33759 Onderwijs/VVE 2 Activerende leeromgeving

Page 1

.v

.

Cursus

C

op

yr

ig

ht

Ed

u'

Ac t

ie

fb

Onderwijs VVE 2 activerende leeromgeving


Colofon

.v

.

Uitgeverij: Edu’Actief b.v. 0522-235235 info@edu-actief.nl www.edu-actief.nl

fb

Auteur: Geerte Binnema Inhoudelijke redactie: Napona Smid Titel: Onderwijs/VVE2 activerende leeromgeving

ie

ISBN: 978 90 3723 375 9 ©

Ac t

Edu’Actief b.v. 2017 Behoudens de in of krachtens de Auteurswet gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

Ed

u'

Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h Auteurswet dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in compilatiewerken op grond van artikel 16 Auteurswet kan men zich wenden tot de Stichting PRO (www.stichting-pro.nl). De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.

C

op

yr

ig

ht

Door het gebruik van deze uitgave verklaart u kennis te hebben genomen van en akkoord te gaan met de specifieke productvoorwaarden en algemene voorwaarden van Edu’Actief, te vinden op www.edu-actief.nl.


Inhoud Over deze cursus

.

6

Voorschoolse en vroegschoolse educatie (VVE)

8

15

Creatief inzetten van materialen

20

Interactievaardigheden Reflectie

32

35

25

Ac t

Creatief inzetten van leermiddelen

ie

Een leerrijke omgeving

11

fb

Borgen van de kwaliteit van voorschoolse en vroegschoolse educatie

.v

OriĂŤntatie

4

Theoriebron Voorschoolse en vroegschoolse educatie (VVE)

37

40

u'

Theoriebron Borgen van de kwaliteit van voorschoolse en vroegschoolse educatie 44

Ed

Theoriebron Een leerrijke omgeving

Theoriebron Creatief inzetten van leermiddelen en materialen 54

C

op

yr

ig

ht

Theoriebron Interactievaardigheden

48

3


Over deze cursus

Over deze cursus

.

Inleiding

Ed

u'

Ac t

ie

fb

.v

In deze cursus leer je hoe je ruimte en materialen in een kindercentrum, peuterspeelzaal of school kunt gebruiken om kinderen met een ontwikkelingsachterstand tot leren te stimuleren. In een beroepsproduct laat je, met medestudenten, zien hoe jij een ruimte in zou richten die moet uitdagen tot leren. Samen motiveren jullie de keuzes die jullie gemaakt hebben.

Een leerrijke omgeving.

ht

Leerdoelen

C

op

yr

ig

• Je hebt kennis van de doelgroep voor voorschoolse en vroegschoolse educatie. • Je hebt kennis van de leerdoelen voor jonge kinderen van twee tot zes jaar. • Je weet hoe je een (leer)omgeving moet inrichten zodat kinderen gestimuleerd worden tot leren. • Je kunt materialen passend, effectief en vindingrijk inzetten. • Je kunt leermiddelen passend, effectief en vindingrijk inzetten. • Je kunt interactievaardigheden, respect voor autonomie, praten en uitleggen toepassen.

4

Beoordelingsformulier <

Beoordeling Aan het eind van de cursus wordt je parate kennis beoordeeld met een toets. Je praktische beheersing van de leerdoelen wordt getoetst aan de hand van een beroepsproduct. Deze worden op verschillende punten beoordeeld: op inhoud en op uitvoering. Ander belangrijke punten bij de beoordeling zijn: actieve deelname aan de lessen, nette uitwerking van de opdrachten in correct Nederlands. Je vindt ze bij elkaar in het beoordelingsformulier.


Over deze cursus

Planning

Website Prezi <

.

.v

fb

Theoriebron Inzetten van leermiddelen en materialen <

Beroepsproduct: Presenteren van een leerrijke omgeving

Jullie richten in tweetallen een ruimte in voor een VVE-instelling (school, kinderopvang of peuterspeelzaal). Bedenk vooraf welke materialen en leermiddelen geschikt zijn om het leren te stimuleren. Bedenk ook waarom je voor die materalen en leermiddelen kiest. Gebruik foto’s (van internet of zelfgemaakt) en tekeningen van materialen en leermiddelen als illustratie. Maak in PowerPoint of Prezi een presentatie van de ruimte en van de keuzes die jullie gemaakt hebben bij het ontwerpen van deze leerrijke omgeving.

ie

Theoriebron Een leerrijke omgeving <

Een beroepsproduct maken kost tijd. Daarom moet je dit goed plannen. Lees eerst de opdracht van het beroepsproduct goed door en vul daarna het planningsformulier in. Neem ook de andere opdrachten van deze cursus op in je totale planning. Zo voorkom je dat je in tijdnood komt.

Ac t

Planningsformulier <

Stappen

u'

ht

• • • •

Bespreek samen de opdracht en de aanpak. Maak een planning en een taakverdeling. Maak gebruik van de Theoriebronnen: – Een leerrijke omgeving – Creatief inzetten van leermiddelen en materialen Maak een keuze voor de leeftijdscategorie. Bedenk welk(e) ontwikkelingsgebied(en) je wilt stimuleren. Kies materialen en leermiddelen voor de leerrijke omgeving. Benoem samen waarom je kiest voor deze indeling van de ruimte en betrek daarin: – leeftijd – leergebied(en) – geschikte materialen en leermiddelen voor leeftijd en leergebied – gebruik van materialen en leermiddelen. Geef aan hoe de pedagogisch medewerker of onderwijsassistent de leermiddelen en materialen kan gebruiken om ontwikkelingsgebieden te stimuleren. NB: de leermiddelen en materialen kunnen voor de stimulering van meerdere ontwikkelingsgebieden gebruikt worden. Bedenk hoe je materialen en leermiddelen een plek geeft, waarbij je rekening houdt met veiligheid en overzichtelijkheid. Maak de presentatie en maak aan de medestudenten duidelijk welke keuzes jullie hebben gemaakt en waarom jullie die keuzes hebben gemaakt bij het ontwerpen van deze ruimte.

Ed

• • •

ig

yr

C

op

Laat elke processtap goedkeuren door je docent voordat je begint aan de volgende processtap.

Eisen aan het beroepsproduct De punten waarop het beroepsproduct wordt beoordeeld kun je lezen in het beoordelingsformulier van deze cursus.

5


OriĂŤntatie

OriĂŤntatie Opdracht 1

Welk schoolvak vind jij lastig?

fb

b. Wat helpt jou om toch een voldoende te halen voor dat vak?

.v

.

a. Noem een vak op school waar jij moeite mee hebt.

Opdracht 2

Ac t

ie

c. Hoe kan een goede docent jou stimuleren om met dat vak aan de slag te gaan?

Waar heeft je medestudent moeite mee?

ht

Ed

u'

De groep wordt verdeeld in groepjes van drie. Ze interviewen elkaar en een van de drie maakt aantekeningen (na tien minuten wisselen). Interviewvragen kunnen zijn: a. Welke schoolvakken vind jij gemakkelijk of moeilijk? b. Welke leerkracht op de basisschool heeft jou het best geholpen bij het leren van lastige vakken en hoe deed die leerkracht dat? c. Als jij iets uitlegt, hoe merk je dan of jouw uitleg begrepen wordt? d. Wat doe je als blijkt dat de toehoorder jouw uitleg niet begrijpt?

Uitleggen aan kinderen

ig

Opdracht 3

yr

Neem een kind uit jouw omgeving in gedachten (bijvoorbeeld buurmeisje of neefje). a. Benoem de leeftijd op van het kind.

C

op

b. Benoem wat het kind motorisch al kan (kruipen, staan, lopen, veters knopen, zelfstandig met vingers eten).

6

c. Vertel iets over de zinnen die het kind maakt (volledig, hele werkwoorden of alleen losse woordjes).


OriĂŤntatie

C

op

yr

ig

ht

Ed

u'

Ac t

ie

fb

e. Vergelijk de uitkomsten met de uitkomsten van een medestudent.

.v

.

d. Vertel iets over het gedrag van het kind (houdt van wilde spelletjes, doet graag iets met anderen of is op zichzelf, kijkt eerst de kat uit de boom).

7


.v

Voorschoolse en vroegschoolse educatie (VVE)

.

Voorschoolse en vroegschoolse educatie (VVE)

fb

Inleiding

Ac t

ie

Kinderen ontwikkelen zich niet allemaal precies gelijk. De een is wat sneller, de ander heeft meer ruimtelijk inzicht en een derde weet al vroeg leeftijdgenoten te betrekken bij een gezamenlijk spel. Die verschillen zijn heel gewoon. Er zijn ook kinderen die duidelijk achterblijven in ontwikkeling. Voor die kinderen is VVE bedoeld. We zeggen dan dat deze kinderen de doelgroep zijn voor VVE.

Leerdoelen

op

yr

ig

ht

Ed

u'

Je hebt kennis van de doelgroep voor voorschoolse en vroegschoolse educatie (VVE). • Je kent de indeling in ontwikkelingsgebieden van de VVE. • Je kunt benoemen wanneer kinderen in aanmerking komen voor VVE. • Je weet wat een VVE-programma is en kunt er een aantal bij naam noemen.

C

Opdracht 1

8

Theoriebron Voorschoolse en vroegschoolse educatie <

Spelen, bouwen en fantaseren als bron van leren.

Voorschoolse en vroegschoolse educatie (VVE) Gebruik de Theoriebron Voorschoolse en vroegschoolse educatie bij het beantwoorden van de vragen. a. Wat is de doelgroep van VVE?


Voorschoolse en vroegschoolse educatie (VVE)

b. Wat is het doel van VVE?

.v

.

c. Welke instantie kijkt of het kind in aanmerking komt voor VVE?

ie

fb

d. Wanneer krijgt een kind een VVE-indicatie?

Zoek op internet de hiernavolgende begrippen op. • Geef de betekenis van het begrip weer in je eigen woorden. • Geef aan op welke website jullie de informatie gevonden hebben. a. gewichtenregeling voor de VVE

b. het verschil tussen kindercentrum, kinderopvang en peuterspeelzaal

C

op

yr

ig

Theoriebron Voorschoolse en vroegschoolse educatie <

Zoeken van informatie over VVE op internet

ht

Opdracht 2

Ed

u'

f. Noem vier VVE-programma’s.

Ac t

e. Is elke peuterspeelzaal een VVE-peuterspeelzaal?

9


Voorschoolse en vroegschoolse educatie (VVE)

Opdracht 3

Koppelen van begrippen

Gebruik de Theoriebron Voorschoolse en vroegschoolse educatie bij het koppelen van een begrip uit de linker rij met twee materialen uit de rechter rij van de tabel. Bedenk welk materiaal het beste past bij het ontwikkelingsgebied.

fb

Theoriebron Voorschoolse en vroegschoolse educatie <

.v

.

c. sensomotorische ontwikkelingsfase

Ontwikkelingsgebied

Materiaal in de leerrijke omgeving

ie

Taal

Motorische ontwikkeling

Ac t

Rekenen/ruimtelijk inzicht

C

op

yr

ig

ht

Ed

u'

Sociaal-emotionele ontwikkeling

10


.v

Borgen van de kwaliteit van voorschoolse en vroegschoolse educatie

.

Borgen van de kwaliteit van voorschoolse en vroegschoolse educatie

fb

Inleiding

Ac t

ie

Om de gewenste ontwikkeling van heel jonge kinderen te beschrijven zijn er voor deze groep leerdoelen ontwikkeld. Leerdoelen voor heel jonge kinderen kunnen helpen om erachter te komen of de ontwikkeling van het individuele kind min of meer bij de leeftijd past of dat het kind een achterstand heeft. Voor de kwaliteit van VVE is het van belang dat je weet wat een kind op een bepaalde leeftijd zou moeten kunnen en hoe je de ontwikkeling van het kind stimuleert.

Leerdoelen

Opdracht 1

Gebruiken van leerdoelen

Gebruik de Theoriebron Borgen van de kwaliteit van voorschoolse en vroegschoolse educatie bij het beantwoorden van de vragen.

ht

a. Geef een omschrijving van een beheersingsdoel.

ig

Theoriebron Borgen van de kwaliteit van voorschoolse en vroegschoolse educatie <

Ed

u'

Je hebt kennis van de leerdoelen voor jonge kinderen van twee tot zes jaar. • Je kent het belang van leerdoelen. • Je kunt leerdoelen verbinden aan ontwikkelingsgebieden. • Je kunt leerdoelen toepassen bij het begeleiden van kinderen uit de doelgroep.

c. Waarom is het handig dat je weet wat een kind van vier jaar moet kunnen en kennen?

C

op

yr

b. Waarvoor gebruik je een leerdoel of beheersingsdoel?

11


Borgen van de kwaliteit van voorschoolse en vroegschoolse educatie

Opdracht 2

Kennismaken met SLO-leerdoelen Beantwoord de volgende vragen aan de hand van de website van het nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling (SLO). a. Geef aan welke categorieën het nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling hanteert bij de indeling van ontwikkelingsgebieden.

.v

.

Theoriebron Borgen van de kwaliteit van voorschoolse en vroegschoolse educatie <

fb

b. Geef aan welk ontwikkelingsgebied je mist.

Artikel Jonge kind: doelen taalontwikkeling <

u'

Ac t

ie

c. Welke indeling hanteert het SLO voor de uitwerking van doelen per ontwikkelingsgebied?

Ed

d. Voor welk ontwikkelingsgebied heeft SLO geen uitwerking van de doelen gemaakt?

ht

e. Open het bestand ‘Uitwerking doelen voor aanvang groep 1’ voor het ontwikkelingsgebied taal. Geef de titels van de achterste kolommen weer.

ig

f. Welke kolom kun je goed gebruiken om ideeën op te doen voor het stimuleren van de ontwikkeling van het kind?

Toepassen van SLO-leerdoelen bij begeleiding van het kind

yr

Opdracht 3

C

op

Theoriebron Borgen van de kwaliteit van voorschoolse en vroegschoolse educatie <

Artikel Jonge kind: doelen taalontwikkeling <

12

Gebruik de Theoriebron en het artikel Jonge kind: doelen taalontwikkeling voor de beantwoording van de volgende vragen. Zoek samen op de website van SLO de tabellen met leerdoelen. Kies de doelstelling voor lengte, omtrek en oppervlakte. (Bedenk welk ontwikkelingsgebied je nodig hebt.) Gebruik de kolom ‘Waar kun je aan denken in de groepen 1 en 2?’ en lees het beheersingsdoel. Het beheersingsdoel helpt je om speelgoed of een toestel te bedenken waar je gebruik van kunt maken om het leerresultaat bij het kind te bereiken.


Borgen van de kwaliteit van voorschoolse en vroegschoolse educatie

fb

.v

.

a. Geef aan welk speelgoed jij gaat gebruiken en hoe je dat speelgoed gaat gebruiken.

Ac t

ie

Zoek samen in de Theoriebron de tabel met leerdoelen. Kies de doelstelling voor zelfbeeld/ontwikkeling van identiteit. Lees in kolom drie het beheersingsdoel. Dat beheersingsdoel kan je helpen een aanpak te vinden die past bij het stimuleren van het kind voor het bereiken van dit leerresultaat.

Ed

u'

b. Geef aan wat jij gaat doen om aan dit beheersingsdoel aandacht te geven.

Beantwoord de volgende vragen aan de hand van de websites bij deze opdracht. Open het Artikel Nieuwe links bij Rekenen in Sesamstraat. a. Bekijk het Filmpje Telmachine en geef aan: 1. voor welke leeftijd het filmpje bedoeld is 2. welke rekeninhouden in het filmpje te zien zijn 3. wat je met de kinderen nog meer kunt doen met de telmachine. Bedenk drie creatieve vormen om op een andere manier de rekeninhouden te oefenen. Ga naar de Website Rekenen in Sesamstraat. b. Zoek de toelichting bij het filmpje en vergelijk je eigen antwoorden met de antwoorden in de toelichting.

yr

ig

Theoriebron Borgen van de kwaliteit van voorschoolse en vroegschoolse educatie <

Rekenen in Sesamstraat

ht

Opdracht 4

C

op

Artikel Nieuwe links bij Rekenen in Sesamstraat <

Website Rekenen in Sesamstraat <

c. Wat valt je op bij de leeftijdsindicatie?

Filmpje Telmachine <

13


Borgen van de kwaliteit van voorschoolse en vroegschoolse educatie

.v

.

d. Voor welke leeftijd denk jij dat het filmpje het meest geschikt is en waarom?

C

op

yr

ig

ht

Ed

u'

Ac t

ie

fb

e. Bespreek eens met klasgenoten wat zij ervan denken.

14


Een leerrijke omgeving

Een leerrijke omgeving

.

Inleiding

fb

.v

Een klimrek, een kasteel, een bouwsel met verschillende verdiepingen, een bouwhoek, een keukentje en een poppenhoek nodigen kinderen uit tot spelen, leren en samenwerken. Pedagogisch medewerkers en onderwijsassistenten gebruiken de materialen om ieder kind extra aandacht te geven, met name daar waar het achterloopt in ontwikkeling.

Leerdoelen

Spelend leren, motorische en rekenvaardige ontwikkeling.

C

op

yr

ig

ht

Ed

u'

Ac t

ie

Je weet hoe je een (leer)omgeving moet inrichten zodat kinderen gestimuleerd worden tot leren. • Je weet hoe een leerrijke omgeving kan bijdragen aan de ontwikkeling van de doelgroep voor VVE. • Je kunt bij de inrichting van de omgeving inspelen op verschillende ontwikkelingsgebieden (taal, sociaal-emotionele, rekenvaardige, en motorische ontwikkeling). • Je kunt creatief omgaan met materiaal en toestellen in de ruimte die het kind uitnodigen tot spel en uitingen in beeld en geluid.

15


Een leerrijke omgeving

Opdracht 1

Kenmerken van een leerrijke omgeving

Opdracht 2

fb

.v

.

Noem vier kenmerken van een veilige en huiselijke omgeving in een kindercentrum, peuterspeelzaal of school.

Herkennen van een leerrijke omgeving

Ed

u'

Ac t

ie

Theoriebron Een leerrijke omgeving <

Liggende kinderen met speelgoed.

ht

Bekijk samen het plaatje en benoem de ontwikkelingsgebieden die je met dit speelgoed in de ruimte bij het lerende kind kunt stimuleren. Je mag per stuk speelgoed ook meerdere ontwikkelingsgebieden noemen. Geef de antwoorden in een overzichtelijke tabel weer.

C

op

yr

ig

Speelgoed in de ruimte

16

Ontwikkelingsgebied


Een leerrijke omgeving

Opdracht 3

Taal en rekenen rond een bouwwerk

Bouwwerk en fantasie 1.

Ac t

ie

fb

.v

.

Theoriebron Een leerrijke omgeving <

ht

Ed

u'

a. Geef met behulp van het bouwwerk op dit plaatje aan hoe je als pedagogisch medewerker rekenvaardigheid kunt stimuleren, terwijl een aantal kinderen meerdere keren het bouwwerk oprent en van de glijbaan glijdt.

C

op

yr

ig

b. Geef met behulp van het bouwwerk op het plaatje aan hoe je als pedagogisch medewerker taalontwikkeling kunt stimuleren wanneer kinderen het bouwwerk gebruiken om elkaar om de beurt ‘op te sluiten’ in het hok?

17


Een leerrijke omgeving

Opdracht 4

Kinderen op het kasteel

u'

Bouwwerk en fantasie 2.

Ac t

ie

fb

.v

.

Theoriebron Een leerrijke omgeving <

C

op

yr

ig

ht

Ed

a. Twee kinderen van vier en vijf jaar staan boven op het kasteel en gebruiken parapluutjes om te doen alsof ze een middeleeuws wapen hebben. De hele dag is riddertje spelen al het thema waar de kinderen zelf mee komen. Maak een opzet voor een verhaal (maximaal twaalf regels) dat je na het spel samen met de kinderen vormgeeft. • Houd in het verhaal rekening met de leeftijd van de kinderen. • Begin vanuit de situatie die je voor je ziet (de jongen en het meisje op het kasteel). • Denk aan het activeren van woorden die het kind al kent en het introduceren van nieuwe woorden. Sluit aan bij de fantasiewereld en de woordenschat die je bekend mag veronderstellen bij deze leeftijd. • Stel vragen op die je aan de kinderen gaat stellen om het verhaal met hen samen vorm te geven. (Hebben de ridders een naam? Wat doen ze? Wie is de vijand en waarom? Waar schieten ze op? Enzovoort.) • Maak de opeenvolgende vragen aan de kinderen zo dat er een lopend verhaal kan ontstaan.

18


Een leerrijke omgeving

Opdracht 5

Vergelijken van opruimliedje

ie

Bekijk de twee filmpjes bij deze opdracht samen meerdere keren. Beoordeel de inhoud op de volgende punten en motiveer je antwoord. a. Is de inhoud van de beide filmpjes geschikt voor iedere leeftijd tussen de vier en zes jaar? b. Welk filmpje spreekt het meest tot de verbeelding? c. Zijn de afbeeldingen in de filmpjes te begrijpen voor peuters en kleuters?

Ac t

Theoriebron Een leerrijke omgeving <

fb

.v

.

b. Vergelijk je eigen opzet met de opzet die een medestudent heeft gemaakt. Stelt hij of zij dezelfde vragen? Gebruikt de een moeilijkere woorden dan de ander? Zijn de vragen geschikt voor de leeftijd van de kinderen? Welke vragen spreken je aan, maar had je niet zelf bedacht? Schrijf eens op wat je goed vindt aan de opzet van de medestudent.

Filmpje Het opruimlied <

C

op

yr

ig

ht

Ed

u'

Filmpje 8 minuten timer opruimen liedje <

19


Creatief inzetten van materialen

.

Creatief inzetten van materialen

.v

Inleiding

ht

Ed

u'

Ac t

ie

fb

Een kind kiest om alleen of samen met anderen op toestellen te spelen of met materiaal te werken. Een pedagogisch medewerker of onderwijsassistent kan ook richting geven aan de keuze met het doel extra aandacht te besteden aan de ontwikkeling van bepaalde kennis of vaardigheid. Een pedagogisch medewerker of onderwijsassistent kan ook een speciaal thema kiezen en materiaal bij dat thema uitzoeken.

ig

Kinderen genieten van het spelen met zand.

Leerdoelen

C

op

yr

Je kunt materialen passend, effectief en vindingrijk inzetten. • Je kunt gebruikmaken van materialen om in gesprek met kinderen de woordenschat aan te spreken en uit te breiden. • Je kunt materialen gebruiken om begrippen zoals groter dan, kleiner dan, onder, boven, naast, hoger en lager beeldend aan te bieden. • Je kunt de ontwikkeling van grove en fijne motoriek van het kind stimuleren. • Je kunt creatief omgaan met materialen om kinderen met hiaten in hun ontwikkeling extra te stimuleren tot spelend leren.

Opdracht 1 Theoriebron Creatief inzetten van leermiddelen en materialen <

20

Stimuleren van de ontwikkeling met materialen Gebruik de Theoriebron Creatief inzetten van leermiddelen en materialen bij het beantwoorden van de vragen. a. Op welke leeftijd begint een kind ongeveer met andere kinderen te spelen?


Creatief inzetten van materialen

.

b. Wat verstaan we onder de ‘zone van naaste ontwikkeling’?

fb

.v

c. Wanneer leert een kind begrippen te gebruiken als groot en klein, lang en kort, onder en boven?

d. Wanneer begint het kind te onderhandelen?

Ac t

ie

e. Noem materialen voor de voorschoolse en vroegschoolse educatie.

Opdracht 2

u'

f. Noem twee toestellen die de motorische ontwikkeling kunnen bevorderen.

Pedagogisch medewerker of onderwijsassistent helpt bij het pizzabakken

C

op

yr

ig

ht

Ed

Theoriebron Creatief inzetten van leermiddelen en materialen <

Spelend leren in de keuken. Carla is vijf jaar en wil die ochtend een pizza maken voor de pedagogisch medewerker of onderwijsassistent. Ze heeft haar vader de dag daarvoor pizza’s zien bakken en wil het nadoen. Ze weet dat ze boter, meel en water nodig heeft. Van de pedagogisch medewerker of onderwijsassistent mag Carla water uit de kraan halen en samen besluiten ze dat zand een goede vervanging is van meel en boter. Blaadjes en takjes zorgen voor een belegde pizza. De bedoeling van deze opdracht is dat je als pedagogisch medewerker of onderwijsassistent de ontwikkeling van planmatig werken, taal en rekenen op een speelse manier inbrengt, terwijl je met het kind meedenkt.

21


Creatief inzetten van materialen

.v

.

a. Denk met het kind mee in de voorbereiding. Welke vragen stel je en wat doe je?

Opdracht 3

Ac t

ie

fb

b. Denk mee met het maken van de pizza. Welke vragen stel je en wat doe je?

Sensopathisch spel

Ed

u'

Theoriebron Creatief inzetten van leermiddelen en materialen <

ig

ht

Artikel Sensopathisch spel wat is dat? <

Fysiek beleven en leren voelen van materialen

C

op

yr

Lees het Artikel Sensopatisch spel wat is dat? a. Zoek op de website de betekenis van de term ‘sensopathisch spel’ op. Geef in je eigen woorden weer wat een sensopathisch spel kan betekenen voor de ontwikkeling van het jonge kind.

22


Creatief inzetten van materialen

Opdracht 4

Ac t

Open de Website Muziek met het jonge kind.

Deel 1 a. Beluister het liedje. Gebruik daarvoor de middelste button onder aan de pagina. b. Oefen het liedje totdat je het goed kent Je mag, als je dat kunt, een muziekinstrument gebruiken. c. Bedenk acht verschillende dingen om je heen waar je een trommelgeluid op kunt laten klinken (denk aan deksels, potjes, flesjes enzovoort). d. Gebruik stokjes of plastic eetgerei als trommelstok. Een van de deelnemers speelt de leider, de anderen spelen dat ze kinderen zijn. e. Oefen het liedje en varieer het gebruik van trommels (meer, minder, luider, zachter enzovoort). f. Zing het liedje meerdere keren voor je medestudenten en de docent en varieer het gebruik van trommels. g. Zing het liedje nog een keer voor je medestudenten en vraag hen mee te klappen. h. Vraag je medestudenten om ideeĂŤn om het nog gevarieerder uit te kunnen voeren. i. Vraag of er mensen zijn die een instrument bespelen (fluit, saxofoon, piano) en spreek af het liedje nog een keer uit te voeren met volle bezetting (alle instrumenten en trommels). j. Maak van een van de uitvoeringen een filmpje en laat die aan de docent zien.

ig

ht

Ed

u'

Muziek met het jonge kind <

Werken met materiaal en muziek

ie

fb

.v

.

b. Noem twee ontwikkelingsgebieden die je kunt stimuleren door een sensopathische spelvorm toe te passen. Motiveer je antwoord.

C

op

yr

Deel 2 k. Motiveer samen waarom je met het uitvoeren van dit liedje de ontwikkeling van het kind op alle ontwikkelingsgebieden kunt stimuleren.

23


Creatief inzetten van materialen

Opdracht 5

.

Werken met klei kan de motorische en sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen met een achterstand in deze ontwikkelingsgebieden sterk bevorderen. Werken met klei levert vaak prachtige werkstukken op en kinderen kunnen vaak goed aangeven wat het werkstuk voorstelt. Je kunt als pedagogisch medewerker of onderwijsassistent ook een uurtje kleien gebruiken voor een bepaald thema.

.v

Theoriebron Creatief inzetten van leermiddelen en materialen <

Voorbereiden van een activiteit met klei

Ed

u'

Ac t

ie

fb

Werkmodel Activiteitenplan <

ht

Van klei een kunstwerk maken.

ig

Bedenk samen voor vier kinderen een themamiddag met behulp van het Werkmodel Activiteitenplan. De kinderen maken met klei een werkstuk waarin ze op geheel eigen wijze invulling kunnen geven aan het thema.

C

op

yr

Lever het activiteitenplan in bij de docent en maak een afspraak met de docent om het te bespreken.

24


Creatief inzetten van leermiddelen

.

Creatief inzetten van leermiddelen

.v

Inleiding

ie

fb

Bij leermiddelen denken we al gauw aan lesmateriaal en boekjes. Voor peuters en kleuters en vaak ook nog voor oudere kinderen kunnen bijvoorbeeld puzzels en spelletjes (lotto, memory) leermiddelen zijn. Door er mee te werken leert het kind nieuwe woorden, tellen, plaatjes onderscheiden en onthouden.

Leerdoelen

yr

ig

ht

Ed

u'

Ac t

Je kunt verschillende leermiddelen inzetten om kinderen te stimuleren tot leren. • Je weet hoe je speelgoed als leermiddel kunt toepassen om de ontwikkeling van kinderen op verschillende ontwikkelingsgebieden te stimuleren. • Je kunt de ontwikkeling van grove en fijne motoriek van het kind stimuleren. • Je kunt creatief omgaan met leermiddelen om kinderen met hiaten in hun ontwikkeling extra te stimuleren tot spelend leren.

C

op

Angela verwerkt haar ziekenhuisopname door te spelen met de stethoscoop.

Opdracht 1

Theoriebron Creatief inzetten van leermiddelen en materialen <

Leermiddelen voor voorschoolse en vroegschoolse educatie Gebruik de Theoriebron Creatief inzetten van leermiddelen en materialen bij het beantwoorden van de vragen. a. Noem een aantal middelen die voor kinderen leermiddelen kunnen zijn.

25


Creatief inzetten van leermiddelen

.

b. Wat kunnen kinderen leren van het maken van een puzzel?

Meer doen met hetzelfde leermiddel

Ac t

Opdracht 2

ie

fb

.v

c. Hoe kan de pedagogisch medewerker of onderwijsassistent extra aan de ontwikkeling van het kind bijdragen terwijl het kind aan de puzzel werkt?

ig

ht

Ed

u'

Theoriebron Creatief inzetten van leermiddelen en materialen <

Materiaal op meerdere manieren gebruiken.

C

op

yr

Dit plaatje ben je ook in de Theoriebron Creatief inzetten van leermiddelen en materialen tegen gekomen. In de Theoriebron is er naar dit leermiddel gekeken vanuit het cognitief en ruimtelijk ontwikkelingsgebied. Een pedagogisch medewerker of onderwijsassistent merkt dat een jongetje nog veel moeite heeft met het herkennen en benoemen van de vormen en richting van de lijnen. Het benoemen van de kleuren van vormen en lijnen gaat goed.

26


Creatief inzetten van leermiddelen

Ac t

In de speelruimte van de kinderopvang staat een blokkendoos.

ht

Ed

u'

Theoriebron Creatief inzetten van leermiddelen en materialen <

Vorm Blokkendoos

ie

Opdracht 3

fb

.v

.

Geef aan wat de pedagogisch medewerker kan doen om het herkennen van de vormen en lijnen te stimuleren. Denk daarbij aan sensomotorische stimulansen.

Vormen herkennen.

ig

a. Maak een inschatting van de leeftijd waarvoor dit speelgoed bedoeld is.

C

op

yr

b. Welk ontwikkelingsgebied kun je ermee stimuleren bij oudere kinderen met een hiaat in die ontwikkeling?

27


Creatief inzetten van leermiddelen

Opdracht 4

Aantallen op verschillende manieren verbeeld

Door beelden leren tellen.

Ac t

ie

fb

.v

.

Theoriebron Creatief inzetten van leermiddelen en materialen <

u'

a. Maak een inschatting van de leeftijd waarvoor dit speelgoed bedoeld is.

ht

Ed

b. Welk ontwikkelingsgebied kun je ermee stimuleren bij oudere kinderen met een hiaat in die ontwikkeling?

Opdracht 5

Memory is een gezelschapsspel dat een beroep doet op het kortetermijngeheugen van de spelers. Mocht je de spelregels niet meer kennen zoek ze dan op internet op.

C

op

yr

ig

Theoriebron Creatief inzetten van leermiddelen en materialen <

Beelden herkennen, benoemen en tellen van aantallen

Memory scherpt het geheugen.

28


Creatief inzetten van leermiddelen

Ac t

ie

b. Hoe zorgt hij voor de ontwikkeling van taalgebruik?

fb

.v

.

De pedagogisch medewerker of onderwijsassistent speelt een spelletje memory met een groepje van vier kinderen van vier jaar oud. Ga ervan uit dat de kinderen het spel al wel een keer gespeeld hebben. Geef antwoord op de volgende vragen: a. Welke instructie geeft hij de kinderen voordat het spel begint?

Ed

u'

c. Hoe achterhaalt hij of de kinderen weten wat de plaatjes voorstellen?

d. Hoe kan hij het ontwikkelingsgebied rekenen erbij betrekken?

C

op

yr

ig

Theoriebron Creatief inzetten van leermiddelen en materialen <

Leren door een spelletje kwartetten

ht

Opdracht 6

Kwartetten zorgt voor taal- en rekenstimulansen

29


Creatief inzetten van leermiddelen

Kwartetten is een kaartspel. Je moet als deelnemer zo veel mogelijk kwartetten (vier bij elkaar horende kaarten) verzamelen. Een kwartetspel bestaat dan ook uit een veelvoud van vier kaarten. Het aantal kwartetten in een spel varieert: meestal zijn er acht tot twintig. Voor jonge kinderen moeten de plaatjes simpel en eenduidig zijn.

Ac t

ie

fb

.v

.

Mocht je niet helemaal meer weten hoe de spelregels zijn, zoek dan op internet naar de spelregels. De pedagogisch medewerker of onderwijsassistent speelt met een groepje van vier kinderen van vijf jaar oud een spelletje kwartetten. Ga ervan uit dat de kinderen het spel al wel een keer gespeeld hebben en dat ze in staat zouden moeten zijn om de plaatjes te herkennen om een medespeler om een kaart te vragen. Geef antwoord op de volgende vragen: a. Welke instructie geeft hij de kinderen voordat het spel begint?

Ed

u'

b. Hoe zorgt hij voor de ontwikkeling van taalgebruik?

ig

ht

c. Hoe kan de pedagogisch medewerker of onderwijsassistent het ontwikkelingsgebied rekenen erbij betrekken?

Oefening met jodelbaan voor het licht motorisch beperkte kind Anke is drie jaar oud en heeft bij haar geboorte een lichte hersenbloeding gehad. Daardoor heeft ze beperkingen in met name de fijne motoriek. Ze loopt een beetje mank en haar rechtervoet staat iets naar binnen. Ze is twee keer aan haar voet geopereerd. Toch kan Anke aardig rennen, al valt ze wel wat vaker dan andere kinderen. Cognitief en sociaal-emotioneel zijn er geen aandachtspunten. De pedagogisch medewerker of onderwijsassistent moet er vooral op letten dat Anke oefent met haar rechterhand. Ze heeft de neiging de rechterhand alleen te gebruiken wanneer het echt niet anders kan. In de speelzaal is een houten jodelbaan. Met een knikker tussen twee vingers van de rechterhand laat Anke de knikker in de jodelbaan vallen. De knikkers rollen door scheef geplaatste gleuven naar beneden. Wanneer de knikkers het onderste trapje bereiken, ontstaat een riedeltje van tonen achter elkaar.

yr

Opdracht 7

C

op

Theoriebron Creatief inzetten van leermiddelen en materialen <

Filmpje Jodelbaan <

30


Creatief inzetten van leermiddelen

.

a. Wat kan het aantrekkelijk voor Anke maken om te willen oefenen?

Ac t

ie

fb

.v

b. Hoe kun je de fijne motoriek van de hand stimuleren (denk aan gebruik van vingers bij het vasthouden van knikkers)?

C

op

yr

ig

ht

Ed

u'

c. Welke andere ontwikkelingsgebieden kunnen spelenderwijs aan bod komen?

31


Interactievaardigheden

Interactievaardigheden

.

Inleiding

fb

.v

Een kind heeft anderen nodig om zich prettig te kunnen voelen en zich goed te kunnen ontwikkelen. Het heeft behoefte aan aandacht, warmte en emotionele steun. De pedagogisch medewerker en onderwijsassistent spelen in op de behoefte van het kind. Zij zorgen voor overzicht en structuur in het dagritme. Als het nodig is corrigeren ze gedrag en leggen rustig en duidelijk uit hoe bijvoorbeeld een ander kind dat gedrag ervaart. Een emotioneel veilige omgeving is voorwaarde voor een evenwichtige ontwikkeling.

Gebruik de Theoriebron Interactievaardigheden bij het beantwoorden van de vragen. a. Geef aan wat de begrippen ‘responsief’ en ‘sensitief’ betekenen.

Ed

Theoriebron Interactievaardigheden <

Ontwikkeling door interactievaardigheden

u'

Opdracht 1

Ac t

ie

Leerdoelen • Je kunt interactievaardigheden, respect voor autonomie, praten en uitleggen toepassen. • Je weet om te gaan met nabijheid en afstand tot het kind, zodat het kind zich veilig en gerespecteerd voelt. • Je kunt het kind stimuleren om op een assertieve manier voor zichzelf op te komen. • Je kunt op rustige wijze het kind aanspreken op gedrag. • Je kunt structuur aanbrengen in een groepsactiviteit zodat ieder kind tot zijn recht komt.

ig

ht

b. Geef aan waarom responsieve sensitiviteit belangrijk is voor de ontwikkeling van het kind.

C

op

yr

c. Geef een omschrijving voor ‘respect voor autonomie’.

32

d. Beschrijf het belang van grenzen stellen.


Interactievaardigheden

Voor jezelf opkomen

fb

Opdracht 2

.v

.

e. Geef een voorbeeld van gedrag van de pedagogisch medewerker of onderwijsassistent waardoor de positieve interactie tussen kinderen wordt gestimuleerd.

Abel speelt met de blokkendoos, zoekt vormen die bij elkaar passen, legt ze netjes naast elkaar om er daarna mee te gaan stapelen. Anna en Bettie duwen de blokken van Abel opzij, gooien de legoblokken uit de doos en beginnen een toren te bouwen van de legoblokken. Abel heeft geen ruimte meer. Al zijn blokken liggen door elkaar en boven op elkaar waardoor hij helemaal opnieuw moet beginnen. Zijn gezicht toont een mengeling van boosheid en verdriet maar hij zegt niets. De medewerker ziet het.

ie

Theoriebron Interactievaardigheden <

Ed

u'

Ac t

Leg uit wat de pedagogisch medewerker of onderwijsassistent kan doen om Abel weerbaarder te maken.

Joe, de voetballiefhebber, doet niets anders dan iedereen in zijn omgeving betrekken bij zijn spel. Hij doet dat heel vriendelijk door de bal zachtjes in de richting van een mogelijke medespeler te laten glijden. Wanneer een medespeler stopt met het spel, zoekt Joe een andere mogelijke medespeler. Patrick probeert steeds de bal te grijpen. Als het hem lukt loopt hij er snel mee weg. Joe is ouder en sterker dan Patrick. Wanneer Patrick maar rondjes met de bal blijft lopen, pakt Joe de bal af en Patrick begint te brullen.

yr

ig

Theoriebron Interactievaardigheden <

Een conflict

ht

Opdracht 3

C

op

Hoe kan de pedagogisch medewerker of onderwijsassistent het best omgaan met dit conflict?

33


Interactievaardigheden

Opdracht 4

.v

.

a. Observeer de interventie van de pedagogisch medewerker en maak daarvan aantekeningen. b. Geef aan wat jullie goed vinden aan de interventie van de pedagogisch medewerker. c. Geef aan wat jullie minder goed vinden aan de interventie van de pedagogisch medewerker. d. Geef aan hoe jullie dit conflict zouden aanpakken. e. Maak een verslag van jullie opvattingen over de interventie. Bekijk het Filmpje en stop de band bij 9 minuten en 35 seconden. Er is een conflict rond een pop en de pedagogisch medewerker grijpt voor de tweede keer in (interventie). f. Observeer de interventie van de pedagogisch medewerker en maak daarvan aantekeningen. g. Geef aan wat jullie goed vinden aan de interventie van de pedagogisch medewerker. h. Geef aan wat jullie minder goed vinden aan de interventie van de pedagogisch medewerker. i. Geef aan hoe jullie dit conflict zouden aanpakken. j. Maak een verslag van jullie opvattingen over de interventie.

C

op

yr

ig

ht

Ed

u'

Ac t

ie

Filmpje Het geheime leven van 4-jarigen <

Bekijk het Filmpje Het geheime leven van 4-jarigen. Stop bij 4 minuten en 33 seconden. Er is een conflict rond een pop en de pedagogisch medewerker grijpt in (interventie).

fb

Theoriebron Interactievaardigheden <

Praten en uitleggen bij conflicten

34


Reflectie

Reflectie Opdracht 1

Reflectie op de lesstof

fb

.v

.

a. Wat heb je allemaal geleerd? Noem drie dingen.

Ac t

ie

b. Wat wist je al?

u'

c. Wat ga je in de toekomst in jouw werk gebruiken?

ht

Ed

d. Geef een praktisch voorbeeld van die toepassing in jouw werk?

Opdracht 2

Kritisch en creatief denken

yr

ig

a. Welke opdracht hielp je het meest om creatief te denken?

C

op

b. Hoe helpt samenwerking jou om het beste uit jezelf te halen?

c. Kom jij voor jouw mening uit als de situatie dat vraagt? Noem ĂŠĂŠn voorbeeld.

35


Reflectie

Opdracht 3

Zelfregulatie en zelfsturing

ie

fb

a. Heb je een goede planning gemaakt? Geef hiervan één voorbeeld.

.v

.

d. Heb jij het uiterste uit jezelf gehaald bij de opdrachten? Noem één voorbeeld.

Ac t

b. Heb je de goede bronnen en materialen gebruikt? Geef hiervan één voorbeeld.

Opdracht 4

Ed

u'

c. Ben je goed omgegaan met feedback? Geef hiervan één voorbeeld: hoe heb je gereageerd?

Samenwerken

ht

a. Heb jij bijgedragen aan een goede sfeer in de groep? Geef hiervan één voorbeeld.

C

op

yr

ig

b. Hebben jullie als groep goede afspraken gemaakt? Geef één voorbeeld van een goede afspraak.

36

c. Kun je goed met andere mensen omgaan, ook al zijn ze anders dan jij? Geef hiervan één voorbeeld.


Theoriebron Voorschoolse en vroegschoolse educatie (VVE)

.v

.

Theoriebron Voorschoolse en vroegschoolse educatie (VVE)

fb

Inleiding

ig

ht

Ed

u'

Ac t

ie

Kinderen ontwikkelen zich niet allemaal precies gelijk. De een is wat sneller, de ander heeft meer ruimtelijk inzicht en een derde weet al vroeg leeftijdgenoten te betrekken bij een gezamenlijk spel. Die verschillen zijn heel gewoon. Er zijn ook kinderen die duidelijk achterblijven in ontwikkeling. Wanneer een jeugdverpleegkundige op het consultatiebureau vindt dat een kind achterloopt of dat de situatie thuis te weinig mogelijkheden tot ontwikkeling biedt, dan geeft hij het advies om het kind mee te laten doen aan voorschoolse en vroegschoolse educatie (VVE).

yr

Het speellokaal daagt uit tot spelend leren.

C

op

Voorschoolse en vroegschoolse educatie (VVE) Voor- en vroegschoolse educatie (VVE) is bedoeld voor jonge kinderen van ongeveer twee tot zes jaar met een (taal)achterstand. VVE-programma's zijn speciaal ontwikkeld voor kinderen met een risico op taal- en ontwikkelingsachterstand met als doel de kansen op een goede schoolloopbaan voor deze kinderen te vergroten. Kinderen die moeite hebben met de Nederlandse taal raken niet alleen achter op taalgebied maar kunnen ook andere vakken moeilijk volgen. Kinderen die in aanmerking komen voor VVE worden 'doelgroepkinderen' genoemd. De gemeente is verantwoordelijk voor het bepalen welke kinderen in aanmerking komen voor VVE. Een van de belangrijkste criteria die de gemeenten gebruiken om vast te stellen of een kind tot de VVE-doelgroep behoort, is de zogenaamde gewichtenregeling.

37


Theoriebron Voorschoolse en vroegschoolse educatie (VVE)

Wanneer ouders bijvoorbeeld weinig opleiding hebben, krijgt het kind ‘extra gewicht’ toegekend. In sommige gemeenten wordt al op heel jonge leeftijd bekeken of een kind in aanmerking komt voor VVE.

.v

.

Ontwikkelingsgebieden

Ed

u'

Ac t

ie

fb

Tijdens contactmomenten bijvoorbeeld op het consultatiebureau worden kinderen gescreend op diverse ontwikkelingsgebieden. Screenen wil zeggen dat bekeken wordt of de ontwikkeling op de verschillende ontwikkelingsgebieden past bij de leeftijd van het kind. Er zijn verschillende beschrijvingen van die ontwikkelingsgebieden, maar de volgende vier gebieden horen daar in ieder geval bij: • taalontwikkeling Hierbij gaat het bijvoorbeeld om het vergroten van de woordenschat. • beginnende rekenvaardigheid Dit is het leren tellen en meten, en de oriëntatie in ruimte en tijd. • motorische ontwikkeling Hierbij is aandacht voor het ontwikkelen van grove en fijne motoriek. • sociaal-emotionele ontwikkeling Hierbij gaat het om het stimuleren van zelfstandigheid, zelfvertrouwen en het samen spelen en werken. Sommige indelingen noemen taalontwikkeling en rekenontwikkeling samen: cognitieve ontwikkeling. Motorische ontwikkeling heet ook wel lichamelijke ontwikkeling. Expressie en spelontwikkeling staan soms apart van motorische ontwikkeling genoemd. Morele ontwikkeling past ook bij sociaal-emotionele ontwikkeling. Alle indelingen zijn goed met elkaar te vergelijken en verschillen inhoudelijk nauwelijks van elkaar.

Indicatie

C

op

yr

ig

ht

Wanneer een kind, rond de leeftijd van achttien maanden, op het consultatiebureau komt, wordt de ontwikkeling van het kind beoordeeld. Ieder consultatiebureau kiest een eigen aanpak maar alle consultatiebureaus kijken naar de ontwikkeling van het kind op de verschillende ontwikkelingsgebieden. Wanneer het kind achterloopt op een van die deelgebieden krijgt het een VVE-indicatie. Met de VVE-indicatie kan het kind aangemeld worden bij een kindercentrum dat werkt met een VVE-programma. De voorschoolse educatie is bedoeld voor kinderen van twee tot vier jaar. Wanneer het kind op latere leeftijd achterstand oploopt kan het nog steeds gebruikmaken van VVE. Ook de eerste twee groepen van de basisschool kennen VVE-programma’s. We spreken dan van vroegschoolse educatie.

38

VVE-instellingen Voor het verzorgen van voorschoolse educatie komen kindercentra en peuterspeelzalen in aanmerking. In een kindercentrum voor dagopvang (kinderdagverblijf) kunnen kinderen in de leeftijd van nul tot vier jaar de hele dag worden opgevangen. Een peuterspeelzaal is voor kinderen van twee tot vier jaar en is sterk gericht op spel en op de ontwikkeling van het kind. Het is de bedoeling dat de twee typen instellingen naar elkaar toe groeien en in goede samenwerking met de basisschool de voorschoolse educatie verzorgen. De ministers van onderwijs en sociale zaken willen dat de pedagogisch medewerkers vergelijkbare opleidingen volgen en voldoen aan dezelfde kwaliteitseisen. Een kindercentrum of een peuterspeelzaal kan VVE verzorgen wanneer de instelling VVE-gecertificeerd is. De pedagogisch medewerkers


Theoriebron Voorschoolse en vroegschoolse educatie (VVE)

volgen een cursus in een van de VVE-programma’s en krijgen een certificaat wanneer ze het programma kunnen toepassen. Ze weten dan hoe ze, met behulp van het VVE-programma, kinderen met een achterstand extra kunnen stimuleren.

.v

.

VVE-programma’s

u'

Piramide Kaleidoscoop Startblokken/Basisontwikkeling KO Totaal Sporen Speelplezier Kiki Kansen in kinderen Puk en Ko (Uk en Puk).

Boekenhoek op de basisschool.

C

op

yr

ig

ht

Ed

• • • • • • • •

Ac t

ie

fb

Gemeenten werken samen met instellingen die gebruikmaken van programma’s die speciaal gemaakt zijn voor VVE. Ook basisscholen die veel doelgroepkinderen hebben werken in groep 1 en 2 met VVE-programma’s. Pedagogisch medewerkers en onderwijsgevenden die ermee werken, zijn opgeleid om het programma uit te voeren zoals het bedoeld is. De gemeente kan er dan ook van uitgaan dat de kwaliteit goed is. In een VVE-programma staat hoe je als pedagogisch medewerker, onderwijzer en onderwijsassistent gebruik kunt maken van speelgoed, muziek, voorleesboeken, tekenen, materialen enzovoort om de verschillende ontwikkelingsgebieden te stimuleren. Door het programma te volgen komen alle ontwikkelingsgebieden aan bod. In Nederland zijn verschillende VVE-programma's ontwikkeld die vrijwel allemaal uitgevoerd worden op kinderdagverblijven, peuterspeelzalen en basisscholen. Voorbeelden hiervan zijn:

39


Theoriebron Borgen van de kwaliteit van voorschoolse en vroegschoolse educatie

.v

.

Theoriebron Borgen van de kwaliteit van voorschoolse en vroegschoolse educatie

ie

Ac t

Artikel De ontwikkeling van het jonge kind: een leerplan <

Voorschoolse en vroegschoolse educatie (VVE) is bedoeld voor jonge kinderen van circa twee tot zes jaar met een ontwikkelingsachterstand. Wanneer is er sprake van achterstand en wat kun je doen om achterstand in ontwikkeling weg te werken? Waar let je dan op? Op een of andere manier moet je vast kunnen stellen of de ontwikkeling van het kind bij de leeftijd past of dat het kind een achterstand heeft. Voor de kwaliteit van VVE is het van belang dat je weet wat het kind op een bepaalde leeftijd zou moeten kunnen en hoe je het kind stimuleert in de ontwikkeling. Bekijk ook het Artikel Rekeninhouden voor het jonge kind.

Beheersingsdoelen voor jonge kinderen

u'

Artikel Jonge kind: Rekeninghouden voor het jonge kind <

fb

Inleiding

ig

ht

Ed

Het doel van voorschoolse educatie is om extra aandacht te besteden aan kinderen met een ontwikkelingsachterstand. Die extra aandacht moet ervoor zorgen dat de kinderen die achterstand ingehaald hebben wanneer ze met vier jaar naar de basisschool gaan. Het nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling (SLO) heeft in beeld gebracht wat een kind zou moeten beheersen wanneer het naar de basisschool gaat. De gewenste mate van ontwikkeling is beschreven in beheersingsdoelen. De (beheersings)doelen taal en rekenen zijn bijvoorbeeld afgeleid van de referentieniveaus die sinds augustus 2010 van kracht zijn in het basisonderwijs (zie www.taalenrekenen.nl). Een beheersingsdoel is een beschrijving van iets dat het kind kent of kan. Het kan om cognitie (rekenen en taal) gaan maar ook om (sociale) vaardigheden of gedrag. SLO wil met deze leerplankundige bijdrage een goede aansluiting van voor- naar vroegschoolse educatie mogelijk maken. Alle ontwikkelingsgebieden komen systematisch aan bod.

C

op

yr

Borgen van de kwaliteit van VVE

40

Het doel van de systematische beschrijving van beheersingsdoelen is ervoor te zorgen dat pedagogisch medewerkers en onderwijsassistenten inhoudelijk verantwoorde keuzes kunnen maken. De SLO-schema’s bieden structuur aan de VVE-begeleiding. De pedagogisch medewerker of onderwijsassistent die bewust gebruikmaakt van de beheersingsdoelen, zorgt voor een goede voorbereiding op de basisschool. Een aantoonbare stapsgewijze voorbereiding op de basisschool zorgt voor versterking van de kwaliteit van voor- en vroegschoolse educatie. Wanneer in het VVE-programma de beheersingsdoelen goed aan bod komen spreken we van borging van de kwaliteit van het programma. Met deze doelen kunnen voorschoolse instellingen en scholen hun doorgaande lijn van voorschoolse naar vroegschoolse educatie versterken. Ze leveren zo een bijdrage aan het verlagen van de onderwijsdrempels.


Theoriebron Borgen van de kwaliteit van voorschoolse en vroegschoolse educatie

Ontwikkelingsdoelen en beheersingsdoelen

fb

.v

.

De ontwikkeling van kinderen is te beschrijven in vier gebieden: • taalontwikkeling Hierbij gaat het bijvoorbeeld om het vergroten van de woordenschat. • beginnende rekenvaardigheid Dit is het leren tellen en meten, en de oriëntatie in ruimte en tijd. • motorische ontwikkeling Hierbij is aandacht voor het ontwikkelen van grove en fijne motoriek. • sociaal-emotionele ontwikkeling Hierbij gaat het om het stimuleren van zelfstandigheid, zelfvertrouwen en het samen spelen en werken. SLO heeft voor drie van de vier ontwikkelingsgebieden beheersingsdoelen geformuleerd. Deelgebied

Beheersingsdoel

Taal

Woordenschat en woordgebruik

Kent het verschil tussen ik, jij, hij/zij Gebruikt verleden tijd Gebruikt onbepaalde voornaamwoorden Gebruikt bijvoeglijke naamwoorden Gebruikt het woordje ‘er’

Ac t

ie

Ontwikkelingsgebied

Maakt zinnen met een vervoegd werkwoord, bijvoorbeeld: ‘Peter heeft zuiger uit(ge)daan.’ Maakt eenvoudige samengestelde zinnen (en, dan, toen, en dan, en toen...) Maakt vraagzinnen (wie, wat, waar, hoe...) Kan praten over thema’s buiten het hier-en-nu

Ed

u'

Vloeiend en verstaan¬baar vertellen

ig

ht

Luisteren

C

op

yr

Rekenen

Kan meervoudige instructie en mededelingen begrijpen en uitvoeren, bijvoorbeeld: ‘Als de bel gaat, pak je je tas en ga je netjes in de rij staan.’ Luistert naar een op de leeftijd afgestemd verhaal en begrijpt het verhaal of de informatieve tekst

Omgaan met de telrij

Noemt namen van telwoorden (in liedjes, prentenboeken)Zegt de telrij op vanaf 1 (als liedje of versje)

Omgaan met hoeveelheden

Kan steeds een voorwerp/persoon toevoegen of eraf halen, zoals in versjes (tien kleine kikkertjes, zeven zuurtjes) en beseffen dat het er eentje meer of minder wordt Kan (eerlijk) voorwerpen verdelen over verschillende kinderen/bakjes of in groepjes

41


Theoriebron Borgen van de kwaliteit van voorschoolse en vroegschoolse educatie

Ontwikkelingsgebied

Deelgebied

Beheersingsdoel Ontdekt dat getalsymbolen, tellen, telwoorden en hoeveelheden iets met elkaar te maken hebben Kan vergelijken: wie/wat is groter of langer (welke schoen is kleiner, welke tekening/puzzel is groter, welke toren is hoger?) Kan rijtjes leggen of stapels maken met blokken: hoger en lager maken, langer en korter maken Kan eigen lengte meten, bijvoorbeeld met behulp van een ander en met streepjes op de muur of een strook Herkent begrippen als: lang, groot, hoog, laag, klein.

Zelfbeeld/ontwikkeling van identiteit

Benoemt zichzelf als ‘ik’ Gebruikt en begrijpt het woord ‘wij’ (kent enkele namen) Ontdekt de verschillen en overeenkomsten tussen zichzelf en de andere kinderen in de groep, bijvoorbeeld in lichaamskenmerken, karaktereigenschappen, voorkeuren/afkeuren, afkomst en traditie Toont non-verbaal eigen gevoelens

Ed

u'

Ac t

Sociaal-emotioneel

ie

fb

.v

.

Lengte, omtrek en oppervlakte

ht

Voorbeelden beheersingsdoelen SLO. Het volledig overzicht van beheersingsdoelen is te vinden in het Artikel De ontwikkeling van het jonge kind: een leerplan.

ig

Gebruiken van beheersingsdoelen

C

op

yr

Als pedagogisch medewerker of onderwijsassistent kun je aan de hand van de beheersingsdoelen herkennen wat het kind beheerst en vervolgens werken aan de volgende stap in de ontwikkeling.

42

Drie voorbeelden van het stimuleren van ontwikkeling: • Wanneer een kind nog geen gebruikmaakt van woorden als wie, wat, waar of hoe, kan de pedagogisch medewerker zelf na het voorlezen deze woorden gebruiken om vragen te stellen aan het kind. • Wanneer een kind moeite heeft met begrippen als groot, klein, langer, korter kan de pedagogisch medewerker of onderwijsassistent met streepjes op de muur de lengte van alle kinderen en van hemzelf vastleggen. Hij kan dan wijzend naar de streepjes de begrippen op allerlei manieren gebruiken.


Theoriebron Borgen van de kwaliteit van voorschoolse en vroegschoolse educatie

•

Wanneer een kind moeite heeft met optellen en aftrekken, kan de onderwijsassistent het telraam gebruiken.

Ac t

ie

fb

.v

.

De doelen kunnen helpen om creatieve werkvormen te bedenken die het leren stimuleren.

C

op

yr

ig

ht

Ed

u'

Telraam helpt vooral voor kinderen die graag beelden voor zich zien.

43


Theoriebron Een leerrijke omgeving

.

Theoriebron Een leerrijke omgeving

.v

Inleiding

ht

Ed

u'

Ac t

ie

fb

Wanneer je een kindercentrum of klaslokaal voor groep 1 binnenloopt, zie je speelgoed, klimrekken, toestellen, een glijbaan of een kasteel staan. Je ziet een doos met letters, legoblokken, vrachtwagens met blokken erop, een cijferspel en nog veel meer. Al die materialen, toestellen en bouwsels geven kinderen de kans om spelend te leren. In dit deel van de cursus gaat het over de vraag hoe je het lokaal zo kunt inrichten dat spelend leren wordt gestimuleerd.

ig

Een tot leren stimulerende ruimte.

C

op

yr

De ontwikkeling van het jonge kind

44

Wanneer een kind twee tot drie jaar oud is, kan het goed lopen en klimmen. Het leert steeds beter zijn lichaam onder controle te houden. Ook op sociaal-emotioneel gebied maakt het stappen. Het wordt zelfstandiger en maakt contact met anderen. Het kind begrijpt steeds meer en praat ook steeds meer. Een kind tussen de drie en vier jaar leert beter zijn evenwicht te bewaren en kan op ĂŠĂŠn been staan en hoger springen. Het leert regels, maakt vriendjes en krijgt zelfkennis en zelfvertrouwen. Het kind maakt langere zinnen en praat duidelijker. Een kind van vier tot zes jaar heeft al aardig controle over het lichaam. Evenwicht speelt hierbij een belangrijke rol. De bewegingen worden fijner en meer gecontroleerd. Het kind gaat naar school en wordt zelfstandiger en socialer.


Theoriebron Een leerrijke omgeving

De ontwikkeling van het kind en de leeromgeving

Ac t

ie

fb

.v

.

Wanneer je weet hoe het jonge kind zich normaal ontwikkelt, kun je bedenken hoe je de ontwikkeling kunt stimuleren van kinderen die een hiaat (achterstand) hebben op een of meerdere ontwikkelingsgebieden (taal, rekenen, motoriek en sociaal-emotioneel). Pedagogisch medewerkers en onderwijskrachten bedenken hoe ze de materialen en leermiddelen in de klas een plaats geven om die leeromgeving zo stimulerend mogelijk te maken. Zij richten de leeromgeving zo in dat zij, in contact met de kinderen, materialen en leermiddelen voorhanden hebben om de ‘zone van naaste ontwikkeling’ te activeren. Het begrip ‘zone van naaste ontwikkeling’ komt van de psycholoog Vygotski. Een kind heeft een bepaalde ontwikkeling bereikt en kan met hulp de kloof naar de ‘zone van naaste ontwikkeling’ overbruggen. De pedagogisch medewerker of leerkracht helpt het kind nieuwe dingen te leren door het kind te stimuleren gebruik te maken van kennis en vaardigheden die het al bezit.

Ontwikkelingsfases en ontwikkelingsgebieden

Ed

u'

In iedere ontwikkelingsfase van het kind nemen de vaardigheden toe. Gebruikmakend van de indeling in ontwikkelingsgebieden (taal, rekenen, motorisch en sociaal-emotioneel) kan de pedagogisch medewerker of onderwijsassistent gericht werken aan de ontwikkeling van die vaardigheden.

Motoriek

yr

ig

ht

Het kind van twee tot drie jaar wordt beter in de oog-handcoördinatie en kan een beetje scheuren en plakken. Ook tekenen kan het al een beetje, bijvoorbeeld een cirkel natekenen. Ook traplopen, eerst kruipend en later rechtop lopend, en fietsen behoren tot de motorische ontwikkeling. Een kind in de leeftijd van drie tot vier jaar leert knippen en hogere torens te bouwen. Het kan op volwassen wijze een pen of potlood vasthouden. Verder kan het zichzelf een beetje aankleden en de veters van de schoenen lostrekken. Het leert fietsen met zijwieltjes en op zijn tenen te staan en te lopen. Het kind van vier tot zes jaar leert fietsen zonder zijwieltjes en op andere manieren zijn evenwicht te behouden: op één been staan, op één been hinkelen en klimmen en klauteren. Het kind kan zich aankleden en uitkleden.

C

op

Spraak en taal Een kind tussen de twee en drie jaar kan gemiddeld zinnen van drie woorden maken. Het gaat verkleinwoordjes, voorzetsels en meervoudsvormen gebruiken. Het kind begrijpt eenvoudige aanwijzingen en leert begrippen als groot en klein te gebruiken. Een kind van drie of vier jaar spreekt in korte zinnen en vertelt kleine verhaaltjes. Het kan eenvoudige vragen beantwoorden en kleine tweevoudige opdrachtjes uitvoeren. Voor vreemden is het kind steeds beter te verstaan. Het verbetert de zinsopbouw en leert veel nieuwe woordjes. Het kind wil alles weten en stelt daarom veel vragen. Het leert ook letters herkennen en begrijpen. In de leeftijd van vier tot zes jaar maakt het kind zinnen, die steeds langer worden. Het kent veel woorden en leert er elke dag nieuwe woorden bij.

45


Theoriebron Een leerrijke omgeving

Sociaal-emotioneel

ie

fb

.v

.

Als het kind twee jaar is, speelt het nog niet echt met andere kinderen. Het wil niet dat andere kinderen aan zijn speelgoed zitten. Naarmate het kind ouder wordt, verandert dit en leert het om te gaan met andere kinderen en volwassenen. In de leeftijd van drie tot vier jaar wordt het contact met andere kinderen belangrijker. Het kind gaat samen spelen met andere kinderen en wacht bij het spelen op zijn beurt. Het is zich bewust van emoties en gevoelens van andere kinderen en volwassenen. Het kind ontwikkelt een eigen identiteit. In de leeftijd van vier tot zes jaar zoekt het kind actief en zelfstandig naar contact met andere kinderen. Het kind kan helemaal opgaan in fantasiespel. Ook kan het kan zijn emoties beter sturen: het kan iets anders bedenken als het zijn zin niet krijgt of het gaat onderhandelen. Het kind past zijn gedrag meer aan de situatie aan.

Ac t

De leeromgeving en het stimuleren van leren

Ed

u'

Wanneer kinderen met een achterstand op een van de ontwikkelingsgebieden in een kindercentrum komen, hebben ze bijvoorbeeld wel de leeftijd van een tweejarige maar beschikken ze niet over de vaardigheden die bij die leeftijd past. De pedagogisch medewerker maakt gebruik van zijn kennis van de ontwikkelingspsychologie om de achterstand te herkennen en aan te sluiten bij wat het kind al wel kan en waar het behoefte aan heeft. Zo weet de pedagogisch medewerker dat de sensomotorische ontwikkeling die een kind van nul tot twee jaar meemaakt beperkt kan zijn doordat het kind thuis te weinig speelruimte, speelgoed of aandacht van de ouders of verzorgers heeft gehad. Het jonge kind leert de motoriek te ontwikkelen terwijl het alles om zich heen voelt, ruikt, hoort en ervaart. De pedagogisch medewerker zal in zijn aanpak materialen en toestellen in de ruimte gebruiken om de combinatie van motorische ontwikkeling en gebruik van de zintuigen te stimuleren.

ht

Een herkenbare, gezellige ruimte

C

op

yr

ig

Pedagogisch medewerkers en onderwijsassistenten letten er bij het inrichten van de ruimte op of die kinderen van verschillende leeftijden in de groep uitdaagt tot groei op alle ontwikkelingsgebieden. Tekeningen van kinderen vullen de wanden. Op de vensterbank staan flesjes met rijst, macaroni en boontjes die de kinderen hebben meegenomen. Ze schudden eraan en horen dat ieder flesje een ander geluid geeft. De stagiair heeft een verhaaltje over hemzelf met een foto op het raam geplakt. De plaatsing en het gebruik van materialen in de ruimte draagt daaraan bij. Bij een VVE-gecertificeerde instelling zijn in de ruimte altijd twee pedagogisch medewerkers of leerkrachten aanwezig. Zo is er ook gelegenheid voor individuele begeleiding.

46

Een veilige omgeving De pedagogisch medewerker en onderwijsassistent letten op een veilige omgeving door die overzichtelijk te houden: een omgeving waar een kind met anderen kan spelen maar ook rustig kan tekenen of een boekje bekijken. De pedagogisch medewerker en onderwijsassistent tonen rustig gedrag, schreeuwen niet en corrigeren de kinderen op een rustige en duidelijke manier. Zij zorgen voor overzicht en structuur in het dagritme. Een herkenbare, veilige en gezellige omgeving is de basisvoorwaarde voor een leerrijke omgeving.


Theoriebron Een leerrijke omgeving

Ac t

ie

fb

.v

.

Tellen bij het spel

Joe leert woorden en getallen tijdens het balspel.

C

op

yr

ig

ht

Ed

u'

Joe is een jongen van bijna vier jaar. Tijdens het eten is hij rustig en eet de boterhammen die hij van huis heeft meegenomen. Hij reageert actief op contact met de pedagogisch medewerker en knikt enthousiast wanneer de pedagogisch medewerker benoemt dat ze beiden pindakaas op hun brood hebben. Omdat thuis weinig Nederlands wordt gesproken is met name zijn actief taalgebruik beperkt. De rustige Joe wordt een actief ventje in de speelzaal. Zijn balbeheersing (motoriek) is uitzonderlijk goed. De pedagogisch medewerker voetbalt met Joe, laat hem de bal over een stoeltje schoppen en ook eronderdoor en erlangs. Ondertussen benoemt hij de woorden die erbij horen en telt met hem de keren dat hij raak schiet met behulp van opgestoken vingers. Joe geniet en juicht enthousiast als hij de bal goed plaatst. De pedagogisch medewerker gebruikt de motorische en sociaal-emotionele ontwikkeling van Joe om aan ontwikkeling van taal en rekenen te werken met behulp van materialen in de ruimte.

47


Theoriebron Creatief inzetten van leermiddelen en materialen

.v

.

Theoriebron Creatief inzetten van leermiddelen en materialen

fb

Inleiding

Ac t

ie

Bij leermiddelen denken we al gauw aan lesmateriaal en boekjes. Voor peuters en kleuters en vaak ook nog voor oudere kinderen kunnen bijvoorbeeld puzzels en spelletjes (lotto, memory) leermiddelen zijn. Door ermee te werken leert het kind nieuwe woorden, tellen, plaatjes onderscheiden en onthouden. In dit deel van de cursus geven we voorbeelden van leermiddelen en materialen en leggen uit hoe de pedagogisch medewerker of de onderwijsassistent die leermiddelen kan gebruiken om het leren te stimuleren.

yr

ig

ht

Ed

u'

De puzzel

C

op

Herkennen van vormen en motorisch vaardig worden.

48

Bij het maken van een puzzel leert het kind dat alle stukje deel uitmaken van het geheel. Ze leren hoe ze de stukjes in elkaar kunnen passen. Tegelijk vereist het maken van de puzzel motorische vaardigheid. Een kind van drie kan het goede stukje te pakken hebben, maar kan toch moeite hebben met het plaatsen van het stukje in de puzzel. De pedagogisch medewerker kan de herkenning van vormen stimuleren door te vragen naar de vorm van de randen en de hoeken van de puzzel. Hij kan vragen om eerst eens alle hoekstukjes te pakken. Aan de beginnende puzzelaar kan hij suggesties doen over de plaats van de stukjes door onderdelen van de afbeelding te noemen. Bijvoorbeeld: wat heeft die meneer in de hand? Door onderdelen of figuren te noemen stimuleer je tegelijkertijd de taalontwikkeling van het kind.


Theoriebron Creatief inzetten van leermiddelen en materialen

Ac t

ie

fb

.v

.

Mens-erger-je-niet

Onderschrift: Tellen, op je beurt wachten en leren verliezen horen bij het spel mens-erger-je-niet.

ht

Ed

u'

Meerdere spelers met een eigen kleur pion kunnen meedoen aan het spel. Om de beurt mogen de spelers met de dobbelsteen gooien en stappen vooruit zetten op het bord. Een speler kan een pion van de andere speler eraf gooien. Sta je met een of meer pionnen op het bord dan moet je een keuze maken met welke pion je het beste door kan gaan en hoe je de kans verkleint dat je eraf gegooid wordt. Je kunt pas beginnen wanneer je zes ogen gooit met de dobbelsteen. Door het verplaatsen van de pionnen oefen je ook de fijne motoriek. Er kunnen wel twaalf pionnen op het bord staan die je moet laten staan. Naast motorische en rekenvaardige ontwikkeling komt er spelinzicht en sociaal-emotionele ontwikkeling bij kijken. Het kind leert op de beurt te wachten en - het spel zegt het al - zich niet ter ergeren.

C

op

yr

ig

Met bouwen de ruimte verkennen

Bouwen is leren werken met vormen in de ruimte.

49


Theoriebron Creatief inzetten van leermiddelen en materialen

ht

Ed

u'

Ac t

ie

Gekleurde vormen in de ruimte

fb

.v

.

Rekenen gaat niet alleen over getallen maar ook over het ontwikkelen van ruimtelijk inzicht. Door het werken met bouwblokken van verschillende grootte en vorm leert het kind vormen te benoemen en te gebruiken om te bouwen. Het leert dat je een vierkante vorm niet in een rond gat kunt stoppen. En een kleine ronde vorm past wel in een groot rond gat, maar omgekeerd werkt het niet. Het kind leert door het werken met lange en korte legostukjes, met raampjes en wieltjes om allerlei elementen samen te voegen tot een huis, een vrachtwagen of een garage. Hoe maak je een stabiel of juist gemakkelijk om te gooien bouwwerk? Motorische ontwikkeling gaat samen met inzicht in vormen die al dan niet op elkaar aansluiten. In het kindercentrum gebruiken ze vaak hele grote legostukken, omdat de kleine legoblokjes om motorische vaardigheid vragen die het kind nog niet heeft ontwikkeld.

Kleuronderscheid helpt bij het herkennen van vormen in de ruimte.

C

op

yr

ig

Met dit lesmateriaal kan de pedagogisch medewerker of leerkracht rekenvaardigheid, taalvaardigheid en ruimtelijk inzicht stimuleren. Hij kan het kind vragen om de verschillende kleuren en vormen aan te wijzen. Hij kan zelf een vorm aanwijzen en vragen hoe die vorm heet en welke kleur die vorm heeft. De pedagogisch medewerker of leerkracht kan vragen naar het aantal vormen met een bepaalde kleur of naar de verschillende groottes van de vormen. Hij kan het kind vragen vormen te verplaatsen naar de andere kant en naar de hoeveelheid aan beide kanten vragen. Hij kan vragen of dezelfde vormen ook dezelfde kleur hebben. Ook de kleurlijnen waarop de vormen zijn geregen kunnen gebruikt worden. De pedagogisch medewerker of leerkracht kan vragen naar de vormen op een bepaalde kleurlijn of naar het aantal vierkantjes op een bepaalde lijn en naar verschillen in de richting van de lijnen. Met een eenvoudig toestel zijn meerdere ontwikkelingsgebieden aan te spreken.

50


Theoriebron Creatief inzetten van leermiddelen en materialen

Ac t

ie

fb

.v

.

Beeld en taal in de boekenhoek

Tekst en plaatjes: spelenderwijs leren van letters en woorden.

Ed

u'

Praten tegen een kind en het bewust kiezen van woorden zorgt voor groei van de woordenschat. Het kind zegt de woorden na en krijgt begrip van wat het woord voorstelt. Een kind dat geboeid luistert naar een verhaal zal woorden leren door te luisteren. Een plaatjesboek met een eenvoudige tekst maakt dat de pedagogisch medewerker of onderwijsassistent, tijdens het voorlezen, de taal direct kan koppelen aan het beeld. Door in een latere fase met de vinger langs de woorden te bewegen en de tekst uit te spreken ziet en hoort het kind dat de letters iets te maken hebben met wat de pedagogisch medewerker of de leerkracht zegt. Een eerste stap op weg naar de herkenning van letters, woorden en zinnen.

ht

Kleuren en spiegelen

C

op

yr

ig

Wat gebeurt er wanneer je een puzzel met veel verschillende kleuren en je hand daarachter tegen de spiegel aanlegt? Wat dicht bij de spiegel ligt, wordt ook dichtbij weerspiegeld. Door een hand terug te trekken verdwijnt die hand ook verder in de gespiegelde ruimte. Het kind kan eindeloos spelen met het verplaatsen van de kleurvormen en bekijken wat het effect is in de spiegels. Wanneer de spiegels niet helemaal op elkaar aansluiten zal een deel van de puzzel niet in de spiegel te zien zijn. Door te schuiven met de puzzel ziet het kind wat het effect daarvan in de spiegel is. Werken met spiegels kan regelmatig terugkomen in de volgende jaren van de basisschool omdat het elementen bevat die later in de wiskunde terugkomen.

51


Theoriebron Creatief inzetten van leermiddelen en materialen

Ac t

ie

fb

.v

.

Anna

Taalontwikkeling door luisteren naar taal en beeld van het poppenkastspel.

ht

Ed

u'

De vijfjarige Anna heeft twee jaar op de peuterspeelzaal gezeten. Ze kwam daar met een taalachterstand en was nogal verlegen. Op de peuterspeelzaal zagen de pedagogisch medewerkers dat ze fantasievol is en andere kinderen kan uitdagen tot allerlei capriolen op de mat. In groep 2 van de basisschool is ze dol op verkleden en op de poppen van de poppenkast. Ze speelt graag verschillende rollen. De onderwijsassistent besteedt vandaag extra aandacht aan Anna. Hij speelt samen met haar een poppenkastverhaal en herhaalt regelmatig de woorden die in het verhaal voorkomen. Hij laat Anna een vervolg op het verhaal verzinnen en gaat mee in het vervolg van het verhaal. Door terug te komen op de situaties in het verhaal zorgt de onderwijsassistent ervoor dat Anna nieuwe woorden onthoudt.

C

op

yr

ig

Klaas

Het zand valt uit elkaar door de zeef.

52


Theoriebron Creatief inzetten van leermiddelen en materialen

fb

.v

.

Klaas gaat bijna naar de basisschool. Hij kreeg op tweejarige leeftijd een VVE-indicatie omdat hij op dat moment niet goed om kon gaan met de spanningen in de thuissituatie. Klaas is een vriendelijke, zachtaardige jongen. Hij helpt de pedagogisch medewerkers met opruimen, maakt aan het eind van de middag de verfhoek schoon en speelt rustig met de jongere kinderen. Van het wroeten in de klei en de zandbak blijft hij genieten. De pedagogisch medewerkers hebben gemerkt dat hij het soms nodig heeft om zich terug te trekken en een drukke ochtend verwerkt door zand in allerlei vormen te gieten, te kleien of te verven. Hij vertelt de pedagogisch medewerkers tegenwoordig wanneer hij last heeft van drukte en met de pedagogisch medewerker zoekt hij dan een activiteit voor zichzelf. Klaas leert op deze manier ruimte voor zichzelf op te eisen en weet steeds beter wat hij kan doen wanneer hij de omstandigheden te spannend vindt.

Ed

u'

Ac t

ie

Patrick

ht

Kinderen aan het kleien.

C

op

yr

ig

De tweejarige Patrick is gefascineerd door kinderen met krulhaar. Hij trekt graag aan die haren. De pedagogisch medewerkers laten Patrick voorzichtig voelen dat het pijn doet en laten hem dan ervaren dat aaien prettiger is. Patrick gaat niet uit zichzelf spelen en omdat hij graag dingen aanraakt en eraan voelt, laat de pedagogisch medewerker Patrick die middag met verf spelen. Hij laat hem zien dat er verschillende kleuren zijn. Hij stopt zijn vingers in de ene kleur verf, dan in de ander kleur en smeert de verf daarna op een blad papier. Hij zou er wel de hele middag mee door willen gaan. De pedagogisch medewerker, die er steeds bij is gebleven, bedenkt dat het voor dit kind goed werkt wanneer het kan spelen met klei, zand, verf of water.

53


Theoriebron Interactievaardigheden

.

Theoriebron Interactievaardigheden

.v

Inleiding

ht

Ed

u'

Ac t

ie

fb

Een kind heeft anderen nodig om zich prettig te kunnen voelen en zich goed te kunnen ontwikkelen. Het heeft behoefte aan aandacht, warmte en emotionele steun. De pedagogisch medewerker en onderwijsassistent spelen in op de behoefte van het kind. Zij zorgen voor overzicht en structuur in het dagritme. Als dat nodig is corrigeren ze gedrag en leggen rustig en duidelijk uit hoe bijvoorbeeld een ander kind dat gedrag ervaart. Een emotioneel veilige omgeving is voorwaarde voor een evenwichtige ontwikkeling.

Spreek duidelijk af wat wel en niet mag bij bijvoorbeeld speeltoestellen!

ig

Responsieve sensitiviteit

C

op

yr

Als pedagogisch medewerker of onderwijsassist moet je gevoelig zijn (sensitief) voor de signalen die het kind afgeeft, door goed te kijken naar het kind en te proberen te begrijpen wat het bedoelt. Vervolgens is het belangrijk dat je adequaat reageert (responsief) door op de juiste manier in te spelen op de signalen van het kind. Het is belangrijk om de emoties en gevoelens van kinderen, bijvoorbeeld bij angst of verdriet, te verwoorden. Op deze manier kun je als pedagogisch medewerker laten merken dat je je betrokken voelt bij wat het kind doet, bij wat het voelt en meemaakt, dat je hiervoor begrip hebt en dat je het kind hierin ondersteunt. Dit hoeft niet altijd te betekenen dat het kind krijgt wat het wil. Je kunt niet altijd aan zijn wensen tegemoetkomen, maar je kunt wel laten merken dat je zijn gevoelens opvangt.

54


Theoriebron Interactievaardigheden

Omgaan met conflicten en veiligheid bieden

ie

Respect voor autonomie

fb

.v

.

Bij een ruzie tussen twee kinderen kun je laten merken dat je er voor allebei bent. Je kunt de kinderen helpen om hun gevoelens naar elkaar te uiten en tot een oplossing van het conflict te komen. Zo zal een kind ervaren dat het op de pedagogisch medewerker of leerkracht kan rekenen, dat deze hem de moeite waard vindt en vertrouwen in hem heeft. Dit geeft hem een gevoel van veiligheid. Hierdoor zal het vertrouwen krijgen in de omgeving en in zichzelf en zal het kind, vanuit deze veilige basis, de omgeving durven te ontdekken en nieuwe dingen durven te proberen. Een kind zal daardoor in staat zijn nieuwe vaardigheden te oefenen en zichzelf verder te ontwikkelen. Een kind dat sensitief-responsieve reacties ontvangt van opvoeders zal veerkracht ontwikkelen. Het kind leert voor zichzelf op te komen en tegelijkertijd rekening te houden met anderen.

Ed

u'

Ac t

Ieder kind is anders, dus ieder kind zal de dingen op zijn eigen manier doen. Het is goed wanneer een kind eerst zelf oplossingen zoekt voor de problemen waar het mee te maken krijgt. Zo leert het oplossingsgericht te denken en ontwikkelt het kind zelfredzaamheid. Ook heeft iedere leeftijd weer zijn eigen behoeften. Door als opvoeder een kind als een apart individu te beschouwen en aan te sluiten bij de eigenheid van een kind, zal een kind tot zijn recht kunnen komen. Respect voor autonomie betekent ook dat een volwassene een kind voor vol aanziet en rekening houdt met zijn gevoelens, wensen en ideeĂŤn en daarover met het kind in gesprek gaat. Respect voor autonomie betekent dat een kind steun krijgt bij activiteiten waarbij het die nodig heeft en dat het ongestoord bezig kan zijn wanneer dat mogelijk is.

Structuur bieden

C

op

yr

ig

ht

Structuur geeft kinderen houvast en vergroot hun gevoel van veiligheid en zekerheid. Kinderen die zich veilig en zeker voelen, voelen zich vrij om op onderzoek uit te gaan en hun ervaringen te verbreden. Hierdoor worden ze in staat gesteld om nieuwe dingen te leren. Structuur en ordening kunnen aangebracht worden door een vaste dagindeling, vaste plekken voor de verschillende activiteiten, vaste plaatsen voor materialen en een duidelijke opbouw van activiteiten. Wanneer je als pedagogisch medewerker of onderwijsassistent zelf ook voorspelbaar bent in je gedrag, draagt dit bij aan een duidelijke structuur en ordening. Zo weet een kind waar het aan toe is, wat wel en niet mogelijk is en kan het zijn gedrag beter afstemmen op de situatie.

Grenzen stellen Door consequent en respectvol grenzen te stellen aan het gedrag van kinderen weten kinderen wat je van hen verwacht en wat wel en wat niet mag. Door zelf het goede voorbeeld te geven, gedragsregels regelmatig te herhalen, gewenst gedrag te benoemen en te belonen, kan gewenst gedrag in stand blijven. Wanneer een kind iets doet wat niet mag, is het belangrijk dat je kort uitlegt waarom dat gedrag niet geaccepteerd wordt. Ook kun je uitleggen wat de gevolgen van deze daden zijn voor een ander en voor de gevoelens van een ander. Kinderen ontwikkelen op die manier empathie, het vermogen zich in te leven in een ander. Door te benoemen wat wel en niet mag breng je normen en waarden over op kinderen. Door het overbrengen van normen en waarden help je kinderen bij de ontwikkeling van hun geweten.

55


Theoriebron Interactievaardigheden

Praten en uitleggen

fb

.v

.

Het is belangrijk om regelmatig met kinderen te praten en daarbij woorden te gebruiken die passen bij hun taal- en begripsniveau. Kinderen tussen vier en twaalf jaar verschillen enorm in hun ontwikkeling en daarbij ontwikkelt ieder kind zich in zijn eigen tempo. Wanneer je rustig en duidelijk praat, kan het kind je beter volgen. Praat vooral ook met het kind over wat het bezighoudt en wat zijn interesse heeft. Door veel te praten met kinderen en door uitleg te geven, leert de pedagogisch medewerker of onderwijsassistent kinderen om de wereld om zich heen te begrijpen. Kinderen leren hun gedrag af te stemmen op het gedrag van de omgeving zonder hun autonomie te verliezen. Door te praten en uitleg te geven bevorder je naast de taalontwikkeling ook de cognitieve en de sociale ontwikkeling.

ie

Interacties tussen kinderen onderling

C

op

yr

ig

ht

Ed

u'

Ac t

Het is voor de ontwikkeling van kinderen goed dat ze in aanraking komen met leeftijdsgenootjes. Ze leren om met elkaar om te gaan, samen te spelen, voor zichzelf op te komen of aardig voor een ander te zijn. Omdat kinderen binnen de kinderopvang in groepen met andere kinderen opgevangen worden, is dit een ideale plaats om sociale vaardigheden op te doen. Kinderen doen daarbij positieve en negatieve ervaringen op. Als pedagogisch medewerker heb je door je manier van ondersteunen en begeleiden veel invloed op de manier waarop interacties tussen kinderen verlopen. Het is dus niet alleen belangrijk dat je zelf positieve interacties met kinderen aangaat, maar ook dat je positieve interacties tussen kinderen onderling bevordert.

56


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.