40412 Diversiteit in kinderopvang

Page 1

fb .v

.

Cursus

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

Diversiteit in kinderopvang


Auteur: Lily Benjamin - Merens Inhoudelijke redactie: Napona Smid Titel: Diversiteit in de kinderopvang

tie

ISBN: 978 90 3724 041 2

fb .v

Uitgeverij: Edu’Actief b.v. 0522-235235 info@edu-actief.nl www.edu-actief.nl

.

Colofon

©

u' Ac

Edu’Actief b.v. 2018 Behoudens de in of krachtens de Auteurswet gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

Ed

Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h Auteurswet dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in compilatiewerken op grond van artikel 16 Auteurswet kan men zich wenden tot de Stichting PRO (www.stichting-pro.nl). De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.

U

itg

ev

er

ij

Door het gebruik van deze uitgave verklaart u kennis te hebben genomen van en akkoord te gaan met de specifieke productvoorwaarden en algemene voorwaarden van Edu’Actief, te vinden op www.edu-actief.nl.


Inhoud Over deze cursus

Wereldreligies

.

7 8

Religies in de praktijk van de kinderopvang 15

Interculturele communicatie Reflecteren

22

tie

Levensovertuigingen

11

29

Theoriebron Islam

33

Theoriebron Jodendom

31

u' Ac

Theoriebron Christendom

fb .v

OriĂŤntatie

4

36

Theoriebron Antroposofie

39

Theoriebron Vegetarisme en veganisme 43

Ed

Theoriebron Niet vaccineren

41

45

U

itg

ev

er

ij

Theoriebron Interculturele communicatie

3


Over deze cursus

Over deze cursus

.

Inleiding

er

ij

Ed

u' Ac

tie

fb .v

Nederland is het meest religieus diverse land van Europa. Iets meer dan 50% staat geregistreerd als christen, 42% hangt geen geloof aan en 6% is moslim. Het hindoeïsme, boeddhisme, jodendom en andere geloven hebben allen minder dan 1 procent. In de kinderopvang krijg je te maken met kinderen, ouders en collega’s uit alle windstreken. In de grote steden is het normaal dat een groep bij de kinderopvang divers is. Ook in de provincies en kleinere plaatsen krijg je hier steeds meer mee te maken. De kinderen in de opvang nemen hun eigen gebruiken mee. Soms merk je hier niet veel van. Sommige kinderen eten ‘anders’ of vieren andere feestdagen. De achtergrond kan te maken hebben met religie en levensopvattingen, zoals veganisme of antroposofie. Op een dag werk je samen met een collega die andere levensopvattingen heeft. Hoe ga jij als pedagogisch medewerker om met deze achtergronden? En hoe communiceer je op een goede manier met mensen uit andere culturen? In deze cursus krijg je achtergrondinformatie over wereldreligies zoals het christendom, de grootste religie ter wereld en de islam, de op één na grootste religie ter wereld. Ook krijg je informatie over het jodendom en andere levensopvattingen, waarmee je te maken kunt krijgen in de kinderopvang.

ev

Leerdoelen •

U

itg

4

• •

Je hebt kennis van verschillende (wereld)religies en hun uitingsvormen, gebruiken en rituelen, zoals christendom, islam en jodendom. Je kunt omgaan met uitingsvormen van verschillende (wereld)religies in de dagelijkse praktijk van de kinderopvang, zoals voeding, bidden, kleding, feestdagen. Je hebt kennis van verschillende levensopvattingen en hun uitingsvormen, gebruiken en rituelen, zoals antroposofie, vegetarisme, veganisme en niet-vaccineren. Je kunt omgaan met de uitingsvormen van verschillende levensopvattingen in de dagelijkse praktijk van de kinderopvang, zoals voeding, kleding en persoonlijke verzorging. Je kunt in je communicatie met kinderen, ouders en collega's rekening houden met culturele verschillen en je communicatie aanpassen aan de ander.


Over deze cursus

Beoordeling Aan het eind van de cursus wordt je parate kennis beoordeeld met een toets. Je praktische beheersing van de leerdoelen wordt getoetst met twee beroepsproducten. Deze worden op verschillende punten beoordeeld: op inhoud (producteisen) en op de uitvoering (processtappen). Ander belangrijke punten bij de beoordeling zijn: actieve deelname aan de lessen, nette uitwerking van de opdrachten in goed Nederlands. Je vindt ze bij elkaar in het beoordelingsformulier.

fb .v

.

Beoordelingsformulier <

Planning

Een beroepsproduct maken kost tijd. Daarom moet je dit goed plannen. Lees eerst de opdracht van het beroepsproduct goed door en vul daarna het planningsformulier in. Neem ook de andere opdrachten van deze cursus op in je totale planning. Zo voorkom je dat je in tijdnood komt.

tie

Planningsformulier <

u' Ac

Beroepsproduct 1: Intercultureel kinderrestaurant

Casus

Ed

Plan een datum waarop je dit beroepsproduct inlevert. Vul deze datum in op je planningsformulier.

er

ij

Jullie werken in een kinderdagverblijf. Je kiest voor het maken van een dagmenu volgens een van de beschreven religies of maatschappelijke bewegingen uit deze cursus. Je maakt met elkaar een dagmenu voor kinderen, die op deze manier eten. De recepten zet je op papier. In het dagmenu zit in ieder geval een lunch, een tussendoortje, een traktatie, drinken en een avondmaaltijd.

ev

Leg uit waarom jullie kiezen voor deze maaltijden. Een van de recepten maak je klaar en presenteer je in de groep.

U

itg

Eisen aan de uitvoering • • • •

Maak een planning en een taakverdeling. Zet de eisen en voorschriften voor de voeding op een rijtje. Maak een dagmenu, met de recepten erbij. Maak een planning voor het gerecht dat jullie klaar gaan maken, met een boodschappenlijst, budget en taakverdeling.

Laat elke processtap goedkeuren door je docent, voordat je begint aan de volgende stap.

Eisen aan het beroepsproduct • •

De recepten zijn uitvoerbaar in de praktijk. De recepten zijn overzichtelijk en aantrekkelijk opgesteld (denk hierbij ook aan de vormgeving).

5


Over deze cursus

• •

De recepten passen bij een dag op het kinderdagverblijf. De keuzes voor de recepten zijn uitgelegd (cultureel en op kinderen gericht).

fb .v

Plan een datum waarop je dit beroepsproduct inlevert. Vul deze datum in op je planningsformulier.

.

Beroepsproduct 2: Programma ‘Samen’

Casus

u' Ac

tie

Jullie werken in een groep van de bso met de oudste kinderen, 10–12 jaar. De groep is samengesteld uit kinderen van verschillende afkomst. Denk aan: kinderen die in Nederland zijn opgegroeid, kinderen met een migratie-achtergrond, hoog- en laagopgeleid, verschillende inkomens, goed ontwikkeld en kinderen met achterstanden. In de groep geeft dit soms spanningen en conflicten. In een programma van activiteiten willen jullie het respect tussen de kinderen en voor elkaars achtergrond bevorderen. Misschien weten de kinderen niet genoeg van elkaars achtergrond? Jullie stellen een programma hiervoor op. Je omschrijft de doelen en werkt drie activiteiten uit, die bij de doelstellingen aansluiten.

Eisen aan de uitvoering

Maak een planning en een taakverdeling. Stel de doelen voor je programma op. Bedenk drie activiteiten, die aansluiten bij de doelen.

Ed

• • •

Laat elke processtap goedkeuren door je docent, voordat je begint aan de volgende stap.

ij

Eisen aan het beroepsproduct Een uitgewerkt activiteitenplan, waarin respect voor elkaars achtergrond centraal staat. In de uitwerking: doelen, activiteiten, materialen, tijdsduur, begeleiding, beschrijving activiteiten. Leg jullie keuzes uit. Drie activiteiten zijn tot in detail uitgewerkt.

er

U

itg

ev

• •

6


Oriëntatie

Oriëntatie

Opdracht 2

Wereldbingo Op het bord staan vijftien woorden die te maken hebben met het onderwerp van de les. Maak een bingoblaadje met negen vakken, zoals hieronder.

• • • • • • •

Neem negen woorden van het bord over. Schrijf deze in je eigen volgorde in de vakken. Geef je blaadje aan de buurman links. Jij krijgt een blaadje van de buurman rechts. De docent geeft uitleg over een woord, zonder het woord zelf te noemen. Als het woord op het blaadje staat, streep je het door. Heb je alle woorden doorgestreept? Dan roep je BINGO. Alle woorden die niet zijn genoemd bespreken jullie kort. Check samen met de docent of de uitleg en het woord bij elkaar passen.

tie

fb .v

.

• •

u' Ac

Opdracht 1

Een dag uit het leven van …

er

ij

Ed

Beschrijf een dag uit je leven. Je geeft hierbij aan wat je vaste gebruiken, rituelen, gewoontes zijn. Zijn deze bepaald door cultuur, of door een religie of levensopvatting? Geef antwoord op deze vragen: • Welke vaste gebruiken heb je? • Hoe kleed je je? • Hoe verzorg je jezelf? • Hoe eet je? • Met wie ga je om? • Welke regels heb je? Maak een presentatie. Dit kan een foto zijn met uitleg, een tekening of een kort filmpje.

Opdracht 3

Stellingenspel

‘In de kinderopvang is het al druk genoeg. We kunnen geen rekening houden met wensen van ouders voor ander eten of speciale feestdagen.’

‘Kinderen die niet gevaccineerd zijn, horen niet op de kinderopvang thuis.’

‘In de kinderopvang kunnen kinderen kennis maken met de Nederlandse taal en gewoontes. Hiervoor geven we extra begeleiding.’

U

itg

ev

Discussieer met elkaar over deze stellingen:

7


Wereldreligies

Wereldreligies

fb .v

Het hindoeïsme en jodendom zijn de oudste religies ter wereld.

.

Inleiding

tie

In de kinderopvang werk je met kinderen, ouders en collega’s die verschillende achtergronden hebben. Veel mensen zijn gelovig. De een is christen, de ander moslim en weer een ander hindoestaan. De een is veel met het geloof bezig, voor de ander is het geloof een aspect van zijn leven. Als je met mensen werkt, is het belangrijk dat je iets weet van de achtergronden van verschillende godsdiensten. Je leert de hoofdlijnen van de godsdiensten die je in Nederland tegen kunt komen.

Leerdoelen

Ed

u' Ac

Je kunt: • de hoofdlijnen van het christendom, de islam en het jodendom beschrijven en gebruiken en rituelen die van toepassing zijn bij het werken in de kinderopvang noemen • de migratiegeschiedenis van Nederland beschrijven.

In de kinderopvang krijg je te maken met kinderen en ouders met verschillende achtergronden.

Opdracht 4

ij

In deze cursus richten we ons op de religies: het christendom, de islam en het jodendom. In deze opdracht maak je hier een start mee.

er

Werkmodel Mindmap <

Mindmap Christendom, Islam en Jodendom

ev

Theoriebron Christendom <

Maak voor elke religie een mindmap: • Verwerk hierin de hoofdlijnen van de religie. • Verwerk ook de gewoontes en gebruiken waarmee je in de kinderopvang te maken krijgt. Denk hierbij aan eten en drinken, bidden, kleding, persoonlijke verzorging enzovoort. • Gebruik de theoriebron. Gebruik daarnaast bronnen van internet en de mediatheek of interview een medestudent die de religie aanhangt. • Maak van de informatie die je hebt gevonden een mindmap. • Gebruik tekst en beeld in je mindmap en kies daaruit één aspect dat je interessant vindt en waar je meer over wilt weten. • Presenteer de mindmaps in de groep.

itg

Theoriebron Islam <

U

Theoriebron Jodendom <

8


Wereldreligies

Theoriebron Jodendom <

Opdracht 6 Theoriebron Christendom < Theoriebron Islam <

.

Praktijkvoorbeelden

Maak viertallen. Verdeel de onderwerpen van de wereldreligies over de groepen. Iedere groep heeft één wereldreligie.

Zoek op internet twee voorbeelden op van kinderopvanginstellingen met een religieuze achtergrond. Googel op trefwoorden als ‘christelijk kinderdagverblijf, joodse kinderopvang’ enzovoort. a. Instelling 1 1. Noem de naam, plaats, website van de instelling.

Ed

Theoriebron Jodendom <

fb .v

Theoriebron Islam <

Maak een kalender voor het komende jaar, waarin je de feestdagen van de wereldreligies verwerkt. Gebruik internet om de feestdagen voor het komende jaar op te zoeken. Geef bij iedere feestdag een uitleg: • Wat wordt er gevierd? • Welke gebruiken horen hierbij? • Hoe kun je deze feestdag in de kinderopvang vormgeven? • Maak een overzichtelijke kalender. • Gebruik tekst en beeld.

tie

Theoriebron Christendom <

Kalender

u' Ac

Opdracht 5

er

ij

2. Neem de website van de instelling door. Op welke manier geven mensen uiting van de religie in de instelling? Denk hierbij aan: dagritme, eten en drinken, activiteiten, feestdagen, pedagogisch beleid.

b. Instelling 2 1. Noem de naam, plaats, website van de instelling.

U

itg

ev

3. Is deze instelling gericht op alleen kinderen met deze religieuze achtergrond? Zijn andere kinderen ook welkom?

9


Wereldreligies

fb .v

.

2. Neem de website van de instelling door. Op welke manier geven mensen uiting aan de religie in de instelling? Denk hierbij aan: dagritme, eten en drinken, activiteiten, feestdagen, pedagogisch beleid.

Website Studiepakket multicultureel Nederland <

Let bij het maken van de geschiedenisbalk op de volgende punten. Met betrekking tot de inhoud: • Geef je tijdlijn een titel. Welk thema zou je eruit willen lichten? Bijvoorbeeld: ‘Migratie in de oudheid’ of ‘De migratie vanuit onze kolonies’. • Maak een lijst. Zet voor jezelf op een rijtje welke punten belangrijk zijn om op je tijdlijn te vermelden. Zorg dat de belangrijke momenten uit de theorie verwerkt worden, maar je mag daarnaast ook andere gebeurtenissen toevoegen die niet in de theorie staan. • Bepaal het begin- en eindpunt. Er is een eindeloze hoeveelheid aan gegevens, details en gebeurtenissen te vinden. • Geef per migratiegebeurtenis de naam, oorzaak en kenmerken weer. • Maak een korte presentatie waarin je de tijdlijn presenteert en je de bronnen die je gebruikt hebt laat zien aan de docent. • Kijk op verschillende sites, zoek in de bibliotheek naar boeken over het onderwerp, lees biografieën, (kranten)artikelen enzovoort. • Weest kritisch! Graaf dieper om erachter te komen wat er werkelijk gebeurd is.

er

ij

Artikel Migratie uit Antillen groeit naar record <

Deze opdracht gaat over de migratiegeschiedenis van Nederland. Je gaat een tijdlijn maken van alle belangrijke migraties naar Nederland toe waardoor je kennis krijgt van de oorsprong van de culturele diversiteit in Nederland anno 2017. Je mag voor deze opdracht gebruikmaken van internetbronnen. Enkele bronnen die je kunt gebruiken, staan in de opdracht.

u' Ac

Website Vijf eeuwen migratie <

Geschiedenisbalk

Ed

Opdracht 7

tie

3. Is deze instelling gericht op alleen kinderen met deze religieuze achtergrond? Zijn andere kinderen ook welkom?

U

itg

ev

Met betrekking tot de vormgeving: • Gebruik je creativiteit en kies een vorm voor de tijdlijn die bij het onderwerp past. Schets en speel wat met de mogelijkheden. Zorg er natuurlijk wel voor dat je alle informatie op de tijdlijn kwijt kunt. Je mag de tijdlijn digitaal maken of uitwerken op bijvoorbeeld een groot vel papier. Als het maar zichtbaar is voor de mensen aan wie jij de tijdlijn gaat presenteren. • Vorm een aantrekkelijk geheel. Gebruik afbeeldingen, illustraties of zelfs filmpjes (als je een digitale tijdlijn maakt). Je kunt je tijdlijn ook van een achtergrond voorzien. • Zet boven aan de tijdlijn de titel in duidelijke letters, zodat in een oogopslag duidelijk wordt waar jouw geschiedenisbalk over gaat. • Zorg dat je presentatie van je tijdlijn niet langer duurt dan 5 minuten.

10


Religies in de praktijk van de kinderopvang

.

Religies in de praktijk van de kinderopvang

fb .v

Inleiding

tie

Religies komen tot uiting in dagelijkse gebruiken en rituelen. Ouders van kinderen in de kinderopvang hebben wensen op dit gebied. Kinderen eten volgens voorschriften en doen mee met het gebed. Ook kunnen er kledingwensen zijn. Voor veel voorkomende religies leer je welke voorschriften er zijn. Natuurlijk zijn variaties mogelijk. De ene christen stelt het op prijs om drie keer daags te bidden. De ander gaat hier losser mee om.

Leerdoelen

er

ij

Ed

u' Ac

Je kunt: • voeding voor kinderen klaarmaken volgens de uitgangspunten van de religies • in het dagritme rekening houden met rituelen, zoals bidden • bij de verzorging van kinderen rekening houden met de wensen over kleding • in het jaarprogramma van de opvang de feestdagen van de wereldreligies toepassen.

Lekkernijen bij het Suikerfeest.

Waar of niet waar?

ev

Opdracht 8

itg

Theoriebron Christendom <

U

Theoriebron Islam < Theoriebron Jodendom <

Geef bij onderstaande uitspraken aan of ze waar of niet waar zijn. a. Moslims eten koosjer. Waar / Niet waar b. Christenen hebben een vastentijd. Waar / Niet waar c. Halal voedsel betekent dat je alleen geen varkensvlees eet. Waar / Niet waar d. Christenen, joden en moslims eten geitenvlees. Waar / Niet waar e. Jom Kipoer is een joodse feestdag. Waar / Niet waar f. De afsluiting van de ramadan is het Offerfeest. Waar / Niet waar

11


Religies in de praktijk van de kinderopvang

Theoriebron Islam <

a. In welke periode in het jaar is de vastentijd?

b. Wat houdt de vastentijd praktisch in? Wat eten mensen wel of niet?

c. Welke christenen doen aan de vastentijd?

tie

Theoriebron Jodendom <

Geef antwoord op deze vragen:

.

Theoriebron Christendom <

Christendom en voeding

fb .v

Opdracht 9

Theoriebron Christendom <

Islam en voeding

Geef antwoord op deze vragen: a. Wat betekent halalvoedsel?

Ed

Opdracht 10

u' Ac

d. Sommige christenen eten op vrijdag niet al het voedsel. Om welk voedsel gaat het? Wat eten zij dan meestal wel op vrijdag?

Theoriebron Islam < Theoriebron Jodendom <

ij

b. Welke producten kan een moslim eten?

er

c. Welk soort vlees eet een moslim niet?

Jodendom en voeding

ev

Opdracht 11

itg

Theoriebron Christendom <

Geef antwoord op deze vragen: a. Wat betekent koosjer eten?

U

Theoriebron Islam < Theoriebron Jodendom <

12

b. Welk soort vlees is koosjer?


Religies in de praktijk van de kinderopvang

Theoriebron Christendom <

Rituelen religies

fb .v

Opdracht 12

.

c. Waarom vind je in een koosjer huishouden dubbel servies, bestek en keukengerei?

Maak groepjes van vier studenten. Zet met elkaar de rituelen van het christendom, de islam en het jodendom in een overzicht. Verwerk hierin: gebeden, wekelijkse diensten, gebruiken. Gebruik de theoriebron en kijk op internet.

Theoriebron Jodendom <

Opdracht 13 Theoriebron Christendom <

Religie en kleding

u' Ac

tie

Theoriebron Islam <

Maak tweetallen. Jullie maken een overzicht met de kledingvoorschriften voor de religies. Gebruik de theoriebron en kijk op internet. Maak een overzicht in beelden, zoals foto’s, een collage of een filmpje.

Ed

Theoriebron Islam <

er

ij

Theoriebron Jodendom <

Opdracht 14

Verdeel de religies over de groepjes. Bij jullie in de opvang komt een kind, met een christelijke, moslim- of joodse achtergrond. Jullie voeren het intakegesprek met de ouders.

ev

Theoriebron Christendom <

Een nieuw kind op de opvang

a. Bedenk drie open vragen die je de ouders wilt stellen?

itg

Theoriebron Islam <

U

Theoriebron Jodendom <

13


Religies in de praktijk van de kinderopvang

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

fb .v

.

b. Zoek op internet voorbeelden van spelletjes, kinderliedjes, kleurplaten en activiteiten, die je voor de religie van jullie groepje kunt gebruiken. Geef minimaal drie suggesties.

14


Levensovertuigingen

Levensovertuigingen

.

Inleiding

fb .v

In de kinderopvang kun je te maken krijgen met kinderen waarvan de ouders antroposofisch, vegetarisch of veganistisch zijn. Vaak uit zich dit in dagelijkse gebruiken, zoals voeding of kleding, in de inrichting en het speelgoed. Sommige ouders vaccineren hun kinderen niet. Wat zijn de achtergronden van deze overtuigingen, en waar krijg je in de dagelijkse praktijk mee te maken?

Leerdoelen

er

ij

Ed

u' Ac

tie

Je kunt: • de hoofdlijnen van de antroposofie uitleggen en hierbij de gebruiken toepassen voor de kinderopvang • de hoofdlijnen van vegetarisme uitleggen en je kent de toepassing voor voeding in de kinderopvang • de hoofdlijnen van veganisme uitleggen en je kent de toepassing voor de dagelijkse gang van zaken in de kinderopvang • de hoofdlijnen van niet vaccineren uitleggen en je kent de aandachtspunten voor de kinderopvang.

ev

Antroposofisch speelgoed.

Opdracht 15

Bij sommige instellingen staat in de beschrijving dat ze de antroposofie aanhangen. Maar wat is dat eigenlijk? In deze opdracht ga je hiermee aan de slag. Beantwoord deze vragen. a. Wat zijn de uitgangspunten van de antroposofie?

U

itg

Theoriebron Antroposofie <

Antroposofie

b. Wie is de grondlegger van de antroposofie?

15


Levensovertuigingen

fb .v

.

c. Wat zijn belangrijke jaarfeesten volgens de antroposofie? Hoe worden deze gevierd?

Gebruik boeken en het internet bij deze vragen.

a. Welke materialen gebruiken antroposofen veel voor speelgoed?

ev

er

ij

Theoriebron Antroposofie <

Antroposofisch speelgoed

Ed

Opdracht 16

u' Ac

tie

d. Volgens welke voedingsleer eten antroposofen? Wat houdt dit in?

U

itg

b. Hoe ziet de inrichting er volgens antroposofen vaak uit?

16

c. Zoek voorbeelden van speelgoed en van een inrichting op internet op. Laat hier beelden zien.


Levensovertuigingen

Het woord vegetarisch heb je vast en zeker al eens gehoord. Maar wat houdt het precies in? Beantwoord de volgende vragen. a. Wat is vegetarisme?

.

Theoriebron Vegetarisme en veganisme <

Vegetarisme

fb .v

Opdracht 17

tie

b. Wat eet een vegetariĂŤr wel en niet?

u' Ac

c. Noem drie redenen waarom iemand vegetarisch eet?

d. Wat is een flexitariĂŤr?

De term veganisme komt steeds vaker terug in de media. Wat houdt het in? Beantwoord de volgende vragen. a. Wat is veganisme?

er

ij

Theoriebron Vegetarisme en veganisme <

Veganisme

Ed

Opdracht 18

ev

b. Wat eet een veganist wel of niet?

U

itg

c. Noem drie redenen waarom iemand veganistisch eet?

d. Welke producten (naast voeding) gebruikt een veganist nog meer niet?

17


Levensovertuigingen

Steeds meer mensen eten vegetarisch of veganistisch. Soms zullen zij willen dat hun kinderen ook op deze wijze eten. In deze opdracht ga je aan de slag met vegetarische en veganistische menu's. Maak tweetallen.

.

Theoriebron Vegetarisme en veganisme <

Vegetarisch en veganistisch menu

fb .v

Opdracht 19

a. Noem drie overeenkomsten tussen vegetarisme en veganisme.

u' Ac

tie

b. Noem drie verschillen tussen vegetarisme en veganisme.

Ed

c. Bedenk een vegetarische broodmaaltijd voor een kind van 3 jaar.

er

ij

d. Bedenk een veganistische broodmaaltijd voor een kind van 10 jaar.

ev

e. Maak een overzicht met tips voor een vegetarisch en veganistisch dieet. Zet de tips op een A4, gebruik beelden en tekst.

Opdracht 20

U

itg

Theoriebron Vegetarisme en veganisme <

18

Dierlijk wel/niet? Zitten er in onderstaande artikelen dierlijke producten? Zo ja, beschrijf welk dierlijk product erin zit. a. Kaas ja/nee

b. Cassavekroepoek ja/nee


Levensovertuigingen

c. Kauwgom ja/nee

fb .v

.

d. Waxinelichtjes ja/nee

e. Cake ja/nee

Maak viertallen. Verdeel over de groepen de overtuigingen, zoals antroposofie, vegetarisme, veganisme. a. Instelling 1 1. Noem de naam, plaats, website van de instelling.

2. Neem de website van de instelling door. Op welke manier geven mensen uiting aan de overtuiging in de instelling? Denk hierbij aan: dagritme, eten en drinken, activiteiten, feestdagen, pedagogisch beleid.

U

itg

ev

er

Theoriebron Vegetarisme en veganisme <

Praktijkvoorbeelden

ij

Opdracht 21

Ed

h. Pasta ja/nee

u' Ac

g. Brood ja/nee

tie

f. Fruitsalade ja/nee

19


Levensovertuigingen

b. Instelling 2 1. Noem de naam, plaats, website van de instelling.

fb .v

.

3. Is deze instelling gericht op alleen kinderen met deze achtergrond? Zijn andere kinderen ook welkom?

u' Ac

tie

2. Neem de website van de instelling door. Op welke manier geven mensen uiting aan de overtuiging in de instelling? Denk hierbij aan: dagritme, eten en drinken, activiteiten, feestdagen, pedagogisch beleid.

Ed

3. Is deze instelling gericht op alleen kinderen met deze achtergrond? Zijn andere kinderen ook welkom?

ev

er

ij

4. Kijk naar een kinderdagverblijf in jullie eigen omgeving. Hoe gaan de pedagogisch medewerkers hier om met voedingswensen van ouders? Zoek dit uit voor het onderwerp dat jullie hebben onderzocht.

Opdracht 22

U

itg

Theoriebron Vegetarisme en veganisme <

20

Op het menu Jullie maken een dagmenu voor een kind op de kinderopvang volgens een vegetarisch of veganistisch dieet. • Zoek informatie op over vegetarisme en veganisme. • Kies een kind in de leeftijd 1 tot 4 jaar. • Zoek op welke voeding een kind in die leeftijd nodig heeft. • Stel nu een dagmenu op voor het kind.


Opdracht 23

Baby's worden meestal gevaccineerd. Vanuit sommige achtergronden mogen baby's niet worden gevaccineerd. In deze opdracht ga je dit verder onderzoeken. a. Wat gebeurt er in het lichaam bij vaccinatie?

tie

Theoriebron Niet vaccineren <

Vaccineren 1

fb .v

.

Levensovertuigingen

u' Ac

b. Voor welke ziektes worden kinderen gevaccineerd?

Ed

c. Wat betekent groepsbescherming bij vaccinatie?

er

ij

d. Sommige ouders hebben bezwaren tegen de vaccinatie van hun kinderen. Noem twee verschillende bezwaren en beschrijf kort de achtergrond.

itg

ev

e. De overkoepelende organisatie van kinderopvangcentra heeft een richtlijn opgesteld over vaccineren/niet vaccineren. Hoe ziet deze richtlijn eruit?

U

Opdracht 24

Theoriebron Niet vaccineren <

Vaccineren 2 Discussieer met elkaar over deze stellingen: • •

‘Kinderen die niet gevaccineerd zijn, horen niet thuis in de kinderopvang.’ ‘De kinderopvang moet ouders vragen om aan te tonen dat hun kinderen zijn gevaccineerd.’

21


Interculturele communicatie

.

Interculturele communicatie

fb .v

Inleiding

In je werk heb je te maken met kinderen, hun ouders en collega’s die een andere culturele achtergrond hebben dan jijzelf. Dit betekent ook iets voor de manier van communiceren. Misschien spreken zij minder goed Nederlands, of gebruiken zij gebaren en non-verbale communicatie, die je niet kent.

tie

Leerdoelen

ev

er

ij

Ed

u' Ac

Je kunt: • in interculturele communicatie je taalgebruik aanpassen aan de ander (kind, ouder, collega, deskundige) • je bewust zijn van je eigen referentiekader bij het observeren en interpreteren van non-verbale signalen • gebruiken en non-verbale signalen in de omgang met verschillende culturen en opvattingen herkennen en toepassen in het dagelijks werk • de interculturele verschillen tussen kinderen, ouders en collega’s respecteren en hiermee omgaan.

Intercultureel communiceren met kinderen, ouders en collega’s.

itg

Opdracht 25

U

Theoriebron Interculturele communicatie <

22

Taal van de doelgroep Bedenk een onderwerp, waarover je een korte presentatie kunt geven. Bijvoorbeeld: regels in de kinderopvang, een activiteit, een spel of een actueel onderwerp. Maak een korte mondelingen presentatie over dit onderwerp.


Opdracht 26

Dagprogramma

Jullie bedenken een dagprogramma voor een groep van de kinderopvang. Je mag zelf de soort groep kiezen. Je mag ook gebruikmaken van een bestaand dagprogramma. In het programma verwerk je vaste onderdelen zoals: halen en brengen, eten en drinken, persoonlijke verzorging, activiteiten. • Zet het dagprogramma eerst op papier. • Pas het dagprogramma aan, en maak het begrijpelijk voor kinderen (en ouders) die nauwelijks Nederlands spreken. • Gebruik hierbij beelden, foto’s of film.

tie

Theoriebron Interculturele communicatie <

fb .v

Maak verschillende versies, met als doelgroep: • een collega • een kind van drie jaar • een ouder die slecht Nederlands spreekt • iemand van 80 jaar. Oefen de presentaties eerst in je tweetal. Oefen de presentatie daarna in de lesgroep. Geef elkaar feedback.

.

Interculturele communicatie

Schrijf op wat voor jou normen en waarden (regels) zijn in onderstaande situaties: Op tijd komen

ev

er

Theoriebron Interculturele communicatie <

Eigen referentiekader

ij

Opdracht 27

Ed

u' Ac

Presenteer aan elkaar in de lesgroep. Geef elkaar feedback.

U

itg

Elkaar helpen

Geld uitlenen

Oudere mensen

23


Interculturele communicatie

Social media

fb .v

.

Een geheim bewaren

Religie

u' Ac

Theoriebron Interculturele communicatie <

Regels

Bedenk met elkaar tien regels die gelden in de lesgroep. Dit kunnen geschreven (vastgelegde) regels zijn. Het kunnen ook ongeschreven regels zijn. 1.

2.

ij

3.

Ed

Opdracht 28

tie

Spieken

er

4.

ev

5.

6.

U

itg

7.

8.

9.

10.

24


Interculturele communicatie

Wissel jullie regels daarna uit in de lesgroep. Komen de regels overeen? Zijn er tegengestelde regels? Hoe weet je dat deze regels er zijn? Wat gebeurt er als iemand zich niet aan de regels houdt?

Opdracht 30 Theoriebron Interculturele communicatie <

Misverstanden

Bekijk het Filmpje Najib Amhali Hoersubsidie Klassieker en het Filmpje Zo:Raymann Twee culturen op een kussen bij deze opdracht.

Bedenk welke moeilijkheden in communicatie in verschillende culturen je in deze filmpjes tegenkomt. Noem er in ieder geval drie.

Filmpje Zo:Raymann Twee culturen op een kussen <

ij

De docent geeft de instructie voor deze opdracht.

er

Theoriebron Interculturele communicatie <

Zone

Ed

u' Ac

Filmpje Najib Amhali Hoersubsidie Klassieker <

Opdracht 31

.

De docent geeft de instructie voor deze opdracht.

fb .v

Theoriebron Interculturele communicatie <

Ik zie, ik zie

tie

Opdracht 29

Elkaar verkeerd begrijpen

ev

Opdracht 32

Kom je zelf weleens miscommunicatie tegen door verschillen in culturen? Denk aan situaties in je omgeving, je werk of BPV. Of ben je weleens op reis geweest in een land met een andere cultuur, waar je miscommunicatie hebt meegemaakt? Bespreek met elkaar enkele situaties. Schrijf de situaties hierna op. Situatie 1

U

itg

Theoriebron Interculturele communicatie <

25


Interculturele communicatie

fb .v

.

Situatie 2

Theoriebron Interculturele communicatie <

F en G-cultuur

u' Ac

Opdracht 33

tie

Situatie 3

Maak tweetallen. Lees de volgende casussen door. Gaat het hier om een F- of een G-cultuur? Leg uit waarom je dit denkt.

Situatie 1:

ev

er

ij

Ed

Taiwo is afkomstig uit Afrika. Hij woont sinds twintig jaar in Nederland. Op een dag ontmoet hij in de trein Tunde. Door zijn gedrag en de manier waarop hij praat vermoedt Taiwo meteen dat Tunde van dezelfde stam is als hij. Wanneer ze aan de praat raken blijkt dit ook zo te zijn. Tunde doet al snel een beroep op Taiwo. Tunde is nog niet zo lang in Nederland en weet de weg nog niet goed. Hij heeft weinig geld. Taiwo helpt Tunde verder op weg, geeft hem wat geld en zorgt ervoor dat Tunde hem kan bellen als hij problemen heeft.

U

itg

Situatie 2

26

Marion woont in een klein dorp in de provincie. De laatste jaren heeft zij eindelijk haar leven weer op kunnen bouwen na een moeilijke periode. Zij is gescheiden en met twee kleine kinderen is zij opnieuw begonnen. Nu heeft ze haar leven op orde en is ze net begonnen in een baan die ze goed kan combineren met haar gezin. Helaas zijn haar ouders aan het sukkelen met hun gezondheid. Zij wonen verder weg. Zij doen steeds vaker een beroep op Marion. Marion heeft haar ouders duidelijk gemaakt dat zij best wil komen voor de gezelligheid, of om mee te gaan naar het ziekenhuis. Verder moeten haar ouders zelf Thuiszorg of andere hulp gaan zoeken.


.

Interculturele communicatie

fb .v

Situatie 3

Theoriebron Interculturele communicatie <

Casus

Lees de casussen door. Bespreek met elkaar bij iedere casus: • Om welk onderwerp gaat het hier? • Wat heeft het te maken met interculturele communicatie? • Hoe kun je als pedagogisch medewerker hiermee omgaan?

Ed

Opdracht 34

u' Ac

tie

Johan is het zesde kind in een gezin met negen kinderen. Zijn familie is sterk religieus. Zij wonen in een gesloten gemeenschap. Er wordt weleens gezegd dat wat er binnen het dorp gebeurt, het dorp niet uitkomt. Johan heeft na het uitgaan een ongeluk gehad met de brommer. Zijn vrienden en familie weten best wat er gebeurd is. Johan is op de brommer gestapt nadat hij gedronken had. Drank en zijn geloof gaan niet samen. Wanneer de politie aan de deur komt bij de familie van Johan doet niemand zijn mond open. Ja, ze praten wel met de politie, maar niemand vertelt wat hij echt weet.

Casus 1

ev

er

ij

Op kinderdagverblijf De Regenboog komen kinderen in de leeftijd nul tot vier jaar voor dagopvang. Op De Regenboog krijgen kinderen eten en drinken aangeboden. Dit wordt centraal ingekocht en verwerkt tot maaltijden van de kinderen. Met de komst van enkele islamitische kinderen op De Regenboog, wordt er niet langer varkensvlees geserveerd bij de maaltijden. Andere ouders, waarvan de kinderen al langer De Regenboog bezoeken vinden dat er nu te veel geluisterd wordt naar de wensen van moslimouders.

U

itg

Casus 2 Op kinderdagverblijf De Regenboog komen kinderen voor dagopvang. De kinderen hebben verschillende culturele achtergronden. Veel kinderen zijn in Nederland geboren en opgegroeid. Andere kinderen zijn nog niet zo lang in Nederland. Ook zijn er kinderen uit gezinnen, waar thuis geen Nederlands wordt gesproken. Steeds vaker ziet De Regenboog het als taak om kinderen ook goed voor te bereiden op de basisschool. Verhoudingsgewijs besteden de medewerkers veel aandacht aan taal en taalactiviteiten. Er is een programma opgesteld. Om de ontwikkeling van de kinderen goed te stimuleren is het ook belangrijk dat de ouders thuis aandacht besteden aan taal. Bijvoorbeeld door Nederlands te spreken, maar ook door de kinderen voor te lezen. In de praktijk merken jullie dat een aantal ouders dit doen. Er zijn ook ouders, die het nut en de noodzaak van voorlezen met kinderen niet kennen en niet inzien.

27


Interculturele communicatie

Casus 3

tie

fb .v

.

Op bso De Wereld komen kinderen met verschillende achtergronden voor opvang na schooltijd. Met de oudste kinderen van de bso worden vaak activiteiten gedaan, die ook hun zelfstandigheid bevorderen, op een speelse manier. Zo koken ze vaak samen. De kinderen bedenken zelf een menu, doen boodschappen, koken en ruimen op. Hierbij oefenen zij ook vaardigheden als overleggen, budgetteren, koken en samenwerken. Daarnaast maken zij kennis met elkaars keuken. Een pedagogisch medewerker begeleidt het groepje kinderen hierbij. Steeds vaker merkt hij dat binnen de groep traditionele patronen bestaan. De jongens willen nog wel meedenken over de maaltijd of mee naar de winkel. Het verdere uitvoerende werk in de keuken en het opruimen laten zij graag aan de meiden in de groep over. Wanneer de pedagogisch medewerker dit ter sprake brengt, antwoorden de jongens: ‘Zo gaat het bij ons thuis ook … ik ga niet schoonmaken …!’

Casus 4

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

Op bso De Wereld komen kinderen met een verschillende culturele achtergrond. Het beleid is om zo veel mogelijk ook te werken met pedagogisch medewerkers met verschillende achtergrond. Pas geleden is een nieuwe stagiaire begonnen. Hibo woont zelf ongeveer tien jaar in Nederland. Zij is met haar moeder vanuit Somalië naar Nederland gevlucht. In de afgelopen jaren heeft zij de basisschool en middelbare school doorlopen, en volgt zij nu een mbo-opleiding voor Pedagogisch Medewerker. Hibo spreekt prima Nederlands. Met haar moeder en broers en zussen spreekt zij haar eigen taal. Op De Wereld komen onder andere kinderen van ouders die inburgering volgen. Regelmatig zijn hier Somalische kinderen bij. Je hebt al een paar keer gemerkt dat Hibo zich meer met deze kinderen bemoeit dan met de andere kinderen. Op een dag loop je de ruimte in waar de kinderen verschoond worden. Je ziet dat Hibo met een kind bezig is, en met dit kind in het Somalisch praat.

28


Reflecteren

Reflecteren Opdracht 35

Reflectie op de lesstof

fb .v

.

a. Wat heb je allemaal geleerd? Noem drie dingen.

tie

b. Wat wist je al?

Opdracht 36

u' Ac

c. Wat ga je in de toekomst in jouw werk gebruiken?

Kritisch en creatief denken

Ed

a. Kijk je naar verschillende mogelijkheden als dingen niet in één keer lukken? Noem één voorbeeld.

b. Kom jij voor jouw mening uit als de situatie dat vraagt? Noem één voorbeeld.

er

ij

c. Heb jij het uiterste uit jezelf gehaald bij de opdrachten? Noem één voorbeeld.

Zelfregulatie en zelfsturing

ev

Opdracht 37

U

itg

a. Heb je een goede planning gemaakt? Geef hiervan één voorbeeld.

b. Heb je de goede bronnen en materialen gebruikt? Geef hiervan één voorbeeld.

c. Ben je goed omgegaan met feedback? Geef hiervan één voorbeeld: hoe heb je gereageerd?

29


Reflecteren

Opdracht 38

Samenwerken

.

a. Heb jij bijgedragen aan een goede sfeer in de groep? Geef hiervan één voorbeeld.

fb .v

b. Hebben jullie als groep goede afspraken gemaakt? Geef één voorbeeld van een goede afspraak.

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

c. Kun je goed met andere mensen omgaan, ook al zijn ze anders dan jij? Geef hiervan één voorbeeld.

30


Theoriebron Christendom

Theoriebron Christendom

.

Inleiding

fb .v

In Nederland wonen 17,2 miljoen geregistreerde mensen (2018). Soms komen migranten om te werken, soms als vluchteling, of om bij een Nederlandse partner te leven. In je werk krijg je te maken met kinderen, ouders of collega’s met een andere cultuur dan je eigen cultuur. Deze cursus gaat over hun achtergronden, te beginnen bij de wereldreligies.

Christendom

tie

Het christendom is de bekendste wereldreligie. Hoewel steeds minder Nederlanders een kerk bezoeken, is de cultuur nauw verbonden met het christendom.

u' Ac

Het Christendom is een godsdienst met één God en ontstaan vanuit het Jodendom. Jezus Christus is de zoon van God. Christenen geloven dat Jezus Christus is gestorven om hen te verlossen van hun zonden. Over de hele wereld zijn er twee miljard christenen. Hiermee is het de grootste religie op aarde. Het christendom is ontstaan vanuit het jodendom. Het christendom gaat uit van de opvattingen van Jezus Christus. Zijn volgelingen, de christenen, brengen zijn leer in de praktijk.

U

itg

ev

er

ij

Ed

Jezus Christus leefde ongeveer 2000 jaar geleden in het gebied dat nu Israël heet. De Romeinen heersten daar. Er waren veel verschillende godsdiensten. Jezus en zijn apostelen (aanhangers) werden gezien als een bedreiging. Hij werd opgepakt en gekruisigd. In de Paastijd wordt deze periode gevierd.

Website De Beeldenstorm <

Het symbool voor christenen is het kruis.

Stromingen in het christendom Binnen het christendom zijn verschillende stromingen. We kennen onder andere protestanten (hervormden en gereformeerden) en rooms-katholieken. Het christendom bestaat al lang in Nederland. Ook als je niet gelovig bent, ken je vaak wel christelijke gewoontes, zoals het kerstfeest. Van oorsprong waren mensen katholiek. Er kwam steeds meer kritiek op de uitingsvormen van de katholieke kerk. De protestante kerk is toen ontstaan. In protestante kerken zie je geen beelden en schilderijen hangen. Ook bij de diensten is er minder pracht en praal.

31


Theoriebron Christendom

.

In Nederland beleven christenen hun geloof op verschillende manieren. Sommige mensen gaan alleen met Kerst naar de kerk en lezen af en toe uit de Bijbel. Anderen doen dit dagelijks en bidden drie keer per dag. Ook in andere uitingsvormen zien we verschillen. Vooral rond Staphorst en op de Veluwe zijn mensen strikter. Werken op zondagen komt minder voor. Veel vrouwen dragen rokken.

fb .v

De Bijbel

tie

Voor christenen is de Bijbel het heilige en belangrijkste boek. De Bijbel heeft twee delen, het Oude Testament en het Nieuwe Testament. Het Oude Testament wordt gezien als het woord van God. Het bestaat uit een groot aantal verhalen, oorspronkelijk opgeschreven door joden. Het Nieuwe Testament heeft onder andere de vier evangeliën (van Mattheus, Marcus, Lucas en Johannes). Hierin is het leven, lijden, sterven en de hemelvaart van Jezus beschreven.

u' Ac

Gewoonten en gebruiken

Ed

Voor christenen zijn er verschillende gebruiken. Dit zijn sacramenten of gewijde handelingen. Een kind wordt zo snel mogelijk na de geboorte gedoopt. Het kind is hiermee ingewijd in het christelijke leven. Bij de doop krijgt het kind een beetje gewijd water over zijn hoofd, en er worden gebeden uitgesproken. Sommige christenen vinden het belangrijk om zich pas te laten dopen als zij hier besef van hebben. Zij doen dit op volwassen leeftijd. Katholieke kinderen van 7 of 8 jaar doen de heilige communie. Dit is een volgende inwijding in het geloof. In de protestante kerk doen jongeren (18 – 20 jaar) belijdenis. Hiermee bevestigen zij hun geloof. In de periode hiervoor zijn zij via catechisatie voorbereid op de belijdenis. Tijdens deze bijeenkomsten staat het uitdiepen van en het praten over het geloof centraal.

er

ij

Feestdagen christendom

U

itg

ev

Belangrijke Feestdagen van het christendom zijn: • Kerst: de geboorte van Jezus Christus • Pasen en de goede week daarvoor: het lijden, sterven en opstaan uit de dood van Jezus Christus.

32

De zondag is de wekelijkse rustdag voor christenen. Mensen gaan naar de kerk om een dienst te bezoeken. Tijdens de dienst zijn er gebeden, een overdenking (preek) en wordt er gelezen uit de Bijbel. Soms zijn er bijzondere diensten. Bijvoorbeeld bij de doop van een kind. Sommige christenen bidden een aantal keren per dag, bijvoorbeeld voor iedere maaltijd. Er zijn geen regels voor voeding. Katholieken hebben een vastentijd, de zes weken voor Pasen. Mensen leven dan sober en drinken minder of niet. De vrijdag is een dag waarop mensen in sommige christelijke kringen geen vlees eten, een soort wekelijkse vastendag. Vaak eten mensen dan wel vis.


Theoriebron Islam

Theoriebron Islam

.

Inleiding

fb .v

De tweede wereldreligie is de islam. Hoewel er in Nederland altijd mensen hebben gewoond en gewerkt met diverse achtergronden, is de instroom van moslims vanaf de jaren 60 van de vorige eeuw gegroeid. Toen kwamen er eerst mensen uit Marokko en Turkije (waarvan de meeste moslims waren) als arbeiders naar Nederland.

tie

Onder asielzoekers, die sinds de jaren 80 naar Nederland komen, bevinden zich ook moslims. In totaal wonen er nu ongeveer 1 miljoen moslims in Nederland.

Islam

u' Ac

In de islam staat Allah centraal. Hij wordt vereerd. Het heilige boek van de islam is de Koran. De islam is in de zesde eeuw ontstaan in Saoedi-Arabië. De profeet Mohammed heeft de tekst voor de Koran opgeschreven. Aanhangers van de islam heten moslims. Islam betekent overgave. Een moslim is ‘iemand die zich overgeeft’.

Ed

Er zijn ongeveer 1,5 miljard moslims in de wereld. Veel mensen, die naar Nederland emigreren zijn moslim. Op deze manier heeft de islam in Nederland steeds meer een plek gekregen. In veel plaatsen is een moskee. De ramadan, de vastenmaand van de islam, is breed bekend. Binnen de islam zijn veel verschillende stromingen.

De vijf zuilen van de islam

U

itg

ev

er

ij

Voor iedere moslim is het belangrijk om te voldoen aan de verplichtingen van zijn geloof. Deze zijn samengevat in de vijf zuilen van de islam: 1. de geloofsbelijdenis (sjahada) Dagelijks bidden mensen: ‘Er is geen andere god dan Allah en Mohammed is zijn profeet.’ 2. de rituele gebeden (salat) Dagelijks zijn er vijf momenten voor het gebed. Van ’s ochtends vroeg voor zonsopgang tot in de avond na de zonsondergang. Veel moslims bidden op hun werk of thuis in een aparte ruimte. 3. het geven van aalmoezen (zakat) Voor moslims is het belangrijk en noodzakelijk om regelmatig bedragen of goederen te schenken aan anderen. 4. het vasten of ramadan Jaarlijks is er een vastenmaand. Moslims eten alleen tussen zonsondergang en zonsopgang. 5. de pelgrimstocht naar Mekka (hadj) Iedere moslim, die het zich financieel en met zijn gezondheid kan permitteren, is verplicht de reis naar de heilige stad Mekka eens in zijn leven te maken.

33


Theoriebron Islam

Gewoonten en gebruiken islam

.

De moskee is het gebedshuis van de islam. De wekelijkse dienst in de moskee is op vrijdag. Over de hele dag bidden moslims vijf keer. Zij doen dit met het gezicht naar Mekka gericht. De moskee roept op tot gebed.

Ed

u' Ac

tie

fb .v

Belangrijke feestdagen: • Ramadan, de vastenmaand. Moslims eten een maand lang alleen tussen zonsondergang en zonsopgang. De periode is niet een vaste tijd van het jaar, deze schuift ieder jaar op. • Suikerfeest: Als de ramadan voorbij is, vieren moslims het Suikerfeest. Kinderen krijgen cadeaus, mensen snoepen en armen krijgen wat geld. • Hadj: de pelgrimsreis Moslims gaan op bedevaart naar Mekka. Iedere moslim probeert dit eens in zijn leven te doen. Aan het eind van de hadj wordt het Offerfeest gevierd. Moslims over de hele wereld slachten een dier, vaak een schaap. Mensen geven een deel hiervan aan anderen.

De halve maan is een belangrijk symbool voor moslims.

ij

Halalvoedsel

ev

er

Moslims eten alleen ‘halalvoedsel’. Halal betekent ‘wettig’ of ‘toegestaan’. Vaak is wel bekend dat moslims geen varkensvlees eten. Ook producten, waarin varkensvlees zit zijn niet halal. Moslims eten alleen vlees van een dier dat ritueel is geslacht. Ook gebruiken zij (de meeste moslims) geen alcohol.

U

itg

Kledingvoorschriften

34

Binnen de islam zijn er kledingvoorschriften. Moslims moeten zich bedekken, om met hun kleding geen verleiding uit te lokken. Voor zowel jongens als meisjes geldt dit vanaf de puberteit. Sommige vrouwen bedekken het haar, andere ook delen van hun gezicht. Sommige moslimvrouwen kiezen ervoor om het hoofd niet te bedekken.


Sommige moslimvrouwen dragen een hoofddoek.

fb .v

.

Theoriebron Islam

Stromingen

u' Ac

tie

Kledingvoorschriften zijn een interpretatie van de Koran, vermengd met culturele gebruiken. Er zijn dan ook veel verschillende varianten en interpretaties. Vaak beginnen meisjes met het dragen van een hoofddoek in de puberteit. Ook hier zijn uitzonderingen. In sommige culturen dragen kinderen dit al veel eerder.

U

itg

ev

er

ij

Ed

Binnen de islam zijn er veel verschillende stromingen. Van oudsher zijn er twee verschillende groepen moslims. • Soennieten: zij gaan uit van de scheiding tussen het wereldlijk gezag (regeringen) en het geestelijke gezag. De Soennieten vormen de grootste groep moslims. • Sjiieten: zij gaan niet uit van een scheiding tussen politiek en geestelijk leiderschap. Dit betekent dat geestelijk leiders ook beslissen over de politiek. Dit zie je bijvoorbeeld terug in een land als Iran. De geestelijk leiders hebben hier de macht.

35


Theoriebron Jodendom

Theoriebron Jodendom

.

Inleiding

Geschiedenis jodendom

fb .v

Een andere wereldreligie is het Jodendom. Joden wonen verspreid over de hele wereld. Door handelscontacten en immigratie kwamen joden vanaf de Middeleeuwen ook naar Nederland. In de grotere steden zijn joodse gemeenschappen en staan synagogen (gebedshuizen).

u' Ac

tie

Het jodendom is de oudste religie waarbij één God wordt vereerd. De geschiedenis begint bij Abraham, ongeveer 4000 jaar geleden. Abraham geloofde in één God. Deze God beloofde Abraham zijn eigen land en veel nakomelingen. De zonen van Abraham moesten vluchten uit het aangewezen land, en kwamen in Egypte terecht. Onder leiding van Mozes trok het volk door de woestijn naar het beloofde land, Israël. Door de eeuwen heen hebben joden zich verspreid over de wereld. Vanaf de 10e eeuw ook in Europa. Vanaf het eind van de 19e eeuw wakkerde de haat tegen joden in Europa aan. Dit noemen we ook wel antisemitisme. In de Tweede Wereldoorlog zijn zes miljoen joden omgekomen. Na deze oorlog wilden bekende joden een eigen land hebben. In 1948 werd de staat Israël uitgeroepen.

Ed

Over de hele wereld wonen ongeveer 14 miljoen joden. In Nederland wordt het aantal geschat op 50.000. Tot op de dag van vandaag heeft de staat Israël conflicten met de buurstaten en de oorspronkelijke bewoners van het land.

ij

Thora

U

itg

ev

er

De Thora is het heilige boek van de joden, de Hebreeuwse Bijbel. Het eerste deel van de Thora is het belangrijkste deel. Deze bestaat uit vijf boeken, opgeschreven door Mozes. Een volgend deel, de Profeten, vertelt de geschiedenis van de joden in Palestina. Het laatste deel, de Geschriften bevat de psalmen, spreuken en kleinere boekjes. De Thora is geschreven door verschillende personen. De uitleg van deze boeken kan lastig zijn. De Talmoed is de uitleg van de Thora.

36

Sabbat De sabbat is de wekelijkse rustdag. Een jood moet zes dagen werken en op de zevende dag rusten. Op vrijdagavond begint de sabbat met een dienst in de synagoge, het gebedshuis. Tijdens de dienst zijn er gebeden, gezangen en er wordt gelezen uit de Thora. Mannen bedekken hun hoofd met een keppeltje. Vrouwen nemen traditiegetrouw niet deel aan de dienst. Zij kunnen de dienst wel volgen vanaf een galerij.


Joodse mannen dragen bij gebeden een keppeltje.

fb .v

.

Theoriebron Jodendom

u' Ac

De Tien Geboden

tie

De sabbat eindigt op zaterdag vlak na zonsondergang. Omdat het de rustdag is, is werk niet toegestaan. Afhankelijk van hoe strikt (orthodoxe) mensen zijn, leven ze dit na. Orthodoxe joden gebruiken geen stroom, auto, of vuur tijdens de sabbat. Ook handelen zij niet.

De Tien Geboden zijn de leefregels van het jodendom. Deze zijn:

er

ij

Ed

1. Ik ben de Here, uw God. 2. U zult geen andere goden hebben. 3. U zult geen valse eed afleggen in Mijn naam. 4. Gedenk de sabbatdag en houd deze heilig. 5. Eer uw vader en uw moeder. 6. U zult niet doodslaan. 7. Neem niet de vrouw of de man van een ander. 8. U zult niet stelen. 9. U zult niet liegen. 10. Wees niet jaloers.

Spijswetten

U

itg

ev

In de Talmoed staat beschreven hoe joden om moeten gaan met voedsel. Dit noemen ze de spijswetten. Belangrijk is dat voedsel ‘koosjer’ is, een ander woord voor rein. Dit gaat om het eten van vlees en vis, waar bloed in zit. Koosjer zijn de dieren die gespleten hoeven hebben en herkauwen. Niet koosjer zijn bijvoorbeeld het varken, paling, garnalen en schelpdieren. Het vlees van reine dieren is pas echt koosjer als het geslacht is volgens rituelen. In de traditionele joodse keuken worden melk en vlees (en producten waar dit in zit) gescheiden van elkaar gehouden. Dit betekent dat mensen dubbele sets met keukengerei hebben.

37


Theoriebron Jodendom

Feestdagen

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

fb .v

.

Joden vieren de volgende feestdagen: • In het voorjaar de Pesach (joods Pasen), de uittocht uit Egypte en de komst van de lente. • Als afsluiting van de oogst vindt het Loofhuttenfeest plaats. Vaak bouwen mensen bij de synagoge een loofhut. Hiermee denken ze terug aan het bestaan in vroegere tijden in gammele hutjes. • Jom Kippoer is de Grote Verzoendag. Op deze dag zeggen joden tegen elkaar en tegen God dat zij spijt hebben van hun verkeerde daden.

38


Theoriebron Antroposofie

Theoriebron Antroposofie

.

Inleiding

tie

Antroposofie

fb .v

De antroposofie is geen religie maar een maatschappelijke beweging of leer. Misschien heb je weleens gehoord van de vrije scholen? Deze scholen hebben onderwijs volgens deze leer. Antroposofie is meer dan alleen onderwijs en opvoeden. Het gaat ook over voeding, inrichting en het gebruik van materialen.

u' Ac

Rudolf Steiner ontwikkelde de antroposofie in de 19e eeuw. Deze leer betekent letterlijk ‘mensleer’. Bij de antroposofie ga je uit van lichaam, ziel en geest. Kinderen kunnen dingen pas leren als hun lichamelijke ontwikkeling ver genoeg gevorderd is, als zij hier rijp voor zijn. De geest en de ziel zijn belangrijker dan de wereld om ons heen.

Ontwikkeling kinderen

Ed

De ontwikkeling van kinderen verloopt volgens de antroposofie in periodes van zeven jaar: • Tot 7 jaar is een kind een en al zintuig en leert het door imitatie. • Van 7 tot 14 jaar: een kind leert door imitatie en vanuit gevoel. • Vanaf 14 jaar: een kind leert logisch nadenken. De opvoeding is vooral gericht op het ontwikkelen van de creativiteit van het kind. Van hieruit kan het kind zichzelf verder ontwikkelen.

ij

De opvoeder staat tussen de kosmos en het kind in, is de bemiddelaar hierin. De opvoeder draagt bij aan het ontwikkelen van de creativiteit van het kind.

er

Op de vrije scholen krijgen kinderen onderwijs volgens de leer van Rudolf Steiner. Dit kunnen scholen zijn voor basisonderwijs, maar ook voor middelbaar onderwijs. Ook in de kinderopvang vind je antroposofische crèches of peuterklassen.

U

itg

ev

Jaarfeesten Antroposofen werken en leven veel volgens de ritmes van de seizoenen. Dit geeft houvast. Er is een vast ritme in de dag, in de week en in het jaar. De seizoenen krijgen vorm door seizoentafels. Deze worden aangekleed met producten van het seizoen. Ook de activiteiten met kinderen sluiten hierop aan. De belangrijke feesten hangen samen met de wisseling van de seizoenen. • Pasen met de lente, vergelijkbaar met het christelijke paasfeest. • Sint Jan met de zomer. Gevierd wordt het begin van de zomer, de dagen worden weer korter, de natuur is op zijn hoogtepunt. Vaak maakt men vuren. • Michael-feest met de herfst. Eind september viert men de overgang van zomer naar herfst. Het is tevens een oogstfeest. • Kerst met de winter, vergelijkbaar met het christelijke kerstfeest. Dit zijn de belangrijkste jaarfeesten. Er zijn nog meer feesten. Iedere vrije school geeft zelf invulling aan welke feesten zij wel of niet vieren.

39


Theoriebron Antroposofie

Gewoonten en gebruiken

fb .v

.

Antroposofen eten vaak producten die biologisch-dynamisch zijn. Producten zijn geteeld zonder gebruik van kunstmest. Antroposofen gaan uit van eten dat bij de seizoenen hoort. De bodem wordt niet uitgeput. Ook gaan ze uit van de invloed van zon, maan en sterren op de groei van de gewassen.

Ed

u' Ac

tie

Veel producten, ook verzorgingsproducten die antroposofen gebruiken zijn te koop in biologische of natuurvoedingswinkels. Speelgoed is van natuurlijk materiaal, zoals van hout of textiel. Het geeft kinderen veel mogelijkheid om zelf creatief mee om te gaan. Een klein kind speelt bijvoorbeeld met een vrij vormeloze pop van een flanellen stof. Deze pop prikkelt de fantasie. Plastic speelgoed zul je niet gauw tegenkomen op een vrije school. Ook gebouwen en ruimtes zijn ingedeeld volgens principes van de antroposofie. Veel rondingen, weinig hoeken en veel gebruik van natuurlijke materialen.

U

itg

ev

er

ij

De houten regenboog.

40


Theoriebron Vegetarisme en veganisme

.

Theoriebron Vegetarisme en veganisme

fb .v

Inleiding

Vegetarisme

tie

In de kinderopvang krijg je wellicht te maken met kinderen die anders eten dan je zelf gewend bent. Sommige kinderen eten vegetarisch, veganistisch of anders.

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

Een vegetariër eet geen vlees, vis of schaaldieren of producten waar dit in verwerkt is. In plaats van vlees en vis eet een vegetariër plantaardig voedsel, zoals fruit, peulvruchten en noten. Vaak eten vegetariërs wel producten die van dieren afkomstig zijn, maar waarvoor dieren niet geslacht hoeven te worden, zoals zuivel, eieren en honing. Mensen zijn vegetariër om verschillende redenen. Sommige mensen vinden dat het niet nodig is om dieren te slachten voor hun eigen voedsel. Andere mensen zijn vegetariër uit gezondheidsoverwegingen. Ook zijn er mensen die geen vlees of vis eten vanwege de uitputting van de natuur en het milieu. Vegetariërs zijn er in verschillende soorten en maten. Sommige vegetariërs zijn streng en eten nooit iets dierlijks. Andere eten af en toe een stukje vis of vlees. Het wordt steeds meer een gewoonte om een of twee dagen in de week dierlijke producten te laten staan. Deze mensen heten ook wel flextariërs.

Vegetariërs eten veel groenten, fruit, granen, zaden en zuivel.

Veganisme Veganisten gebruiken op geen enkele manier dierlijke producten. Zij eten dus geen vlees of vis. Ook zuivel, eieren en honing laten zij staan. Daarnaast gebruiken zij geen leer of bont voor hun schoenen en kleding. Verzorgingsproducten waar dierlijke producten in zijn verwerkt of waar dierproeven voor zijn gedaan gebruiken zij niet. Ook zijn veganisten tegen het gebruik van dieren in shows of dierentuinen.

41


Theoriebron Vegetarisme en veganisme

De motivatie van veganisten is dat het gebruik van dieren, in welke vorm dan ook, niet nodig is voor het eigen functioneren. Ook zijn er mensen die veganist zijn vanuit gezondheids- of milieuredenen. Veganisten heten ook wel vegans.

fb .v

.

Andere stromingen Op het gebied van eten zijn er steeds meer stromingen, bijvoorbeeld:

•

u' Ac

•

Raw vegans Mensen eten alleen voedsel dat op lichaamstemperatuur is. Zij eten dus alleen rauwe voeding. Rapley-methode Kinderen krijgen vanaf een half jaar hele stukken voedsel aangeboden. Dus een wortel of een stronk broccoli of een stuk brood in plaats van het te pureren of klein te maken. minder of geen suiker Steeds vaker geven ouders hun kinderen producten met minder of geen suikers. Dit wordt ook geadviseerd door het Voedingscentrum. In gezonde producten zoals fruit zitten namelijk al suikers in verwerkt.

tie

•

Omgaan met voedingswensen

U

itg

ev

er

ij

Ed

In de kinderopvang kun je te maken krijgen met wensen van ouders op het gebied van de voeding van hun kind. Bij de intake en kennismaking stellen medewerkers hier vragen over zodat duidelijk is wat de wensen zijn. Deze kunnen te maken hebben met een keuze van de ouders, bijvoorbeeld voor vegetarisme of voor biologisch eten. Ook is het mogelijk dat een kind vanuit gezondheidsoverwegingen (bijvoorbeeld een allergie) voeding wel of niet mag hebben. Belangrijk is het om dit goed te weten. Sommige kinderopvanginstellingen zijn ingericht volgens een van de beschreven stromingen. Zo zijn er christelijke instellingen, antroposofische instellingen en instellingen waar ze vegetarisch eten.

42


Theoriebron Niet vaccineren

.

Theoriebron Niet vaccineren

fb .v

Inleiding

tie

De laatste jaren hoor je steeds vaker dat mensen hun kinderen niet laten vaccineren. Als je in de kinderopvang werkt krijg je hier ook mee te maken. Steeds meer kinderopvanginstellingen denken na over hoe ze om willen gaan met het niet vaccineren van kinderen die de opvang bezoeken.

Vaccinatie

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

Bij vaccinatie krijg je een klein beetje van een ziekte via een injectie ingespoten. Het effect is dat je lichaam antistoffen tegen deze ziekte aanmaakt. Op deze manier ben je beschermd tegen deze ziekte. Wanneer je er later mee te maken krijgt, dan krijg je de ziekte niet of in een mildere vorm. Kinderen krijgen vaccinaties voor ziektes, die vroeger veel voorkwamen, en die schadelijk of levensbedreigend kunnen zijn. Mazelen geeft bijvoorbeeld bij 10% van de gevallen complicaties, zoals doofheid of een verstandelijke beperking. Difterie en kinkhoest zijn ernstige ziektes, waaraan men kan overlijden. Alle kinderen in Nederland krijgen vanaf de geboorte oproepen voor deze vaccinaties via het Rijksvaccinatieprogramma. Mensen die naar de tropen reizen halen vaak ook (verplicht) vaccinaties, tegen ernstige ziektes die zij op vakantie kunnen oplopen, zoals gele koorts of tetanus. Deze krijg je via het reizigersspreekuur van de GGD of een ziekenhuis.

Alle kinderen in Nederland krijgen een oproep voor het vaccinatieprogramma.

Vaccinatie levert groepsbescherming voor iedereen Als veel mensen (kinderen) zijn ingeÍnt tegen een ziekte, dan komt deze ziekte minder vaak voor. Ook kinderen die (nog) niet zijn ingeÍnt krijgen daardoor minder snel deze ziekte. Denk maar eens aan baby’s, die nog niet alle vaccinaties hebben gehad. Als zij in een omgeving

43


Theoriebron Niet vaccineren

zijn waar andere kinderen wel zijn ingeĂŤnt dan kunnen zij niet in aanraking komen met de ziekte. Een vaccinatie geeft dus niet alleen bescherming voor het kind zelf, maar ook voor zijn omgeving.

Bezwaren vanuit geloof

.

Bekijk het Filmpje Rijksvaccinatieprogramma voor meer informatie.

fb .v

Filmpje Rijksvaccinatieprogramma <

tie

Het belangrijkste bezwaar vanuit het geloof tegen vaccineren is dat God een plan heeft voor mensen, en dat mensen daar niet op in mogen grijpen. Als God wil dat iemand ziek wordt, dan wordt deze persoon ziek en heeft hij dit te dragen. Binnen het christendom zijn er veel verschillende visies. Vooral in de reformatorische kerken, op de Veluwe, in de omgeving van Staphorst en in Zeeland, zijn er minder inentingen om geloofsredenen. Binnen de islam zijn er geen bezwaren tegen inenten. Orthodoxe (strikte) joden laten zich vaak niet inenten. De meer liberale (lossere) joden doen dit wel. Dit is vergelijkbaar met christendom en vaccinatie.

u' Ac

Bezwaren vanuit gezondheidsoverwegingen

Ed

Steeds meer ouders laten hun kinderen niet vaccineren uit gezondheidsoverwegingen. Zij denken dat het vaccineren meer nadelen heeft dan voordelen. Ze denken dat er bijwerkingen zijn van vaccinaties, die de ontwikkeling van kinderen kunnen belemmeren. Autisme en ADHD brengen zij in verband met vaccinaties, hoewel hier nooit wetenschappelijk bewijs voor is gegeven. Ook gaan zij ervan uit dat de ziektes waartegen gevaccineerd wordt zo weinig voorkomen, dat een vaccinatie (met mogelijke gevolgen) niet nodig is. Er zijn ook ouders die hun kinderen voor een groot deel van de ziektes wel laten vaccineren, maar voor sommige ziektes niet. Een voorbeeld hiervan is de vaccinatie om baarmoederhalskanker (HPV) te voorkomen voor meisjes.

er

ij

Vaccineren en de kinderopvang In de kinderopvang krijg je te maken met ouders die wel of niet hun kinderen laten vaccineren. Ook kan het zijn dat ouders hier twijfels over hebben en vragen over stellen. In de kinderopvang komen kinderen die wel en niet zijn gevaccineerd. Baby’s zijn in hun eerste jaar nog niet voor alle ziektes gevaccineerd. Binnen de kinderopvang is veel discussie over hoe je om moet gaan met kinderen die helemaal niet gevaccineerd zijn. Zij kunnen een gevaar zijn voor de gezondheid van kleine kinderen.

U

itg

ev

Artikel 6 vragen over vaccinatie in de kinderopvang <

44


Theoriebron Interculturele communicatie

.

Theoriebron Interculturele communicatie

fb .v

Inleiding

Taal en taalgebruik

tie

In de kinderopvang krijg je te maken met kinderen, ouders en collega’s met verschillende achtergronden. Hierbij speelt communicatie een grote rol. Hoe kun je elkaar toch goed begrijpen? En waar moet je rekening mee houden in interculturele communicatie?

Ed

u' Ac

Mensen, die nog niet zo lang in Nederland wonen spreken de taal nog niet zo goed. In het Nederlands kunnen zij zich minder goed uiten dan in hun eigen taal. Het gebruik van beeldspraak en uitdrukkingen kan lastig zijn. Beeldspraak is wanneer je zegt: ‘Is mijn sleutel al boven water?’ Een uitdrukking kan tot misverstanden leiden. Bijvoorbeeld: ‘De hond in de pot vinden.’ Wil je op een effectieve manier communiceren met iemand die niet goed Nederlands spreekt, houd hier dan rekening mee. Spreek eenvoudig, maar geen kinderachtig Nederlands. Leg moeilijke woorden uit. Gebruik zo min mogelijk beeldspraak of uitdrukkingen. Niet goed is: ‘Uw kind was vandaag niet zo goed te pas.’ Beter: ‘Uw kind was niet zo actief en hangerig.’

Non-verbale communicatie

U

itg

ev

er

ij

Wist je dat gebaren in verschillende culturen een ander betekenis kunnen hebben? Zo is ons gebaar voor ‘prima’, in Aziatische culturen een obsceen gebaar, waarmee je mensen juist uitscheldt of belachelijk maakt. Sommige gebaren zijn in de ene cultuur normaal en in de andere cultuur helemaal niet. Wanneer je communiceert met iemand met een andere culturele achtergrond is het goed om je dit te realiseren. Krijg je een vreemde reactie, of zie je dat iemand het niet begrijpt? Vraag dan na of jullie allebei wel hetzelfde bedoelen. Op deze manier kun je misverstanden voorkomen.

Non-verbale signalen kunnen verschillende betekenissen hebben.

45


Theoriebron Interculturele communicatie

Referentiekader

fb .v

.

Het referentiekader is de manier waarop we naar de wereld kijken, je culturele bril. Hiermee schat je een situatie in en maak je keuzes. Als je werkt met mensen uit andere culturen is het belangrijk om je bewust te zijn van je eigen referentiekader, en om je te realiseren dat de ander er anders naar kan kijken. Natuurlijk kun je niet (altijd) bedenken hoe iemand anders naar een situatie kijkt. Wel kun je, als je je hier van bewust bent, ernaar vragen en er rekening mee houden.

Persoonlijke zone

u' Ac

tie

In de Nederlandse cultuur zijn wij gewend om rekening te houden met de persoonlijke zone tussen mensen. Meestal vinden wij het plezierig om in een zakelijk gesprek een afstand te bewaren van 60–70 cm. Komt de ander dichterbij, dan vinden we dat eigenlijk niet netjes of ongepast. De afstand voor deze persoonlijke zone verschilt in culturen. In ScandinaviÍ zijn mensen gewend om meer afstand te bewaren. In culturen rond de Middellandse Zee is de afstand tussen personen, ook in een zakelijk gesprek, juist veel kleiner. Als je weleens op vakantie bent geweest in Zuid Europa of Afrika, heb je vast gezien dat mensen met drukke gebaren dichtbij elkaar een onderwerp bespreken. Voor een buitenstaander kan dit overkomen als ruzie. Dit is vaak niet het geval.

Ed

Andere verschillen

er

ij

Culturele gebruiken, normen en waarden maken dat we anders met elkaar omgaan in verschillende culturen. In de westerse cultuur is het heel gewoon dat in gezelschap iedereen meepraat over een onderwerp. We moedigen zelfs aan dat kinderen en jongeren hun eigen mening geven. In Afrikaanse culturen is dit heel anders. Respect voor ouderen is heel belangrijk. Het kan zijn dat mensen hun oudere broers en zusters zo respecteren, dat ze hen niet aankijken of zich niet mengen in hun gesprekken.

U

itg

ev

Omgaan met verschillen

46

Hoe ga je om met deze verschillen? Moet je alle gewoontes van culturen kennen? Dat kan natuurlijk niet. Wel is het belangrijk dat je iets weet van culturen waar je regelmatig mee te maken kan krijgen in je werk. In deze cursus behandelen we een aantal van die verschillen. Daarnaast is het goed om altijd open te staan voor anderen. Dus niet uitgaan van je eigen cultuur en aannames, maar open vragen stellen. Niet iedere moslim viert de ramadan en niet iedere christen gaat elke zondag naar de kerk. Krijg je te maken met een cultuur of gewoontes die je helemaal niet kent? Doe wat moeite. Vraag ouders ernaar en kijk of je zelf ook meer informatie kunt verzamelen, bijvoorbeeld op internet of in een boek in de bibliotheek.


Theoriebron Interculturele communicatie

Pinto's G- en F-cultuur

fb .v

.

David Pinto, de grondlegger van het Inter-Cultureel Instituut, heeft een theorie ontwikkeld waarin hij twee verschillende soorten cultuur onderscheid. Zijn theorie heeft als uitgangspunt dat culturen zich het duidelijkst van elkaar onderscheiden in de normen en waarden. Pinto heeft de verschillen proberen terug te brengen door het omschrijven van twee uitersten: grofmazig en fijnmazig.

u' Ac

tie

In grofmazige culturen zijn mensen in de eerste plaats individuen die verantwoordelijk zijn voor het eigen gedrag. Mensen worden geacht hun gedrag grotendeels zelf te bepalen en daar verantwoordelijkheid voor te dragen. Vandaar de grove mazen; weinig onderlinge samenhang. De identiteit wordt bepaald door persoonlijke waarden, normen en zingeving van je leven. De G-cultuur komt veel voor in bijvoorbeeld Noord Amerika en Noordwest-Europese landen. In fijnmazige culturen speelt de groepsgebondenheid een grote rol. De cultuur kent een grote samenhang; de mazen zijn klein. Mensen zijn vooral groepslid en zijn verantwoordelijk voor het groepsbelang. Het gedrag van mensen ligt voor een groot deel vast in gedetailleerde gedragsregels. De identiteit wordt bepaald door de plaats die je in de groep inneemt, en door de waarden, normen en zingeving van de groep. De F-cultuur is vaak te vinden in het Midden-Oosten en in Aziatische en Afrikaanse landen. Bij deze theorie heeft Pinto ook een model ontworpen, de zogenoemde piramide van Pinto. Hiermee legt hij de vergelijking met de beroemde behoeftepiramide van Maslow, wat een zeer G-cultureelbepaald model is. Bij het naast elkaar zien van deze twee modellen wordt al snel duidelijk waar de verschillen liggen.

U

itg

ev

er

ij

Ed

Deze diepgewortelde basisstructuren bepalen hoe we ons leven inrichten en welke beslissingen we nemen. Je kunt bij deze visuele weergave van beide culturen waarschijnlijk wel zien waarom deze culturen soms botsen. Pinto adviseerde om bij interculturele communicatie de volgende drie stappen te volgen: 1. Bekijk de situatie vanuit beide perspectieven. 2. Verdiep je in de cultuurgebonden normen. 3. Zoek manieren om met de geconstateerde verschillen om te gaan.

47


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.