.v .
Cursus
co
py r
ig h
tE
du
'A
ct ie
fb
Ontwikkelingspsychologie
Colofon
.v .
Uitgeverij: Edu’Actief b.v. 0522-235235 info@edu-actief.nl www.edu-actief.nl
Inhoudelijke redactie: Jo-Anne Schaaf Titel: Ontwikkelingspsychologie voor MZ en VZ
© Edu’Actief b.v. 2016
ct ie
ISBN: 978 90 3723 381 0
fb
Auteur: Martine Brouwer
'A
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
tE
du
Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h Auteurswet dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in compilatiewerken op grond van artikel 16 Auteurswet kan men zich wenden tot de Stichting PRO (www.stichting-pro.nl). De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.
co
py r
ig h
Door het gebruik van deze uitgave verklaart u kennis te hebben genomen van en akkoord te gaan met de specifieke productvoorwaarden en algemene voorwaarden van Edu’Actief, te vinden op www.edu-actief.nl.
Inhoudsopgave Over deze cursus
Inleiding ontwikkelingspsychologie Ontwikkeling van de baby en peuter
.v .
7 8 15
Ontwikkeling van kleuters en schoolkinderen
19
23
ct ie
Ontwikkeling van de puber en adolescent Ontwikkeling van de volwassene en oudere
26
Theoriebron Algemene ontwikkelingspsychologie Theoriebron Leren
33
fb
OriĂŤntatie
4
31
'A
Theoriebron Onderzoekers in de ontwikkelingspsychologie Theoriebron De basis van veiligheid in de opvoeding
35
39
du
Theoriebron Ontwikkeling van de baby (0 tot 18 maanden) Theoriebron Ontwikkeling van de peuter (1,5 tot 4 jaar)
tE
Theoriebron Ontwikkeling van de kleuter (4 tot 6 jaar)
41 44
47
Theoriebron Ontwikkeling van het schoolkind (6 tot 12 jaar)
ig h
Theoriebron Ontwikkeling van de puber (12 tot 16 jaar)
50
52
Theoriebron Ontwikkeling van de adolescent/jongvolwassene (16 tot 21 jaar) Theoriebron Ontwikkeling van de volwassene (21 tot 65 jaar)
56
58
co
py r
Theoriebron Ontwikkeling van de oudere (65 en ouder)
54
3
Over deze cursus
Over deze cursus
.v .
Inleiding
du
'A
ct ie
fb
Een mens ontwikkelt zich het hele leven door. Deze cursus gaat over deze ontwikkelingen. We beginnen met de ontwikkelingspsychologie algemeen. Daarna bespreken we de ontwikkelingen die baby’s doormaken en eindigen we bij de ontwikkelingen bij hoogbejaarden. We kijken naar welke factoren invloed hebben op gedrag, en er is aandacht voor onderzoek naar de ontwikkelingsgebieden van de mens. Daarnaast bespreken we praktische tips over hoe je kunt omgaan met iemand in verschillende levensfasen.
Een mens blijft zich zijn hele leven lang ontwikkelen.
Leerdoelen
py r
ig h
tE
Je kunt: • benoemen welke factoren invloed hebben op gedrag • de gehechtheidsrelaties volgens Bowlby beschrijven en het belang van een veilige hechting aangeven • scheppende voorwaarden van ouders/verzorgers bij de ontwikkeling van een kind benoemen • de ontwikkelingstaken van de baby, de peuter, de kleuter, het schoolkind, de puber, de adolescent, en de volwassene op de verschillende ontwikkelingsgebieden beschrijven • de taken en levensvragen van de oudere op de verschillende ontwikkelingsgebieden beschrijven.
Beoordeling
co
Beoordelingsformulier <
4
Aan het eind van de cursus wordt je parate kennis beoordeeld met een toets. Je praktische beheersing van de leerdoelen wordt getoetst met twee beroepsproducten. Deze worden op verschillende punten beoordeeld: op inhoud (producteisen) en op de uitvoering (processtappen). Andere belangrijke punten bij de beoordeling zijn: actieve deelname aan de lessen, nette uitwerking van de opdrachten in correct Nederlands. Je vindt ze bij elkaar in het beoordelingsformulier.
Over deze cursus
Planning Een beroepsproduct maken kost tijd. Daarom moet je dit goed plannen. Lees eerst de opdracht van het beroepsproduct goed door en vul daarna het planningsformulier in. Neem ook de andere opdrachten van deze cursus op in je totale planning. Zo voorkom je dat je in tijdnood komt.
.v .
Planningsformulier <
fb
Beroepsproduct: Concept voor activiteiten
ct ie
Aantal deelnemers: 4 Je maakt een beschrijving van vier activiteiten in concept, die de ontwikkeling stimuleert van pubers die zonder ouders naar Nederland gevlucht zijn. Plan een datum waarop je dit beroepsproduct inlevert. Vul deze datum in op je planningsformulier.
Casus
tE
du
'A
In het Doggershoek, een oude jeugdgevangenis in Den Helder, wonen jongeren die zonder hun ouders hun thuisland ontvlucht zijn. Ze worden hier opgevangen en voorbereid op deelname aan de maatschappij. De jongeren gaan eerst naar een speciale school om de taal te leren, zodat ze daarna kunnen instromen in het reguliere onderwijs. Voor deze vluchtelingen ontwikkelen jullie bij elk van de ontwikkelingsgebieden een spel of activiteit om dat ontwikkelingsgebied te stimuleren. Daarnaast moeten deze opdrachten de jongeren laten wennen aan de Nederlandse cultuur. De activiteit beschrijven jullie in concept. Ontwikkelingsgebieden: • lichamelijke en motorisch gebied • cognitief gebied • sociaal/emotioneel gebied • seksueel gebied.
ig h
Eisen aan de uitvoering Maak een planning en een taakverdeling. Ontwerp per ontwikkelingsgebied een activiteit/spel. Beschrijf de spellen/activiteiten in concept en bundel. Ontwerp een uitwerking van een spel/activiteit. Werk een spel/activiteit uit tot een uitvoerbare activiteit. Elke concept beslaat maximaal twee A4’tjes en heeft informatie over: – voor welke doelgroep het is – welk ontwikkelingsgebied je hiermee wilt stimuleren – de kern van de activiteit – op welke manier dit spel of deze activiteit bijdraagt aan de stimulatie van het ontwikkelingsgebied. Eén concept werk je helemaal uit tot een uitvoerbare activiteit, met duidelijke instructies en onderbouwing van de elementen. Als er materialen nodig zijn voor de activiteit, moeten deze aanwezig zijn. De concepten bundelen jullie in een boek met duidelijke vermelding van de auteurs. Laat elke processtap goedkeuren door je docent, voordat je begint aan de volgende processtap.
co
py r
• • • • • •
5
Over deze cursus
Het beroepsproduct voldoet aan de volgende eisen: • planning en taakverdeling • per ontwikkelingsgebied een activiteit/spel ontworpen • beschrijving van spellen/activiteiten in concept en gebundeld tot boek • ontwerp uitwerking spel/activiteit • uitwerking van spel/activiteit.
fb
Concept voor activiteit/spel Algemeen Het ziet er netjes en verzorgd uit.
.v .
Eisen aan het beroepsproduct
ct ie
Concept • Het is duidelijk voor welke doelgroep het spel/de activiteit bedoeld is. • Voor elk ontwikkelingsgebied is er een spel/activiteit. • Het is duidelijk op welke wijze dit spel of deze activiteit bijdraagt tot de stimulatie van het ontwikkelingsgebied.
'A
Uitwerking van activiteit/spel • Een van de activiteiten is uitgewerkt tot een uitvoerbare activiteit. • Deze heeft duidelijke instructies. • Het benodigde materiaal is aanwezig.
Bij het ouder worden doorloopt iedereen verschillende levensfasen en maken we een ontwikkeling door. In deze cursus gaat het over hoe de gemiddelde persoon zich ontwikkelt. In je werk ga je ook cliënten tegenkomen die zich niet volgens dit gemiddelde ontwikkelen. Je begeleiding stem je af op de cliënt, zijn situatie en ontwikkeling. Herkennen en oog hebben voor de verschillen en overeenkomsten in ontwikkeling is niet zo eenvoudig als het klinkt. In de eindopdracht loop je alle ontwikkelingsfasen samen nog een keer door.
tE
Werkmodel Eindopdracht <
du
Beroepsproduct: Eindopdracht
co
py r
ig h
Maak Werkmodel Eindopdracht.
6
Oriëntatie
Oriëntatie Opdracht 1
Puntje, puntje, puntje
.v .
Twee leerlingen gaan buiten op de gang staan. De overige leerlingen kiezen een werkwoord dat te maken heeft met het onderwerp van deze cursus.
fb
De twee leerlingen mogen weer binnen komen en krijgen vijf minuten de tijd, om met het stellen van gesloten vragen achter het werkwoord te komen. Ze mogen drie keer naar het werkwoord raden. Als ze het dan nog niet goed hebben, moeten ze het werkwoord uitbeelden en gaan zitten.
Opdracht 2
ct ie
Als ze het werkwoord geraden hebben, wijzen zij de volgende twee leerlingen aan die buiten op de gang moeten staan, zodat het spel zich kan herhalen (anders wijst de docent twee andere leerlingen aan).
Bingo
tE
du
'A
Er staan vijftien moeilijke woorden op het bord, die met het onderwerp van de cursus te maken hebben. Maak een bingoblaadje met negen vakken:
ig h
Schrijf in een willekeurige volgorde, in ieder vlak een woord van het bord. Geef jouw blaadje aan je buurman links. De docent geeft een uitleg van een woord zonder het woord te noemen. Als het woord op je blaadje dat voor je ligt voorkomt, streep je het door. Als je alle woorden hebt doorgestreept, roep je BINGO.
co
py r
Alle woorden worden die nog niet genoemd zijn worden kort besproken.
Opdracht 3
Geef eens een voorbeeld a. Geef eens een voorbeeld van drie vragen die je aan een cliënt kunt stellen, als je signaleert dat de ontwikkeling van hun kind anders verloopt dan verwacht.
b. Geef een voorbeeld van twee observatiepunten bij een vermoeden van een achterstand in de motoriek.
7
Inleiding ontwikkelingspsychologie
.v .
Inleiding ontwikkelingspsychologie Inleiding
Leerdoelen
ct ie
fb
Eén ding is zeker aan het leven: het is eindig. Tijdens je leven ben je in ontwikkeling. Met andere woorden: je maakt veranderingen door. Ontwikkelingspsychologie gaat over het kijken vanuit verschillende ontwikkelgebieden naar deze veranderingen. Verandering komt doordat je groeit, ouder wordt en leert. Er is veel onderzoek gedaan naar hoe de ‘normale’ ontwikkeling verloopt en hoe deze het best gestimuleerd kan worden.
Bestudeer Theoriebron Algemene ontwikkelingspsychologie en maak de volgende opdrachten. a. Vertel in je eigen woorden wat het verschil is tussen de grove en de fijne motoriek.
ig h
Theoriebron Algemene ontwikkelingspsychologie <
Ontwikkelingsgebieden
tE
Opdracht 1
du
'A
Je kunt: • uitleggen dat er bij de ontwikkeling gekeken wordt naar verschillende ontwikkelingsgebieden • het verschil tussen nurture en nature en de manier waarop mensen leren uitleggen • uitleggen welke invloed het onderzoek van de bekendste ontwikkelingspsychologen heeft op de manier van begeleiden van cliënten • uitleggen waarom een gehechtheidsrelatie belangrijk is • de scheppende voorwaarden bij de ontwikkeling van een kind benoemen.
py r
b. Wat zijn de twee belangrijkste uitgangspunten van de sociale ontwikkeling?
co
c. De seksuele ontwikkeling begint al bij de geboorte. Waardoor komt dat?
8
d. Leg in eigen woorden uit waarom er verschillende ontwikkelgebieden zijn maar deze niet los van elkaar gezien kunnen worden?
Inleiding ontwikkelingspsychologie
Theoriebron Leren < Website Lino <
Ervaringsleren, herhalingsleren, imiterend leren In de Theoriebron Leren kun je lezen dat er drie verschillende manieren van leren zijn. Beschrijf in de tabel in eigen woorden wat ervaringsleren, herhalingsleren en imiterend leren is. Geef voorbeelden van dingen die je op deze manier kunt leren. Manier van leren
Betekenis in eigen woorden
.v .
Opdracht 2
Voorbeeld van wat je op deze manier kunt leren
fb
Ervaringsleren Herhalingsleren
ct ie
Imiterend leren
Maak een collage waarin de drie manieren van leren verwerkt zitten. Geef per soort leren voorbeelden met tekst, afbeeldingen enzovoort.
Nature en nurture
'A
Opdracht 3
Bestudeer de Theoriebron Leren en beantwoord de volgende vragen.
tE
du
a. Nature en omgevingsfactoren bepalen de persoonlijkheid van een mens. Leg in je eigen woorden uit wat nature betekent.
b. Geef een voorbeeld van een naturefactor die de persoonlijkheid van iemand bepaalt.
ig h
c. Leg in je eigen woorden uit wat nurture betekent.
py r
d. Geef een voorbeeld van een nurturefactor die de persoonlijkheid van iemand bepaalt.
co
e. Kijk eens goed naar jezelf en wie je nu bent in een denkbeeldige spiegel. Welke eigenschappen en uiterlijke kenmerken zijn nature en welke zijn nurture?
f. Beschrijf welke personen/gebeurtenissen het meest invloed gehad hebben op jouw ontwikkeling.
9
Inleiding ontwikkelingspsychologie
Opdracht 4
Aanleg en ervaring Bestudeer in de Theoriebron Leren. In deze Theoriebron lees je over aanleg en ervaring; twee verschillende dingen die invloed op elkaar hebben. Weet jij het verschil? Kies het juiste antwoord.
fb
.v .
a. Naomi leert danspasjes van haar zus, die haar aanwijzingen geeft. ervaring / aanleg Leon kan heel veel muziekinstrumenten bespelen. ervaring / aanleg Kim heeft net leren omrollen. Als ze omrolt krijgt ze lovende woorden. ervaring / aanleg Tim kan prachtig schilderen. ervaring / aanleg Meike is goed in iedere sport die ze doet. ervaring / aanleg Jasper kan na twee weken oefenen zonder zijwieltjes fietsen. In zijn straat fietsen veel kinderen. ervaring / aanleg b. Bedenk zelf drie voorbeelden van aanleg en drie voorbeelden van ervaring.
ct ie
Aanleg:
'A
Ervaring:
Bestudeer de Theoriebron Onderzoekers in de ontwikkelingspsychologie en beantwoord volgende vragen. a. Maslow heeft de menselijke behoeftes gerangschikt. Beschrijf elke behoefte en geef een voorbeeld.
ig h
Theoriebron Onderzoekers in de ontwikkelingspsychologie <
Onderzoekers
tE
Opdracht 5
du
Tip: laat in de voorbeelden vooral een duidelijk VERSCHIL tussen beide zien!
Behoefte
Werkmodel Erikson <
co 10
Voorbeeld
Lichamelijk
py r
Website ReadWriteThink <
Omschrijving
Veiligheid en zekerheid Sociale contacten Waardering en erkenning Zelfontplooiing
b. Beargumenteer op één A4’tje de behoeftepiramide van Maslow. Verwerk daarin de volgende punten: 1. Waarom vindt Maslow de bevrediging van de fundamentele behoeften belangrijk? 2. Waartoe kunnen onbevredigde behoeften leiden?
Inleiding ontwikkelingspsychologie
Fase
.v .
3. Wat is de rol van de omgeving in de mogelijkheid van de bevrediging van de behoeften? 4. Waarom denk jij dat de door Maslow gestelde ordening niet aantoonbaar is? 5. Wat is jouw eigen mening over de theorie van Maslow? c. Piaget onderscheidt vier verschillende ontwikkelingsfasen bij kinderen. Leg uit wat elke fase inhoudt. Uitleg
fb
Sensomotorische ontwikkeling Preoperationele ontwikkeling
ct ie
Concreet-operationele ontwikkeling Formeel-operationele ontwikkeling
du
'A
Zet de vier fasen in een tijdlijn in een timeline via de website ReadWriteThink. Schrijf de naam van de fase erbij en met welke leeftijd deze fase afspeelt. d. Volgens Piaget reageert een kind vanuit zichzelf. Hij zegt dat dit egocentrisch is, maar niet egoïstisch. Zoek de betekenis op van de woorden egocentrisch en egoïstisch.
e. Gebruik de theorie om in je eigen woorden uit te leggen waarom het kind volgens Piaget
tE
egocentrisch is, maar niet egoïstisch.
co
py r
ig h
f. Volgens Vygotsky zijn er twee ontwikkelingsniveaus. Schrijf de twee niveaus in eigen woorden op.
g. Gijs kan vanaf nu zelf zijn veters strikken In welk ontwikkelingsniveau zit Gijs?
h. Miriam kan heel goed het deeg kneden voor de appeltaart. Haar moeder helpt met de rest van de appeltaart. In welk ontwikkelingsniveau zit Miriam?
i.
Wat is volgens Vygotsky belangrijk in de ontwikkeling van kinderen?
11
Inleiding ontwikkelingspsychologie
Pavlov is de grondlegger van de klassieke conditionering. Hoe werkt de klassieke conditionering volgens Pavlov? Benoem hierin de positieve en negatieve consequenties.
.v .
j.
Volgens Skinner werken positieve ervaringen en gevolgen als versterkers van het gedrag. Negatieve gevolgen en ervaringen werken juist als remmers van het gedrag. Geef een voorbeeld van een positieve ervaring die werkt als versterker op het gedrag.
ct ie
l.
fb
k. Waarom is het belangrijk dat een opvoeder consequent reageert op een kind?
du
'A
m. Geef een voorbeeld van een negatieve ervaring die werkt als remmer op het gedrag.
Erikson zegt dat een mens acht verschillende fasen in zijn leven doorloopt. Ga naar het Werkmodel Erikson en trek lijnen tussen de ballonnen. Verbind daarmee de fasen met de juiste levenstaken en de juiste positieve uitkomst.
ig h
tE
n. Feil ontwikkelde de Validation Therapy. Hoe zou je volgens deze therapie met dementerende ouderen om moeten gaan?
co
py r
o. Al deze grondleggers hebben onderzoek gedaan op het gebied van gedrag. Zet de volgende woorden en begrippen in de juiste kolom: Skinnerbox - honden kwijlen - klassieke conditionering â&#x20AC;&#x201C; probleem oplossen - behaviorisme - taal als instrument - motivatietheorie - oplossing versus vegetatie - observaties - denken door doen - denken door relaties - sensomotorische ontwikkeling â&#x20AC;&#x201C; behoeftepiramide â&#x20AC;&#x201C; validation therapy - levenslooptheorie Piaget Vygotsky Pavlov Skinner Maslow Erikson Feil
12
Inleiding ontwikkelingspsychologie
Werkmodel Morele ontwikkeling <
Morele ontwikkeling In het Werkmodel Morele ontwikkeling staan de verschillende morele fasen vermeld. Beschrijf voor elke fase in je eigen woorden wat deze inhoudt. a. Preconventionele fase:
.v .
Opdracht 6
b. Conventionele fase:
fb
c. Postconventionele fase:
Verzin in tweetallen een voorbeeld van een situatie bij elke fase van de ontwikkeling.
ct ie
d. Preconventionele fase:
Opdracht 7
Gehechtheidsrelatie
Bestudeer de Theoriebron De basis van veiligheid in de opvoeding en beantwoord de volgende vragen.
ig h
Theoriebron De basis van veiligheid in de opvoeding <
tE
du
f. Postconventionele fase:
'A
e. Conventionele fase:
a. Wat is een gehechtheidspersoon?
co
py r
b. Hoe ontstaat een gehechtheidsrelatie?
c. Wat is het belang van de kwaliteit van de gehechtheidsrelatie?
d. Waar oefent de mate van verbondenheid met de opvoeder invloed op uit?
13
Inleiding ontwikkelingspsychologie
e. Waar kunnen scheidingen en dreigingen van scheiding in de vroege jeugd toe leiden?
Opdracht 8
Een goede gehechtheidsrelatie
ct ie
fb
.v .
f. Lees de volgende stellingen en geef aan of ze waar zijn of niet waar. 1. De gehechtheidspersoon persoon vormt de veilige basis voor het kind. WAAR / NIET WAAR 2. De behoefte aan een gehechtheidspersoon verdwijnt langzaam. WAAR / NIET WAAR 3. Wanneer er een sterkte verbondenheid is tussen opvoeder en kind, heeft dit een grote positieve invloed op het zelfvertrouwen van het kind. WAAR / NIET WAAR 4. Mensen hebben al vanaf de geboorte de neiging om zich te hechten. WAAR / NIET WAAR 5. Ervaringen met het vormen en breken van belangrijke gehechtheidsrelaties zijn niet van invloed op de emotionele ontwikkeling van volwassenen. WAAR / NIET WAAR
du
'A
a. Een goede gehechtheidsrelatie tussen opvoeder en kind is er belangrijk. Verzin drie tips voor opvoeders die bijdragen aan een goede gehechtheidsrelatie. Met andere woorden: wat kun je als opvoeder allemaal doen om een veilige hechting met het kind te krijgen?
Voorwaarden scheppen
ig h
Opdracht 9
tE
b. Beschrijf het verschil tussen een veilig en angstig ontwijkend kind.
py r
Pikler zegt dat een baby volwassenen uitnodigt tot het scheppen van voorwaarden in de opvoeding. De twee voorwaarden die Pikler noemt, zijn het bieden van vrije bewegingsruimte en het opbouwen van een betrouwbare relatie met volwassenen. Geef in de volgende tabel aan wat Pikler verstaat onder deze twee voorwaarden en geef er voorbeelden bij.
co
Vrije bewegingsruimte
14
Betrouwbare relatie met volwassenen
Omschrijving
Voorbeeld
Ontwikkeling van de baby en peuter
.v .
Ontwikkeling van de baby en peuter Inleiding
fb
In de periode vanaf de geboorte tot vier jaar leren de baby en peuter veel. Van glimlachen naar iedereen tot het herkennen van de ouders/verzorgers van het zwaaien met handen en voeten tot het bouwen met blokjes en het zetten van de eerste stapjes.
ct ie
Leerdoelen
du
Theoriebron Ontwikkeling van de baby (0 tot 18 maanden) <
Ontwikkelingen en definities
Bestudeer Theoriebron Ontwikkeling van de baby (0 tot 18 maanden) en maak de vragen. a. Hieronder zie je verschillende definities staan, die horen bij de ontwikkelingsgebieden van de baby. Zet de begrippen bij de juiste ontwikkelingsgebieden in de tabel. lachen - ontbreken van het ik-besef - lichaamsbeleving - reflexen - oog-handcoördinatie - verbanden - relaties aangaan - scheidingsangst - lustbeleving - orale fase - hechting ervaringsleren - imiterend leren - ontwikkelen van spieren - eigen temperament
tE
Opdracht 1
'A
Je kunt: • de vijf ontwikkelingsgebieden van een baby en peuter uitleggen • uitleggen wat scheidingsangst en eenkennigheid is • uitleggen wat exploratiedrang is • magisch en animistisch denken onderscheiden • omschrijven hoe je het best met een baby en peuter om kunt gaan in verschillende situaties.
ig h
Motorische ontwikkeling
co
py r
Cognitieve ontwikkeling
Emotionele ontwikkeling
Sociale ontwikkeling
Seksuele ontwikkeling
15
Ontwikkeling van de baby en peuter
Opdracht 2
.v .
b. Het is belangrijk om de zintuigelijke ontwikkeling goed te laten verlopen bij baby’s. Als je een ruimte in zou richten, welke zaken zijn dan van belang om aan de randvoorwaarden van de ontwikkeling van de baby te voldoen?
Ontwikkeling gebieden bij de baby
Leeftijd
ct ie
Ontwikkeling
fb
a. Bestudeer de Theoriebron Ontwikkeling van de baby (0 tot 18 maanden) en geef de chronologische volgorde aan van de volgende gebeurtenissen tijdens de motorische ontwikkeling van een baby en zet daarbij met welke leeftijd dit ongeveer plaatsvindt: eerste stapjes zetten - hoofd stabiel houden – kruipen - proberen te gaan staan
1. 2. 3.
'A
4.
du
b. Welke vier manieren kan een baby gebruiken om contact te zoeken?
c. Noem drie redenen waarom een baby zou kunnen gaan huilen.
tE
d. De orale fase is belangrijk tijdens de seksuele ontwikkeling van baby’s. Leg in eigen woorden uit wat de orale fase betekent.
ig h
e. Waarom willen baby’s dingen in hun mond willen stoppen?
Scheidingsangst, eenkennigheid en exploratiedrang
py r
Opdracht 3
co
Theoriebron Ontwikkeling van de peuter (1,5 tot 4 jaar) <
16
Bestudeer de Theoriebron Ontwikkeling van de baby (0 tot 18 maanden) en de Theoriebron Ontwikkeling van de Peuter (1,5 tot 4 jaar) en beantwoord de vragen. a. Bij de emotionele ontwikkeling van de baby is hechting met zijn ouders van groot belang. Rond de achtste maand wordt de band tussen moeder en kind sterker. Op sociaal ontwikkelingsgebied heeft dit gevolgen. Een baby van acht maanden kan bijvoorbeeld scheidingsangst vertonen. Wat is scheidingsangst?
Ontwikkeling van de baby en peuter
b. Waarom kan een peuter last van scheidingsangst krijgen bij het slapen?
c. Wat is eenkennigheid?
fb
e. Leg uit wat â&#x20AC;&#x2DC;exploratiedrangâ&#x20AC;&#x2122; betekent.
.v .
d. Wat kun je het beste doen als een kind eenkennig is?
'A
ct ie
f. Peuters zijn erg nieuwsgierig, hoe kun je het beste omgaan met een nieuwsgierige peuter?
du
g. Opvoeders beschermen hun peuters vaak tegen vallen, is dat goed om te doen?
Ontwikkeling van de peuter
ig h
Opdracht 4
tE
h. Waarom zijn knuffels zo belangrijk voor peuters? Probeer drie redenen te geven.
Bestudeer de Theoriebron Ontwikkeling van de peuter (1,5 tot 4 jaar) Maak een quiz met Kahoot! Iedereen verzint vijf vragen. Probeer voor elk ontwikkelingsgebied van de peuter een vraag te verzinnen met een aantal meerkeuze antwoorden. Laat de quiz maken door je medestudenten. Wie wist de meeste vragen goed te beantwoorden?
co
py r
Theoriebron Ontwikkeling van de peuter (1,5 tot 4 jaar) <
Opdracht 5
Het denken van de peuter In de cognitieve ontwikkeling van de peuter staat het denken centraal. De peuter denkt nog concreet. a. Wat betekent magisch denken?
b. Geef een voorbeeld van magisch denken.
17
Ontwikkeling van de baby en peuter
c. Wat betekent animistisch denken?
.v .
d. Geef een voorbeeld van animistisch denken.
fb
e. Hoe komt het dat veel peuters last hebben van angsten?
co
py r
ig h
tE
du
'A
ct ie
f. Midden in de nacht roept de driejarige Flip heel hard om zijn papa. Als zijn vader in zijn kamer is, is Flip doodsbang voor een leeuw in de kast. Tranen lopen over zijn wangen en hij weigert te slapen. Papa is moe en een beetje geĂŤrgerd. Hoe kan papa het best met Flip omgaan?
18
Ontwikkeling van kleuters en schoolkinderen
.v .
Ontwikkeling van kleuters en schoolkinderen Inleiding
fb
Van de basisschool krijgen kinderen vaak vrienden. Deze vriendschappen zijn het oefenterrein voor vriendschappen op volwassen leeftijd. Ze leren samen dingen ondernemen, gesprekken voeren en met elkaar te lachen.
ct ie
Leerdoelen
du
Theoriebron Ontwikkeling van de kleuter (4 tot 6 jaar) <
Ontwikkeling bij kleuters
Bestudeer de Theoriebron Ontwikkeling van de kleuter (4 tot 6 jaar) en geef antwoord op de vragen. a. Noem drie activiteiten die de grove motoriek van de kleuter stimuleren.
tE
Opdracht 1
'A
Je kunt: • de vijf ontwikkelingsgebieden van een kleuter en schoolkind uitleggen • het woord schoolrijpheid uitleggen • uitleggen wat het verschil is tussen realistisch denken, logisch denken, en abstract denken • omschrijven hoe je het best met een kleuter en schoolkind om kunt gaan in verschillende situaties.
1.
2.
ig h
3.
b. Noem drie activiteiten die de fijne motoriek van de kleuter stimuleren. 1.
2.
co
py r
3.
De cognitieve ontwikkeling van een kleuter raakt in een stroomversnelling als hij naar de basisschool gaat, zeker wanneer hij daarvoor niet naar de peuterspeelzaal of het kinderdagverblijf is geweest. Op school doet het kind veel ervaringen op. In de leeftijd van vier tot zes jaar ‘kleuteren’ kinderen. In die tijd wordt gewerkt aan de zogenoemde schoolrijpheid. c. Wat betekent schoolrijpheid?
19
Ontwikkeling van kleuters en schoolkinderen
d. Welke vijf voorwaarden zijn er voor deze schoolrijpheid? 1. 2. 3.
.v .
4. 5.
fb
e. Wanneer aan deze vijf voorwaarden zijn voldaan, is een kind dan klaar om naar school te gaan?
ct ie
f. Verzin een activiteit die kleuters leuk en leerzaam vinden voor elke ontwikkelingsgebied. lichamelijke ontwikkeling: cognitieve ontwikkeling: emotionele ontwikkeling:
seksuele ontwikkeling:
'A
sociale ontwikkeling:
du
g. Waarom jokken veel kleuters?
Pim heeft een vaas kapot gemaakt. Zijn vader vraagt aan Pim of hij de vaas heeft laten omvallen. Pim zegt van niet. Zijn vader weet dat Pim jokt. Hoe kan de vader van Pim het beste omgaan met zijn jokkende zoon?
ig h
i.
tE
h. Jokken kleuters opzettelijk?
Sommige kleuters hebben er moeite mee om voor het eerst naar school te gaan. Verzin drie tips voor ouders die ze kunnen gebruiken om hun kind makkelijker naar school te laten gaan.
co
py r
j.
Opdracht 2
Theoriebron Ontwikkeling van het schoolkind (6 tot 12 jaar) <
20
Ontwikkeling van het schoolkind Bestudeer Theoriebron Ontwikkeling van het schoolkind (6 tot 12 jaar) en beantwoord de volgende vragen.
Ontwikkeling van kleuters en schoolkinderen
a. Beschrijf de voor jou belangrijkste ontwikkeling per ontwikkelingsgebied. Lichamelijke ontwikkeling
.v .
Cognitieve ontwikkeling Emotionele ontwikkeling
fb
Sociale ontwikkeling
ct ie
Seksuele ontwikkeling
'A
b. In een klas zijn vaak duidelijk verschillen in lengte tussen meisjes en jongens. Beschrijf het verschil in lichamelijke ontwikkeling tussen jongens en meisjes op de basisschool.
du
c. In de cognitieve ontwikkeling van het schoolkind komen drie vormen van denken naar voren: logisch denken, realiteitsdenken, abstract denken. Zet de juiste vorm van denken achter de zin. 1. Kabouters bestaan niet:
tE
2. In hoef een kleurpotlood niet alleen te gebruiken om te kleuren: 3. Zes keer zes is zesendertig:
d. Leg in je eigen woorden uit wat de volgende termen betekenen.
ig h
Realistisch denken
co
py r
Logisch denken Abstract denken
e. Het leergierig en gemotiveerd houden van schoolkinderen is erg belangrijk. Waarom is het belangrijk om kinderen gemotiveerd te houden?
f. Hoe kun je het beste omgaan met een kind dat moeite heeft om bij te blijven tijdens de lessen?
21
Ontwikkeling van kleuters en schoolkinderen
g. Hoe zorg je ervoor dat een schoolkind gemotiveerd blijft?
Successen en mislukkingen
.v .
Opdracht 3
ct ie
a. Daniël heeft een mooie tekening gemaakt.
fb
Successen en mislukkingen. Iedereen heeft er weleens mee te maken. Voor een schoolkind is het belangrijk dat hij een goede reactie krijgt, ook bij mislukkingen. Beschrijf jouw reactie op de volgende successen en mislukkingen. Ga bij het beoordelen uit van een positieve reactie/positieve feedback die het kind zal motiveren door te gaan.
'A
b. Het lijmwerkje van Sofie lijkt niet op het voorbeeld. Toch laat ze het heel trots aan je zien.
du
c. Marco kent het nieuwe liedje al helemaal uit zijn hoofd.
Poster
ig h
Opdracht 4
tE
d. Dries maakt een koprol in het opberghok terwijl kinderen niet in het opberghok mogen komen.
Bestudeer de Theoriebron Ontwikkeling van de kleuter (4 tot 6 jaar) en de Theoriebron Ontwikkeling van de schoolkind (6 tot 12 jaar) en vul de tekeningen Werkmodel Kleuter en school met plaatjes en teksten. Beschrijf bij de plaatjes: • de cognitieve ontwikkeling • de lichamelijke/motorische ontwikkeling • de sociaal/emotionele ontwikkeling.
py r
Theoriebron Ontwikkeling van de kleuter (4 tot 6 jaar) <
co
Theoriebron Ontwikkeling van het schoolkind (6 tot 12 jaar) < Werkmodel Kleuter en schoolkind <
22
Plak bij de plaatjes, plaatjes van: • speelgoed waar ze mee spelen • kinderboeken die ze lezen • sporten/activiteiten die ze doen.
Ontwikkeling van de puber en adolescent
.v .
Ontwikkeling van de puber en adolescent Inleiding
ct ie
Leerdoelen
fb
Bij puber denk je aan opstandigheid, je afzetten tegen je ouders en verzorgers en je eigen weg ontdekken. Er gebeurt nog zo veel meer in de pubertijd. Als adolescent weet je al een beetje wie je bent en wat je wilt worden, dit geeft zelfvertrouwen en zorgt voor focus in het leven.
Maak de volgende opdrachten, om je voorkennis over de pubers enigszins op te frissen. Ga naar Coggle en maak een mindmap. Zet in de middelste ballon ‘Ik als puber’, en daaromheen woorden, gevoelens, activiteiten of gebeurtenissen die jij daarmee associeert. Neem ook onderstaande vragen op in je mindmap.
du
Website Coggle <
Jij als puber
Maak een top vijf van dingen waar jij het meest mee bezig was als puber. Hoe belangrijk vond jij uiterlijk toen je puber was? Omschrijf je eigen uiterlijk als puber. Hoe kijken jouw ouders/verzorgers terug op jouw tijd als puber? Welke volwassene vertrouwde jij het meest in je puberteit? Beschrijf ook wat deze persoon zo bijzonder voor je maakte. e. Maak een tekening waaruit blijkt hoe belangrijk jij familie vond in je puberteit.
ig h
a. b. c. d.
tE
Opdracht 1
'A
Je kunt: • de vijf ontwikkelingsgebieden van een puber en adolescent uitleggen • omschrijven hoe je het best met een puber om kunt gaan in verschillende (conflict) situaties • het verschil aangeven tussen puberteit en adolescentie.
Opdracht 2
De slachtoffers van loverboys zijn vaak pubermeisjes. Beschrijf en beargumenteer kort waarom jij denkt dat dat zo is. Gebruik voor je argumenten de Theoriebron Ontwikkeling van de puber (12 tot 16 jaar).
co
py r
Theoriebron Ontwikkeling van de puber (12 tot 16 jaar) <
Loverboys
Opdracht 3
Conflicten en ruzie Pubers zijn bezig met het ontwikkelen van hun eigen identiteit. Ze zijn soms onzeker en zoeken naar hun eigen normen en waarden. Ze willen niet meer als kind behandeld worden, maar kunnen nog niet helemaal hun eigen verantwoordelijkheid dragen.
23
Ontwikkeling van de puber en adolescent
a. Bedenk vijf voorbeelden van conflictsituaties tussen ouders en pubers. 1. 2. 3.
.v .
4. 5.
ct ie
Argumenten om eerder weg te gaan (voor de ouders):
fb
b. Merel (14 jaar) heeft zaterdag avond een feestje. Het feestje duurt tot 01.00 uur. Haar ouders vinden dat te laat. Zij vinden dat Merel om 00.00 uur naar huis moet komen. Merel zelf wil tot het einde blijven. Help een ruzie tussen Merel en haar ouders voorkomen. Bedenk argumenten voor de ouders, en bedenk argumenten voor de puber. Hoe kunnen ze hier het beste uitkomen?
'A
c. Argumenten om tot het einde te blijven (voor Merel):
du
d. Hoe kunnen ze het beste tot een oplossing komen?
Opdracht 4
tE
e. Welke tip geef je de ouders voor als Merel een grote mond krijgt?
Stellingen
py r
ig h
Lees de volgende stellingen en geef aan of ze waar zijn of niet waar. 1. De meeste adolescenten zijn lichamelijk volgroeid. WAAR / NIET WAAR 2. De adolescent heeft meer mensenkennis in vergelijking met een puber. WAAR / NIET WAAR 3. De adolescent heeft zijn identiteit al gevonden. WAAR / NIET WAAR 4. Tijdens de adolescentie worden vriendschappen hechter. WAAR / NIET WAAR 5. Experimenteren komt niet meer voor in de seksuele ontwikkeling van een adolescent. WAAR / NIET WAAR
Opdracht 5
co
Theoriebron Ontwikkeling van de adolescente (16 tot 21 jaar) <
Band met ouders Bestudeer de Theoriebron Ontwikkeling van de adolescent (16 tot 21 jaar) en beantwoord de volgende vragen. a. Verklaar met behulp van de theorie waarom adolescenten in deze fase vaak een betere band met hun ouders krijgen, in vergelijking met toen ze in de puberteit zaten.
Als iemand zeventien of achttien jaar is, wordt hij vaak beschuldigd van puberaal gedrag.
24
Ontwikkeling van de puber en adolescent
b. Geef duidelijk aan wat het verschil is tussen adolescentie en puberteit. Adolescentie
Puberteit
.v .
Lichamelijke veranderingen Identiteit
fb
Ouders Peergroup
ct ie
Seksualiteit
co
py r
ig h
tE
du
'A
c. Hoe verschilt het begeleiden van een adolescent in vergelijking met een puber?
25
Ontwikkeling van de volwassene en oudere
.v .
Ontwikkeling van de volwassene en oudere Inleiding
ct ie
Leerdoelen
fb
Volwassen zijn betekent voor de meeste mensen je eigen beslissingen nemen en zelfstandig zijn Ouder worden betekent vaak minder zelfstandig worden en weer op anderen moeten vertrouwen voor zorg. Het is niet gemakkelijk om ouder te worden en je te realiseren dat je niet meer alles zelf kunt.
Theoriebron Ontwikkeling van de volwassene (21 tot 65 jaar) <
Ontwikkeling volwassene
Bestudeer Theoriebron Ontwikkeling van de volwassene (21 tot 65 jaar). Beschrijf bij elk ontwikkelingsgebied een activiteit die past bij de ontwikkeling van een volwassene.
tE
Opdracht 1
du
'A
Je kunt: • activiteiten benoemen die horen bij volwassenen en ouderen tijdens de vijf verschillende ontwikkelingsfasen • verklaren waarom er bij volwassenen rond het veertigste levensjaar vaak een verandering in de ontwikkeling plaatsvindt • verklaren waarom ouderen vaak te maken hebben met achteruitgang op verschillende ontwikkelingsgebieden • omschrijven hoe je het best met een volwassene om kunt gaan in verschillende situaties.
Lichamelijk: Cognitief:
ig h
Sociaal:
Emotioneel: Seksueel:
40+ en dan?
py r
Opdracht 2
co
In de ontwikkeling van volwassenen vind er rond 40 jaar, net als in de puberteit, vaak een hormonale verandering plaats en gaan mensen nadenken over hun eigen identiteit. Bestudeer de Theoriebron Ontwikkeling van de volwassene (21 tot 65 jaar), leg de volgende begrippen uit en geef aan hoe ze van invloed zijn op de emotionele ontwikkeling.
26
a. Overgang/menopauze:
b. Rimpels:
Ontwikkeling van de volwassene en oudere
c. Penopauze:
.v .
d. Motorische achteruitgang:
Opdracht 3
fb
e. Zelfinzicht:
Hoe ziet het volwassen leven eruit?
'A
ct ie
Verdeel de volgende drie situaties van mensen. Bedenk hoe hun sociale leven van een week eruitziet. Denk daarbij onder andere aan: • welke contacten ze hebben • hoe het gezinsleven eruitziet • wat voor activiteiten de kinderen hebben • hoeveel tijd ze voor zichzelf/hobby’s hebben • wat ze in het weekend doen.
du
Lisa is 39 jaar oud. Ze is getrouwd en heeft drie kinderen tussen vijf en twaalf jaar oud. Ze werkt drie dagen in de week van 9.00 tot 17.00 uur. Woensdagavond gaat ze sporten en op zondag gaat ze met het gezin naar de kerk.
tE
Marieke is 54 jaar oud. Ze heeft geen relatie. Ze heeft een fulltimebaan en werkt soms wel 60 uur per week. In het weekend helpt ze haar ouders in het huishouden. Eens in de maand heeft ze een vriendinnenavond.
ig h
Ruben is 25 jaar oud. Hij heeft een vaste relatie met Willem. Ze zien elkaar zo veel mogelijk. Ruben werkt fulltime van 9.00 tot 17.00 uur. Daarnaast doet hij vrijwilligerswerk met jongeren. Hij sport drie avonden in de week. Vergelijk de drie situaties met elkaar. Wat zijn de factoren die van invloed zijn op de sociale ontwikkeling? Welke invloed hebben ze? Factoren
Invloed
co
py r
Lisa
Marieke
Ruben
27
Ontwikkeling van de volwassene en oudere
Opdracht 4 Website Coggle <
Midlifecrisis Soms krijgen volwassenen te maken met een midlifecrisis. Waar denk jij aan bij de term midlifecrisis? Maak samen met een medestudent een mindmap van de dingen die jullie kunnen bedenken.
fb
.v .
a. Je oom zegt op een feestje zegt hij in een midlifecrisis is beland. Kun jij drie voorbeelden geven van dingen die hij misschien wel wil gaan doen?
Opdracht 5
ct ie
b. Is er een verschil tussen mannen en vrouwen tijdens een midlifecrisis? Zo ja leg uit.
Begeleiding
'A
Volwassenen hebben soms ook begeleiding nodig.
du
a. Waarom hebben veel volwassenen moeite met hulp vragen?
ig h
tE
b. Hoe kun je het beste omgaan met een volwassene die na een ernstig ongeluk zijn linkerarm en linkerbeen nooit meer helemaal goed zal kunnen gebruiken?
Opdracht 6
Ouderen hebben vaak te maken met een achteruitgang op lichamelijk/motorisch en cognitief gebied. Bestudeer Theoriebron Ontwikkeling van de oudere (65 en ouder) en beantwoord de vragen.
co
py r
Theoriebron Ontwikkeling van de oudere (65 en ouder) <
Ontwikkeling ouderen 1
a. Bedenk zelf twee positieve ontwikkelingen van het ouder worden en twee negatieve ontwikkelingen van het ouder worden. Bedenk argumenten waarom jij de ontwikkeling positief of negatief vindt. Ontwikkeling Positief
Negatief
28
Argument
Ontwikkeling van de volwassene en oudere
Probeer bij elk ontwikkelingsgebied in te vullen waar de oudere mee te maken heeft. Gebruik de Theoriebron Ontwikkeling van de oudere (65 en ouder).
fb
Theoriebron Ontwikkeling van de oudere (65 en ouder) <
Ontwikkeling ouderen 2
a. Lichamelijke ontwikkeling:
ct ie
Opdracht 7
.v .
b. Vergelijk jullie antwoorden met elkaar. Kijk of je het met elkaar eens bent en geef aan waarom wel/niet. Schrijf jullie conclusies op.
b. Cognitieve ontwikkeling:
du
d. Sociale ontwikkeling:
'A
c. Emotionele ontwikkeling:
tE
e. Seksuele ontwikkeling:
ig h
f. Waarom hebben ouderen vaak te maken met achteruitgang?
co
py r
g. Noem enkele voorbeelden van achteruitgang.
Opdracht 8
Hulpmiddelen Tegenwoordig bestaan er veel hulpmiddelen voor ouderen zoals een scootmobiel en thuiszorg. Bedenk bij vier problemen waar een oudere mee te maken kan krijgen een goede oplossing. Probleem
Oplossing
Niet meer kunnen koken
29
Ontwikkeling van de volwassene en oudere
Niet meer goed kunnen lopen De trap niet meer op kunnen komen
Thuis wonen of toch naar een verzorgingstehuis?
fb
Opdracht 9
.v .
Eenzaamheid
ct ie
Mevrouw Roos is 85 jaar. Ze merkt dat ze lichamelijk achteruitgaat. Voor zichzelf zorgen is steeds moeilijker. De kinderen van mevrouw Roos zijn steeds meer tijd kwijt met de verzorging van hun moeder. Bedenk argumenten voor mevrouw Roos om te blijven wonen in haar eigen huis. Bedenk ook argumenten voor haar kinderen die haar graag in een verzorgingstehuis willen laten wonen. Hoe kun je dit het beste oplossen?
'A
a. Argumenten voor Roos:
du
b. Argumenten voor haar kinderen:
ig h
tE
c. Hoe kunnen ze deze situatie het beste oplossen?
Opdracht 10
Reflecteren
py r
a. Wat heb je allemaal geleerd? Noem drie dingen.
b. Wat wist je al?
co
c. Kom je voor jouw mening uit als de situatie dat vraagt? Noem ĂŠĂŠn voorbeeld.
30
Theoriebron Algemene ontwikkelingspsychologie
.v .
Theoriebron Algemene ontwikkelingspsychologie
du
'A
Alles wat te maken heeft met de lichamelijke groei, of de achteruitgang ervan op oudere leeftijd, en de zintuiglijke ontwikkeling (het vermogen tot horen, ruiken, proeven, zien en voelen) noemen we de lichamelijke ontwikkeling. De motorische ontwikkeling omvat de grove en de fijne motoriek. De grove motoriek zijn grotere handelingen, zoals lopen en een voorwerp vastpakken. De fijne motoriek zijn kleinere handelingen, zoals schrijven.
ct ie
Lichamelijk/motorisch ontwikkelgebied
fb
Mensen maken een ontwikkeling door in hun leven. Het is een proces dat je in verschillende fases kunt onderverdelen. De ontwikkelingen die een mens kunnen we onderverdelen in vijf gebieden: het lichamelijke ontwikkelingsgebied, het cognitieve ontwikkelingsgebied, het emotionele ontwikkelingsgebied, het sociale ontwikkelingsgebied en het seksuele ontwikkelingsgebied.
Voorlezen is goed voor de ontwikkeling van meerdere ontwikkelingsgebieden.
tE
Cognitief ontwikkelingsgebied
ig h
Het vermogen om te kunnen denken, onthouden, leren en te concentreren, noem je ook wel de cognitieve ontwikkeling. Hieronder valt de ontwikkeling van taal, zoals luisteren, spreken, lezen en schrijven. Bij de cognitieve ontwikkeling leren mensen om informatie uit hun omgeving te verwerken, op te slaan en om deze vaardigheden en kennis op een later tijdstip weer te kunnen gebruiken of toe te passen. Binnen dit proces is de ontwikkeling van de hersenen en het geheugen heel belangrijk.
co
py r
Emotioneel ontwikkelingsgebied De emotionele ontwikkeling beschrijft de manier waarop kinderen hun emoties steeds meer bewust ervaren en hier grip op krijgen. Ook leren ze om de gevoelens van anderen te begrijpen en om daar goed mee om te gaan. De emotionele ontwikkeling heeft een sterke samenhang met de sociale ontwikkeling van kinderen. Emoties spelen een belangrijke rol bij contacten tussen mensen en de aanpassing van mensen aan hun omgeving.
Sociaal ontwikkelingsgebied Sociale ontwikkeling kun je zien als de ontwikkeling van sociale vaardigheden, oftewel het leren omgaan met anderen in diverse situaties. Dit is bijvoorbeeld de manier waarop iemand leert om te gaan met anderen en hoe anderen je benaderen. Om sociaal wenselijk gedrag
31
Theoriebron Algemene ontwikkelingspsychologie
te kunnen vertonen, moet iemand weten wat de opvattingen zijn binnen een situatie. De ontwikkeling van de sociale vaardigheden is noodzakelijk voor een persoon om zich staande te kunnen houden binnen een sociale situatie.
.v .
Seksueel ontwikkelingsgebied
Spel- en tekenontwikkeling
ct ie
fb
Seksuele ontwikkeling begint met het leren kennen en ontdekken van het eigen lichaam. Dit ontdekekn begint al in de babytijd, maar tot de tienertijd is dit zonder het ervaren van seksuele gevoelens. Het ontdekken en waarderen van het eigen lichaam is een seksuele ontwikkelingstaak die erg belangrijk is voor de toekomst. Een hoge zelfwaardering is een belangrijke voorwaarde voor geluk in je privÊleven en in je carrière. Veel mensen vinden het moeilijk om te praten over de seksuele ontwikkeling. De open en positieve houding van opvoeders is belangrijk voor een gezonde seksuele ontwikkeling van kinderen. Opvoeders zorgen voor de basis voor het verdere seksuele leven.
co
py r
ig h
tE
du
'A
Kinderen leren door te spelen. Door spel leert het kind de wereld om zich heen kennen en ontdekt daarmee ook zichzelf. Een kind maakt ook een ontwikkeling door op het gebied van spel. Spelen stimuleert de cognitieve-, lichamelijke-, sociale-, emotionele- en taalontwikkeling van een kind. Veel mensen onderschatten de ontwikkeling van het tekenen. Kinderen tekenen niet alleen om iets moois te maken, maar ze tekenen vaak ook om zich uit te drukken. Kinderen kunnen dat nog niet zo goed in taal, maar in een tekening kunnen ze veel emoties kwijt. Als een kind boos is, kan het bijvoorbeeld prettig vinden om te krassen. Ook de ontwikkeling van een kindertekening verloopt in verschillende fasen.
32
Theoriebron Leren
Theoriebron Leren
.v .
Mensen leren op drie manieren: door ervaringsleren, herhalingsleren en imiterend leren. Een baby is al gevoelig voor straffen en belonen en zal daarom snel leren. Erfelijke factoren (nature), opvoeding en omgevingsfactoren (nurture) bepalen de ontwikkeling van de mens.
Ervaringsleren
'A
Herhalingsleren
ct ie
fb
Bij ervaringsleren leer je door zelf dingen te ontdekken en te ondergaan. Ervaringsleren gaat ervan uit dat leren en gedragsverandering het resultaat zijn van directe ervaringen. Deze ervaringen kunnen mensen opdoen door ze in uitdagende situaties te plaatsen. Een persoon kan zo concrete ervaringen opdoen. Door deze ervaring kan de persoon op zichzelf reflecteren. De juiste combinatie van ervaring en reflectie leidt tot nieuwe leerprocessen, waardoor de autonomie van de persoon toe zal nemen. Een voorbeeld van ervaringsleren is het leren omgaan met een situatie die woede oproept. Tijdens het reflecteren heb je bedacht dat die woede niet hielp. Voor de volgende keer neem je jezelf voor eerst rustig adem te halen en het dan uit te praten.
tE
du
Bij herhalingsleren leer je dingen door een oefening te blijven herhalen. Door herhalen en oefenen kun je dingen beter onthouden en doen. Hiermee bouw je zelfvertrouwen op. Leren op school werkt op deze manier. Kinderen krijgen nieuwe leerstof aangeboden, ze bestuderen deze en doen oefeningen met de leerstof. Herhaling is nodig, zodat het geheugen de nieuwe leerstof vastlegt, of zodat kinderen een handeling automatisch kunnen uitvoeren. Herhaling geeft een gevoel van vertrouwdheid en veiligheid. Mensen ervaren dat ze de stof aankunnen en dat is goed voor hun zelfvertrouwen. Het verschilt per persoon en van de moeilijkheidsgraad van de nieuwe taak, hoeveel herhaling iemand nodig heeft om nieuwe dingen te leren.
ig h
Imiterend leren
co
py r
Bij imiterend leren leer je dingen door ze na te doen. Een baby leert bijvoorbeeld dingen doordat de opvoeders dingen (on)bewust voordoen, waarna de baby ze zal nadoen. Een voorbeeld hiervan is het nadoen van gezichtsuitdrukkingen zoals lachen. Een baby zal zijn opvoeders goed in de gaten houden, omdat hij zo veel mogelijk wil leren. Imiteren is een goede manier waarmee dat kan. Voor de ontwikkeling is het belangrijk om op deze manier te ontdekken wat er allemaal mogelijk is. Als kinderen ouder worden blijven ze de opvoeder imiteren. Helpen koken, schoonmaken en boodschappen doen zijn voorbeelden waarbij je ziet dat kinderen niet alleen aan het imiteren zijn, maar zich sociaal ontwikkelen. Het imiterend gedrag van kinderen verklaart waarom opvoeders altijd het goede voorbeeld moeten geven.
Erfelijke aanleg (nature) Er zijn twee soorten aanleg. Ten eerste is er de aanleg die je met alle andere mensen deelt, zoals lopen en lezen. Ten tweede is er de aanleg die alleen van jou is: jouw individuele aanleg. Door de individuele aanleg is ieder mens verschillend. Deze individuele aanleg is erfelijk. Voorbeelden zijn iemand zijn lengte, erfelijke ziektes en iemand zijn kleur ogen. Deze factoren zijn medebepalend voor de eigenschappen waarmee een kind wordt geboren. Het is zelfs zo dat je alles wat erfelijk is, aanleg noemt. Maar alles wat aanleg is, is niet per se
33
Theoriebron Leren
erfelijk bepaald. De aanleg die niet erfelijk is, zijn de factoren die de ontwikkeling hebben beïnvloed na de bevruchting en voor de geboorte. Een voorbeeld van factoren die niet erfelijk zijn is de gezondheid van de moeder; of ze rookt en drinkt, of ze veel stress heeft of niet.
.v .
Omgevingsfactoren (nurture)
'A
ct ie
fb
De omgeving waarin kinderen opgroeien beïnvloedt de ontwikkeling van kinderen sterk. Niet alleen heeft ieder kind een innerlijke drang om te groeien en zich te ontwikkelen, ook heeft het inbreng van buitenaf nodig om tot Een topsporter heeft aanleg en training nodig om verdere ontwikkeling te komen. Om maximaal te kunnen presteren. de taal te kunnen leren, hebben kinderen bijvoorbeeld een talige omgeving nodig. Wordt er thuis weinig gesproken, dan krijgt het kind weinig woorden te horen, en zal er minder stimulans zijn om met woorden te gaan oefenen. Maar ook de woonplaats en het land waar een kind opgroeit, zijn van invloed op de ontwikkeling van het kind. Is er veel saamhorigheid of juist veel geweld in de leefomgeving? De omgeving is het kader waarbinnen een kind opgroeit en bepaalt ook de kansen die het krijgt om te ontdekken en zich te ontwikkelen. De leefomgeving heeft invloed op alle ontwikkelingsgebieden.
co
py r
ig h
tE
du
Aanleg en ervaring staan dicht bij elkaar omdat ze elkaar sterk beïnvloeden. Zo kun je bijvoorbeeld wel aanleg hebben om een topsporter te worden, maar als je nooit sport zal je het nooit worden. Andersom geldt hetzelfde: je kunt wel veel trainen, maar als je geen aanleg hebt om uit te blinken in sport, zal dat ook niet gebeuren.
34
Theoriebron Onderzoekers in de ontwikkelingspsychologie
.v .
Theoriebron Onderzoekers in de ontwikkelingspsychologie
fb
In de pedagogiek gaat het vaak over het bieden van een veilige basis en een veilige omgeving. Er zijn theorieĂŤn over de invloed van een veilige basis en een veilige omgeving op de ontwikkeling van kinderen. We geven aan waarom een veilige basis en omgeving belangrijk zijn en wat de voorwaarden hiervoor zijn.
'A
du
Maslow ontwikkelde de piramide van menselijke behoeftes, de behoeftepiramide van Maslow. Hij ging ervan uit dat je behoeften die aan de basis van de piramide staan eerst moet vervullen, voor je behoeften uit de volgende trede van de piramide kunt vervullen.
ct ie
Maslow
ig h
tE
De behoeftepiramide van Maslow. Volgens zijn theorie zorg je voor de fysiologische behoeften: eten, drinken en slapen en ga je daarna op zoek naar zekerheid in de vorm van rust, regelmaat en veiligheid. Als de behoeften uit de basis van de piramide vroeg in de ontwikkeling onvoldoende bevredigd worden, is er meer kans op ontwikkelingsstoornissen en gedragsproblemen. De theorie van Maslow is nooit bewezen. Zijn theorie is wel erg bekend en wordt veel gebruikt maar meer vanuit het idee dat er inderdaad verschillende soorten behoeften zijn. De bevrediging van behoeften bepaalt hoe iemand de kwaliteit van zijn leven ervaart. Veel van de behoefte zie je dan in andere woorden terugkomen in het zorgleefplan en/of ondersteuningsplan.
co
py r
Jean Piaget
Piaget (1896-1980) heeft een theorie ontwikkeld over de ontwikkeling van het denken en waarnemen door kinderen. Piaget baseert zijn theorie op observaties van zijn eigen kinderen. Volgens hem speelt de denkontwikkeling van kinderen zich af tussen kinderen en de dingen om hen heen. De denkontwikkeling begint volgens hem met het doen. Piaget onderscheidt de volgende ontwikkelingsfasen: 0-2 jaar: Sensomotorische ontwikkeling Het kind leert onderscheid te maken tussen zichzelf en zijn omgeving. Voor het kind bestaan de dingen alleen zover het ze zelf kan zien. Vanaf acht maanden ontwikkelt zich objectpermanentie: objecten die het kind niet kan zien kunnen voor het kind toch blijven bestaan.
35
Theoriebron Onderzoekers in de ontwikkelingspsychologie
2-7 jaar: Preoperationele ontwikkeling De taalverwerving en ontwikkeling van het spreken start aan het begin van dit stadium. De fijne motoriek ontwikkelt zich steeds verder. In dit stadium zal het kind in staat zijn te doen alsof en kent het levenloze objecten een persoonlijkheid tot (animisme). Het kind ontwikkelt een eigen persoonlijkheid en is in het denken is nog egocentrisch.
.v .
7-11 jaar: Concreet-operationele ontwikkeling
Vanaf 11 jaar: Formeel-operationele ontwikkeling
fb
In dit stadium wordt het denken van het kind steeds minder egocentrisch. Het kind kan meerdere dimensies tegelijk van eenzelfde situatie zien. Het kind is kan tot een logische activiteit uitvoeren, maar alleen nog wanneer in die situaties concreet materiaal aanwezig is.
ct ie
In dit stadium kan het kind abstracte problemen oplossen, zonder dat het daarbij concreet materiaal nodig heeft. Het kind kan met een theoretische analyse van een probleem tot een mogelijke hypothetische oplossing komen.
Vygotsky
tE
du
'A
Vygotsky (1896-1934) zegt dat de mens zijn omgeving beĂŻnvloedt en andersom. Volgens hem kun je de ontwikkeling van een kind stimuleren door het onderwijs aan te bieden dat net iets voorloopt op de ontwikkeling van het kind. Volgens Vygotsky zijn er twee ontwikkelingsniveaus: 1. De zone van de actuele ontwikkeling: de vaardigheden die het kind op een moment al beheerst en die hij zonder hulp van anderen kan toepassen. 2. De zone van de naaste ontwikkeling: wat het kind nu wel beheerst, maar waarbij hij anderen nodig heeft om ermee aan de slag te kunnen. Hier gebeurt het echte leren volgens Vygotsky. Volgens Vygotksy is taal onmisbaar in de denkontwikkeling. Wanneer een kind de taal onder de knie heeft, is dit een enorme boost om steeds verder te komen in het denken. De taal is een middel om de verschillende waarnemingen te ordenen.
ig h
Pavlov
co
py r
Pavlov deed hondenexperimenten. Honden gaan kwijlen zodra ze eten ruiken. Pavlov liet een bel rinkelen (de stimulus) terwijl hij honden eten gaf. Hij ontdekte dat de honden op den duur gingen kwijlen (de respons) bij het horen van de bel, ook al was er geen eten te ruiken. Deze manier van aanleren (het verband tussen de stimulus en de respons) heet klassieke conditionering. Een baby krijgt een fijne ervaring tijdens het drinken van de fles. Na een poos reageert de baby al blij bij alleen het zien van de fles. De fijne ervaring zelf is niet eerst nodig om het kind blij te laten trappelen. Als de consequentie na gedrag aangenaam is, zal deze werken als versterker van het gedrag. Is de consequentie na gedrag onaangenaam, dan zal deze het gedrag juist verzwakken. Dat maakt de klassieke conditionering een geschikte methode om gedrag te beĂŻnvloeden.
36
Skinner Skinner (1904-1990) was een psycholoog die bekend is geworden met de Skinner-box experimenten. In een kooi leren ratten zichzelf eten geven door op een hendel te drukken. Dit noem je operant conditioneren, na gedrag volgt een consequentie. Volgens Skinner ontwikkelen ook kinderen zich door ervaringen en leerprocessen.
Theoriebron Onderzoekers in de ontwikkelingspsychologie
.v .
Skinner gaat ervan uit dat ieder mens een aanleg heeft om te leren en dat de prikkel om te leren (zich te ontwikkelen) vooral van buitenaf komt. Verschillen in persoonlijkheden en gedrag ontstaan door verschillen in de omgeving. Daarbij werken positieve ervaringen en gevolgen als versterkers van het gedrag en negatieve gevolgen en ervaringen als remmers van het gedrag. Volgens deze theorie kun je gewenst gedrag stimuleren door een positief effect, bijvoorbeeld door het geven van een compliment. Daarnaast zegt deze theorie dat, om de menselijke aanleg tot leren ten volle te benutten, een omgeving nodig is waar mensen veilig kunnen spelen en experimenteren.
fb
Erikson
ct ie
Erikson (1902 - 1994) is bekend geworden door zijn levenslooptheorie. Deze theorie zegt, dat een mens acht verschillende fasen in zijn leven doorloopt. In elke fase moet de mens een psychosociaal conflict met succes kunnen oplossen. Dit probleem heeft een psychische en maatschappelijke kant, wat samen voor een tegenstelling zorgt. De uitkomst van elke fase is voor iedereen verschillend en bepalend voor de manier waarop die persoon de volgende fase doorloopt. De uitkomst van elke fase beĂŻnvloedt het gedrag van iemand. Een baby die bijvoorbeeld wordt geboren en opgevoed in een veilige omgeving ontwikkelt vertrouwen. Als kind zal hij zijn omgeving dan ook met vertrouwen benaderen en beleven. Op te lossen levenstaak
Eerste levensjaar Eerste ervaringen met sociale wereld
2
Hoop
Peuterleeftijd Kinderen verwerven nieuwe mentale en motorische vaardigheden
Autonomie versus schaamte en twijfel Bij goede opvoeding ontstaat autonomie, Bij te strenge ouders ontstaat schaamte en twijfel
Wil
Kleuterleeftijd Kinderen spelen de rol van volwassenen
Initiatief versus schuldgevoel Als de ouders dit aanvaarden ontstaat initiatief
Doelgerichtheid
Basisschoolleeftijd Oefenen van vaardigheden en leren samenwerken
Vlijt versus minderwaardigheid Positieve ervaringen leiden tot vlijt, negatieve tot minderwaardigheid
Competentie
5
Adolescentie Onderzoek op vraag wie ben ik
Identiteit versus identiteitsverwarring Als de adolescent positie kiest op basis van zelfgekozen waarden ontstaat identiteit
Trouw
6
Vroege volwassenheid Het uitbouwen van een liefdevolle relatie
Intimiteit versus isolement
Liefde
tE
ig h
3
py r
4
co
Positieve uitkomst
Vertrouwen versus wantrouwen Bij zorgzame ouders ontstaat gevoel van vertrouwen
du
1
'A
Fase
37
Theoriebron Onderzoekers in de ontwikkelingspsychologie
Op te lossen levenstaak
Positieve uitkomst
7
Middelbare volwassenheid Bijdrage leveren aan de maatschappij en opvoeden kinderen
Openstaan voor verandering versus stagnatie Als men het gevoel heeft niet zinvol bij te dragen aan de maatschappij resulteert stagnatie
Zorg
8
Late volwassenheid Terugkijken op het leven
Integriteit versus wanhoop Een goed gevoel leidt tot integriteit
Wijsheid
fb
Levensloopfasen volgens Erikson.
ct ie
Feil
.v .
Fase
co
py r
ig h
tE
du
'A
Feil (1932) heeft aan de acht levensfasen van Erikson een negende fase toegevoegd. Deze fase heet â&#x20AC;&#x2DC;oplossing versus vegetatieâ&#x20AC;&#x2122;. In deze fase kunnen hoogbejaarde mensen niet meer omgaan met alle onverwerkte emoties uit het verleden. Als gevolg van dementie kunnen onverwerkte emoties van vroeger alsnog naar boven komen. De aandacht van deze mensen verschuift naar het verleden. Met deze fase ontwikkelde Feil de validation therapy voor dementerende ouderen. Het basisprincipe is wederzijdse communicatie en het respect hebben voor elkaar. De therapie zegt dat je dementerende mensen niet meer terug moet halen naar de werkelijkheid. Het is belangrijk uit te gaan van de belevingswereld van de dementerende met als doel ze helpen gelukkig te zijn met hun leven. Een zorgverlener moet luisteren en bevestigend zijn naar de dementerende. Als je dit doet, heeft het een positieve invloed op het gedrag en de motivatie van de oudere.
38
Theoriebron De basis van veiligheid in de opvoeding
.v .
Theoriebron De basis van veiligheid in de opvoeding
fb
In de pedagogiek gaat het vaak over het bieden van een veilige basis en een veilige omgeving. Veiligheid is een belangrijke basisvoorwaarde in de opvoeding. Zelfs voor de jongste kinderen heeft dit invloed op hun latere leven. Bowly en Pikler zijn wetenschappers die onderzoek hebben gedaan naar veiligheid en de relatie tussen baby en de opvoeders.
Bowlby
du
Gehechtheidspersoon
'A
ct ie
Bowlby heeft de basis gelegd voor de gehechtheidstheorie. De gehechtheidstheorie gaat over gehechtheidsrelaties en de neiging van mensen om zich te hechten. Gehechtheidsrelaties zijn relaties waarbij er verbondenheid is tussen twee mensen. Voor de ontwikkeling van de mensen is de kwaliteit van gehechtheidsrelaties van belang. Dit begint al bij de geboorte waarbij de interactie tussen kind en opvoeders van levensbelang is. De eerste ervaringen van een kind op het gebied van gehechtheid hebben een belangrijke invloed op latere leeftijd. Als een kind een goede en sterke verbondenheid met zijn opvoeder voelt (dit heet veilig gehecht), heeft dit positieve invloed op zijn zelfvertrouwen, ontwikkeling, en op het vertrouwen van anderen.
ig h
tE
Bowlby noemt in zijn theorie de persoon met wie een kind een gehechtheidrelatie opbouwt een gehechtheidspersoon. Deze persoon is de veilige basis voor het kind. Voor een veilige hechting is het belangrijk dat de ouder/hulpverlener alert is op de signalen van het kind (bijvoorbeeld eten geeft als het honger heeft, troost als het verdriet of pijn heeft), rust en regelmaat biedt en het kind respecteert/vertrouwen geeft. De behoefte aan een gehechtheidspersoon blijft het hele leven bestaan! De eerste intensieve ervaringen met het vormen en breken van belangrijke gehechtheidsrelaties zijn van invloed op de emotionele ontwikkeling van volwassenen. Het gaat dan vooral om de ontwikkeling van het vermogen om met moeilijke situaties om te gaan en het uiten van emoties.
Veilige en onveilige hechting
co
py r
Een veilig gehecht kind van ongeveer een jaar oud is vaak vrolijk, gelukkig, coĂśperatief en aangenaam in de omgang. Het wil graag buiten spelen, gaat op onderzoek uit en maakt contact met andere kinderen en volwassenen. Onveilige hechting kun je onderscheiden in vermijdende hechting, angstige hechting, en gedesoriĂŤnteerde hechting. Met een onveilig, vermijdend gehecht kind (dat geen positieve hechting met zijn opvoeders heeft) is het moeilijker goed contact te krijgen. Als ouders het kind oppakt, blijft het afstandelijk. Onveilig, angstig gehechte kinderen klampen zich aan de ouder vast en gaan niet op verkenning uit als de ouder de kamer uitgaat. Bij onveilig, gedesoriĂŤnteerd gehechte kinderen gaat het over verwarde gedragingen, zij willen niet dat iemand hen knuffelt, zoeken geen omgang met de ouder en tonen weinig emotie. Onveilig gehechte kinderen spelen liever alleen. Nieuwe dingen vindt een onveilig gehecht kind vaak beangstigend. Bij een angstig gehecht kind kunnen scheidingen of dreigende scheidingen in gehechtheidsrelaties in de vroege jeugd leiden tot ernstige psychische problemen.
39
Theoriebron De basis van veiligheid in de opvoeding
Pikler
fb
.v .
De basis van de theorie en methode van Pikler ligt bij de opvoeding van haar eigen dochter. Pikler besloot haar kind op geen enkele manier te dwingen. Deze methode heeft ze jarenlang bij andere kinderen toegepast. Pikler kwam tot de ontdekking dat een baby al vanaf de geboorte het vermogen heeft om te communiceren en te leren. Hierdoor worden volwassenen uitgenodigd tot het scheppen van voorwaarden in de omgang met het kind. De uitgangspunten bij de pedagogiek van Pikler zijn: 1. respect voor de behoefte aan een stabiele persoonlijke band 2. respect voor de zelfstandige activiteiten van het kind. Deze twee uitgangspunten leiden automatisch tot een derde: 3. de noodzaak om het leven van het kind zinvol te organiseren.
Vrije bewegingsruimte
ct ie
Pikler noemt daarnaast twee voorwaarden die ervoor kunnen zorgen dat de autonomie en de mogelijkheden van een kind tot bloei kunnen komen: vrije bewegingsruimte en een betrouwbare relatie met een volwassene.
tE
du
'A
De volwassene biedt een kind een veilige omgeving waarin het uit eigen initiatief actief kan bewegen en spelen. De bewegingsruimte moet altijd iets groter zijn dan het kind nodig heeft zodat het geprikkeld wordt om zich verder te ontwikkelen. Het kind krijgt de kans in zijn eigen tempo te bewegen, te spreken en te denken. Hierdoor ontwikkelt dit kind zich beter dan een kind dat je stimuleert of helpt in zijn ontwikkeling. De vrije bewegingsruimte mag echter niet te groot zijn. Als het kind in posities kan komen waar hij zelf niet uit kan komen of waar niet tijdig ingegrepen kan worden, dan voelt het zich onveilig en zal het minder tot ontdekken over gaan.
Betrouwbare relatie met volwassenen
co
py r
ig h
Om met plezier te kunnen bewegen en zelfstandig te kunnen spelen, is het voor een kind belangrijk dat het zich veilig voelt. Het gaat hierbij in de eerste plaats om fysieke veiligheid. Het gevoel van veiligheid ontstaat tijdens ervaringen in de handen van een volwassene. Deze handen zorgen ervoor dat door tactvolle en zachte bewegingen een baby leert wat aandacht en belangstelling betekenen. Als er samenspel is bij de verzorging, is het, naast het voldoen aan de behoeften van het kind, voor kind en volwassene ook een belangrijke sociale ervaring. Als een baby zelf steeds meer kan meewerken in zijn verzorging, ontdekt hij dat zijn verzorger hem ziet en begrijpt wat hij nodig heeft. Hij kan invloed uitoefenen op de situatie en dit verhoogt zijn gevoel van autonomie en competentie. Voor de volwassene is dit samenspel met het kind plezierig en verrijkend.
40
Theoriebron Ontwikkeling van de baby (0 tot 18 maanden)
.v .
Theoriebron Ontwikkeling van de baby (0 tot 18 maanden)
ct ie
Lichamelijk/motorisch ontwikkelgebied
fb
Marie is vijf maanden oud en kwijlt veel, ze heeft het liefst wat in haar mond om op te kauwen, haar eerste tandjes komen door en daar heeft ze last van. De ontwikkeling van een baby (van 0 tot 18 maanden) gaat heel snel.
Reflex
Uitleg
Wanneer je een baby onder zijn oksels ondersteunt, maakt hij een loopbeweging.
tE
Loopreflex (tot twee maanden)
du
'A
Op het moment dat de baby geboren wordt heeft het een aantal reflexen, automatische bewegingen, die de baby helpen te overleven en zich te ontwikkelen. De meeste van deze reflexen verdwijnen als de baby ouder wordt. De ontwikkeling van de grove motoriek verloopt van boven naar beneden en de ontwikkeling van de fijne motoriek van binnen naar buiten. De baby zal eerst leren zijn hoofd te stabiliseren voor dat het zal leren staan en het zal eerst gericht zijn gehele arm bewegen voor het de fijne motoriek ontwikkeld om iets te pakken. Om iets te pakken is ook oog-handcoördinatie nodig. Zolang deze nog niet goed ontwikkeld is ziet de baby iets liggen, maar zal hij vaak misgrijpen omdat hij geen idee heeft hoe ver of dichtbij het speeltje ligt. De zintuigen zijn ook nog volop in ontwikkeling.
Als je een baby over zijn wang wrijft, draait hij zijn hoofd en opent zijn mond om de tepel van zijn moeder te vinden. Als hij iets in zijn mond voelt, begint hij te zuigen.
Slikreflex en kokhalsreflex
Een baby slikt al vanaf de geboorte. Wanneer hij te veel voeding krijgt, gaat hij kokhalzen om zich te beschermen en te voorkomen dat hij stikt.
Grijpreflex (tot ongeveer vier weken)
Wanneer een baby ontspannen is en er iets tegen zijn hand komt, pakt hij het vast. Deze greep is vaak zo sterk dat de baby zichzelf kan dragen.
Schrikreflex (tot zes maanden)
Wanneer de baby schrikt, maakt hij een beweging waarbij hij zijn armen en benen strekt en gaat vaak ook huilen.
co
py r
ig h
Zoek en zuigreflex (tot vier maanden)
Cognitief ontwikkelingsgebied Een baby reageert direct op wat hij hoort en ziet. Daardoor begrijpt de baby steeds beter dat zaken met elkaar te maken hebben, dat er verbanden zijn. Bijvoorbeeld: de baby huilt en mama komt. De taalontwikkeling bij baby’s begint al vlak na de geboorte. De eerste geluidjes komen al na een paar weken uit zijn mond. Na een tijd zal de baby bewust geluidjes en klanken uitstoten. De baby brabbelt en imiteert de geluidjes die anderen voordoen, maar ook geluidjes die in de directe omgeving gemaakt worden. Denk daarbij aan het nabootsen van een auto. Vanaf zes à zeven maanden doet de baby doelgerichte handelingen, dit
41
Theoriebron Ontwikkeling van de baby (0 tot 18 maanden)
betekend dat de baby bedenkt wat hij wil gaan doen en vervolgens doet wat hij bedacht heeft. Vanaf ongeveer acht maanden snapt de baby dat dingen die hij niet meer ziet wel blijven bestaan, dit heet objectpermanentie en is een belangrijke stap in de cognitieve ontwikkeling. Het is het begin van abstract denken dat zich later ontwikkelt.
.v .
Emotioneel ontwikkelingsgebied
Sociaal ontwikkelingsgebied
ct ie
fb
Bij de baby is er nog geen ik-besef. Dat betekent dat de baby er geen idee van heeft dat hij losstaat van anderen, dus dat hij een op zichzelf staande persoon is. De baby heeft al wel een eigen temperament. Daarom kunnen pasgeboren baby’s ook heel erg verschillen in hun gedrag. De ene baby is een rustig kindje terwijl een andere baby juist sneller prikkelbaar of schrikkerig is of veel huilt. Een baby kan zijn emoties maar op twee manier uiten: door te lachen als hij zich goed voelt en te huilen als hij zich niet goed voelt. Vanaf ongeveer zes maanden ervaart een baby ook boosheid en frustratie omdat hij bijvoorbeeld iets wil maar nog niet kan. Vanaf negen maanden ontstaan ook gevoelens van angst.
du
'A
Vanaf de geboorte gaat de baby relaties aan. Elke baby heeft een aangeboren sociaal gevoel dat helpt de opvoeder contact met hem te zoeken. Vanaf een maand oud kan de baby zijn blijdschap al uiten, door bijvoorbeeld met de armpjes te zwaaien, te lachen en te kijken naar mensen. Hij zal familieleden gaan herkennen en zal het zeker niet leuk vinden om lang alleen te zijn. De baby kent vier manieren om contact te zoeken: huilen, geluiden maken, gezichtsuitdrukkingen en gebaren. Na een maand of zes neemt de baby zelf het initiatief in het contact leggen. Wanneer hij de opvoeder ziet zal hij zijn armen uitstrekken en geluid maken. Na een maand of negen heeft de baby genoeg in huis om te communiceren. De baby kan nu lichaamstaal van anderen lezen en begrijpen.
tE
Seksueel ontwikkelingsgebied
py r
ig h
Baby’s beleven lust door hun mond. Dit noem je ook wel de ‘orale fase’. De baby is in deze fase aangewezen op zuigen en borstvoeding. Ook steekt hij allerlei voorwerpen in zijn mond, om deze zo te ervaren. Het omgaan met voorwerpen vormt de basis voor het ontwikkelen van een relatie met deze voorwerpen. Hierbij is er een intense aandacht van de baby voor de voorwerpen en de relatie met een voorwerp roept gedachten op. De gedachten bij voorwerpen zijn te zien aan de uitdrukking van een baby. Het spel tussen de handen van een baby en voorwerpen is zowel een uitdrukkingsmiddel voor zijn gevoelens als een proeftuin voor zijn emotionele leven. De ideeënwereld van een kind gaat zich ontwikkelen doordat handbewegingen en gemoedsbewegingen elkaar voortdurend stimuleren.
co
Scheidingsangst/verlatingsangst
42
Scheidingsangst of verlatingsangst is de angst die een kind ervaart als zijn favoriete ouder of verzorger even uit het zicht verdwijnt. De baby begint dan vaak te huilen en wil nog maar weinig doen. Deze angst ontstaat vaak tussen de leeftijd van acht en achttien maanden en is een normale ontwikkeling, waar veel kinderen last van hebben. De baby begrijpt steeds meer maar nog lang niet alles. Met acht maanden weet een baby heel goed welk gezicht bekend is en welke gezicht onbekend is. Hij weet wat thuis is en niet thuis is. Hij snapt nog niet dat als zijn favoriete ouder of verzorger weggaat deze ook weer terugkomt. De angst is voor de baby echt. Een spelletje als ‘kiekeboe’ leert de baby dat dingen die soms even weg zijn weer terugkomen.
Theoriebron Ontwikkeling van de baby (0 tot 18 maanden)
Begeleiding van de baby
co
py r
ig h
tE
du
'A
ct ie
fb
.v .
Het is belangrijk dat de baby zich veilig voelt. Na ongeveer vier maanden zal de baby zijn verlegenheid voor andere mensen tonen door het gezicht af te wenden. Ook kan hij een gevoel van onveiligheid ontwikkelen. In deze fase is het belangrijk om contact te maken met de baby door hem aan te kijken, aan te raken, en voor te zingen. Een pasgeboren baby wil luisteren, kijken en praten. Een baby knikt als hij je hoort, kijkt naar je terwijl je praat of als hij geluiden hoort. Om de zintuigelijke ontwikkeling goed te laten verlopen is het belangrijk dat een kind de kans krijgt om via zijn mond voorwerpen te betasten. Veel kinderdagverblijven houden hier rekening mee en zorgen ervoor dat de baby veel kan voelen, horen, ruiken en proeven.
43
Theoriebron Ontwikkeling van de peuter (1,5 tot 4 jaar)
.v .
Theoriebron Ontwikkeling van de peuter (1,5 tot 4 jaar)
ct ie
Lichamelijk/motorisch ontwikkelingsgebied
fb
Een peuter denkt op een peutermanier: fantasie, herinneringen en werkelijkheid lopen nog door elkaar. De peuter leert veel door het nadoen en naspelen van situaties die hij heeft mee gemaakt. Ouders/verzorgers zijn de belangrijkste rolmodellen. Een peuter is soms net een spiegel, vaak proberen ze mensen na te doen.
du
'A
Peuters hebben exploratiedrang, een wil om de wereld om zich heen te ontdekken. Ze klimmen, rennen, spelen en openen graag kastjes en laatjes. De motorische ontwikkeling gaat snel. Een peuter leert zichzelf eerst uitkleden omdat er bij aankleden aan veel meer dingen gedacht moet worden. Een bekend verschijnsel is de linkerschoen aan de rechtervoet en een T-shirt binnenstebuiten of achterstevoren. Een peuter is trots als iets lukt. Tussen twee en vier jaar worden de meeste peuters zindelijk. Zindelijkheid kun je niet afdwingen, een kind moet er fysiek en emotioneel aan toe zijn. Fysiek moet het in staat zijn de spieren van zijn blaas te kunnen beheersen. Emotioneel moet het kind het niet erg vinden om naar de wc of het potje te gaan. Tussen de vier en zeven jaar worden de meeste kinderen pas ’s nachts zindelijk.
tE
Cognitief ontwikkelingsgebied
co
py r
ig h
Het denken van de peuter is concreet en richt zich op tastbare dingen. De peuter maakt nog geen onderscheid tussen fantasie en werkelijkheid en heeft ook nog geen inzicht in oorzaak en gevolg. Met magisch denken verklaart de peuter onverklaarbare gebeurtenissen. Dit kan tot gevolg hebben dat peuters bang worden, bijvoorbeeld voor spoken. Animistisch denken is het toekennen van menselijke eigenschappen aan levenloze voorwerpen. Bijvoorbeeld een stoel die kan praten. De Knuffels helpen bij het oefenen van taalontwikkeling van de peuter gaat met vaardigheden. grote stappen vooruit en de peuter zal mogelijk geïnteresseerd zijn in het schrijven en lezen van letters. Het is goed de peuter de eerste letter van zijn naam te leren, maar je moet het niet forceren. De peuter moet zichzelf kunnen ontwikkelen, dat moet je niet voor hem doen.
Emotioneel ontwikkelingsgebied De peuter krijgt voor het eerst te maken met het ik-besef. Dit komt door de exploratiedrang. Het kind raakt vol van zichzelf. Dit noem je ook wel ‘egocentrisme’. Dit is geen egoïsme omdat een peuter dit onbewust doet, hij weet nog niet beter.
44
Theoriebron Ontwikkeling van de peuter (1,5 tot 4 jaar)
.v .
Een peuter speelt veel fantasiespellen waarin hij dagelijkse situaties na speelt met behulp van knuffels, poppen en speelgoed. Hij oefent vaardigheden als het verzorgen van de knuffel, maar beleefd ook allerlei avonturen. Het is een manier om situaties te verwerken. Peuters hebben vaak een favoriet speeltje, een knuffel of pop die hen steun en veiligheid biedt en die overal mee naar toegaat. Wie goed naar de peuter luistert, leert het snelst wat er in zijn hoofd omgaat. Fantasie is voor de peuter heel belangrijk. Het geeft hem ruimte om dingen te onderzoeken en zichzelf te ontwikkelen.
Sociaal ontwikkelingsgebied
'A
ct ie
fb
De peuter zal steeds meer sociale contacten gaan leggen met de personen om hem heen. Hij kijkt steeds meer naar kinderen van zijn eigen leeftijd en vindt het leuk om bij kinderen in de buurt te zijn. Er is nog geen echt sociaal gedrag. Peuters spelen nog niet echt met elkaar. Ze spelen vooral naast elkaar, waarbij ze elkaar na doen. Het afpakken van een speeltje is een manier van contact maken. Een peuter kan zich nog niet inleveren in de gevoelens van een ander. Hij begrijpt niet dat een ander kind kan gaan huilen als hij het speeltje afpakt. Aan het eind van de peuterperiode â&#x20AC;&#x201C; en aan het begin van de kleutertijd â&#x20AC;&#x201C; verandert dit meestal. De peuter zal zich mogelijk verzetten tegen wat opvoeder wil en koppig zijn, deze periode noem je ook wel de peuterpuberteit. De peuter wil zelfstandiger worden en eigen keuzes maken.
Seksueel ontwikkelingsgebied
ig h
tE
du
De peuter leert steeds meer zijn eigen lijfje kennen. Peuters ontwikkelen hun identiteit. Rond drie jaar kunnen peuters het geslacht van zichzelf en van anderen goed benoemen en gaan ze vragen stellen over onderwerpen die te maken hebben met seksualiteit. Ze vinden hun eigen lichaam en dat van anderen enorm interessant. Peuters kunnen hun eigen lijf en geslachtsdelen dan ook uitgebreid gaan bestuderen en tonen aan andere kinderen en volwassenen. Veel opvoeders weten niet zo goed hoe ze met hun kind moeten omgaan als ze in deze fase zitten. Een open houding en voldoende kennis helpt bij het praten over de seksuele ontwikkeling. Het kan zijn dat een opvoeder bepaald gedrag als problematisch ervaart, terwijl dat voor een bepaalde leeftijd juist heel passend gedrag is. Denk bijvoorbeeld aan kinderen die doktertje spelen.
Eenkennigheid
co
py r
Bij eenkennigheid is er spraken van angst voor vreemden. Als ouder/hulpverlener geef je een kind aandacht, liefde en verzorging. Het kind voelt zich daardoor veilig bij die ouder/hulpverlener. Kinderen weten vanaf ongeveer acht maanden het verschil tussen bekende en vreemde mensen. Vreemde mensen kunnen daardoor een angstreactie oproepen bij kinderen. Een peuter kan bij het zien van een vreemde gaan huilen en weg kruipen bij de ouder/verzorger. De angst van de peuter is echt, je kunt de peuter dan het beste even laten. Vaak kijkt het om een hoekje als het bij de ouder/hulverlener zit toch naar wat er om hem heen gebeurt. Als de ouder/hulpverlener in zijn gedrag laat zien dat de vreemde te vertrouwen is, wordt de peuter meestal vanzelf wel wat vrijer en wil het op ontdekking uit gaan. Het helpt ook als de ouder/hulpverlener aan het kind vertellen wie de vreemde persoon is.
Begeleiding van de peuter Een peuter heeft een omgeving nodig die hem op een veilige manier uitdaagt. Een ruimte waarin hij op ontdekking kan waar hij kan leren begrijpen door te ervaren. Een peuter voelt zich veilig als hij regelmatig even contact met je kan hebben. Als hij het gevoel heeft dat
45
Theoriebron Ontwikkeling van de peuter (1,5 tot 4 jaar)
co
py r
ig h
tE
du
'A
ct ie
fb
.v .
anderen hem zien. Bij een peuter lopen fantasie en werkelijkheid nog door elkaar. Hierdoor kan een peuter angsten krijgen voor alledaagse dingen en ontstaat het spook in de kast en de krokodil onder het bed. De peuter ervaart deze angst als echt en heeft geruststelling nodig. Het werkt het best om een beetje mee te gaan in de fantasie, waarbij je het negatieve ombuigt in iets positiefs (spoken kunnen ook heel lief zijn). Dan zal het kind snel gerustgesteld zijn. Zindelijkheid kun je stimuleren door ook hier ruimte tot ontdekken te bieden, laat hem de wc en/of potje ontdekken door te kijken en ervaren. Lees een boekje over zindelijk worden maar push niet.
46
Theoriebron Ontwikkeling van de kleuter (4 tot 6 jaar)
.v .
Theoriebron Ontwikkeling van de kleuter (4 tot 6 jaar)
tE
du
'A
In de kleuterklassen is veel tijd voor beweegactiviteiten waaronder klimmen en klauteren, balanceren en tikspelen. Hierbij leert de kleuter meer controle over zijn eigen lichaam te krijgen, wat weer nodig is voor het leren van bijvoorbeeld fietsen en zwemmen. Puzzels, tekeningen en knutselactiviteiten waarbij hij papier, schaar, lijm en potloden moet hanteren, stimuleren de fijne motoriek.
ct ie
Lichamelijk/motorisch ontwikkelingsgebied
fb
Een kleuter gaat voor het eerst naar school. De eerste twee jaar bereidt het onderwijs de kleuter spelenderwijs voor op de overgang naar groep drie. Veel activiteiten staan in het teken van voorbereidend lezen, schrijven en rekenen. Er staat veel te veranderen in het leven van de kleuter.
Knutselen is een goede activiteit voor de motorische ontwikkeling.
ig h
Cognitief ontwikkelingsgebied
co
py r
Op school doet de kleuter nieuwe ervaringen op. Niet gek dat kleuters het vermoeiend vinden om naar school te gaan. In het denken van de kleuter speelt de fantasie nog altijd een grote rol. Veel kleuters jokken onopzettelijk, in een poging zichzelf gerust te stellen. Jonge kinderen hebben vaak een andere bedoeling met jokken. Het kan dat het kind met de ontkenning bedoeld dat er geen opzet was, of zich er niet van bewust was dat er bijvoorbeeld iets stuk zou gaan. De taalontwikkeling gaat met sprongen vooruit bij de kleuter. Hij zal veel waaromvragen gaan stellen en zijn zinnen worden langer. De woordenschat groeit enorm. Wanneer een woord nog net iets te moeilijk is, zal de kleuter niet schromen om er zelf een te verzinnen dat erop lijkt.
Emotioneel ontwikkelingsgebied Door de enorme taalontwikkeling die het kind al heeft doorgemaakt leert hij op een andere manier omgaan met zijn emoties. De kleuter leert dat hij kan vertellen als er iets is en dat hij niet iemand een klap kan geven als hij boos is. De kleuter leert ook om hulp te vragen als iets niet lukt en kan heel trots zijn als het met een beetje hulp toch lukt. Kleuters snappen al veel van wat er om hen heen gebeurt, maar zien het grote plaatje nog niet.
47
Theoriebron Ontwikkeling van de kleuter (4 tot 6 jaar)
Ze kunnen bijvoorbeeld nog geen klokkijken of een plattegrond tekenen, maar zien wel al verschillen tussen zichzelf en anderen en ervaren dat ze kwetsbaar zijn. Deze combinatie kan ervoor zorgen dat kleuters angstig woorden voor vreemde nieuwe dingen.
.v .
Sociaal ontwikkelingsgebied
Seksueel ontwikkelingsgebied
ct ie
fb
Een kleuter imiteert gedrag, vaak is dit het gedrag van de ouder van hetzelfde geslacht. Dit is voor de kleuter een ‘identificatiefiguur’, of de persoon tot wie de kleuter zich het meest aangetrokken voelt en op wie de kleuter wil lijken. De vierjarige kleuter ontwikkelt zich op sociaal gebied snel, hij leert samen met andere kinderen te spelen en vriendjes te maken. Spelletjes en activiteiten op de kleuterschool stimuleren dit gedrag. Tijdens het samen spelen en samen praten, leert een kleuter dat hij op zijn beurt moet wachten en dat hij problemen niet kan oplossen met slaan. Kleuters leren regels kennen en krijgen besef over wat goed en fout is. Een kleuter speelt veel fantasie en rollenspellen waardoor hij de wereld om zich heen steeds beter gaat begrijpen. De kleuter leert heel langzaam fantasie en werkelijkheid van elkaar te onderscheiden waardoor angsten vaak ook stukje bij beetje verdwijnen als hij wat ouder wordt.
tE
du
'A
Net als peuters zijn kleuters erg geïnteresseerd in hun eigen geslachtsdelen. Daarbij kunnen ze een bijzonder gevoel ervaren wanneer ze het aanraken. Ook is de kleuter nieuwsgierig naar hoe het eruit ziet onder de kleren van vriendjes en vriendinnetjes. Een bekend voorbeeld van die nieuwsgierigheid is ‘doktertje’ en ‘vadertje en moedertje’ spelen. Een jongetje kan te maken krijgen met zogenoemde ‘castratieangst’. Wanneer hij ziet dat een meisje geen piemeltje heeft, kan hij denken dat ze die wel heeft gehad. De kleuter is bang dat zijn penis ook weg zal gaan. Kleuters kunnen ook bewegingen maken die aan zelfbevrediging doen denken. Dat hoort bij de ontwikkeling en daarmee proberen de kleuters hun lichaam uit. Je hoeft dit een kind niet te verbieden, maar je kunt wel duidelijk maken dat het niet gepast is in gezelschap.
ig h
Schoolrijpheid
co
py r
Sommige jonge kleuters hebben moeite om voor het eerst naar school te gaan. Vooral kinderen die niet bij een gastouder zijn geweest of op een kinderdagverblijf of peuterspeelzaal hebben gezeten hebben moeite met de overgang. Dit komt waarschijnlijk omdat ze minder vaak zonder hun ouders zijn geweest, en ze minder gewend zijn aan andere kinderen, andere regels en manieren van doen zijn. Kleuters moeten de kans krijgen om rustig aan hun nieuwe situatie te wennen, door te kijken en/of er verhaaltjes over te horen. Tijdens de kleuterschoolperiode werkt de kleuter aan zijn ‘schoolrijpheid’. Hij maakt zich klaar om naar groep 3 te gaan.
48
Bij het beoordelen van de schoolrijpheid kijk je of het kind: • voldoende ontwikkelt is om te kunnen starten met voorbereidend lezen en rekenen. • fysiek de kracht heeft om een dag op school te zijn • zich voor langere tijd kan concentreren • spreek- en taalvaardig is • emotioneel rijp genoeg is om in een klas te kunnen functioneren. Schoolrijpheid is dus een meer dan alleen intelligentie. Wanneer een kleuter niet genoeg zelfvertrouwen heeft is hij nog niet klaar voor school.
Theoriebron Ontwikkeling van de kleuter (4 tot 6 jaar)
Begeleiding van de kleuter
co
py r
ig h
tE
du
'A
ct ie
fb
.v .
Kleuters zijn in het begin vaak moe als ze het thuis komen. Ze leren met anderen spelen en kleine problemen op te lossen. Kleuters zijn zelfstandiger maar moeten nog wel goed in te gaten worden gehouden, zonder dat er teveel ingegrepen wordt. Veel dingen zoals tandenpoetsen, en aankleden, kunnen kleuters zelf. Ze hebben alleen ondersteuning en aanmoediging nodig. Dit geeft ze zelfvertrouwen. Kleuters hebben behoefte aan duidelijkheid. Het is belangrijk om consequent te zijn en vaste afspraken en regels te hebben. Het werkt ook goed om als opvoeder het juiste voorbeeld te geven. Alledaagse bezigheden zoals de tafel opruimen en boodschappen doen kun je ook samen met de kleuter uitvoeren.
49
Theoriebron Ontwikkeling van het schoolkind (6 tot 12 jaar)
.v .
Theoriebron Ontwikkeling van het schoolkind (6 tot 12 jaar)
ct ie
Lichamelijk/motorisch ontwikkelingsgebied
fb
Schoolkinderen leren veel. De hele dag op school levert een hoop nieuwe informatie op. Niet alle kinderen gaan daar even goed mee om. In sommige gevallen komt de informatie te snel of is het te veel. Ook kunnen kinderen er moeite mee hebben zich te concentreren. Verschillen in ontwikkeling lijken zich in deze fase uit te vergroten en vallen veel meer op.
du
'A
Vaak verloopt de lichamelijke ontwikkeling van schoolkinderen vrij rustig, zeker in de eerste jaren. De motorische ontwikkeling zal steeds nauwkeuriger worden. Kinderen worden sterker, behendiger, leniger en ontwikkelen een beter evenwichtsgevoel. Kinderen gaan steeds netter tekenen, kleuren en schrijven doordat hun fijne motoriek verbeterd. Vanaf tien Ă twaalf jaar begint het lichaam van een meisje zich sneller te ontwikkelen. Ze maken een groeiversnelling door waarna de uiterlijke geslachtskenmerken (borsten, schaamhaar) zich gaan ontwikkelen. Bij jongens begint deze ontwikkeling pas later. Op school is vaak een groot verschil te zien tussen de oudste kinderen in een klas en de jongste kinderen. Schoolkinderen hebben een sterke drang tot bewegen. Dat is goed want zo oefenen ze veel.
tE
Cognitief ontwikkelingsgebied
py r
ig h
Schoolkinderen zijn vaak leergierig. Het is belangrijk om dit te motiveren. Want wanneer een kind te veel negatieve ervaringen opdoet, bijvoorbeeld afgerekend worden op fouten, kan deze leerhouding veranderen. Kinderen in groep 3 zijn meestal allemaal gemotiveerd om te leren, in de loop van de jaren neemt dit af. Hoe meer je het plezier in leren motiveert, hoe beter de resultaten zullen zijn. Het bieden van werk op maat kan een oplossing zijn als een kind niet mee kan komen of zich dreigt te gaan vervelen. Kinderen leren in groep 3 lezen, schrijven en rekenen, hierdoor leren kinderen ook anders denken. Een roos is nu het voorwerp, het geschreven woord, maar kan ook ĂŠĂŠn zijn. Met het lezen en schrijven gaat de taalontwikkeling met enorme sprongen vooruit. Daarna wordt dit alleen maar uitgebreid. Hierdoor kunnen kinderen zich beter uiten en vinden het leuk om iets te vertellen.
co
Emotioneel ontwikkelingsgebied
50
In emotioneel opzicht wordt het schoolkind nogal eens overschat. Net als de andere ontwikkelingstaken ontwikkelt ook het emotioneel ontwikkelingsgebied zich nog steeds. Het schoolkind krijgt steeds meer inzicht in menselijke relaties en gevoelens, maakt kennis met empathie en leert met anderen om te gaan. Ook heeft het schoolkind een eigen geweten waarnaar het handelt uit eigen overtuigingen. De band met thuis is voor het schoolkind een belangrijke basis. Vanuit hier ontwikkelt het zich verder en durft het er nog steeds op uit te gaan. Het schoolkind zoekt meer naar zelfstandigheid. Ook is het schoolkind beter in staat om te gaan met conflicten, vooral omdat het over zijn gevoelens kan praten en zich kan inleven in anderen.
Theoriebron Ontwikkeling van het schoolkind (6 tot 12 jaar)
Sociaal ontwikkelingsgebied
fb
.v .
Sociale ontwikkeling gaat over de participatie in en het initiatief nemen tot sociale interacties. Ook gaat het over wat andere kinderen beweegt en het houden aan regels en afspraken. Kinderen worden in de schoolleeftijd sociaalvaardig. Sociaal geslaagde ontwikkeling in deze fase betekent dat het kind goed met andere kinderen kan omgaat en alledaagse, bij de leeftijd passende problemen op te lossen (sociale competentie). Kinderen leren dit gedrag thuis, op school en in de vrije tijd. Ook ontwikkelt zich in deze periode de behoefte om ergens bij te horen. Een ‘peergroup’ is zo’n groep van leeftijdsgenoten. De behoefte om vrienden te maken is erg groot. Vaak spelen kinderen een rol om erbij te kunnen horen. Niemand wil graag een buitenbeentje zijn.
Seksueel ontwikkelingsgebied
Denken
du
'A
ct ie
Het jonge schoolkind (zes tot acht jaar) zal zich gaan richten op de ouder van het andere geslacht. Met de ouder van hetzelfde geslacht is vaak een haat-liefdeverhouding. Toch zal het kind zich wel identificeren met de ouder van hetzelfde geslacht, omdat het net zo wil zijn. Zo wil de jongen net zijn als zijn vader omdat hij dan ook de liefde van zijn moeder denkt te kunnen krijgen en andersom. Het is goed als opvoeder dit lastige proces toe te staan. Dit is de basis voor verdere seksuele ontwikkeling. Na deze fase, de ‘oedipale fase’, komt het schoolkind terecht in de latentiefase. In deze fase komt de seksualiteit voorlopig tot rust. Later pas, ongeveer in groep 8 van de basisschool, zullen meisjes zich zorgen gaan maken over hun kleding en zich voor het eerst opmaken terwijl jongens stoer proberen te zijn.
co
py r
ig h
tE
Bij het denken van schoolkinderen kun je onderscheid maken tussen drie vormen: 1. Realistisch denken: een kind kan onderscheid maken tussen fictie en fantasie. Bijvoorbeeld: Sinterklaas bestaat niet, maar het is een Nederlands feest. 2. Logisch denken: een kind kan de juiste verbanden leggen door oorzaak en gevolg te onderscheiden. Bijvoorbeeld: als ik mijn vinger niet opsteek en begin te praten, kan ik op mijn kop krijgen. 3. Abstract denken: een kind denkt na over onduidelijke zaken die niet direct waarneembaar zijn. Ook het denken vanuit theorieën, wat het kind is verteld, valt onder deze categorie. Dit komt vaak voor als een kind een verhaal hoort van zijn ouders of klasgenoten waar hij niet direct een betekenis bij heeft. Bijvoorbeeld: wat gebeurt er na de dood? Abstract denken zou bij sommige kinderen tot angsten kunnen leiden, net zoals het magisch denken bij peuters en kleuters.
Begeleiding van het schoolkind Het leergierig en gemotiveerd houden van schoolkinderen is erg belangrijk. Schoolkinderen hebben behoefte aan uitdagingen. De meeste schoolkinderen zijn leergierig en willen steeds iets nieuws uitproberen. Het is belangrijk om ze hierin te stimuleren. Het begeleiden van schoolkinderen gaat over contact maken en het aandacht geven. Kinderen van deze leeftijd kunnen zich onzeker voelen, ook al laten ze dat niet snel merken. Er is een groot verschil tussen het jonge en oude schoolkind. Jonge schoolkinderen hebben nog veel sturing nodig, terwijl oudere schoolkinderen meer verantwoordelijkheden aankunnen. Omdat schoolkinderen bezig zijn met grenzen verkennen is het belangrijk om duidelijke regels te hebben.
51
Theoriebron Ontwikkeling van de puber (12 tot 16 jaar)
.v .
Theoriebron Ontwikkeling van de puber (12 tot 16 jaar)
ct ie
fb
Na de basisschool komen kinderen in de puberteit. Er zijn niet alleen maar lichamelijke veranderingen, ook gevoelens gaan veranderen. Een puber kan te maken krijgen met stemmingswisseling. Het ene moment is de puber vrolijk, het volgende moment kan hij ineens heel somber zijn. In deze levensfase komen pubers vaak recht tegenover hun ouders te staan, met flinke ruzies als gevolg.
Lichamelijk/motorisch ontwikkelingsgebied
du
'A
Tijdens de puberleeftijd vinden er grote lichamelijk veranderingen plaats. Kinderen krijgen vaak een groeispurt. Doordat armen en benen vaak sneller groeien in verhouding met de rest van het lichaam doen pubers vaak onhandig en klungelig. De lichamelijke veranderingen beginnen bij meisjes meestal een paar jaar eerder dan bij jongens. Bij meisjes begint de groeispurt ronde het tiende jaar, de hormonale verandering vaak rond een jaar of twaalf. Hierdoor is het vrouwelijke lichaam ook eerder volgroeid. De hormonale verandering is te zien aan het feit dat ze borsten beginnen te krijgen en dat er op verschillende plekken haar gaat groeien. Daarnaast worden ze ook ongesteld. Jongens krijgen de baard in de keel. Daarnaast krijgen zij ook haargroei, wat vooral zichtbaar is in het gezicht. Bij jongens begint de groeispurt rond het twaalfde jaar.
tE
Cognitief ontwikkelingsgebied
py r
ig h
Het puberbrein is nog volop in ontwikkeling. Moeilijke taken zoals plannen, vooruitkijken, ordenen en anticiperen, beheerst de puber onvoldoende. Een puber handelt vaak impulsief omdat het de gevolgen van zijn daden niet goed overziet, de puber leeft vooral in het hier en nu. Pubers hebben vaak een grote interesse en een goed geheugen. Hierdoor kunnen ze meer onthouden op school. Ze leren het vermogen om abstract te denken waardoor ze complexere problemen aan kunnen. Richting het einde van de pubertijd gaan pubers langzaam aan nadenken over hun toekomst.
co
Emotioneel ontwikkelingsgebied
52
Pubers doen niet alleen onhandig en klungelig, ze voelen zich ook zo. Dit komt door de sterke groei en de grote hormonale veranderingen. Deze hormonale veranderingen veroorzaken soms emotionele uitbarstingen en sterke wisselingen in emoties. Dit kan leiden tot onzekerheid. Pubers zijn op zoek naar hun eigen normen en waarden. Ze willen niet meer als kind behandeld worden, maar kunnen nog niet volledig hun eigen verantwoordelijkheid dragen. Daarnaast krijgen pubers steeds meer verschillende opvattingen te horen, die afwijkend kunnen zijn van die van hun ouders. Ze gaan hun eigen mening ontwikkelen. Dit leidt tot conflicten met hun ouders. De puber kan zich moeilijk verplaatsen in anderen, dus ook niet in zijn ouders.
Theoriebron Ontwikkeling van de puber (12 tot 16 jaar)
Sociaal ontwikkelingsgebied
fb
.v .
Voor de puber zijn leeftijdgenoten en vriendengroepen erg belangrijk. De meeste jongeren wonen nog thuis, gaan naar school, hebben vrienden en hun bezigheden buitenshuis. Jongeren proberen niet alleen de wereld te ontdekken, maar ook wie ze zijn en wat ze willen. Sommigen experimenteren met alcohol en drugs, anderen gaan zich anders kleden. Ze zoeken iets of iemand om zich mee te identificeren ze hebben vaak idolen. De puber laat vaak zien door onder andere kleding, accessoires en muziek bij welke groep hij hoort. De normen en waarden die binnen de vriendengroep leven, zijn leidend voor zijn gedrag. Er is groepsdruk. Door de groepsdruk kan een puber dingen gaan doen die hij eigenlijk niet wil. Mensen hebben het dan over de ‘verkeerde vrienden’. Dit kan bijvoorbeeld leiden tot crimineel gedrag. Maar groepsdruk kan ook leiden tot positief gedrag.
ct ie
Seksueel ontwikkelingsgebied
du
'A
Met de grote hormonale veranderingen komt ook de seksualiteit in beeld. Jongens en meisjes worden geslachtsrijp en er is interesse voor het andere geslacht. Ze houden zich bezig met dingen als zoenen en vrijen. Ook hierin kan groepsdruk een rol spelen. ‘Mijn vrienden hebben hét allemaal al gedaan, dus ik ben een loser als ik hét niet doe.’ Pubers fantaseren over seks. Jongens hebben hierbij vooral fantasieën over de daad, terwijl meisjes vooral fantaseren over de perfecte partner. In deze periode krijgen jongeren ook meer zicht op hun eigen seksualiteit. Ze kunnen bijvoorbeeld ontdekken dat ze helemaal niet op het andere geslacht vallen, maar op hun eigen geslacht. Dit leidt tot nog meer onzekere gevoelens, zeker als ze opgegroeid zijn met het idee dat bijvoorbeeld homoseksualiteit niet normaal is.
Begeleiding van de puber
co
py r
ig h
tE
Door de sterke wisselingen in emoties is het soms niet gemakkelijk om met pubers om te gaan. Ouderen moeten wennen aan deze situatie, hun kind is opeens geen kind meer. Wanneer je de jongere betrekt bij activiteiten, zal hij zich verantwoordelijk voelen en zich beter gaan gedragen. De puberteit is een onzekere periode. Het beste manier is om een vertrouwensband met de puber op te bouwen. Dit kun je onder andere door je open op te stellen, door te proberen een het gesprek aan te gaan, rustig te blijven wanneer de puber een grote mond heeft en oprechte belangstelling te tonen. Ook is het goed om jongeren serieus te nemen. Ondanks dat ze een duidelijke mening hebben, hebben ze vaak goede ideeën. Omdat pubers onvoldoende controle hebben over hun eigen gedrag is duidelijkheid met regels en afspraken belangrijk. Jongeren proberen nog steeds grenzen te verleggen.
53
Theoriebron Ontwikkeling van de adolescent/jongvolwassene (16 tot 21 jaar)
fb
.v .
Theoriebron Ontwikkeling van de adolescent/jongvolwassene (16 tot 21 jaar)
ct ie
Hoewel de meeste adolescenten nog op school zitten, hebben ze vaak wel een bijbaan. Jongeren zijn leerplichtig tot dat zij 21 jaar zijn of totdat ze (minimaal) een niveau 2 diploma hebben. In deze fase leren jongeren pas controle te krijgen over hun eigen gedrag. Op deze leeftijd zijn de hersenen voldoende ontwikkeld om impulsief gedrag voldoende onder controle te kunnen houden. Impulsbeheersing is bijvoorbeeld nodig als je besluit om iets wat je graag wilt hebben, toch niet te kopen.
'A
Lichamelijk/motorisch ontwikkelingsgebied
du
Hoewel sommige jongens nog groeien in deze ontwikkelingsfase, zijn de meeste adolescenten lichamelijk volgroeid. Het lichaam is sterk en zit vol energie. In de adolescentie haalt de adolescent de maximale lichaamslengte, spierkracht en het uithoudingsvermogen.
Cognitief ontwikkelingsgebied
py r
ig h
tE
De adolescent kan beter zijn aandacht en concentratie vasthouden. Daarnaast kan hij zijn geheugen beter gebruiken waardoor de adolescent moeilijkere vraagstukken aan kan. De adolescent kan systematisch denken en leert reflecteren op eigen handelen. Dit zorgt ervoor dat hij een beter inzicht krijgt inzicht in zijn manier van denken, zijn manier van leren en zijn eigen zwakke en sterke punten. De adolescent heeft vaak nog een idealistische kijk op de wereld, maar ziet daarnaast de samenhang tussen regels en normen en waarden, tussen verschillen tussen mensen en levensomstandigheden. Het is goed te beseffen dat ze nog niet helemaal de gevolgen kunnen inschatten omdat volledig overzicht of inzicht nog niet helemaal aanwezig is. Vooral rekening houden met de consequenties van het handelen op de lange termijn is nog moeilijk voor adolescenten.
co
Emotioneel ontwikkelingsgebied
54
De adolescent ontdekt hoe hij zelf in elkaar zit en hoe moet omgaan met anderen. Hij kan anderen inschatten en weet wat hij kan verwachten. Hij is op zoek naar zijn eigen identiteit en houdt zich bezig met levensvragen zoals â&#x20AC;&#x2DC;wat wil ik met mijn levenâ&#x20AC;&#x2122;. Het verdiepen in deze vragen kan twijfels en onzekerheid oproepen. De adolescent wordt zelfbewuster en wil zich onderscheiden van anderen, daarmee vormt hij zijn eigen identiteit.
Echte vriendschappen worden steeds belangrijker.
Theoriebron Ontwikkeling van de adolescent/jongvolwassene (16 tot 21 jaar)
.v .
De adolescent bereidt zich voor op toekomstig werk, en gaat bijvoorbeeld studeren. Ook is hij bezig met verantwoordelijkheid voor zijn eigen doen en laten. Daarnaast maakt de adolescent zich emotioneel los van zijn ouders. Tegelijkertijd krijgt hij ook vaak een betere band met zijn ouders. Ze komen meer op gelijke voet te staan en de adolescent kan zich meer inleven in zijn ouders.
Sociaal ontwikkelingsgebied
Seksueel ontwikkelingsgebied
ct ie
fb
Naast zelfkennis ontwikkelen adolescenten ook meer mensenkennis. Het empathisch vermogen wordt beter, de adolescent kan zich verplaatsen in anderen. Adolescenten kunnen nu beter bedenken wat anderen van hun gedrag vinden en hoe de omgeving op hun gedrag zal reageren. De peergroep is nog steeds belangrijk, maar de groepsdruk wordt minder. Adolescenten komen meer uit voor hun eigen mening, ze weten steeds meer waar zij voor staan. De vriendschappen worden hechter. Verder gaat de adolescent relaties aan met leeftijdgenoten.
tE
du
'A
De seksuele ontwikkeling komt in de adolescentie in een stroomversnelling. Jongere fantaseren vaak over seks en ongeveer de helft van hen is seksueel actief. Sommige jongeren experimenteren met homoseksualiteit, maar blijven niet in relaties met personen van hetzelfde geslacht geĂŻnteresseerd. Adolescenten gaan in deze periode vaak duurzame relaties aan. De seksuele contacten worden intiemer en er komt een inzicht in wat ze zelf het fijnst vinden binnen een seksuele relatie. Homoseksuele jongeren kunnen, naarmate hun seksualiteit zich ontwikkelt, het gevoel hebben dat ze ongewenst zijn als ze hun homoseksuele gevoelens uiten. Homoseksuele jongeren hebben hierdoor vaker depressieve gevoelens en suĂŻcidale gedachten. De emotionele ontwikkeling van homoseksuele jongeren is gebaat bij steun van vrienden of vriendinnen en gezinsleden.
Begeleiding van de adolescent
co
py r
ig h
Hoewel adolescenten minder begeleiding nodig hebben, worden sociale contacten steeds belangrijker in hun leven. Als begeleider van een adolescent zal je rol vooral informerend en adviserend zijn. Wees je bewust tussen het verschil van voorlichting geven en adviseren. Bij voorlichting geef je vooral algemene, feitelijke informatie die is afgestemd op de behoefte van de persoon. Met adviseren ondersteun je de persoon met goede raad wanneer hij daarom vraagt. Je hoeft minder sturend te zijn omdat de adolescent meer zijn eigen keuzes zal maken. Het is belangrijk dit te respecteren en te stimuleren. Je moet letten op het gebrek aan zelfvertrouwen of faalangst van de jongere. Een adolescent is beter dan voorheen in staat om zijn problemen te maskeren en zijn emoties te verbergen. Natuurlijk mag je een adolescent sturen wanneer dit nodig is. Denk bijvoorbeeld aan het helpen voorkomen van geld schulden.
55
Theoriebron Ontwikkeling van de volwassene (21 tot 65 jaar)
.v .
Theoriebron Ontwikkeling van de volwassene (21 tot 65 jaar)
ct ie
Lichamelijk/motorisch ontwikkelingsgebied
fb
Volgens de wet is iemand van achttien jaar een volwassene. Maar echt volwassen is iemand pas wanneer diegene zelfstandig beslissingen kan nemen en verantwoordelijk kan dragen. Het leven van een volwassene ontwikkelt zich verder. Een toekomst opbouwen wordt nu belangrijk. Per ontwikkelingsgebied staat beschreven hoe volwassenen ontwikkelen.
du
'A
Jongvolwassenen voelen zich vaak fit en energiek. Vanaf ongeveer 35 jaar gaat het lichaam echter achteruit. Volwassenen hebben vaak minder uithoudingsvermogen en hun kracht neemt af. Het wordt lastiger om topsportprestaties neer te zetten en gewrichten beginnen te slijten. Ook het uiterlijk verandert, de eerste rimpels ontstaan en grijze haren worden zichtbaar. Het wordt moeilijker om af te vallen. Bij de meeste vrouwen vindt tussen het 45ste en 55ste levensjaar de overgang plaats. De menstruatie wordt erg onregelmatig en stopt op een gegeven moment helemaal waardoor vrouwen niet meer vruchtbaar zijn. Dit proces kan enkele jaren duren vrouwen kunnen als gevolg van de overgang veel klachten hebben zoals: opvliegers, veel transpireren, hoofdpijn of spier- en gewrichtspijnen. Mannen blijven wel vruchtbaar.
tE
Cognitief ontwikkelingsgebied
py r
ig h
Tot 25 jaar zijn de hersenen nog steeds in ontwikkeling, de hersenen gaan steeds efficiĂŤnter werken waardoor de volwassene de informatie snel kan verwerken. Na 25 jaar ontwikkelen de hersenen zich niet verder maar dat wil niet zeggen dat de cognitieve ontwikkeling stopt. Door het toenemen van de levenservaring krijgt de volwassene steeds meer inzicht en ervaring. Dat de volwassene werkt betekent niet dat hij is uitgeleerd. Tegenwoordig zien we dat mensen een leven lang blijven leren om bij te blijven. Studeren wordt aan de ene kant makkelijker omdat de volwassene de opgedane ervaring in kan zetten. Aan de andere kant wordt het lastiger omdat het geheugen afneemt naarmate iemand ouder wordt en iemand minder snel informatie opneemt.
co
Emotioneel ontwikkelingsgebied
56
De volwassene ontwikkelt een eigen levensstijl. Tussen de 25 en 40 jaar draait het leven om gezin, werk en het sociale leven. Na het 40ste levensjaar gaan mensen terugkijken op hun leven. Vragen als â&#x20AC;&#x2DC;heb ik wel de juiste keuzes gemaakt? Was het de moeite waard om zo hard te werken? Wil ik met deze partner wel verder met de rest van mijn leven?â&#x20AC;&#x2122; komen voorbij.
fb
Ongewenste antwoorden kunnen leiden tot een depressie, ook wel â&#x20AC;&#x2DC;midlifecrisisâ&#x20AC;&#x2122; genoemd. Het stereotype voor mannen is dat ze een jongere vrouw zoeken, een sportwagen kopen of andere veranderingen in hun leven zoeken om zich jonger te voelen. Vrouwen kiezen eerder voor verdieping. Ze gaan een cursus volgen of richten zich op spirituele zaken. Na deze periode volgt vaak een tijd van emotionele rust en stabiliteit.
.v .
Theoriebron Ontwikkeling van de volwassene (21 tot 65 jaar)
Het leven van volwassenen draait vaak om hun kinderen.
ct ie
Sociaal ontwikkelingsgebied
du
'A
Gezin, werk, sociaal leven en hobbyâ&#x20AC;&#x2122;s moet de volwassene met elkaar combineren. Dit vergt veel organisatie. Mensen hebben tijdens deze periode vaak een druk leven. Mensen werken, maar hebben ook kinderen die ze van school moeten halen. Ze moeten keuzes maken. Wat kan wel en wat kan niet? Wat is nu belangrijk en wat niet? Hoe kan ik mijn eigen ontwikkeling combineren met de ontwikkeling van mijn kinderen en omgeving? Als de kinderen ouder worden, wordt het leven wat rustiger. Er is weer meer tijd voor sociale contacten. De werktevredenheid neemt na het veertigste levensjaar over het algemeen toe. De arbeidsvreugde hangt samen met de positieve relaties met anderen, de persoonlijke groei en het hebben van een doel in het leven.
Seksueel ontwikkelingsgebied
ig h
tE
Veel volwassenen beleven seks binnen een vaste relatie. Waar de seks vroeger vooral om voortplanting draaide, is er door de komst van voorbehoedsmiddelen nu ook ruimte voor genot. Daarnaast zijn partnerrelaties de afgelopen decennia losser geworden. Meer paren wonen ongehuwd samen. Het aantal huwelijken dat vroegtijdig eindigt ligt momenteel rond de 30%. De laatste decennia is homoseksualiteit meer geaccepteerd, daarom komt het voor dat volwassenen er eindelijk voor uit durven te komen en daarmee hun hele leven omgooien.
Begeleiding van de volwassene
co
py r
Soms lijkt het dat een volwassene geen begeleiding nodig heeft, toch krijgen zij ook te maken met levensvragen waar begeleiding voor nodig kan zijn. Volwassenen zullen niet snel om hulp vragen wanneer zij iets niet kunnen. Houd er rekening mee dat mensen zich kunnen schamen wanneer ze hulp nodig hebben. Wanneer een volwassene niet meer voor zichzelf kan zorgen zal hij dit zal zien als een groot verlies. De kans is groot dat een volwassene depressief raakt na een ernstig ongeval, omdat ze niet kunnen accepteren dat ze hun met zorg opgebouwde leven aan iemand anders moeten overlaten. Dit kan leiden tot opstandigheid en hulpeloosheid van de volwassene. Als begeleider is het daarom belangrijk dat je altijd rustig, en zelfverzekerd bent. Ga niet de strijd aan met de persoon in kwestie. Probeer je in te leven in zijn situatie en behandel de persoon met respect.
57
Theoriebron Ontwikkeling van de oudere (65 en ouder)
.v .
Theoriebron Ontwikkeling van de oudere (65 en ouder)
ct ie
fb
Tegenwoordig is de gemiddelde levensverwachting voor een vrouw 82 en voor een man 77 jaar. Succesvol oud worden heeft drie kenmerken: een goede lichamelijke gezondheid, het behoud van cognitieve mogelijkheden en het behoud van sociale contacten. Rond het 65ste jaar zien we mensen als oudere. Vroeger gingen de mensen rond deze leeftijd al naar een bejaardentehuis, maar tegenwoordig is het beleid dat ouderen zo lang mogelijk in hun eigen huis blijven wonen.
Lichamelijk/motorisch ontwikkelingsgebied
du
'A
De lichamelijke ontwikkelingen kenmerkt zich door achteruitgang. Het lichaam gaat achteruit. Alles gaat bij ouderen wat trager. Ze krijgen grijze haren en rimpels. Bij het ouder worden ontstaan ouderdomskwalen. Ze hebben een leesbril nodig, de bloeddruk stijgt, spierkracht wordt minder en gewrichten hebben meer kans op slijtage. De weerstand tegen ziektes neemt af door een minder goed werkend afweersysteem. Er is vaak sprake van botontkalking (osteoporose) waardoor de kans op botbreuken toeneemt. Tegenwoordig zijn ouderen fitter dan vroeger. Ze bewegen over het algemeen meer, eten gezonder en zijn zich bewust van de gevaren van het roken. Hoe oud iemand zich voelt hangt sterk af van het leven dat iemand leidt. Ook de lichamelijke conditie speelt een rol.
tE
Cognitief ontwikkelingsgebied
py r
ig h
Ook op cognitief gebied is er achteruitgang. De achteruitgang is vooral te merken aan het geheugen, de snelheid van denken en bij het opnemen van nieuwe informatie. Het kost bijvoorbeeld meer tijd om nieuwe dingen te leren. Soms kan vergeetachtigheid ontstaan. Veel erger dan vergeetachtigheid is dementie. Bij mensen met dementie is het opnemen van nieuwe informatie moeilijk omdat vooral het kortetermijngeheugen wordt aangetast. Deze mensen gaan cognitief daarom erg sterk achteruit. Gelukkig is er ook nog ontwikkeling mogelijk door de jarenlange ervaring die ouderen hebben opgebouwd. Op latere leeftijd kunnen mensen door die ervaring nog steeds presteren. Dit is goed zichtbaar aan de vele grijze haren in de politiek en bij onderzoekers. Als je ouder wordt, heb je veel levenservaring die van pas komt in zulke beroepen.
co
Emotioneel ontwikkelingsgebied
58
Op latere leeftijd wordt het leven over het algemeen wat rustiger, minder werk en minder stress in het gezin. De oudere heeft minder de wil en de druk om te presteren. Dit alles kan rust geven. Iemand kan hierdoor emotioneel prettig in zijn vel zitten. Dit is echter ook een periode waarin men vaak terugkijkt op het leven. Men kan er dan achter komen dat niet alle dromen zijn uitgekomen. De ene persoon reageert hier mild op, de ander kan hier juist depressief van worden. Ouderen worden zich meer bewust van hun eigen sterfelijkheid, hierdoor denken ouderen meer na over de dood. Zeker als een partner of broers, zussen of vrienden overlijden. Mensen met dementie hebben steeds meer moeite om hun emoties te
Theoriebron Ontwikkeling van de oudere (65 en ouder)
verwoorden en te regulieren. Ze uiten hun emoties vaker onberekenbaar. Ze herkennen mensen steeds minder goed en weten niet waar ze zijn, waardoor ze angstig en soms gefrustreerd kunnen raken.
.v .
Sociaal ontwikkelingsgebied
'A
Seksueel ontwikkelingsgebied
ct ie
fb
Door alle veranderingen in de samenleving en in het leven van de ouderen ervaren steeds meer ouderen een gevoel van eenzaamheid. Ouderen stoppen met werken en de contacten met oud-collegaâ&#x20AC;&#x2122;s vervagen vaak snel omdat het niet meer vanzelfsprekend is dat je werkt in het dorp of de stad waar je woont. Mensen verhuizen meer dan vroeger waardoor de verbondenheid met de buurt minder is en familie, kinderen en vrienden steeds minder vaak bij elkaar in de buurt wonen. Eenzaamheid is het ervaren van een gebrek aan verbondenheid met anderen, dit is voor iedereen anders. Sommige mensen voelen zich prettig bij een rustiger sociaal leven, terwijl de ander graag mensen om zich heen heeft. Bij dementerende verlopen de sociale contacten steeds moeizamer en omdat het geheugen afneemt is het moeilijk om gesprekken te voeren. Als de dementie in een vergevorderd stadium is, herkennen dementerenden vrienden en soms ook familie niet meer. Hierdoor vergeet de oudere dat er mensen zijn langs geweest waardoor ze zich sneller verlaten en alleen voelen.
du
Veel ouderen hebben een bevredigend seksueel leven. Alhoewel de behoefte aan seks vaak minder wordt, kan seksualiteit tot op hoge leeftijd doorgaan. Door veranderingen in het lichaam, verandert het seksleven wel. Gezonde mannen en vrouwen zijn tot op hoge leeftijd fysiek in staat tot seks. Als iemand ouder wordt, is er vaak wat meer prikkeling nodig om opgewonden te raken.
tE
De ontwikkeling van de hoogbejaarde (80 jaar en ouder)
co
py r
ig h
Steeds meer mensen bereiken een hoge leeftijd. De hoogbejaarde zal intensieve zorg ndoig hebben. Het aantal ouderen met dementie neemt toe met de leeftijd. Ongeveer 25% van de 80-jarigen leidt aan dementie. De verwachting is dat het aantal dementerende ouderen zal toenemen omdat mensen steeds ouder worden. Vaak zijn hoogbejaarden sociaal geĂŻsoleerd, omdat vrienden en kennissen inmiddels zijn overleden. De laatste fase in de menselijke ontwikkeling betreft het sterven en de dood. Er bestaan grote verschillen tussen mensen in waar, wanneer en hoe zij sterven. De hoge levensverwachting, de goede medische zorg en doordat ouderen minder beroep (kunnen) doen op hun kinderen sterven de ouderen tegenwoordig in een ziekenhuis of instelling. Veel mensen maken de balans op van hun leven als hun einde nadert. Zij denken na over hun leven. Het is goed als ouderen daarbij hulp krijgen, zeker wanneer zij zich depressief voelen.
Begeleiding van de oudere De ene oudere is de andere niet. Soms is een oudere gezond en heeft een druk leven, terwijl een andere oudere de deur niet meer uitkomt. Begeleiding van ouderen is niet alleen belangrijk omdat ze vaak lichamelijk en cognitief achteruitgaan, maar ook omdat ze te maken kunnen krijgen met eenzaamheid. Het sociale contact is bij alle ouderen heel belangrijk. Voor ouderen zijn veel activiteiten te bedenken zoals muziek luisteren en fotoboeken bekijken. Sommige ouderen krijgen te maken met geheugenverlies. Dingen die zij meemaken vergeten ze snel, maar vaak weten ze nog wel alles van vroeger. Wees beleefd tegen ouderen, pas je tempo van spreken en lopen aan en let op de veiligheid. Vaak hebben ouderen niet door dat ze lichamelijk en geestelijk achteruitgaan. Lopen en zien gaat moeilijker waardoor de kans groter is dat ze vallen en botbreuken oplopen.
59
co p
yr ig ht tie fb .v
Ac
u'
Ed
.