33742 Onderwijs/VVE1

Page 1

ij

er

ev

itg

U

tie

u' Ac

Ed

Onderwijs/VVE 1

.

fb .v

Cursus


Auteur: Anne Haselberg Inhoudelijke redactie: Napona Smid Titel: Onderwijs/VVE1

tie

ISBN: 9789037233742

fb .v

Uitgeverij: Edu’Actief b.v. 0522-235235 info@edu-actief.nl www.edu-actief.nl

.

Colofon

©

u' Ac

Edu’Actief b.v. 2018 Behoudens de in of krachtens de Auteurswet gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

Ed

Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h Auteurswet dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in compilatiewerken op grond van artikel 16 Auteurswet kan men zich wenden tot de Stichting PRO (www.stichting-pro.nl). De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.

U

itg

ev

er

ij

Door het gebruik van deze uitgave verklaart u kennis te hebben genomen van en akkoord te gaan met de specifieke productvoorwaarden en algemene voorwaarden van Edu’Actief, te vinden op www.edu-actief.nl.


Inhoud Over deze cursus

Verschillende visies op leren Hoe leren kinderen? Didactiek Leerstijlen

fb .v

.

8 9

13

17 20

Het leerproces van een kind begeleiden Theoriebron Verschillende visies op leren

Theoriebron Didactiek

29

33

u' Ac

Theoriebron Hoe leren kinderen?

24

tie

OriĂŤntatie

4

37

Theoriebron Leerstijlen van Kolb en Vermunt

40

Theoriebron De meervoudige intelligenties van Gardner

47

U

itg

ev

er

ij

Ed

Theoriebron Het leerproces van een kind begeleiden

44

3


Over deze cursus

Over deze cursus

.

Inleiding

u' Ac

tie

fb .v

In deze cursus leer je meer over hoe kinderen leren. Als onderwijsassistent of pedagogisch medewerker heb jij een belangrijke rol in het leerproces van kinderen. Via theoriebronnen en verschillende opdrachten en werkvormen duik je in een wereld vol leervisies, leerstijlen, didactiek en differentiëren. Alles wat je in deze cursus leert, kun je later toepassen in de praktijk.

Als onderwijsassistent en pedagogisch medewerker heb je een belangrijke rol in het leerproces van kinderen.

• •

Je kent verschillende visies op leren. Je weet hoe kinderen leren en je neemt dit mee tijdens het voorbereiden van leeractiviteiten. Je kent de algemene didactiek die gebruikt wordt bij leeractiviteiten en kunt dit toepassen. Je kent verschillende leerstijlen en kunt dit toepassen tijdens het voorbereiden en uitvoeren van lesactiviteiten. Je kunt kinderen ondersteunen in hun leerproces.

ij

Ed

Leerdoelen

er

ev

Beoordeling

U

itg

Beoordelingsformulier <

4

Aan het eind van de cursus wordt je parate kennis beoordeeld met een toets. Je praktische beheersing van de leerdoelen wordt getoetst aan de hand van twee beroepsproducten. Deze worden op verschillende punten beoordeeld: op inhoud en op de uitvoering. Andere belangrijke punten bij de beoordeling zijn: actieve deelname aan de lessen, nette uitwerking van de opdrachten in correct Nederlands. Je vindt ze bij elkaar in het beoordelingsformulier.


Over deze cursus

Planning Een beroepsproduct maken kost tijd. Daarom moet je dit goed plannen. Lees eerst de opdracht van het beroepsproduct goed door en vul daarna het planningsformulier in. Neem ook de andere opdrachten van deze cursus op in je totale planning. Zo voorkom je dat je in tijdnood komt.

fb .v

.

Planningsformulier <

Beroepsproduct 1: Spelend leren! Casus

u' Ac

tie

IKC Het Trefpunt opent binnenkort naast de schoolbibliotheek ook een spelotheek. Kinderen van de basisschool en de bso kunnen bij de spelotheek spellen lenen, die zij op Het Trefpunt kunnen doen. In de spelotheek staan alleen spelletjes waarmee de kinderen nieuwe kennis of een nieuwe vaardigheid aanleren. Alle kinderen zijn erg enthousiast over de komst van de spelotheek. Meester Bart van groep 7 regelt alles rondom de spelotheek. Hij weet dat het aanbod momenteel niet toereikend is voor alle enthousiaste kinderen. Meester Bart vraagt jullie om te helpen. Zijn opdracht voor jullie is: ontwerp een spel voor de spelotheek van Het Trefpunt.

Ed

Ontwerp een spel voor kinderen waarbij ze nieuwe kennis of een nieuwe vaardigheid aanleren. Je mag zelf een onderwerp bedenken voor jullie spel. Denk bijvoorbeeld aan onderwerpen als: kleuren herkennen, geschiedenis, koekjes bakken, verkeersregels, tellen of proefjes doen. Je mag best een bestaand spelletje als uitgangspunt nemen voor bijvoorbeeld de opzet van een speelbord, maar een spel volledig kopiëren is niet de bedoeling. Je gaat je zelf verdiepen in de vraag op welke manier je een vaardigheid het best aan kunt leren – kijkend naar leerstijlen en didactiek.

ij

Stappen

Maak een planning en een taakverdeling. Maak keuzes. – Kies een doelgroep. Voor welke groep binnen de school willen jullie een spel maken? Je kunt kiezen tussen de groepen 1 tot en met 8. – Kies welke nieuwe kennis of welke nieuwe vaardigheid jullie de kinderen willen aanleren. Maak een ontwerp. – Maak een ontwerp voor een spel waarmee kinderen de nieuwe kennis of de vaardigheid aanleren. – Kies als basis voor het spel een van de leerstijlen: de leerstijlen van Kolb, de leerstijlen van Vermunt of de meervoudige intelligenties van Gardner. – Houd tijdens het ontwerpen rekening met: - de belevingswereld van kinderen - de didactiek/didactische werkvormen die je wilt gebruiken. Schrijf een gebruiksaanwijzing. – Schrijf een gebruiksaanwijzing voor het spel. Beschrijf de inhoud van het spel en de manier waarop het gespeeld moet worden. – Voeg speltips en variatietips toe voor het onderwijzend personeel en de pedagogisch medewerkers van Het Trefpunt. Werk het spel uit. Als de docent het ontwerp heeft goedgekeurd, werk je het spel uit met goede en stevige materialen. Het spel moet in de spelotheek wel tegen een stootje kunnen.

ev

er

• •

U

itg

5


Over deze cursus

.

Speel het spel. – Speel het spel met kinderen op je stage of met kinderen die je kent. – Reflecteer op de activiteit. Hoe verliep het spel? Wat was de reactie van de kinderen? Hebben ze nieuwe kennis opgedaan of een nieuwe vaardigheid geleerd? Reflecteer op de hele opdracht. Reflecteer aan de hand van Werkmodel Reflectiemodelverslag.

Eisen aan het beroepsproduct

• •

• •

tie

Met het spel leren kinderen nieuwe kennis of een vaardigheid aan. Het spel is geen kopie van een bestaand spel. Een bestaand spel mag wel als basis dienen voor speelbord of spelidee. Het spel is gebaseerd op de leerstijlen van Kolb of Vermunt, of de meervoudige intelligenties van Gardner. Er wordt gekozen voor een of meer didactische werkvormen. Het spel bevat een gebruiksaanwijzing waarin de volgende onderwerpen staan: – hoe het spel gespeeld moet worden – extra spel- en variatietips op het gebied van ontwikkelingsniveaus en leerstijlen. Het spel is gemaakt van stevig materiaal en ziet er uitnodigend uit. Het spel sluit aan bij de doelgroep: leeftijd, onderwerp en belevingswereld.

u' Ac

• •

fb .v

Laat elke processtap goedkeuren door je docent voordat je begint aan de volgende processtap.

Casus

De spelotheek van IKC Het Trefpunt wordt over drie weken geopend. Meester Bart regelt samen met Aïsha (juf van groep 2) en Leonie (juf van groep 4) de feestelijke opening. De kinderen van IKC Het Trefpunt kijken nu al uit naar de openingsmiddag, wanneer ze leuke speelleeractiviteiten kunnen doen. Juf Aïsha wil alle kinderen een plezierige middag bezorgen. Zij stelt voor om bij het ontwerpen uit te gaan van de acht intelligenties van Gardner. Bart, Aïsha en Leonie maken samen een lijstje met punten waaraan volgens hen de feestelijke openingsmiddag moet voldoen.

er

ij

Filmpje Kinderen voor Kinderen Klaar voor de start <

Ed

Beroepsproduct 2: Een spelletjesmiddag

U

itg

ev

Maak voor een groep kinderen een ontwerp voor een spelletjesmiddag met acht speelleeractiviteiten. Houd bij het ontwerpen rekening met de acht intelligenties van Gardner. Zorg dat je de keuze voor de activiteiten goed kunt motiveren.

6

Lijstje openingsmiddag • De feestelijke openingsmiddag mag maximaal twee uur duren. • Elke activiteit mag niet langer dan tien à vijftien minuten duren. • Tijdens de openingsmiddag kunnen de kinderen een circuit doen met acht speelleeractiviteiten. • Er komen drie verschillende circuits met activiteiten: onderbouw (groep 1 en 2), middenbouw groep (3, 4 en 5) en bovenbouw groep (6, 7 en 8). • De acht intelligenties van Gardner moeten aan bod komen. • De ontwikkeling van kinderen staat tijdens de speelleeractiviteiten centraal. Het thema van deze middag is Klaar voor de start!, naar aanleiding van een lied van kinderen voor kinderen. Bekijk hiervoor het Filmpje Kinderen voor Kinderen - Klaar voor de start. De tekst van dit lied staat centraal op de openingsmiddag. Bart, Aïsha en Leonie vragen jullie om een ontwerp te maken voor de activiteiten voor de feestelijke openingsmiddag.


Over deze cursus

Stappen • •

tie

fb .v

.

Maak een planning en een taakverdeling. Bepaal voor welke doelgroep je de speelleeractiviteiten gaat maken. Kies uit onderbouw, middenbouw of bovenbouw. Maak een ontwerp voor het activiteitencircuit: – Zorg dat alle intelligenties van Gardner aan bod komen en neem de eisen van de opdrachtgever mee. – Sluit met de activiteit aan bij de doelgroep. – Sluit met de activiteit aan bij het thema. Geef per activiteit twee variatietips: – een tip voor kinderen die extra uitdaging nodig hebben – een tip voor kinderen voor wie de activiteit te moeilijk is. Beschrijf bij elke activiteit waarom je voor deze activiteit hebt gekozen. Denk hierbij aan de acht meervoudige intelligenties van Gardner, de doelgroep en het thema.

Laat elke processtap goedkeuren door je docent voordat je begint aan de volgende processtap.

U

itg

ev

er

ij

• •

Maak een draaiboek met de speelleeractiviteiten die gedaan kunnen worden tijdens de spelletjesmiddag. Zorg dat de volgende onderdelen aanwezig zijn: – Een uitwerking van de activiteiten, zodat duidelijk wordt hoe de activiteit gaat en wat de ‘regels’ zijn. – Laat de acht intelligenties van Gardner aan bod komen in de activiteiten. – Laat de activiteiten aansluiten bij thema, doelgroep en ontwikkeling. – Motiveer jullie keuze voor iedere activiteit. – Voeg tips toe om te differentiëren bij elke activiteit. Zorg dat het ontwerp compleet is en er verzorgd uitziet. Reflecteer op deze opdracht aan de hand van Werkmodel Reflectiemodelverslag.

Ed

Werkmodel Reflectieverslag <

u' Ac

Eisen aan het beroepsproduct

7


Oriëntatie

Oriëntatie Opdracht 1

Ik leer….

Beste juf of meester

tie

Opdracht 2

fb .v

.

Iedereen heeft zijn eigen manier om te leren. Stel, jij moet iets nieuws leren of je hebt binnenkort een toets. Hoe leer je dan het liefst? Hoe ga je te werk? Wat is herkenbaar voor jouw manier van leren? Deel de klas op in groepen van zes studenten. Kies één ding dat voor jou belangrijk is bij leren. Beeld het uit voor de groep en laat anderen het raden. Als de anderen hebben geraden wat jij hebt uitgebeeld, praat hier dan over met elkaar. Is dat ook een manier waarop de anderen graag leren?

u' Ac

Schrijf een korte brief aan jouw favoriete meester of juf van de basisschool. Schrijf waarom hij of zij jouw favoriete meester of juf is. Laat hem/haar weten wat je van hem of haar geleerd hebt en wat je zo goed vond in de manier van lesgeven.

U

itg

ev

er

ij

Ed

Beste

8


Verschillende visies op leren

.

Verschillende visies op leren

fb .v

Inleiding

Kinderen leren in hun leven heel veel nieuwe kennis en vaardigheden aan. Maar hoe gaat leren eigenlijk in zijn werk? Verschillende psychologen hebben onderzoek gedaan naar hoe een kind leert. Hierdoor zijn er verschillende visies op leren ontstaan. In dit hoofdstuk komen vier verschillende leervisies aan de orde.

tie

Leerdoelen

a. Je hebt in Theoriebron Verschillende visies op leren over verschillende leervisies kunnen lezen. Wat is een leervisie? Beschrijf dit in je eigen woorden.

ij

Theoriebron Verschillende visies op leren <

Leervisies

Ed

Opdracht 3

u' Ac

Je kent verschillende visies op leren: • Je kunt beschrijven wat een leervisie is. • Je kunt benoemen wat het behaviorisme inhoudt. • Je kunt benoemen wat het cognitivisme inhoudt. • Je kunt benoemen wat het constructivisme inhoudt. • Je kunt benoemen wat het connectivisme inhoudt. • Je kunt de verschillende visies koppelen aan de praktijk.

itg

ev

er

b. Hoe kijk jij zelf tegen het leren van kinderen aan? Welke van de leervisies spreekt jou het meest aan en waarom?

Opdracht 4

U

Theoriebron Verschillende visies op leren <

Het behaviorisme Beantwoord de volgende vragen over het behaviorisme. a. Waardoor leren kinderen volgens het behaviorisme?

Filmpje Wie was Pavlov? <

9


Verschillende visies op leren

fb .v

.

b. De bekende psycholoog Ivan Pavlov heeft onderzoek gedaan onder honden. Bekijk het Filmpje Wie was Pavlov?. Beschrijf wat volgens jou de ‘pavlovreactie’ inhoudt.

c. Worden volgens de behavioristen kinderen intrinsiek of extrinsiek gemotiveerd? Licht je antwoord toe.

Opdracht 5 Theoriebron Verschillende visies op leren <

Het cognitivisme

u' Ac

tie

d. Lees de theorie over het behaviorisme en zoek extra informatie op in boeken en op internet. Maak een filmpje of slideshow waarin de belangrijkste punten uit het behaviorisme naar voren komen. Maak het op zo’n manier dat jullie het zelf makkelijk kunnen leren.

Zijn de volgende stellingen over het cognitivisme juist of onjuist? Motiveer je antwoord. a. Het cognitivisme gaat ervan uit dat een kind leert door het krijgen van beloningen.

Ed

b. Een kind doorloopt volgens het cognitivisme verschillende ontwikkelingsfasen.

ij

c. Een kind van 6 jaar kan abstract denken.

ev

er

d. Lees de theorie over het cognitivisme en zoek extra informatie op in boeken en op internet. Maak een filmpje of slideshow waarin de belangrijkste punten uit het cognitivisme naar voren komen. Neem hierin ook de vier ontwikkelingsfasen van Piaget mee. Maak het op zo’n manier dat jullie het zelf makkelijk kunnen leren.

Opdracht 6

U

itg

Theoriebron Verschillende visies op leren <

10

Constructivisme Beantwoord de volgende vragen over het constructivisme: a. Is de voorkennis die bij kinderen aanwezig is volgens het constructivisme objectief of subjectief? Motiveer je antwoord.

b. Wat voor rol moet een kind volgens het constructivisme hebben in zijn eigen leerproces?


Verschillende visies op leren

fb .v

.

c. Beschrijf de drie zones in het leerproces volgens Lev Vygotsky. Beschrijf wat de zones inhouden.

Theoriebron Verschillende visies op leren <

Connectivisme

Zijn de volgende stellingen over het connectivisme juist of onjuist? Motiveer je antwoord. a. Het belangrijke speerpunt van het connectivisme is: hoe kunnen kinderen kennis het best uit het hoofd leren?

u' Ac

Opdracht 7

tie

d. Lees de theorie over het constructivisme en zoek extra informatie op in boeken en op internet. Maak een filmpje of slideshow waarin de belangrijkste punten uit het constructivisme naar voren komen. Neem hierin ook de drie zones van Lev Vygotsky mee. Maak het op zo’n manier dat jullie het zelf makkelijk kunnen leren.

Ed

b. Het is volgens het connectivisme belangrijk dat een kind leert om verbanden te leggen tussen mensen, kennis en contexten.

c. Het connectivisme is een voorstander van computer- en internetvrije scholen.

er

ij

d. Lees de theorie over het connectivisme en zoek extra informatie op in boeken en op internet. Maak een filmpje of slideshow waarin de belangrijkste punten uit het connectivisme naar voren komen.

De leervisies in de praktijk De verschillende visies op leren ga je in de praktijk tegenkomen. Want als jij een kind iets wilt aanleren, moet je wel weten welke voorwaarden belangrijk zijn om een kind tot leren te laten komen.

ev

Opdracht 8

a. Vorm groepjes van vier studenten en bedenk een spel. Zorg dat de spelers tijdens het spelen worden geĂŻnformeerd over de speerpunten van het behaviorisme, cognitivisme, constructivisme en connectivisme. Denk bijvoorbeeld aan een memoryspel, kwartetspel, domino of een ander (kaart)spel. Werk het spel uit. Test in overleg met je docent de spellen door een spellencircuit uit te zetten. Bespreek per spel de tips en tops.

U

itg

Theoriebron Verschillende visies op leren <

11


Verschillende visies op leren

b. Vorm groepjes van vier studenten en verdeel de verschillende leervisies over de groepjes. Lees de volgende casus goed door. Met behulp van de leervisie geven jullie aan hoe onderwijsassistent Johan het leerproces van de kleuters volgens de leervisie moet ondersteunen.

fb .v

.

Casus Johan

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

Op basisschool De Waterlelie is het thema deze maand gezond eten. Vandaag heeft juf Touria met de kleuters verschillende soorten fruit besproken. Ieder kind mocht een stuk fruit van huis meenemen. Onderwijsassistent Johan wil met het fruit dat de kinderen hebben meegenomen een activiteit gaan doen. Hij wil morgen met de kinderen fruittaartjes gaan bakken. Maar hoe pakt hij dit aan volgens de leervisie?

12


Hoe leren kinderen?

Hoe leren kinderen?

.

Inleiding

fb .v

In de opleiding die je nu volgt, leer je veel nieuwe kennis en vaardigheden. Al die informatie en vaardigheden brengen jou steeds een stapje dichter bij jouw einddoel: je diploma. Je merkt misschien dat niet alles vanzelf gaat en dat je voor sommige dingen veel moeite moet doen. In je stages en latere werk zul je ook veel te maken krijgen met leren. Jouw eigen leerproces staat centraal, maar jij gaat je ook bezighouden met de leerprocessen van kinderen. Een belangrijke vraag is: hoe komt een kind tot leren? Er zijn verschillende factoren die van belang zijn om tot leren te komen. Daarover leer je meer in dit hoofdstuk.

tie

Leerdoelen

ev

er

ij

Ed

u' Ac

Je weet hoe kinderen leren en je neemt dit mee tijdens het voorbereiden van leeractiviteiten: • Je kunt beschrijven hoe de hersenontwikkeling van een kind verloopt. • Je kunt de manieren waarop een kind leert benoemen en je kunt hierbij aansluiten. • Je kunt beschrijven welke factoren van invloed zijn op het leren van een kind. • Je kunt benoemen hoe je een kind kunt begeleiden in een klas en dit toepassen. • Je kunt benoemen hoe je een kind kunt begeleiden op het KDV of de bso en dit toepassen.

Ieder kind volgt zijn eigen leerproces, het is aan jou om een kind hierin te begeleiden.

itg

Opdracht 9

a. Vorm een groepje van vier studenten. Maak samen een flyer voor ouders over de ontwikkeling van de hersenen van een kind. Gebruik hiervoor de informatie uit Theoriebron Hoe leren kinderen? maar zoek ook aanvullende informatie in boeken of op internet.

U

Theoriebron Hoe leren kinderen? <

De breinontwikkeling van een kind

13


Hoe leren kinderen?

Theoriebron Hoe leren kinderen? <

Op welke manieren leert een kind?

a. In Theoriebron Hoe leren kinderen? worden zeven verschillende manieren genoemd waarop een kind kan leren. Vul onderstaand schema in.

u' Ac

Opdracht 10

tie

fb .v

.

b. Vorm groepjes van vier studenten. Zoek bij elke leeftijdsgroep een activiteit die past bij de ontwikkeling van het brein. Gebruik hiervoor de informatie over de ontwikkeling van de hersenen uit Theoriebron Hoe leren kinderen? Zoek bij de volgende leeftijdsgroepen een passende activiteit: • kind van 2 jaar • kind van 5 jaar • kind van 8 jaar • kind van 11 jaar.

Korte beschrijving van wat er met deze manier van leren bedoeld wordt

ij

Ed

De naam van de leerwijze

er

Lees de casus.

ev

Casus

U

itg

Pedagogisch medewerker Lydia is werkzaam op bso De Boomstronk. Vaak ontwerpt zij de creatieve activiteiten. Lydia houdt ervan om creatief bezig te zijn met allerlei materialen. Voor volgende week moet zij een creatieve leeractiviteit bedenken met het thema ‘dieren uit de jungle’.

14

b. In de casus wil pedagogisch medewerker Lydia een leeractiviteit bedenken voor kinderen van 4 tot 7 jaar. Nu heb jij in de theorie gelezen dat kinderen op verschillende manieren kunnen leren. Bij deze opdracht staan de volgende leerwijzen centraal: • leren door imitatie • leren door shaping • probleemoplossend leren.


Hoe leren kinderen?

Theoriebron Hoe leren kinderen? <

Belangrijke factoren in het leerproces

a. Er zijn verschillende factoren die het leerproces bij kinderen beïnvloeden. Kijk eens naar jezelf. Welke factoren zijn bij jou van invloed op je leer- en studiegedrag? Wissel ervaringen uit met een medestudent.

tie

Opdracht 11

fb .v

.

Bedenk voor elke manier van leren één activiteit die aansluit bij het thema van de les en bij de leerwijze.

Website Wisemapping <

a. Als je als onderwijsassistent kinderen gaat begeleiden in een klas, zijn verschillende factoren belangrijk. Welke drie factoren vind jij het belangrijkst? Motiveer je antwoord.

U

itg

ev

er

Theoriebron Hoe leren kinderen? <

Het leerproces van een kind begeleiden in een groep

ij

Opdracht 12

Ed

u' Ac

b. Maak via Wisemapping een mindmap waarin je de verschillende factoren benoemt die van invloed zijn op het leerproces van het kind. Benoem niet alleen de factoren, maar geef ook aan waaraan de factoren moeten voldoen om tot een optimaal leerproces te komen.

15


Hoe leren kinderen?

fb .v

.

b. Je mag samen met de leerkracht een lokaal inrichten voor groep 3 en 4 van de Anne Frankschool. Maak een schets hoe de groepsruimte eruit moet komen te zien, zodat er een rijke leeromgeving voor de kinderen ontstaat. Zorg dat je in het ontwerp de volgende onderwerpen kunt onderbouwen: • de inrichting van de ruimte (denk aan meubilair, digibord, eventuele hoeken, computers, plekken waar leermaterialen liggen enzovoort) • de plaatsen waar de leerlingen zitten • de plek van de leerkracht. Voeg een extra blaadje toe met spel- en leermaterialen waarmee je de kinderen uit groep 3 en 4 kunt ondersteunen in hun leerproces.

a. Als je als pedagogisch medewerker kinderen gaat begeleiden op een KDV of bso, zijn verschillende factoren belangrijk. Benoem deze factoren.

u' Ac

Theoriebron Hoe leren kinderen? <

Het leerproces van een kind begeleiden op het KDV of de bso

tie

Opdracht 13

U

itg

ev

er

ij

Ed

b. Voor het leerproces en de ontwikkeling van kinderen is het belangrijk dat je naast het vrije spel ook activiteiten aanbiedt op een bso. Lees Theoriebron Hoe leren kinderen? en zoek in boeken en op internet naar informatie over het aanbieden van activiteiten op de bso. Schrijf samen met een medestudent een informatieve blog over het aanbieden van activiteiten op de bso voor de fictieve website ‘Werken op de bso doe je zo!’.

16


Didactiek

Didactiek

.

Inleiding

fb .v

Als je kinderen iets wilt aanleren, kun je dat op verschillende manieren doen. De manier waarop je kinderen nieuwe kennis en vaardigheden aanleert, noemen we didactiek. Als je voor de klas of een groep kinderen staat en je wilt hun iets nieuws aanleren, gebruik je didactiek.

Leerdoelen

ij

Ed

u' Ac

tie

Je kent de algemene didactiek die gebruikt wordt bij leeractiviteiten: • Je kunt beschrijven wat didactiek betekent. • Je kunt didactische vaardigheden benoemen en toepassen. • Je weet hoe je een kind vaardigheden kunt leren door het maken van stapjes. • Je weet hoe je een kind vaardigheden kunt leren door het maken van koppelingen te stimuleren. • Je weet hoe je een kind vaardigheden kunt leren door middel van imitatie.

er

De manier waarop je kinderen iets nieuws aanleert, noemen we didactiek.

Algemene didactiek en vakdidactiek Lees Theoriebron Didactiek en beantwoord de volgende vragen:

ev

Opdracht 14

U

itg

Theoriebron Didactiek <

a. Wat is algemene didactiek?

b. Wat is vakdidactiek?

c. Noem een voorbeeld van vakdidactiek in het onderwijs en een voorbeeld van vakdidactiek in de kinderopvang.

17


Didactiek

Theoriebron Didactiek <

Didactische werkvormen

a. Lees Theoriebron Didactiek en vul in het schema de vijf verschillende didactische werkvormen in. Beschrijf in het kort wat de verschillende werkvormen inhouden. Wat houdt de didactische werkvorm in?

u' Ac

Didactische werkvormen

tie

Opdracht 15

fb .v

.

d. In het werken met kinderen maak je gebruik van didactiek. Bespreek met een medestudent op welke momenten je gebruikmaakt van didactiek.

Ed

Lees de casussen en beschrijf per casus voor welke didactische werkvorm jij zou kiezen. Noem een voorbeeld van een activiteit die je met de kinderen zou kunnen doen.

Casus May

er

ij

Onderwijsassistent May moet een activiteit voorbereiden voor de biologieles in groep 5. Het onderwerp van deze les is ‘insecten’. May wil graag dat de kinderen zelf gaan ontdekken en niet stil zitten luisteren. Het liefst zou ze het park in de buurt van de school betrekken in de opdracht.

ev

b. Welke didactische werkvorm zou jij gebruiken?

U

itg

c. Noem een voorbeeld van een activiteit die May zou kunnen voorbereiden.

18


Didactiek

Casus Rowan

d. Welke didactische werkvorm zou jij gebruiken?

fb .v

.

Met de peuters van peuterspeelzaal Wereldwijs gaan de medewerkers binnenkort naar de supermarkt. Pedagogisch medewerker Rowan wil de kinderen nieuwe kennis en vaardigheden aanleren over de supermarkt en boodschappen doen. Hij wil ze graag leren welke voorbereidingen je moet uitvoeren voordat je boodschappen kunt gaan doen, hoe je je moet gedragen in de supermarkt en hoe je boodschappen afrekent. Rowan heeft al een winkeltje ingericht in het speellokaal van de peuterspeelzaal.

Opdracht 17

u' Ac

Een nieuwe vaardigheid aanleren door het aanleren van stapjes a. Lees de theorie en zoek eventueel extra informatie op internet of in boeken. Maak een A4’tje waarop jij op een creatieve manier laat zien hoe je kinderen een nieuwe vaardigheid kunt aanleren door ze stapjes aan te leren. Welke stappen moet je zetten en wat is belangrijk? Je mag zelf kiezen of je dit op papier uitwerkt of op de computer. Stel het A4’tje zo samen dat jij het gemakkelijk kunt leren. b. Bedenk een activiteit voor kinderen uit groep 6, waarbij je een nieuwe vaardigheid aanleert in verschillende stappen. Werk de activiteit uit en schrijf hierbij didactische tips voor de onderwijsassistent die deze activiteit gaat doen.

ev

er

Theoriebron Didactiek <

a. Lees de theorie en zoek eventueel extra informatie op internet of in boeken. Maak een A4’tje waarop jij op een creatieve manier laat zien hoe je een nieuwe vaardigheid kunt aanleren aan kinderen door imitatie. Welke stappen moet je zetten en wat is belangrijk? Je mag zelf kiezen of je dit op papier uitwerkt of op de computer. Stel het A4’tje zo samen dat jij het gemakkelijk kunt leren. b. Bedenk een leeractiviteit voor peuters waarbij je gebruikmaakt van het aanleren van een nieuwe vaardigheid door imitatie. Werk de activiteit uit en schrijf hierbij didactische tips voor een pedagogisch medewerker die deze activiteit gaat doen.

Ed

Theoriebron Didactiek <

Een nieuwe vaardigheid aanleren door imitatie

ij

Opdracht 16

tie

e. Noem een voorbeeld van een activiteit die Rowan zou kunnen voorbereiden.

Opdracht 18

U

itg

Theoriebron Didactiek <

Een nieuwe vaardigheid aanleren door het maken van koppelingen a. Lees de theorie en zoek eventueel extra informatie op internet of in boeken. Maak een A4’tje waarop jij op een creatieve manier laat zien hoe je kinderen een nieuwe vaardigheid kunt aanleren door het maken van koppelingen. Welke stappen moet je zetten en wat is belangrijk? Je mag zelf kiezen of je dit op papier uitwerkt of op de computer. Stel het A4’tje zo samen dat jij het gemakkelijk kunt leren. b. Bedenk een activiteit voor kinderen van groep 5 waarbij je gebruikmaakt van het aanleren van een nieuwe vaardigheid door het maken van koppelingen. Werk de activiteit uit en schrijf hierbij didactische tips voor de onderwijsassistent die deze activiteit gaat doen.

19


Leerstijlen

Leerstijlen

.

Inleiding

fb .v

Er zijn verschillende manieren om iets nieuws aan te leren. Stel je voor dat je een nieuwe laptop hebt gekregen. Hoe ga jij dan te werk? Misschien start je de laptop direct op en ga je kijken wat het apparaat allemaal kan. Of lees je eerst uitgebreid de handleiding voordat je de laptop aanzet? Misschien roep je de buurman erbij, die een computerexpert is, en laat je hem alles doen terwijl jij toekijkt. Jouw aanpak heeft waarschijnlijk veel te maken met de manier waarop jij leert en handelt.

tie

Leerdoelen

ij

Ed

u' Ac

Je kent verschillende leerstijlen en kunt dit toepassen op het voorbereiden en uitvoeren van lesactiviteiten: • Je kunt beschrijven wat een leerstijl is. • Je kent de leerstijlen van Kolb en kunt hier rekening mee houden bij het ontwerpen van lesactiviteiten. • Je kent de leerstijlen van Vermunt en kunt hier rekening mee houden bij het ontwerpen van lesactiviteiten. • Je kent de meervoudige intelligenties van Gardner en kunt hier rekening mee houden bij het ontwerpen van lesactiviteiten.

er

Ieder kind leert op zijn eigen manier.

Opdracht 19

a. Beschrijf in je eigen woorden wat een leerstijl is.

itg

ev

Theoriebron Leerstijlen van Kolb en Vermunt <

Leerstijl

U

Filmpje Een andere leerstijl <

20

b. Bekijk bij deze opdracht het Filmpje Een andere leerstijl over Sil. Ga in groepjes van vier studenten in gesprek over het filmpje. Neem in het gesprek de volgende vragen mee: • Hoe kijken jullie aan tegen kinderen als Sil? • Hebben jullie ervaring in het werken met kinderen als Sil? • Hoe kun je als onderwijsassistent of pedagogisch medewerker rekening houden met kinderen als Sil?


Leerstijlen

a. Welke leerstijl heb jij volgens het model van Kolb? Ga naar de website Springest en doe de test. Vul het schema in: Leerstijl volgens Kolb

Website Springest <

Score

.

Theoriebron Leerstijlen van Kolb en Vermunt <

De leerstijl van Kolb

fb .v

Opdracht 20

Beschouwer/dromer Doener Beslisser

tie

Denker

a. Welke leerstijl heb jij volgens Vermunt? Ga naar de Test Manier om te leren 2 en vul de antwoorden van de test in. Als je klaar bent met het invullen van de antwoorden, druk dan op de knop linksonder in beeld met de tekst ‘Ik bereken mijn score’. De manier van leren wordt bij deze test iets anders beschreven dan in de theorie. In het schema zie je welke leerstijl hierbij hoort. Vul in het schema jouw score in.

er

Theoriebron Leerstijlen van Kolb en Vermunt <

De leerstijl van Vermunt

ij

Opdracht 21

Ed

u' Ac

Bespreek met een medestudent de uitslag van de test aan de hand van de volgende vragen: • Herken jij jezelf in de uitslag? • Herkennen anderen jou in de uitslag? • Wat zegt dit over jouw manier van leren? • Waar moet een docent op letten als hij jou wat nieuws wil leren? b. Bij bso De Boomstronk staat over drie weken de techniekweek op het programma. Pedagogisch medewerker Jantien vraagt of jullie een activiteit willen ontwerpen op het gebied van techniek voor kinderen van 7 tot 12 jaar. Werk met een medestudent een activiteit uit met verschillende onderdelen. Houd hierbij rekening met de vier verschillende leerstijlen volgens Kolb. Zorg dat de activiteit leuk is voor zowel de denker, de doener, de beschouwer als de beslisser.

Leerstijl volgens Vermunt

U

itg

ev

Test Manier om te leren 2 <

Score

Alle kanten op manier Ongerichte leerstijl De nadoen manier Reproductiegerichte leerstijl Ik wil weten hoe het zit manier Betekenisvolle leerstijl Manier om toe te passen Toepassingsgerichte leerstijl

21


Leerstijlen

Intelligentie

Woordslim verbaal/linguïstisch

Rekenslim logisch/mathematisch Beeldslim visueel/ruimtelijk

er

Test Meervoudige intelligentie voor kinderen <

a. Hoe heb jij je intelligenties ontwikkeld volgens Gardner? Doe de Test Meervoudige intelligentie voor volwassenen en vul de antwoorden in. Bereken de score en kruis in het schema aan hoe jouw intelligenties ontwikkeld zijn:

Ed

Theoriebron De meervoudige intelligenties van Gardner <

De meervoudige intelligenties van Gardner

ij

Opdracht 22

u' Ac

tie

fb .v

.

Bespreek met een medestudent de uitslag van de test aan de hand van de volgende vragen: • Herken jij jezelf in de uitslag? • Herkennen anderen jou in de uitslag? • Wat zegt dit over jouw manier van leren? • Waar moet een leraar op letten als hij jou wat nieuws wil leren? b. Groep 8 van De Driesprong heeft een themaweek over het milieu. Meester Mick wil dat de kinderen zich meer bewust worden van de klimaatverandering. Als hij de klas bekijkt, kan hij de volgende groepen maken: • Groep 1: deze vijf kinderen zijn erg in het onderwerp geïnteresseerd en hebben samen een natuurclubje opgericht. • Groep 2: deze acht kinderen willen graag weten wat zij zelf kunnen doen om klimaatverandering tegen te gaan. • Groep 3: deze acht kinderen willen alleen het hoognodige weten, dat is voor hen voldoende. • Groep 4: deze twee kinderen vinden het milieu maar saai en zijn niet van plan daar energie in te steken. In bovenstaande groepen kinderen zie je de leerstijlen van Vermunt terug. Bedenk voor elke groep één activiteit die aansluit bij hun leerstijl. Beschrijf de activiteit en geef hierin ook duidelijk de rol van de leerkracht aan. Motiveer waarom je voor deze activiteiten gekozen hebt.

Lichaamslim lichamelijk/kinesthetisch

U

itg

ev

Test Meervoudige intelligentie voor volwassenen <

22

Muziekslim muzikaal/ritmisch Mensenslim interpersoonlijk Zelfslim intrapersoonlijk Natuurslim naturalistisch

Hoog

Middel

Matig


Leerstijlen

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

fb .v

.

Bespreek met een medestudenten de uitslag van de test aan de hand van de volgende vragen: • Herken jij jezelf in de uitslag? • Herkennen anderen jou in de uitslag? • Wat zegt dit over jouw manier van leren? • Waar moet een leraar op letten als hij jou wat nieuws wil leren? b. Juf Lin van groep 1 en 2 wil voor Koningsdag drie leeractiviteiten voor de kleuters maken. Ze vindt dit een uitgelezen kans om verschillende meervoudige intelligenties aan bod te laten komen. Bedenk drie korte speelleeractiviteiten binnen het Koningsdagthema waarbij een aantal van de intelligenties van Gardner aan bod komen.

23


Het leerproces van een kind begeleiden

.

Het leerproces van een kind begeleiden

fb .v

Inleiding

Kinderen leren en ontwikkelen zich de hele dag door. Als onderwijsassistent of pedagogisch medewerker heb jij een belangrijke rol in het leerproces van een kind. In dit hoofdstuk leer je wat belangrijk is voor het leerproces van kinderen en hoe jij kunt omgaan met de verschillen binnen een groep.

tie

Leerdoelen

ev

er

ij

Ed

u' Ac

Je kunt kinderen ondersteunen in hun leerproces: • Je kunt de basisbehoeften van kinderen benoemen die belangrijk zijn voor hun leerproces. • Je kunt het belang van motiveren benoemen en je kunt verschillende manieren noemen waarop je kinderen kunt motiveren. • Je kunt omgaan met de verschillen in leerstijlen binnen de groep en je activiteiten hierop aanpassen. • Je kunt omgaan met de verschillen in ontwikkeling binnen de groep en je activiteiten hierop aanpassen. • Je kunt benoemen wat belangrijk is bij differentiëren.

Als onderwijsassistent en pedagogisch medewerker heb je een belangrijke rol in het leerproces van een kind.

itg

Opdracht 23

U

Theoriebron Het leerproces van een kind begeleiden <

24

De basisbehoeften van kinderen in het leerproces a. In Theoriebron Het leerproces van een kind begeleiden kun je lezen welke basisbehoeften kinderen hebben om tot leren te komen. Welke drie basisbehoeften zijn belangrijk voor kinderen en waarom?


Het leerproces van een kind begeleiden

Noteer bij de volgende casussen aan welke basisbehoefte niet wordt voldaan en waarom.

Casus Joey

b. Aan deze basisbehoefte wordt niet voldaan:

u' Ac

Casus Nicolai

tie

Omdat:

fb .v

.

Joey heeft vier weken in het ziekenhuis gelegen. Hij was zo ziek dat hij zijn schoolwerk niet heeft kunnen bijhouden. Hij is blij weer op school te zijn en zijn klasgenoten en juf weer te zien. De rekenles begint en de juf deelt blaadjes met rekensommen uit, die zij gisteren heeft uitgelegd aan de klas. Joey kijkt op het blaadje en schrikt: deze sommen kan hij helemaal niet. Dit soort sommen heeft hij nog nooit gezien.

Ed

Nicolai is een leergierige jongen. Hij gaat graag meteen aan de gang met de lesstof, meestal duurt de uitleg van zijn meester hem te lang. Nicolai vindt het heerlijk om opdrachten zelf te maken en uit te zoeken. Tijdens de biologieles besluit de leerkracht om de opdrachten klassikaal, dus samen met de hele klas, uit te werken. Verveeld kijkt Nicolai voor zich uit.

c. Aan deze basisbehoefte wordt niet voldaan:

ij

Omdat:

er

Casus Mies

d. Aan deze basisbehoefte wordt niet voldaan:

Omdat:

U

itg

ev

Mies zit bij de bso op de bank om zich heen te kijken. Het lukt niet goed om te gaan spelen. Het gaat niet zo goed met haar moeder, mama is vaak verdrietig en moe. Papa heeft haar verteld dat mama een depressie heeft. Vanmiddag, toen de school uitging, vertelde Mies aan leidster Loes dat haar moeder vaak verdrietig en moe is. Maar toen zei Loes: ‘Nou dat hebben wij allemaal weleens, Mies, ga nu maar gauw naar buiten.’

25


Het leerproces van een kind begeleiden

a. Waarom is het belangrijk dat jij kinderen kunt motiveren in hun leerproces?

b. Op welke manieren kun jij kinderen motiveren?

tie

Filmpje Human Tic Tac Toe <

.

Theoriebron Het leerproces van een kind begeleiden <

Kinderen motiveren

fb .v

Opdracht 24

u' Ac

c. Soms merk je tijdens een lesdag dat kinderen moe worden of dat de concentratie wegzakt. Jij hebt dan de rol om de kinderen weer te motiveren en op te peppen. Een leuke manier om kinderen weer nieuwe energie te geven om te leren zijn Energizers. Energizers zijn korte activiteiten of dansjes waarbij kinderen in beweging komen. Doordat ze even kort bewegen, worden de hersenen weer actief. In het Filmpje ‘Human Tic Tac Toe’ zie je een voorbeeld van menselijke boter, kaas en eieren.

a. Differentiëren, wat is dat nu eigenlijk? Ga met je klasgenoten in gesprek. Wat houdt differentiëren eigenlijk in? Bespreek welke punten van differentiëren jullie makkelijk lijken. Welke punten lijken jullie moeilijk?

er

Theoriebron Het leerproces van een kind begeleiden <

Differentiëren

ij

Opdracht 25

Ed

Zoek naar meer voorbeelden op internet en bedenk in een groepje van twee studenten een Energizer. Doe deze Energizer met je klasgenoten.

U

itg

ev

b. Schrijf voor jezelf op wat je nog zou willen leren op het gebied van differentiëren.

26

c. Maak een inspirerende poster met tips over differentiëren in de groep. Maak de poster voor onderwijzend personeel op een school of pedagogisch medewerkers op een KDV/bso.


Het leerproces van een kind begeleiden

a. Beschrijf welke punten belangrijk zijn in het omgaan met verschillen in leerstijlen binnen een groep.

.

Theoriebron Het leerproces van een kind begeleiden <

Omgaan met verschillen in leerstijlen

Casus Meester Koen

fb .v

Opdracht 26

u' Ac

tie

Meester Koen is een leerkracht die vol enthousiasme lesgeeft aan groep 5. Hij bedenkt vaak leuke en soms een beetje gekke doe-opdrachten bij de lesstof. De instructies van meester Koen duren kort en vaak zet hij de kinderen zonder enige uitleg aan het werk. Zelf ervaren en experimenteren staat bij meester Koen gelijk aan leren. Vandaag geeft hij de jongens de opdracht om in en om de school een voorwerp te zoeken dat ongeveer 60 cm is. De meisjes moeten een voorwerp zoeken dat ongeveer 40 cm is. De klas stuift joelend uiteen om op zoek te gaan. Een paar kinderen zitten nog verbaasd aan hun tafel. Ze weten even niet waar ze moeten beginnen.

b. In de casus zie je dat meester Koen vanuit zijn eigen leerstijl handelt. Voor hem staat ervaren en experimenteren gelijk aan leren. Welke leerstijl heeft meester Koen volgens de leerstijlen van Kolb?

Ed

c. Welke leerstijlen hebben de kinderen die blijven zitten waarschijnlijk volgens Kolb?

Omgaan met verschillen in ontwikkeling

er

Opdracht 27

ij

d. Wat kan meester Koen doen om de kinderen te begeleiden in hun leerproces?

a. Welke punten zijn belangrijk in het omgaan met verschillen in de ontwikkeling van kinderen?

U

itg

ev

Theoriebron Het leerproces van een kind begeleiden <

b. Op bso De Piramide is kunst het thema van deze maand. Pedagogisch medewerker Helene wil in het atelier bezig gaan met de kunststroming ‘het pointillisme’. Helene wil kinderen een schilderij laten maken door het zetten van kleine stipjes met de achterkant van een spijker. Zij zit alleen met een probleem: het niveau in de groep loopt wat betreft de fijne motoriek nogal uiteen. De meeste kinderen hebben een gemiddelde motoriek, een aantal kinderen heeft een uitzonderlijke goede fijne motoriek en een aantal kinderen in haar groep heeft geen goede fijne motoriek. Netjes werken is voor hen erg moeilijk. Bedenk een manier waarop Helene kan differentiëren, zodat deze activiteit voor iedereen leuk en leerzaam wordt en niet een bron van verveling of frustratie voor menigeen.

27


Het leerproces van een kind begeleiden

Lees Theoriebron Het leerproces van een kind begeleiden en zoek extra informatie in boeken en op internet over actief leren. Maak in een groep van vier studenten een vlog over actief leren. Zorg dat je duidelijk maakt waarom actief leren zo belangrijk is en geef op een creatieve manier tips over actief leren.

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

fb .v

Theoriebron Het leerproces van een kind begeleiden <

Actief leren

.

Opdracht 28

28


Theoriebron Verschillende visies op leren

.

Theoriebron Verschillende visies op leren

fb .v

Inleiding

tie

Er zijn verschillende visies op leren. Onderzoek van psychologen heeft verschillende leervisies opgeleverd. De manier waarop jijzelf naar het leren van kinderen kijkt, is van invloed op de manier waarop je kinderen begeleidt in hun leerproces. In deze cursus leer je meer over het behaviorisme, het cognitivisme, het constructivisme en het connectivisme.

Leervisies

Ed

u' Ac

Er bestaan verschillende visies op het leerproces bij kinderen. Maar leren, wat is dat nu eigenlijk? Leren is het verwerven van nieuwe kennis en vaardigheden. Kinderen leren overal, zowel thuis als buitenshuis. Een belangrijk deel van het leerproces vindt plaats op de peuterspeelzaal, de kinderopvang en op school. Kinderen leren in hun jonge leven heel veel nieuwe vaardigheden aan. Diverse psychologen hebben onderzoek gedaan naar hoe een kind nu eigenlijk leert. Vanuit deze onderzoeken zijn er verschillende leervisies ontstaan. Een visie is de manier waarop je ergens naar kijkt en oordeelt. Een leervisie is een specifieke manier waarop je naar het leren van kinderen kijkt. Hoe jij naar het leren van kinderen kijkt, is van invloed op de manier waarop je het leerproces van kinderen ondersteunt en begeleidt.

Het behaviorisme

U

itg

ev

er

ij

Het behaviorisme gaat ervan uit dat kinderen leren door middel van belonen & straffen en imitatie. Er wordt alleen gekeken naar waarneembaar gedrag, nog niet naar wat zich in de hersenen afspeelt. Behavioristen gaan ervan uit dat gedrag aan en af te leren is. Door een positieve reactie (beloning) vanuit hun omgeving gaan kinderen gedrag vaker vertonen. Door een negatieve reactie (straf) vanuit hun omgeving stopt of vermindert het ongewenste gedrag. Uit onderzoek is gebleken dat positieve reacties op goed gedrag effectiever werken dan negatieve reacties op ongewenst gedrag. Leren door imitatie is ook een belangrijk punt bij het behaviorisme. Kinderen leren door na te doen wat zij bij anderen zien of horen. Ze leren op deze manier vaardigheden als praten, zwaaien en sociale interactie. Kinderen worden extrinsiek gemotiveerd, wat betekent dat de prikkel om te leren volgens de behavioristen van buitenaf komt.

Het cognitivisme Bij het cognitivisme staat de informatieverwerking van het kind centraal. Het cognitivisme kijkt naar hoe kinderen kennis verwerven, de kennis opslaan in hun hersenen en deze gebruiken in hun gedrag. Het cognitivisme is tegelijkertijd met de computer opgekomen. Een computer kan veel informatie verwerken en ineens begon men zich af te vragen hoe de informatie door het menselijk brein wordt verwerkt. De werking van het brein en de denkontwikkeling staan centraal. Het cognitivisme gaat ervan uit dat een kind leert door nieuwe informatie te koppelen aan bestaande kennis in het brein. Er werd ontdekt dat een

29


Theoriebron Verschillende visies op leren

kind zelf een actieve rol heeft in zijn leerproces. Het kind reageert niet alleen op stimulansen van buitenaf, maar is ook zelf geïnteresseerd in lesstof. Kinderen zijn intrinsiek gemotiveerd, wat betekent dat kinderen zichzelf motiveren om te leren.

fb .v

.

Jean Piaget

Jean Piaget was een belangrijke psycholoog binnen het cognitivisme. Hij ontdekte dat een kind op cognitief gebied verschillende ontwikkelingsfasen doorloopt. De manier waarop een kind kan denken, heeft invloed op het leerproces. Piaget onderscheidt vier ontwikkelingsfasen: Ontwikkelingsfasen

Ontwikkeling van denken bij een kind

Sensomotorische fase, 0–2 jaar

tie

Het kind leert te doen alsof. Bijvoorbeeld: een kind doet alsof een duploblokje een telefoon is. Het kind ontwikkelt een eigen persoonlijkheid.

Concreet operationele fase, 6–11 jaar

• •

Het kind ontwikkelt de vaardigheid om te vergelijken. Het kind leert ordenen en rekenen.

Formeel operationele fase, 11 jaar en ouder

• •

Abstract en ruimtelijk denken ontwikkelt zich. Het kind kan eigen conclusies trekken.

Ed

Preoperationele fase, 2–6 jaar

u' Ac

Ontwikkeling van objectpermanentie. Het kind weet dat voorwerpen of personen die het niet meer kan zien er nog wel zijn. Bijvoorbeeld: een balletje rolt onder een kast en het kind gaat kijken waar het gebleven is. Het geheugen wordt gevormd.

Het constructivisme

U

itg

ev

er

ij

Het constructivisme gaat ervan uit dat ieder kind nieuwe kennis en vaardigheden op een eigen manier verwerkt. Ieder kind ontwikkelt een eigen beeld van de werkelijkheid. Omdat ieder kind een unieke voorkennis heeft, leert het op een eigen manier. Een leraar kan het kind de stof aanbieden, maar het kind bepaalt uiteindelijk op welke manier de stof verwerkt wordt. Het wordt ingepast in zijn eigen beeld van de werkelijkheid. Voor constructivisten is het belangrijk dat: • het kind een actieve rol krijgt in zijn eigen leerproces Een kind is zelf actief met de leerstof bezig en/of plant zijn eigen leerproces. • de lesstof betekenis heeft voor een kind Een kind vindt de lesstof boeiend en interessant of weet waarvoor het de nieuwe kennis/vaardigheid kan gebruiken. • de lesstof goed aansluit bij wat een kind al kan Zo kan het kind de informatie koppelen aan bestaande kennis. • tijdens het leren wordt samengewerkt met andere kinderen.

30


Theoriebron Verschillende visies op leren

Lev Vygotsky

Ed

u' Ac

tie

fb .v

.

Een belangrijke psycholoog binnen het constructivisme is Lev Vygotsky. Hij onderscheidde drie zones in het leerproces.

Lev Vygotsky onderscheidt drie zones in het leerproces.

er

ij

zone van actuele ontwikkeling Een kind kan met zijn eigen kennis en vaardigheden een opdracht maken. Dit is de comfortzone. Een kind leert in deze zone niets nieuws, maar herhaalt aanwezige kennis. Te lang in deze zone werken, leidt tot verveling.

paniekzone Van een te moeilijke opdracht kan een kind in paniek raken, gestrest worden of boos worden. In deze zone leert een kind niets nieuws, omdat het de informatie niet aan zijn eigen kennis kan koppelen. Het is niet erg als een kind zich een korte periode in deze zone bevindt. Een lange periode in deze zone belemmert het leerproces.

U

itg

ev

zone van naaste ontwikkeling Een kind moet zich inspannen om een opdracht te maken. De nieuwe kennis wordt gekoppeld aan de bestaande kennis van het kind. Dit is de beste zone voor een kind, want het leert iets nieuws.

31


Theoriebron Verschillende visies op leren

Het connectivisme

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

fb .v

.

Het connectivisme richt zich op de manieren waarop nieuwe kennis wordt verworven. Tegenwoordig is er veel kennis beschikbaar via internet, radio en tv. Deze kennis verandert en veroudert snel. Het is onmogelijk om alle beschikbare kennis te leren. Het connectivisme vindt dat kinderen: • moeten leren op welke manieren zij aan kennis kunnen komen, bijvoorbeeld via leraren, experts, organisaties, websites of boeken • moeten leren om verbanden te zien en netwerken te maken • moeten leren om informatie kritisch te bekijken en te filteren. Er komt steeds nieuwe informatie bij, dus moet iedereen zich blijven inzetten om ‘up-to-date’ te blijven. In het connectivisme is het mogelijk om te leren buiten mensen om, dus digitaal. Dat is nog niet eerder aangetoond binnen leervisies. Het connectivisme vraagt van kinderen om doelgericht en geconcentreerd te blijven in een wereld vol afleiding. Een leraar heeft de rol van begeleider en moet kinderen leren om kritisch naar informatie te kijken.

32


Theoriebron Hoe leren kinderen?

Inleiding

fb .v

.

Theoriebron Hoe leren kinderen? Kinderen leren nieuwe kennis en vaardigheden op allerlei manieren aan. Verschillende factoren zijn van invloed op het leerproces van kinderen. Als opvoeder heb jij de taak om het leerproces te begeleiden en een rijke leeromgeving aan te bieden.

tie

De ontwikkeling van het brein

Ed

u' Ac

De hersenen van een mens doen er 25 jaar over om zich volledig te ontwikkelen. De hersenen kun je opdelen in verschillende gebieden, die elk een eigen functie hebben.

ij

De hersengedeelten hebben verschillende functies.

U

itg

ev

er

Ook bestaat er een verschil tussen de linker en rechter hersenhelft. Praten en abstract denken doe je met de linker hersenhelft, terwijl in de rechter hersenhelft de gebieden liggen voor creativiteit, beelden en gevoel. In de hersenen bevinden zich miljarden zenuwcellen. Als je iets nieuws leert, worden er tussen de zenuwcellen nieuwe verbindingen gelegd. Hoe complexer de nieuwe vaardigheid is die je wilt aanleren, hoe meer verbindingen er moeten worden gelegd tussen de zenuwcellen in je brein. De ontwikkeling van de hersenen van een kind kun je stimuleren door sociale interactie en het aanbieden van activiteiten die de ontwikkeling stimuleren. Bij een kind dat opgroeit in een passieve omgeving, wordt minder hersenactiviteit gemeten dan bij kinderen die opgroeien in een omgeving waar zij gestimuleerd worden.

33


Theoriebron Hoe leren kinderen?

De hersenontwikkeling van een kind

fb .v

.

In de hersenen van een kind worden dagelijks ontzettend veel nieuwe verbindingen aangelegd, waardoor de basis wordt gelegd voor nieuwe vaardigheden. Een paar belangrijke ontwikkelingen zijn opgenomen in het volgende schema. Hier kun je zien welke ontwikkelingen er onder andere in het brein plaatsvinden. Ontwikkeling in het brein Een kind:

0–3 jaar

• • •

leert spreken leert zijn motoriek beheersen kan één of twee dingen tegelijkertijd onthouden

3–6 jaar

• • •

leert om even te wachten met wat zeggen leert om zich te verplaatsen in een ander kan twee of drie dingen tegelijkertijd onthouden

6–9 jaar

• • •

ontwikkelt besef van tijd legt de basis voor concreet denken (fantasie neemt af) kan emoties beter onder controle houden

9–12 jaar

• •

legt een basis voor planmatig werken krijgt inzicht in eigen gedrag: leert evalueren

u' Ac

tie

Leeftijdsfase

Ed

Hoe leert een kind?

Een kind leert op zeven verschillende manieren nieuwe kennis en vaardigheden aan: Wat houdt deze in?

Voorbeeld

Klassieke conditionering

Een baby reageert met reflexen op gebeurtenissen. Dit gebeurt onbewust.

Baby Esra wordt blij als hij zijn fles melk ziet.

Instrumenteel leren

Een kind leert dat zijn eigen gedrag een positief effect heeft en gaat het gedrag herhalen.

Baby Loulou weet: ‘Als ik ga huilen komt mama.’

Imitatie

Een kind leert door het gedrag na te doen dat hij bij anderen ziet.

Lisa leert zwaaien doordat anderen naar haar zwaaien als zij weggaat.

Shaping

Een kind leert zich een complexere vaardigheid aan door deze op te delen in verschillende stapjes.

Cheng leert schrijven. Aparte stappen krijgen aandacht: letters maken, schrijfrichting, juiste pengreep, juiste zithouding.

U

itg

ev

er

ij

Manier van leren

34


Theoriebron Hoe leren kinderen?

Wat houdt deze in?

Voorbeeld

Latent leren

Het leren gebeurt onopgemerkt. Een kind ziet en hoort veel om zich heen en veel blijft onbewust hangen.

Mees vangt de tekst van een liedje op, die hij tijdens het spelen heeft gehoord.

Uit het hoofd leren

Het geheugen van een kind wordt bewust ingeschakeld bij het uit het hoofd leren van nieuwe informatie.

Frederik leert de tafel van 4 uit zijn hoofd.

Probleemoplossend leren

Een kind leert door een oplossing te vinden voor een voor hem onbekend probleem of onbekende situatie. Dit doet hij door al aanwezige kennis en vaardigheden aan elkaar te koppelen.

fb .v

.

Manier van leren

tie

Inez wil een bal van de hoge tafel pakken, maar kan er niet bij. Zij stapelt dingen op elkaar en klautert op de tafel om de bal te pakken.

u' Ac

Belangrijke factoren in het leerproces

Ed

Belangrijke factoren in het leerproces zijn het kind zelf, zijn leeromgeving, de opvoeder/leraar en veiligheid. Ieder kind is uniek en doorloopt een leerproces op zijn eigen manier. Dit ligt aan de leerstijl, het ontwikkelingsniveau en het karakter van het kind. Het is voor het leerproces van een kind beter dat de leeromgeving waarin hij leert veilig is, zowel de ruimte zelf als het pedagogisch klimaat dat er heerst. De leeromgeving moet uitdagend zijn voor een kind en er moeten voldoende mogelijkheden aanwezig zijn om te leren en te experimenteren. De opvoeder/leraar heeft ook een grote rol in het leerproces. Hij moet empathisch zijn en enthousiast. Een opvoeder moet op een positieve manier het kind stimuleren en uitdagen in zijn leerproces. Om tot leren te komen, moet een kind zich veilig voelen. Als een kind zich veilig voelt, zal het tot leren komen en zich ontwikkelen. Kinderen die zich onveilig voelen, worden daardoor geremd in hun ontwikkeling.

er

ij

Een rijke leeromgeving

U

itg

ev

Een rijke leeromgeving is een omgeving waarin kinderen op een positieve manier worden gestimuleerd om tot leren te komen. In een rijke leeromgeving is het daarom belangrijk om een sfeer te scheppen waarin ieder kind zich veilig voelt om zich te ontplooien: een veilig leerklimaat. Een inspirerende opvoeder betrekt de kinderen in het leerproces en laat hen actief meedoen en meedenken. Er is voldoende uitnodigend spel- en leermateriaal aanwezig dat kinderen uitdaagt in hun ontwikkeling. Denk hierbij bijvoorbeeld aan leerboeken en werkschriften, leermaterialen, spelmateriaal, computers en een speelplein. In een rijke leeromgeving is er aandacht voor de eigenheid van ieder kind. Er wordt tijdens het ontwerpen van activiteiten gekeken naar de interesses van de kinderen. Er wordt rekening gehouden met de verschillen in leerstijlen en ontwikkeling. Een opvoeder sluit met zijn activiteiten aan bij de ontwikkeling van een kind: de zone van naaste ontwikkeling.

35


Theoriebron Hoe leren kinderen?

Het leerproces van een kind begeleiden in de groep

tie

fb .v

.

Binnen een klas ligt de nadruk op leren en het leerproces van de kinderen. De hele dag ben je bezig om kinderen nieuwe kennis en vaardigheden aan te leren. Als je kinderen wilt begeleiden in hun leerproces, zorg dan dat je oog hebt voor ieder kind. Laat kinderen voelen dat zij gezien en geaccepteerd worden. Herken de verschillen binnen een groep kinderen en pas hier je (les)activiteiten op aan. Denk hierbij aan leerstijlen en karakters, maar ook aan ontwikkelingsniveau. Een kind dat niet genoeg wordt uitgedaagd, zal zich al gauw gaan vervelen en mogelijk storend gedrag gaan vertonen. Een kind dat telkens te moeilijke opdrachten krijgt, raakt in paniek en wordt gefrustreerd. Dit tast het zelfvertrouwen van een kind aan en daardoor zal het bij een nieuwe opdracht bij voorbaat al denken: ‘Dat gaat mij toch niet lukken.’

u' Ac

Het leerproces van een kind begeleiden op het KDV en de bso

U

itg

ev

er

ij

Ed

Op een kinderdagverblijf wordt er vaak gewerkt met een VVE-programma. Bij de activiteiten staat de ontwikkeling van de kinderen centraal. Voor jou als pedagogisch medewerker is het belangrijk dat je de kinderen, naast een veilige omgeving, een rijke speelleeromgeving kunt bieden en dat er materiaal aanwezig is waar de kinderen zelf mee gaan spelen, experimenteren en leren. Wees je als pedagogisch medewerker bewust van jouw rol in dit leerproces. Stimuleer het kind om zelf actief te ervaren en te experimenteren. Op een bso ligt de nadruk wel op de ontwikkeling van kinderen, maar het is ook de vrije tijd van kinderen. Kinderen mogen binnen bepaalde regels vaak zelf kiezen hoe zij deze tijd indelen. Zorg dat de speelleeractiviteiten aansluiten bij de interesses en het niveau van de kinderen. Laat kinderen actief meedenken met het ontwerpen van de activiteiten. Zorg voor een uitdagende speelomgeving waarin de ontwikkeling van een kind wordt gestimuleerd.

36


Theoriebron Didactiek

Theoriebron Didactiek

.

Inleiding

fb .v

De manier waarop je nieuwe kennis en vaardigheden aanleert aan anderen wordt didactiek genoemd. Binnen de didactiek onderscheiden we algemene didactiek en vakdidactiek. Er zijn verschillende manieren om kinderen iets nieuws te leren. Als onderwijsassistent of pedagogisch medewerker moet jij kunnen beslissen op welke manier je dat gaat doen.

tie

Algemene didactiek en vakdidactiek

Ed

u' Ac

Didactiek is de manier waarop je nieuwe kennis en vaardigheden aanleert aan anderen. We onderscheiden twee verschillende soorten didactiek. • algemene didactiek Bij algemene didactiek is de hoofdvraag: ‘Hoe leren kinderen en hoe kunnen instructie en begeleiding daarop aansluiten?’ Er wordt gekeken naar de factoren die belangrijk zijn en de middelen die kunnen worden ingezet om het leerproces optimaal te laten verlopen. • vakdidactiek Bij vakdidactiek is de hoofdvraag: ‘Hoe kan een onderdeel van een bepaald vak het best aan kinderen worden aangeleerd?’ Je kunt bijvoorbeeld denken aan het leren schrijven in het taalonderwijs, of het aanleren van breuken in het rekenonderwijs. Op een kinderdagverblijf of peuterspeelzaal kun je bijvoorbeeld denken aan het leren tellen of het ontwikkelen van de fijne motoriek.

Didactische werkvormen

U

itg

ev

er

ij

Er zijn vijf verschillende didactische werkvormen: instructievormen, interactievormen, opdrachtvormen, samenwerkingsvormen en spelvormen. • instructievormen Dit is een werkvorm waarbij je kinderen uitleg geeft of hun iets vertelt. Het proces wordt gestuurd door de leraar/opvoeder. Bijvoorbeeld: uitleg bij rekensommen. • interactievormen Dit is een werkvorm waarin praten en/of discussiëren met elkaar een belangrijke rol speelt. Bijvoorbeeld: een groepsgesprek met peuters over de ezel van de kinderboerderij die ziek is. • opdrachtvormen Dit is een werkvorm waarin kinderen een opdracht krijgen die ze ‘zelfstandig’ uitvoeren (kan in samenwerking met elkaar). De nadruk ligt op zelf experimenteren en leren. Voorbeeldopdracht: maak een voertuig dat kan rijden. • samenwerkingsvormen Dit is een werkvorm waarin ‘samen leren’ centraal staat. De kinderen verwerven samen kennis; zij leren met en van elkaar. Voorbeeldopdracht: maak samen een poster over klimaatverandering. • spelvormen Dit is een werkvorm waarbij leren door te ervaren centraal staat. De nieuwe kennis en vaardigheden opgedaan tijdens het spel passen kinderen toe in hun leven. Bijvoorbeeld: leer peuters een paar verkeersregels aan door middel van een rollenspel.

37


Theoriebron Didactiek

Hoe sluit je met je didactiek aan bij de doelgroep?

tie

fb .v

.

Om een goede didactische werkvorm te kiezen, is het belangrijk dat je van tevoren de goede vragen stelt. Vragen die jou in dit proces kunnen helpen zijn: 1. Wat is het hoofdleerdoel van de activiteit? Wat wil ik met de activiteit bereiken? 2. Met hoeveel kinderen ga ik de activiteit doen? 3. Wil ik zelf wat uitleggen of wil ik dat de kinderen juist actief leren? 4. Moeten de kinderen zelfstandig of in groepjes werken? 5. Moeten de kinderen alleen met elkaar praten of moeten de kinderen juist wat doen/ervaren? Bij didactiek is het belangrijk dat je kijkt in welke werkvorm je de kinderen iets aanbiedt. Maar het is ook belangrijk om te kijken hoe je de nieuwe kennis of vaardigheid aanbiedt. Daarbij is het zaak dat je aansluit bij de manieren waarop kinderen leren. Theorie over leerstijlen komt in de volgende hoofdstukken aan de orde.

u' Ac

Nieuwe vaardigheden aanleren door imitatie

er

ij

Ed

Je kunt kinderen een nieuwe vaardigheid aanleren door imitatie: jij doet een vaardigheid voor en het kind doet deze na. Kinderen leren veel nieuwe vaardigheden aan door imitatie. Deze manier van leren past een kind de hele dag door toe. Denk hierbij aan leren praten, zwaaien, liedjes zingen. Dit gebeurt zowel bewust als onbewust. Kinderen nemen vaak, zonder dat jij het in de gaten hebt, bepaalde dingen van jou over. Geef daarom altijd het goede voorbeeld. Ook in lessituaties kun je goed gebruikmaken van het bewust leren door imitatie. Belangrijke punten hierbij zijn: • Geef het goede voorbeeld. Laat duidelijk zien of horen hoe je iets doet. • Laat kinderen (indien mogelijk) de vaardigheid herhalen, direct of binnen een korte periode na jouw eigen uitleg. • Geef kinderen de mogelijkheid om te oefenen en te experimenteren. • Als het leerproces bij een kind vastloopt, probeer het kind dan met vragen weer op weg te helpen of geef nogmaals het goede voorbeeld.

U

itg

ev

Nieuwe vaardigheden aanleren door het maken van stapjes

38

Je kunt kinderen een nieuwe vaardigheid aanleren door de kennis of vaardigheid in stapjes op te delen en die aan te bieden. Een nieuwe vaardigheid kun je soms niet in één keer aanleren, bijvoorbeeld doordat de nieuw aan te leren vaardigheid te moeilijk is of te veel nieuwe informatie bevat. Houd er rekening mee dat een kind nieuwe informatie ook moet kunnen verwerken. Belangrijke punten bij deze manier van leren zijn: • Verdeel de vaardigheid in verschillende stappen die het kind aankan. • Leer het kind de verschillende stappen apart aan. • Beloon het kind voor de aparte stappen die het kind behaald heeft door een compliment of een andere beloning te geven. • Plak de stappen aan elkaar en laat het kind oefenen.


Theoriebron Didactiek

Nieuwe vaardigheden aanleren door het maken van koppelingen

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

fb .v

.

Je kunt kinderen een nieuwe vaardigheid aanleren door de nieuwe kennis of vaardigheid te koppelen aan kennis die al in het brein aanwezig is. Je moet aansluiten bij de bestaande kennis die het kind bezit. Deze manier van leren sluit aan bij de theorie over de zone van naaste ontwikkeling van Vygotsky. Belangrijk bij deze vorm van leren is: • Stel vast wat de voorkennis van een kind is (de zone van actuele ontwikkeling). • Zorg dat de nieuwe vaardigheid of kennis het kind uitdaagt (de zone van naaste ontwikkeling). Let op dat je aansluit bij de al aanwezige kennis. • Zorg dat de nieuwe stof voor het kind niet te moeilijk is (paniekzone). • Geef kinderen een actieve rol in het leerproces. Laat ze meedoen en meedenken.

39


Theoriebron Leerstijlen van Kolb en Vermunt

.

Theoriebron Leerstijlen van Kolb en Vermunt

fb .v

Inleiding

Wat is een leerstijl?

tie

De manier waarop iemand zelf denkt en handelt om tot leren te komen, noemen we een leerstijl. Binnen een groep kinderen heb je vaak te maken met verschillende leerstijlen. Het is goed om te weten op welke manieren kinderen leren, zodat je leeractiviteiten voor kinderen kunt aanpassen aan de verschillende leerstijlen.

Ed

u' Ac

Een leerstijl is de manier waarop iemand zelf denkt en handelt om nieuwe kennis en vaardigheden aan te leren. Voor het aanleren van kennis of vaardigheden bestaan verschillende leerstijlen. Ieder kind heeft een voorkeur voor een leerstijl, dat is de manier waarop het kind het liefst leert. Het ene kind doet dit bij voorkeur door informatie te lezen en daarover na te denken, terwijl het andere kind liever leert door met zijn handen bezig te zijn. Jij als onderwijsassistent of pedagogisch medewerker hebt de taak om aan te sluiten bij verschillende soorten leerstijlen. Diverse psychologen hebben onderzoek gedaan naar het leren onder kinderen en studenten. Uit die onderzoeken zijn verschillende leerstijlen ontstaan. Psycholoog David Kolb en hoogleraar Jan Vermunt hebben modellen ontwikkeld waarbij verschillende leerstijlen worden onderscheiden.

De vier fasen in de leercyclus volgens Kolb

U

itg

ev

er

ij

Psycholoog David Kolb ontdekte dat een leercyclus vier fasen heeft: concreet ervaren, reflectief observeren, abstract conceptualiseren en actief experimenteren.

40

De vier leerfasen volgens Kolb.


Theoriebron Leerstijlen van Kolb en Vermunt

Concreet ervaren is het opdoen van eigen ervaringen met de nieuwe kennis of vaardigheid. Reflectief observeren is het observeren van en het nadenken over de nieuwe kennis of vaardigheid. • Abstract conceptualiseren wordt ook wel begripsvorming genoemd. Dat is het koppelen van de nieuwe kennis en vaardigheden aan eerder opgedane kennis en vaardigheden. • Actief experimenteren is in de praktijk of op papier testen of de nieuw aangeleerde kennis of vaardigheid wel klopt. Bij elk leerproces worden deze vier fasen doorlopen. Bij welke van deze vier fasen je begint met leren maakt niet uit. Dat ligt aan de leerstijl die het kind heeft.

fb .v

.

• •

De vier leerstijlen volgens Kolb

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

Kolb onderscheidde tijdens zijn onderzoek vier verschillende leerstijlen, die hij indeelde in de volgende groepen: de denkers, de doeners, de beschouwers en de beslissers. • de doeners Dit zijn kinderen die leren door zelf te ervaren. Ze gaan graag gelijk aan de slag met de (les)activiteit. Ze leren door dingen die tijdens de activiteit goed of fout gaan. • de beschouwers Dit zijn kinderen die leren door te reflecteren op eigen ervaringen. Ze bekijken de (les)activiteit van verschillende kanten en beoordelen zo wat goed ging en wat niet. • de denkers Dit zijn kinderen die graag observeren en nadenken. Ze kijken of de (les)activiteit overeenkomt met eerder opgedane kennis of vaardigheden en geven er op die manier betekenis aan. • de beslissers Dit zijn kinderen die graag actief experimenteren. Na het experimenteren kijken zij of ze de nieuwe kennis kunnen koppelen aan al eerder opgedane kennis en vaardigheden.

De leerstijl van Kolb.

41


Theoriebron Leerstijlen van Kolb en Vermunt

De leerstijl van Kolb in de praktijk

De leerstijl van Vermunt

fb .v

.

De vier fasen van de leercyclus en de vier leerstijlen brengt Kolb samen in één model. In de volgende afbeelding zie je de vier groepen en de leerfasen volgens Kolb. In het model kun je zien dat het leerproces bij doeners en beslisser vooral extern plaatsvindt door te ervaren en te experimenteren. Zij zijn het liefst actief bezig. Bij beschouwers en denkers vindt het leerproces vooral intern plaats door observeren, nadenken en begripsvorming.

Ed

u' Ac

tie

Jan Vermunt, hoogleraar didactiek, onderscheidt bij zijn onderzoek vier leerstijlen: • betekenisgerichte leerstijl De motivatie om te leren komt bij het kind van binnenuit. Het kind heeft interesse in een onderwerp of vaardigheid en wil er graag meer over leren. Het kind heeft een actieve leerhouding. • reproductiegerichte leerstijl Een kind leert voor een doel, bijvoorbeeld voor een tafeldiploma of een toets. Het kind richt zich bij het leerproces alleen op de kennis die daarvoor nodig is. Het volgt daarbij de instructie van de opvoeder op. • toepassingsgerichte leerstijl Een kind is vooral geïnteresseerd in kennis en vaardigheden waar het zelf wat aan heeft of wat mee kan doen. Het kind wil het geleerde kunnen toepassen. Het heeft een actieve leerhouding, maar heeft hierbij wel begeleiding nodig. • ongerichte leerstijl Het kind leert zonder duidelijk doel, het leert omdat dat van hem verwacht wordt. Deze manier van leren heeft weinig effect.

De leerstijl van Vermunt in de praktijk

U

itg

ev

er

ij

De verschillen in leerstijl van Vermunt vragen elk om een andere aanpak. Een kind met een betekenisgerichte leerstijl is zelf gemotiveerd om te leren. In de praktijk komen deze kinderen vaak zelf tot leren. Je hoeft ze tijdens het leren nauwelijks aan te sturen, maar ze kunnen wel goed aangestuurd worden. Een kind met een reproductiegerichte leerstijl leert om een doel te bereiken. Het kind moet extern gemotiveerd worden. Dat betekent dat de prikkel om te leren van buitenaf moet komen: van de leraar of door een beloning. Het kind heeft een gerichte aansturing nodig om tot leren te komen. Kinderen met een toepassingsgerichte leerstijl leren graag dingen waar zij iets aan hebben of iets mee kunnen doen. Het kind is gemotiveerd om te leren, maar heeft ook aansturing nodig. Een kind met een ongerichte leerstijl leert omdat dat van hem verwacht wordt. Deze kinderen zijn niet gemotiveerd en kunnen moeilijk aangestuurd worden. Zij worden ook wel stuurloos genoemd.

42

Praktijkvoorbeeld kinderen met een ongerichte leerstijl De grote uitdaging is om kinderen met een ongerichte leerstijl weer te motiveren om te gaan leren. Marcel is docent elektrotechniek en de mentor van Jamie. Jamie is door zijn ouders naar de opleiding elektrotechniek gestuurd. Jamie wil zelf graag de opleiding artiest en theater volgen, maar zijn ouders vinden dat hij eerst een ‘normaal vak’ moet leren. Elektra en techniek boeien Jamie helemaal niet, hij is op school omdat het van hem verwacht wordt.


Theoriebron Leerstijlen van Kolb en Vermunt

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

fb .v

.

Docent Marcel vindt het een uitdaging om Jamie weer aan het leren te krijgen. Maar hoe? Marcel besluit om de lesstof zo aan te bieden dat deze aansluit bij Jamies toekomstdroom: theater en zang. Jamie krijgt veel opdrachten op het gebied van licht en geluid. Marcel geeft hem casussen over problemen met elektra in een theater of concertzaal. Het leergedrag van Jamie begint te veranderen. Hij begint het leren zelfs leuk te vinden.

43


Theoriebron De meervoudige intelligenties van Gardner

fb .v

.

Theoriebron De meervoudige intelligenties van Gardner Inleiding

u' Ac

De leerstijl van Gardner

tie

Howard Gardner gaat ervan uit dat een kind acht vormen van intelligentie in zich heeft. Deze acht gebieden ontwikkelen zich niet gelijk aan elkaar. Een kind ontwikkelt de ene vorm van intelligentie beter dan de andere. Een kind dat niet goed in rekenen is, kan dus best heel goed zijn in bewegen. Het is bij het maken van leeractiviteiten belangrijk om oog te hebben voor de verschillende vormen van intelligentie.

ij

Ed

Howard Gardner onderscheidt in zijn theorie acht vormen van intelligentie. Een belangrijke uitspraak van Gardner is: ‘Het gaat er niet om hoe intelligent je bent, maar om hoe je intelligent bent.’ Hij kijkt op welke gebieden een kind slim is. Volgens Gardner heeft ieder kind acht verschillende vormen van intelligentie in zich. De ene intelligentie heeft zich meer ontwikkeld dan de andere, waardoor voorkeursintelligenties ontstaan. Hierdoor is het ene kind bijvoorbeeld heel sterk in taal en het andere kind juist weer sterk in muziek. Wanneer kinderen leren via de intelligentie die zij sterk ontwikkeld hebben, heeft dat meer effect en waarde dan wanneer kinderen leren via een intelligentie die niet sterk ontwikkeld is. Een kind dat sterk in taal is, kan de tafels leren door ernaar te luisteren en te lezen. Een kind dat het gebied van muziek sterker heeft ontwikkeld, leert beter door de tafels aan te leren met een liedje.

ev

er

Beeldslim, lichaamslim, muziekslim en mensenslim

U

itg

44

visueel/ruimtelijk = beeldslim Kinderen hebben ruimtelijk inzicht en kunnen vaak goed tekenen. Ze hebben gevoel voor ruimte, vormen, afmetingen en kleur. Ze houden ervan dingen te ontwerpen. lichamelijk/kinesthetisch = lichaamslim Kinderen leren door dingen zelf te doen en uit te proberen. Ze houden ervan om fysiek bezig te zijn. Denk aan praktische handelingen uitvoeren, maar ook aan gymnastiek of toneelspelen. muzikaal/ritmisch = muziekslim Kinderen denken in maat, ritme en patronen. Ze houden van muziek maken en muziek luisteren en hebben een groot gevoel voor ritme. Deze kinderen leren vaak in ritme, patronen en op gehoor. interpersoonlijk = mensenslim Kinderen zijn sociaal en kunnen goed omgaan met anderen. Ze werken graag samen met anderen en zorgen graag voor anderen. Ze zijn vaak goed in communiceren.


Theoriebron De meervoudige intelligenties van Gardner

Zelfslim, woordslim, rekenslim en natuurslim

tie

.

intrapersoonlijk = zelfslim Kinderen maken het liefst zelfstandig opdrachten. Ze houden van rust en nadenken. Vaak hebben ze ook een levendige fantasie. Kinderen komen tot leren als ze zelf doelen kunnen stellen. verbaal/linguïstisch = woordslim Kinderen houden van taal en weten zich goed uit te drukken in taal. Ze houden van lezen, schrijven, praten en luisteren. logisch/mathematisch = rekenslim Kinderen kunnen goed analyseren en verbanden leggen. Ze voelen zich aangetrokken tot cijfers. Kinderen houden vaak van rekenen. naturalistisch = natuurslim Kinderen zijn geïnteresseerd in planten, dieren en in de natuur om hen heen. Ze hebben oog voor detail en zien gauw verschillen. Ze leren veel als ze de natuur in trekken.

fb .v

u' Ac

De leerstijl van Gardner in de praktijk

U

itg

ev

er

ij

Ed

Acht intelligenties aan bod laten komen in je activiteit is bijna niet haalbaar. Tijdens één activiteit kun je wel meerdere intelligenties gebruiken. Ieder kind beschikt over alle intelligenties, maar heeft de ene intelligentie sterker ontwikkeld dan de andere. De intelligentie die het meest ontwikkeld is, zal voor een kind de prettigste manier zijn om te leren. Dit spreekt de kinderen ook het meest aan. Het is bijna onmogelijk om kinderen alle (les)activiteiten aan te bieden in de leerstijl die het best bij hen past. Het is ook belangrijk om een kind een activiteit aan te bieden op gebieden waar het niet zo sterk in is. Door de activiteit kan het kind dit intelligentiegebied activeren en verder ontwikkelen.

De meervoudige intelligenties van Gardner.

45


Theoriebron De meervoudige intelligenties van Gardner

Praktijkvoorbeeld uit de kleuterklas

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

fb .v

.

Onderwijsassistent Yassin doet een rekenactiviteit met de kleuters. In de les staan de begrippen groot (groot, groter, grootst) en klein (klein, kleiner, kleinst) centraal. Hij vertelt tijdens de instructie een verhaal waarin de begrippen terugkomen (verbaal/linguïstisch) Dan deelt hij de groep in in subgroepjes: • Eén groepje mag op het schoolplein zoeken naar grote en kleine dingen (naturalistisch). • Eén groepje mag reeksen gaan tekenen van groot–groter–grootst en klein–kleiner–kleinst (visueel/ruimtelijk). • Eén groepje gaat kijken wie er in de groep het grootst is en gaat een rij maken van ‘klein’ naar groot (lichamelijk/kinesthetisch).

46


Theoriebron Het leerproces van een kind begeleiden

.

Theoriebron Het leerproces van een kind begeleiden

fb .v

Inleiding

tie

Als onderwijsassistent en pedagogisch medewerker heb jij een belangrijke rol in het begeleiden van kinderen in hun leerproces. Je moet zorgen dat je aan de basisbehoeften kunt voldoen en kinderen kunt motiveren tijdens het leren. Door op een goede manier in te spelen op de verschillen binnen een groep kun je voor ieder kind een rijke leeromgeving creëren.

u' Ac

De basisbehoeften van een kind om tot leren te komen

er

ij

Ed

Om tot leren te komen is het belangrijk dat drie basisbehoeften worden vervuld: • autonomie Kinderen voelen zich vrij om zelf keuzes te maken en te leren op de manier die zij fijn vinden. Als kinderen zelfstandig iets kunnen doen, geeft hun dat voldoening en zelfvertrouwen. • competentie Als kinderen merken dat ze een opdracht goed doen, geeft hun dat zelfvertrouwen en een competent gevoel. Zij krijgen het gevoel dat ze doelen kunnen bereiken. Zelfvertrouwen is hierbij belangrijk. Let erop dat je kinderen voldoende uitdaging biedt. Waak ervoor dat de opdracht te moeilijk wordt, waardoor een kind onzeker wordt. • relatie Kinderen hebben behoefte aan een veilige omgeving. Het is belangrijk dat zij een relatie kunnen opbouwen met hun opvoeders. Vanuit een veilige relatie komt een kind tot leren. Het opbouwen van een relatie kun je bevorderen door het kind te laten weten dat je er voor hem bent en door oprechte belangstelling te tonen.

U

itg

ev

Motiveren om te leren Kinderen moeten gemotiveerd zijn om tot leren te komen. Van zichzelf zijn ze niet altijd gemotiveerd. Als bij een kind de motivatie ontbreekt, heeft het leren weinig effect. Als onderwijsassistent of pedagogisch medewerker heb jij hier een belangrijke rol. Daag de kinderen op een positieve manier uit om tot leren te komen. Manieren waarop je kinderen kunt motiveren in hun leerproces: • ‘Vang’ de aandacht met een pakkende inleiding. • Zorg voor een enthousiaste instructie die aansluit bij de zone van de naaste ontwikkeling van de kinderen. • Haak in op wat de kinderen zelf benoemen. • Bied materiaal aan dat de kinderen uitdaagt om aan de slag te gaan. • Bied kinderen de ruimte om te experimenteren. • Moedig kinderen tijdens het leerproces aan: geef positieve feedback, bied eventueel een extra leermiddel aan, stel vragen die kinderen zelf laten nadenken. • Geef kinderen een actieve rol in hun eigen leerproces.

47


Theoriebron Het leerproces van een kind begeleiden

Differentiëren

u' Ac

tie

fb .v

.

Differentiëren is inspelen op de verschillende behoeften van kinderen binnen één groep. Denk aan verschillen in de ontwikkeling, het gedrag, de leerstijl en de talenten van kinderen. Tijdens het werken met een groep kinderen zul je moeten differentiëren. Je kunt differentiëren in: • instructie Het ene kind heeft meer uitleg en instructie nodig dan het andere kind. • leeractiviteit Je kunt de activiteit voor het ene kind wat makkelijker maken, terwijl je een ander kind juist meer uitdaging biedt. • tempo en tijd Sommige kinderen hebben meer tijd nodig om bepaalde activiteiten te doen en andere zijn juist heel snel klaar. Bied ieder kind wat het nodig heeft. • doelen Ieder kind doorloopt de ontwikkeling op een unieke manier. Ieder kind heeft andere doelen te behalen. Ook binnen één activiteit kun je hierin differentiëren. • begeleiding Sommige kinderen hebben extra zorg of aandacht nodig. Dit kan zowel op het gebied van ontwikkeling, gedrag als talenten zijn.

Verschillen in leerstijlen in de groep

er

ij

Ed

Binnen een groep hebben kinderen verschillende leerstijlen waarmee je rekening moet houden. Hoe zorg je ervoor dat jouw leeractiviteit aansluit bij de verschillende leerstijlen? • Krijg inzicht in de manier waarop de kinderen in de groep leren. Als je weet hoe een kind graag leert, kun je daarop aansluiten met je instructie, begeleiding en het aanbieden van werkvormen. • Differentieer in didactische werkvormen en opdrachten. Door het aanbieden van verschillende werkvormen en opdrachten kun je binnen één activiteit aansluiten bij meerdere leerstijlen. Variatie is belangrijk. • Houd rekening met de verschillende leerstijlen en intelligenties. Maak je eigen dat je in activiteiten rekening houdt met leerstijlen en met de verschillende meervoudige intelligenties.

U

itg

ev

Verschillen in ontwikkeling in de groep

48

De unieke ontwikkeling van ieder kind zorgt ervoor dat het een uitdaging is om je (leer)activiteiten aan te passen aan een groep kinderen. Een aantal tips: • Krijg inzicht in de ontwikkelingsniveaus van de kinderen in een groep. Als je het ontwikkelingsniveau van een kind weet, kun je zijn leerproces beter ondersteunen. • Zorg dat je de leeractiviteit kunt aanpassen aan de verschillende ontwikkelingsniveaus. Zorg dat elk kind de opdracht met zelfvertrouwen kan maken. In de praktijk betekent dit dat het ene kind extra ondersteuning nodig heeft en het andere extra uitdaging. • Heb oog voor de inzet van kinderen om te leren en beloon die. Wat het ene kind heel makkelijk doet, krijgt het andere met veel moeite net voor elkaar. Kijk niet alleen naar het resultaat, maar geef een kind ook complimenten over het leerproces.


Theoriebron Het leerproces van een kind begeleiden

Actief leren

fb .v

.

Een kind leert het best als het actief bij zijn eigen leerproces betrokken wordt. Zitten en luisteren is een passief proces. Leren moet juist een actief proces zijn, waarin zowel het kind als de opvoeder een actieve rol heeft. Als kinderen zelf nadenken, ervaren, ontdekken en experimenteren, leren ze meer en blijft de lesstof veel beter hangen. Kinderen koppelen bij actief leren de informatie ook beter aan de al in hun brein aanwezige kennis.

u' Ac

tie

2500 jaar geleden zei Confucius al: ‘Ik hoor en ik vergeet, ik zie en ik onthoud, ik doe en ik begrijp’.

U

itg

ev

er

ij

Ed

Bij actief leren heeft de opvoeder een sturende rol. Daag een kind uit in zijn leerproces: 1. Zorg voor een goede interactie tussen jou en het kind. 2. Laat een kind actief meedoen in zijn leerproces. 3. Lok bij het kind actie uit door het te laten nadenken of uitproberen. 4. Stimuleer het kind om ‘problemen’ zelf op te lossen. Geef niet gelijk een oplossing, maar laat een kind nadenken.

49


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.