33971 Ouderenzorg, geriatrie

Page 1

.v

.

Cursus

C

op

yr

ig

ht

Ed

u'

Ac t

ie

fb

Ouderenzorg, geriatrie


Colofon

.v

.

Uitgeverij: Edu’Actief b.v. 0522-235235 info@edu-actief.nl www.edu-actief.nl

fb

Auteur: Wijtske van den Berg-Spoelstra Inhoudelijke redactie: Jo-Anne Schaaf Titel: Ouderenzorg, geriatrie

ie

ISBN: 978 90 3723 397 1 ©

Ac t

Edu’Actief b.v. 2017 Behoudens de in of krachtens de Auteurswet gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

Ed

u'

Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h Auteurswet dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in compilatiewerken op grond van artikel 16 Auteurswet kan men zich wenden tot de Stichting PRO (www.stichting-pro.nl). De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.

C

op

yr

ig

ht

Door het gebruik van deze uitgave verklaart u kennis te hebben genomen van en akkoord te gaan met de specifieke productvoorwaarden en algemene voorwaarden van Edu’Actief, te vinden op www.edu-actief.nl.


Inhoud Over deze cursus

Ouder worden

.v

Ouderenzorg

.

6 7 12

Kwetsbare ouderen

19

43

Theoriebron Kwetsbare ouderen

Ac t

38

Theoriebron Ouderenzorg

34

ie

De oudere met psychosociale problemen Theoriebron Ouderen

fb

OriĂŤntatie

4

47

Theoriebron De oudere met psychosociale problemen 55

C

op

yr

ig

ht

Ed

u'

Theoriebron Urine-incontinentie

52

3


Over deze cursus

Over deze cursus

.

Inleiding

fb

.v

De cursus geriatrie gaat zowel over de zorg voor ouderen in het algemeen als over de zorg voor ouderen met verschillende ziekten. Bij deze cursus staat de lichamelijke problematiek op de voorgrond. De psychogeriatrie staat hierbuiten; dat is een aparte cursus.

Leerdoelen

yr

ig

ht

Ed

u'

Ac t

ie

Je kunt: • de zorg voor ouderen en geriatrische cliënten in Nederland beschrijven, en de ontwikkelingen van verleden tot nu • uitleggen wat ouder worden, geriatrie en gerontologie inhouden, de zorgcategorieën beschrijven en indelen, en uitleggen tegen welke problemen en beperkingen ouderen en geriatrische cliënten aanlopen • uitleggen hoe je ouderen moet verzorgen bij wie (psycho)sociale problemen centraal staan • risicosignalering uitvoeren bij kwetsbare ouderen.

C

op

Een belangrijke taak van je werk is de zorg bespreken met de oudere.

4

Beoordelingsformulier <

Beoordeling Aan het eind van de cursus wordt je parate kennis beoordeeld met een toets. Je praktische beheersing van de leerdoelen wordt getoetst aan de hand van een beroepsproduct. Deze worden op verschillende punten beoordeeld: op inhoud en op de uitvoering. Ander belangrijke punten bij de beoordeling zijn: actieve deelname aan de lessen, nette uitwerking van de opdrachten in correct Nederlands. Je vindt ze bij elkaar in het beoordelingsformulier.


Over deze cursus

Planning Een beroepsproduct maken kost tijd. Daarom moet je dit goed plannen. Lees eerst de opdracht van het beroepsproduct goed door en vul daarna het planningsformulier in. Neem ook de andere opdrachten van deze cursus op in je totale planning. Zo voorkom je dat je in tijdnood komt.

.v

.

Planningsformulier <

fb

Beroepsproduct: Het belang van risicosignalering (4)

ie

Jullie geven een klinische les aan je toekomstige collega’s (jullie medestudenten) over het belang van risicosignalering.

• •

ht

u'

Maak een planning en een taakverdeling. Bestudeer het beoordelingsformulier en de eisen aan de uitvoering, zodat jullie weten waaraan de opdracht moet voldoen. Jullie beginnen met het bepalen van de doelen van de les. Wat willen jullie met deze klinische les bereiken bij jullie toekomstige collega’s? Stel vier doelen. Verzin een titel voor de klinische les. Bedenk welke drie werkvormen jullie willen gebruiken: een PPT, een quiz, een casus, een discussie met stellingen, een kort YouTube-filmpje. Zorg dat de klinische les interactief is. Denk hierbij ook na over de hulpmiddelen die jullie nodig hebben, en of jullie deze tot jullie beschikking hebben. Beschrijf hoe jullie de presentatie gaan afsluiten en evalueren. – Het is belangrijk dat jullie collega’s actief deelnemen. – Welke vragen stellen jullie aan je collega’s? – Bepaal hoe jullie vaststellen of jullie je doelen bereikt hebben. – Hoe gaan jullie de les evalueren?

Ed

• •

Ac t

Stappen

ig

Laat elke processtap goedkeuren door je docent, voordat je begint aan de volgende processtap.

yr

Eisen aan het beroepsproduct

• • • •

Je geeft vier redenen waarom risicosignalering bij ouderen belangrijk is. Je beschrijft de zeven verplichte risicosignaleringsgebieden die door de Inspectie voor de Gezondheidszorg zijn gesteld Je demonstreert hoe risicosignalering uitgevoerd wordt Je beschrijft van vijf risicogebieden genoemd in punt 2 ten minste één interventie.

C

op

Je beroepsproduct wordt beoordeeld op de volgende punten:

5


Oriëntatie

Oriëntatie Opdracht 1

Als ik dit onderwerp hoor, dan wil ik …

Dit wil ik leren

Opdracht 2

Ac t

ie

Dit weet ik al

fb

Onderwerp:

.v

.

Schrijf het onderwerp van de cursus op een blaadje en maak daaronder twee kolommen. Boven de eerste kolom schrijf je ‘Dit weet ik al’, boven de tweede kolom schrijf je ‘Dit wil ik leren’.

Boodschappenlijstje

Ed

u'

Op het bord staat het onderwerp (Cursus Ouderenzorg, geriatrie) van deze les. Iedereen krijgt een kladblaadje en noteert boven aan het kladblaadje het woord dat op het bord staat met een streep eronder. Onder de streep schijf je nu een woord/feit dat bij het onderwerp hoort. Je geeft je kladblaadje vervolgens door naar links. Op het kladblaadje dat je nu voor je hebt liggen, schrijf je weer een woord/feit. Daarna geef je het kladblaadje weer door naar links. Dit gaat zo door totdat je je eigen kladblaadje weer terug hebt of de docent zegt dat er gestopt gaat worden. Er mogen geen dubbele woorden of feiten op de kladblaadjes komen te staan. Als je echt niks nieuws weet toe te voegen, zet je een kruisje op het kladblaadje.

ht

Wist je veel woorden/feiten bij het onderwerp te bedenken? Welke nieuwe dingen heb je erbij geleerd?

Opdracht 3

Heb je ervaring met?

C

op

yr

ig

Heb jij ervaring met het bieden van ondersteuning aan ouderen? Beschrijf je ervaring in een kort verslag aan de hand van onderstaande vragen: • Waar heb je de ervaring opgedaan? • Waarom had de oudere ondersteuning nodig? • Hoe heb je de ondersteuning geboden? • Kwam je problemen tegen en hoe heb je die eventueel opgelost?

6


Ouderenzorg

Ouderenzorg

.

Inleiding

fb

.v

De zorg voor de oudere cliënt is vooral het aanvullen van wat de oudere niet (meer) kan. Het beleid van de overheid ten aanzien van ouderen richt zich op het zo veel mogelijk behouden van de eigen regie. Met stimulans, aanwijzingen en hulp waar dit nodig is, woont de oudere zo lang mogelijk zelfstandig.

Leerdoelen

ie

Hoofddoel: Je kunt de zorg voor ouderen en geriatrische cliënten in Nederland beschrijven en de ontwikkelingen die daarin plaatsvinden.

Lees Theoriebron Ouderenzorg en beantwoord de vragen. a. Waarom zou de overheid stimuleren dat de oudere zo lang mogelijk zelfstandig blijft wonen?

Ed

Theoriebron Ouderenzorg <

Overheid

u'

Opdracht 1

Ac t

Subdoelen: Je kunt: • benoemen waaruit de zorg voor ouderen kan bestaan • nieuwe ontwikkelingen in de ouderenzorg opnoemen.

C

op

yr

ig

ht

b. Welke hulp is beschikbaar voor de oudere die niet zelfredzaam is?

c. Vind je dat de ondersteuning van ouderen op deze manier goed geregeld is? Leg je antwoord uit.

7


Ouderenzorg

.

d. Tegen welke problemen lopen ouderen aan bij het regelen van de ondersteuning, denk je?

Opdracht 2

Regels en wetten

Ac t

Lees Theoriebron Ouderenzorg en beantwoord de vragen.

Vul de volgende zinnen aan en kies hierbij uit de volgende woorden: dagbesteding domotica gemeente huishoudelijke hulp persoonsgebonden budget (pgb) respijtzorg verpleegkundige zorg vervoer in de regio Wet langdurige zorg Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) zelfstandig Zorgverzekeringswet.

Ed

u'

Theoriebron Ouderenzorg <

ie

fb

.v

e. Ken je zelf mensen die hulp vanuit de Wmo krijgen? Beschrijf hun situatie en de hulp die ze krijgen.

De overheid stimuleert dat de oudere zo lang mogelijk

ht

blijft wonen. verantwoordelijk om hulp

Voor mensen die niet zelfredzaam zijn, is de

te bieden.

ig

Deze gemeentelijke hulp wordt geregeld vanuit de .

yr

Twee voorbeelden van wat er aan ondersteuning geregeld kan worden via de gemeente zijn en

.

C

op

Wanneer de oudere zelf wil kunnen kiezen welke rolstoel hij wil hebben, kan hij dit regelen .

via een Vanuit de Zorgverzekeringswet wordt de

vergoed.

Mensen die in een verpleeghuis verblijven, krijgen de zorg vergoed door de De overheid vindt ook dat er steeds meer

ingezet moet worden. Een

voorbeeld hiervan is het automatisch aan- en uitschakelen van het licht. Wanneer een mantelzorger tijdelijk de gebruikelijke zorg niet kan geven, kan er worden geregeld.

8

.


Ouderenzorg

Opdracht 3

Lees Theoriebron Ouderenzorg. Geef bij de volgende beweringen aan of deze juist of onjuist zijn. Beargumenteer je keuze. a. De groep ouderen in Nederland wordt steeds groter. Daarom kan de oudere die niet zelfredzaam is niet meer naar een verzorgingshuis.

ie

fb

.v

.

Theoriebron Ouderenzorg <

Beweringen ouderen

Ac t

b. De verpleegkundige zorg wordt vanuit de Wmo vergoed door de gemeente.

Ed

u'

c. Mensen die heel veel zorg nodig hebben, hebben recht op een indicatie voor het verpleeghuis.

ht

d. Een oudere cliĂŤnt met een pgb mag zelf kiezen welke zorgverlener hij wil.

yr

ig

e. De oudere die thuis veel zorg nodig heeft, mag alleen thuis blijven wonen als zijn familie en vrienden hem helpen.

C

op

f. Als hulpverlener mag je de cliĂŤnt dwingen naar een verpleeghuis te gaan als de zorgzwaarte te hoog wordt.

g. Een oudere kan alleen terecht in een woonzorgvoorziening voor kleinschalig wonen als daar een indicatie voor is.

9


Ouderenzorg

Visie politieke partijen

fb

Opdracht 4

.v

.

h. Advies, instructie en voorlichting mag de hulpverlener alleen geven als daar een indicatie voor is.

Vorm tweetallen. Zoek via internet op welke politieke partijen er in Nederland zijn. Maak hier klassikaal een overzicht van. Elk tweetal krijgt een politieke partij toegewezen. Zoek uit welke visie deze politieke partij op ouderenzorg heeft. Schrijf dit overzichtelijk op. Presenteer deze visie aan de rest van de klas.

ie

Theoriebron Ouderenzorg <

Opdracht 5

Hoe de zorg er in de toekomst uit gaat zien? Niemand weet dat nu al precies. Op basis van de technologische ontwikkelingen, politieke veranderingen en de veranderingen die op dit moment plaatsvinden, zijn er wel trends te benoemen.

u'

Artikel 9 trends in de ouderenzorg <

Ontwikkelingen in de ouderenzorg

Lees het Artikel Anna zorgt voor appeltaart. Hoe denk jij dat het leven van een oudere eruitziet in 2035? Schrijf een kort eigen verhaal.

Ed

Artikel Anna zorgt voor appeltaart <

Ac t

Als alle partijen aan de beurt geweest zijn, kies je zelf voor een politieke partij. Waarom heb je voor deze partij gekozen?

Lees het Artikel 9 trends in de ouderenzorg. Welke negen trends in de ouderenzorg zijn er? 1. 2. 3.

ht

4. 5.

ig

6. 7.

yr

8.

C

op

9.

10

Interview een hulpverlener in de ouderenzorg die al tien jaar in dit vak werkt. Vraag hem of haar naar de ontwikkelingen en/of veranderingen die de afgelopen tien jaar hebben plaatsgevonden en welke ontwikkelingen hij/zij verwacht dat de komende tien jaar gaan spelen. Vraag hoe hij of zij dit vindt: wat de voor- en nadelen van deze ontwikkelingen geweest zijn, wat de ontwikkelingen zijn waar de instelling nu mee bezig is. Werk volgens het stappenplan: • Maak eerst minstens zes vragen die je aan de persoon wilt stellen. • Laat deze zien aan je docent en vraag een ‘go’. • aak dan een afspraak voor het interview. • Maak hier een verslag van, van minimaal 1½ A4’tje, lettertype Arial 10, regelafstand 1.


Opdracht 6

fb

In 2011 introduceerde Machteld Huber een nieuwe definitie van gezondheid: ‘Gezondheid als het vermogen je aan te passen en je eigen regie te voeren, in het licht van de sociale, fysieke en emotionele uitdagingen van het leven.’ Huber onderzocht het concept gezondheid en vond dat er zes dimensies waren, die ze samen ‘positieve gezondheid’ noemde. Lees het Artikel Scoringsinstrument en bekijk de zes domeinen van het scoringsinstrument. Bekijk het Filmpje Alles is gezondheid In de zorg Positieve Gezondheid Noordelijke Maasvallei en het Filmpje Anne Nieboer.

ie

Filmpje Anne Nieboer <

Positieve gezondheid

a. Wat vind jij van deze benadering? Motiveer je antwoord.

Ac t

Filmpje Alles is gezondheid In de zorg Positieve Gezondheid Noordelijke Maasvallei <

Ed

u'

Artikel Scoringsinstrument <

b. Ga naar Mijn Positieve Gezondheid test, maak een gebruikersaccount aan en maak de test. Is deze test geschikt voor de ouderenzorg? Motiveer je antwoord.

ig

ht

Website Mijn Positieve Gezondheid test <

.v

Eisen waaraan het verslag moet voldoen: • In het verslag moet de naam staan van de persoon die je geïnterviewd hebt. • In het verslag moet staan waar deze persoon werkt. • In het verslag moet staan wat het doel is van je interview. • De vragen en antwoorden moeten verwerkt zijn. • Het verslag moet in goed Nederlands geschreven zijn.

.

Ouderenzorg

C

op

yr

c. Hoe zou jij dit instrument kunnen gebruiken in jouw rol als hulpverlener?

11


Ouder worden

Ouder worden

.

Inleiding

fb

.v

Ouder worden: de meeste mensen zien ertegen op, want ouder worden betekent achteruitgaan. Gerontologie is de wetenschappelijke studie van de ouder wordende mens. Geriatrie is het specialisme waarmee de oudere cliënt die lijdt aan verschillende aandoeningen, te maken krijgt.

ie

Leerdoelen

Ac t

Hoofddoel: Je kunt uitleggen wat ouder worden, geriatrie en gerontologie inhouden en uitleggen tegen welke problemen, beperkingen ouderen en geriatrische cliënten aan lopen.

Opdracht 1

De derde en vierde levensfase

a. Lees Theoriebron Ouderen en beschrijf in eigen woorden het verschil tussen de derde en de vierde levensfase.

ht

Theoriebron Ouderen <

Ed

u'

Subdoelen: Je kunt: • uitleggen welke veranderingen horen bij het ouder worden. • uitleggen wat gerontologie is en wat geriatrie is • beschrijven welke cliënten bij deze categorie horen • benoemen met welke mogelijke problemen, beperkingen en risico’s ouderen te maken hebben.

C

op

yr

ig

b. Vul de tekst aan en kies hierbij uit de volgende woorden: chronisch zieke evaluatie geriater geriatrie gerontologie gerontoloog groter kleiner lichamelijk psychisch psychogeriatrische revaliderende risicosignalering signaleringslijsten sociaal.

12


Ouder worden

De oudere cliënt die al diabetes heeft en dan ook nog een longontsteking oploopt, krijgt .

in het ziekenhuis te maken met de

In het ziekenhuis wordt de afdeling ‘geriatrie’ genoemd. De

houdt zich

.

bezig met vraagstukken die niet over ziekten gaan, maar bijvoorbeeld over het wonen

.v

van de oudere mens.

fb

In de ouderenzorg heb je te maken met drie categorieën cliënten. De oudere cliënt die in een zorghotel komt omdat hij zich nog niet alleen thuis kan redden, hoort bij de categorie revaliderende cliënten. De oudere cliënt die aan diabetes lijdt en zichzelf niet kan injecteren omdat hij

bijvoorbeeld de hoeveelheid niet meer goed kan aflezen, hoort bij de categorie

ie

cliënten.

De oudere cliënt die dementerend is, hoort bij de categorie

cliënten. .

Ac t

De laatste jaren wordt de groep oudere mensen met een hoge leeftijd

Wanneer mensen een hoge leeftijd bereiken, ervaren zij niet alleen op gebied klachten, maar kunnen zij ook op

en

gebied

problemen krijgen. Zij missen hun vrienden van vroeger en worden daardoor somber. Een van de taken van de hulpverlener is het uitvoeren van een

, waardoor

u'

hij zicht krijgt op problemen of dreigende problemen die de oudere cliënt heeft. Hierbij worden signaleringslijsten gebruikt.

Ed

Geef bij de beweringen aan of deze juist of onjuist zijn. Beargumenteer je keuze.

ht

c. Een geriatrische cliënt heeft een hoge biologische leeftijd en woont daarom in een verpleeghuis.

yr

ig

d. Een oudere die regelmatig kleine hersenbloedingen heeft, zal door zijn lichamelijke beperkingen behandeld worden door een gerontoloog.

C

op

e. In Nederland zijn er steeds meer mensen die werken, zodat er steeds minder mensen zijn die behoefte hebben aan zorg.

f. De sociale contacten die ouderen hebben, hebben indirect ook invloed op hun lichamelijk welzijn.

13


Ouder worden

Opdracht 2

.v

.

g. Niet langer controle hebben over het eigen leven is een van grootste risico’s voor ouderen om depressief te worden.

Zelfredzaamheid

Bekijk het Filmpje ‘Zelfredzaamheid in de zorg’, lees Theoriebron Ouderenzorg en beantwoord de vragen.

fb

Theoriebron Ouderenzorg <

a. Wat gebeurt hier? Kun je uit het filmpje opmaken wat deze meneer hier zelf van vindt?

Ac t

ie

Filmpje Zelfredzaamheid in de zorg <

Bekijk het Filmpje Hulpmiddelen bij zelfredzaamheid van Icare Zorg. Filmpje Hulpmiddelen bij zelfredzaamheid <

u'

b. Beschrijf in maximaal twee zinnen wat je in het filmpje ziet.

Ed

c. Welke hulpmiddelen zie je in dit filmpje?

ht

d. Welk voordeel heeft mevrouw van deze hulpmiddelen?

yr

ig

e. Welke nadelen geeft mevrouw aan?

Opdracht 3

C

op

Theoriebron Ouderen <

14

Verlies van rollen en gezondheid Ouder worden kenmerkt zich door het verlies van sociale rollen en het verlies van gezondheid. Lees Theoriebron Ouderen en raadpleeg het internet bij het beantwoorden van de vragen. a. Hoe komt het dat ouderen minder sociale rollen hebben dan jongeren?

b. Hoe kun je ouderen ondersteunen bij het behouden en versterken van hun sociale netwerk?


Ouder worden

.v

.

c. Ouderen hebben vaak onbewust een eigen manier om met veranderingen om te gaan. Beschrijf deze manier en beschrijf een situatie waaruit blijkt dat ouderen deze manier ook daadwerkelijk toepassen.

fb

d. In de ouderenzorg is steeds meer aandacht voor de levensloopbenadering. Beschrijf in je eigen woorden wat de levensloopbenadering inhoudt.

Ac t

ie

e. Hoe kun je een oudere ondersteunen bij de persoonlijke stuurkracht?

ht

Ed

u'

f. Hoe kun je een oudere ondersteunen bij het creĂŤren van compensatiemogelijkheden tussen de vier domeinen?

Opdracht 4

Casus mevrouw Grouwe

ig

Theoriebron Ouderen <

Levensloopbenadering

yr

Mevrouw Grouwe is 86 jaar oud. Sinds het overlijden van haar man, twaalf jaar terug, is ze alleenstaand. Mevrouw heeft zes kinderen (drie dochters en drie zonen) en zeven kleinkinderen. Het is een hechte familie. Twee van haar kinderen wonen dicht bij haar, haar andere kinderen zijn uitgewaaid over heel Nederland en haar oudste zoon woont zelfs in Zuid-Afrika. De twee kinderen die in de buurt wonen, komen iedere week even langs en ondersteunen haar. De andere in Nederland wonende kinderen komen zo veel mogelijk om de beurt in het weekend langs. Mevrouw Grouwe houdt van gezelligheid, handwerken en spelletjes spelen. Mevrouw ging in het verleden iedere week naar de kerk, de zang en de kaartclub. Sinds haar gezondheid steeds minder wordt, is ze meer aan huis gebonden. Haar knie is versleten, waardoor ze minder goed kan lopen en ze is door haar hartfalen steeds sneller vermoeid. Haar dochter helpt haar twee keer in de week bij het huishouden en haar zoon ondersteunt haar bij het halen van de weekboodschappen. Mevrouw merkt echter dat ze steeds vaker dingen vergeet.

C

op

Werkmodel Levensloopbenadering <

Lees Theoriebron Ouderen en Werkmodel Levensloopbenadering.

15


Ouder worden

.v

.

a. Hoe zou jij mevrouw Grouwe kunnen ondersteunen bij de stuurkracht?

Opdracht 5

u' b. Beschrijf individueel hoe je invulling geeft aan de volgende zingevingsbehoeften. Doelgerichtheid:

Morele rechtvaardigheid:

ig

Filmpje Oog en oor voor levensvragen <

a. Bekijk het Filmpje ‘Oog en oor voor levensvragen’. Wat zijn levensvragen?

Ed

Werkmodel Omgaan met levensvragen <

Levensvragen

ht

Theoriebron Ouderen <

yr

Artikel Vragen stellen gespreksvoering levensvragen <

Eigenwaarde:

op

C 16

Ac t

ie

fb

b. Hoe zou je mevrouw Grouwe kunnen ondersteunen bij het vinden van de balans tussen de vier domeinen?

Competentie:


Ouder worden

.

Begrijpelijkheid:

fb

.v

Verbondenheid:

Ac t

ie

Transcendentie:

u'

c. Bespreek je antwoorden met elkaar. Beschrijf kort hoe je het ervaren hebt om het met een ander over dit soort onderwerpen te hebben.

Ed

d. Zou je dit soort onderwerpen met iedereen willen/kunnen bespreken?

ht

e. Plaats de onderstaande zingevingsbehoeften in het dagelijks leven van de oudere. Welke levensvragen zouden ouderen hierbij kunnen hebben?

ig

Voorbeeld

yr

Doelgerichtheid: leef je naar iets toe wat je van waarde vindt?

C

op

Heeft mijn leven nog een doel? Heb ik nog iets om naar uit te kijken? Heb ik nog iets wat ik wil doen? Is mijn dag voldoende gevuld?

Morele rechtvaardigheid: is je leven, dat wat je doet, moreel te verantwoorden?

Eigenwaarde: vind je jezelf de moeite waard?

17


Ouder worden

fb

ie

Verbondenheid: voel je je verbonden met anderen?

.v

Begrijpelijkheid: heb je een begrijpelijk verhaal over je leven/gebeurtenissen?

.

Competentie: heb je het gevoel dat je invloed hebt op je leven?

Ac t

Transcendentie: voel je je deel van een groter geheel (kan religie zijn) of verlang je daarnaar?

Ed

u'

f. Wat vraagt het omgaan met levensvragen van hulpverleners? Noem vijf punten.

C

op

yr

ig

ht

Lees het Artikel Vragen stellen gespreksvoering levensvragen en vul Werkmodel Omgaan met levensvragen aan met tips over gespreksvoering, goede voorbeeldvragen en mogelijke reacties van de hulpverlener op iemands verhaal.

18


Kwetsbare ouderen

Kwetsbare ouderen Risico’s

fb

a. Beschrijf welke gezondheidsrisico’s de oudere cliënt loopt.

.v

Lees Theoriebron Kwetsbare ouderen en beantwoord de volgende vragen.

Theoriebron Kwetsbare ouderen <

.

Opdracht 1

Ac t

ie

b. Beschrijf hoe je deze risico’s signaleert.

u'

c. Beschrijf waarom instellingen verplicht zijn een risicosignalering bij te houden.

ht

Ed

d. Welke drie stappen moet je nemen bij het signaleren van risico’s?

Mevrouw Rol

ig

Opdracht 2

Lees Theoriebron Kwetsbare ouderen en beantwoord de volgende vragen. Mevrouw Rol is 93 jaar en woont alleen in een aanleunwoning. Ze is al dertig jaar weduwe en heeft vier getrouwde kinderen, die minstens een uur rijden van mevrouw vandaan wonen. Verder weet je niets van mevrouw Rol. a. Beschrijf alle mogelijke risico’s waaraan je zou kunnen denken bij deze mevrouw. Leg uit waarom je aan deze risico’s denkt.

C

op

yr

Theoriebron Kwetsbare ouderen <

19


Kwetsbare ouderen

Lees Theoriebron Kwetsbare ouderen en beantwoord de volgende vragen. a. Wat betekent risicosignalering?

Ac t

Theoriebron Kwetsbare ouderen <

Hoe doen we dit?

ie

Opdracht 3

fb

.v

.

b. Beschrijf hoe jij als hulpverlener te werk zou gaan als jij de opdracht krijgt om naar mevrouw Rol toe te gaan en na te gaan of ze een verhoogd gezondheidsrisico loopt.

Ed

u'

b. Op welke thema’s inspecteert de Inspectie voor de Gezondheidszorg?

c. Wanneer ga je de risico’s in kaart brengen?

ig

ht

d. Welke stappen zet je?

yr

e. Wie worden betrokken bij risicosignalering?

C

op

f. Wie bepaalt hoe de risicosignalering moet worden uitgevoerd?

20


Kwetsbare ouderen

Opdracht 4

Mevrouw Bogers Lees Theoriebron Kwetsbare ouderen en bekijk het Filmpje Mevrouw Bogers tot 13:50 min. Bespreek in een groepje van vier studenten de vragen. Schrijf je antwoord op.

Theoriebron Kwetsbare ouderen <

.v

.

a. Welk(e) mogelijk(e) risico(’s) signaleer je?

Ac t

ie

fb

Filmpje Mevrouw Bogers <

Opdracht 5

Vragen polyfarmacie

Lees Theoriebron Kwetsbare ouderen en beantwoord de vragen.

ht

a. Wanneer gaat het om polyfarmacie?

ig

Theoriebron Kwetsbare ouderen <

Ed

u'

b. Wat kun/zou je doen? Denk samen na over de vervolgstappen die je zou nemen bij elk van de gevonden risico’s.

c. Welke risico’s zijn er verbonden aan het gebruik van veel medicijnen door een oudere cliënt?

C

op

yr

b. Leg uit waarom juist bij ouderen polyfarmacie voorkomt.

21


Kwetsbare ouderen

.v

.

d. Leg uit waarom ouderen sneller last hebben van ongewenste bijwerkingen.

fb

e. Welke ongewenste bijwerkingen kunnen rustgevende medicijnen veroorzaken?

ie

f. Hoe kun jij je als hulpverlener voorbereiden op medicatieproblemen bij de oudere cliĂŤnt?

Ed

Casus

u'

Ac t

g. Welk instrument wordt in de thuiszorg gebruikt om medicatieproblemen op te sporen? Leg uit waar dit instrument voor dient.

ig

ht

Mevrouw Dickens is een 84-jarige vrouw die veertien verschillende medicijnen gebruikt. Zij woont zelfstandig, heeft hulp voor de huishouding en wordt geholpen met douchen. Ze loopt met een rollator. Ze komt nog maar weinig buiten. Mevrouw gebruikt veertien verschillende medicijnen voor COPD, hypertensie, diabetes mellitus type 2, osteoporose, hypercholesterolemie, angina pectoris, slaapstoornissen, incontinentie, artrose. Als jij bij haar komt voor de douchebeurt, zit zij altijd in de stoel te suffen. Tegen jou klaagt mevrouw over moeheid en niet kunnen slapen. Zij gaat om 21:30 uur naar bed omdat ze dan versleten is, zoals ze zelf zegt.

C

op

yr

h. Welke zaken zijn op het eerste gezicht opvallend?

22

i.

Wat zou jij met mevrouw willen bespreken?


Kwetsbare ouderen

a. Wat is een val?

b. Waarom is het belangrijk om valrisico’s vroeg te signaleren?

u'

Filmpje Valpreventie <

Lees Theoriebron Kwetsbare ouderen en beantwoord de vragen.

Ac t

Theoriebron Kwetsbare ouderen <

Vragen valrisico

ie

Opdracht 6

fb

k. Welke disciplines schakel je in of met wie zou je overleg plegen?

.

Welke vervolgstappen zou je nemen?

.v

j.

ht

Ed

c. Waardoor lopen vooral oudere cliĂŤnten een groter risico?

C

op

yr

ig

d. Noem enkele maatregelen om het risico op vallen te verkleinen.

23


Kwetsbare ouderen

Cartoonanalyse

u'

Ac t

ie

fb

.v

.

Opdracht 7

Ed

a. Waaraan denk je bij deze cartoon?

ht

b. Wat is de relatie met het onderwerp valrisico?

ig

c. Wat zou het probleem kunnen zijn waar deze oudere cliĂŤnt mee te maken heeft?

Valrisico

yr

Opdracht 8

C

op

Theoriebron Kwetsbare ouderen <

24

a. Wat zou de oorzaak kunnen zijn dat een cliĂŤnt met artrose meer kans heeft om te vallen?

b. Wat kan de oorzaak van vallen zijn als iemand te snel opstaat?


Kwetsbare ouderen

fb

.v

.

c. Welke persoonsgebonden factoren kunnen nog meer een rol spelen bij het risico om te vallen?

Ac t

ie

d. Welke niet-persoonsgebonden factoren kunnen een rol spelen bij het risico om te vallen?

Ed

u'

e. In de praktijk blijkt dat ouderen die blijven bewegen in een betere conditie zijn en daardoor ook beter een val kunnen voorkomen. Welke argumenten zou je hiervoor kunnen aandragen?

Lees Theoriebron Kwetsbare ouderen, bekijk het Filmpje Valpreventie en beantwoord de vragen.

ig

Filmpje Valrisico <

Filmpje Valrisico

ht

Opdracht 9

C

op

yr

a. Waardoor is mevrouw De Vries gevallen?

b. Wat ga jij als hulpverlener nu doen?

c. Welke drie grote misverstanden worden genoemd?

25


Kwetsbare ouderen

Opdracht 10

Valanalyse oudere Lees in Theoriebron Kwetsbare ouderen, bij Mobiliteit, wat de hulpverlener kan betekenen. Houd een interview met een oudere. Kies hiervoor een persoon die ouder is dan 75 jaar. Vraag of je de valrisico-inventarisatielijst mag invullen.

Theoriebron Kwetsbare ouderen <

.v

.

Maak een verslag van maximaal één A4’tje, lettertype Arial 10, regelafstand 1, waarin je beschrijft: • wat de uitslag is van de valrisico-inventarisatielijst • zaken die je opvallen met betrekking tot valrisico • de interventies die je zou kiezen als hulpverlener.

fb

Valrisicoinventarisatie- lijst <

Opdracht 11

Lees Theoriebron Kwetsbare ouderen en de casus over mevrouw Heijn. Beantwoord daarna de vragen.

Ac t

Theoriebron Kwetsbare ouderen <

Casus mevrouw Heijn valrisico

ie

Eisen aan het verslag: in het verslag moeten de naam en de leeftijd staan van de oudere die je geïnterviewd hebt. Het verslag moet in goed Nederlands geschreven zijn. Lever de ingevulde valrisico-inventarisatielijst samen met het verslag in.

Casus

Ed

u'

Mevrouw Heijn is 77 jaar en heeft al tien jaar last van artrose. De laatste jaren merkt ze dat haar ogen achteruitgaan. Als zij snel opstaat – ’s morgens uit bed bijvoorbeeld, omdat ze dan naar het toilet moet – heeft zij soms last van duizeligheid. Vier weken geleden is zij in huis gestruikeld over de drempel. Zij heeft zich flink bezeerd, maar gelukkig niets gebroken. Nu komt zij bijna het huis niet meer uit, want zij is bang om opnieuw te vallen.

ig

ht

a. Bespreek in je groepje wat het probleem is in deze situatie.

C

op

yr

b. Bespreek wat je taak als hulpverlener hier is.

26

c. Bespreek de vervolgstappen die je hier als hulpverlener gaat ondernemen en wat je hiermee wilt bereiken.


Kwetsbare ouderen

Opdracht 12

fb

Lees Theoriebron Kwetsbare ouderen en Theoriebron Urine-incontinentie.

Beschrijf bij iedere casus van welke vorm van incontinentie sprake zou kunnen zijn en welke interventies er uitgevoerd kunnen worden.

Casus 1

ie

Theoriebron Urineincontinentie <

Interventies incontinentieproblemen

Mevrouw Stien, 65 jaar, klaagt over ongewild urineverlies bij hoesten, niezen en lachen. Onlangs merkte ze dat ze ook urine verliest bij het wandelen, wat ze erg vervelend vindt en waardoor ze bijna niet meer durft te drinken.

Ac t

Theoriebron Kwetsbare ouderen <

.v

.

d. Zou je hier nog andere disciplines bij betrekken? Waarom wel of waarom niet?

Ed

Casus 2

u'

a.

ht

Meneer Edel, 72 jaar, klaagt over incontinentie. Hij gebruikt een diureticum (plastablet). Hierdoor moet hij wel vaker urineren, maar deze week was hij in een winkel en kon hij zijn aandrang niet onderdrukken. Zijn broek werd nat. Ook ’s nachts moet hij verschillende keren naar het toilet.

ig

b.

C

op

yr

Casus 3 Mevrouw Jensen (76) komt bij de huisarts voor controle van haar depressie. Zij gebruikt hier het antidepressivum amitriptyline 75 mg voor. Mevrouw vertelt op de valreep dat ze last heeft van urineverlies. Bij navraag blijkt dat ze wel tien Ă elf keer per dag moet urineren, waarbij ze tussen de 100 en 150 cc per keer plast. Ze blijkt ook vooral urine te verliezen als ze snel opstaat of moet niezen. Ook vertelt mevrouw dat ze weleens urine voelt weglopen zonder dat ze aandrang heeft.

c.

27


Kwetsbare ouderen

Opdracht 13

Samenvatting praktijkkaart Lees Theoriebron Kwetsbare ouderen. Maak een samenvatting van minimaal een half A4’tje van de praktijkkaart over urine-incontinentie bij ouderen. Gebruik hiervoor de praktijkkaart. De volgende vragen moeten in de samenvatting beantwoord zijn: • Wat zijn voor jou de belangrijkste punten om te onthouden? • Wat zijn voor jou de belangrijkste punten om toe te passen in je stage (werk)? Gebruik goed Nederlands.

.v

.

Theoriebron Kwetsbare ouderen <

Posterparade incontinentieproblemen

ie

Opdracht 14

fb

Praktijkkaart Urineincontinentie bij ouderen <

Ac t

Maak in een groepje van vier een eigen poster waarop de belangrijkste punten voor de zorgverlener staan over het onderwerp incontinentie bij de oudere cliënt. Je kunt ook het digitale programma Glogster gebruiken. Ieder groepje hangt zijn eigen poster in het leslokaal. Nu presenteren jullie in vier rondes de posters, waarbij steeds één groepslid bij de eigen poster staat en de anderen bij een andere poster naar keuze. Iedereen loopt ook langs de posters en stelt vragen.

Opdracht 15

Vragen voedingsproblemen

Ed

Lees Theoriebron Kwetsbare ouderen. Beantwoord de vragen. a. Wat kan een verminderde eetlust bij ouderen veroorzaken?

ht

Theoriebron Kwetsbare ouderen <

u'

Tip: als er geen A2-formaat beschikbaar is, plak dan vier A4’tjes aan elkaar.

yr

ig

b. Welk risico loopt de oudere die een verminderde eetlust heeft?

C

op

c. Wat kunnen dan de gevolgen voor de oudere zijn?

28

d. Waarom is het belangrijk dat ondervoeding in een vroeg stadium gesignaleerd wordt?

e. Een ander probleem is overgewicht bij ouderen. Wat zijn de gevolgen hiervan?


Kwetsbare ouderen

Opdracht 16

Casussen vragen ondervoeding Lees de volgende casussen en beschrijf bij iedere casus de risicofactoren en wat de gevolgen zouden kunnen zijn.

.v

.

Casus mevrouw Vaststa

u'

Ac t

a. Risicofactoren mevrouw Vaststa:

ie

fb

Mevrouw Vaststa, 79 jaar, woont sinds twee jaar in een verzorgingshuis, waar zij wordt geholpen met wassen en aankleden. Mevrouw heeft ziekte van Alzheimer, wat sinds twee jaar bekend is. Mevrouw lijdt aan hartfalen en heeft diabetes type 2. Vanwege de diabetes en het hartfalen gebruikt ze drie soorten medicatie. Mevrouw loopt nog steeds kleine stukjes met de rollator. Zij eet de broodmaaltijden die voor haar worden bereid op haar kamer, de warme maaltijd gebruikt ze in de eetzaal. Volgens haar dochter heeft moeder een matige eetlust en eet ze halve porties. De dochter denkt dat moeder de laatste tijd is afgevallen, maar het is haar onbekend hoeveel. Vanmorgen heeft moeder koorts en ze is gevallen.

ht

Ed

b. Gevolgen voor mevrouw zouden kunnen zijn:

Casus mevrouw De Jong

yr

ig

Mevrouw De Jong woont samen met haar man in een eengezinswoning. Mevrouw heeft een chronische darmziekte en door haar darmproblemen een verminderde eetlust. Als gevolg van deze problemen heeft mevrouw ook een verminderde conditie. Ze zorgt voor haar echtgenoot, die beginnend dementerend is. Bij de intake blijkt dat mevrouw de afgelopen maand drie kilo is afgevallen en een BMI heeft van 22.

C

op

c. Risicofactoren mevrouw De Jong:

29


Kwetsbare ouderen

.v

.

d. Gevolgen voor mevrouw zouden kunnen zijn:

fb

Casus meneer Paters

Ac t

u'

e. Risicofactoren meneer Paters:

ie

Meneer Paters is een alleenstaande man van 66 jaar. Iedere week komt de hulpverlener twee keer zijn benen zwachtelen vanwege oedeem als gevolg van vaatinsufficiĂŤntie. Meneer Paters is depressief geworden nadat hij op zijn werk ontslagen is, nu anderhalf jaar geleden. Dit kwam door het faillissement van het bedrijf waar hij werkte. Meneer eet dagelijks bij zijn kinderen. Hij zegt dat hij verminderde eetlust heeft door zijn medicijnen.

ht

Ed

f. Gevolgen voor meneer zouden kunnen zijn:

Opdracht 17

Lees Theoriebron Kwetsbare ouderen. Geef bij de volgende beweringen aan of deze juist of onjuist zijn. Beargumenteer je keuze.

ig

Theoriebron Kwetsbare ouderen <

Beweringen, juist of onjuist?

C

op

yr

a. Een depressie kan ervoor zorgen dat de oudere minder eetlust heeft.

30

b. Bij het ouder worden krijg je smaakverlies.

c. Een gevolg van overgewicht is een grotere kans op knieproblemen door slijtage.


Kwetsbare ouderen

d. Ondervoeding is altijd te voorkomen door op tijd te signaleren en acties te ondernemen.

.v

.

e. Ondervoeding is een tekort aan eiwitten.

ie

fb

f. Een van de oorzaken van ondervoeding is een eenzijdig voedingspatroon.

Ac t

g. Bij veel braken bestaat er een kans op ondervoeding.

Opdracht 18

Ed

Lees Theoriebron Kwetsbare ouderen. Maak een flyer die je in de hal van een ouderencomplex kunt leggen. Het doel van de flyer is de ouderen duidelijk maken wat de gevolgen van ondervoeding bij ouderen kunnen zijn. Voeg afbeeldingen toe die het belang tonen van het op tijd signaleren van ondervoeding. Geef aan waar de oudere terechtkan voor advies en hulp.

Theoriebron Kwetsbare ouderen <

Vragen gezichts- en gehoorproblemen

ht

Opdracht 19

Lees Theoriebron Kwetsbare ouderen en zoek op het internet aanvullende informatie. Beantwoord de vragen.

ig

Theoriebron Kwetsbare ouderen <

Flyer ondervoeding

u'

h. Een persoon met overgewicht kan tegelijk lijden aan ondervoeding.

b. Welke oplossingen bestaan hiervoor?

C

op

yr

a. Met welke oogaandoeningen hebben ouderen vaak te maken? Leg deze aandoeningen uit.

31


Kwetsbare ouderen

fb

.v

.

c. Met welke gehoorproblemen heeft vooral de oudere te maken? Leg uit wat het probleem inhoudt.

Kruip in de huid van …

Ac t

Opdracht 20

ie

d. Welke oplossingen bestaan hiervoor?

Bij deze opdracht leef je je in en verdiep je je in een oudere die gezichts- of gehoorproblemen heeft. Kies voor: • de oudere met gezichtsproblemen, of • de oudere met gehoorproblemen.

u'

Theoriebron Kwetsbare ouderen <

Je laat zien wat de gevolgen zijn voor de oudere met deze problemen. Hier maak je een STARRT-verslag van. Kies een activiteit die jij, als oudere met het betreffende probleem, gaat uitvoeren. Je demonstreert deze activiteit in de klas. Denk aan meedoen met een schilderworkshop in het verzorgingshuis terwijl je slechtziend bent. Of meedoen met een volksdansgroep terwijl je slechthorend bent. Eisen aan het product: Voor je medestudenten moet duidelijk zijn welk probleem jij als oudere hebt. Vraag na afloop feedback wat hun is opgevallen en wat zij hiervan geleerd hebben. Maak hier een reflectieverslag van met behulp van STARRT en lever dit in.

ht

Ed

Werkmodel STARRT-methode <

Casus Gezichts- en gehoorproblemen

ig

Opdracht 21

Lees Theoriebron Kwetsbare ouderen. Bespreek in tweetallen de volgende casus en beantwoord de vragen:

C

op

yr

Theoriebron Kwetsbare ouderen <

32

Casus Mevrouw Zicht is sinds drie jaar weduwe. Mevrouw loopt met een rollator, maar heeft slechte ogen. Ze vindt dat ze zich nog goed redt. Ze heeft hulp wanneer dat nodig is, van haar schoonzoon en dochter die boven haar wonen. Als die met vakantie gaan, wordt gedurende twee weken jouw hulp als hulpverlener ingeroepen. Jij weet niet welke hulp de dochter altijd aan mevrouw gaf, maar omdat jij gevraagd bent om mevrouw te helpen bij de ADL, ben je haar maar gaan douchen. Na het douchen vraagt mevrouw of je koffie wilt zetten voor haar, want dat doet de dochter ook altijd. Ze zegt: ‘Neem zelf ook maar een kopje koffie.’


Kwetsbare ouderen

.v

.

a. Bespreek wat het probleem is in deze situatie.

ie

fb

b. Bespreek wat je taak als hulpverlener is.

Casus

u'

Ac t

c. Zou je nog andere disciplines hierbij betrekken? Waarom wel of waarom niet?

ig

ht

Ed

Mevrouw Baas is 86 jaar oud, twintig jaar weduwe en sinds achttien jaar woonachtig in een seniorencomplex. Zij heeft een knieoperatie en een heupoperatie ondergaan. Buitenshuis loopt ze met een rollator. Door een val op haar balkon heeft ze drie maanden in het ziekenhuis gelegen met een bekkenfractuur. Ze is thuisgekomen met een verblijfskatheter in. Haar gehoor is slecht en zij gebruikt twee gehoorapparaten. Zolang zij de mond van de hulpverlener maar ziet, kan zij haar goed volgen in een gesprek. Vandaag moet de verblijfskatheter verwisseld worden, want deze loopt niet meer goed door. De hulpverlener die bij mevrouw komt, denkt dat het moeite zal kosten om mevrouw uit te leggen wat ze doet, omdat mevrouw haar mond niet kan zien als zij bezig is met het inbrengen van de katheter.

C

op

yr

d. Bespreek hoe jij deze situatie gaat aanpakken als je naar mevrouw Baas toe zou moeten.

33


De oudere met psychosociale problemen

.

De oudere met psychosociale problemen

.v

Inleiding

ie

fb

Veel ouderen wonen alleen. Familieleden en vrienden van ongeveer dezelfde leeftijd zijn al overleden. Ouderen worden overvallen door verdrietige gevoelens en missen de zin van het leven. Als de oudere daarbij ook nog lichamelijke beperkingen heeft, kan een depressie op de loer liggen. Doordat de oudere kwetsbaar is, is de kans op (acute) verwardheid groter.

Leerdoelen

Ac t

Hoofddoel: Je kunt uitleggen hoe je ouderen moet verzorgen bij wie (psycho)sociale problemen centraal staan.

Lees Theoriebron De oudere met psychosociale problemen en geef bij de volgende beweringen aan of deze juist of onjuist zijn. Beargumenteer je keuze. a. Het verwerken van informatie op oudere leeftijd verandert.

ig

Theoriebron De oudere met psychosociale problemen <

Beweringen, juist of onjuist?

ht

Opdracht 1

Ed

u'

Subdoelen: Je kunt: • benoemen met welke psychosociale problemen een oudere te maken kan hebben • de symptomen benoemen die horen bij een oudere cliënt die depressief is • met de gegeven informatie jouw taken als hulpverlener beschrijven bij een oudere cliënt met depressieve gevoelens • uitleggen wat een delier is • de verschillen benoemen tussen een delier, dementie en depressie.

C

op

yr

b. Als een oudere niet meer kan omgaan met sombere gedachten door het alleen zijn, kan hij in een delier raken.

34

c. Psychosociale problemen kunnen zich uiten in somatische klachten.

d. Als de stemming lange tijd somber is, gaat het om een stemmingsstoornis.


De oudere met psychosociale problemen

e. De hulpverlener kan de depressieve oudere helpen door met hem te gaan wandelen.

.v

.

f. Wanen en hallucinaties kunnen klachten zijn die bij een depressieve oudere voorkomen.

fb

g. Wanneer een oudere somberheidsklachten heeft, hoort dit nou eenmaal bij zijn levensfase.

Depressie, somber en alleen

Bekijk het Filmpje ‘Depressie, somber en alleen’ en beantwoord daarna de vraag.

Theoriebron De oudere met psychosociale problemen <

u'

Welke symptomen van depressie herken je?

Opdracht 3

Ed

Filmpje Depressie, somber en alleen <

Casus mevrouw Snoek

ht

Lees de casus over mevrouw Snoek. Beantwoord daarna de vragen.

Casus mevrouw Snoek Mevrouw Snoek is 74 jaar. Zij is vorig jaar weduwe geworden, nadat haar man na een ziekbed van ongeveer drie maanden is overleden aan de gevolgen van een hersentumor. Mevrouw Snoek is nu al zes maanden somber en heeft nergens zin meer in. Vroeger hield ze veel van lezen, maar nu heeft ze hier steeds meer moeite mee, omdat ze haar aandacht er niet bij kan houden. Ze piekert de hele dag en komt weinig meer onder de mensen. Mevrouw is heel vroeg wakker en ligt daardoor de halve nacht te piekeren. Het eten smaakt niet en ze is al zes kilo afgevallen sinds haar man is overleden. Ze denkt dat ze kanker heeft, maar is daarvoor nooit bij de huisarts geweest. Ze zou het niet erg vinden om dood te gaan, want het leven heeft voor haar toch geen zin meer.

a. Welke symptomen herken je?

C

op

yr

ig

Theoriebron De oudere met psychosociale problemen <

Ac t

Opdracht 2

ie

h. Een delier kan plotseling ontstaan.

35


De oudere met psychosociale problemen

.

b. Beschrijf de voorgeschiedenis.

Opdracht 4

Delier

a. Leg uit wat een delier is.

Ac t

Lees Theoriebron De oudere met psychosociale problemen. Beantwoord de vragen.

u'

Theoriebron De oudere met psychosociale problemen <

ie

fb

.v

c. Wat kun/zou je doen? Denk samen na over de vervolgstappen die je zou nemen.

ht

Ed

b. Noem drie symptomen van een delier.

C

op

yr

ig

c. Noem acht mogelijke oorzaken van een delier.

36

Schrijf een artikel van minimaal een half A4’tje voor een website voor familie van mensen met een delier. Het doel van dit artikel is het informeren van naasten over een delier. In het artikel maak je duidelijk wat een delier is. Beschrijf duidelijk wanneer de familie een arts moet waarschuwen. Vertel wat mogelijke oorzaken zijn en welke symptomen zichtbaar kunnen zijn. Waar wordt je artikel op beoordeeld? • Het artikel moet een pakkende titel hebben. • Het doel moet duidelijk naar voren komen. • Oorzaken en symptomen moeten benoemd zijn. • Het artikel moet in correct Nederlands geschreven zijn. • Onder het artikel moeten je naam en functie staan.


De oudere met psychosociale problemen

Opdracht 5

Lees Theoriebron De oudere met psychosociale problemen.

.v

.

Vul de tabel in en zet de volgende begrippen op de juiste plek. acuut afwezig geleidelijk helder jaren normaal sluipend ten minste twee weken uren tot dagen vaak verlaagd zelden.

Bewustzijn Hallucinaties Ontstaan

Depressie

C

op

yr

ig

ht

Ed

u'

Duur

Dementie

Ac t

Delier

ie

fb

Theoriebron De oudere met psychosociale problemen <

Verschillen delier, dementie, depressie

37


Theoriebron Ouderen

Theoriebron Ouderen

.

Inleiding

Ed

u'

Ac t

ie

fb

.v

Het verouderingsproces is een grillig proces, dat voor elk mens op een ander moment begint en bij ieder mens anders verloopt. De ene oudere is dan ook de andere niet. De ontwikkelingsfasen voor ouderen beginnen bij de pensioenleeftijd. De fasen worden ook weleens de derde en vierde levensfase genoemd.

Hoe kijk jij naar ouderen?

ht

De derde en vierde levensfase

C

op

yr

ig

Er zijn grote verschillen tussen ouderen en daarom wordt de levensfase van de ouderen steeds vaker niet meer als één levensfase gezien, maar als twee: de derde en vierde levensfase. Het onderscheid tussen de derde en vierde levensfase wordt niet zozeer uitgedrukt in leeftijd, maar vooral in gezondheid. De derde levensfase is de fase waarin de ouderen niet meer werken, maar over het algemeen goed gezond zijn. Deze groep wordt ook wel de ‘jonge ouderen’ genoemd. De vierde levensfase is de fase waarin gezondheidsproblemen in het leven van de ouderen steeds duidelijker op de voorgrond treden. De overgang van de derde naar de vierde levensfase ligt voor de meeste ouderen zo tussen de 75 en 80 jaar. De ontwikkelingsfase ouderen wordt gekenmerkt door verlies: verlies van sociale rollen en verlies van gezondheid.

38

Verlies van sociale rollen Iedereen heeft meerdere sociale rollen: je bent bijvoorbeeld dochter, werknemer, vriendin, partner en voetbalcoach. In al die rollen wordt een bepaald sociaal gedrag van je verwacht. De rollen vormen een onderdeel van wie je bent en een onderdeel van je verbondenheid met en deelname aan de maatschappij.


Theoriebron Ouderen

fb

.v

.

Sociale rollen gaan verloren door pensionering, overlijden van de partner, familie en/of vrienden, maar ook door fysieke achteruitgang. Ouderen zijn, hoewel ze meer tijd hebben, steeds minder actief als vrijwilliger. Door de veranderingen in de sociale rollen is de verbondenheid met het vrijwilligerswerk minder. Vaak starten mensen met vrijwilligerswerk om iemand in hun directe omgeving een dienst te bewijzen. Je wordt bijvoorbeeld jurylid bij de atletiekwedstrijden omdat je dochter eraan meedoet en er hulp nodig was. Als je dochter vervolgens niet langer lid is van de vereniging, vervalt vaak ook de reden om jurylid te blijven. De contacten van ouderen met anderen veranderen in de loop der jaren, waardoor de contacten dichtbij (met familie en vrienden) belangrijker worden. Door het afnemen van sociale rollen neemt de kans op vereenzaming toe.

Verlies van gezondheid

u'

Ac t

ie

Vaak zijn de eerste tekenen van het ouder worden: het minder makkelijk kunnen bewegen, het minder worden van de ogen en iets later het minder worden van het gehoor. Het horen van hoge tonen gaat meestal als eerste achteruit. De meeste gesloten medeklinkers (k, t, s, p en ch) zijn hoge tonen, die al snel minder goed verstaan worden. Hierdoor hebben ouderen vaak het idee dat anderen mompelen. Als een oudere dus vaak zegt dat de mensen om hem heen mompelen, is het goed om je te realiseren dat mogelijk het gehoor van deze oudere achteruitgaat. Vroegsignalering, zodat er tijdig gepaste actie ondernomen kan worden, is bij ouderen belangrijk en kan een hoop problemen voorkomen. Door geestelijke achteruitgang wordt het moeilijker om nieuwe dingen te leren en neemt de vergeetachtigheid toe. Ook de inwendige functies nemen allemaal langzaam af, de functievermindering hangt echter nauw samen met de levenswijze: roken, alcohol, ongezonde voeding en weinig bewegen.

Ed

Overzicht van vaak voorkomende lichamelijke veranderingen bij het ouder worden: orgaanstelsel

normale met het ouder worden samenhangende veranderingen

gevolgen

hersenen

• •

• •

flauwvallen treedt vaker op verwardheid treedt vaker op

geestelijk functioneren gaat achteruit; het vermogen om evenwicht goed te bewaren en goed te lopen neemt af

verstijving van de lens

netvlies is minder gevoelig voor licht pupillen reageren trager

moeite met scherpstellen op voorwerpen op korte afstand moeite met zien bij zwak licht moeite met snelle aanpassing aan veranderingen in lichtsterkte

ht

verminderde bloedtoevoer verandering van gehalten van veel chemische stoffen verminderd functioneren van het centrale zenuwstelsel

yr

ig

C

op

ogen

39


Theoriebron Ouderen

minder smaakpapillen

veel voedsel smaakt bitter of smakeloos

reuk

minder goed in staat om geuren waar te nemen

veel voedsel heeft weinig smaak

hart

verminderde versnelling van de hartslag verstijving van hartspieren verminderde reactie op bepaalde stimulerende prikkels afname maximaal hartminuutvolume

flauwvallen treedt vaker op

• •

hartfalen treedt vaker op verminderde toename van hartslag uitvoeren inspannende activiteiten gaat minder goed

• •

lever

minder luchtverplaatsing bij iedere ademhaling minder zuurstof afgestaan aan het bloed

lever wordt kleiner, verminderde bloedtoevoer

minder actief enzymstelsel

Ed

u'

nieren

nieren worden kleiner, verminderde bloedtoevoer

urine is minder sterk geconcentreerd afgenomen vermogen om zout uit te scheiden

ht

spieren van de dikke darm worden zwakker

obstipatie

huid

onderhuidse vetlaag wordt dunner, afname van elastische vezels in de huid

rimpels vallen meer op; huid raakt sneller beschadigd; onderkoeling komt vaker voor

immuunsysteem

verminderde antilichaamproductie

infecties treden vaker op, zijn ernstiger en verspreiden zich sneller

stofwisseling

bloedglucosespiegel stijgt na de maaltijd hoeveelheid lichaamsvet neemt toe lagere vitamine-D-activiteit, verlaagde calciumopname,

verhoogde neiging tot diabetes verhoogd risico van diabetes

yr op

C

• •

langere werking van medicijnen, verminderd vermogen tot afbraak van gifstoffen uitdroging komt vaker voor afwijkende zoutwaarden komen vaak voor urineren gaat moeizamer incontinentie treedt vaker op

• •

40

effecten van medicijnen werken langer door, verminderd vermogen tot afbraak van gifstoffen medicijnen bereiken hogere waarden in lichaam, groter risico bijwerkingen

• •

dikke darm

uitvoeren inspannende activiteiten gaat minder goed moeite met ademhalen op grote hoogten

blaaswandspieren worden zwakker verminderd vermogen om urineren uit te stellen

ig

blaas

.v

fb

longen

ie

Ac t

• •

.

mond

osteoporose


Theoriebron Ouderen

verhoogde calciumuitscheiding

prostaatvergroting verminderde bloedtoevoer naar de penis erectieproblemen

• • •

verhoogd risico van coronaire hartziekte, osteoporose, ‘opvliegers', dunnere vaginawand moeilijker om borsten te controleren op tekenen van borstkanker

verminderde aanmaak van rode bloedcellen

verminderde reactie op bloedverlies of lage zuurstofwaarde

Ac t

bloed

verminderde oestrogeenproductie (baarmoeder en eierstokken worden kleiner) borsten worden vezeliger, vetafzetting in de borsten

fb

ie

vrouwelijke voortplantingsorganen

verlaagde testosteronspiegels vasthouden urine komt vaker voor erectieproblemen

.

• •

.v

mannelijke voortplantingsorganen

Aanpassen

u'

Bron: http://www.merckmanual.nl/mmhenl/sec01/ch003/ch003d.html.

ig

ht

Ed

De meeste ouderen kunnen goed omgaan met de veranderingen in hun leven, doordat ze onbewust het proces van selectie, optimalisatie en compensatie toepassen. Dit betekent dat ze de dingen die ze niet meer kunnen minder gaan doen, de dingen die ze nog wel kunnen meer gaan doen en waar nodig een andere manier vinden om iets te doen. In een voorbeeld: het evenwichtsgevoel gaat bij het ouder worden achteruit. Als dit proces zich inzet, zie je dat een oudere bijvoorbeeld stopt met fietsen (selectie) en vaker lopend op pad gaat (optimalisatie). Als het lopen van lange afstanden moeilijk wordt, wordt er gekeken naar het gebruik van hulpmiddelen of wordt de auto gepakt (compensatie). In de vierde levensfase werkt deze strategie steeds minder goed, omdat de gezondheid van de oudere minder wordt en de ruimte om te selecteren, optimaliseren en compenseren voor een groot deel opgebruikt is. Ouderen in de vierde levensfase stellen hun doelen bij, om zo om te gaan met veranderingen.

yr

Levensloopbenadering

C

op

Werkmodel Levensloopbenadering <

In de begeleiding van ouderen wordt vaak gebruikgemaakt van de levensloopbenadering. De levensloopbenadering gaat uit van de eigen verantwoordelijkheid van iedere cliënt om de eigen levensloop en de gewenste kwaliteit van het leven te plannen en te sturen. Bij de levensloopbenadering wordt gekeken naar het vermogen dat iemand heeft om zijn eigen leven te sturen (stuurkracht) en naar de persoon zelf: zijn verleden, heden en wensen voor de toekomst. Er wordt gekeken vanuit vier domeinen: • mentaal welbevinden • lichamelijk welbevinden en gezondheid • woon- en leefomstandigheden • participatie. Om je leven te kunnen sturen heb je niet alleen cognitieve vaardigheden, maar ook levenswijsheid nodig. Een combinatie van beide maakt het mogelijk om met emoties en complexe situaties om te gaan. Je vindt meer informatie over deze methode in Werkmodel Levensloopbenadering.

41


Theoriebron Ouderen

Zekerheid herstellen

In 2015 is de kwaliteitsstandaard Levensvragen verschenen. Het doel van deze standaard is om hulpverleners te motiveren om levensvragen van ouderen te zien als onmisbaar onderdeel van goede ondersteuning. Bij het begeleiden van levensvragen ga je uit van datgene wat voor de oudere belangrijk is. Het uitgangspunt is dat iedereen levensvragen heeft, die kunnen variëren van: ‘Waarom ben ik hier?’ tot: ‘Wat zal ik morgen eens gaan doen?’. Om goed met levensvragen te kunnen omgaan, is een goede relatie tussen de hulpverleners en de ouderen een voorwaarde. Bij levensvragen staat niet het oplossen van, maar het omgaan met centraal. Levensvragen gaan over onderwerpen waarvoor geen pasklaar antwoord bestaat, ze gaan over onderwerpen die de ouderen persoonlijk raken.

Ed

u'

Werkmodel Omgaan met levensvragen <

Ac t

Levensvragen

ie

fb

.v

.

Ouderen hebben meer behoefte aan zekerheid. Deze zekerheid halen ze uit de regelmaat van activiteiten, uit een vaste manier van doen en laten. Moet een oudere om wat voor reden dan ook (tijdelijk) opgenomen worden of kan een oudere (tijdelijk) door ziekte niet zijn vaste activiteiten uitvoeren, dan heeft dit grote invloed op de beleving van zekerheid en op de zelfstandigheid van de oudere. Vaak verliezen ouderen in dit soort situaties veel zelfstandigheid, ook op terreinen die niks met de reden van opname of de ziekte te maken hebben. Dit verlies van zelfstandigheid heeft niet alleen effect op de korte, maar vooral ook op de lange termijn. Als hulpverlener heb je een rol in het herstellen van de zekerheid bij de oudere door rust, duidelijkheid, veiligheid en structuur te bieden en hem de kans te geven om te herstellen. Zo nodig help je de oudere bij het ontwikkelen van een nieuwe manier van doen en laten. Op het moment dat het vertrouwen van de oudere in zichzelf en zijn omgeving hersteld is, zie je vaak weer blijvende zelfstandigheid ontstaan.

C

op

yr

ig

ht

Goed omgaan met levensvragen brengt veel op. De cliënt voelt zich begrepen en heeft het gevoel dat hij er als mens nog toe doet. Ouderen zeggen dat ze ervaren dat hun leven een doel heeft als hulpverleners aandacht besteden aan hun levensvragen, en dat ze meer de regie over hun leven behouden. Hulpverleners die aandacht hebben voor levensvragen zeggen vaak dat ze hun werk leuker vinden en dat ze het gevoel hebben echt een verschil te maken in iemands leven. In Werkmodel Omgaan met levensvragen wordt dieper ingegaan op dit onderwerp en op de vraag wat het ingaan op levensvragen van de hulpverlener vergt.

42


Theoriebron Ouderenzorg

Theoriebron Ouderenzorg

.

Inleiding

Ed

u'

Ac t

ie

fb

.v

Het ouderenbeleid staat hoog op de politieke agenda. De oudere moet tegenwoordig zelf de regie houden. We zien dat verschillende bejaardentehuizen worden gesloten. In de seniorenwoning doet de technologie zijn intrede. Maar dat is natuurlijk niet altijd zo geweest. Ga maar eens zestig jaar terug, toen was de zorg voor de ouderen heel anders georganiseerd.

Oudere wisselt informatie uit via de smartphone.

ht

Hedendaagse visie

C

op

yr

ig

Als ouderen gezondheidsklachten krijgen, kunnen zij met de juiste hulp zo lang mogelijk zelfstandig blijven wonen en functioneren. De gemeente speelt hierin een rol: deze is verantwoordelijk voor ondersteuning van mensen die niet zelfredzaam zijn. De gemeente geeft ondersteuning thuis vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Burgers hebben de keuze tussen hulp in natura of via een persoonsgebonden budget (pgb). Vanuit de Wmo kan bijvoorbeeld huishoudelijke hulp ingekocht worden. Nog meer voorbeelden die vanuit de Wmo geregeld kunnen worden, zijn: • aanpassingen aan de huidige woning • begeleiding en dagbesteding • boodschappendienst • woningaanpassing • vervoersvoorziening • vervoer in de regio • rolstoel, scootmobiel • respijtzorg, waarbij de taken van een mantelzorger tijdelijk overgenomen worden.

43


Theoriebron Ouderenzorg

Steeds meer ouderen, steeds meer ouderenzorg

Ac t

Moderne ouderenzorg

ie

fb

.v

.

De groep ouderen in Nederland wordt steeds groter. De voorspellingen zijn dat er in 2040 4,6 miljoen 65-plussers zijn. Met hulp van familie, vrienden en vrijwilligers kunnen ouderen langer thuis wonen. Vanuit de Zorgverzekeringswet wordt de verpleegkundige zorg vergoed. De wijkverpleegkundige stelt vast welke zorg nodig is en stelt samen met de cliënt een zorgplan op. Mensen die veel zorg nodig hebben, krijgen een Wlz-indicatie (Wet langdurige zorg). Zij hebben recht op verblijf in een zorginstelling; denk aan een verpleeghuis, een (particulier) woon-zorgcentrum of een woon-zorgvoorziening voor kleinschalig wonen. Deze ouderen mogen ook thuis blijven wonen met zorg van een instelling thuis. Dit kan ook weer geregeld worden met een pgb. De oudere kiest dan zelf wie zijn zorgverlener wordt en de zorg thuis levert. Dit kan alleen als de zorg verantwoord is en de kosten niet hoger zijn dan die van opname in een instelling.

Ed

u'

De oudere moet zo lang mogelijk zelfstandig wonen. Daarom moeten er ook meer geschikte woningen voor senioren komen, of aanpassingen aan bestaande woningen uitgevoerd worden. Ook moet er steeds meer domotica komen voor ouderen, vindt de overheid. Dit zijn ICT-toepassingen in huis, bijvoorbeeld het automatisch aan- en uitschakelen van het licht. Een ander voorbeeld is de passieve sociaal-medische alarmering. Bij een passieve sociaal-medische alarmering ‘controleert’ de woning of de bewoner nog wel actief is; zo niet, dan wordt er automatisch een signaal verzonden naar een alarmdienst. De technologie in de ouderenzorg bewijst ook zijn diensten in het uitwisselen van informatie door bijvoorbeeld Skype, smartphones en digitale platforms.

Taken van de hulpverleners

ht

Een van de taken van de hulpverlener is om na te gaan of de oudere cliënt een verhoogd gezondheidsrisico loopt. Hierna bepaalt de hulpverlener samen met de cliënt doelen en acties, en zij evalueert en stelt de zorg bij: Stap 1: verkennen, gericht observeren en onderzoeken. Stap 2: plannen en doen (opvolging), actie ondernemen om iets aan de risico’s te doen en problemen te voorkomen. Stap 3: evalueren en bijstellen, nagaan of de acties effect hebben.

ig

Filmpje De App risicoscan <

C

op

yr

De actie wordt dan ook opgenomen in het zorgplan. Voor een aantal zorgproblemen zijn zorgorganisaties verplicht een risicosignalering uit te voeren, namelijk: • huidletsel • ondervoeding/overgewicht • mondzorg • vallen • problemen medicatiegebruik • depressie • incontinentie.

44

De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) inspecteert op deze zorgproblemen. Hierbij kunnen speciale signaleringslijsten worden gebruikt. Ook kun je tegenwoordig gebruikmaken van een gratis te downloaden app van Zorg voor Beter.


Theoriebron Ouderenzorg

Naast deze verplichte risicosignalering is het ook goed om regelmatig te kijken of er slaapproblemen zijn en of de oudere niet overvraagd wordt als mantelzorger. Veel ouderen zijn namelijk mantelzorger voor hun partner, een vriendin of in sommige gevallen hun eigen ouders of kinderen.

.v

.

Wat is geriatrie?

fb

Geriatrie is de zorg voor de oudere cliënt die aan meerdere aandoeningen tegelijk lijdt. Geriatrie wordt ook wel ‘ouderengeneeskunde’ genoemd. De arts die zich hiermee bezighoudt is de geriater, ook wel ‘specialist ouderengeneeskunde’ genoemd.

ig

ht

Ed

u'

Ac t

ie

Met gerontologie wordt de wetenschappelijke studie van de ouder wordende mens bedoeld. De gerontoloog houdt zich bezig met zaken rondom veroudering, zoals wonen en werken van de ouderen en zo lang mogelijk deelnemen aan de maatschappij. De ouderen die vooral zorg nodig hebben, behoren tot een van de volgende categorieën: • de revaliderende cliënt • de chronisch zieke cliënt • de psychogeriatrische cliënt. Tegenwoordig zijn er steeds meer mensen die een hoge leeftijd bereiken. De groep ouderen die behoefte heeft aan hulp of zorg wordt dus ook groter.

C

op

yr

De groep ouderen met beperkingen wordt steeds groter.

Complexe zorg Ouderenzorg wordt steeds complexer. In de leeftijdscategorie 65 tot 74 jaar komt multimorbiditeit bij 22% voor, bij ouderen boven de 74 jaar heeft 32% meer chronische aandoeningen. Bij multimorbiditeit gaat het om de gevolgen die het lijden aan meerdere chronische ziekten met zich meebrengt. Veel onderzoek, geneesmiddelen en behandeling zijn gericht op één chronische ziekte en er wordt nog maar weinig gekeken naar de gevolgen van een behandeling op een andere chronische ziekte. Ouderen slikken hierdoor vaak veel verschillende soorten medicijnen en hebben te maken met veel leefregels, die soms tegenstrijdig zijn. Ze hebben vaak ook te maken met meerdere specialisten, waardoor het voor hen moeilijker is om het overzicht te bewaren.

45


Theoriebron Ouderenzorg

C

op

yr

ig

ht

Ed

u'

Ac t

ie

fb

.v

.

Dit heeft gevolgen voor de kwaliteit van het leven. Als hulpverlener speel je een belangrijke rol in het bewaren van het overzicht en het tijdig signaleren van knelpunten en problemen.

46


Theoriebron Kwetsbare ouderen

.

Theoriebron Kwetsbare ouderen

.v

Inleiding

Ac t

Slaapproblemen

ie

fb

In de overgang van de derde naar de vierde leeftijdsfase vind je de groep kwetsbare ouderen. Kwetsbare ouderen lijken gezond, maar door opeenstapeling van (kleine) lichamelijke, psychische en/of sociale tekorten in het functioneren van de ouderen neemt het risico op gezondheidsproblemen toe. Tijdig signaleren kan voorkomen dat ouderen opgenomen moeten worden.

u'

Ouderen slapen gemiddeld per nacht wat korter, omdat ze gedurende de dag vaak een rustmomentje hebben. Rond de 5 à 6 uur per nacht is geen probleem. Slaapproblemen zijn pas een echt probleem als ze vaker dan drie nachten per week voorkomen en langer dan een halfjaar duren. Als er sprake is van slaapproblemen kun je het beste een slaapanamnese afnemen.

C

op

yr

ig

ht

Ed

Interventies bij verstoorde slaapbeleving. Adviseer de cliënt om: • regelmatige bedtijden aan te houden • de slaapkamer alleen te gebruiken om te slapen • vlak voor het slapengaan geen koffie, alcohol of zwaar eten te gebruiken • regelmatig te bewegen • een slaapritueel aan te leren • goed te kijken naar omgevingsfactoren: storend licht of geluid, temperatuur, kwaliteit van het bed. Complementaire interventies die kunnen helpen, zijn yoga, geluid, massage, homeopathie en acupunctuur.

47


Theoriebron Kwetsbare ouderen

Incontinentie

Filmpje Gezondheidsrisico's Vallen <

.

.v

fb

ie

Ac t

Mobiliteit

Veel valpartijen vinden in huis plaats. Factoren die het risico van vallen verhogen, zijn bijvoorbeeld losse kleedjes en snoeren, onvoldoende verlichting, hoge drempels, natte vloeren. Ook het dragen van schoenen met gladde zolen of slecht zittende schoenen verhoogt het risico op valpartijen in huis. Een van de taken van de hulpverlener is het signaleren en verkleinen van valrisico’s bij ouderen. Als je het Filmpje Gezondheidsrisico’s Vallen bekijkt, zie je dat er vaak een oorzaak is aan te wijzen waardoor de oudere valt.

ig

Risicoinventarisatieformulier <

Lees de richtlijn Urine-incontinentie bij kwetsbare ouderen (LEVV/V&VN, 2010). Hierin zijn de diagnostiek, behandeling en interventies beschreven. Deze richtlijn heeft tot doel iedere hulpverlener op dezelfde manier te laten omgaan met urine-incontinentie bij de oudere cliënt. Een verkorte uitgave, die gebaseerd is op de richtlijn Urine-incontinentie bij kwetsbare ouderen, is de praktijkkaart. Hierin zijn de diagnostiek, behandeling en interventies beschreven.

u'

Praktijkkaart gebaseerd op de richtlijn Urineincontinentie op de website van venvn.nl <

Onnodig urineverlies bij ouderen is voor een groot deel te voorkomen. Denk hierbij aan ondersteuning bij en adviezen over: • de toiletgang Ga direct in op het verzoek om de cliënt te helpen. Begeleid je cliënt bij de blaastraining. Dit houdt in dat de cliënt onder begeleiding van een fysiotherapeut oefent om bij aandrang het plassen iedere keer iets uit te stellen. • verminderen van obstakels en verbeteren van de mobiliteit Verplaats bijvoorbeeld meubels als deze in de weg staan op de route naar het toilet. Geef de cliënt het advies makkelijke kleding aan te doen, die snel uitgetrokken kan worden. • het gebruik van modern incontinentiemateriaal Let erop dat de juiste maat incontinentiemateriaal gekozen wordt, met het juiste absorptievermogen dat past bij de soort incontinentie die jouw cliënt heeft.

Ed

Richtlijn Urine-incontinentie bij kwetsbare ouderen (LEVV/V&VN, 2010) op platvormouderenzorg.nl <

Incontinentie komt bij ouderen vaker en in ernstiger mate voor. De oudere schaamt zich, want hij ervaart dat hij geen controle meer heeft over zijn eigen lichaam. Het vermijden van sociale contacten kan een gevolg zijn.

ht

Filmpje Risicosignalering Incontinentie op website Zorgvoorbeter.nl <

yr

Bij iedere nieuwe cliënt van 75 jaar of ouder wordt bij de intake een risico-inventarisatieformulier ingevuld. Op basis van dit formulier wordt bepaald welke acties ondernomen worden. Nadat de cliënt is gevallen, komt er een gesprek. De hulpverlener kan dan vragen een agenda in te vullen, zodat duidelijker wordt onder welke omstandigheden de val plaatsvond. Heeft de hulpverlener een goed beeld van de risico’s op vallen voor deze cliënt, dan kan zij adviezen geven ter voorkoming van vallen. Of zij kan de cliënt adviseren een speciaal valpreventieprogramma te volgen. In de praktijk blijkt dat ouderen die blijven bewegen, wandelen, fietsen of sporten, in een betere conditie zijn en daardoor ook beter in staat zijn een val te voorkomen.

C

op

Uitgebreidere valrisico-inventarisatielijst < Filmpje Compilatie van tips over vallen te voorkomen – valpreventie bij ouderen <

48

De oudere die het risico loopt om te vallen, is de oudere die: • eerder gevallen is (heeft angst om te vallen) • slaap- of kalmeringsmiddelen gebruikt • problemen heeft met het gezichtsvermogen • moeite heeft met ADL • een lichamelijke activiteit verricht • incontinent is van urine • last heeft van duizeligheid (door een te lage bloeddruk bijvoorbeeld, bij snel opstaan)


Theoriebron Kwetsbare ouderen

• •

vijf medicijnen of meer gebruikt verward is.

.v fb

Interventies bij valrisico: • stimuleren van bewegen • kracht- en/of evenwichtstraining • pijnbestrijding als dat nodig is • leren kennen van eigen grenzen en mogelijkheden • obstakels wegruimen (snoeren, kleedjes, meubels) • voldoende vochtinname • cliënt stimuleren niet te snel op te staan.

.

Ook ouderen met de ziekte van Parkinson en met depressieve symptomen lopen een verhoogd risico.

Ed

u'

Ac t

ie

Bekijk ook het Filmpje Compilatie van tips over vallen te voorkomen – valpreventie bij ouderen.

ht

De oudere die blijft bewegen doet aan valpreventie.

ig

Polyfarmacie

Het gebruik van meer dan vijf geneesmiddelen komt veel voor bij ouderen. Het regelmatig kritisch laten beoordelen van het medicijngebruik van de cliënt leidt vaak tot een vermindering van de medicijnen.

C

op

yr

Artikel Rode vlaggenlijst voor medicatiegebruik in de thuiszorg < Filmpje Rode vlaggeninstrument <

De kans op interacties en ongewenste bijwerkingen is groter naarmate er meer medicijnen worden gebruikt. Het ene geneesmiddel kan de werking van het andere verzwakken of juist versterken. Juist bij ouderen behoren ongewenste bijwerkingen van medicijnen tot de vijf meest voorkomende oorzaken van ziekte. Als een cliënt veel medicijnen moet gebruiken, is de kans groter dat hij of zij minder secuur wordt in het innemen van deze medicijnen. Voor thuiszorgmedewerkers is er een zogeheten ‘Rode vlaggeninstrument’ ontwikkeld om medicatieproblemen op te sporen. Zo krijg je de risico’s makkelijker in beeld. Zorg dat je als hulpverlener op de hoogte bent van de werking en de bijwerkingen van de medicijnen die jouw cliënt krijgt.

49


Theoriebron Kwetsbare ouderen

Ondervoeding

.

.v

Oorzaken van ondervoeding kunnen zijn: • afhankelijkheid • eenzaamheid • eenzijdig voedingspatroon • herstel van fracturen • kauw- en slikproblemen • medicijngebruik/bijwerkingen medicijnen, zoals misselijkheid, braken • oncologische aandoeningen • operatie hebben ondergaan • problemen met het gebit • verminderde eetlust/sneller een ‘vol’ gevoel ervaren • verminderde reuk en smaak • alcohol- of drugsmisbruik.

Ed

u'

Ac t

Screeningslijst van de Stuurgroep Ondervoeding <

Ondervoeding leidt tot een snel verlies aan spiermassa. Daarmee is er meer risico op vallen en daardoor op botbreuken. De afbraak van spieren heeft gevolgen voor het dagelijks functioneren en de zelfredzaamheid van de oudere. Andere gevolgen zijn: zich vlugger moe voelen, sneller en ernstiger ziek worden, langer nodig hebben om te herstellen na een ziekte, verminderde afweer en een moeilijke wondgenezing. Daarnaast kan ondervoeding ook leiden tot depressiviteit.

fb

Stappenplan SNAQ 65+ <

Ondervoeding heeft ernstige gevolgen voor de oudere. Het leidt tot meer complicaties bij ziekte, langzamer herstel na ziekte, afname van de algehele conditie en afname van de afweer. Voor het signaleren van ondervoeding is een makkelijk instrument ontwikkeld. Hoe eerder ondervoeding gesignaleerd wordt, hoe sneller de oorzaak bekend is en hoe eerder de behandeling kan beginnen.

ie

Filmpje Screening ondervoeding <

ht

Omdat het moeilijk is om van ondervoeding te herstellen, is het belangrijk om zulke risicofactoren op tijd te signaleren. Niet alleen ondervoeding, maar ook overgewicht vormt een voedingsprobleem voor de oudere. De gevolgen hiervan zijn een grotere kans op hart- en vaatziekten, gewrichtsklachten en diabetes mellitus type 2.

ig

Gezichtsproblemen

C

op

yr

Veel ouderen denken dat slechter zien bij het ouder worden hoort. Toch kan er vaak iets aan gedaan worden. Oogaandoeningen zijn bijvoorbeeld vlekken op het netvlies bij een cliënt met diabetes mellitus. Dit kan verholpen worden door laserstralen. Mensen met staar hebben een troebele lens. Een kleine operatie, waarbij de troebele lens wordt verwijderd en een kunstlens wordt geïmplanteerd, kan de klacht al snel verhelpen. Glaucoom is een oogziekte waarbij het gezichtsveld minder wordt door een te hoge druk in het oog. Met oogdruppels, een laserbehandeling of een operatie kan verdere achteruitgang worden voorkomen. Bij maculadegeneratie is het netvlies verouderd. Dit kan niet hersteld worden, maar de achteruitgang van het gezichtsvermogen kan in veel gevallen tot stilstand worden gebracht door middel van injecties.

50

De gevolgen voor een oudere met gezichtsproblemen kunnen ingrijpend zijn. Sommige aandoeningen zorgen ervoor dat iemand geen gezichten meer herkent. Nog afgezien van de ADL-problemen kan dit ertoe leiden dat de oudere niet meer uit huis gaat en in een


Theoriebron Kwetsbare ouderen

sociaal isolement raakt. Het is belangrijk dat mensen om hem heen opmerken dat de oudere bijvoorbeeld steeds dichter bij de tv gaat zitten. Als iemand zich vaak stoot aan kasten of deuren, kan dat betekenen dat het gezichtsveld vermindert.

.v

.

Gehoorproblemen

ie

fb

De zogenoemde ouderdomsslechthorendheid (presbyacusis) treedt op als gevolg van veroudering van het hoorzintuig. Ouderdomsslechthorendheid ontstaat aan beide oren tegelijk. Dit ontwikkelt zich zo langzaam dat de persoon zelf er nauwelijks erg in heeft. Het is een normaal verouderingsverschijnsel. Wanneer het gehoorverlies zodanig wordt dat gesprekken moeilijk te volgen zijn, kan door een gehoorapparaat het horen weer aanzienlijk worden verbeterd. Een ander gehoorprobleem dat bij ouderen voorkomt, is slechthorendheid als gevolg van de ziekte van Ménière. Hierbij werkt het binnenoor niet goed en zijn duizelingen en gehoorverlies het gevolg. Na jaren is er vaak een blijvend gehoorverlies.

C

op

yr

ig

ht

Ed

u'

Ac t

Ook slechthorendheid leidt tot sociaal isolement, verminderd zelfvertrouwen en angsten – en daardoor ook tot een grotere kans op depressie. Doordat gehoorapparaten de communicatie verbeteren, blijkt in de praktijk dat ouderen ervaren dat hun kwaliteit van leven weer toeneemt.

51


.v

Theoriebron De oudere met psychosociale problemen

.

Theoriebron De oudere met psychosociale problemen

fb

Inleiding

ht

Ed

u'

Ac t

ie

Twee op de tien ouderen hebben psychosociale problemen. Deze problemen kunnen zich uiten in angsten, somberheid, eenzaamheid, verdriet, depressie of somatische klachten. Bij het ouder worden is het niet alleen het lichaam dat zijn beperkingen krijgt, ook het cognitief functioneren verandert; dat wil zeggen: het verwerken van informatie in de hersenen. Een combinatie van lichamelijke aandoeningen en het niet goed kunnen verwerken van allerlei prikkels door de hersenen kan zelfs een delier veroorzaken.

ig

Hulpverlener die de hand vasthoudt van een depressieve oudere.

C

op

yr

Uit balans

52

Als je alleen overblijft, is het leven niet meer eenvoudig – zo ervaren heel veel ouderen de laatste jaren van hun leven. Het gebeurt immers maar zelden dat je op dezelfde dag sterft als je partner. Niet alleen het verlies van geliefden maakt het leven op oudere leeftijd lastiger. Ook het lichaam krijgt zijn beperkingen bij het ouder worden en het verwerken van informatie verandert. Het gaat niet meer zoals vroeger. Het geheugen laat ouderen van tijd tot tijd in de steek. Hierdoor kunnen ze sneller uit balans raken. Iedereen ervaart in het leven moeilijke perioden en de wijze waarop hiermee wordt omgegaan, verschilt nogal van persoon tot persoon. Veel ouderen hebben psychosociale problemen: problemen met het geestelijk vermogen en/of de sociale vaardigheden die nodig zijn om goed te kunnen omgaan met mensen en verschillende omstandigheden in het leven. Deze problemen kunnen zich uiten in angsten, somberheid, eenzaamheid, verdriet, depressie of somatische klachten.


Theoriebron De oudere met psychosociale problemen

Depressie bij ouderen

.

Veel ouderen wonen alleen. Familie en vrienden van ongeveer dezelfde leeftijd zijn al overleden. Ouderen worden overvallen door verdrietige gevoelens en missen de zin van het leven. Als de stemming lange tijd achtereen somber is, wordt gesproken van een stemmingsstoornis. Bij ouderen boven de 70 jaar uiten depressieve klachten zich eerder lichamelijk: duizelig zijn, een droge mond hebben, pijn waarvan de oorzaak niet duidelijk is, problemen met de stoelgang, hoofdpijn, druk op de borst, trillerige handen en rugpijn. Een minder goede verzorging van het uiterlijk kan ook een signaal zijn, evenals het ontbreken van belangstelling voor hobby’s. De achterliggende depressie wordt soms niet herkend. Bepaalde depressieve klachten worden vaak gezien als ‘acceptabel’ en als ‘normale ouderdomsklachten’.

Ac t

Wanneer je signalen van depressiviteit herkent, overleg je eerst met de cliënt en de familie. Ook kun je gebruikmaken van een observatielijst voor psychosociale problemen bij ouderen. Daarna ga je in overleg met je leidinggevende en je collega’s. Als hulpverlener kun je de depressieve oudere helpen door structuur aan te brengen in de dag. Daarnaast kun je een lijstje maken met ‘plezierige activiteiten’, waaruit de cliënt een keuze kan maken. Denk maar eens aan een wandelingetje maken of naar het winkelcentrum gaan. Door de stemming te observeren kun je nagaan wat het effect is van deze activiteit.

Ed

u'

Observatielijst voor psychosociale problematiek bij ouderen (OLPP) <

ie

Hulp aan depressieve ouderen

fb

.v

Filmpje Je bent dus depressief <

Het delier

Een delier is een acute verwardheid die in korte tijd ontstaat (uren tot dagen). Bij een delier is het bewustzijn wisselend gestoord. Daarnaast bestaat onrust of – in geval van een stil delier – juist apathie (gebrek aan emotie, motivatie of enthousiasme). Vaak zijn er hallucinaties (men ruikt of hoort dingen die er niet zijn) en/of wanen (een fantasie die de betrokkene beschouwt als werkelijkheid). Ook het friemelen of plukken aan lakens, kleding e.d. komt vaak voor. Hoe hoger de leeftijd, hoe groter het risico op een delier. Oorzaken kunnen zijn: longontsteking, koorts, obstipatie, urineretentie, infectie, uitdroging, recente operatie, medicatie (overmatig gebruik of bepaalde combinaties van opiaten) of juist door het plotseling stoppen van medicatie. Vooral bij de kwetsbare oudere is de kans op het ontstaan van een delier aanwezig.

C

op

yr

ig

ht

Filmpje Mieren in de thee <

53


Theoriebron De oudere met psychosociale problemen

Delier, dementie, depressie

.

.v

Nog enkele tips voor in je werk: Zeg rustig wie je bent en wat je komt doen als je de kamer van de delirante cliënt binnenkomt. Vertel de cliënt waarom hij daar is. Vraag de familie vertrouwde voorwerpen mee te nemen, zoals een klok. Ga de hallucinaties of waanideeën niet tegenspreken, maar zeg dat jij ze niet waarneemt.

C

op

yr

ig

ht

Ed

u'

Ac t

Poster Delier, dementie en depressie <

Bekijk de DOS-vragenlijst en invulinstructie. Een ander hulpmiddel is de Delier-O-meter, een beoordelingsschaal om de ernst van een delier in kaart te brengen. Bekijk ook de Delier-O-meter. Bekijk de poster Delier, dementie en depressie, waarin de verschillen worden aangegeven tussen delier, dementie en depressie.

fb

Website Delier-o-meter <

Het herkennen van een delier is niet altijd even makkelijk, omdat sommige symptomen ook voorkomen bij een depressie of bij dementie. Een hulpmiddel dat in de praktijk gebruikt wordt, is de DOS-schaal. (DOS staat voor: Delirium Observatie Screening.) De schaal bestaat uit dertien vragen waarop gescoord wordt met een ‘ja’ (1 punt) of ‘nee’ (0 punten). De observaties worden driemaal per dag uitgevoerd om te kunnen vaststellen of er symptomen van een delier bestaan.

ie

Website DOS-vragenlijst en invulinstructie <

54


Theoriebron Urine-incontinentie

.

Theoriebron Urine-incontinentie

.v

Inleiding

Bekijk het Filmpje Wat is incontinentie? van de Continentie Stichting Nederland.

Ac t

Filmpje Wat is incontinentie? <

ie

fb

Liesbeth is woonbegeleider psychiatrie. Ze helpt meneer Hermans bij het aantrekken van zijn steunkousen. Ze ziet een pak maandverband liggen. ‘Wat moet hij nu met maandverband?’ vraagt ze zich af. Ze besluit hem ernaar te vragen. Ze weet dat veel mensen met ongewenst urineverlies denken dat er niets aan te doen is, of zich ervoor schamen en er niet over durven te praten. Meer dan de helft van de mensen met incontinentie vermijdt activiteiten buitenshuis. Gelukkig kan aan incontinentie veel worden gedaan en zijn er goede opvangmaterialen.

Vormen van urine-incontinentie

Ed

u'

Incontinentie van urine wordt beschreven als een klacht van onvrijwillig verlies van urine. Het duidt op het niet functioneren van een van de mechanismen die ervoor zorgen dat urine op een normale manier wordt verzameld en geloosd. Incontinentie is dus geen ziekte, maar een gevolg van een andere lichamelijke of psychische aandoening zoals diabetes of dementie. Als gevolg hiervan raakt de cliënt ongewild, op het verkeerde moment en op de verkeerde plaats, urine kwijt.

ig

ht

Globaal zijn er vijf vormen van incontinentie te onderscheiden, te weten: • inspanningsincontinentie (stressincontinentie) • aandrangincontinentie (urge-incontinentie) • functionele incontinentie • overloopincontinentie • volledige incontinentie. Om gericht actie te kunnen ondernemen, moet je weten welke vorm van incontinentie bij de cliënt speelt en hoe je dit kunt zien of uitvragen.

C

op

yr

Inspanningsincontinentie (stressincontinentie) Bij stressincontinentie verliest iemand ongewenst een beetje urine bij druk in en op de buik, bijvoorbeeld wanneer iemand lacht, hoest, niest, bukt, de neus snuit of iets zwaars tilt. Vooral vrouwen hebben hier last van. Oorzaken stressincontinentie Bij vrouwen: • De werking van de bekkenbodemspieren vermindert door bijvoorbeeld bevallingen, overgewicht of gebrek aan beweging. • Soms ontstaan de klachten na de overgang door een afname van de hormoonproductie in de eierstokken. • De bekkenbodemspieren zijn verzwakt of uitgerekt, de onderkant van de blaas wordt dan onvoldoende ondersteund. Hierdoor zakt de plasbuis gedeeltelijk onder de

55


Theoriebron Urine-incontinentie

bekkenbodemspieren door. Dit wordt een ‘verzakking’ genoemd. Deze klachten kunnen vanaf dertig jaar ontstaan en verergeren vaak bij het ouder worden. Bij mannen: • Soms na een prostaatoperatie.

.v

• •

Training om de bekkenbodemspieren te versterken onder begeleiding van een fysiotherapeut. Als de oorzaak een verzakking is, kan de uroloog een ring of pessarium plaatsen. Plaatsen van een TVT-band (Tension-free Vaginal Tape) oftewel een spanningsvrije vaginale band onder de plasbuis. Als er druk op de plasbuis wordt uitgeoefend – door bijvoorbeeld niezen of sporten – zorgt het bandje ervoor dat de plasbuis wordt dichtgedrukt. Het is een korte chirurgische ingreep (ongeveer 20 minuten).

fb

.

Behandeling stressincontinentie

• •

Geef adviezen om drukverhoging in de buikholte te voorkomen. Dit kan door zwaar tillen te vermijden en niet op te hoge of juist te lage stoelen te gaan zitten. Wees alert op een overvolle blaas door het gebruik van plaspillen. Voorkom de overvolle blaas door bijvoorbeeld een toiletschema op te stellen. Stimuleer de cliënt om bekkenbodemoefeningen te doen als hij deze heeft gekregen. De oefeningen hebben alleen effect als ze goed en regelmatig worden uitgevoerd.

Ac t

ie

Zorg bij stressincontinentie

u'

Aandrangincontinentie (urge-incontinentie)

Ed

‘Urge’ is een Engels woord, dat ‘drang’ of ‘sterke behoefte’ betekent. Urge-incontinentie is een vorm van incontinentie waarbij iemand (vaak meerdere keren op een dag en ook ’s nachts) hevige aandrang voelt om te plassen en waarbij de urine daarna meteen komt. De aandrang is zo sterk en zo plotseling dat het toilet niet meer op tijd gehaald kan worden. De aandrang treedt meer op als de cliënt van lichaamshouding verandert, bijvoorbeeld als hij gaat lopen. De hoeveelheid urine die de cliënt verliest, kan variëren van een paar druppels of een scheutje tot de volledige blaasinhoud.

ht

Filmpje Continentie Stichting Nederland Paul Smit <

ig

De aandrang ontstaat doordat de blaasspier geprikkeld of geïrriteerd wordt en daardoor onwillekeurig samentrekt.

yr

Urge-incontinentie komt veel voor in combinatie met neurologische aandoeningen als CVA, ziekte van Parkinson, ziekte van Alzheimer, multiple sclerose of ernstige rugklachten (hernia, spina bifida).

C

op

Bekijk het Filmpje Continentie Stichting Nederland Paul Smit over de samenwerking tussen brein en blaas. Oorzaken urge-incontinentie • • • • • • • •

56

(chronische) blaasontsteking ontsteking van de plasbuis poliepen of tumoren blaasstenen gebruik van koffie, alcohol, medicijnen geluid van stromend water uit voorzorg naar toilet gaan (de blaas wordt hierdoor overgevoelig, met meer risico op incontinentie) gebruik verblijfskatheter (verkleint de blaasinhoud)


Theoriebron Urine-incontinentie

Behandeling urge-incontinentie

• • • •

.

• •

.v

Bekkenbodemtraining: als de bekkenbodemspieren goed aanspannen, verlies je geen urine én de blaasspier zal ontspannen, waardoor de aandrang minder wordt. Blaastraining: een training om het gedrag rondom het plassen te veranderen. Het doel is de blaasfunctie te verbeteren. Een gespecialiseerde verpleegkundige of een fysiotherapeut geeft deze training. Tips ter ondersteuning van de blaastraining: Ga op een vast tijdstip naar het toilet. Probeer na enkele dagen de tijd tussen de toiletbezoeken te verlengen met bijvoorbeeld 5 minuten. Doe dit net zo lang tot er 3 à 4 uur tussen de toiletbezoeken zit. De blaas went aan het voller zitten. Zoek afleiding wanneer er aandrang is om te plassen. Vermijd naar het toilet gaan ‘voor het geval dat’. Gebruik medicijnen. Vermijd alcohol- en/of cafeïnehoudende dranken.

fb

Laat de cliënt gemakkelijke kleding dragen, zodat hij geen tijd verliest op het toilet. Verwijder obstakels op weg naar het toilet. Zet ’s nachts een postoel naast het bed als het toilet te ver is. Stimuleer de cliënt bij de eventuele blaastraining. Met een mictiedagboek kan de cliënt zelf het resultaat bijhouden.

Ac t

• • • •

ie

Zorg bij urge-incontinentie

u'

Gemengde (urine-)incontinentie:

Ed

Dit is een mengbeeld van stress- en aandrangincontinentie. Onvrijwillig urineverlies wordt vaak voorafgegaan door een plotse, onhoudbare mictieaandrang, maar treedt ook op bij persen, fysieke activiteiten (zoals sporten) of bij niezen of hoesten. De behandeling richt zich op de soort incontinentie die de meeste klachten geeft.

ht

Functionele incontinentie

yr

ig

Functionele incontinentie ontstaat wanneer mensen niet zelf naar het toilet kunnen gaan of de weg naar het toilet niet kunnen vinden. De tijd die nodig is om na het voelen van de aandrang op het toilet te komen, is daardoor langer dan normaal. Het urineverlies treedt dan op doordat de blaas overvol is en zichzelf leegt. Er is dus in één keer een grote portie urineverlies zonder dat dit veroorzaakt wordt door een plotselinge onhoudbare aandrang. Oorzaken functionele incontinentie

C

op

• • •

Beperkingen in lichamelijk functioneren (bijvoorbeeld door ziekte van Parkinson, MS, ALS, reuma enzovoort). Beperkingen in geestelijk functioneren (bijvoorbeeld bij dementie). Problemen met visus (zien).

Behandeling functionele incontinentie •

Praktische oplossingen, gericht op de oorzaak.

Zorg bij functionele incontinentie • •

Bied hulp om de toiletgang te vereenvoudigen. Stimuleer mensen met motorische problemen om naar het toilet te gaan zodra ze aandrang voelen.

57


Theoriebron Urine-incontinentie

fb

.v

.

Zorg voor kleding die gemakkelijk uit of open kan: een broek met klittenband is gemakkelijker te openen dan een broek met rits en knoop. Een ergotherapeut biedt vaak ook praktische tips. Zorg voor vaste toilettijden: vraag mensen met dementie regelmatig naar het toilet te gaan. Omgeving aanpassen, bijvoorbeeld: nachtverlichting aan, postoel of urinaal naast het bed, duidelijke bewegwijzering naar toilet enzovoort. Mensen met een visuele beperking kunnen in een voor hen vreemde omgeving het beste meteen verkennen waar het toilet is, zodat ze niet lang hoeven te zoeken.

Overloopincontinentie

Ac t

ie

Bij overloopincontinentie is sprake van ongewild, onregelmatig druppelsgewijs urineverlies, zowel overdag als ’s nachts. Zoals de naam al zegt: de blaas zit (over)vol en loopt als het ware over, net als de druppel water die de emmer doet overlopen. Wanneer mensen aandrang voelen en gaan plassen, komt er vaak maar een klein beetje urine uit. De urine kan niet goed uit de blaas stromen. Daardoor hoopt de urine zich op in de blaas en wordt de druk daar steeds hoger. Uiteindelijk is de druk zo hoog dat de urine ondanks alle moeilijkheden toch naar buiten sijpelt. Oorzaken overloopincontinentie

u'

Een verminderde werking van de spier in de blaaswand. Deze werkt minder goed, waardoor de blaas niet helemaal leeggeknepen wordt (bij diabetes mellitus of door medicijnen als sommige antidepressiva). Een belemmerde afvoer van urine vanuit de blaas naar buiten (bijvoorbeeld door een vergrote prostaat, verzakkingen, urinewegstenen).

Ed

Behandeling overloopincontinentie

Legen van de blaas door de urine af te laten vloeien met behulp van een katheter. Een overvolle blaas bij overloopincontinentie kan namelijk leiden tot een verhoogde druk in de nieren, met nierschade tot gevolg. De verdere behandeling is afhankelijk van de oorzaak. Als er geen behandelbare oorzaak is, moet iemand zichzelf leren katheteriseren of krijgt hij een verblijfskatheter.

ht

ig

Zorg bij overloopincontinentie •

yr

Stimuleer de cliënt om de bekkenbodemoefeningen te doen en zich te houden aan de blaastraining. Bepaal zo nodig in overleg met de arts de urineretentie. Doe dit bij voorkeur door een echoscopie (bladderscan), omdat katheteriseren een verhoogd risico op blaasontsteking en dus incontinentie met zich meebrengt. Leg na een prostaatoperatie uit dat het lichaam zich moet herstellen en dat druppelincontinentie nog tot twee maanden kan aanhouden.

C

op

58

Volledige incontinentie Dit is een vorm van incontinentie waarbij de urine dag en nacht naar buiten druppelt, zonder ophouden. De oorzaak is bijvoorbeeld een beschadigde sluitspier van de blaas of een aangeboren afwijking aan de plasbuis of urineleiders. Er is geen aandrang om te urineren.


Theoriebron Urine-incontinentie

C

op

yr

ig

ht

Ed

u'

Ac t

ie

fb

.v

.

Wees alert op complicaties door incontinentie, met name huidirritatie. Incontinentieletsel komt vaak voor. Soms wordt hierom de keuze gemaakt voor intermitterend katheteriseren of een (suprapubische) katheter.

59


ht

ig

yr

op

C

u'

Ed ie

Ac t

fb

.

.v


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.