9789037240221 anatomie, fysiologie en pathologie deel 5

Page 1

fb .v

.

Cursus

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

Anatomie, fysiologie en pathologie Deel 5


Colofon Auteur: Christine Dirkse, Ditty Verveda Titel: Anatomie, fysiologie en pathologie deel 5 Beeld met dank aan: DietmarTemps (Shutterstock)

©

tie

ISBN: 978 90 3724 022 1

fb .v

.

Uitgeverij: Edu’Actief b.v. 0522-235235 info@edu-actief.nl www.edu-actief.nl

Edu’Actief b.v. 2018

u' Ac

Behoudens de in of krachtens de Auteurswet gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

Ed

Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h Auteurswet dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in compilatiewerken op grond van artikel 16 Auteurswet kan men zich wenden tot de Stichting PRO (www.stichting-pro.nl).

ij

De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.

U

itg

ev

er

Door het gebruik van deze uitgave verklaart u kennis te hebben genomen van en akkoord te gaan met de specifieke productvoorwaarden en algemene voorwaarden van Edu’Actief, te vinden op www.edu-actief.nl.


Inhoudsopgave Over deze cursus

.

7

Anatomie en fysiologie van de zintuigen Pathologie van de zintuigen

9

13

17

De pathologie van de huid Psychische functies

22

26

Theoriebron Het oor

28

u' Ac

Reflecteren

19

tie

De huid

fb .v

OriĂŤntatie

4

Theoriebron Ruiken en proeven Theoriebron Het oog

31

33

Theoriebron Pathologie van het oor

35

Ed

Theoriebron Pathologie van de neus en tong Theoriebron Pathologie van het oog

37

38

Theoriebron Anatomie en fysiologie van de huid

ij

Theoriebron Brandwonden

er

Theoriebron Decubitus

44

46

Theoriebron Overige huidaandoeningen

48

Theoriebron Psychisch functioneren van de mens

ev

41

51

U

itg

Theoriebron Psychische stoornissen

50

3


Over deze cursus

Over deze cursus

fb .v

Zintuigen en huid

.

Inleiding

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

Via de zintuigen in mond, neus, oor, oog en huid vangen we dagelijks gezonde en minder gezonde prikkels op. Rond je twintigste functioneert dit allemaal optimaal. Maar daarna neemt dit snel af en kunnen we minder horen, hebben we een leesbril nodig en krijgen we soms huidkanker... Aniek is blind. Toch weet zij precies wanneer de voordeur opengaat en haar vader binnenkomt. Met extra goed ontwikkelde andere zintuigen compenseert ze wat ze met haar ogen niet kan zien. Zij voelt de tocht langs haar huid, zij herkent de voetstappen van haar vader. Elektrische auto’s in het verkeer zijn een probleem voor Aniek. Dan mist zij de geluidsprikkel voor haar oren.

4

De vijf zintuigen van de mens.

Psychische functies en pathologie Zintuigen vangen prikkels op. Ieder zintuig is afgestemd op een specifieke prikkel. Onder andere ogen en oren zijn anatomisch fraai vormgegeven om het fysiologisch proces van zien en horen te laten plaatsvinden.


Over deze cursus

.

Wat wij ervaren bij het horen van bijvoorbeeld muziek, is voor ieder mens uniek. Hoe wij ons voelen is ook voor ieder mens verschillend. De één is van nature meer opgewekt dan de ander. We kunnen ons echt lichamelijk ziek voelen wanneer we ergens tegenop zien. Lichaam en geest zijn één. Het geestelijke deel van de mens noemen we ook wel de psyche. Ook de psyche heeft zo zijn eigen functies en kan meer en minder gezond zijn.

Beoordeling

Aan het eind van de cursus wordt je parate kennis beoordeeld met een toets. Je praktische beheersing van de leerdoelen wordt getoetst aan de hand van twee beroepsproducten. Deze worden op verschillende punten beoordeeld: op inhoud (producteisen) en op de uitvoering (processtappen). Andere belangrijke punten bij de beoordeling zijn: actieve deelname aan de lessen en een nette uitwerking van de opdrachten in correct Nederlands. Je vindt ze bij elkaar in het beoordelingsformulier.

Ed

Beoordelingsformulier <

tie

• •

Je kunt de anatomie en fysiologie van de zintuigen beschrijven. Je kunt oorzaken, symptomen, beloop en behandeling van pathologie van de zintuigen beschrijven en benoemen. Je kunt de anatomie en fysiologie van de huid beschrijven. Je kunt oorzaken, symptomen, beloop en behandeling van pathologie van de huid beschrijven en benoemen. Je kunt psychische functies van de mens beschrijven en in verband brengen met symptomen, beloop en behandeling van de meest voorkomende psychiatrische aandoeningen.

u' Ac

• •

fb .v

Leerdoelen

Planning

ij

Een beroepsproduct maken kost tijd. Daarom moet je dit goed plannen. Lees eerst de opdracht van het beroepsproduct goed door en vul daarna het planningsformulier in. Neem ook de andere opdrachten van deze cursus op in je totale planning. Zo voorkom je dat je in tijdnood komt.

er

Planningsformulier <

ev

Beroepsproduct: De ander en ik

U

itg

In het verpleeghuis verblijven veel zorgvragers die somber zijn, moeilijk een nieuw nummer kunnen onthouden, minder de behoefte lijken te hebben om de nieuwste spullen te kopen. Ieder mens bezit een aantal psychische functies. Om deze functies te kunnen herkennen en er vervolgens in je werk goed mee om te kunnen gaan, moet je ze eerst bij jezelf goed leren kennen en herkennen. Dit beroepsproduct bestaat uit twee delen. Je levert voor beide onderdelen een schriftelijke uitwerking aan. A. Beschrijf uitgebreid de psychische functies van jouzelf. Deze uitwerking hoef je aan niemand anders te laten lezen en de docent behandelt dit als vertrouwelijke informatie. B. Interview daarna met zijn tweeën iemand uit je omgeving over zijn/haar psychische functies. Ook met deze informatie zal de docent vertrouwelijk omgaan.

5


Over deze cursus

Eisen aan de uitvoering Opdracht A doe je alleen. Opdracht B doe je samen. Opdracht B doe je pas nadat de docent opdracht A heeft goedgekeurd. Lees nog eens goed de informatie over psychische functies in deze module. Wanneer je iemand interviewt, moet je wel weten waarover je spreekt! 5. Opdracht B is getekend door jullie als leerlingen en door de geïnterviewde. Hij stemt in met wat jullie hebben opgeschreven. 6. Bespreek met je docent hoe je verslag A en verslag B inlevert.

fb .v

.

1. 2. 3. 4.

Laat elke processtap goedkeuren door je docent voordat je begint aan de volgende processtap.

tie

Eisen aan het beroepsproduct

Ed

u' Ac

Je beroepsproduct wordt beoordeeld op de volgende punten: • In uitwerking A laat je zien dat je de psychische functies goed kunt herkennen bij jezelf. • In uitwerking B laten jullie zien dat jullie de psychische functies goed kunnen herkennen bij de zorgvrager. • In uitwerking B wordt duidelijk dat de taal en toon van het gesprek passen bij de zorgvrager. • In uitwerking B laten jullie zien dat jullie kunnen doorvragen wanneer een zorgvrager een antwoord geeft dat niet helemaal duidelijk is. • Uitwerking B is voorzien van drie handtekeningen. • Uitwerking B is geanonimiseerd. • Uitwerking A en B zijn netjes en verzorgd. • De uitwerking van A en B is door jullie zelf geschreven en is niet overgenomen van de theoriebron van deze module. Plan voor jezelf een datum waarop je dit beroepsproduct inlevert. Doe dit door er een taak voor aan te maken.

U

itg

ev

er

ij

Laat elke processtap goedkeuren door je docent voordat je begint aan de volgende processtap.

6


OriĂŤntatie

OriĂŤntatie

Website Oogfonds <

Onze zintuigen zijn voor ons van levensbelang. Fietsen met je ogen dicht gaat misschien wel zonder te vallen, maar om veilig aan het verkeer deel te nemen heb je toch echt je ogen nodig. Maar ook om de fiets in balans te houden heb je onder andere je oren nodig. Oren dienen niet alleen om te horen, maar ook voor beweging en balans. Op feestjes heb je vast weleens een spelletje gedaan waarbij je dingen moest proeven met een blinddoek om. Dat is enorm moeilijk. Hieronder staan enkele opdrachten om je kennis over zintuigen weer op te halen.

.

Website Hoorstichting <

Orientatie zintuigen oor, neus, mond en oog

fb .v

Opdracht 1

tie

a. Geluid is overal. Er zijn bijna geen plekken in Nederland waar het helemaal stil is. In ziekenhuizen en verpleeghuizen brandt altijd licht. Dit is slecht voor het dagelijks ritme van de mens. Hoe heet dat ritme?

Ed

u' Ac

b. Licht is er bijna altijd. Er zijn bijna geen plekken meer in Nederland waar het enorm donker is en waar je de sterren heel goed kunt zien. Onze mobiel geeft ook veel licht en maakt de hersenen actief. Met je mobiel in bed liggen is niet zo goed om in slaap te vallen. Ken jij een plek waar het heel erg donker is?

ij

c. Waarom is geluid belangrijk? Noem drie functies van geluid.

er

d. Hoe goed is jouw gehoor? Ga naar de website Hoorstichting en doe de test over je gehoor.

U

itg

ev

e. Gehoorschade ontstaat op steeds jongere leeftijd. Noem vijf zaken waarvan jij denkt dat ze slecht voor je gehoor zijn. Heb jij hier zelf ervaring mee?

f. Hoe goed kun jij zien? Doe de test op de website Oogfonds.

g. Noem twee dingen waarvan jij denkt dat ze slecht voor de huid zijn. Heb jij hier zelf ervaring mee?

7


Oriëntatie

h. Welke problemen ondervinden mensen wanneer ze slechthorend zijn, slechtziend zijn, niet meer kunnen ruiken en proeven of geen gevoel meer hebben in vingers en voeten? Stap 1. Maak foto’s van deze situaties. Stap 2. Spreek met je docent af hoe je deze opdracht verder uitvoert. We luisteren veel naar muziek. Soms gaan mensen naar een festival of naar een café of disco met harde muziek. Steeds meer en steeds jonger krijgen mensen last van gehoorbeschadiging. Hoe zorg jij dat dit jou niet overkomt?

j.

Soms hebben mensen veel problemen met hun huid, bijvoorbeeld door brandwonden of omdat de huid kapotgaat van het niet kunnen bewegen (decubitus). Maar ook zonder deze ervaringen heeft vrijwel iedereen wel een litteken of een klein plekje dat herinnert aan een situatie, bijvoorbeeld een val met de fiets toen je klein was. Waar heb jij deze plekken? Vertel aan elkaar het verhaal over het ontstaan van deze plekken op de huid. Wat herinner je je ervan?

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

fb .v

.

i.

8


Anatomie en fysiologie van de zintuigen

.

Anatomie en fysiologie van de zintuigen

fb .v

Inleiding

tie

Als mens beschikken we over vijf zintuigen waarmee we prikkels van buitenaf kunnen waarnemen. We kunnen proeven, voelen, zien, ruiken en horen. Om dit te kunnen, hebben we een tong, ogen, oren, neus en een huid. De zintuigen geven ons de mogelijkheid te ervaren wat er in de buitenwereld gebeurt en beschermen ons tegen gevaar. Als een baby geboren wordt, zijn alle zintuigen in aanleg aanwezig. Ze moeten nog wel verder ontwikkeld worden. Zowel de verzorgers als de verzorgende letten erop of dit allemaal goed verloopt.

Leerdoelen

Theoriebron Het oor <

Anatomie van het oor

Het oor bestaat onder andere uit de volgende onderdelen: buitenoor, middenoor, binnenoor, evenwichtszintuig, oorschelp, gehoorgang, trommelvlies, gehoorbeentjes en slakkenhuis en buis van Eustachius.

Ed

Opdracht 2

de anatomie en fysiologie van het oor beschrijven de anatomie en fysiologie van de neus beschrijven de anatomie en fysiologie van de tong beschrijven de anatomie en fysiologie van het oog beschrijven.

u' Ac

• • • •

U

itg

ev

er

ij

Vul de juiste term in bij het cijfer op de afbeelding.

9


Anatomie en fysiologie van de zintuigen

1. 2. 3.

.

4.

fb .v

5. 6. 7. 8. 9.

Theoriebron Het oor <

Functies van delen van het oor

Om te kunnen horen heb je een geluidsprikkel nodig en een goed werkend oor. Hoe werkt je oor eigenlijk? Ieder deel van je oor heeft een functie. Wat hoort bij elkaar? prikkelgeleidend deel prikkelopvangend deel

Onderdeel

1. Evenwichtsorgaan

ev

2. Trommelvlies

U

itg

3. Slakkenhuis

10

middenoor

Hierna zie je delen van het oor staan. Wat is de functie van elk deel?

er

Theoriebron Het oor <

binnenoor

Anatomie en fysiologie van het oor

ij

Opdracht 4

buitenoor

Ed

prikkelverwerkend deel

u' Ac

Opdracht 3

tie

10.

4. Buis van Eustachius 5. Gehoorbeentjes

Functie


Anatomie en fysiologie van de zintuigen

Opdracht 5

Er komen onophoudelijk allerlei geurprikkels in je neus. Toch heeft je neus nog veel meer functies. Maak de volgende zinnen af. a. Wat is de belangrijkste functie van de neus?

b. Waar beschermt het vermogen om te ruiken je tegen?

fb .v

.

Theoriebron Ruiken en proeven <

Functies van de neus

Opdracht 7 Theoriebron Ruiken en proeven <

Geurprikkels kunnen zeer verschillend zijn, denk maar aan de geur van verse mest tegenover de geur van verse koekjes. De geur komt je neus binnen en vervolgens word je je ervan bewust. Hoe werkt dat?

u' Ac

Theoriebron Ruiken en proeven <

Van prikkel tot ruiken

Teken de weg van binnenkomst van de prikkel tot bewustwording op een A3-vel. Deze opdracht mag je in tweetallen uitvoeren.

Proeven

a. Je tong heb je nodig om te kunnen proeven. Toch zijn er om te kunnen proeven nog meer zintuigen actief. Welke zintuigen zijn dat?

Ed

Opdracht 6

tie

c. Waar werkt het reukzintuig (je neus) mee samen om te kunnen proeven?

ij

b. Wanneer je iets vies vindt, helpt het om je neus dicht te knijpen. Hoe komt dat?

ev

er

c. Wanneer je een keer iets heel erg vies hebt gegeten, ga je soms al bijna kokhalzen wanneer je dit gerecht weer ziet of ruikt. Hoe komt dat?

itg

Opdracht 8

Het oog is een erg ingewikkeld en prachtig zintuig. Hierna zie je een afbeelding met belangrijke onderdelen. Vul de juiste term in bij het cijfer in de afbeelding.

U

Theoriebron Het oog <

Anatomie van het oog

11


u' Ac

tie

fb .v

.

Anatomie en fysiologie van de zintuigen

2. 3. 4. 5.

Ed

1.

ij

6.

er

7. 8.

De weg van het licht

ev

Opdracht 9

itg

Theoriebron Het oog <

U

Website Pixiclip <

12

Het licht legt een weg af van buiten door je oog. Teken via de website Pixiclip deze weg van het licht door je oog. Maak voor deze opdracht gebruik van de theoriebron en de diverse filmpjes die op internet zijn te vinden.


Pathologie van de zintuigen

.

Pathologie van de zintuigen

fb .v

Inleiding

tie

Als mens beschikken we over vijf zintuigen waarmee we prikkels van buitenaf kunnen waarnemen. Bij het ouder worden nemen de mogelijkheden van de zintuigen af. Smaak, gehoor, reuk en het gevoel worden minder. Dit kan een zorgvrager veel problemen geven. Als verzorgende ben jij de aangewezen persoon om de zorgvrager te ondersteunen in het omgaan met deze problemen.

Leerdoelen

Marjan kan door de ziekte van Menière haar werk als verzorgende niet meer uitvoeren. In welk deel van het oor ligt de oorzaak van de ziekte van Menière? Om het antwoord op deze vraag te vinden, kun je gebruikmaken van internet.

U

itg

ev

er

ij

Theoriebron Pathologie van het oor <

Ziekte van Menière

Ed

Opdracht 10

oorzaken, symptomen, beloop en behandeling van pathologie van het oor beschrijven oorzaken, symptomen, beloop en behandeling van pathologie van de neus en tong beschrijven oorzaken, symptomen, beloop en behandeling van pathologie van het oog beschrijven.

u' Ac

• •

13


Pathologie van de zintuigen

Opdracht 11

a. Welke symptomen heeft iemand met de ziekte van Menière?

fb .v

.

Theoriebron Pathologie van het oor <

Pathologie van het oor

Kinderen hebben vaak last van oorontsteking. Geef in de afbeelding aan waar in de meeste gevallen de ontsteking optreedt.

ev

er

ij

Ed

Theoriebron Pathologie van het oor <

Oorontsteking

u' Ac

Opdracht 12

tie

b. Op een afdeling van een verpleeghuis hebben diverse verzorgenden last van een hardnekkige oorschimmel. Wat zou de oorzaak hiervan kunnen zijn?

Opdracht 13

U

itg

Theoriebron Pathologie van de neus en tong <

14

Bloedneus - 1 Heb je wel eens een bloedneus gehad? De meeste mensen gebeurt dit wel een of meer keren in hun leven. Kinderen krijgen weleens een bloedneus door een val tijdens het spelen. Wat moet je dan doen? Stap 1. Maak tweetallen. Stap 2. Een van het tweetal doet alsof hij een bloedneus heeft. Stap 3. De ander verleent de eerste hulp bij een bloedneus. Stap 4. Maak een kort filmpje van deze hulp en laat dit aan de docent zien.


Pathologie van de zintuigen

Opdracht 14

Probeer de antwoorden op deze vragen eerst zelf te vinden. Overleg dan met een klasgenoot. a. Er is een situatie waarin je geen eerste hulp mag verlenen bij een bloedneus. In welke situatie is dat zo?

fb .v

.

Theoriebron Pathologie van de neus en tong <

Bloedneus - 2

Theoriebron Pathologie van de neus en tong <

Pathologie van de neus en tong

Van een keelontsteking kun je je flink vervelend voelen. Je brengt een bezoek aan de dokter en de dokter zal in je keel kijken. a. Waarom doet de dokter dat?

u' Ac

Opdracht 15

tie

b. Soms hebben oudere mensen regelmatig een bloedneus. Wat is hier de oorzaak van?

Ed

b. Waar kijkt de arts naar?

er

ij

c. Welke zintuigen gebruikt de arts bij dit onderzoek?

Veel ouderen klagen over verminderde smaak.

U

itg

ev

d. Noteer vijf mogelijke oorzaken van verminderde smaak.

15


Pathologie van de zintuigen

Opdracht 16

a. Mevrouw Dijkstra heeft glaucoom. Ze weet eigenlijk zelf niet precies wat ze heeft. Hier zie je een afbeelding van glaucoom.

fb .v

.

Theoriebron Pathologie van het oog <

Glaucoom en retinopathie

u' Ac

tie

Leg met behulp van deze afbeelding aan mevrouw Dijkstra uit wat glaucoom is.

b. Een zorgvrager heeft diabetische retinopathie. Leg uit wat dat is.

Opdracht 17

Cataract

Ed

Veel oudere mensen krijgen cataract. Veel mensen met wie jij in je werk te maken krijgt, hebben dit. Soms moeten ze naar het ziekenhuis om aan deze aandoening geholpen te worden.

U

itg

ev

er

ij

Stap 1. Overleg met de docent welke leerlingen deze opdracht maken. Stap 2. Interview per viertal iemand met staar. Misschien is er ook wel een docent op school die dit heeft. Stap 3. Maak een poster waaruit duidelijk blijkt wat staar is. Stap 4. Overleg met je docent of je deze opdracht presenteert of inlevert.

16


De huid

De huid

.

Inleiding

Opdracht 19

Functies van de huid

Wanneer de mens geen huid zou hebben, zou hij doodgaan. De huid is dus van levensbelang! De huid vervult heel veel functies. Stap 1. Beschrijf zelf vier functies van de huid. Stap 2. Vergelijk je antwoord met dat van een klasgenoot. Probeer samen zes functies te bedenken.

U

itg

ev

er

Theoriebron Anatomie en fysiologie van de huid <

Je huid bestaat uit meerdere lagen. Zet de huidlagen in de juiste volgorde van buiten naar binnen: • onderhuids bindweefsel • opperhuid • lederhuid.

Ed

Theoriebron Anatomie en fysiologie van de huid <

Theorie huidlagen

ij

Opdracht 18

de anatomie van de huid beschrijven de fysiologie van de huid beschrijven.

u' Ac

• •

tie

Leerdoelen

fb .v

De huid is het grootste orgaan van de mens. De huid vervult een beschermende functie tegen invloeden van buitenaf en speelt een rol in de warmteregulatie. Iemand die grote delen van zijn huid verbrandt, overlijdt omdat hij zijn lichaam niet op temperatuur kan houden. Als verzorgende moet je vooral bij ouderen en pasgeborenen extra voorzichtig zijn met de huid, want deze is erg kwetsbaar.

17


De huid

Wanneer je het koud hebt ga je rillen en wanneer je sport ga je zweten ... en dat is maar goed ook! De huid is het orgaan dat zorgt voor de warmteregulatie in je lijf. Stap 1. Onderzoek eerst zelf hoe warmteregulatie in je lichaam werkt. Stap 2. Vorm dan een tweetal en leg het aan elkaar uit. Stap 3. Kom samen tot het geheel juiste antwoord.

Theoriebron Anatomie en fysiologie van de huid <

Theorie huid

a. In welke laag van de huid liggen de zintuigen om warmte mee waar te nemen? slijmlaag onderhuids bindweefsel lederhuid hoornlaag

u' Ac

Opdracht 21

tie

fb .v

Theoriebron Anatomie en fysiologie van de huid <

Warmteregulatie ontdekken

.

Opdracht 20

U

itg

ev

er

ij

Ed

b. Op de foto zie je iemand met een gekleurde huid en iemand met een huid die we omschrijven als een albinohuid. Welke stof ontbreekt in de huid van iemand met een albinohuid?

18

c. Welke risico’s loopt iemand met een albinohuid?


De pathologie van de huid

De pathologie van de huid

.

Inleiding

fb .v

De huid is het grootste orgaan van ons lichaam. De huid beschermt ons tegen de buitenwereld en speelt een belangrijke rol bij de temperatuurregulatie van ons lichaam. Wat gebeurt er wanneer dit orgaan niet goed functioneert of bijvoorbeeld verbrandt?

Leerdoelen

Opdracht 22

Brandwonden herkennen

Bekijk de afbeeldingen van brandwonden.

ev

er

ij

Ed

Theoriebron Brandwonden <

u' Ac

tie

Je kunt: • oorzaak, symptomen, beloop en behandeling van brandwonden beschrijven • oorzaak, symptomen, beloop en behandeling van decubitus beschrijven • oorzaak, symptomen, beloop en behandeling van overige huidaandoeningen beschrijven.

a. Welk type brandwond is dit?

U

itg

b. Waar herken je dit type aan?

c. Heeft deze persoon pijn? Wat is de oorzaak dat deze persoon wel/geen pijn heeft?

19


d. Welk type brandwond is dit?

u' Ac

e. Waar herken je dit type aan?

tie

fb .v

.

De pathologie van de huid

Theoriebron Brandwonden <

Risico’s op brandwonden

Zowel ouderen als jongeren hebben een vergroot risico op brandwonden. Voor jou als verzorgende is het van groot belang dat je risico’s op het ontstaan van brandwonden kunt herkennen.

ij

Opdracht 23

Ed

f. Heeft de persoon op de foto pijn?

itg

ev

er

Stap 1. Verdeel een groepje van vier leerlingen in twee tweetallen. Stap 2. Vraag voor ieder groepje een A3-vel bij je docent. Stap 3. Het ene tweetal maakt een poster met risico’s op het ontstaan van brandwonden bij kinderen. Het andere tweetal maakt een poster met risico’s op het ontstaan van brandwonden bij ouderen. Stap 4. Maak bij deze informatieve poster alleen gebruik van afbeeldingen. Stap 5. Zorg dat de vellen papier mooi op elkaar aansluiten en een geheel vormen. Stap 6. Overleg met je docent waar deze posters opgehangen kunnen worden.

Opdracht 24

U

Theoriebron Decubitus <

20

Decubitus Stap 1. Vorm tweetallen Stap 2. Plak A3-vellen aan elkaar of neem een behangrol die zo groot is dat je erop past. Stap 3. Leg het papier op de grond en laat een van jullie beiden erop liggen. Stap 4. De ander trekt met een stift de contouren (de omtrek) van het lichaam op het papier. Stap 5. Teken in de afbeelding alle punten waar decubitus kan ontstaan.


De pathologie van de huid

Opdracht 25

Decubitus ontstaat door twee krachten. a. Benoem deze twee krachten.

fb .v

.

Theoriebron Decubitus <

Kennis Decubitus

Hieronder staan twee aandoeningen. Noteer bij iedere aandoening kort de oorzaak en symptomen. a. Psoriasis

Ed

Theoriebron Overige huidaandoeningen <

Psoriasis en eczeem

u' Ac

Opdracht 26

tie

b. Geef bij iedere kracht twee voorbeelden wanneer dit in jouw werk als verzorgende voorkomt.

ev

er

ij

b. Eczeem

itg

Opdracht 27

U

Theoriebron Overige huidaandoeningen < Website KWF Kankerbestrijding <

In de zon Actie: Zon, ja graag ... en met verstand! EĂŠn op de zes Nederlanders ontwikkelt huidkanker in zijn of haar leven en dit cijfer stijgt nog steeds! Maak een aantrekkelijke poster vol tops en tips om huidkanker te voorkomen. Maak hierbij onder andere gebruik van de website KWF Kankerbestrijding. Stap 1. Overleg met de docent of je deze opdracht alleen maakt of met meerdere leerlingen. Stap 2. Overleg met de docent of je deze opdracht digitaal of op papier maakt. Stap 3. Overleg met de docent hoe je deze opdracht aanlevert.

21


Psychische functies

Psychische functies

.

Inleiding

fb .v

Anatomie en fysiologie gaat vooral over de bouw en functie van het lichaam. Het lijkt onlogisch om het dan ook over psychisch functioneren te hebben. Het is immers moeilijk de anatomie van de ‘psyche’ te beschrijven. Toch hangen ons lichaam en onze geest sterk met elkaar samen; lichaam en geest beïnvloeden elkaar in hoge mate. Als verzorgende IG kun je in je werk te maken krijgen met mensen die een psychiatrische aandoening hebben. Kennis van de psychische functies en psychiatrische stoornissen is nodig bij het ondersteunen van deze zorgvragers.

tie

Leerdoelen

De mens is een psychosomatisch wezen. De mens is ook een sociaal wezen. Leg de volgende termen uit: a. psychisch wezen

er

ij

Theoriebron Psychisch functioneren van de mens <

Psychisch, somatisch en sociaal

Ed

Opdracht 28

u' Ac

Je kunt: • oorzaken, symptomen, beloop en behandeling van stemmingsstoornissen beschrijven • oorzaken, symptomen, beloop en behandeling van angststoornissen beschrijven • oorzaken, symptomen, beloop en behandeling van persoonlijkheidsstoornissen beschrijven • oorzaken, symptomen, beloop en behandeling van eetstoornissen beschrijven • oorzaken, symptomen, beloop en behandeling van schizofrenie en psychotische stoornissen beschrijven.

ev

b. somatisch wezen

U

itg

c. sociaal wezen

22

d. Leg uit hoe het psychische deel en het somatische deel samenhangen met de mens als sociaal wezen.


Psychische functies

Opdracht 29

Bij welke stemmingsstoornis hoort de omschrijvingen? Meneer Van der Weert ligt in bed. Een half jaar geleden was hij nog een wereldreis aan het plannen. Zijn vrouw was bezorgd, omdat ze dacht dat hij die reis lichamelijk niet aan zou kunnen. Zelf dacht meneer er anders over. Hij zag het helemaal zitten. Nu is meneer Van der Weert ziek. Hij eet weinig, is heel moe en kan bijna niet uit bed komen. Lichamelijk lijkt er weinig met hem aan de hand te zijn.

Er zijn verschillende angststoornissen. Geef steeds aan van welke stoornis er sprake is. Kies uit: dwangstoornis, paniekstoornis, sociale fobie, specifieke fobie.

a. Meral raakt volledig in paniek als ze een spreekbeurt moet houden. Ook sluit ze zich het liefst op in haar kamer als er bezoek is.

u' Ac

Theoriebron Psychische stoornissen <

Angststoornis

tie

Opdracht 30

fb .v

.

Theoriebron Psychische stoornissen <

Stemmingsstoornissen

b. Karin heeft kapotte handen, omdat ze elke vijf minuten haar handen grondig wast met zeep. Doet ze dat niet, dan raakt ze in paniek.

Ed

c. Willem durft niet goed auto te rijden. Hij heeft al een paar keer meegemaakt dat hij tijdens het autorijden opeens in paniek raakte. Hij zweette, had moeite met ademhalen en viel bijna flauw, terwijl er ogenschijnlijk geen reden voor was. Hij is dan ook bang dat het nog eens zal gebeuren.

er

ij

d. Egbert is bang voor honden. De angst houdt hem zo in zijn greep dat hij niet over straat durft te lopen. Hij blijft daarom zo veel mogelijk binnen.

Opdracht 31

Persoonlijkheidsstoornissen hangen samen met iemands persoonlijkheid, met wie hij is. Beantwoord de vragen over persoonlijkheid en persoonlijkheidsstoornissen.

U

itg

ev

Theoriebron Psychische stoornissen <

Persoonlijkheidsstoornissen

a. Wat verstaan we onder iemands persoonlijkheid?

b. Wanneer spreken we van een persoonlijkheidsstoornis?

c. Onder welk cluster persoonlijkheidsstoornissen vallen mensen met ernstige bindingsangst?

23


Psychische functies

Opdracht 33

tie

Eetstoornissen

Anorexia nervosa en boulimia nervosa zijn beide eetstoornissen. Hoewel de stoornissen heel verschillend lijken, zijn er veel overeenkomsten. Geef van de volgende symptomen steeds aan of ze voorkomen bij anorexia nervosa, bij boulimia nervosa of bij beide eetstoornissen. Sandra is altijd bezig met lijnen.

anorexia

boulimia

beide

Marit sport overmatig veel.

anorexia

boulimia

beide

Karlijn steekt na het eten haar vinger in haar keel om te braken.

anorexia

boulimia

beide

Wilma zit stiekem op haar kamer te eten.

anorexia

boulimia

beide

anorexia

boulimia

beide

er

ij

Theoriebron Psychische stoornissen <

In de theoriebron staan drie soorten persoonlijkheidsstoornissen genoemd. Neem ĂŠĂŠn van deze clusters. Probeer je voor te stellen welke problemen iemand met dergelijke persoonlijkheidsstoornissen zelf kan ervaren. Welke invloed heeft de stoornis mogelijk op de omgeving? Hoe kan dat een belemmering vormen in het dagelijks leven van de persoon zelf en van de omgeving?

u' Ac

Theoriebron Psychische stoornissen <

Persoonlijkheidsstoornis beschrijven

Ed

Opdracht 32

ev

Sara staat drie keer per dag op de weegschaal.

Opdracht 34

U

itg

Theoriebron Psychische stoornissen <

24

fb .v

.

d. Mensen met persoonlijkheidsstoornissen ervaren hun gedrag niet altijd als een probleem. Vind je dat er dan therapie nodig is? Leg je antwoord uit.

Anorexia in de praktijk a. Bekijk in ieder geval het verhaal van een van de personen uit deze documentaire. Beschrijf in maximaal tien regels hoe de anorexia bij deze persoon volgens jou is ontstaan en wat de impact ervan was op het dagelijks leven van deze persoon en de omgeving. Bespreek je antwoord met je klasgenoten.


.

Psychische functies

tie

Wat is het verschil tussen wanen en hallucinaties? Geef van allebei een voorbeeld.

U

itg

ev

er

ij

Ed

Theoriebron Psychische stoornissen <

Schizofrenie

u' Ac

Opdracht 35

fb .v

b. Stel dat jij als verzorgende werkt in een gezin. Een van de kinderen uit het gezin vertoont tekenen van anorexia of boulimia. Jij bent er eigenlijk voor de verzorging van de moeder. Wat vind je dat je in zo’n geval moet doen? Bespreek je antwoord met je klasgenoten.

25


Reflecteren

Reflecteren Opdracht 36

Reflectie op de lesstof

fb .v

.

a. Wat heb je allemaal geleerd? Noem drie dingen.

tie

b. Wat wist je al?

Opdracht 37

u' Ac

c. Wat ga je in de toekomst in jouw werk gebruiken?

Kritisch en creatief denken

Ed

a. Kijk je naar verschillende mogelijkheden als dingen niet in één keer lukken? Noem één voorbeeld.

b. Kom jij voor jouw mening uit als de situatie dat vraagt? Noem één voorbeeld.

er

ij

c. Heb jij het uiterste uit jezelf gehaald bij de opdrachten? Noem één voorbeeld.

Zelfregulatie en zelfsturing

ev

Opdracht 38

U

itg

a. Heb je een goede planning gemaakt? Geef hiervan één voorbeeld.

26

b. Heb je de goede bronnen en materialen gebruikt? Geef hiervan één voorbeeld.

c. Ben je goed omgegaan met feedback? Geef hiervan één voorbeeld: hoe heb je gereageerd?


Reflecteren

Opdracht 39

Samenwerken

.

a. Heb jij bijgedragen aan een goede sfeer in de groep? Geef hiervan één voorbeeld.

fb .v

b. Hebben jullie als groep goede afspraken gemaakt? Geef één voorbeeld van een goede afspraak.

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

c. Kun je goed met andere mensen omgaan, ook al zijn ze anders dan jij? Geef hiervan één voorbeeld.

27


Theoriebron Het oor

Theoriebron Het oor Zintuigen vangen prikkels uit de omgeving op en zetten ze om in impulsen. Een zintuig maakt dus de vertaling van iets van buitenaf (bijvoorbeeld geluid of licht) naar een elektrisch signaal dat door zenuwcellen naar de hersenen vervoerd kan worden. Het oor zet de geluidsprikkel om. Bekijk het filmpje ‘Werking van het oor’ voor meer informatie over de werking van het oor.

fb .v

Filmpje werking van het oor <

.

Inleiding

tie

Geluid

u' Ac

Geluid is trillende lucht. Dat kun je zien als je bijvoorbeeld naar een grote luidspreker kijkt die bastonen produceert. Je kunt dan het vlies aan de voorkant van zo’n speaker zien bewegen. Je kunt het ook goed voelen. Vooral bastonen voel je soms dreunen. Hoe sneller de lucht trilt, hoe hoger de toon. Het oor vangt de trillingen uit de lucht op en zet die uiteindelijk om in een impuls die via de gehoorzenuw naar de hersenen gaat.

Bouw en werking van het oor

U

itg

ev

er

ij

Ed

In de afbeelding is het oor weergegeven. Geluid komt langs de volgende delen van het oor: • De gehoorschelp vangt de trillende lucht op. De lucht weerkaatst tegen de randen van de oorschelp en komt zo in de gehoorgang terecht. • Aan het einde van de gehoorgang zit het trommelvlies. Dit is een strakgespannen vlies, zoals dat ook op een trommel zit. Door de trillende lucht gaat dit vlies trillen. • Aan de andere kant van de trommelvlies zit een klein botje aan het trommelvlies vast. Dit is de hamer. Dit is één van de gehoorbeentjes. Door de trilling van het trommelvlies beweegt tevens de hamer. Ook het aambeeld en de stijgbeugel, de andere twee gehoorbeentjes, gaan hierdoor bewegen. • De stijgbeugel zit vast aan het slakkenhuis. Door beweging van de gehoorbeentjes gaat ook het slakkenhuis bewegen. In het slakkenhuis bevindt zich een vloeistof. Aan een vlies in het slakkenhuis zitten de zintuigcellen. Door beweging van het slakkenhuis komt de vloeistof in beweging, waardoor ook de zintuigcellen bewegen. De snelheid van de beweging – en daarmee de snelheid van de trillende lucht – bepaalt de hoogte van de toon. Elke zintuigcel vangt een specifieke toonhoogte op. • De zintuigcellen vertalen de trilling in een impuls, die via de gehoorzenuw naar de hersenen gaat. • Het gedeelte van het oor tussen trommelvlies en slakkenhuis is het middenoor.

28

Het gedeelte van het oor waar het slakkenhuis in ligt, noemen we het binnenoor. De ruimte waar de gehoorbeentjes liggen, is de trommelholte. De trommelholte is dus een deel van het middenoor.


tie

fb .v

.

Theoriebron Het oor

u' Ac

De bouw van het oor. Trillende lucht komt via de gehoorgang bij het trommelvlies. Het trommelvlies geeft de trilling door aan de drie gehoorbeentjes en het slakkenhuis, waar zintuigcellen de trilling omzetten in een impuls naar de hersenen. Daar wordt geluid bewust waargenomen.

Ed

Andere onderdelen

er

ij

Behalve bovengenoemde onderdelen bevat het oor nog meer onderdelen: • Oorsmeerklieren in de gehoorgang produceren oorsmeer om de huid en het trommelvlies soepel te houden en vuil tegen te houden. • Kleine haartjes in de gehoorgang houden ook stofdeeltjes tegen. • De buis van Eustachius is de verbindingsgang tussen de keelholte en de trommelholte. Via deze buis kan lucht het oor verlaten of binnenkomen. Door slikken blijft de luchtdruk in de trommelholte gelijk met de luchtdruk in het buitenoor. Zo blijft het trommelvlies de juiste spanning houden om goed te kunnen trillen. • Het evenwichtszintuig zorgt voor een goed evenwicht.

U

itg

ev

Het evenwichtszintuig Het evenwichtszintuig in het oor bestaat uit drie kanalen. Daaronder zit een ruimte waar kleine ‘gehoorsteentjes’ liggen. Die spelen een rol bij het bepalen van de positie van het hoofd. De drie kanalen zijn gevuld met vocht. Als je je hoofd beweegt, bewegen steentjes in de bolling onder de drie kanalen en het vocht in de kanalen. De drie kanalen zijn alle drie anders georiënteerd en meten daardoor andere richtingen van het hoofd en het lichaam. De beweging van de steentjes en het vocht in de kanalen wordt geregistreerd door zintuigcellen. Zo worden we ons bewust van de stand van ons lichaam ten opzichte van de zwaartekracht en van bewegingen die ons lichaam maakt. Je bent je niet bewust van de werking van het evenwichtszintuig, maar zonder dit zintuig kun je niet in evenwicht blijven en val je heel snel. Het evenwichtszintuig is dus nodig voor beweging en balans.

29


fb .v

.

Theoriebron Het oor

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

Een uitvergroting van het evenwichtszintuig (de drie kanalen links) en het gehoorzintuig (het slakkenhuis rechts).

30


Theoriebron Ruiken en proeven

.

Theoriebron Ruiken en proeven

fb .v

Inleiding

Het reukzintuig in de neus is gevoelig voor de prikkel ‘geur’. Geur bestaat uit kleine reukdeeltjes: kleine moleculen die worden opgevangen door het reukzintuig. Het reukzintuig stuurt hierop een impuls naar de hersenen, zodat je je bewust wordt van de geur.

tie

Bouw en werking van het reukorgaan

u' Ac

Het reukzintuig bevindt zich in het reukslijmvlies (reukepitheel) in de neus. De lucht die via de neus wordt ingeademd, wordt door het slijmvlies gezuiverd van stof en ziekteverwekkers. De reukzintuigcellen in dit slijmvlies vangen geurdeeltjes uit de lucht op. Elke zintuigcel in de neus is specifiek gebouwd op één soort geurdeeltje. In totaal zitten er ongeveer 100 miljoen van deze reukzintuigcellen in de neus. Zo’n geurstof past precies op een uitloper van een zintuigcel. Hierdoor zet de zintuigcel dit om in impulsen die naar de zenuwen gestuurd worden. Met ruiken keur je de ingeademde lucht ook. Zo merk je als je schadelijke rook inademend.

Ed

Geuren onderscheiden

U

itg

ev

er

ij

Hoewel er veel reukzintuigcellen zijn, is er niet voor elke geur een aparte zintuigcel. Veel geuren herken je doordat ze een combinatie zijn van diverse soorten ‘primaire geuren’. Primaire geuren zijn bijvoorbeeld rottingsgeur, scherpe geuren (zoals rook en brand), muskusgeur (zweet en lichaamsgeur), gasachtige geur (benzine, spiritus en ether), mintgeur, bloemen- en fruitgeur en kamfergeur.

De zenuwcellen in de neus.

31


Theoriebron Ruiken en proeven

Smaakzintuigen

fb .v

.

De tong gebruik je bij het proeven. De smaakzintuigen in de tong nemen de prikkel ‘smaak’ waar en sturen een impuls naar de hersenen. De hersenen vertalen die impuls in een smaak. Toch is bij het proeven niet alleen de tong betrokken. Om goed te kunnen proeven heb je ook je neus en ogen nodig.

Op de tong liggen groepjes smaakzintuigcellen. Ze liggen in kleine groepjes bij elkaar, de smaakknopjes (papillen). Net als reukzintuigcellen vangen ook smaakzintuigcellen kleine moleculen op. Zo’n molecuul, bijvoorbeeld een suikermolecuul, past precies op zo’n receptor. Die geeft daarop een impuls naar de hersenen door, waardoor de hersenen weten dat er iets zoets op de tong zit.

Proeven

u' Ac

tie

De smaakzintuigen op de tong kunnen maar vijf smaken onderscheiden: zoet, zuur, bitter, zout en umami (hartige smaak uit sojasaus, rijpe tomaten, champignons enzovoort). Vroeger dacht men dat ieder gebied van de tong z’n eigen soort smaakzintuig had. Dat blijkt niet waar te zijn. In elk smaakknopje in de tong zitten zintuigen voor de vijf smaken. Overal op de tong kun je dus deze vijf smaken waarnemen.

Ed

De hersenen krijgen dus van de smaakzintuigcellen door welke van de vijf smaken er in de mond zit, of een combinatie daarvan. Proeven doen we echter niet alleen met de tong, maar ook met ons reukzintuig. De geur uit een voedingsmiddel combineren we in de hersenen met de smaak. Zo proef je met je tong van chocola dat het zoet is, maar dat het chocola is weet je doordat je de chocola ruikt. Ook onze gezichtszintuigen spelen hierbij een rol: als je cake krijgt waar blauwe of groene kleurstof doorheen zit, durf je de cake misschien niet te eten omdat die er niet lekker uitziet. Terwijl de kleurstof misschien wel smakeloos is en je dus gewoon lekkere cake kunt proeven.

er

ij

Ook de temperatuur en structuur van het voedsel hebben invloed op proeven. In de tong zitten temperatuurzintuigen, tastzintuigen en drukzintuigen. Zo weet je of iets warm of koud is, en of het glibberig of juist heel hard is. Die informatie neem je mee bij het proeven.

U

itg

ev

Tot slot speelt je geheugen een rol. Je controleert alle impulsen die in je hersenen binnenkomen met je geheugen. Ken je die geur en smaak ergens van? Misschien ben je ooit ziek geworden na het eten van te veel oliebollen of snert. Het kan dan zijn dat je heel lang geen oliebollen meer lust, omdat alleen de geur al die herinnering oproept.

32


Theoriebron Het oog

Theoriebron Het oog Het oog is qua bouw het meest ingewikkelde zintuig. Het is erop gebouwd om lichtprikkels om te zetten in impulsen. Dankzij de bijzondere bouw van het oog zijn we in staat om scherp te zien en kleuren goed te onderscheiden. Bekijk het filmpje ‘Werking van het oog’ voor meer informatie over de werking van het oog.

fb .v

Filmpje Werking van het oog <

.

Inleiding

Anatomie – bescherming en ooglagen

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

Het oog wordt op verschillende manieren beschermd tegen stof, vuil en ziekteverwekkers: • Wenkbrauwen boven het oog houden zweet en stoffen in het zweet van het voorhoofd tegen, zodat die niet in het oog komen. • Wimpers beschermen het oog tegen stof en ander vuil. Zodra er iets tegen de wimpers komt, sluit je je ogen, zodat het stof niet in het oog komt. • Oogleden beschermen het oog bij knipperen. Bovendien zorgen ze voor de verspreiding van traanvocht over het oog. • Traanklieren produceren traanvocht. Dit traanvocht komt in het oog terecht en wordt door de oogleden over het oog verspreid. Traanvocht houdt het oog soepel en verwijdert stof en ziekteverwekkers van het oog. Het traanvocht wordt via traanbuisjes afgevoerd naar de neus. Wanneer deze buisjes verstopt zitten, gaan je ogen tranen.

Anatomie van het oog. Het oog bestaat uit drie ooglagen: • het harde oogvlies Dit is de buitenste laag van het oog. Het is een stevige laag, die het oog beschermt tegen invloeden van buitenaf. Het harde oogvlies is wit. Het voorstel deel, het zichtbare deel van het oog, is doorzichtig en heet ook wel hoornvlies.

33


Theoriebron Het oog

Licht opvangen

fb .v

.

het vaatvlies Dit zit vlak onder het harde oogvlies. In deze laag liggen de bloedvaten die alle cellen van het oog voorzien van zuurstof en voedingsstoffen. De bloedvaten voeren koolstofdioxide en andere afvalstoffen af. het netvlies Deze binnenste laag van het oog bevat de zintuigcellen die de lichtprikkel vertalen in een impuls.

tie

Licht komt het oog binnen via het doorzichtige deel van het harde oogvlies, het hoornvlies. Via de pupil, een gat in het oog binnen de iris (het gekleurde deel van het oog), valt licht de binnenkant van het oog binnen.

Scherp zien

u' Ac

Hoeveel licht er in het oog valt, hangt af van de grootte van de pupil. Spiertjes in de iris kunnen de pupil groter en kleiner maken. Hoe feller het licht is, hoe kleiner de pupil. Als er weinig licht is, wordt de pupil groter, zodat er toch genoeg licht in het oog valt. Het groter en kleiner worden van de pupil in reactie op licht wordt de pupilreflex genoemd.

ij

Ed

Het licht dat via de pupil in het oog komt, gaat door het binnenste van het oog – het glasachtig lichaam – naar het netvlies achter in het oog. Op dit vlies liggen zintuigcellen. Je ziet alleen scherp als het licht precies op het netvlies komt. Zoals je een camera scherp moet stellen door de lens aan te passen, zo moet ook de ooglens aangepast worden om een scherp beeld op het netvlies te krijgen. De ooglens bevindt zich vlak achter de pupil en wordt door spieren groter en kleiner gemaakt. Een kleinere lens is bol en maakt beelden van dichtbij scherp; een grotere lens is platter en maakt beelden van ver weg scherp. Het scherpstellen van de ooglens noemen we accommoderen.

er

Kleuren zien

U

itg

ev

We onderscheiden twee soorten zintuigcellen in het oog: staafjes en kegeltjes. Staafjes zijn gespecialiseerd in het waarnemen van grijstinten. Als het schemerig is, geven deze zintuigcellen nog steeds signalen naar de hersenen door, waardoor we ook in het schemerdonker beelden kunnen onderscheiden.

34

Op de gele vlek, de plek waar het meeste licht het oog binnenkomt, liggen kegeltjes. Die zijn gespecialiseerd in het waarnemen van kleuren. Er zijn drie soorten kegeltjes: zintuigcellen voor rood licht, voor blauw licht en voor groen licht. De hersenen combineren de signalen uit de verschillende kegeltjes tot een kleur. Als er bijvoorbeeld alleen zintuigcellen voor rood licht worden geprikkeld, is het beeld waarnaar gekeken wordt rood. Maar worden rode en blauwe kegeltjes geprikkeld, dan is het beeld paars.


Theoriebron Pathologie van het oor

Inleiding

fb .v

.

Theoriebron Pathologie van het oor

Oorontsteking

tie

Aandoeningen aan het oor komen regelmatig voor, zowel bij kinderen (oorontsteking) als bij volwassenen (slechthorendheid). Dit kan zorgen voor pijn, slechthorendheid en evenwichtsstoornissen.

u' Ac

Oorontsteking ontstaat vaak als gevolg van een infectie met bacteriën, schimmels of virussen. Bij een ontsteking van het uitwendige oor (otitis externa) is de huid van de gehoorgang ontstoken. Dat kan door allerlei oorzaken ontstaan. Denk aan ziekteverwekkers, maar ook aan irritatie van een gehoorapparaat, eczeem of een allergische reactie. De huid is dan vochtig, rood, schilferig en gezwollen. De zorgvrager heeft jeuk en pijn aan het oor. Dit is goed te behandelen met zure oordruppels.

er

ij

Ed

Een middenoorontsteking (otitis media) komt vooral bij kinderen voor. Doordat de gehoorgang nog klein en smal is, kunnen infecties in het slijmvlies van de keel- en neusholte de buis van Eustachius afsluiten. Ziekteverwekkers in het middenoor kunnen zich dan gemakkelijk delen en er treedt een ontsteking op, vaak met koorts. Door ontstekingsvocht ontstaat druk op het trommelvlies, waardoor een kind met oorontsteking meestal veel pijn heeft. Soms is er ook tijdelijke doofheid. Als er een scheurtje in het trommelvlies ontstaat, kan het vocht weglopen. Dat heet een loopoor. De druk valt weg, waardoor de pijn verdwijnt. Het oor geneest vanzelf. Als kinderen vaak oorontsteking hebben, kan het trommelvlies beschadigd raken. Om druk op het trommelvlies te voorkomen, kunnen er dan trommelvliesbuisjes geplaatst worden.

Doof- en slechthorend

U

itg

ev

We onderscheiden twee vormen van doofheid: • Perceptiestoornissen ontstaan doordat de gehoorzintuigen in het slakkenhuis de geluidsprikkel niet meer goed omzetten in impulsen, of doordat de gehoorzenuw de impulsen niet naar de hersenen geleidt. Dergelijke aandoeningen kunnen aangeboren en zelfs erfelijk zijn, maar ook op latere leeftijd ontstaan, bijvoorbeeld door een klap op het hoofd, een aangetaste gehoorzenuw door een infectie, of zuurstoftekort in het gehoororgaan. Op latere leeftijd kan ouderdomsdoofheid ontstaan; de zintuigen in het slakkenhuis verdwijnen door te veel blootstelling aan harde geluiden. Steeds vaker komt dit ook al bij jongeren voor. De hoge tonen vallen dan het eerst weg. Later vallen ook lagere tonen weg. Perceptiestoornis betekent dus: een stoornis in het verwerken van prikkels. • Geleidingsstoornissen zijn gehoorstoornissen doordat het geluid niet goed aankomt in het slakkenhuis. Ze kunnen ontstaan door bijvoorbeeld een prop oorsmeer in de gehoorgang, een gaatje in het trommelvlies, afwijkingen aan de gehoorbeentjes of een afgesloten buis van Eustachius (waardoor de druk niet goed is en het trommelvlies niet goed kan trillen). Het gevolg is dat het gehoorzintuig de prikkel geluid niet registreert en dus ook geen impulsen naar de hersenen stuurt.

35


Theoriebron Pathologie van het oor

Evenwichtsstoornissen

fb .v

.

Gehoorstoornissen kunnen vaak verholpen worden met een gehoortoestel of met een implantaat. Een gehoortoestel versterkt het geluid, doordat geluid wordt omgezet in een digitaal signaal en het eerst wordt bewerkt (bijvoorbeeld versterkt of vervormd) voordat het in het oor terechtkomt. Een implantaat zet geluid om in elektrische impulsen die direct naar de gehoorzenuw gaan. Dit is nodig als de zintuigcellen in het slakkenhuis niet goed functioneren. Hier zijn verschillende technieken voor.

tie

Problemen aan het oor kunnen ook evenwichtsstoornissen veroorzaken. Het evenwichtszintuig kan bijvoorbeeld tijdelijk ontregeld raken door een virus of bacterie. Bij evenwichtsstoornissen is er vaak sprake van duizeligheid (vertigo), doordat de evenwichtszintuigen andere signalen doorgeven dan wat we bewust waarnemen met onze andere zintuigen. Duizeligheid hoeft niet altijd veroorzaakt te worden door een stoornis in het evenwichtsorgaan; ook stoornissen in de ogen, spieren of hersenen kunnen leiden tot duizeligheid.

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

Het evenwichtsorgaan kan, behalve door infecties, ook verstoord raken door een klap op het hoofd, door doorbloedingsstoornissen, een tumor die op het evenwichtszintuig drukt of door de ziekte van Menière. Iemand die aan deze ziekte lijdt, heeft last van aanvallen met duizeligheid, slechthorendheid, oorsuizen en neiging tot vallen.

36


Theoriebron Pathologie van de neus en tong

Inleiding

fb .v

.

Theoriebron Pathologie van de neus en tong

Reukstoornissen

tie

In de zintuigen in de neus en tong komen stoornissen niet vaak voor. Toch zijn er enkele aandoeningen en situaties te noemen die te maken hebben met de smaak- en reukzintuigen.

u' Ac

Verminderde smaak komt heel weinig voor. Van de 250.000 tot 300.000 mensen met een reuk- of smaakstoornis heeft ongeveer 90% een reukstoornis. Reukstoornissen ontstaan door trauma aan het hoofd, chronische ontstekingen en ontsteking van de bovenste luchtwegen.

Ed

Enkele reukstoornissen zijn: • anosomie Dit is een totaal verlies van het reukvermogen, van enkele geuren (selectieve anosomie) of van alle geuren (totale anosomie). Dit kan ontstaan doordat geuren niet goed naar de zintuigcellen geleid worden vanwege verstopping of beschadiging van de neus, of doordat de impulsen van de zintuigen niet in de hersenen terechtkomen. • hyposomie Dit is vermindering van het reukvermogen en komt vooral bij ouderen voor. Daarnaast zijn er nog meer geurstoornissen te noemen: geurhallucinaties (geuren ruiken die er niet zijn), andere interpretaties van geuren of onvermogen geuren te benoemen.

er

ij

Smaakstoornissen

U

itg

ev

Smaakstoornissen zijn zeldzaam, en komen vaak voor in combinatie met reukstoornissen. Smaakstoornissen ontstaan door schade aan de smaakpapillen of schade aan de aangezichtszenuw. Als er helemaal geen smaakvermogen meer aanwezig is, spreken we van ageusie: één of meer basissmaken ontbreken volledig. Bij verminderd smaakvermogen spreken we van hypogeusie. Net als bij het reukzintuig kunnen ook smaakhallucinaties, veranderde waarneming en onvermogen om smaken te benoemen voorkomen. Smaakstoornissen kunnen ook ontstaan door gebruik van medicatie, bijvoorbeeld chemotherapie. Ook tumoren in de neus en op de tong kunnen reuk- en smaakstoornissen veroorzaken.

37


Theoriebron Pathologie van het oog

.

Theoriebron Pathologie van het oog

fb .v

Inleiding

Blind en slechtziend

tie

Het oog is niet alleen het meest ingewikkelde zintuig, maar is ook het zintuig waarbij de meeste soorten aandoeningen voorkomen. Stoornissen kunnen niet alleen in de zintuigcellen en de oogzenuw optreden, maar ook in de andere delen van het oog die nodig zijn voor waarneming, zoals de ooglens.

Ed

u' Ac

Iemand is blind als het zicht minder is dan 5% ten opzichte van normaal zicht, in het beste oog, of als iemand een gezichtsveld heeft van 10 graden of minder. Het gezichtsveld zegt hoe breed en hoog het beeld is dat je ziet als je rechtuit kijkt. Bij een klein gezichtsveld lijkt het net alsof je door een koker kijkt: je ziet alleen wat recht voor je is. Als het gezichtsveld 30 graden of minder is en het zicht minder dan 30% ten opzichte van normaal zicht, spreken we van slechtziendheid. Blindheid en slechtziendheid zijn geen aandoeningen op zich, maar het gevolg van een aandoening. Hieronder bespreken we enkele oogaandoeningen, waarvan sommige tot slechtziendheid of blindheid kunnen leiden.

Kleurenblindheid

U

itg

ev

er

ij

Kleurenblindheid heeft niet te maken met het verlies van zicht, maar met het slecht zien van kleuren. Kleurenblindheid is een erfelijke aandoening die op het X-chromosoom ligt en daardoor vooral bij mannen voorkomt. Kleurenblindheid kan ook op latere leeftijd ontstaan door aandoeningen van het netvlies of ontsteking van de oogzenuw. De aandoening ontstaat doordat de kegeltjes op het netvlies niet goed werken. Vaak zijn mensen kleurenblind voor ĂŠĂŠn kleur, namelijk rood of groen. In andere gevallen werken alle kegeltjes niet meer goed.

38

Cataract Cataract, of staar, ontstaat bij oudere mensen door vertroebeling van de ooglens. Hierdoor valt het licht niet goed door de lens. Daardoor wordt het zicht minder scherp, worden kleuren grauwer, zien ouderen slechter in het donker en hebben ze last van schitteringen. Ook dubbelzien komt voor. Staar kan verholpen worden met een staaroperatie, waarbij de ooglens wordt vervangen door een kunstlens op sterkte.


Theoriebron Pathologie van het oog

Conjunctivitis

fb .v

.

Bij conjunctivitis is er sprake van ontsteking van het slijmvlies of bindvlies van het oog. Het oog kleurt rood doordat bloedvaatjes in het slijmvlies opzwellen. Vaak is dit een reactie op een ziekteverwekker, een allergeen (bijvoorbeeld hooikoorts) of contact met irriterende stoffen. Soms is er geelgroene pus, dan is er sprake van een bacteriële infectie. In dat geval kunnen oogdruppels met antibioticum een oplossing zijn. Voor allergieën en virusinfecties kunnen druppels met ontstekingsremmers helpen. Conjunctivitis door een ziekteverwekker kan besmettelijk zijn. Hygiëne, zoals handen wassen, is daarom van groot belang.

tie

Glaucoom

u' Ac

Bij glaucoom wordt kamerwater – het vocht dat het oog voorziet van voeding – niet goed afgevoerd, waardoor zich steeds meer kamerwater ophoopt in het oog. De druk in de oogbol neemt daardoor toe. Dit is echter niet voelbaar. Klachten ontstaan pas als de grotere oogdruk zichtproblemen veroorzaakt, zoals kokerzien of vlekken zien. Glaucoom kan ook blindheid veroorzaken. Acuut glaucoom kenmerkt zich door plotseling gezichtsverlies, pijn in het oog, hevige hoofdpijn, gevoeligheid voor licht en een rood oog. Ook is de zorgvrager misselijk, heeft last van braken en heeft een verwijde pupil aan één oog. Bij acuut glaucoom moet snel worden ingegrepen. Met een laserbehandeling of operatie kan de druk worden verlaagd en de afvoer van het kamerwater hersteld worden.

ij

Ed

Bij chronisch glaucoom bouwt de druk zich geleidelijk op. Bij onbehandeld glaucoom kan het oogweefsel beschadigd raken, wat niet meer kan worden hersteld. Het is dan ook belangrijk om glaucoom vroegtijdig op te sporen. Bij een oogmeting wordt daarom altijd ook direct de oogdruk gemeten. Mogelijkheden voor behandeling zijn in dit geval oogdruppels om de afvoer van het kamerwater te bevorderen, een laserbehandeling of een operatie.

er

Netvliesloslating

U

itg

ev

Het glasachtig lichaam in het oog krimpt bij het ouder worden. Hierdoor kan het netvlies soms meegetrokken worden, waardoor er een scheurtje in ontstaat. Het vocht kan nu onder het netvlies komen, met als gevolg dat het netvlies loslaat. Dit heet netvliesloslating of ablatio retinae. Bij netvliesloslating ziet iemand plotseling lichtflitsen en zwevende deeltjes in het oog. In één hoek van het gezichtsveld ontstaat een donkere vlek. Als het netvlies verder loslaat, neemt het gezichtsveld af en is scherp zien onmogelijk. Netvliesloslating kan veroorzaakt worden door trauma op het hoofd, is soms erfelijk en kan het gevolg zijn van sterke bijziendheid of een staaroperatie. Bij netvliesloslating is een operatie noodzakelijk om het netvlies te herstellen.

39


Theoriebron Pathologie van het oog

Diabetische retinopathie

ij

Ed

u' Ac

tie

fb .v

.

Zorgvragers met diabetes kunnen op de langere termijn ook oogafwijkingen krijgen: diabetische retinopathie. Door diabetes kunnen de adertjes en slagadertjes in het oog beschadigd raken, waardoor ze vocht of bloed gaan lekken. Het netvlies krijgt hierdoor te weinig voedingsstoffen, met als gevolg verlies van zicht en zelfs blindheid. Risicofactoren zijn langdurige diabetes, hypertensie, zwangerschap en plotselinge veranderingen in de insuline-instelling. DiabetespatiĂŤnten worden regelmatig gecontroleerd op retinopathie door een foto van het netvlies te maken. De behandeling richt zich vooral op voorkomen van lekkende bloedvaten. Eventuele lekkages zijn met een laser dicht te branden.

U

itg

ev

er

Bij een oog met diabetische retinopathie lekken de bloedvaten in het oog.

40


Theoriebron Anatomie en fysiologie van de huid

.

Theoriebron Anatomie en fysiologie van de huid

fb .v

Inleiding

Anatomie van de huid

tie

De huid is het grootste orgaan van het lichaam. De huid heeft verschillende functies: zij vormt een belangrijke barrière tussen het inwendige en het uitwendige milieu en houdt ziekteverwekkers en andere lichaamsvreemde stoffen tegen. Daarnaast reguleert de huid onze lichaamstemperatuur, speelt ze een belangrijke rol bij de waarneming en produceert de huid vitamine D.

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

De huid is opgebouwd uit drie lagen: • De bovenste laag is de opperhuid (epidermis). Die is onder te verdelen in twee delen: de hoornlaag, die bestaat uit dode, verhoornde cellen en een stevige buitenlaag vormt, met daaronder de kiemlaag. In de kiemlaag liggen stamcellen van de huid, die steeds nieuwe cellen vormen en daarmee steeds de sluitende hoornlaag aanvullen. • De middelste laag is de lederhuid (dermis). Hierin liggen de zintuigen van de huid. Ook lopen hier bloedvaatjes die de huidcellen van voeding voorzien. Bovendien bevinden zich in de huid de haarzakjes (waaruit de haren groeien), talgklieren (die talg produceren) en zweetklieren (die zweet produceren). • De onderste laag is het onderhuids bindweefsel (dermis subcutis), dat bestaat uit vet en ook veel bloedvaten bevat. Deze laag zorgt vooral voor isolatie.

Anatomie van de huid.

41


Theoriebron Anatomie en fysiologie van de huid

Zintuigen in de huid

Pigment en vitamine D

fb .v

.

In de huid liggen verschillende soorten zintuigcellen, die samen zorgen voor een goede tast, waarneming van pijn en druk, en van warmte en kou. De zenuwen die deze zintuigcellen verbinden met de rest van het zenuwstelsel zijn de gevoelszenuwen. Dankzij de zintuigen in de huid heb je ook reflexen, zodat je bijvoorbeeld je hand direct wegtrekt als je je ergens aan brandt. Als een zenuw ernstig beschadigd is, bijvoorbeeld bij diepe brandwonden, kan het gebied gevoelloos worden en werken ook die reflexen niet goed.

u' Ac

tie

In de kiemlaag bevinden zich naast stamcellen ook pigmentcellen. Die maken melanine aan, wat zorgt voor een bruine huidskleur. Hoe donkerder de huidskleur, hoe meer melanine er aanwezig is in de huid. Pigmentcellen maken melanine in reactie op ultraviolette straling (uv-straling) in zonlicht. De melanine beschermt de huid tegen beschadiging van de huid, doordat deze de uv-straling absorbeert (opneemt). Hoe minder melanine, hoe groter de kans is op het ontstaan van huidkanker. Uv-straling heeft echter ook een positief effect, want het bevordert de vorming van vitamine D.

Ed

Talg

ij

De talgklier in de opperhuid produceert talg. Dit is een vettige substantie, die via het haarzakje op de huid terechtkomt. Talg verspreidt zich over de huid en houdt de huidharen en de huid zelf vettig en soepel. Zo voorkomt talg uitdroging van de huid. Talg bevat bovendien stoffen die het binnendringen van micro-organismen tegengaan.

er

Warmteregulatie

U

itg

ev

De lichaamstemperatuur van een gezonde persoon is ongeveer 37 graden. We spreken dan over de kerntemperatuur – de temperatuur in het binnenste van het lichaam. De huid is vaak kouder, gemiddeld 33 graden. De temperatuur van de huid schommelt ook veel sterker dan de lichaamstemperatuur. Dat kan dankzij het vermogen van het lichaam om zichzelf onder alle omstandigheden warm te houden. De huid speelt hierin een grote rol.

42

Warmte ontstaat in het lichaam door processen in de cel; bij verbranding van voedingsstoffen komt warmte vrij (net zoals bij verbranding van bijvoorbeeld hout warmte vrijkomt). Vooral rondom de lever, waar veel verbranding plaatsvindt, ontstaat veel warmte. Ook in de spieren ontstaat veel warmte. Het bloed verspreidt deze warmte door het hele lichaam. De hoeveelheid bloed door de huid kan gereguleerd worden door het verwijden en vernauwen van adertjes in de huid. Als de lichaamstemperatuur te veel stijgt, worden de bloedvaten in de huid wijder. Hierdoor wordt de huid warmer en straalt de warmte via de huid af naar de omgeving. Hoe meer bloed er door de huid stroomt, hoe roder de huid. Door te transpireren verliest je lichaam ook warmte en zo koel je verder af.


Theoriebron Anatomie en fysiologie van de huid

Als de lichaamstemperatuur te laag is, vernauwen de aderen in de huid zich, zodat er minder bloed door de huid stroomt en de huid daardoor minder warmte verliest. Hierdoor wordt de huid bleek. Bovendien gaan de haarspieren samentrekken: je krijgt kippenvel. Ook de skeletspieren worden actiever: je gaat rillen en klappertanden. De spieractiviteit zorgt voor meer warmteproductie, omdat voor spieractiviteit verbranding nodig is.

er

ij

Ed

u' Ac

tie

fb .v

.

De hersenen spelen bij temperatuurregulatie een grote rol. Temperatuursensoren in de hersenen meten steeds de temperatuur van het bloed. Zintuigcellen in de huid registreren de omgevingstemperatuur. De vaatvernauwing en verwijding worden gereguleerd op basis van deze gegevens. Ook door zweten ontstaat er warmteverlies.

U

itg

ev

De hypothalamus in de hersenen is de ‘thermostaat’ van het lichaam. Als de lichaamstemperatuur te hoog of te laag wordt of als de temperatuur van de omgeving verandert, reageert de huid op die veranderingen, totdat de temperatuur weer normaal is.

43


Theoriebron Brandwonden

Theoriebron Brandwonden Brandwonden kunnen op allerlei manieren ontstaan en variëren van heel licht tot zeer ernstig. Het is belangrijk dat je als verzorgende weet wat er moet gebeuren in geval van brandwonden. In het filmpje ‘Oranje Kruis - Brandwonden behandelen’ krijg je hier meer informatie over.

tie

Oorzaken van brandwonden

fb .v

Filmpje Oranje Kruis Brandwonden behandelen <

.

Inleiding

u' Ac

Bij een brandwond is huidweefsel en soms ook onderhuids bindweefsel beschadigd en/of afgestorven. Uiteraard kan vuur hiervan de oorzaak zijn, maar er zijn veel meer manieren waarop brandwonden kunnen ontstaan. Ook wrijving, hete stoom, elektriciteit, chemicaliën en straling (denk aan de zon) kunnen brandwonden veroorzaken.

Brandwonden in gradaties

U

itg

ev

er

ij

Ed

We onderscheiden vier gradaties brandwonden, waarmee de ernst van de brandwond aangegeven wordt: • Een eerstegraadsbrandwond is te herkennen aan pijn en roodheid van de huid. De opperhuid is hierbij nog niet beschadigd. Een voorbeeld is verbranding door de zon. • Een tweedegraadsbrandwond is te herkennen aan blaarvorming. De blaren zijn vaak nat en er is sprake van pijn. Als de verbranding diep is, kan het zeer pijnlijk zijn. De huid is ongelijkmatig lichtrood tot wit. De blaren mogen niet doorgeprikt worden. • Bij een derdegraadsbrandwond zijn alle huidlagen beschadigd, ook het onderhuids bindweefsel. Daardoor zijn ook de zenuwen beschadigd. De zorgvrager voelt hierdoor geen pijn. De huid kan witgeel zijn of bruinzwart. • Een vierdegraadsbrandwond is nog dieper dan een derdegraadsbrandwond. De wond is zwart en ook diepere structuren, bijvoorbeeld spieren, zijn aangetast.

44


u' Ac

tie

fb .v

.

Theoriebron Brandwonden

Hoe ernstiger de brandwonden, hoe meer huidlagen zijn aangetast.

Ed

Bij grote en diepe brandwonden kunnen allerlei complicaties optreden. De functies van de huid vallen immers weg. Daar kunnen de volgende problemen ontstaan: • te veel vochtverlies, waardoor een shock kan optreden Daarnaast kunnen ook tekorten aan eiwitten en zouten ontstaan. Het gehele lichaam raakt dan ontregeld (multi organ failure). • problemen met temperatuurregulatie, omdat de huid daarin een belangrijke rol speelt • wondinfecties, omdat de huid de ziekteverwekkers niet kan tegenhouden op de plaats van de wond.

ij

Wanneer grote delen van de huid verbrand zijn, kan de zorgvrager uiteindelijk overlijden.

er

Huidtransplantatie

U

itg

ev

Brandwonden moeten vooral gekoeld worden met lauw, zacht stromend water. Vastzittende kleding mag niet verwijderd worden. Bij ernstige wonden moet via infuus lichaamsvocht toegediend worden. Bij diepe brandwonden moet het dode weefsel operatief verwijderd worden. Soms zijn huidtransplantaties nodig. De huid wordt dan bedekt met donorweefsel om uitdroging en infectie te voorkomen. Dit weefsel wordt vaak elders uit het lichaam gehaald, bijvoorbeeld uit het dijbeen.

45


Theoriebron Decubitus

Theoriebron Decubitus

.

Inleiding

Ontstaan van decubitus

fb .v

Decubitus is een groot risico voor zorgvragers die aan hun bed of stoel gebonden zijn. Het is van belang dat je als verzorgende op de hoogte bent van risicofactoren rondom decubitus en dat je weet hoe je daarmee moet omgaan.

u' Ac

tie

Decubitus ontstaat door druk of door een combinatie van druk- en schuifkrachten. Daardoor wordt het onderliggende weefsel dichtgedrukt en krijgt het weefsel te weinig zuurstof en voedingsstoffen. Het weefsel onder de opperhuid sterft daardoor eerst af. Als de situatie blijft bestaan, kan ook de opperhuid zelf beschadigd raken en ontstaat er een open wond.

Oorzaken van decubitus

Ed

Decubitus kan vooral ontstaan bij zorgvragers die bedlegerig zijn of in een stoel zitten. Plooien in beddengoed en kleding, een half zittende houding in bed en te weinig beweging zijn risicofactoren voor decubitus. Ook vocht – door incontinentie, transpireren of slecht afdrogen – kan decubitus bevorderen, omdat de huid daardoor kwetsbaarder wordt. Tot slot lopen zorgvragers met doorbloedingsstoornissen, gevoelsstoornissen en suikerziekte extra risico. Net als mensen die een gehoorapparaat, gips of brace dragen. Decubitus kan heel erg snel ontstaan, bijvoorbeeld ook nadat de zorgvrager korte tijd op een operatietafel heeft gelegen. Het is daarom altijd zaak om alert te zijn op tekenen van decubitus.

er

ij

Vier typen decubitus

U

itg

ev

Decubitus kan in vier categorieën worden ingedeeld: • Categorie 1 is te herkennen aan een rode huid die niet weg te drukken is. Er is geen open wond. • Categorie 2 is te herkennen als een oppervlakkige open wond met rode/roze bodem van de wond, of een blaar. • Bij categorie 3 is een volledige huidlaag weg, waardoor onderhuids vetweefsel zichtbaar is. Spieren, pezen en botten liggen niet bloot. • Bij categorie 4 is de huid volledig weg, waardoor spieren, pezen en botten open liggen. Er is sprake van afgestorven weefsel.

46


u' Ac

tie

fb .v

.

Theoriebron Decubitus

Ed

De vier categorieĂŤn van decubitus schematisch weergegeven.

Decubitus voorkomen

U

itg

ev

er

ij

Het is belangrijk om decubitus indien mogelijk te voorkomen, en de behandeling op tijd in te zetten. De risicoplaatsen voor decubitus (vooral plaatsen waar bot dicht onder de huid ligt, zoals ellebogen, hielen, enkels, wervelkolom enzovoort) moeten regelmatig worden gecontroleerd op roodheid, warmte en oedeem. Ook vochtige huidgebieden moeten extra in de gaten worden gehouden. Daarnaast moet wisselligging worden toegepast. Hierbij is het van belang te letten op een gladde ondergrond (lakens zonder ribbels) en kleding die goed zit (ook hier glad, zonder kreukels). Ook drukreducerende matrassen en kussens kunnen decubitus helpen voorkomen. Fysiotherapie kan een rol spelen bij het passief doorbewegen van zorgvragers. Ook zorgverleners hebben hierin een belangrijke rol

47


Theoriebron Overige huidaandoeningen

.

Theoriebron Overige huidaandoeningen

fb .v

Inleiding

Naast brandwonden en doorligwonden zijn er vele andere huidaandoeningen. In deze theoriebron noemen we drie belangrijke: eczeem, psoriasis en huidkanker.

tie

Eczeem

u' Ac

Eczeem is jeukende huiduitslag. Daarbij is de huid rood gekleurd en kan er sprake zijn van een zwelling, schilfers, bultjes, kloofjes of korstjes. Eczeem komt vooral voor bij kleine kinderen en is dan chronisch. Tegen de puberteit verdwijnen de klachten. Eczeemplekken kunnen erger worden als de weerstand daalt, bijvoorbeeld bij stress of ziekte, en bij een droge huid. Eczeem kan weliswaar ontstaan door een allergische reactie, maar is niet hetzelfde als een allergie.

U

itg

ev

er

ij

Ed

De behandeling van eczeem richt zich vooral op het verminderen van de jeuk; dat is de meest vervelende klacht bij eczeem en deze maakt dat de huid verder kapot gekrabd wordt. CorticosteroĂŻdezalf kan helpen de ontsteking te onderdrukken en de jeuk te verminderen, maar maakt de huid wel dunner. Soms kan een nat verband de jeuk verminderen en de plek verkoelen.

48

Eczeem

Psoriasis Bij psoriasis zijn er dikke, schilferende plekken zichtbaar in de huid. Deze plekken zijn meestal rood. De plekken ontstaan doordat huidcellen zich sneller dan normaal delen en er een ontstekingsreactie optreedt. De oude huidcellen laten later dan gebruikelijk los, als de nieuwe cellen ook al gevormd zijn.


Theoriebron Overige huidaandoeningen

tie

fb .v

.

Vaak zitten de psoriasisplekken in de elleboog en knieholte, maar er zijn ook varianten waarbij er over het hele lichaam kleine schilferende plekjes zijn, of vooral op de hoofdhuid. Soms hebben zorgvragers geen zichtbare plekken, maar komen er bij krabben wel dikke schilfers rond de krabplek: het kaarsvetfenomeen.

Huidkanker

u' Ac

Psoriasis

U

itg

ev

er

ij

Ed

Er zijn veel soorten huidkanker. We bespreken hier de meest voorkomende: • plaveiselcelcarcinoom Dit is een kwaadaardige tumor die zich kan uitzaaien en dan kan binnendringen in bot en kraakbeen. Dat komt echter niet vaak voor, omdat de tumor groot moet worden voordat hij zich uitzaait. De tumor begint als een zweertje met een korst, maar kan zeer pijnlijk worden. De tumor wordt operatief verwijderd. • basaalcelcarcinoom Dit is een glanzend, glazig, huidkleurig bobbeltje. Na verloop van tijd kan het in een zweertje met korstje veranderen. Basaalcelcarcinoom zaait zich vrijwel nooit uit. De tumor kan operatief verwijderd worden. Soms is nog bestraling nodig. • melanoom Deze tumor ontstaat uit pigmentcellen en zaait zich snel uit. Een melanoom kan uit moedervlekken voortkomen, maar kan ook op andere plekken ontstaan. De plek krijgt een asymmetrische vorm met onregelmatige kleuring. De huid is vaak verdikt. Als moedervlekken van kleur of vorm veranderen, pijn gaan doen of gaan jeuken, kan er sprake zijn van een melanoom. Bij operatieve verwijdering van de melanoom wordt in de regel gecontroleerd op uitzaaiingen in de poortwachterklier.

Een melanoom.

49


Theoriebron Psychisch functioneren van de mens

.

Theoriebron Psychisch functioneren van de mens

fb .v

Inleiding

tie

Ieder mens is een levend organisme met een kloppend hart. Ieder mens heeft rechten en plichten en is voor de wet gelijk. Toch is ieder mens uniek. Kijk maar om je heen in je klas, op straat en thuis. Je bent veel meer dan je lijf alleen en veel meer dan alle anatomische stelsels bij elkaar. Onze psyche bepaalt voor een belangrijk deel wie we zijn. We noemen de mens een psychosomatische eenheid. Daarnaast is de mens een sociaal wezen, hij leeft met anderen samen.

u' Ac

Psychosomatische eenheid

Wanneer we spreken over het lichamelijke deel van de mens, noemen dit ook wel het somatische deel. Naast dit somatische deel kent de mens ook een psychisch deel (de psyche). Hiermee bedoelen we het geestelijke deel. Eigenlijk is het vreemd om deze delen zo naast elkaar neer te zetten. Het psychische deel en het somatische deel vormen een eenheid. Je kunt de delen wel onderscheiden, maar je kunt de delen niet apart uit de mens halen.

Ed

Sociaal wezen

er

ij

De mens is een sociaal wezen. Mensen leven samen met anderen en beïnvloeden elkaar voortdurend. Dat merk je bijvoorbeeld wanneer je het niet fijn vindt in de klas. De mensen om je heen kunnen zo’n grote invloed op je hebben dat je bijvoorbeeld buikpijn krijgt. Je kunt dan echt buikpijn ervaren, zonder dat daar een lichamelijke oorzaak voor is. De oorzaak ligt bijvoorbeeld in dat je het niet fijn vindt in de klas.

ev

Samengevat

U

itg

De mens leeft met andere mensen samen en is daarmee een sociaal wezen. Aan de mens kunnen we een somatisch deel en een psychisch deel onderscheiden. Er is een voortdurende beïnvloeding tussen het sociaal, somatisch en psychisch functioneren van de mens.

50


Theoriebron Psychische stoornissen

.

Theoriebron Psychische stoornissen

fb .v

Inleiding

u' Ac

Stemmingsstoornissen

tie

Er zijn diverse psychische stoornissen te onderscheiden. We delen ze meestal in de volgende groepen in: • stemmingsstoornissen • angststoornissen • persoonlijkheidsstoornissen • eetstoornissen • schizofrenie en psychotische stoornissen.

We spreken van een stemmingsstoornis wanneer de stemming ziekelijk is verlaagd of verhoogd. Iemand is dan bijvoorbeeld heel somber of lusteloos of juist heel erg vrolijk. Als dit lange tijd duurt en het functioneren van de persoon verstoort, spreken we van een stemmingsstoornis.

Ed

Depressie

er

ij

Een verlaagde stemming noemen we een depressie. We spreken van een depressie wanneer de stemming van iemand gedurende langere tijd ernstig is verlaagd, wanneer somberheid overheerst. Dit gaat samen met vermoeidheid en lusteloosheid, verminderde eetlust en slaapproblemen. Behandeling vindt plaats met antidepressiva. Daarnaast is therapie in de vorm van gesprekken met een psycholoog of psychiater vaak noodzakelijk.

Manie

U

itg

ev

Een zorgvrager met een manie is juist abnormaal vrolijk en uitbundig. Iemand met een manie heeft weinig remmingen. Dit levert problemen voor de omgeving op en stoot de omgeving af. De zorgvrager ervaart dit niet als een probleem. Iemand met een manie bedenkt grootse nieuwe plannen, maakt vaak veel schulden. Wanneer de manische periode eindigt, schaamt de zorgvrager zich niet zelden over zijn gedrag. De behandeling bestaat vaak uit een combinatie van medicatie en therapie. Soms is een opname in een psychiatrisch ziekenhuis noodzakelijk. Bij depressie of manie spreken we van een unipolaire stoornis. Soms komen deze twee bij één persoon afwisselend voor en spreken we van een bipolaire stoornis.

51


Theoriebron Psychische stoornissen

Angststoornissen

fb .v

.

Angst treedt op wanneer iemand zich in een toestand bevindt die hij als bedreigend ervaart. Soms ontstaat angst zonder aanwijsbare en begrijpelijke reden. We spreken dan van ziekelijke angst, een angststoornis. Er zijn diverse vormen van angststoornissen.

Paniekstoornis

De zorgvrager ervaart paniek, vaak in combinatie met lichamelijke stressreacties zoals zweten, moeite met ademhalen, trillen en het gevoel flauw te vallen. Mensen hebben na een dergelijke aanval vaak de angst dat er een nieuwe aanval zal komen

tie

Sociale fobie

Specifieke fobie

u' Ac

Bij een sociale fobie hebben mensen angst voor situaties waarbij anderen aanwezig zijn. Bijvoorbeeld het doen van mondelinge examens, spreken in het openbaar en op visite gaan.

Bij deze fobie is de angst gekoppeld aan een situatie of een object, zoals een spin of insect.

Dwangstoornis

Ed

Een dwangstoornis kenmerkt zich door dwanggedachten en dwanghandelingen. Dwanggedachten zijn steeds terugkerende gedachten die angst oproepen. Dwanghandelingen zijn gedragingen die steeds uitgevoerd en herhaald moet worden, zoals het rechtzetten van dingen en het voortdurend wassen van de handen.

er

ij

De behandeling van angststoornissen bestaat vaak uit cognitieve gedragstherapie. Daarbij wordt de zorgvrager bewust gemaakt dat hij dingen soms anders ervaart dan ze daadwerkelijk zijn.

U

itg

ev

Persoonlijkheidsstoornissen ‘Dat is een pittig mannetje’, of: ‘Zo ben ik nu eenmaal’. Dit zijn twee uitspraken die iemand typeren. Het kenmerkt iemand, in wie hij is, denkt, voelt en handelt. De karakteristieke patronen van dit denken, voelen en handelen noemen we ook wel de persoonlijkheid van iemand. Iedereen heeft een persoonlijkheid. We spreken van een persoonlijkheidsstoornis wanneer er problemen ontstaan die voortkomen uit de persoonlijkheid van iemand. Persoonlijkheidsstoornissen worden ingedeeld in drie groepen (clusters): Cluster A: zorgvragers vertonen vreemd en bijzonder gedrag, voortkomend uit onzekerheid en achterdocht. Ze vermijden intimiteit met anderen en vragen niet snel om hulp. Cluster B: zorgvragers vertonen impulsief gedrag en hebben moeite met het omgaan met emoties. Cluster C: zorgvragers zijn bang om relaties aan te gaan en vermijden conflictsituaties. Ze laten vaak dwangmatig gedrag zien.

52


Theoriebron Psychische stoornissen

Het probleem bij een persoonlijkheidsstoornis is dat een persoonlijkheid erfelijk is en daarom moeilijk te veranderen is. Toch wordt geprobeerd om door middel van therapieën ander gedrag aan te leren.

fb .v

.

Eetstoornissen

Er zijn twee veelvoorkomende eetstoornissen: anorexia nervosa en boulimia nervosa. Veel mensen met eetstoornissen hebben te maken met angst en depressies.

Anorexia nervosa

Boulimia nervosa

u' Ac

tie

Er is sprake van anorexia nervosa wanneer iemand doorschiet in het lijnen en het hele leven door niet-eten beheerst wordt. Dit niet-eten lijkt een overlevingsmechanisme te zijn om met gevoelens om te gaan. Symptomen zijn het nastreven van een laag gewicht, obsessief bezig zijn met gewicht en lichaamsvorm, ondergewicht, afvallen geeft voldoening, weinig eten en veel bewegen, braken of laxeermiddelen na het eten.

Ed

Boulimia nervosa kenmerkt zich door eetbuien. Verveling en eenzaamheid lijken vaak belangrijke oorzaken te zijn van de drang om te eten. Emoties zoals woede en verdriet worden door de eetbuien onderdrukt. De eetbuien worden afgewisseld met braken, een tijdje helemaal niets eten, laxeermiddelen gebruiken of heel veel sporten. Het gewicht van de zorgvrager kan erg schommelen. Behandeling kan plaatsvinden door individuele therapie of groepstherapie. Soms is opname noodzakelijk omdat de situatie levensbedreigend is of omdat men hoopt dat de therapie in een andere omgeving tot meer resultaat leidt.

er

ij

Schizofrenie en psychotische stoornissen

U

itg

ev

Schizofrenie is een psychiatrisch ziektebeeld dat meestal in de jongvolwassenheid (adolescentieperiode) voor het eerst naar buiten komt. Schizofrenie wordt gekenmerkt door het doormaken van psychotische episoden, afgewisseld met meer rustige perioden. Iemand die een psychose doormaakt, is het contact met de omgeving kwijt. De persoon heeft gedachten of waarnemingen die niet overeenstemmen met de realiteit. Deze gedachten en waarnemingen zijn niet corrigeerbaar – iets wat bijvoorbeeld wel het geval is wanneer je denkt in de schaduw van een huis iemand te zien staan, wat later niet zo blijkt te zijn. We spreken in dat geval van een illusie. Het kan ook zijn dat je een situatie ervaart waarbij je het gevoel hebt deze al eerder te hebben meegemaakt. Dit noemen we een déjà-vugevoel. Dit is niet raar en veel mensen hebben het weleens.

53


Theoriebron Psychische stoornissen

Positieve en negatieve symptomen van psychotische stoornissen

Ed

u' Ac

tie

fb .v

.

Bij een psychotische stoornis spreken we van positieve en negatieve symptomen. Positieve symptomen zijn gedragingen en belevingen die bij mensen zonder psychose niet voorkomen. Bij de positieve symptomen staat de verstoring van de psychische functies van het denken en het waarnemen op de voorgrond. Het denken uit zich in wanen. Wanen zijn denkbeelden die niet overeenkomen met de algemeen geaccepteerde werkelijkheid. Iemand met achtervolgingswaan denkt bijvoorbeeld dat er overal camera’s en microfoons hangen. Iemand met grootheidswaan gelooft dat hij een uitzonderlijk talent heeft of een machtige positie bekleedt, zoals die van directeur van een grote bank. Verder is de inhoud van het denken vaak zeer verward en spreekt de zorgvrager onsamenhangend. Stoornissen in het waarnemen uiten zich in hallucinaties. Hallucinaties zijn zintuigelijke waarnemingen die niet in overeenstemming zijn met de geaccepteerde werkelijkheid. Iemand hoort bijvoorbeeld stemmen die voor een ander niet waarneembaar zijn. Deze stemmen zijn in het algemeen niet vriendelijk en uiten allerlei beschuldigingen, of geven opdracht tot bijvoorbeeld het zich onthouden van eten en drinken. Soms komt het voor dat iemand via stemmen de opdracht krijgt een ander iets aan te doen. Maar ook alle andere zintuigen kunnen hallucinaties oproepen. Slangen die door de muur komen, zijn voorbeelden van visuele hallucinaties. Het gevoelsleven van een zorgvrager in een psychose kan verstoord zijn. Iemand kan bijvoorbeeld versterkte emoties ervaren of juist totaal niet bij de situatie passende emoties. Iemand gaat bijvoorbeeld lachen op een begrafenis of wordt zonder reden ineens heel erg emotioneel. Negatieve symptomen zijn gedragingen en belevingen die bij de zorgvrager ontbreken. Het gaat dan bijvoorbeeld om initiatiefverlies, verminderende sociale contacten, afvlakking van het gevoelsleven, een vlakke non-verbale uitdrukking, afnemende zorg voor persoonlijke hygiÍne en een verstoord dag-nachtritme.

ij

Behandeling van psychotische stoornissen

U

itg

ev

er

Iemand met een psychotische stoornis heeft vrijwel altijd medicatie nodig. Regelmatig komt het voor dat iemand door de wanen en hallucinaties de opdracht krijgt deze medicatie niet in te nemen. De situatie verergert dan en deze persoon kan een gevaar voor zichzelf of zijn omgeving worden. Soms is het dan nodig om iemand tegen zijn wil op te nemen in een psychiatrisch ziekenhuis op een gesloten afdeling. Dat kan niet zomaar: daar zijn speciale wetten voor. Wanneer iemand weer uit de psychose is, wordt er samen gekeken naar de oorzaak en wordt een plan gemaakt voor de toekomst. De mate waarin iemand schizofrenie heeft kan verschillen. Soms kan het zo zijn dat de persoon permanent in een psychiatrisch ziekenhuis verblijft.

54


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.