40566 Verdieping kinderen met specifieke begeleidingsvragen 2

Page 1

fb .v

.

Cursus

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

Verdieping kinderen met specifieke begeleidingsvragen 2


Auteur: Meike Bouwer Inhoudelijke redactie: Napona Smid

fb .v

Uitgeverij: Edu’Actief b.v. 0522-235235 info@edu-actief.nl www.edu-actief.nl

.

Colofon

Titel: Verdieping kinderen met specifieke begeleidingsvragen 2

tie

ISBN: 9789037240566 ©

u' Ac

Edu’Actief b.v. 2018 Behoudens de in of krachtens de Auteurswet gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

Ed

Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h Auteurswet dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in compilatiewerken op grond van artikel 16 Auteurswet kan men zich wenden tot de Stichting PRO (www.stichting-pro.nl). De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.

U

itg

ev

er

ij

Door het gebruik van deze uitgave verklaart u kennis te hebben genomen van en akkoord te gaan met de specifieke productvoorwaarden en algemene voorwaarden van Edu’Actief, te vinden op www.edu-actief.nl.


Inhoud Over deze cursus

Kinderen met autisme

10

Kinderen met AD(H)D

14

Kinderen met angsten

18

Kinderen met ODD of CD Kinderen met DCD

fb .v

.

8

22

tie

OriĂŤntatie

4

27

Hoogbegaafde kinderen

30

Kinderen met dyslexie en dyscalculie Reflecteren

41

37

43

Theoriebron Kinderen met AD(H)D

46

Theoriebron Kinderen met angsten

49

Ed

Theoriebron Kinderen met autisme

Theoriebron Kinderen met ODD of CD

ij

Theoriebron Kinderen met DCD

52

54

Theoriebron Hoogbegaafde kinderen

er

34

u' Ac

Kinderen met een licht verstandelijke beperking

57

Theoriebron Kinderen met een licht verstandelijke beperking 63

U

itg

ev

Theoriebron Kinderen met dyslexie en dyscalculie

60

3


Over deze cursus

Over deze cursus

.

Inleiding

u' Ac

tie

fb .v

Als pedagogisch medewerker krijg je te maken met kinderen van verschillende leeftijden, met verschillende achtergronden en verschillende intelligentieniveaus. Hierbij hoort ook de groep met een specifieke begeleidingsvraag. Dit zijn kinderen die door een stoornis of beperking extra aandacht of een andere aanpak nodig hebben. In de cursus maken jullie kennis met deze groep: kinderen met autisme, AD(H)D, angsten, ODD of CD, DCD, kinderen met een licht verstandelijke beperking, hoogbegaafde kinderen en kinderen met dyslexie of dyscalculie.

Ed

Als pedagogisch medewerker werk je met een heleboel verschillende kinderen.

Leerdoelen

U

itg

ev

er

ij

Je kunt: • begrippen noemen voor het omschrijven van kinderen met specifieke begeleidingsvragen • begrippen noemen voor de begeleiding van kinderen met specifieke begeleidingsvragen • kenmerken noemen van kinderen met specifieke begeleidingsvragen • regels/tips noemen voor de omgang van kinderen met specifieke begeleidingsvragen • signalen herkennen die kunnen duiden op een van de beschreven stoornissen • activiteiten aanpassen voor kinderen met specifieke begeleidingsvragen • een plan van aanpak schrijven en uitvoeren voor kinderen met specifieke begeleidingsvragen.

4


tie

fb .v

.

Over deze cursus

Beoordeling

Aan het eind van de cursus wordt je parate kennis beoordeeld met een toets. Je praktische beheersing van de leerdoelen wordt getoetst met twee beroepsproducten. Deze worden op verschillende punten beoordeeld: op inhoud (producteisen) en op de uitvoering (processtappen). Andere belangrijke punten bij de beoordeling zijn: actieve deelname aan de lessen, nette uitwerking van de opdrachten in goed Nederlands. Je vindt ze in het beoordelingsformulier.

Ed

Beoordelingsformulier <

u' Ac

Je krijgt tips om kinderen met een specifieke begeleidingsvraag op de juiste manier te begeleiden.

er

ij

Planning

Een beroepsproduct maken kost tijd. Daarom moet je dit goed plannen. Lees eerst de opdracht van het beroepsproduct goed door en vul daarna het planningsformulier in. Neem ook de andere opdrachten van deze cursus op in je totale planning. Zo voorkom je dat je in tijdnood komt.

U

itg

ev

Planningsformulier <

5


Over deze cursus

Beroepsproduct: De kwaliteitenposter (2)

.

Plan een datum waarop je dit beroepsproduct inlevert. Vul deze datum in op je planningsformulier.

fb .v

Casus

• •

Maak een planning en een taakverdeling. Kies een beperking waar jullie als groep een kwaliteitenposter voor gaan maken. Maak met je groep een mindmap over de uitgekozen beperking. Ga op zoek naar informatie over de beperking: kwaliteiten, tips voor de omgang en tips voor activiteiten. Schrijf met de groep een casus. Verwerk de punten in een poster.

Ed

• • • •

u' Ac

Eisen aan de uitvoering

tie

Bij kinderen met een beperking kijken mensen vaak naar de dingen die de kinderen niet kunnen. Terwijl het juist belangrijk is om naar de kwaliteiten van deze kinderen te kijken. In dit beroepsproduct gaan jullie in tweetallen een beperking onderzoeken. Jullie maken een kwaliteitenposter. Kwaliteitenposters worden bijvoorbeeld gebruikt op scholen, sportverenigingen, in de kinderopvang of bso. Zo leer je anders naar deze kinderen kijken en kun je eenvoudiger hun kwaliteiten inzetten, om de nadelige gevolgen van hun beperking op te vangen. Op de kwaliteitenposter staan kwaliteiten van de groep kinderen. Op deze poster moeten ook tips voor de omgang met deze kinderen, tips voor activiteiten en een uitgewerkte casus staan.

Laat elke processtap goedkeuren door je docent, voordat je begint aan de volgende processtap.

ij

Eisen aan het beroepsproduct

U

itg

ev

er

De poster: • heeft informatie over de kwaliteiten van kinderen met deze beperking • heeft tips voor de omgang van kinderen met deze beperking • heeft tips voor activiteiten voor kinderen met deze beperking • heeft een uitgeschreven casus • is op een creatieve manier vormgegeven en trekt de aandacht • is overzichtelijk en leesbaar.

6


Over deze cursus

Beroepsproduct: Kwartet (2)

Casus

fb .v

.

Plan een datum waarop je dit beroepsproduct inlevert. Vul deze datum in op je planningsformulier.

Eisen aan de uitvoering

Maak een planning en een taakverdeling. Kies een beperking waar jullie een deel van een kwartet voor gaan maken. Maak met je groep een mindmap over de gekozen beperking. Ga op zoek naar informatie over de beperking: kenmerken van de beperking, kwaliteiten, tips voor de omgang en tips voor activiteiten. Zo heb je vier onderwerpen voor het kwartet. Schrijf met de groep een casus over de gekozen beperking.

u' Ac

• • • •

tie

In de cursus staan onderwerpen beschreven over de specifieke begeleidingsvragen van kinderen. Er zijn meer onderwerpen, zoals MCDD, Rett, NLD, borderline, eetstoornissen en hoogsensitief. Misschien zijn er nog meer beperkingen die je zou willen beschrijven. Bespreek dit in de klas en kom tot onderwerpen die jullie willen onderzoeken.

Laat elke processtap goedkeuren door je docent, voordat je begint aan de volgende processtap.

Ed

Eisen aan het beroepsproduct

ij

Het kwartetsetje: • heeft informatie over de kenmerken van kinderen met deze beperking • heeft informatie over de kwaliteiten van kinderen met deze beperking • heeft tips voor de omgang van kinderen met deze beperking • heeft tips voor activiteiten voor kinderen met deze beperking.

U

itg

ev

er

Er is een uitgeschreven casus waarin de gekozen beperking duidelijk wordt.

7


Oriëntatie

Oriëntatie Opdracht 1

Ik ga op reis en neem mee …

tie

fb .v

.

Op het bord staat het onderwerp van deze les. De docent stelt de leerlingen om de beurt de vraag waar ze aan denken bij dit onderwerp. Als jij die vraag krijgt, antwoord je met: Bij het onderwerp specifieke begeleidingsvragen denk ik aan …. De docent schrijft de antwoorden in steekwoorden op het bord. Als iedereen geweest is draait de docent het bord om, waarop staat waar hij aan dacht bij het onderwerp. a. Hadden jullie als groep ongeveer dezelfde gedachten als de docent bij het onderwerp?

Opdracht 2

u' Ac

b. Welke nieuwe dingen moet je nog gaan leren over dit onderwerp?

BINGO

Er staan vijftien moeilijke woorden op het bord die met het onderwerp van de les te maken hebben.

ev

er

ij

Ed

a. Maak een bingoblaadje met negen vakken. Voorbeeld:

U

itg

b. Schrijf in willekeurige volgorde in ieder vlak een woord van het bord.

8

• • • • •

Geef jouw blaadje aan je buurman links. De docent geeft nu een uitleg van een woord zonder het woord te noemen. Als het woord op je blaadje voorkomt streep je het door. Als je alle woorden hebt doorgestreept roep je BINGO! Alle woorden die nog niet genoemd zijn bespreken jullie kort.

c. Wist je na de uitleg welke woorden de docent bedoelde?


Oriëntatie

Opdracht 3

Heb je ervaring met …?

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

fb .v

.

Heb jij ervaring met het begeleiden van kinderen met een beperking? Beschrijf je ervaring in een kort verlag met behulp van onderstaande vragen: • Waar heb je de ervaring opgedaan? • Waarom had de ‘cliënt’ ondersteuning nodig? • Hoe heb je de ondersteuning geboden? • Kwam je problemen tegen en heb je die opgelost? Hoe heb je dat aangepakt?

9


Kinderen met autisme

Kinderen met autisme

.

Inleiding

fb .v

Kinderen met autisme ervaren moeilijkheden op verschillende gebieden. Wat zijn deze moeilijkheden? Hoe zie je dit in het gedrag van kinderen? En hoe kun je de kinderen als pedagogisch medewerker zo goed mogelijk ondersteunen? Dat leer je in dit onderdeel.

Leerdoelen

ij

Ed

u' Ac

tie

Je kunt: • begrippen noemen bij het omschrijven van kinderen met autisme • begrippen noemen in de begeleiding van kinderen met autisme • kenmerken noemen van kinderen met autisme • regels/tips noemen voor de omgang van kinderen met autisme • signalen herkennen die kunnen duiden op autisme • activiteiten aanpassen voor kinderen met autisme • een plan van aanpak schrijven en uitvoeren voor kinderen met autisme.

er

Kinderen met autisme hebben moeite om non-verbale communicatie te begrijpen.

Welke vorm van autisme? Lees de Theoriebron Kinderen met autisme. Verbind de juiste omschrijving met de juiste vorm van autisme. De vormen van autisme kunnen meerdere keren voorkomen.

ev

Opdracht 4

U

itg

Theoriebron Kinderen met autisme <

10

a. Kinderen functioneren anders op: sociale interactie, communicatie en stereotype gedragingen of interesses.

b. De taalontwikkeling verloopt bij deze kinderen normaal.

c. Deze kinderen hebben een gemiddelde of bovengemiddelde intelligentie.


Kinderen met autisme

d. Deze kinderen hebben sociale- en communicatieve problemen maar voldoen niet aan de diagnose autisme.

Opdracht 5

Invullen

Lees de Theoriebron Kinderen met autisme. Vul in de tekst de juiste woorden in op de juiste plek. Er blijven enkele woorden over.

Kies uit: klassiek autisme - taalontwikkeling - het syndroom van Asperger - PDD-NOS - sociale interactie – taalgebruik – stereotype gedragingen – intelligentie – verbeelding.

tie

Theoriebron Kinderen met autisme <

fb .v

.

e. Deze kinderen hebben vaak een verstandelijk beperkt niveau.

er

ij

Ed

u' Ac

Kinderen met autisme verschillen van kinderen zonder autisme op drie verschillende gebieden. In de klassiek autisme / taalontwikkeling / het syndroom van Asperger / PDD-NOS / sociale interactie / taalgebruik / stereotype gedragingen / intelligentie / verbeelding zie je bijvoorbeeld dat deze kinderen graag alleen spelen. In hun klassiek autisme / taalontwikkeling / het syndroom van Asperger / PDD-NOS / sociale interactie / taalgebruik / stereotype gedragingen / intelligentie / verbeelding valt vaak op dat ze weinig sarcasme gebruiken. Het alleen willen eten van oranje eten is een voorbeeld van klassiek autisme / taalontwikkeling / het syndroom van Asperger / PDD-NOS / sociale interactie / taalgebruik / stereotype gedragingen / intelligentie / verbeelding. Kinderen met klassiek autisme / taalontwikkeling / het syndroom van Asperger / PDD-NOS / sociale interactie / taalgebruik / stereotype gedragingen / intelligentie / verbeelding hebben geen vertraagde klassiek autisme / taalontwikkeling / het syndroom van Asperger / PDD-NOS / sociale interactie / taalgebruik / stereotype gedragingen / intelligentie / verbeelding. Kinderen met klassiek autisme / taalontwikkeling / het syndroom van Asperger / PDD-NOS / sociale interactie / taalgebruik / stereotype gedragingen / intelligentie / verbeelding hebben wel een beperking in de sociale interactie en communicatie maar voldoen niet aan de diagnose klassiek autisme / taalontwikkeling / het syndroom van Asperger / PDD-NOS / sociale interactie / taalgebruik / stereotype gedragingen / intelligentie / verbeelding.

Opdracht 6

Juist of onjuist

U

itg

ev

Geef van de kenmerken aan of ze wel of niet horen bij kinderen met een autismespectrumstoornis: a. Kinderen met autisme hebben moeite met het plannen en organiseren van taken. Juist / Onjuist b. Kinderen met autisme zijn vaak bovengemiddeld intelligent. Juist / Onjuist c. Kinderen met autisme maken veel gebruik van non-verbale signalen. Juist / Onjuist d. Kinderen met autisme hebben moeite met het uiten van hun emoties. Juist / Onjuist e. Kinderen met autisme hebben moeite met hun grove motoriek, hun fijne motoriek is goed ontwikkeld. Juist / Onjuist f. Kinderen met autisme spreken vaak met een monotone stem. Juist / Onjuist

11


Kinderen met autisme

Opdracht 7

Afwijkend van de groep Geef bij de activiteiten aan op welke manier het gedrag van een kind met een autismespectrumstoornis zou kunnen verschillen van de rest van de groep.

fb .v

.

a. Het kennismaken met een nieuw kind op de groep.

u' Ac

tie

b. Het eten van de lunch.

Ed

c. Het opruimen van de ruimte aan het eind van de dag.

Activiteiten aanpassen

ij

Opdracht 8

er

Geef van de activiteiten aan waar aanpassingen gemaakt moeten worden als een kind met een autismespectrumstoornis meedoet.

U

itg

ev

a. Een uitstapje naar de kinderboerderij.

12

b. Een nieuwe leider in de groep.


Kinderen met autisme

Opdracht 9

Plan van aanpak

Casus Sofia

Sofia is een meisje van 6 jaar. Al sinds ze bij jullie in de groep is, vallen een aantal dingen op in haar gedrag. Sofia praat over zichzelf in de derde persoon, ze zegt bijvoorbeeld: ‘Sofia heeft dorst.’ In de groep zit Sofia vaak alleen in een hoekje te spelen. Als ze wel met andere kinderen speelt, houdt ze strikt vast aan haar eigen regels. Vorige week was haar vaste begeleider ziek, Sofia is de hele week van slag geweest. Ze had veel huilbuien en woedeaanvallen. Sofia heeft PDD-NOS.

u' Ac

tie

Werkmodel Plan van Aanpak <

fb .v

.

c. Een groepsactiviteit waarbij de kinderen veel moeten samenwerken en overleggen.

U

itg

ev

er

ij

Ed

Schrijf een plan van aanpak voor Sofia. Gebruik het Werkmodel Plan van Aanpak. Houd rekening met Sofia’s PDD-NOS.

13


Kinderen met AD(H)D

Kinderen met AD(H)D

.

Inleiding

fb .v

Kinderen met AD(H)D hebben moeite om zich te concentreren. Wat merk je daar als pedagogisch medewerker precies van? En hoe kun je het kind zo goed mogelijk laten functioneren? Daar ga je in dit onderdeel mee oefenen.

Leerdoelen

Lees de Theoriebron Kinderen met AD(H)D. Bekijk de begrippen (a-e). Verbind deze begrippen met de juiste omschrijving (1-5). Passief

Direct doen wat in je opkomt

Prioriteit

Niet actief

er ev

Ritalin

Impulsiviteit

U

itg

Opdracht 11

14

Iets wat voorrang heeft

Hyperactiviteit

ij

Theoriebron Kinderen met AD(H)D. <

Verbinden

Ed

Opdracht 10

u' Ac

tie

Je kunt: • begrippen noemen die gebruikt worden in het omschrijven van kinderen met AD(H)D • begrippen noemen die worden gebruikt in de begeleiding van kinderen met AD(H)D • kenmerken noemen van kinderen met AD(H)D • regels/tips noemen voor de omgang van kinderen met AD(H)D • signalen herkennen die kunnen duiden op AD(H)D • activiteiten aanpassen voor kinderen met AD(H)D • een plan van aanpak schrijven en uitvoeren voor kinderen met AD(H)D.

Overbeweeglijk

Bekendste medicijn bij AD(H)D

Met of zonder H In deze opdracht gaan jullie de overeenkomsten en verschillen zoeken tussen ADHD en ADD. a. Schrijf zo veel mogelijk overeenkomsten op tussen ADHD en ADD.


Kinderen met AD(H)D

fb .v

.

b. Schrijf zo veel mogelijk verschillen op tussen ADHD en ADD.

c. Noem om en om een overeenkomst en een verschil. Je mag geen dubbele overeenkomsten of verschillen noemen. Wie heeft de meeste overeenkomsten of verschillen gevonden?

Het kind met AD(H)D

tie

Opdracht 12

Ed

u' Ac

In deze opdracht gaan jullie een casus schrijven over een kind met AD(H)D. Hierin verwerk je de kenmerken van AD(H)D en welk gedrag jij denkt dat kinderen met deze beperking laten zien. Na het schrijven van de casus bespreken jullie elkaars casus en geven jullie elkaar feedback.

a. Bekijk het Filmpje Ik ben anders dan de rest van Jochem Myer bij deze opdracht. In het liedje van Jochem Myer worden verschillende kenmerken genoemd van kinderen met AD(H)D. Schrijf ten minste vijf van deze kenmerken op.

b. Er worden ook kenmerken genoemd die je positieve eigenschappen van de AD(H)D zou kunnen noemen. Schrijf hier minstens drie van op.

U

itg

ev

er

Filmpje Jochem Myjer - Ik ben anders dan de rest <

Anders

ij

Opdracht 13

15


Kinderen met AD(H)D

Afwijkend van de groep

fb .v

Opdracht 14

.

c. Bedenk zelf nog eens drie van die positieve eigenschappen van de AD(H)D.

Ouders vinden het soms lastig om aan te geven of het gedrag van hun kind normaal is omdat het lastig is om te vergelijken. In een groep is dit gemakkelijker. Daarom is de rol van de leerkracht bij het signaleren van AD(H)D heel belangrijk. Ook bij de bso kunnen er dingen opvallen in het gedrag van het kind. In deze opdracht ga jij bedenken op welke manier een kind met AD(H)D mogelijk opvalt in zijn of haar gedrag tijdens de dag.

u' Ac

a. Tijdens het buitenspelen

tie

Geef bij de activiteiten aan op welke manier het gedrag van een kind met AD(H)D zou kunnen verschillen van de rest van de groep.

Ed

b. Tijdens het brood eten

er

ij

c. Zijn of haar werkplek tijdens een creatieve activiteit

Opdracht 15

Lees de Theoriebron Kinderen met AD(H)D.

U

itg

ev

Theoriebron Kinderen met AD(H)D. <

Do’s-and-don’ts

16

a. Schrijf drie dingen op die je juist wel moet doen bij de begeleiding van kinderen met AD(H)D.

b. Schrijf drie dingen op die je juist niet moet doen bij de begeleiding van kinderen met AD(H)D.


Kinderen met AD(H)D

Casus Fem

Fem is een meisje van acht jaar. Op school gaat het niet zo goed met haar, dit merken jullie bij de kinderopvang ook. Fem is erg stil, zit vaak alleen en voelt zich niet blij. In de klas mist ze vaak de uitleg van de leerkracht waardoor ze niet goed scoort. Ze vergeet vaak haar schriften en haar laadje is een rommeltje. Sinds een paar maanden is het bekend dat Fem ADD heeft. Haar ouders moeten nog erg aan dit idee wennen.

tie

Werkmodel Plan van Aanpak <

Plan van aanpak Fem

fb .v

Opdracht 16

.

c. Bedenk nog twee do’s-and-don’ts, die niet in de tekst staan, voor het begeleiden van kinderen met AD(H)D.

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

Schrijf een plan van aanpak voor Fem. Maak gebruik van het Werkmodel Plan van Aanpak. Houd rekening met Fems ADD.

17


Kinderen met angsten

Kinderen met angsten

.

Inleiding

fb .v

Ieder kind is weleens bang. Als deze angst het functioneren van het kind in de weg zit, kan er sprake zijn van een angststoornis. Hoe je deze kinderen in de kinderopvang het beste kunt begeleiden en ondersteunen, leer je in dit onderdeel.

Leerdoelen

Trauma

Als een kind in bepaalde situaties niet praat

Agorafobie

Beschadiging

Dwanghandelingen

De angst om in een situatie te komen waar je niet uit kunt

er

ij

Theoriebron Kinderen met angsten. <

Verbinden

Ed

Opdracht 17

u' Ac

tie

Je kunt: • begrippen noemen bij het omschrijven van kinderen met angsten • begrippen noemen bij de begeleiding van kinderen met angsten • kenmerken noemen van kinderen met angsten • regels/tips noemen voor de omgang van kinderen met angsten • signalen herkennen die kunnen duiden op angsten • activiteiten aanpassen voor kinderen met angsten • een plan van aanpak schrijven en uitvoeren voor kinderen met angsten.

ev

Selectief mutisme

U

itg

Mutilatie

18

Dingen die je doet om angst te verminderen

Een ernstige gebeurtenis


Kinderen met angsten

Julia moet voor ze gaat zitten altijd twee rondjes om de tafel lopen.

De gegeneraliseerde angststoornis

Lize is bang voor naalden.

De sociale angststoornis

Karin speelt graag met andere kinderen maar wil nooit bij iemand anders spelen, behalve als haar moeder erbij blijft.

.

De separatiestoornis

fb .v

Theoriebron Kinderen met angsten. <

Angststoornissen

tie

Opdracht 18

Hassan begint soms plotseling erg te zweten en is dan heel angstig.

u' Ac

De specifieke fobie

Rens schrikt van elke toeterende auto na zijn ongeluk van vorig jaar.

De posttraumatische stressstoornis

Anna loopt in de pauze altijd naar haar stille hoekje, ze durft niet op een sport en speelt nooit met andere kinderen.

Ed

De obsessief-compulsieve stoornis

Juist of onjuist?

er

Opdracht 19

Jaap is erg moe, ’s nachts ligt hij lang wakker en denkt dan bijvoorbeeld: zal de bus morgen wel op tijd komen?

ij

De paniekstoornis

Geef van de kenmerken aan of ze wel of niet horen bij kinderen met angststoornissen. Geef daarnaast aan om welke angststoornis het volgens jou gaat.

ev

a. Henri durft geen paard te rijden.

U

itg

b. Bij het afscheid nemen ’s ochtends op school, hangt Emma aan het been van haar moeder.

c. Vandaag heeft de juf verteld dat Berend volgende week een spreekbeurt moet houden voor de klas. De volgende dag is Berend ziek. Voetballen vindt hij erg leuk, maar hij durft niet op voetbal omdat hij niet in een team durft te spelen.

d. Gisteren heeft Lian ruzie gehad met een vriendinnetje, ’s nachts ligt ze daarover na te denken waardoor ze moeilijk in slaap komt.

19


Kinderen met angsten

Opdracht 20

Het kind met een angststoornis

Normale ontwikkeling of angststoornis?

u' Ac

Opdracht 21

tie

fb .v

.

In deze opdracht gaan jullie een casus schrijven over een kind met een angststoornis. Hierin verwerk je de kenmerken van de angststoornis en welk gedrag jij denkt dat kinderen met deze angststoornis laten zien. Na het schrijven van de casus bespreken jullie elkaars casus en geven jullie elkaar feedback.

Doelen en activiteiten voor een kind met een angststoornis

er

Opdracht 22

ij

Ed

Alle kinderen ervaren weleens angsten, maar niet alle kinderen hebben een angststoornis. In deze opdracht gaan jullie op zoek naar de angsten die veel voorkomen op specifieke leeftijden. In de tekst worden hier al voorbeeld van genoemd. Ga zelf op zoek naar meer voorbeelden van angsten bij specifieke leeftijden. Noem er ten minste vijf die nog niet in de tekst staan.

U

itg

ev

Bij de opdracht Het kind met een angststoornis hebben jullie een casus geschreven over een kind met een angststoornis. Je wisselt deze casus nu uit met een ander tweetal. Voor het kind uit deze casus gaan jullie ten minste drie doelen opstellen. Beschrijf de doelen volgens het SMART principe. Beschrijf per doel een individuele activiteit en een groepsactiviteit die je kunt inzetten om het doel te behalen.

20


Kinderen met angsten

Opdracht 23

Casus Liv Liv is een meisje van 10 jaar. Haar ouders vertellen dat Liv zich altijd al druk maakte om kleine en onbelangrijke zaken. De laatste maanden wordt het piekeren van Liv heviger. Ze slaapt weinig, is daardoor overdag erg moe en heeft op school moeite om zich te concentreren. Na schooltijd heeft Liv nog maar weinig energie en ze ziet haar vriendinnetjes daardoor steeds minder. De ouders van Liv twijfelen erg over hun aanpak en vragen jullie vaak om tips.

fb .v

.

Werkmodel Plan van Aanpak <

Plan van aanpak Liv

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

Schrijf een plan van aanpak voor Liv. Maak gebruik van het Werkmodel Plan van Aanpak. Houd rekening met Livs angststoornis.

21


Kinderen met ODD of CD

Kinderen met ODD of CD

.

Inleiding

fb .v

Kinderen met ODD of CD in de groep vormen vaak een grote uitdaging. Ze laten veel negatief gedrag zien. Waar wordt dit door veroorzaakt? Hoe kun je deze kinderen zo goed mogelijk begeleiden? Dat zijn vragen waar in dit onderdeel aan wordt gewerkt.

Leerdoelen

ij

Ed

u' Ac

tie

Je kunt: • begrippen noemen bij het omschrijven van kinderen met ODD/CD • begrippen noemen in de begeleiding van kinderen met ODD/CD • kenmerken noemen van kinderen met ODD/CD • regels/tips noemen voor de omgang van kinderen met ODD/CD • signalen herkennen die kunnen duiden op ODD/CD • activiteiten aanpassen voor kinderen met ODD/CD • een plan van aanpak schrijven en uitvoeren voor kinderen met ODD/CD.

er

Kinderen met ODD en CD zijn vaak betrokken bij vechtpartijen.

Mindmap

Lees de Theoriebron Kinderen met ODD of CD. Je gaat een mindmap maken met hierin de belangrijkste begrippen en informatie uit deze theoriebron. Zorg ervoor dat je het begrip noemt en uitlegt wat het begrip betekent. Gebruik Coggle.

ev

Opdracht 24

itg

Theoriebron Kinderen met ODD of CD. <

U

Website Coggle <

22


Kinderen met ODD of CD

Opdracht 25

a. In deze opdracht ga je zelf meerkeuzevragen maken over de Theoriebron Kinderen met ODD of CD. Stel vier meerkeuzevragen op over de begrippen die worden genoemd in de theoriebron.

u' Ac

tie

fb .v

.

Theoriebron Kinderen met ODD of CD <

De toets

b. Wissel je vragen uit met een klasgenoot en beantwoord de vragen. Kijk samen de vragen na en bespreek de eventuele fouten.

Het kind met ODD

Ed

Opdracht 26

U

itg

ev

er

ij

In deze opdracht gaan jullie een casus schrijven over een kind met ODD. Hierin verwerk je de kenmerken van ODD en welk gedrag jij denkt dat kinderen met deze beperking laten zien. Na het schrijven van de casus bespreken jullie elkaars casus en geven jullie elkaar feedback.

23


Kinderen met ODD of CD

Opdracht 27

Bekijk het Filmpje ODD bij deze opdracht. a. Wat valt je op aan het gedrag van deze kinderen?

fb .v

.

Filmpje ODD <

Kinderen met ODD op school

u' Ac

tie

b. Waarin verschilt het gedrag van deze kinderen van het gedrag kinderen van dezelfde leeftijd zonder ODD?

Ed

c. Waarin lijkt het gedrag van deze kinderen op het gedrag van kinderen van dezelfde leeftijd zonder ODD?

er

ij

d. Welke problemen ervaren deze kinderen in de klas?

Do’s-and-don’ts

Lees de Theoriebron Kinderen met ODD of CD.

ev

Opdracht 28

a. Schrijf drie dingen op die je juist wel moet doen bij de begeleiding van kinderen met ODD of CD.

U

itg

Theoriebron Kinderen met ODD of CD. <

24

b. Schrijf drie dingen op die je juist niet moet doen bij de begeleiding van kinderen met ODD of CD.


Kinderen met ODD of CD

Regels

fb .v

Opdracht 29

.

c. Bedenk zelf nog twee do’s-and-don’ts (die niet in de tekst staan) voor het begeleiden van kinderen met ODD of CD.

In deze opdracht gaan jullie een rollenspel doen. Een van jullie speelt de pedagogisch medewerker. De ander is een kind met ODD/CD. De derde persoon observeert. De opdracht voor de pedagogisch medewerker is om een aantal nieuwe regels aan het kind te vertellen. De opdracht voor de persoon die het kind speelt is om tegen alle regels in te gaan. De observator bekijkt het proces en leidt de nabespreking. Wissel alle rollen af. Beantwoord daarna de vragen.

u' Ac

tie

a. Wat vond je prettig als kind aan de manier waarop de pedagogisch medewerker jou de regels heeft uitgelegd?

b. Wat vond je niet prettig als kind aan de manier waarop de pedagogisch medewerker jou de regels heeft uitgelegd?

Ed

c. De houding van de pedagogisch medewerker is heel belangrijk bij het uitleggen van regels. Welke interactie vaardigheden zijn hierbij belangrijk?

U

itg

ev

er

ij

d. Welke tips kun je pedagogisch medewerkers geven als ze nieuwe regels uit moeten leggen aan kinderen met ODD of CD?

25


Kinderen met ODD of CD

Opdracht 30

Casus Stefan Stefan is een jongen van 10 jaar die bij jullie op de bso komt. Stefan vindt het moeilijk om zich aan regels te houden en wordt snel agressief. Hij begint dan om zich heen te slaan en te schelden of schreeuwen. Zijn ouders hebben bijna wekelijks gesprekken met de leerkracht over het gedrag van Stefan. Ook thuis zorgt het gedrag van Stefan voor moeilijkheden. Zijn ouders kunnen hem geen moment alleen laten. In de buitenschoolse opvang merken jullie dat Stefan door zijn negatieve gedrag steeds vaker apart wordt gezet en de aansluiting bij de groep mist. Doordat hij zich niet aan de regels kan houden, kan hij met veel activiteiten niet mee doen.

fb .v

.

Werkmodel Plan van Aanpak <

Plan van aanpak

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

Schrijf een plan van aanpak voor Stefan. Maak gebruik van het Werkmodel Plan van Aanpak. Houd rekening met Stefans ODD.

26


Kinderen met DCD

Kinderen met DCD

.

Inleiding

fb .v

Kinderen met DCD hebben moeite met hun motoriek. Hoe merk je dit gedurende de dag als pedagogische medewerker? Wanneer moet je deze kinderen extra ondersteunen? En wanneer moet je ze juist aanmoedigen om extra te oefenen? Daarover gaat dit onderdeel.

Leerdoelen

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

Je kunt: • begrippen noemen die gebruikt worden in het omschrijven van kinderen met DCD • begrippen noemen die worden gebruikt in de begeleiding van kinderen met DCD • kenmerken noemen van kinderen met DCD • regels/tips noemen voor de omgang van kinderen met DCD • signalen herkennen die kunnen duiden op DCD • activiteiten aanpassen voor kinderen met DCD • een plan van aanpak schrijven en uitvoeren voor kinderen met DCD.

Kinderen met DCD hebben moeite met motorische vaardigheden.

itg

Opdracht 31

Je gaat een mindmap maken met hierin de belangrijkste begrippen en informatie uit deze theoriebron. Zorg ervoor dat je het begrip noemt en uitlegt wat het begrip betekent. Gebruik Coggle.

U

Theoriebron Kinderen met DCD. <

Mindmap

Website Coggle <

27


Kinderen met DCD

Opdracht 32

a. In deze opdracht ga je zelf meerkeuzevragen maken over de Theoriebron Kinderen met DCD. Stel vier meerkeuzevragen op over de begrippen die worden genoemd in de theoriebron.

u' Ac

tie

fb .v

.

Theoriebron Kinderen met DCD. <

De toets

b. Wissel je vragen uit met een klasgenoot en beantwoord de vragen. Kijk samen de vragen na en bespreek de eventuele fouten.

Het kind met DCD

Ed

Opdracht 33

itg

ev

er

ij

In deze opdracht gaan jullie een casus schrijven over een kind met DCD. Hierin verwerk je de kenmerken van DCD en welk gedrag jij denkt dat kinderen met deze beperking laten zien. Na het schrijven van de casus bespreken jullie elkaars casus en geven jullie elkaar feedback.

U

Opdracht 34

28

Afwijkend van de groep Kinderen met DCD vallen gedurende de dag op door hun gedrag. Bedenk hoe de kinderen bij de taken of activiteiten zouden kunnen opvallen met hun gedrag of handelingen: a. Het aan- en uitkleden na het middagslaapje.


Kinderen met DCD

Opdracht 35

Activiteiten om aan te moedigen

fb .v

c. Het uitvoeren van creatieve activiteiten.

.

b. Het zelfstandig eten tussen de middag.

Casus Arjan

Arjan is een jongen van 12 jaar, hij zit in groep acht van de basisschool. Volgend jaar moet hij naar het middelbaar onderwijs. In de klas heeft Arjan moeite om het tempo bij te houden. Het maken van opdrachten kost hem extra tijd omdat hij moeite heeft met het schrijven. Hij krijgt van de meester vaak een negatieve opmerking over zijn handschrift. Ook zijn de boeken en schriften van Arjan vaak slordig; er is op elke bladzijde wat geschreven en er zitten overal scheuren in zijn schrift. Ook op de bso zien jullie dit terug. Daarnaast vindt Arjan het moeilijk om lang stil te zitten en zich voor langere tijd te concentreren. Andere kinderen hebben daarom weleens last van hem.

er

ij

Werkmodel Plan van Aanpak <

Plan van aanpak

Ed

Opdracht 36

u' Ac

tie

Kinderen met DCD hebben baat bij activiteiten die hen stimuleren om sommige handelingen meer te oefenen. Dit kan op twee gebieden: motoriek en het geheugen. Bedenk voor beide gebieden twee activiteiten; een in de vorm van een spel en een in de vorm van een individuele activiteit. Houd hierbij goed de moeilijkheden van deze kinderen voor ogen.

U

itg

ev

Schrijf een plan van aanpak voor Arjan. Maak gebruik van het Werkmodel Plan van Aanpak. Houd rekening met Arjans DCD.

29


Hoogbegaafde kinderen

Hoogbegaafde kinderen

.

Inleiding

fb .v

Hoogbegaafde kinderen hebben een hoge intelligentie. Daarnaast zijn er nog andere kenmerken. Hoe vallen deze kinderen op in de groep? Wat hebben deze kinderen nodig om optimaal te presteren? Hoe kun jij, als pedagogisch medewerker, hierbij helpen? Met deze vragen ga je aan de slag in dit gedeelte.

Leerdoelen

er

ij

Ed

u' Ac

tie

Je kunt: • begrippen noemen bij het omschrijven van hoogbegaafde kinderen • begrippen noemen voor de begeleiding van hoogbegaafde kinderen • kenmerken noemen van hoogbegaafde kinderen • regels/tips noemen voor de omgang van hoogbegaafde kinderen • signalen herkennen die kunnen duiden op hoogbegaafdheid • activiteiten aanpassen voor hoogbegaafde kinderen • een plan van aanpak schrijven en uitvoeren voor hoogbegaafde kinderen.

Hoogbegaafde kinderen lopen qua intelligentie voor op hun leeftijdsgenoten.

Mindmap

ev

Opdracht 37

itg

Theoriebron Hoogbegaafde kinderen. <

U

Website Coggle <

30

Je gaat een mindmap maken met hierin de belangrijkste begrippen en informatie uit deze theoriebron. Zorg ervoor dat je het begrip noemt en uitlegt wat het begrip betekent. Gebruik Coggle.


Hoogbegaafde kinderen

Opdracht 38

a. In deze opdracht ga je zelf meerkeuzevragen maken over de Theoriebron Hoogbegaafde kinderen. Stel vier meerkeuzevragen op over de begrippen die worden genoemd in de theoriebron.

u' Ac

tie

fb .v

.

Theoriebron Hoogbegaafde kinderen. <

De toets

b. Wissel je vragen uit met een klasgenoot en beantwoord de vragen. Kijk samen de vragen na en bespreek de eventuele fouten.

Typen hoogbegaafde kinderen

Ed

Opdracht 39

Elk lid van het groepje gaat op zoek naar informatie over één type. Je kunt kiezen uit de typen: de succesvolle, de uitdager, de onderduiker, de wegloper, de dubbel geëtiketteerde en de autonome.

er

ij

a. Beschrijf wat er wordt bedoeld met dit type hoogbegaafde kind.

U

itg

ev

b. Beschrijf hoe je dit type hoogbegaafde kind het beste kunt begeleiding.

Opdracht 40

c. Bespreek in de groep de verschillen en overeenkomsten tussen de typen hoogbegaafde kinderen.

Begaafd of hoogbegaafd Kinderen die hoogbegaafd zijn, verschillen van kinderen die begaafd zijn. In deze opdracht gaan jullie de verschillen onderzoeken.

31


Hoogbegaafde kinderen

Geef aan hoe hoogbegaafde kinderen verschillen van begaafde kinderen op de volgende punten:

b. Omgang met leeftijdsgenoten

Beoordelen casus

Casus Maria

u' Ac

Opdracht 41

tie

c. Manier van denken

fb .v

.

a. Schoolprestaties

Maria is een meisje van 12 jaar en is hoogbegaafd. Ze zit in de tweede klas van het voortgezet onderwijs en komt bij jullie op de bso. Ze draait mee in twee groepen, zowel die van haar leeftijdsgenoten als de groep met oudere kinderen.

er

ij

Ed

Als Maria om 14.00 uur binnenkomt is ze erg gefrustreerd, het was weer een vervelende dag op school. Maria zegt dat ze weer niks heeft geleerd. Pedagogisch medewerker Aaf probeert haar wat te kalmeren en knoopt een gesprek aan. Ze zegt tegen Maria dat ze vast wel wat heeft geleerd op school. Maria wisselt van onderwerp en begint over de verkiezingen die eraan komen. Maria gaat aan de slag met haar huiswerk. Na een poosje is het tijd voor een sportactiviteit. Er is op het plein een parcours uitgezet met allerlei opdrachtjes. Na een keer het parcours gelopen te hebben, heeft Maria geen zin meer. Maria gaat net zo lang met Aaf in discussie tot ze mag stoppen.

U

itg

ev

a. Geef van de casus aan wat er goed gaat en wat niet in de begeleiding van Maria.

32

b. Welke tip zou jij pedagogisch medewerker Aaf nog kunnen geven?

c. Wat zou pedagogisch medewerker Aaf anders kunnen doen in de benadering van Maria?


Hoogbegaafde kinderen

Opdracht 42

Aanpassingen Geef van de activiteiten aan waar er aanpassingen gemaakt moeten worden als er een hoogbegaafd kind mee doet.

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

b. Terugkerende creatieve activiteiten

fb .v

.

a. Gezamenlijk een boek lezen met de groep

33


Kinderen met een licht verstandelijke beperking

.

Kinderen met een licht verstandelijke beperking

fb .v

Inleiding

Kinderen met een licht verstandelijke beperking hebben vaak extra zorg en begeleiding nodig. Bij welke begeleiding hebben deze kinderen baat? Welk gedrag laten zij zien in de groep? En hoe kun je hier als pedagogisch medewerker het beste mee om gaan. Over deze vragen gaat dit onderdeel.

tie

Leerdoelen

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

Je kunt: • begrippen noemen voor het omschrijven van kinderen met een licht verstandelijke beperking • begrippen noemen voor de begeleiding van kinderen met een licht verstandelijke beperking • kenmerken noemen van kinderen met een licht verstandelijke beperking • regels/tips noemen voor de omgang van kinderen met een licht verstandelijke beperking • signalen herkennen die kunnen duiden op een licht verstandelijke beperking • activiteiten aanpassen voor kinderen met een licht verstandelijke beperking • een plan van aanpak schrijven en uitvoeren voor kinderen met een licht verstandelijke beperking.

34

Kinderen met een licht verstandelijke beperking vragen vaak niet zelf om hulp.


Kinderen met een licht verstandelijke beperking

Lees de Theoriebron Kinderen met een licht verstandelijke beperking. Je gaat een mindmap maken met hierin de belangrijkste begrippen en informatie uit deze theoriebron. Zorg ervoor dat je het begrip noemt en uitlegt wat het begrip betekent. Gebruik Coggle.

.

Theoriebron Kinderen met een licht verstandelijke beperking. <

Mindmap

fb .v

Opdracht 43

Website Coggle <

tie

a. In deze opdracht ga je zelf meerkeuzevragen maken over de Theoriebron Kinderen met een licht verstandelijke beperking. Stel vier meerkeuzevragen op over de begrippen die worden genoemd in de theoriebron.

er

ij

Ed

Theoriebron Kinderen met een licht verstandelijke beperking. <

De toets

u' Ac

Opdracht 44

b. Wissel je vragen uit met een klasgenoot en beantwoord de vragen. Kijk samen de vragen na en bespreek de eventuele fouten.

Het kind met een licht verstandelijke beperking In deze opdracht gaan jullie een casus schrijven over een kind met een licht verstandelijke beperking. Hierin verwerk je de kenmerken van de licht verstandelijke beperking en welk gedrag jij denkt dat kinderen met deze beperking laten zien. Na het schrijven van de casus bespreken jullie elkaars casus en geven jullie elkaar feedback.

U

itg

ev

Opdracht 45

35


Kinderen met een licht verstandelijke beperking

Opdracht 46

Afwijkend van de groep Geef bij de momenten aan op welke manier het gedrag van een kind met een licht verstandelijke beperking zou kunnen verschillen van de rest van de groep:

fb .v

.

a. De kinderen krijgen een aantal opdrachten die ze zelf mogen indelen.

tie

b. Op het plein ontstaat bij een spel ruzie tussen een aantal kinderen.

Opdracht 47

u' Ac

c. Bij een spel worden de rollen/taken verdeeld.

Doelen en activiteiten voor een kind met een licht verstandelijke beperking

U

itg

ev

er

ij

Ed

Bij de opdracht Het kind met een licht verstandelijke beperking hebben jullie een casus geschreven over een kind met een licht verstandelijke beperking. Je wisselt deze casus nu uit met een ander tweetal. Voor het kind uit deze casus gaan jullie nu ten minste drie doelen opstellen. Beschrijf de doelen volgens het SMART-principe. Beschrijf per doel, een individuele activiteit en een groepsactiviteit die je in kunt zetten om het doel te behalen.

36


Kinderen met dyslexie en dyscalculie

.

Kinderen met dyslexie en dyscalculie

fb .v

Inleiding

Als je moeite hebt met lezen dan zie je op veel gebieden moeilijkheden. Lezen heb je namelijk voor veel dingen nodig. Hoe is dit van invloed op het functioneren van kinderen? Hoe kun je ze stimuleren, motiveren én ondersteunen? Werkt dit hetzelfde bij kinderen met dyscalculie? Dat ga je in dit onderdeel leren.

tie

Leerdoelen

Automatiseren

Kaarten met rekenregels of spellingsregels

Ruimtelijke oriëntatie

Iemand die de diagnose dyslexie of dyscalculie kan stellen

er

ij

Theoriebron Kinderen met dyslexie en dyscalculie. <

Verbinden

Ed

Opdracht 48

u' Ac

Je kunt: •begrippen noemen voor het omschrijven van kinderen met dyslexie en dyscalculie • begrippen noemen voor de begeleiding van kinderen met dyslexie en dyscalculie • kenmerken noemen van kinderen met dyslexie en dyscalculie • regels/tips noemen voor de omgang van kinderen met dyslexie en dyscalculie • signalen herkennen die kunnen duiden op dyslexie en dyscalculie • activiteiten aanpassen voor kinderen met dyslexie en dyscalculie • een plan van aanpak schrijven en uitvoeren voor kinderen met dyslexie en dyscalculie.

De vaardigheid om een voorstelling te maken van objecten

Tafelkaarten

Kennis toepassen zonder lang na te hoeven denken

Orthopedagoog

Een apparaat of programma dat kinderen met dyslexie helpt bij het lezen van teksten

U

itg

ev

Voorleesapparatuur

37


Kinderen met dyslexie en dyscalculie

a. In deze opdracht ga je zelf meerkeuzevragen maken over de Theoriebron Kinderen met dyslexie en dyscalculie. Stel vier meerkeuzevragen op over de begrippen die worden genoemd in de theoriebron.

u' Ac

tie

fb .v

Theoriebron Kinderen met dyslexie en dyscalculie. <

De toets

.

Opdracht 49

b. Wissel je vragen uit met een klasgenoot en beantwoord de vragen. Kijk samen de vragen na en bespreek de eventuele fouten.

Het kind met dyscalculie

Ed

Opdracht 50

ev

er

ij

In deze opdracht gaan jullie een casus schrijven over een kind met dyscalculie. Hierin verwerk je de kenmerken van deze leerstoornissen en welk gedrag jij denkt dat kinderen met deze beperking laten zien. Na het schrijven van de casus bespreken jullie elkaars casus en geven jullie elkaar feedback.

U

itg

Opdracht 51

38

‘Vouten’ a. Je gaat in tweetallen op zoek naar veel gemaakte fouten van kinderen met dyslexie en dyscalculie. Zoek voor beide leerstoornissen drie fouten.


Kinderen met dyslexie en dyscalculie

Opdracht 52

fb .v

.

b. Wissel de fouten die jullie hebben gevonden uit en ga op zoek naar de kenmerken die horen bij de gevonden fouten.

Stimuleren of ondersteunen

tie

Hoe help je een kind met dyslexie het beste? Door te stimuleren en extra te oefenen? Of juist door het kind te helpen en het lezen waar mogelijk over te nemen?

u' Ac

a. Bedenk drie argumenten voor het stimuleren om extra te oefenen.

Ed

b. Bedenk daarnaast drie manieren hoe je dit gedurende de dag zou kunnen uitvoeren.

er

ij

c. Bedenken ook drie argumenten voor het ondersteunen en overnemen van het lezen.

ev

d. Bedenk daarnaast drie manieren hoe je dit gedurende de dag zou kunnen uitvoeren.

U

itg

Opdracht 53

Doelen en activiteiten voor een kind met dyscalculie Bij de opdracht Het kind met dyscalculie hebben jullie een casus geschreven over een kind met dyscalculie. Je wisselt deze casus nu uit met een ander tweetal. Voor het kind uit deze casus gaan jullie ten minste drie doelen opstellen. Beschrijf de doelen volgens het SMART-principe. Beschrijf per doel een individuele activiteit en een groepsactiviteit die je in kunt zetten om het doel te behalen.

39


Opdracht 54

fb .v

.

Kinderen met dyslexie en dyscalculie

Algemene tips

Opdracht 55

Ed

u' Ac

tie

In de opdrachten die horen bij de verschillende thema’s ben je een heleboel tips tegen gekomen voor de verschillende specifieke begeleidingsvragen. Er zijn ook een aantal tips die voor meer, of zelfs alle kinderen met specifieke begeleidingsvragen gelden. Schrijf vier van zulke tips op.

Welke kenmerken bij welke beperking?

er

ij

Iedereen van je groepje schrijft op kleine briefjes een aantal kenmerken die horen bij de beschreven beperkingen in deze cursus. Deze papiertjes doe je allemaal bij elkaar in bijvoorbeeld een pet, bakje, zakje, enzovoort. Om de beurt pakken jullie een briefje en je leest het opgeschreven kenmerk voor. Daarna geeft degene die het briefje heeft gepakt aan bij welke beperking dit kenmerk hoort. Andere groepsleden geven aan of ze het hier wel of niet mee eens zijn.

Opdracht 56

Combineren beperkingen en activiteiten

U

itg

ev

Schrijf per persoon drie verschillende beperkingen op die voorkomen bij kinderen. Schrijf per persoon vier activiteiten op die plaatsvinden binnen een kinderopvang of bso. Nu gaan alle kaartjes met beperkingen in een bakje en in een ander bakje alle activiteiten. Pak om de beurt uit elke bak een kaartje en schrijf binnen een minuut zo veel mogelijk zaken op waarmee je rekeningen moet houden bij het uitvoeren van deze activiteit.

40


Reflecteren

Reflecteren Opdracht 57

Reflectie op de lesstof

fb .v

.

a. Wat heb je allemaal geleerd? Noem drie dingen.

tie

b. Wat wist je al?

Opdracht 58

u' Ac

c. Wat ga je in de toekomst in jouw werk gebruiken?

Kritisch en creatief denken

Ed

a. Kijk je naar verschillende mogelijkheden als dingen niet in één keer lukken? Noem één voorbeeld.

b. Kom jij voor jouw mening uit als de situatie dat vraagt? Noem één voorbeeld.

er

ij

c. Heb jij het uiterste uit jezelf gehaald bij de opdrachten? Noem één voorbeeld.

Zelfregulatie en zelfsturing

ev

Opdracht 59

U

itg

a. Heb je een goede planning gemaakt? Geef hiervan één voorbeeld.

b. Heb je de goede bronnen en materialen gebruikt? Geef hiervan één voorbeeld.

c. Ben je goed omgegaan met feedback? Geef hiervan één voorbeeld: hoe heb je gereageerd?

41


Reflecteren

Opdracht 60

Samenwerken

.

a. Heb jij bijgedragen aan een goede sfeer in de groep? Geef hiervan één voorbeeld.

fb .v

b. Hebben jullie als groep goede afspraken gemaakt? Geef één voorbeeld van een goede afspraak.

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

c. Kun je goed met andere mensen omgaan, ook al zijn ze anders dan jij? Geef hiervan één voorbeeld.

42


Theoriebron Kinderen met autisme

.

Theoriebron Kinderen met autisme

fb .v

Inleiding

Wat is autisme?

tie

Als klein kind had Bram een bijzondere interesse in het heelal. Hij kende al heel snel alle planeten. Bram had weinig vriendjes en speelde het liefst alleen. Als er iets verandert is Bram snel van slag, bijvoorbeeld door de indeling van de kamer of als zijn moeder naar de kapper is geweest. Op school heeft Bram moeite met plannen en structureren. Bram heeft Asperger.

Ed

u' Ac

Onder het autismespectrumstoornis (ASS) vallen het vroegere klassiek autisme, het syndroom van Asperger en PDD-NOS. ASS is een ontwikkelingsstoornis. Kinderen met ASS functioneren anders op de volgende drie gebieden: sociale interactie, communicatie en stereotiepe gedragingen of interesses. Autisme komt voor op alle intelligentieniveaus, maar een groot deel van de mensen met autisme heeft een verstandelijk beperkt niveau. Kinderen met PDD-NOS hebben sociale en communicatieve problemen maar voldoen niet aan de diagnose autisme. Kinderen met Asperger hebben een gemiddelde of bovengemiddelde intelligentie en hebben geen vertraagde taalontwikkeling. Een kind met ASS heeft dit zijn hele leven, wel kunnen de kenmerken anders worden op latere leeftijd. De diagnose wordt gesteld door een kinder- of jeugdpsychiater of klinisch psycholoog met vragenlijsten en observaties.

ij

Hoe merk je dat een kind eventueel autisme heeft?

U

itg

ev

er

Kinderen met ASS laten al voor het derde levensjaar symptomen op drie gebieden zien: de sociale interactie, taalgebruik en verbeelding. In de sociale interactie merk je bijvoorbeeld dat kinderen met ASS niet uitreiken naar hun ouders en het niet prettig vinden om vastgehouden te worden. Ook maken ze weinig oogcontact. De taalontwikkeling verloopt bij deze kinderen vaak anders. Sommige kinderen ontwikkelen helemaal geen taal terwijl andere kinderen een bijzondere manier van praten hebben. Kinderen met ASS kunnen moeilijk omgaan met veranderingen en zijn erg gehecht aan structuur. Ze zijn bijvoorbeeld snel van slag als er een invalkracht is, of willen het liefst elke dag dezelfde kleren aan. Ook zijn sommige jonge kinderen met ASS erg gehecht aan ĂŠĂŠn voorwerp. In de manier van spelen valt bij kinderen met ASS op dat ze moeite hebben met het samenspelen, weinig afwisselen in hun spel en weinig gebruikmaken van fantasiespel. Kinderen met ASS kun je ten slotte vaak herkennen aan een bijzondere gezichtsuitdrukking, manier van praten en bewegen. Omdat kinderen met Asperger een (boven)gemiddelde intelligentie hebben en geen vertraagde taalontwikkeling, vallen de kenmerken bij deze kinderen vaak pas later op.

43


tie

Kinderen met autisme missen vaak de aansluiting bij de groep.

fb .v

.

Theoriebron Kinderen met autisme

u' Ac

Welke problemen ervaart een kind met autisme?

U

itg

ev

er

ij

Ed

Kinderen met autisme hebben moeite met: • het begrijpen en gebruiken van non-verbale signalen Ze maken bijvoorbeeld weinig oogcontact en hebben weinig mimiek. • het plannen, organiseren en structureren van taken • het omgaan met veranderingen Kinderen met autisme houden strikt vast aan routines. • het aangaan van sociale situaties Hierin zijn deze kinderen vaak onhandig en ze ervaren angst in deze situaties. • zelfreflectie en het leren van sociale ervaringen • het interpreteren van cynisme en taalgebruik dat je op verschillende manieren op kunt vatten • het uiten en begrijpen van de emoties en zich inleven in de emoties van anderen Zo fladderen sommige kinderen met autisme bij hevige emoties. • het opbouwen van vriendschappen • grove en fijne motoriek Ze hebben bijvoorbeeld moeite met schrijven. Je ziet dat de taalontwikkeling bij kinderen met autisme vaak vertraagd verloopt. Het taalgebruik kan ook eigenaardig overkomen en deze kinderen kunnen spreken met een monotone stem. Ook geven veel van deze kinderen aan dat ze over- of ondergevoelig zijn voor zintuiglijke prikkels, zoals harde geluiden en felle kleuren. Tot slot kunnen deze kinderen een bijzondere interesse hebben in speciale onderwerpen, bijvoorbeeld sneeuw.

Tips voor de omgang met kinderen met autisme • • • • • •

44

Zorg voor structuur in de tijd, ruimte, activiteiten en personen; bijvoorbeeld het gebruik van een dagplanning, vaste begeleider. Kondig veranderingen op tijd aan en leg uit hoe een programma eruitziet. Gebruik zo veel mogelijk concrete en letterlijke taal. Als een kind een boek zit te lezen en je vraagt: ‘Waar ben je?’, kan een kind met autisme reageren met: ‘Hier.’ Bij de uitleg kun je gebruikmaken van de wie, wat, hoe, waar en wanneer vragen. Kinderen met autisme hebben moeite met emoties; blijf kalm in de communicatie, ook als je boos bent. Deel instructies op in kleine stukjes en ondersteun verbale instructies met visuele instructies (bijvoorbeeld pictogrammen).


Theoriebron Kinderen met autisme

• •

Kinderen met autisme leggen niet gemakkelijk contact met anderen, betrek ze daarom bij activiteiten. Wees alert op pestgedrag binnen de groep. Benader het kind positief en leg de nadruk op de kwaliteiten van het kind.

fb .v

Voorzieningen voor kinderen met autisme

.

•

u' Ac

tie

Omdat deze kinderen moeite hebben met het voelen en interpreteren van hun eigen emoties is het voor de omgeving van deze kinderen belangrijk om hier goed op te letten. Je kunt bijvoorbeeld in overleg met het kind en met ouders een signaleringsplan maken voor emoties. Hoe ziet het kind eruit als hij boos is, wat doet of zegt hij dan? Het is belangrijk dat de begeleiders genoeg kennis hebben over de beperking van het kind. Kinderen en jongeren met autisme hebben soms extra begeleiding nodig. Zeker in het middelbaar onderwijs wordt een groter beroep gedaan op vaardigheden die bij deze jongeren minder ontwikkeld zijn. Kinderen met autisme krijgen soms medicatie om bijvoorbeeld hun angst of depressieve gevoelens te onderdrukken of hun concentratie te verbeteren. Omdat kinderen met autisme baat hebben bij structuur, kun je gebruikmaken van een pictobord voor de dagplanning of tijdens activiteiten. Ook kunnen stappenplannen deze kinderen inzicht geven in taken of activiteiten. Ook zijn deze kinderen gebaat bij vast begeleiding; steeds hetzelfde gezicht geeft hen rust.

Ed

Aandachtspunten voor activiteiten en het plan van aanpak voor kinderen met autisme

U

itg

ev

er

ij

Bij het aanbieden van activiteiten is het belangrijk om de activiteiten vooraf goed te bekijken door de ogen van het kind. Bedenk welke onderdelen problemen op kunnen leveren of waar je extra maatregelen moet treffen. Kinderen met autisme hebben deze ontwikkelingsstoornis de rest van hun leven. De problemen die zie hierdoor ervaren kunnen wel verschillen per levensfase. Het betekent niet dat deze kinderen niets kunnen leren. Hiermee moet je rekening houden bij het opstellen van het plan van aanpak. Probeer de focus te leggen op het aanleren van vaardigheden die de zelfredzaamheid vergroten. Deze vaardigheden verschillen dus sterk per levensfase.

45


Theoriebron Kinderen met AD(H)D

.

Theoriebron Kinderen met AD(H)D

fb .v

Inleiding

Wat is AD(H)D?

tie

Al van jongs af aan is Adam een actief kind. Hij rent van hot naar her en is altijd met 100 dingen tegelijk bezig. Zijn ouders zijn al vaak met hem bij de dokter geweest; hij valt uit bomen of vliegt met zijn fiets in de sloot. Op school vindt Adam het ingewikkeld om de hele dag stil te zitten en te luisteren. Thuis kan hij wel uren spelletjes spelen op de tablet. Adam heeft ADHD.

u' Ac

ADHD (Attention Deficit Hyperactivity Disorder) is een aandachtstekortstoornis. Kinderen met ADHD hebben aandachtsproblemen en het gaat om hyperactiviteit en impulsiviteit. ADD is een type van ADHD. Kinderen met ADD hebben alleen aandachtsproblemen en zijn niet hyperactief of impulsief. De diagnose voor AD(H)D wordt gesteld door een psychiater of psycholoog. Dit gebeurt met een vragenlijst die meerdere mensen uit de omgeving van het kind in moeten vullen.

Ed

Hoe merk je dat een kind eventueel AD(H)D heeft?

U

itg

ev

er

ij

Sommige ouders van kinderen met AD(H)D geven aan dat hun kinderen al op jonge leeftijd opvallend gedrag laten zien. Bij andere kinderen valt dit pas op als ze voor het eerst naar school gaan of zelfs pas op de middelbare school. De problemen van kinderen met ADD vallen minder goed op dan de problemen van kinderen met ADHD. Dit komt omdat bij hen het ‘lastige’ gedrag ontbreekt. Ouders van kinderen met ADHD geven bijvoorbeeld aan dat deze kinderen heel onrustig zijn en veel huilen. Kinderen met ADD hebben bijvoorbeeld moeite met het aanleren van de dagelijkse routine en het aanleren van nieuw gedrag. Vaak valt het afwijkende gedrag van de kinderen het meest op bij de leerkracht op school, de rol van de leerkracht is bij het signaleren erg belangrijk.

46

Welke problemen ervaart een kind met AD(H)D? De problemen die kinderen met ADHD ervaren, verschillen op sommige gebieden van de problemen die kinderen met ADD ervaren. Het gedrag dat wordt beschreven bij ‘Welke moeilijkheden ervaart een kind met AD(H)D?’ komt bij alle kinderen weleens voor. Bij kinderen met AD(H)D zie je dat dit gedrag in ernstigere vorm voorkomt, op meer gebieden (bijvoorbeeld thuis en op school) en het functioneren van het kind belemmert. Naast deze problemen die het directe effect zijn van de stoornis, zie je dat deze kinderen soms communicatieproblemen, moeite in het contact met leeftijdsgenoten en moeite op school hebben.


Kinderen met ADHD vinden het moeilijk om stil te zitten.

fb .v

.

Theoriebron Kinderen met AD(H)D

tie

Welke moeilijkheden ervaart een kind met ADHD?

Ed

u' Ac

Kinderen met ADHD: • vinden het moeilijk om stil te zitten (friemelen, schommelen) en zijn snel afgeleid • vinden het moeilijk om op hun beurt te wachten, praten veel en zijn lawaaierig • vinden het moeilijk om instructies op te volgen, zich aan regels te houden en om naar anderen te luisteren • vinden het moeilijk om hun aandacht te blijven richten op iets en hebben problemen met tijdsbeleving • zijn vaak spullen kwijt • hebben moeite met het plannen en organiseren • begeven zich vaak in gevaarlijke situaties • reageren vaak impulsief; doen direct wat in hen opkomt.

Welke moeilijkheden ervaart een kind met ADD?

U

itg

ev

er

ij

Kinderen met ADD: • zijn gemakkelijk afgeleid door onbelangrijke zaken, bijvoorbeeld achtergrondgeluiden • hebben moeite met het plannen en organiseren • hebben moeite met het concentreren op details waardoor ze veel slordigheidsfouten maken • kunnen hun aandacht niet vasthouden en vermijden daarom langdurige taken • wekken de indruk dat ze niet luisteren • vinden het moeilijk om aanwijzingen volledig en nauwkeurig op te volgen • zijn ongeorganiseerd, zijn vaak dingen kwijt en zijn vergeetachtig • komen dromerig, passief en teruggetrokken over.

Tips voor de omgang met kinderen met ADHD • • • • • •

Geef korte, overzichtelijke taken en bied deze één voor één aan. Geef korte, duidelijke en concrete instructies. Zorg voor voldoende regelmaat en structuur. Maak duidelijke afspraken en houd je daar consequent aan. Zorg voor uitdagende en prikkelende opdrachten. Straffen werkt minder goed, beloon het positieve; bedenk dat het gedrag voortkomt uit onmacht.

47


Theoriebron Kinderen met AD(H)D

.

• • •

Ga op zoek naar een prettige plek in de klas en onderzoek op welk moment de concentratie het beste is; pas waar mogelijk je programma hierop aan. Bied (visuele) ondersteuning bij het stellen van prioriteiten. Werk waar mogelijk met takenlijsten. Geef het kind af en toe een klusje tussendoor waarbij hij of zij even kan lopen.

u' Ac

Geef korte, overzichtelijke taken en bied deze één voor één aan. Zorg voor positieve-, succeservaringen. Controleer of het kind de opdracht heeft begrepen, laat het kind de opdracht herhalen. Geef als het nodig is extra tijd voor een opdracht. Gebruik werkschema’s voor zelfinstructie. Zorg dat het kind aan het werk blijft en voorkom verveling. Maak duidelijke afspraken. Ga op zoek naar een prettige plek in de klas en onderzoek op welk moment de concentratie het beste is; pas waar mogelijk je programma hierop aan. Benadruk het positieve; bedenk dat het gedrag voortkomt uit onmacht.

tie

• • • • • • • •

fb .v

Tips voor de omgang met kinderen met ADD

Voorzieningen voor kinderen met AD(H)D

er

ij

Ed

Voor zowel ADHD als ADD worden in sommige gevallen medicijnen voorgeschreven. Het bekendste voorbeeld hiervan is Ritalin. Medicatie kan zorgen voor gedragsverbetering en een betere concentratie. Soms werkt medicatie niet of krijgt het kind te veel last van bijwerkingen. Medicatie kan de AD(H)D nooit genezen. Voor kinderen met AD(H)D zijn er nog andere hulpmiddelen die kunnen helpen. Zo zijn er speciale agenda’s die helpen bij het creëren van overzicht. Ook is er speelgoed wat speciaal gemaakt is om mee te friemelen en bewegen zonder dat dit geluid maakt. Dit kan kinderen helpen om zich in de klas beter te concentreren, zonder dat andere kinderen worden afgeleid door geluiden. Om de concentratie te verbeteren kun je ook oordoppen of een scherm om het tafeltje gebruiken.

U

itg

ev

Aandachtspunten voor activiteiten en het plan van aanpak voor kinderen met AD(H)D

48

Zorg bij activiteiten voor veel afwisseling in de opdrachten en doe veel korte opdrachten. Als er veel instructies gegeven worden, deel deze op in kleine delen en bied ze ook visueel aan. Bouw spelletjes in die kinderen kunnen helpen bij het verbeteren van de concentratie. Het is belangrijk om bij deze kinderen ook oog te houden voor het ontwikkelen van de sociale vaardigheden. Zorg voor doelen op korte termijn die haalbaar zijn. Deze kinderen krijgen vaak veel negatieve aandacht en hebben positieve beloning nodig voor het behalen van successen. Zorg ook dat ouders, school en kinderopvang zo veel mogelijk op één lijn zitten als het gaat om regels en afspraken. Dit zorgt voor duidelijkheid, voorspelbaarheid en het creëert rust. Ga op zoek naar de kwaliteiten van deze kinderen en zet die zo veel mogelijk in.


Theoriebron Kinderen met angsten

.

Theoriebron Kinderen met angsten

fb .v

Inleiding

Ed

u' Ac

tie

Marit is acht jaar en zit in dezelfde klas als Tariq van negen jaar oud. Marit is extreem angstig voor de tandarts. Ze is al een aantal jaren niet naar de tandarts geweest. Tariq komt uit Irak, daar heeft hij gezien hoe zijn vader werd vermoord. Hij heeft last van nachtmerries, plast in zijn bed en kan zich moeilijk concentreren. Beide kinderen hebben een angststoornis, Marit een specifieke fobie en Tariq een posttraumatische stressstoornis.

Kinderen met angsten.

er

ij

Wat zijn angsten?

U

itg

ev

Ieder kind is weleens bang en ervaart angsten. Het is moeilijk om te bepalen wanneer het gaat om een angststoornis. Ook horen bij sommige leeftijden angsten, bijvoorbeeld de separatieangst in het eerste en tweede levensjaar, of de angst voor donker rond het vierde levensjaar. Je spreekt pas van een angststoornis als de angst buitensporig en irreĂŤel is en het kind erdoor wordt belemmerd. Er zijn verschillende factoren die invloed hebben op het ontstaan van een angststoornis. Zo spelen erfelijkheid en opvoeding een rol. Een angststoornis ontstaat vaak na een ingrijpende gebeurtenis, bijvoorbeeld een scheiding van ouders. Er zijn zeven angststoornissen die voorkomen bij kinderen en jongeren: de separatiestoornis, de gegeneraliseerde angststoornis, de sociale angststoornis, de specifieke fobie, de obsessieve-compulsieve stoornis, de posttraumatische stressstoornis en de paniekstoornis.

Wat is een separatiestoornis? Kinderen met een separatiestoornis zijn bang om gescheiden te worden van personen aan wie ze sterk gehecht zijn. Dit zijn bijvoorbeeld de ouders van het kind. Ze hebben de angst dat er iets ergs gebeurt met hun ouders, bijvoorbeeld dat ze een auto-ongeluk krijgen. Bij een separatiestoornis krijgt het kind vaak last van lichamelijke klachten zoals hoofdpijn. De separatiestoornis komt het meest voor bij jonge kinderen, rond de leeftijd van zeven jaar.

49


Theoriebron Kinderen met angsten

.

Bij jonge en oudere kinderen zijn er andere kenmerken van de separatiestoornis. Jonge kinderen met een separatiestoornis vinden het bijvoorbeeld moeilijk om hun ouders los te laten terwijl oudere kinderen bijvoorbeeld angst hebben om op schoolkamp te gaan. Bij kinderen met een separatiestoornis is de vertrouwensrelatie erg belangrijk. Daarnaast is het ook belangrijk om het zelfvertrouwen van de kinderen te vergroten.

fb .v

Wat is een gegeneraliseerde angststoornis?

u' Ac

tie

Bij een gegeneraliseerde angststoornis piekert het kind veel. Dit kan gaan over dingen die al gebeurd zijn of dingen uit de toekomst. Dit piekeren gaat vaak over dingen die voor anderen onbelangrijk lijken. Bijvoorbeeld een klein foutje op een toets van die ochtend. Veel kinderen met een gegeneraliseerde angststoornis zijn perfectionistisch, ze willen alles tot in detail goed doen. Ook vragen deze kinderen veel om gerustgesteld te worden. Vooral jonge kinderen met een gegeneraliseerde angststoornis hebben behoefte aan geruststelling, oudere kinderen en jongeren piekeren meer. Kinderen met een gegeneraliseerde angststoornis zijn vaak ouder dan kinderen met een separatiestoornis. Zorg in de omgang met kinderen met een gegeneraliseerde angststoornis dat je een sterke rol aanneemt. Dit geeft de kinderen rust.

Wat is een sociale angststoornis?

er

ij

Ed

Kinderen met een sociale angststoornis ervaren angst in situaties waarin je sociaal moet functioneren. Bijvoorbeeld naar een kinderfeestje gaan of bij een spreekbeurt. Bij een sociale angststoornis vindt de angst plaats in verschillende sociale situaties. Deze kinderen proberen dit soort situaties te vermijden. Dit kan invloed hebben op de ontwikkeling van hun sociale vaardigheden. Kinderen met een sociale angststoornis lijken soms ‘gewoon’ verlegen kinderen. Het is voor deze kinderen echter een grote emotionele last. Daarnaast hebben ze vaak een laag gevoel van eigenwaarde. Bij jonge kinderen met een sociale angststoornis zie je soms selectief mutisme: het kind praat niet in een specifieke sociale situatie. De sociale angststoornis wordt vaak heftiger tijdens de adolescentie. In de omgang met deze kinderen is het belangrijk dat je niet te veel mee gaat in het vermijdingsgedrag. Daarnaast kun je deze kinderen beter niet, zonder dit vooraf aan te kondigen, in het middelpunt van de groep zetten.

U

itg

ev

Wat is een specifieke fobie?

50

Als een kind extreem bang is voor bijvoorbeeld spinnen, dan gaat het om een specifieke fobie. Het kind heeft een duidelijke en irreĂŤle angst voor een voorwerp of situatie. De angst is er dan ook al als je alleen aan dit voorwerp of deze situatie denkt. De angst wordt veroorzaakt door dieren (bijvoorbeeld slangen), mutilatie (bijvoorbeeld naalden) of situaties (bijvoorbeeld hoogte). Kinderen met een specifieke fobie laten vaak vermijdingsgedrag zien. De specifieke fobie komt veel voor bij kinderen en jongeren.

Wat is een obsessief-compulsieve stoornis? Een obsessief-compulsieve stoornis wordt ook wel een dwangstoornis genoemd. Bij een dwangstoornis heeft het kind dwanggedachten die angst oproepen. Om die angst te reguleren voeren zij dwanghandelingen uit. De kinderen worden in hun dagelijks functioneren belemmerd door het uitvoeren van deze dwanghandelingen en kunnen er geen weerstand tegen bieden. Je kunt hierbij bijvoorbeeld denken aan het tikken tegen een tafelpoot of het


Theoriebron Kinderen met angsten

controleren van het slot van je fiets. Uit schaamte houden kinderen met een dwangstoornis dit soms lang geheim. Ook kan het zijn dat deze kinderen op andere gebieden problemen laten zien, bijvoorbeeld op school.

fb .v

.

Wat is een posttraumatische stress stoornis?

Kinderen met een posttraumatische stress stoornis hebben een heftige gebeurtenis (trauma) meegemaakt. Denk aan een ernstig ongeluk, een oorlogssituatie of een verkrachting. Kenmerken van een posttraumatische stress stoornis zijn dat de angst die de gebeurtenis oproept lang aanhoudt. Daarnaast is er herbeleving, bijvoorbeeld in de vorm van nachtmerries. Naast de angst ervaren deze kinderen ook gevoelens van machteloosheid en onrust.

tie

Wat is een paniekstoornis?

u' Ac

Veel kinderen hebben weleens een paniekaanval gehad. Je voelt dan plotseling een heftige angst en krijgt last van lichamelijke klachten zoals zweten en duizeligheid. Bij een paniekstoornis heb je regelmatig dit soort aanvallen en ben je in de tussentijd bang voor een nieuwe aanval. Een paniekstoornis kun je hebben met agorafobie of zonder agorafobie. Agorafobie is de angst om in een bepaalde situaties te zijn waaruit je dan niet kunt ontsnappen. De paniekstoornis komt maar weinig voor bij kinderen.

Ed

Tips voor de omgang met kinderen met een angststoornis

U

itg

ev

er

ij

Bij de hiervoor beschreven stoornissen staan de specifieke tips al omschreven. Nu volgen nog enkele tips voor de omgang met kinderen met een angststoornis: • Zorg voor een veilig pedagogisch klimaat. Een sfeer van vertrouwen is belangrijk. • Toon begrip voor het probleem en de angst, ook al lijkt de angst vaak overdreven en irreëel. • Leg de nadruk op de sterke kanten van het kind en zorg voor succeservaringen. • Let op signalen van angst en onduidelijkheid, kinderen geven dit meestal niet zelf aan. • Stimuleer de kinderen, zonder te dwingen, om zo veel mogelijk zelf te doen. • Zorg voor een afleidende en ontspannende activiteit die je aan kunt bieden als het kind angstig is. • Geef korte en duidelijke instructies. • Moedig het kind en de ouders aan om professionele hulp te zoeken.

Aandachtspunten voor activiteiten en het plan van aanpak voor kinderen met een angststoornis Het is voor kinderen met een angststoornis belangrijk om succeservaringen te hebben. Het stellen van realistische doelen is erg belangrijk. Soms kan een aangepast programma met activiteiten die passen bij de sterke kanten van het kind, helpen deze positieve ervaringen op te doen. Bij angststoornissen waarbij sociale situaties angst oproepen is het belangrijk om rekening te houden met de angsten van het kind. Door de angsten kan het voorkomen dat deze kinderen hun sociale vaardigheden minder goed ontwikkelen.

51


Theoriebron Kinderen met ODD of CD

.

Theoriebron Kinderen met ODD of CD

fb .v

Inleiding

Ed

u' Ac

tie

Toen Dirk jong was had hij vaak woede-uitbarstingen. Dan lag hij op de grond te huilen en te schreeuwen. Vooral als hij iets niet mocht van zijn ouders. Dirk heeft altijd moeite gehad met het luisteren naar regels. Hij heeft daardoor veel moeite op school. Daarnaast is hij vaak betrokken bij vechtpartijen. Laatst kwam zijn moeder erachter dat hij een blikje cola had gestolen. Dirk heeft CD.

Kinderen met ODD/CD hebben moeite met gezag.

Wat is ODD of CD?

U

itg

ev

er

ij

ODD (oppositional defiant disorder) en CD (conduct disorder) zijn beide gedragsstoornissen. Kinderen met ODD (oppositioneel opstandige gedragsstoornis) laten vooral oppositioneel gedrag zien. Dit betekent dat ze opstandig zijn en zich verzetten tegen de leiding, bijvoorbeeld door te weigeren wat hen gevraagd wordt. Kinderen met CD (antisociale gedragsstoornis) laten ook agressief en antisociaal gedrag zien. Ze brengen schade toe aan personen of voorwerpen en respecteren de rechten van andere mensen niet. Ze gebruiken bijvoorbeeld fysiek geweld of stelen. Kinderen met ODD of CD hebben daarnaast vaak andere stoornissen zoals ADHD of depressie. De psychiater of psycholoog stelt de diagnose. Deze gedragsstoornissen zijn zwaar voor het kind, maar ook voor de omgeving. Het behandelen van ODD en CD is erg belangrijk omdat de gedragsstoornissen vaak veel negatieve uitkomsten hebben voor het kind en de omgeving. Soms krijgen kinderen met ODD of CD medicatie ter ondersteuning van de behandeling.

52

Hoe merk je dat een kind eventueel ODD of CD heeft? Alle kinderen zijn weleens opstandig en veel kinderen zoeken in bepaalde fases van hun jeugd de grenzen op. Toch hebben niet al deze kinderen ODD of CD. Als het opstandige gedrag lang aanhoudt en het gedrag extreem agressief en opstandig is, gaat het om ODD


Theoriebron Kinderen met ODD of CD

of CD. Deze kinderen hebben geen controle over hun woede, verzetten zich veel tegen volwassenen en vechten bijvoorbeeld vaak. Als een kind al op jonge leeftijd ODD heeft, dan bestaat de kans dat het kind later CD ontwikkelt.

fb .v

maken vaak ruzie of gaan in discussie met volwassenen: ze zijn dwars en dagen uit zijn vaak opstandig, boos en driftig irriteren anderen vaak expres geven anderen de schuld van hun eigen gedrag vinden het moeilijk om met hun emoties om te gaan verzetten zich tegen gezag hebben moeite met het opvolgen van verzoeken en regels zijn vaak hatelijk en wraakzuchtig.

tie

• • • • • • • •

.

Kinderen met ODD:

u' Ac

Kinderen met CD kunnen daarnaast: • agressief zijn richting mensen en/of dieren (vechten, mishandelen, bedreigen) • onbetrouwbaar zijn (vernielen, liegen, stelen).

Tips voor de omgang met kinderen met ODD of CD

Ed

Beloon positief gedrag, geef opbouwende kritiek en negeer of bestraf negatief gedrag. Stel grenzen aan het gedrag, maar wijs het kind niet af. Bied veel structuur. Wees consequent. Laat het kind alternatieven zien bij ongewenst gedrag. Geef korte en duidelijke opdrachten. Zorg voor succeservaringen; die vergroten het zelfvertrouwen en dragen bij aan een positief zelfbeeld. Bij regels en afspraken: trek één lijn met school en thuis. Positieve aandacht, waardering en veiligheid zijn belangrijk voor deze kinderen. Geef veel complimenten. Gebruik zo min mogelijk regels. Leer kinderen reflecteren op zichzelf.

ij

• • • • • • •

U

itg

ev

er

• • • • •

Aandachtspunten voor activiteiten en het plan van aanpak voor kinderen met ODD of CD Het gedrag wat deze kinderen laten zien, roept vaak veel negatieve reacties op. Bij jezelf, bij ouders, op school en ook bij leeftijdsgenoten. Houd altijd in gedachte dat dit gedrag voortkomt uit onmacht. Zorg ervoor dat activiteiten gestructureerd verlopen maar voorkom dat de kinderen overspoeld worden met regels. Pas de activiteiten aan op de mogelijkheden en valkuilen van deze kinderen. Daarnaast is het belangrijk om de positie van het kind in de groep in de gaten te houden. In de activiteiten moet je daar extra rekening mee houden, bijvoorbeeld ook bij het indelen van groepjes. Stel realistische en haalbare doelen. Voor deze kinderen is het erg belangrijk dat ze succeservaringen hebben.

53


Theoriebron Kinderen met DCD

.

Theoriebron Kinderen met DCD

fb .v

Inleiding

Wat is DCD?

tie

Harry was laat met leren kruipen en lopen. Ook nu hij acht jaar is, heeft hij nog moeite met veel vaardigheden. Hij kan zichzelf niet aan- en uitkleden en hij vindt het moeilijk om zelfstandig met bestek te eten. Op school moet hij soms nablijven omdat zijn handschrift heel slecht leesbaar is. In de pauze zit Harry alleen op het schoolplein, het voetballen kan hij niet bijbenen. Harry heeft DCD.

Ed

u' Ac

DCD (Developmental Coordination Disorder) is een stoornis in de ontwikkeling van het afstemmen en coördineren van bewegingen. Kinderen met DCD zijn, als je ze vergelijkt met kinderen van dezelfde leeftijd en hetzelfde intelligentieniveau, beperkt in het uitvoeren van activiteiten die motorische coördinatie vereisen. De DCD moet de schoolprestaties of de dagelijkse activiteiten negatief beïnvloeden. Voor de diagnose is het belangrijk dat de verstoring van de bewegingen niet het gevolg is van een medische oorzaak. De diagnose wordt gesteld in de samenwerking met verschillende specialisten, bijvoorbeeld een revalidatiearts, fysiotherapeut en kinderpsycholoog.

Hoe merk je dat een kind eventueel DCD heeft?

ev

er

ij

Kinderen met DCD hebben moeite met het aanleren en uitvoeren van motorische taken. De symptomen die deze kinderen laten zien, verschillen erg per leeftijd. Kinderen met DCD zijn vaak later in het bereiken van de motorische mijlpalen zoals kruipen en lopen. Omdat kinderen onderling verschillen in de leeftijd waarop ze mijlpalen aanleren is het lastig om vroegtijdig te diagnosticeren. Vandaar dat de diagnose vaak pas na de kleuterleeftijd wordt gesteld. De problemen die kinderen met DCD ervaren verschillen erg per kind.

U

itg

Welke problemen ervaart een kind met DCD? Kinderen met DCD hebben moeite met: • verschillende handelingen waar je motorische coördinatie voor nodig hebt: – Grove motoriek; ze zijn bijvoorbeeld houterig in hun beweging en hebben moeite met hun evenwicht en fietsen. – Fijne motoriek; bijvoorbeeld een moeilijk leesbaar handschrift. • plannen en organiseren van taken en activiteiten • het kortetermijngeheugen • spraak: ze zijn bijvoorbeeld moeilijk te verstaan of ze stotteren. Kinderen met DCD ervaren vaak bewegingsonrust. Dit betekent dat ze moeite hebben om stil te zitten en het prettig vinden om te friemelen. Daarnaast zie je vaak dat kinderen met DCD een lage spierspanning hebben. Kinderen met DCD hebben vaak sociaal-emotionele problemen. Ze kunnen niet meekomen met alle activiteiten en worden daardoor vaak

54


Theoriebron Kinderen met DCD

.

buitengesloten. Ze voelen zich niet geaccepteerd en hebben hierdoor een laag zelfbeeld. Dit proberen sommige kinderen te maskeren met clownesk of agressief gedrag. Ze zijn daarnaast geneigd zich terug te trekken uit sociale situaties. Ook zijn deze kinderen vaak het slachtoffer van pestgedrag. Tot slot komen deze kinderen vaak niet goed mee op school, mede door hun trage werktempo.

• • • • •

tie

• • •

Werk met een vaste routine en gebruik waar nodig een stappenplan. Leg de nadruk op de kwaliteiten van het kind. Geef veel complimenten en moedig deze kinderen extra aan bij taken die ze moeilijk vinden. Deel de instructie op in kleine stukjes en bied het zowel verbaal als visueel aan. Wees geduldig. Beperk het schrijfwerk: bijvoorbeeld door een kopie te geven of de computer te laten gebruiken. Gebruik activiteiten om motorische ontwikkeling en het geheugen extra te stimuleren. Positieve aandacht is belangrijk en het bestraffen van de onhandigheid of het slechte handschrift helpt niet. Pas, waar nodig, de tijd voor een taak of de hoeveelheid aan. Bij bewegingsonrust kun je de kinderen tussendoor soms even een taakje uit laten voeren of even laten lopen. Blijf controleren of de taak duidelijk is en het kind nog met het juiste bezig is.

u' Ac

• • •

fb .v

Tips voor de omgang met kinderen met DCD

Ed

Voorzieningen voor kinderen met DCD

U

itg

ev

er

ij

Kinderen met DCD kunnen op verschillende gebieden extra hulp krijgen. Bijvoorbeeld door fysiotherapie of motorische remedial teaching. Ze kunnen dan sommige vaardigheden extra oefenen. Omdat schrijven voor deze kinderen lastig is kan een computer of laptop soms het schrijfwerk overnemen. Bij deze computer is het handig om gebruik te maken van een vergroot toetsenbord en een trackball. Ook zijn er allerlei andere hulpmiddelen voor motorische vaardigheden, bijvoorbeeld een speciale pen of schaar. Ook kunnen kinderen met DCD baat hebben bij voorwerpen die helpen de bewegingsonrust te uiten, bijvoorbeeld een tangle.

Kinderen met DCD kunnen gebruikmaken van een trackball.

55


Theoriebron Kinderen met DCD

Aandachtspunten voor activiteiten en het plan van aanpak voor kinderen met DCD

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

fb .v

.

Bij de begeleiding van kinderen met DCD is het belangrijk dat de verschillende partijen goed samenwerken. Hierbij kun je denken aan ouders, school en andere specialisten. Ook in de activiteiten kun je de kinderen stimuleren om te oefenen met vaardigheden. Het is belangrijk dat leerkrachten en docenten op de hoogte zijn van de stoornis en weten dat het gedrag van het kind niet voortkomt uit slordigheid of luiheid. Bij het opstellen van het plan van aanpak is het belangrijk om rekening te houden met de beperking van het kind en zijn of haar kwaliteiten extra in te zetten. Stel realistische doelen die de kinderen kunnen behalen en zorg voor succeservaringen.

56


Theoriebron Hoogbegaafde kinderen

.

Theoriebron Hoogbegaafde kinderen

fb .v

Inleiding

tie

Ruben vindt geen aansluiting bij zijn klasgenoten. Wel kan hij uren kletsen met zijn leerkracht over alle onderdelen van een vliegtuig. Bij activiteiten die een beroep doen op zijn intelligentie doet Ruben vaak niet goed mee, hij is al snel klaar en begint andere kinderen dan af te leiden. Hij is moeilijk te motiveren. Bij ruzies in de klas is Ruben altijd zeer begaan met het lot van anderen, hij heeft een groot rechtvaardigheidsgevoel. Ruben is hoogbegaafd.

Wat is hoogbegaafdheid?

Ed

u' Ac

Een kind wat hoogbegaafd is heeft een cognitieve intelligentie van boven de 130. Daarnaast heeft het kind een hoge taakgerichtheid, een goed doorzettingsvermogen en is het kind gemotiveerd. Tot slot kan het kind creatief denken, vooral bij het oplossen van vraagstukken. Alleen een hoog IQ maakt een kind dus niet hoogbegaafd, maar begaafd. Er zijn kinderen die moeilijkheden ervaren door hun hoogbegaafdheid, maar dat is niet bij alle kinderen zo. Hoogbegaafde kinderen zijn in te delen in verschillende typen: de succesvolle, de uitdager, de onderduiker, de wegloper, de dubbel geĂŤtiketteerde en de autonome. Hoogbegaafde kinderen slaan soms klassen over of gaan naar een speciale school voor hoogbegaafde kinderen.

ij

Hoe merk je dat een kind eventueel hoogbegaafd is?

U

itg

ev

er

Bij sommige kinderen zie je al vroeg signalen van hun hoogbegaafdheid, bij andere kinderen wordt dit pas veel later ontdekt. Deze kinderen vallen bijvoorbeeld op door een grote nieuwsgierigheid. Ze stellen erg veel waarom-vragen. Daarnaast zijn hun taalvaardigheden vaak goed en vroeg ontwikkeld. Bij het gebruik van spellen en speelgoed zie je bijvoorbeeld dat deze kinderen een puzzel maar een keer willen maken en daarna niet meer. Ook willen deze kinderen dingen graag snel zelf en alleen doen. Tot slot zie je dat hoogbegaafde kinderen vaak andere interesses hebben dan hun leeftijdsgenootjes.

57


u' Ac

Door te weinig uitdaging kunnen hoogbegaafde kinderen gedemotiveerd raken.

tie

fb .v

.

Theoriebron Hoogbegaafde kinderen

Welke problemen ervaart een hoogbegaafd kind?

ij

Ed

Kinderen die hoogbegaafd zijn kunnen moeite hebben met: • hun positie in de groep Doordat ze weinig aansluiting hebben bij de groep kan sociaal isolement ontstaan. • motivatie Door het ontbreken van uitdaging kan verveling in het onderwijs ontstaan. • gezag, bijvoorbeeld leerkrachten of ouders • het begrijpen van het nut van bepaalde activiteiten • samenwerken • het op orde houden van (schriftelijk) werk.

U

itg

ev

er

Andere kenmerken van hoogbegaafde kinderen zijn: • het snel leggen van verbanden • sterke verbale capaciteiten en een grote woordenschat • goed geheugen • grote denkstappen; slaan soms ook stappen over • grote nieuwsgierigheid; vele en wisselende interesses • zeer perfectionistisch • sterk rechtvaardigheidsgevoel • grote motivatie en volhardend.

58

Daarnaast kunnen hoogbegaafde kinderen in het onderwijs soms onderpresteren. Ook laten hoogbegaafde kinderen soms faalangstig gedrag zien. Deze kinderen hebben niet geleerd hoe ze moeten leren. In het middelbaar onderwijs lopen ze hierdoor soms tegen problemen aan.


Theoriebron Hoogbegaafde kinderen

Tips voor de omgang met hoogbegaafde kinderen

• • • •

tie

.

Zorg voor voldoende uitdaging in de taken. Stimuleer het verstand, het inzicht, het geheugen en het creatieve denken van deze kinderen. Houd in gedachten dat hoogbegaafdheid niet per se een gave is maar ook als last ervaren kan worden. Zorg voor een veilig pedagogisch klimaat, waarin iedereen elkaar accepteert. Stimuleer kinderen om andere interesses te ontwikkelen. Help het kind een positief zelfbeeld te ontwikkelen. Houd rekening met het feit dat de cognitieve ontwikkeling en emotionele ontwikkeling soms niet gelijklopen. Veel uitleg en oefenen zorgt voor demotivatie.

fb .v

• •

u' Ac

Aandachtspunten voor activiteiten en het plan van aanpak voor hoogbegaafde kinderen

U

itg

ev

er

ij

Ed

Hoogbegaafde kinderen vinden vaak moeilijk aansluiting bij de groep. Ze denken anders en hebben andere interesses. Het is daarom belangrijk om oog te houden voor de positie in de groep. Daarnaast werken deze kinderen het liefst zelfstandig. Zorg ervoor dat dit niet doorslaat en dat het kind een positie blijft houden binnen de groep. Het zelfstandig werken vraag om (studie)vaardigheden die deze kinderen niet altijd beheersen. Het ontwikkelen van deze vaardigheden kunnen onderdeel uitmaken van het plan van aanpak. Om hoogbegaafde kinderen gemotiveerd te houden is het belangrijk om uitdagende en stimulerende activiteiten aan te bieden. Houd er rekening mee dat deze kinderen veel afwisseling nodig hebben en in een hoog tempo werken. Werk aan het ontwikkelen van de persoonlijke interesses van de kinderen.

59


Theoriebron Kinderen met een licht verstandelijke beperking

fb .v

.

Theoriebron Kinderen met een licht verstandelijke beperking Inleiding

tie

Desiree is een meisje van tien jaar. Ze gaat naar een kleine school bij haar in het dorp. Desiree kan een beetje lezen en schrijven en maakt goed contact met haar leeftijdsgenootjes. Op school houden ze goed rekening met de mogelijkheden van Desiree. Ze krijgt een aangepast programma en ze werkt veel met pictogrammen. Desiree heeft last van woedeaanvallen en kan moeilijk over haar emoties praten. Desiree heeft een licht verstandelijke beperking.

u' Ac

Wat is een licht verstandelijke beperking?

ij

Ed

De groep kinderen met een verstandelijke beperking is een hele diverse groep. Het is daarom moeilijk om deze groep als een geheel te omschrijven. We richten ons in dit thema vooral op kinderen met een licht verstandelijke beperking. Kinderen met een licht verstandelijke beperking laten ten eerste een beperking zien in het intellectueel functioneren. Ze hebben een ondergemiddeld IQ (rond de 70). Over deze waarde is onder professionals enige discussie omdat het lastig is een duidelijke grens te trekken. Sommige professionals vinden daarom dat je niet naar het IQ moet kijken maar naar hoeveel ondersteuning het kind nodig heeft. Daarnaast zijn deze kinderen beperkt in hun adaptieve vaardigheden. Hiermee bedoelen ze bijvoorbeeld het uitvoeren van huishoudelijke taken, het opvolgen van regels of het omgaan met geld. Een psycholoog kan door een onderzoek bepalen of iemand een verstandelijke beperking heeft.

U

itg

ev

er

Hoe merk je dat een kind eventueel een licht verstandelijke beperking heeft?

60

Soms is een verstandelijke beperking al heel vroeg te zien, bij kinderen met het downsyndroom kun je dit al bij de geboorte zien. Ernstige verstandelijke beperkingen zullen sneller opvallen dan licht verstandelijke beperkingen. Een verstandelijke beperking kan opvallen doordat het kind bepaalde ontwikkelingen later doormaakt dan leeftijdsgenootjes. Kinderen met een verstandelijke beperking leren bijvoorbeeld later zitten en lopen. Ook beginnen deze kinderen later met het ontwikkelen van hun spraak, bijvoorbeeld het nadoen van klanken. Daarnaast vallen deze kinderen op doordat ze meer herhaling nodig hebben om iets te leren.


Theoriebron Kinderen met een licht verstandelijke beperking

Welke problemen ervaart een kind met een licht verstandelijke beperking?

tie

fb .v

.

Kinderen met een licht verstandelijke beperking hebben moeite met: • het plannen en organiseren van taken en bezigheden; deze kinderen hebben vaak weinig begrip van tijd • het scheiden van hoofdzaken en bijzaken en het begrijpen van oorzaak en gevolg • het uiten en beheersen van de eigen emoties en het begrijpen van emoties van anderen • zelfreflectie • het aanpassen van hun eigen gedrag, bijvoorbeeld het toepassen van een aangeleerde vaardigheid in een nieuwe situatie • concentratie; kinderen met een verstandelijke beperking zijn snel afgeleid • nieuwe situaties • het bewaren van overzicht; hierdoor ervaren ze situaties sneller als onveilig • het accepteren van hulp.

er

ij

Ed

u' Ac

Kinderen met een licht verstandelijke beperking hebben vaak een negatief zelfbeeld en weinig zelfvertrouwen. Ook zijn deze kinderen vaak makkelijk te beïnvloeden waardoor ze soms, ook op latere leeftijd, in moeilijke situaties terechtkomen.

U

itg

ev

Kinderen met een licht verstandelijke beperking reageren vaak met hevige emoties.

Tips voor de omgang met kinderen met een licht verstandelijke beperking • • • • • • • •

Zorg dat je het kind op het juiste niveau benadert; voorkom over- of onderschatting. Zorg voor succeservaringen om het zelfbeeld van het kind te versterken. Deel grote taken op in kleine, overzichtelijke stapjes. Geef één opdracht of taak per keer. Gebruik korte zinnen en geef bij de uitleg veel voorbeelden. Gebruik passende taal; weinig moeilijke woorden en zo min mogelijk beeldspraak. Controleer of het kind de opdracht heeft begrepen. Maak de omgeving voorspelbaar door duidelijk aan te geven wat er wanneer gaat gebeuren en wat er van het kind wordt verwacht.

61


Theoriebron Kinderen met een licht verstandelijke beperking

Geef veel complimenten. Zorg dat je eigen gedrag voorspelbaar en duidelijk is.

fb .v

Voorzieningen voor kinderen met een licht verstandelijke beperking

.

• •

tie

Kinderen met een verstandelijke beperking krijgen soms extra hulp van bijvoorbeeld een logopedist als ze moeite hebben met hun spraak. Bij grotere opdrachten of vaste taken van de dag kan het handig zijn om een stappenplan te gebruiken. Deel hierbij de grote opdracht op in kleine stappen en maak deze stappen inzichtelijk door bijvoorbeeld gebruik te maken van pictogrammen. Ook de dagplanning kan inzichtelijk gemaakt worden door gebruik te maken van pictogrammen.

u' Ac

Aandachtspunten voor activiteiten en het plan van aanpak voor kinderen met een verstandelijke beperking

U

itg

ev

er

ij

Ed

Kinderen met een verstandelijke beperking hebben vaak een laag zelfbeeld. Pas de doelen die je stelt daarom aan op de mogelijkheden van het kind en zorg op deze manier voor succeservaringen. Daarnaast vinden deze kinderen het moeilijk om hulp te vragen en vinden ze het vaak moeilijk om hun beperking te accepteren. Zorg er daarom voor dat je de taken en activiteiten aanpast aan de mogelijkheden van het kind. Om deze kinderen de aansluiting te laten vinden bij de groep is het goed om de kinderen zo veel mogelijk, op hun eigen niveau, te laten meedraaien met de groepsactiviteiten. Leg hierbij de nadruk op de kwaliteiten van het kind en niet op de beperking.

62


Theoriebron Kinderen met dyslexie en dyscalculie

.

Theoriebron Kinderen met dyslexie en dyscalculie

fb .v

Inleiding

tie

Als Simone in groep vier zit, merkt de juf dat Simone moeite heeft met het snellezen van woordjes. Ook doet ze lang over het lezen van verhalen. Simone draait de b-klank en de d-klank om. Bij het schrijven maakt ze fouten in de klanken. Simone vindt het erg vervelend en oefent extra, thuis en op school. Toch wordt het lezen niet gemakkelijker voor haar. Simone heeft dyslexie.

Wat is dyslexie of dyscalculie?

Ed

u' Ac

Dyslexie en dyscalculie zijn beide leerstoornissen. Kinderen met dyslexie hebben ernstige problemen bij het aanleren van het lezen en spellen. Kinderen met dyscalculie hebben deze problemen bij het aanleren en toepassen van rekenvaardigheden. De lees-, spellings- en rekenachterstanden worden onderzocht door een orthopedagoog of psycholoog voor een kind een dyslexie- of dyscalculie verklaring krijgt. Deze verklaring is je hele leven geldig. Dyslexie en dyscalculie kun je niet genezen, wel zijn er allerlei manieren om de achterstanden door gericht oefenen te verminderen. Ook hebben deze kinderen baat bij het aanleren van strategieën en extra ondersteuning bij het lezen, spellen en rekenen.

ij

Hoe merk je dat een kind eventueel dyslexie of dyscalculie heeft?

U

itg

ev

er

Kinderen met dyslexie hebben een achterstand bij het aanleren van lezen en spellen. Als extra begeleiding er niet voor zorgt dat deze achterstand wordt ingehaald, is het mogelijk dat het kind dyslexie heeft. Kinderen met dyscalculie hebben deze achterstand bij het aanleren en toepassen van rekenvaardigheden. Er moet daarnaast een duidelijk verschil zijn tussen de lees-, spellings- of rekenkennis en de andere kennis. Soms wordt dyslexie of dyscalculie pas laat ontdekt, bijvoorbeeld in het middelbaar onderwijs. Tot die tijd hebben kinderen de problemen dan bijvoorbeeld door hun hoge intelligentie kunnen compenseren.

Welke problemen ervaart een kind met dyslexie? Kinderen met dyslexie hebben vooral moeite met: • het herkennen van: verschillen tussen klanken, volgorde van klanken, koppeling van klanken en letters en woorden • leren en toepassen van spellingsregels • uitdrukkingen en gezegdes • het onthouden van losse stukjes informatie • het schrijven van teksten • hun verbaal kortetermijngeheugen • automatiseren.

63


Theoriebron Kinderen met dyslexie en dyscalculie

Deze kinderen hebben daarnaast een traag leestempo. Ook ervaren kinderen met dyslexie vaak veel spanning voor bijvoorbeeld toetsen en spreekbeurten. Je ziet bij kinderen met dyslexie vaak een moeilijk leesbaar handschrift en in hun werk kom je veel verbeteringen tegen. Veel kinderen met dyslexie hebben een grote weerstand tegen lezen. Dyslexie kan ook zorgen voor een grote onzekerheid, een negatief zelfbeeld en faalangst.

Ed

u' Ac

tie

fb .v

.

Op de middelbare school hebben kinderen met dyslexie daarnaast vooral moeite met: • presteren onder tijdsdruk • het leren van vreemde talen voornamelijk Engels; bijvoorbeeld de woordjes • het schrijven van teksten • het begrijpen van lange stukken tekst • vakken waar veel voor moet worden gelezen, bijvoorbeeld geschiedenis.

Kinderen met dyslexie hebben moeite met lezen en spellen.

er

ij

Welke problemen ervaart een kind met dyscalculie?

U

itg

ev

Kinderen met dyscalculie hebben vooral moeite met: • het juist lezen en schrijven van getallen; bijvoorbeeld omkering, 49 in plaats van 94 • rekenregels • volgorde van berekeningen • ruimtelijk inzicht, klokkijken en schattend rekenen • waarde van getallen • toepassen van basisvaardigheden.

64

Kinderen met dyscalculie zijn vaak onzeker en hebben soms last van faalangst. Daarnaast zie je dat deze kinderen vaak een hekel hebben aan rekenen. Ook hebben deze kinderen bij het rekenen een laag werktempo. Tot slot gebruiken deze kinderen vaak strategieën die veel tijd kosten, bijvoorbeeld het tellen op de vingers. Op de middelbare school hebben kinderen met dyscalculie vooral moeite met: • hoofdrekenen • breuken, decimalen, percentages, meten en schatten • uitspreken en de getalwaarde van complexe getallen • opgaven die veel tussenstappen hebben


Theoriebron Kinderen met dyslexie en dyscalculie

• • •

ruimtelijke oriëntatie en ruimtelijk inzicht rekenkundige bewerkingen en volgorde van bewerkingen codes en patronen.

fb .v

.

Tips voor de omgang met kinderen met dyslexie of dyscalculie

Ed

u' Ac

tie

Hieronder volgen enkele tips voor de omgang met kinderen met dyslexie of dyscalculie. Voor beide leerstoornissen geldt: • Laat deze kinderen veel extra oefenen en veel herhalen. • Toon begrip voor de problemen, deze kinderen hebben behoefte aan extra steun en persoonlijke aandacht. • Bespreek dyslexie of dyscalculie in de klas. • Zorg voor een rustige werkplek, dit helpt voor de concentratie. • Bij het oefenen: kwaliteit gaat voor kwantiteit. • Gebruik rekenspelletjes en taalspelletjes. • Heb veel aandacht voor de kwaliteiten van het kind. • Vergroot het zelfvertrouwen. • Geef deze kinderen niet onverwacht een beurt. Voor kinderen met dyslexie in het bijzonder geldt: • Geef waar mogelijk mondeling instructie (naast schriftelijke instructie). • Noteer huiswerk of opdrachten op het bord en licht dit mondeling toe. • Plaats leerstof zo veel mogelijk in de context. Voor kinderen met dyscalculie in het bijzonder geldt: • Biedt opgaven stap voor stap aan. • Leer kinderen een eigen oplossingsstrategie aan. • Geef veel complimenten.

er

ij

Voorzieningen voor kinderen met dyslexie of dyscalculie

U

itg

ev

Er zijn veel verschillende voorzieningen voor kinderen met dyslexie of dyscalculie. Zodra kinderen een dyslexie- of dyscalculiepas hebben, krijgen ze als extra voorziening extra tijd bij toetsen en examens. Soms kunnen deze kinderen schriftelijke toetsen mondeling of op de computer krijgen. Ook houd je bij de beoordeling vaak rekening met hun leerstoornis. Daarnaast heb je ICT-hulpmiddelen, bijvoorbeeld voorleesapparatuur of spellingscontrole. In de klas kunnen kinderen met dyslexie of dyscalculie gebruikmaken van tafelkaarten, kaarten met spellingsregels of rekenregels. Naast specifieke voorzieningen voor dyslexie of dyscalculie hebben deze kinderen vaak ook extra ondersteuning nodig bij het leren in het algemeen, de studievaardigheden. Daarnaast kan de school extra begeleiding inzetten, gericht op het automatiseren, maar ook om de motivatie te verbeteren, het zelfbeeld te veranderen en faalangst of onderpresteren tegen te gaan.

65


Theoriebron Kinderen met dyslexie en dyscalculie

.

Aandachtspunten voor activiteiten en het plan van aanpak voor kinderen met dyslexie of dyscalculie

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

fb .v

Naast problemen met taal en rekenen ervaren kinderen met dyslexie en dyscalculie vaak emotionele problemen. Het is belangrijk om bij deze kinderen de nadruk te leggen op waar ze wel goed in zijn, hun kwaliteiten. Stel doelen die haalbaar zijn en zorg voor succeservaringen. Probeer kinderen speels te benaderen en het plezier in bijvoorbeeld taal en rekenen terug te laten krijgen.

66


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.