fb .v
.
Cursus
U
itg
ev
er
ij
Ed
u' Ac
tie
CliĂŤnten met een ernstige en matige verstandelijke beperking
Auteur: Tineke Maassen-Reijm Inhoudelijke redactie: Agnes Schouten
fb .v
Uitgeverij: Edu’Actief b.v. 0522-235235 info@edu-actief.nl www.edu-actief.nl
.
Colofon
Titel: Cliënten met een ernstig en matig verstandelijke beperking
tie
ISBN: 9789037234220 ©
u' Ac
Edu’Actief b.v. 2018 Behoudens de in of kraschtens de Auteurswet gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Ed
Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h Auteurswet dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in compilatiewerken op grond van artikel 16 Auteurswet kan men zich wenden tot de Stichting PRO (www.stichting-pro.nl). De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.
U
itg
ev
er
ij
Door het gebruik van deze uitgave verklaart u kennis te hebben genomen van en akkoord te gaan met de specifieke productvoorwaarden en algemene voorwaarden van Edu’Actief, te vinden op www.edu-actief.nl.
Inhoudsopgave Over deze cursus
.
8
Een ernstig tot matig verstandelijke beperking Levensfasen en levensvragen
18
Opvoedings- en gedragsproblemen
Begeleidingsmethoden
23
28
tie
Voorzieningen en media
9
32
Theoriebron Een ernstig en matig verstandelijke beperking 39
36
u' Ac
Theoriebron Kunnen en aankunnen
fb .v
OriĂŤntatie
4
Theoriebron Communicatie en zintuigen Theoriebron Lichamelijke beperkingen
42
46
Theoriebron Zelfredzaamheid en activiteiten 52
Ed
Theoriebron Ervaringsordening
49
Theoriebron Levensfasen en levensvragen
56
ij
Theoriebron Gedragsproblemen bij cliĂŤnten met een ernstig en matig verstandelijke beperking 61
er
Theoriebron Voorzieningen en media Theoriebron Begeleidingsmethoden
67 69
U
itg
ev
Theoriebron Totale communicatie
64
3
Over deze cursus
Over deze cursus
.
Inleiding
u' Ac
tie
fb .v
Deze cursus gaat over cliënten met een ernstig en matig verstandelijke beperking. Je leert wat mogelijkheden en beperkingen van deze cliënten zijn en hoe je hier de begeleiding op af kunt stemmen. Je gaat kijken naar gedrags- en opvoedingsproblemen bij deze cliënten. Er worden ook voorzieningen en media beschreven die ingezet kunnen worden bij deze doelgroep. Ten slotte leer je welke begeleidingsmethoden er zijn voor deze cliënten en hoe je deze in kunt zetten.
Ed
Sluit aan bij de mogelijkheden van de cliënt.
Leerdoelen Je kunt:
uitleggen wat verstaan wordt onder een ernstig en matig verstandelijke beperking (cognitief, sociaal-emotioneel, lichamelijk, communicatief en zintuiglijk functioneren en zelfredzaamheid). Je kunt de mogelijkheden en beperkingen van een cliënt inschatten en de begeleiding hierop afstemmen. beschrijven hoe de verschillende levensfasen van cliënten met een ernstig en matig verstandelijke beperking verloopt en welke levensvragen hierbij een rol spelen uitleggen welke opvoedings- en gedragsproblemen bij cliënten met een ernstig en matig verstandelijke beperking voorkomen en welke ondersteuningsbehoeften zij hebben beschrijven welke verschillende voorzieningen en media ingezet kunnen worden bij cliënten met een ernstig en matig verstandelijke beperking en aangeven hoe zij hier gebruik van kunnen maken uitleggen welke basismethoden en technieken er beschikbaar zijn in de begeleiding van cliënten met een ernstig en matig verstandelijke beperking en deze methoden en technieken toepassen, zodat de ontwikkeling van de cliënt behouden en gestimuleerd wordt.
er
ij
•
•
ev
•
U
itg
•
Beoordelingsformulier <
4
•
Beoordeling Aan het eind van de cursus wordt je parate kennis beoordeeld met een toets. Je praktische beheersing van de leerdoelen wordt getoetst aan de hand van een beroepsproduct. Deze wordt op verschillende punten beoordeeld: op inhoud (producteisen) en op uitvoering
Over deze cursus
(processtappen). Andere belangrijke punten bij de beoordeling zijn: actieve deelname aan de lessen, nette uitwerking van de opdrachten in correct Nederlands. Je vindt ze bij elkaar in het beoordelingsformulier.
fb .v
Planningsformulier <
.
Planning
Een beroepsproduct maken kost tijd. Daarom moet je dit goed plannen. Lees eerst de opdracht van het beroepsproduct goed door en vul daarna het planningsformulier in. Neem ook de andere opdrachten van deze cursus op in je totale planning. Zo voorkom je dat je in tijdnood komt.
tie
Beroepsproduct: Casus Bea (2)
Plan voor jezelf een datum waarop je dit beroepsproduct inlevert. Vul deze datum in op je planningsformulier.
Casus Bea
u' Ac
Dit beroepsproduct maak je in tweetallen. Lees eerst de casus over Bea (een cliënt met een ernstig verstandelijke beperking) en beantwoord dan de vragen.
Ed
Bea is een vrouw van veertig jaar met een ernstig verstandelijke beperking. Zij woont sinds kort op woongroep Groenendael. Zij heeft hiervoor bij haar ouders gewoond. Haar moeder woont nu in een verzorgingshuis. Helaas is haar vader een half jaar geleden overleden. Bea is een gelovige vrouw. Haar familie behoort tot een gereformeerde gezindte in Dordrecht.
er
ij
Bea is over het algemeen een vrolijke mens, al kan zij zich ook behoorlijk eigenzinnig gedragen. Als zij iets niet wil, dan wil ze het niet. Bea kan korte zinnen uitspreken. Soms spreekt zij wat onverstaanbaar, maar haar familie begrijpt haar altijd. Bea kan niet goed aangeven dat zij haar omgeving niet altijd begrijpt. Zij gaat dan gillen of ze gooit met iets. De vraag is of zij alles ook wel goed hoort. Er is nog nooit gehooronderzoek bij Bea gedaan.
U
itg
ev
Bea heeft vier broers en vijf zussen. De familiebanden zijn heel hecht. Bea krijgt ieder weekend bezoek van broers en zussen. Ook gaat zij iedere vrijdagmiddag (met een taxi) naar het verzorgingstehuis van haar moeder. Als dit bezoek een keer niet door kan gaan, is zij erg van slag. Bea kan enkele dagen van de week herkennen. Zij herkent deze dagen aan de gewoontes die er op die dag zijn. Op zondag gaat zij altijd twee keer naar de kerk. Zij draagt dan kleding die alleen voor de zondag is. Bea is niet gewend om zichzelf te verzorgen. Dit werd in het gezin waar zij vandaan komt voor haar gedaan. Zij vonden het zielig als zij dit zelf moest doen. De groepsleiding probeert samen met Bea te oefenen met zelfstandig aan- en uitkleden. Ook probeert Bea om zelfstandig onder de douche te gaan. Bea vindt dit maar lastig en biedt veel weerstand. Waarom moet alles ineens anders? Tijdens deze ‘oefenmomenten’ voor lichamelijke verzorging kan zij erg boos worden. Soms slaat ze de hulpverleners ook. De hulpverleners weten niet goed wat haar wel en niet te vragen. Wat kan ze eigenlijk en wanneer wordt er te veel van haar gevraagd?
5
Over deze cursus
.
Bea haar linkerbeen is vijf centimeter korter dan haar rechterbeen. Zij draagt aangepaste schoenen en loop met een rollator. Bea klaagt regelmatig over pijn in haar heupen of knieën. Zij verliest af en toe ook haar evenwicht en valt dan. Buiten het instellingsterrein zit zij graag in een rolstoel. Haar familie geeft aan dat zij een beetje bang is op onbekend terrein.
fb .v
Bea is gewend om met veel mensen in een huis te leven. Dit ervaart zij als heel gezellig. Zij zit altijd in de woonkamer en houdt er niet van alleen op haar kamer te zitten. Bea is met name gericht op begeleiding. Zij zoekt af en toe contact met haar medecliënten.
Bea vindt het leuk om te helpen bij het dekken van de tafel en het verzorgen van de was. Zij loopt dan met de hulpverleners mee maar heeft niet echt een taak. Zij ervaart dit vooral als een gezellig contactmoment.
tie
Bea heeft volgens de BMI-meter overgewicht. De hulpverleners willen hier graag met haar familie over in gesprek. Een gezond gewicht is immers belangrijk. Bea wil eten wat en wanneer zij het wil. Van haar moeder krijgt zij vaak snoep. Op haar kamer heeft zij dan ook veel koek en snoep liggen. Ze eet wat zij lekker vindt!
u' Ac
Bea heeft nog geen dagbesteding. De familie vindt dit ook niet echt nodig. Zij geven aan dat het niet nodig is om te werken als je een verstandelijke beperking hebt.
Ed
Bea heeft wel veel hobby’s. Zij houdt van grote kralen rijgen aan een veter, sorteren van haar kralen en prikken met een prikpen. Ook kleurt zij graag kleurplaten in. Zij geniet ervan als ze hier complimenten over krijgt. Ook is Bea graag buiten, ze zit het liefst op de schommelstoel. Als het mooi weer is, heeft ze een zonnebril op. Ze kan niet goed tegen fel zonlicht. Bea heeft op een gewone lagere school gezeten. Al snel merkte de juffrouw dat het allemaal erg moeilijk voor haar was. Zij is toen naar een kinderdagverblijf voor kinderen met een verstandelijke beperking gegaan.
ij
Eisen aan de uitvoering
U
itg
ev
er
Beschrijf de mogelijkheden en beperkingen van Bea op de volgende gebieden: • cognitief • sociaal-emotioneel • lichamelijk • communicatief en zintuiglijk • zelfredzaamheid • activiteiten.
6
Geef een beschrijving van de manier waarop Bea haar ervaringen ordent (aan de hand van de theorie van Timmers-Huygens). Beschrijf welke ondersteuning jij als hulpverlener op de verschillende gebieden gaat geven en hoe je de begeleiding afstemt op het ontwikkelingsniveau van Bea. Licht dit toe. Beschrijf twee methoden die je in de begeleiding van Bea in gaat zetten. Licht dit toe. Extra voor niveau 4-studenten: Licht ook toe op welk moment en hoe je hierover contact opneemt met de familie van Bea en wanneer en hoe je andere disciplines inschakelt (logopedist, orthopedagoog, fysiotherapeut, ergotherapeut et cetera). Werk de antwoorden op de vragen uit in Word. Lever dit verslag in bij de docent. Geef hierover een presentatie aan de groep. De presentatie mag twintig minuten tot een half uur duren. Maak de presentatie in bijvoorbeeld PowerPoint of Prezi. Gebruik al het materiaal dat jullie voor deze opdracht hebben uitgewerkt.
Over deze cursus
Laat elke processtap goedkeuren door je docent, voordat je begint aan de volgende processtap.
• • • • •
Je hebt uitgelegd wat de mogelijkheden en beperkingen van Bea zijn op cognitief, sociaal-emotioneel, lichamelijk, communicatief en zintuiglijk gebied en op het gebied van zelfredzaamheid en activiteiten. Je hebt beschreven op welke wijze Bea haar ervaringen ordent. Je beschreven begeleiding is afgestemd op de mogelijkheden en beperkingen van Bea. Je hebt twee begeleidingsmethoden uitgewerkt die ingezet kunnen worden in de begeleiding van Bea. Je hebt aangegeven op welk moment en waarvoor je andere disciplines inschakelt. Je hebt duidelijk aangegeven hoe je er met de inzet van de begeleidingsmethoden voor zorgt dat de kwaliteit van leven van Bea toeneemt.
tie
•
fb .v
Het beroepsproduct wordt beoordeeld op de volgende punten:
.
Eisen aan het beroepsproduct
U
itg
ev
er
ij
Ed
u' Ac
Succes!
7
Oriëntatie
Oriëntatie Opdracht 1
Cliënten met een ernstig en matig verstandelijke beperking
Opdracht 3
O.C. Cirkant
Bekijk het Filmpje Dit is O.C. Cirkant in Aartrijke. Bespreek daarna gezamenlijk de volgende vragen: • Welke hulp en/of begeleiding krijgen de cliënten? • Benoem de voorzieningen en hulpmiddelen die je ziet. • Vertel welke activiteiten je ziet. • Welke rol heeft de familie?
U
itg
ev
er
ij
Ed
Filmpje Dit is O.C. Cirkant in Aartrijke <
Bekijk het Filmpje Woonbegeleider gehandicaptenzorg. Bespreek daarna gezamenlijk de volgende vragen: • Wat valt je op aan de cliënten met een verstandelijke beperking in het filmpje? • Wat valt je op aan de hulpverleenster in het filmpje? • Welke activiteiten worden aan de cliënten aangeboden? • Spreekt dit filmpje je aan? Waarom wel/niet?
tie
Filmpje Woonbegeleider gehandicaptenzorg <
Woonbegeleider
u' Ac
Opdracht 2
fb .v
.
a. Welke ervaring heb je met cliënten met een verstandelijke beperking? b. Wat weet je al over de mogelijkheden en beperkingen van cliënten met een ernstig en matig verstandelijke beperking?
8
Een ernstig tot matig verstandelijke beperking
.
Een ernstig tot matig verstandelijke beperking
fb .v
Inleiding
Dit hoofdstuk gaat over cliënten met een ernstig tot matig verstandelijke beperking. Welke mogelijkheden en beperkingen hebben deze cliënten? En wat vraagt dit van jou als toekomstige hulpverlener?
•
Stem je begeleiding af op de mogelijkheden en beperkingen van de cliënt.
U
itg
ev
er
ij
•
u' Ac
• •
Je kunt beschrijven wat een ernstig en matig verstandelijke beperking inhoudt. Je kunt uitleggen wat de mogelijkheden en beperkingen van cliënten met een ernstig tot matig verstandelijke beperking zijn op cognitief gebied en sociaal-emotioneel gebied en aangeven hoe de begeleiding hierop af te stemmen. Je kunt het verschil uitleggen tussen wat cliënten kunnen en aankunnen. Je kunt uitleggen wat de mogelijkheden en beperkingen van cliënten met een ernstig tot matig verstandelijke beperking zijn op communicatief en zintuiglijk gebied en aangeven hoe de begeleiding hierop af te stemmen. Je kunt uitleggen wat de mogelijkheden en beperkingen van cliënten met een ernstig tot matig verstandelijke beperking zijn op het gebied van activiteiten, zelfredzaamheid en lichamelijk functioneren en aangeven hoe de begeleiding hierop af te stemmen. Je kunt de verschillende onderdelen van ervaringsordening benoemen en aangeven hoe de begeleiding hierop af te stemmen.
Ed
• •
tie
Leerdoelen:
9
Een ernstig tot matig verstandelijke beperking
a. Lees de Theoriebron. Vul de volgende tabel in met de IQ-scores en ontwikkelingsleeftijd. IQ-score
Ontwikkelingsleeftijd
Matig verstandelijke beperking Ernstig verstandelijke beperking Zeer ernstig verstandelijke beperking
u' Ac
b. Beschrijf het begrip IQ
.
Licht verstandelijke beperking
fb .v
Theoriebron Een ernstig en matig verstandelijke beperking <
IQ en adaptief vermogen
tie
Opdracht 4
Ed
c. Wat houdt een ontwikkelingsleeftijd van twee tot vier jaar van een ernstig verstandelijk beperkte cliënt in?
er
ij
d. Wat houdt adaptief vermogen in?
itg
ev
e. Leg het verschil uit tussen een harmonische en een disharmonische ontwikkeling.
Opdracht 5
U
Theoriebron Kunnen en aankunnen <
Werkmodel Sociaal-emotionele ontwikkeling Došen <
10
Post-its Lees de Theoriebron en Werkmodel Sociaal-emotionele ontwikkeling Došen. Maak samen met de groep een overzicht van de mogelijkheden en beperkingen van cliënten met een ernstig tot matig verstandelijke beperkingen. De docent hangt twee grote witte vellen op. Een voor ernstig en een voor matig verstandelijke beperking. Per blad is een onderverdeling in mogelijkheden en beperkingen.
tie
Onderzoek en vergelijk (on)mogelijkheden van cliënten met een ernstig en matig verstandelijke beperking.
fb .v
.
Een ernstig tot matig verstandelijke beperking
Kunnen en aankunnen
er
Opdracht 6
ij
Ed
u' Ac
a. Plak per persoon vier gele post-its op met: • een mogelijkheid van een ernstig verstandelijk beperkte cliënt op cognitief gebied • een beperking van een ernstig verstandelijk beperkte cliënt op cognitief gebied • een mogelijkheid van een matig verstandelijk beperkte cliënt op cognitief gebie • een beperking van een matig verstandelijk beperkte cliënt op cognitief gebied. b. Je pakt nu een post-it die je niet zelf hebt opgehangen. Je geeft aan of jij vindt dat het op de juiste plaats hangt. Geef ook aan waarom je dit wel/niet vindt. c. Bespreek vervolgens klassikaal bij een aantal mogelijkheden en beperkingen hoe je hier het best de begeleiding op af kunt stemmen. d. Doe ditzelfde voor de mogelijkheden en beperkingen van cliënten met een ernstig en matig verstandelijke beperking op sociaal-emotioneel gebied (als zij een harmonische ontwikkeling hebben). Gebruik hiervoor roze post-its. e. Wat heb je hiervan geleerd?
Lees Theoriebron Kunnen en aankunnen. a. Waarom is het belangrijk om rekening te houden met het verschil tussen kunnen en aankunnen van een cliënt met een ernstig of matig verstandelijke beperking? Leg je antwoord uit aan de hand van een voorbeeld.
ev
Theoriebron Kunnen en aankunnen <
U
itg
Werkmodel Sociaal-emotionele ontwikkeling Došen <
11
Een ernstig tot matig verstandelijke beperking
fb .v
.
b. Lees het Werkmodel Sociaal-emotionele ontwikkeling Došen. Welke vijf fasen in de sociaal-emotionele ontwikkeling worden er beschreven? Welke ontwikkelingsleeftijden zijn hieraan verboden?
a. Beschrijf twee mogelijkheden van Laura op communicatief gebied
b. Welke hulpmiddelen worden Laura geboden om de communicatie beter te laten verlopen?
ev
er
Theoriebron Communicatie en zintuigen <
Bekijk het Filmpje Beter leven doe je samen: het verhaal van Laura. Laura is ernstig verstandelijk beperkt.
Ed
Filmpje Beter leven doe je samen: het verhaal van Laura <
Laura
ij
Opdracht 7
u' Ac
tie
c. Maak viertallen. Verdeel de eerste vier fasen van de sociaal-emotionele ontwikkeling onderling. Bekijk de kenmerken van de fase. Schrijf een casus van maximaal een half A4’tje over een volwassen cliënt met een ernstig of matig verstandelijke beperking waarin meerdere kenmerken van deze fase naar voren komen (die dus op het sociaal-emotionele niveau van deze fase functioneert). Laat de casus aan je groepsgenoten lezen en vul aan waar nodig. d. Geef je vier casussen aan een ander viertal. Jullie krijgen ook vier casussen terug. Bekijk de casussen en bepaal welke sociaal-emotionele ontwikkelingsfase hierbij hoort. Beschrijf per casus op een half A4’tje de belangrijke aandachtspunten voor deze cliënt in de begeleiding. Doe dit eerst zonder te kijken naar het Werkmodel. Vul later eventueel aan als je het Werkmodel nogmaals bekeken hebt. Lever dit in bij je docent. e. Bespreek klassikaal wat jullie geleerd hebben van de casussen en het opstellen van aandachtspunten in de begeleiding.
U
itg
c. Op welke wijze wordt de begeleiding afgestemd op de zintuiglijke voorkeuren van Laura?
12
Een ernstig tot matig verstandelijke beperking
Opdracht 8 Filmpje Viktor <
Mogelijkheden en beperkingen Lees de Theoriebron Kunnen en aankunnen, de Theoriebron Communicatie en zintuigen en de Theoriebron Zelfredzaamheid en activiteiten en beantwoord de volgende vragen: a. Bekijk het Filmpje Viktor en beschrijf zijn cognitieve mogelijkheden.
fb .v
b. Beantwoord de volgende vragen over de zelfredzaamheid van Viktor: • Welke mogelijkheden heeft Viktor op het gebied van zelfredzaamheid? • Wat zijn de beperkingen van Viktor op het gebied van zelfredzaamheid? • Hoe biedt zijn begeleidster hem daarbij ondersteuning?
tie
Theoriebron Kunnen en aankunnen <
.
Filmpje Zorg om Daan <
c. Bekijk het Filmpje Zorg om Daan (0.00 tot 22.00 minuten) en beschrijf zijn cognitieve mogelijkheden.
Ed
Theoriebron Zelfredzaamheid en activiteiten <
u' Ac
Theoriebron Communicatie en zintuigen <
Beantwoord de volgende vragen over de communicatie van en met Daan.
er
ij
d. Welke communicatieve mogelijkheden heeft Daan?
ev
e. Hoe communiceren de ouders van Daan met hem?
U
itg
f. Welk verbeterpunten zie je in de begeleiding van Daan op communicatief gebied?
13
Een ernstig tot matig verstandelijke beperking
Opdracht 9
Lees de Theoriebron Zelfredzaamheid en activiteiten en maak de volgende opdrachten. a. Door de activiteit snoezelen kunnen meerdere zintuigen van een cliënt worden geprikkeld. Lees het Artikel Lekker even snoezelen en bekijk de website van Stichting de Snoezelbus. Beschrijf hoe de volgende zintuigen van de cliënt kunnen worden geprikkeld door het snoezelen:
Stappenplan Pixton <
horen zien voelen ruiken proeven tast.
tie
Artikel Lekker even snoezelen <
• • • • • •
fb .v
.
Theoriebron Zelfredzaamheid en activiteiten <
Activiteiten
b. Maak een stripverhaal van een A4’tje over snoezelen. Laat in de strip terugkomen wat snoezelen is en op welke manier de verschillende zintuigen geprikkeld kunnen worden. Maak hierbij gebruik van het programma Pixton met het stappenplan Pixton. Print de strip uit. Lever deze in bij je docent. c. Maak drietallen. Je gaat een cliënt met een matig verstandelijke beperking een simpele kook- of bakactiviteit aanleren (bijvoorbeeld het bakken van een cake). Maak voor deze cliënt een stappenplan aan de hand van pictogrammen, zodat hij kan leren deze activiteit zo veel mogelijk zelfstandig uit te voeren. Maak gebruik van de website Sclera voor het zoeken van geschikte pictogrammen. d. Als het stappenplan met pictogrammen af is, speel dan het aanleren van de activiteit na. Een persoon is de cliënt, een persoon is de begeleider en de andere persoon maakt hier een filmopname van. e. Bekijk de filmopnames klassikaal en geef ieder groepje een tip en een top.
er
ij
Ed
Website Sclera <
u' Ac
Website De Snoezelbus <
Opdracht 10
Lees Theoriebron Lichamelijke beperkingen. Kies een lichamelijke beperking die een cliënt met een ernstig of matig verstandelijke beperking kan hebben. Dit mag een lichamelijke beperking zijn die beschreven wordt in de Theoriebron, maar je mag ook kiezen voor een andere lichamelijke beperking (bijvoorbeeld motorische beperkingen bij het syndroom van Down). Zoek hierover extra informatie op internet.
U
itg
ev
Theoriebron Lichamelijke beperkingen <
Lichamelijke beperking
14
Maak hierover een informatieblad van een A4’tje voor ouders van cliënten. Beschrijf in dit informatieblad: • wat deze lichamelijke beperking inhoudt • wat de oorzaak hiervan is of kan zijn • wat de gevolgen hiervan kunnen zijn voor het functioneren van een cliënt • belangrijke tips in de ondersteuning of begeleiding.
Een ernstig tot matig verstandelijke beperking
Theoriebron Ervaringsordening <
Ervaringsordening Lees de Theoriebron Ervaringsordening en het Werkmodel Ervaringsordening en maak de volgende opdrachten. a. Benoem de vier onderdelen van ervaringsordening. Geef bij elk onderdeel aan welke vraag hierbij centraal staat.
.
Opdracht 11
fb .v
Werkmodel Ervaringsordening <
Ed
u' Ac
tie
b. Geef bij elk onderdeel een voorbeeld van een situatie die jij hebt meegemaakt en waarbij het antwoord op de centrale vraag ‘nee’ was.
er
ij
c. Maak tweetallen en bespreek de voorbeelden en het gevoel dat je hierbij had. Bespreek ook hoe een ander je op dit moment had kunnen helpen. d. Bestudeer het Werkmodel Ervaringsordening. Kies allebei een onderdeel van de ervaringsordening uit. Vertel in je eigen woorden aan de ander welke kenmerken je bij een cliënt ziet als dit onderdeel van ervaringsordening dominant is. Benoem hierbij voorbeelden om dit duidelijk te maken. Leg ook uit wat aandachtspunten in de begeleiding zijn bij dit onderdeel. Pak daarna het Werkmodel er nogmaals bij en bekijk welke kenmerken en aandachtspunten je nog vergeten was. Lees casus Mirjam en Wim en beantwoord de bijbehorende vragen.
U
itg
ev
Casus Mirjam: Mirjam is een vrouw met een ernstig verstandelijke beperking. Zij vindt het fijn als haar vertrouwde begeleiders aan het werk zijn. Die kennen haar goed en weten wat zij nodig heeft. Op een dag is er een invalkracht op de woning. Hij weet nog niet goed wat de vaste gewoontes van Mirjam zijn. Mirjam wiegt gespannen heen en weer. Als de invalkracht iets aan haar wil vragen, dreigt zij hem te slaan en gaat gillen.
Casus Wim: Wim is een man met een matig verstandelijke beperking. Hij kan de verschillende dagen van de week benoemen, maar heeft alleen moeite met het overzien van de week. Hoeveel dagen duurt het nog voordat hij jarig is? Hij wil op zijn verjaardag graag weer roomsoezen eten, net als vorig jaar. En hij wil zijn vriend Hassan uitnodigen.
15
Een ernstig tot matig verstandelijke beperking
Filmpje Viktor <
Viktor en Daan
Lees de Theoriebron Kunnen en aankunnen en het Werkmodel Sociaal-emotionele ontwikkeling DoĹĄen. Bekijk het Filmpje Viktor.
tie
Opdracht 12
fb .v
f. Welk onderdeel van de ervaringsordening staat centraal bij Wim? Leg dit uit.
.
e. Welk onderdeel van de ervaringsordening is dominant bij Mirjam? Leg dit uit
a. Geef een beschrijving van de sociaal-emotionele mogelijkheden van Viktor.
er
Theoriebron Ervaringsordening <
Ed
Theoriebron Kunnen en aankunnen <
b. Beantwoord de volgende vragen over de begeleiding van Viktor. Hoe stemt de hulpverlener de begeleiding af op het sociaal-emotionele niveau van Viktor? Wat vind je positief aan deze wijze van begeleiden?
ij
Werkmodel Sociaal-emotionele ontwikkeling DoĹĄen <
u' Ac
Filmpje Zorg om Daan <
ev
c. Bekijk het Filmpje Zorg om Daan (0.00 tot 22.00 minuten). Geef een beschrijving van de sociaal-emotionele ontwikkeling van Daan.
U
itg
Werkmodel Ervaringsordening <
16
d. Welke ondersteuning bieden de ouders van Daan hem op sociaal-emotioneel gebied?
Een ernstig tot matig verstandelijke beperking
fb .v
.
e. Lees de Theoriebron Ervaringsordening en het Werkmodel Ervaringsordening. Moeder vertelt over Daans vakantie naar zee. Welke ordeningsfase was bij Daan dominant op vakantie?
f. Wat beslissen de ouders over de vakantie om het bootje van Daan weer in balans te brengen?
U
itg
ev
er
ij
Ed
u' Ac
tie
g. Maak tweetallen. Vergelijk jullie antwoorden met elkaar. â&#x20AC;˘ Wat zijn overeenkomsten? â&#x20AC;˘ Wat zijn verschillen?
17
Levensfasen en levensvragen
.
Levensfasen en levensvragen
fb .v
Inleiding
tie
Een cliënt doorloopt verschillende levensfasen. Bij elke fase staan er andere (levens)vragen centraal voor zowel de cliënt met een ernstig of matig verstandelijke beperking als zijn ouders of familieleden. Welke dit zijn wordt in dit hoofdstuk behandeld. Ook wordt ingegaan op de rol die ondersteunende disciplines kunnen spelen bij het stimuleren van de ontwikkeling van een cliënt.
Leerdoelen
•
ev
er
ij
Ed
•
Je kunt de levensfasen van kinderen en jongeren met een ernstig tot matig verstandelijke beperking beschrijven en de levensvragen die hierbij spelen voor zowel de kinderen/jongeren als hun ouders. Je kunt de levensfasen van volwassenen en ouderen met een ernstig tot matig verstandelijke beperking beschrijven en de levensvragen die hierbij spelen voor zowel de volwassenen/ouderen als hun ouders of familieleden. Je kunt de rol van ondersteunende disciplines beschrijven bij het stimuleren en ondersteunen van de ontwikkeling.
u' Ac
•
Hoe is het om een zus met een verstandelijke beperking te hebben?
itg
Opdracht 13
U
Website Lotje en co < Theoriebron Levensfasen en levensvragen <
18
Ervaringsverhalen Lees de Theoriebron Levensfasen en levensvragen. Maak de vragen a en b. a. Beschrijf twee vragen van ouders van een kind met een ernstig tot matig verstandelijke beperking die tijdens de kindertijd centraal kunnen staan.
Levensfasen en levensvragen
Theoriebron Levensfasen en levensvragen <
Uit huis
Maak tweetallen. Lees de Theoriebron en bekijk het Filmpje Zorg om Daan. Let tijdens het kijken van het filmpje met name op de ervaringen die de ouders hebben in de opvoeding en ondersteuning van Daan en bij het besluit om Daan in een instelling te laten wonen.
tie
Opdracht 14
fb .v
.
b. Zoek een ervaringsverhaal van ouders die een kind hebben met een ernstig tot matig verstandelijke beperking. Maak hiervoor gebruik van de website Lotje en co of zoek op internet zelf een ervaringsverhaal op. Wat kun je van dit verhaal leren als toekomstig hulpverlener?
a. Wat maakt de zorg voor Daan intensief voor de ouders?
u' Ac
Filmpje Zorg om Daan <
Ed
b. Welke hulp hebben de ouders in de thuissituatie voor Daan ingeschakeld?
c. Welk voordeel en welk nadeel benoemen de ouders van deze vorm van hulp?
er
ij
d. Welk voordeel heeft de crossrunner voor Daan? Tegen welke problemen loopt de moeder aan bij de aanvraag voor een crossrunner?
U
itg
ev
e. Moeder geeft bij twee instellingen aan dat ze deze instellingen niet ziet zitten voor Daan. Wat is de reden hiervan?
f. Uiteindelijk vinden de ouders een geschikte plaats voor Daan om te gaan wonen. Hoe hebben de ouders deze uithuisplaatsing ervaren?
19
Levensfasen en levensvragen
fb .v
Artikel Pedagogiekstudent ontwerpt familiespel voor families met verstandelijk beperkt kind <
Maak viertallen. Lees het Artikel Pedagogiekstudent ontwerpt familiespel voor families met verstandelijk beperkt kind. a. Wat wordt er met ‘brussen’ bedoeld?
b. Geef je mening over dit artikel. Denk je dat een spel families met een verstandelijk beperkt kind kan helpen? Zo ja, waar zou het bij kunnen helpen?
tie
Theoriebron: Levensfasen en levensvragen <
Brussen
u' Ac
Opdracht 15
.
g. Wat neem je met name mee uit de ervaringen van deze ouders met een kind met een verstandelijke beperking?
Lees het onderdeel over de levensfase van een volwassene met een verstandelijke beperking in de Theoriebron Levensfasen en levensvragen. Bespreek klassikaal de volgende stellingen: 1. ‘Een volwassen cliënt met een ernstig tot matig verstandelijke beperking kan niets meer leren.’ 2. ‘Als een cliënt volwassen is, moeten broers en zussen intensiever betrokken worden bij de zorg en ondersteuning. Zo heeft de cliënt altijd iemand om op terug te vallen mochten zijn ouders overlijden.’ 3. ‘Cliënten met een matig verstandelijke beperking kunnen geen echte relaties aangaan.’
U
itg
ev
er
Theoriebron Levensfasen en levensvragen <
Een volwassen cliënt
ij
Opdracht 16
Ed
c. Ontwerp zelf een spel of ander middel waardoor broers en zussen (in de leeftijd van twaalf tot zestien jaar) hun ervaringen met het hebben van een verstandelijk beperkte broer of zus kunnen delen. d. Laat een ander groepje dit spel spelen of het middel gebruiken. Geef aan de groep die het spel/middel ontwikkeld heeft een positief punt en een verbeterpunt terug.
20
Levensfasen en levensvragen
Opdracht 17
a. Schrijf op welke gevolgen het ouder worden van cliënten met een ernstig en matig verstandelijke beperking kan hebben. Lees daarna de Theoriebron Levensfasen en levensvragen hierover en kijk of dit overeenkomt met wat jij dacht. Bespreek de antwoorden klassikaal.
b. Wat is dementie?
tie
Brochure Dementie bij mensen met een verstandelijke handicap <
Lees de Brochure Dementie bij mensen met een verstandelijke beperking. Maak daarna de opdrachten.
u' Ac
Filmpje Raamwerk Verstandelijke Beperking <
fb .v
.
Theoriebron Levensfasen en levensvragen <
Oudere cliënten
c. Noem de vier stadia van dementie.
Ed
d. Beschrijf wat Validation is
ij
e. Beschrijf wat omgevingszorg is.
ev
er
f. Maak tweetallen. Bekijk het gedeelte over Strandwal 51 in het Filmpje Raamwerk Verstandelijke Beperking. Geef jouw mening over deze vorm van wonen. Vind jij dat dementerende cliënten met het syndroom van Down het best in een aparte woonvoorziening kunnen wonen of zolang mogelijk moeten blijven wonen in een (algemene) woonvorm voor cliënten met een verstandelijke beperking? Ga hier samen over in gesprek.
itg
Opdracht 18
U
Artikel Kun je uit de hemel vallen? <
Rouwverwerking Lees het Artikel Kun je uit de hemel vallen? a. Beschrijf in je eigen woorden op twee A4’tjes: • • • •
Hoe cliënten met een ernstig verstandelijke beperking de dood ervaren en wat belangrijk is in de ondersteuning van hen bij het rouwproces. Beschrijf deze punten ook voor cliënten met een matig verstandelijke beperking. Geef vervolgens aan wat naar jouw idee de belangrijkste overeenkomsten en verschillen in de ondersteuning zijn. Beschrijf ten slotte het belangrijkste wat je hiervan geleerd hebt voor je toekomstige werk in de gehandicaptenzorg. Lever dit verslag in bij je docent.
21
Levensfasen en levensvragen
b. Maak een concreet symbool voor een cliënt met een ernstig verstandelijke beperking en een symbool voor een cliënt met een matig verstandelijke beperking. Dit symbool is bedoeld om deze cliënten te ondersteunen bij hun verwerkingsproces. Laat dit symbool aan de groep zien en licht dit toe. Wat is de meerwaarde hiervan?
.
Maak tweetallen. Lees op de website van Advisium over verschillende disciplines die betrokken zijn bij de zorg voor cliënten met een verstandelijke beperking. Kies twee disciplines uit. Geef een korte presentatie van vijf minuten aan een ander tweetal over de meerwaarde van deze disciplines in de zorg voor cliënten met een ernstig tot matig verstandelijke beperking. Leg per discipline uit wat de functie inhoudt en geef bij iedere discipline aan voor welke vragen je bij deze discipline terechtkunt. Het andere tweetal stelt vragen over het inschakelen van de discipline. Zij geven een tip en een top over de inhoud van de presentatie.
U
itg
ev
er
ij
Ed
u' Ac
tie
Website Advisium <
Disciplines
fb .v
Opdracht 19
22
Opvoedings- en gedragsproblemen
.
Opvoedings- en gedragsproblemen
fb .v
Inleiding
Wat zijn gedragsproblemen? Welke invloed kunnen ze hebben op het leven van cliënten met een ernstig tot matig verstandelijke beperking? En hoe kun je hier het best mee omgaan? Wat komt er kijken bij de opvoeding van kinderen met een ernstig en matig verstandelijke beperking en welke hulp kan ingeschakeld worden? Hierop wordt in dit hoofdstuk ingegaan.
• •
Ed
a. Schrijf op waar je bij gedragsproblemen aan denkt.
Lees daarna de Theoriebron. Kloppen de antwoorden die je had gegeven?
b. Benoem vier mogelijke oorzaken van gedragsproblemen van een cliënt die zich bij de persoon afspelen.
c. Benoem vier aanleidingen van gedragsproblemen in de omgeving van een cliënt. <<4 schrijflijnen
U
itg
ev
er
Theoriebron Gedragsproblemen bij cliënten met een ernstig en matig verstandelijke beperking <
Gedragsproblemen
ij
Opdracht 20
Je kunt verwoorden welke gedragsproblemen cliënten met een ernstig tot matig verstandelijke beperking kunnen hebben en welke ondersteuning je kunt bieden. Je kunt aangeven welke opvoedingsproblemen zich voor kunnen doen bij cliënten met een ernstig tot matig verstandelijke beperking. Je kunt aangeven welke ondersteuning je kunt bieden aan cliënten of familie van cliënten met een ernstig tot matig verstandelijke beperking als er opvoedingsproblemen zijn.
u' Ac
•
tie
Leerdoelen
23
Opvoedings- en gedragsproblemen
Opdracht 21
Leren van casussen
Bekijk het artikel Over leren van casussen van het CCE. Zoek twee casussen uit over een ernstig of matig verstandelijk beperkte cliënt. Bekijk de presentaties over deze casussen of lees de teksten. Beantwoord hierover de volgende vragen: • Wat is de probleemsituatie? • Wat is de mogelijke oorzaak van dit probleem en hoe wordt het in stand gehouden? • Hoe is dit probleem aangepakt? • Wat was het gevolg hiervan voor de cliënt en het team? Maak van de antwoorden een verslag van twee A4’tjes. Bespreek binnen je groepje wat je hiervan geleerd hebt. Neem dit ook op in het verslag. Lever het verslag in bij de docent.
Lees de Theoriebron Gedragsproblemen bij cliënten met een ernstig en matig verstandelijke beperking en de casus Yannick.
Casus Yannick
Yannick heeft een ernstig verstandelijke beperking. Hij houdt van een duidelijk dagprogramma waarin terugkerende activiteiten voorkomen. Hij geniet van wandelen en tv-kijken, vooral naar zijn favoriete serie Bassie en Adriaan. De laatste tijd loopt hij tijdens andere activiteiten regelmatig ineens weg. Yannick kan zichzelf aankleden en loopt zelfstandig naar zijn dagbesteding via een veilige route. De laatste tijd vertrekt hij niet als de hulpverlening aangeeft dat het hiervoor tijd is. Hij loopt soms weer terug naar zijn kamer. Dit duurt nu al een aantal weken. Op een dag begint hij zijn met zijn hand tegen zijn hoofd te slaan. Niemand weet eigenlijk goed wat nu de aanleiding hiervoor is. Er ontstaat lichte paniek: Yannick moet hiermee ophouden!
ev
er
ij
Theoriebron Gedragsproblemen bij cliënten met een ernstig en matig verstandelijke beperking <
Ondersteuning bieden
Ed
Opdracht 22
u' Ac
tie
Artikel CCE Over leren van casussen <
fb .v
.
d. Geef een voorbeeld van een situatie, waarin er gedragsproblemen bij een cliënt kunnen ontstaan door overvraging.
U
itg
a. De groepsleiding zoekt contact met de orthopedagoog en de familie van Yannick. Wat kan er gedaan worden om het slaan op zijn hoofd te laten stoppen?
24
Lees de casus Sanaz
Opvoedings- en gedragsproblemen
Casus Sanaz
fb .v
.
Sanaz heeft een matig verstandelijke beperking. Sanaz is altijd een angstig persoon geweest. Zij kan een aantal keuzes heel duidelijk zelf maken. Zo kan zij goed kiezen tussen drie soorten broodbeleg en of zij ‘s morgens gaat douchen of liever ‘s avonds in bad gaat. Sinds een maand woont Sanaz in een woonvoorziening voor mensen met een verstandelijke beperking. Zij is geboren in Iran en spreekt niet goed Nederlands. Sanaz scheldt groepsgenoten vaak uit. Ook verwondt zij zichzelf. Ze bijt dan in haar armen. Sanaz heeft geen dagbesteding. Ze wacht op een plekje op een nieuw op te starten groep. Vaak staart zij maar wat uit het raam en wacht op haar familie die misschien langskomt. b. De groepsleiding neemt contact op met de orthopedagoog en de familie van Sanaz.
Website De VeiligPlus-aanpak <
Veiligheid
Maak tweetallen en bespreek de volgende vragen: a. • • •
ev
er
ij
Artikel Maak agressie in gehandicaptenzorg bespreekbaar <
Vind jij dat een cliënt met een ernstig tot matig verstandelijke beperking iets aan zijn agressie kan doen? Vind jij dat agressie een onderdeel van het werk als hulpverlener in de gehandicaptenzorg is? Wat zijn volgens jou voorwaarden om te zorgen voor een veilige omgeving bij agressie?
Ed
Opdracht 23
u' Ac
tie
Welke ondersteunende technieken kunnen zij inzetten?
U
itg
Lees het Artikel Maak agressie in gehandicaptenzorg bespreekbaar en bekijk de Website De VeiligPlus-aanpak. Beantwoord de volgende vragen. b. Wat houdt de VeiligPlus-aanpak in?
c. Waarom is het belangrijk dat de VeiligPlus-aanpak wordt toegepast in de gehandicaptenzorg?
25
Opvoedings- en gedragsproblemen
fb .v
.
d. Uit welke vier stappen bestaat de VeiligPlus-aanpak? Licht de stappen toe.
Theoriebron Levensfasen en levensvragen <
Lees het onderdeel Welke (opvoedings)ondersteuning kan geboden worden? uit Theoriebron Levensfasen en levensvragen. Leg uit welke hulp de hiernavolgende vormen van opvoedingsondersteuning bieden. Zoek hierover aanvullende informatie op internet. Geef bij elke vorm van opvoedingsondersteuning een voorbeeld van een situatie/opvoedingsprobleem waarbij deze vorm van hulp ingeschakeld kan worden. Zoek eventueel ook een voorbeeld of een ervaringsverhaal op internet. a. Early intervention:
Ed
Website MEE <
Opvoedingsondersteuning
u' Ac
Opdracht 24
tie
e. Wat is naar jouw idee de meerwaarde van deze aanpak? Dit wordt klassikaal besproken.
U
itg
ev
er
ij
b. Intensieve pedagogische thuishulp:
26
c. Bekijk de Website MEE. Waar staat MEE voor? En welke ondersteuning biedt MEE aan ouders van een kind met een verstandelijke beperking? Geef hier een voorbeeld van.
Opvoedings- en gedragsproblemen
Artikel Eigen Kracht-conferentie: bij problemen in uw gezin <
Ga naar de Website Parent2Parent. Beantwoord de volgende vragen: a. Wat wordt onder een supportouder verstaan
.
Website Parent2Parent <
Andere vormen van ondersteuning bij opvoeding
fb .v
Opdracht 25
b. Welke hulp kan een supportouder bieden? Geef hierbij drie voorbeelden.
tie
c. Hoe intensief is deze ondersteuning?
u' Ac
Lees het artikel Eigen Kracht-conferentie en beantwoord de vragen. d. Wat is een Eigen Kracht-conferentie?
Ed
e. In welke situaties wordt de Eigen Kracht-conferentie ingezet?
U
itg
ev
er
ij
f. Geef je mening over Parent2Parent en de Eigen Kracht-conferentie. Noem twee voordelen en een nadeel van beide initiatieven.
27
Voorzieningen en media
Voorzieningen en media
.
Inleiding
fb .v
Deze opdrachten gaan over voorzieningen en media voor cliënten met een ernstig tot matig verstandelijke beperking. Welke voorzieningen en media zijn er voor deze doelgroep? En hoe weet je wat voor welke cliënt geschikt zou kunnen zijn?
Leerdoelen
ij
Ed
u' Ac
•
Je kunt aangeven welke voorzieningen en media er bestaan voor cliënten met een ernstig tot matig verstandelijke beperking. Je kunt inschatten welke voorzieningen, media en domotica passend zijn voor cliënten met een ernstig tot matig verstandelijke beperking.
tie
•
er
Hulpmiddel om aan te geven hoe een cliënt zich voelt.
Hulpmiddelen
ev
Opdracht 26
itg
Theoriebron Voorzieningen en media <
U
Website Hulpmiddelenwijzer < Website PosterMyWall <
28
Lees de Theoriebron Voorzieningen en media. Maak in tweetallen een poster over een hulpmiddel (voorziening of media) voor cliënten met een ernstig of matig verstandelijke beperking. Je kunt hierbij gebruikmaken van de Website Hulpmiddelenwijzer of via Google zoeken naar een ander passend hulpmiddel, bijvoorbeeld via de zoektermen ‘hulpmiddel communicatie’ of ‘app verstandelijke beperking’. Kies voor een hulpmiddel dat nieuw voor jou is of waar jij meer over zou willen weten. Maak duidelijk waarom dit een geschikt hulpmiddel is voor een cliënt met een ernstig of matig verstandelijke beperking en hoe dit gebruikt kan worden. Maak de poster op A4-formaat op je laptop. Je kunt hierbij gebruikmaken van de Website PosterMyWall. Hang je poster in de klas op. Licht je poster toe voor je medestudenten.
Voorzieningen en media
Opdracht 27
Lees de Theoriebron Voorzieningen en media en beantwoord de vragen: a. Wat is domotica?
Artikel Alternatieven voor vrijheidsbeperking in de zorg <
fb .v
.
Theoriebron Voorzieningen en media <
Domotica
b. Noem twee voorbeelden van domotica waarvan jij vindt dat dit meerwaarde heeft voor cliënten met een ernstig of matig verstandelijke beperking. Zoek hiervoor op internet en licht je antwoord toe.
u' Ac
tie
c. Bekijk het Artikel Alternatieven voor vrijheidsbeperking in de zorg. Welke vormen van domotica kunnen worden ingezet in en om het bed als vervanging van vrijheidsbeperkende maatregelen? Noem drie alternatieven. Leg uit wat deze alternatieven inhouden en hoe ze werken.
Ed
d. Wordt de cliënt naar jouw idee door de inzet van deze alternatieven nog beperkt in zijn vrijheid? Licht je antwoord toe.
er
ij
e. Mogen deze alternatieven zo worden toegepast?
Opdracht 28
Lees de casus over Luca en de Theoriebron Voorzieningen en media.
itg
ev
Theoriebron Voorzieningen en media <
Voorzieningen en media
U
Artikel IKKies Z11: Zorg verlenen met je handen op je rug! <
Casus Luca Luca is een ernstig verstandelijk beperkte cliënt. Hij woont sinds kort op woongroep De Batavier. De groepsleiding kent hem nog niet zo goed. Luca is opgegroeid op een grote boerderij. De woonruimte in het huis was enorm groot. Luca heeft een lichamelijke beperking: hij heeft een kleine vergroeiing aan zijn linkerbeen. Thuis kon hij gemakkelijk in zijn rolstoel door het woonhuis. Op De Batavier is dit toch wat lastiger. De groepsleiding wil Luca vaardiger maken met andere voorzieningen, zoals krukken. Hij kan zich dan zelfstandiger voortbewegen op meerdere plekken, zoals op de dagbesteding of een vrijetijdsclub.
Website Vrienden voor het leven <
29
Voorzieningen en media
.
a. Geef nog een voorbeeld van een voorziening (hulpmiddel) voor Luca. Met welke discipline kun je deze voorstellen het best bespreken?
Casus Luca (vervolg)
fb .v
Lees het vervolg van casus Luca.
Luca moet erg wennen aan zijn nieuwe woonomgeving. Zijn moeder merkt dat hij vaak gespannen is. De groepsleiding zoekt naar een middel om hem te laten ontspannen. Luca kan een- en tweewoordzinnen uitspreken en begrijpt eenvoudige taal.
Ed
Lees casus Sven.
u' Ac
tie
b. Bekijk het Artikel IKKies Z11: Zorg verlenen met je handen op je rug! Beantwoord de volgende vragen: • Hoe zou Luca de ontwikkelde app kunnen gebruiken? • Wat zou hij eraan kunnen hebben? • Met welke disciplines zou je dit voorstel bespreken?
Casus Sven
er
ij
Sven is een matig verstandelijk beperkte cliënt. Hij woont al heel wat jaren op woongroep De Vlinder, een woning aan de rand van een wijk. Hij houdt erg van muziek en wandelen. Sven kan niet zelfstandig fietsen. Het lukt hem niet om zijn evenwicht te bewaren en hij is niet geheel verkeersveilig. Hier is hij weleens verdrietig over. De groepsleiding merkt dat hij ook wel zou willen fietsen. Zij gaan op zoek naar een manier waarop Sven wel zou kunnen fietsen.
U
itg
ev
c. Beschrijf twee manieren waarop dit zou kunnen. Met welke disciplines zou je deze voorstellen bespreken?
30
Lees het vervolg van casus Sven en bekijk de Website Vrienden voor het Leven.
Casus Sven (vervolg) Sven is 24 jaar en heeft een matig verstandelijke beperking. Hij kan korte verhalen vertellen en eenvoudige zinnen begrijpen. Ook leest hij eenvoudige boekjes. Laatst heeft Sven een computercursus gedaan en heeft de basisvaardigheden voor het gebruik van de computer en internet geleerd. Sven zou graag vrienden willen maken. Hij weet niet zo goed hoe dit aan te pakken. De groepsleiding probeert met hem mee te denken.
Voorzieningen en media
U
itg
ev
er
ij
Ed
u' Ac
tie
fb .v
.
d. Geef een voorbeeld van media waarmee Sven nieuwe vrienden kan maken.
31
Begeleidingsmethoden
Begeleidingsmethoden
.
Inleiding
fb .v
Deze opdrachten gaan over begeleidingsmethoden voor cliënten met een ernstig tot matig verstandelijke beperking die binnen de gehandicaptenzorg gebruikt worden. Ook maak je een opdracht over de basishouding Totale communicatie. Deze begeleidingsmethoden en basishouding zijn erop gericht de kwaliteit van leven van cliënten te verbeteren.
Leerdoelen •
ij
Ed
u' Ac
•
Je kunt de begeleidingsmethode Active support uitleggen en inschatten hoe je deze kunt toepassen. Je kunt de begeleidingsmethode Gentle teaching uitleggen en inschatten hoe je deze kunt toepassen. Je kunt aangeven wat totale communicatie inhoudt en hoe dit ingezet kan worden bij cliënten met een ernstig en matig verstandelijke beperking.
tie
•
U
itg
ev
er
Bij Gentle teaching gaat het om het opbouwen van vertrouwen.
32
Begeleidingsmethoden
Werkmodel Active support <
Lees de Theoriebron Begeleidingsmethoden en het Werkmodel Active support. a. Op welke wijze kan Active support de kwaliteit van bestaan van cliënten verhogen?
.
Theoriebron Begeleidingsmethoden <
Active support
fb .v
Opdracht 29
b. Wat is de meerwaarde van het opstellen van een gelegenheidsplan voor een cliënt?
Ga naar de Website Kennisplein gehandicaptensector en lees het Artikel Casus: Support voor Siem. Beantwoord de volgende vragen:
u' Ac
Artikel Casus: Support voor Siem <
tie
Website Active Support Nederland <
c. Welke problemen ervaart de groepsleiding met Siem?
Ed
d. Welke hulp schakelen de hulpverleners in?
er
ij
e. Hoe wordt het probleem van Siem aangepakt?
U
itg
ev
f. Wat is het resultaat van deze aanpak?
Opdracht 30
Website Active Support. <
g. Zou jij met Active support willen werken? Licht je antwoord toe.
Toepassen Active support Maak viertallen. Ga naar de Website Active Support en download per tweetal de Talentenposter en het formulier Positieve beeldvorming. Zoek een filmpje op internet over een cliënt met een ernstig of matig verstandelijke beperking en vul voor deze cliënt de talentenposter en de positieve beeldvorming in. Onderdelen die je niet terugziet in het filmpje vul je zelf aan. Je mag ook zelf een cliënt bedenken en hiervoor de talentenposter en de positieve beeldvorming invullen.
33
Begeleidingsmethoden
Opdracht 31 Theoriebron Begeleidingsmethoden <
Gentle teaching
fb .v
.
Geef deze ingevulde talentenposter en positieve beeldvorming aan het andere tweetal. Laat eventueel het filmpje zien en licht jullie ingevulde talentenposter en positieve beeldvorming toe. Het andere tweetal stelt voor deze cliĂŤnt aan de hand van de talentenposter en de positieve beeldvorming een gelegenheidsplan op. Download het gelegenheidsplan ook via de Website Active Support. Bespreek beide gelegenheidsplannen in het viertal. Wat vinden jullie goed aan het opgestelde gelegenheidsplan? Wat zijn verbeterpunten? Lever de plannen vervolgens in bij je docent.
Lees de Theoriebron Begeleidingsmethoden en het Werkmodel Gentle teaching. Maak tweetallen en beantwoord de volgende vragen. a. Uit welke drie aspecten bestaat Gentle teaching?
tie
Werkmodel Gentle teaching <
u' Ac
Website Gentle Teaching <
Ed
Ga naar de Website Gentle Teaching en lees de casus over Gerard. Beantwoord daarna de vragen:
ij
b. Welk ongewenst gedrag liet Gerard zien?
ev
er
c. Wat was het advies van de Gentle teacher voor de omgang met Gerard?
U
itg
d. Welke ondersteuning heeft de organisatie aan de hulpverleners geboden?
34
e. Wat was het resultaat van de andere manier van omgang met Gerard?
Begeleidingsmethoden
fb .v
.
f. Zoek op internet nog een ervaringsverhaal (een tekst of filmpje) over het toepassen van Gentle teaching in de omgang met cliënten met een ernstig of matig verstandelijke beperking. Wat was de meerwaarde van Gentle teaching in dit verhaal?
g. Zou jij met Gentle teaching willen werken? Wat spreekt je wel aan? Wat spreekt je niet aan? Bespreek dit eerst per tweetal en daarna klassikaal
Theoriebron Totale communicatie. <
Lees de Theoriebron Begeleidingsmethoden en de Theoriebron Totale communicatie.. Bekijk het Filmpje Een dag bij de vuurtoren.
tie
Theoriebron Begeleidingsmethoden <
Totale communicatie
a. Welke kinderen bezoeken KDC de Vuurtoren?
u' Ac
Opdracht 32
b. Welk vormen van Totale communicatie zie je in het Filmpje terug? Tijdens welke activiteiten wordt dit toegepast?
Ed
Filmpje Een dag bij de vuurtoren <
er
ij
c. Schrijf een (korte) casus voor een groepsgenoot over een cliënt met een ernstig tot matig verstandelijke beperking. Verwerk de volgende gegevens in deze casus: • naam en leeftijd • beschrijving familie • beschrijf deze persoon op het niveau van ernstig tot matig verstandelijke beperking • beschrijving van manier waarop cliënt communiceert • beschrijving van een communicatieprobleem.
U
itg
ev
Wissel daarna de casus uit met een groepsgenoot. Bedenk een oplossing voor het communicatieprobleem op basis van Totale communicatie. d. Bespreek de oplossing met degene met wie je de casus uitgewisseld hebt en beantwoord de vragen: • Sluit de bedachte oplossing aan bij het niveau van communiceren van de cliënt? • Wat vind je goed aan deze oplossing? • Heb je nog aanvullingen?
35
Theoriebron Een ernstig en matig verstandelijke beperking
fb .v
.
Theoriebron Een ernstig en matig verstandelijke beperking Inleiding
tie
Deze cursus gaat over cliënten met een ernstig en matig verstandelijke beperking. Wat houdt een verstandelijke beperking in? En wanneer wordt gesproken van een ernstig of matig verstandelijke beperking?
u' Ac
Verstandelijke beperking
IQ
Ed
Er is sprake van een verstandelijke beperking als een cliënt: • een beperkt intellectueel functioneren heeft • problemen heeft in het dagelijkse leven (vermogen om zich aan te passen) • deze problemen heeft vanaf de kinderleeftijd.
ij
IQ staat voor intelligentiequotiënt. Het is een manier om intelligentie uit te drukken. Dit getal is een score die een persoon behaalt op een verzameling gestandaardiseerde tests. Deze tests hebben het doel om de cognitieve vaardigheden van een cliënt vast te stellen. Cognitieve vaardigheden of vermogens hebben te maken met de mate waarin een cliënt kennis en informatie opneemt en verwerkt.
U
itg
ev
er
Een voorbeeld van een intelligentietest is de WISC-lll (Wechsler Intelligence Scales for Children). Deze intelligentietest bestaat uit dertien verschillende onderdelen. Dit zijn verschillende taken en opdrachten. Er gaan onderdelen van de test over verbale vaardigheden (alles wat met spreken, luisteren en taal te maken heeft). Ook zijn er opdrachten die te maken hebben met visueel ruimtelijke vaardigheden (performaal). De opdrachten worden gedurende de test steeds moeilijker. De tijd waarin de opdracht wordt gedaan is ook belangrijk. Na afloop van de test wordt een IQ-score berekend.
36
Indeling IQ en ontwikkelingsleeftijd Het gemiddelde IQ van alle mensen is vastgesteld op 100. Mensen met een verstandelijke beperking hebben een lager IQ dan gemiddeld. De volgende indeling is gemaakt voor IQ’s: IQ 50 - 70
Licht verstandelijke beperking: ontwikkelingsleeftijd 7-12 jaar
IQ 35/40 – 50/55
Matig verstandelijke beperking: ontwikkelingsleeftijd 4-7 jaar
IQ 20/25 – 35/40
Ernstig verstandelijke beperking: ontwikkelingsleeftijd 2-4 jaar
IQ < 20/25
Zeer ernstig verstandelijke beperking: ontwikkelingsleeftijd tot 2 jaar
Theoriebron Een ernstig en matig verstandelijke beperking
Verschillende ontwikkelingsgebieden
tie
fb .v
.
Het is niet voldoende om naar de IQ-score van een cliënt te kijken om een inschatting te maken van zijn mogelijkheden en beperkingen. Dit is te eenzijdig, aangezien IQ-scores niet betrouwbaar gemeten worden bij cliënten die op een (zeer) ernstig verstandelijk beperkt niveau functioneren. Dit heeft te maken met hun bijkomende communicatieve en/of motorische beperkingen. Daarnaast zijn veel IQ-tests oorspronkelijk bedoeld voor normaal begaafde kinderen, wat een vertekend beeld kan geven. Ook zegt een IQ-score weinig over de gevolgen die de beperking voor de cliënt heeft. Het is belangrijk dat de cliënt als persoon in zijn geheel bekeken wordt om hem optimaal te kunnen begeleiden. Er moet naar verschillende ontwikkelingsgebieden van de cliënt gekeken worden, zowel naar de cognitieve ontwikkeling, de sociaal-emotionele ontwikkeling, de communicatieve ontwikkeling, de zintuiglijke ontwikkeling als de mate van zelfredzaamheid van de cliënt.
u' Ac
Verschillende ontwikkelingsgebieden en adaptief vermogen
Ed
De laatste jaren ligt de nadruk meer op het adaptief vermogen van de cliënt dan op het IQ. De IQ-indeling is ook niet meer opgenomen in de DSM-V, de nieuwste versie van het Amerikaans handboek voor het stellen van diagnoses van psychische aandoeningen. Onder het adaptief vermogen wordt het vermogen verstaan om je leven zelfstandig in te richten, om oplossingen voor problemen te bedenken en problemen te overwinnen. Hier hebben cliënten met een verstandelijke beperking moeite mee.
Ernstig en matig verstandelijke beperking
U
itg
ev
er
ij
Cliënten met een verstandelijke beperking doorlopen dezelfde fasen in hun ontwikkeling als normaal begaafde kinderen. De fasen duren alleen langer. Ook stopt hun ontwikkeling eerder. De mate van een verstandelijke beperking kan gekoppeld worden aan een bepaalde ontwikkelingsleeftijd. Uit de tabel kun je afleiden dat een cliënt met een ernstig verstandelijke beperking op een cognitief ontwikkelingsniveau functioneert van een kind van 2 tot 4 jaar. Een cliënt met een matig verstandelijke beperking functioneert op een cognitief ontwikkelingsniveau van een kind van 4 tot 7 jaar. Natuurlijk is het hierbij altijd belangrijk rekening te houden met de levenservaring van een cliënt.
Harmonische en disharmonische ontwikkeling De ontwikkeling van een cliënt met een ernstig tot matig verstandelijke beperking kan op verschillende manieren verlopen. Als de ontwikkeling harmonisch verloopt, betekent dit dat de cliënt zich op alle ontwikkelingsgebieden op hetzelfde niveau ontwikkelt. Het niveau van cognitief functioneren, sociaal-emotioneel functioneren, het niveau van zelfzelfredzaamheid en communicatie van de cliënt is dan hetzelfde. Op alle gebieden functioneert de cliënt bijvoorbeeld op de leeftijd van een vierjarige. Als de ontwikkeling van een cliënt disharmonisch verloopt loopt de ontwikkeling op de verschillende gebieden niet gelijk. Hij ontwikkelt zich bijvoorbeeld op het gebied van zelfredzaamheid sneller dan op sociaal-emotioneel gebied. Bijkomende beperkingen van cliënten met een ernstig tot matig verstandelijke beperking kunnen ervoor zorgen dat de ontwikkeling anders (disharmonisch) verloopt. Een cliënt die bijvoorbeeld niet
37
Theoriebron Een ernstig en matig verstandelijke beperking
U
itg
ev
er
ij
Ed
u' Ac
tie
fb .v
.
kan lopen ontdekt de wereld op een andere manier. Er kan ook sprake zijn van psychische problemen, bijvoorbeeld een depressie, of van hechtingsproblemen, die ervoor kunnen zorgen dat de ontwikkeling anders gaat.
38
Theoriebron Kunnen en aankunnen
.
Theoriebron Kunnen en aankunnen
fb .v
Inleiding
u' Ac
Cognitief vermogen
tie
Een cliënt met een ernstig verstandelijke beperking functioneert op een cognitief niveau van twee tot vier jaar. Een cliënt met een matig verstandelijke beperking functioneert op een cognitief niveau van vier tot zeven jaar. Wat houdt dit eigenlijk in? Welke mogelijkheden en beperkingen hebben zij op dit gebied? Hier wordt in deze theoriebron op ingegaan. Ook wordt ingegaan op het sociaal-emotionele niveau van cliënten en het verschil tussen kunnen en aankunnen.
er
ij
Ed
Cognitie is het vermogen om kennis op te nemen en te verwerken. Ook vallen het denkvermogen, het geheugen en het concentratievermogen hieronder. Leren heeft te maken met het verwerken van informatie en met het denkvermogen. Een cliënt slaat informatie op, ordent informatie, legt verbanden en past deze informatie toe in nieuwe situaties. Hierdoor krijgt de cliënt grip op zijn werkelijkheid.
U
itg
ev
Het stimuleren van de cognitieve ontwikkeling.
Cognitieve mogelijkheden en beperkingen van cliënten met een ernstig verstandelijke beperking Het denken van een cliënt met een ernstig verstandelijke beperking is gericht op dat wat hij concreet kan zien in het hier en nu. Niet hoe of waarom het er is gekomen. De cliënt herkent nog geen samenhang, maar kan wel simpele verbanden leggen. Bijvoorbeeld: als ik naar bed ga, wordt er een verhaaltje voorgelezen. Hij heeft veel herhaling nodig om deze verbanden te leggen en in zijn geheugen op te slaan. Ook heeft hij tijd nodig om informatie te
39
Theoriebron Kunnen en aankunnen
fb .v
Afstemmen van de begeleiding
.
verwerken. Hij kan tijdsbegrippen als straks, morgen en gisteren niet plaatsen. De cliënt kan nog niet zelf bedenken hoe dingen anders kunnen: hij kan nog geen alternatieven in zijn gedrag bedenken. Hier heeft hij een ander voor nodig.
tie
In de begeleiding van een cliënt met een ernstig verstandelijke beperking is het belangrijk om duidelijk en consequent te zijn. Hierdoor wordt de wereld duidelijker voor de cliënt. Vaste rituelen en gewoontes zijn belangrijk voor de cliënt, zoals een vaste volgorde tijdens de ochtendsituatie (eerst naar de wc, dan uitkleden, wassen, afdrogen enzovoort). Door iedere ruimte of plaats een aparte functie te geven, kan de omgeving duidelijk gemaakt worden voor de cliënt. Bijvoorbeeld: dit is de tafel om te eten en dit is de tafel om een activiteit aan te doen. Dit alles biedt basisveiligheid. Als een cliënt deze basisveiligheid ervaart, kan hij ook uitgedaagd worden om nieuwe dingen te proberen, bijvoorbeeld actie-reactiemateriaal (als ik dit indruk, dan …). Zo leert hij nieuwe verbanden te leggen. Bied een cliënt voor het leggen van deze verbanden herhaaldelijk hetzelfde aan.
u' Ac
Cognitieve mogelijkheden en beperkingen van cliënten met een matig verstandelijke beperking
er
ij
Ed
Een cliënt met een matig verstandelijke beperking heeft meer inzicht in oorzaak en gevolg (al kan het denken soms nog wel onlogisch zijn) en kan verder kijken dan het moment. Zijn geheugen is beter ontwikkeld. Hij heeft een beginnend besef van tijd en inzicht in gisteren en morgen. Hij kan variaties in patronen aanbrengen. De cliënt herkent de patronen en kan hierin zelf een keuze maken. Denk aan het maken van een keuze uit vier soorten broodbeleg. De cliënt kan begrijpen dat er soms wijzigingen nodig zijn in het dagprogramma en in gemaakte afspraken. De cliënt met een matig verstandelijke beperking kan denken over dingen die niet concreet zichtbaar zijn. Hij kan zich een voorstelling maken van zaken die hij eerder ervaren heeft. Hij kan nog niet abstract denken en nog geen voorstelling maken van onbekende zaken. De cliënt kan een rijke fantasiewereld hebben. Fantasie en realiteit lopen nog vaak door elkaar. Dit kan soms zorgen voor angsten.
U
itg
ev
Afstemmen van de begeleiding
40
De cliënt met een matig verstandelijke beperking wil weten waar hij aan toe is in de toekomst, bijvoorbeeld wanneer hij naar de kapper gaat. Het is belangrijk dat de cliënt geholpen wordt bij het bewaren van het overzicht. Als een situatie of een activiteit lastig te overzien is, is het belangrijk om dit op te delen in stapjes, bijvoorbeeld de stappen tijdens een kookactiviteit. Stimuleer de cliënt in het maken van eenvoudige keuzes en het zelf nemen van beslissingen. Sluit je aan bij de belevingswereld van de cliënt. Wees je ervan bewust dat hij geen voorstelling kan maken van dingen die hij niet zelf ervaren heeft (bijvoorbeeld een voorstelling maken van een activiteit die hij nooit eerder heeft gedaan). Door gebruik te maken van fantasieën, bijvoorbeeld het praten in een onzichtbare telefoon, kan een cliënt indrukken verwerken die op een dag zijn opgedaan. Ingrijpen is nodig als je merkt dat de cliënt angstig worden van zijn eigen fantasieën.
Theoriebron Kunnen en aankunnen
De sociaal-emotionele ontwikkeling
u' Ac
tie
fb .v
.
Een cliënt met een ernstig en matig verstandelijke beperking heeft niet alleen beperkingen op cognitief gebied (kunnen). Ook op sociaal-emotioneel gebied is zijn ontwikkeling vaak kwetsbaar. Dit wordt ook wel het aankunnen genoemd. Bij het sociale deel gaat het over de interactie met anderen. Bij het emotionele deel gaat het over de beleving van zichzelf, over het gevoel van de cliënt en zijn gemoedstoestand. De interactie met ouders of opvoeders is erg belangrijk bij de sociaal-emotionele ontwikkeling. In het begin reageert een baby op basis van zijn reflexen. Als de opvoeder hierop reageert, leert het kind dat zijn acties zorgen voor reacties bij de opvoeder. Zo ontstaat wederkerigheid in het contact en een veilige basis. Het kind leert hoe er op zijn emoties als boosheid gereageerd wordt. Ook leert het kind in de loop van de ontwikkeling zich steeds meer los van de opvoeders te gedragen en regels eigen te maken. Hierbij is het een voorwaarde dat er voor het kind een veilige basis is om op terug te vallen. Bij kinderen met een ernstig en matig verstandelijke beperking verloopt deze ontwikkeling vaak niet zo vanzelfsprekend. Deze kinderen lijken meer afwachtend in de interactie. Zij nemen hun omgeving wel waar, maar nemen minder initiatieven. Hier hebben ze vaak een ander voor nodig, die bijvoorbeeld iets voordoet.
Kunnen en aankunnen
itg
ev
er
ij
Ed
In principe doorlopen kinderen met een ernstig en matig verstandelijke beperking dezelfde fasen van de sociaal-emotionele ontwikkeling als andere kinderen. Net als bij de cognitieve ontwikkeling is deze ontwikkeling vertraagd en ligt hun plafond op een lager ontwikkelingsniveau. Als er sprake is van een harmonisch ontwikkelingsprofiel, functioneert het kind op sociaal-emotioneel gebied op hetzelfde niveau als het cognitieve niveau. Als een cliënt bijvoorbeeld een sociaal-emotioneel ontwikkelingsniveau van twee jaar heeft, kun je een klein kind van deze leeftijd in gedachten nemen en het gedrag dat daarbij hoort. De volwassen cliënt op dit ontwikkelingsniveau heeft bijvoorbeeld een sterke eigen wil, zegt vaak nee en wil veel zelf doen. Als hij beperkt wordt in zijn wil, kan hij erg boos worden. Het komt bij cliënten met een ernstig en matig verstandelijke beperking vaak voor dat de sociaal-emotionele ontwikkeling (aankunnen) achterblijft bij de cognitieve ontwikkeling (kunnen). Er is dan sprake van een disharmonisch profiel. Dit is met name het geval als cliënten hechtingsproblemen, gedragsproblemen of psychiatrische problemen hebben. Het omgekeerde, een hoger sociaal-emotioneel niveau dan het cognitieve niveau, komt bij cliënten met een ernstig en matig verstandelijke beperking niet voor.
U
Werkmodel Sociaal-emotionele ontwikkeling Došen <
Afstemmen op de sociaal-emotionele ontwikkeling Als er een verschil is tussen het kunnen en aankunnen van een cliënt, bestaat de kans dat hij wordt overschat. Als een cliënt in staat is om woorden op een verpakking te lezen, kun je hem overschatten door van hem te vragen om zelfstandig naar de winkel te gaan en een nieuw product te halen. Maar hij kan het mogelijk niet aan om dit alleen te doen. Om een cliënt aan te spreken op het niveau dat bij hem past is het belangrijk om zijn sociaal-emotionele ontwikkelingsniveau in kaart te brengen. Als er bij een cliënt verschil bestaat tussen zijn kunnen en aankunnen, kun je het best de begeleiding aansluiten op zijn aankunnen. Hierbij kan gebruikgemaakt worden van de indeling in verschillende fasen van professor Došen. In Werkmodel Sociaal-emotionele ontwikkeling Došen worden deze verschillende fasen beschreven. Ook wordt in dit Werkmodel ingegaan op de begeleiding die het best bij elke fase past. Bestudeer het Werkmodel goed!
41
Theoriebron Communicatie en zintuigen
.
Theoriebron Communicatie en zintuigen
fb .v
Inleiding
tie
In deze theoriebron worden de communicatieve en zintuiglijke mogelijkheden van cliënten met een ernstig tot matig verstandelijke beperking beschreven. Ook wordt ingegaan op het afstemmen van de begeleiding. Er worden algemene aandachtspunten in de begeleiding beschreven. Natuurlijk is het belangrijk dit altijd af te stemmen op de wensen en behoeften van de individuele cliënt.
u' Ac
De spraak-taalontwikkeling van twee tot vier jaar
er
ij
Ed
De normale spraak-taalontwikkeling verloopt in fasen. Vanaf twee jaar ziet deze ontwikkeling er als volgt uit: Fase 1 Het kind maakt zinnen van twee woorden, bijvoorbeeld: ‘Papa slaapt.’ Het kind begint ook steeds meer eenvoudige woorden te zeggen, zoals ‘bed’ en ‘pop’. Het begrijpt eenvoudige zinnetjes en opdrachten zoals: ‘Ga maar zitten.’ Fase 2 Als deze ontwikkeling verdergaat, maakt een kind gebruik van driewoordzinnen: ‘Wil Eva soep?’ Het kind maakt gebruik van meervoudsvormen (poes-poezen), verkleinwoordjes (jongetje) en voorzetsels (op, uit). Ook wordt geprobeerd om werkwoorden te vervoegen. Deze vervoegingen gaan af en toe verkeerd (ik loop-ik loopte). Fase 3 Het kind gebruikt begrippen zoals stout of klein. Begrippen hangen samen met een situatie. Alledaagse gesprekken en eenvoudige verhalen worden begrepen.
U
itg
ev
De spraak-taalontwikkeling bij cliënten met een ernstig verstandelijke beperking De spraak-taalontwikkeling van cliënten met een verstandelijke beperking verloopt vertraagd of afwijkend. Zij laten ook op dit gebied minder initiatieven zien. Hierdoor zijn zij, net als op de andere gebieden, meer afhankelijk van hun omgeving om de spraak- taalontwikkeling te stimuleren. Het is daarom belangrijk om op tijd te starten met het stimuleren van deze ontwikkeling.
Afstemmen van de begeleiding Een cliënt met een ernstig verstandelijke beperking leeft in het hier-en-nu. Belangrijk is dat je als hulpverlener in het contact met deze cliënten spreekt in korte eenen tweewoordzinnen en praat over dingen die zich in het hier en nu afspelen: ‘Pak de bal maar’ of ‘Wat een mooie beer!’ Je lichaamstaal en de intonatie van je stem zijn hierbij vaak
42
Theoriebron Communicatie en zintuigen
fb .v
.
net zo belangrijk als wat je zegt. Cliënten kunnen in verwarring raken als jij iets anders uitstraalt dan je zegt. Vaak is het nodig om je communicatie visueel te ondersteunen, bijvoorbeeld door een concreet voorwerp te laten zien. Laat bijvoorbeeld aan een cliënt zijn jas zien als hij naar buiten gaat. Je kunt de afstand waarop je naar de cliënt communiceert het best afstemmen op de ontwikkelingsleeftijd. Heeft een cliënt een ontwikkelingsleeftijd van twee jaar, dan kun je een boodschap het best naar een cliënt overbrengen op een maximale afstand van twee meter. Is dit drie jaar, communiceer dan op maximaal drie meter afstand. Noem eerst de naam van de cliënt, benader de cliënt zo veel mogelijk van voren en maak op ooghoogte contact. Zorg verder voor herkenbaarheid en veel herhaling. Een voorbeeld is het zingen van een vast begin- en eindliedje bij een activiteit.
tie
De spraak-taalontwikkeling van vier tot zeven jaar
er
ij
Ed
u' Ac
De spraak-taalontwikkeling van kinderen van vier tot zeven jaar verloopt ook in fasen. Fase 1 Het kind maakt in het algemeen goede, eenvoudige zinnen. Ook kent het veel woorden en leert er regelmatig nieuwe woorden bij. De uitspraak van woorden en zinnen is bijna helemaal goed. Er is soms nog een verspreking. De zinnen worden langer en er wordt gesproken over vroeger, over de toekomst of over gedachten. Schrijven is interessant. Nog niet alle letters kunnen worden gemaakt. Fase 2 Als het kind zich verder ontwikkelt, ontstaat de wil om te lezen. Er ontstaat interesse voor letters. Praten, rijmen en liedjes leren stimuleert deze ontwikkeling. Geleidelijk worden klanken aan letters gekoppeld en worden die samengevoegd tot een woord. Fase 3 De eerste stap van het leren schrijven is krabbels op papier zetten. Voordat het echte schrijven begint, kan het kind meestal al zijn naam schrijven. Ook kan het in deze fase eenvoudige boekjes lezen en korte briefjes schrijven. De ontwikkeling van de cliënt met een matig verstandelijke beperking kan stoppen in een fase, maar kan zich juist ook verder voortzetten. In het algemeen heeft hij meer mogelijkheden om te delen wat hij heeft meegemaakt en te praten over hoe hij zich voelt. Het terugvertellen van een gebeurtenis gaat vaak wel van de hak op de tak.
U
itg
ev
Afstemmen van de begeleiding Je hebt als hulpverlener (samen met de logopedist en familie) een belangrijk rol in het onderzoeken hoe de cliënt met een matig verstandelijke beperking communiceert: Kan de persoon goed spreken en gesproken taal begrijpen? Of zijn er hulpmiddelen nodig in de vorm van pictogrammen, foto’s of voorwerpen? Een cliënt met een matig verstandelijke beperking heeft behoefte aan inzicht in de manier waarop een dag of activiteit is opgebouwd. Door bijvoorbeeld het gebruik van pictogrammen kan de indeling van de dag worden verduidelijkt. Vaak wordt ervoor gekozen om gesproken taal en een hulpmiddel te combineren. De hulpverlening praat dan vaak langzamer, gebruikt minder woorden en vooral kernwoorden. De cliënt krijgt hierdoor meer kans en tijd om de boodschap te verwerken. Zorg er bij cliënten met een matig verstandelijke beperking voor dat je taal concreet is en aansluit op de belevingswereld van de cliënt. In bekende situaties kunnen gesprekken worden gebruikt om samen naar een oplossing voor een probleem te zoeken. Bij het terugvertellen van een gebeurtenis kun je ondersteuning bieden door het gesprek te structureren en de cliënt te helpen de draad vast te houden. Ook hierbij kan het gebruik van pictogrammen of foto’s helpen.
43
Theoriebron Communicatie en zintuigen
Onderhouden van het lezen en schrijven
tie
Zintuiglijke ontwikkeling
fb .v
.
Cliënten met een matig verstandelijke beperking kunnen minder goed in hun eigen behoeften voorzien. Het is belangrijk dat de hulpverlening communicatiemogelijkheden in stand houdt of juist op gang brengt. Denk hierbij aan samen het contact met de familie onderhouden. In het algemeen vinden cliënten het leuk om samen het lezen en schrijven te blijven oefenen als het een gericht doel heeft, bijvoorbeeld het schrijven van een verjaardagskaart naar een familielid (het schrijven van de naam, het naschrijven van wat jij geschreven hebt of zelf een korte tekst schrijven). Dit stimuleert hun eigenwaarde. Sluit hierbij altijd aan bij het niveau van de cliënt.
u' Ac
Horen, zien, voelen, proeven en ruiken doen we met onze zintuigen. Zintuigen worden gebruikt bij het opdoen van nieuwe ervaringen, om te leren en om te kunnen ontwikkelen. Als alle zintuigen gebruikt kunnen worden, gaat het leren het best.
Cliënten met een ernstig verstandelijke beperking
er
ij
Ed
Cliënten met een ernstig verstandelijke beperking hebben hulp nodig bij het stimuleren van hun zintuigen. Zij kunnen pas actief aan de gang met informatie als de hulpverlening een aantal dingen vooraf duidelijk heeft. Welke informatie is voor de cliënt goed te begrijpen? En zijn er lichamelijke of zintuiglijke problemen? Meer dan de helft van de cliënten met een ernstig verstandelijke beperking heeft een visuele stoornis. Ook heeft een derde gehoorproblemen. Als er visuele of gehoorproblemen zijn kan hierdoor de ontwikkeling belemmerd worden. Een cliënt die bijvoorbeeld niet goed hoort, kan veel informatie mislopen die tegen hem gezegd wordt. De taalontwikkeling kan hierdoor verstoord raken. Er kunnen dan aanpassingen nodig zijn zoals een gehoorapparaat of een bril. Maar veel cliënten met een ernstig verstandelijke beperking accepteren het dragen van een gehoorapparaat of een bril niet.
U
itg
ev
Ondersteuning bij visuele en gehoorproblemen
44
Soms lukt het om de cliënt stapsgewijs te laten wennen aan een bril. Lukt dit niet dan is het belangrijk de juiste voorwaarden te bieden, bijvoorbeeld door de cliënt aan de kant van het ‘goede oog’ te benaderen of te zorgen voor een goed contrast tussen het bord en de tafel waar de cliënt aan zit. Hierdoor is het bord voor de cliënt beter te onderscheiden. Als hulpverlener kun je ondersteuning bieden aan cliënten met gehoorproblemen door de slechthorende cliënt eerst even aan te raken, iemands naam te noemen en duidelijk oogcontact te maken met de cliënt voordat je iets zegt. Zorg ook voor zo min mogelijk achtergrondgeluiden, zoals een radio of tv, als je een boodschap over wilt brengen. Verder kunnen ondersteunende vormen van communicatie worden ingezet. Check na het geven van je boodschap of de cliënt de boodschap begrepen heeft.
Theoriebron Communicatie en zintuigen
Cliënten met een matig verstandelijke beperking
fb .v
.
Cliënten met een matig verstandelijke beperking accepteren vaak wel hulpmiddelen bij een visuele beperking of een beperking in het gehoor. Aan hen kun je de voordelen van het gebruik hiervan beter uitleggen. Bij een visuele beperking kun je denken aan het gebruik van een bril of een vergrootglas. Ook kan gedacht worden aan het gebruiken van een witte stok. De cliënt kan dan voelen of er iets staat. Bij een beperking in het gehoor kan een gehoorapparaat of een mobiele teksttelefoon (een telefoon die de tekst voorleest) gebruikt worden. Er zijn ook apparaten die gaan trillen of licht geven als bijvoorbeeld de telefoon of de deurbel gaat.
tie
Sensorische informatieverwerkingsstoornis
ij
Ed
u' Ac
Bij cliënten met een ernstig en matig verstandelijke beperking kan er ook sprake zijn van een verstoring in de manier waarop informatie vanuit de omgeving of vanuit het eigen lichaam wordt waargenomen en verwerkt. Dit wordt ook wel een sensorische informatieverwerkingsstoornis genoemd. Cliënten kunnen negatief of afwerend reageren op bepaalde zintuiglijke prikkels die te sterk binnen komen (overgevoeligheid), bijvoorbeeld het geluid van een grasmaaier of het licht van een tl-lamp. Door het vermijden van prikkels kunnen er problemen op andere ontwikkelingsgebieden ontstaan. Het kan bijvoorbeeld zijn dat een cliënt vanwege de overgevoeligheid aanraking van bepaalde voorwerpen vermijdt. Ook kan een cliënt een motorische achterstand oplopen als hij evenwichtsprikkels niet goed kan verwerken en hierdoor angstig wordt om te bewegen. Cliënten kunnen prikkels ook onvoldoende registreren (ondergevoeligheid). Zij reageren niet of traag op prikkels vanuit de omgeving of het eigen lichaam. Een cliënt kan zich hierdoor bijvoorbeeld niet bewust zijn van vieze handen. Hij kan hierdoor ongeïnteresseerd lijken in zijn omgeving, waardoor leren moeilijker wordt. Er zijn ook cliënten die sterk prikkelzoekend zijn. Zij zijn vaak continu in beweging en zitten voortdurend overal aan.
er
Sensorische informatieverwerkingstherapie
U
itg
ev
Door de sensorische informatieverwerking van de verschillende zintuigen in kaart te brengen kan er gerichte therapie ingezet worden. Dit wordt ook wel sensorische informatieverwerkingstherapie genoemd. Door de therapie kan er verandering gebracht worden in de manier waarop het centraal zenuwstelsel van de cliënt de sensorische informatie organiseert.
45
Theoriebron Lichamelijke beperkingen
.
Theoriebron Lichamelijke beperkingen
fb .v
Inleiding
Ed
u' Ac
tie
Cliënten met een ernstig tot matig verstandelijke beperking kunnen een normale lichamelijke ontwikkeling hebben. Maar er kan ook sprake zijn van problemen in de lichamelijk ontwikkeling. Door beschadiging in de hersenen is de kans groter dat cliënten met een ernstig tot matig verstandelijke beperking ook bijkomende lichamelijke beperkingen hebben. In deze theoriebron wordt ingegaan op een aantal veelvoorkomende lichamelijke beperkingen en hoe deze ontstaan. Ook wordt het onderwerp pijn behandeld.
er
ij
Bijkomende lichamelijke beperkingen.
U
itg
ev
Problemen in het gezichtsvermogen
46
lui oog Een lui oog ontstaat door een slecht gezichtsvermogen van een of beide ogen. De ogen kunnen zich dan niet normaal ontwikkelen. Andere oorzaken zijn scheelzien en een groot verschil in scherp zien tussen beide ogen. Zo kan het ene oog bijvoorbeeld scherp zien van dichtbij en veraf en het andere oog alleen in de verte. Een enkele keer valt het bovenste ooglid over het oog heen. staar Ook kan in een of beide ogen de ooglens minder helder worden. Dit noem je staar. Dit heeft te maken met het ouder worden. De cliënt kan vlekken waarnemen of een soort waas op zijn oog ervaren.
Theoriebron Lichamelijke beperkingen
Gehoorproblemen
fb .v
.
Gehoorproblemen kunnen ontstaan als het trommelvlies de geluiden niet goed door kan geven aan het gehoorzintuig. Door deze gehoorproblemen kunnen cliënten in een isolement terechtkomen. Iemand kan achterdochtig worden omdat onduidelijk is waar de gesprekken over gaan. Ook kunnen cliënten schrikachtig reageren. Verder kost het de cliënt meer moeite om de omgeving te begrijpen. Hierdoor kan de cliënt zich erg moe voelen.
Scoliose
u' Ac
tie
Een cliënt kan geboren worden met scoliose, maar dit kan ook later ontstaan. Er kunnen problemen zijn met botten, zenuwen of spieren waardoor een cliënt scheef gaat groeien. Helaas is de oorzaak meestal onduidelijk. De volgende zaken vallen op: • Hoogte van de schouders is verschillend. • Als de cliënt vooroverbuigt, zie je een bolling aan de zijkant van de rug. • Beenlengte is verschillend. • Hoofd staat vaak scheef in plaats van rechtop. • Hoogte van de heupen is verschillend.
Verlammingen
Ed
Bij een verlamming zijn de spieren van de cliënt gedeeltelijk of volledig verlamd, waardoor ze nauwelijks tot niet functioneren. Een gedeeltelijke verlamming heet een parese. Bij deze aandoening is een gedeelte van de spierfunctie wel intact. Bij een ernstige hersenbeschadiging kan er sprake zijn van een verlamming aan een of meer ledematen. Bij een monoplegie is één arm of been verlamd, bij een diplegie beide armen of benen en bij een hemiplegie een helft van het lichaam.
er
ij
Spasticiteit
ev
Bij spasticiteit heeft de cliënt problemen met de controle over bewegingen of zijn houding. Bij deze cliënten is sprake van een verhoogde spierspanning samen met een gestoorde samenwerking tussen de spieren en abnormale reflexen.
U
itg
Epilepsie Epilepsie is een verschijnsel dat vaak voorkomt bij cliënten met een verstandelijke beperking. Dit komt doordat epilepsie het gevolg is van hersenbeschadiging en er bij cliënten met een verstandelijke beperking sprake is van een beschadiging van de hersenen. Epilepsie wordt ook weleens omschreven als ‘kortsluiting’ in de hersenen. De hersenen geven de verkeerde signalen aan het lichaam door. Epilepsie kan zich uiten in de vorm van een absence (nauwelijks waarneembare wegtrekking) of een tonisch clonisch insult waarbij het hele lichaam meedoet en iemand tijdelijk het bewustzijn verliest. Meer informatie over epilepsie wordt behandeld in de cursus ‘Ernstig meervoudige beperking’.
47
Theoriebron Lichamelijke beperkingen
Hazenlip
fb .v
.
Een cliënt kan geboren worden met een hazenlip (schisis). De lip, de kaak of het gehemelte zijn dan niet goed aaneengegroeid. Bij het ouder worden kunnen er problemen ontstaan bij de spraak- en gebitsontwikkeling. De spraakontwikkeling kost met name veel moeite. Het groeien van het gebit kan pijnlijk zijn. Ook gaat de buis van Eustachius vaak niet goed open. Dit komt doordat de gehemeltespieren niet goed werken. Er ontstaat vochtophoping in het middenoor en er zit minder lucht in het oor. Hierdoor kan het trommelvlies niet meer goed meetrillen met de geluidsgolven.
Pijn
u' Ac
tie
Pijn kan veroorzaakt worden door een lichamelijke beperking. Ook kan pijn een aanwijzing zijn voor een ziekte of aandoening. Cliënten met een ernstig verstandelijke beperking kunnen soms aangeven dat ze ergens pijn hebben, maar vaak is dit al eerder te zien aan hun gedrag: zij laten ander gedrag zien dan dat ze normaal gesproken vertonen, bijvoorbeeld onrustig of teruggetrokken gedrag of probleemgedrag. Goed blijven kijken naar wat de cliënt laat zien in zijn gedrag is daarom erg belangrijk. Pijn kan ook aan de mimiek, lichaamshouding of lichaamsbewegingen van de cliënt gezien worden of aan verandering in de vitaliteit (minder eten, minder drinken, slechter slapen). Er bestaan verschillende observatielijsten om pijn bij cliënten te observeren. Bekijk voor een overzicht het Artikel Observatielijsten: pijngedrag bij mensen met een verstandelijke beperking.
U
itg
ev
er
ij
Ed
Artikel Observatielijsten: pijngedrag bij mensen met een verstandelijke beperking <
48
fb .v
Theoriebron Zelfredzaamheid en activiteiten
.
Theoriebron Zelfredzaamheid en activiteiten
Inleiding
tie
Waar zijn cliënten met een ernstig tot matig verstandelijke beperking toe in staat op het gebied van zelfredzaamheid en het uitvoeren van activiteiten? Wat vraag je wel en wat niet van hen? In deze theoriebron worden algemene richtlijnen beschreven.
u' Ac
Zelfredzaamheid bij ernstig verstandelijk beperkte cliënten
er
ij
Ed
Cliënten met een ernstig verstandelijke beperking zijn op het gebied van zelfredzaamheid veelal afhankelijk van hulpverleners. Dikwijls hebben zij hulp nodig bij bijvoorbeeld het douchen en het doen van het huishouden. Zij kunnen vaak wel helpen met deelhandelingen, bijvoorbeeld met het doen van hun arm door de mouw van hun jas of met het aantrekken van hun T-shirt. Hoeveel zij zelf kunnen doen is vaak ook afhankelijk van bijkomende lichamelijke beperkingen. Als een cliënt bijvoorbeeld spastisch is, is het moeilijk om voorwerpen vast te houden. Sommigen cliënten kunnen zichzelf geheel aankleden en hebben alleen hulp nodig bij bijvoorbeeld het dichtdoen van hun rits of het vastmaken van hun bh. Dit kan door veel herhaling en de juiste voorwaarden worden aangeleerd, bijvoorbeeld door de kleren in de juiste volgorde klaar te leggen. Vaak is er nog wel nabijheid van begeleiding nodig. Geheel de eigen verantwoordelijkheid dragen voor het uitvoeren van complexere handelingen, bijvoorbeeld het koken, lukt niet. Deze cliënten overzien vaak ook niet de gevaren van het gebruik van heet water of een fornuis.
U
itg
ev
Zelfredzaamheid bij matig verstandelijk beperkte cliënten De cliënt met een matig verstandelijke beperking kan zichzelf doorgaans goed aan- en uitkleden en zichzelf verzorgen. Als hij geen bijkomende lichamelijke beperkingen heeft, beschikt hij in het algemeen over een goede grove en fijne motoriek om dit te doen. Plannen en organiseren van de activiteiten lukt niet altijd even goed. Hier heeft de cliënt ondersteuning bij nodig. Je kunt dit doen door een stappenplan te gebruiken, bijvoorbeeld een stappenplan met pictogrammen waarop de juiste handelingen in de juiste volgorde aangegeven staan. Zo kunnen de stappen van het douchen of het maken van een cake inzichtelijk gemaakt worden. Bij het aanleren van nieuwe vaardigheden is het belangrijk dit eerst samen met de cliënt te doen en stapsgewijs steeds meer afstand te nemen. Ook bij complexe of gevaarlijke handelingen kunnen zij ondersteuning nodig hebben.
49
Theoriebron Zelfredzaamheid en activiteiten
Uitvoeren van activiteiten (ernstig verstandelijk beperkte cliënten)
tie
fb .v
.
Cliënten met een ernstig verstandelijke beperking hebben bij de uitvoering van activiteiten behoefte aan vaste routines en gewoontes. Zij hebben niet altijd de drang om de wereld te ontdekken. Zij hebben veelal ondersteuning nodig bij het onderzoeken van nieuwe situaties en het opdoen van nieuwe ervaringen. Ook hebben zij uit zichzelf vaak weinig motivatie om te presteren en zijn minder gericht op het eindresultaat van een activiteit. Het samen doen en het krijgen van complimenten is voor hen belangrijker. Hier kunnen zij van genieten. Het lukt hen vaak zelf niet om hun vrije tijd in te vullen. Ook hier hebben zij ondersteuning bij nodig. De concentratieboog van cliënten met een ernstig verstandelijke beperking is vaak niet groot. Zij kunnen zich tien minuten tot een half uur vermaken met iets wat zij leuk vinden, maar wel met jou als hulpverlener op veilige afstand. Zij kunnen activiteiten naast een medecliënt doen, maar vaak nog niet echt samen.
u' Ac
Afstemmen van de begeleiding
er
ij
Ed
Cliënten met een ernstig verstandelijke beperking gaan overdag veelal naar een activiteitencentrum, waar passende activiteiten worden aangeboden. Je kunt denken aan het maken van muziek, het doen van eenvoudige creatieve activiteiten of het opdoen van zintuiglijke ervaringen tijdens een kookactiviteit. Routinematige taakjes, waarbij steeds dezelfde handelingen worden uitgevoerd, zijn ook vaak geliefd, zoals het versnipperen van papier of het sorteren van materialen. Aangezien de concentratieboog van cliënten met een ernstig verstandelijke beperking niet groot is, is het belangrijk ervoor te zorgen dat de activiteiten niet te lang duren. Zorg voor een goede afwisseling tussen actie en rust. Zorg verder voor een duidelijk begin en een duidelijke afronding van de activiteit. Je kunt cliënten met een ernstig verstandelijke beperking een beperkt keuzeaanbod geven, bijvoorbeeld door hen te laten kiezen tussen twee materialen: ‘Wil jij de bal of de blokkentoren?’ Te veel materiaal tegelijk aanbieden kan een overweldigend effect hebben. Bied één ding tegelijk aan.
Snoezelen
U
itg
ev
Snoezelen is voor veel cliënten met een ernstig verstandelijke beperking een passende activiteit. Maar snoezelen is ook een manier van benaderen. Snoezelen is gericht op de zintuigen. Er wordt gekozen voor het aanbieden van prikkels, zodat het gebruik van de zintuigen wordt gestimuleerd. Voorbeelden van snoezelen zijn: • zien: fluorescerende dia’s, spiegelbol of lichtorgel • horen: muziek luisteren, muziek maken • voelen: tastborden, zachte speelblokken, ballenbad • ruiken: reukslangen of geurapparaat • proeven: hapjes en drankjes in verschillende smaken. Het doel van het snoezelen is ontspanning voor de cliënt. Ook wordt er tijdens het snoezelen vaak voor gekozen de cliënt zijn eigen gang te laten gaan. Meestal is er een aparte ruimte om te snoezelen. Deze ruimte is doorgaans van zachte materialen gemaakt en daardoor veilig om te onderzoeken. Let op: Zorg er bij cliënten met epilepsie voor dat er geen lichtflitsen of spiegelbol aangezet worden. Dit kan epilepsie opwekken.
50
Theoriebron Zelfredzaamheid en activiteiten
Uitvoeren van activiteiten (matig verstandelijk beperkte cliënten)
u' Ac
tie
fb .v
.
Cliënten met een matig verstandelijke beperking kunnen zelf meer creatief bezig zijn. Zij kunnen complexere activiteiten ondernemen, als ze geholpen worden om deze in kleinere stappen op te delen. Denk hierbij aan het klaarmaken van gerechten of het maken van creatieve producten om te verkopen in een winkeltje. Zij hebben meer mogelijkheden om activiteiten samen met anderen te ondernemen. Hierbij hebben zij wel duidelijke regels en uitleg over omgangsvormen nodig. Vaak beschikken zij ook over meer mogelijkheden om hulp te vragen tijdens de uitvoering van de activiteit.
Ed
Dorien kan heel goed zelf de glazen in de kast zetten.
Afstemmen van de begeleiding
U
itg
ev
er
ij
Er wordt gekeken naar een vorm van dagbesteding die past bij de cliënt met een matig verstandelijke beperking. Je kunt denken aan een groep op een activiteitencentrum. Hier vinden allerlei activiteiten plaats zoals koken, bakken, creatieve activiteiten, sport of muziekactiviteiten. Binnen de activiteiten kan er meer gevraagd worden op het gebied van samenwerking met andere cliënten. Als hulpverlener kun je bij bekende activiteiten voor de cliënt meer afstand nemen, maar bij nieuwe activiteiten en in stressvolle situaties hebben zij vaak wel de ondersteuning en nabijheid van jou nodig. Een cliënt met een matig verstandelijke beperking kan ook een vorm van dagbesteding hebben in de ‘gewone maatschappij’ onder begeleiding van een jobcoach. Hij kan werken bij een supermarkt en hier de producten in de schappen zetten, afgebakende schoonmaakwerkzaamheden uitvoeren of eenvoudige vragen van klanten beantwoorden.
51
Theoriebron Ervaringsordening
.
Theoriebron Ervaringsordening
fb .v
Inleiding
tie
De hele dag komen er veel prikkels en informatie op je af, zowel uit de omgeving (de vogels die fluiten, auto’s die voorbijrijden) als door gewaarwordingen van je lichaam (honger, dorst), gedachtes en gevoelens. Om te kunnen functioneren, moet je orde scheppen in deze chaos en al deze informatie ordenen. Vanaf de geboorte heb je meerdere psychische vermogens tot je beschikking. Dit kun je zien als instrumenten die orde scheppen in de informatie die bij je binnenkomt. Maar hoe schep je orde in al deze informatie en hoe doen cliënten met een ernstig en matig verstandelijke beperking dit? Hoe stem je hier de begeleiding het best op af?
u' Ac
Onderdelen ervaringsordening
Dorothea Timmers-Huygens heeft onderscheid gemaakt in vier verschillende onderdelen bij het ordenen van informatie en ervaringen: lichaamsgebonden ervaringsordening associatieve ervaringsordening structurerende ervaringsordening vormgevende ervaringsordening.
Ed
• • • •
er
ij
Alle vier deze onderdelen van ervaringsordening zijn altijd aanwezig en met elkaar verbonden. Er is binnen deze theorie dus geen sprake van verschillende fasen die elkaar opvolgen. De verschillende onderdelen van ervaringsordening zijn voortdurend actief om informatie over hun onderdeel van de werkelijkheid te ordenen en grip op de werkelijkheid te houden.
Lichaamsgebonden ervaringsordening
U
itg
ev
Het lichaamsgebonden deel van ervaringsordening ordent alle informatie die te maken heeft met de veiligheid van het lichaam. De centrale vraag hierbij is: Is mijn lichaam veilig? Alles wat je doet, doe je met je lichaam. En alles wat je ervaart, ervaar je eerst met je lichaam. Dit ervaar je in het huidige moment.
52
Om je veilig te voelen is het belangrijk dat er geen lichamelijke ongemakken zijn en geen gevaar dreigt. Heb ik geen honger, dorst, pijn of kou? Doet mijn lijf wat ik ervan verwacht?
Associatieve ervaringsordening Met je lichaam ben je altijd in een omgeving. Het associatieve deel van de ervaringsordening ordent alle informatie die te maken heeft met de veiligheid van de omgeving, het deel van de werkelijkheid dat tastbaar en concreet is.
Theoriebron Ervaringsordening
fb .v
.
De centrale vraag hierbij is: Is mijn omgeving betrouwbaar? Kan ik erop vertrouwen dat mijn omgeving hetzelfde reageert zoals ik dat eerder heb ervaren? Kan ik mijn ritmes en gewoontes volgen? Associaties maken betekent het maken van koppelingen tussen feiten: dit hoort bij dat (als de tafel wordt gedekt, dan ga ik eten). Binnen deze ordening gaat het over het moment, maar hierbij maak je ook gebruik van ervaringen uit het verleden. Op grond van eerdere ervaringen heb je verwachtingen over wat gaat komen. Dat geeft je vertrouwen en grip op de werkelijkheid.
Structurerende ervaringsordening
tie
Het structurerende deel van ervaringsordening ordent informatie die te maken heeft met de samenhang tussen de verschillende delen van de werkelijkheid. Het geeft je inzicht in de verbanden tussen gebeurtenissen.
u' Ac
De vraag die hierbij centraal staat is: Ken ik de samenhang? Je krijgt nog meer grip op de werkelijkheid, doordat je weet wat je te wachten staat. Er is een koppeling tussen het nu, het verleden en de toekomst. Het is gericht op het verhaal achter de werkelijkheid, ook op delen die niet zichtbaar zijn. Zo wordt bijvoorbeeld tijd uitgedrukt in een uur, een dag of een maand. Je kunt hierbij van een afstandje kijken naar de werkelijkheid. Heb ik voldoende overzicht over de gehele gebeurtenis? Kan ik me goed voorbereiden op wat komen gaat?
Vormgevende ervaringsordening
Ed
Het vormgevende deel van de ervaringsordening heeft te maken met de eigenheid van de persoon en de mate waarin deze uitgedrukt wordt. De centrale vraag hierbij is: Mag ik mezelf zijn? Kan ik mezelf uitdrukken zoals ik wil en word ik gehoord? Wordt er aangesloten bij mijn behoeften?
er
ij
Het bootje in balans
ev
Een persoon voelt zich goed en comfortabel als op alle centrale vragen van de verschillende onderdelen het antwoord ja is. Bijvoorbeeld: mijn lichaam is veilig, want ik heb geen pijn of honger. Of: mijn omgeving is betrouwbaar, want de personen met wie ik omga zijn bekend en vertrouwd voor mij.
U
itg
Je kunt dit vergelijken met een bootje. Het antwoord op de vier centrale vragen bepaalt de balans van de boot. Als het antwoord op deze vragen ja is, is het bootje in balans. Als het antwoord nee dreigt te worden, moet er iets gebeuren om de balans te herstellen, bijvoorbeeld door zelf te peddelen. Een onderdeel van de ervaringsordening heeft dan een leidende rol. Als je bijvoorbeeld last van je schouders hebt, kun je hier iets warms op leggen zodat je je weer beter voelt. Als het antwoord op een centrale vraag echt nee is, is er een onderdeel van de ervaringsordening dominant. Je bent aan het overleven en voelt je onveilig. Dan lukt het vaak niet meer om door zelf te peddelen de boot in balans te krijgen. Ondersteuning van
53
Theoriebron Ervaringsordening
u' Ac
Is het bootje van de cliënt in balans?
tie
fb .v
.
een ander die met een reddingsboot te hulp schiet, biedt dan uitkomst. Als je bijvoorbeeld flink door je enkel bent gegaan, is het fijn als er iemand anders voor je is die een zak ijs op je enkel legt.
Ervaringsordening en ontwikkeling
ij
Ed
In de loop van de ontwikkeling wordt een kind steeds beter in het ordenen van zijn ervaringen. Het proces van het ordenen gaat steeds sneller en het kind krijgt steeds meer grip op de werkelijkheid. Toch zijn er periodes tijdens de ontwikkeling dat de rugzak van het kind sneller gevuld wordt met een bepaald deel van ervaringsordening. Alle onderdelen van ervaringsordening zijn verbonden met elkaar. Als de mogelijkheden binnen een deel van de ervaringsordening toenemen werkt dit ondersteunend voor het verder ontwikkelen van mogelijkheden binnen een ander deel.
er
Het vullen van de rugzak
U
itg
ev
Tijdens het eerste jaar staat bijvoorbeeld de lichaamsgebonden ervaringsordening centraal. Alle sensaties zijn nieuw en het kind leert de mogelijkheden van zijn lichaam kennen. Maar ook de associatieve ordening is vanaf het begin aanwezig. Zo kan de baby de lichaamsgeur van de moeder al net na de geboorte onderscheiden van die van anderen. Nadat het kind zijn eigen lichaam en de mogelijkheden ervan heeft leren kennen, kan het zijn omgeving verkennen. Dit staat met name centraal in de vroege peuterperiode. Door het ontdekken van de omgeving ontstaan er veel koppelingen, bijvoorbeeld: als ik dit indruk, hoor ik een geluid (associatieve ervaringsordening). Vanaf tweeëneenhalf jaar komen peuters steeds meer los van de ouder. Dan is sprake van de koppigheidsfase. Zij ontdekken hun eigen wil en ervaren wat er gebeurt als ze afwijken van bepaalde vaste volgordes (‘Nee ... ikke zelf doen.’). Door deze ervaringen wordt het structurerende onderdeel van de rugzak steeds meer gevuld en ervaren zij steeds meer de samenhang tussen gebeurtenissen. Er ontstaat een eerste inzicht van tijd en het besef van gisteren en morgen. Tijdens de kleuterperiode wordt met name het vormgevende deel van de rugzak gevuld. De peuter wordt zich ervan bewust hoe hij zichzelf actief in kan zetten om de situatie aan te passen aan zijn eigen wensen en behoeften.
54
Theoriebron Ervaringsordening
Een goed gevulde rugzak
fb .v
.
Vanaf zes jaar zijn alle delen van de rugzak zo gevuld dat het kind niet meer te sterk hoeft te leunen op één manier van het ordenen van informatie. De vier onderdelen van ervaringsordening kunnen steeds actiever en afwisselender worden ingezet om grip te krijgen op de werkelijkheid en hierop in te spelen.
Verstandelijke beperking en ervaringsordening
Ed
u' Ac
tie
Ook cliënten met een verstandelijke beperking krijgen continu informatie vanuit alle vier de delen van ervaringsordening. Maar zij verschillen van normaal begaafde mensen in de manier waarop ze deze informatie verwerken. Vaak wordt de informatie niet op een verstandelijke manier geïnterpreteerd, maar wordt de informatie emotioneel beleefd. Ook hebben zij minder mogelijkheden in hun rugzak om actief om te gaan met de informatie. Zij vullen hun rugzak minder vanzelfsprekend en minder snel. Zij hebben bijvoorbeeld problemen met het geheugen. Hierdoor hebben ze veel meer tijd en herhaling nodig om iets te kunnen onthouden. Ook werkt hun brein trager. Soms komt er te veel informatie op hen af om dit allemaal bij te kunnen houden. In het algemeen zijn cliënten met een ernstig verstandelijke beperking sterk afhankelijk van het associatieve en lichaamsgebonden deel van de ervaringsordening. Mensen met een matig verstandelijke beperking leunen met name op het structurerende deel van ervaringsordening. Maar andere onderdelen van ervaringsordening kunnen leidend of dominant worden als er ongemakken zijn of onveiligheid is. Bij een cliënt met epilepsie kan bijvoorbeeld na een aanval het lichaamsgebonden deel van ervaringsordening dominant worden. Hun lichaam voelt niet goed en zij hebben met name behoefte aan ondersteuning op lichamelijk gebied, bijvoorbeeld door hen even te laten rusten.
Begeleiding afgestemd op ervaringsordening
itg
ev
er
ij
In de begeleiding van cliënten met een ernstig en matig verstandelijke beperking is het belangrijk zo veel mogelijk recht te doen aan alle vier de delen van ervaringsordening. Door het scheppen van de juiste voorwaarden kun je ervoor zorgen dat een cliënt zijn mogelijkheden zo veel mogelijk kan benutten. Naast hun eigen (beperktere) mogelijkheden tot het ordenen van informatie zijn zij sterk afhankelijk van jou als hulpverlener om hun bootje in balans te houden. Daarom is het belangrijk om goed af te stemmen op de ervaringsordening van de cliënt.
U
Werkmodel Ervaringsordening <
Welk onderdeel is leidend of dominant? Elk deel van ervaringsordening vraagt om een andere manier van benaderen. Als hulpverlener maak je continu een inschatting van de balans van het bootje van de cliënt. Door uit te zoeken welk deel van ervaringsordening op een bepaald moment leidend of dominant is, kun je het best aansluiten op wat een cliënt nodig heeft. Bij een leidende rol kan de cliënt vaak zelf weer de balans vinden. Is het wel nodig om ondersteuning te bieden, dan kun je dit het best aan laten sluiten bij het leidende deel. Bij een dominante rol is de cliënt niet meer in staat om het zelf op te lossen. Hij is aan het overleven. Het is dan nodig om ondersteuning te bieden afgestemd op het dominante deel. Bestudeer Werkmodel Ervaringsordening voor een overzicht van de verschillende kenmerken van de onderdelen van ervaringsordening en aandachtspunten in de begeleiding van cliënten met een verstandelijke beperking.
55
Theoriebron Levensfasen en levensvragen
.
Theoriebron Levensfasen en levensvragen
fb .v
Inleiding
u' Ac
tie
Een cliĂŤnt met een ernstig en matig verstandelijke beperking doorloopt verschillende fasen in zijn leven. Tijdens de verschillende fasen kunnen er verschillende onderwerpen en levensvragen voor de cliĂŤnt en de ouders spelen. Welke onderwerpen en levensvragen dit zijn, wordt in deze theoriebron behandeld.
Ed
Wat komt er kijken bij de opvoeding van een kind met een ernstig verstandelijke beperking?
er
ij
Een kind met een ernstig of matig verstandelijke beperking
U
itg
ev
Voor sommige ouders is bij de geboorte al duidelijk dat hun kind een verstandelijke beperking heeft. Dit is met name het geval bij ouders van een kind met een ernstig verstandelijke beperking. Andere ouders komen hier pas na een aantal maanden achter, als hun kind achterblijft in de ontwikkeling. Vaak hebben ouders al enige tijd het gevoel dat hun kind anders is of zijn er opmerkingen vanuit de omgeving geweest. Toch kan de boodschap dat hun kind een verstandelijke beperking heeft confronterend zijn. Er kunnen allerlei twijfels en onzekerheden ontstaan. Hoe zal de verdere ontwikkeling van mijn kind verlopen? Welke ondersteuning heeft het nodig? Zal het naar school kunnen gaan of moeten we naar een andere invulling gaan kijken? Enzovoort.
Welke (opvoedings)ondersteuning kan geboden worden? Voor een goede hechting is het belangrijk dat het kind thuis kan blijven wonen. Hierbij is een ondersteunende omgeving en professionele hulp erg belangrijk. Ouders kunnen terecht bij MEE voor advies over opvoeding, school, vrije tijd, wonen en werk. De naam MEE staat voor meedenken, meegaan, meeleven, meewerken enzovoort. Ook kunnen er vragen over
56
Theoriebron Levensfasen en levensvragen
fb .v
.
wet- en regelgeving worden gesteld. Bij jonge kinderen kan Early intervention ingeschakeld worden voor ondersteuning in het aanbieden van gerichte oefeningen om de ontwikkeling te stimuleren. Ook kunnen ouders intensieve pedagogische thuishulp krijgen voor ondersteuning bij problemen in de opvoeding. Naast professionele hulp kunnen ook bekenden of familieleden (mantelzorgers) via het persoonsgebonden budget ingeschakeld worden ter ondersteuning in de opvoeding. Zij kunnen de ouders ontlasten, bijvoorbeeld door het ondernemen van activiteiten met het kind. Logeeropvang kan voor de ouders in de weekenden en de vakanties een uitkomst bieden om de zorg voor het kind even uit handen te geven.
Met wie kunnen ouders ervaringen uitwisselen?
tie
Website Parent2Parent <
Voor ouders kan het ook fijn zijn om ervaringen uit te wisselen met andere ouders die een kind met een verstandelijke beperking hebben. Dit kan bijvoorbeeld via de Website Lotje en co, door gebruik te maken van het forum of blogs te lezen met ervaringen van andere ouders. Ook zijn er organisaties die ouders in contact brengen met andere (ervaren) ouders van een kind met een verstandelijke beperking. Deze ervaren ouders kunnen hen emotionele steun bieden of hen helpen bij het vinden van de juiste ondersteuning voor hun kind. De organisatie Parent2Parent is hier een voorbeeld van.
u' Ac
Website Lotje en co <
Welke vorm van opvang is geschikt?
Ed
Een kind met een ernstig tot matig verstandelijke beperking kan naar een kinderdagverblijf (0-4 jaar) of de peuterspeelzaal (2,5 - 4 jaar) gaan. Dit kan als er geen lichamelijke beperkingen zijn en het kind mee kan doen met het dagprogramma. Als dit niet mogelijk is, gaat een kind naar een medisch kinderdagverblijf. Als er specifieke lichamelijke verzorging of ondersteuning nodig is, kan die hier geboden worden. Je kunt denken aan het gebruik van een tillift of een hoger toilet.
er
ij
Welke vorm van onderwijs is geschikt? Het is belangrijk dat er passend onderwijs voor kinderen met een ernstig en matig verstandelijke beperking gezocht wordt, dus een vorm van onderwijs waarbij goed aangesloten kan worden op de mogelijkheden en behoeften van een kind. Er kan bijvoorbeeld voor gekozen worden om het kind naar het speciaal onderwijs te laten gaan. Dit is onderwijs dat speciaal bedoeld is voor kinderen die extra zorg op school nodig hebben vanwege leerof gedragsproblemen en/of vanwege een lichamelijke, zintuiglijke en/of verstandelijke beperking. Hier kunnen kinderen in hun eigen tempo en op hun eigen niveau leren. Het speciaal onderwijs heeft vier clusters. Cluster drie is speciaal voor gehandicapte en langdurig zieke kinderen. Een kind kan ook aansluiten bij de kleuterklas van een reguliere basisschool. Verder wordt er steeds vaker een aparte klas binnen het reguliere basisonderwijs opgestart voor kinderen met een verstandelijke beperking. Bekijk om hier een indruk van te krijgen het Filmpje Gehandicapte jongen Bram naar gewone school.
U
itg
ev
Filmpje Gehandicapte jongen Bram naar gewone school <
57
Theoriebron Levensfasen en levensvragen
Jongeren met een ernstig en matig verstandelijke beperking
fb .v
.
Als het kind ouder wordt, valt de ontwikkelingsachterstand meer op. De jongere speelt alleen of kiest een jonger persoon om mee te spelen op. De taalontwikkeling blijft achter ten opzichte van jongeren met dezelfde kalenderleeftijd. Ook valt op dat de jongere minder zelfstandig is. Het is belangrijk om de zelfstandigheid op de juiste manier te stimuleren. Als dit te veel gedaan wordt (overvraging) kan de cliënt koppig worden of vluchtgedrag vertonen. Het kan ook moeilijk zijn als iemand je er steeds op wijst dat jij anders bent of iets niet kan. Als dit te veel gedaan wordt kunnen aanpassingsproblemen en afhankelijkheid ontstaan.
tie
Kan de jongere thuis blijven wonen?
Ed
u' Ac
Ouders kunnen erover na gaan denken of hun kind thuis kan blijven wonen. Soms kunnen zij de opvoeding als zwaar ervaren. Dit kan te maken hebben met aanvaardingsproblemen of gedragsproblemen van de jongere. Ook kunnen ouders zich soms buiten de maatschappij voelen staan of vraagt de zorg voor hun kind te veel van hen. De zorg van je kind overdragen aan anderen is een hele stap en niet makkelijk, maar soms is het de beste oplossing voor alle partijen. Om thuis te kunnen blijven wonen zijn soms aanpassingen in de woning nodig. Dit is met name het geval bij cliënten met een bijkomende lichamelijke beperking. Voorbeelden van aanpassingen in de woning zijn: een traplift, het verwijderen van drempels of het bouwen van een aangepaste kamer op de benedenverdieping.
Volwassenen met een ernstig tot matig verstandelijke beperking
U
itg
ev
er
ij
Tijdens de volwassenheid probeert een mens zijn eigen leven vorm te geven. Ouders en hulpverleners stimuleren dit ook bij cliënten met een ernstig tot matig verstandelijke beperking. Toch blijven cliënten met een ernstig en matig verstandelijke beperking altijd afhankelijk van zorg en ondersteuning. Cliënten met een ernstig verstandelijke beperking meer dan cliënten met een matig verstandelijke beperking. Belangrijk is om de cliënt op de juiste manier en afgestemd op zijn niveau te stimuleren in zijn zelfredzaamheid. Dit helpt de cliënt in het ontwikkelen van eigenwaarde.
58
Wonen en vrije tijd volwassen cliënten Als cliënten nog thuis wonen kunnen zij gebruikmaken van het Gespecialiseerd Jeugd- en Volwassenwerk. Hier worden verschillende activiteiten georganiseerd. De activiteiten zijn erop gericht de cliënten nieuwe ervaringen op te laten doen. Zo kunnen zij zich ontwikkelen. Een voorbeeld van een activiteit is met elkaar uit eten gaan, gaan bowlen of een dagje uitgaan. De meeste volwassen cliënten wonen niet meer thuis, maar in een aangepaste woonvorm voor cliënten met een verstandelijke beperking. Ouders zijn vaak te oud geworden om de ondersteuning in de thuissituatie te blijven bieden. Een heel enkele keer kan een cliënt met
Theoriebron Levensfasen en levensvragen
een ernstig tot matig verstandelijke beperking bij andere familieleden wonen. Broers en zussen zijn steeds meer betrokken en nemen de rol van ouders over als zij hier niet meer toe in staat zijn.
fb .v
.
Regelmatig ontstaan er relaties tussen cliënten met een matig verstandelijke beperking. Soms trouwen cliënten ook met elkaar, maar samenwonen, trouwen en kinderen krijgen is voor de meeste cliënten niet weggelegd.
Oudere cliënten met een ernstig en matig verstandelijke beperking
u' Ac
tie
Doorgaans neemt bij het ouder worden de zorg toe. Dit is ook zo bij cliënten met een ernstig tot matig verstandelijke beperking, omdat hun zelfredzaamheid af neemt. Soms moet het activiteitenaanbod aangepast worden, omdat het te zwaar wordt voor de cliënt en er meer rust nodig is. Ook bij cliënten met een ernstig tot matig verstandelijke beperking is de levensverwachting hoger dan vroeger. Dit komt door de goede medische zorg. Deze is erg belangrijk, want bij het ouder worden komt er een verhoogde kwetsbaarheid voor ziektes en lichamelijke klachten. Ook kan de geestelijke toestand achteruitgaan, activiteiten kunnen wegvallen en het sociale netwerk kan kleiner worden. Het is belangrijk om aandacht te hebben voor gebeurtenissen in de omgeving van de cliënt zoals het overlijden van een dierbare. Vaak zijn de eigen ouders van de cliënt al overleden en hebben broers en zussen de zorg overgenomen.
Ed
Hoe kun je een cliënt ondersteunen bij rouwverwerking?
ij
Het komt nog regelmatig voor dat de dood, met goede bedoelingen, wordt weggehouden uit het leven van cliënten met een verstandelijke beperking. Vaak zit hier de gedachte achter: ze begrijpen het toch niet. Of: ze hoeven niet onnodig met verdriet te maken te krijgen. Voor cliënten met een verstandelijke beperking heeft het overlijden van dierbare mensen emotionele gevolgen, net zoals bij ieder ander mens. Als een cliënt niet betrokken wordt bij het overlijden van een dierbare, kan dit evenveel of zelfs meer emotionele gevolgen hebben. Een cliënt merkt dat de sfeer verandert en zijn leefpatroon verandert. Als er weinig ruimte is voor verdriet en rouw, kan er een depressie ontstaan of kan de cliënt extreem vermoeid raken. Ook voor cliënten met een verstandelijke beperking is het belangrijk goed afscheid te nemen van een dierbare en op hun eigen manier te mogen rouwen. Hierbij is het belangrijk om te weten dat het verdriet bij hen op een andere manier of op een later moment tot uiting kan komen dan bij personen zonder een beperking. Lees het Artikel Kun je uit de hemel vallen? voor meer informatie over hoe cliënten met een ernstig en matig verstandelijke beperking de dood ervaren. Ook lees je hierin wat belangrijk is in de ondersteuning van hen als een dierbare overleden is.
U
itg
ev
er
Artikel Kun je uit de hemel vallen? <
59
Theoriebron Levensfasen en levensvragen
Dementie Dementie is een hersenaandoening waarbij zenuwcellen in de hersenen kapotgaan of de verbindingen tussen de zenuwcellen beschadigd raken. Bij cliënten met een ernstig en matig verstandelijke beperking komt dementie vaker voor dan bij normaalbegaafde personen. De oorzaak van de verstandelijke beperking kan namelijk zorgen voor een verhoogde kans op dementie. Dit is bijvoorbeeld het geval bij cliënten met het syndroom van Down, cliënten met het Sanfilippo-syndroom en cliënten die vaak epileptische insulten hebben. Een op de drie cliënten boven de veertig jaar met het syndroom van Down heeft dementie. Bij cliënten met een ernstig verstandelijke beperking is het soms moeilijk om dementie vast te stellen. Als cliënten niet tot nauwelijks praten en altijd al moeite hebben gehad met oriënteren of bepaalde vaardigheden niet bezitten, is het lastig om dementie te herkennen. Daarom is het belangrijk om informatie te hebben over het functioneren van de persoon op volwassen leeftijd. Lees de Brochure voor meer informatie over dementie bij mensen met een verstandelijke beperking.
U
itg
ev
er
ij
Ed
u' Ac
tie
fb .v
.
Brochure Dementie <
60
Theoriebron Gedragsproblemen bij cliënten met een ernstig en matig verstandelijke beperking
tie
fb .v
.
Theoriebron Gedragsproblemen bij cliënten met een ernstig en matig verstandelijke beperking Inleiding
u' Ac
Cliënten met een ernstig tot matig verstandelijke beperking kunnen gedragsproblemen laten zien. Wat zijn nu eigenlijk gedragsproblemen? Welke vormen zijn er? Hoe kunnen gedragsproblemen het best voorkomen worden? En hoe kun je hier het best mee omgaan?
Gedragsproblemen
Ed
Gedragsproblemen mogen alleen zo benoemd worden als het gedrag een probleem is voor de cliënt zelf en voor anderen in verschillende situaties. Cliënten met een ernstig tot matig verstandelijke beperking kunnen gedrag laten zien dat voor hun omgeving moeilijk te begrijpen is. Sommige cliënten weten niet goed met hun gevoelens om te gaan. Zij kunnen dit dan uiten door middel van gedragsproblemen.
er
ij
Vormen van gedragsproblemen Er zijn verschillende vormen van gedragsproblemen. Hieronder worden een aantal veelvoorkomende gedragsproblemen weergegeven.
U
itg
ev
automutilatie Zichzelf pijn doen zoals bijten, huid kapot krabben, met hoofd tegen de muur slaan, haren uittrekken. dwangmatig gedrag/stereotiep gedrag Cliënt moet van zichzelf een bepaalde handeling of ritueel uitvoeren. Zoals onderweg alle bomen aantikken. splitting Cliënt functioneert bij de ene begeleider goed en bij de andere niet. Dit heeft doorgaans te maken met vertrouwen. De vertrouwde begeleider kan dan het best het contact langzaam aan de nieuwe begeleider overdragen. agressief gedrag Pijn doen van anderen zoals slaan, schoppen, haren uit hoofd trekken of bijten. destructief gedrag Materiaal kapot maken zoals kleding scheuren, speelgoed kapottrappen, ruiten kapotslaan, onophoudelijk gillen, smeren met ontlasting rumineren Eten uit de maag omhooghalen. Soms ook op anderen uitspugen.
61
Theoriebron Gedragsproblemen bij cliënten met een ernstig en matig verstandelijke beperking
Oorzaken gedragsproblemen
fb .v
.
Gedragsproblemen bij cliënten met een ernstig tot matig verstandelijke beperking kunnen verschillende oorzaken hebben. Oorzaken in de persoon kunnen zijn: • problemen met het verwerken van prikkels • zich lichamelijk niet goed voelen • zich onveilig voelen Bijvoorbeeld: cliënt voelt zich angstig en dit uit zich in zijn gedrag, zoals niet willen praten met onbekende personen. • verlate reactie op een verlies Bijvoorbeeld: de cliënt voelt zich verdrietig en dit merk je aan zijn stemming.
u' Ac
tie
Aanleidingen in de omgeving kunnen zijn: • De groep is te groot of te druk. Er zijn te veel prikkels in de omgeving. • Er is te veel of te weinig structuur. • Er worden te weinig activiteiten aangeboden, waardoor de cliënt zich verveelt. • Er is sprake van overvraging: de omgeving verwacht meer dan de cliënt (op sociaal-emotioneel gebied) aankan. Bijvoorbeeld: van een cliënt wordt gevraagd om veel taken zelfstandig uit te voeren, terwijl hij de nabijheid van de hulpverlener hierbij nodig heeft.
Ondersteunende technieken gedragsproblemen
ev
er
ij
Ed
Het is belangrijk om een cliënt niet te snel het etiket van een gedragsprobleem te geven. Soms kan dit gebeuren omdat de begeleiders dit zo ervaren. Het is in zo’n situatie van belang de orthopedagoog of gedragsdeskundige om hulp te vragen. Samen wordt bekeken wat er aan de hand is met deze cliënt. Gedrag van cliënten kan ook passen binnen hun emotionele ontwikkelingsleeftijd. Een cliënt die bijvoorbeeld op niveau van een tweejarige functioneert kan met zijn voeten op de grond stampen als hij iets niet krijgt wat hij graag wil hebben. Dit kun je vergelijken met het gedrag van een kind van dit ontwikkelingsniveau. Alleen een volwassen cliënt heeft een groot lichaam, waardoor het soms extremer geuit kan worden. Het is dan belangrijk om de begeleiding af te stemmen op dit sociaal-emotionele ontwikkelingsniveau van de cliënt. Er zijn een aantal ondersteunende technieken die toegepast kunnen worden om gedragsproblemen te voorkomen. Deze technieken kunnen ook gebruikt worden als er al gedragsproblemen bestaan. Vaak worden er een aantal tegelijk gebruikt.
itg
Ondersteunende technieken op een rij
U
Werkmodel Sociaal-emotionele ontwikkeling Došen <
62
De volgende ondersteunende technieken kunnen ingezet worden: observeren Gedragsproblemen geven aan dat er iets aan de hand is. Hierover kun je meestal geen vragen stellen aan de cliënt met een ernstig verstandelijke beperking. Daarom is observatie belangrijk: Welke gedrag zie je? Wanneer is het te zien? Waar zie je het? Wat gebeurde er vooraf? En hoe wordt erop gereageerd? sociaal-emotionele ontwikkelingsniveau in kaart brengen en begeleiding hierop afstemmen Zie hiervoor het Werkmodel Sociaal-emotionele ontwikkeling Došen. gedragsuitlokkers herkennen Alles wat gedragsproblemen oproept moet op tijd worden onderkend en worden weggenomen. taakvereenvoudiging
Theoriebron Gedragsproblemen bij cliënten met een ernstig en matig verstandelijke beperking
U
itg
ev
er
ij
Ed
u' Ac
tie
fb .v
.
Maak de dingen die de cliënt moet doen eenvoudiger. keuzes laten maken Het is belangrijk dat er respect is voor de keuzemogelijkheid van de cliënt, hoe klein de keuzemogelijkheid ook is. Denk aan het kiezen van pindakaas of pasta op de boterham. leren zonder fouten Het is belangrijk dat de cliënt kan leren zonder steeds met fouten te worden geconfronteerd. Denk aan een neutrale reactie uit de omgeving als er wel iets fout gaat. inrichting van de materiele omgeving Belangrijk is dat de omgeving van de cliënt veilig en geborgen is. Kijk wat er in de omgeving aangepast kan worden om gedragsproblemen te voorkomen of om te voorkomen dat ze in stand gehouden worden. Soms worden de meubels aan de vloer vastgemaakt. Dan kan er niet mee gegooid worden. Of er zijn gordijnen met klittenband aan de bovenkant. Als je deze van de rails trekt, gaat er niets kapot. activiteiten aanbieden Door het doen van activiteiten ervaart de cliënt zijn dag als nuttig en het is een goede afleiding.
63
Theoriebron Voorzieningen en media
.
Theoriebron Voorzieningen en media
fb .v
Inleiding
Voorzieningen en media
tie
In de huidige zorg voor cliënten met een ernstig tot matig verstandelijke beperking zijn veel voorzieningen en media te vinden. Ook wordt er steeds meer gebruikgemaakt van domotica. De verschillende vormen worden in deze theoriebron beschreven.
u' Ac
Een voorziening is een verzamelwoord voor een hulpmiddel, product of instrument. Het doel ervan is om de kwaliteit van iemands leven te verbeteren. Belangrijk is dat de voorziening goed past bij de cliënt die deze gebruikt. Het gebruik kan op advies zijn van de orthopedagoog maar ook op advies van een AVG of een logopediste. Het is belangrijk dat de cliënt begrijpt wat hij met de voorziening kan doen. Ook een ergotherapeut is belangrijk. Soms moet een voorziening namelijk aangepast worden voor gebruik door de cliënt.
Ed
Onder media kun je communicatiemiddelen verstaan die het voor een zender mogelijk maken om een groot publiek te bereiken. Voorbeelden zijn televisie en radio. Er bestaan ook veel digitale media waarvan je gebruik kunt maken door middel van internet, zoals een telefoon met apps, een laptop of een tablet.
Vormen van voorzieningen
ij
Welke vormen van voorzieningen zijn er voor cliënten met een ernstig en matig verstandelijke beperking? Je kunt denken aan de volgende voorzieningen: • woningaanpassing en hulpmiddelen bij wonen en huishouden Bijvoorbeeld: een deur die je op afstand kunt openen en op slot kunt doen, een camera in of buiten een woning. • communicatiehulpmiddelen en taakondersteuners Dit kunnen zijn: concrete voorwerpen, pictogrammen, foto’s of tekeningen. Via de Website Sclera kun je makkelijk zelf pictogrammen opzoeken. Ook zijn er technische hulpmiddelen om een cliënt te helpen iets aan te geven, bijvoorbeeld een drukknop die ingedrukt kan worden en een ingesproken boodschap laat horen. Bekijk het Artikel Communicatiehulpen voor de mogelijkheden. Een voorbeeld van een taakondersteuner is een sprekend fotoalbum. Hierbij wordt een taak stap voor stap verduidelijkt met foto’s, pictogrammen en een gesproken tekst. • hulpmiddelen voor persoonlijke verzorging Bijvoorbeeld: incontinentiemateriaal. • prothese of orthese Een prothese vervangt een ontbrekend lichaamsdeel. Een orthese corrigeert het lichaam. • mobiliteitsvoorzieningen binnen en buiten Bijvoorbeeld: rolstoel, tillift, draaischijf, glijzeil enzovoort.
er
Website Sclera <
U
itg
ev
Artikel Communicatiehulpen <
64
Theoriebron Voorzieningen en media
•
u' Ac
Samen achter de tablet.
tie
fb .v
.
•
Tijdvoorzieningen Bijvoorbeeld: aangepaste klokken met grote cijfers, kleurenklokken, timers (waarop de tijd visueel gemaakt wordt), agenda’s waar pictogrammen in geplakt kunnen worden. overige voorzieningen Bijvoorbeeld: speciale fietsen zoals een duofiets, een tandem, een driewieler of een rolstoelfiets.
Vormen van media
er
Website Ikkies <
Ed
Website Het sprekend boek <
Voorbeelden van media voor cliënten met een ernstig en matig verstandelijke beperking zijn: • aangepaste telefoons Bijvoorbeeld: met grote toetsen, met een alarmknop en/of waarop foto’s staan van belangrijke contacten (cliënten kunnen deze personen dan meestal bellen door maar één knop in te drukken). • apps op een telefoon of tablet Bijvoorbeeld: apps om spelletjes te spelen of op een simpele wijze keuzes te maken. • aangepaste computer of tablet Bijvoorbeeld: waarop de lettergrootte is aangepast of symbolen gebruikt kunnen worden. Het kan een computer of tablet met touchscreen zijn, waarbij de cliënt het scherm aan kan raken. Ook kan er gebruikgemaakt worden van verschillende grotere drukknoppen of een rolmuis om de computer makkelijker te bedienen als cliënten bijkomende lichamelijke beperkingen hebben. Dit kan bijvoorbeeld gebruikt worden voor het spelen van actie-reactiespelletjes op de computer. • aangepast gebruik van sociale media Bijvoorbeeld: een website om met andere cliënten met een verstandelijke beperking te chatten. • overige speciale websites voor cliënten met een ernstig en matig verstandelijke beperking Bijvoorbeeld: een website waarop boeken met een druk op de knop te lezen zijn, zoals de Website Het sprekend boek. • speciale software voor cliënten met een verstandelijke beperking Bijvoorbeeld: de Website Ikkies. Ouders en organisaties kunnen voor cliënten met een ernstig verstandelijke beperking de informatie aanpassen aan de behoeften van de cliënt(en). Lees het Artikel Maak agressie in gehandicaptenzorg bespreekbaar om hier een beter beeld van te krijgen. Bekijk Artikel Zoek in hulpmiddelen voor voorbeelden van voorzieningen en media voor cliënten met een verstandelijke beperking.
ij
Artikel Zoek in hulpmiddelen <
U
itg
ev
Artikel Maak agressie in gehandicaptenzorg bespreekbaar <
65
Theoriebron Voorzieningen en media
Domotica
U
itg
ev
er
ij
Ed
u' Ac
tie
fb .v
.
Domotica bestaat uit de woorden ‘domus’ (dit is Latijn voor ‘huis’) en ‘telematica’ (telecommunicatie en informatica). Dit begrip is een verzamelnaam voor technische voorzieningen waardoor cliënten met een beperking geholpen kunnen worden. Domotica kunnen het leven vergemakkelijken. Voorbeelden hiervan zijn: • op afstand bedienen van apparatuur Bijvoorbeeld: het bedienen van gordijnen, verwarming, zonwering, een deur, de tv of het aanzetten een koffiezetapparaat. • omgevingsbesturing Dit wil zeggen dat je bestaande technische voorzieningen in een woning beter met elkaar laat samenwerken. Zo kun je bijvoorbeeld met een druk op de knop alle apparatuur uitzetten, waardoor je zeker weet dat er geen apparatuur vergeten wordt. Dit is belangrijk bij bijvoorbeeld kookplaten of een koffiezetapparaat. • toezicht op cliënten Voorbeelden zijn nachtelijke toezicht aan de hand van een uitluistersysteem en een epilepsiealarm dat een alarm geeft als een cliënt een tonisch-clonische aanval krijgt wanneer hij in bed ligt. Er zijn ook sensors voor rondom het bed om in de gaten te houden of een cliënt zijn bed uitgaat.
66
Theoriebron Begeleidingsmethoden
.
Theoriebron Begeleidingsmethoden
fb .v
Inleiding
Active support
tie
In de zorg voor cliënten met een ernstig tot matig verstandelijke beperking worden verschillende begeleidingsmethoden toegepast. Active support en Gentle teaching zijn hier twee voorbeelden van. Ook wordt Totale communicatie gebruikt om de communicatie met deze doelgroep te ondersteunen.
ij
Ed
u' Ac
Het uitgangspunt van Active support is om aan te sluiten bij de mogelijkheden van cliënten met een ernstig en matig verstandelijke beperking in het gewone dagelijkse leven. Zowel het aanleren van nieuwe vaardigheden als het opdoen van ervaringen staat centraal. Bij het aanleren van nieuwe vaardigheden wordt gebruikgemaakt van positieve bekrachtigers. Er volgt een sociale beloning (‘Goed zo!’, duim omhoog) of soms een kleine materiele beloning na de uitvoering. De omgeving wordt bij het leren stimulerend ingericht, zodat de cliënt zonder risico zijn mogelijkheden kan verkennen. De cliënt wordt gestimuleerd om nieuwe ervaringen of oude ervaringen, die hij lange tijd niet heeft meegemaakt, op te doen. Er wordt bijvoorbeeld geregeld dat een cliënt naar een beautysalon kan gaan, omdat zij hier in het verleden erg van genoten heeft. Hierdoor wordt de belevingswereld van de cliënt verrijkt. Ook wordt de cliënt gestimuleerd om eigen keuzes te maken. Het doel van Active support is de inclusie (volwaardige deelname aan de maatschappij) van cliënten met een ernstig en matig verstandelijke beperking te bevorderen en de kwaliteit van bestaan te verhogen. Cliënten worden versterkt in hun mogelijkheden om meer invloed te hebben op hun eigen situatie.
er
Werkwijze Active support Active support bestaat uit een systematische werkwijze. Er worden op een methodische wijze concrete plannen voor cliënten uitgewerkt, waarbij de cliënt actief is met dagelijkse bezigheden in en rondom het huis. Hierbij wordt aangesloten bij de eigenheid en de individuele vragen van de cliënt. Deze plannen dienen als concrete handvatten voor het ondersteunen van de begeleiders. Lege momenten in het alledaagse leven worden zo veel mogelijk ingevuld. Het sociaal netwerk wordt betrokken bij het opstellen van de plannen. Bekijk het Werkmodel Active support voor de verschillende onderdelen van deze begeleidingsmethode.
U
itg
ev
Werkmodel Active support <
Werkmodel Gentle teaching <
Gentle teaching Het is voor mensen met een ernstig en matig verstandelijke beperking in stressvolle situaties soms lastig om zichzelf in de hand te houden. Daardoor kan er gedrag ontstaan dat schadelijk is voor henzelf of anderen. Met de Gentle teaching-methode wordt er een vertrouwensrelatie opgebouwd tussen de cliënt en de begeleider. Deze vertrouwensrelatie kan ervoor zorgen
67
Theoriebron Begeleidingsmethoden
dat de cliënt beter in staat is om met stress om te gaan of in een stressvolle situatie het contact met de begeleider kan accepteren. Meer informatie over Gentle teaching kun je lezen in het Werkmodel Gentle teaching.
fb .v
.
Totale communicatie
tie
Communicatie met cliënten met een ernstig en matig verstandelijke beperking vraagt om een bewuste communicatieve houding. Deze basishouding wordt ook wel Totale communicatie genoemd. Naast gesproken taal wordt bij Totale communicatie gelijktijdig gebruikgemaakt van andere uitingsvormen van communicatie, zoals lichaamshouding, mimiek, voorwerpen, foto’s, pictogrammen en gebaren. De communicatie wordt hierbij aangepast aan het niveau van de cliënt. Door de communicatie te verbeteren wordt de cliënt de mogelijkheid geboden zich optimaal te ontwikkelen en zelf keuzes te maken.
Voordelen van Totale communicatie
•
U
itg
ev
er
ij
•
u' Ac
•
Als je tijdens het praten een voorwerp, foto of picto laat zien of gebaren maakt, wordt de taal eenvoudiger. Als hulpverlener ga je dan langzamer praten en minder (overbodige) woorden gebruiken. Je taal wordt beperkt tot wat het belangrijkst is. Als je gebruikmaakt van visuele communicatie, kun je de aandacht van de cliënt beter vasthouden. Het lokt oogcontact uit. Woorden vervliegen snel en hoor je niet goed als er omgevingslawaai is. Visuele symbolen zijn goed te onderscheiden van de achtergrond. Ook al is er lawaai in de omgeving, de cliënt blijft een voorwerp of een foto zien. Als je laat zien waarover je praat, wordt het begrijpen van gesproken taal makkelijker. Visuele symbolen zijn concreter en geven meestal direct de relatie aan met datgene waar het voor staat. Een beker verwijst bijvoorbeeld direct naar het drinken.
Ed
•
68
Theoriebron Totale communicatie
.
Theoriebron Totale communicatie
fb .v
Inleiding
Het uitgangspunt van Totale communicatie is: alles inzetten om de communicatiemet de medemens optimaal te laten verlopen, bijvoorbeeld: wijzen, reiken, tasten,gebaren en spreken.
u' Ac
tie
Communiceren is heel lastig. Een uitdrukking als ‘Je weet wel wat ik bedoel’ kan al veel verwarring opleveren. Communiceren is voor mensen met een verstandelijke beperking dan ook vaak heel moeilijk. Voor mensen met autisme is bijvoorbeeld abstracte taal heel erg lastig. Ook vergissen we ons bij cliënten die veel praten. We schatten ze snel te hoog in. Maar begrijpen ze wel wat ze zelf zeggen? Peter deelt koekjes uit. Als hij bij Anneke (autistisch) aankomt, ligt er nog maar een half koekje in de trommel. Anneke pakt het koekje en zegt: ‘Geeft niets.’ De begeleider van Anneke zegt: ‘Pies jij even naast de pot.’ Anneke begint heel hard te lachen en zegt: ‘Nee joh, je moet in de pot plassen.’ Anneke loopt lachend weg.
Ed
Communicatie
U
itg
ev
er
ij
Het communiceren met mensen met een verstandelijke beperking is soms moeilijk, vooral met mensen met een ernstig verstandelijke beperking. Ernstige verstoring van de communicatie kan leiden tot probleemgedrag. De methode Totale communicatie probeert die verstoring zo veel mogelijk tegen te gaan. Ook mensen met een ernstig verstandelijke beperking communiceren. Ze ontvangen boodschappen en reageren hierop. Ze verzenden ook zelf boodschappen met de verwachting dat hun omgeving daarop reageert. Vroeger dacht men dat mensen met een ernstig verstandelijke beperking niet communiceerden. Ze werden beschouwd als kasplantjes die vegeteerden en alleen maar een passief bestaan leidden. Nu zien we dat ze naar anderen kijken of reageren door geluiden te maken. Wat is communicatie eigenlijk? Communicatie is kort gezegd: het uitwisselen van informatie (de boodschap) tussen zender en ontvanger. Communicatie wordt bemoeilijkt als de zender een boodschap niet goed uitzendt, bijvoorbeeld als hij wartaal spreekt of erg binnensmonds praat. De oorzaak van een minder goed verlopende communicatie kan ook bij de ontvanger liggen, bijvoorbeeld als die slecht luistert. In de communicatie met mensen met een verstandelijke beperking zie je vaak beide kanten terug. Enerzijds zijn mensen met een verstandelijke beperking soms niet goed in staat hun bedoelingen over te brengen. Anderzijds vinden wij als ontvangers van de boodschap het moeilijk deze boodschap te ontcijferen (decoderen). We weten niet wat de ander bedoelt. Ook weten we vaak niet hoe cliënten communiceren. Soms lijkt het of ze je begrijpen en vertellen ze hele mooie verhalen. Het hoeft niet altijd te betekenen dat ze jou begrijpen en snappen wat ze zelf vertellen.
69
Theoriebron Totale communicatie
fb .v
.
Het ondersteuningsplan van Susanne moest worden herschreven. Hiervoor zou Peter, de begeleider van Susanne, een interview afnemen met Susanne. Peter vroeg haar: ‘Hoe veilig voel jij je op je werk?’ Susanne reageerde heel heftig en zei dat ze zich absoluut niet veilig voelde. Toen Peter aan haar vroeg wat het eigenlijk betekende ‘jezelf veilig voelen’ kon ze daar geen antwoord op geven. Ze wist eigenlijk niet zo goed wat het betekende. Uit dit voorbeeld zie je al dat er heel wat verwarring had kunnen ontstaan door de reactie van Susanne. Om erachter te komen hoe iemand met autisme communiceert, kun je een ComVoor-test afnemen. Deze test wordt afgenomen door iemand die daar de cursus voor heeft gedaan. Binnen een organisatie is dit vaak de logopediste. Naar aanleiding van de uitslag van de test komt de logopediste met een advies over de communicatie.
tie
Verbale en non-verbale communicatie
u' Ac
Binnen communicatie spreek je over verbale en non-verbale communicatie. Kort gezegd is de verbale communicatie dat wat je zegt en de non-verbale communicatie dat wat je met je lichaamshouding zegt. In verschillende bronnen wordt vermeld dat 95% van alle informatie verloopt via lichaamstaal.
Ed
Ik voel me vandaag niet echt lekker, heb een beetje hoofdpijn en heb slecht geslapen. Ik moet zo naar mijn werk. Op de groep gaat het op zich wel. Robbert komt thuis van dagbesteding en vertelt enthousiast zijn verhaal. Ik reageer hierop en Robbert krijgt een wat boze blik op zijn gezicht. Hij zegt dat ik me niet interesseer voor zijn leuke dag. Ik snap niet waar deze reactie vandaan komt. Ik ga in gesprek met mijn collega hierover. Ze vertelt mij dat ze ook het idee heeft dat ik er niet helemaal bij ben. Non-verbaal zeg ik dus meer dan ik eigenlijk wil. Ik straal uit dat ik me niet lekker voel.
er
ij
Simone is een autist. In de communicatie met Simone praat je in korte duidelijke zinnen. Je non-verbale communicatie zal alleen maar verwarring opleveren bij Simone. Ze snapt niet wat je met je gezichtsuitdrukking of lichaamshouding bedoelt.
U
itg
ev
Je non-verbale communicatie is heel belangrijk! Wat zeg je eigenlijk met je lichaamshouding of met je gezicht? Mensen met een verstandelijke beperking lijken er wel een sensor voor te hebben. Heel vaak weten ze precies hoe jij je voelt. Hier moet je als begeleider wel rekening mee houden.
70
Ook cliënten communiceren non-verbaal. Het is heel belangrijk om je cliënten goed te observeren op het gebied van communicatie. Zolang ze op welke manier dan ook eigen keuzes kunnen maken, is hun kwaliteit van bestaan veel beter. Ze kunnen hierover op de meest uiteenlopende manieren communiceren. Hier volgen twee voorbeeldjes. Johan is vijf als hij op de groep komt wonen. Hij heeft een ernstig meervoudige beperking en een levensverwachting van zes jaar. Hij kan niet praten. Maar wel communiceren! Hij begrijpt best veel van wat je zegt. Als er een grapje wordt gemaakt, lacht hij ook mee. We hebben hem geleerd dat het pictogram met de duim omhoog ‘ja’ is en die met de duim naar beneden ‘nee’. Als we nu gesloten vragen aan hem stellen, kijkt hij met zijn ogen naar het antwoord!
Theoriebron Totale communicatie
.
Dennis woont ook op de groep. Hij snapt wel wat we zeggen, maar kijkt helemaal niet naar pictogrammen. Hij geeft antwoord met zijn tong. Ook Dennis moeten we gesloten vragen stellen. Als hij ja zegt, steekt hij zijn tong uit en als hij nee zegt, houdt hij zijn mond dicht.
fb .v
Gebaren
We maken in ons dagelijkse leven allemaal gebruik van gebaren. Vaak is dit om onze gesproken taal te ondersteunen. Als je docent wil dat je stil bent, kan het gebaar van een vinger op de mond al genoeg zijn. Iedereen snapt dat gebaar. Zo zijn er in ons dagelijkse leven heel veel gebaren die we vaak onbewust gebruiken.
u' Ac
tie
In de communicatie met mensen met een beperking kunnen gebaren ook ondersteunend zijn aan de gesproken taal. Het handalfabet, zoals mensen die doof zijn dit leren, is vaak te moeilijk. Voor mensen met een verstandelijke beperking hebben ze deze gebarentaal wat makkelijker gemaakt. Zo maak je geen hele zinnen zoals wij die kennen. Je maakt gebruik van bepaalde gebaren en deze gebaren vormen een zin.
U
itg
ev
er
ij
Ed
In de gesproken taal zul je zeggen: ‘Ik maak een grapje.’ In de gebarentaal doe je:
Dit is het gebaar voor: grapje. Het kruisje en de pijl betekent: de vinger maakt zich los van het lichaam. Om dit gebaar goed uit te voeren, zet je je duim onder je kin en strijk je langs de onderkant van je kin naar voren. Als je gebarentaal gebruikt met cliënten, is het belangrijk dat de cliënten over een goede motoriek beschikken. Dit om de gebaren goed te kunnen maken. Het is ook belangrijk om de gebaren goed aan te leren en hiermee te blijven oefenen. Ook als begeleider maak je dan gebruik van deze gebaren. Dit moet je consequent blijven doen om te voorkomen dat gebaren weer vergeten worden.
71
Theoriebron Totale communicatie
tie
Pictogrammen
fb .v
.
Je leert de cliënten in eerste instantie die gebaren aan die ze in het dagelijkse leven het meest gebruiken. Dit zullen gebaren zijn als: werken, eten, drinken, slapen enzovoort.
u' Ac
Pictogrammen zijn eenvoudige tekeningetjes/plaatjes die een voorwerp, situatie of gebeurtenis voorstellen. We kennen ze allemaal. Het bordje van de nooduitgang, het bord van de bushalte en het bordje ‘verboden te roken’.
U
itg
ev
er
ij
Ed
In Nederland zijn ongeveer 39 verschillende pictogramsystemen bekend. In de gehandicaptenzorg zie je vaak het vijfhoek-pictogram. Dit systeem is in 1991 ontwikkeld door het kinderdagverblijf De Vijfhoek op basis van een Zweeds systeem. In het Vijfhoek Pictogrammen Systeem zijn de afbeeldingen wit tegen een zwarte achtergrond. Het witte gedeelte is daarbij de betekenis (het plaatje). De eenvoudige combinatie van wit en zwart maakt een pictogram duidelijk herkenbaar. Het systeem is bedoeld voor mensen die niet of in zeer beperkte mate kunnen praten. Met de pictogrammen kunnen zij communiceren met hun omgeving. Ook is het bedoeld voor personen die de gesproken taal slecht begrijpen of er moeite mee hebben gebeurtenissen in tijd te overzien. De pictogrammen kunnen de taal concreet maken en bijvoorbeeld een dagprogramma in beeld brengen.
72
Picto’s kunnen op allerlei manieren worden gebruikt. Zo heb je de kaartjes, stickers, pictoagenda’s en pictokalenders. Om inzicht te geven in tijd worden de kalender en de agenda gebruikt. Om inzicht te geven in gebeurtenissen/activiteiten worden de plaatjes het meest gebruikt. Er zijn veel verschillende manieren waarop je met deze kaartjes kunt werken. Vaak zie je dat er pictoborden worden gemaakt. Uit tests blijkt dat het voor mensen met een verstandelijke beperking makkelijker is om van boven naar beneden te ‘lezen’ dan van links naar rechts. Dit is een belangrijk gegeven bij het maken van een pictobord. Ook moet je erover nadenken
Theoriebron Totale communicatie
of het een individueel bord of een groepsbord wordt. Heel belangrijk hierbij is om uit te gaan van de cliënt. Weet de cliënt nog wat hij moet doen als alle picto’s van de anderen er ook bij hangen?
fb .v
.
Als een activiteit klaar is, dan zal dit ook inzichtelijk moeten worden. Je kunt dan bijvoorbeeld de picto in een bakje laten doen. De cliënt weet dan dat de activiteit klaar is. Dit noemen ze ook wel een ‘klaarbakje’. Je kunt ook een rood kruis over de picto heen plakken, wat betekent: deze activiteit is al geweest. Dit kun je ook inzetten als er activiteiten op het programma staan die niet door kunnen gaan.
tie
Fiona werkt op een dagcentrum. Om inzicht in de dag en de activiteiten te hebben heeft Fiona een individueel pictobord. Iedere maandag gaat Fiona gymmen. Die ochtend leest de begeleider in de agenda dat de vloer in de gymzaal onder handen wordt genomen. Ze kunnen daarom niet in de gymzaal terecht. Op het pictobord van Fiona hangt wel de picto van gymmen. Hier hangt nu een rood kruis doorheen. Zo ziet Fiona dat het gymmen niet door kan gaan.
Foto’s
u' Ac
Nu kun je denken: dan hang je de picto toch gewoon niet op? Dit zal voor Fiona ook verwarring opleveren, omdat zij best weet dat ze op maandag gaat gymmen. Het pictobord maakt voor haar duidelijk wanneer ze gaan. Werken picto’s niet voor een cliënt, dan zou je in plaats van picto’s ook (eigengemaakte) tekeningen kunnen gebruiken.
Ed
Foto’s zijn een goed communicatiemiddel. Wij gebruiken ze in ons dagelijkse leven ook, bijvoorbeeld als je iemand vertelt over de geweldige vakantie die je hebt gehad aan dat prachtige witte strand … Het is voor degene die er niet bij was makkelijker voor te stellen als er foto’s van zijn. De foto is een herkenbare weergave van de werkelijkheid.
U
itg
ev
er
ij
In de vorige paragraaf hebben we het gehad over pictogrammen. Er zijn ook cliënten die geen pictogrammen kunnen ‘lezen’. Ze snappen niet wat het plaatje betekent. Voor deze cliënten kun je met foto’s werken. Deze foto’s kun je als begeleider zelf maken. Het onderwerp moet duidelijk herkenbaar op de foto staan. De achtergrond kan het best neutraal zijn. Een appel tussen het andere fruit is moeilijk te herkennen. Het onderwerp op de foto moet overeenkomen met de werkelijkheid. Let daarbij op de kleur, vorm grootte, positie.
73
Theoriebron Totale communicatie
u' Ac
tie
fb .v
.
En niet:
Je kunt de foto’s ophangen op het picto-/fotobord. Maar je kunt ook een klapper maken met foto’s erin. Ook kun je de foto’s lamineren en deze tijdens de activiteit bij de cliënten laten. Zo begrijpen ze dat een bepaalde foto bij een bepaalde situatie hoort.
Ed
Foto’s worden ook vaak ingezet bij cliënten die niet of nauwelijks praten. Ze hebben dan een fotomapje waar foto’s inzitten van thuis, pappa, mamma, broers of zussen. Maar ook foto’s van hun favoriete speelgoed, dagjes uit enzovoort. Door het aanwijzen van de plaatjes kunnen cliënten toch vertellen wat ze hebben gedaan of wat ze nog gaan doen.
er
ij
Yvonne komt binnen, ze is helemaal opgewonden. Ze komt net bij haar ouders vandaan. Daar heeft ze een weekendje gelogeerd. Ze zwaait al met haar fotoboek. Leuk! Even kijken wat ze heeft gedaan in het weekend. Yvonne kan namelijk niet praten. In haar fotoboek zitten foto’s van afgelopen weekend. Toch handig, met een digitale camera en een printer heb je zo een paar foto’s. Voor Yvonne ideaal! Vol trots laat ze zien wat ze allemaal heeft beleefd
ev
Voorwerpgerichte communicatie
U
itg
Als cliënten geen picto’s, tekeningen of foto’s begrijpen, wat dan? Toch valt er ook dan heel goed met ze te communiceren. Deze communicatie verloopt via voorwerpen. Ook dit herkennen en gebruiken wij allemaal. Iemand die zijn jas aandoet, die gaat weg.
74
In plaats van een foto of picto die een activiteit laat zien, gebruik je een voorwerp. Een beker betekent drinken en een bord betekent eten. Bij voorwerpgerichte communicatie hoeft het voorwerp geen verbintenis te hebben met de activiteit. Als je dat ene voorwerp maar altijd gebruikt om die activiteit mee weer te geven. Het is voor de begeleiders wel handig als er een logica achter zit. Bij Sanne wordt gebruikgemaakt van voorwerpgerichte communicatie. De voorwerpen en de bijhorende activiteiten staan vast: eten = bord drinken = beker
Theoriebron Totale communicatie
.
wandelen = kralenketting in bad gaan = eendje. Sanne is het liefst buiten: wandelen, dat is pas heerlijk! Als de begeleider van Sanne met de kralenketting aankomt, krijgt ze een grote glimlach op haar gezicht. Ze weet het al: ze gaan naar buiten.
fb .v
Cliënten moeten eerst leren dat een bepaald voorwerp bij een bepaalde activiteit hoort. Dit kun je onder andere aanleren door backward chaining. Dit betekent letterlijk: terugwaarts koppelen. Aan het wandelen van Sanne is het volgende voorafgegaan:
tie
Stap 1: Sanne haar jas aandoen en mee naar buiten nemen. Je vertelt Sanne duidelijk wat jullie gaan doen: ‘Sanne, we gaan wandelen.’ Bij het woordje ‘wandelen’ krijgt Sanne de ketting. Deze stap blijf je herhalen totdat Sanne weet wat de ketting betekent.
u' Ac
Stap 2: Na het jas aantrekken en vlak voordat jullie naar buiten gaan, geef je Sanne de ketting en vertel je wat ze gaat doen. Stap 3: In de gang voordat de jas aangaat, krijgt Sanne de ketting en vertel je wat ze gaat doen. Stap 4: Tijdens het loopje naar de gang waar de jassen hangen krijgt Sanne de ketting en vertel je wat ze gaat doen.
Ed
Stap 5: Sanne krijgt de ketting op haar stoel. Je vertelt Sanne wat ze gaat doen. Stap 6: Sanne ziet de ketting en weet wat ze gaat doen.
er
ij
Bij voorwerpgerichte communicatie is het heel erg belangrijk dat je de voorwerpen consequent blijft gebruiken. Het kan best een tijdje duren voordat cliënten weten welke activiteit bij welk voorwerp hoort. Als je de voorwerpen niet gebruikt, is de kans groot dat de cliënten vergeten bij welke activiteit ze horen. Dan kun je opnieuw beginnen met aanleren.
ev
Voorwerpgerichte communicatie kun je op verschillende manieren aanbieden. Je kunt per activiteit een voorwerp pakken en geven, of je maakt de dagindeling overzichtelijk. Bij het inzichtelijk maken van de dagindeling, kun je een cd-kast gebruiken. Deze kasten hebben mooie vierkante vakjes. Per vakje leg je er een voorwerp in.
U
itg
Ook binnen voorwerpgerichte communicatie maak je gebruik van een klaarbak. Deze klaarbak moet wel wat groter zijn dan een klaarbak voor pictogrammen. Hier kun je bijvoorbeeld een vuilnisemmer voor gebruiken. Ruben werkt met voorwerpgerichte communicatie. Ruben is naar de dagbesteding en het is dertig graden. Het is tijd om te gaan drinken. Ruben krijgt van zijn begeleider een drinkbeker. Deze is leeg, het is zijn ‘voorwerp’ (ook wel verwijzer genoemd). Ruben staat op uit de zitzak en gaat aan de tafel zitten. De begeleider van Ruben schenkt in een andere beker wat te drinken in. Zoals altijd drinken ze twee bekers. Ruben heeft nog steeds zijn verwijzer vast. De begeleider van Ruben haalt de klaarbak van Ruben op. Hij vertelt Ruben dat het drinken klaar is en ondersteunt zijn woorden met het gebaar van klaar. Ruben steekt zijn hand met de beker in de klaarbak. Hij kijkt naar zijn begeleider en haalt zijn hand er weer uit. Hij heeft nog steeds zijn beker vast! Ruben geeft de beker
75
Theoriebron Totale communicatie
fb .v
Overige vormen van communicatie
.
aan zijn begeleider en duwt de hand met de beker erin naar de limonade. Het is heel duidelijk wat Ruben hier communiceert: hij heeft nog meer dorst en wil graag nog een beker limonade.
Naaste deze veelvoorkomende vormen van communicatie zijn er nog veel meer vormen. Voorbeelden hiervan zijn spraakcomputers, het wangalfabet, communicatie via de vingertoppen enzovoort.
tie
Deze vormen komen relatief weinig voor in de gehandicaptenzorg. Maar ze zijn er wel! In dit thema besteden we er verder geen aandacht aan. Dit zijn vormen van communicatie die je echt in de praktijk zult moeten leren.
u' Ac
Dit is een stukje uit het vakblad Klik van juli/augustus 2008 over communicatie met doofblinde cliënten: Niets gaat hier snel. De begeleidsters vertellen met handgebaren alles wat er gebeurt. Wil de fotograaf dat Inge van Steinvoorn met de ene cliënt poseert, dan vertelt ze eerst aan de ander dat die even moet wachten. Omdat de cliënten de gebaren niet kunnen zien maar moeten voelen, heten het vierhandengebaren: van elke persoon zijn beide handen nodig om elkaar te verstaan.
Ed
Het team zorgt voor een veilige voorspelbare omgeving. Het is geweldig hoe de medewerksters met hun cliënten optrekken. De hele tijd zijn zij voor hen beschikbaar: zij staan op de eerste plaats, hun keuze en hun tempo zijn doorslaggevend. Ze gaan niet naar het activiteitencentrum maar brengen de hele dag door met hun vaste begeleiders, in hun vertrouwde omgeving.
er
ij
Ine begeleidt vandaag Gerard. Hij ziet of hoort helemaal niets. Inge laat hem haar persoonlijke verwijzer voelen, dat is een voorwerp of lichaamsdeel waaraan de cliënten de personeelsleden herkennen. Bij Inge is het haar pols. ‘Ik draag nooit sieraden, de meeste anderen wel. En dit is makkelijk, ik kan mijn verwijzer nooit vergeten. Collega’s roepen wel eens, bijvoorbeeld uit de badkamer, om hun verwijzer.’ Bewoners kennen verwijzers snel en, zegt Griëtte: ‘Ze herkennen je ook aan je huid en je geur.’
U
itg
ev
Als Gerard is aangekleed, komt hij met Inge de groepsruimte in. Ze gaat naar zijn plan-kastje. Daarin heeft Inge de voorwerpen klaargelegd die verwijzen naar de activiteiten die op komst zijn: lepel (eten), tandenborstel, stukje leer (zitten op de bank), mapsluiter (postmap ophalen in het servicegebouw), koffiekopje. Een voor een laat Inge hem de voorwerpen voelen en in een vakje leggen. Nee, we gaan dit nu nog niet doen, we zijn aan het plannen, maakt ze hem met handgebaren duidelijk. Het is voor Gerard een inspannende bezigheid, hij heeft er zelfs een pauze bij nodig. Inge laat hem een voorwerp net zo lang vasthouden als hij wil. Als het plannen na zeker tien minuten klaar is (gebaar klaar) mag Gerard zijn eerste verwijzer pakken: de paplepel. Zijn eten staat al op tafel. De begeleidsters denken voortdurend vooruit: alles moet klaarstaan voor ze een cliënt alert laten worden en vragen iets te doen. Als ze even weglopen om iets te pakken, kan de aandacht alweer weg zijn. Onder het eten zit Inge vlak bij Gerard, ze houdt met haar benen contact met hem: ‘Zo weet hij dat ik er ben, als hij mij nodig heeft.’ Gerard ruikt de pap, en als hij daarvoor klaar is begint Inge hem die te geven.
76
Theoriebron Totale communicatie
• Hoe communiceer je? Ga niet zelf bedenken hoe jouw cliënt communiceert! Overleg altijd met een logopediste welke vorm van communicatie je in gaat zetten. Maar ook vooral hoe je die in gaat zetten. Misschien moet je voor de rust van een cliënt maar één picto ophangen of alleen die tot de koffie of juist wel voor de hele dag. Overleg hierover met je collega’s, de logopediste en zo nodig met de gedragskundige.
fb .v
.
Tips voor de praktijk
• Sta ervoor Het is belangrijk dat iedereen dezelfde manier van communiceren gebruikt bij een cliënt. Het heeft weinig tot geen zin om de enige te zijn die op die manier met hem communiceert. Iedereen moet achter de gekozen vorm staan. Tegenwoordig zie je wel dat begeleiders het belangrijk vinden als cliënten zelf kunnen zeggen of ze iets wel of niet willen.
u' Ac
tie
• Gebruik ondersteunende middelen daar waar het kan Als jij als medewerker van een dagbestedingsvorm verantwoordelijk bent voor de nieuwsbrief voor cliënten, dan kun je ook gebruikmaken van ondersteunende communicatie. Als de nieuwsbrief gaat over het uitje naar het zwembad kun je een picto toevoegen van zwemmen. • Zelf regelen Cliënten kunnen heel veel zelf regelen. Hang iedere morgen een paar picto’s op van dingen die moeten gebeuren die dag: planten water geven, koffiezetten, afwassen enzovoort. Laat de cliënten bij binnenkomst allemaal één taak pakken die ze die dag moeten doen. Je zult zien dat deze taken ook zijn gedaan aan het einde van de dag. Cliënten weten precies wat er van ze verwacht wordt.
Ed
• Iedereen communiceert! Ook cliënten waarvan je denkt dat ze echt niet communiceren, doen dit wel. Dit zal alleen anders zijn dan de beschreven manieren in dit thema. Let vooral op gezichtsuitdrukkingen en lichaamstaal. Maak eens video-opnames of observeer eens bij bepaalde activiteiten. Je zult zien dat ze communiceren!
U
itg
ev
er
ij
• Schrijf op! Er zijn cliënten die hun eigen taal spreken. Ze hebben bepaalde klanken of woorden waarvan wij als begeleiders in eerste instantie niet weten wat ze ermee bedoelen. Maak hier een boekje van. Zo kunnen nieuwe collega’s deze woorden ook snel leren en begrijpen.
77