40757 Vakinhoud en leergebieden primair onderwijs (geschiedenis)

Page 1

.v

.

Cursus

C

op

yr

ig

ht

Ed

u'

Ac t

ie

fb

Vakinhoud en leergebieden primair onderwijs (geschiedenis)


Colofon

.v

.

Uitgeverij: Edu’Actief b.v. 0522-235235 info@edu-actief.nl www.edu-actief.nl

fb

Auteur(s): Sietske van Es Inhoudelijke redactie: Floortje Vissers

Titel: Vakinhoud en leergebieden primair onderwijs (geschiedenis)

Edu’Actief b.v. 2017

Ac t

©

ie

ISBN: 9789037240757

u'

Behoudens de in of krachtens de Auteurswet gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

Ed

Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h Auteurswet dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in compilatiewerken op grond van artikel 16 Auteurswet kan men zich wenden tot de Stichting PRO (www.stichting-pro.nl).

ht

De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.

C

op

yr

ig

Door het gebruik van deze uitgave verklaart u kennis te hebben genomen van en akkoord te gaan met de specifieke productvoorwaarden en algemene voorwaarden van Edu’Actief, te vinden op www.edu-actief.nl.


Inhoudsopgave Over deze cursus

.

7

Het model Didactische Analyse (DA) en kerndoelen geschiedenis

22

De moderne tijd Reflectie

29

ie

De vroegmoderne tijd 36

45

Theoriebron De moderne tijd

Ac t

De middeleeuwen

17

fb

De prehistorie en oudheid

9

.v

OriĂŤntatie

4

47

Theoriebron De prehistorie en oudheid

54

u'

Theoriebron De vroegmoderne tijd

51

57

Ed

Theoriebron Het model Didactische Analyse (DA) en kerndoelen geschiedenis 62

C

op

yr

ig

ht

Theoriebron De middeleeuwen

3


Over deze cursus

Over deze cursus

.v

.

Deze cursus gaat over de geschiedenis van Nederland van de prehistorie tot nu. Je leert de tien tijdvakken en welke gebeurtenissen daarin plaatsvonden. Je leert een geschiedenisles voor te bereiden met behulp van het Model Didactische Analyse van Van Gelder, ook leer je over didactische werkvormen die je hierbij kunt inzetten.

ie

fb

Geschiedenis is een gigantisch onderwerp waar je niet alles van kunt en hoeft te weten. Wel moet je op de hoogte zijn van de leerstof die je met de leerlingen wilt gaan behandelen, dit doe je door je goed voor te bereiden. In deze titel worden de hoogtepunten uit het geschiedenisonderwijs behandeld, het is onmogelijk om alle punten te behandelen. Je kunt alle geschiedenisonderwijs onderwerpen vinden in de Canon van Nederland. De Canon van Nederland is in 2006 samengesteld in opdracht van de Nederlandse staat ten behoeve van het geschiedenisonderwijs. Het bevat een lijst met vijftig thema's die chronologisch een samenvatting geeft van de geschiedenis van Nederland.

ht

Ed

u'

Ac t

Website De Canon van Nederland <

Verhalen vertellen is een belangrijk onderdeel in een geschiedenisles.

ig

Leerdoelen

C

op

yr

• Je hebt kennis over het voorbereiden van een les geschiedenis met behulp van het Model voor F en hebt kennis van de landelijk opgestelde kerndoelen voor het vak Geschiedenis en globale kennis van de tijdvakken. • Je hebt kennis van de prehistorie en oudheid. • Je hebt kennis van de middeleeuwen. • Je hebt kennis van de vroegmoderne tijd. • Je hebt kennis van de moderne tijd.

4

Beoordelingsformulier <

Beoordeling Aan het eind van de cursus wordt je parate kennis beoordeeld met een toets. Je praktische beheersing van de leerdoelen wordt getoetst aan de hand van twee beroepsproducten. Deze worden op verschillende punten beoordeeld: op inhoud en op de uitvoering. Andere belangrijke punten bij de beoordeling zijn: actieve deelname aan de lessen, nette uitwerking van de opdrachten in correct Nederlands. Je vindt ze bij elkaar in het beoordelingsformulier.


Over deze cursus

Planning Een beroepsproduct maken kost tijd. Daarom moet je dit goed plannen. Lees eerst de opdracht van het beroepsproduct goed door en vul daarna het planningsformulier in. Neem ook de andere opdrachten van deze cursus op in je totale planning. Zo voorkom je dat je in tijdnood komt.

ie

Stappen • • • • •

Ac t

Werkmodel Samenwerkingscontract <

Bij deze eindopdracht gaan jullie laten zien wat je hebt geleerd over de tijdvakken. Je maakt een tijdbalk van de prehistorie tot nu. Op de tijdbalk geef je duidelijk de tien tijdvakken aan en in elk tijdvak minimaal drie gebeurtenissen. Je maakt hierbij gebruik van de Canon van Nederland.

Maak een planning en stel een samenwerkingscontract op. Bestudeer de Website De Canon van Nederland. Kies drie gebeurtenissen per tijdvak, waarvan er ten minste één uit de Canon van Nederland komt. Maak per gebeurtenis een beschrijving. Kies het juiste materiaal voor de tijdbalk.

u'

Website De Canon van Nederland <

fb

Beroepsproduct: Een tijdbalk

.v

.

Planningsformulier <

Ed

Laat elke processtap goedkeuren door je docent, voordat je begint aan de volgende processtap.

Eisen aan het beroepsproduct

De tijdbalk is groot genoeg om in de klas te gebruiken, als de tijdbalk aan de muur hangt moet hij vanaf de andere kant van de klas leesbaar zijn. De tien tijdvakken staan duidelijk en correct op de tijdbalk. In elk tijdvak is minimaal één gebeurtenis aangegeven die genoemd wordt in de Canon van Nederland. Van alle gebeurtenissen (minimaal drie) op de tijdbalk is aangegeven wanneer ze plaatsvonden en in één of twee zinnen wat er gebeurde.

ht

ig

• •

yr

C

op

Beroepsproduct: Lesbrief geschiedenisles

Werkmodel SMART <

Je maakt een lesvoorbereiding voor een geschiedenisles. Je kiest één tijdvak en maakt op basis van de kerndoelen een lesvoorbereiding met verschillende werkvormen gericht op één onderdeel in dat tijdvak. De lesvoorbereiding verwerk je in een lesbrief.

Werkmodel Lesbrief <

5


Over deze cursus

Stappen

fb

• •

.

• • •

Kies een kerndoel, een tijdvak en een onderdeel van het tijdvak waarvoor je een lesvoorbereiding wilt maken. Bedenk welke leeractiviteiten je de leerlingen wilt laten uitvoeren. Bedenk wat de leerlingen al in het thema hebben gedaan (beginsituatie). Bedenk de SMART-doelstellingen, maak gebruik van het Werkmodel SMART. Bedenk werkvormen (minimaal vier). Werk de onderwijsleersituatie uit met behulp van het Werkmodel Lesbrief. Werk het Werkmodel Lesbrief verder uit: per werkvorm (inleiding - kern - slot evaluatievragen).

.v

Eisen aan het beroepsproduct

C

op

yr

Ac t

ig

ht

Ed

Er is een volledige lesbrief aangeleverd. De lesvoorbereiding sluit aan bij het gekozen kerndoel en tijdvak. De lesbrief bevat een beginsituatie. De lesbrief bevat een SMART-doel. De lesbrief bevat een beschrijving van de onderwijsleersituatie (met minimaal vier verschillende werkvormen). De lesbrief bevat een beschrijving per werkvorm (inleiding - kern - slot - evaluatievragen).

u'

• • • • •

6

ie

Laat elke processtap goedkeuren door je docent, voordat je begint aan de volgende processtap.


OriĂŤntatie

OriĂŤntatie Opdracht 1

Jouw beginsituatie

.v

.

Beschrijf jouw beginsituatie (de voorkennis die je hebt) voor het vak geschiedenis door onderstaande vragen te beantwoorden.

ie

fb

a. Beschrijf kort wat je je nog herinnert van de geschiedenislessen op de basisschool en middelbare school.

Ac t

b. Was er een docent geschiedenis die je leuk vond? Hoe kwam dat?

u'

c. Hoeveel geschiedenis heb je al gehad op je huidige opleiding?

Ed

d. Welke onderwerpen vind je leuk binnen het vak geschiedenis? Hoe komt het dat je deze onderwerpen leuk vindt?

yr

ig

ht

e. Welke onderwerpen vind je minder leuk binnen het vak geschiedenis? Hoe komt het dat je deze onderwerpen niet leuk vindt?

C

op

f. En zijn er andere zaken die jou zullen belemmeren of juist stimuleren bij het geven van het vak geschiedenis?

7


OriĂŤntatie

Opdracht 2

Canon van Nederland De Canon van Nederland is in 2006 samengesteld in opdracht van de Nederlandse staat ten behoeve van het geschiedenisonderwijs. Het bevat een lijst met vijftig thema's die chronologisch een samenvatting geeft van de geschiedenis van Nederland. Dit canon is dus extreem belangrijk als je les geeft in geschiedenis. a. Bekijk de Website De Canon van Nederland. Bekijk de tijdlijn en kies een onderwerp (afbeelding) die jou het meest aanspreekt. Welk onderwerp spreekt jou het meest aan? Leg je antwoord uit.

fb

.v

.

Website De Canon van Nederland <

Ac t

ie

b. Hoe zou je les willen geven over dit onderwerp? Zou je de leerlingen een filmpje willen laten zien dat daarna klassikaal besproken wordt? Of zou je de leerlingen iets willen laten knutselen in het kader van jouw onderwerp?

Binnen het vak geschiedenis speelt het vertellen van verhalen een grote rol. In deze oriĂŤntatieopdracht ga je hiermee aan de slag. a. Bekijk de beschikbare geschiedenislessen die de Canon van Nederland heeft opgenomen op de site. Kies een les die je aanspreekt. Welke les heb je gekozen?

ht

Website De Canon van Nederland: beschikbare lessen <

Een geschiedenisles

Ed

Opdracht 3

u'

Bespreek je antwoord met een medestudent en probeer de ander te overtuigen van waarom jouw onderwerp zo interessant is.

ig

Om deze les te introduceren bij de leerlingen vertel je een verhaal over het onderwerp van de les. Bereid een kort verhaal voor van gemiddeld vijf minuten. Vertel je verhaal aan een medestudent en vraag feedback.

C

op

yr

b. Welke feedback heb je ontvangen? Ben je het daarmee eens?

8


Het model Didactische Analyse (DA) en kerndoelen geschiedenis

.v

.

Het model Didactische Analyse (DA) en kerndoelen geschiedenis

ie

fb

Voordat je een les geeft, moet je deze altijd voorbereiden. In dit hoofdstuk leer je een geschiedenisles voor te bereiden met behulp van het model voor Didactische Analyse (DA) van Van Gelder. Daarnaast leer je over de kerndoelen; landelijk opgestelde doelen waarin de minimale eisen beschreven staan waaraan een leerling aan het eind van de basisschool moet voldoen. Het vak geschiedenis kent drie kerndoelen in het primair onderwijs.

Leerdoelen

Onderstaande zinnen horen bij een les over de gewelddadige rellen tussen katholieken en protestanten in Belfast, Noord-Ierland. Geef aan bij welk onderdeel ze horen vanuit het model voor Didactische Analyse.

C

op

yr

ig

Theoriebron Het model Didactische Analyse (DA) en kerndoelen geschiedenis <

Onderdelen model DA

ht

Opdracht 1

Ed

u'

Ac t

• Je hebt kennis van de betekenis van het model voor Didactische Analyse van Van Gelder. • Je hebt kennis van het achterhalen en formuleren van de beginsituatie en van het formuleren van lesdoelen en kunt uitleggen hoe je dit voor het vak geschiedenis kunt doen. • Je hebt kennis van het formuleren van de onderwijsleersituatie en kunt uitleggen hoe je dit voor het vak geschiedenis kunt doen. • Je hebt kennis van het formuleren van de evaluatie en kunt uitleggen hoe je dit voor het vak geschiedenis kunt doen. • Je kunt de drie kerndoelen voor het vak geschiedenis in het primair onderwijs benoemen en uitleggen.

De Peace Walls in Belfast, Noord-Ierland. a. 'Wat hebben jullie geleerd van de les over de Peace Walls in Belfast, Noord-Ierland?'

9


Het model Didactische Analyse (DA) en kerndoelen geschiedenis

b. De les richt zich op de gewelddadige rellen tussen katholieken en protestanten in Belfast, Noord-Ierland.

.v

.

c. De leerlingen werken in groepjes van vijf.

fb

d. Aan het einde van de les kunnen de leerlingen in eigen woorden uitleggen waarom er Peace Walls (Vredesmuren) in Belfast, Noord-Ierland zijn gebouwd.

ie

e. De leerlingen van groep zeven hebben bij het vak Aardrijkskunde geleerd waar Noord-Ierland ligt.

Opdracht 2

Het doel van de les

u'

Beschrijf bij onderstaande zinnen een beginsituatie. Formuleer vervolgens de onderstaande zinnen in doelen. Maak hierbij gebruik van het Werkmodel SMART. a. De leerlingen weten alles van de middeleeuwen.

Ed

Theoriebron Het model Didactische Analyse (DA) en kerndoelen geschiedenis <

Ac t

f. Bouw de Peace Walls in Belfast, Noord-Ierland na.

ht

Werkmodel SMART <

yr

ig

b. De leerlingen leren samenwerken.

C

op

c. De leerlingen weten de jaartallen van de Tweede Wereldoorlog

10


Het model Didactische Analyse (DA) en kerndoelen geschiedenis

Opdracht 3

.v

.

Volgens de leertheorie van Boekaars en Simons zijn er vier hoofdleeractiviteiten. Elke hoofdleeractiviteit is onder te verdelen in specifieke leeractiviteiten; dit is wat de leerlingen doen om een hoofdleeractiviteit te leren. Maak voor deze opdracht gebruik van de Theoriebron Het model Didactische Analyse (DA) en kerndoelen geschiedenis. a. Wat doet een leerkracht wanneer hij de leerlingen iets wil laten onthouden?

fb

Theoriebron Het model Didactische Analyse (DA) en kerndoelen geschiedenis <

Leeractiviteiten

ie

b. Noem vijf specifieke leeractiviteiten die leerlingen doen bij de hoofdleeractiviteit onthouden.

u'

Ac t

c. Wat doet een leerkracht wanneer hij de leerlingen iets wil laten begrijpen?

Ed

d. Noem vijf specifieke leeractiviteiten die leerlingen doen bij de hoofdleeractiviteit begrijpen.

ig

ht

e. Wat doet een leerkracht wanneer hij de leerlingen iets wil laten integreren?

g. Wat doet een leerkracht wanneer hij de leerlingen iets creatief wil laten toepassen?

C

op

yr

f. Noem vijf specifieke leeractiviteiten die leerlingen doen bij de hoofdleeractiviteit integreren.

11


Het model Didactische Analyse (DA) en kerndoelen geschiedenis

Welke hoofdleeractiviteit(en) heb je zelf uitgevoerd bij deze opdracht? Leg je antwoord uit.

Opdracht 4

Werkvormen kiezen

Ac t

Bedenk, in tweetallen, bij onderstaande leerdoelen een werkvorm. Dit moeten vijf verschillende werkvormen zijn (instructie-, interactie-, opdracht-, samenwerkings- en spelwerkvormen). Maak gebruik van de theoriebron waarin de vijf verschillende soorten werkvormen behandeld worden. Vervolgens kies je ĂŠĂŠn van de werkvormen die je verder uitwerkt. Wanneer je een werkvorm hebt bedacht voor je leerlingen, moet je deze namelijk ook voorbereiden. a. De leerlingen kunnen de begrippen jagers en verzamelaars, de eerste boeren en prehistorie uitleggen en kunnen de kenmerken hiervan noemen.

Ed

u'

Theoriebron Het model Didactische Analyse (DA) en kerndoelen geschiedenis <

ie

fb

i.

.v

.

h. Noem vijf specifieke leeractiviteiten die leerlingen doen bij de hoofdleeractiviteit creatief toepassen.

ig

ht

b. De leerlingen kunnen uitleggen wat de driestanden maatschappij in de middeleeuwen inhield.

C

op

yr

c. De leerlingen kunnen het begrip kruistochten in eigen woorden uitleggen.

12

d. De leerlingen kunnen het begrip holocaust uitleggen, kunnen benoemen welke groepen gevaar liepen in de Tweede Wereldoorlog en kunnen de gevolgen hiervan benoemen.


Het model Didactische Analyse (DA) en kerndoelen geschiedenis

.v

Kies ĂŠĂŠn van de bovenstaande werkvormen, deze ga je verder uitwerken.

.

e. De leerlingen kunnen de bekendste schilders uit de gouden eeuw met elkaar vergelijken.

fb

f. Beschrijf de inleiding van de werkvorm, hoe ga je de werkvorm 'inleiden' voor de leerlingen? Wat zeg je tegen de leerlingen?

Ac t

ie

g. Beschrijf de kern van de werkvorm, hoe leg je uit wat de leerlingen moeten gaan doen? Wat zeg je tegen de leerlingen?

Bekijk het Filmpje Eindexamen geschiedenis - VMBO Historisch Overzicht - Koude Oorlog: Verloop. Geef op basis van dit filmpje een voorbeeld bij onderstaande werkvormen hoe je het onderwerp Koude Oorlog in de geschiedenisles kunt gebruiken. Je hoeft hierbij geen rekening te houden met de groep leerlingen/niveau van de leerlingen. a. Vertellen, instructiewerkvorm.

yr

ig

Filmpje Eindexamen geschiedenis VMBO Historisch Overzicht - Koude Oorlog: Verloop <

Werkvormen bij een les over de Koude Oorlog

ht

Opdracht 5

Beschrijf de evaluatie van de werkvorm, hoe evalueer je de werkvorm met de leerlingen?

Ed

i.

u'

h. Beschrijf de afsluiting van de werkvorm, hoe sluit je de werkvorm af? Wat zeg je tegen de leerlingen?

b. Presenteren, instructiewerkvorm.

c. Spel, spelwerkvorm.

C

op

Theoriebron Het model Didactische Analyse (DA) en kerndoelen geschiedenis <

d. Klassengesprek, interactiewerkvorm.

13


Het model Didactische Analyse (DA) en kerndoelen geschiedenis

e. Samenwerkingswerkvorm.

.

Op 11 juli 1995 vond de val van Srebrenica plaats. De Bosnische stad Srebrenica werd ingenomen door Bosnisch-Servische troepen, de inwoners werden gedeporteerd en meer dan 7000 moslimjongens en -mannen werden vermoord. De Nederlandse Dutchbat- soldaten, onderdeel van de Verenigde Naties (VN), moesten de stad en inwoners beschermen. Dit was een kansloze missie, ze waren niet opgewassen tegen de Bosnisch-Servische troepen en kregen te laat hulp vanuit de VN. De val van Srebrenica wordt gezien als de ergste volkerenmoord sinds de Tweede Wereldoorlog.

fb

Theoriebron Het model Didactische Analyse (DA) en kerndoelen geschiedenis <

In deze opdracht ga je een bestaande les evalueren.

ie

Les: Srebrenica <

Srebrenica-les evalueren

.v

Opdracht 6

yr

ig

ht

Ed

u'

Ac t

Bekijk de voorbeeld les: Srebrenica. Dit is een les voor groep 7/8 die gemiddeld een uur zal duren. Verdiep je in deze les, bekijk de klokhuisaflevering, de vensterplaat, het werkblad en de docentenhandleiding.

C

op

CeremoniĂŤle begraafplaats in Potocari, tegenover het kamp van de Nederlandse Dutchbat-soldaten.

14

a. Stel je voor dat jij deze les evalueert met de leerlingen. Bedenk voor elk doel van de les twee evaluatievragen.


Het model Didactische Analyse (DA) en kerndoelen geschiedenis

Opdracht 7

Vragen stellen over kerndoelen

fb

Je gaat je verdiepen in de kerndoelen voor het vak geschiedenis. Lees de theoriebron en leg de kerndoelen in je eigen woorden uit. a. Het eerste kerndoel.

ie

Theoriebron Het model Didactische Analyse (DA) en kerndoelen geschiedenis <

.v

.

b. Stel één evaluatievraag aan een medestudent die ook met deze opdracht bezig is. Kan je medestudent jouw vraag goed beantwoorden?

Ac t

b. Het tweede kerndoel.

Ed

u'

c. Het derde kerndoel

Zoek drie mensen die in het basisonderwijs werken. Stel deze mensen onderstaande vragen. • Weet u wat de kerndoelen zijn? • Hoe zorgt de school waar u werkt ervoor dat aan de kerndoelen wordt voldaan? • Wat is uw mening over de kerndoelen?

ig

ht

Schrijf een kort verslag (ongeveer 1 A4) in Word waarin je de antwoorden vergelijkt. Zorg dat jouw verslag antwoord geeft op de volgende vragen. • Waarin verschillen de meningen? • Waarin komen de meningen overeen? • Welke mening heeft jou verrast en waarom?

C

op

yr

d. Vergelijk je verslag met een medestudent. Wat zijn de overeenkomsten en wat zijn de verschillen tussen de antwoorden in jullie verslagen?

15


Het model Didactische Analyse (DA) en kerndoelen geschiedenis

Opdracht 8

.

.v

Klik binnen de leerlijn op 'groep 3 en 4', 'groep 5 en 6' of 'groep 7 en 8' voor specifieke informatie. a. Ga naar de leerlijn van kerndoel 51. Kies één van de onderdelen (tussendoelen) die leerlingen van groep 5/6 + moeten kunnen/kennen.

ie

Theoriebron Het model Didactische Analyse (DA) en kerndoelen geschiedenis <

Voor het primair onderwijs zijn er drie kerndoelen opgesteld voor het vak geschiedenis. In het project Tussendoelen & leerlijnen (TULE) zijn tussendoelen opgesteld. Deze beschrijven preciezer dan de kerndoelen hoe je het onderwijsaanbod op een basisschool zo kunt organiseren zodat je na acht jaar de kerndoelen hebt bereikt. Bekijk de tussendoelen op de website TULE. Kijk naar de kerndoel 51, 52 en 53 en klik vervolgens op 'leerlijn' zodat je de tussendoelen ziet staan.

fb

Website TULE: kerndoelen en tussendoelen <

Tussendoelen bij de kerndoelen

Ac t

b. Formuleer een lesdoel op basis van dit onderdeel (tussendoel).

u'

c. Welke leeractiviteit(en) moeten de leerlingen uitvoeren om dit lesdoel te kunnen behalen?

Ed

d. Bedenk een didactische werkvorm om dit tussendoel te oefenen met de leerlingen van groep 5/6+.

ig

ht

e. Ga naar de leerlijn van kerndoel 52. Kies één van de onderdelen (tussendoelen) die leerlingen van groep 3/4 moeten kunnen/kennen.

yr

f. Formuleer een lesdoel op basis van dit onderdeel (tussendoel).

C

op

g. Welke leeractiviteit(en) moeten de leerlingen uitvoeren om dit lesdoel te kunnen behalen?

16

h. Bedenk een didactische werkvorm om dit tussendoel te oefenen met de leerlingen van groep 3/4.


De prehistorie en oudheid

De prehistorie en oudheid

.

Inleiding

fb

.v

Deze opdrachtenset gaat over de periode tot 3000 voor Christus - 500 na Christus, oftewel de prehistorie en de oudheid. Hier valt het eerste tijdvak onder: de tijd van jagers en boeren, de prehistorie (tot 3000 v.C.). En het tweede tijdvak: de tijd van Grieken en Romeinen (3000 v.C. - 500 n.C.).

Leerdoelen

C

op

yr

ig

ht

Ed

u'

Ac t

ie

• Je kunt het begrip jagers en verzamelaars uitleggen en kunt de kenmerken benoemen. • Je kunt het begrip de eerste boeren in Nederland uitleggen en kunt de kenmerken benoemen. • Je kunt het begrip de Romeinen uitleggen, de kenmerken benoemen en kunt uitleggen welke delen van Nederland tot het Romeinse rijk behoorden. • Je kunt het begrip de oude Grieken uitleggen, kunt de kenmerken benoemen en kunt het verschil uitleggen tussen de samenleving van de Grieken en het leven in Nederland in die tijd.

Opdracht 1

Artikel Tijdvakken, kenmerkende aspecten en kernbegrippen <

Website Encyclo <

Het Colosseum in Rome, gebouwd in de 1e eeuw na Chr., het grootste amfitheater in het Romeinse Rijk.

Kernbegrippen prehistorie en oudheid Bekijk het schema in het Artikel Tijdvakken, kenmerkende aspecten en kernbegrippen. In dit schema staan alle belangrijke begrippen uit de Canon van Nederland. Je gaat de kenmerken van de prehistorie en oudheid in kaart brengen. Je maakt een overzicht in Word van de betekenissen van de kernbegrippen van het eerste en tweede tijdvak. Maak hierbij gebruik van een online woordenboek, bijvoorbeeld Encyclo. Je mag dit individueel doen maar ook in groepjes, of klassikaal waarin de begrippen verdeeld worden over het aantal studenten. Dit overzicht kan van pas komen in de praktijk wanneer je een geschiedenisles gaat geven maar ook tijdens het leren van de toets.

17


De prehistorie en oudheid

Opdracht 2

Een jager De eerste bewoners van Nederland waren jagers en verzamelaars. Beantwoord onderstaande vragen. Ten slotte bereid je een verhaal voor over het dagelijkse leven van een jager, dat je aan leerlingen kunt vertellen.

Theoriebron De prehistorie en oudheid <

.v

Artikel Voorlezen en vertellen <

.

a. Hoe jaagden de jagers?

fb

b. Op welke dieren jaagden de jagers?

ie

c. Wat aten de jagers?

Ac t

d. Waar sliepen de jagers?

ht

Ed

u'

Beschrijf in Word een verhaal over een dag uit het leven van een jager. Maak hierbij gebruik van de theoriebron en zoek op het internet naar aanvullende informatie. Zorg dat het een interessant en leuk verhaal wordt, geschikt voor leerlingen van groep 1/2. Het verhaal duurt ongeveer vijf minuten. Lees het artikel Voorlezen en vertellen ter voorbereiding op je uitvoering. Vertel vervolgens je verhaal aan twee medestudenten en vraag feedback. e. Welke feedback heb jij ontvangen? Ben je het eens met de feedback?

Opdracht 3

EĂŠn van de volken, die in de prehistorie in Nederland woonden, was het trechterbekervolk. Beantwoord de volgende vragen, gebruik de website van het Hunebedcentrum. a. Wat zijn hunebedden?

yr

ig

Website Hunebedcentrum <

Hunebed

C

op

b. Waar kwamen de grote stenen vandaan waarvan een hunebed werd gebouwd?

18

c. In welke provincies vind je (sporen van) hunebedden?

Een werkvorm die je met de leerlingen kunt uitvoeren binnen dit thema is bijvoorbeeld de leerlingen een hunebed laten nabouwen. Dit ga je nu zelf ook doen. Bouw van stenen een hunebed na en fotografeer je hunebed.


De prehistorie en oudheid

Opdracht 4

De eerste boeren Na de jager-verzamelaars kwamen de eerste boeren. Het Thermenmuseum in Heerlen organiseert regelmatig tentoonstellingen over de eerste boeren van Nederland. Jullie gaan voor deze tentoonstelling een folder maken voor leerlingen van de basisschool. Ter voorbereiding bekijk je de website van het Thermenmuseum en bekijk je het filmpje Van jager-verzamelaars naar boeren. Zoek vervolgens meer informatie over de eerste boeren op het internet en maak in Word een folder over de eerste boeren in ons land. De folder is bedoeld voor een uitstapje naar het Thermenmuseum voor leerlingen van de basisschool.

Filmpje Van jagerverzamelaars naar boeren <

ie

fb

Laat in je folder zien: • hoe deze boeren leefden • wat voor dieren ze hielden • wat voor gewassen ze verbouwden • welke activiteiten het museum nog meer aanbiedt voor kinderen • zorg voor een passende lay-out en aantrekkelijke afbeeldingen.

.v

.

Website Thermenmuseum <

Van jagers en verzamelaars naar boeren

u'

Opdracht 5

Ac t

Print je folder uit en laat deze zien aan een vriend of familielid en vraag feedback. Welke feedback heb je ontvangen?

Ed

a. Leg in je eigen woorden uit hoe de jagers en verzamelaars boeren werden en wat dat voor verschil maakte in hun leven.

ig

ht

b. Had jij liever een jager/verzamelaar willen zijn of had jij liever in de tijd van de boeren willen leven? Leg je antwoord uit.

Spreek jij Grieks?

yr

Opdracht 6

C

op

Het Nederlands kent veel woorden uit het oude Grieks. Zoek van onderstaande woorden uit wat de woorden nu betekenen en wat zij bij de oude Grieken betekenden. a. Filosofie.

b. Bibliotheek.

19


De prehistorie en oudheid

c. Akoestiek.

.v

.

d. Democratie.

ie

Opdracht 7

fb

e. Alfabet.

Romeinse sporen

Ac t

In Nederland zijn geen grote bouwwerken zoals amfitheaters of aquaducten bewaard gebleven. Wel worden er nog objecten uit de Romeinse tijd gevonden zoals in maart 2017 in Tiel, in de Betuwe.

Ed

u'

a. Nijmegen is een voorbeeld van een stad die door de Romeinen gesticht is. Hier lag ooit de belangrijkste Romeinse legerplaats en de grootste (en oudste) stad van Nederland. Zoek uit of er nog Romeinse sporen in deze stad te vinden zijn.

ht

b. Ook in de stad Valkenburg zijn de Romeinen eeuwenlang aanwezig geweest. Zoek uit of er nog Romeinse sporen in deze stad te vinden zijn.

C

op

yr

ig

c. Zoek uit of er in jouw woonplaats of grote stad in de buurt, nog Romeinse sporen zijn te vinden.

20


De prehistorie en oudheid

Opdracht 8

Het Archeon Het Archeon in Alphen aan de Rijn is een museumpark waar veel is nagebouwd uit de Romeinse tijd. Op de website van het museum staat veel informatie over wat er te zien is in het park.

Website Archeon <

fb

.v

.

Stel je hebt de mogelijkheid om met jouw klas een bezoek te brengen aan dit park. Wat wil je jouw leerlingen allemaal laten zien, laten meemaken en wat wil je dat ze daarvan leren? Bekijk de website van het Archeon. Schrijf een verslag in Word waarin je beschrijft wat je je klas wilt laten zien en wat ze daarvan leren. Verwerk in je verslag de volgende onderdelen: • Wat ga je laten zien? • Wat ga je daarbij vertellen? • Enzovoort.

Opdracht 9

Quiz

u'

Jullie gaan een quiz spelen over de Grieken en Romeinen.

Bedenk drie quizvragen over de Grieken en Romeinen. Zoek ook de juiste antwoorden op.

Ed

Theoriebron De prehistorie en oudheid <

Ac t

ie

Print je verslag uit en laat het lezen door een medestudent. Jullie geven elkaar feedback. Welke feedback heb jij gekregen?

ht

Website Kahoot <

ig

Lever je quizvragen plus de juiste antwoorden in bij de docent. Deze voert de vragen in op de website Kahoot.

C

op

yr

Nu kunnen jullie de quiz gaan spelen!

21


De middeleeuwen

De middeleeuwen

.

Inleiding

fb

.v

Deze opdrachtenset gaat over de periode 500 - 1500, oftewel de middeleeuwen. Hier valt tijdvak drie onder: de tijd van monniken en ridders, de vroege middeleeuwen (500 - 1000). En tijdvak vier: de tijd van steden en staten, de hoge en late middeleeuwen (1500 - 1600).

Leerdoelen

Ac t

ie

Je kunt het begrip de vroege middeleeuwen uitleggen en de kenmerken benoemen. Je kunt de begrippen koningen en leenheren uitleggen en de kenmerken benoemen. Je kunt de begrippen monniken en kloosters uitleggen en de kenmerken benoemen. Je kunt het begrip kruistochten uitleggen en de kenmerken benoemen. Je kunt het begrip de late middeleeuwen uitleggen en de kenmerken benoemen. Je kunt het begrip steden in de middeleeuwen uitleggen en de kenmerken benoemen. Je kunt het begrip standenmaatschappij uitleggen en de kenmerken benoemen.

C

op

yr

ig

ht

Ed

u'

• • • • • • •

22

Kinderen vinden het leuk om prinses of prins te spelen, maak daarvan gebruik bij het onderwerp de middeleeuwen!


De middeleeuwen

Opdracht 1

Kernbegrippen middeleeuwen Bekijk het schema in het Artikel Tijdvakken, kenmerkende aspecten en kernbegrippen. In dit overzicht staan alle belangrijke begrippen uit de Canon van Nederland. Je gaat de kenmerken van de middeleeuwen in kaart brengen.

Artikel Tijdvakken, kenmerkende aspecten en kernbegrippen < Website Encyclo <

Opdracht 2

fb

.v

.

Je maakt een overzicht in Word van de betekenissen van de kernbegrippen van het derde en vierde tijdvak. Maak hierbij gebruik van een online woordenboek, bijvoorbeeld Encyclo. Je mag dit individueel doen maar ook in groepjes, of klassikaal waarin de begrippen verdeeld worden over het aantal studenten. Dit overzicht kan van pas komen wanneer je een geschiedenisles gaat geven maar ook tijdens het leren van de toets.

De middeleeuwen in beeld

ie

Zoek vijf afbeeldingen die laten zien hoe het leven in de middeleeuwen eruitzag. Geef bij elke afbeelding in één of twee zinnen aan wat er op de afbeelding is te zien. Gebruik de Theoriebron De middeleeuwen bij de keuze van de onderwerpen. Verwerk de afbeeldingen en beschrijvingen in Popplet. a. Waarom hebben jullie juist voor deze onderwerpen gekozen?

Ac t

Theoriebron De middeleeuwen <

Ed

u'

Website Popplet <

ht

b. Noem drie manieren waarop je deze afbeeldingen in de klas zou kunnen gebruiken.

Opdracht 3

Bedenk een spel om de leerlingen de belangrijkste begrippen van de periode ridders en monniken te leren. Maak het spel met zijn tweeën en speel het vervolgens met een ander groepje.

ig

Theoriebron De middeleeuwen <

Bedenk een spelletje

yr

Let op dat je spel didactisch verantwoord is: sluit het aan bij de beginsituatie van de leerlingen en bij de lesdoelen?

C

op

a. Wat voor spel heb je bedacht?

b. Kon het spel gespeeld worden zoals je het had bedacht?

23


De middeleeuwen

.v

.

c. Heb je iets geleerd over monniken en ridders door het spel van het andere groepje te spelen?

Een ridder

ie

Opdracht 4

fb

d. Zou je dit spel ook laten spelen in jouw klas?

Ac t

Zoek uit hoe de uitrusting van een ridder eruitzag. Maak een muurkrant waarop je dit laat zien. Leg uit wat de onderstaande begrippen betekenen. a. MaliĂŤnkolder

Ed

u'

b. Hellebaard

c. Wapenschild

ig

ht

d. Lans

Opdracht 5

Zoek uit waarom kloosters in de middeleeuwen zo belangrijk waren. Welke rollen vervulden zij allemaal? Schrijf een verslag van minimaal 350 woorden in Word. Print je verslag uit en vergelijk jouw verslag met dat van een medestudent. Welke overeenkomsten en verschillen zijn er?

C

op

yr

Theoriebron De middeleeuwen <

In het klooster

24


De middeleeuwen

Opdracht 6

Bonifatius Bekijk de afbeelding. Dit is een oude schoolplaat. Dit soort afbeeldingen werden in de klas gehangen en de docent vertelde er een verhaal bij.

Afbeelding Boniface fells the Oak of Donar near Geismar <

.v

.

a. Wat zie je op deze afbeelding?

fb

b. Wie was deze man?

Opdracht 7

Ac t

ie

c. Hoe ging het verder met deze man?

Kwartet

Je maakt een kwartet over de vroege middeleeuwen. Zoek hiervoor zes thema's. Dit kun je doen met behulp van de website IsGeschiedenis. Dit kwartet moet zo opgebouwd zijn dat dit makkelijk uitvoerbaar is. • Het kwartet bevat zes kwartetten met ieder vier kaarten. • De zes kwartetten zijn de thema's die je samen hebt gevonden. • Bedenk zelf de vier kaarten bij de zes kwartetten, op elke kaart staat een voorbeeld van het betreffende thema. • Maak het kwartet in Word of op karton en voeg er passende afbeeldingen aan toe.

Theoriebron De middeleeuwen <

Ed

u'

Website IsGeschiedenis <

Wissel je kwartet met een ander groepje medestudenten. Jullie gaan nu elkaars spel spelen!

Je kunt met behulp van diverse didactische werkvormen leerlingen leren over het onderwerp kruistochten. Bekijk het Filmpje Ndda Geschiedenis Klas 1: De kruistochten. In dit filmpje worden diverse mogelijkheden getoond om leerlingen te leren over de kruistochten.

ig

Filmpje Ndda Geschiedenis Klas 1: De kruistochten <

Kruistochten

ht

Opdracht 8

a. Wat is een kruistocht?

yr

Theoriebron De middeleeuwen <

C

op

b. Welke werkvormen zie je in het filmpje en hoe kun je deze toepassen in de les?

25


De middeleeuwen

Opdracht 9

Als ridder op reis?! Stel, je bent een ridder in de middeleeuwen. Er wordt een kruistocht georganiseerd en de aartsbisschop vraagt jou mee te gaan. a. Bedenk drie argumenten waarom je wel mee zou gaan.

Ed

u'

Ac t

ie

b. Bedenk drie argumenten waarom je niet mee zou gaan.

fb

.v

.

Theoriebron De middeleeuwen <

ht

c. Zou je wel of niet gaan? Leg je antwoord uit.

Een stad in de middeleeuwen

ig

Opdracht 10

Maak een collage waarop je laat zien hoe een stad in de middeleeuwen eruitzag. Gebruik Lino. Laat de grote, belangrijke, gebouwen zien, maar laat ook zien hoe de normale mensen woonden en hoe zij zich beschermden tegen aanvallen van vijanden. Print je collage uit en vergelijk deze met een medestudent. Zijn er veel verschillen of juist overeenkomsten tussen jullie collages?

yr

Website Lino <

C

op

Theoriebron De middeleeuwen <

26


De middeleeuwen

Opdracht 11

Verhaal over steden en staten Bereid een verhaal voor over het ontstaan van steden en staten voor groep 1/2. Het verhaal duurt gemiddeld vijf minuten. Maak gebruik van de theoriebron. Lees het artikel 'Verhalen vertellen in de klas, hoe doe je dat?'.

Theoriebron De middeleeuwen <

.

Vertel je verhaal aan vijf medestudenten en vraag feedback. Beantwoord vervolgens onderstaande vragen. a. Was de inhoud van je verhaal juist?

ie

b. Was het verhaal geschikt voor kinderen van groep 1/2?

fb

.v

Artikel Verhalen vertellen in de klas, hoe doe je dat? <

In de middeleeuwen waren er 'standen' in Nederland. Nu zijn deze in Nederland verdwenen. a. Leg in je eigen woorden uit wat de standenmaatschappij in de late middeleeuwen was en welke standen er waren.

ig

ht

Theoriebron De middeleeuwen <

Op stand

Ed

Opdracht 12

u'

Ac t

c. Welke feedback heb je gekregen? Ben je het eens met de feedback?

yr

b. Bij welke stand had jij willen horen? Leg je antwoord uit.

C

op

c. Nu zijn de standen in Nederland niet meer zo belangrijk, vind jij dat een goede zaak, of juist niet? Leg je antwoord uit.

Er zijn landen zoals India waar nog steeds geleefd wordt volgens standen. De AriĂŤrs brachten rond 1500 de standen mee naar India en vertaalden dit naar een kastenselsel wat tot op de dag van vandaag nog steeds gehanteerd wordt. Ondanks dat er wetten zijn ingevoerd om de kasten te verbieden, spelen ze nog altijd een grote rol in India.

27


De middeleeuwen

Een rollenspel is een didactische werkvorm. Bedenk in een groepje van drie een kort rollenspel in de vorm van een toneelstukje, wat je kunt gebruiken om het begrip standenmaatschappij in de klas uit te leggen. Je mag zelf weten voor welke groep/niveau je het begrip wilt uitleggen.

ie

Werkmodel Rollenspel <

Toneelstukje over de standenmaatschappij

fb

Opdracht 13

.v

.

d. Zou je dit onderwerp willen behandelen met leerlingen wanneer je het hebt over de standenmaatschappij in de late middeleeuwen? Leg je antwoord uit waarom wel of waarom niet.

C

op

yr

ig

ht

Ed

u'

Ac t

Zorg dat in het toneelstukje goed wordt uitgelegd wat de kenmerken van de verschillende standen waren. Zorg ook voor passende kledij en hulpmiddelen. Schrijf het toneelstuk helemaal uit. Maak gebruik van het Werkmodel Rollenspel. Voer het toneelstukje op voor medestudenten volgens je voorbereiding. Vraag feedback. Welke feedback heb je ontvangen? Ben je het eens met de feedback?

28


De vroegmoderne tijd

De vroegmoderne tijd

.

Inleiding

fb

.v

Deze opdrachtenset gaat over de periode 1500- 1800, oftewel de vroegmoderne tijd. Hier valt tijdvak vijf onder: de tijd van de ontdekkers en hervormers, de renaissancetijd (1500-1600). Tijdvak zes: de tijd van de regenten en vorsten, de gouden eeuw (1600-1700). En tijdvak zeven: de tijd van de pruiken en revoluties en de eeuw van de verlichting (1700-1800).

Leerdoelen

ig

ht

Ed

u'

Ac t

ie

• Je kunt de betekenis uitleggen van toenemende invloed van de wetenschap en de kenmerken benoemen. • Je kunt het begrip ontdekkingsreizen uitleggen en de kenmerken benoemen. • Je kunt het begrip hervormers uitleggen en de kenmerken benoemen. • Je kunt uitleggen hoe de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden ontstond. • Je kunt uitleggen wat de gouden eeuw is en de kenmerken benoemen. • Je kunt het begrip pruiken en revoluties uitleggen en de kenmerken benoemen.

yr

In de vroegmoderne tijd vond er een enorme uitbouw plaats van Europese overheersing, ook Nederland kreeg veel koloniën.

Opdracht 1

C

op

Artikel Tijdvakken, kenmerkende aspecten en kernbegrippen <

Kernbegrippen vroegmoderne tijd Bekijk het schema in het Artikel Tijdvakken, kenmerkende aspecten en kernbegrippen. In dit overzicht staan alle belangrijke begrippen uit de Canon van Nederland. Je gaat de kenmerken van de vroegmoderne tijd in kaart brengen. Je maakt een overzicht in Word van de betekenissen van de kernbegrippen van het vijfde, zesde en zevende tijdvak. Maak hierbij gebruik van een online woordenboek, bijvoorbeeld Encyclo. Je mag dit individueel doen maar ook in groepjes, of klassikaal waarin de begrippen verdeeld worden over het aantal studenten. Dit overzicht kan van pas komen tijdens het leren van de toets en in de praktijk wanneer je een geschiedenisles gaat geven.

Website Encyclo <

29


De vroegmoderne tijd

Opdracht 2

Vragen beantwoorden a. Waarvoor staat de afkorting VOC?

fb

c. Welke Nederlander ontdekte Nova Zembla en Spitsbergen?

Ac t

f. Wat is de Beeldenstorm?

ie

d. Hoelang duurde de oorlog met Spanje?

e. Noem drie schilders uit de gouden eeuw.

.v

.

b. Wie was Luther?

Ed

u'

g. Waardoor werd Nederland rijk in de gouden eeuw?

h. Welke oorlog eindigde met het verdrag van MĂźnster?

Wie schilderde de Nachtwacht?

ht

i.

In welk jaar ontdekte Columbus Amerika?

ig

j.

Opdracht 3

Lees de informatie over Erasmus op de website de Canon van Nederland. Beantwoord de volgende vragen die je helpen bij het schrijven van een verhaal over Erasmus voor leerlingen van groep 5/6. a. Welke informatie over Erasmus is volgens jou het meest belangrijk en moet dus zeker in het verhaal?

C

op

yr

Website De Canon van Nederland: Erasmus van Rotterdam <

Erasmus van Rotterdam

Theoriebron De vroegmoderne tijd <

30

b. Welke informatie kan volgens jou weggelaten worden?


De vroegmoderne tijd

Opdracht 4

fb

.v

.

Schrijf vervolgens in Word een verhaal over Erasmus van Rotterdam van gemiddeld een half A4. Zorg dat je het verhaal zo schrijft dat je het in de klas kunt gebruiken, om de leerlingen te leren wie Erasmus was. c. Vond je het moeilijk of juist makkelijk om een verhaal te maken over het leven van Erasmus? Leg je antwoord uit.

Columbus

Ac t

b. Vanuit welk land vertrok Columbus?

ie

Zoek uit welke routes Columbus heeft gevaren. Print de afbeelding 'wereldkaart' uit en teken de routes daarop. a. Hoeveel reizen naar Amerika heeft Columbus gemaakt?

Afbeelding Wereldkaart <

Opdracht 5

Luther en Calvijn zijn een bekend koppel in de geschiedenis, maar wie waren zij? a. Wie was Luther?

Ed

Theoriebron De vroegmoderne tijd <

Luther en Calvijn

u'

c. Welk doel had Columbus met zijn ontdekkingsreizen?

ig

ht

b. Wat is de betekenis van de protestantse reformatie?

yr

c. Luther werd in de ban gedaan door de katholieke kerk, wat betekent dit?

e. Luther en Calvijn werden hervormers genoemd. Leg uit wat hiermee bedoeld werd.

C

op

d. Wie was Calvijn?

31


De vroegmoderne tijd

Opdracht 6

Calvinistisch a. Nederlanders worden vaak calvinistisch genoemd, leg in je eigen woorden uit wat hiermee wordt bedoeld.

.v

.

Theoriebron De vroegmoderne tijd <

Opdracht 7

ie

fb

b. Zie jij het calvinisme nog terug in de manier waarop Nederlanders leven? Leg je antwoord uit.

De grachtengordel

u'

b. Wat is de gouden bocht?

Ac t

Bekijk op de website de Canon van Nederland het Filmpje Canon-clip groep 7 & 8 over de grachtengordel in Amsterdam. a. Waarom was de plek waar Amsterdam ligt zo gunstig?

Website De Canon van Nederland: grachtengordel <

Opdracht 8

Beantwoord de volgende vragen over de VOC. a. Waarvoor staat de afkorting VOC?

ht

Theoriebron De vroegmoderne tijd <

De VOC

Ed

c. Waarom zijn grachtenhuizen smal en hoog?

ig

b. Wanneer werd de VOC opgericht en hoelang heeft de VOC bestaan?

yr

c. Wat was het doel van de VOC?

C

op

d. Wat werd er vervoerd door de schepen van de VOC?

32

e. Waarom was de VOC zo belangrijk voor Nederland?

f. Wie was de bekendste Nederlandse zeeheld tijdens de VOC?


De vroegmoderne tijd

Opdracht 9

Overhoren Je werkt in groepjes, ieder kiest een van onderstaande thema's. Je krijgt tien minuten de tijd om alles over dit thema uit de theoriebron te leren. Let op: bestudeer ook de andere thema's, anders kun je de vragen niet goed beantwoorden! • Wetenschap en Ontdekkingsreizigers • Tachtigjarige oorlog en de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden • De gouden eeuw en de VOC

.v

.

Theoriebron De vroegmoderne tijd <

Ac t

ie

a. Op welke vragen wist jij het antwoord nog niet?

fb

Na tien minuten gaan jullie elkaar overhoren. Stel elkaar om de beurt een vraag. Noteer de vragen waar je het antwoord nog niet op wist en zoek het antwoord erbij.

Een verhaal vertellen is een van de meest gebruikte didactische werkvormen bij het vak geschiedenis. Bekijk de website De Canon van Nederland en kies één onderdeel uit binnen het onderwerp de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden waarover je een verhaal gaat vertellen. Je mag zelf kiezen voor welke groep je het verhaal wilt vertellen. Zoek informatie en bereid een kort verhaal voor van gemiddeld vijf minuten. Vertel je verhaal aan vijf medestudenten, vertel erbij voor welke groep leerlingen het verhaal bedoeld is. Zij geven je vervolgens feedback op de volgende punten: • Is het verhaal interessant? • Sluit het verhaal aan bij de doelgroep? • Heeft het verhaal een logische opbouw?

ig

Website De Canon van Nederland: De Republiek <

Verhaal over de republiek

ht

Opdracht 10

Ed

u'

b. Zoek de antwoorden op de vragen die jij nog niet kon beantwoorden.

C

op

yr

Welke feedback heb je gekregen? Ben je het daarmee eens?

Opdracht 11

Afbeelding Netherlands <

Hoe zag Nederland er vroeger uit? Bekijk de afbeelding Netherlands, je ziet een kaart van Nederland zoals deze er nu uitziet. Print de afbeelding uit en teken hoe hoe de grens eruitzag in de tijd van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. a. Welke delen van Nederland nu hoorden niet bij de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden?

33


De vroegmoderne tijd

Opdracht 12

.v

.

b. Waar hoorden deze delen wel bij?

De pruik van Lodewijk XIV

a. Waar komt het woord 'pruiken' vandaan in het zevende tijdvak Pruiken en revoluties?

Ac t

b. Op welke leeftijd werd Lodewijk XV koning?

ie

fb

Theoriebron De vroegmoderne tijd <

c. Van welke filosofen kreeg koning Lodewijk XV veel kritiek?

Opdracht 13

Slavernij

Ed

u'

Sinds de reis van Colombus naar Amerika in 1492 vindt er slavernij en slavenarbeid plaats. Nederland heeft dit pas op 1 juli 1863 afgeschaft, als een van de laatste landen in Europa. Nog regelmatig komt het slavernij-verleden van Nederland in de media, denk aan de Zwarte piet-discussie.

ht

a. Leg uit hoe Nederland rijk werd door de handel in slaven.

C

op

yr

ig

b. In de politiek en media is regelmatig aandacht voor het wel of niet geven van subsidie aan de jaarlijkse herdenking van de slavernij op 1 juli. Andere mensen vinden dat de herdenking van de afschaffing van de slavernij moet samenvallen met Bevrijdingsdag, vijf mei. Wat vind jij? Leg je antwoord uit.

34


De vroegmoderne tijd

Opdracht 14

Koloniën

fb

.v

.

In de tijd van de pruiken en revoluties vond er een enorme uitbouw plaats van Europese overheersing, zo ook vanuit Nederland. Nederland heeft veel koloniën gehad. a. Welke Nederlandse oud-koloniën ken jij?

C

op

yr

ig

ht

Ed

u'

Ac t

ie

Zoek op het internet welke landen allemaal een kolonie van Nederland zijn geweest. Maak hiervan een lijst in Word. b. Van welke landen of gebieden had jij niet verwacht dat het kolonies van Nederland waren geweest?

35


De moderne tijd

De moderne tijd

.

Inleiding

fb

.v

Deze opdrachtenset gaat over de periode 1800 - heden, oftewel de moderne tijd. Hier valt tijdvak acht onder: de tijd van burgers en stoommachines, de industrialisatietijd (1800 - 19000. Tijdvak negen: de tijd van de wereldoorlogen, de eerste helft van de 20e eeuw (1900 - 1950). En tijdvak tien: de tijd van televisie en computer, tweede helft van de 20e eeuw en heden (1950 - heden).

ie

Leerdoelen

yr

ig

ht

Ed

u'

Ac t

• Je kunt het begrip industriële revolutie uitleggen en kunt de kenmerken benoemen. • Je kunt het begrip Eerste Wereldoorlog uitleggen en kunt benoemen wat de rol van Nederland was in deze oorlog. • Je kunt het begrip de Tweede Wereldoorlog uitleggen en kunt de kenmerken benoemen. • Je kunt het begrip holocaust uitleggen en kunt de kenmerken benoemen. • Je kunt de belangrijkste gebeurtenissen na de Tweede Wereldoorlog benoemen en kunt de kenmerken benoemen. • Je kunt het begrip religieus terrorisme uitleggen.

Het achterhuis, het dagboek van Anne Frank is een veelgelezen boek onder leerlingen.

C

op

Opdracht 1

Artikel Tijdvakken, kenmerkende aspecten en kernbegrippen <

Website Encyclo <

36

Kernbegrippen moderne tijd Bekijk het schema in het Artikel Tijdvakken, kenmerkende aspecten en kernbegrippen. In dit overzicht staan alle belangrijke begrippen uit de Canon van Nederland. Je gaat de kenmerken van de moderne tijd in kaart brengen. Je maakt een overzicht in Word van de betekenissen van de kernbegrippen van het achtste, negende en tiende tijdvak. Maak hierbij gebruik van een online woordenboek, bijvoorbeeld Encyclo. Je mag dit individueel doen maar ook in groepjes, of klassikaal waarin de begrippen verdeeld worden over het aantal studenten. Dit overzicht kun je gebruiken wanneer je een geschiedenisles gaat geven.


De moderne tijd

Opdracht 2

Een strip over de industriële revolutie Maak een stripverhaal over de industriële revolutie en de verstedelijking. Leg in je stripverhaal uit wat deze twee dingen met elkaar te maken hebben. Maak gebruik van Pixton.

Website Pixton <

a. Print je stripverhaal uit en laat het lezen door een vriend of familielid. Begrijpen zij het verhaal?

fb

.v

.

Theoriebron De moderne tijd <

Opdracht 3

De sociale kwestie

De sociale kwestie wordt ook wel het arbeidersvraagstuk genoemd. Dit kwam op in de 19e eeuw als gevolg van de industriële revolutie en de slechte woon- en werkomstandigheden voor arbeiders. Beantwoord de onderstaande vragen. a. Wanneer werd kinderarbeid afgeschaft? En wie was daar verantwoordelijk voor?

Ed

u'

Theoriebron De moderne tijd <

Ac t

ie

b. Zou je de strip ook kunnen gebruiken voor leerlingen in een les over de industriële revolutie? Waarom wel of waarom niet?

In Nederland mag je stemmen voor de Tweede Kamer als je boven de achttien bent en de Nederlandse nationaliteit hebt.

d. Veel steden zijn sterk gegroeid tijdens de industriële revolutie. Kies een stad, bij voorkeur die waar je zelf woont of een stad dichtbij, en beschrijf wat er voor die stad veranderde door de industriële revolutie.

C

op

yr

ig

ht

b. Had jij mogen stemmen als je in onderstaande jaren had geleefd? Kruis de jaren aan waarin jij had mogen stemmen. 1846 1850 1918 c. Vind jij stemrecht belangrijk? Leg je antwoord uit.

37


De moderne tijd

Opdracht 4

Aletta Jacobs Aletta Jacobs is één van Nederlands meest bekende feministen. Ze was de eerste vrouw van Nederland die: • een hbs (voormalig hogere school) bezocht • naar de universiteit ging • arts werd • promoveerde.

.

Website Aletta Jacobs <

.v

Website Prezi <

ie

fb

Bekijk de website Arletta Jacobs. Kies één van de gebeurtenissen waar Arletta Jacobs een grote rol in heeft gespeeld die je aanspreekt en maak hierover een presentatie voor je studiegenoten in Prezi. De presentatie duurt gemiddeld tien minuten waarin je ingaat op de rol van Aletta Jacobs op die gebeurtenis. Vraag na afloop feedback met behulp van een top (iets wat goed ging) en een tip (iets wat beter kan).

u'

Ac t

a. Welke tops heb jij ontvangen? Ben je het daarmee eens?

ht

Ed

b. Welke tips heb jij ontvangen? Ben je het daarmee eens?

Opdracht 5

a. In veel landen zoals Engeland wordt de Eerste Wereldoorlog gezien als de “Grote” oorlog. In Nederland zien we dit niet zo. Hoe komt dit?

yr

ig

Theoriebron De moderne tijd <

De Grote Oorlog

C

op

Filmpje NOS journaal Dodendraad leeft <

38

b. Bekijk het Filmpje NOS journaal Dodendraad leeft. Het Dodendraad werd ook wel het Dodenhek genoemd. Wat houdt dit Dodendraad in?


De moderne tijd

Opdracht 6

Jesse Owens Adolf Hitler was sinds 1933 rijkskanselier (regeringsleider) en staatshoofd van Duitsland. In 1936 vonden de Olympische Spelen in Duitsland plaats. a. Bekijk het Filmpje Jesse Owens Wins 100m Olympic Gold in front of Hilter at 1936 Olympics. Wat is er bijzonder aan deze gebeurtenis?

fb

.v

.

Filmpje Jesse Owens Wins 100m Olympic Gold in front of Hitler at 1936 Olympics <

Ac t

ie

b. De topatleet Jesse Owens kreeg thuis in Amerika geen hand van de toenmalige president Franklin D. Roosevelt. Hoe kwam dat?

Opdracht 7

Ed

u'

c. Later is gebleken dat Hitler Owens wel groette, niet uitbundig maar toch. Dit wordt in de vele documentaires echter niet getoond. Waarom niet?

WO in cijfers

C

op

yr

ig

ht

Er gebeurde ontzettend veel tijdens de Tweede Wereldoorlog. Maak onderstaande zinnen compleet door het juiste cijfer in te vullen. Je kunt kiezen uit de cijfers: • 1933 • 5 • 1938 • 1940 • 6 • 2 • 200.000 • 5 • 10 • 10.000 • 11. a. De

de wereldoorlog begon in 1938

toen Duitsland Oostenrijk binnenviel. b. Al eerder in

was Hitler aan de macht gekomen.

c. Voor Nederland begon de oorlog in

toen op

mei de

Duitsers binnenvielen. d. Tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn veel joden en Roma en Sinti-zigeuners omgebracht in concentratiekampen. In Nederland waren

van zulke kampen.

39


De moderne tijd

e. Ongeveer

mensen zijn omgebracht omdat zij homoseksueel waren en omdat zij gehandicapt waren.

circa f. Naar schatting zijn er

miljoen mensen omgebracht. miljoen joods en

fb

Anne Frank

Anne Frank heeft in Amsterdam ondergedoken gezeten. De plek waar zij zat kun je nog bezoeken, je kunt het achterhuis ook virtueel bezoeken. Ga naar de website van het Achterhuis. Bekijk de website en beantwoord daarna de vragen. a. Beschrijf de ruimte waar Anne verstopt zat.

Ac t

ie

Website Anne Frank Huis <

.v

niet-joods.

Opdracht 8

miljoen

.

g. Daarvan waren ongeveer

b. Met wie zat Anne ondergedoken?

Ed

u'

c. Hoe en wanneer worden de onderduikers opgepakt?

d. Naar welk kamp wordt Anne eerst gebracht? En naar welke kampen daarna?

ht

e. Wanneer en hoe is Anne overleden?

C

op

yr

ig

f. Hoe zijn wij zo veel te weten gekomen over het leven van Anne Frank?

40


De moderne tijd

Opdracht 9

Zoek voor ieder kamp uit: 1. wat voor soort kamp het was 2. wanneer het kamp in gebruik werd genomen 3. welke mensen er werden opgesloten en hoeveel mensen 4. waarvoor het kamp na de oorlog werd gebruikt.

.v

.

In Nederland waren vijf concentratiekampen. 1. Ommen: kamp Erika 2. Amersfoort 3. Schoorl 4. Vught 5. Westerbork.

fb

Artikel Informatie concentratiekampen <

Concentratiekampen

ie

Verwerk je antwoorden in een overzicht in Word. Lees het artikel 'Informatie concentratiekampen'.

Ac t

a. Zoek de antwoorden op bovenstaande vragen voor Kamp Erika in Ommen. 1. 2. 3.

u'

4.

b. Zoek de antwoorden op bovenstaande vragen voor het kamp in Amersfoort.

2. 3. 4.

Ed

1.

ht

c. Zoek de antwoorden op bovenstaande vragen voor het kamp in Schoorl. 1.

ig

2. 3.

yr

4.

d. Zoek de antwoorden op bovenstaande vragen voor het kamp in Vught.

C

op

1.

2. 3. 4. e. Zoek de antwoorden op bovenstaande vragen voor kamp Westerbork. 1. 2. 3. 4.

41


De moderne tijd

Opdracht 10

Watersnoodramp Bekijk het Filmpje Watersnoodramp. Beantwoord de vragen.

Filmpje Watersnoodramp <

.v

.

a. Wanneer vond de watersnoodramp plaats?

fb

b. Welk gebied werd getroffen?

Ac t

ie

c. Leg uit wat er gebeurde.

Opdracht 11

Je gaat iemand interviewen die is geboren voor 1950. Het doel van het interview is om te achterhalen wat de verschillen zijn in het dagelijkse leven van toen en nu. Stel samen met drie medestudenten vijf interviewvragen op. Jullie interviewen alle vier een ander persoon maar gebruiken dezelfde interviewvragen. Zo kunnen jullie de antwoorden vergelijken met elkaar om een goed antwoord te kunnen geven over de verschillen van toen en nu.

Ed

Theoriebron De moderne tijd <

Interview

u'

d. Denk je dat zoiets nu weer zou kunnen gebeuren? Leg je antwoord uit.

ht

Schrijf een kort verslag in Word (300-500 woorden) waarin je beschrijft wie je hebt geĂŻnterviewd. Hoe het dagelijks leven van deze persoon er in zijn jeugd uitzag en welke uitvindingen het leven hebben veranderd.

C

op

yr

ig

Vergelijk je verslag met een verslag van drie medestudenten. a. Wat zijn de overeenkomsten tussen jullie verslagen?

42

b. Wat zijn de verschillen tussen jullie verslagen?


De moderne tijd

Opdracht 12

Religieus terrorisme

Lees het artikel 'Vier golven van terrorisme'.

ie

Veel mensen zien de aanslagen op de Twin Towers op elf september 2001 als het begin van het terrorisme. Dit is niet het geval, terrorisme bestaat al veel langer. Religieus terrorisme zoals we nu meemaken vindt echter pas plaats sinds 1979.

Ac t

Artikel Vier golven van terrorisme <

fb

.v

.

c. Probeer samen een antwoord te geven op de vraag wat de verschillen zijn tussen het dagelijkse leven van toen en van nu.

u'

a. Golf 1: Anarchistisch terrorisme 1880 - 1920. Leg deze golf in je eigen woorden uit.

Ed

b. Golf 2: Antikoloniaal terrorisme 1920 - 1960. Leg deze golf in je eigen woorden uit.

ig

ht

c. Golf 3: Nieuw links terrorisme 1960 - 1989. Leg deze golf in je eigen woorden uit.

e. Wat maakt de vierde golf waarin we ons nu bevinden, het religieuze terrorisme, anders dan de voorgaande drie golven van terrorisme (buiten de religieuze inslag)?

C

op

yr

d. Golf 4: Religieus terrorisme 1979 - heden. Leg deze golf in je eigen woorden uit.

43


De moderne tijd

C

op

yr

ig

ht

Ed

u'

Ac t

.v

ie

fb

g. Hoe zou jij het onderwerp terrorisme met leerlingen bespreken?

.

f. Ben jij bang dat je slachtoffer wordt van een terroristische aanslag? Leg je antwoord uit.

44


Reflectie

Reflectie Opdracht 1

Reflectie op de lesstof

fb

.v

.

a. Wat heb je allemaal geleerd? Noem drie dingen.

Ac t

ie

b. Wat wist je al?

Opdracht 2

u'

c. Wat ga je in de toekomst in jouw werk gebruiken?

Kritisch en creatief denken

ht

Ed

a. Kijk je naar verschillende mogelijkheden als dingen niet in één keer lukken? Noem één voorbeeld.

yr

ig

b. Kom jij voor jouw mening uit als de situatie dat vraagt? Noem één voorbeeld.

C

op

c. Heb jij het uiterste uit jezelf gehaald bij de opdrachten? Noem één voorbeeld.

Opdracht 3

Zelfregulatie en zelfsturing a. Heb je een goede planning gemaakt? Geef hiervan één voorbeeld.

45


Reflectie

.

b. Heb je de goede bronnen en materialen gebruikt? Geef hiervan één voorbeeld.

Samenwerken

ie

Opdracht 4

fb

.v

c. Ben je goed omgegaan met feedback? Geef hiervan één voorbeeld: hoe heb je gereageerd?

Ac t

a. Heb jij bijgedragen aan een goede sfeer in de groep? Geef hiervan één voorbeeld.

Ed

u'

b. Hebben jullie als groep goede afspraken gemaakt? Geef één voorbeeld van een goede afspraak.

C

op

yr

ig

ht

c. Kun je goed met andere mensen omgaan, ook al zijn ze anders dan jij? Geef hiervan één voorbeeld.

46


Theoriebron De moderne tijd

.

Theoriebron De moderne tijd

.v

Inleiding

Ed

u'

Ac t

ie

fb

De laatste drie tijdvakken vinden plaats in de moderne tijd. Het eerste tijdvak is de tijd van burgers en stoommachines, de industrialisatietijd, in de periode 1800 - 1900. Ten tweede de tijd van de wereldoorlogen, in de periode 1900 - 1950. Ten slotte het derde en laatste tijdvak de tijd van televisie en computer, die start in 1950 en loopt tot het heden.

Kinderarbeid in Nederland was een onderdeel van de sociale kwestie.

ht

IndustriĂŤle revolutie

C

op

yr

ig

In de 19e eeuw volgden de veranderingen elkaar snel op, dit wordt de industriĂŤle revolutie genoemd. Er werden belangrijke uitvindingen gedaan. Edison ontdekte de gloeilamp, Bell de telefoon, maar de belangrijkste uitvinding was misschien wel de stoommachine. Stoommachines bestonden al honderden jaren, maar ze waren niet praktisch en werden bijna niet gebruikt. James Watt verbeterde de stoommachine en zorgde ervoor dat hij bruikbaar werd. Dit zorgde voor een hele reeks aan nieuwe uitvindingen. Er werden stoomtreinen uitgevonden, stoomboten en stoomtractoren. Dit zorgde ervoor dat reizen veel sneller ging. Ook werd het stoomgemaal uitgevonden, waarmee polders veel sneller drooggelegd konden worden. Al deze uitvindingen veranderden het leven. Het werk dat eerst met de hand gedaan moest worden ging nu veel sneller met machines. Mensen trokken weg van het platteland waar geen werk meer was en gingen in de stad wonen waar zij in fabrieken gingen werken. Dit noemen we de verstedelijking.

47


Theoriebron De moderne tijd

Sociale kwestie

fb

.v

.

De sociale kwestie heet ook wel het arbeidersvraagstuk en kwam op als gevolg van de industriële revolutie. Er waren meer arbeiders dan dat er werk was en de fabrikanten maakten hier gebruik van. De fabrieken waren onhygiënisch en onveilig en de arbeiders maakten lange werkdagen tegen een laag loon. Door de snelle groei van de steden werden huizen dicht op elkaar gebouwd, er ontstonden sloppenwijken, ook ontbrak het vaak aan riolering en waterleiding. Door de lage lonen werkte het hele gezin mee, zowel vrouwen als kinderen. Er kwam steeds meer opstand ook van mensen uit hogere sociale klassen zoals het links-liberale kamerlid Samuel van Houten. Zijn wet, het Kinderwetje van Van Houten uit 1874, is de eerste wet die een einde moest maken aan de kinderarbeid. In de praktijk veranderde er weinig door het gebrek aan controle, in 1901 werd de leerplicht ingevoerd waardoor het aantal kinderarbeiders flink daalde.

Ac t

ie

Sinds 1848 werd er in Nederland gestemd voor de regering en de Tweede Kamer. Alleen meerderjarigen, die een bepaald bedrag per jaar betaalden mochten stemmen. In 1917 mochten alle meerderjarige mannen stemmen. In 1919 werd ten slotte het algemeen kiesrecht ingevoerd, waardoor vrouwen ook mochten stemmen.

Eerste Wereldoorlog: Nederland neutraal

ig

ht

Ed

u'

Tussen 1914 en 1918 is een groot deel van Europa in oorlog. Duitsland, Oostenrijk en Turkije vechten tegen Frankrijk, Groot-Brittannië en Rusland. Nederland deed niet mee. De Eerste Wereldoorlog was een heel nare oorlog, waarbij heel veel doden vielen. Soldaten van beide kampen verschansten zich in loopgraven, van waaruit zij elkaar beschoten. In de Eerste Wereldoorlog werden er voor het eerst gifgasaanvallen ingezet. Als de Amerikanen zich aan de kant van Frankrijk, Groot-Brittannië en Rusland scharen worden Duitsland, Oostenrijk en Turkije verslagen. Duitsland moet, als verliezende partij, flink wat grond inleveren en enorme herstelbetalingen doen. Het land komt hierdoor in diepe crisis. In veel Europese landen wordt de Eerste Wereldoorlog gezien als de Grote Oorlog. In Nederland weten wij er eigenlijk niet zo veel vanaf, dat komt omdat Nederland neutraal bleef, Nederland koos geen partij en werd niet aangevallen. Helemaal zonder gevolgen bleef de oorlog niet voor Nederland. Er kwamen veel vluchtelingen uit België en voedsel werd schaars. Na de Eerste Wereldoorlog ontstaat er een wereldwijde crisis.

C

op

yr

Tweede Wereldoorlog

48

In 1938 begint de Tweede Wereldoorlog. In 1933 komt in Duitsland Adolf Hitler aan de macht. Hij profiteert van de onvrede onder de Duitse bevolking over de afloop van de Eerste Wereldoorlog. Hitler wil Duitsland weer machtig maken. Er heerst een grote economische crisis en in 1938 valt hij Oostenrijk binnen en in 1939 Tsjecho-Slowakije en Polen. Frankrijk en Groot-Brittannië verklaren Duitsland de oorlog. Het begin van een Tweede Wereldoorlog. Nederland probeert weer neutraal te blijven. Dit keer lukt dat niet. Op 10 mei 1940 valt Duitsland Nederland binnen. Er wordt kort gevochten, maar nadat Duitsland de binnenstad van Rotterdam bombardeert, besluit de Nederlandse regering zich over te geven. De Duitse aanval op de Sovjet-Unie (voormalig Rusland met enkele Oost-Europese en Centraal-Aziatische landen) mislukt en trekt de Russen de oorlog in. Amerika raakt betrokken als een marinebasis wordt aangevallen. Op 6 juni 1944 beginnen de Amerikanen en Engelsen aan een groot offensief om de Duitsers te verslaan. Vanuit het oosten rukken de Russen op. Nederland wordt bevrijd op 5 mei 1945. Duitsland wordt na de Tweede Wereldoorlog verdeeld in Oost-Duitsland en West-Duitsland.


Theoriebron De moderne tijd

Holocaust

ig

ht

Ed

u'

Ac t

ie

fb

.v

.

In de Tweede Wereldoorlog zijn, naar schatting, 11 miljoen mensen vermoord vanwege hun afkomst, geloof of geaardheid. Voornamelijk joodse mensen (6 miljoen), maar ook Roma en Sinti-zigeuners, gehandicapten, Jehova's getuigen en homoseksuelen. Hitler maakte bij zijn opkomst gebruik van het onvrede in Duitsland. Mensen waren arm en hadden geen baan. Veel joden hadden het wel goed. Zij studeerden aan de universiteit en hadden goede banen. Hitler wees de joden aan als de oorzaak van de armoede onder de Duitsers. Ook verheerlijkte hij het Duitse ras. De übermensch was blond, sterk en had blauwe ogen. Was je niet van zuiver Duits bloed, dan was je een untermensch. Dit leidde ertoe dat Hitler de joden wilde uitroeien. Mensen met joods bloed werden opgepakt en afgevoerd naar vernietigingskampen. De zwakke mensen werden bij aankomst direct vergast, de sterkere werden aan het werk gezet. Door de slechte omstandigheden stierven de meesten ook snel. Tijdens de Duitse bezetting zijn ook veel Nederlandse joden naar de kampen gestuurd. Joden die het gevaar aan zagen komen probeerden onder te duiken. Sommigen overleefden zo de oorlog.

C

op

yr

Jozef Stalin, één van de grootste dictators in de wereldgeschiedenis heeft zijn stempel gedrukt op de Koude Oorlog.

49


Theoriebron De moderne tijd

Gebeurtenissen

C

op

yr

ig

ht

Ed

u'

Ac t

ie

fb

.v

.

1. Na de Tweede Wereldoorlog ontstaat de Koude Oorlog . De wereld is verdeeld in oost en west. Het Westerse blok, onder leiding van Amerika en het Oostblok onder leiding van de Sovjet-Unie, raken verwikkeld in een wapenwedloop. Een oorlog dreigt, maar komt er gelukkig niet. 2. Willem Drees , minister-president van Nederland van 1948 tot 1958. Onder zijn leiding werden diverse sociale wetten ingevoerd en vond de dekolonisatie van IndonesiĂŤ plaats. 3. Dekolonisatie , na de Tweede Wereldoorlog werden steeds meer koloniĂŤn onafhankelijk. Voormalig Nederlandse kolonie IndonesiĂŤ werd in 1949 onafhankelijk, Suriname in 1975, Nederlandse Antillen in 2010. 4. De tijd vanaf 1950 noemen we de tijd van televisie en computer. Dit is de tijd waarin de massamedia opkomt. 5. In 1953 vindt de watersnoodramp in Zeeland plaats. Een grote storm, in combinatie met springtij zet grote delen van Zeeland onder water. De dijken breken en 1835 mensen komen om. 6. Na 1990: einde van communistisch Oost- Europa , ontstaan van nieuwe staten, hernieuwd nationalisme in Europa, uitbreiding NAVO, nieuwe taken terrorismebestrijding, religieuze pluriformiteit en een multiculturele samenleving . 7. Religieus terrorisme sinds 1979. De aanslag op de Twin Towers in 2001.

50


Theoriebron De prehistorie en oudheid

.

Theoriebron De prehistorie en oudheid

.v

Inleiding

Ed

u'

Ac t

ie

fb

Het woord prehistorie betekent eigenlijk 'voor de historie'. Historie betekent geschreven geschiedenis, in deze tijd konden mensen dus nog niet lezen en schrijven. Er zijn dus geen geschreven bronnen over deze tijd, alles wat we weten, weten we door vondsten als potscherven en rotstekeningen. De oudste sporen van mensen in Nederland zijn 250.000 jaar oud. Het tijdvak prehistorie is de periode tot 3000 voor Christus en bestond uit jagers, verzamelaars en boeren. Het volgende tijdvak is de oudheid, dit is de periode van 3000 voor Christus tot 500 na Christus en bestond uit de Grieken en Romeinen.

De eerste Olympische Spelen werden gehouden in 776 v. Christus in de Griekse plaats Olympia.

ht

Jagers en verzamelaars

C

op

yr

ig

De allereerste inwoners van Nederland waren jagers en verzamelaars. Zij trokken rond, al bouwden ze wel kampen waar ze enige maanden verbleven. Van stenen werden steeds meer en ingenieuzer gereedschappen gemaakt. Het voedsel werd verkregen door te jagen en door eetbare bessen, noten, wortels en bladeren te verzamelen. Het jagen gebeurde meestal in groepen. Deze groepen moesten goed samenwerken, want jagen op een mammoet met slechts speren als wapen is niet ongevaarlijk. Dieren die werden gedood werden helemaal gebruikt. Het vlees werd opgegeten, en de huid en de botten werden gebruikt als kleding en om bijvoorbeeld tenten mee te maken. Na de laatste ijstijd werd het veel warmer en er kwamen nieuwe diersoorten en planten. Langzaam veranderen er dingen. De jagers gaan ook vissen, hiervoor werden boten gebouwd. Ook wordt er gebruikgemaakt van de pijl en boog bij het jagen.

51


Theoriebron De prehistorie en oudheid

De eerste boeren

.v

.

Rond 4400 voor Christus worden de eerste mensen boeren, een grote verandering in de manier van leven, wat ook wel bekend staat als de landbouwrevolutie. De mensen gaan akkers aanleggen om hun eten op te verbouwen. Ook gaan zij dieren houden, die zij later kunnen opeten. Men stopt met rondtrekken, maar blijft op één plek wonen. De jagers en verzamelaars veranderen in boeren. Bij de eerste boeren stond ook voor het eerst verschil in rijkdom omdat ze bezit hadden. De eerste boeren in Nederland woonden in Limburg.

Ac t

De oude Grieken

ie

fb

Eén van de bekendste boerenvolken is het Trechterbekervolk, zij bouwden de hunebedden in Drenthe. Zij worden het Trechterbekervolk genoemd omdat er bekers van hen zijn teruggevonden die de vorm van een trechter hebben. Ook in Groningen en Friesland gingen mensen wonen. Deze gebieden overstroomden vaak door de zee. Om hun huizen en dieren droog te houden, bouwden deze mensen heuvels. Deze heuvels worden terpen genoemd. De terpen en hunebedden zijn nu nog terug te vinden in ons landschap.

Ed

u'

Terwijl in Nederland de mensen nog in hutten wonen, ontwikkelt zich in Griekenland een hoog ontwikkelde samenleving, de Oude Grieken. Vanaf 3000 voor Christus wonen op het Griekse eiland Kreta de Minoërs. Zij handelen in vazen, wijn en olie en worden zo erg welvarend. Rond 800 voor Christus hebben zij al munten en kunnen zij al schrijven. De Oude Grieken bouwden al grote steden en tempels. De Grieken vonden de democratie uit, in Athene mochten alle mannen bijvoorbeeld meebeslissen over belangrijke zaken zoals oorlog. Maar belangrijke filosofen zoals Plato en Aristoteles hadden al belangrijke ideeën die invloed hebben gehad op ons denken van nu.

ig

ht

In Griekenland staan nog tempels uit de oudheid. In het Nederlands zijn woorden met een Griekse achtergrond. De Olympische Spelen zijn ook ontstaan in het oude Griekenland en vernoemd naar het Griekse plaatsje Olympia. Op het hoogtepunt van hun macht veroverden de Grieken gebieden in Italië, Frankrijk, Spanje en het Midden-Oosten. Griekenland werd in de derde en vierde eeuw veroverd door de Romeinen. Zij namen veel over van de Grieken zoals het toneel, de bouwkunst, de slavernij en de goden.

De oude Romeinen

C

op

yr

Net als de Grieken hadden de Romeinen een ontwikkelde samenleving. Aan het eind van de vierde eeuw na Christus ontstaat er chaos in het Romeinse rijk. Er ontstaan burgeroorlogen en er vallen geregeld Germaanse stammen het land binnen. In het jaar 410 wordt Rome geplunderd door de Visigoten. Dit wordt gezien als het eind van het Romeinse rijk. Over het ontstaan van Rome bestaat een mythe. De stad zou gesticht zijn door de broers Romelus en Remus. Deze broers werden door een wolvin opgevoed, nadat zij door hun oom - de koning van Alba - in de rivier de Tiber waren gegooid. Zeker is dat Rome omstreeks 750 voor Christus is ontstaan. In de vierde en derde eeuw voor Christus groeit het Romeinse rijk snel en beginnen de Romeinen Griekse koloniën te veroveren. Het duurt eeuwen voordat de Romeinen alle koloniën van de Grieken hebben veroverd. Rond 117 na Christus is het Romeinse rijk het grootst.

52


Theoriebron De prehistorie en oudheid

Romeinen in Nederland

.v

.

De Romeinen hebben ook een flink deel van Nederland veroverd. Het lukte niet om heel Nederland te bezetten. De grens die ook wel de limes wordt genoemd lag op de Rijn. Belangrijke Romeinse steden werden Maastricht, Nijmegen en Alphen aan de Rijn. In Nederland leefden de Germanen, een eenvoudig volk dat langs de Rijn woonde. De Germanen en de Romeinen waren vaak met elkaar in oorlog.

C

op

yr

ig

ht

Ed

u'

Ac t

ie

fb

De Romeinen hebben het schrift geĂŻntroduceerd in Nederland. Daarmee eindigde de prehistorie in Nederland. Het Romeinse Rijk werd steeds groter, in dit rijk waren ook christenen die hun geloof wilde verspreiden. Op deze wijze introduceerden de Romeinen het christendom in Nederland. In het begin vonden de Romeinen dit goed zolang de mensen de regels van de Romeinen hielden. Het christendom verspreidde zich snel, mede omdat volgens het christendom iedereen gelijk was. Dit ondermijnde de wetten uit het Romeinse rijk waardoor het christendom verboden werd. Toen keizer Constantijn zich echter bekeerde tot het christendom, werd dit de officiĂŤle godsdienst. In de middeleeuwen werd het christendom heel belangrijk in Nederland.

53


Theoriebron De vroegmoderne tijd

.

Theoriebron De vroegmoderne tijd

.v

Inleiding

ig

ht

Ed

u'

Ac t

ie

fb

In de middeleeuwen verklaarden men alles vanuit het geloof. Aan het eind van de middeleeuwen werd men kritischer en begon men zich meer dingen af te vragen. Het was tijd voor nieuwe ontdekkingen. De vroegmoderne tijd breekt aan en beslaat uiteindelijk drie tijdsvakken. Als eerste de tijd van ontdekkers en hervormers, in de periode 1500 - 1600. Daarna de tijd van regenten en vorsten, de gouden eeuw, in de periode 1600 - 1700. En ten slotte de tijd van pruiken en revoluties, in de periode 1700 - 1800.

De Nachtwacht van Rembrandt, het bekendste schilderij uit de gouden eeuw.

C

op

yr

Wetenschap wordt belangrijker

54

Vanaf ongeveer het jaar 1500 gaan mensen de wetenschap steeds belangrijker vinden. In de middeleeuwen verklaarde men alles vanuit het christelijk geloof. Ziekte en rampspoed waren een straf van God. Ging het juist goed, dan was God vast heel blij met hoe je leefde. Vanaf het jaar 1500 worden mensen kritischer, zij vinden dat de wetenschap gebaseerd moet worden op waarnemingen. Steeds meer kinderen gingen naar school en in 1575 werd in Leiden de eerste universiteit van Nederland opgericht. Lezen en schrijven was niet langer iets wat alleen de geestelijken konden. Belangrijk in deze periode was de filosoof Erasmus. Hij ontdekte dat er fouten stonden in de vertaling van de Bijbel. Hij maakte een nieuwe vertaling van de Bijbel, zodat mensen in hun eigen taal de bijbel konden lezen en hun mening konden vormen. Een andere bekende denker was de filosoof Spinoza, hij had veel kritiek op de Bijbel en accepteerde alleen kennis gebaseerd op de rede, het verstand.


Theoriebron De vroegmoderne tijd

Ontdekkingsreizigers

ie

Hervormers, Luther en Calvijn

fb

.v

.

In deze periode beginnen ook de ontdekkingsreizen. Men ging op zoek naar nieuwe landen om mee te handelen. Vooral de Spanjaarden en de Portugezen zijn hier heel actief in. De bekendste ontdekkingsreiziger is Christopher Columbus. Hij komt in 1492 aan in Amerika. Voor Columbus waren de Vikingen al in Amerika geweest, maar dit contact was weer verloren gegaan. Nadat Columbus Amerika ontdekt blijft het contact in stand. Columbus ontdekt Amerika bij toeval. Hij is eigenlijk op zoek naar een nieuwe route naar IndiĂŤ en denkt deze gevonden te hebben. Hij noemt de mensen die hij daar aantreft dan ook indianen, zo worden ze vandaag de dag nog steeds vaak genoemd.

Ed

u'

Ac t

Luther en Calvijn wilden de katholieke kerk hervormen tot het protestantisme (reformatie). Eeuwenlang was de katholieke kerk de enige christelijke kerk geweest. Nu kregen steeds meer mensen kritiek op het katholieke geloof. Zij werden hervormers genoemd, omdat zij de kerk wilden hervormen (veranderen). De hervormingen beginnen in 1517 als een monnik, Luther, 95 stellingen op de deur van een kerk in Duitsland spijkert. In die stellingen levert hij kritiek op de katholieke kerk. De paus zet hem hiervoor uit de kerk (in de ban). Luther krijgt echter steeds meer volgelingen, mensen die ook kritisch zijn op wat de kerk zegt. EĂŠn van deze mensen, Calvijn, krijgt veel volgelingen in Nederland. Ook Nederlandse edelen bekeerden zich tot het Calvinisme. De Nederlanden werden geregeerd door Filips II. Koning Filips II was zeer gelovig en wilde het katholieke geloof beschermen. Hij verbood het calvinisme. Mensen die zich toch bekeerden werden vervolgd.

Tachtigjarige oorlog

C

op

yr

ig

ht

In 1568 raakt Nederland, onder leiding van Karel V, in oorlog met Spanje, deze oorlog duurt 80 jaar. Steeds meer burgers bekeren zich tot het protestantisme (de hervormers). In 1566 wordt hun woede tegen de katholieke kerk zo groot, dat zij kerken bestormen en beelden en schilderijen vernielen. Er worden honderden heiligbeelden en andere religieuze objecten vernield. Dit wordt de beeldenstorm genoemd. Deze beeldenstorm was aanleiding voor de Tachtigjarige oorlog. Koning Filips II was hier zo boos over dat hij een grote troepenmacht naar Nederland stuurde. Deze troepenmacht moet de opstand onderdrukken. Maar de protestanten verzamelen zich, zij gaan zich geuzen noemen en beginnen te vechten tegen de Spanjaarden. Deze oorlog tussen Nederland en Spanje begint in 1568 en duurt tachtig jaar. Leider van de opstandelingen is Willem van Oranje. Hij wordt vermoord in 1584 in Delft. Over hem gaat ons volkslied 'Het Wilhelmus'. Hij is ook een verre voorouder van onze huidige koning. In 1648 wordt het verdrag van MĂźnster getekend. Hiermee eindigt de Tachtigjarige Oorlog en wordt de Republiek der Nederlanden geboren.

De gouden eeuw De periode van 1600-1700 wordt de gouden eeuw genoemd. Landen streefde naar absolute macht. In deze periode werd Nederland heel rijk. Dit was vooral te danken aan de scheepvaart en de handel. Toch was China sterker op het gebied van handel maar Nederland was goed in de stapelmarkt; het vasthouden van goederen tot de vraag steeg. De binnenstad van Amsterdam is in die tijd ontstaan. De rijke mensen wilden graag fijn wonen en lieten mooie huizen bouwen langs grachten die zij lieten graven. Via deze grachten konden goederen worden vervoerd, wat handig was voor handelaren. Voor mensen met minder geld werden

55


Theoriebron De vroegmoderne tijd

.

huisjes gebouwd in de Jordaan. Ook werd de nieuwe haven gegraven en werden in dat gebied pakhuizen en scheepswerven gebouwd. Veel van deze dingen kun je nu nog terugzien in Amsterdam. De rijkdom in de gouden eeuw begon al tijdens de Tachtigjarige Oorlog. Van 1609 – 1621 was er een wapenstilstand, het twaalfjarig bestand. Tijdens deze wapenstilstand konden schepen op zoek naar nieuwe handelsroutes.

.v

De Vereenigde Oost-Indische Compagnie (VOC)

Ac t

ie

fb

In 1602 richten de Staten-Generaal de VOC op, deze Vereenigde Oost-Indische Compagnie werd opgericht om te kunnen concurreren met de Portugezen bij de handel met Oost-Indië (nu Indonesië). De Portugezen hadden een vaarroute gevonden naar Oost-Indië, maar wilden deze route niet openbaar maken, waardoor zij de hele handel in specerijen in handen hadden. De schepen van de VOC ontdekten een andere route en begonnen ook handel te drijven in specerijen. In Oost-Indië verjoegen de Nederlanders de Portugezen, waardoor zij de hele handel in specerijen in handen kregen. De bekendste Nederlandse zeeheld is Michiel de Ruyter. Hij werd op den duur luitenant-admiraal, de hoogste baas van de marine. Hij stierf in 1676 op zee tijdens een oorlog. De VOC was het eerste bedrijf ooit dat aandelen uitgaf. Dit deden zij om de handelsreizen te bekostigen. Ook wordt de VOC gezien als de eerste multinational. Pas in 1799 hield de VOC op te bestaan. Zij heeft dus bijna 200 jaar bestaan.

u'

De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden

ig

ht

Ed

In 1648 wordt de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden opgericht. De Tachtigjarige Oorlog eindigt en Nederland wordt onafhankelijk van Spanje. De republiek bestaat uit de gewesten Holland, Zeeland, Utrecht, Gelre (nu Gelderland) Friesland, Groningen en Overijssel. Drenthe hoort ook bij de republiek, maar heeft geen stemrecht. Limburg en een groot deel van Brabant horen niet bij de republiek. De zeven gewesten waaruit Nederland in die tijd bestond vormen samen één land. Dit land wordt niet bestuurd door een koning. Elk gewest heeft zijn eigen bestuur. Uit dit bestuur wordt één persoon gekozen die plaats mag nemen in de Staten-Generaal. Deze Staten-Generaal bestuurt de republiek. Ook nu noemen we de Eerste en Tweede Kamer samen, nog steeds de Staten-Generaal. De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden was een vrij land. Hier mocht je geloven wat je wilde en zeggen wat je wilde. Dat was in die tijd erg bijzonder. Veel buitenlandse filosofen en wetenschappers lieten hun boeken dan ook drukken in Nederland.

C

op

yr

Pruiken en revoluties

56

Nederland werd aan het einde van de 17e eeuw veroverd door de Fransen en de Franse koning Lodewijk XIV droeg een pruik. Veel mannen gingen ook een pruik dragen omdat ze de koning als voorbeeld zagen, zij geloofden dat de koning zijn macht van God gekregen had. In 1715 werd de achterkleinzoon van Lodewijk XIV, Lodewijk XV op vijfjarige leeftijd tot koning gekroond. Hij was ontzettend verwend en kreeg dan ook veel kritiek. Filosoof Rousseau was het niet eens met de manier van regeren van Lodewijk XV, hij zei dat de koning zijn macht niet van God had gekregen maar zijn macht van het volk kreeg. Het was de taak van de koning om goed voor het volk te zorgen! Collega filosoof Voltaire voegde daaraan toe dat wanneer iemand zijn werk niet goed deed, ontslagen mocht worden, uiteindelijk werd Lodewijk XV dan ook ontslagen. Hij werd opgevolgd door Lodewijk XVI maar die wist na de mislukte oogsten en enorme staatsschulden geen rust te brengen in zijn koninkrijk. Er ontstonden steeds meer revoluties; het volk kwam in opstand.


Theoriebron Het model Didactische Analyse (DA) en kerndoelen geschiedenis

fb

.v

.

Theoriebron Het model Didactische Analyse (DA) en kerndoelen geschiedenis

ie

Inleiding

ig

ht

Ed

u'

Ac t

Wanneer je een geschiedenisles wilt geven, wil je daarmee iets bereiken (je doel). Je wilt dat de leerlingen aan het eind van de les iets geleerd hebben. Om dat te bereiken, moet je de les goed voorbereiden, dit kun je doen met behulp van het model Didactische Analyse (DA) van Van Gelder. Met dit model doorloop je acht stappen waarmee je een les kunt voorbereiden. De doelen in je geschiedenisles zijn afgeleid van de kerndoelen die zijn opgesteld voor het vak geschiedenis. Dit zijn de minimale eisen waaraan een leerling aan het eind van de basisschool moet voldoen.

yr

Didactiek: de regels en kunst van het onderwijzen.

C

op

Beginsituatie De beginsituatie is de situatie van de leerlingen voor de les. Voordat je een les gaat geven moet je weten wat de beginsituatie van de leerlingen is. Je moet de leerlingen kennen en weten wat zij al weten en kunnen. De beginsituatie kun je op verschillende manieren vaststellen. Het is goed om de groep te kennen. Dan weet je al wat de interesse van de leerlingen is en of ze goed kunnen samenwerken. Als je de groep niet goed kent kun je dit vragen aan een collega of, tijdens de stage, aan je stagebegeleider. Verder kun je kijken naar de toetsresultaten. Ook kun je een voorgesprek houden met de leerlingen. De beginsituatie heeft betrekking op de kennis van de leerlingen (wat weten ze al over het onderwerp), maar ook op het gedrag van de leerlingen (kunnen ze goed zelfstandig werken).

57


Theoriebron Het model Didactische Analyse (DA) en kerndoelen geschiedenis

Leerdoelen

u'

SMART formuleren van doelen.

Ac t

ie

fb

.v

.

Leerdoelen zijn de doelen die je wilt behalen met een les. Naast de beginsituatie, zijn ook de leerdoelen belangrijk bij het voorbereiden van de les. Wat wil je eigenlijk bereiken met de de les? De leerdoelen formuleer je zo concreet mogelijk, oftewel SMART.

ht

Ed

Bijvoorbeeld: aan het eind van de les kennen de kinderen de begrippen jagers-verzamelaars, boeren. Als je de leerdoelen concreet formuleert kun je bij de evaluatie ook toetsen of de leerdoelen zijn gehaald. Vaak zijn er ook wat meer algemene leerdoelen. Bij geschiedenis kan een leerdoel bijvoorbeeld zijn: de leerlingen worden zich bewust van de invloed van de geschiedenis op hun omgeving. Dit zijn algemene doelen, die niet zo direct te toetsen zijn. Alle geschiedenis lessen dragen bij aan het behalen van dit doel. Het is wel belangrijk dit soort doelen in de gaten te houden, zodat je lessen aan deze doelen blijven bijdragen.

ig

De onderwijsleersituatie

C

op

yr

De onderwijsleersituatie is de eigenlijke les. Wanneer je weet wat de beginsituatie van de leerlingen is en wat de leerdoelen zijn kun je gaan bepalen op welke manier je je les moet vormgeven om de leerdoelen te halen. Bij de onderwijsleersituatie zijn vijf onderdelen waar je rekening mee moet houden. 1. de inhoud : welke kennis of vaardigheden waar de les over gegeven wordt, met betrekking tot het leerdoel 2. de leeractiviteiten : de activiteiten van deelnemers die ervoor zorgen dat de kennis en vaardigheden onthouden, begrepen, geĂŻntegreerd en creatief toegepast worden 3. de didactische werkvormen : de werkwijzen waarmee leerdoelen worden bereikt, zoals een interactievorm, een opdracht, een samenwerkingsvorm, een spelvorm of een instructievorm 4. materiaal/media/hulp : welke materialen en hulpmiddelen heb je nodig om de activiteit uit te kunnen voeren Waar haal je deze en hoe ga je hiermee om? 5. de groepering : gaan de deelnemers in groepjes werken of individueel? Deze vijf onderdelen moeten met elkaar in samenhang zijn om een goede les te geven. Als de werkvormen niet passen bij de leerstof is de les niet effectief. Als de leeractiviteit luisteren is, groepeer je de leerlingen anders dan wanneer ze moeten samenwerken.

58


Theoriebron Het model Didactische Analyse (DA) en kerndoelen geschiedenis

Leeractiviteiten

Leren gericht op beheersing en inzicht

Onthouden Begrijpen

Leren gericht op beklijving, verankeren

Integreren

Leren gericht op wendbaar, flexibel gebruik

Creatief toepassen

.v

Hoofdleeractiviteiten:

fb

Vorm van leren:

.

Leeractiviteiten zijn activiteiten die de lerende moet uitvoeren om iets te kunnen leren. Onderwijskundigen Boekaars en Simons gebruiken drie vormen van leren met ieder zijn eigen hoofdleeractiviteiten.

Ac t

ie

Deze drie vormen lijken een logische volgorde te hebben: eerst moet je de stof onthouden en begrijpen (zodat je het beheerst), dan moet je het integreren in bestaande kennis (verankeren oftewel koppelen aan bestaande kennis) en vervolgens kun je het in een nieuwe situatie toepassen (wendbaar flexibel gebruik). De hoofdleeractiviteiten zijn onder te verdelen in specifieke leeractiviteiten: activiteiten die de deelnemers uitvoeren om de hoofdleeractiviteit onder de knie te krijgen. Uitleg:

Specifieke leeractiviteiten:

1. Onthouden

Gericht op het herinneren en onthouden van de aangeboden informatie

Luisteren, oefenen, lezen, beschrijven, benoemen, opzeggen, vertellen, definiĂŤren, stappen aangeven, aanwijzen

Ed

u'

Hoofdleeractiviteit:

ht

2. Begrijpen

C

op

yr

ig

3. Integreren

4. Creatief toepassen

Gericht op het in eigen woorden weergeven van de inhoud zodat je de samenhang ziet

BediscussiĂŤren, uitleggen, in eigen woorden weergeven, samenvatten, beredeneren, een verklaring geven, afleiden, grote lijnen aangeven, aangeven wat niet in het rijtje thuishoort

Gericht op het ophalen en activeren van (voor) kennis en het verbinden van nieuw verworven kennis aan de aanwezige kennis en ervaring

Vergelijken, een plan ontwikkelen, met elkaar in verband brengen, analyseren, voorspellen, beoordelen, aantonen, beargumenteren, laten zien hoe.., patroon vaststellen, tegen elkaar afzetten, analyseren

Gericht op het gebruiken van de kennis in een nieuwe, onbekende situatie

Selecteren, ontwerpen, evalueren, bouwen, ontwikkelen, besluiten op basis van argumenten, uitvinden, bewijzen voor conclusies aangeven

59


Theoriebron Het model Didactische Analyse (DA) en kerndoelen geschiedenis

Didactische werkvormen

.v

.

Een didactische werkvorm is de manier waarop de onderwijsleersituatie wordt ingericht. De didactische werkvorm die je kiest moet passen bij het onderwerp van de les. Ook moet de didactische werkvorm passen bij de leerlingen in de klas. Je moet zo veel mogelijk rekening houden met verschillen tussen leerlingen. Didactische werkvormen kun je onderverdelen in vijf categorieën:

ie

fb

1. instructievormen, bijvoorbeeld vertellen, voorlezen of demonstreren 2. interactievormen, hierbij wisselen de leerlingen onderling, of met de leerkracht ervaringen en kennis uit. Bijvoorbeeld bij een klassengesprek. 3. opdrachtvormen, hierbij krijgen de leerlingen taken die zij zelfstandig uitvoeren 4. samenwerkingsvormen, hierbij werken de leerlingen in groepjes of tweetallen 5. spelvormen, hieronder valt vrij spel, leerspel en rollenspel.

Ac t

Alle didactische werkvormen die hier beschreven staan kunnen terugkomen in een geschiedenisles. Het verhaal (instructiewerkvorm) is echter één van de meest voorkomende didactische werkvormen in een geschiedenisles.

Evaluatie

ht

Ed

u'

Aan het eind van de les evalueer je de les en kijk je of de leerdoelen zijn gehaald. Dit kan met en zonder de leerlingen. Zonder de leerlingen evalueer je je eigen handelen en de keuzes die je hebt gemaakt. Klopte de tijdplanning die je maakte, waren de werkvormen geschikt? Met de leerlingen kun je evalueren of de leerdoelen zijn gehaald. Dit kan door middel van een toets, maar leerlingen kunnen ook een presentatie houden, een werkstuk maken of een quiz spelen. Daarnaast kun je het proces met de leerlingen evalueren. Hoe verliep het samenwerken? Was er een goede taakverdeling gemaakt? Het is belangrijk de les te evalueren. Zo krijg je als leerkracht inzicht of de leerdoelen zijn gehaald en wat er eventueel nog herhaald moet worden. Ook is het belangrijk dat de leerlingen inzicht krijgen in hun eigen leerproces en welke leerstrategieën voor hun werken en wat hun sterke en zwakke punten zijn.

ig

De drie kerndoelen voor geschiedenis

C

op

yr

De kerndoelen beschrijven de zaken die alle leerlingen aan het eind van de basisschool geleerd moeten hebben. Er zijn drie kerndoelen die specifiek gelden voor het vak geschiedenis, opgesteld door de Canon van Nederland. 1. De leerlingen leren gebruik te maken van eenvoudige historische bronnen en ze leren aanduidingen van tijd en tijdsindeling te hanteren. 2. De leerlingen leren over kenmerkende aspecten van de volgende tijdvakken: jagers en boeren; Grieken en Romeinen; monniken en ridders; steden en staten; ontdekkers en hervormers; regenten en vorsten; pruiken en revoluties; burgers en stoommachines; wereldoorlogen en holocaust; televisie en computer. 3. De leerlingen leren over de belangrijke historische personen en gebeurtenissen uit de Nederlandse geschiedenis en kunnen die voorbeeldmatig verbinden met de wereldgeschiedenis. Deze kerndoelen zijn heel breed geformuleerd. De meeste geschiedenismethoden houden rekening met deze kerndoelen en wanneer een school werkt met een geschiedenismethode voldoet het meestal aan de kerndoelen.

60


Theoriebron Het model Didactische Analyse (DA) en kerndoelen geschiedenis

De tien tijdvakken

Jagers en boeren - prehistorie

tot 3000 v. Chr.

Grieken en Romeinen - oudheid

3000 v. Chr. - 500 n. Chr.

Monniken en ridders - vroege middeleeuwen

500 - 1000

Steden en staten - hoge en late middeleeuwen

1000 - 1500

Ontdekkers en hervormers renaissancetijd vroegmoderne tijd

1500 - 1600

Regenten en vorsten gouden eeuw vroegmoderne tijd

1600 - 1700

Pruiken en revoluties, eeuw van de verlichting - vroegmoderne tijd

1700 - 1800

Burgers en stoommachines, industrialisatietijd - moderne tijd

1800 - 1900

Wereldoorlogen - moderne tijd

1900 - 1950

.v

Periode

ie

fb

Tijdvak:

Ed

u'

Ac t

Artikel Tijdvakken, kenmerkende aspecten en kernbegrippen <

.

In de kerndoelen wordt gesproken over tijdvakken. Elk tijdvak heeft een naam gekregen naar de belangrijkste kenmerken van die tijd. Zie voor de kenmerken het schema in het Artikel Tijdvakken, kenmerkende aspecten en kernbegrippen van Gep Hoogendijk.

1950 - heden

C

op

yr

ig

ht

Televisie en computer - moderne tijd

61


Theoriebron De middeleeuwen

.

Theoriebron De middeleeuwen

.v

Inleiding

Ed

u'

Ac t

ie

fb

Nadat het Romeinse rijk uiteen gevallen was, volgen de middeleeuwen. De middeleeuwen bevat twee tijdvakken. Het eerste tijdvak is vroege middeleeuwen, dit is de tijd van monnikken en ridders in de periode 500 tot 1000. Het tweede tijdvak is de hoge en late middeleeuwen, de tijd van steden en staten in de periode 1000 - 15000.

De eerste kruistocht ging richting Jeruzalem, de bakermat van het jodendom en christendom, gelegen in het huidige Israël.

ht

De vroege middeleeuwen

ig

In de tijd van monniken en ridders was het Romeinse rijk verdeeld in verschillende koninkrijken. Nadat het Romeinse rijk gevallen was, vormden zich verschillende koninkrijken. In Nederland leven drie stammen, de Franken, de Friezen en de Saksen.

C

op

yr

De eerste koning van Nederland in de middeleeuwen was koning Clovis. Hij was koning van het Frankische rijk, dat zich uitstrekte tot het zuidelijk deel van Nederland. In de achtste eeuw wordt Karel de Grote keizer van een groot rijk dat zich uitstrekte over Duitsland, Frankrijk, delen van Italië en Spanje en Nederland. Voor boeren en handelaars was dit een zware tijd. In de tijd van de Romeinen hadden zij gebruik kunnen maken van de Romeinse technieken. Nu waren ze weer op zichzelf aangewezen. Ook was het Romeinse geld in één klap niets meer waard, waardoor er weer ruilhandel werd bedreven.

62


Theoriebron De middeleeuwen

Koningen en leenheren

Ac t

Monniken en kloosters

ie

fb

.v

.

In de middeleeuwen werd het land bestuurd door koningen en hun leenheren. Om hun land te kunnen besturen maakten de koningen in de middeleeuwen gebruik van een hofstelsel. Dit betekent dat de koning stukken land uitleende aan leenheren. Deze leenheren bestuurden het land en lieten boeren het land bewerken. De boeren waren te verdelen in twee groepen. De Horigen en de Vrijen. Horigen hadden weinig rechten, zij waren verplicht op het land van de leenheer te blijven wonen en werken en hun kinderen ook. In ruil daarvoor hoefden zij geen dienstplicht te vervullen en kregen zij bescherming van de landheer. De vrije boeren hadden hun eigen boerderijen maar pachten (huurden) vaak de grond van de leenheer. Deze pacht betaalden ze met een deel van de oogst. Ook betaalden zij door een dienstplicht. Zij moesten vechten in het leger van hun leenheer, hiervoor moesten zij hun eigen wapens betalen.

u'

De katholieke kerk had veel macht in de middeleeuwen. Om de steun van de katholieke kerk te krijgen liet koning Clovis zich dopen. De paus wilde graag dat er zo veel mogelijk christenen kwamen en stuurde daarom missionarissen naar de gebieden waar nog weinig christenen woonden. Ook naar de Nederlandse gebieden werden missionarissen gestuurd. De bekendsten zijn Willibrord en Bonifatius. Beiden probeerden zij de Friezen te bekeren. Voor Bonifatius liep dat slecht af. Hij werd vermoord als wraakactie door de Friezen, omdat hij een (voor hun) heilige eik had omgehakt.

ht

Ed

De katholieke kerk had veel macht in de middeleeuwen. Voor veel mensen was het christendom de enige manier waarop zij rampspoed als ziekte en rampen konden verklaren. Geestelijken, zoals monniken, nonnen en priesters waren de enige mensen die konden lezen en schrijven. Hierdoor werden geestelijken vaak adviseurs van de koningen en leenheren. Ook hadden zij veel kennis over kruiden en medicijnen, waardoor kloosters vaak als een soort ziekenhuis functioneerden en bezaten de kloosters veel land.

ig

Kruistochten

C

op

yr

Kruistochten waren militaire tochten waarbij westerse christenen heilig grondgebied wilde heroveren of behouden tegen de islam. Rond het jaar 1000 wordt de eerste kruistocht georganiseerd. Ridders trekken naar het Midden-Oosten om Jeruzalem te bevrijden van de 'ongelovigen'. In totaal zijn er negen kruistochten geweest. De laatste is in 1271. Er worden bloederige veldslagen uitgevochten tussen de moslims en de christenen. De katholieke kerk zegt dat het om een heilige opdracht gaat, maar is eigenlijk op zoek naar meer macht. Zij wil graag haar grondgebied uitbreiden. (In het Midden-Oosten is rond het jaar 610 de islam ontstaan. Een godsdienst die snel veel volgers krijgt in het Midden- Oosten.) Graag wil de katholieke kerk weer de macht hebben in Jeruzalem, waar het christendom is ontstaan. Ridders wilden graag mee op kruistocht, omdat de katholieke kerk hen beloofde dat al hun zonden vergeven worden en dat zij in de hemel komen. Iets waar veel middeleeuwers heel veel waarde aan hechten.

63


Theoriebron De middeleeuwen

Het ontstaan van steden

fb

.v

.

In de late middeleeuwen ontstaan de eerste steden. Doordat boeren betere technieken ontdekken, hebben zij een hogere opbrengst van hun land. Zo veel dat ze ook een deel kunnen verhandelen. Dit doen zij op markten die vaak ontstaan op kruispunten van wegen. Zo ontstaan kleine nederzettingen, die uitgroeien tot steden. De koning had in het begin van de middeleeuwen veel land uitgeleend wat hij nu weer terug wilde hebben om het goed te kunnen besturen. Er kwamen namelijk ook steeds meer edelen in opstand tegen de koning. De koning wil hier een einde aan maken en gaat het koninkrijk besturen vanuit een centraal punt, de hoofdstad.

Ac t

Het ontstaan van staten

ie

In de middeleeuwen ontstonden ook de Hanzesteden. Dit zijn steden aan de Oostzee en Noordzee die lid waren van een samenwerkingsorganisatie, ze werkten samen omdat er veel concurrentie was. Ze beloofden elkaars schepen en handel te beschermen. Bekende Hanzesteden zijn Deventer, Kampen en Zwolle.

Ed

u'

Doordat koningen steeds meer aaneengesloten grondgebied verwierven en daar een krachtig bestuur voor organiseerden ontstonden de eerste staten. Een gebied werd als eenheid bestuurd, vanuit ĂŠĂŠn hoofdstad. Er ontstaat een standenmaatschappij, de samenleving is verdeeld in groepen (standen), met elk hun eigen plaats in de maatschappij. Bovenaan in deze maatschappij staat de koning. Daaronder komt de geestelijkheid. De kerk had dus veel macht. Onder de geestelijkheid komen de edelen en onderaan komen de burgers.

C

op

yr

ig

ht

Er ontstonden parlementen, volksvertegenwoordigers van de drie standen, en de Staten-Generaal, om afspraken te maken over geld. De eerste staten die ontstonden waren Engeland en Frankrijk.

64


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.