34749 Bijdrage leveren aan het ondersteuningsplan

Page 1

fb .v

.

Cursus

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

Bijdrage leveren aan het ondersteuningsplan


Colofon Auteur: Richard Prins Inhoudelijke redactie: Agnes Schouten Titel: Bijdrage leveren aan het ondersteuningsplan

tie

ISBN: 978 90 3723 474 9

fb .v

.

Uitgeverij: Edu’Actief b.v. 0522-235235 info@edu-actief.nl www.edu-actief.nl

©

u' Ac

Edu’Actief b.v. 2018 Behoudens de in of krachtens de Auteurswet gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

Ed

Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h Auteurswet dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in compilatiewerken op grond van artikel 16 Auteurswet kan men zich wenden tot de Stichting PRO (www.stichting-pro.nl). De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.

U

itg

ev

er

ij

Door het gebruik van deze uitgave verklaart u kennis te hebben genomen van en akkoord te gaan met de specifieke productvoorwaarden en algemene voorwaarden van Edu’Actief, te vinden op www.edu-actief.nl.


Inhoud Over deze cursus

Het ondersteuningsplan Methodisch handelen Gegevens ordenen

fb .v

.

7 9 13 17

Het anamnese- of intakegesprek

22

Wie is de cliënt en welke hulpvraag heeft hij? Evalueren

32

Theoriebron Inleiding methodisch handelen Theoriebron Anamnese-/intakegesprek Theoriebron De cliënt

27

37

u' Ac

Theoriebron Wat is een ondersteuningsplan?

tie

Oriëntatie

4

40

42

45

Ed

Theoriebron Bijstellen van een ondersteuningsplan Theoriebron Gegevens ordenen

49

51

U

itg

ev

er

ij

Theoriebron Planmatig evalueren

47

3


Over deze cursus

Over deze cursus

Ed

u' Ac

tie

fb .v

.

Om te kunnen werken met cliënten heb je informatie over hen nodig. Deze informatie is binnen een instelling te vinden in een ondersteuningsplan. Werd vroeger alle zorg voor de cliënt overgenomen door de hulpverlener, tegenwoordig worden doelen gezamenlijk afgesproken. Het ondersteuningsplan neemt dan ook een belangrijke plaats in binnen een instelling. Het bevat alle afspraken tussen cliënt en instelling. Doelen zijn concreet geformuleerd en er is omschreven wat nodig is om samen de afgesproken doelen te realiseren. Tijdens deze cursus leer je wat een ondersteuningsplan is en welke informatie nodig is om met een cliënt te kunnen werken. Je verdiept je in verschillende ordeningsprincipes die gebruikt kunnen worden bij het opstellen van een ondersteuningsplan en je leert een anamnesegesprek te voeren. Je leert hulpvragen en begeleidingsdoelen op te stellen en een plan van aanpak uit te werken. Ook leer je de begeleidingsdoelen te evalueren en het ondersteuningsplan bij te stellen.

ij

Het ondersteuningsplan wordt samen met de cliënt opgesteld.

er

Leerdoelen •

ev

• •

Je kunt aangeven wat onder methodisch werken wordt verstaan en weet wat de relatie tussen methodisch werken en het ondersteuningsplan is. Je kunt uitleggen wat een ondersteuningsplan is en hoe dit opgesteld wordt. Je weet wat een ordeningsprincipe is en weet wat de relatie is tussen het anamnesegesprek en het ordeningsprincipe. Je hebt kennis van het cliëntbeeld en kunt uitleggen hoe en waarom dit tot stand komt. Je weet wat de hulpvraag en begeleidingsdoelen betekenen voor jouw werkzaamheden. Je weet welke activiteiten en begeleidingsvormen een bijdrage leveren aan het bereiken van de doelstellingen. Je kunt een ondersteuningsplan evalueren. Je kunt uitleggen welke bronnen van informatie (observaties, gesprekken en schriftelijke verslagleggingen) gebruikt worden voor het bijstellen van het ondersteuningsplan. Je kunt uitleggen wat het verschil in taken is tussen de hulpverlener niveau 3 en de hulpverlener niveau 4, in relatie tot het ondersteuningsplan.

U

itg

4

• • • • •


Over deze cursus

Beoordeling Aan het eind van de cursus wordt je parate kennis beoordeeld met een toets. Je praktische beheersing van de leerdoelen wordt getoetst aan de hand van een beroepsproduct en een demonstratie. Deze worden op verschillende punten beoordeeld: op de inhoud (producteisen) en op de uitvoering (processtappen). Andere belangrijke punten bij de beoordeling zijn actieve deelname aan de lessen en de uitwerking van de opdrachten in correct Nederlands. Je vindt ze bij elkaar in het beoordelingsformulier.

fb .v

.

Beoordelingsformulier <

Planning

Een beroepsproduct maken kost tijd. Daarom moet je dit goed plannen. Lees eerst de opdracht van het beroepsproduct goed door en vul daarna het planningsformulier in. Neem ook de andere opdrachten van deze cursus op in je totale planning. Zo voorkom je dat je in tijdnood komt.

tie

Planningsformulier <

Ed

Eisen aan de uitvoering

er

Filmpje Buitenbeentjes: Psychische problemen op jonge leeftijd Agressief gedrag <

Als beroepsproduct maak je in tweetallen een ondersteuningsplan voor een cliënt uit een van de volgende doelgroepen: 1. VVT - verpleging, verzorging of thuiszorg 2. GGZ - geestelijke gezondheidszorg 3. VGZ – verstandelijk gehandicaptenzorg. Je maakt het ondersteuningsplan naar aanleiding van een filmpje van de cliënt binnen de gekozen doelgroep. Maak hierbij gebruik van een van de drie filmpjes behorend bij deze opdracht: Brieven om nooit te vergeten, Buitenbeentjes: Psychische problemen op jonge leeftijd - agressief gedrag of Zorgen om Daan. Tijdens de demonstratie van het beroepsproduct presenteer je in tweetallen het ondersteuningsplan aan de groep.

ij

Filmpje Brieven om nooit te vergeten <

u' Ac

Beroepsproduct: Een ondersteuningsplan

• • • •

Maak een planning en een taakverdeling. Maak samenwerkingsafspraken. Zorg dat het aandeel van iedereen gelijk is. Bekijk het filmpje dat hoort bij de keuze van jouw doelgroep. Maak tijdens het kijken aantekeningen en schrijf een korte samenvatting. Verwerk de opdrachten die in het beroepsproduct komen. Evalueer de samenwerking op basis van de gestelde samenwerkingsafspraken.

• •

U

itg

ev

Filmpje Zorgen om Daan <

5


Over deze cursus

Eisen aan het beroepsproduct Het eindproduct is een ondersteuningsplan, door jullie geschreven, voor een cliënt binnen de gekozen doelgroep. Het is geschreven in correct Nederlands, volgens de beschreven richtlijnen in de cursus.

u' Ac

Eisen aan de demonstratie

tie

fb .v

.

Je ondersteuningsplan voldoet aan de volgende eisen: • De informatie over de cliënt haal je uit een van de drie filmpjes. De keuze voor het filmpje is afhankelijk van de gekozen doelgroep. • Maak een format voor een ondersteuningsplan. Maak hierbij gebruik van een van de ordeningsprincipes uit de werkmodellen (Gordon, ZLP-leefdomeinen, Schalock en Omaha). • Werk het ondersteuningsplan voor de gekozen cliënt uit aan de hand van dit format. • Stel een heldere en toepasselijk hulpvraag of heldere en toepasselijke hulpvragen voor de cliënt op. • Stel een toepasselijk SMART-begeleidingsdoel of toepasselijke –doelen voor de cliënt op. • Beschrijf hoe je kunt werken aan begeleidingsdoel of -doelen van je gekozen cliënt. Werk dit uit in een plan van aanpak.

Je presenteert in tweetallen je ondersteuningsplan aan de groep. De presentatievorm mogen jullie zelf kiezen. Je kunt kiezen voor een PowerPoint, maar ook een videopresentatie of andere zelfgekozen vorm is goed. Overleg vooraf met de docent welke presentatievorm jullie kiezen en de hoeveelheid tijd die dit vraagt. Dit laatste in verband met de planning van de presentaties.

Ed

Google eens op ‘creatief presenteren’ voor handige tips en trucs hierover.

U

itg

ev

er

ij

In je presentatie komen de volgende punten aan bod: • Welk ordeningsprincipe heeft jullie format en waarom hebben jullie deze keuze gemaakt? • Welke hulpvraag of hulpvragen hebben jullie geformuleerd? • Welke begeleidingsdoelen hebben jullie gekozen bij deze vraag of vragen? • Waarom hebben jullie gekozen voor deze doelen? • Hoe gaan jullie werken aan de begeleidingsdoelen (plan van aanpak)?

6


Oriëntatie

Oriëntatie In de zorg krijg je te maken met verschillende cliënten. Het zijn cliënten met een beperking. Iedere beperking vraagt zijn eigen specifieke begeleiding.

.

Website Coggle <

verschillende cliënten

fb .v

Opdracht 1

Maak in tweetallen een mindmap van de doelgroepen die je kunt tegenkomen in de praktijk. Gebruik hiervoor Coggle. Je kunt een gratis account maken.

Opdracht 2

De doelgroep

Opdracht 3

Wat is je doelgroep? Welke beperkingen heeft de doelgroep? Welke mogelijkheden heeft de doelgroep in het algemeen? Hoe zelfstandig en zelfredzaam is de doelgroep in het algemeen? Hoe kun je deze doelgroep het best begeleiden/ondersteunen? Hoe ziet het alledaagse leven eruit van deze doelgroep?

Drie casussen

u' Ac

• • • • • •

tie

Je weet nu welke verschillende doelgroepen er zijn binnen het werkveld van de (maatschappelijke) zorg. In tweetallen verdiepen jullie je op aanwijzing van de docent verder in een van de doelgroepen. Van deze verdieping geven jullie een korte presentatie aan de groep. In de presentatie zijn de volgende onderdelen verwerkt:

Ed

In deze opdracht worden drie casussen beschreven. Lees de casussen en beantwoord de vragen.

Casus 1: Jochem

ev

er

ij

Jochem heeft het syndroom van Down en heeft als gevolg daarvan een lichte verstandelijke beperking. Hij is 55 jaar en woont sinds een half jaar onder begeleiding in een woonvorm met andere cliënten. Jochem is vrij zelfstandig. Als dagbesteding werkt hij vijf dagen per week op een zorgboerderij. Op de zorgboerderij is hij verantwoordelijk voor het verzorgen van de kippen. Hij maak het verblijf schoon, zorgt voor vers water en raapt de eieren die gelegd zijn.

U

itg

a. Geef een korte beschrijving van het syndroom van Down.

b. Welke hulp zou Jochem nodig kunnen hebben?

7


OriĂŤntatie

c. Welk doel zou het begeleid wonen voor Jochem kunnen hebben?

fb .v

.

Casus 2: Frits

Frits is 24 jaar en heeft een zuurstoftekort gehad tijdens zijn geboorte. Als gevolg hiervan heeft hij een ernstige hersenbeschadiging opgelopen. Door deze hersenbeschadiging heeft hij een spastische halfzijdige verlamming en een lichte verstandelijke beperking. Hij woont bij zijn ouders. Overdag gaat hij naar een sociale werkplaats.

u' Ac

tie

d. Welke hulp en behoeften zou Frits kunnen hebben?

e. Wat is het doel van een sociale werkplaats voor Frits?

Ed

Casus 3: Mevrouw Janssen

Mevrouw Janssen is 93 jaar. Sinds vier jaar woont ze vanwege haar dementie in een verzorgingshuis. Ze was niet langer in staat om voor zichzelf te zorgen. Ook haar man kon niet meer voor haar zorgen.

er

ij

f. Geef een korte omschrijving van dementie.

U

itg

ev

g. Welke hulpvragen zou mevrouw Janssen kunnen hebben?

8

h. Wat is het doel van een verzorgingshuis voor mevrouw Janssen?


Het ondersteuningsplan

Het ondersteuningsplan

.

Inleiding

fb .v

Als je werkt in de zorg en welzijn, dan werk je met cliënten. Om je werk goed te kunnen doen, heb je informatie nodig over de cliënten met wie je werkt. Deze informatie is binnen een instelling te vinden in een ondersteuningsplan. Je leert tijdens deze opdrachten wat een ondersteuningsplan is en welke informatie nodig is om met een cliënt te kunnen werken.

Leerdoelen

er

ij

Ed

u' Ac

• •

Je kunt uitleggen wat een ondersteuningsplan is en waarom er met ondersteuningsplannen gewerkt wordt. Je kunt uitleggen dat er verschillende vormen van ondersteuningsplannen zijn. Je kunt uitleggen welke informatie er in een ondersteuningsplan staat en hoe een ondersteuningsplan opgesteld wordt.

tie

Samen met de cliënt stel je het ondersteuningsplan op.

Opdracht: Introductie ondersteuningsplan

ev

Opdracht 4

Bestudeer de Theoriebron Wat is een ondersteuningsplan? Beantwoord onderstaande vragen. • • • •

Een ondersteuningsplan wordt gemaakt door een specialist. Ja / nee In een ondersteuningsplan staan alle afspraken die gemaakt zijn met een cliënt. Ja / nee In een ondersteuningsplan worden doelen opgesteld. Ja / nee Een zorgplan is hetzelfde als een ondersteuningsplan. Ja / nee

U

itg

Theoriebron Wat is een ondersteuningsplan? <

9


Het ondersteuningsplan

Opdracht 5

Waarom werken met een ondersteuningsplan

fb .v

.

a. Bedenk zelf vier argumenten waarom er met een ondersteuningsplan gewerkt zou moeten worden, vanuit verschillende perspectieven: cliënt, hulpverlener, overheid/verzekering, ouders/wettelijke vertegenwoordigers.

b. Vergelijk je antwoorden met drie groepsgenoten. Maak samen een top vijf van belangrijkste argumenten waarom je moet werken met een ondersteuningsplan.

tie

Theoriebron Wat is een ondersteuningsplan? <

Ondersteuningsplan bij verschillende doelgroepen

Het ondersteuningsplan kan er bij verschillende doelgroepen inhoudelijk anders uitzien. Maak een lijst van doelgroepen en de verschillen die er kunnen zijn binnen de verschillende ondersteuningsplannen. Verwerk de verschillen in een tabel. Maak gebruik van de Theoriebron Wat is een ondersteuningsplan? Verschil

Ed

Doelgroep

u' Ac

Opdracht 6

Maak in tweetallen een lijst met hoofdonderwerpen die in het ondersteuningsplan te vinden zijn. Maak gebruik van de Website Kennisplein Gehandicaptenzorg. Onder het kopje thema’s vind je meer informatie over het ondersteuningsplan. De brochure ‘Handreiking ondersteuningsplannen’ is goed te gebruiken. Een andere mogelijkheid voor het maken van deze opdracht is deze vraag stellen in de praktijk.

ev

er

Website Kennisplein Gehandicaptensector <

Wat staat er in een ondersteuningsplan

ij

Opdracht 7

Opdracht 8

U

itg

Website Kennisplein Gehandicaptensector <

10

Een format voor een ondersteuningsplan Maak in tweetallen een format voor een ondersteuningsplan. Voor meer informatie kun je eventueel gebruikmaken van de website Kennisplein gehandicaptensector. Onder het kopje thema’s vind je meer informatie over het ondersteuningsplan.


Het ondersteuningsplan

Opdracht 9

Bekijk de Website Mijnondersteuningsplan.nl. Deze site is gemaakt voor cliĂŤnten die zelf meer informatie willen over het ondersteuningsplan. De website laat op een simpele manier zien wat een ondersteuningsplan is, wie het plan maakt, wie erbij betrokken zijn en wat de inhoud van het plan is.

u' Ac

tie

fb .v

.

Website Mijnondersteuningsplan.nl <

Wie stelt het ondersteuningsplan op?

Het ondersteuningsplan.

Ed

Bekijk de informatie op de website en beantwoord de volgende vragen? a. Wie zijn betrokken bij het opstellen van het ondersteuningsplan?

b. Welke afspraken staan in het ondersteuningsplan?

er

ij

c. Wat kan de cliĂŤnt doen wanneer hij het ondersteuningsplan moeilijk te begrijpen vindt?

e. Om welke vier vragen draait het in een ondersteuningsplan?

U

itg

ev

d. Over welke onderwerpen kan het ondersteuningsplan gaan?

11


Het ondersteuningsplan

Opdracht 10

Vorm een tweetal en lees de casus Pim. Wat zijn belangrijke punten uit de casus die in het ondersteuningsplan komen? Verwerk deze uitkomsten in het ondersteuningsplan op de website mijnondersteuningsplan.nl. Vul de gegevens in die je weet. Wat je niet weet mag je voor deze opdracht zelf bedenken. Sla het ingevulde plan als pdf op en laat dit beoordelen door je docent.

fb .v

.

Website Het ondersteuningsplan <

Het ondersteuningsplan voor Pim

Pim

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

Pim (19 jaar) woont nog niet zo lang in Rotterdam. In zijn vorige woonplaats in Noord-Holland voetbalde hij met veel plezier. Pim heeft een lichte verstandelijke beperking en heeft praktijkonderwijs gevolgd. Sinds een aantal maanden werkt hij bij de supermarkt in de buurt van zijn nieuwe woning. Hij heeft het daar erg naar zijn zin. Pim kende nog niet veel mensen in de buurt. En hij miste het voetballen. Een leuke voetbalvereniging vinden was dus een goede oplossing. Nadat we elkaar gesproken hadden, was mijn conclusie dat Pim het best op zijn plek zou zijn bij een vereniging zo’n twintig minuten fietsen van zijn woning. Dit leek mij een goede omgeving om zijn sociale netwerk te vergroten. Maar toen kwam het volgende probleem: hij kende de weg niet en hij had geen fiets.

12


Methodisch handelen

Methodisch handelen

.

Inleiding

fb .v

Kennis over methodisch handelen is de basis voor het kunnen werken met en maken van een ondersteuningsplan. Maak de opdrachten met behulp van de Theoriebron Inleiding methodisch handelen als naslagwerk.

Leerdoelen

ev

er

ij

Ed

u' Ac

Je kunt het begrip ‘methodisch handelen’ en de redenen van methodisch handelen uitleggen. Je kunt het cyclische karakter van het ondersteuningsproces uitleggen en de zes stappen van het methodisch handelen in de juiste volgorde zetten en uitleggen.

tie

Methodisch werken is een cyclisch proces.

Opdracht 11

U

itg

Theoriebron Inleiding methodisch handelen <

Voorbeeld en non-voorbeeld Methodisch handelen betekent dat je bewust, procesmatig, planmatig en doelgericht werkt. Beschrijf wat dit betekent door drie voorbeelden en drie non-voorbeelden te geven. Leg uit waarom het een voorbeeld of een non-voorbeeld is.

Voorbeeld Tandenpoetsen is methodisch handelen. Tandenpoetsen doe je bewust met als doel je tanden te reinigen; de handeling bestaat uit een vast aantal stappen die in een bepaalde volgorde uitgevoerd moeten worden en de handeling is planmatig iedere dag na het ontbijt en voor het slapengaan.

13


Methodisch handelen

Non-voorbeeld

Lees de Theoriebron Inleiding methodisch handelen en maak opdracht a tot en met d. a. Dit is een afbeelding van de stappen in de methodische cyclus. Vorm samen met twee medestudenten een groep en vul samen het schema in onder de afbeelding. Benoem de zes stappen van de methodische cyclus en beschrijf daarna welke taken en activiteiten volgens jullie bij deze stappen horen.

er

ij

Ed

u' Ac

Theoriebron Inleiding methodisch handelen <

De methodische cyclus

tie

Opdracht 12

fb .v

.

Appen met een vriendinnen. Dit is geen doelgerichte handeling; ik app zomaar wat als ik zin heb. Ik heb ook niet een bepaald doel en spreek al helemaal niet iets af van tevoren, ik zie wel wie er online is.

U

itg

ev

De methodische cyclus.

Stap 1 Stap 2 Stap 3 Stap 4 Stap 5 Stap 6

14

Naam van de stap

Taken van de hulpverlener gedurende die stap (mogelijke antwoorden die de studenten hebben bedacht)


Methodisch handelen

Opdracht 13

Stappen in het cyclische proces

fb .v

.

b. Zoals je in de afbeelding van de methodische cyclus kunt zien, is het ondersteuningsproces een cyclisch proces. Leg in je eigen woorden uit wat het betekent dat het ondersteuningsproces een cyclisch proces is.

tie

Lees de beschrijvingen en geef aan op welk punt in het cyclische proces zich het voorbeeld afspeelt. Voorbeeld

Welke stap in het cyclische proces

u' Ac

Wouter is nu een aantal weken opgenomen op een gesloten afdeling van de ggz-instelling. Vanmiddag heeft hij een training in het omgaan met zijn agressie. In de training leert hij hoe hij kan voorkomen dat hij door het lint gaat. Samen met Diederik heeft hij deze activiteit geformuleerd in zijn ondersteuningsplan.

Ed

Jeane is in gesprek met Annemiek. In het gesprek dat ze voeren geeft Annemiek aan dat ze moeite heeft met het op orde houden van haar financiële administratie. Jeane vraagt aan Annemiek of ze wat preciezer kan aangeven waarmee ze precies moeite heeft.

ij

Samet heeft bij het opstellen van een ondersteuningsplan met Erica vastgesteld dat zij ondersteuning wil bij het koken voor zichzelf. In het ondersteuningsplan schrijven ze op: ‘Erica kan over zes weken voor zichzelf een simpele maaltijd koken.’

er

Inmiddels zijn de zes weken voorbij. Samet kijkt samen met Erica of het haar is gelukt om na zes weken zelfstandig een eenvoudige maaltijd te kunnen koken.

U

itg

ev

Jeane vult met Annemiek het ondersteuningsplan in. Ze hebben in een eerder stadium vastgesteld dat Annemiek behoefte heeft aan ondersteuning bij haar financiële administratie. Ze spreken af dat Jeane elke week Annemiek gaat helpen met haar administratie Diederik is werkzaam op een gesloten afdeling voor jongeren met ernstige gedragsstoornissen. Vandaag heeft hij een intakegesprek met Wouter en zijn ouders. Voor het gesprek leest Diederik nog eerst even alle gegevens in het dossier. Later in het gesprek probeert hij zo veel mogelijk informatie te verzamelen over de thuissituatie van Wouter.

15


Methodisch handelen

Opdracht 14

Het cyclische proces in de praktijk Bedenk en beschrijf twee voorbeelden uit de praktijk die laten zien dat de zes stappen van het cyclische proces doorlopen worden.

tie

fb .v

.

a. Voorbeeld 1

Het belang van methodisch werken

Ed

Opdracht 15

u' Ac

b. Voorbeeld 2

U

itg

ev

er

ij

Leg uit waarom methodisch handelen belangrijk is.

16


Gegevens ordenen

Gegevens ordenen

.

Inleiding

fb .v

Een ordeningsprincipe zorgt ervoor dat informatie over de cliënt eenduidig uitgewerkt wordt. Dit gebeurt door de informatie te groeperen. Om te kunnen bepalen hoe je het ondersteuningsplan vorm wilt geven, ga je nu aan de slag met opdrachten over ordeningsprincipes.

Leerdoelen

ev

Werkmodel Gordon <

er

Werkmodel ZLP-model <

Lees de Theoriebron Gegevens ordenen en bekijk de Werkmodellen ZLP-model, Gordon, het Leefplan, Schalock en Omaha. Vorm samen met twee medestudenten een groep. Ga met elkaar in gesprek over wat het belang is van een ordeningsmodel. Formuleer samen een antwoord.

ij

Theoriebron Gegevens ordenen <

Ordeningsprincipes bekeken

Ed

Opdracht 16

u' Ac

tie

Je kunt: • uitleggen waarom met ordeningsmodellen wordt gewerkt • uitleggen welke soorten informatie je volgens de vier leefdomeinen van het zorgleefplan over de cliënt verzamelt en ordent • uitleggen welke soorten informatie je volgens het model van Gordon over de cliënt verzamelt en ordent • de overeenkomsten benoemen tussen Schalock en Omaha • de voordelen en nadelen benoemen van het werken met ordeningsmodellen van de vier leefdomeinen en van Gordon • uitleggen wat een ECD is en welke voordelen dit biedt.

itg

Werkmodel Het leefplan <

U

Werkmodel Het model van Schalock < Werkmodel Het Omaha-systeem <

17


Gegevens ordenen

Opdracht 17

Vorm een groep van vijf personen. Lees de Theoriebron Gegevens ordenen. Verdeel de vijf Werkmodellen over de verschillende ordeningsprincipes. Ieder groepslid maakt met de website Coggle een mindmap over het door hem gekozen ordeningsprincipe. Hang de mindmaps op in het klaslokaal. Vergelijk de mindmaps van dezelfde ordeningsprincipes. Wat zijn overeenkomsten? Wat zijn verschillen?

fb .v

.

Theoriebron Gegevens ordenen <

Mindmap ordeningsprincipes

Werkmodel ZLP-model <

tie

Werkmodel Gordon <

u' Ac

Werkmodel Het leefplan < Werkmodel Het model van Schalock <

Ed

Werkmodel Omaha < Website Coggle <

ij

Momenteel is het meest gebruikte model in de thuiszorg, de verpleeg- en verzorgingshuizen en in het kleinschalig wonen het model van de vier ZLP-leefdomeinen, ook wel de vier domeinen van kwaliteit van leven genoemd. In de geestelijke gezondheidszorg wordt veel gewerkt met het model van Gordon.

ev

Werkmodel ZLP-model <

Vergelijking Gordon en ZLP-leefdomeinen

er

Opdracht 18

U

itg

Werkmodel Gordon <

18

Bekijk de Werkmodellen ZLP-model en Gordon. Vul onderstaand schema in zodat je de verschillen en overeenkomsten tussen deze twee ordeningsprincipes overzichtelijk naast elkaar hebt staan.


Gegevens ordenen

Vier ZLP- leefdomeinen

Model van Gordon

Maakt onderscheid tussen:

1. domein woon- en leefomstandigheden

5. gezondheidsbeleving en gezondheidinstandhouding

2.

6.

3.

7.

4.

8.

fb .v

9.

.

Model

10. 11. 12.

tie

13. 14.

Voordelen

u' Ac

15.

1.

3.

2.

4. 5.

1.

3.

2.

4.

Ed

Nadelen

5.

werken met Schalock en Omaha

er

Opdracht 19

ij

Vanuit welk gezichtspunt wordt naar de zorg gekeken.

In de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking wordt veel gewerkt met het ordeningsprincipe van Schalock. Binnen dit principe zijn acht domeinen geformuleerd. a. Lees Werkmodel Het model van Schalock. Welke acht dimensies kent dit model?

ev

Werkmodel Het model van Schalock <

U

itg

Werkmodel Omaha-systeem <

b. Vergelijk de acht dimensies van Schalock met de vier domeinen van het Omaha-systeem. Vul in het schema in welke dimensies van Schalock overeenkomen met de domeinen van Omaha. Let op: meerdere dimensies van Schalock passen bij meerdere domeinen van Omaha. Bij het onderdeel omgevingsdomein is alvast het voorbeeld materiaal welbevinden ingevuld. Vul dit verder aan.

19


Gegevens ordenen

Domeinen Omaha

Overeenkomende dimensies Schalock

Omgevingsdomein Psychosociale domein

Vorm een groep van vier. Bedenk gezamenlijk een spel dat jullie kunnen maken. Het spel heeft als doel het herkennen van de verschillende ordeningsprincipes. Maak het spel en speel het met een andere groep. Maak gebruik van de Theoriebron Gegevens ordenen en de Werkmodellen ZLP-model, Gordon, Het leefplan, Het model van Schalock en Omaha.

u' Ac

Theoriebron Gegevens ordenen <

Herkennen van het ordeningsprincipe

tie

Opdracht 20

Werkmodel ZLP-model <

Ed

Werkmodel Gordon <

ev

er

Werkmodel Het model van Schalock <

ij

Werkmodel Het leefplan <

Werkmodel Omaha <

itg

Opdracht 21

U

Theoriebron Gegevens ordenen <

20

fb .v

Domein gezondheidsgerelateerd gedrag

.

Fysiologische domein

Papier of digitaal Lees de Theoriebron Gegevens ordenen en beantwoord de volgende vragen. a. Wat is een ECD en waar bestaat het uit?


Gegevens ordenen

b. Beschrijf in onderstaand schema de voordelen en nadelen van het werken met een papieren of met een digitaal ondersteuningsplan. Voordelen

Nadelen

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

Papieren ondersteuningsplan

fb .v

.

Digitaal ondersteuningsplan

21


Het anamnese- of intakegesprek

.

Het anamnese- of intakegesprek

fb .v

Inleiding

Om een ondersteuningsplan te kunnen opstellen heb je veel informatie van de cliënt nodig. Deze informatie verkrijg je voor een belangrijk deel uit het anamnese- of intakegesprek. Een goed anamnese- of intakegesprek voeren is niet gemakkelijk. Maak onderstaande opdrachten en oefeningen met behulp van de Theoriebron Anamnese-/intakegesprek.

u' Ac

Je kunt uitleggen wat een anamnesegesprek is. Je kunt de doelstellingen, inhoud en gespreksfasen van een anamnesegesprek aangeven. Je kunt een anamnesegesprek voeren op basis van het ordeningsprincipe van Gordon. Je kunt een anamnesegesprek voeren op basis van de ZLP-leefdomeinen.

er

ij

Ed

• • • •

tie

Leerdoelen

ev

Een anamnesegesprek is een eerste kennismaking met de cliënt.

Opdracht 22

U

itg

Theoriebron Anamnese- / intakegesprek <

22

Factsheet over het anamnesegesprek In het anamnesegesprek verzamel je de informatie over de cliënt die van belang is voor het opstellen van het ondersteuningsplan en het bieden van ondersteuning en zorg. Vorm een tweetal. Lees de Theoriebron Anamnese-/intakegesprek. Ontwerp samen een factsheet met daarop de informatie die van belang is voor het voeren van een anamnese-/intakegesprek. Een factsheet is een A4, met in woord en beeld informatie over het onderwerp.


Het anamnese- of intakegesprek

Opdracht 23

Vorm een tweetal. Lees de Theoriebron Anamnese-/intakegesprek. Bekijk ook het Intakeformulier autisme Welke informatie vinden jullie nuttig voor een intake? Wat zouden jullie willen weten van een cliënt voordat je met de cliënt gaat werken?

fb .v

.

Theoriebron Anamnese- / intakegesprek <

Intake

Intakeformulier Autisme <

Vorm een groepje van vier studenten. Lees de Theoriebron Anamnese-/intakegesprek. Speel een intakegesprek na. Je kunt kiezen of je een intakegesprek voor een voorziening in de ouderenzorg, de ggz of de gehandicaptenzorg voert. Maak gebruik van het Intakeformulier autisme. Verdeel de rollen: de cliënt, een familielid, een persoonlijk begeleider en een observant. Bedenk van tevoren welke mogelijkheden en beperkingen de cliënt heeft. Aandachtspunten bij het rollenspel zijn: • Voer een totaalgesprek, van begin tot eind. • Bespreek alle onderdelen van het intakeformulier en vul deze in. • Heb in het gesprek aandacht voor de cliënt en zijn familielid. • Het intakeformulier is een leidraad en bepaalt de inhoud van het gesprek. • De observant maakt aantekeningen van het gesprek.

Ed

Intakeformulier Autisme <

tie

Theoriebron Anamnese- / intakegesprek <

Rollenspel

u' Ac

Opdracht 24

Boodschappenlijstje

er

Opdracht 25

ij

Bespreek na afloop de intake. Maakt daarbij gebruik van de volgende vragen: 1. Wat ging goed tijdens het gesprek en waarom? 2. Wat kon beter en waarom? 3. Hadden de cliënt en zijn familielid het gevoel dat er aandacht voor ze was? Waarom wel of waarom niet?

Mevrouw Kaham Vandaag is mevrouw Kaham aangemeld voor zorg. Ze wordt vanmiddag door de ambulance gebracht. Mevrouw Kaham wordt opgenomen in het verpleeghuis om verder aan te sterken en te revalideren na een heupoperatie. De opname is voor twee weken. José mag vandaag voor het eerst onder begeleiding van haar werkbegeleidster een anamnesegesprek voeren. José zet ter voorbereiding op het anamnesegesprek eerst alle feiten over het anamnesegesprek op een rijtje.

ev

Theoriebron Anamnese- / intakegesprek <

itg

Theoriebron Gegevens ordenen <

U

Website Coggle <

Maak drietallen. Lees de Theoriebronnen Anamnese-/intakegesprek en Gegevens ordenen. Lees de casus van mevrouw Kaham als inleiding op de opdracht. Jullie gaan ter voorbereiding op het oefenen van een anamnesegesprek alle feiten van een anamnesegesprek op een rijtje zetten. Denk hierbij aan beroepshouding, gesprekstechniek, gespreksdoel, invloed ordeningsprincipes, vragen die gesteld kunnen worden, gespreksfasen en informatie die je geeft tijdens het gesprek.

23


Het anamnese- of intakegesprek

fb .v

.

Voorbereiding • Zorg dat iedere student een eigen blad heeft met bovenaan het woord anamnesegesprek. • Schrijf nu onder het woord anamnesegesprek een feit dat te maken heeft met het anamnesegesprek. Als je één feit opgeschreven hebt, geef je het blad door naar links. • Op het blad dat je nu voor je hebt liggen mag je opnieuw je feit schrijven of bedenk, als het feit er al staat, een nieuw feit om op te schrijven. Daarna geef je het blad weer door naar links. • Ga hiermee door totdat niemand meer een nieuw feit weet te bedenken. Je mag een kruis zetten als je geen feiten meer weet, maar je groepsgenoten wel. • Als niemand geen feit meer weet, zorg je dat je je eigen blad weer terugkrijgt. Lees alle feiten met elkaar door en vraag eventueel uitleg over de feiten die je niet begrijpt.

tie

Uitvoering • Orden alle feiten door ze onder zelfbedachte kopjes te zetten. • Maak er nu een mindmap van. Gebruik hiervoor het programma Coggle.it. Je kunt een gratis account maken via de website Coggle. • Gebruik de Theoriebron om je mindmap verder aan te vullen.

u' Ac

Controle • Hebben jullie alle feiten op een rij gezet? • Hadden jullie daarmee voldoende informatie om de mindmap te maken? Reflectie • Welke nieuwe feiten over het anamnesegesprek heb je geleerd? • Welke andere voorbereidingen zijn nog nodig om een anamnesegesprek te kunnen voeren met een cliënt?

Ed

Maak drietallen. Jullie voeren een anamnesegesprek met een cliënt, Joris Vlaminck, op basis van het ordeningsprincipe van Gordon. Voorbereiding • Lees de casus in het Werkmodel Joris Vlaminck. • Lees het Werkmodel Anamnesevragen gezondheidspatronen van Gordon. • Maak een lijst met vragen die niet in het Werkmodel staan, maar die wel belangrijk zijn. • Kies allemaal drie verschillende gezondheidspatronen die je in het anamnesegesprek wilt bespreken. • Maak op basis van het Werkmodel en je zelfbedachte vragen een standaard vragenlijst die je kunt gebruiken tijdens het gesprek.

er

Werkmodel Anamnesevragen gezondheidspatronen van Gordon <

Anamnesegesprek volgens Gordon

ij

Opdracht 26

ev

Werkmodel Joris Vlaminck <

U

itg

Werkmodel Anamnese- / intakegesprek <

24


Het anamnese- of intakegesprek

tie

fb .v

.

Uitvoering • Verdeel de rollen observant, hulpverlener en cliënt Joris Vlaminck. • Bereid je voor op het rollenspel door samen de rollen door te spreken: – De observant gebruikt de zelfgemaakte standaard vragenlijst en het Werkmodel Anamnese-/intakegesprek om het gesprek te observeren. – De hulpverlener voert het anamnesegesprek met cliënt Joris Vlaminck. – De persoon die de cliënt Joris Vlaminck speelt, gebruikt de gegevens uit de casus om zich in te leven in de rol. Als er vragen gesteld worden waarop het antwoord niet terug te vinden is in het Werkmodel dan verzin je zelf een antwoord dat jij vindt passen bij de casus. • Speel het rollenspel. • Na het spelen van het rollenspel vertelt iedereen wat hij goed vond gaan en wat beter zou kunnen. Hierna wisselen jullie van rol tot jullie allemaal alle rollen een keer gehad hebben. • Schrijf de informatie die jullie verkregen hebben uit de anamnesegesprekken netjes op en bespreek deze met jullie docent.

u' Ac

Controle • Hebben jullie het anamnesegesprek voorbereid door zelf een standaard vragenlijst te maken? • Hebben jullie alle drie de rollen gespeeld? • Hebben jullie het gesprek netjes uitgewerkt?

Anamnesegesprek volgens ZLP-leefdomeinen

De heer Stapper

Werkmodel Anamnesevragen ZLP-leefdomeinen <

ij

Opdracht 27

Ed

Reflectie • Wat ging goed? • Wat vond je moeilijk tijdens het anamnesegesprek? • Wat kon beter? • Hoe zou je het een volgende keer aanpakken? • Welke feedback heb je gekregen van de docent?

Werkmodel Anamnese- / intakegesprek <

Jullie voeren een anamnesegesprek met de heer Stapper en zijn dochter op basis van het ordeningsprincipe van de ZLP-leefdomeinen.

U

itg

ev

er

Het Hazenpad, een instelling voor dementerende ouderen, werkt met een ondersteuningsplan op basis van de ZLP-leefdomeinen. Ook de anamnesegesprekken worden op basis van deze ordening gevoerd. Er komt een nieuwe cliënt, de heer Stapper, binnen de instelling wonen.

Voorbereiding • Lees de (korte) casus. • Lees het Werkmodel Anamnesevragen ZLP-leefdomeinen. • Kies een van de domeinen uit die je in het anamnesegesprek wilt bespreken. • Bij het opstellen van een ondersteuningsplan staan de wensen van de cliënt centraal. • Maak op basis van het Werkmodel en de visie op zorg zelf een standaard vragenlijst die je kunt gebruiken tijdens het gesprek. • Hoe zorg je er tijdens het gesprek voor dat deze visie herkenbaar is?

25


Het anamnese- of intakegesprek

tie

fb .v

.

Uitvoering • Verdeel de rollen observant, hulpverlener, cliënt Stapper en zijn dochter. • Bereid je voor op het rollenspel door samen de rollen door te spreken. – De observant gebruikt de zelfgemaakte standaardvragenlijst en het Werkmodel Anamnese-/intakegesprek om het gesprek te observeren. – De hulpverlener voert het anamnesegesprek met de cliënt, de heer Stapper, en zijn dochter. – De personen die de cliënt en zijn dochter spelen, maken gebruik van de gegevens uit de korte casus om zich in te leven in de rol. Als er vragen gesteld worden waarop het antwoord niet terug te vinden is in de casus verzin je zelf een antwoord dat jij vindt passen bij de casus. • Speel het rollenspel. • Na het spelen van het rollenspel vertelt iedereen wat hij goed vond gaan en wat beter zou kunnen. Hierna wisselen jullie van rol tot jullie allemaal alle rollen een keer gehad hebben. • Schrijf de informatie die jullie verkregen hebben uit de anamnesegesprekken netjes op en bespreek ze met jullie docent.

u' Ac

Controle • Hebben jullie het anamnesegesprek voorbereid door zelf een standaardvragenlijst te maken? • Hebben jullie alle drie de rollen gespeeld? • Hebben jullie het gesprek netjes uitgewerkt? • Was de visie op zorg herkenbaar in het gesprek?

U

itg

ev

er

ij

Ed

Reflectie • Wat ging goed? • Wat vond je moeilijk tijdens het anamnesegesprek? • Wat kon beter? • Hoe zou je het een volgende keer aanpakken? • Welke feedback heb je gekregen van de docent?

26


Wie is de cliënt en welke hulpvraag heeft hij?

.

Wie is de cliënt en welke hulpvraag heeft hij?

fb .v

Inleiding

• • •

Je kunt uitleggen wat het begrip persoonsbeeld inhoudt, en een persoonsbeeld maken. Je kunt uitleggen wat een hulpvraag is en een hulpvraag opstellen voor een cliënt. Je kunt uitleggen wat een begeleidingsdoel is. Je kunt naar aanleiding van de hulpvraag van een cliënt een begeleidingsdoel formuleren op basis van de SMART-methode. Je kunt activiteiten bedenken die passen bij het begeleidingsdoel van de cliënt.

Hulpvraag: Help mij samen het bed op te maken.

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

Leerdoelen

tie

Voordat je met een cliënt kunt werken, is het prettig om informatie over de cliënt te hebben. In een ondersteuningsplan worden het persoonsbeeld, de hulpvragen, begeleidingsdoelen en bijbehorende activiteiten geformuleerd voor de cliënt. Op deze wijze weet je wie de cliënt is en wat hij nodig heeft. Ook is zo voor iedereen die met de cliënt werkt duidelijk welke afspraken er met de cliënt en/of zijn naastbetrokkenen gemaakt zijn. Jaarlijks moet het ondersteuningsplan bijgesteld worden. Welke informatie je hierbij kunt gebruiken en wat het verschil in taken is tussen de hulpverlener niveau 3 en niveau 4 wordt in dit hoofdstuk behandeld.

27


Wie is de cliënt en welke hulpvraag heeft hij?

Werkmodel Frank van Dijk <

Actuele leefsituatie: hoe oud is de cliënt en waar woont hij nu in welke omstandigheden? Welke mogelijkheden heeft de cliënt? Welke beperkingen heeft de cliënt? Geestelijke gesteldheid: hoe is de cliënt er geestelijk aan toe? Medicijngebruik: welke medicatie gebruikt de cliënt nu.

u' Ac

Zelfbeeld: hoe denkt de cliënt over zichzelf?

.

Werkmodel Persoonsbeeld <

Lees Theoriebron De cliënt. Lees ook de casus van Frank van Dijk uit het Werkmodel Frank van Dijk. Maak daarna een persoonsbeeld. Je kunt gebruikmaken van het Werkmodel Persoonsbeeld.

fb .v

Theoriebron De cliënt <

Het persoonsbeeld Frank van Dijk

tie

Opdracht 28

Sociaal netwerk: hoe ziet het sociaal netwerk eruit en kan hij dit zelf onderhouden?

Ed

Dagstructuur: hoe zien de dagen eruit?

Sociale steun: van welke mensen uit zijn omgeving ondervindt hij steun?

er

ij

Compenserende omstandigheden: zijn er bijzondere positieve omstandigheden voor de cliënt?

Opdracht 29

Lees de Theoriebron De cliënt. Bekijk het Filmpje Bikkels bij deze opdracht.

ev

Theoriebron De cliënt <

Het persoonsbeeld

itg

Werkmodel SMART <

U

Werkmodel Persoonsbeeld <

Filmpje Bikkels <

28

a. Maak een persoonsbeeld van Aisha. Vul eerst het Werkmodel Persoonsbeeld voor Aisha in en maak er vervolgens een lopend verhaal van. b. Bedenk twee hulpvragen die Aisha kan hebben. c. Beschrijf hoe je denkt Aisha te kunnen begeleiden, en welke punten hierbij voor jou van belang zijn. d. Stel een SMART-doel op voor een van de hulpvragen van Aisha. Maak bij de uitwerking gebruik van het Werkmodel SMART. Werk dit uit in een plan van aanpak.


Wie is de cliënt en welke hulpvraag heeft hij?

Opdracht 30

Formuleer de volgende hulpvragen op de juiste wijze. Maak gebruik van Theoriebron De cliënt. a. Jan kan niet zo goed koken, misschien zou hij wel eenpansgerechten kunnen maken in de toekomst. Hij klaagt vaak over het slechte eten dat hem wordt voor gezet. b. Piet is vaak spullen kwijt. Zijn kamer is niet altijd even netjes en vooral daar kan hij zijn spullen niet terugvinden. Hij wordt dan boos op de groepsleiding. c. Marion trekt zich veel terug in haar appartement. Als ze in de groepsruimte is, vindt ze het erg gezellig, maar eenmaal in haar eigen kamer komt ze er niet meer uit. Ze klaagt over het feit dat ze niemand ziet. d. Zet de geformuleerde hulpvragen om in begeleidingsdoelen. Maak gebruik van het Werkmodel SMART.

Werkmodel Astrid van Duin <

Wat is volgens jou de hulpvraag?

Lees Theoriebron De cliënt. Lees de casus over Astrid in het Werkmodel Astrid van Duin. a. Formuleer de hulpvragen die Astrid volgens jou heeft. Maak gebruik van Theoriebron De cliënt. 1.

Theoriebron De cliënt <

2.

b. Zet de geformuleerde hulpvragen om in begeleidingsdoelen. Maak gebruik van Werkmodel SMART

2.

Ed

1.

Werkmodel SMART <

tie

Opdracht 31

u' Ac

Werkmodel SMART <

fb .v

.

Theoriebron De cliënt <

Formuleer een hulpvraag

er

ij

c. Welke activiteiten kun je met Astrid ondernemen om de gestelde doelen te bereiken?

Ondersteuningsvraag, begeleidingsdoel Vorm een drietal en lees de Theoriebron De cliënt. Lees de casus De heer Sudo.

ev

Opdracht 32

U

itg

Theoriebron De cliënt <

De heer Sudo De heer Sudo is 93 jaar oud en heeft een longontsteking. Hij kan zich hierdoor niet meer zelfstandig wassen. De huisarts is geweest en heeft een aanvraag bij de thuiszorg ingediend voor tijdelijke ondersteuning bij de persoonlijke verzorging.

Jij bent de hulpverlener die de heer Sudo bezoekt om in overleg met hem de ondersteuningsvraag en het begeleidingsdoel te formuleren. Voorbereiding • Beschrijf aan welke eisen een goed gesprek met de cliënt volgens jullie moet voldoen om de ondersteuningsvraag en het begeleidingsdoel goed te kunnen formuleren. • Schrijf zelf op basis van de casus van de heer Sudo nog twee korte casussen.

29


Wie is de cliënt en welke hulpvraag heeft hij?

fb .v

.

Uitvoering • Verdeel de casussen en per casus de rollen observator, hulpverlener en cliënt. (Zorg er bij de rolverdeling voor dat iedereen elke rol één keer speelt.) • De observator observeert aan de hand van de eisen van een goed gesprek die jullie opgesteld hebben. • Speel het rollenspel en formuleer samen met de cliënt de ondersteuningsvraag en het begeleidingsdoel. Niet alle informatie die nodig is staat in de casus. De persoon die de cliënt speelt moet zich dus goed inleven in zijn rol en de vragen op een zodanige manier beantwoorden dat het antwoord past bij de casus. • De observator geeft feedback op het gesprek. • Ga daarna door met het volgend rollenspel.

tie

Controle • Hebben jullie de eisen aan een goed gesprek beschreven? • Hebben jullie op basis van het gesprek de ondersteuningsvraag en het begeleidingsdoel kunnen formuleren?

Opdracht 33

u' Ac

Reflectie • Wat heb je geleerd van het voeren van het gesprek als hulpverlener? • Kon je je goed inleven in de rol van de cliënt? Beargumenteer je antwoord. • Wat was volgens jou het beste gesprek en waarom?

begeleidingsdoelen en activiteiten

Beschrijf bij onderstaande ondersteuningsvragen een begeleidingsdoel op basis van de SMART-methode. Formuleer ook twee ondersteuningsactiviteiten. Gebruik hiervoor het Werkmodel SMART.

Ed

Werkmodel SMART <

De heer Klaver plast soms in zijn broek omdat hij het toilet niet meer kan vinden. Hij gaat hierdoor liever niet meer van zijn kamer af.

er

ij

a. Begeleidingsdoel:

ev

b. Twee ondersteuningsactiviteiten:

U

itg

Dakota kan niet zelfstandig eten omdat ze de kracht niet heeft om haar eten te snijden. Hierdoor is ze drie kilo afgevallen.

30

c. Begeleidingsdoel:

d. Twee ondersteuningsactiviteiten:


Wie is de cliënt en welke hulpvraag heeft hij?

Filmpje Het zingen van Johanna <

Lees de casus en bekijk het bijbehorende Filmpje Het zingen van Johanna bij deze opdracht. In de casus wordt een beschrijving gegeven van de dementerende Johanna. Haar gedrag wordt als storend ervaren door de groep. Welk gedrag wordt benoemd en welke activiteiten (in deze casus interventies genoemd) worden gedaan om het begeleidingsdoel te bereiken? Vul het schema in.

Werkmodel Joris Vlaminck <

Lees de casus over Joris in het Werkmodel Joris Vlaminck. Joris gaat binnenkort in de zorgboerderij wonen. Jullie hebben al een anamnesegesprek met hem gevoerd. Nu gaan jullie het met Joris hebben over de concrete ondersteuningsvragen, ondersteuningsproblemen, begeleidingsdoelen en activiteiten. Bepaal samen met Joris welke activiteiten door wie uitgevoerd worden. Dus wat doet hij zelf, wat kan door een mantelzorger gedaan worden en welke activiteiten worden door jou als hulpverlener zorg uitgevoerd. Voorbereiding • Verdeel de rollen observator, cliënt en hulpverlener. • Formuleer per persoon twee leerdoelen voor het gesprek en voor het opstellen van de hulp-/ondersteuningsvragen, begeleidingsdoelen en activiteiten. Dit zijn de punten waar de observator op gaat letten.

Ed

Theoriebron De cliënt <

Joris Vlaminck

u' Ac

Opdracht 35

Activiteit

tie

Gedrag

.

Website Leren van Casussen <

Het zingen van Johanna

fb .v

Opdracht 34

er

ij

Uitvoering • Speel de drie rollen en formuleer tijdens het gesprek de ondersteuningsdoelen, ondersteuningsactiviteiten, begeleidingsdoelen (SMART) en activiteiten. • De observator geeft feedback op basis van de vooraf opgestelde leerdoelen. • Daarna wisselen jullie van rollen tot iedereen alle rollen gespeeld heeft.

Reflectie • Wat heb je geleerd van het voeren van het gesprek als hulpverlener? • Kon je je goed inleven in de rol van de cliënt? Beargumenteer je antwoord. • Wat was volgens jou het beste gesprek en waarom?

U

itg

ev

Controle • Hebben jullie per persoon twee leerdoelen opgesteld? • Hebben jullie op basis van het rollenspel begeleidingsdoelen en activiteiten geformuleerd?

31


Evalueren

Evalueren

.

Inleiding

fb .v

Van evalueren kun je leren. Door terug te kijken kun je zien wat goed ging en wat beter zou kunnen. Op basis van een evaluatie kun je in de toekomst dingen die nu niet goed gaan op een andere manier doen. Evalueren is een standaard onderdeel van het verlenen van zorg, omdat het bijdraagt aan het verbeteren van de kwaliteit. Een goed evaluatieplan is nodig om de begeleiding periodiek samen met de cliënt en naastbetrokkenen goed te kunnen evalueren.

tie

Leerdoelen

ev

er

ij

Ed

u' Ac

Je kunt: • uitleggen wat het begrip ‘evaluatie’ betekent en benoemen waarom (planmatig) evalueren belangrijk is • aangeven wat een productevaluatie en een procesevaluatie inhoudt en hier vragen bij bedenken • gegevens uit een evaluatie samenvatten en conclusies trekken uit de gegevens • planmatig evalueren en een evaluatierapport schrijven • beschrijven welke redenen er zijn om een ondersteuningsplan bij te stellen en welke informatiebronnen je hiervoor kunt gebruiken • verschillen in taken tussen niveau 3 en niveau 4 bij het opstellen en bijstellen van een ondersteuningsplan benoemen.

U

itg

Evalueren is onderdeel van methodisch werken.

32


Evalueren

Theoriebron Planmatig evalueren <

evaluatie Mevrouw Grasso is 73 jaar oud en krijgt sinds een maand ondersteuning bij de persoonlijke verzorging door jou als hulpverlener.

Mevrouw Grasso

.

Opdracht 36

fb .v

Ondersteuningsvraag: Ik heb hulp nodig om er iedere dag verzorgd uit te zien, lekker gewassen met schone kleding, een luchtje op en mijn haren netjes. Probleem: Mevrouw Grasso kan zich niet meer zelfstandig wassen omdat dit haar door haar benauwdheid te veel energie kost. Mevrouw ziet er daardoor minder verzorgd uit.

Ondersteuningsdoel: Mevrouw Grasso wordt dagelijks ondersteund bij het zichzelf wassen, aankleden en haren kammen.

u' Ac

tie

Acties: • in overleg kleding uitkiezen – spullen in de badkamer klaarleggen – mevrouw zelf haar gezicht, borst en buik laten wassen en de overige handelingen overnemen – alles na afloop opruimen op aanwijzingen van mevrouw. Vandaag wordt de zorg voor het eerst geëvalueerd.

Voorbereiding Lees de Theoriebron Planmatig evalueren en beantwoord de volgende vragen.

Ed

a. Hoe wordt dit evaluatiemoment ook wel genoemd?

er

ij

b. Geef drie redenen waarom het belangrijk is om op dit moment te evalueren.

ev

c. Welke vorm van evalueren past het best bij deze casus.

e. Bedenk twee procesevaluatievragen die passen bij de casus.

U

itg

d. Bedenk twee productevaluatievragen die passen bij de casus.

33


Evalueren

fb .v

.

Uitvoering Verplaats je in mevrouw Grasso en schrijf twee vervolgen op de casus. Beschrijf wat mevrouw gezegd zou kunnen hebben tijdens het evaluatiegesprek. f. • In het eerste vervolg is mevrouw tevreden over de geboden ondersteuning. Schrijf op wat er dan goed gegaan zou zijn en waarom. • In het tweede vervolg is mevrouw minder tevreden over de ondersteuning. Schrijf op wat er minder goed gedaan zou kunnen zijn en waarom.

u' Ac

tie

g. Bespreek op basis van de twee vervolgen de product- en de procesevaluatievragen. Zou je door het stellen van deze vragen een goed beeld van de mening van mevrouw Grasso gekregen hebben? Beargumenteer je antwoord.

Ed

Controle • Hebben jullie de voorbereidingen uitgevoerd zoals beschreven? • Hebben jullie twee vervolgen op de casus geschreven?

U

itg

ev

er

ij

Reflectie • Waarom is het belangrijk om de juiste evaluatievragen te stellen? • Waarom wordt er een onderscheid tussen product- en procesevaluatievragen gemaakt?

34

Evalueren doe je samen met de cliënt.


Evalueren

Opdracht 37

Twee keer per jaar is er een gesprek met de cliënt en naastbetrokken om de zorg te evalueren. Dit wordt in het multidisciplinaire team gedaan. Het ondersteuningsplan wordt uitgebreid besproken. Als voorbereiding op het gesprek vullen de cliënt en naastbetrokkenen een vragenlijst in over de algemene zaken over de instelling en de normen genoemd in het kwaliteitskader verpleeghuiszorg.

Publieksversie Kwaliteitskader verpleeghuiszorg <

Website Socrative <

• •

Werkmodel Evaluatie Joris Vlaminck <

Planmatig evalueren is belangrijk

er

Opdracht 39

Ter voorbereiding op een multidisciplinair evaluatieoverleg over het ondersteuningsplan van een cliënt schrijft je als hulpverlener een verslag. In het verslag staat beschreven wat jij en je collega’s gezien hebben de afgelopen periode. Lees het Werkmodel Evaluatie Joris Vlaminck en vul dit verder in.

Ed

Werkmodel Joris Vlaminck <

Evaluatieverslag

ij

Opdracht 38

Maak drietallen. Lees de Theoriebron Planmatig evalueren. Bekijk het filmpje Publieksversie Bekijk het Kwaliteitskader Verpleeghuiszorg. Kies twee onderwerpen die je wilt evalueren. Formuleer op basis van de normen in het kwaliteitskader verpleeghuiszorg over de twee gekozen onderwerpen tien vragen die beantwoord kunnen worden door de cliënt en naastbetrokkenen. Verwerk de vragen in een Socrative. Als je voor het eerst met dit programma werkt moet je een account aanmaken. Gebruik hiervoor je eigen naam en e-mailadres. Vul in dat je als docent een account wilt. Volg verder de stappen van het programma. De site is in het Engels. Laat de vragen door de andere groepen beoordelen. Pas de vragen eventueel aan op basis van de feedback.

tie

• • • • • •

u' Ac

Artikel Verpleging, verzorging en zorg thuis <

fb .v

.

Theoriebron Planmatig evalueren <

planmatig evalueren

ev

Bespreek met de groep onderstaande stelling. Stelling: ‘Als je wilt weten wat beter kan, maak dan een goed evaluatieplan.’

itg

Bedenk allemaal individueel nog een stelling over planmatig evalueren en schrijf deze op een A4’tje. Hang de stellingen aan de muur in de klas en kies er nog drie uit om met elkaar te bespreken.

Opdracht 40

Lees de Theoriebron Bijstellen van het ondersteuningsplan en beantwoord de vragen. a. Hoe vaak moet een ondersteuningsplan minimaal bijgesteld worden?

U

Theoriebron Bijstellen van een ondersteuningsplan <

Het bijstellen van het ondersteuningsplan

35


Evalueren

fb .v

.

b. In de tekst worden drie redenen genoemd om het ondersteuningsplan bij te stellen. Welke zijn dit?

In de Theoriebron Bijstellen van het ondersteuningsplan worden de verschillen in taken tussen een hulpverlener niveau 3 en 4 benoemd bij het opstellen en bijstellen van een ondersteuningsplan. Verwerk de verschillende taken in het schema. Hulpverlener niveau 3

U

itg

ev

er

ij

Ed

Theoriebron Bijstellen van een ondersteuningsplan <

Verschil in taken

u' Ac

Opdracht 41

tie

c. Noem vier verschillende informatiebronnen die je kunt gebruiken om het ondersteuningsplan bij te stellen.

36

Hulpverlener niveau 4


Theoriebron Wat is een ondersteuningsplan?

.

Theoriebron Wat is een ondersteuningsplan?

fb .v

Inleiding

tie

In de praktijk zijn er verschillende benamingen in omloop voor het ondersteuningsplan, zoals ondersteuningsplan, zorgplan, zorgleefplan en persoonlijk plan. Voor al deze plannen geldt dat het een plan is waarin gegevens van een cliënt verzameld worden. Dit plan is van belang voor de cliënt en alle betrokkenen van de cliënt. De afspraken voor de zorg, ondersteuning en begeleiding zijn hierin beschreven. Het ondersteuningsplan wordt zo veel mogelijk in samenwerking met de cliënt en/of zijn sociaal netwerk geschreven. Er wordt rekening gehouden met de wensen en mogelijkheden van de cliënt en de instelling.

u' Ac

Definitie ondersteuningsplan

De definitie van een ondersteuningsplan luidt: Een weergave van de afspraken tussen cliënt en instelling over de doelen van de ondersteuning en de wijze waarop getracht wordt deze te bereiken.

Ed

De term ondersteuningsplan is een algemene term. In de verschillende branches worden ook andere termen gebruikt zoals zorgplanplan, zorgleefplan, behandelplan en cliëntendossier.

Gegevens van de cliënt

Het ondersteuningsplan komt tot stand met behulp van de cliënt en zijn netwerk. Ze bepalen samen de wensen en behoeften van de cliënt. De instelling bepaalt wat deze wel of niet kan bieden. De visie van de instelling is hierbij een belangrijk uitgangspunt. Het ondersteuningsplan is een plan dat haalbaar is. Samen worden doelen opgesteld voor de cliënt waaraan men gaat werken voor een afgesproken periode.

U

itg

ev

er

ij

Wanneer een cliënt wordt opgenomen moet er binnen zes weken een ondersteuningsplan geschreven zijn. Elk jaar moet het ondersteuningsplan aangepast worden. Deze regels worden bepaald door de Wet langdurige zorg (Wlz). De gegevens die in een ondersteuningsplan staan zijn algemeen, maar ook gedetailleerd. De algemene gegevens zijn gegevens van de contactpersonen, eventuele curator en de medische gegevens van de cliënt. Meer gedetailleerde gegevens zijn de medische gegevens van de specialisten en behandelprogramma’s.

37


Theoriebron Wat is een ondersteuningsplan?

Kenmerken en functies van het ondersteuningsplan

tie

fb .v

.

Kenmerken van de afspraken in het ondersteuningsplan zijn: • Ze zijn gebaseerd op de mogelijkheden, beperkingen, wensen en behoeften van de cliënt. • Ze zijn gericht op het in stand houden of verbeteren van de kwaliteit van bestaan van de cliënt. • Er is beschreven welke strategieën en hulpbronnen gebruikt worden. • Er is aangegeven wie de cliënt kan aanspreken over de voortgang en coördinatie van de uitvoering van het ondersteuningsplan. • Het ondersteuningsplan benoemt professionele en niet-professionele personen, die bij het werken aan de doelen en afspraken betrokken zijn. • Er is aangegeven wie verantwoordelijk is voor de verschillende onderdelen van de zorgverlening.

Ed

u' Ac

De belangrijkste functies van het ondersteuningsplan zijn: 1. bevorderen van persoonsgericht werken Niet de aandoening of beperking centraal, maar de persoon. Hoe staat hij in het leven? Wat vindt hij belangrijk? 2. bevorderen van methodisch en professioneel handelen Door het vastleggen van het ondersteuningsplan in een format en het beschrijven van het werken met het ondersteuningsplan binnen de visie van de organisatie. 3. gebruik bij kwaliteitsverantwoording Het ondersteuningsplan en de evaluaties maken inzichtelijk welke stappen genomen zijn en bieden inzicht in de kwaliteit van het geboden traject.

Verschillende doelgroepen

U

itg

ev

er

ij

Een ondersteuningsplan kan er per instelling verschillend uitzien. Dit hangt af van de visie van de instelling en van de doelgroep. In de ouderenzorg richt het ondersteuningsplan zich vooral op de zorg die nodig is en het in stand houden van vaardigheden. In de gehandicaptenzorg is de inhoud afhankelijk van het niveau van de cliënt voor wie het ondersteuningsplan is geschreven. Bij cliënten met een licht verstandelijke beperking zullen de doelen gericht zijn op de ontwikkeling en bij cliënten met een lager niveau richt het ondersteuningsplan zich vaak op welzijn of zorg. Bij cliënten met NAH (niet aangeboren hersenletsel) richt het plan zich vaak op vaardigheden om de zelfstandigheid te vergroten. De ondersteuningsplannen in de psychiatrie richten zich meestal op terugkeer in de maatschappij of behoud van vaardigheden en welzijn. Dit is afhankelijk van de situatie van de cliënt.

38

Betrokkenen bij het schrijven van het ondersteuningsplan De persoonlijk begeleider, eerstverantwoordelijk verzorger (EVV’er) of mentor is verantwoordelijk voor het schrijven van het ondersteuningsplan. Hij zorgt ervoor dat alle informatie over de cliënt verzameld wordt. Daarnaast zijn meerdere professionals betrokken bij het schrijven van een ondersteuningsplan. Bijvoorbeeld de fysiotherapeut, psycholoog of logopedist. Zij leveren hun eigen bijdrage. Ook het sociaal netwerk van de cliënt kan een belangrijke rol spelen. Ouders, familie of andere betrokkenen uit de omgeving van de cliënt kunnen samen met de cliënt aangeven wat echt belangrijk is voor de cliënt. Veelal heeft de


Theoriebron Wat is een ondersteuningsplan?

Voor de vorm, het format, van een ondersteuningsplan bestaan geen regels. In de praktijk zie je dat elke organisatie een eigen format heeft. Daarnaast verschillen de formats per doelgroep, functie en gehanteerde methodieken in de instelling. Er zijn wel meerdere onderdelen die vaak terugkomen. Zo staat er vaak een persoonsbeschrijving in met mogelijkheden, beperkingen en ondersteuningsbehoeften van de cliënt. Ook is vaak ruimte opgenomen voor het perspectief of de wensen van de cliënt of zijn vertegenwoordiger. Daarnaast bevat het ondersteuningsplan een deel met doelen en afspraken. Bekijk de Handreiking ondersteuningsplannen voor de belangrijkste onderdelen van een ondersteuningsplan.

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

Artikel Handreiking ondersteuningsplannen <

fb .v

Vorm van het ondersteuningsplan

.

cliënt een beperking waardoor hij zorg nodig heeft van derden en misschien ook ondersteuning nodig heeft in het kenbaar maken van zijn wensen op het gebied van ondersteuning.

39


Theoriebron Inleiding methodisch handelen

Inleiding

fb .v

.

Theoriebron Inleiding methodisch handelen In je werk wil je iets bereiken, namelijk dat de cliënt precies de hulp en ondersteuning krijgt die nodig is. Elke dag weer, ongeacht wie het uitvoert. Om dit voor elkaar te krijgen, moeten jij en je collega’s methodisch handelen.

tie

Wat is methodisch handelen?

u' Ac

Methodisch handelen, betekent dat je de zorg bewust, procesmatig, planmatig en doelgericht verleent. • bewust = niet zomaar wat doen, weten waar je mee bezig bent • procesmatig = volgens een proces, in een vaste volgorde van bepaalde stappen • planmatig = volgens een van tevoren opgesteld plan • doelgericht = gericht op van tevoren opgestelde doelen.

Ed

Een belangrijk gevolg van methodisch handelen is dat je je werk kunt verantwoorden tegenover collega’s, cliënten, hun naasten en hun wettelijke vertegenwoordigers. Je kunt precies uitleggen waarom je op een bepaalde manier hebt gehandeld. Als je volgens een bepaalde methode werkt, zal dit altijd beter gaan dan wanneer je zonder een methode werkt.

ij

Waarom methodisch handelen?

U

itg

ev

er

De redenen van methodisch handelen zijn: • De kans op fouten neemt af, omdat je meer inzicht hebt in wat er gebeurt of moet gebeuren. • Door het methodisch handelen wordt vooruitgekeken naar de ondersteuning die verleend wordt. • Elke hulpverlener geeft de cliënt dezelfde ondersteuning. Er is weinig verschil tussen de geboden ondersteuning van de ene en de andere hulpverlener. Zowel de cliënt als de hulpverlener weet wat verwacht mag worden. Dit heet continuïteit. • De geboden ondersteuning kan beter geëvalueerd worden om zo nodig de ondersteuning te verbeteren. • Er is afstemming tussen de verschillende disciplines die betrokken zijn bij de geboden ondersteuning rondom een cliënt.

40

Proces Methodisch handelen is werken volgens een vaste volgorde van bepaalde stappen, oftewel een proces. Dit ondersteuningsproces bestaat uit de volgende zes stappen: stap 1: verzamelen van gegevens stap 2: vaststellen van de ondersteuningsvraag stap 3: formuleren van doelen


Theoriebron Inleiding methodisch handelen

Ed

De methodische cyclus.

u' Ac

tie

fb .v

.

stap 4: plannen van de ondersteuning stap 5: uitvoeren van de ondersteuning stap 6: evalueren van de geboden ondersteuning.

er

ij

Elke cliënt heeft een eigen ondersteuningsvraag die anders is dan die van andere cliënten. Daarom is het van belang om hierover eerst gegevens te verzamelen en dan te bepalen wat er aan de hand is (vaststellen van de ondersteuningsvraag). Vervolgens stel je samen met de cliënt vast wat er bereikt moet worden (formuleren van de doelen). Als dit eenmaal bekend is, kun je bepalen waaruit de professionele ondersteuning moet bestaan (plannen van de ondersteuning). Je voert de afgesproken ondersteuning uit. Na verloop van tijd bekijk je hoever je op weg bent om de gestelde doelen te bereiken (evalueren van de gestelde doelen).

U

itg

ev

Cyclisch proces Het ondersteuningsproces is een cyclisch proces. Dit betekent dat, als je de zes stappen hebt doorlopen, het methodisch handelen niet ophoudt, maar gewoon doorgaat. Als je evalueert (stap 6), ben je direct weer gegevens aan het verzamelen (stap 1). Dit doe je om te kijken of de ondersteuningsvraag nog hetzelfde is (stap 2). Het is een voortdurend proces, dat alleen eindigt bij ontslag, overlijden of overplaatsing van de cliënt. Bij overplaatsing stopt het proces op de ene locatie, maar zal het op de andere locatie worden voortgezet. Steeds zullen er bij een cliënt veranderingen zijn in de gezondheidstoestand en in de behoefte aan ondersteuning. Daarom moet je je doelen en acties elke keer opnieuw bijstellen. Hierdoor kun je op elk moment de ondersteuning verlenen die op dát moment nodig is.

41


Theoriebron Anamnese-/intakegesprek

.

Theoriebron Anamnese-/intakegesprek

fb .v

Inleiding

Ed

u' Ac

tie

Vandaag ontmoet je mevrouw Vat en haar dochter. Mevrouw Vat heeft Alzheimer en sinds haar man drie maanden geleden is overleden, gaat het thuis niet goed meer. De vrouwen komen voor het anamnese-/intakegesprek en een rondleiding. De gegevens van het anamnese-/intakegesprek worden gebruikt bij het opstellen van het ondersteuningsplan. Het is belangrijk om de juiste vragen te stellen.

ij

Een anamnese-/intakegesprek is een eerste kennismaking met de cliënt.

er

Doel van het anamnese-/intakegesprek

U

itg

ev

Het anamnese-/intakegesprek is vaak een van de eerste gesprekken die je hebt met de cliënt en naastbetrokkenen. Vaak werken instellingen met standaard anamneseformulieren. Door hiermee te werken weet je dat je geen belangrijke informatie vergeet te vragen of te geven en schrijft iedereen de informatie over de cliënt op dezelfde manier op. De formulieren en de vragen kunnen misschien verschillen per instelling; het doel van het anamnesegesprek is het in beeld brengen van de hulpvraag op lichamelijk, psychisch en sociaal gebied. Verder moet de belangrijkste informatie die je de cliënten in dit gesprek geeft over de organisatie altijd dezelfde zijn.

42


Theoriebron Anamnese-/intakegesprek

Voorbereiding

fb .v

.

Voor je een anamnese-/intakegesprek voert, bereid je je voor door je te verdiepen in: • wie de cliënt is • waarom de cliënt ondersteuning nodig heeft • welke vragen je moet stellen • welke informatie je de cliënt moet geven over de instelling.

Vaak zijn er al verschillende documenten beschikbaar, zoals een overdracht en indicatie. Deze geven je al een redelijk beeld van de cliënt. Een goed anamnese-/intakegesprek voeren is best moeilijk: je goed voorbereiden helpt. Zorg ook dat je alle formulieren en folders bij de hand hebt, die je tijdens het anamnese-/intakegesprek wilt gebruiken.

Het anamnese-/intakegesprek bestaat uit drie fasen: 1. de kennismaking In deze fase stel je de cliënt en naastbetrokken naaste op hun gemak en stem je de verwachtingen over de duur en het verloop van het gesprek af.

u' Ac

Werkmodel Anamnese- / intakegesprek <

tie

Fasen van het anamnese-/intakegesprek

2. het inhoudelijke gesprek, de gesprekskern In deze fase van het gesprek stel je vragen om de hulpvraag en wensen van de cliënt op lichamelijk, psychische en sociaal gebied te achterhalen en vertel je belangrijke informatie over de instelling.

Ed

3. het afsluiten van het gesprek In deze fase rond je het gesprek af door de belangrijkste gespreksonderwerpen nog een keer samen te vatten, de afspraken nog eens op een rijtje te zetten en te vragen hoe de cliënt en naastbetrokkene het gesprek ervaren hebben.

ij

De gesprekfasen staan uitgebreider beschreven in het Werkmodel Anamnese-/intake gesprek.

er

Invloed van ordeningsprincipes op het gesprek Binnen een instelling wordt vaak een standaard anamneseformulier gebruikt dat aansluit op het ordeningsprincipe waarmee de instelling werkt. Een instelling maakt een keuze voor een bepaald ordeningsprincipe op basis van de visie op ondersteuning en begeleiding en het soort ondersteuning dat geboden wordt. Het ordeningsprincipe zorgt ervoor dat de accenten tijdens het gesprek variëren. Als een instelling werkt met Gordon - dat veel wordt gebruikt in ziekenhuizen en de geestelijke gezondheidszorg – zijn er vaak vragen per gezondheidspatroon en wordt in het gesprek ingegaan op de problemen van de cliënt. Bij de ZLP-domeinen - het zorgleefplan dat vooral wordt gebruikt in verpleeg- en verzorgingshuizen en in de thuiszorg - zijn de onderwerpen in vier domeinen onderverdeeld. De nadruk van het gesprek ligt op het achterhalen van de wensen van de cliënten in die domeinen. Uitgangspunt is wat voor de cliënt belangrijk is om een goede kwaliteit van leven te hebben. Voorbeelden van verschillende anamnesevragen kun je lezen in het Werkmodel Anamnesevragen ZLP-leefdomeinen en het Werkmodel Anamnesevragen gezondheidspatronen van Gordon.

itg

ev

Werkmodel Anamnesevragen ZLP-leefdomeinen <

U

Werkmodel Anamnesevragen de gezondheidspatronen van Gordon <

43


Theoriebron Anamnese-/intakegesprek

Gespreksvaardigheden

Beroepshouding

tie

fb .v

.

Tijdens een anamnese-/intakegesprek stel je vooral open activerende vragen die de cliënt stimuleren tot het geven van concrete antwoorden. Op de vraag ‘Hoe eet u thuis?’ krijg je een heel ander antwoord dan op de vraag ‘Wat eet u zoal thuis?’. Op de tweede vraag krijg je een uitgebreider antwoord doordat deze activerend is. Stel één vraag tegelijk en geef de cliënt tijd om na te denken (wees niet bang voor een moment van stilte). Houd de vragen ook kort. Stem je woordgebruik af op de cliënt en gebruik geen vaktermen. Controleer tijdens het gesprek regelmatig of de cliënt jou begrijpt en of jij de cliënt goed begrepen hebt. Of de cliënt jou begrijpt, merk je vaak wel aan de antwoorden en het gedrag van de cliënt. Om te controleren of jij de cliënt begrepen hebt, kun je in je eigen woorden samenvatten wat de cliënt gezegd heeft: ‘Als ik u goed begrepen heb, dan …’

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

Je beroepshouding is de manier waarop je je gedraagt ten opzichte van de cliënt. Je gedrag heeft invloed op hoe de cliënt zich voelt tijdens het gesprek. Als iemand zich niet prettig voelt, zal het gesprek moeizaam verlopen. Onder beroepshouding wordt verstaan dat je: • respect hebt voor de cliënt • je inleeft in de cliënt (empathie toont) • gevoel en gedrag kloppen met elkaar (echtheid) • aandacht hebt voor de cliënt (openstaan voor de cliënt) • betrokkenheid toont bij de cliënt.

44


Theoriebron De cliënt

Theoriebron De cliënt

.

Inleiding

tie

Persoonsbeeld

fb .v

Elk ondersteuningsplan begint met een beschrijving van het persoonsbeeld van een cliënt. Een persoonsbeeld wordt soms ook wel persoonsbeschrijving of cliëntbeeld genoemd. Een persoonsbeeld geeft een helder beeld van wie de cliënt is in de huidige situatie. Hierbij komen zowel de mogelijkheden als de beperkingen aan bod. Een nieuwe hulpverlener op de groep krijgt door een persoonsbeeld te lezen een reëel beeld van de cliënt. Wie is hij en wat kan hij wel en niet?

Ed

u' Ac

In een persoonsbeeld zijn de volgende onderwerpen uitgeschreven, om een volledig actueel beeld te geven van de cliënt. 1. Actuele leefsituatie: hoe oud is de cliënt en waar woont hij in welke omstandigheden? 2. Welke mogelijkheden heeft de cliënt? 3. Welke beperkingen heeft de cliënt? 4. Geestelijke gesteldheid: hoe is de cliënt er geestelijk aan toe? 5. Medicijngebruik: welke soort medicatie gebruikt de cliënt nu. 6. Zelfbeeld: hoe denkt de cliënt over zichzelf? 7. Sociaal netwerk: hoe ziet het sociaal netwerk eruit en kan hij dit zelf onderhouden? 8. Dagstructuur: hoe zien de dagen eruit? 9. Sociale steun: van welke mensen uit zijn omgeving ondervindt hij steun? 10. Compenserende omstandigheden: zijn er bijzondere positieve omstandigheden voor de cliënt?

er

ij

Door al deze onderwerpen uit te schrijven wordt het beeld van de cliënt compleet. Niet over elk onderwerp is evenveel te schrijven. De opzet is dat het verhaal een compleet plaatje geeft van de cliënt.

De hulp- of ondersteuningsvraag

U

itg

ev

Een hulpvraag is een vraag om ondersteuning. Deze vraag kan van de cliënt zelf komen of van de familie. De vraag kan te maken hebben met verschillende gebieden. Het gebied van zelfredzaamheid en zelfstandigheid (Hoe kan ik mij zelfstandig verzorgen of zelfstandig verplaatsen?), het gebied van sociale contacten (Leer mij hoe ik een gesprek kan beginnen) of het gebied van wonen (Help mij mijn woning goed in te richten, zodat ik zo zelfstandig mogelijk voor mezelf kan zorgen). Deze hulpvragen kunnen worden omgezet tot een begeleidingsdoel. Daarmee werk je op gerichte wijze aan de hulpvraag of een deel ervan. Door het schrijven van het persoonsbeeld leer je de cliënt beter kennen. Je weet nu op welke gebieden hij hulp bij nodig heeft of welke behoeften hij heeft. Een hulpvraag moet altijd haalbaar zijn. Het onderwerp van de hulpvraag moet dus te beïnvloeden zijn. Wanneer de hulpvraag niet haalbaar is, zorgt dit voor frustraties bij de cliënt en hulpverlener. Om een hulpvraag goed te formuleren kun je beginnen met: Help mij …. Je beschrijft dus vanuit de cliënt waar hij hulp bij nodig heeft.

45


Theoriebron De cliënt

Begeleidingsdoelen SMART geformuleerd Als je weet wat de hulpvraag van de cliënt is, kun je van daaruit een begeleidingsdoel opstellen. Een begeleidingsdoel geeft aan waaraan je wilt werken met de cliënt. Het doel is SMART geformuleerd, zodat het duidelijk is voor elke lezer. Je moet het doel namelijk zo formuleren dat het Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden is. Een voorbeeld: Jan kan over drie weken zelfstandig een eenpansgerecht koken. Het is heel specifiek wat het doel van Jan is. Het is meetbaar: Jan kan het of niet. Het doel is acceptabel. Jan kan dit met hulp zelfstandig leren. Er is voldoende tijd voor de hulpverlener om Jan dit te leren. Dus een realistisch uitvoerbaar doel. Drie weken is tijdsgebonden, dan wordt geëvalueerd of hij het zelfstandig kan. Lees ook Werkmodel SMART.

fb .v

.

Werkmodel SMART <

tie

Plan van aanpak

Wie

Wat

u' Ac

In het plan van aanpak beschrijf je in stappen hoe je voorgaand doel kunt bereiken. Daarbij houd je rekening met de regels waarmee de cliënt te maken heeft en de wijze waarop hij leeft. Om een duidelijk, overzichtelijk plan te maken kun je gebruik maken van een werkschema: Waar

Wanneer

Hoe

Ed

Alle teamleden kunnen precies zien wat verwacht wordt om het doel van de cliënt te bereiken.

Uitvoeren

er

ij

Tijdens het uitvoeren houd je in de gaten of het plan daadwerkelijk wordt uitgevoerd zoals het bedacht is. Als dit niet zo is, dan moet je kijken waaraan dat ligt. Is het plan niet helemaal passend? Dan kan het worden bijgesteld.

U

itg

ev

Evalueren

46

Evalueren doe je achteraf. Hoe is het plan van aanpak verlopen? Is het doel behaald? Kan er een nieuw doel worden opgesteld? Je bedenkt met wie je gaat evalueren en wanneer. Je bepaalt ook waarover je evalueert. Dit stel je vast bij het maken van het plan van aanpak, waarin je aangeeft hoe je het gestelde doel gaat bereiken. Op deze wijze werk je methodisch aan de begeleidingsdoelen van de cliënt.


Theoriebron Bijstellen van een ondersteuningsplan

.

Theoriebron Bijstellen van een ondersteuningsplan

fb .v

Inleiding

tie

De verantwoording van de geboden begeleiding en ondersteuning staat genoteerd in een ondersteuningsplan. Binnen de zorg zijn de afgelopen jaren veel veranderingen geweest. Verantwoording afleggen is erg belangrijk voor de kwaliteit van ondersteuning die je als instelling kunt leveren. Een ondersteuningsplan is nooit helemaal af. Elk jaar moet dit weer bijgesteld worden. De veranderingen die een cliënt heeft meegemaakt, worden genoteerd en nieuwe doelen worden opgesteld. Deze theoriebron behandelt de taken en verantwoordelijkheden die je hierbij hebt als niveau 3 of 4-hulpverlener.

u' Ac

Verschil in taken niveau 3 en niveau 4

Ed

Van een niveau 4-hulpverlener wordt verwacht dat hij een ondersteuningsplan kan opstellen. Jij bent verantwoordelijk voor het maken van afspraken met de cliënt(en) van wie jij de persoonlijk begeleider bent. Daarnaast heb je evaluaties met de familie of anderen uit het netwerk van de cliënt en met de specialisten rondom de cliënt. Ook de contacten met de dagbesteding of het werk verlopen via jou. Als hulpverlener niveau 3 zorg je voor informatie over de cliënt en draag je deze over aan de verantwoordelijke. Je bent niet eindverantwoordelijk, maar je draagt wel verantwoordelijkheid voor het welzijn van de cliënt en dus ook voor het bijstellen van het ondersteuningsplan.

ij

Indicatiestelling

U

itg

ev

er

Wie aangewezen is op zorg, moet voor ondersteuning steeds vaker een indicatie krijgen. Dit wordt een indicatiestelling genoemd. Bij een indicatiestelling beoordelen derden of de cliënt ondersteuning nodig heeft en zo ja, welke ondersteuning dat is en hoeveel ondersteuning volstaat. Een indicatiestelling is dus het vaststellen van de noodzakelijke ondersteuning. Door deze indicatie krijgt de cliënt toegang tot de ondersteuning en begeleiding die nodig is. De toegang tot de zorg loopt via het indicatieorgaan, het CIZ (Centrum Indicatiestelling Zorg), dat ook regionale afdelingen heeft.

Bijstellen van het zorgplan Een bijstelling van een ondersteuningsplan kan na een evaluatie van de gestelde doelen plaatsvinden. De behaalde doelen en nieuw opgestelde doelen kunnen worden toegevoegd aan het bestaande ondersteuningsplan. Bovendien kunnen nieuwe afspraken genoteerd worden. Een van de afspraken is altijd een nieuwe evaluatiedatum plannen en daarbij de onderwerpen en de betrokkenen benoemen. Belangrijk is om de indicatiestelling actueel te houden. In welk zorgprofiel valt de cliënt? Als zorgaanbieder weet je wat je kunt bieden en de cliënt kan zien waar hij recht op heeft. Verder is het voor een bijstelling belangrijk om de rapportage van het afgelopen jaar na te kijken op veranderingen bij de cliënt. Deze kunnen verwerkt worden in het ondersteuningsplan. De meeste instellingen willen dat het

47


Theoriebron Bijstellen van een ondersteuningsplan

fb .v

Welke informatie gebruik je

.

ondersteuningsplan ondertekend wordt. Wettelijk gezien hoeft dit niet. Om de ondersteuning voort te zetten, is het wel noodzakelijk om de afspraken voor de ondersteuning voor alle partijen duidelijk te hebben. De cliënt kan tot de conclusie komen dat een andere zorgaanbieder een betere keuze voor hem is.

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

Je kunt gebruikmaken van verschillende bronnen om de nodige informatie te krijgen voor de bijstelling van het ondersteuningsplan. Zoals genoemd maak je gebruik van de rapportages over de cliënt om de veranderingen in het persoonsbeeld vast te stellen. Daarnaast kun je gebruikmaken van de informatie van de specialisten die veel te maken hebben met de cliënt. De informatie van de dagbesteding of het werk kan aanleiding geven tot veranderingen in het ondersteuningsplan of bijstelling van doelen. De gespreksnotities van de evaluatiegesprekken met de cliënt en/of zijn naaste betrokkenen laten zien welke doelen behaald zijn en welke bijgesteld moeten worden. De wensen van de cliënt of zijn sociaal netwerk kunnen veranderd zijn; dit kan tijdens een evaluatiegesprek aan de orde zijn geweest. Ook observeer je de cliënt tijdens je dagelijkse werk en ben je in staat de informatie die dit oplevert te verwerken in je bijstelling. De teamvergaderingen of andere overlegvormen waarin de cliënt besproken wordt kunnen de aanleiding vormen tot nieuwe hulpvragen van de cliënt, dit is ook een bijstelling.

48


Theoriebron Gegevens ordenen

.

Theoriebron Gegevens ordenen

fb .v

Inleiding

tie

Om informatie over de cliënt te verzamelen, werken zorgprofessionals met een ordeningsmodel. Verschillende sectoren en/of instellingen werken met verschillende ordeningsmodellen, die alle hun eigen voordelen en nadelen hebben. De belangrijkste ordeningsmodellen zijn de vier levensdomeinen van het zorgplan (ZLP-leefdomeinen), Schalock, Omaha en de elf gezondheidspatronen van Gordon.

Het belang van een ordeningsmodel

Ed

u' Ac

Om de ondersteuning te verlenen die een cliënt nodig heeft, moet je informatie verzamelen over zijn behoeften, wensen, gewoonten, mogelijkheden en beperkingen. Als je hierbij geen ordeningsmodel gebruikt, ga je af op je eigen intuïtie over welke informatie je precies nodig hebt. Dat is niet betrouwbaar. Als je bijvoorbeeld moe bent, verzamel je minder nauwkeurig informatie dan wanneer je uitgerust bent. Zonder model zou elke hulpverlener andere informatie over een cliënt verzamelen. Door het gebruik van een model werkt iedereen op dezelfde manier bij het verzamelen van gegevens. De verzamelde informatie moet volledig zijn om een goed beeld te krijgen van de gezondheidstoestand en ondersteuningsvraag van de cliënt. Aan de andere kant moet je alleen die gegevens verzamelen die van belang zijn voor de te bieden ondersteuning.

ij

Verschillende modellen

U

itg

ev

er

Niet iedere sector of instelling gebruikt hetzelfde ordeningsmodel. In verpleeg- en verzorgingshuizen en in de thuiszorg wordt vaak het model van de vier ZLP-leefdomeinen gebruikt, ook wel genoemd: de vier domeinen van kwaliteit van leven. Instellingen die ondersteuning bieden aan mensen met een verstandelijke beperking werken vaak met Schalock en in ziekenhuizen en de geestelijke gezondheidszorg wordt met name met het model van Gordon gewerkt. De laatste jaren maakt het Omaha-systeem een opmars binnen de thuiszorg. Kenmerkend voor al deze modellen is het gebruikmaken van gestructureerde vragenlijsten.

Digitaal versus papier De laatste jaren is ook binnen het werkveld zorg en welzijn het digitaal werken toegenomen. Dossier worden digitaal opgeslagen in een systeem. Hulpverleners en cliënten hebben via computer, tablet of soms zelfs mobiele telefoon toegang en inzage in het dossier van de cliënt. De intrede van het digitaal werken zorgt voor een grotere efficiëntie. Gegevens kunnen ‘real time’ verwerkt worden. Hulpverleners hoeven niet meer na afloop de gegevens te verwerken, maar kunnen dit tijdens het werk en samen met de cliënt doen. Het vergroot de kwaliteit en de doelmatigheid van de zorgverlening.

49


Theoriebron Gegevens ordenen

EPD en ECD

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

fb .v

.

Het EPD, het elektronisch patiëntendossier, wordt binnen de gezondheidszorg in ziekenhuizen en apotheken gebruikt. Het EPD omvat alle gegevens van de patiënt die van belang zijn voor de behandeling. Medicatie, achtergrond en gezondheidstoestand. Een afgeleide hiervan in het welzijnswerkveld is het ECD, het elektronisch cliëntendossier. Het ECD bevat net als een EPD alle gegevens van de cliënt die voor de begeleiding en het bieden van ondersteuning van belang zijn. Ook het ondersteuningsplan is opgenomen in het ECD. Het ECD ondersteunt het methodisch werken. Het meldt bijvoorbeeld wanneer het tijd is voor een evaluatiegesprek met de cliënt over de gemaakte afspraken.

50


Theoriebron Planmatig evalueren

.

Theoriebron Planmatig evalueren

fb .v

Inleiding

Ed

u' Ac

tie

De kwaliteitswet zorginstellingen beschrijft dat zorginstellingen verplicht zijn de kwaliteit te bewaken, te beheersen en te verbeteren. Evalueren is een middel om dit te doen. Als hulpverlener evalueer je dan ook regelmatig. Als je evalueert, kijk je terug en vooruit. Wat ging goed, wat ging fout en waarom? Wat kun je hieruit leren voor de toekomst? Je stelt je doelen en plannen bij op grond van de ervaringen die je hebt opgedaan.

ij

Evalueren kan ook met het hele team.

er

Tien redenen om te evalueren

U

itg

ev

Je evalueert om: 1. vast te stellen of de beoogde doelen zijn bereikt 2. vast te stellen of het plan volgens de verwachtingen werkte 3. verantwoording af te leggen aan de werkgever of opdrachtgever 4. de kwaliteit van het werk te verbeteren 5. het eigen handelen te verbeteren 6. te controleren of vraag en aanbod goed op elkaar zijn afgestemd 7. plannen tussentijds bij te stellen 8. efficiĂŤnter te werken 9. plannen te maken voor de toekomst 10. het in de toekomst (nog) beter te doen.

51


Theoriebron Planmatig evalueren

Evaluatiemomenten

fb .v

.

Het is verstandig om regelmatig te evalueren en niet te wachten tot het einde van een begeleidingstraject. Door tussentijds te evalueren houd je de vinger aan de pols en kun je bijsturen. De tussentijdse evaluaties vergroten ook de betrokkenheid van de cliënt. Dit omdat de cliënt zijn mening kan geven en mee kan denken. Tussentijdse evaluaties vinden doorgaans plaats twee tot drie weken na het opstellen van het ondersteuningsplan of na ingrijpende veranderingen in gezondheid of welbevinden. Er wordt minimaal één keer per jaar geëvalueerd. Aan het einde van een traject is er een eindevaluatie, waarin de gehele ondersteuning wordt geëvalueerd.

tie

Bijstellen op basis van evaluatie

Ed

u' Ac

De resultaten van een evaluatie kunnen ertoe leiden dat het ondersteuningsplan aangepast dient te worden. Twee voorbeelden: – Tijdens een evaluatiemoment vertelt mevrouw Klaver dat ze zich wat eenzaam voelt nu ze niet meer zo mobiel is. Mevrouw geeft aan dat zij graag één keer in de week naar de breiclub wil in het dorpshuis. In overleg wordt hier een ondersteuningsvraag van gemaakt. – De gezondheid van de heer LaLou gaat langzaamaan achteruit. Hij vertelt in een evaluatie dat hij iedere dag in de badkamer wassen te vermoeiend vindt. Op basis van dit gesprek wordt er de komende week extra geobserveerd op zijn vermoeidheidsklachten. Je spreekt af dat hij extra ondersteuning bij het wassen krijgt. Op basis van een evaluatie kan het nodig zijn om ondersteuningsvragen, ondersteuningsdoelen en ondersteuningsactiviteiten aan te passen.

Productevaluatie en procesevaluatie

U

itg

ev

er

ij

Tijdens een evaluatie wordt altijd gekeken naar het product en het proces. Dat wil zeggen dat je bekijkt of de doelstelling behaald is en hoe het wel of niet behalen van de doelen tot stand is gekomen. Beide evaluaties zijn belangrijk. Want wanneer je alleen maar naar het resultaat (het product) kijkt, leer je niets van de wijze waarop je gewerkt hebt (het proces). Stel je voor: je hebt een onvoldoende voor je toets (product). Als je niet kijkt naar de manier waarop je geleerd hebt (proces), dan is de kans groot dat je de volgende keer weer een onvoldoende haalt. Je kijkt naar het proces en ontdekt bijvoorbeeld dat je te laat bent begonnen met leren. Op basis van dit inzicht besluit bij een volgende toets niet te wachten tot de laatste dag voor je begint met leren.

52

Productevaluatie Een productevaluatie gaat over het behaalde (eind)resultaat. De evaluatievragen zijn gericht op het resultaat zelf, op de begeleidingsdoelen die er vooraf gesteld zijn. Vragen die horen bij een productevaluatie zijn bijvoorbeeld: • Is het vooraf gestelde doel bereikt? • Pasten de doelen bij de beginsituatie? • Waren de (werk)doelen goed gekozen? • Waren de (werk)doelen haalbaar? • Waren de (werk)doelen zinvol? • Was de cliënt tevreden?


Theoriebron Planmatig evalueren

Procesevaluatie

Vragen bij een procesevaluatie

fb .v

.

Bij de procesevaluatie evalueer je de voortgang van het proces. Het evaluatieonderzoek kan gericht zijn op het hele methodisch handelen: het vaststellen van de beginsituatie, het formuleren van de doelen, het maken van de plannen en de interventie. Dus zowel de voorbereiding als de uitvoering kan onderwerp van onderzoek zijn. De evaluatievragen zijn gericht op de manier waarop je het resultaat hebt bereikt.

Ed

u' Ac

tie

Bij de procesevaluatie kun je de volgende vragen stellen: • Is de beginsituatie goed en volledig beschreven? • Zijn de gegevens op de juiste manier verzameld? • Zijn de gegevens uit de beginsituatie goed geïnterpreteerd? Welke gegevens kwamen niet overeen met de werkelijkheid en in hoeverre heeft dit de begeleiding beïnvloed? • Zijn de handelingen of activiteiten goed gekozen? • Was de manier van begeleiden goed gekozen? • Hoe werden de gekozen werkwijzen ervaren? • Waren de taken goed verdeeld? • Was de tijdsplanning goed? • Was er voldoende materiaal of waren de juiste hulpmiddelen aanwezig? • Zijn bij de opzet van het plan de juiste evaluatievragen opgesteld en is de juiste evaluatiemethode gekozen? • Is er bij de begeleiding rekening gehouden met de beginsituatie? • Is er goed ingespeeld op onverwachte situaties? • Is het plan bijgesteld tijdens de uitvoering? • Kan er efficiënter worden gewerkt? • Welke alternatieven zijn er? • Hoe werd de cliënt erbij betrokken? Welke inbreng had hij?

er

ij

Evaluatieplan

U

itg

ev

Een evaluatieplan is een plan waarin je beschrijft wat je wilt evalueren en op welke wijze je dit wilt doen. In een juiste evaluatie voer je de volgende stappen uit: • Stap 1 Bepalen wat je evalueert • Stap 2 Het onderzoek • Stap 3 De analyse • Stap 4 Conclusies en aanbevelingen.

Stap 1 Bepalen wat je evalueert Als eerste stel je vast wat je gaat evalueren. Het ligt voor de hand om in ieder geval de doelstellingen te evalueren. Maar je wilt misschien ook andere zaken evalueren. Bijvoorbeeld: hoe wordt het eten ervaren of is het sanitair schoon genoeg? Belangrijk is om je af te vragen of je het proces wilt evalueren of alleen het product, of beide. In een instelling worden over het algemeen onderstaande zaken periodiek met de cliënt en naastbetrokkenen geëvalueerd: • de actuele gezondheidssituatie • de domeinen van het ondersteunings- of zorgleefplan • de ondersteuningsvragen, doelstellingen en activiteiten • eventuele calamiteiten.

53


u' Ac

tie

fb .v

.

Theoriebron Planmatig evalueren

Hoe bepaal je of het sanitair schoon genoeg is?

Ed

Stap 2 Het onderzoek

ev

er

ij

Om te kunnen evalueren moet je eerst onderzoeken. Als je wilt weten of de doelstelling ‘De cliënt kan na twee weken zelfstandig door de gang lopen met de rollator’ behaald is, zul je na twee weken moeten observeren of de cliënt dit kan. Als je wilt weten hoe het eten ervaren wordt zul je een vragenlijst moeten maken over het eten en deze mondeling of schriftelijk door de cliënten laten beantwoorden. Kortom, wat je gaat evalueren heeft invloed op hoe je gaat evalueren. Je maakt een afweging over de meest geschikte onderzoeksmethode. Veel gebruikte onderzoeksmethodes zijn: • gesprekken voeren met de cliënt en naastbetrokkenen • observeren • het vragen van andere deskundigen om hun mening • het teruglezen van rapportages • de schriftelijke vragenlijst.

U

itg

Stap 3 De analyse

54

In de analyse bestudeer je de gegevens van je onderzoek en let je op dingen die je opvallen. Je ordent de gegevens netjes en vraagt je af: wat valt mij eigenlijk op?


Theoriebron Planmatig evalueren

Stap 4 Conclusies en aanbevelingen

Een goede conclusie

fb .v

.

Op basis van je analyse kun je conclusies trekken. Bijvoorbeeld: de voorlichtingsactiviteit was geslaagd, tachtig procent van de doelen is gehaald, de cliënten stellen de bijeenkomst zeer op prijs. Het kan ook zijn dat je aanbevelingen doet voor een volgende keer. ‘De bijeenkomst was een succes. Daarom moeten we vaker zulke bijeenkomsten organiseren.’ In de aanbevelingen geef je aan wat je hebt geleerd en wat je wilt behouden, aanpassen of verbeteren.

Het is goed om je evaluatieplan te laten lezen door een collega

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

Een goede conclusie en aanbeveling: • is meer dan zomaar een samenvatting van de informatie die je hebt verzameld De ideeën zijn kort, krachtig en helder uitgelegd en bewijzen dat je je een goed oordeel hebt gevormd over de beschikbare informatie en problemen. • is gebaseerd op feiten, niet op meningen • is niet overhaast getrokken Het is erg belangrijk om alle mogelijkheden te beoordelen en dan pas een besluit te nemen, anders vergeet je opties of kies je altijd dezelfde soort oplossing. • beantwoordt de vraag 'En nu?' • is meestal geen keuze tussen goed en fout, maar een keuze tussen verschillende alternatieven.

55


Theoriebron Planmatig evalueren

Een voorbeeld evaluatieplan

Ed

u' Ac

tie

fb .v

.

Situatie: De heer LaLou is een nieuwe cliënt. Hij is herstellende van buikoperatie; meneer LaLou is geopereerd aan darmkanker. Als cliënt heeft bij zijn opname zijn wensen kenbaar gemaakt. Een van de wensen is hierna uitgewerkt. Ondersteuningsvraag: Meneer LaLou voelt zicht afhankelijk van anderen omdat hij niet zelfstandig kan lopen, hij is hierdoor sneller boos. Ondersteuningsdoel: Meneer LaLou leert binnen twee weken zelfstandig lopen met een rollator.

ij

Meneer LaLou leert binnen twee weken zelfstandig te lopen.

U

itg

ev

er

Acties – Je schakelt fysiotherapie in om de rollator juist in te stellen en de heer LaLou instructies te geven. – Meneer LaLou loopt dagelijks een stukje met de rollator onder begeleiding: één keer met de fysiotherapeut en één keer met de hulpverlener. De fysiotherapeut bepaalt hoelang hij loopt per keer. – De stukjes die hij in zijn kamer loopt, legt meneer LaLou af met behulp van de rollator.

56

Evaluatieplan met uitwerking ‘meneer LaLou’ Stap 1 Bepalen wat je evalueert Het product en het proces van het ondersteuningsdoel: Meneer LaLou leert binnen twee weken zelfstandig lopen met een rollator. Stap 2 Het onderzoek Gesprek met de cliënt de heer LaLou: Vraag: Kunt u zelfstandig lopen met de rollator? Antwoord: Ja het gaat goed, ik kan nog niet zo lang lopen als ik zou willen maar op mijn kamer kan ik me goed redden. Ik kan nog niet zelfstandig buiten lopen met de rollator.


Theoriebron Planmatig evalueren

Vraag: Hoe heeft u de instructie van de fysiotherapeut ervaren? Antwoord: De instructie was duidelijk, zij heeft mij goed geholpen bij het op de juiste hoogte stellen van de handsteunen en heeft mij goed uitgelegd hoe de remmen werken.

fb .v

.

Vraag: Heeft u dagelijks een stukje gelopen met de fysiotherapie en de begeleiding? Antwoord: Ik heb alle dagen met de fysiotherapie gelopen, niet altijd met de begeleiding. Ik was soms te moe of ik had te veel pijn. Wel heb ik op mijn kamer zo veel mogelijk met de rollator gelopen. Observatie van het lopen van de cliĂŤnt: Meneer kan goed opstaan vanuit de stoel. Meneer Lalou loopt rechtop achter de rollator, hij kan goed sturen en gebruikt de rem zoals uitgelegd. Bij het wandelen over de gang is hij nog snel vermoeid.

u' Ac

tie

Uit de rapportage: Meneer heeft instructie over de rollator gehad, we hebben de rollator ingesteld en hebben geoefend met remmen en bochten maken. De eerste week staat er regelmatig dat meneer niet wilde lopen omdat hij te moe was of te veel pijn had; de tweede week heeft hij vijf van de zeven dagen twee keer per dag gelopen en werden de stukken die hij liep langer.

Ed

Stap 3 De analyse Uit het gesprek met meneer LaLou blijkt dat hij goed met de rollator kan lopen op zijn kamer, maar dat langere stukken nog moeizaam gaan. Dit blijkt ook uit de uitgevoerde observatie en uit de geschreven rapportages. Uit het gesprek blijkt dat meneer niet alle dagen met een medewerker heeft gelopen, dit blijkt ook uit de rapportages. Uit het gesprek blijkt dat de instructie duidelijk is geweest, dit blijkt ook uit de rapportage en in tijdens de observatie was te zien dat meneer op een correcte manier met de rollator omging.

ij

Stap 4 Conclusies en aanbevelingen Ondersteuningsdoel: Meneer LaLou leert binnen twee weken zelfstandig lopen met een rollator.

er

Het doel is behaald, de activiteiten zijn goed uitgevoerd, al was het twee keer daags lopen in de eerste week te hoog gegrepen. In de tweede week ging dit al beter. Er is bij het bepalen van de activiteiten te weinig rekening gehouden met de beginsituatie van de cliĂŤnt: de matige conditie en de pijn die hij ervaart.

U

itg

ev

Op basis van de huidige situatie blijkt dat de matige conditie van de heer LaLou de beperkende factor is in zijn zelfstandigheid. Het is belangrijk om te controleren of meneer dit ook zo ervaart en hoe de fysiotherapeut hierover denkt. Op basis van dit vervolggesprek moet een nieuwe ondersteuningsvraag, ondersteuningsdoel en activiteiten bepaald worden.

57


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.