fb .v
.
Training
U
itg
ev
er
ij
Ed
u' Ac
tie
Voorlichting, advies en instructie
Auteur: Paulien Knol Inhoudelijke redactie: Jo-Anne Schaaf Titel: Voorlichting, advies en instructie
©
tie
ISBN: 978 90 3723 593 7
fb .v
Uitgeverij: Edu’Actief b.v. 0522-235235 info@edu-actief.nl www.edu-actief.nl
.
Colofon
Edu’Actief b.v. 2018
u' Ac
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Ed
Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h Auteurswet dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in compilatiewerken op grond van artikel 16 Auteurswet kan men zich wenden tot de Stichting PRO (www.stichting-pro.nl).
ij
De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.
U
itg
ev
er
Door het gebruik van deze uitgave verklaart u kennis te hebben genomen van en akkoord te gaan met de specifieke productvoorwaarden en algemene voorwaarden van Edu’Actief, te vinden op www.edu-actief.nl.
Inhoudsopgave Over deze training
.
9
Gedrag en gedragsverandering Afstemmen op de cliënt
13
18
Voorlichting en advies Instructie
fb .v
Preventie
7
21
26
Theoriebron Preventie
29 33
u' Ac
Theoriebron Preventieve maatregelen
Theoriebron Gedrag en gedragsverandering Theoriebron Afstemmen op de cliëntgroep Theoriebron Voorlichting en advies
36
41
45
49
Ed
Theoriebron Instructie
tie
Oriëntatie
4
53
U
itg
ev
er
ij
Theoriebron Checken, evalueren en rapporteren
3
Over deze training
Over deze training
.
Inleiding
Ed
u' Ac
tie
fb .v
Je hebt vast weleens voorlichting gehad over het drinken van alcohol. Het doel van deze voorlichting is dat je geen alcohol gebruikt voordat je achttien jaar bent en dat je er daarna verstandig mee omgaat. Voorlichting over het gebruik van alcohol is een vorm van preventie. Preventie betekent: iets voorkomen. In deze training leer je verschillende preventievormen en preventieve maatregelen kennen. Ook leer je hoe gedrag tot stand komt en hoe je dit kunt beïnvloeden. Je leert meerdere modellen op het gebied van gedragsverandering toe te passen. Verder leer je om voorlichting, advies en instructie te geven en dit af te stemmen op een specifieke doelgroep. Hierbij evalueer je zowel tussentijds als aan het einde van de voorlichting, het advies of de instructie.
ij
Een cliënt voorlichting geven.
er
Leerdoelen
U
itg
ev
Je kunt: • de verschillende indelingen van preventie uitleggen en voorbeelden geven van preventiemaatregelen • een cliënt ondersteunen bij gedragsverandering en verschillende modellen op het gebied van gedragsverandering toepassen • uitleggen waarom het belangrijk is om voorlichting, advies en instructie af te stemmen op de cliënt(groep) en vertellen hoe je dit doet • het wat, hoe en waarom over voorlichting en advies uitleggen • het wat, hoe en waarom over instructie uitleggen • voorlichting, advies en instructie geven en evalueren.
4
tie
Samen brochures bekijken.
Beoordeling
Je wordt op verschillende punten beoordeeld. Deze punten kun je in het beoordelingsformulier terugvinden. De volgende punten zijn belangrijk bij de beoordeling. • Je doet actief mee aan de lessen. • Je bereidt je demonstratie goed voor, voert de demonstratie goed uit en evalueert de demonstratie volgens de STARRT-methodiek.
Aan het einde van de training moet je een demonstratie uitvoeren. Plan deze demonstratie tijdig in. Lees eerst de demonstratie goed door en vul daarna het planningsformulier in. Neem ook de andere oefeningen van deze training op in je totale planning. Zo voorkom je dat je in tijdnood komt.
ij
Planningsformulier <
Ed
Planning
u' Ac
Beoordelingsformulier <
fb .v
.
Over deze training
ev
er
Demonstratie: Geven van voorlichting of instructie
itg
Werkmodel Stappenplan voorlichting en advies <
U
Werkmodel Stappenplan instructie <
Werkmodel Casus demonstratie ASE-model <
Deze demonstratie voer je in tweetallen uit. Je krijgt van je docent te horen of je voorlichting of instructie aan een simulatiecliĂŤnt gaat geven. Als je voorlichting gaat geven, maak je gebruik van Werkmodel Stappenplan voorlichting en advies. Als je instructie gaat geven, gebruik je Werkmodel Stappenplan instructie. Casus Bestudeer de casus in het Werkmodel Casus demonstratie die bij deze demonstratie hoort: casus 1: voorlichting geven casus 2: instructie geven. Voorbereiding Maak een planning en een taakverdeling. Bestudeer de theorie. Maak een voorlichtings-/adviesplan of een instructieplan. Verzamel alle benodigde informatie en materialen. Gebruik bij het bepalen van het doel Werkmodel ASE-model
5
Over deze training
Maak indien nodig zelf materialen die nodig zijn bij de demonstratie.
fb .v
Reflectie Schrijf een reflectieverslag volgens de STARRT-methode. Reflecteer specifiek op de punten: • inzet van voorlichtingsmaterialen, hulpmiddelen of instructiematerialen • aansluiting op kennis- en taalniveau van de cliënt • regelmatige controle of de informatie goed overkomt.
.
Uitvoering Voer de demonstratie uit. Evalueer met de simulatiecliënt het proces en het product.
U
itg
ev
er
ij
Ed
u' Ac
tie
Plan voor jezelf een datum waarop je de demonstratie gaat uitvoeren. Vul deze datum in op het planningsformulier.
6
Oriëntatie
Oriëntatie Oefening 1
Als ik dit onderwerp hoor dan wil ik …
Voorlichting, advies en instructie
Dit wil ik leren:
Oefening 2
u' Ac
tie
Dit weet ik al:
fb .v
.
Schrijf de onderwerpen voorlichting, advies en instructie op een blaadje en maak daaronder twee kolommen. Boven de eerste kolom schrijf je: 'Dit weet ik al', boven de tweede kolom 'Dit wil ik leren'. Schrijf vervolgens op wat je al weet en wat je nog wilt leren over de onderwerpen voorlichting, advies en instructie.
Beste advies ooit of niet
Ed
Advies krijg je gevraagd en ongevraagd: over wanneer en hoe je je huiswerk moet maken, hoe je het beste je haar kunt doen en welke kleding je moet dragen. Wat maakt nu dat het ene advies welkom is en het andere niet? Beschrijf twee situaties: 'het beste advies ooit' en 'het slechtste advies ooit'. Gebruik de volgende vragen: Wanneer kreeg je het advies? Wie gaf je het advies? Kreeg je het advies omdat je ernaar gevraagd had? Vond jij dat je een probleem had of vond de ander dat? Heb je het advies opgevolgd? Zo ja, werkte het advies? Zo nee, waarom heb je het advies niet opgevolgd?
U
itg
ev
er
ij
• • • • •
7
OriĂŤntatie
Oefening 3
Kennisestafette
U
itg
ev
er
ij
Ed
u' Ac
tie
fb .v
.
Maak groepjes van ongeveer vier studenten. Ieder groepje krijgt een groot blad en schrijft daarop het woord preventie. De groepjes krijgen drie minuten de tijd om woorden of feiten over preventie op te schrijven (scheldwoorden/schuttingtaal mag niet). Na drie minuten worden de resultaten van de groepjes naast elkaar gelegd en vergeleken. Een groepje krijgt een punt als er een woord of feit op het blad staat dat niet voorkomt bij de andere groepjes en wel te maken heeft met preventie. Het groepje met de meeste punten wint.
8
Preventie
Preventie
.
Inleiding
fb .v
In de zorg is een van je taken als hulpverlener om voorlichting, advies of instructie aan cliënten te geven. Deze voorlichting, dit advies of deze instructie zijn vaak gericht op preventie. Als een cliënt lang op bed moet liggen, geef je bijvoorbeeld voorlichting over maatregelen om decubitus te voorkomen. Dit is preventie. Ook als je een cliënt instructie geeft over het gebruik van een hulpmiddel, is dat een preventieve maatregel. Door het maken van deze opdrachten leer je meer over de verschillende vormen en het belang van preventie.
tie
Leerdoelen
Theoriebron Preventie <
Preventie en preventieve maatregelen
Bestudeer de Theoriebronnen Preventie en Preventieve maatregelen. a. Beschrijf vier redenen waarom preventie belangrijk is.
Ed
Oefening 4
u' Ac
Je kunt: • onderscheid maken tussen de verschillende vormen van preventie • het belang van preventie beschrijven • voorbeelden geven van preventiemaatregelen.
ij
Theoriebron Preventieve maatregelen <
er
b. Wat is preventie?
U
itg
ev
c. Wat is een preventieve maatregel?
d. Wat is: • universele preventie?
•
selectieve preventie?
9
Preventie
geïndiceerde preventie?
•
zorggerelateerde preventie?
tertiaire preventie?
u' Ac
•
Preventiemaatregelen
Vul in of onderstaande stellingen juist of niet juist zijn. a. Het observeren van het gewicht van een cliënt is een preventiemaatregel gericht op de individuele cliënt. juist / niet juist b. De kwaliteitsfunctionaris is verantwoordelijk voor het uitvoeren van preventiemaatregelen gericht op de cliënten van een afdeling of instelling. juist / niet juist c. Het gebruik van een antidecubitusmatras is een preventiemaatregel die gericht is op de individuele cliënt en op het voorkomen van complicaties. juist / niet juist d. Preventiemaatregelen zijn gericht op het bevorderen van de gezondheid. juist / niet juist e. Met het invullen van een SNAQ- score signaleer je of een cliënt ondervoed is. juist / niet juist f. Voorlichting geven over het in gebruik nemen van een brandmelder is een preventiemaatregel gericht op het bevorderen van de gezondheid. juist / niet juist g. Discussieer klassikaal over de volgende stelling: Jouw rol als hulpverlener is het motiveren van een cliënt tot gezond gedrag. Wat hij er verder mee doet is zijn eigen verantwoordelijkheid. Doe dat in de vorm van Het Lagerhuis. Dat gaat als volgt: Studenten die het eens zijn met de stelling gaan aan de ene kant van de ruimte staan. En de studenten die het niet eens zijn aan de andere kant. Vervolgens gaan twee studenten met elkaar het debat aan, waarom zij voor of tegen de stelling zijn. Als het debat vastloopt, mag er gewisseld worden van personen. De docent wijst de debatterende studenten aan.
U
itg
ev
er
ij
Theoriebron Preventieve maatregelen <
secundaire preventie?
Ed
Oefening 5
•
10
tie
e. Wat is: • primaire preventie?
fb .v
.
•
Preventie
Oefening 6 Theoriebron Preventie <
Preventie bij diabetesvoeten Bestudeer de Theoriebronnen Preventie en Preventieve maatregelen. Bekijk de film De diabetische voet - preventieve maatregelen. Beantwoord na het bekijken van de film onderstaande vragen:
Theoriebron Preventieve maatregelen <
fb .v
In deze opdracht ga je spelen met allerlei termen die te maken hebben met preventie. Je gaat een kwartetspel maken over preventiemaatregelen. • • • •
Maak viertallen. Bestudeer Theoriebronnen Preventie en Preventieve maatregelen. Zorg dat je het Werkmodel Kwartetspel maken bij je hebt. Maak in totaal zeven kwartetten over de volgende onderwerpen: – universele preventie – selectieve preventie – geïndiceerde preventie – zorggerelateerde preventie – preventie op micro-, meso- en macroniveau. Zorg dat elke kwartetkaart een plaatje heeft en onder het plaatje vier onderdelen staan die met het onderwerp te maken hebben.
•
er
Werkmodel Kwartetspel maken <
u' Ac
Theoriebron Preventie <
Kwartetspel preventieve maatregelen
Ed
Oefening 7
c. Van welke vorm van preventie is er sprake?
ij
Filmpje De diabetische voet preventieve maatregelen <
tie
b. Welke preventieve maatregelen kun je nemen?
.
a. Welke preventieve observatiepunten zijn er? Theoriebron Preventieve maatregelen <
ev
Als je het spel klaar hebt, ga je het met elkaar spelen.
Oefening 8
itg
Theoriebron Preventie <
U
Theoriebron Preventieve maatregelen <
Artikel schrijven Je gaat een artikel schrijven over het belang van preventie. • • • • •
• • •
Bestudeer Theoriebronnen Preventie en Preventieve maatregelen. Kies een preventie-onderwerp. Bedenk een casus bij het onderwerp en de preventieve maatregel(en) die in die situatie belangrijk zou(den) zijn. Bedenk vijf argumenten waarom deze preventieve maatregelen belangrijk zijn en een positieve bijdrage leveren aan de gezondheid. Schrijf een artikel met een inleiding, een kern en een slot. – In de inleiding schrijf je de aanleiding en het doel van het artikel. – In de kern schrijf je waarom preventie belangrijk is. – In het slot geef je een korte samenvatting en trek je een conclusie. Wissel van artikel met een medestudent en voorzie dat van feedback. Bespreek met elkaar de feedback. Beantwoord individueel de volgende reflectievragen:
11
Preventie
fb .v
b. Wat heb je door het lezen van het artikel van je medestudent over preventieve maatregelen geleerd?
.
a. Wat heb je door het schrijven van het artikel over preventieve maatregelen geleerd?
Theoriebron Preventie < Theoriebron Preventieve maatregelen <
Interactieve collage preventieve maatregelen in de basiszorg In deze opdracht ga je de kennis die je hebt opgedaan in beeld brengen. • • • •
er •
U
itg
ev
Werkmodel Preventie <
ij
•
Maak viertallen. Bestudeer Theoriebronnen Preventie en Preventieve maatregelen en het Werkmodel Preventie. Maak een mindmap. In deze mindmap beschrijf je de typen van preventieve maatregelen, waarbij je voorbeelden geeft uit de dagelijkse praktijk van de zorg. Beschrijf bij je voorbeelden wat voor methode van uitvoering is toegepast, je hebt nu een beeld van de preventieve maatregelen die genomen kunnen worden. Maak een interactieve collage over alle preventieve maatregelen die genomen kunnen worden in de basiszorg. Je gebruikt bij deze collage alleen beeldmateriaal. Bij het beeldmateriaal mag een onderschrift. Je kunt de foto's op internet zoeken. Je kunt ook foto's maken in het praktijklokaal. Presenteer in de groep wat je gemaakt hebt.
12
Ed
Oefening 9
u' Ac
d. Wat heb je van deze feedback geleerd?
tie
c. Wat is de belangrijkste feedback die je van je medestudent over je artikel hebt gekregen?
Gedrag en gedragsverandering
.
Gedrag en gedragsverandering
fb .v
Inleiding
tie
Je gedrag en je leefstijl zijn van invloed op je gezondheid. In deze opdrachtenset krijg je inzicht in je eigen leefstijl, de leefstijl van je groep en wat je kunt doen om gezond te blijven. Ook leer je op welke wijze gedrag tot stand komt en beïnvloed kan worden. Je leert verschillende modellen en theorieën kennen op het gebied van gedragsverandering. Je past deze toe om een cliënt te ondersteunen bij gedragsverandering.
Leerdoelen
Voorbereiding: • Bestudeer de Theoriebron Gedrag en gedragsverandering en de Werkmodellen Toelichting ASE-model, Gedragsveranderingsmodel van Balm, I-Change-model, • Zorg dat je een digitale manier hebt bedacht om de quiz uit te voeren in de groep. Maak gebruik van Kahoot-quiz, Cram of de app van bijvoorbeeld Socrative. Uitvoering: • Maak met een groepje van vier een quiz met tien vragen over de theoriebron en de werkmodellen. • De quiz wordt daarna met andere groepen gespeeld.
er
Werkmodel Toelichting ASE-model <
Om je kennis van gedrag en gedragsverandering te checken ga je een quiz maken.
ij
Theoriebron Gedrag en gedragsverandering <
Quiz
Ed
Oefening 10
u' Ac
Je kunt: • je eigen leefstijl in kaart brengen en punten noemen om je gezondheid te verbeteren. • uitleggen op welke wijze gedrag tot stand komt en beïnvloed kan worden • een cliënt ondersteunen bij gedragsverandering en verschillende modellen op het gebied van gedragsverandering toepassen.
Reflectie: a. Wat vind je van de kwaliteit van je bedachte vragen?
ev
Werkmodel Gedragsveranderingsmodel van Balm <
b. Hoeveel vragen wist je te beantwoorden bij de andere quizzen?
Werkmodel Cirkel van gedragsverandering <
c. Denk je dat je nu genoeg kennis hebt over gedrag en gedragsverandering? Licht dit toe.
U
itg
Werkmodel I-Change-model <
13
Gedrag en gedragsverandering
Oefening 11
Leefstijl is de manier waarop je je leven inricht. Je leefstijl heeft invloed op je gezondheid. In deze opdracht beschrijf je gedurende een week je eigen leefstijl. Wat doe jij om gezond te blijven? Voorbereiding: • Bestudeer Theoriebron Gedrag en gedragsverandering. • Houd een week een logboek bij waarin je beschrijft wat je doet, eet en drinkt. Denk daarbij aan bewegen, roken, activiteiten, tussendoortjes en ontspanning. Elke dag schrijf je iets in je logboek over je leefstijl.
fb .v
.
Theoriebron Gedrag en gedragsverandering <
Beste idee van Nederland
tie
Uitvoering: • De logboeken worden daarna in groepjes van vier vergeleken. Je kijkt per groepje welke leefstijl iedereen heeft en wat er gedaan wordt om gezond te blijven. • Bepaal met elkaar wat de drie beste activiteiten zijn om gezond te blijven. • De beste ideeën worden per groepje gepresenteerd in de groep. • Vraag feedback aan de groep over jullie presentatie en jullie drie beste activiteiten.
Voorbereiding: • Bestudeer de Theoriebron Gedrag en gedragsverandering. • Bestudeer de theorie over het ASE-model en het Werkmodel Toelichting ASE-model. • Ga voor jezelf na met welk gedrag van jezelf je niet zo blij bent. Je hebt bijvoorbeeld snel je mening klaar of je hebt moeite met luisteren of je eet/drinkt te veel. Het maakt niet uit wat je kiest.
er
Uitvoering: • Probeer er met behulp van het ASE-model achter te komen hoe jouw gedrag tot stand is gekomen. • Bespreek dit met een medestudent die je vertrouwt. • Bespreekt daarna het gedrag van je medestudent. • Noteer vervolgens voor de ander wat er naar jouw idee nodig is om het gedrag te veranderen. • Koppel dit terug naar de ander.
U
itg
ev
Werkmodel Toelichting ASE-model <
In deze oefening bekijk je hoe jouw gedrag tot stand komt.
ij
Theoriebron Gedrag en gedragsverandering <
Goed gedrag
Ed
Oefening 12
u' Ac
Reflectie: Beantwoord de volgende vragen in een reflectieverslag: • Heb je inzicht gekregen in je eigen leefstijl? Leg dit uit. • Wat vind je van je leefstijl als je kijkt naar het bevorderen van je eigen gezondheid? • Wat waren jouw argumenten bij het kiezen van het beste idee? • Welke feedback heb je gekregen bij de presentatie en wat vind je ervan?
14
Reflectie: Beantwoord de volgende vragen in een reflectieverslag: • Wat is volgens jou de oorzaak van je gedrag? • Wat kun je doen om het te veranderen? • Wat vind je van het advies dat je medestudent je heeft gegeven over het veranderen van je gedrag? • Heeft je medestudent goed naar jou geluisterd? Licht dit toe. • Heb je goed naar de medestudent geluisterd? Licht dit toe.
Gedrag en gedragsverandering
Oefening 13
Je gaat de leefstijl van je studiegroepje in kaart brengen aan de hand van een grafiek. Voorbereiding: • Maak viertallen. • Bestudeer Theoriebron Gedrag en gedragsverandering. • Schrijf je eigen leefstijl op door te beschrijven hoe je omgaat met voeding, bewegen, slaapgewoonten, alcohol- en nicotinegebruik.
fb .v
.
Theoriebron Gedrag en gedragsverandering <
Grafiek leefstijl
tie
Uitvoering: • Elk groepslid geeft aan welke leefstijl hij heeft. Maak een overzicht waardoor de overeenkomsten en verschillen duidelijk worden. Dit hoeft nog niet netjes. • Al die leefstijlen samen vormen een grafiek. De grafiek laat de overeenkomsten en verschillen duidelijk zien. • Je kunt gebruikmaken van infographics om de grafiek te maken. Maar natuurlijk mag je het ook op een andere manier doen. • Zorg dat de grafiek er netjes uitziet en ondersteund is door beeld.
U
itg
ev
er
ij
Ed
u' Ac
Reflectie: Beantwoord de volgende vragen in een reflectieverslag: • Welke gemeenschappelijke leefstijl heb je ontdekt? • Wat betekent deze ontdekking voor de informatie die je aan je groepje zou geven? • Wat moet het groepje nog doen om gezond te blijven? • Hoe verliep de samenwerking tijdens het voorbereiden en uitvoeren van deze oefening? • Wat was jouw aandeel in het product en het proces?
15
Gedrag en gedragsverandering
Oefening 14
Je gaat in deze opdracht een filmpje maken waarin de toepassing van een model of theorie over gedragsverandering aan de hand van een voorbeeldcasus wordt toegelicht. Voorbereiding: • Bestudeer Theoriebron Gedrag en gedragsverandering en de werkmodellen. • Maak groepjes van vier. • Kies een model of theorie over gedragsverandering. Zorg dat elk model of elke theorie die behandeld is door minimaal één groepje gekozen wordt. • Lees de informatie over het model of de theorie van je keuze nog eens goed door. • Zoek op internet argumenten voor en tegen het gebruik van dit model/deze theorie. • Bedenk een casus over een cliënt die erover nadenkt zijn gedrag te veranderen of bij wie het gewenst of nodig is om zijn gedrag te veranderen (een cliënt heeft bijvoorbeeld overgewicht en wil eigenlijk gezonder eten of meer bewegen). Bedenk wat de oorzaak van het gedrag is en wat het gewenste, nieuwe gedrag is. • Schrijf een filmscript met behulp van het Werkmodel Filmscript voor een filmpje van maximaal tien minuten waarin je: – uitlegt wat het model of de theorie inhoudt – argumenten benoemt voor en tegen het gebruik van dit model of deze theorie bij gedragsverandering – de oorzaak van het huidige gedrag, het huidige gedrag en het gewenste gedrag van de cliënt laat zien of toelicht – een cliënt ondersteunt bij gedragsverandering, waarbij je gebruik maakt van het gekozen model of de gekozen theorie.
Werkmodel I-Change-model <
Uitvoering: • Maak het filmpje over gedragsverandering, waarin je de punten uit het filmscript terug laat komen. • Toon het filmpje klassikaal. • Vraag aan de groep feedback over de toepassing van het model en de manier waarop jullie de cliënt hebben ondersteund bij gedragsverandering.
Ed
Werkmodel Cirkel van gedragsverandering <
tie
Werkmodel Gedragsveranderingsmodel van Balm <
u' Ac
Werkmodel Toelichting ASE-model <
fb .v
.
Theoriebron Gedrag en gedragsverandering <
Filmpje gedragsverandering
Werkmodel Filmscript <
er
ij
Reflectie: a. Wat heb je geleerd over het ondersteunen van een cliënt bij gedragsverandering door het maken van het filmpje?
U
itg
ev
b. Wat heb je geleerd over het ondersteunen van een cliënt bij gedragsverandering door het bekijken van de andere filmpjes?
16
c. Welke verschillen in aanpak heb je opgemerkt bij het gebruik van verschillende modellen/theorieën over gedragsverandering?
d. Welk model of welke theorie vind jij het meest geschikt om te gebruiken bij het ondersteunen van een cliënt bij gedragsverandering? Licht dit toe.
Gedrag en gedragsverandering
Oefening 15
Als je gedrag van anderen wilt beïnvloeden op het moment dat het plaatsvindt, kun je gebruikmaken van nudging. In deze opdracht leer je wat nudging is en hoe je nudging toe kunt passen. Voorbereiding: • Bestudeer Theoriebron Gedrag en gedragsverandering, met name het stukje over het beïnvloeden van gedrag. • Maak drietallen. a. Beschrijf wat nudging inhoudt:
fb .v
.
Theoriebron Gedrag en gedragsverandering <
Nudging
• • • •
Je gaat in deze opdracht gedrag van mensen, bijvoorbeeld medestudenten, beïnvloeden aan de hand van nudging. Kies een doelgroep. Bedenk welk gedrag van deze doelgroep je wilt beïnvloeden, bijvoorbeeld het nemen van de trap in plaats van de lift of het eten van gezonde snacks in plaats van junkfood. Bedenk hoe je nudging in gaat zetten om dit te bereiken. Maak hiervoor een plan. Maak of verzamel materiaal dat je nodig hebt om dit plan uit te voeren.
Ed
•
u' Ac
tie
b. Zoek twee voorbeeldfilmpjes over nudging op internet op.
er
ij
Uitvoering: • Voer het plan uit. Maak een foto van jullie uitvoering. • Observeer hoe de doelgroep hierop reageert. Maak eventueel ook een foto (na toestemming) van een reactie van de doelgroep op jullie uitvoering. • Klassikaal laat je de foto of foto’s van jullie uitvoering zien en licht je toe hoe de doelgroep hierop gereageerd heeft.
ev
Reflectie: c. Wat heb je geleerd van het uitvoeren van dit experiment?
U
itg
d. Heeft nudging naar jouw idee meerwaarde om gedrag van mensen te beïnvloeden? Licht dit toe.
e. Welke vorm van nudging vond jij het meest effectief? Licht dit toe.
17
Afstemmen op de cliënt
Afstemmen op de cliënt
.
Inleiding
u' Ac
tie
fb .v
Voordat je kunt beginnen met voorlichting, advies en instructie, moet je weten aan wie je de informatie geeft: de doelgroep. Een dove cliënt zul je immers op een andere manier informatie geven dan een cliënt met een licht verstandelijke beperking. Als je aan één persoon voorlichting geeft, is dat ook anders dan wanneer je aan een groep voorlichting geeft. Het is dus belangrijk dat jij je verdiept in de doelgroep of in de cliënt.
Ed
Stem de informatie af op de doelgroep.
Leerdoelen
er
ij
Je kunt: • uitleggen waarom kennis hebben van de cliënt(groep) belangrijk is • een analyse maken van de doelgroep • de informatie afstemmen op de doelgroep.
Oefening 16
Bestudeer de Theoriebron Afstemmen op de cliëntgroep en beantwoord onderstaande vragen.
U
itg
ev
Theoriebron Afstemmen op de cliëntgroep <
Wat is de doelgroep?
18
a. Over welke drie gebieden wil je informatie als je doelgroeponderzoek doet?
b. Waarom is het belangrijk om informatie te hebben over de doelgroep?
c. Wanneer ga je met deelgroepen werken bij het geven van voorlichting?
Afstemmen op de cliënt
fb .v
.
d. Beschrijf de specifieke aandachtspunten bij voorlichting aan dove en blinde cliënten.
Als je voorlichting gaat geven aan een groep is het belangrijk om te weten hoe de groepssamenstelling is. In deze opdracht leer je hoe je een analyse van een groep maakt. • • •
•
Doof/blind
er
Oefening 18
Maak viertallen. Bestudeer de Theoriebron Afstemmen op de cliëntgroep. Verzamel informatie over je studiegroep: – gemiddelde leeftijd – verdeling man/vrouw – gezamenlijke problematiek – cultuur en taalgebruik – sociale omstandigheden – woonomstandigheden. Met deze informatie maak je een groepsportret: een beeld van de groep. Dit beeld kan een foto zijn of een collage. Het beeld presenteer je in de lesgroep.
ij
•
u' Ac
Theoriebron Afstemmen op de cliëntgroep <
Groepsportret
Ed
Oefening 17
tie
e. Beschrijf vijf aandachtspunten bij het geven van voorlichting aan cliënten met een psychiatrische aandoening.
In deze opdracht ga je een presentatie geven aan iemand die doof of blind is. Je mag zelf de keuze maken.
U
itg
ev
Theoriebron Afstemmen op de cliëntgroep <
Voorbereiding: • Maak viertallen. • Bestudeer de Theoriebron Afstemmen op de cliëntgroep. • Bedenk een onderwerp waarover je een presentatie wilt geven. Het moet gaan over een bestaansprobleem bij doofheid of blindheid. Een bestaansprobleem belemmert een cliënt in zijn dagelijks functioneren. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om verlies van inkomen, eenzaamheid, afhankelijkheid, verlies van het vertrouwen in het eigen lichaam, een andere rolinvulling en aanpassingen. • Bedenk een doel van de presentatie. • Verdiep je in de doelgroep, dus in een blinde of dove cliënt. Uitvoering: • Maak met je groepje een goede, afgestemde presentatie van tien tot vijftien minuten voor iemand die doof of blind is. De presentatie moet gaan over een bestaansprobleem bij doofheid of blindheid. • Presenteer aan de lesgroep. Na afloop vraag je feedback op product en proces.
19
Afstemmen op de cliënt
U
itg
ev
er
ij
Ed
u' Ac
tie
fb .v
.
Reflectie: Beantwoord de volgende vragen in een reflectieverslag: • Hoe verliep de samenwerking? • Wat was jouw aandeel in de samenwerking? • Welke feedback heb je gekregen en wat vind je ervan? • Wat neem je hieruit mee voor een volgende keer?
20
Voorlichting en advies
Voorlichting en advies
.
Inleiding
fb .v
Mevrouw Jansen woont zelfstandig in haar huis. Ze heeft een slecht evenwicht en kan moeilijk lopen. Als jij haar ondersteunt bij de verzorging, zie je dat er losse kleedjes en voorwerpen op de vloer liggen waarover mevrouw gemakkelijk kan struikelen. Je wilt haar daarom voorlichten over de gevaren van haar rondslingerende spullen en haar adviseren om de kleedjes en voorwerpen weg te halen. In deze opdrachtenset leer je hoe je voorlichting en advies geeft en leer je een voorlichtingsplan op te stellen.
tie
Leerdoelen
Theoriebron Voorlichting en advies <
Effect voorlichting en advies
Bestudeer de Theoriebron Voorlichting en advies en beantwoord onderstaande vragen. a. Wat is belangrijk om te controleren voor je voorlichting gaat geven?
Ed
Oefening 19
u' Ac
Je kunt: • het verschil tussen voorlichting en advies uitleggen • de stappen van een voorlichtingsplan benoemen • een voorlichtingsplan opstellen • de juiste hulpmiddelen bij het geven van voorlichting kiezen en gebruiken • voorlichting en advies geven in een oefensituatie.
er
ij
b. Aan welke drie punten moet de informatie voldoen?
U
itg
ev
c. Welke valkuilen zijn er bij het geven van voorlichting? En hoe kun je deze voorkomen?
d. Zet op een A4’tje onderstaande stappen in de juiste volgorde en beschrijf de bijzonderheden bij iedere stap. Uitvoering Gegevens verzamelen Evaluatie Doel bepalen Probleemstelling Plannen van de activiteit
21
Voorlichting en advies
Casus:
Mevrouw Hakim, 78 jaar, is van Turkse afkomst, ze woont al sinds 1960 in Nederland met haar man. Samen hebben ze vier kinderen die allemaal in Nederland geboren zijn. Mevrouw Hakim is altijd huisvrouw geweest, binnen het gezin wordt Turks gesproken. Mevrouw verstaat en spreekt matig Nederlands. Mevrouw Hakim heeft Alzheimer, ze heeft moeite met het kortetermijngeheugen en vergeet afspraken. Als mevrouw gaat wandelen is ze soms plotseling de weg kwijt. De heer en mevrouw Hakim krijgen één keer in de week ondersteuning vanuit het wijkteam. Omdat de diagnose Alzheimer recent gesteld is, zitten ze nog vol vragen over de ziekte, het verloop en de mogelijkheden op het gebied van ondersteuning. De heer Hakim wil graag weten waar hij op moet letten, hoe hij zijn vrouw zo goed mogelijk kan ondersteunen, wanneer hij om hulp moet vragen en bij wie dit dan kan. De heer Hakim spreekt wel goed Nederlands.
u' Ac
Voorlichtingsplan de heer en mevrouw Hakim <
fb .v
Theoriebron Voorlichting en advies <
Stappenplan voorlichting en advies
tie
Oefening 20
.
e. Leg het verschil uit tussen voorlichting en advies.
Ed
Je collega heeft een voorlichtingsplan geschreven voor de heer en mevrouw Hakim. Ze is helaas ziek geworden en jij neemt het van haar over. a. Open het voorlichtingsplan voor de heer en mevrouw Hakim. b. Controleer of alle informatie op de juiste plaats staat, breng eventuele verbeteringen aan. Vul ontbrekende informatie aan.
In deze opdracht ga je voorlichting geven aan de lesgroep.
er
Theoriebron Voorlichting en advies <
Gezondheidsvoorlichting geven
ij
Oefening 21
ev
Voorbereiding: • Maak drietallen. • Bestudeer eerst de Theoriebron Voorlichting en advies. • Bedenk over welk van de volgende onderwerpen je voorlichting wilt geven: gezonde voeding, vochthuishouding, alcoholgebruik of soa. • Kies een doelgroep aan wie je de voorlichting gaat geven. • Verdiep je in de doelgroep. • Verzamel gegevens over de problemen, zodat het probleem duidelijk wordt. • Bepaal het doel. • Vul het Werkmodel Stappenplan voorlichting en advies in. • Plan de uitvoering, waarbij je goed nadenkt over de hulpmiddelen die je nodig hebt.
itg
Werkmodel Stappenplan voorlichting en advies <
U
Beoordelingsformulier presenteren GVO <
22
Uitvoering: • Je gaat voorlichting geven aan de lesgroep. • Voer de voorlichting uit, waarbij je aan de presentatietechnieken denkt. • Hou in je presentatie rekening met de punten die in Beoordelingsformulier presenteren GVO staan vermeld. • Vraag feedback aan de lesgroep op product en op proces.
Voorlichting en advies
Reflectie: • Beoordeel jezelf volgens het beoordelingsformulier presenteren GVO en beschrijf waarom jij jezelf op deze wijze beoordeeld hebt.
.
Voorbereiding: • Maak viertallen. • Bestudeer Theoriebron Voorlichting en advies en Theoriebron Afstemmen op de cliëntgroep. Zoek op internet aanvullende informatie over mensen met een licht verstandelijke beperking. • Bedenk over welk van de onderstaande onderwerpen je voor een cliënt met een verstandelijke beperking een poster wilt maken: – tandenpoetsen – valgevaar bij epilepsie – het belang van bewegen. • Bedenk van tevoren goed wat het doel van de poster is. • Maak een planning van de werkzaamheden.
u' Ac
Theoriebron Afstemmen op de cliëntgroep <
Voorlichting is niet alleen presenteren of een gesprek voeren. Je kunt ook voorlichting geven door het maken van een poster. Deze vorm wordt veel gebruikt bij mensen met een licht verstandelijke beperking.
fb .v
Theoriebron Voorlichting en advies <
Poster maken
tie
Oefening 22
Ed
Uitvoering: • Maak de poster. • Hou bij het maken van de poster rekening met de kenmerken van de doelgroep. • Presenteer je poster aan de groep en vraag feedback op de inhoud en de vormgeving.
Voorlichtingsfilm maken
er
Oefening 23
ij
Reflectie: Beantwoord de volgende vragen in een reflectieverslag: • Op welke manier heb je rekening gehouden met de doelgroep? • Wat is jouw aandeel geweest in het product? • Ben je tevreden over de poster? • Welke feedback heb je gekregen en wat vind je ervan?
Soms moet je voorlichting geven aan cliënten met een psychiatrische aandoening. In deze opdracht maak je een voorlichtingsfilm voor deze doelgroep.
ev
Theoriebron Voorlichting en advies <
itg
Theoriebron Afstemmen op de cliëntgroep <
U
Werkmodel Filmscript <
Voorbereiding: • Maak drietallen. • Bestudeer eerst de Theoriebron Voorlichting en advies en Theoriebron Afstemmen op de cliëntgroep. • Zoek informatie op over cliënten met een psychiatrische aandoening. • Maak een keuze uit de onderwerpen: – belang van hygiëne – belang van gezonde voeding – brandgevaar bij roken. • Je verzamelt gegevens over de onderwerpen, zodat het probleem duidelijk wordt. • Bepaal het doel van de voorlichtingsfilm en hoe je dit doel het beste denkt te kunnen bereiken. • Schrijf een filmscript met behulp van het Werkmodel Filmscript. De film moet ongeveer drie minuten duren. • Plan de uitvoering waarbij je ook goed nadenkt over de hulpmiddelen die je nodig hebt.
23
Voorlichting en advies
fb .v
.
Uitvoering: • Maak de voorlichtingsfilm. • Toon de voorlichtingsfilms klassikaal. • Kies samen per onderwerp het beste filmpje uit en het beste filmpje van allemaal. Bij de beoordeling wegen de volgende vragen zwaar mee: Sluit de film aan bij de doelgroep? Is het doel van de voorlichtingsfilm is duidelijk? Draagt de voorlichtingsfilm bij aan het behalen van het doel?
Zorgprofiel via Rijksoverheid.nl <
Voorbereiding: • Maak drietallen. • Bestudeer de Theoriebron Voorlichting en advies. • Zoek zelf informatie op over het zorgprofiel, bijvoorbeeld op Website driestroom. • Denk na over de doelgroep en bepaal het doel van de folder. • Maak een planning voor de uitvoering. Uitvoering: • Je maakt met je groepje een folder voor een cliënt, waarin je aangeeft hoe de indicatie tot stand komt en wat een zorgprofiel is. • Als de folder klaar is, laat je hem aan iemand in de thuissituatie zien. Dit mag je vader, moeder, opa, oma of buur zijn. Vraag feedback op inhoud en vormgeving. Pas de folder aan. • Bij de folder schrijf je welke feedback je gekregen hebt en op welke manier de folder is aangepast. Spreek met elkaar af op welke manier jullie deze informatie met elkaar delen. Dit kan bijvoorbeeld in de digitale leeromgeving van de school zijn. • Je geeft met je groepje een cijfer voor alle folders op inhoud en vormgeving.
er
ij
Website Driestroom zorgprofielen <
Een andere manier van voorlichting geven, is het maken van een folder. In deze opdracht leer je een folder te maken over hoe een indicatie tot stand komt en wat een zorgprofiel is.
u' Ac
Theoriebron Voorlichting en advies <
Folder maken
Ed
Oefening 24
tie
Reflectie: Beantwoord de volgende vragen in een reflectieverslag: • Waar heb je op gelet om de film aan te laten sluiten bij de doelgroep? • Hoe hebben andere groepjes dit gedaan? • Wat heb je van het maken van het voorlichtingsfilmpje geleerd? • Wat heb je van de voorlichtingsfilmpjes van de andere groepjes geleerd?
U
itg
ev
Reflectie: Beantwoord de volgende vragen in een reflectieverslag: • Welke feedback heb je gekregen op je eigen folder en wat vond je van die feedback? • Op welke manier heb je de folder aangepast? • Welk cijfer kreeg jouw folder? • Ben je tevreden met jouw cijfer? Licht dit toe. • Hoe verliep de samenwerking tijdens het voorbereiden en maken van de folder? • Wat was jouw aandeel in de samenwerking?
24
Voorlichting en advies
Oefening 25
Voordat je advies kunt geven over de aanschaf van hulpmiddelen, moet je de kennis hebben om dat te doen. In deze opdracht ga je kennis opdoen over de aanschaf van hulpmiddelen. Maak viertallen. Bestudeer de Theoriebron Voorlichting en advies. Maak een planning voor de opdracht.
fb .v
.
Theoriebron Voorlichting en advies <
Hulpmiddelen
Easel.ly <
a. Zoek op internet welke categorieën hulpmiddelen er zijn.
Linoit.com <
tie
b. Zoek op internet op welke wetgeving gaat over het gebruik van hulpmiddelen.
u' Ac
c. Zoek op hoe de financiering van de hulpmiddelen geregeld is.
Ed
d. Zoek op bij welke instanties de materialen aangeschaft kunnen worden.
ij
e. Kies een doelgroep (bijvoorbeeld oudere cliënten of cliënten met een lichamelijke beperking). Kies vier hulpmiddelen voor deze doelgroep.
ev
er
Ga indien mogelijk naar een thuiszorgwinkel om deze hulpmiddelen te bekijken. Als je alle informatie hebt, maak je per hulpmiddel een collage met easel.ly of linoit.com. Per hulpmiddel zet je erbij: • wat het is en waarvoor het gebruikt kan worden • hoeveel het kost en wie het hulpmiddel financiert • bij welke instantie het aangeschaft kan worden en wie toestemming moet verlenen.
U
itg
Deze collage deel je met de lesgroep en je geeft feedback op de producten van de andere groepen.
25
Instructie
Instructie
fb .v
.
Inleiding Naast voorlichting en advies zul je in je werk als hulpverlener ook instructie geven aan cliënten. Dit doe je als cliënten nieuwe vaardigheden aan willen leren, zoals het schoonmaken van een kamer of het op de juiste manier gebruiken van een hulpmiddel. Hoe je op de juiste wijze instructie geeft, leer je door het maken van de opdrachten in deze opdrachtenset.
Lees Theoriebron Instructie. Beantwoord de volgende vragen: a. Welke vragen stel je bij het verzamelen van gegevens?
Ed
Theoriebron Instructie <
Vraag en antwoord
u' Ac
Oefening 26
tie
Leerdoelen Je kunt: • de stappen bij het geven van instructie benoemen en het belang van instructie uitleggen • instructie geven over het gebruik van een hulpmiddel in een oefensituatie • instructie geven over het uitvoeren van een handeling in een oefensituatie • een gegeven instructie evalueren met een cliënt.
er
ij
b. Welke twee methoden worden regelmatig gebruikt bij het aanleren van vaardigheden?
U
itg
ev
c. Zet de onderstaande stappen van het leerproces in de juiste volgorde: De cliënt moet het verband zien: als ik met mijn rollator kan lopen, kan ik weer naar buiten. De cliënt gaat oefenen: misschien lukt het niet meteen, misschien is lopen met de rollator niet zo gemakkelijk, maar ik blijf oefenen. De cliënt moet begrijpen waar het over gaat: ik moet leren lopen met mijn rollator. De cliënt moet het willen inpassen in zijn leven: ik wil weer zelf mijn boodschappen doen. De cliënt kan het: ik heb regelmatig geoefend met de rollator en kan nu zelfstandig boodschappen doen. De cliënt moet het gaan toepassen in de praktijk: ik ga vier keer per dag oefenen met de rollator.
26
Instructie
Werkmodel Stappenplan instructie <
Voorbereiding: • Bestudeer de Theoriebron Instructie. • Je gaat een instructiefilm maken over een onderwerp naar keuze: het lopen met een rollator, het gebruik van een tillift, het lopen met krukken, het gebruik van een 'helping hand'. • Denk na over de doelgroep waarvoor je de instructiefilm maakt. • Zoek drie medestudenten met wie je de film kunt maken. • Vul het Werkmodel Stappenplan instructie in. • Bepaal het doel. • Schrijf het script met behulp van het Werkmodel Filmscript. • Zorg dat je instructie afgestemd is op de doelgroep. • Maak een planning. • Regel een filmcamera of een telefoon waarmee je filmopnames kunt maken.
tie
Werkmodel Filmscript <
In deze opdracht ga je het geven van instructie oefenen. Dit doe je door het maken van een instructiefilm.
.
Theoriebron Instructie <
Instructiefilm maken
fb .v
Oefening 27
u' Ac
Uitvoering: • Maak samen met je medestudenten de film. • Als de film goedgekeurd is door de docent, mag je hem op YouTube zetten.
Evalueren doe je niet alleen aan het einde van een instructie, maar ook tussentijds. In deze opdracht ga je een cliënt met een licht verstandelijke beperking instructie geven en de instructie zowel tussentijds als aan het einde evalueren.
er
Theoriebron Checken, evalueren en rapporteren <
Evalueren
ij
Oefening 28
Ed
Reflectie: Beantwoord de volgende vragen in een reflectieverslag: • Op welke wijze heb je de instructie afgestemd op de doelgroep? • Op welke manier heb je samengewerkt tijdens het voorbereiden en maken van de film? • Wat was jouw bijdrage in de samenwerking? • Wat vind je van het product? • Wat vind je van het proces? • Wat heb je geleerd van het maken van de film?
ev
Voorbereiding • Maak tweetallen. • Lees Theoriebron Checken, evalueren en rapporteren en Theoriebron Afstemmen op de cliëntgroep. • Kies allebei een van de volgende onderwerpen uit, waarover je instructie gaat geven aan een cliënt met een licht verstandelijke beperking: – het sorteren van de was – koffiezetten – een kamer stoffen en zuigen. Zorg dat je allebei een ander onderwerp kiest. • Vul het Werkmodel Stappenplan instructie in. Stel hierbij evaluatievragen op die je tijdens de uitvoering en aan het einde van de uitvoering aan de cliënt kunt stellen. • Maak een visueel stappenplan voor de cliënt aan de hand van pictogrammen. Maak hierbij gebruik van de Website Sclera. • Zorg voor de nodige materialen voor het geven van de instructie.
itg
Theoriebron Afstemmen op de cliëntgroep <
U
Website Sclera <
27
Instructie
fb .v
.
Uitvoering • Speel een rollenspel waarbij de persoon die de instructie opgesteld heeft de hulpverlener is en de andere persoon de cliënt. Laat de cliënt de handeling uitvoeren en geef de cliënt hierbij instructie. • Evalueer zowel tussentijds als aan het einde van de uitvoering de gegeven instructie met de cliënt. Evalueer zowel het proces als het product. • Wissel vervolgens van rol en voer op dezelfde wijze de opgestelde instructie van de andere persoon uit. Evalueer hierbij ook het proces en het product met de cliënt. Reflectie a. Welke vragen heb je aan de cliënt gesteld om de instructie tussentijds te evalueren?
u' Ac
tie
b. Welke vragen heb je aan de cliënt gesteld om de instructie aan het einde te evalueren?
c. Wat heb je van het evalueren geleerd?
U
itg
ev
er
ij
Ed
d. Op welke manier neem je dit mee in je toekomstige werk?
28
Theoriebron Preventie
Theoriebron Preventie
fb .v
.
Indeling preventie
tie
Het doel van preventie is het stimuleren van gezond gedrag en het voorkomen, zo vroeg mogelijk opsporen en beperken van de gevolgen van ziekten. Preventie kan worden ingedeeld in de volgende vier vormen: • preventie naar doelgroep • preventie naar fase van ziekte • preventie naar type maatregel • preventie naar methode van uitvoering.
u' Ac
De indelingen hebben veel overeenkomsten met elkaar. In de gezondheidszorg wordt tegenwoordig het meest gewerkt met de indeling naar doelgroep, maar de indeling op basis van fase van ziekte zul je soms ook nog wel tegenkomen. De andere twee indelingen ondersteunen je bij het kiezen van de juiste preventiemaatregel en methode.
Preventie naar doelgroep
Preventie richt zich vaak op een specifieke doelgroep, bijvoorbeeld mensen die extra bescherming nodig hebben of meer risico lopen om ziek te worden. De doelgroepen worden van elkaar onderscheiden op basis van het ziektestadium: van gezonde mensen tot chronisch zieke mensen. Er wordt op basis van de verschillende doelgroepen een onderverdeling gemaakt in de volgende preventievormen: • universele preventie Activiteiten gericht op het voorkomen van ziekten, het beschermen van gezondheid. Deze preventie is gericht op een grote doelgroep relatief gezonde mensen in de maatschappij. Bijvoorbeeld: voorlichting over alcoholgebruik en autorijden. • selectieve preventie Activiteiten gericht op specifieke risicogroepen om het gezondheidsgedrag te verbeteren. Bijvoorbeeld: Vitaal Plus Beurs. • geïndiceerde preventie Activiteiten gericht op personen die specifieke risicofactoren of symptomen hebben om zo de ziekte te voorkomen of tijdig te diagnosticeren. Bijvoorbeeld: personen met overgewicht adviseren meer te bewegen. • zorggerelateerde preventie Activiteiten gericht op personen met gezondheidsproblemen om hen te ondersteunen bij de zelfredzaamheid en de ziektelast te verminderen. Bijvoorbeeld: maatregelen tegen decubitus. Bekijk Werkmodel Preventie voor een schematisch overzicht van deze preventievormen.
U
itg
ev
er
ij
Ed
Werkmodel Preventie <
29
Decubitus. Preventie had dit moeten voorkomen.
tie
Preventie naar fase van ziekte
fb .v
.
Theoriebron Preventie
Ed
u' Ac
Preventie kan ook ingedeeld worden naar de fase waarin de ziekte zich bevindt. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen de volgende preventievormen: • primaire preventie Activiteiten gericht op het voorkomen van gezondheidsproblemen bij gezonde mensen. Bijvoorbeeld: campagne ‘Twee ons groente, twee stuks fruit’. • secundaire preventie Activiteiten gericht op het vroegtijdig opsporen van ziekten of afwijkingen, waardoor deze in een vroeg stadium behandeld kunnen worden. Bijvoorbeeld: hielprik. • tertiaire preventie Activiteiten gericht op het bevorderen van de zelfredzaamheid en het voorkomen van complicaties en ziekteverergering. Bijvoorbeeld: leren omgaan met hulpmiddelen.
ij
Preventie naar type maatregel
U
itg
ev
er
Van oudsher wordt preventie ingedeeld naar het type maatregel dat genomen kan worden. Hierbij wordt de volgende indeling gemaakt: • ziektepreventie Activiteiten gericht op het voorkomen van specifieke ziekten of op het vroeg signaleren van ziekten. Bijvoorbeeld: uitstrijkje bij vrouwen. • gezondheidsbevorderende preventie Activiteiten gericht op het bevorderen en in stand houden van een gezonde leefstijl en van een gezonde sociale en fysieke omgeving. Bijvoorbeeld: de gezonde school. De gezonde school is een school die structureel aandacht besteedt aan gezondheid en hiervoor een vignet heeft gekregen. • gezondheidsbeschermende preventie Activiteiten die er op gericht zijn de gezondheid van de bevolking te beschermen. Bijvoorbeeld: vermindering van uitstoot schadelijke stoffen.
30
Theoriebron Preventie
Preventie naar methode van uitvoering
Voorbeeld van universele preventie, een gezondheidsbevorderende maatregel.
U
itg
ev
er
ij
Ed
u' Ac
tie
fb .v
.
Om binnen een gemeente een interventieprogramma op het gebied van preventie samen te stellen wordt er gebruikgemaakt van een indeling op basis van de methode van uitvoering. De volgende vijf pijlers worden hierbij gebruikt: • inrichting van de fysieke en socialen omgeving Activiteiten gericht op het creëren van een gezonde leefomgeving. Bijvoorbeeld: creëren van speel- en ontmoetingsplekken in de wijk. • regelgeving en handhaving Activiteiten gericht op wetgeving die de gezondheid beschermen en het handhaven van die wetten. Bijvoorbeeld: het verplicht dragen van een helm. • voorlichting en educatie aan groepen Activiteiten gericht op voorlichting over een gezonde leefstijl. Bijvoorbeeld: voorlichting over drugs. • signaleren en individueel advies Activiteiten gericht op het vroegtijdig signaleren door in een vroeg stadium te screenen en individuele adviezen te geven. Bijvoorbeeld: SNAQ-meting. Hierbij wordt aan de hand van een korte vragenlijst nagegaan of een persoon ondervoed is. • ondersteuning Activiteiten gericht op het geven van ondersteuning in de vorm van gesprekken, cursussen en programma’s. Bijvoorbeeld: begeleiding voor kinderen met ouders met psychiatrische klachten.
31
Theoriebron Preventie
Het belang van preventie
fb .v
.
Er zijn verschillende redenen waarom preventie belangrijk is: • Door cliënten te adviseren bij ongezond gedrag of gevaarlijke situaties kan gezondheidswinst behaald worden. Gezondheidswinst kan betekenen dat mensen langer gezond blijven of dat ze minder last hebben van hun ziekte. • Door het voorkomen van ziekte en het verminderen van de afhankelijkheid van hulpverleners kunnen de kosten voor de gezondheidszorg verlaagd worden. • Doordat de gezondheid verbetert, of niet verslechtert, zijn cliënten tevredener. • Doordat mensen langer gezond blijven en minder ziek worden, is er minder ziekteverzuim en kunnen mensen vaker doorwerken tot aan hun pensioen.
u' Ac
Wil je meer weten over het Nationaal Programma Preventie, ga dan naar de Website Alles is gezondheid van de rijksoverheid.
U
itg
ev
er
ij
Ed
Website Alles is gezondheid <
tie
Omdat preventie de mens en de maatschappij gezond kan maken is er in 2014 gestart met het Nationaal Programma Preventie. Dit programma is gericht op vier risicofactoren en twee aandoeningen die verantwoordelijk zijn voor de grootste, deels vermijdbare, ziektelast. Het gaat hier om: roken, alcoholmisbruik, overgewicht, te weinig bewegen, depressie en diabetes.
32
Theoriebron Preventieve maatregelen
.
Theoriebron Preventieve maatregelen
fb .v
Inleiding
Ed
u' Ac
tie
Als hulpverlener in de zorg heb je bij de begeleiding van cliënten de taak om de gezondheid van cliënten te bevorderen en in stand te houden, ziekte te voorkomen, gezondheid te herstellen en lijden en ongemak van cliënten te verlichten. Dit zijn allemaal preventieve taken. Je werk is erop gericht om ziekte of verergering van ziekte te voorkomen en de cliënt te stimuleren in zijn zelfredzaamheid. Hiervoor kun je maatregelen nemen in de basiszorg van de cliënten. Dit zijn preventieve maatregelen op microniveau. Daarnaast kunnen ook preventieve maatregelen genomen worden op macro- en mesoniveau. In deze theoriebron wordt uitgelegd wat hieronder verstaan wordt. Daarnaast wordt dieper ingegaan op preventieve maatregelen op het gebied van veiligheid en hygiëne.
er
ij
Een preventiemaatregel die effect heeft op de leefstijl van een cliënt.
ev
Preventieve maatregelen
U
itg
Preventieve maatregelen kunnen onderverdeeld worden in maatregelen op: • microniveau • mesoniveau • macroniveau.
Preventieve maatregelen op microniveau Preventieve maatregelen op microniveau zijn maatregelen gericht op de individuele cliënt. Dit zijn alle maatregelen die je neemt om te voorkomen dat een cliënt, bij wie jij betrokken bent, ziek wordt of last krijgt van de gevolgen van zijn ziekte. Dit betekent dat je de gezondheidstoestand en de omgeving van de cliënt observeert. Het zijn dus ook alle maatregelen die je neemt om de omgeving van de cliënt veilig te maken, zoals het adviseren
33
Theoriebron Preventieve maatregelen
van het gebruik van steunen en antislipmatten in de douche, een hoge stoel om gemakkelijker te kunnen opstaan, geen rommel op de vloer. Ook het geven van voorlichting aan een cliënt over het gebruik van een brandmelder is een preventieve maatregel op microniveau.
fb .v
.
Verder vallen hier de maatregelen onder die je neemt voor een goede hygiëne, zoals het voorkomen van kruisbesmetting door het gebruik van aparte snijplanken voor groente en vlees. Daarnaast zijn ook het goed wassen van de handen en het regelmatig verschonen van het beddengoed en de handdoeken preventieve maatregelen.
Preventieve maatregelen op mesoniveau
U
itg
ev
er
ij
Ed
u' Ac
tie
Preventieve maatregelen op mesoniveau zijn maatregelen gericht op de cliënten van een afdeling of instelling. Binnen een instelling beoordeelt meestal een kwaliteitsfunctionaris van de instelling welke preventieve maatregelen genomen worden. Jij voert de maatregelen vervolgens uit. Vaak wordt hierbij gebruikgemaakt van signaleringslijsten. Voorbeelden zijn: de SNAQ-score waarmee je kunt signaleren of er bij een cliënt sprake is van ondervoeding, de decubitus-scorelijst waarmee je kunt signaleren of een cliënt kans heeft op decubitus en de score op valpreventie waarmee je het valgevaar signaleert. Deze maatregelen worden genomen voor de hele instelling, maar ze worden uitgevoerd bij de individuele cliënt. Signaleringslijsten zijn niet de enige preventieve maatregelen. In steeds meer instellingen wordt nagedacht over het stimuleren van zelfredzaamheid om afhankelijkheid van de cliënt te voorkomen. De maatregelen die hieruit voortkomen gelden ook vaak voor de hele instelling en worden toegepast op de individuele cliënt.
Filmpje Drank maakt meer kapot dan je lief is <
34
Preventieve maatregelen op mesoniveau.
Preventieve maatregelen op macroniveau Preventieve maatregelen op mesoniveau zijn gericht op grote groepen of de hele samenleving. Dit zijn maatregelen die de overheid neemt om de gezondheid van de bevolking te bevorderen. De overheid doet dit met behulp van websites, filmpjes en campagnes. Je kunt hierbij denken aan ‘vrij veilig of vrij niet’, ‘je bent een rund als je met vuurwerk stunt’ en ‘wie is de BOB’. Er zijn veel organisaties die zich bezighouden met preventie gericht op de
Theoriebron Preventieve maatregelen
fb .v
.
hele samenleving, zoals het voorlichtingsbureau voor de voeding, patiëntenverenigingen, de Hartstichting, het KWF (Koningin Wilhelmina Fonds), kankerbestrijding en het Longfonds. Het is je taak als hulpverlener de cliënt te adviseren om aandacht te besteden aan de campagnes van de overheid en om informatie op te vragen bij de patiëntenvereniging. Het is dus goed om op de hoogte te zijn van deze preventiemaatregelen van de overheid. Kijk voor een voorbeeld van preventieve maatregelen op macroniveau naar het filmpje Drank maakt meer kapot dan je lief is.
Preventieve maatregelen in de basiszorg
u' Ac
tie
Preventieve maatregelen in de basiszorg zijn gericht op het voorkomen van complicaties. Tijdens de basiszorg ben je bezig met het signaleren en observeren van complicaties. Je observeert de huid op decubitus, wondjes en smetten. Je droogt goed om smetten te voorkomen. Je zorgt dat het onderlaken glad ligt en je gebruikt een antidecubitusmatras om decubitus te voorkomen. Je observeert wat een cliënt eet en drinkt om ondervoeding, overvoeding en uitdroging te voorkomen. Soms geef je eiwitverrijkte of energieverrijkte voeding. Je laat de cliënt extra bewegen om contracturen en trombose te voorkomen. Je observeert het ontlastingspatroon en je geeft extra vocht en vezelrijke voeding als er kans is op obstipatie. Ook let je tijdens de ondersteuning van de cliënt op zijn veiligheid. Je loopt mee als het nodig is en je laat een cliënt niet alleen in een onveilige situatie. Kortom, heel veel basiszorg is gericht op preventie.
Ed
Preventieve maatregelen op het gebied van veiligheid en hygiëne
U
itg
ev
er
ij
Preventieve maatregelen op het gebied van veiligheid en hygiëne zijn gericht op het bevorderen van een veilige en hygiënische omgeving, afgestemd op de behoeften van de cliënt. Dit betekent dat de omgeving er niet bij iedereen hetzelfde hoeft uit te zien. Soms moet je je eigen waarden en normen loslaten omdat de cliënt er een andere levenswijze op nahoudt. Je zorgt ervoor dat je zelf hygiënisch werkt door je handen te wassen, te zorgen dat je nagels kortgeknipt zijn en geen sieraden te dragen. Als je constateert dat een situatie niet veilig is, moeten er maatregelen genomen worden. Welke maatregelen dat zijn, hangt van de situatie af. Een cliënt die epilepsie heeft, kan bijvoorbeeld niet alleen in bad: bij een aanval is er namelijk kans op verdrinking. Een gepaste preventiemaatregel kan dan zijn dat je de cliënt instructie geeft over het gebruik van een speciale kraag of dat je in overleg met familie deze kraag omdoet bij een cliënt met een ernstige verstandelijke beperking. Preventieve maatregelen en gezondheid Preventieve maatregelen zijn gericht op het bevorderen van de gezondheid. Door het nemen van deze maatregelen zal de gezondheid verbeteren, kan ziekte voorkomen worden en kunnen de gevolgen van ziekte verminderen. Om hoge of lage bloeddruk te signaleren kan de bloeddruk gemeten worden. Vervolgens worden maatregelen genomen om de bloeddruk weer normaal te krijgen. Door gezond te eten, kan de kans op maag-darmziekten verminderen. Door met klachten op tijd naar de dokter te gaan, kan sneller behandeld worden. Door te zorgen voor een normaal gewicht kan de kans op diabetes type 2 en overbelasting van de gewrichten verkleind worden. Door het alcoholgebruik te beperken, kan beschadiging van de lever voorkomen worden. Door meer te bewegen, kan verzwakking van de botten en spieren voorkomen worden. Hoewel veel van deze maatregelen de verantwoording zijn van de cliënt, kun jij de cliënt motiveren tot gezond gedrag.
35
Theoriebron Gedrag en gedragsverandering
fb .v
.
Theoriebron Gedrag en gedragsverandering Gedrag
Leefstijl
u' Ac
tie
Gedrag is actie en reactie op personen, situaties of de omgeving. Menselijk gedrag wordt bestudeerd door de psychologie, sociologie en antropologie. Gezondheidsgedrag is al het gedrag dat invloed heeft op je gezondheid, zowel positief als negatief. Gezondheidsgedrag heeft te maken met de manier waarop je leeft en met je omgeving. Overal is eten te koop, je kunt elk uur van de dag eten. Veel mensen hebben geld genoeg om een overvloed aan eten te kopen. Ook ervaren veel mensen een hoge werkdruk: zij hebben geen tijd om zelf te koken en eten kant-en-klaarmaaltijden met veel zout en vet. Hierdoor loopt hun gezondheid gevaar.
U
itg
ev
er
ij
Ed
Er zijn veel manieren waarop mensen hun leven inrichten. Dit heet: leefstijl. Deze leefstijl heeft invloed op de gezondheid. Bij een gezonde leefstijl hoort gezonde voeding, veel bewegen, weinig alcohol en weinig nicotine. Ook genoeg slapen hoort bij een gezonde leefstijl. Het lijkt zo eenvoudig, maar toch kost het veel moeite om een gezonde leefstijl aan te nemen. Dat komt omdat je voor nieuw gedrag je best moet doen. Heel veel dingen doe je automatisch: je eet vaak hetzelfde bij het ontbijt, je gaat op dezelfde tijd naar bed, je beweegt wel of niet. Je denkt er niet over na. Bij een gezonde leefstijl moet je wel nadenken. Soms moet je iets doen wat je liever niet wilt omdat je het moeilijk vindt. Dan is de steun van de omgeving heel belangrijk om het vol te houden.
36
Jong geleerd is oud gedaan.
Theoriebron Gedrag en gedragsverandering
Hoe ontstaat gedrag?
tie
Gedragsverandering
fb .v
.
Gedrag ontstaat door verschillende factoren. Er is aangeboren gedrag, dat te maken heeft met erfelijk materiaal. Sommige mensen hebben een gen (drager van erfelijk materiaal) waardoor ze gemakkelijker verslaafd kunnen raken. De aanleg voor een depressie is ook voor een deel aangeboren. Maar er is ook aangeleerd gedrag. Een baby die huilt leert dat hij getroost wordt. Soms leert een kind dat hij snoep krijgt als hij huilt. Dan leert het kind dat snoepen helpt in een vervelende situatie. Dit kan leiden tot eetverslaving op latere leeftijd. Welk gedrag je aanleert, hangt af van je opvoeding en je omgeving. Niet iedereen met een verslavingsgen raakt bijvoorbeeld verslaafd. Je kunt iets doen tegen verkeerd gedrag. Je hebt daarvoor wilskracht en een stimulerende omgeving nodig.
Ed
u' Ac
In het stukje over leefstijl heb je gelezen dat je veel dingen automatisch doet: 90 tot 95 procent van gedrag is onbewust en automatisch. Je hersenen reageren automatisch op je omgeving zonder hier bewust over na te denken. Als je dit gedrag vaker laat zien, ontstaat er een gewoonte. Je steekt bijvoorbeeld automatisch een sigaret op na het eten of neemt altijd de lift als je naar je werk gaat. Dit onbewuste gedrag is vaak moeilijker te veranderen dan bewust gedrag. Dit onbewuste, automatische gedrag vraagt namelijk minder energie van je hersenen. Hier val je dan ook sneller op terug, met name als je moe of geïrriteerd bent. Een veranderproces vraagt dus om geduld en kennis van gedrag. Ook vraagt het om een flexibele houding van zowel jezelf als je omgeving. Er zijn meerdere modellen ontwikkeld die beschrijven wat er komt kijken bij het veranderen van gedrag. Voorbeelden hiervan zijn het ASE-model, het gedragsveranderingsmodel van Balm, het fasemodel van Prochaska en DiClemente, de zelfbeschikkingstheorie en het I-Change-model van Hein de Vries.
ij
ASE-model
er
In het ASE-model wordt ervan uitgegaan dat je houding, sociale invloed (bijvoorbeeld de invloed van gezin of vrienden) en je eigen effectiviteit je gedrag bepalen. Onder eigen effectiviteit wordt verstaan: het geloof in jezelf om je gedrag te veranderen. Met behulp van het ASE-model onderzoek je deze factoren. Als je weet welke factoren invloed hebben op het gedrag van een cliënt, dan kun je proberen deze te beïnvloeden zodat de cliënt ook daadwerkelijk tot gedragsverandering komt. Bestudeer Werkmodel Toelichting ASE-model voor een uitgebreidere toelichting op dit model.
U
itg
ev
Werkmodel Toelichting ASE-model <
37
fb .v
.
Theoriebron Gedrag en gedragsverandering
tie
Sociale steun helpt om gedrag te beïnvloeden.
Gedragsveranderingsmodel van Balm
In het gedragsveranderingsmodel van Balm worden zes stappen omschreven waar cliënten doorheen gaan als zij hun gedrag veranderen. Zij doorlopen de volgende stappen: • openstaan • begrijpen • willen • kunnen • doen • volhouden.
u' Ac
Werkmodel Gedragsveranderingsmodel van Balm <
U
itg
ev
er
ij
Ed
Om gedrag te veranderen moet je openstaan voor het nieuwe gedrag, moet je begrijpen wat het nieuwe gedrag inhoudt en moet je je gedrag willen veranderen. Ook moet je fysiek en mentaal in staat zijn om je gedrag te veranderen (kunnen). Het openstaan is hierbij een voorwaarde voor het begrijpen, willen en kunnen. Vervolgens moet je het gedrag daadwerkelijk laten zien (doen) en volhouden. Met name het volhouden van het nieuwe gedrag zorgt ervoor dat het gedrag automatisch, onbewust gedrag wordt. In Werkmodel Gedragsveranderingsmodel van Balm worden de verschillende stappen verder toegelicht.
38
Je moet kennis hebben om een afweging te maken over gedragsverandering.
Theoriebron Gedrag en gedragsverandering
Cirkel van gedragsverandering In de cirkel van gedragsverandering van Prochaska en DiClemente worden ook zes stappen beschreven die te maken hebben met het tot stand komen van gedragsverandering: voorstadium overweging beslissing actie volhouden terugval.
.
1. 2. 3. 4. 5. 6.
fb .v
Werkmodel Cirkel van gedragsverandering <
u' Ac
tie
Binnen dit model wordt ervan uitgegaan dat gedragsverandering niet tot stand komt door direct alle stappen te doorlopen met een duidelijk begin en een eindpunt. Je kunt het meer vergelijken met een cirkel van stappen. Tijdens iedere stap kan een individu terugvallen in een vorige fase of in oud gedrag. Veranderen is vaak twee stappen vooruit en één stap achteruit. Dit is de reden dat stap 6 (terugval) ook opgenomen is in het fasemodel. Het is van belang de stappen niet te snel te doorlopen. Waak er tijdens het ondersteunen en adviseren voor dat de cliënt het proces forceert. Als een cliënt niet goed de tijd neemt om over alle voor- en nadelen van zijn gedrag na te denken, bestaat de kans dat er geen weloverwogen keuze wordt gemaakt. Dit wordt duidelijk zichtbaar bij de stappen beslissing en actie: de cliënt gaat weerstand vertonen of met de armen over elkaar zitten. Als hulpverlener moet je dan altijd weer aansluiten bij de stap waar de cliënt zich in bevindt en niet forceren om een volgende stap te zetten.
Ed
Bestudeer Werkmodel Cirkel van gedragsverandering voor uitleg over de verschillende stappen.
Zelfbeschikkingstheorie
De zelfbeschikkingstheorie gaat ervan uit dat er dan sprake is van intrinsieke motivatie. Dit is motivatie die vanuit jezelf komt. Je haalt echt voldoening uit iets. Als je echt voldoening uit nieuw gedrag haalt, heb je de grootste kans van slagen om het nieuwe gedrag daadwerkelijk vol te houden. Dit werkt sterker dan belonen en straffen, wat van buitenaf komt.
U
itg
ev
er
ij
De zelfbeschikkingstheorie gaat niet uit van een aantal stappen die je doorloopt om tot gedragsverandering te komen. Deze theorie gaat ervan uit dat je iets doet puur omdat je het leuk vindt. Je vindt iets leuk als: • je goed in iets bent en er beter in kunt worden • je het idee hebt dat je zelf kunt bepalen wat je doet • je verbonden bent met anderen (het gevoel hebt dat je aardig gevonden wordt of erbij hoort).
39
u' Ac
tie
fb .v
.
Theoriebron Gedrag en gedragsverandering
I-Change-model: gedrag wordt bepaald door veel verschillende factoren.
I-Change-model
Het I-Change-model (integrated change model) van Hein de Vries is een uitgebreider model. In dit model worden vijf oudere modellen gecombineerd. Hierin wordt weergegeven wat er komt kijken bij de totstandkoming van gedrag en gedragsverandering. Bekijk Werkmodel I-Change-model voor een toelichting op dit model.
Ed
Werkmodel I-Change-model <
er
ij
Gedrag beïnvloeden
U
itg
ev
Naast het veranderen van gedrag op de lange termijn, kun je gedrag ook beïnvloeden op het moment dat het plaatsvindt. Hierbij kun je gebruikmaken van de volgende processen: • priming Primes zijn signalen in de omgeving, bijvoorbeeld geluiden, geuren of kleuren, die onbewust gedrag kunnen beïnvloeden. Als een ruimte bijvoorbeeld fris ruikt, zijn mensen minder geneigd om afval achter te laten. • nudging Over het algemeen kiezen mensen voor de makkelijkste weg. Bij nudging geef je mensen een subtiel duwtje in de juiste richting, zonder hierbij hun keuzevrijheid in te perken of verplichtingen op te leggen. Je kunt barrières wegnemen en de omgeving zo veranderen dat je ervoor zorgt dat een bepaalde keuze de makkelijkste of leukste weg wordt. Door bijvoorbeeld het plaatsen van voetstappen op de vloer naar de trap, stimuleer je mensen om de trap te nemen. • imitatie Mensen zijn snel geneigd elkaar te imiteren. Zorg dus dat je zelf in een situatie voorbeeldgedrag laat zien. Dan is de kans groter dat anderen dit gedrag ook laten zien.
40
Theoriebron Afstemmen op de cliëntgroep
fb .v
.
Theoriebron Afstemmen op de cliëntgroep Wat is de doelgroep?
Als je voorlichting geeft aan een groep mensen is het belangrijk om te weten welke groep je voor je hebt. Dit is de doelgroep. Het begrip ‘doelgroep’ gaat uit van overeenkomsten.
tie
De groepsinformatie is onderverdeeld in drie gebieden: • demografie: leeftijd, sekse, woonomgeving, sociale omstandigheden • gezondheid en gezondheidsgedrag: kans op gezondheidsproblemen, visie van mensen op hun eigen gezondheid, mogelijkheden om het gezondheidsgedrag nog te veranderen • communicatie: taal en taalgebruik, cultuur.
ev
er
ij
Ed
u' Ac
Met deze informatie kun je de voorlichting afstemmen op de gemeenschappelijk vraag, de aanwezige kennis en gebruiken. Als de doelgroep waaraan jij voorlichting gaat geven bijvoorbeeld een groep aanstaande ouders is met een gemiddelde leeftijd van 23, zul je een onderwerp kiezen dat met de zwangerschap of de bevalling te maken heeft en je taal aanpassen aan jonge ouders. Als je weet dat de doelgroep bestaat uit werkloze jonge ouders, zul je daar in je adviezen rekening mee houden.
U
itg
Cultuur en communicatie in een groep.
Verschillen binnen een groep Het is goed om niet alleen naar de overeenkomsten binnen een groep te kijken, maar ook naar de verschillen. Niet alle individuen binnen een groep hebben dezelfde kennis of ervaringen. Mensen gaan verschillend om met problemen en mogelijkheden. Het kan zijn dat vaders anders aankijken tegen de bevalling dan moeders en andere informatie of andere oefeningen nodig hebben. Door de verschillen te weten, kun je daar tijdens de voorlichting rekening mee houden. Als er binnen de groep te grote verschillen zijn, ga je met deelgroepen werken. Dan kun je per deelgroep een andere aanpak kiezen.
41
Theoriebron Afstemmen op de cliëntgroep
Kenmerken van de cliënt
tie
fb .v
.
Voorlichting geef je soms aan een groep en soms aan een persoon. De persoon is meestal een cliënt. Elke cliënt heeft andere kenmerken maar de overeenkomst is dat de cliënt een mens is die op een of andere manier afhankelijk is van een hulpverlener. De kenmerken van een cliënt zijn te vergelijken met de kenmerken van een groep: • geslacht Een man vindt feiten vaak belangrijk, een vrouw praat graag over emoties. • leeftijd In welke levensfase zit de persoon? • woonsituatie Woont iemand thuis of in een instelling? Leeft iemand alleen of met anderen? • school/werk Is iemand aan het werk of is hij werkloos? • sociale contacten Is iemand eenzaam of heeft hij veel vrienden?
u' Ac
Vraag je van tevoren af wat belangrijk is om te weten en luister naar de cliënt aan wie je voorlichting of advies geeft.
Afstemmen op de doelgroep
er
ij
Ed
Als je een analyse hebt gemaakt van de doelgroep en een beeld hebt gekregen van degene aan wie je voorlichting gaat geven, ga je de informatie hierop afstemmen. Het gaat erom de juiste informatie, ondersteund met het beste hulpmiddel, op de juiste manier te geven. Zoek zo veel mogelijk aansluiting bij de leefwereld en de problematiek van de doelgroep. Als je voorlichtingsmateriaal gebruikt, kijk je of de informatie en de vorm aansluiten bij de doelgroep. Stel dat je voorlichting wilt geven aan je eigen groep. Dan houd je er rekening mee dat het een groep is die: • waarschijnlijk graag praat • een korte concentratieboog heeft • bestaat uit veel vrouwen en weinig mannen • tussen de zestien en twintig jaar is • gemotiveerd is om een vak te leren.
U
itg
ev
Je voorlichting bestaat dan uit korte stukjes tekst, grappige filmpjes en samenwerkingsopdrachten die over het beroep gaan.
Pas de voorlichting aan de doelgroep aan.
42
Theoriebron Afstemmen op de cliëntgroep
Cliënten met een verstandelijke beperking
u' Ac
tie
fb .v
.
Als je voorlichting, advies of instructie geeft aan cliënten met een lichte of matige verstandelijke beperking is het belangrijk om rekening te houden met hun beperkte denkvermogen. Maak gebruik van korte zinnen en van foto’s of pictogrammen om je boodschap te verduidelijken. Controleer of de cliënt de informatie begrepen heeft. Herhaal de boodschap indien nodig. Pas je boodschap eventueel aan als de cliënt het niet begrijpt. Wees hier flexibel en creatief in. Als je instructie geeft, gebruik dan een concrete, eenduidige boodschap. Splits taken op in deeltaken en geef één boodschap tegelijk. Bijvoorbeeld: In plaats van ‘Ruim je spullen even op’ zeg je ‘Hang je jas op de kapstok’. En pas als de cliënt deze handeling uitgevoerd heeft zeg je: ‘Zet je schoenen op het schoenenrek.’ Gebruik alleen meerdere boodschappen na elkaar als je zeker weet dat de cliënt dit aankan. Ondersteun de twee stappen eventueel met pictogrammen. Dit kan gelijk als geheugensteun dienen voor de cliënt als hij deze handelingen vaker uit gaat voeren. Houd verder rekening met het gebrek aan generalisatievermogen van deze cliënten. Dit houdt in dat een cliënt iets dat hij geleerd heeft in een specifieke situatie, moeilijk kan toepassen in een andere situatie. Zorg dat voorlichting en advies op meerdere en verschillende manieren terugkomen, bijvoorbeeld door bij hij het geven van seksuele voorlichting een filmpje te bekijken, een rollenspel te spelen en in de dagelijkse praktijk in gesprek te gaan met de cliënt over een meegemaakte gebeurtenis. Zorg verder bij het geven van instructie dat je de uitvoering van een taak die de cliënt in verschillende situaties moet gaan toepassen, eerst in één situatie aanleert en vervolgens ook in de andere situatie oefent.
Ed
Cliënten met een psychiatrische aandoening
U
itg
ev
er
ij
Cliënten kunnen uiteenlopende psychiatrische aandoeningen hebben. Zorg dat je bij het geven van voorlichting, advies of instructie aansluit bij de belevingswereld van de cliënt. Een psychiatrische aandoening of medicatiegebruik kan invloed hebben op de mate van concentratie van de cliënt. Hierdoor kan de cliënt minder informatie oppikken. Zorg dat je duidelijk en bondig bent in het geven van je boodschap. Let verder op non-verbale signalen die de cliënt geeft en speel hierop in. Laat de cliënt zo veel mogelijk meebeslissen. Er zal minder weerstand zijn als iets een eigen keuze van de cliënt is. Oefen zo min mogelijk druk uit op de cliënt. Geef hem de tijd om een advies te laten bezinken. Bij het geven van voorlichting aan een groep cliënten is het belangrijk dat je rekening houdt met de groepsdynamica: hoe reageren de cliënten op elkaar? Onderbreek eventueel de voorlichting en bespreek wat je opmerkt. Het kan meerwaarde hebben dat naasten van de cliënt aansluiten als je voorlichting of advies geeft. Zo kunnen zij de voorlichting of het advies nabespreken. Geef na afloop schriftelijke informatie en contactgegevens mee, zodat zij de informatie na kunnen lezen. Ook kunnen ze dan contact met je opnemen als er nog vragen zijn.
Dove cliënten Soms geef je voorlichting of advies aan cliënten die doof zijn. De communicatie met dove mensen is niet gemakkelijk. Daardoor is het contact tussen dove mensen en mensen die horen vaak moeilijk. Horenden staan er niet altijd bij stil hoe het is om doof te zijn. Vaak krijgen dove mensen hierdoor op sommige onderdelen te weinig informatie. Denk aan de stem die op het station omroept dat de trein vertrekt van een ander perron.
43
Theoriebron Afstemmen op de cliëntgroep
tie
fb .v
.
Bij dove mensen kun je gebruikmaken van visuele informatie, zoals plaatjes en films met ondertiteling. Sommige dove mensen kunnen liplezen. Je kunt ook een doventolk vragen om de voorlichting te vertalen. Zorg ervoor dat je alles zo veel mogelijk ondersteunt met beeld.
u' Ac
Gebruik hulpmiddelen voor de voorlichting aan dove mensen.
Blinde cliënten
Ed
Je kunt ook voorlichting, instructie of advies geven aan cliënten die blind zijn. Blinde mensen vertonen soms ‘zoekend’ gedrag. Dat komt omdat ze zich via andere zintuigen oriënteren en meer tijd nodig hebben om informatie te verwerken. Blinde mensen krijgen op sommige onderdelen te weinig informatie: denk aan de nummertjes bij een loket, of de wegwijzers in een gebouw, of de gezichtsuitdrukking van de voorlichter.
ij
Bij voorlichting, advies en instructie aan deze groep moet je alles wat je doet of laat zien benoemen. Benoem ook alle andere personen die aanwezig zijn. Als je even wegloopt om iets te halen, zeg het dan. Zorg dat je informatie met geluid of braille ondersteunt.
U
itg
ev
er
Mensen die blind zijn hebben vaak ondersteunende apparatuur, zoals een spraakcomputer. Maak gebruik van deze hulpmiddelen.
44
Theoriebron Voorlichting en advies
fb .v
.
Theoriebron Voorlichting en advies Advies en gezondheidsvoorlichting
Advies en gezondheidsvoorlichting lijken veel op elkaar. Toch zijn er verschillen. Bekijk in de tabel de verschillende definities, onderwerpen, aandachtspunten en valkuilen van (gezondheids)-advies en gezondheidsvoorlichting.
Definitie
Het geven van informatie die gericht is op het bevorderen van gezondheidsgedrag.
Dit is erop gericht de cliënt verder te helpen in zijn specifieke situatie bij een probleem.
Feitelijke informatie over bijvoorbeeld ziekte, behandeling, gezond eten, drinken, vrijen, bewegen en ontspannen.
Het gaat meestal om praktische zaken en oplossingen: Bijvoorbeeld praktische problemen bij een ziekte met de lichamelijke, psychische en sociale gevolgen, inzet van hulp en hulpmiddelen, omgaan met geld.
Ed
Onderwerpen
ij
Specifieke aandachtspunten
Vrijwillige gedragsverandering, stimuleren eigen keus
Het probleem bekijken, verschillende mogelijke oplossingen bespreken, voor- en nadelen bespreken, cliënt laten beslissen.
Onderwerp, taalgebruik, informatie, hulpmiddelen sluiten niet aan bij de cliënt(en).
Te veel een eigen mening geven, sturen, niet luisteren, te snel de oplossing geven.
Voordat je aan de slag gaat met het geven van gezondheidsvoorlichting of -advies is het belangrijk om te controleren of de cliënt openstaat voor informatie. Anders heeft het geven van voorlichting of advies geen zin. Verder is het belangrijk dat de informatie duidelijk en begrijpelijk is voor de cliënt. De informatie moet stimulerend werken, de cliënt aanzetten tot verandering en handvatten bieden die dit mogelijk maken. Wil je een voorbeeld zien over een onderwerp waarover voorlichting en advies gegeven kan worden? Kijk dan naar het Filmpje Ouderen krijgen voorlichting over oplichting praktijken.
U
itg
ev
er
Valkuilen
Advies
tie
Gezondheidsvoorlichting
u' Ac
Filmpje Ouderen krijgen voorlichting over oplichting praktijken <
45
Theoriebron Voorlichting en advies
Onderwerpen voor gezondheidsvoorlichting
fb .v
.
Bij gezondheidsvoorlichting gaat het om onderwerpen die met gezondheid en gezondheidsgedrag te maken hebben. Tijdens de basiszorg zijn er veel onderwerpen waar je voorlichting over geeft. Als je bijvoorbeeld een rode plek ziet op de hiel, zul je uitleggen hoe dit komt en wat er aan te doen is.
u' Ac
tie
De onderwerpen zijn onder te verdelen in groepen: • aanpassing van de leefstijl Bijvoorbeeld: meer bewegen, stoppen met roken, geen alcohol- en drugsgebruik, gezond eten en meer ontspannen • aanpassing aan de gevolgen van de ziekte Bijvoorbeeld: het verminderen van een hoge bloeddruk, het leren omgaan met een vochtbeperking, het accepteren van de ziekte • behandeling en verzorging Bijvoorbeeld: het belang van bewegen, het medicijngebruik • ziekte-inzicht Bijvoorbeeld: informatie geven over de ziekte en de gevolgen van de ziekte • veiligheid Bijvoorbeeld: valpreventie, omgaan met domotica • bevordering sociale steun, maatschappelijke participatie en zelfmanagement Bijvoorbeeld: stimuleren vrijetijdsbesteding en werk, verwijzen naar activiteiten en instanties.
ev
er
ij
Ed
Het onderwerp dat je kiest hangt af van de behoefte van de cliënt.
U
itg
Gezondheidsvoorlichting gaat over gezondheid en gezond gedrag.
46
Het stappenplan Een stappenplan wordt gebruikt om op een methodische manier voorlichting te geven. Het GVO-plan lijkt op het plan voor methodisch werken. De stappen worden in de volgende tekstblokken uitgewerkt: • stap 1: Gegevens verzamelen Vraag hoe de gezondheid van de cliënt is, of hij rookt, gezond eet en of hij vrienden of familie heeft. • stap 2: Hulpvraag bepalen Als je alle gegevens verzameld hebt, ga je onderzoeken wat het probleem is. • stap 3: Doel bepalen
Theoriebron Voorlichting en advies
Stap 1: Gegevens verzamelen
fb .v
.
Als het probleem duidelijk is, ga je het doel bepalen; dat doe je samen met de cliënt. • stap 4: Plannen van de activiteit Om het doel te behalen zijn activiteiten nodig. Wat moet je doen en welke middelen zijn nodig om het doel te halen? • stap 5: Uitvoering Als het hele plan klaar is, ga je het uitvoeren. • stap 6: Evaluatie Tot slot komt de evaluatie waarbij je gaat bekijken of je doel behaald is.
u' Ac
tie
De eerste stap is het verzamelen van gegevens om de voorlichtingsbehoefte te bepalen. Je verzamelt gegevens over de cliënt, het gezondheidsprobleem en het gedrag. Je zoekt antwoorden op de volgende vragen, die te maken hebben met openstaan, willen veranderen en begrijpen: • Wat weet de cliënt al over het onderwerp? • Hoe gemotiveerd is de cliënt en wil hij informatie krijgen? • Moet de familie erbij zijn? • Welke invloed heeft de sociale omgeving op de cliënt? • Begrijpt de cliënt alles of kan hij nog iets leren? • Zijn er problemen op het gebied van het zintuiglijk functioneren? Je bent nu op de hoogte van de beginsituatie van de cliënt. Je bepaalt met behulp van deze gegevens of het nodig is dat de cliënt voorlichting krijgt. Daarna ga je verder met stap 2.
Ed
Stap 2 en 3: Bepalen van de hulpvraag en het doel
U
itg
ev
er
ij
De gegevens uit stap 1 ga je analyseren. Als iemand te weinig beweegt, kan dat komen doordat hij niet kan bewegen, niet wil bewegen of niet weet waarom bewegen belangrijk is. Het is belangrijk dat je erachter komt wat het probleem is en wat de oorzaak ervan is. Als het probleem duidelijk is, ga je het doel bepalen, zodat je weet wat je wilt bereiken. Je bepaalt het doel samen met de cliënt. Het doel geeft aan wat de cliënt na afloop van de voorlichting moet weten, begrijpen, kunnen en doen. Het gaat om een gedragsverandering. De cliënt beslist wat hij met de informatie doet. Bij een groep bepaal je vooraf een doel door de problemen en vragen die de groep heeft. Je vraagt aan de groep of de doelstelling die je bedacht hebt overeenkomt met de wensen van de groep.
Stap 4: Bepalen van activiteiten Nadat je het doel bepaald hebt, plan je de activiteiten die nodig zijn om dit doel te behalen. Welke activiteiten moet je verrichten om het doel te halen en welke activiteiten passen bij de doelgroep? Je kunt denken aan een gesprek, een presentatie, een film of een discussie. Dit zijn allemaal vormen waarin je de informatie kunt geven. Je hebt ook middelen en materialen nodig. Soms is het handig om een folder of een hulpmiddel mee te nemen om te laten zien. Maar ook foto’s, plaatjes en film zijn goed bruikbaar. Probeer de cliënt actief te betrekken. Mensen herinneren zich: • 10% van wat ze lezen • 20% van wat ze horen
47
Theoriebron Voorlichting en advies
• • •
30% van wat ze zien 80% van wat ze evalueren en nabespreken 90% van wat ze anderen uitleggen.
u' Ac
tie
fb .v
.
Voorlichting heeft in het algemeen het meeste effect als meerdere zintuigen tegelijk geprikkeld worden. Hoe meer de cliënt betrokken wordt, hoe groter het effect.
Horen, zien en nabespreken van de voorlichting.
Stap 5: De uitvoering
ev
er
ij
Ed
Houd er bij de uitvoering rekening mee dat de informatie voor de cliënt soms emotioneel kan zijn. Pas je taalgebruik aan de doelgroep aan en gebruik geen medische woorden. Bij de uitvoering is het belangrijk dat je een goede presentatie geeft. Een gesprek is ook een presentatie. Een presentatie is boeiend als: • deze interactief is, er aandacht is voor de cliënt en je ingaat op vragen • de structuur goed is: met een inleiding, een kern en een afsluiting In de inleiding staan het doel en de werkwijze, in de kern staat de informatie, de afsluiting is een evaluatie. • het stemgebruik prettig is, dus afwisselend hard en zacht, verschil in toonhoogte en tempowisselingen • je humor gebruikt gericht op de doelgroep • de informatie niet te moeilijk of te gemakkelijk is • er afwisseling is tussen horen, zien en doen.
U
itg
De evaluatie (stap 6) wordt behandeld in Theoriebron Checken, evalueren en rapporteren.
48
Theoriebron Instructie
Theoriebron Instructie
fb .v
.
Cliënten instrueren
ev
er
ij
Ed
u' Ac
tie
Voor veel cliënten is het belangrijk om nieuwe vaardigheid aan te leren, zoals het zelfstandig koffiezetten, het sorteren van de was, het lopen met een rollator, het verzorgen van een stoma of het wassen en afdrogen met één hand. ‘Een vaardigheid’ is een breed begrip: alles wat je doet is een vaardigheid. Het is jouw taak als hulpverlener instructie te geven hoe de vaardigheid op de beste manier aangeleerd kan worden. Het gaat daarbij om richtlijnen en voorschriften die ervoor zorgen dat de cliënt zo zelfstandig mogelijk blijft. Als een cliënt niet gemotiveerd is om vaardigheden aan te leren, zul je eerst iets aan de motivatie moeten doen. Leren zonder willen is namelijk erg moeilijk. Vaardigheden kunnen op verschillende manieren worden aangeleerd. Denk eens terug hoe jij geleerd hebt om een cliënt te wassen en hoe je geleerd hebt om te fietsen. Was er verschil tussen deze manieren? Het hangt van de vaardigheid en van de cliënt af welke manier het beste aansluit.
U
itg
Instructie voor het lopen met één kruk. Het instructieplan Net als bij voorlichting is er voor het geven van instructie ook een stappenplan. De stappen zijn: • stap 1: Gegevens verzamelen • Stap 2: Hulpvraag vaststellen/bepalen • stap 3: Doel bepalen • stap 4: Methode bepalen • stap 5: Uitvoeren en oefenen • stap 6: Evalueren.
49
Theoriebron Instructie
Gegevens verzamelen en hulpvraag bepalen
• •
fb .v
• •
Welke vaardigheden beheerst de cliënt al? Welke vaardigheden wil de cliënt leren en waarom wil hij dat, wat is de motivatie? Wat zijn de sterke punten van de cliënt bij het leren van de vaardigheid en wat is nog moeilijk? Welke manier van leren vindt de cliënt prettig? Heeft de cliënt de lichamelijke en geestelijke mogelijkheden om de vaardigheid aan te leren? Welke ervaring heeft de cliënt met de vaardigheid? Welke kennis heeft de cliënt die nodig is voor het aanleren en is deze kennis voldoende?
tie
• • •
.
Het is prettig om het een en ander van de cliënt te weten, zodat je de instructie goed kunt laten aansluiten bij de wensen en mogelijkheden van de cliënt. Onderstaande vragen kunnen je helpen om een goed beeld van de cliënt te krijgen.
Op basis van deze gegevens bepaal je zo concreet mogelijk samen met de cliënt de hulpvraag.
u' Ac
Doel bepalen
U
itg
ev
er
ij
Ed
Afhankelijk van het doel en de doelgroep bepaal je de instructievorm. Net als bij voorlichting is het belangrijk om het doel concreet te beschrijven. Bij instructie is het doel dat de cliënt iets kan. Het doel stel je samen met de cliënt, zo wordt de cliënt medeverantwoordelijk voor het resultaat. Bijvoorbeeld: na de instructie kan mevrouw zelfstandig met de rollator lopen. Een doel haal je meestal niet na één instructie, daarvoor zul je meerdere keren moeten oefenen. Bij het bepalen van het doel is het belangrijk dat het haalbaar is, ook in tijd. Als een cliënt al gewend is om bij zichzelf bloed te prikken voor het bepalen van de bloedsuiker, zal het niet moeilijk zijn om hem aan te leren om zelf insuline te spuiten.
50
Samen het doel bepalen.
Theoriebron Instructie
Voordoen en nadoen
Al doende leert men
tie
fb .v
.
Eén van de manieren om instructie te geven is het principe van voordoen en nadoen. Bij deze methode doe je de handeling voor. Je vertelt daarbij stap voor stap wat je doet en waarom je het doet. Je doet de handeling in zijn geheel voor en daarna nog eens in stappen. In plaats van het zelf voor te doen, kun je ook een instructiefilm laten zien. Daarna laat je het de cliënt doen, waarbij jij bij elke stap vertelt wat er gedaan wordt en waarom. Tot slot doet de cliënt het nog een keer, waarbij hij zelf bij elke stap vertelt wat er gedaan wordt en waarom. Je sluit de instructie af met een evaluatiegesprek waarin je vraagt hoe de cliënt het aanleren van de vaardigheid ervaren heeft en welke problemen hij nog verwacht als hij zelf de handeling gaat doen. Dit is een goede manier bij het aanleren van ingewikkelde en gevaarlijke handelingen. Ook bij mensen met een verstandelijke beperking werkt voordoen en nadoen vaak goed om een vaardigheid aan te leren.
U
itg
ev
er
ij
Ed
u' Ac
Een van de manieren om instructie te geven, is het principe van zelf ontdekken. Bij zelf ontdekken onderzoekt de cliënt zelf hoe de handeling gedaan moet worden. Dat kan door eerst de gebruiksaanwijzing te lezen, zelf instructiefilms te bekijken of er iets over te lezen. Als de cliënt zich een beeld gevormd heeft, gaat hij het uitvoeren. Bij de uitvoering kijk je toe en geef je direct feedback op de handeling. De cliënt ontdekt op deze manier wat een goede manier is om de handeling uit te voeren. Je sluit de instructie af met een evaluatiegesprek waarin je vraagt hoe de cliënt het ervaren heeft en welke problemen hij nog verwacht als hij zelf de handeling gaat uitvoeren. Deze methode is voor veel vaardigheden geschikt maar niet voor handelingen die gevaarlijk zijn als ze verkeerd uitgevoerd worden. De methode die je kiest, hangt af van wat de cliënt wil.
Zelf laten doen is de beste manier om iets te leren.
Oefenen Als je iets één keer gedaan hebt, beheers je het nog niet. En leren gaat niet vanzelf. Leren kent een paar stappen: • De cliënt moet begrijpen waar het over gaat: ik moet leren lopen met mijn rollator. • De cliënt moet het verband zien: als ik met mijn rollator kan lopen, kan ik weer naar buiten.
51
Theoriebron Instructie
• • •
Leren gaat niet vanzelf.
u' Ac
tie
Houd bij de instructie rekening met deze stappen.
fb .v
.
•
De cliënt moet het willen inpassen in zijn leven: ik wil weer zelf mijn boodschappen doen. De cliënt moet het gaan toepassen in de praktijk: ik ga vier keer per dag oefenen met de rollator. De cliënt gaat oefenen: misschien lukt het niet meteen, misschien is lopen met de rollator niet zo gemakkelijk, maar ik blijf oefenen. De cliënt kan het: ik heb regelmatig geoefend met de rollator en kan nu zelfstandig boodschappen doen.
Ed
Hulpmiddelen
U
itg
ev
er
ij
Een beeld zegt soms meer dan duizend woorden. Gebruik daarom hulpmiddelen bij de instructie. Je kunt denken aan films, foto’s of plaatjes. Bij dit onderdeel hoort ook het nadenken over de plaats waar je de instructie gaat geven. Doe je dit op de slaapkamer of in de huiskamer? Mogen er anderen (familie, medecliënten) bij zijn of liever niet? Het antwoord op deze vragen hangt af van de soort instructie die je geeft. Als je bijvoorbeeld instructie geeft over het verwisselen van een stoma, is het aan te bevelen om dit in de badkamer te doen. De cliënt heeft dan meer privacy en de geur komt niet in de huiskamer. Als een cliënt instructie nodig heeft voor de werking van de computer, is het natuurlijk beter om dit in de kamer te doen waar de computer staat. Denk ook aan het tijdstip waarop je de instructie geeft; de cliënt moet uitgerust zijn.
52
Theoriebron Checken, evalueren en rapporteren
Tussentijdse evaluatie
fb .v
.
Theoriebron Checken, evalueren en rapporteren
ij
Ed
u' Ac
tie
Je vraagt tijdens de voorlichting of instructie regelmatig of de cliënt je begrepen heeft. Deze tussentijdse evaluatie zorgt ervoor dat de voorlichting of instructie op tijd bijgesteld kan worden. De tussentijdse evaluatie is ook bedoeld om te bepalen of het doel haalbaar is. Je kunt de cliënt vragen of hij in zijn eigen woorden kan vertellen welke informatie er gegeven is. Je kunt ook vragen of de informatie niet te moeilijk of te gemakkelijk is. Als de cliënt de informatie begrijpt, is dat een indicatie om door te gaan met de voorlichting. Je stelt daarnaast vragen over het proces: is de manier waarop de voorlichting gegeven wordt goed of moet het anders? Laat de cliënt zelf bepalen hoe hij het graag wil. De cliënt moet iets leren van de voorlichting of instructie en hij kan invloed hebben op de manier waarop die gegeven wordt.
er
Tussentijdse evaluatie met een cliënt.
U
itg
ev
Eindevaluatie Het geven van voorlichting en instructie is een cyclisch proces. Het begint met het bepalen van het doel en het eindigt met de evaluatie. Aan het eind van de voorlichting, het advies of de instructie is het belangrijk om na te gaan of alle informatie begrepen is. Het doel van evalueren is de kwaliteit van voorlichting, advies en instructie te verbeteren. Bij de evaluatie verzamel je gegevens over de gegeven zorg; deze gegevens kunnen positief en negatief zijn. De negatieve gegevens kun je zien als een gratis advies. Op deze punten moet de voorlichting aangepast worden. Na de evaluatie ga je opnieuw een doel bepalen dat je opnieuw gaat uitvoeren. Op deze manier is het een cyclisch proces. Vertel de cliënt ook wat je met de gegevens doet. De cliënt doet zijn best om gegevens aan te leveren en wil dan graag zien wat ermee gedaan wordt.
53
Evaluatie op product
tie
Evalueren is onderdeel van een cyclisch proces.
fb .v
.
Theoriebron Checken, evalueren en rapporteren
u' Ac
Bij evalueren op product meet je het resultaat. Je hebt van tevoren punten opgesteld die je wilt evalueren. Bij de voorlichting of instructie is een doel gesteld. Bij evaluatie op product meet je of het doel gehaald is. De evaluatie kun je doen door na te vragen of de cliënt de informatie begrepen heeft. Je kijkt ook naar het effect op korte termijn, wat heb je bereikt met de voorlichting of instructie? Vragen die je stelt bij het evalueren op product zijn: • Is het doel van de voorlichting bereikt? • Welke interventie werkt het beste? • Hoe kan de voorlichting of instructie verbeterd worden?
Ed
Nadat je de gegevens hebt verwerkt, kunnen er eventueel nieuwe doelen gesteld worden.
Evaluatie op proces
U
itg
ev
er
ij
Bij evalueren op proces kun je meten of de cliënt tevreden is over de manier waarop je informatie hebt gegeven. Het doel van deze evaluatie is om te achterhalen of de voorlichting op de meest efficiënte en effectieve manier gegeven is. Vragen die je kunt stellen bij het proces zijn: • Waren de hulpmiddelen goed? • Waren de ruimte en het tijdstip goed? • Was de informatie goed? • Sloten de informatie en de hulpmiddelen aan op de leefwereld van de cliënt? • Was er goed contact met de cliënt en werd de voorlichting op een goede interactieve manier gegeven? • Werd er goed geluisterd, was er respect, werd de cliënt genoeg betrokken bij de doelstelling en de uitvoering?
54
Deze gegevens helpen om het proces te verbeteren. Na verwerking van de gegevens kan de werkwijze aangepast worden.
Theoriebron Checken, evalueren en rapporteren
Rapporteren
fb .v
.
Bij voorlichting en instructie is het noodzakelijk om gegevens te rapporteren. Het doel van de rapportage is het ondersteunen van een goede zorgverlening. De resultaten en het proces van de gegeven voorlichting zijn belangrijk om te weten voor andere hulpverleners. Je rapporteert voor andere hulpverleners en voor de cliënt. Eisen aan de rapportage: • De rapportage moet in correct Nederlands geschreven en voor iedereen duidelijk leesbaar zijn. • De rapportage moet objectief zijn en de mening van de cliënt moet erin meegenomen worden. • De rapportage moet inzichtelijk, volledig en zo beschreven zijn dat de cliënt het ook kan lezen.
er
ij
Ed
u' Ac
tie
In de rapportage beschrijf je het doel van de voorlichting en de evaluatiegegevens.
U
itg
ev
De resultaten vastleggen.
55