9789037233698 diversiteit in sociaal werk

Page 1

fb .v

.

Cursus

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

Diversiteit in sociaal werk


Auteurs: Paulien Klap Inhoudelijke redactie: Floortje Vissers Titel: Diversiteit in sociaal werk

©

tie

ISBN: 978 90 3723 369 8

fb .v

Uitgeverij: Edu’Actief b.v. 0522-235235 info@edu-actief.nl www.edu-actief.nl

.

Colofon

Edu’Actief b.v. 2018

u' Ac

Behoudens de in of krachtens de Auteurswet gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

Ed

Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h Auteurswet dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in compilatiewerken op grond van artikel 16 Auteurswet kan men zich wenden tot de Stichting PRO (www.stichting-pro.nl).

ij

De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.

U

itg

ev

er

Door het gebruik van deze uitgave verklaart u kennis te hebben genomen van en akkoord te gaan met de specifieke productvoorwaarden en algemene voorwaarden van Edu’Actief, te vinden op www.edu-actief.nl.


Inhoud 6

Diversiteit

8

Cultuur en cultuurverschillen 17

Leefomstandigheden Religie

12

20

22

Tolerantie

32 34

Theoriebron Diversiteit Theoriebron Cultuur

26

u' Ac

Interculturele communicatie

Reflectie

tie

Subculturen

fb .v

OriĂŤntatie

4

.

Over deze cursus

35

38

41

Ed

Theoriebron Cultuurverschillen Theoriebron Subculturen Theoriebron Religie

43

46

ij

Theoriebron Leefomstandigheden

50

er

Theoriebron Interculturele communicatie Theoriebron TOPOI-model

ev

Theoriebron MER-model

56 59

61

U

itg

Theoriebron Tolerantie

53

3


Over deze cursus

Over deze cursus

.

Inleiding

fb .v

Als sociaal-cultureel werker krijg je te maken met verschillende mensen. Om zo goed mogelijk om te gaan met de verschillen tussen die mensen leer je verschillen te herkennen. Door kennis te hebben van verschillen zul je merken dat er ook veel overeenkomsten zijn. Het uitgangspunt om goed met verschillende mensen om te gaan, is je bewust te zijn van je eigen normen en waarden en die van de ander. Door kennis over de verschillen tussen mensen kun je ook op zoek gaan naar overeenkomsten en vandaaruit verdergaan. Belangrijk is dat je als sociaal-cultureel werker openstaat voor anderen binnen je eigen grenzen.

• • •

u' Ac

• • •

Je hebt kennis van het begrip ‘diversiteit’ en van de diversiteit in Nederland, de multiculturele samenleving. Je hebt kennis van cultuur en kunt de verschillen tussen culturen benoemen. Je hebt kennis van subculturen. Je hebt kennis van diverse religies, kunt kenmerken benoemen en de relatie tot het sociaal-cultureel werk uitleggen. Je hebt kennis van de leefgebiedenmethode en de werking in het sociaal-cultureel werk. Je hebt kennis van interculturele communicatie en kunt diverse modellen voor interculturele communicatie benoemen. Je hebt kennis van het begrip ‘tolerantie’ en diverse mechanismen die tolerantie beïnvloeden.

Ed

tie

Leerdoelen

Beoordeling

ij

Aan het eind van de cursus wordt je parate kennis beoordeeld met een toets. Je praktische beheersing van de leerdoelen wordt getoetst aan de hand van één beroepsproduct. Deze wordt op verschillende punten beoordeeld: op inhoud (producteisen) en op uitvoering (processtappen). Andere belangrijke punten bij de beoordeling zijn: actieve deelname aan de lessen en nette uitwerking van de opdrachten in correct Nederlands. Je vindt ze bij elkaar in het beoordelingsformulier.

ev

er

Beoordelingsformulier <

itg

Planning

U

Planningsformulier <

4

Een beroepsproduct maken kost tijd. Daarom moet je dit goed plannen. Lees eerst de opdracht van het beroepsproduct goed door en vul daarna het planningsformulier in. Neem ook de andere opdrachten van deze cursus op in je totale planning. Zo voorkom je dat je in tijdnood komt.


Over deze cursus

Beroepsproduct: Doe maar gewoon!

• • • •

eenzaamheid vroegtijdige schoolverlaters duurzaamheid en milieu omgaan met geld.

fb .v

.

Je werkt in een buurthuis in een middelgrote stad. In het buurthuis zijn verschillende activiteiten voor verschillende doelgroepen. Het buurthuis organiseert iedere maand een thema-avond over een maatschappelijk onderwerp voor verschillende doelgroepen, bijvoorbeeld over:

tie

Jij krijgt de opdracht om een thema-avond over tolerantie te organiseren voor jongeren uit de buurt.

u' Ac

Schrijf in tweetallen een uitgewerkt programma voor een thema-avond over tolerantie. In dit programma laat je zien wat je gaat doen, je kiest voor activiteiten die passen bij de doelgroep. Onderdelen van een thema-avond zijn: inleiding op het onderwerp, vorm van debat/discussie, optreden, creatieve activiteit rond het thema. Plan voor jezelf een datum waarop je dit beroepsproduct inlevert. Vul deze in op het planningsformulier.

Eisen aan het beroepsproduct • Het programma duurt ten minste twee uur. • Je nodigt twee gastsprekers of performers uit en beargumenteert waarom je deze keuze hebt gemaakt. • Tijdens de thema avond worden er verschillende activiteiten aangeboden. • Er is een uitnodiging die bij de doelgroep past. • Er is een werkplan. • Er is een doelgroepanalyse. • Er is een activiteitenbeschrijving. • Er is een draaiboek. • Er is een peer-to-peerevaluatie. • Er is een reflectieverslag.

ev

Werkmodel Draaiboek <

er

Werkmodel Activiteitenbeschrijving <

Ed

Werkmodel Doelgroepanalyse <

ij

Werkmodel Werkplan <

Processtappen 1. Brainstorm: Wat gaan jullie doen? 2. Maak een planning en een taakverdeling, gebruik hierbij Werkmodel Werkplan. 3. Maak een doelgroepanalyse, gebruik hierbij Werkmodel Doelgroepanalyse. 4. Kies de onderwerpen die tijdens de thema avond aan bod komen en beargumenteer waarom je deze keuze hebt gemaakt. 5. Schrijf de activiteiten uit, gebruik hierbij Werkmodel Activiteitenbeschrijving. 6. Maak een openingsverhaal waarin je uitlegt waarom deze avond wordt georganiseerd. 7. Maak een draaiboek voor de avond, gebruik hierbij Werkmodel Draaiboek. 8. Maak een uitnodiging voor de avond: flyer, poster, pagina op Facebook of iets dergelijks. 9. Schrijf een reflectieverslag, gebruik hiervoor Werkmodel Reflectie. 10. Schrijf een peer-to-peerevaluatie, gebruik hiervoor Werkmodel Peerevaluatie.

itg

Werkmodel Reflectie <

U

Werkmodel Peerevaluatie <

Laat elke processtap goedkeuren door je docent, voordat je begint aan de volgende processtap. Beoordeling De punten waarop het beroepsproduct wordt beoordeeld, kun je lezen in het beoordelingsformulier van deze cursus.

5


Oriëntatie

Oriëntatie Ga naar Answer Garden. Bij ‘enter your question or topic here’ schrijf je ‘cultuur’, daarna druk je op enter. Bij ‘type your answer here’ schrijf je wat bij je opkomt wanneer jij denkt aan het woord ‘cultuur’, bijvoorbeeld: ‘mensen’. Daarna druk je op enter. Schrijf zo alles op wat jij associeert met het woord diversiteit.

.

Website Answer Garden <

Waar denk jij aan?

fb .v

Opdracht 1

tie

Wanneer je niks meer weet, klik je op ‘export’ (rechtsonder) en vervolgens op ‘Export the answers to Tagxedo’. Je ziet nu een mooie wordcloud met alles wat jij al weet van het onderwerp cultuur. Sla de wordcloud op door links bovenin op ‘save|share’ te klikken en print die vervolgens uit. Nu ga je jouw wordcloud vergelijken met een medestudent. Wat zijn de overeenkomsten en wat zijn de verschillen? Noteer drie overeenkomsten en drie verschillen.

Opdracht 2

Ed

b. Verschillen:

u' Ac

a. Overeenkomsten:

Zoek een plaatje

er

ij

Zoek individueel een plaatje op internet over cultuur. Een plaatje waarvan jij vindt dat het met cultuur te maken heeft. Print het plaatje uit en hang samen met je klasgenoten alle gevonden plaatjes op het bord. Nu gaat iedere student aan de rest van de klas uitleggen waarom hij voor dat plaatje gekozen heeft. Vervolgens gaan jullie klassikaal, onder leiding van de docent, de verschillen en overeenkomsten tussen de plaatjes benoemen en uitleggen. De plaatjes die overeenkomen worden bij elkaar gehangen op het bord.

U

itg

ev

Wat vinden jullie van het resultaat?

6


OriĂŤntatie

Opdracht 3

Omgaan met diversiteit

u' Ac

tie

fb .v

.

In welke beroepen binnen het sociale werkveld denk jij veel te maken te krijgen met diversiteit? a. Maak een overzicht van ten minste vijf beroepen die volgens jou veel te maken hebben met diversiteit. Beschrijf daarbij ook waarom je dat denkt.

U

itg

ev

er

ij

Ed

b. Hoe zou jij daarmee omgaan? Leg uit in drie regels.

7


Diversiteit

Diversiteit

.

Inleiding

fb .v

Alle mogelijke verschillen tussen mensen onderling bepalen de diversiteit. Soms zijn deze verschillen zichtbaar, zoals leeftijd, geslacht of huidskleur. Soms zijn ze minder duidelijk: etniciteit, geloofsovertuiging, leefomstandigheden, seksualiteit en rolverdeling. In deze opdrachten ga je aan de slag met diversiteit.

Leerdoelen

Diversiteit

tie

Opdracht 4

Je kunt het begrip ‘diversiteit’ uitleggen en de kenmerken van diversiteit benoemen. Je kunt uitleggen dat Nederland een multiculturele samenleving is. Je kunt uitleggen hoe deze multiculturele samenleving is samengesteld.

u' Ac

• • •

Reageer op onderstaande stellingen en leg je reactie uit.

a. De seksuele geaardheid van iemand maakt mij niet uit.

Ed

b. Ik vind dat vrouwen en mannen het huishouden moeten verdelen.

er

ij

c. Ik wil graag over andere culturen leren.

ev

d. Levensomstandigheden van mensen bepalen het gedrag van mensen.

f. Van andere culturen kun je veel leren.

U

itg

e. Nederland is tolerant.

g. Ik weet veel van andere culturen.

8


Diversiteit

h. Nederland is vol.

Een oudere spreek ik altijd met ‘u’ aan.

j.

Ieder mens heeft vooroordelen.

fb .v

.

i.

Opdracht 5

Ga met een medestudent in gesprek over de uitkomsten in mentimeter. Lees de Theoriebron Diversiteit en geef antwoord op de volgende vragen. a. Waarom is diversiteit belangrijk?

Ed

Theoriebron Diversiteit <

Diversiteit (2)

u' Ac

tie

k. Ik vind dat in Nederland verschillende mensen goed met elkaar samenleven.

b. Heb jij snel je oordeel klaar over mensen?

er

ij

c. Vind je Nederland een rijker land door de verschillende culturen?

itg

ev

d. Hoe tolerant ben jij?

Opdracht 6

U

Website Lang leve de liefde <

Lang leve de liefde Je gaat vragen beantwoorden over diversiteit in de liefde. Ga naar de site van Lang leve de liefde en klik op ‘download pdf’. Lees het bestand en beantwoord daarna de volgende vragen. a. Wat is seksuele diversiteit? Leg het begrip in je eigen woorden uit.

Filmpje van Movisie: LHBT-emancípatie <

9


Diversiteit

b. Wat is LHBTI? Leg het begrip in je eigen woorden uit.

fb .v

.

c. Wat is genderdiversiteit? Leg het begrip in je eigen woorden uit.

d. Wat is transgender? Leg het begrip in je eigen woorden uit.

u' Ac

tie

e. Wat is coming-out?

Reflectie f. Wat heb je van het beantwoorden van de vragen geleerd?

Ed

g. Is je mening over bepaalde onderwerpen veranderd? Leg uit.

er

ij

h. Speelt jouw geloof een rol bij het vormen van een oordeel? Leg uit.

Opdracht 7

Je gaat een filmpje bekijken over coming out. Hierna beantwoord je enkele vragen over het filmpje en ga je hierover in gesprek met een medestudent.

U

itg

ev

Filmpje Coming out op langlevedeliefde.nl <

Coming out

10

Beantwoord de volgende vragen. Weet je het antwoord niet, kijk dan het filmpje terug. a. Wat zijn de verschillende manieren hoe jongeren ontdekt hebben dat ze homo, lesbisch of bi zijn?

b. Op welke manier hebben ze aan hun ouders verteld dat ze homo, lesbisch of bi zijn?


Diversiteit

c. Wat zijn de reacties van hun ouders?

fb .v

.

d. Hoe reageerden vrienden en leerlingen op school?

tie

e. Hoe zou jij reageren als een vriend(in) van jou vertelt dat hij of zij homo, lesbisch of bi is?

u' Ac

f. Wat lijken je de leuke kanten van homo of lesbisch zijn?

g. Als jij vervelende opmerkingen hoort over homoseksuele jongens of lesbische meisjes, hoe reageer je dan?

Ed

h. Stel dat jij homo/lesbisch zou zijn, hoe zou je dan graag willen dat anderen op school reageren?

ev

er

ij

Ga nu met een medestudent in gesprek over de antwoorden die je hebt gegeven op vraag e, f, g en h. i. Wat zijn de verschillen?

Wat zijn de overeenkomsten?

k. Zou je de vragen, nu je in gesprek bent geweest, anders beantwoorden?

U

itg

j.

11


Cultuur en cultuurverschillen

.

Cultuur en cultuurverschillen

fb .v

Inleiding

tie

Als je het begrip ‘cultuur’ opzoekt in het woordenboek dan staat er: “cultuur is beschaving”. Wij kennen het begrip ‘cultuur’ beter als ‘de overdracht van kennis, waarden en normen tussen verschillende mensen binnen een samenleving’. In deze opdrachtenset ga je op zoek naar je eigen normen en waarden, je eigen cultuur en je mening over diverse aspecten van cultuur.

Leerdoelen

Filmpje Najib Amhali - Freefight (NCRV, 26 april 2013) <

Freefight

Bekijk de theatervoorstelling van Najib Amhali - Freefight en beantwoord daarna de vragen. a. Heb je het idee dat mensen jou bevooroordeeld benaderen? Leg je antwoord uit.

Ed

Opdracht 8

Je kunt de kenmerken van een cultuur uitleggen. Je kunt de verschillen en overeenkomsten van culturen benoemen met behulp van de theorie van Pinto, de F- en G-culturen. Je kunt de verschillen en overeenkomsten van culturen benoemen met behulp van de theorie van Hofstede over de culturele dimensies.

u' Ac

• •

er

ij

b. Najib maakt van vooroordelen een grap, maar is het ook echt een grap? Leg je antwoord uit.

itg

ev

c. Wat denk je dat de gevolgen zijn van het feit dat mensen zo naar je kijken? Leg je antwoord uit.

Opdracht 9

U

Theoriebron Cultuur <

12

De cultuur waar ik in leef a. Beschrijf hier kort wat jij weet over kenmerken van de Nederlandse cultuur.

b. Noem de belangrijkste geloven in Nederland.


Cultuur en cultuurverschillen

c. Noem drie tradities waar iedereen aan meedoet.

e. Hoe zijn de taken tussen mannen en vrouwen verdeeld?

Opdracht 10

u' Ac

tie

f. Noem drie maaltijden die echt Nederlands zijn.

fb .v

.

d. Noem drie muziekstromingen.

Mijn waarden en normen

a. Waarden zijn dingen waar je waarde aan hecht, zoals eerlijkheid en respect. Welke waarden zijn voor jou belangrijk? Benoem er ten minste vijf. 1.

3. 4. 5.

Ed

2.

ij

b. Welke normen horen volgens jou bij de waarden die je net beschreven hebt? Schrijf minstens vijf normen op.

er

1. 2. 3.

ev

4. 5.

U

itg

c. Welke waarden en normen heb je van je ouders of grootouders meegekregen?

d. Ben je tevreden over de opvoeding die je hebt gekregen?

13


Cultuur en cultuurverschillen

Opdracht 11

Ik Ik geloof: Belangrijke tradities vind ik:

Ik hou van de volgende muziekstijlen: Ik hou van de volgende kledingstijl: Ik hecht waarde aan de volgende rituelen:

Opdracht 12

Normen

fb .v

Ik hou me aan de volgende regels wat eten en drinken betreft:

.

Rolverdeling tussen mannen en vrouwen zie ik als volgt:

Ed

u' Ac

tie

Je gaat nadenken over je eigen waarden en normen. Daarna bespreek je deze met een studiegenoot. Lees de volgende tien normen (gedragsregels) door: 1. Als iemand iets voor jou doet, moet je ook iets terugdoen. 2. Als je weet dat je vrienden iets verkeerd hebben gedaan dan vertel je dat nooit. 3. Niet vreemdgaan als je een relatie hebt. 4. Een docent spreek je aan met ‘u’. 5. Je spreekt je ouders niet tegen. 6. In een volle trein kun je niet uitgebreid gaan zitten bellen. 7. Je gooit niet zomaar je afval op straat. 8. Je doet wat je baas zegt. 9. Kinderen mag je niet slaan. 10. Geld lenen doe je niet van vrienden a. Kies de drie belangrijkste normen voor jou uit en leg uit waarom. Norm 1:

er

ij

Omdat:

Norm 2:

ev

Omdat:

U

itg

Norm 3:

14

Omdat:

b. Kies de twee normen die je niet belangrijk vindt of het minst belangrijk vindt en leg uit waarom. Norm 1:


Cultuur en cultuurverschillen

Omdat:

Omdat:

Opdracht 13

Moodboard cultuur

ev

er

ij

Ed

Werkmodel Moodboard <

u' Ac

d. Wat zijn jullie verschillen?

tie

Bespreek de uitkomsten met een medestudent. c. Wat zijn jullie overeenkomsten?

fb .v

.

Norm 2:

Zo verschillend?

Je gaat nu een moodboard maken over jouw cultuur. Maak gebruik van het Werkmodel Moodboard. Met een moodboard kun je jouw cultuur in beeld brengen. Anderen die naar jouw moodboard kijken, krijgen een gevoel en een beeld van wat cultuur voor jou betekent en wat jij belangrijk vindt. Je maakt namelijk tijdens het samenstellen van een moodboard keuzes, want niet alles past. Dit betekent dat de dingen die jij het

Onderwerpen die je gebruikt in je moodbord zijn: familie, talenten, hobby’s, vrienden, cultuur, ambitie, belangrijke normen en waarden, uiterlijke kenmerken, kledingstijl, geloofsovertuiging, enzovoort.

U

itg

belangrijkst vindt in het moodboard terechtkomen.

15


Cultuur en cultuurverschillen

Werkmodel Cultuuronderzoek <

Je gaat samen met drie groepsgenoten een cultuur naar eigen keuze onderzoeken met de methode van Geert Hofstede en je houdt rekening met de F-/G-culturen van Pinto. Lees eerst de Theoriebron Cultuurverschillen. a. Wij gaan de volgende cultuur onderzoeken:

.

Theoriebron Cultuurverschillen <

Presentatie Cultuuronderzoek

fb .v

Opdracht 14

b. Leg uit waarom jullie voor deze cultuur hebben gekozen.

Onderzoek stapsgewijs de cultuur. Gebruik hiervoor het Werkmodel Cultuuronderzoek. Je presenteert je cultuuronderzoek in een Pecha Kucha.

tie

Filmpje Setting 20 second time for Pecha Kucha PowerPoint <

u' Ac

Bekijk het filmpje op YouTube over het maken van een Pecha Kucha. Voor het maken van een Pecha Kucha maak je gebruik van PowerPoint.

Reflectie c. Heb jij bijgedragen aan een goede sfeer in de groep? Geef hiervan één voorbeeld.

U

itg

ev

er

ij

Ed

d. Kun je goed met andere mensen omgaan, ook al zijn ze anders dan jij? Geef hiervan één voorbeeld.

16


Subculturen

Subculturen

.

Inleiding

Leerdoelen

tie

Je kunt het begrip ‘subculturen’ uitleggen. Je kunt een voorbeeld noemen van een subcultuur. Je kunt kenmerken van subculturen benoemen.

Ed

u' Ac

• • •

fb .v

Binnen een cultuur ontstaan ook vaak subculturen. Soms is er een groep binnen die groep die een deel van de heersende cultuur niet wil overnemen. Zij beginnen een subcultuur met eigen waarden en normen, die afwijken van de heersende cultuur. In deze opdrachtenset onderzoek je subculturen en kijk je naar je eigen subcultuur.

Anders?

er

Opdracht 15

ij

Eigen stijl.

Bekijk het filmpje How To Tell if You're a Basic Bitch. Geef antwoord op de volgende vragen. a. Tot welke subcultuur behoort de vrouw in het filmpje?

ev

Theoriebron Subculturen <

U

itg

Filmpje How To Tell if You're a Basic Bitch <

b. Wat is een kenmerk van deze subcultuur volgens de dokter in het filmpje?

c. Vind je dat je zelf tot een subcultuur behoort?

17


Subculturen

d. Beschrijf kort je eigen subcultuur.

Website Hans Kaldenbach <

.

Verdiepen en presenteren

Elk groepje van vier studenten kiest een thema en gaat zich daarin verdiepen. De thema’s zijn: respect, hangjongeren, machomannetjes en ‘doe maar gewoon’. Hierover geef je vervolgens een presentatie van vijf minuten voor de klas. De andere studenten maken aantekeningen.

fb .v

Opdracht 16

tie

Per groep ga je naar de site van Hans Kaldenbach. De site opent met zijn recente werk. Scroll naar beneden voor samenvattingen van de vier titels/thema’s die hierboven genoemd zijn. Neem met je groepje de samenvatting door die bij jouw thema hoort. a. Wat zijn de tien belangrijkste punten uit de samenvatting? 1.

u' Ac

2. 3. 4. 5. 6.

8. 9. 10.

Ed

7.

ev

er

ij

b. Waarom hebben jullie voor deze antwoorden gekozen?

U

itg

Presenteer nu per groep nummer een en twee van de belangrijkste zaken uit de samenvatting aan de klas.

18

c. Maak aantekeningen van de andere presentaties. d. Wat heb je geleerd van deze opdracht?


Subculturen

Je gaat een fotoboek maken over jongerenculturen. Ga naar Google afbeeldingen en zoek naar foto’s of afbeeldingen van jongerenculturen die jij kent. Kies tien afbeeldingen van jongerenculturen of -stijlen. Dit zijn foto’s van uiterlijke kenmerken zoals haardracht, kledingstijl, hoofddeksel, sieraden enzovoort. Upload deze foto’s in één van de gratis filmbewerkingsprogrammas op softonic.com. Zo’n programma moet je eerst downloaden.

.

Website Filmbewerkingsprogramma <

Fotoboek jongerenculturen

tie

Zet onder iedere foto : • de naam van de jongerencultuur • wanneer deze is ontstaan • uit welk land deze jongerencultuur komt • de reden van het ontstaan in één woord.

fb .v

Opdracht 17

u' Ac

Je laat iedere foto maximaal vijftien seconden in beeld. Wanneer er speciale muziek hoort bij deze jongerencultuur, dan zet je deze onder de foto. Je filmpje duurt maximaal drie minuten. Reflectie a. Heb je een goede planning gemaakt? Geef hiervan één voorbeeld.

Ed

b. Heb je de goede bronnen en materialen gebruikt? Geef hiervan één voorbeeld.

U

itg

ev

er

ij

c. Ben je goed omgegaan met feedback? Geef hiervan één voorbeeld. Hoe heb je gereageerd?

19


Leefomstandigheden

Leefomstandigheden

.

Inleiding

fb .v

De leefgebiedenmethode is een methode die in het randgroepjongerenwerk wordt ingezet om jongeren te begeleiden. Deze methode kan de sociaal-cultureel werker inzetten om meer zicht te krijgen op de leefomstandigheden van de doelgroep en vandaaruit kan hij gedrag verklaren en/of begrijpen. In deze opdrachtenset ga je aan de slag met de acht leefgebieden door de leefgebieden van je eigen leven te beschrijven en de invloed die dit heeft op je dagelijks leven.

Werkmodel Ik en diversiteit < Theoriebron Leefomstandigheden <

Werkstuk Ik en Diversiteit

Je gaat met behulp van het Werkmodel Ik en diversiteit een werkstuk maken over je eigen leefomstandigheden. Voordat je met de opdracht begint, lees je de Theoriebron Leefomstandigheden. Aan je werkstuk voeg je de antwoorden op de reflectievragen toe.

Ed

Opdracht 18

Je kunt de kenmerken van de acht leefgebieden benoemen. Je kunt de acht leefgebieden uitleggen. Je kunt de invloed van de leefgebieden op een cliënt uitleggen. Je kunt gedrag van een cliënt uitleggen met behulp van kennis over zijn acht leefgebieden.

u' Ac

• • • •

tie

Leerdoelen

Reflectie Je hebt de opdracht afgerond. Je gaat nu evalueren en reflecteren door de volgende vragen te beantwoorden.

er

ij

a. Van welk document heb je het minst geleerd of heb je weinig inzicht gekregen?

ev

b. Welk document vond je het leukst om te maken? Leg uit.

U

itg

c. Welk document vond je het moeilijkst om te maken? Leg uit.

20

d. Heb je een planning voor jezelf gemaakt en heb je je daaraan gehouden?


Leefomstandigheden

Ed

u' Ac

tie

g. Zijn er dingen die je de volgende keer anders zou doen?

fb .v

f. Vind je dat je je zelf hebt uitgedaagd om het beste eruit te halen?

.

e. Wat zijn de belangrijkste zaken die je straks meeneemt in je beroep?

U

itg

ev

er

ij

Hoe ziet jouw leefgebied eruit?

21


Religie

Religie

.

Inleiding

fb .v

Religie betekent ‘het geloof in een god of meerdere goden’. In het werkveld krijg je te maken met mensen die verschillende geloofsovertuigingen hebben. Een geloof bepaalt vaak de waarden en normen waar mensen zich aan houden. Het is belangrijk om te weten welke normen en waarden, tradities en feestdagen bij een bepaald geloof horen. Je kunt dan rekening houden met deze aspecten, wanneer je activiteiten organiseert. In deze opdrachtenset kijk je naar geloof, je eigen geloof en je eigen grenzen ten aanzien van gebruiken die uit het geloof voortvloeien.

Opdracht 19

Je kunt de vier grootste religies ter wereld benoemen. Je kunt de kenmerken van de vier grootste religies benoemen. Je kunt uitleggen met welke culturele kenmerken je rekening moet houden in je relatie met cliënten. Je kunt uitleggen wat jouw grenzen zijn op het gebied van aanpassen aan een andere cultuur.

u' Ac

• • •

tie

Leerdoelen

Religie

Ed

De docent stelt een aantal vragen over religie. Eerst formuleer je zelf antwoorden op de vragen en daarna wissel je deze uit met een medestudent. Samen formuleren jullie definitieve antwoorden.

er

ij

Individueel a. Welke vier grote godsdiensten ken je?

ev

b. Wat hebben deze godsdiensten gemeenschappelijk?

U

itg

c. Noem de belangrijkste verschillen tussen godsdiensten.

22

d. Hoeveel studenten in de klas geloven?

e. Hoeveel studenten zijn gelovig opgevoed?


Religie

tie

h. Wat hebben deze godsdiensten gemeenschappelijk?

fb .v

Samen g. Welke vier grote godsdiensten kennen jullie?

.

f. Hoe denk je over mensen die geloven?

Noem de belangrijkste verschillen tussen godsdiensten.

j.

Hoeveel studenten in de klas geloven denken jullie?

u' Ac

i.

Geef antwoord op de volgende vragen en maak daarbij gebruik van de Theoriebron Religie. a. Geloof jij in een god? Geloof jij in meerdere goden?

er

Theoriebron Religie <

Geloof jij?

ij

Opdracht 20

Ed

k. Hoeveel studenten zijn gelovig opgevoed denken jullie?

ev

b. Als je niet in een god gelooft, geloof je dan ergens anders in?

d. Hoe denk je over mensen die geloven?

U

itg

c. Ben jij gelovig opgevoed?

e. Wat weet je van het christendom?

23


Religie

f. Wat weet je van de islam?

fb .v

.

g. Ken je een of meerdere mensen in je omgeving die gelovig zijn?

h. Heb je respect voor mensen die geloven?

Opdracht 21

tie

Geloven brengen gebruiken mee, zoals bepaalde voorschriften over voeding of dat er op zondag niet gewerkt mag worden. In hoeverre ben jij bereid je aan te passen?

u' Ac

i.

Geloofsovereenkomsten en -verschillen

Geef in de volgende tabellen de kenmerken van de vier grootste religies aan en hun overeenkomsten en verschillen. Maak hierbij gebruik van de Theoriebron Religie.

Ed

Vul de kenmerken van de vier grootste religies in: Christendom

Jodendom

Islam

Hindoeisme

Wanneer ontstaan?

ij

Gesticht door

er

God of goden

Naam heilige boek

ev

Gebedshuis Gebedsdag

U

itg

Drie belangrijke kenmerken

Geef de belangrijkste overeenkomsten tussen deze religies aan: Christendom Een God Een heilig boek Gebedsdag Eetgewoontes Rituelen

24

Jodendom

Islam

HindoeĂŻsme


Religie

Christendom

Jodendom

Islam

Hindoeïsme

Ziel onsterfelijk

.

Belofte van heil

Opdracht 22

fb .v

God=hogere macht

Sociaal-cultureel werk en geloof

u' Ac

tie

Ga met drie anderen studenten nadenken over de vraag hoe je als professional zou omgaan met cultuur en verschillen. Geef eerst individueel antwoord op de vragen en bespreek hierna jullie antwoorden. a. Waar ga jij rekening mee houden bij het organiseren van activiteiten?

Ed

b. Zijn er culturele gebruiken waaraan jij je niet zou kunnen aanpassen in je werk?

er

ij

Bespreek je antwoorden met drie medestudenten. c. Wat zijn de overeenkomsten en verschillen?

e. Heb jij het uiterste uit jezelf gehaald bij deze opdrachten? Noem één voorbeeld.

U

itg

ev

Reflectie d. Kom jij voor jouw mening uit als de situatie dat vraagt? Noem één voorbeeld.

25


Interculturele communicatie

.

Interculturele communicatie

fb .v

Inleiding

tie

De taal van het land spreken is niet voldoende om met iemand uit een andere cultuur te kunnen communiceren. Op de hoogte zijn van de geldende normen, waarden en gedragscodes is minstens zo belangrijk. Door je bewust te zijn van deze verschillen kun je een soepele omgang met anderen bevorderen, anderen respecteren en je communicatie hierop aanpassen. In deze opdracht ga je aan de slag met je eigen interculturele communicatievaardigheden. Ook ga je aan de slag met het TOPOI-model en het MER-model, twee modellen voor interculturele communicatie.

Je kunt het begrip interculturele communicatie uitleggen. Je kunt twee modellen van interculturele communicatie benoemen. Je kunt de stappen uit de twee modellen uitleggen. Je kunt uitleggen wanneer deze modellen kunnen worden ingezet.

ev

er

ij

Ed

• • • •

u' Ac

Leerdoelen

Als we elkaar maar begrijpen.

itg

Opdracht 23

U

Website Dutchkids <

26

Dutchkids In het Sociaal Werk kom je jongeren tegen met verschillende culturele achtergronden. Op de website Dutchkids wordt een aantal jongeren met verschillende achtergronden besproken. Maak kennis met deze jongeren door hun achtergronden te bekijken. Per jongere kun je kijken naar: • Dit is mijn familie. • Wat spreek ik? • Daar geloof ik in. • Wat eet ik graag? • Waar zit ik mee? • Dit zijn mijn klasgenoten.


Interculturele communicatie

fb .v

.

a. Met welke jongere identificeer jij je het meest? Wat zijn de overeenkomsten?

tie

b. Met welke jongere zou jij in contact willen komen en waarom?

u' Ac

c. Welke overeenkomsten heb jij met deze jongere?

Ed

d. Met welke jongere zou jij het moeilijk vinden om te communiceren? Leg uit waarom.

Bekijk het filmpje Miscommunicatie van RouĂŠ Verveer. Lees nu de Theoriebron Interculturele communicatie.

er

Filmpje Miscommunicatie <

Miscommunicatie

ij

Opdracht 24

ev

a. Wat heb je gezien en gehoord in het filmpje over taalgebruik? Geef een korte toelichting.

b. Wat heb je gezien en gehoord in het filmpje over lichaamstaal? Geef een korte toelichting.

U

itg

Theoriebron Interculturele communicatie <

27


Interculturele communicatie

fb .v

.

c. Wat heb je gezien en gehoord in het filmpje over miscommunicatie? Geef een korte toelichting.

d. Wat heb je gezien en gehoord in het filmpje over de grondhouding? Geef een korte toelichting.

u' Ac

tie

e. Wat heb je gezien en gehoord in het filmpje over respect tonen? Geef een korte toelichting.

U

itg

ev

er

ij

Ed

f. Wat heb je gezien en gehoord in het filmpje over empathie en echtheid? Geef een korte toelichting.

28

Opdracht 25

Communicatiemodel

Situatiebeschrijving Bedenk een situatie op je stage, op school, op je werk of binnen je vriendenkring waarbij een gesprek moeilijk verliep. Denk aan een gesprek met deelnemers, een gesprek met medestudenten, een teamvergadering, een gesprek tussen jou en je collega’s of een gesprek in je vriendenkring. In ieder geval moeten er meer dan twee mensen deel hebben genomen aan het gesprek.


Interculturele communicatie

a. Waar vond het gesprek plaats? b. Hoeveel personen namen deel aan het gesprek?

fb .v

.

c. Beschrijf de personen. d. Waren het mannen of vrouwen of allebei? e. Wat was de leeftijd van deze personen?

g. Waar ging het gesprek over?

Is het gesprek goed geĂŤindigd?

j.

Werd er een bepaalde uitkomst verwacht?

TOPOI-model

Je gaat een gesprek analyseren met behulp van het TOPOI-model. Maak hierbij gebruik van de Theoriebron TOPOI-model. Bedenk een situatie op je stage, op school, op je werk of binnen je vriendenkring waarbij een gesprek moeilijk verliep. Denk aan een gesprek met deelnemers, een gesprek met medestudenten, een teamvergadering, een gesprek tussen jou en je collega’s of een gesprek in je vriendenkring. In ieder geval moeten er meer dan twee mensen deel hebben genomen aan het gesprek.

ij

Theoriebron TOPOI-model <

i.

Ed

Opdracht 26

u' Ac

h. Hoe verliep het gesprek?

tie

f. Wat was de functie van deze personen?

ev

er

a. Welke invloed heeft taal op het gesprek gehad?

U

itg

b. Welke invloed heeft ordening op het gesprek gehad?

c. Welke invloed hebben de personen op het gesprek gehad?

29


Interculturele communicatie

Opdracht 27

Reflectie

fb .v

e. Welke invloed heeft de inzet op het gesprek gehad?

.

d. Welke invloed heeft de organisatie op het gesprek gehad?

tie

Je gaat reflecteren op een gesprek dat je gevoerd hebt en dat moeilijk verliep. Lees eerst de Theoriebron TOPOI-model.

u' Ac

a. Welke inzichten heeft het TOPOI-model je gegeven over het gesprek?

Ed

b. Hoe zou het de volgende keer anders kunnen? Zou je bijvoorbeeld andere vragen stellen?

er

ij

c. Waar moet rekening mee gehouden worden? Geef aan op welk moment.

U

itg

ev

d. Wat voor andere vragen hadden er gesteld kunnen worden? Geef voorbeelden.

30

e. Waar liep het gesprek volgens jou echt mis?


Interculturele communicatie

Opdracht 28

Situatiebeschrijving

a. Waar vond het gesprek plaats? b. Hoeveel personen namen deel aan het gesprek?

d. Waar het mannen of vrouwen of allebei?

u' Ac

e. Wat was de leeftijd van deze personen?

tie

c. Beschrijf de personen.

fb .v

.

Bedenk een situatie op jullie stage, op school, op jullie werk of binnen jullie vriendenkring, waarbij een gesprek moeilijk verliep. Denk aan een gesprek met een deelnemer, een gesprek met een medestudent, een gesprek tussen jou en een collega of een gesprek met een vriend of een vriendin. Het gaat hier om een tweegesprek.

f. Wat was de functie van deze personen? g. Waar ging het gesprek over?

Is het gesprek goed geĂŤindigd?

j.

Werd er een bepaalde uitkomst verwacht?

ij

i.

MER-model

er

Opdracht 29

Ed

h. Hoe verliep het gesprek?

Bestudeer de Theoriebron MER-model. a. Beschrijf de kenmerken van het onderdeel mensen.

U

itg

ev

Theoriebron MER-model <

b. Beschrijf de kenmerken van het onderdeel eigenschappen.

c. Beschrijf de kenmerken van het onderdeel relaties tussen de eigenschappen.

31


Tolerantie

Tolerantie

.

Inleiding

fb .v

De samenleving is in discussie over de grenzen van tolerantie. De verschillen tussen mensen leveren namelijk een bruisende maatschappij op, maar ook veel conflicten. Botsingen tussen culturen en tegengestelde meningen, belangen en gedragingen vragen van mensen een tolerante houding. Tolerantie begint bij het bewust zijn van eigen waarden en normen, vooroordelen, stereotypering enzovoort. In deze opdracht staat jouw eigen tolerantie centraal. Daarnaast ga je met medestudenten in discussie over het thema tolerantie.

Website Tolerantietest < Handleiding Tolerantietest <

In deze opdracht ga je onderzoeken hoe tolerant je bent. Lees eerst de Theoriebron Tolerantie. Daarna ga je de tolerantietest maken aan de hand van de hierna beschreven instructies. Na het invullen van de test print je het certificaat en de feedback uit. Ga naar de site Tolerantie test. Als je meer wilt lezen over de tolerantietest, lees dan de handleiding.

Ed

Theoriebron Tolerantie <

Hoe tolerant ben jij?

Instructies: Je gaat een tolerantietest maken met vijftien meerkeuzevragen. De tijd om over de verschillende keuzes na te denken is beperkt. Lees de vraag voor jezelf en maak een keuze tussen A, B of C. Geef je EIGEN mening.

ij

Opdracht 30

Je kunt het begrip ‘tolerantie’ uitleggen. Je kunt vijf mechanismen benoemen die tolerantie beïnvloeden. Je kunt het effect van deze mechanismen op tolerantie uitleggen.

u' Ac

• • •

tie

Leerdoelen

er

Als je antwoord niet bij A, B of C zit, geef dan het antwoord dat er het dichtst bij zit. Je moet altijd een antwoord invullen.

U

itg

ev

Beschrijf kort of je het eens bent met de feedback die je hebt gekregen. Leg je antwoord(en) uit.

Opdracht 31

Stereotypen en vooroordelen Ga met een medestudent samen zitten en kies foto's van personen die jullie op je smartphone hebben opgeslagen. Kies acht foto’s van verschillende personen uit. Je gaat deze acht foto's aan je medestudenten laten zien en stelt hen de volgende vragen: • • •

32

Hoe oud is degene op de foto? Welke opleiding heeft deze persoon gevolgd? Wat is het beroep van deze persoon?


Tolerantie

Waar denk je dat deze persoon op vakantie gaat? Welke auto rijdt deze persoon? Hoe woont deze persoon? Is deze persoon netjes? Heeft deze persoon veel geld?

fb .v

Noteer de antwoorden en geef aan welke kloppen en welke niet. Ook jullie worden gevraagd door andere studenten om je mening te geven.

.

• • • • •

tie

a. Waren de antwoorden goed? Door welke vooroordelen heb jij je laten leiden?

Opdracht 32

Je gaat vragen beantwoorden over vooroordelen. Lees eerst het bestand op de website. a. Hoe ga jij voortaan om met je eigen vooroordelen?

Ed

Diversiteitsdraaiboek 2004 <

Vooroordelen en ik

u' Ac

b. Beschrijf nu wat je van deze opdracht hebt geleerd.

er

ij

b. Wat ga je veranderen?

itg

ev

c. Bespreek je antwoorden met je medestudent. Geef elkaar tips om nog bewuster om te gaan met vooroordelen. Schrijf de tips die je hebt ontvangen op.

U

Opdracht 33

Filmpje Nationaal Bevrijdingslied 2015 <

Wereldcafé Bekijk met de hele groep het filmpje Nationaal Bevrijdingslied 2015. Dit is het bevrijdingslied 2015 dat wordt gezongen door Ali B en Glenn Faria over het zigeunermeisje Lalla Weis en haar vader Hannes Weiss tijdens de Tweede Wereldoorlog. Dit is de opening van het Wereldcafé. Voer deze werkvorm uit en maak daarbij gebruik van het Werkmodel Wereld Café.

Werkmodel Wereld Café <

33


Reflectie

Reflectie Reflecteren op de cursus a. Wat heb je allemaal geleerd tijdens deze cursus? Noem drie dingen.

fb .v

1.

.

Opdracht 34

2. 3.

tie

b. Wat vind je het meest interessante dat je geleerd hebt in deze cursus? Leg uit waarom.

u' Ac

c. Hoe ga je jouw opgedane kennis over diversiteit gebruiken in je toekomstige werk?

Ed

d. Geef jij je grenzen aan in culturele situaties als de situatie dat vraagt? Noem ĂŠĂŠn voorbeeld.

U

itg

ev

er

ij

e. Wat zou je nog willen toevoegen aan deze cursus Diversiteit in sociaal werk?

34


Theoriebron Diversiteit

Theoriebron Diversiteit

.

Wat is diversiteit?

Ed

u' Ac

tie

fb .v

Alle mogelijke verschillen tussen mensen onderling bepalen de diversiteit. Soms zijn deze verschillen zichtbaar, zoals leeftijd, geslacht of huidskleur. Soms zijn ze minder duidelijk: etniciteit, cultuur, geloofsovertuiging. Maar ook persoonlijke voorkeuren en leefomstandigheden verschillen. Het is belangrijk om verschillen en overeenkomsten tussen mensen te kennen. Onbekend maakt onbemind. Zo wordt er vaak een verklaring gegeven voor een verschil zonder dat we de werkelijkheid kennen.

Diversiteit is niet het tellen van verschil, maar het verschil laten tellen

Een voorbeeld

ev

er

ij

Je werkt in een jongerencentrum samen met een Marokkaanse collega. Hij gaat de hele zomervakantie naar Marokko en krijgt zelfs toestemming om zes weken op vakantie te gaan. Jij denkt dat hij ieder jaar naar zijn familie in Marokko gaat. Daarnaast ga je er, zonder dit na te vragen, automatisch van uit dat jij zĂŠlf niet zes weken aaneengesloten vrij zou kunnen krijgen. Eigenlijk vind je dat je collega wordt voorgetrokken. In werkelijkheid begeleidt de Marokkaanse collega fietsvakanties in zijn vrije weken, als hobby.

U

itg

Cultuur en religie Cultuur heeft veel te maken met de waarden en normen van mensen. Daarmee bedoelen we ideeĂŤn over wat hoort en wat niet hoort, over wat goed is of wat slecht. Tot welke cultuur iemand behoort, bepaalt dus in grote mate hoe diegene zich gedraagt. Er zijn veel verschillende culturen en subculturen. Iedere cultuur of subcultuur kent zijn eigen regels. Binnen het sociaal-cultureel werk krijg je te maken met deze verschillende culturen. Vaak is een geloof onderdeel van een cultuur. Dit brengt dan weer andere regels met zich mee. Daarom is het belangrijk om de kenmerken van culturen, subculturen en geloven te kennen. Dit maakt dat je inzicht en kennis krijgt waardoor je respectvol met mensen kunt omgaan en daarnaast ook rekening kunt houden met bepaalde normen en waarden.

35


Theoriebron Diversiteit

Multiculturele samenleving

fb .v

.

Nederland is een multiculturele samenleving. Dit betekent dat er verschillende groepen wonen met verschillende culturele kenmerken. Al honderden jaren zijn er grote emigrantenstromen naar Nederland gekomen en die houden voorlopig niet op. Dat is niet alleen in Nederland het geval maar dit geldt ook voor bijvoorbeeld landen in Noord-Amerika en andere landen in West-Europa. Voorbeelden van migranten zijn:

Leeftijd

u' Ac

tie

1. Gastarbeiders. Na de tweede wereldoorlog kwamen er gastarbeiders naar ons land om ons land weer op te bouwen. 2. Mensen uit de voormalige koloniĂŤn. Nederlands-IndiĂŤ, Suriname en de Nederlandse Antillen waren koloniĂŤn van Nederland. 3. Vluchtelingen. a. Politieke vluchtelingen: dit zijn mensen die vluchten omdat er oorlog is of omdat mensen geen vrijheid van meningsuiting of geloof hebben. Daardoor kan iemand vervolgd worden en zelfs in de gevangenis belanden. b. Economische vluchtelingen: dit zijn mensen die vluchten omdat er geen werk is of omdat ze dreigen te sterven van de honger. 4. Werknemers van grote bedrijven. Er zijn grote bedrijven die hun werknemers over de hele wereld inzetten, zoals Shell en Akzo Nobel.

ij

Ed

Interesses, normen en waarden, persoonlijke voorkeuren en leefomstandigheden veranderen met de leeftijd. Binnen het sociaal-cultureel werk richt je je vaak op een bepaalde leeftijdsgroep. Er worden activiteiten georganiseerd voor bijvoorbeeld kinderen, tieners en ouderen. Als je jong bent, heb je geen zin om met een bejaarde of volwassene een activiteit te doen en andersom. Je hebt verschillende interesses. Toch is het belangrijk ook de verbinding te zoeken tussen verschillende leeftijdsgroepen om zo begrip voor elkaar op te brengen. Denk maar aan ouderen die heel vaak de jeugd als lastig ervaren.

er

Gender

U

itg

ev

Gender verwijst naar het feit dat samenlevingen allerlei rollen, taken en gebruiken toewijzen aan mannen en vrouwen. Er leeft een sterk gevoel van 'zo hoort het'. De natuur bepaalt dat vrouwen kinderen baren, maar wie er daarna voor zorgt, heeft met gender te maken. Sekse kun je niet veranderen maar genderopvattingen wel. Je kent vast wel de campagne voor meiden en techniek. Vroeger waren technische opleidingen alleen voor jongens bedoeld. Je ziet dat de rolverdeling verschuift. Dus ook de man-vrouwrolverdeling is een thema dat onder diversiteit valt.

36

Seksualiteit Op het gebied van seksuele diversiteit werd Nederland wereldberoemd toen het als eerste land ter wereld in 2001 het homohuwelijk wettelijk maakte. En in juni 2015 is het homohuwelijk in heel Amerika gelegaliseerd.


Theoriebron Diversiteit

fb .v

Leefomstandigheden

.

Op het gebied van seksualiteit zijn er grote verschillen: iemand kan bijvoorbeeld op mannen vallen of op vrouwen, maar ook op allebei of juist op geen van beiden. De grootste verschillen vind je terug in hoe mensen over seksuele diversiteit denken. Dit wordt beĂŻnvloed door je opvoeding, cultuur, omgeving en natuurlijk door jezelf als individu.

De leefomstandigheden van mensen hebben invloed op gedragingen en communicatie van mensen. Leefomstandigheden zijn het geheel van omstandigheden waar iemand in moet leven en verschillen per mens. Denk maar aan het feit of je in een groot of klein huis woont. Dit simpele verschil kan er al toe leiden dat de een goed presteert op school en de ander niet omdat hij nergens rustig kan leren.

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

Of je hebt werk waarbij je nachtdienst moet draaien waardoor je juist overdag moet slapen. Of je woont in een buurt waar het ‘s avonds onveilig is, waardoor je de deur niet uit durft. Al deze zaken zijn van invloed op de gedragingen (en communicatie) van mensen.

37


Theoriebron Cultuur

Theoriebron Cultuur

.

Wat is cultuur?

er

ij

Ed

u' Ac

tie

fb .v

Als je het begrip ‘cultuur’ opzoekt in het woordenboek dan staat er: “cultuur is beschaving”. Wij kennen het begrip ‘cultuur’ beter als ‘de overdracht van kennis, waarden en normen tussen verschillende mensen binnen een samenleving’. Bij cultuur denken mensen vaak aan de cultuur van een bepaald land. Maar je kunt ook spreken van het begrip ‘cultuur’ binnen een bepaalde leeftijdsgroep of de cultuur binnen bijvoorbeeld een school. Ook binnen een cultuur bestaan weer verschillende subculturen met eigen gewoonten. Denk maar aan een jongerencultuur of een muziekcultuur.

ev

Cultuur geeft kleur!

U

itg

Cultuur heeft veel te maken met waarden en normen van mensen. Daarmee bedoelen we ideeën over wat hoort en wat niet hoort, over wat goed is of wat slecht.

38

Waarden en normen Waarden zijn de dingen in het leven waar je waarde aan hecht. Dit zijn dingen die voor jou belangrijk zijn. Vaak zijn de waarden voor veel mensen gelijk, zoals: • eerlijkheid • vriendschap • vrijheid • respect.


Theoriebron Cultuur

Cultuurkenmerken

fb .v

.

Normen zijn de regels waardoor je deze waarden kunt uitvoeren. Normen heb je dus nodig om je waarden na te leven. Deze normen die mensen aan een waarde hechten, verschillen vaak per persoon, zoals: • eerlijkheid - je mag niet liegen. • vriendschap - je komt op voor je vrienden bij een ruzie. • vrijheid - je mag voor je mening uitkomen. • respect - je laat oudere mensen voorgaan.

u' Ac

tie

Vaak wordt er gedacht dat de uiterlijke kenmerken, zoals je huidskleur en de kleur van je ogen cultuurbepalend zijn, maar dit is niet waar. Iemand die wordt geboren met zwart, stijl haar en spleetogen hoeft niet per se iets met de Chinese cultuur te hebben. Een Chinees kind dat opgevoed is door Nederlandse ouders zal meer hebben met de waarden en normen van zijn Nederlandse ouders. Cultuur berust dus op leerprocessen en niet op erfelijke eigenschappen. Dit betekent dat sommige uiterlijke kenmerken, zoals je huidskleur, niets zeggen over de cultuur waar je toe behoort. Cultuurkenmerken zijn alle eigenschappen en gedragingen die voortkomen uit de cultuur van een groep mensen. Deze kenmerken kunnen zijn: geloof, tradities, muziek, taal, rolverdeling man-vrouw, eten en drinken, gedragsregels.

Overeenkomsten en verschillen

Ed

Verschillende culturen brengen verschillende gebruiken met zich mee, bijvoorbeeld de wijze waarop mensen elkaar begroeten. In de ene cultuur maken mensen een buiging, in een andere cultuur geven mensen elkaar een hand. Het gevaar bestaat dat wij onze eigen cultuur als natuurlijk beschouwen en de andere cultuur als onnatuurlijk en daardoor kunnen er conflicten ontstaan.

er

ij

Er zijn niet alleen verschillen maar ook veel overeenkomsten tussen verschillende culturen. Deze overeenkomsten vind je meestal in de waarden. Denk maar aan eerlijkheid en het tonen van respect voor ouderen. Als je veel te maken hebt met mensen uit andere culturen, is het van belang je te verdiepen in het soort cultuur waar zij uit komen. Als je erin slaagt de cultuur te begrijpen dan zul je in staat zijn om veel gedragingen van de ander te plaatsen en je verwachtingen bij te stellen of aan te passen.

U

itg

ev

Kijken naar culturen De wijze waarop je betekenis geeft aan cultuurkenmerken wordt voor een groot deel bepaald door de cultuur waarin je bent opgegroeid en je hebt ontwikkeld. Dat betekent dat je volgens je eigen normen en waarden een cultuur beoordeelt. Neem bijvoorbeeld een kat. Jij ziet een kat misschien als een huisdier dat vertroeteld moeten worden. Iemand die opgegroeid is op een boerderij zal een kat zien als een jager op muizen. Als je dit niet van elkaar weet, zou je dus een meningsverschil kunnen krijgen over het verzorgen van een kat. Wees je dus bewust van je eigen cultuur en sta open voor de cultuur van de ander. Dit kun je doen door erover te praten.

39


Theoriebron Cultuur

Cultuuroverdracht Cultuuroverdracht is het doorgeven van alle waarden, normen en kennis die samen een cultuur vormen.

fb .v

.

Cultuuroverdracht kan op drie manieren: 1. generatie - de oudere mensen geven de cultuur door aan de jongere mensen. 2. geografie - mensen nemen hun cultuur mee naar een ander land of verhuizen van de grote stad naar het platteland. 3. kennis - kennis over cultuur geeft ruimte om zaken over te nemen.

u' Ac

Ik-cultuur/G-cultuur

tie

Enculturatie betekent dat je opgevoed wordt in een samenleving met specifieke cultuurkenmerken. Ze worden je zogezegd ‘met de paplepel ingegoten’. Acculturatie betekent dat je bewust specifieke kenmerken van een andere cultuur overneemt (adopteert). Dit kan noodzakelijk zijn bijvoorbeeld wanneer je emigreert en je wilt/moet aanpassen aan je nieuwe land. Maar het kan ook uit vrije wil, bijvoorbeeld wanneer je wilt overstappen naar een ander geloof.

Ed

De G van G-cultuur staat voor ‘grofmazig’. Binnen een ik-cultuur staat niet de groep centraal maar de eigen persoon en zijn directe gezinsleden, zoals ouders, broers en zussen. Bij het denken, redeneren en communiceren gaat het individu meer van zichzelf uit dan van de groep. Normen en waarden zijn niet strak omschreven. Veel dingen moet je zelf uitvinden en je moet een eigen mening vormen over goed en slecht.

ij

Kenmerken: • Er is een gelijkwaardiger verhouding tussen ouder en kind. • Mogelijkheid tot ontwikkeling op gebied van scholing en werk. • De communicatie is direct en duidelijk. • Er bestaat vrijheid om eigen keuzes te maken.

er

Wij-cultuur/F-cultuur:

U

itg

ev

De F van F-cultuur staat voor ‘fijnmazig’. Bij een wij-cultuur staat niet het individu maar de groep centraal: opa’s, oma’s, tantes, ooms, neven en nichten. Als de groep centraal staat, is de sociale controle vaak groot. Normen en waarden van de groep zijn duidelijk en het individu past zich bijna geheel aan.

40

Enkele kenmerken: • Groepsleden zijn loyaal aan de groep en zullen conflicten vermijden. • Geloof speelt vaak een belangrijke rol. • Groepsreputatie is heel belangrijk.


Theoriebron Cultuurverschillen

fb .v

.

Theoriebron Cultuurverschillen Hoe om te gaan met cultuurverschillen?

er

ij

Ed

u' Ac

tie

In het sociaal werk krijg je te maken met mensen uit andere culturen. Het is daarom belangrijk om je te verdiepen in de verschillende culturen. Als je een cultuur beter begrijpt, kun je namelijk beter rekening houden met de ander. Ook zul je bij de ander respect afdwingen doordat je oprecht interesse toont in zijn cultuur. Met ‘begrijpen’ wordt niet bedoeld dat jij je aan moet passen aan de cultuur van de ander. Je hebt natuurlijk je eigen mening over een aantal zaken en dat mag. Verschillende wetenschappers hebben culturen onderzocht en deze ingedeeld in groepen. Belangrijk hierbij is dat culturen niet statisch zijn, dat wil zeggen: er wordt een poging gedaan om culturen in te delen, maar het is nooit zo dat een cultuur of het een is of het ander. Geert Hofstede onderzoekt culturen vanuit vijf dimensies.

ev

Zo verschillend?

U

itg

Dimensie 1: Machtsafstand In elke samenleving bestaat ongelijkheid, maar daarmee wordt heel verschillend omgegaan. In Nederland is de machtsafstand klein: je baas, je docent, je ouders of je dokter worden het liefst met ‘jij’ aangesproken. Het wordt gewaardeerd als je je mening geeft aan mensen die boven je staan. In landen als India of Maleisië, waar een grotere machtsafstand heerst, zijn docenten de baas, spreek je je ouders niet tegen en doe je wat je wordt opgedragen. Hiervoor werd al beschreven dat een cultuur niet statisch is. Als een cultuur op machtsafstand bijvoorbeeld 60 scoort dan is er nog steeds 40 die de lage machtsafstand representeert oftewel: het is een combinatie.

41


Theoriebron Cultuurverschillen

Dimensie 2: Individueel (ik) of groepsgericht (wij)

fb .v

.

Een samenleving is individualistisch als de onderlinge banden tussen individuen los zijn. Iedereen moet voor zichzelf zorgen en voor de naaste familie. Een samenleving is groepsgericht als je je hele leven toebehoort aan dezelfde hechte groep. Die groep beschermt jou, maar verwacht/eist daarvoor wel jouw trouw terug. De leden van de eigen groep krijgen een voorkeursbehandeling, bijvoorbeeld mooie baantjes. In een groepsgerichte cultuur is harmonie belangrijk; iemand zal niet snel nee zeggen, want dat is te confronterend. Jongeren mogen niet hun eigen mening uiten. Zij zullen in ook in de klas niet snel wat zeggen als de docent dat vraagt.

tie

In individualistische culturen zijn mensen gewend om te zeggen wat ze denken. Kinderen worden er opgevoed om voor hun eigen mening uit te komen. Oprechtheid is belangrijk en je kunt kritiek geven op elkaar. De taak is belangrijker dan persoonlijke relaties.

Dimensie 3: Masculien of feminien

Ed

u' Ac

Verschillen tussen typisch mannelijke kwaliteiten en typisch vrouwelijke kwaliteiten vind je ook terug in culturen. In masculiene culturen zijn competitie, inkomen, erkenning en promotie maken belangrijk. Geld en dingen zijn er van belang. In feminiene culturen wordt meer waarde gehecht aan bescheidenheid, een goede relatie met andere mensen en een prettige woonomgeving. In een cultuur waarin bescheidenheid belangrijk is, zullen complimentjes niet vaak voorkomen, want daarmee onderscheid je de ene persoon van de andere. De Nederlandse cultuur is feminien. Dat merk je bijvoorbeeld aan onze zesjescultuur. Goede cijfers halen is niet belangrijk, als je maar een diploma haalt. Je kiest een studie die je leuk vindt. In de Verenigde Staten en China hebben ze een masculiene cultuur: alleen als je de beste bent, tel je mee. Je kiest een studie waarmee je carrière kunt maken. Conflicten worden uitgevochten, compromissen vindt men niets.

ij

Dimensie 4: Omgaan met onzekerheid

U

itg

ev

er

Komt de trein op tijd? Loopt alles volgens afspraak? Heb ik morgen nog wel werk? Dit zijn allemaal vragen die in elke cultuur belangrijk zijn. Alleen hoe mensen ermee omgaan, verschilt. In culturen waarin mensen onzekerheid vermijden, wordt er alles aan gedaan om de trein op tijd te laten lopen en veel afspraken te maken, zodat iedereen weet waar hij aan toe is. Dit is allemaal wat losser in culturen waarin mensen beter kunnen accepteren dat onzekerheid er nu eenmaal bij hoort. Soms kunnen onzekerheidsgevoelens tot ernstige maatregelen leiden. In landen met een hoge onzekerheidsvermijding gaan de regelingen voor bescherming tegen terrorisme heel ver, denk bijvoorbeeld aan de vliegvelden in Amerika of in IsraĂŤl. Op deze vliegvelden word je uitgebreider gecontroleerd dan bijvoorbeeld in Nederland.

Dimensie 5. Tijdshorizon Deze dimensie maakt zichtbaar in welk mate een samenleving gericht is op de toekomst of juist meer op het heden. Langetermijngerichtheid staat volgens Hofstede voor het streven naar beloning in de toekomst. Een samenleving die meer op de korte termijn is gericht, is juist meer gericht op het hier en nu.

42


Theoriebron Subculturen

Theoriebron Subculturen

fb .v

.

Subculturen

u' Ac

tie

Binnen een heersende cultuur kunnen subculturen ontstaan. Meestal gaat het over een kleine groep mensen die een eigen levenswijze creëert met eigen regels en voorschriften. Deze wijken af van de heersende cultuur. Subculturen hebben altijd een gemeenschappelijk kenmerk: ze worden door een groot deel van de samenleving beschouwd als een aparte groep. Subculturen komen vooral onder jongeren voor. Jongeren laten zich beïnvloeden door elkaar en het is een feit dat juist jongeren het leuk vinden om anders te zijn dan volwassenen

Jongerencultuur

er

ij

Ed

Een jongerencultuur bestaat uit inhoud en vorm. De inhoud wordt bepaald door ideeën, waarden, normen en meningen. De vorm bestaat uit de uiterlijke presentatie of stijl. Jongeren leven niet in een Eigen stijl. geïsoleerde wereld, maar ze worden beïnvloed door allerlei externe factoren zoals ouders, school, vrienden, de buurt waar ze opgroeien, reclame. Vooral de media hebben een belangrijke invloed op de vorming van jongerenstijlen en kunnen zelfs nieuwe jongerenstijlen doen ontwikkelen. Er is een natuurlijke wisselwerking tussen enerzijds de natuurlijke neiging van jongeren om zich te groeperen en anderzijds de rol van de media in dit proces. Jongeren zijn op zoek naar een identiteit: Wie ben ik? Wat wil ik? En wat kan ik? Jongeren willen uniek zijn: hun persoonlijke identiteit. Maar ze willen ook graag ergens bij horen: de sociale identiteit.

U

itg

ev

Straatcultuur In Nederland is veel onrust en zorg over de jeugd van tegenwoordig. Vaak zijn problemen in de huiselijke sfeer de oorzaak van de problematiek en hierdoor gaan jongeren de straat op. Daar ontstaat een eigen cultuur met eigen normen en waarden, de zogenoemde straatcultuur.

Opkomst van de straatcultuur Straatcultuur is de laatste tijd een belangrijke positie aan het innemen binnen de Nederlandse maatschappij. Het is niet langer iets wat zich alleen voordoet in de grote steden, maar tegenwoordig kom je het overal tegen. De normen en waarden van jongeren lijken totaal veranderd: een cultuur die verschillen in maatschappelijke afkomst, leeftijd, etniciteit en andere subculturen overstijgt. Deze straatcultuur beïnvloedt grote groepen jongeren zo sterk dat ze zich totaal anders zijn gaan gedragen dan wij vanuit onze burgercultuur gewend zijn.

43


Theoriebron Subculturen

fb .v

Omgaan met de straatcultuur

.

De straatcultuur onder jongeren breidt zich uit van de straat naar internet. Via sociale netwerken, zoals Facebook en WhatsApp, ontmoeten jongeren uit alle lagen van de bevolking, van verschillende etnische afkomst en uit diverse plaatsen elkaar en vormen een groep. De ik-cultuur verschuift naar een wij-cultuur.

De belangrijkste expert op het gebied van omgaan met straatcultuur is Hans Kaldebach. Hij is psycholoog en schreef het boek Respect!, een praktische handleiding voor iedereen die in zijn of haar werk wordt geconfronteerd met straatjongeren.

tie

Kaldenbach zegt dat je jongeren niet belerend of vermanend moet aanspreken, maar juist beleefd. Deze jongeren hebben geen zin om gecorrigeerd te worden. Hans Kaldenbach: “Lastig, want je wilt corrigeren. Je wilt je gelijk halen. Je hebt immers gelijk.”

u' Ac

Wanneer je jongeren de les leest, dan wordt de agressie naar jou gericht. Een andere belangrijke boodschap is: blijf op afstand. Aanraken staat gelijk aan in elkaar rammen en roept agressie op. Wat u krijgt: de straatcultuur

Voorbeeld

‘Sorry, u hebt gelijk, we gaan wel ergens anders heen.’

‘Sodemieter op, ga een ander zitten te vervelen, we doen helemaal niks. Je zit alleen maar op ons te letten. Heb je wat tegen ons?’

1.

U verwacht: ’Sorry.’

Géén sorry.

2.

Dat ze toegeven: ’U hebt gelijk.’

U krijgt vaak een ontkenning (we doen niks).

Een lichte onderdanigheid, een beetje berouw. Dat maakt dat het 'echt' klinkt.

Ze schuiven de schuld af. Macho-emotionaliteit. U bent de zeikerd, zij niet. U discrimineert.

ij

3.

Ed

Wat u verwacht: de burgerlijke cultuur

U verwacht ook dat ze begrip tonen voor het feit dat u er last van had (we snappen het wel).

Soms dreigen. (We weten waar je woont. Raak me niet aan.)

Een verbetering van het gedrag (ze gaan weg).

Demonstratief uitdagend juist niét vertrekken. Soms daarna tóch scheldend, (de eer reddend) weggaan.

6.

En u verwacht eigenlijk dat ze beterschap beloven (we zullen het niet meer doen).

Geen woord over beterschap.

Kortom

U verwacht een verontschuldiging.

U krijgt verontwaardiging.

er

4.

U

itg

ev

5.

44

Bron: hanskaldenbach.nl


Theoriebron Subculturen

Jongeren anno nu

Jongerenstijlen

tie

Een jongerenstijl is de presentatie van de jongerencultuur. Vaak wordt de stijl bepaald door kleding, muziek of sport. Denk maar aan: • Normcore: wijde jeans in wortelmodel of met rechte pijpen, overhemd (geruit of pastel) in de broek, witte sportsok, onbeduidende sneakers, spijkerhemd, fleecetrui, honkbalpet. • Soft ghetto: björk-knotjes, opgetrokken witte sokken, danspasjes uit de jaren ’90. Oude muziekhelden als Kurt Cobain en 2 Pac zie je weer terug op T-shirts en ze houden van pastelkleuren. • Skaters: vormen een groep omdat ze allemaal van skaten houden. • Emos: skinny jeans, donkere kleding, piercings, T-shirts met bandnamen.

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

Filmpje How to tell if you’re a basic bitch <

fb .v

.

Jongeren leven in uitersten. Ze zijn heel ambitieus maar passief. Ze zijn sociaal maar ook eenzaam. Ze zijn gemotiveerd maar snel afgeleid. Ze zijn druk met zichzelf en druk met anderen. Een jongerencultuur kenmerkt zich door extremen. Het belangrijkste is dat we ons met jongeren blijven verbinden. Daarom is het van belang je te verdiepen in het gedrag van de jongeren. De huidige maatschappij eist veel van jongeren en oefent druk op hen uit.

45


Theoriebron Religie

Theoriebron Religie

.

Inleiding

ij

Ed

u' Ac

tie

fb .v

Religie betekent ‘het geloof in een god of meerdere goden’. In het werk krijg je te maken met mensen die verschillende geloofsovertuigingen hebben. Een geloof bepaalt vaak de waarden en normen waar mensen zich aan houden. Het is belangrijk om te weten welke waarden en normen, tradities en feestdagen bij een bepaald geloof horen. Je kunt dan rekening houden met deze aspecten, wanneer je activiteiten organiseert. Zo is het bijvoorbeeld niet handig om tijdens de ramadan een kookactiviteit voor islamieten te organiseren vóór zonsondergang. Ook binnen een geloof is het belangrijk om naar de overeenkomsten en verschillen te kijken. Via de overeenkomsten kun je mensen verbinden. Maar let op: bepaal voor jezelf hoever jij gaat in het rekening houden met een bepaald geloof en geef duidelijk je eigen grenzen aan.

er

Religie geeft mensen hoop.

U

itg

ev

Wat is religie?

46

Religie is het geloof in een god of meerdere goden. Een belangrijk aspect van cultuur is geloof. Hierna vind je een korte schets van de vier grote wereldgodsdiensten die je binnen de Nederlandse samenleving aantreft. Het zijn zeer beknopte overzichten en als je over godsdiensten spreekt, doe je deze per definitie tekort. Godsdiensten zijn in de meeste gevallen processen van duizenden jaren oud. Er zit in een godsdienst een enorme schat aan geschiedenis verstopt. De twee hedendaagse godsdiensten die het oudst zijn, zijn het jodendom en het hindoeïsme. Het christendom is in eerste instantie ontstaan binnen het jodendom, maar toen het zich meer ging richten op niet-joden werd het een op zichzelf staande godsdienst. De islam heeft veel kenmerken van het jodendom en christendom overgenomen. De islam is de jongste godsdienst en heeft zich binnen de Arabische cultuur ontwikkeld.


Theoriebron Religie

Christendom

fb .v

.

Het christendom is 2000 jaar geleden binnen het Jodendom ontstaan. Deze religie komt het meest voor in de westerse wereld en in Afrika. Jezus, de zoon van God, verrichtte wonderen en kon mensen genezen. Zijn aanhangers werden apostelen genoemd. Zij hebben over hem geschreven: dit is het Nieuwe Testament geworden. Het Nieuwe Testament vormt samen met het Oude testament het boek dat de geschiedenis van de Joden beschrijft, de bijbel voor christenen.

u' Ac

Enkele kenmerken van het christendom zijn: • gesticht door Jezus Christus • de Bijbel is het geloofsboek • de zondag is een rustdag • de gelovigen moeten doen wat God zegt • de kerk is het gebedshuis.

tie

God bestaat uit de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Samen zijn zij God. God heeft de mens geschapen naar zijn beeld en gelijkenis en de mens dient dan ook te leven naar Gods wil. Dan zal zijn ziel in de hemel komen.

Stromingen binnen het christendom

er

ij

Ed

De belangrijkste twee stromingen zijn: de protestanten en de katholieken. Vooral binnen de protestantse gemeenschap kennen we weer andere stromingen, zoals: hervormd, gereformeerd, Nederlands-hervormd, Vrij-christelijk enzovoort. Het grote verschil tussen protestanten en katholieken is dat de katholieken de Paus in Rome als geestelijk leider zien. Hij is de plaatsvervanger van God. Een ander verschil is de hiërarchie. De katholieke kerk kent vele functies, van hoog naar laag (kardinaal-bisschop-pastoor). Binnen de protestantse kerk kennen we maar weinig functies: de dienst op zondag wordt geleid door de dominee. Verder zijn er verschillen in de geloofsbeleving. De een leeft heel streng volgens de regels van de Bijbel en de ander ziet de verhalen uit de Bijbel als moraal, houdt zich er veel minder streng aan en neemt ook de teksten in de Bijbel niet letterlijk.

Jodendom

U

itg

ev

De joodse godsdienst is ongeveer drieduizend jaar geleden ontstaan. Deze religie komt het meest voor in het Midden-Oosten. Mozes ontving van God de Thora: een boek met wetten die voorschreven hoe de joden moesten leven en God moesten dienen. Het joodse geloof kent geen stichter maar wel aartsvaderen. Mozes en Abraham zijn voorbeelden van aartsvaderen. Het joodse geloof kent een god, Jahweh. De tien geboden zijn leidend voor het leven van joden. Enkele kenmerken van het jodendom zijn: • Er is geen stichter. • De Thora is het geloofsboek. • De tien geboden. • Zaterdag (de sabbat) is een rustdag. • De synagoge is het gebedshuis. • Spijswetten, waarin staat beschreven hoe je het eten moet klaarmaken.

47


Theoriebron Religie

Islam

fb .v

De leer van de Islam is gebaseerd op vijf zuilen: 1. Er is één God en dat is Allah en Mohammed is zijn profeet. 2. Vijf keer per dag bidden met het gezicht naar Mekka gekeerd. 3. Een moslim geeft geld of voedsel aan de armen. 4. Een moslim vast één maand per jaar, ook wel de ramadan genoemd. 5. Een moslim gaat één keer in zijn leven op bedevaart naar Mekka.

.

De Islam is gesticht door Mohammed. Deze religie komt het meest voor in de Arabische wereld. Mohammed kreeg goddelijke boodschappen. Deze boodschappen zijn verzameld in de Koran.

Hindoeïsme

u' Ac

tie

Enkele kenmerken van de Islam zijn: • De stichter is Mohammed, de profeet van God. • De Koran is het geloofsboek. • De vijf zuilen. • De moskee is het gebedshuis. • De spijswet, die zegt dat een moslim geen varkensvlees mag eten en vlees ritueel geslacht moet zijn, oftewel halal. • Vrijdag is de rustdag.

ij

Ed

Het hindoeïsme is geen godsdienst zoals het christendom, jodendom of de islam, maar een verzameling van geloven. Het hindoeïsme komt het meest voor in India en Nepal. Het grootste verschil is dat hindoes niet in één God geloven maar in meerdere Goden. Veda is het geloofsboek. Dit boek is niet af, want er komen nog steeds hoofdstukken bij. De hindoes bepalen zelf welke goden ze aanbidden. Daarnaast geloven zij in reïncarnatie, oftewel wedergeboorte. De hindoes geloven namelijk dat je na je dood weer terugkomt op aarde: je geest keert terug in een dier of in een ander lichaam.

er

De bekendste goden zijn: • Brahma, de God van de schepping • Vishnu, de God van het behouden • Shiva, de God van het veranderen.

U

itg

ev

Enkele kenmerken van het hindoeïsme zijn: • meerdere goden • de Veda is het geloofsboek • de spijswet: hindoes zijn vegetarisch en eten geen rundvlees omdat de koe heilig is • reïncarnatie.

48

Overeenkomsten en verschillen tussen de verschillende religies Er zijn veel verschillen tussen godsdiensten te ontdekken, maar niet minder belangrijk zijn de overeenkomsten. De godsdiensten verschillen misschien in vorm en inhoud, maar uiteindelijk gaan ze alle vier over hetzelfde namelijk: over de zoektocht om zo goed mogelijk te leven, over aanbidding en verlossing.


Er komen dan drie begrippen in beeld: 1. De ziel In alle godsdiensten is de ziel onsterfelijk. 2. Godsbegrip In alle vier de godsdiensten betekent het begrip ‘god’ een hogere macht. 3. Belofte van heil In alle vier de godsdiensten komt er verlossing na de dood.

fb .v

Filmpje: religies in Jeruzalem <

.

Theoriebron Religie

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

Dit betekent dat alle vier de godsdiensten troost bieden aan hun gelovigen voor het feit dat mensen sterfelijk zijn: na de dood komt er iets moois.

49


Theoriebron Leefomstandigheden

.

Theoriebron Leefomstandigheden

u' Ac

tie

fb .v

De leefgebiedenmethode is een methode die in het randgroepjongerenwerk wordt ingezet om jongeren te begeleiden. Deze methode kan de sociaal-cultureel werker prima inzetten om meer zicht te krijgen op de leefomstandigheden van de doelgroep en vandaaruit kan hij gedrag verklaren en begrijpen. Er zijn verschillende leefgebieden: wonen, scholing en arbeid, geestelijke gezondheid, sociale omgeving, recht en veiligheid, en vrije tijd en financiën. Diversiteit gaat over verschillen tussen mensen en over het begrijpen van deze verschillen.

Ed

Waar je woont of waar je opgroeit, beinvloedt je leven.

Wonen

ev

er

ij

Hoe je woont, heeft invloed op je gedrag. Er zijn zelfs onderzoeken waaruit blijkt dat een bepaalde architectuur invloed heeft op de mens. Stel je voor, je woont in een klein huis met acht mensen. Dat betekent dat het vaak onrustig is in huis, waardoor kinderen gehinderd worden in het huiswerk maken of geen eigen ruimte hebben waar ze dat kunnen doen. Dit kan slechte schoolprestaties tot gevolg hebben. Of stel je voor, je hebt veel last van lawaai van de buren, waardoor je slecht slaapt. Dit kan stress verklaren. Zo zijn er veel voorbeelden te noemen die van invloed kunnen zijn.

U

itg

Scholing en arbeid De uitspraak ‘Kennis geeft macht’ geeft aan dat door meer kennis te vergaren je ook meer invloed kan uitoefenen op je bestaan. Er zijn onderzoeken gedaan die zeggen dat mensen met een hoger opleidingsniveau ook gezonder leven. Het diploma bepaalt ook het inkomensniveau. Als je laaggeschoold bent, kun je ook in heel andere problemen terechtkomen. Zo kan het zijn dat je bijvoorbeeld geen huursubsidie aanvraagt of op een verkeerde manier belastingaangifte doet. Vaak denken wij dat het om onwil gaat, maar hier is eerder sprake van onkúnde. Arbeid is het geheel van activiteiten die maatschappelijk en/of economisch nuttig zijn voor degene die de arbeid verricht, voor zijn of haar omgeving en/of voor de samenleving als geheel. Het gaat hierbij om zowel betaald als vrijwilligerswerk.

50


Theoriebron Leefomstandigheden

fb .v

.

Functies van arbeid: • geld • economische onafhankelijkheid • sociale contacten • zinvolle tijdsbesteding • zelfontplooiing.

Gezondheid

Gezondheid is een toestand van algeheel welbevinden waarin er geen sprake is van lichamelijk letsel of ziekte.

u' Ac

tie

Iedereen is weleens ziek. Maar mensen die een chronische ziekte of een lichamelijke beperking hebben, zijn levenslang ziek. Dit betekent dat zo'n ziekte heel erg bepalend is voor het dagelijkse leven. Iemand met suikerziekte bijvoorbeeld moet regelmatig eten en kan dus niet zomaar een maaltijd overslaan of twee uur later eten. Een gezond iemand kan dan denken: doe eens niet zo moeilijk en stel jezelf flexibel op. Maar voor een persoon met suikerziekte is dit niet mogelijk.

Geestelijke gezondheid

ij

Ed

Iedereen zit weleens in een dip maar dat gaat vaak snel over. Maar mensen met psychische of psychiatrische problemen komen vaak ook op andere vlakken in de problemen. Deze mensen hebben professionele hulp nodig. Binnen het sociaal-cultureel werk is het belangrijk deze gezondheidsproblemen te herkennen en mensen door te verwijzen naar de juiste instanties. Het bewust worden van deze problematiek helpt de sociaal werker meer begrip te krijgen. Maatschappelijk welzijn wil zeggen dat je je zowel op lichamelijk, geestelijk als sociaal vlak goed voelt, dus dat wij als mens ons ook prettig voelen in de nabijheid van andere mensen en in de buurt en het land waarin wij leven.

er

Vrije tijd en financiën

U

itg

ev

In Nederland werken bijna alle mensen parttime. Vroeger werkten de mensen wel zes dagen per week. Je had dan één dag in de week vrij en die gebruikte je om tot rust te komen of je besteedde die aan je religie. Tegenwoordig hebben mensen veel meer vrije tijd, maar de kunst is om deze ook op een zinvolle manier in te vullen. Wanneer mensen hun vrije tijd niet goed benutten, krijgen zij gevoelens van onbehagen en dat beïnvloedt het gedrag. Jouw financiële positie is belangrijk voor je functioneren: het bepaalt je levensstandaard. Financiële problemen kunnen veel stress opleveren. Jongeren hebben vaak al hele hoge schulden, veroorzaakt door kopen op afbetaling, mobiele telefoons en webshoppen.

Sociale omgeving Mensen zijn sociale wezens. Ieder mens groeit op binnen zijn of haar eigen sociale omgeving. Met ‘sociale omgeving’ bedoelen we de relaties die ieder mens in de loop der jaren om zich heen met anderen opbouwt.

51


Theoriebron Leefomstandigheden

Er zijn twee soorten relaties: • primaire sociale relaties: dit zijn relaties binnen het gezin. • secundaire sociale relaties: deze ga je aan buiten het gezin, zoals op school, in de buurt, op het werk, met vrienden enzovoort.

Recht en veiligheid

fb .v

.

Sociale relaties zijn erg belangrijk. Je leert van elkaar hoe je met mensen om moet gaan en je wordt ook beïnvloed door deze relaties. Mensen die weinig sociale relaties hebben, komen moeilijk tot zelfontplooiing. Denk maar aan de piramide van Maslow.

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

Het is voor ieder mens belangrijk dat hij weet wat zijn rechten en plichten zijn. Dit geeft een gevoel van veiligheid. In Nederland leven wij in een rechtsstaat. Dit betekent volgens het woordenboek “een staat waarin het recht als hoogste gezag geaccepteerd wordt”. Een kenmerk van de rechtsstaat is dat alle mensen voor de wet gelijk zijn. Ook dit geeft een gevoel van veiligheid. Stel je maar eens voor dat je ergens opgroeit waar dit niet zo is geregeld en waar je dus niet weet waar je aan toe bent, bijvoorbeeld in een dictatuur of in een land waar veel corruptie is. De onveiligheidsgevoelens die daarmee gepaard gaan, beïnvloeden het gedrag van de mens.

52


Theoriebron Interculturele communicatie

.

Theoriebron Interculturele communicatie

u' Ac

tie

fb .v

De taal van het land spreken is niet voldoende om met iemand uit een andere cultuur te kunnen communiceren. Op de hoogte zijn van de geldende waarden, normen en gedragscodes is minstens zo belangrijk. Door je bewust te zijn van deze verschillen kun je een soepele omgang met anderen bevorderen, anderen respecteren en je communicatie hierop aanpassen.

Ed

Als we elkaar maar begrijpen.

Interculturele communicatie

er

ij

Interculturele communicatie is communicatie tussen mensen met verschillende achtergronden en leefstijlen. Dit kunnen mensen zijn uit verschillende landen of mensen uit een heel andere cultuur, maar ook mensen met alleen verschillende levensstijlen en een andere sociaaleconomische achtergrond. Communicatie bestaat niet alleen uit taal, het gesproken woord. Niet minder belangrijk is lichaamstaal, de taal die je met je lichaam communiceert, zoals gezichtsuitdrukkingen en houding.

U

itg

ev

Kenmerken van interculturele communicatie: • geven van en vragen om uitleg • geven en ontvangen van feedback • beantwoorden van de vragen: Wat is mijn aandeel? (Wat doe ik en wat zeg ik? Hoe komt dat over bij de ander?) Wat is het aandeel van de ander? (Wat doet de ander? Wat zegt hij? Begrijp ik hem goed?) • op zoek gaan naar overeenkomsten • verschillen niet uit de weg gaan, maar hiervoor ruimte laten.

Taalgebruik Door de cultuur en dus door de waarden en normen wordt je taalgebruik bepaald. De normen bepalen wat je wel of niet zegt en hoe je iemand aanspreekt. Jongeren hebben weer een ander taalgebruik dan ouderen. Wanneer je uit een ander land komt, is Nederlands vaak je tweede taal.

53


Theoriebron Interculturele communicatie

Lichaamstaal

fb .v

.

Je zoekt naar woorden en vooral het uitdrukken van gevoelens is moeilijk voor je. In iedere taal bestaan gezegdes en uitdrukkingen, maar de betekenis hiervan verschilt vaak enorm met wat er letterlijk staat. Gezegdes en uitdrukkingen zijn heel moeilijk te begrijpen voor mensen uit andere landen. Jongeren spreken vaak een taal die ouderen weer niet respectvol vinden. Mensen van het platteland begrijpen soms bepaalde begrippen niet die voor mensen uit de grote stad gewoon zijn. Het belangrijkste in interculturele communicatie is dat je je bewust bent van deze verschillen. Ook is het belangrijk dat je zo veel mogelijk je taalgebruik aanpast aan de doelgroep en dat je controleert of jij het goed begrepen hebt of dat de ander jou goed begrepen heeft.

u' Ac

tie

Ook lichaamstaal tussen mensen is heel verschillend. Wanneer je met iemand praat, kijk je de ander aan. Maar dat geldt niet voor alle culturen. In sommige culturen betekent dit juist dat je geen respect hebt voor de ander. Denk daarnaast maar eens aan alle verschillende manieren die er zijn om elkaar te begroeten: Iemand uit China buigt wanneer hij een ander tegenkomt. Wij schudden elkaar de hand. In weer een andere cultuur omhelzen mensen elkaar. Het is dus heel belangrijk dat je je bewust bent wat lichaamstaal voor iemand betekent. Lichaamstaal kan je ook informatie geven die niet uitgesproken wordt, bijvoorbeeld iemand die jou niet aan durft te kijken omdat hij zich schaamt voor datgene wat hij jou vertelt. Of iemand die de hele tijd zit te wiebelen op zijn stoel: Voelt hij zich ongemakkelijk? Is hij aan het liegen? Is hij zenuwachtig? Wees je bewust van lichaamstaal en controleer of je hier de juiste invulling aan geeft.

Ed

Miscommunicatie:

ev

er

ij

Binnen het communicatieproces kan van alles misgaan: • geluid dat afleidt Harde muziek of een vliegtuig dat laag overvliegt. • het verschil in kennisniveau Je wilt bijvoorbeeld niet laten merken dat je iets niet begrijpt. • projectie Je gaat ervan uit dat de ander hetzelfde denkt en voelt als jij. • acceptatie Is de ander wel echt bereid te luisteren en de boodschap te ontvangen?

U

itg

Interne en externe ruis

54

Externe ruis komt van buitenaf. Interne ruis zit binnen in de mens, doordat je bijvoorbeeld problemen thuis hebt of omdat je een (voor)oordeel hebt over iemand. De sociaal werker moet zich bewust zijn van de eigen interne ruis en de interne ruis bij de ander. Maak interne ruis bespreekbaar en richt de aandacht op het doel van het gesprek.


Theoriebron Interculturele communicatie

Grondhouding

fb .v

.

Met ‘grondhouding’ wordt bedoeld ‘de eerste houding die je aanneemt in contact met mensen’. Het is de basis vanwaaruit je communiceert met anderen. Je kunt die niet zomaar aanleren want dit heeft te maken met je ontwikkeling en je bewustwording. Als je iets bewust doet dan weet je wat je doet. Je hebt erover nagedacht. Om je bewust te maken van deze houding heb je anderen nodig zodat je jezelf daarin kunt ontwikkelen.

Respect tonen

tie

Je grondhouding heeft alles te maken met hoe jij als persoon in elkaar zit: • Hoe kijk jij naar andere mensen? • Hoe eerlijk ben jij naar jezelf en naar anderen? • Hoeveel ervaringen heb je al opgedaan? • Zie je de relaties die mensen met elkaar hebben? • Hoe ziet je eigen leven eruit?

Ed

u' Ac

Het is belangrijk dat je respect hebt voor andere mensen. Dit betekent dat je mensen serieus neemt. Dit wil niet zeggen dat je het ook met de ander eens moet zijn. Soms is dat best moeilijk. Het kan zijn dat je in je werk te maken krijgt met doelgroepen waarbij het heel moeilijk is om respect te blijven tonen, bijvoorbeeld wanneer je activiteiten organiseert in een gevangenis. Je komt dan in aanraking met mensen die vreselijke dingen hebben gedaan. Toch moet je in het werk respect voor deze mensen opbrengen omdat het je werk is en dan moet je professioneel handelen. Je komt ook in je werk mensen tegen die je niet goed kent en begrijpt, en dan is het soms moeilijk respect op te brengen omdat je te weinig kennis hebt over bijvoorbeeld de achtergrond, cultuur en beperkingen van mensen.

Empathie en echtheid

U

itg

ev

er

ij

‘Empathie’ betekent ‘jezelf in kunnen leven in de situatie van de ander’. Het gaat bij empathie om invoelen. Er is wel een verschil tussen inleven en medelijden. Door je in te leven kun je rekening houden met de ander of respect tonen voor zijn situatie. Degene met wie je communiceert krijgt het gevoel dat je hem begrijpt, waardoor hij zich open zal stellen en het gesprek beter verloopt. Met medelijden laat je je leiden door je eigen emoties en vergeet je snel de emoties van de ander. Met ‘echtheid’ wordt bedoeld dat je dingen zegt en doet waar je achter staat. Als je je mening geeft is dat ook echt jouw mening. Mensen hebben heel snel door wanneer je dingen zegt of doet die je niet meent. Mensen gaan jou dan niet meer serieus nemen en luisteren niet meer naar wat je zegt.

55


Theoriebron TOPOI-model

Theoriebron TOPOI-model

Ed

Communicatiemodel

u' Ac

tie

fb .v

.

Er zijn verschillende modellen voor interculturele communicatie. In deze theoriebron wordt het TOPOI-model uitgelegd op basis van Hoffmans Interculturele gespreksvoering: theorie en praktijk van het TOPOI-model (2006). Het TOPOI-model wordt uitgelegd aan de hand van voorbeelden.

Het TOPOI-model

Het TOPOI-model is een manier om culturele verschillen en misverstanden, met betrekking tot de communicatie, op te sporen.

U

itg

ev

er

ij

Het TOPOI-model bestaat uit vijf aspecten: 1. Taal Betekenis van de taal zowel verbaal als non-verbaal. 2. Ordening Hoe wordt er tegen een situatie aangekeken? 3. Personen Hoe kijk je tegen iemand aan? 4. Organisatie Welke machtsposities en regels spelen een rol? 5. Inzet Wat wil iemand bereiken, waar doet iemand zijn best voor? Wat speelt er?

56


Theoriebron TOPOI-model

Taal Betekenis van de taal zowel verbaal als non-verbaal.

fb .v

.

Maaike is vrijwilligster in het buurthuis. Dit is nu al de derde keer dat zij te laat komt. Iedere keer heeft ze een andere reden en ze komt niet erg geloofwaardig over. De sociaal-cultureel werker besluit haar hierop aan te spreken. Maaike durft hem niet aan te kijken. De sociaal-cultureel werker maakt hieruit op dat zij liegt. Dit is de betekenis die hij zelf geeft aan het feit dat Maaike hem niet aankijkt. Voor de sociaal-cultureel werker betekent ‘niet aankijken’: niet respectvol en oneerlijk zijn want zij heeft vast iets te verbergen. Voor Maaike is het niet aankijken een vorm van beleefdheid waarmee ze de positie van de sociaal-cultureel werker erkent.

u' Ac

Ordening

tie

Mogelijke oplossing: • Informeer wat het betekent dat Maaike je niet aankijkt. • Verstaan jullie hetzelfde onder deze vorm van non-verbale communicatie? • Benoem wat je denkt en informeer of het klopt.

Hoe wordt er tegen een situatie aangekeken?

Ed

Jamal is een bezoeker van de huiswerkklas. Hij is heel erg druk en zit nooit even stil. Dit gedrag vertoont hij ook op school. Je hebt al een overleg gehad met zijn leraar en die heeft ook last van de onrust. Je besluit de moeder van Jamal uit te nodigen voor een gesprek. Je vertelt de moeder dat Jamal zo onrustig is tijdens de huiswerkklas dat hij anderen stoort en wanneer dit niet verandert hij niet meer welkom is bij de huiswerkklas. De moeder van Jamal reageert met een glimlach en zegt dat het een spontane, enthousiaste en levendige jongen is. Dit is een voorbeeld van hoe verschillend mensen naar een situatie kijken.

er

ij

Mogelijke oplossing: • Maak duidelijk dat jullie een verschillende kijk hebben op de situatie. • Benoem ook wat jullie gemeenschappelijk hebben. • Maak duidelijk wat het effect van zijn gedrag op de huiswerkklas is.

ev

Personen

U

itg

Hoe kijk je tegen iemand aan? Meneer Andriessen woont in een beschermd wonen-locatie van HVO Querido. Hij is een vaste bezoeker van het wijkcentrum. De sociaal-cultureel werker wil de andere bewoners van het HVO Querido betrekken bij een buurtfeest. Hij vraagt aan meneer Andriessen of hij de naam van een begeleider heeft voor hem. Meneer Andriessen schrikt en denkt dat hij iets verkeerd heeft gedaan. De sociaal-cultureel werker ging er vanuit dat meneer Andriessen zijn vraag toch niet zou begrijpen en vroeg daarom meteen naar de naam van een begeleider.

57


Theoriebron TOPOI-model

Organisatie Welke machtsposities en regels spelen een rol?

fb .v

.

Mogelijke oplossing: • Wees je bewust van je eigen vooroordelen. • Leg uit waarom je een vraag stelt. • Wees je ook bewust dat wat jij vraagt bij de ander hele andere gedachten en conclusies kan oproepen.

tie

Een docent vindt het vervelend dat de vader en moeder van Romano nooit naar het oudergesprek op school komen: Waarom komen de ouders niet? Zij hebben wel heel weinig interesse in hun zoon en zijn schoolprestaties. Wanneer hij de ouders van Romano belt zegt zijn moeder dat zij daar niet over gaat want het is de verantwoordelijkheid van de school. De ouders van Romano zijn wel geïnteresseerd in hun zoon, maar ze denken dat zij niets te vertellen hebben en dat de school het voor het zeggen heeft. Ze respecteren de school en hebben niet het idee dat daar een rol voor hen ligt.

u' Ac

Mogelijke oplossing: • Vraag na welke verwachtingen de ander heeft van de school. • Leg uit hoe een schoolsysteem in elkaar zit en wat de rol van ouders binnen een school kan zijn.

Inzet

Ed

Wat wil iemand bereiken en waar doet iemand zijn best voor? Wat speelt er?

er

ij

Tijdens de vergadering van het team loopt de spanning op. Twee medewerkers krijgen een conflict. Het is de laatste tijd heel druk geweest en het hele zomerprogramma moet nog ontwikkeld worden. Willemien is net weggelopen uit de vergadering met de mededeling: ‘Jullie snappen er niets van! Je kunt in de zomer met deze personeelsbezetting toch geen extra activiteiten doen?’ Eigenlijk wil Willemien zeggen dat ze het erg druk heeft gehad de laatste tijd en het nu rustig aan wil doen. Dit is een heel ander motief.

U

itg

ev

Mogelijke oplossing: • Achterhaal vanuit welke dieperliggende motieven iemand op een bepaalde manier reageert. • Erken de zienswijze van de ander en vraag naar de achtergrond van die mening. • Vraag verduidelijking als je iets niet begrijpt en neem een geïnteresseerde houding aan.

58


Theoriebron MER-model

Theoriebron MER-model

Mensen

u' Ac

tie

fb .v

.

Er zijn verschillende modellen voor interculturele communicatie. In deze theoriebron wordt het MER-model uitgelegd. In het MER-model voor interculturele communicatie zijn drie zaken belangrijk: 1. Mensen: medewerkers, cliĂŤnten, deelnemers 2. Eigenschappen van die mensen: kennis, vaardigheden en houding 3. Relaties tussen die eigenschappen.

er

ij

Ed

De mensen met wie het communicatiemodel wordt opgebouwd, zijn individuen, zoals de sociaal-cultureel werkers en deelnemers. Iedereen heeft verschillende eigenschappen. Bij het MER-model gaat het om een ontmoeting tussen twee individuen. Dat kan een ontmoeting zijn tussen twee sociaal-cultureel werkers, tussen een sociaal-cultureel werker en een deelnemer of tussen deelnemers onderling. Het is belangrijk om de mensen die met elkaar in communicatie gaan nauwkeurig te beschrijven omdat daarmee aangegeven wordt tussen wĂŠlke mensen de interactie plaatsvindt.

Eigenschappen

U

itg

ev

De eigenschappen geven aan in welk opzicht de mensen van elkaar verschillen. Het gaat dan om drie eigenschappen die het communicatieproces vergemakkelijken: kennis, vaardigheden en houding. Deze eigenschappen hangen enerzijds samen met sekse, leeftijd, opleiding, inkomen en culturele afkomst, anderzijds met de sociale systemen waarvan zij deel uitmaken, zoals het team, vrienden, familie, straat, buurt. De omgeving bepaalt mede het gedrag van mensen. Kennis Kennis is de eerste eigenschap van mensen die met elkaar communiceren. Het MER-model besteedt aandacht aan twee thema’s: 1. culturele waarden en normen en de gewoonten van mensen, zoals rol man-vrouw, gastvrijheid, vriendschap, familierelaties, ouder-kindrelatie, geloofsregels, beleefdheid, enzovoort 2. de maatschappelijke positie van mensen, bijvoorbeeld verschillen in opleidingsniveaus, die invloed kunnen hebben op de communicatie.

59


Theoriebron MER-model

.

Vaardigheden De tweede eigenschap van mensen is: vaardigheden. Vaardigheden zijn nodig om kennis om te zetten in gedrag wat daarbij past. Het gaat hier om het analyseren van en betekenis geven aan de boodschap. Ook is het belangrijk dat je over de vaardigheid beschikt om goed te kunnen spreken, schrijven en luisteren en om de juiste conclusies te trekken. Wat gaat er in het hoofd van je gesprekspartner om en hoe kun je daar rekening mee houden?

tie

fb .v

Houding De derde eigenschap van mensen is: houding. Houding heeft niet alleen te maken met de wijze waarop mensen zich ten opzichte van anderen opstellen, maar ook met de wijze waarop iemand zich in het algemeen gedraagt. De houding wordt vaak bepaald door beeldvorming over de ander of over de groep waar de ander toe behoort. Onderzoeken tonen aan dat veel misverstanden in interculturele communicatie vooral het gevolg zijn van vooroordelen. Een onbevooroordeelde houding is beter voor het communicatieproces. Wees je bewust van je eigen vooroordelen en die van de ander.

Relaties tussen de eigenschappen

Ed

u' Ac

Kennis, vaardigheden en houding van mensen hangen onderling samen: er is een relatie tussen de eigenschappen. Kennis hebben over de ander, maar niet de vaardigheid hebben om daar iets mee te doen in de communicatie en het gedrag heeft weinig zin. Ook is het belangrijk dat je een onbevooroordeelde houding aanneemt. Als je bijvoorbeeld probeert te verklaren waarom een persoon zich op een bepaalde manier gedraagt en op een bepaalde manier met een ander communiceert, moet je daarbij de eigenschappen van beide personen betrekken. In een communicatiemodel worden daarom ook de eigenschappen van de ander opgeÂŹnomen. Maar let op: ook de sociale systemen kunnen het verloop van de communicatie beĂŻnvloeden. Het MER-model geeft inzicht in al deze factoren.

Conclusie

U

itg

ev

er

ij

In communicatie zijn kennis over de (sub)culturele achtergrond, persoonlijke vaardigheden en een onbevooroordeelde houding tegenover mensen noodzakelijke voorwaarden voor een geslaagde interculturele ontmoeting.

60


Theoriebron Tolerantie

Theoriebron Tolerantie

Ed

Tolerantie

u' Ac

tie

fb .v

.

De samenleving is in discussie over de grenzen van tolerantie. De verschillen tussen mensen leveren namelijk een bruisende maatschappij op, maar ook veel conflicten. Botsingen tussen culturen en tegengestelde meningen, belangen en gedragingen vragen van mensen een tolerante houding. Tolerantie begint bij het bewust zijn van je eigen waarden en normen, je vooroordelen, stereotyperingen enzovoort. Tolerantie ontstaat niet vanzelf het moet ontdekt en geoefend worden.

Tolerantie

ev

er

ij

Tolerantie is een belangrijk begrip geworden in onze samenleving. Maar zijn we echt zo verdraagzaam als er beweerd wordt? Zijn we in Nederland de afgelopen jaren te tolerant geweest? ‘Tolerant’ betekent ‘openstaan voor de ander’. Mensen kunnen zeggen wat ze willen en ze mogen zelf kiezen welk geloof zij aanhangen. Ze kunnen gebedshuizen bouwen, eigen rituelen en tradities behouden, eigen scholen oprichten enzovoort. Tolerantie is wederzijds, want als jij mensen tolereert, verwacht je ook dat de anderen jou tolereren. Tolerantie gaat over begrip: om mensen te begrijpen moet je kennis over diversiteit hebben en op zoek gaan naar overeenkomsten tussen mensen. Je moet je ook bewust zijn van allerlei mechanismen die tolerantie beïnvloeden.

U

itg

Vrijheid van meningsuiting Een journalist mag in een artikel wel zijn mening geven over een religie, maar niet aanzetten tot haat tegen mensen die deze religie aanhangen. Discriminatie staat op gespannen voet met de vrijheid van meningsuiting die in artikel 7 van de Grondwet is vastgelegd. Deze vrijheid is niet onvoorwaardelijk. Dit betekent dat er grenzen zijn aan de vrijheid van meningsuiting. De vrijheid van meningsuiting kan namelijk botsen met artikel 1 van de Grondwet waarin staat dat iedereen recht heeft op een gelijke behandeling. Wat kun je nu wel zeggen en wat niet? Er is veel in de wet geregeld maar ongeschreven regels zijn net zo belangrijk bij dit thema. Probeer respect op te brengen voor een ander en probeer een ander niet te kwetsen. Er zijn veel discussies gaande over dit onderwerp.

61


Theoriebron Tolerantie

Waarden en normen

Stereotypering

fb .v

.

Ieder mens heeft waarden en normen. Waarden zeggen iets over wat je belangrijk vindt in het leven. Waarden zijn innerlijke principes over hoe te leven. Normen volgen daaruit: normen zijn de regels waar je je dan aan moet houden. Bijvoorbeeld als je de waarde eerlijkheid belangrijk vindt, zul je stelen afkeuren. ‘Eerlijk’ is een abstract begrip, ‘stelen’ is gedrag. Dus waarden geven richting aan je beoordeling van gedrag. Zo kun je normen beschrijven als gedragsregels op basis van waarden. Mensen zijn het vaak wel eens met elkaar over waarden, maar over de normen denken ze vaak verschillend.

u' Ac

tie

Een stereotypering is een idee dat je hebt over iemand zonder dat je de feiten kent. Het gaat vaak om ideeën over een groep mensen en aan die groep mensen worden dezelfde eigenschappen toegekend. Vaak gaat het over een negatieve eigenschap, bijvoorbeeld dat vrouwen niet kunnen autorijden en Surinamers lui zijn. Het kan ook op een positieve manier, bijvoorbeeld: donkere mensen hebben een goed ritmegevoel. Of het nu positief of negatief is, het blijft een stereotypering omdat je niet zeker weet of het klopt.

Discriminatie

Ed

Discriminatie is het ongelijk behandelen en achterstellen van mensen op basis van kenmerken die in een bepaalde situatie niet relevant zijn, zoals sekse, huidskleur, leeftijd, religie of een handicap. Als iemand bijvoorbeeld wordt afgewezen voor een baan als docent omdat hij geen diploma heeft, dan is dat logisch. Het hebben van een diploma is een eis voor het uitoefenen van het beroep docent. Stel dat diegene niet wordt aangenomen omdat hij zwart of homo is, dan is er sprake van discriminatie. Volgens de wet is discriminatie in Nederland verboden. Dit is vastgelegd in de Grondwet, Artikel 1.

er

ij

Artikel 1:"Allen die zich in Nederland bevinden worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan."

U

itg

ev

De discriminatiegronden zijn: • leeftijd • seksuele gerichtheid • godsdienst en levensovertuiging • ras • geslacht • nationaliteit • handicap of chronische ziekte • politieke overtuiging • burgerlijke staat • soort contract • arbeidsduur.

62


Theoriebron Tolerantie

Racisme Racisme is discriminatie op grond van ras. Onder ‘racisme’ verstaan we letterlijk ‘het ongelijk behandelen van mensen of groepen op basis van zogenoemde raskenmerken’. Belangrijk is om te beseffen dat de indeling op basis van ras heel ouderwets is en eigenlijk niet meer klopt: een zwarte en blanke man kunnen meer genetische overeenkomsten hebben dan twee zwarte of twee blanke mensen. Je kunt hierbij denken aan afkomst, etnische groep of cultuur. Racisme is eeuwenoud en vindt tot op de dag van vandaag plaats. Denk maar aan het filmpje van de UEFA (voetbalbond) over racisme, NO TO RACISM.

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

fb .v

.

Filmpje NO TO RACISM <

63


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.