningsplan en wat je bij elke stap doet.


Methodieken

Titia is 25 jaar en heeft een licht verstandelijke beperking. Jij begeleidt haar door middel van de supportmethodiek. Titia houdt van bakken. Ze heeft met wat begeleiding geleerd om cakes en taarten te bakken. Ze zou graag lid worden van een koor, omdat ze veel van zingen houdt. Ze heeft een goede vriendin met wie ze graag optrekt. Ze wil graag dat mensen haar aardig vinden. Ze is een verlegen meisje en zou graag leren om makkelijker contact met anderen te maken. Ze is dol op kinderen en zou graag iets met kinderen willen doen. Titia trekt zich snel terug als mensen onaardig tegen haar zijn. Ze heeft een hekel aan mensen die uit de hoogte doen en denken dat zij minder is dan een ander.

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

Werkmodel Supportmethodiek <

Bestudeer Theoriebron Methodieken en beantwoord de vragen.

.

Theoriebron Methodieken <

Supportmethodiek in de praktijk

fb .v

Opdracht 24

U

itg

Het liefst zou ik dit iedere dag willen doen. Maak individueel een talentenposter, een activiteitenplan, een gelegenheidsplan en een instructieplan voor Titia. Bespreek wat je maakt niet met elkaar. In het Werkmodel Supportmethodiek kun je lezen wat een talentenposter, een activiteitenplan, een gelegenheidsplan en een instructieplan is. Bespreek de producten die je gemaakt hebt samen met Titia in een rollenspel en pas ze zo nodig samen aan. Een van jullie is Titia, de ander is de begeleider. Draai na afloop de rollen om en speel het rollenspel nog een keer. Bespreek na afloop samen hoe het ging.

19


Methodieken

.

a. Klopt de talentenposter met de persoonlijkheid en de mogelijkheden van Titia? Leg je antwoord uit.

Sanne is 22 jaar en heeft een licht verstandelijke beperking. Ze gaat binnenkort begeleid wonen. Sanne wil graag leren koken. Werk dit uit in de vier stappen volgens de rehabilitatiemethode.

U

itg

ev

er

ij

Ed

Werkmodel Rehabilitatie <

Rehabilitatie in de praktijk

u' Ac

Opdracht 25

20

tie

c. Wat ging goed, wat kon beter?

fb .v

b. Denk je dat het activiteitenplan, het gelegenheidsplan en het instructieplan Titia verder zullen helpen? Leg je antwoord uit.


Geestelijke gezondheid

Geestelijke gezondheid

.

Je geestelijke gezondheid is erg belangrijk. Bij mensen met een licht verstandelijke beperking zijn er factoren die de geestelijke gezondheid kunnen beïnvloeden.

fb .v

Leerdoelen

Opdracht 26

tie

Je kunt: • persoonsgebonden factoren die van invloed zijn op de geestelijke gezondheid herkennen en beïnvloeden • omgevingsfactoren die van invloed zijn op de geestelijke gezondheid herkennen en beïnvloeden • sociaal-economische factoren die van invloed zijn op de geestelijke gezondheid herkennen en beïnvloeden.

Oriëntatie

Bestudeer Theoriebron Geestelijke gezondheid en beantwoord de vragen. Fleur is 35 jaar en heeft een licht verstandelijke beperking. Ze voelt zich een beetje eenzaam, want ze heeft weinig vriendinnen. In het verleden heeft ze wel vriendinnen gehad, maar dat ging steeds fout omdat Fleur bepaalde signalen niet oppikte en daardoor ‘vreemd’ reageerde. Als er iets is wat ze moeilijk vindt, reageert ze dat af door te gaan snoepen.

ij

Theoriebron Geestelijke gezondheid <

Persoonsgebonden factoren

Ed

Opdracht 27

u' Ac

Welke factoren hebben invloed op jouw geestelijke gezondheid? Wat voor invloed hebben ze dan?

er

Dirk is 61 jaar en heeft een licht verstandelijke beperking. Hij heeft weinig bezigheden. Als iemand hem voorstelt om eens iets te gaan doen, reageert hij altijd afhoudend want het zal toch wel niks worden. Als hij aan een activiteit deelneemt, komt hij na iedere stap aan de begeleiding vragen of het wel goed gaat.

b. Welke persoonsgebonden factoren herken je bij Dirk? Leg je antwoord uit.

U

itg

ev

a. Welke persoonsgebonden factoren herken je bij Fleur? Leg je antwoord uit.

21


Geestelijke gezondheid

Opdracht 28

Persoonsgebonden factoren beĂŻnvloeden

u' Ac

tie

fb .v

.

Cynthia is 42 jaar en heeft een licht verstandelijke beperking. Ze houdt van schilderen, maar de meeste schilderijen gooit ze weer weg omdat zij ze nooit goed genoeg vindt. Jij vindt dat ze echt talent heeft.

Dit doe ik echt heel graag!

Opdracht 29

Ed

Hoe kun je Cynthia ondersteunen? Bedenk minstens drie dingen.

Omgevingsgebonden factoren

ij

Emma is achttien jaar en heeft een licht verstandelijke beperking. Ze woont sinds kort in een woonvoorziening. Emma kan moeilijk voor zichzelf opkomen. Toen ze nog thuis woonde, namen haar ouders het altijd voor haar op. Ze heeft een laag zelfbeeld. Omdat ze thuis niet veel zelf hoefde te doen, heeft ze ook nooit veel complimenten gekregen.

ev

er

Jayden bezoekt sinds kort de dagopvang. Begeleider Evi merkt dat Jayden erg teruggetrokken is. In zijn ondersteuningsplan heeft ze gelezen dat hij vroeger vaak gepest is. Evi merkt ook dat hij snel meegaat met wat de anderen van de groep willen.

U

itg

a. Welke omgevingsgebonden factoren herken je bij Emma? Leg je antwoord uit.

22

b. Welke omgevingsgebonden factoren herken je bij Jayden? Leg je antwoord uit.


Geestelijke gezondheid

Opdracht 30

Onder- en overprikkeling

tie

b. Waaraan herken je overprikkeling? Leg je antwoord uit.

fb .v

a. Waaraan herken je onderprikkeling? Leg je antwoord uit.

.

Pjotr werkt als begeleider bij de dagopvang. Vandaag organiseert hij een sportieve activiteit. Hij observeert de deelnemers tijdens de activiteit. Job doet niet echt enthousiast mee. Hij kijkt een beetje verveeld om zich heen. Tijs daarentegen lijkt in paniek te raken. Hij ziet er gestrest uit en op een gegeven moment loopt hij weg.

u' Ac

c. Hoe kun je ondersteuning bieden om onderprikkeling te voorkomen? Leg je antwoord uit.

Opdracht 31

Ed

d. Hoe kun je ondersteuning bieden om overprikkeling te voorkomen? Leg je antwoord uit.

Sociaal-economische factoren

Fenna is 23 jaar en werkt in een kringloopwinkel. Fenna vindt de spullen die in de winkel staan maar oude troep, ze snapt niet dat er mensen zijn die er geld voor geven. Ze zou liever in een winkel met mooie spullen werken.

er

ij

Brendan is 24 jaar en woont begeleid op een flatje. Zijn buren zijn erg luidruchtig en Brendan heeft daar veel last van. Hij slaapt slecht en heeft veel last van stress.

ev

a. Welke sociaal-economische factor herken je bij Fenna? Leg je antwoord uit.

U

itg

b. Welke sociaal-economische factor herken je bij Brendan? Leg je antwoord uit.

Opdracht 32

Sociaal-economische factoren beĂŻnvloeden Jesse is dertig jaar en werkt sinds kort in een lunchroom. Hij vindt het moeilijk om contacten met anderen te leggen en ziet er steeds tegenop als hij een tafeltje moet bedienen. Hoe kun je Jesse hierin ondersteunen? Leg je antwoord uit.

23


Sociaal netwerk

Sociaal netwerk

.

Mensen met een verstandelijke beperking hebben vaak moeite met het opbouwen, onderhouden en herstellen van een sociaal netwerk. Jij kunt hen daarbij helpen.

Opdracht 33

fb .v

Leerdoel

Je kunt cliënten begeleiden bij het opbouwen, onderhouden en herstellen van een sociaal netwerk.

Oriëntatie

Het aangaan van contacten

u' Ac

Opdracht 34

tie

Hoe kun je iemand met een licht verstandelijke beperking ondersteunen bij het opbouwen, onderhouden en herstellen van een sociaal netwerk? Verwerk je antwoord in een woordweb. Kies zelf of je liever op papier of digitaal werkt.

Julia is achttien jaar en heeft een licht verstandelijke beperking. Ze gaat begeleid wonen. Ze is erg verlegen en vindt het moeilijk om sociale contacten aan te gaan. Jij als begeleider bent bang dat Julia erg eenzaam zal zijn als zij op zichzelf gaat wonen. Daarom wil je haar begeleiden bij het aangaan van sociale contacten. Julia houdt van zwemmen en muziek maken.

Het onderhouden en herstellen van contacten

er

Opdracht 35

ij

Ed

Hoe kun je Julia begeleiden bij het aangaan van sociale contacten?

U

itg

ev

Mo is 28 jaar, heeft een licht verstandelijke beperking en woont in een woonvoorziening. Hij heeft een vader, een moeder, een zus en een broer. Mo gaat vaak niet naar hun verjaardagen. Hij vindt verjaardagen moeilijk. Er wordt vaak gepraat over dingen die buiten zijn belevingswereld vallen. Mo klapt dan dicht en gaat stil in een hoekje zitten. Binnenkort is zijn vader jarig, maar Mo zou er eigenlijk liever niet naartoe gaan. Bovendien heeft hij op de vorige verjaardag ruzie met zijn zus gehad. Zijn zus vertelde over haar verbroken relatie en Mo zei toen: ‘Geen hand vol, maar een land vol.’ Zijn zus begon toen hysterisch te huilen en riep dat ze hem voorlopig niet meer hoefde te zien.

24

a. Hoe kun je Mo ondersteunen bij het onderhouden van contacten met zijn familie?


Sociaal netwerk

Opdracht 36

Stappenplan opbouwen sociaal netwerk

Dirk is 32 jaar oud, hij woont alleen. Hij werkt in een bierfabriek achter de lopende band. Dirk krijgt een keer in de maand begeleiding bij het op orde houden van zijn administratie. Hij heeft een tijdje een relatie gehad met Gerard. Samen met Gerard ging hij er nog wel eens op uit om iets leuks te doen. Nu Gerard en hij niet meer samen zijn, brengt Dirk zijn avonden en weekenden thuis door met het spelen van spelletjes op de computer. Minecraft is zijn favoriete game. Je maakt je daarom zorgen over Dirk: hij lijkt geen vrienden te hebben. Als je met hem bespreekt dat hij nooit geld uitgeeft aan een avondje uit of iets anders, dan is hij opgelucht dat je daarover begint en komt het hoge woord eruit. Hij wil graag weer eens iemand ontmoeten en misschien wel weer eens verliefd worden. Maar vooral weer eens iemand hebben om leuke dingen mee te doen. Hij weet alleen niet hoe.

u' Ac

tie

Theoriebron Sociaal netwerk <

fb .v

.

b. Hoe kun je Mo ondersteunen bij het herstellen van het contact met zijn zus?

Bestudeer Theoriebron Sociaal netwerk.

Maak op A3-papier een stappenplan om het sociale netwerk van Dirk te vergroten. Zorg dat het stappenplan ook voor Dirk zelf duidelijk is. Zorg dat er beeld is om de teksten te ondersteunen.

Ed

Hang alle stappenplannen op in de klas en kies met elkaar het beste stappenplan uit.

U

itg

ev

er

ij

Waarom is het uitgekozen stappenplan het beste?

25


Voorzieningen en media

Voorzieningen en media

.

Voor mensen met een licht verstandelijke beperking kan het omgaan met sociale media heel leuk zijn. Maar er kleven ook gevaren aan.

fb .v

Leerdoelen

Je hebt kennis van: • de randvoorwaarden en ondersteuning die nodig zijn voor de toegankelijkheid en bereikbaarheid van voorzieningen en media voor cliënten.

Oriëntatie

tie

Opdracht 37

u' Ac

a. Welke gevaren zie jij voor mensen met een licht verstandelijke beperking die sociale media gebruiken?

b. Hoe zou jij hen daarin begeleiden?

Bestudeer Theoriebron Voorzieningen en media en beantwoord de vragen. Aan welke randvoorwaarden moeten voorzieningen voldoen willen ze toegankelijk zijn voor mensen met een licht verstandelijke beperking?

ev

er

ij

Theoriebron Voorzieningen en media <

Randvoorwaarden voorzieningen

Ed

Opdracht 38

Opdracht 39

Voorzieningen

U

itg

Onderzoek welke voorzieningen er zijn voor mensen met een licht verstandelijke beperking. Geef van elke voorziening aan of die bereikbaar is en geef aan hoe dat komt.

26


Voorzieningen en media

Opdracht 40

Ondersteunen

Opdracht 41

fb .v

.

Hoe kun je mensen met een licht verstandelijke beperking ondersteunen zodat voorzieningen bereikbaar worden?

Geschiktheid websites

Opdracht 42

tie

Bestudeer vijf websites of apps die speciaal gemaakt zijn voor mensen met een licht verstandelijke beperking. Geef van elke website of app aan of deze inderdaad geschikt is voor deze doelgroep en waarom dat zo is.

Website

u' Ac

Ontwikkel een gedeelte van een website over gezonde voeding voor mensen met een licht verstandelijke beperking. a. Welk gedeelte van de website ga je ontwikkelen?

Ed

b. Waar ga je op letten zodat de website geschikt is voor mensen met een licht verstandelijke beperking?

ev

er

ij

c. Laat je website zien aan een medestudent. Welke feedback heb je gekregen?

App

Stel, je gaat een app ontwikkelen voor mensen met een licht verstandelijke beperking. De app gaat over reizen met de ov-chipkaart. Geef aan waar je dan op zou letten zodat de app inderdaad geschikt is voor deze doelgroep.

U

itg

Opdracht 43

27


Levensfasen en levensvragen

.

Levensfasen en levensvragen

fb .v

Mensen met een verstandelijke beperking hebben dezelfde gevoelens als wij. Zij willen ook graag een partner en misschien wel kinderen.

Leerdoelen

Opdracht 45

Stellingenspel groep

Bestudeer Theoriebron Ethische dilemma’s. Speel het stellingenspel. Verdeel het klaslokaal in twee helften. De ene helft is het ja-vak, de andere helft is het nee-vak. De docent leest steeds een stelling voor. Na het voorlezen van de stelling ga je naar het vak van jouw mening. Als je in dat vak staat, probeer je de studenten in het andere vak te overtuigen van jouw mening door middel van argumenten. Bespreek dit na afloop klassikaal na.

er

ij

Theoriebron Ethische dilemma’s <

Waar denk jij aan bij een licht verstandelijke beperking en seksualiteit?

u' Ac

Theoriebron Levensfasen en levensvragen <

Oriëntatie

Ed

Opdracht 44

tie

Je hebt inzicht in: • de ontwikkeling en de verschillende levensfasen van zorgvragers en de levensvragen die hierbij een rol spelen, zoals seksualiteit, kinderwens en ouderschap • de problemen rondom ouderschap bij een licht verstandelijke beperking.

itg

ev

Stellingen 1. Mensen met een licht verstandelijke beperking moeten verplicht anticonceptie gebruiken. 2. Mensen met een licht verstandelijke beperking moeten de prikpil krijgen. 3. Bij mensen met een licht verstandelijke beperking van het andere geslacht moet je oppassen met het geven van een kus of een aai over de bol. 4. Mensen met een licht verstandelijke beperking moeten een weerbaarheidscursus krijgen.

Opdracht 46

U

Website Begrensde liefde < Website Blik op hulp <

28

Rollenspel seksualiteit Yvonne werkt als begeleider in een woonvoorziening voor mensen met een verstandelijke beperking. Vivian is negentien jaar en heeft sinds kort verkering met Tom, die ook in de woonvoorziening woont. Yvonne gaat Vivian voorlichting gegeven over knuffelen en zoenen. Jullie gaan dit in een rollenspel uitspelen. Bedenk van tevoren welke materialen en hulpmiddelen je tijdens het rollenspel gaat gebruiken en ontwikkel die als dat nodig is. Bekijk eerst de websites Begrensde liefde en Blik op hulp, met informatie over hoe je cliënten met een licht verstandelijke beperking seksuele voorlichting kunt geven. Bespreek de belangrijkste punten en bereid het voorlichtingsgesprek verder individueel voor. Bedenk zowel hoe je de rol van Vivian als die van Yvonne gaat invullen.


Levensfasen en levensvragen

Speel het rollenspel samen met een medestudent. Een van jullie is Vivian, de ander is Yvonne. Draai na afloop de rollen om en speel het rollenspel nog een keer. Bespreek samen hoe het ging.

fb .v

.

a. Heeft Yvonne voldoende rekening gehouden met het niveau van Vivian? Leg je antwoord uit.

tie

b. Heeft Yvonne voldoende materialen en hulpmiddelen gebruikt? Leg je antwoord uit.

u' Ac

c. Sloten de materialen en hulpmiddelen aan bij het niveau van Vivian? Leg je antwoord uit.

Ed

d. Denk je dat Vivian door de voorlichting nu beter weet wat knuffelen en zoenen inhoudt als je verkering hebt? Leg je antwoord uit.

e. Wat ging goed, wat kon beter?

Ondersteunen ouders

ij

Opdracht 47

er

Er zijn ook mensen met een licht verstandelijke beperking die kinderen hebben.

b. Welke krachten verwacht je bij ouders met een licht verstandelijke beperking? Leg je antwoord uit.

U

itg

ev

a. Welke problemen verwacht je bij ouders met een licht verstandelijke beperking? Leg je antwoord uit.

29


Levensfasen en levensvragen

Opdracht 48

Rollenspel ouderschap

fb .v

.

c. Hoe kun je ouders met een licht verstandelijke beperking ondersteunen?

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

Basima werkt als begeleider voor mensen met een licht verstandelijke beperking. Ze begeleidt Astrid en Peter. Astrid en Peter hebben een dochter van twee jaar, Lisa. Zij zit in de koppigheidsfase en de ouders vinden het moeilijk om daarmee om te gaan. Lisa wil haar zin krijgen en gaat huilen en schreeuwen als dat niet direct lukt, bijvoorbeeld als ze geen snoep krijgt in de supermarkt. Om ervan af te zijn, geven ze dan vaak maar toe. Ook is het moeilijk om Lisa naar bed te krijgen. Ze blijft heel hard huilen, vaak halen haar ouders haar er dan maar uit en leggen haar op de bank. Daar valt ze ten slotte wel in slaap, maar de volgende dag is Lisa dan heel chagrijnig en vervelend. Ze zijn wanhopig en willen graag weten hoe ze hier het beste mee om kunnen gaan, want zo kan het niet langer. Astrid merkte pas dat ze wel wilde dat Lisa er gewoon niet meer was, daar schrok ze wel een beetje van. Basima gaat de ouders adviezen geven.

Hoe kunnen ze beter met Lisa omgaan? Speel dit uit in een rollenspel met twee medestudenten. Een van jullie is Basima, de anderen zijn Astrid en Peter. Draai na afloop de rollen om, zodat iedereen een keer de begeleider geweest is.

30


Levensfasen en levensvragen

Bespreek met elkaar hoe het ging.

fb .v

.

a. Heeft Basima voldoende begrip getoond voor de problemen van de ouders? Leg je antwoord uit.

b. Heeft Basima voldoende aangesloten bij het niveau van de ouders? Leg je antwoord uit.

tie

c. Heeft Basima goede en bruikbare adviezen gegeven? Leg je antwoord uit.

u' Ac

d. Heeft Basima de juiste mogelijkheden voor ondersteuning besproken? Leg je antwoord uit.

U

itg

ev

er

ij

Ed

e. Denk je dat de ouders geholpen zijn met de adviezen van Basima? Leg je antwoord uit.

31


Theoriebron LVB

Theoriebron LVB

.

Inleiding

fb .v

Als je in de sector Welzijn werkt, krijg je te maken met cliënten met een licht verstandelijke beperking. Zij kunnen vaak veel dingen zelf, maar hebben toch begeleiding nodig op verschillende terreinen van het leven.

Wat is een licht verstandelijke beperking?

u' Ac

tie

Iemand met een licht verstandelijke beperking vindt het soms moeilijk om dingen te begrijpen. Het leren gaat langzamer dan bij iemand anders van dezelfde leeftijd. Het IQ van iemand met een licht verstandelijke beperking ligt tussen de 50 en 70. Ook het aanpassen aan de omgeving is lastig. Dat kan zich bijvoorbeeld uiten op het gebied van communicatie, zelfredzaamheid, sociale vaardigheden, gezondheid en relaties.

Classificatie volgens het ICF

Ed

Er zijn verschillende classificatiesystemen voor een verstandelijke beperking, het ICF is daar een van. Het ICF (International Classification of Functioning, Disability and Health) beschrijft hoe mensen omgaan met hun gezondheid. Het ICF gaat uit van drie perspectieven: 1. functies en anatomische eigenschappen Problemen die hierin ontstaan zijn stoornissen. 2. activiteiten die gaan over het menselijk handelen Problemen die hierin ontstaan zijn beperkingen. 3. participatie of deelnemen aan de samenleving Problemen die hierin ontstaan zijn participatieproblemen.

ij

Website Divosa: Werkwijzer Psychische aandoeningen en lichte verstandelijke beperkingen <

ev

er

Bij de beschrijving betrek je ook de interne en externe factoren. Interne factoren zijn persoonlijke factoren zoals karakter, opvoeding, opleiding en beroep. Externe factoren zijn factoren die buiten de persoon liggen, zoals gebeurtenissen waar je geen invloed op hebt.

U

itg

Functioneren op verstandelijk gebied

32

Hoe functioneert iemand met een licht verstandelijke beperking op cognitief gebied? Er zijn vier kenmerken: 1. concreet en situatiespecifiek denken Dat betekent dat de persoon nadenkt over het hier en nu en over de dingen die hij waarneemt. Hij denkt na over de situatie waarin hij nu zit, maar niet over het grotere geheel. 2. veel uitleg en herhaling nodig Als iemand een licht verstandelijke beperking heeft, moet je iets vaker uitleggen. Je kunt er niet van uitgaan dat hij het na één keer uitleggen al weet.


Theoriebron LVB

fb .v

Functioneren op motorisch gebied

.

3. weinig selectieve aandacht Het kan moeilijk zijn om zich op iets te concentreren of te focussen. 4. leren door concreet ervaren en voorbeelden Je kunt iemand met een verstandelijke beperking wel vertellen hoe hij iets klaar moet maken, maar hij leert het pas als hij het zelf een keer doet.

tie

Hoe functioneert iemand met een licht verstandelijke beperking op motorisch gebied? De lichamelijke ontwikkeling van iemand met een licht verstandelijke beperking verloopt net als bij anderen. Toch is er wel verschil met iemand die een normale ontwikkeling doorlopen heeft. Bij een licht verstandelijk beperkt persoon is de spanningsboog kort. Je zult merken dat hij snel afgeleid is, moe is of zijn interesse kwijtraakt. Hij is dan geneigd om op te geven. Mensen met een licht verstandelijke beperking kunnen goed zijn in bepaalde praktische vaardigheden, omdat zij het liefst met hun handen werken.

u' Ac

Functioneren op sociaal gebied

er

ij

Ed

Hoe functioneert iemand met een licht verstandelijke beperking op sociaal gebied? Er zijn vier kenmerken: 1. sociale onhandigheid Iemand met een licht verstandelijke beperking kan in contacten onhandig overkomen: hij weet soms niet goed hoe hij met anderen om moet gaan. 2. zwakke sociale verantwoordelijkheid Met de juiste begeleiding kan iemand met een licht verstandelijke beperking leren om zijn sociale verantwoordelijkheid te vergroten. 3. moeite met sociale vaardigheden Het kan moeilijk zijn om contacten aan te gaan en te onderhouden, daar is soms ondersteuning bij nodig. 4. gebondenheid en/of loyaliteit aan belangrijke personen Iemand met een verstandelijke beperking kan zich erg hechten aan een belangrijk persoon, zoals een familielid, een vriend of een verzorgende.

U

itg

ev

Functioneren op communicatief gebied Iemand met een licht verstandelijke beperking heeft moeite met non-verbale communicatie. Hij begrijpt niet altijd wat ermee bedoeld wordt en kan daarom anders reageren dan je zou verwachten. Grapjes worden vaak niet begrepen en uitdrukkingen worden letterlijk genomen. Belangrijk is dat je nooit meer dan ĂŠĂŠn opdracht of boodschap tegelijk geeft. Wees er alert op dat iemand met een licht verstandelijke beperking een laag zelfbeeld heeft. Verder overschat hij vaak zijn eigen kunnen: hij denkt dat hij iets wel kan, terwijl dat niet zo is.

Functioneren bij dagelijkse handelingen Over het algemeen kan iemand met een licht verstandelijke beperking zich goed redden bij dagelijkse handelingen, soms met wat ondersteuning. Hij kan zichzelf wassen en aankleden, zich verzorgen en eten en drinken. Andere handelingen kan hij goed aanleren, zoals het

33


Theoriebron LVB

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

fb .v

.

doen van boodschappen, het verzorgen van de maaltijden en het schoonhouden van het huis. Er is ondersteuning nodig bij ingewikkeldere handelingen, zoals het doen van de administratie.

34


Theoriebron Levensfasen en levensvragen

.

Theoriebron Levensfasen en levensvragen

fb .v

Inleiding

In elke fase van het leven zijn er levensvragen waar iemand met een licht verstandelijke beperking en zijn familie mee te maken krijgen.

tie

Kinderen

Bijschrift: Naar school.

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

Er moet een keuze voor een school gemaakt worden. Een kind met een licht verstandelijke beperking kan naar het speciaal onderwijs of met een leerlinggebonden financiering naar de reguliere basisschool. Vaak zie je dat een kind start op een normale basisschool, maar halverwege toch overstapt naar het speciaal basisonderwijs. Dat komt omdat de beperking steeds meer op gaat vallen. Vaak wordt pas in de eerste groepen van de basisschool duidelijk dat een kind moeilijk leert en bepaalde dingen niet begrijpt. Het kind beseft meestal ook zelf dat hij anders is. Dat leidt vaak tot een negatief zelfbeeld en faalangst, vooral als ouders aanvankelijk niet doorhebben dat het kind een lichte verstandelijke beperking heeft. Zij kunnen dan te veel van het kind vragen waardoor het in paniek raakt. Als de belangrijkste opvoeder pas in een latere fase onderkent dat het kind een beperking heeft, kan dat leiden tot een minder goede hechting. En juist door een goede hechting voelt het kind zich veilig genoeg om zijn omgeving te verkennen, nieuwe ervaringen op te doen en later relaties aan te gaan met anderen.

35


Theoriebron Levensfasen en levensvragen

Jongeren

u' Ac

tie

fb .v

.

Jongeren met een licht verstandelijke beperking kunnen met levensvragen op verschillende gebieden te maken krijgen: • school Jongeren gaan vaak naar leerwegondersteunend onderwijs of naar het praktijkonderwijs, eventueel gevolgd door het entreeonderwijs. • begeleid wonen Jongeren krijgen te maken met de overgang naar begeleid wonen en moeten leren omgaan met geld. • probleemgedrag Jongeren met een licht verstandelijke beperking zijn vaak makkelijker te beïnvloeden, waardoor ze soms alcohol en drugs gaan gebruiken. Daarbij kan ook meespelen dat ze erbij willen horen. • seksuele ontwikkeling Jongeren ontdekken hun seksuele gevoelens. Voor deze jongeren is dat lastig, omdat hun lichamelijke ontwikkeling niet gelijk op gaat met hun verstandelijke en sociale ontwikkeling. Ze zijn lichamelijk volwassen, maar kunnen daar nog minder goed mee omgaan. • persoonlijkheidsontwikkeling Voor deze jongeren is het moeilijk om anders te zijn dan hun leeftijdsgenoten. Ze kunnen worstelen met het ontdekken van wie ze zijn en wat ze willen en/of kunnen.

Ed

In de begeleiding zul je je aandacht op deze gebieden moeten richten. Je begeleidt jongeren bij transitie naar begeleid wonen (en alles wat daarbij komt kijken), bij probleembedrag, bij seksuele ontwikkeling en bij persoonlijkheidsontwikkeling.

Volwassenen

U

itg

ev

er

ij

Volwassenen met een licht verstandelijke beperking kunnen met levensvragen te maken krijgen op het gebied van: • wonen Voor volwassenen met een licht verstandelijke beperking is de vraag waar en hoe zij gaan wonen heel belangrijk. Blijven ze begeleid wonen, blijven ze alleen of gaan ze met een partner wonen? • kinderwens Mensen met een licht verstandelijke beperking kunnen ook een kinderwens hebben. Het is belangrijk dat zij daarbij een intensieve begeleiding krijgen. Zo kunnen zij op een rijtje zetten wat het hebben van een kind allemaal inhoudt en of zij dit ook daadwerkelijk willen en kunnen. • ouderschap Mensen met een licht verstandelijke beperking hebben soms ook kinderen. Zij moeten hierbij intensief begeleid worden, zodat hun kinderen goed en veilig op kunnen groeien.

36

Verder kan ook het omgaan met geld en papieren een uitdaging zijn. In de begeleiding richt je je op begeleiding bij wonen, het hebben van een kinderwens en ouderschap.


Theoriebron Levensfasen en levensvragen

Dementie Doordat mensen steeds ouder worden, komt dementie ook bij mensen met een licht verstandelijke beperking steeds vaker voor. Mensen met het syndroom van Down hebben een verhoogde kans op dementie, net als mensen met het Rett-syndroom en het Sanfilippo-syndroom. Het stellen van de diagnose is lastig, waardoor de ziekte vaak te laat herkend wordt. Voor het stellen van een diagnose moeten de symptomen die horen bij de verstandelijke beperking gescheiden bekeken worden van de symptomen die horen bij dementie. Verder moet er ook goed gekeken worden naar het vroegere functioneren. Verlies van vaardigheden die mensen eerst wel hadden, kan duiden op dementie. Er zijn speciale testen voor dementie voor mensen met een verstandelijke beperking, zoals de NETOL (Neuropsychologische testserie voor oudere licht verstandelijk gehandicapten). Daarbij is het belangrijk de naasten te betrekken, omdat zij vaak veel weten over het verleden van de zorgvrager. Mensen met een licht verstandelijke beperking en dementie kunnen in een woonzorgcentrum wonen, mits daar voldoende kennis aanwezig is. Er zijn ook gespecialiseerde wooncentra.

tie

fb .v

.

Website Alzheimer Nederland <

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

Op de site van stichting Alzheimer Nederland kun je meer lezen over de symptomen van dementie.

37


Theoriebron Ondersteuningsbehoefte

Inleiding

fb .v

.

Theoriebron Ondersteuningsbehoefte

Leerproblemen

tie

Mensen met een verstandelijke beperking hebben vaak leer-, opvoedings- en gedragsproblemen. Zij hebben daarom behoefte aan specifieke ondersteuning voor deze problemen.

Ed

u' Ac

Mensen met een licht verstandelijke beperking hebben vaak te maken met leerproblemen: • Zij hebben een beperkt werkgeheugen, waardoor het moeilijker is om te focussen. • Zij hebben daardoor moeite met het onthouden en verwerken van informatie. • Zij hebben moeite met het begrijpen van taal, waardoor ze minder goed begrijpen wat een ander zegt. • Zij hebben moeite om te begrijpen waarom iets gebeurt als gevolg van iets anders (verschil tussen oorzaak en gevolg). • Zij hebben moeite met schrijven en rekenen. • Zij zijn snel afgeleid en kunnen niet lang aan een taak werken. Het is voor hen moeilijk om een taak van begin tot eind af te maken. • Zij leren door herhalen en door voorbeelden. Voor de begeleiding betekent dit dat je wat vaker moet herhalen en steeds nagaat of de persoon jouw uitleg begrepen heeft.

er

ij

Opvoedings- en gedragsproblemen

U

itg

ev

Mensen met een licht verstandelijke beperking krijgen vaak te maken met opvoedings- en gedragsproblemen. Veel voorkomende problemen zijn ADHD en autisme. Mensen met ADHD hebben last van een aandachtstekort en van hyperactiviteit. Zij kunnen zich moeilijk concentreren en zijn snel afgeleid. Ze hebben moeite met plannen en organiseren. Door de hyperactiviteit zijn ze onrustig en kunnen niet stil zitten. Ze zijn vaak druk en impulsief en hebben moeite met ontspannen. Bij autisme werkt de informatieverwerking in de hersenen op een andere manier. Mensen met autisme hebben moeite met het houden van overzicht en met sociale contacten. Zij kunnen zich niet inleven in een ander en pikken signalen van anderen niet op. Ze weten vaak niet hoe ze zich moeten gedragen en komen daardoor onhandig over. Ze hebben een opvallend beperkt aantal interesses of activiteiten.

Omgaan met leer-, opvoedings- en gedragsproblemen Het is belangrijk dat je weet hoe je om moet gaan met leer-, opvoedings- en gedragsproblemen. Mensen met ADHD hebben veel behoefte aan structuur. Werk met duidelijke regels en schema’s. Geef altijd maar een opdracht tegelijk. Zorg dat er zo min

38


Theoriebron Ondersteuningsbehoefte

fb .v

.

mogelijk afleiding is. Verdeel grote taken in kleinere deeltaken. Reageer snel op ongewenst gedrag. Reageer op gewenst gedrag door het geven van complimenten en aandacht. Iemand met autisme kan slecht omgaan met prikkels. Hij ervaart elk moment van de dag als een stortvloed aan prikkels, die hij niet kan verwerken. Structuur is daarom heel belangrijk, zodat hij weet wat er komt. Mensen met autisme vermijden vaak oogcontact, accepteer dat. Raak hen niet aan, want dat vinden ze vaak niet prettig. Leg dingen duidelijk uit, stap voor stap en in chronologische volgorde. Ga na of de cliënt de informatie begrepen heeft voordat je met de activiteit begint.

Vaststellen persoonlijke leer- en ondersteuningsbehoefte

u' Ac

tie

Iedere cliënt met een licht verstandelijke beperking heeft een eigen ondersteuningsbehoefte. Die leg je vast in een ondersteuningsplan. Daarbij ga je uit van de hulpvraag. Belangrijk is dat de cliënt zo veel mogelijk de regie over zijn eigen leven houdt en dat je aansluit bij de wensen en behoeftes die hij heeft. In het plan worden afspraken gemaakt voor de ondersteuning die de cliënt krijgt. Gebruik tekeningen, picto’s of foto’s als dat nodig is om het ondersteuningsplan te verduidelijken. Het ondersteuningsplan geeft aan waar de cliënt hulp bij wil, wie hem daarbij helpt, wat die persoon doet en hoe vaak hij hulp wil. In het ondersteuningsplan gaat het over allerlei onderwerpen zoals hoe de cliënt woont, of hij werk of dagbesteding heeft, hoe zijn gezondheid is, wat hij in zijn vrije tijd doet, met wie hij omgaat en wat hij wil leren. Het ondersteuningsplan wordt regelmatig geëvalueerd. Er wordt dan samen met de cliënt gekeken of de afspraken nog kloppen.

Ed

ZRM-krachtenwijzer

U

itg

ev

er

ij

De ZRM-krachtenwijzer maakt inzichtelijk wat iemand op een bepaald gebied zelfredzaam maakt. Het laat zien wat hierin zijn eigen kracht is en welke rol zijn netwerk en professionele hulp hierin spelen. Dit voorkomt dat cliënten overschat worden en in werkelijkheid minder zelfredzaam zijn dan het lijkt. Mensen met een verstandelijke beperking blijven vaak afhankelijk van een netwerk dat hen ondersteunt. De ZRM-krachtenwijzer laat in een oogopslag zien hoe de verdeling is tussen eigen kracht, het netwerk en professionele hulp bij de verschillende domeinen. Het heeft ook een signaleringsfunctie. Als blijkt dat er bij meerdere domeinen een sterke afhankelijkheid is, is er sprake van een onderliggend probleem, zoals een licht verstandelijke beperking. Door de screening via de ZRM-krachtenwijzer is een goede afstemming van hulp op alle levensdomeinen mogelijk. De ZRM-krachtenwijzer gaat eerst uit van de eigen kracht van de cliënt, dan op het mobiliseren van het eigen netwerk en vervolgens op het inschakelen van professionele hulp.

Support Support betekent letterlijk: ondersteuning. Ondersteuning is er natuurlijk in allerlei vormen en op verschillende terreinen van het leven. Afhankelijk van de mogelijkheden van de cliënt bepaal je samen met de cliënt welke support hij nodig heeft. Er wordt een onderscheid gemaakt op basis van intensiteit van het contact tussen cliënt en begeleider. • intermittent support Hierbij krijgt de cliënt ondersteuning op bepaalde momenten in het leven, als hij dat nodig heeft. Zoals bij het vinden van werk of bij het verwerken van een verlies. • limited support Hierbij krijgt de cliënt gedurende een bepaalde periode ondersteuning. Het gaat om

39


Theoriebron Ondersteuningsbehoefte

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

fb .v

.

kortdurende ondersteuning, zoals tijdens de transitie van school naar werk of bij de overgang naar zelfstandig wonen. extensive support Hierbij krijgt de cliënt dagelijkse ondersteuning op een of meer levensgebieden, bijvoorbeeld ondersteuning bij het op orde houden van de administratie. pervasive support Hierbij krijgt de cliënt ondersteuning op alle levensgebieden.

40


Theoriebron Methodieken

Theoriebron Methodieken

.

Inleiding

fb .v

Er zijn verschillende methodieken die je kunt gebruiken bij het ondersteunen van mensen met een licht verstandelijke beperking. In het schema zie je een overzicht van welke methodiek waarvoor gebruikt kan worden. Doel van de methodiek

Verbeteren van de kwaliteit van leven

Rehabilitatiemethode

Helpen beter te functioneren

Motivatiemethode

Aansporen tot activiteit

Onderhandelingsmethodieken

Motiveren tot activiteit door onderhandeling

Eigen-initiatiefmodel

Nieuwe vaardigheden leren

Eigen-krachtmethode

u' Ac

AKS-methode

tie

Supportmethodiek

Besluitvorming leggen bij de cliënt en zijn brede netwerk Vaardigheden leren om ontwikkelingstaken te volbrengen

Ed

Sociaal-competentiebenadering

Versterken van de zelfstandigheid en de gelijkwaardigheid tussen cliënt en begeleider

Functieanalyse

Verbanden analyseren tussen gedrag en omgeving

ij

Supportmethodiek

U

itg

ev

er

Het doel van de supportmethodiek is om de kwaliteit van leven van mensen met een licht verstandelijke beperking te verbeteren. Door het toepassen van deze methode krijgen deze cliënten erkenning en waardering voor hun talenten. De supportmethodiek stimuleert de zelfredzaamheid. Er wordt gekeken wat mensen met een licht verstandelijke beperking wel kunnen. Er wordt ook gekeken wat ze graag willen, waar ze blij van worden en waar ze van dromen. Op basis daarvan wordt een plan voor activiteiten opgesteld. Daarbij wordt gekeken welke activiteiten de cliënt zelf kan uitvoeren, welke hij samen met de begeleiding kan doen en welke hij kan leren.

Rehabilitatie Het doel van de rehabilitatiemethode is mensen met een beperking te helpen beter te functioneren. Zo kunnen zij met zo min mogelijk hulp in hun eigen omgeving leven. Daarbij wordt ook zo min mogelijk gebruikgemaakt van professionele hulp. De methode helpt mensen met een licht verstandelijke beperking die moeite hebben met deelname aan de maatschappij en met sociale contacten. Door middel van gesprekken en activiteiten worden zij ondersteund bij het verkennen, kiezen, verkrijgen en behouden van hun eigen doelen. Daarbij gaat het om doelen op het gebied van wonen, werk/dagbesteding/vrije tijd, leren, sociale contacten en financiën.

41


Theoriebron Methodieken

Motivatie

Ed

u' Ac

tie

fb .v

.

Iemand die niet veel zin heeft om aan een activiteit mee te doen, kun je motiveren. Er zijn twee soorten motivatie: • Intrinsieke motivatie komt vanuit je zelf. Je doet iets vanuit je eigen behoefte. Je wilt het zelf, het is niet zo dat een ander het van je vraagt. • Extrinsieke motivatie komt van buitenaf. Je wordt van buitenaf geprikkeld om iets te doen, het wordt van je verwacht. Je krijgt een beloning in de vorm van aandacht, een compliment of een diploma. Je kunt er iets mee bereiken.

ij

Ik wil, ik kan, ik heb het gedaan.

ev

er

Er zijn verschillende manieren om een cliënt te motiveren: • samen realistische doelen stellen • je vooral op de positieve kanten richten (aangeven wat iemand goed doet) • ieder succes vieren • de cliënt het vertrouwen geven dat hij het kan • complimenten geven en verbeteringen bijhouden.

U

itg

Onderhandelingsmethodieken

42

Als iemand niet wil meedoen aan een activiteit, kun je onderhandelen. Daarbij ga je uit van een win-winsituatie. Dat houdt in dat beide partijen er iets bij te winnen hebben: dus niet alleen jij, maar ook de cliënt. Als de cliënt niet het gevoel heeft dat er voor hem iets te winnen is, blijft hij met een naar gevoel zitten. In de toekomst zal onderhandelen met hem dan niet goed meer mogelijk zijn. De geen-verliesmethode is een methodiek van onderhandelen. Bij deze methode bespreek je samen met de cliënt eerst mogelijke oplossingen voordat je er een kiest. Zo heeft de cliënt het gevoel dat hij gehoord is en dat hij mee heeft mogen denken.


Theoriebron Methodieken

Eigen-initiatiefmodel

tie

AKS-methode

fb .v

.

Het doel van het eigen-initiatiefmodel is dat mensen met een licht verstandelijke beperking nieuwe vaardigheden leren. Zo leren ze hoe ze zelf taken kunnen uitvoeren. Tijdens het uitvoeren van deze vaardigheden worden ze gecoacht. Bij deze methode leren cliënten zelf nadenken over wat ze willen bereiken, wat ze daarbij nodig hebben en hoe ze het aan gaan pakken. De denkvragen helpen hen om zelf verantwoordelijk te zijn voor allerlei zaken in het dagelijks leven. Door deze methode wordt de zelfredzaamheid vergroot, bijvoorbeeld thuis, op school, op het werk, in hun vrije tijd en in hun sociale contacten.

u' Ac

Bij deze methode wordt er een onderscheid gemaakt tussen de verschillende taken van een persoonlijk ondersteuner: • de taken van een zaakwaarnemer: formeel aanspreekpunt zijn, alles organiseren en regelen, contacten onderhouden • de taken van een procesbegeleider: vertrouwenspersoon zijn in de dagelijkse praktijk, opkomen voor de belangen van de cliënt, helpen met concrete problemen. Doel van deze methode is het versterken van de zelfstandigheid en de gelijkwaardigheid tussen cliënt en begeleider. Door een betere verdeling van de rollen komen begeleiders meer toe aan echte ondersteuning en is er minder verwarring over afspraken en regels.

Ed

Eigen Kracht

er

ij

Bij Eigen Kracht gaat het om een besluitvormingsmodel. De besluitvorming ligt bij de cliënt en zijn brede netwerk. Samen met buren, familie en vrienden wordt een plan opgesteld voor het aanpakken en oplossen van de situatie. Uitgangspunt is dat in het brede netwerk van de cliënt een kracht ligt om tot verbetering van de situatie te komen. Dat wil niet zeggen dat er geen professionele hulp meer geboden wordt. De conclusie kan ook zijn dat er juist professionele hulp ingeschakeld moet worden.

U

itg

ev

Sociaal-competentiebenadering Uitgangspunt van deze methode is dat mensen bepaalde taken in hun leven moeten volbrengen, bijvoorbeeld het leggen van sociale contacten. Om zo’n ontwikkelingstaak te kunnen volbrengen, moet je beschikken over vaardigheden. Er wordt gestart met een sterkte-zwakteanalyse. Zo kom je erachter waar in de taken die uitgevoerd moeten worden de sterke en zwakke kanten liggen. Bij dit model help je mensen die vaardigheden aan te leren die zij nog missen. Je doet dit door positief gedrag te bekrachtigen en negatief gedrag te negeren. Vervolgens reik je een alternatief aan voor het negatieve gedrag. Samen stel je doelen op om aan te werken.

43


Theoriebron Methodieken

Functieanalyse

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

fb .v

.

Bij deze methode wordt een nauwkeurige analyse gemaakt van specifiek gedrag in een specifieke context. Daarbij wordt gekeken wat er aan het gedrag voorafging en wat erop volgt: zo wordt gedrag gezien als een keten van gebeurtenissen. Er is dan een logisch verband tussen gedrag en context. De methode richt zich op de mogelijk oorzaken of verbanden tussen het gedrag en de omgeving. Zo kun je zien of er dingen zijn die het gedrag uitlokken of in stand houden, of dingen die het gedrag bevorderen of belonen. Datgene wat het gedrag uitlokt kan positief of negatief zijn. Dat is belangrijk, omdat een negatieve ervaring ervoor zorgt dat iemand deze situaties voortaan zal vermijden.

44


Theoriebron Sociaal netwerk

.

Theoriebron Sociaal netwerk

fb .v

Inleiding

In deze theoriebron kun je lezen hoe jij mensen met een licht verstandelijke beperking kunt ondersteunen bij hun sociale contacten.

tie

Begeleiden bij het opbouwen, onderhouden en herstellen van een sociaal netwerk

u' Ac

Mensen met een licht verstandelijke beperking hebben vaak moeite met het opbouwen en onderhouden van sociale contacten. Jij kunt hen daarbij helpen. Zij vinden het veelal moeilijk om contact met anderen te leggen. Ze begrijpen de non-verbale communicatie vaak niet, wat tot misverstanden kan leiden. Ook het onderhouden en herstellen van contacten kan ingewikkeld zijn. Als er ruzie is, weten ze niet hoe ze die op moeten lossen. Zij missen de vaardigheden om iets uit te praten en een conflict op te lossen.

Ed

Training sociale vaardigheden

er

ij

In deze training leert de cliënt sociale vaardigheden. Het kan daarbij om allerlei aspecten van het sociale functioneren gaan. Bijvoorbeeld het leggen van contact met een onbekende, boodschappen doen, een vraag stellen, je verjaardag organiseren of lid worden van een club. Belangrijke onderdelen van de training zijn: • het vergroten van de weerbaarheid, zodat de cliënt zich durft voor te stellen in een groep, zijn mening durft te geven en beter aan kan geven wat hij wel en niet wil • het omgaan met emoties of het oplossen van ruzies en conflicten.

ev

Vaak wordt er geoefend in de vorm van een praktijksituatie of een rollenspel. Soms wordt per persoon bekeken waar hij in vastloopt en wat er in de training opgenomen moet worden.

U

itg

Assertiviteitstraining Assertiviteit betekent: opkomen voor jezelf. In een assertiviteitstraining leert de cliënt om voor zichzelf op te komen en zijn grenzen aan te geven. Hij wordt zich meer bewust van zichzelf en van wat hij wel en niet wil. Er wordt gewerkt in groepssituaties en praktijksituaties in het dagelijks leven. De cliënt oefent bijvoorbeeld op straat of in een winkel. Hij leert onder andere ik-boodschappen geven, nee zeggen, kritiek geven en ontvangen, en hulp vragen. Zo is hij in staat om beter de regie over zijn eigen situatie te behouden. Dit zorgt voor een positief zelfbeeld.

45


Theoriebron Geestelijke gezondheid

.

Theoriebron Geestelijke gezondheid

fb .v

Inleiding

u' Ac

tie

Je geestelijke gezondheid is erg belangrijk. Als die goed is, kun je ook goed functioneren. Mensen met een licht verstandelijke beperking zijn vatbaarder voor een minder goede geestelijke gezondheid, omdat zij minder weerbaar zijn. Er zijn verschillende factoren die van invloed zijn op de geestelijke gezondheid: 1. persoonlijkheidsfactoren 2. omgevingsfactoren 3. sociaal-economische factoren 4. overprikkeling en onderprikkeling. Als je je goed voelt en lekker in je vel zit, kun je de wereld een stuk beter aan.

Persoonlijkheidsfactoren

er

ij

Ed

Persoonlijkheidsfactoren kunnen invloed hebben op de geestelijke gezondheid. Factoren die een negatieve invloed kunnen hebben op de geestelijke gezondheid zijn: • een tekort aan sociale vaardigheden, waardoor iemand steeds moeite ondervindt in contacten met anderen • een tekort aan copingsvaardigheden, waardoor iemand minder goed om kan gaan met problemen en stress • een lagere intelligentie dan gemiddeld • de persoonlijkheid, bijvoorbeeld een neiging tot negatief denken of depressiviteit • onzekerheid, waardoor iemand zich steeds afvraagt of hij het wel goed doet • perfectionisme, waardoor iemand nooit tevreden is • bevestiging zoeken, waardoor iemand steeds afhankelijk is van de goedkeuring van anderen.

ev

Bij de begeleiding richt je je op de specifieke persoonlijkheidsfactoren die een cliënt heeft. Als iemand bijvoorbeeld niet goed met stress om kan gaan, leer je hem hoe hij daar beter in kan worden.

U

itg

Omgevingsfactoren

46

Omgevingsfactoren kunnen invloed hebben op de geestelijke gezondheid. Factoren die een negatieve invloed kunnen hebben op de geestelijke gezondheid zijn: • opvoeding: bijvoorbeeld als iemand te veel beschermd is en niet voor zichzelf heeft leren opkomen • invloed van ouders: bijvoorbeeld als iemand weinig complimenten heeft gekregen van zijn ouders en daardoor een laag zelfbeeld heeft • invloed van vrienden: bijvoorbeeld als iemand vaak gepest is of niet mee mocht doen • invloed van begeleiders: bijvoorbeeld als iemand het gevoel heeft dat hij geen band met zijn begeleider krijgt • groepsdruk: bijvoorbeeld als iemand steeds een sterke groepsdruk ervaart om dingen te doen die hij eigenlijk niet wil.


Theoriebron Geestelijke gezondheid

Bij de begeleiding richt je je op de omgevingsfactoren die voor de cliënt ongunstig zijn. Iemand die niet geleerd heeft om voor zichzelf op te komen, kun je bijvoorbeeld een assertiviteitstraining geven.

fb .v

.

Sociaal-economische factoren

er

ij

Ed

u' Ac

tie

Ook sociaal-economische factoren kunnen invloed hebben op de geestelijke gezondheid. Factoren die een negatieve invloed kunnen hebben op de geestelijke gezondheid zijn: • opleiding Een gebrekkige opleiding kan tot een lager zelfbeeld leiden. Het kan er ook voor zorgen dat iemand geen werk kan vinden of dat hij alleen werk kan vinden dat hij liever niet zou doen. • woonomgeving Het wonen in een minder goede woonomgeving kan ervoor zorgen dat je niet gelukkig bent, bijvoorbeeld omdat je overlast hebt van anderen in de vorm van lawaai, zwerfvuil of criminaliteit. • werk Als je werkloos bent, ben je minder gelukkig dan wanneer je een baan hebt die bij je past. Ook werk dat slecht bij je past kan je ongelukkig maken, omdat je iedere dag met tegenzin naar je werk gaat.

ev

Ik durf ‘s avonds niet naar buiten.

U

itg

Overprikkeling en onderprikkeling Overprikkeling en onderprikkeling kunnen een negatieve invloed hebben op de geestelijke gezondheid. Bij overprikkeling wordt er meer gevraagd dan je aankunt. Je moet iets doen wat eigenlijk boven je macht ligt. Mensen met een licht verstandelijke beperking worden daar snel zenuwachtig van en kunnen in paniek raken. Zij kunnen boos worden of zich terugtrekken. Bij onderprikkeling heb je te weinig uitdaging. Dat betekent dat je je gaat vervelen. Dit kan leiden tot passief gedrag. Bij het aanbieden van activiteiten aan mensen met een licht verstandelijke beperking moet je daar rekening mee houden. Het is belangrijk dat de activiteiten aansluiten bij het niveau van de cliënt.

47


Theoriebron Geestelijke gezondheid

Versterken van protectieve en promotorfactoren

Stimuleren positief zelfbeeld

fb .v

.

In de begeleiding kun je werken aan het versterken van protectieve factoren. Protectieve factoren zijn bijvoorbeeld een positief zelfbeeld hebben, een positieve instelling hebben, een doorzetter zijn of een goed humeur hebben. Dit zijn allemaal dingen die goed zijn voor de geestelijke gezondheid en beschermen tegen depressie en negativisme. Je kunt ook werken aan het versterken van de promotorfactoren, factoren uit de omgeving. Daarbij kun je denken aan het zoeken van passende dagbesteding of werk of aan het verbeteren van de woonsituatie.

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

In de begeleiding kun je werken aan het stimuleren van een positief zelfbeeld. Benadruk steeds wat goed gaat. Zeg niet dat iets niet goed gaat, maar geef aan dat daar nog aan gewerkt kan worden. Geef veel complimenten. Houd verbeteringen bij, zodat de cliĂŤnt kan zien dat hij echt vooruitgaat. Natuurlijk is het belangrijk dat je realistische doelen stelt, die voor de cliĂŤnt ook echt haalbaar zijn. Zo kan hij steeds een succeservaring beleven, waardoor zijn zelfvertrouwen zal groeien.

48


fb .v

Theoriebron Sterk gedragsgestoord licht verstandelijk gehandicapten

.

Theoriebron Sterk gedragsgestoord licht verstandelijk gehandicapten

tie

Inleiding

u' Ac

Mensen met een licht verstandelijke beperking kunnen ernstige gedragsproblemen hebben. Het is belangrijk om te weten wat deze gedragsproblemen inhouden, zodat je op de juiste manier met deze cliënten om kunt gaan.

SGLVB-cliënt

U

itg

ev

er

ij

Ed

Naast een verstandelijke beperking hebben deze cliënten ernstige gedragsproblemen en psychische problemen die hun functioneren beïnvloeden. Hierbij kun je denken aan agressie, extreem manipuleren, ernstig destructief gedrag (tegenover zichzelf, anderen of de omgeving), ontremde seksualiteit, criminaliteit, depressie, teruggetrokken gedrag, automutilatie, verslaving, onhanteerbaar zwerfgedrag, dwangmatigheid, ernstige contactstoornissen, angststoornissen, onttrekken aan begeleiding, claimend gedrag en ernstige zelfverwaarlozing.

Ik weet ook niet hoe ik dit anders moet oplossen.

Oorzaken probleemgedrag Probleemgedrag is vaak een symptoom dat er iets anders aan de hand is. Als je weet waar het probleemgedrag vandaan komt, biedt dat handvaten om de cliënt te begeleiden bij het probleemgedrag. Bij het kijken naar probleemgedrag is het belangrijk om naar zowel omgevingsfactoren als cliëntfactoren te kijken.

49


Theoriebron Sterk gedragsgestoord licht verstandelijk gehandicapten

• •

Vaardigheden missen

fb .v

.

Probleemgedrag kan ontstaan vanuit frustratie, bijvoorbeeld door overvragen of ondervragen. Vaak heeft de cliënt later weer spijt van zijn gedrag. Probleemgedrag kan ook ontstaan omdat de cliënt iets met zijn gedrag wil bereiken. Hij wil bijvoorbeeld iets afdwingen. Vaak heeft het te maken met het ervaren van een gevoel en met ontvluchting van problemen. Probleemgedrag kan ook ontstaan door factoren in de omgeving zoals een te grote leefgroep, een ongezellige leefruimte of te veel personeelswisselingen.

Agressie

u' Ac

tie

Probleemgedrag kan ontstaan doordat iemand bepaalde vaardigheden mist. Iemand kan zich bijvoorbeeld niet uiten zoals hij zou willen en raakt daarover ernstig gefrustreerd. Hij mist de vaardigheden om op de juiste manier om te gaan met sociale situaties. Hierdoor kan afwijkend gedrag ontstaan, zoals agressie of terugtrekken. Iemand met autisme mist bijvoorbeeld het vermogen om zich in te leven in een ander. Hij kan niet inschatten hoe een ander zich voelt en zal dus afwijkend reageren. Iemand die zich niet goed af kan sluiten voor prikkels, kan met zijn hoofd gaan bonken of zichzelf verwonden. Het is belangrijk om deze vaardigheden aan te leren en controle te krijgen over de eigen emoties.

Ed

Agressie is gericht op het toebrengen van schade. Er zijn vier vormen van agressie: 1. verbaal geweld: schreeuwen, schelden, vernederen, treiteren, pesten of vals beschuldigen 2. fysiek geweld: duwen, trekken, slaan, vastgrijpen, schoppen, de ander hinderen, spugen, verwonden, het geven van een kopstoot of bijten 3. agressie gericht op zichzelf: zichzelf verwonden, bonken met het hoofd, aan de haren trekken, snijden 4. agressie gericht op voorwerpen: gooien met voorwerpen, vernielen van voorwerpen, diefstal van eigendommen.

er

ij

Als je met agressie te maken krijgt, kan dat veel impact hebben op je functioneren. Het werken met agressieve cliënten kan emotioneel heel zwaar zijn. Het is daarom belangrijk dat je weet hoe je het beste om kunt gaan met iemand die agressief gedrag vertoont.

U

itg

ev

De basis is: verstar niet, maak jezelf niet klein, maak jezelf niet groot, sta ontspannen met voeten op heupbreedte, schouders ontspannen en geef je grens aan, maar geef de ander wel een keuzemogelijkheid. Als je iets oplegt werkt dit vaak agressieversterkend.

50

Structuur bieden Mensen met gedragsproblemen hebben behoefte aan structuur. Een vaste dagindeling is voor hen heel belangrijk. Daarbij is de dag verdeeld in overzichtelijke stukken, met vaste activiteiten. Een pictogrammenbord kan daarbij een goed hulpmiddel zijn. Hierop geef je met pictogrammen aan wat er op elk deel van de dag op het programma staat. De wereld wordt op die manier veiliger, overzichtelijker en voorspelbaar. Ze weten waar ze aan toe zijn en komen minder vaak voor verrassingen te staan. Zorg ervoor dat er op vaste tijden gegeten en geslapen wordt. Zo’n structuur geeft houvast, de cliënt heeft naar zijn idee meer grip op zijn leven. Daarnaast kun je ook nog zorgen voor het verminderen van prikkels, bijvoorbeeld door een opgeruimde leefomgeving. Zorg ervoor dat er zo min mogelijk verandert, zet geen dingen op een andere plek.


Theoriebron Sterk gedragsgestoord licht verstandelijk gehandicapten

Grenzen stellen

fb .v

.

Als je te maken krijgt met probleemgedrag, is het belangrijk om grenzen te stellen. Geef duidelijk aan wat je wel en niet accepteert. Neem even afstand en laat je niet meeslepen. Benoem wat er gebeurd is, benoem de emotie van de cliënt. Daardoor wordt hij vaak rustiger. Geef aan hoe zijn gedrag op jou overkomt en wat dat betekent. Geef aan onder welke voorwaarde je verder wilt. Geef aan dat je niet van dit soort gedrag gediend bent en dat je ervan uitgaat dat het niet meer voor zal komen. Geef ook aan wat de consequenties zijn als het nog een keer voorkomt. Daarbij is het belangrijk dat je samen met je collega’s een lijn trekt en dezelfde grenzen hanteert. Voor cliënten is het erg onduidelijk als iedere medewerker de regels op zijn eigen manier uitlegt. De kans bestaat dan dat cliënten jou en je collega tegen elkaar uit zullen spelen. Maak dus afspraken over regels en houd elkaar daaraan.

tie

Vastlopen in ggz, VZ en justitie

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

Sterk gedragsgestoorde licht verstandelijk gehandicapten krijgen binnen de ggz en de verzorging vaak te maken met verschillende instellingen. Vanwege hun gedrag worden ze regelmatig of zelfs permanent opgenomen. Ze kunnen ook te maken krijgen met justitie vanwege criminaliteit of geweld. Helaas lopen deze cliënten daar vaak vast. Hun gedrag is moeilijk te begrijpen. Het is niet altijd mogelijk om direct de juiste behandeling te starten. En bij justitie zijn niet altijd mensen met de juiste expertise aanwezig om met dit gedrag om te gaan. Deze cliënten kunnen in een neerwaartse spiraal terechtkomen. Alle aandacht gaat uit naar het probleemgedrag, waardoor dit nog versterkt wordt. Tot een echte oplossing komt het niet.

51


Theoriebron Voorzieningen en media

Inleiding

fb .v

.

Theoriebron Voorzieningen en media Voor mensen met een verstandelijke beperking is het niet altijd vanzelfsprekend om gebruik te maken van voorzieningen en media.

tie

Belangrijke voorzieningen

u' Ac

Voor mensen met een licht verstandelijke beperking is een aantal voorzieningen erg belangrijk. Je kunt daarbij denken aan: • de gemeente (als het gaat om begeleiding en uitkering) • woningcorporaties (als het gaat om een huurwoning) • de zorgorganisatie die de begeleiding verzorgt • vervoersorganisaties (voor aangepast of openbaar vervoer) • dagbesteding of sociale werkvoorziening.

Ed

Randvoorwaarden

er

ij

Voorzieningen en media zijn voor iedereen beschikbaar. Maar voor mensen met een verstandelijke beperking kan het soms moeilijk zijn om deze te vinden of er gebruik van te maken. Voor hen zijn de volgende punten belangrijk: • Informatie over de voorziening moet op een laagdrempelige manier aangeboden worden. • Informatie over de voorziening moet makkelijk te vinden zijn. • Het taalgebruik moet eenvoudig zijn. • Het moet duidelijk zijn wat deze voorziening voor hen kan betekenen. • Informatie over de plaats en de route moet duidelijk zijn en eenvoudig te vinden zijn.

U

itg

ev

Website geschikt?

52

Een website is vaak moeilijk te begrijpen. Er zijn speciale websites voor mensen met een licht verstandelijke beperking: • Steffie: een eenvoudige website over onderwerpen uit het dagelijks leven, zoals gezondheid, vrije tijd, eten en drinken, geld en computeren De informatie kan ook voorgelezen worden. • Ookjij: eenvoudige website waarop je informatie kunt vinden en contacten kunt leggen • Wai-not-be: praktische informatie, werkt met pictogrammen • My mate: website die helpt bij dagelijkse activiteiten door middel van stappenplannen, ook als app beschikbaar, met mogelijkheid tot contact met de begeleider • Klikik: maakt internet toegankelijk voor mensen met een licht verstandelijke beperking • Meer dan liefde: over sociale contacten, weerbaar zijn en seksualiteit • Dottie: sociaalnetwerksite voor mensen met een beperking • Ken je vrienden: om jongeren er bewust van te maken dat mensen zich anders voor kunnen doen • Verliefd: datingbureau voor mensen met een licht verstandelijke beperking.


Theoriebron Voorzieningen en media

Ondersteuning bij het omgaan met sociale media

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

fb .v

.

Social media kunnen een enorme verruiming van het blikveld betekenen voor iemand met een verstandelijke beperking. Het is laagdrempelig en je hebt niet direct face-to-face persoonlijk contact. Maar er zijn natuurlijk ook valkuilen. Uit onderzoek blijkt dat jongeren met een licht verstandelijke beperking vaker in de problemen komen door social media dan andere jongeren. Mensen met een licht verstandelijke beperking kunnen goedgelovig zijn: zij hebben het niet snel door als iemand zich anders voordoet dan hij is. Het is belangrijk dat jij hen op deze gevaren wijst tijdens de begeleiding. Leer hen om zichzelf niet te veel bloot te geven. Wijs hen erop dat ze geen persoonlijke informatie zoals adresgegevens of wachtwoorden op internet zetten en dat ze voorzichtig zijn met het achterlaten van hun e-mailadres. Benadruk dat ze terughoudend zijn met het plaatsen van foto’s en filmpjes.

53


Theoriebron Ethische dilemma’s

.

Theoriebron Ethische dilemma’s

fb .v

Inleiding

Als je mensen met een licht verstandelijke beperking begeleidt, kun je te maken krijgen met ethische dilemma’s.

tie

Seksualiteit

Ed

u' Ac

Mensen met een licht verstandelijke beperking hebben dezelfde gevoelens als jij. Ook zij hebben seksuele gevoelens en verlangens, en behoefte aan intimiteit. De emotionele en lichamelijke ontwikkeling loopt bij hen niet synchroon. Hun lichaam is dat van een volwassene, terwijl de emotionele beleving die van een jonger persoon is. Zij kunnen ook een achterstand hebben in kennis over seksualiteit, omdat ze minder toegang hebben tot algemene informatiebronnen of de informatie niet begrijpen. Het kan voor hen ook moeilijk zijn om hun wensen en gevoelens te verwoorden. In de begeleiding is het belangrijk om seksualiteit bespreekbaar te maken. Seksuele voorlichting moet je stapsgewijs opbouwen. Gebruik materiaal dat concreet is en spreek begrijpelijke taal. Herhaal de boodschap regelmatig. Zorg voor intensieve begeleiding.

Kinderwens en ouderschap

U

itg

ev

er

ij

Mensen met een licht verstandelijke beperking kunnen ook een kinderwens hebben. Wees positief in je benadering en laat de cliënt zijn verhaal doen. Neem het altijd serieus, doe het niet af als iets wat toch niet kan. Daarna kun je inventariseren waarom iemand een kind wil. Zo kom je erachter of hij of zij echt vader of moeder wil worden. Praat met de cliënt over de taken en verantwoordelijkheden van het ouderschap. Bespreek samen wat het betekent om een kind te krijgen en op te voeden. Bespreek ook of de cliënt in een omgeving woont waar een kind veilig kan opgroeien. En bespreek welke mogelijkheden er zijn voor ondersteuning als de cliënt daadwerkelijk voor een kind kiest, zowel uit het eigen netwerk als professioneel. Als het kind er eenmaal is, wordt bekeken op welke terreinen de ouders ondersteuning nodig hebben, bijvoorbeeld bij vragen rondom opvoeden. Zij kunnen dan opvoedingsondersteuning, gezinsbegeleiding of gezinstherapie krijgen.

54


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.