9789037240788 didactiek en het motiveren van leerlingen

Page 1

.v .

Cursus

co

py

rig

ht

Ed

u'

Ac

tie

fb

Didactiek en motiveren van leerlingen


Colofon

.v .

Uitgeverij: Edu’Actief b.v. 0522-235235 info@edu-actief.nl www.edu-actief.nl

fb

Auteur: Annemieke Loos

Titel: Didactiek en het motiveren van leerlingen

Ac

ISBN: 9789037240788

tie

Inhoudelijke redactie: Floortje Vissers

Bronvermelding: Bronvermelding bij Afbeelding ‘21ste-eeuwse vaardigheden’: © SLO, nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling, Enschede ©

Ed

u'

Edu’Actief b.v. 2016 Behoudens de in of krachtens de Auteurswet gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

ht

Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h Auteurswet dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in compilatiewerken op grond van artikel 16 Auteurswet kan men zich wenden tot de Stichting PRO (www.stichting-pro.nl).

co

py

rig

De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden. Door het gebruik van deze uitgave verklaart u kennis te hebben genomen van en akkoord te gaan met de specifieke productvoorwaarden en algemene voorwaarden van Edu’Actief, te vinden op www.edu-actief.nl.


Inhoudsopgave Over deze cursus

9

De taxonomie van Bloom

17

Didactische werkvormen

22

Model Didactische Analyse Van Gelder Pedagogisch klimaat

47

42

Ac

Reflecteren

28

34

Leren in vijf dimensies van Marzano

fb

Didactiek en motivatie

.v .

7

tie

OriĂŤntatie

4

48

Theoriebron Taxonomie van Bloom

51

u'

Theoriebron Didactiek en motivatie

Theoriebron Didactische werkvormen

54

Ed

Theoriebron Model Didactische Analyse Van Gelder Theoriebron Pedagogisch klimaat

57

60

63

co

py

rig

ht

Theoriebron Leren in vijf dimensies van Marzano

3


Over deze cursus

Over deze cursus

.v .

Inleiding

u'

Ac

tie

fb

In deze cursus leer je over didactiek en motivatie. Didactiek noemen we ook wel onderwijskunde. Het is de kunst van het onderwijzen. Je leert wat didactiek is en hoe en waarvoor je didactiek kunt gebruiken. Je leert over modellen die je kunt inzetten om kennis en vaardigheden over te brengen aan leerlingen. Zo maak je kennis met de taxonomie van Bloom en de vijf dimensies van leren van Marzano. Ook leer je over verschillende werkvormen, zoals samenwerkingsvormen, instructievormen en spelvormen. Onderwijzen lukt alleen als leerlingen ook zin hebben om te leren. Daarom leer je in deze cursus over motivatie.

Ed

Gemotiveerde kinderen leren graag

Leerdoelen

py

rig

ht

Je hebt kennis van: • didactiek en motivatie • de taxonomie van Bloom met de bijbehorende leerniveaus en de toepassing in de praktijk • didactische werkvormen en de toepassing in de praktijk • het Model van Didactische Analyse van Van Gelder • de basisbehoeften van leerlingen: competentie, autonomie en relatie, het zogenaamde CAR-model voor het pedagogisch klimaat en de toepassing in de praktijk • het leren in vijf dimensies van Marzano en de toepassing in de praktijk.

co

Beoordelingsformulier <

4

Beoordeling Aan het eind van de cursus wordt je parate kennis beoordeeld met een toets. Je praktische beheersing van de leerdoelen wordt getoetst met twee beroepsproducten. Deze worden beoordeeld op inhoud (producteisen) en op de uitvoering (processtappen). Ander belangrijke punten bij de beoordeling zijn: actieve deelname aan de lessen en een nette uitwerking van de opdrachten in goed Nederlands. Je vindt ze bij elkaar in het beoordelingsformulier.


Over deze cursus

Planning Een beroepsproduct maken kost tijd. Daarom moet je dit goed plannen. Lees eerst de opdracht van het beroepsproduct goed door en vul daarna het planningsformulier in. Neem ook de andere opdrachten van deze cursus op in je totale planning. Zo voorkom je dat je in tijdnood komt.

.v .

Planningsformulier <

fb

Beroepsproduct 1: Vijf dimensies van leren op de opleiding

tie

Je gaat samen met een medestudent een les van jouw opleiding onderzoeken. Jullie bepalen samen welke les van welk vak jullie kiezen. De gekozen les splitsen jullie uit naar de vijf dimensies van leren volgens Marzano. Hiervan schrijven jullie een verslag.

Ac

Plan een datum waarop je dit beroepsproduct inlevert. Vul deze datum in op je planningsformulier.

Processtappen

u'

ht

Maak een planning en een taakverdeling. Lees de theoriebron Leren in vijf dimensie van Marzano (nog eens) door. Bedenk samen welke les van welke docent jullie gaan onderzoeken. Stel de docent op de hoogte van jullie plan tot onderzoek. Beschrijf kort de inhoud (de leerstof) van de les. Werk elke dimensie van leren uit. Maak een onderverdeling van de vijf dimensies. Beoordeel de les. Komen alle dimensies aan bod? Waarom wel, waarom niet? Trek hieruit een conclusie. Maak een verslag van jullie samenwerking en aanpak. Evalueer de samenwerking met de vijfde dimensie van Marzano. Maak een verdeling naar zelfregulatie, creatief denken en kritisch denken.

Ed

• • • • • • •

rig

Laat elke processtap goedkeuren door je docent, voordat je verdergaat met de volgende processtap.

co

py

Eisen aan het beroepsproduct Het verslag heeft de volgende onderdelen: • een omschrijving van de leerstof van de gekozen les • uitwerking eerste dimensie van leren • uitwerking tweede dimensie van leren • uitwerking derde dimensie van leren • uitwerking vierde dimensie van leren • uitwerking vijfde dimensie van leren • conclusie naar aanleiding van jullie onderzoek • verslag over jullie eigen samenwerking. Het verslag bestaat uit minimaal drie pagina’s.

5


Over deze cursus

Beroepsproduct 2: Informatieboekje motivatie

.v .

Je maakt samen met een medestudent een informatieboekje over motivatie van leerlingen. In het boekje omschrijven jullie wat motivatie is en het belang van motivatie. Ook staan er in het boekje praktische handreikingen om leerlingen te motiveren. Je kunt dan bijvoorbeeld denken aan motivatie- en concentratiespellen.

fb

Plan een datum waarop je dit beroepsproduct inlevert. Vul deze datum in op je planningsformulier.

Processtappen

u'

Ac

tie

Maak een planning en een taakverdeling. • Lees de theoriebronnen nog eens scannend (vluchtig) door. Kijk vooral naar de tekst die gaat over motivatie van leerlingen. • Omschrijf samen wat motivatie van leerlingen is. • Omschrijf samen het belang van motivatie. • Ga op onderzoek uit. Je kunt het internet gebruiken. Of tips en ideeën die jij tijdens deze cursus hebt gekregen. Je gaat op zoek naar lesideeën, werkvormen en spellen die leerlingen motiveren. • Kies met elkaar tien lesideeën, werkvormen en spellen uit. • Werk deze uit in het informatieboekje. • Overleg met je docent hoe jullie het boekje presenteren. Bied je het aan iemand aan? Presenteren jullie het boekje voor medestudenten. Wisselen jullie de boekjes uit met medestudenten?

Ed

Laat elke processtap goedkeuren door je docent, voordat je verdergaat met de volgende processtap.

Eisen aan het beroepsproduct

co

py

rig

ht

Het informatieboekje heeft de volgende onderdelen: • een inleiding met daarin een beschrijving over wat motivatie is en het belang van motivatie van leerlingen • tien uitgewerkte lesideeën, werkvormen en spellen die leerlingen motiveren • Beschrijf bij de lesideeën: het leerjaar, het vak, de beginsituatie, de SMART leerdoelen en de onderwijswijsleersituatie. Het model Didactische Analyse van Van Gelder is jullie uitgangspunt. • verzorgde opmaak met een inhoudsopgave, paginanummering en goed Nederlands • passend beeldmateriaal (foto, strip, plaatje) • een voor- en achterkant.

6


Oriëntatie

Oriëntatie Opdracht 1

Fijne groep, fijne opleiding

.v .

Als leerlingen zich prettig voelen in een groep en op school, helpt dat mee om te kunnen leren en presteren. Je prettig voelen in je groep en op de opleiding heeft te maken met een goed pedagogisch klimaat.

fb

Wat is een goed pedagogisch klimaat, volgens jou? Maak de zin af. Weet je niet goed wat een pedagogisch klimaat is? Zoek dan op internet naar de betekenis. Of overleg in een groepje. Of kijk in een van de theoriebronnen.

Ac

tie

a. Een goed pedagogisch klimaat is een klimaat waarin leerlingen …

Ed

u'

Je gaat het pedagogisch klimaat van jouw groep en opleiding in beeld brengen. Maak hierover met elkaar en je docent afspraken. Zo blijft het voor iedereen duidelijk en prettig. Maak met een mobiel vijf foto’s op de opleiding. De foto’s laten zien waarom jullie graag naar de opleiding komen. Jullie kunnen denken aan je favoriete lokaal, docent, werkvormen bij de opleiding, zoals onderzoek doen of samenwerken. Denk ook aan plekken bij de opleiding, zoals de mediatheek of een praktijklokaal.

ht

Schrijf voor elke foto die jullie gemaakt hebben een bijschrift. Maak gebruik van de volgende woorden in de bijschriften: interesse/belevingswereld/ontspannen/veilig/zelfstandigheid/sfeer/acceptatie/zelfvertrouwen/ samenwerken en rekening houden met elkaar.

rig

b. Bijschrift foto 1.

co

py

c. Bijschrift foto 2.

d. Bijschrift foto 3.

e. Bijschrift foto 4.

7


Oriëntatie

f. Bijschrift foto 5.

Talent.nl Bekijk het filmpje Mederegisseur van je eigen leerproces.

Filmpje Mederegisseur van je eigen leerproces <

fb

Opdracht 2

.v .

Print de foto’s, hang ze op, of maak er een mini-Prezi of PowerPoint van. Bespreek de foto’s klassikaal, samen met de docent.

tie

a. Wat vind je van de manier van lesgeven op de school Talent.nl in Meppel?

Ac

b. Op welke manier houden leerlingen op Talent.nl hun eigen ontwikkeling en leervorderingen bij? Geef drie voorbeelden. 1. 2.

u'

3.

Ed

Een goed pedagogisch klimaat voldoet aan drie behoeften van een leerling. De leerling wil het gevoel hebben dat hij iets kan (ik kan het), dat hij het zelf kan (ik kan het zelf) en dat hij erbij hoort (ik hoor erbij). Geef bij elke behoefte een voorbeeld uit het filmpje.

ht

c. Ik kan het.

rig

d. Ik kan het zelf.

co

py

e. Ik hoor erbij.

8


Didactiek en motivatie

Didactiek en motivatie

.v .

Inleiding

fb

Hoe zorgt een leerkracht ervoor dat leerlingen iets leren? Dat leerlingen onthouden wat ze leren? En dat ze het geleerde ook kunnen toepassen? Alles wat een leerkracht doet om het leren van leerlingen mogelijk te maken, hoort bij didactiek. Je kunt denken aan een fijne leeromgeving, een goede lesopbouw en het motiveren van leerlingen. Een goede didactiek is onlosmakelijk verbonden met de motivatie van leerlingen. Een ander woord voor didactiek is onderwijskunde.

Doelstellingen

ht

Ed

u'

Ac

tie

Je kunt: • de betekenis en het belang van didactiek uitleggen • het verschil tussen algemene didactiek en vakdidactiek uitleggen en voorbeelden geven • het begrip motivatie uitleggen • de zes factoren benoemen die samenhangen met de motivatie van leerlingen • de betekenis van de zes factoren die samenhangen met de motivatie van leerlingen uitleggen met een voorbeeld.

Bij didactiek hoort het motiveren van leerlingen.

Jouw tijd op de basisschool

rig

Opdracht 1

co

py

Misschien denk je weleens terug aan je eigen tijd op de basisschool, bijvoorbeeld aan een meester of juf. Je denkt dan aan zijn of haar kwaliteiten. Didactiek, ook wel onderwijskunde genoemd, hangt samen met een goede leerkracht. In deze opdracht kijk je naar competenties van een goede leerkracht. a. Wie was jouw favoriete meester of juf?

b. Welke competenties had jouw favoriete meester of juf. Zet een X in de tabel. Competenties van mijn favoriete leerkracht: betrekt alle kinderen in een gesprek en houdt ze bij het onderwerp door ze vragen te stellen en aan te spreken is betrokken en enthousiast geeft uitleg in overzichtelijke stappen

9


Didactiek en motivatie

Competenties van mijn favoriete leerkracht: houdt tijdens de les overzicht over de gehele groep benoemt succeservaringen

betrekt kinderen actief bij het opstellen en bijstellen van afspraken verdeelt de beurten gelijk en bewaakt de beurtruimte

fb

stimuleert gewenst gedrag door bijvoorbeeld het geven van complimenten

.v .

luistert actief door het gevoel en de gedachten van het kind te benoemen

maakt zelf lesmateriaal

zorgt voor een ontspannen sfeer

tie

kan op een veilige en efficiënte manier een deel van het lokaal inrichten als een stimulerende speel-/leeromgeving en houdt daarbij rekening met de interesses van het kind

Ac

maakt het kind steeds meer zelf verantwoordelijk

houdt rekening met tempo- en niveauverschillen van individuele kinderen herkent en respecteert cultuurverschillen tussen school- en thuismilieu

Ed

u'

c. Wat of wie zorgde er op school voor dat jij kon leren?

ht

d. Welke docent op jouw huidige opleiding waardeer jij het meest?

py

rig

e. Waarom waardeer je juist die docent?

co

Opdracht 2

Filmpje een veilig klimaat in de klas <

Een veilig klimaat Bij didactiek of onderwijskunde draait het steeds om drie dingen: de leerkracht, de leerling en de leerstof. Wanneer deze drie dingen goed op elkaar zijn afgestemd, komt een leerling tot leren. Dit alles vindt plaats in een prettige leeromgeving. De leraar zorgt ervoor dat de omgeving voor de leerling in orde is. Op deze manier kan de leerling leren en presteren. Een fijne leeromgeving heet ook het pedagogisch klimaat. a. Bekijk het filmpje ‘Een veilig klimaat in de klas’. Geef tien tips over een veilig klimaat. Gebruik de tips van de leerkrachten uit het filmpje. Beschrijf deze tips in een Word document.

10


Didactiek en motivatie

fb

.v .

b. Welke tip spreekt jou het meest aan? Waarom vind je dat? Leg je antwoord uit.

Algemene didactiek en vakdidactiek

u'

Opdracht 3

Ac

tie

c. Wat heeft een veilig klimaat te maken met didactiek? Vergelijk je antwoorden met een medestudent. Wat zijn de overeenkomsten en wat zijn de verschillen tussen jullie antwoorden? Leg je antwoord uit.

Gebruik bij deze opdracht de Theoriebron Didactiek en motivatie. De volgende vragen gaan over didactiek.

Ed

Theoriebron Didactiek en motivatie <

ht

a. Uit welke onderdelen bestaat algemene didactiek?

c. Uit welke onderdelen bestaat vakdidactiek?

co

py

rig

b. Geef drie voorbeelden van didactische werkvormen. Schrijf achter elke didactische werkvorm een voorbeeld. Maak hierbij gebruik van het internet.

11


Didactiek en motivatie

Opdracht 4

Bekijk de Kerndoelenposter van de Stichting Leerplan Ontwikkeling. a. Schrijf drie kerndoelen op die te maken hebben met jezelf en de wereld.

fb

.v .

Kerndoelenposter <

Kerndoelen

Ed

u'

Ac

tie

b. Schrijf drie kerndoelen die jou interessant lijken om met leerlingen aan te werken.

ht

c. Wat hebben de kerndoelen te maken met didactiek? Leg je antwoord uit.

rig

d. Omschrijf in je eigen woorden het verschil tussen algemene didactiek en vakdidactiek.

Opdracht 5

py

Applicatie Zesjescultuur <

Waar kom jij je bed voor uit? Bekijk de applicatie Zesjescultuur. a. Wat is een zesjescultuur? Je mag het internet gebruiken om achter de betekenis van het woord te komen.

co

Website Coggle <

12

b. Waar is deze app voor bedoeld?


Didactiek en motivatie

c. Wat vind jij van deze app?

fb

.v .

d. Leer jij alleen om precies een voldoende te halen? Met andere woorden, heb jij een ‘zesjesmentaliteit’? Of juist niet? Leg je antwoord uit.

Wat leerlingen motiveert

u'

Opdracht 6

Ac

tie

e. Het motiveren van leerlingen is een belangrijke taak van de leerkracht. Motivatie hangt samen met didactiek. Wat is motivatie volgens jou? Waar denk jij aan bij het begrip motivatie? Wat of wie motiveert jou om je bed uit te komen en naar deze opleiding te gaan? Maak hierover een mindmap met behulp van Coggle. Print je mindmap uit en bespreek deze met een medestudent. Wat zijn de overeenkomsten en wat zijn de verschillen tussen jullie mindmaps?

Lees nogmaals de Theoriebron Didactiek en motivatie. In de theoriebron lees je dat het beleven van of het vieren van succes enorm motiverend werkt.

Ed

Theoriebron Didactiek en motivatie <

ht

a. Welke zes factoren spelen een rol bij het motiveren van leerlingen?

co

py

rig

b. Waarom is het belangrijk om leerlingen te motiveren?

13


Didactiek en motivatie

Vier successen!

fb

.v .

Opdracht 7

Een placemat voor de placemat-werkvorm.

Ed

u'

Ac

tie

Ga met drie medestudenten in een groep zitten. Leg in het midden de placemat neer. Je kunt een placemat van het internet downloaden en deze printen. Of maak er zelf één op een groot vel papier. De vraag waaraan jullie gaan werken, is: hoe kun je successen in de klas vieren? Iedereen krijgt drie minuten denktijd. Je praat niet met elkaar. Je schrijft in één van de vier vakken je ideeën of mening op. Let op! Het vak in het midden blijft nu nog leeg! Als iedereen wat in zijn vak heeft ingevuld, krijgt iedereen om de beurt de kans zijn ideeën en mening toe te lichten. Dit heet de ’rondpraat’. Stel elkaar na de rondpraat vragen, zodat jullie kunnen komen tot één gezamenlijk antwoord op de vraag: hoe kun je successen in de klas vieren? De ideeën en meningen, die jullie als groep hebben bedacht, kun je in het midden opschrijven. Wat is jullie antwoord op de vraag?

Jeffrey heeft geen zin

ht

Opdracht 8

co

py

rig

Jeffrey komt al een paar dagen te laat op school. Hij komt het lokaal binnen nét nadat de bel is gegaan. De leerkracht heeft de deur van de klas al dichtgedaan. Terwijl Jeffrey binnenkomt, verontschuldigt hij zich. Maar omdat het onrustig is bij het starten van de schooldag, is niet te verstaan wat Jeffrey nou precies zegt. Tijdens instructies dwaalt Jeffrey af. Bij het werken is hij niet vooruit te branden. De leerkracht begint zich steeds meer te ergeren aan Jeffrey. Aan het eind van de schooldag schiet de leerkracht uit zijn slof. Hij zegt tegen hem: ‘Let nou toch eens op! Je doet helemaal niet mee met de les! En je was vanochtend alweer te laat. Hoelang gaat dit gedoe nog duren?!’

14

a. Denk jij dat Jeffrey in staat is om te leren? Leg je antwoord uit.


Didactiek en motivatie

b. Aan welke factor van motivatie moet de leerkracht aandacht besteden, denk jij? Let op! Er zijn meerdere antwoorden mogelijk.

fb

.v .

succesbeleving individuele aanspreekbaarheid feedback, kennis van de resultaten betekenis geven interesse in de leerling en veiligheid positieve benadering

Ac

tie

c. Hoe zou jij de situatie met Jeffrey aanpakken? Geef drie tips voor de leerkracht van Jeffrey.

Opdracht 9

Ed

u'

d. Wat is er volgens jou aan de hand met Jeffrey?

Motivatie en complimenten

a. Bekijk de volgende stellingen over motivatie. Welke stellingen zijn waar? Welke zijn niet waar? Zet een X op de goede plek in de tabel. Waar

Niet waar

ht

Stelling Je kunt het beste als leerkracht maar vaak ‘let nou eens op’ zeggen om leerlingen te motiveren om op te letten.

co

py

rig

Het is voor een leerling prettig als de leerstof moeilijk is. Pittige opdrachten en grote uitdagingen werken extra motiverend. Als leerlingen zich serieus genomen voelen, zijn ze gemotiveerd om te leren en te werken. Voor leerlingen is het niet belangrijk om te weten waarom ze iets leren. Als ze maar goed scoren op de toets. Als iemand steeds fouten maakt, kun je daar heus weleens om lachen met de hele groep. Zorg ervoor dat leerlingen succes hebben door hen zelf problemen te laten oplossen. De leerkracht kan dit begeleiden door mee te denken en complimenten te geven. In een veilig leerklimaat mag je fouten maken.

15


Didactiek en motivatie

u'

Ac

tie

fb

.v .

b. Vergelijk jouw antwoorden uit de tabel met een medestudent. Welke antwoorden verschillen? Leg uit hoe dat kan.

Ed

Een voorbeeld voor gratis complimentjes.

ht

c. Bekijk het voorbeeld met de gratis complimenten. Hoe zou je dit in de klas kunnen inzetten?

co

py

rig

Schrijf voor je medestudenten tien complimenten op. Maak iets geweldigs van je complimenten. Je kunt hiervoor Word gebruiken, zoals in het voorbeeld. Of je schrijft met je mooiste handschrift de complimenten op gekleurd papier. Of pak ze in als een cadeautje. Deel af en toe een complement uit! Veel plezier!

16


De taxonomie van Bloom

De taxonomie van Bloom

.v .

Inleiding

fb

Benjamin Bloom was een Amerikaanse onderwijspsycholoog. Hij leefde van 1913 tot 1999. Gedurende zijn leven werkte hij aan de Universiteit van Californië. Ook heeft hij verschillende regeringen van landen, zoals Israël en India, op het gebied van onderwijsontwikkeling geadviseerd. Bloom heeft een model ontwikkeld waarmee het leerniveau leerlingen kan worden vastgesteld. Het model wordt de taxonomie van Bloom genoemd en wordt wereldwijd gebruikt.

tie

Doelstellingen

py

rig

ht

Ed

u'

Ac

Je kunt: • de betekenis van de taxonomie van Bloom uitleggen • het belang van de taxonomie van Bloom uitleggen • de zes leerniveaus van Bloom uitleggen en de verschillen benoemen • voorbeelden geven om de zes leerniveaus van Bloom in de praktijk te brengen.

Opdracht 1

co

Theoriebron Taxonomie van Bloom <

De taxonomie van Bloom.

Hoger of lager? a. In deze opdracht ga je aan de slag met hogere orde denken en lagere orde denken. Leg in je eigen woorden de betekenis uit van de taxonomie van Bloom.

17


De taxonomie van Bloom

b. Waar horen de volgende voorbeeldvragen- en opdracht? Horen ze bij ‘hogere orde denken’? Of horen de voorbeeldvragen bij ‘lagere orde denken’? Zet een X op de juiste plaats in de tabel.

Hogere orde denken

Hoe kunnen we met behulp van een plattegrond naar de toiletten in de dierentuin lopen?

Wie is momenteel de beste vlogger en waarom?

tie

Welke milieurisico's brengt plastic afval met zich mee?

fb

Hoe planten kikkers zich voort?

Lagere orde denken

.v .

Voorbeeldvragen

Ac

Schrijf een verhaal voor de website van de school over de Cito-toets. Wie was Napoleon Bonaparte en wat was zijn rol in de Nederlandse geschiedenis?

u'

Bij welk leerniveau horen de vragen en de opdracht? Je kunt kiezen uit: onthouden/begrijpen/toepassen/analyseren/evalueren/creëren.

Ed

c. Hoe planten kikkers zich voort?

d. Hoe kunnen we met behulp van een plattegrond naar de toiletten in de dierentuin lopen?

ht

e. Welke milieurisico's brengt plastic afval met zich mee?

rig

f. Wie is de beste vlogger en waarom?

co

py

g. Schrijf een verhaal voor de website van de school over de Cito-toets.

18

h. Wie was Napoleon Bonaparte en wat was zijn rol in de Nederlandse geschiedenis?


De taxonomie van Bloom

Opdracht 2

Zelf vragen bedenken a. Bekijk het filmpje ‘Slimme kinderen uitdagen’. Functioneren de leerlingen uit het filmpje op het niveau van lagere orde denken of op het niveau van hogere orde denken? Leg je antwoord uit.

fb

.v .

Filmpje slimme kinderen uitdagen <

Belang van Bloom

Ac

Opdracht 3

tie

b. Vergelijk je antwoorden met een medestudent. Wat zijn de overeenkomsten en wat zijn de verschillen? Leg je antwoord uit.

a. In de theoriebron staat: ‘De taxonomie geeft richting voor het formuleren van leerdoelen. Op die manier kan de leerkracht leerdoelen koppelen aan werkvormen en de aanpak in de groep.’ Leg in je eigen woorden uit wat dit betekent.

Ed

u'

Theoriebron Taxatie van Bloom <

ht

b. Waarom is de taxonomie van Bloom belangrijk bij de benadering van de leerling?

Zes leerniveaus

rig

Opdracht 4

Leg in je eigen woorden de zes leerniveaus van Bloom uit. Maak gebruik van de Theoriebron Taxonomie van Bloom. a. Onthouden

co

py

Theoriebron Taxonomie van Bloom <

b. Begrijpen

19


De taxonomie van Bloom

.v .

c. Toepassen

tie

fb

d. Analyseren

Ac

e. Evalueren

Kun jij het toepassen ?!

Bekijk het filmpje ‘De eerste boeren’. Bedenk voor elk leerniveau een gepaste vraag of opdracht met betrekking tot het filmpje.

ht

Opdracht 5

Ed

u'

f. Creëren

a. Onthouden

co

py

rig

Filmpje De eerste boeren <

b. Begrijpen

c. Toepassen

d. Analyseren

20


De taxonomie van Bloom

e. Evalueren

Zes niveaus van leren en Bloom

fb

Opdracht 6

.v .

f. CreĂŤren

In deze opdracht zoek je bij elk leerniveau een geschikte verwerkingsopdracht uit. Van elke verwerkingsopdracht geef je een korte omschrijving. Bijvoorbeeld, bij het leerniveau creĂŤren kan de leerling een kunstwerk maken. In het geval van het voorbeeld omschrijf je wat een kunstwerk is. Zo geef je voor alle leerniveaus een voorbeeld van een opdracht en omschrijf je die. Je kunt de voorbeelden illustreren met een foto of een plaatje.

tie

Theoriebron Taxonomie van Bloom < Website Easel.ly <

u'

Ac

a. Benoem een voordeel en een nadeel van de verwerkingsopdracht die je gekozen hebt. Deze gegevens verwerk je in een poster met behulp van Easel.ly. Maak de poster en print deze uit. Bespreek de poster met een medestudent, komen alle niveaus terug in de poster?

Opdracht 7

Het Museon

Bekijk de website van het Museon, een museum in Den Haag.

ht

Website Museon <

Ed

b. Wat zijn de verschillen en de overeenkomsten tussen jullie posters? Leg je antwoord uit.

rig

a. Op welk leerniveau worden de bezoekertjes van het museum aangesproken? Leg je antwoord uit.

co

py

b. Bedenk een opdracht voor de bezoekertjes om hun bezoek aan het Museon te evalueren.

21


Didactische werkvormen

Didactische werkvormen

.v .

Inleiding

fb

Didactische werkvormen zijn de werkwijzen waarmee onderwijsdoelen kunnen worden bereikt. Als de leerkracht kiest voor een bepaalde didactische werkvorm, of onderwijsvorm, moet hij met veel dingen rekening houden. Wat wil hij de leerlingen leren? Op welke manier kan dat in bepaalde situaties het best? Is zijn rol groot, of laat hij juist de leerlingen een actieve rol spelen? Of kiest hij voor een tussenvorm, waarbij de rol van de leerkracht en de leerlingen even groot is?

tie

Doelstellingen

ht

Ed

u'

Ac

• Je kunt de betekenis van didactische werkvormen uitleggen. • Je hebt kennis van docentgestuurde werkvormen, kunt uitleggen wanneer je hiervoor kiest en kunt voorbeelden geven. • Je hebt kennis van werkvormen met gedeelde sturing, kunt uitleggen wanneer je hiervoor kiest en kunt voorbeelden geven. • Je hebt kennis van leerlinggestuurde werkvormen, kunt uitleggen wanneer je hiervoor kiest en kunt voorbeelden geven.

rig

Leerlinggestuurde werkvorm; gezamenlijk een tekst voorbereiden.

Opdracht 1

co

py

Theoriebron Didactische werkvormen <

22

Wat hoort waar? Je hebt gelezen over verschillende didactische werkvormen. a. Leg in je eigen woorden de betekenis van didactische werkvormen uit.


Didactische werkvormen

fb

.v .

Bekijk de foto’s. Welke didactische werkvorm hoort bij de foto?

u'

Ac

tie

b.

co

py

rig

ht

Ed

c.

d.

23


.v .

Didactische werkvormen

u'

Ac

tie

fb

e.

Ed

f.

ht

g. Kijk nog eens naar de foto’s met de didactische werkvormen. Bij welke didactische werkvorm is de rol van de leerkracht het grootst? Leg je antwoord uit.

Leerkrachtgestuurd

rig

Opdracht 2

a. Bedenk drie vragen over de theoriebron didactische werkvormen. Twee vragen zijn open vragen, de andere vraag is een gesloten vraag. Laat de vragen beantwoorden door een medestudent. Bespreek jullie antwoorden met elkaar.

py

Theoriebron Didactische werkvormen <

co

Filmpje Volledige instructie - po <

b. Bekijk het filmpje Volledige instructie – po. Voor welke didactische werkvorm kiest juf Sandra in het begin van het filmpje?

24


Didactische werkvormen

Opdracht 3

.v .

c. Waarom kiest juf Sandra voor deze didactische werkvorm?

Flipping the classroom

a. Lees het artikel Flipping the classroom. Leg in je eigen woorden uit wat flipping the classroom is.

tie

fb

Artikel Flipping the classroom. <

u'

Ac

b. Is flipping the classroom een leerkrachtgestuurde werkvorm? Leg je antwoord uit.

Ed

c. Flipping the classroom wordt ook gebruikt om leerlingen te laten samenwerken. Welk staat in het artikel?

e. Vergelijk je antwoorden met een medestudent. Wat zijn de overeenkomsten en wat zijn de verschillen? Leg je antwoord uit.

co

py

rig

ht

d. Noem drie voordelen van flipping the classroom.

25


Didactische werkvormen

Opdracht 4

Gedeelde sturing

fb

c. Bekijk het filmpje ‘Les Discussiëren Kun Je Leren over tradities - OBS Wereldwijs’. Leg in je eigen woorden uit waarom er bij een discussie sprake is van gedeelde sturing.

d. Welke andere werkvormen van gedeelde sturing ken je?

Ac

Artikel Wat zijn de vijf rollen van de leraar? <

b. Wat is een voorwaarde voor gedeelde sturing?

tie

Filmpje Les Discussiëren Kun Je Leren over tradities - OBS Wereldwijs <

.v .

a. Bij gedeelde sturing hebben zowel de leerling als de leerkracht een actieve rol. Wanneer kiest een leerkracht voor gedeelde sturing?

Theoriebron Didactische werkvormen <

Ed

u'

e. Lees het artikel Wat zijn de vijf rollen van de leraar? Welke rollen neemt de leerkracht aan in het filmpje ‘Les Discussiëren Kun Je Leren over tradities - OBS Wereldwijs’?

ht

f. Vergelijk je antwoorden met een medestudent. Wat zijn de overeenkomsten en wat zijn de verschillen? Leg je antwoord uit.

Opdracht 5

a. Bij leerlinggestuurd onderwijs is de rol en de inzet van de leerling groot. Zoek op het internet zes coöperatieve werkvormen uit die je aanspreken. Welke werkvormen kies je? Schrijf achter elke coöperatieve werkvorm wat de werkvorm inhoudt. Werk dit uit in Word.

co

py

rig

Theoriebron Didactische werkvormen <

Leerlinggestuurd

26

b. Waarom kies je juist voor deze zes werkvormen?

c. Wanneer zou je deze werkvormen inzetten? Leg je antwoord uit.


Didactische werkvormen

Kies nu één coöperatieve werkvorm uit. Werk een les uit over tradities in Nederland. Zet de werkvorm in die je hebt gekozen.

.v .

De totale activiteit duurt niet meer dan 45 minuten. • Schrijf bij elke fase hoelang deze gaat duren. • Beschrijf wat jij gaat doen om het doel te bereiken (didactische werkvormen). • Beschrijf wat de leerlingen moeten doen om het doel te bereiken. • Beschrijf hoe je de les gaat organiseren en welke middelen je nodig denkt te hebben.

fb

d. Groep

tie

e. Titel

f. Doelstelling

Ac

g. Beginsituatie

Tijdsduur

Didactische werkvorm

Leeractiviteit

Organisatie/leermiddelen

Ed

Lesfase

u'

h. Werkvorm

Inleiding

ht

Instructie

rig

Verwerking

co

py

Afsluiting

27


Model Didactische Analyse Van Gelder

.v .

Model Didactische Analyse Van Gelder Inleiding

tie

fb

Elke les die je krijgt op jouw opleiding voldoet aan het Didactisch Model van Van Gelder. Van Gelder heeft een model gemaakt waarmee je een les opbouwt vanaf de beginsituatie tot en met de gewenste eindsituatie. De leerkracht focust zich op de voorbereiding van de leeractiviteiten van de leerling. In dit hoofdstuk leer je wat het model inhoudt en op welke manier jij het gebruikt om richting te geven aan de leeractiviteiten van de leerlingen.

Doelstellingen

Ac

Je hebt kennis van: de betekenis van het Model voor Didactische Analyse van Van Gelder het achterhalen en formuleren van de beginsituatie het formuleren van leerdoelen het formuleren van de onderwijsleersituatie het formuleren van de evaluatie.

ht

Ed

u'

• • • • • •

rig

De beginsituatie in kaart brengen.

Opdracht 1

co

py

Theoriebron Model Didactische Analyse Van Gelder <

28

Wat is DA? Lees de Theoriebron Model Didactische Analyse Van Gelder en geef antwoord op de vragen. a. Beschrijf nu individueel de betekenis van het Model Didactische Analyse.


Model Didactische Analyse Van Gelder

.v .

b. Wat vind jij van de stelling: ‘Zonder het DA-model is lesgeven onmogelijk’? Leg je antwoord uit.

tie

fb

c. Bespreek nu je antwoorden met een medestudent. Wat zijn de overeenkomsten en wat zijn de verschillen tussen jullie antwoorden?

u'

b. Vergelijk jouw bedachte beginsituatie met de beginsituatie van een medestudent. Wat zijn de overeenkomsten en wat zijn de verschillen tussen jullie beginsituatie? Kunnen jullie samen komen tot een nog vollediger beschrijving van een mogelijke beginsituatie? Leg het antwoord uit.

co

py

rig

Leesbingo juf Jantine <

a. Bekijk de leesbingo van juf Jantine. Bedenk bij de leesbingo een beginsituatie. Gebruik in de beschrijving van de beginsituatie de volgende woorden; niveau, interesse, belevingswereld en omstandigheid. Schrijf de beginsituatie zo volledig mogelijk uit.

ht

Theoriebron Model Didactische Analyse Van Gelder <

Bingo en beginsituatie

Ed

Opdracht 2

Ac

d. Kunnen jullie het eens worden over de antwoorden? Waarom wel of niet? Leg je antwoord uit.

29


Model Didactische Analyse Van Gelder

Theoriebron Model Didactische Analyse Van Gelder < Website Leesbingo juf Jantine <

Is dit SMART? Leerdoelen formuleer je SMART. Beschrijf individueel in je eigen woorden waar de letters in het woord SMART voor staan. a. S.

.v .

Opdracht 3

fb

b. M.

tie

c. A.

Ac

d. R.

Ed

u'

e. T.

Bekijk deze cursus van Factor E.

co

py

rig

ht

f. Schrijf vijf SMART leerdoelen op van deze cursus.

30

g. Bekijk nogmaals de leesbingo. Welke leerdoelen vind jij erbij passen? De leerlingen‌ kunnen bestaande werken op het terrein van fictie waarderen kunnen onderscheid maken tussen hoofd- en bijzaken kunnen relaties tussen en binnen teksten evalueren en beoordelen kunnen het onderscheid maken tussen formeel en informeel gebruik van geschreven taal hebben een positief beeld tegenover het gebruik van geschreven taal kunnen een eenvoudige tekst beknopt samenvatten kunnen bestaande werken op het terrein van non-fictie waarderen kunnen beeldspraak (letterlijk en figuurlijk taalgebruik) herkennen


Model Didactische Analyse Van Gelder

Theoriebron Model Didactische Analyse Van Gelder <

Onderwijsleersituatie Maak een collage of een prikbord over alle aspecten die horen bij een onderwijsleersituatie. Je kunt voortborduren op de leesbingo of de bellenblaasles. Of je bedenkt zelf de leerstof voor je collage of prikbord. Beschrijf de vijf verschillende onderdelen van de onderwijsleersituatie zo volledig mogelijk. Maak je collage of prikbord digitaal met behulp van Lino. Vraag je docent of je jouw Lino kunt toelichten voor je medestudenten.

.v .

Opdracht 4

fb

a. Bekijk op de website van Estafette Lezen Vrij Lezen, de Checklist stimulerende leesomgeving. Welke leermiddelen worden op de checklist genoemd?

Website Linoit <

tie

Website Estafette Lezen Vrij Lezen <

Artikel Coรถperatieve werkvormen <

u'

a. Omschrijf in je eigen woorden het belang van evalueren.

rig

Leesbingo juf Jantine <

Evalueren is de laatste stap van het model Didactische Analyse. Bij deze stap kun je zowel je eigen onderwijsactiviteiten evalueren, maar het is ook een manier om feedback te krijgen van de leerlingen.

ht

Theoriebron Model Didactische Analyse Van Gelder <

Evalueren

Ed

Opdracht 5

Ac

b. Welke onderwijsactiviteiten worden op de checklist genoemd?

b. Bekijk de leesbingo van juf Jantine. Bedenk drie vragen om de leesbingo te evalueren met een groep leerlingen. Bijvoorbeeld na de meivakantie met jouw groep.

2. 3.

co

py

1.

31


Model Didactische Analyse Van Gelder

Ac

tie

fb

.v .

c. Bekijk het artikel Coรถperatieve werkvormen op de website van Wij leren. Kies een werkvorm uit om de leesbingo met jouw groep te evalueren. Omschrijf kort de beginsituatie. Vervolgens beschrijf je het verloop van de evaluatie. Gebruik je fantasie, de theoriebronnen en de website Wij leren.

Opdracht 6

Ed

u'

d. Vergelijk je antwoorden met een medestudent. Wat zijn de overeenkomsten en wat zijn de verschillen tussen jullie antwoorden? Leg je antwoord uit.

Bellenblazen

Casus

co

py

rig

ht

Juf Amel geeft les in groep 2. Haar leerlingen zijn al dagen in de ban van bellenblazen. In haar planning is op dat moment eigenlijk geen ruimte voor dit onderwerp. Toch wil ze graag haar leerlingen op dit vlak iets aanbieden. Ze besluit een draai te geven aan haar ingeplande les handvaardigheid op de donderdagmiddag.

32

Bellenblazen met groep 2.


Model Didactische Analyse Van Gelder

Maak voor juf Amel een lesopzet op basis van het Model Didactische Analyse.

fb

.v .

a. Beginsituatie:

Ac

tie

b. Leerdoelen:

rig

ht

Ed

u'

c. Onderwijsleersituatie. Maak hierbij gebruik van alle vijf elementen:

co

py

d. Evaluatie:

33


Pedagogisch klimaat

Pedagogisch klimaat

.v .

Inleiding

fb

In dit hoofdstuk kijk je naar het pedagogisch klimaat. Hoe zorgt een veilige leeromgeving ervoor dat leerlingen op een prettige manier kunnen leren en samenwerken? Hoe kan de leerkracht zo’n fijne sfeer creëren waardoor leerlingen het beste kunnen leren en presteren? Waarmee heeft een veilig pedagogisch klimaat te maken?

Doelstellingen

Ed

u'

Ac

tie

Je kunt: • het begrip pedagogisch klimaat uitleggen • het belang van de drie basisbehoeften voor een positief pedagogisch klimaat uitleggen • de basisbehoefte competentie uitleggen en voorbeelden geven • de basisbehoefte autonomie uitleggen en voorbeelden geven • de basisbehoefte relatie uitleggen en voorbeelden geven.

ht

Competentie; ik kan het zelf!

Opdracht 1

Een goed pedagogisch klimaat heeft te maken met drie basisbehoeften: ik kan het, ik kan het zelf en ik hoor erbij. Lees de Theoriebron Pedagogisch klimaat.

rig

Theoriebron Pedagogisch klimaat <

Basisbehoeften van leerlingen

a. Wat zorgt bij jou op de opleiding voor een goede sfeer op school en in de klas? Geef drie voorbeelden.

co

py

1.

34

2. 3. Waarbij horen jouw voorbeelden over een goede sfeer op school en in de klas, denk jij? Leg je antwoord uit. b. Ik kan het.


Pedagogisch klimaat

.v .

c. Ik kan het zelf

fb

d. Ik hoor erbij

Opdracht 2

Ac

tie

e. Leg nu in je eigen woorden de betekenis uit van het begrip pedagogisch klimaat.

Een fijne klas!

Uitspraken over een fijne klas:

u'

‘Je voelde je vrij en deed alles voor haar (de leerkracht, red.).’

Ed

‘De juf kwam voor de zomervakantie even langs in de groep om zich voor te stellen. Ze zag mij knippen en zei: ‘Wat kun jij al mooi knippen voor iemand uit groep 1!’ Na de zomervakantie werd ze mijn juf. Met een bulk aan zelfvertrouwen stapte ik het nieuwe schooljaar binnen. Ik werkte hard, leerde snel nieuwe vriendjes en vriendinnetjes kennen.’ ‘De leerkracht waardeerde je voor wie je was. Je wist precies waar je aan toe was.’

ht

‘Deze leerkracht gaf les met enthousiasme en persoonlijk contact.’

rig

‘Meester de Jong was eerlijk en correct. Hij had geen favoriete leerlingen, iedereen was gelijk. Ook was hij geduldig.’ Bron: Wie was uw favoriete docent? 50 verhalen uit het beroepsdonderwijs. Edu’Actief, 2016.

co

py

Lees de uitspraken over een fijne klas. Waar horen de uitspraken bij? Leg je antwoord uit. a. Ik kan het.

b. Ik kan het zelf.

35


Pedagogisch klimaat

Opdracht 3

.v .

c. Ik hoor erbij.

Hoe hoort het eigenlijk niet?

Gebruik voor deze opdracht de Theoriebron Pedagogisch klimaat. Lees de omschrijvingen van een positief pedagogisch klimaat. Bedenk voor elke omschrijving een situatie van hoe het juist niet hoort bij een goed pedagogisch klimaat. Gebruik je fantasie!

fb

Theoriebron Pedagogisch klimaat <

tie

a. De leerkracht heeft aandacht voor en interesse in de leerling.

u'

Ac

b. De leerkracht geeft de leerling het gevoel dat hij het kan.

Ed

c. Er zijn duidelijk omgangsregels in de klas, zoals: we lopen rustig in de klas; we laten de ander rustig werken; we hebben onze eigen spullen; we vragen voordat we iets pakken.

rig

ht

d. Leg uit wat het belang is van een goed pedagogisch klimaat.

Opdracht 4

co

py

Theoriebron Pedagogisch klimaat <

36

Ik kan het, ik kan het zelf, ik hoor erbij! Omschrijf in je eigen woorden het belang van competentie voor de leerling. Doe dit ook voor autonomie van de leerling en relatie. a. Competentie

b. Autonomie


Pedagogisch klimaat

.v .

c. Relatie

fb

d. Vergelijk je antwoorden met een medestudent. Wat zijn de overeenkomsten en wat zijn de verschillen tussen jullie antwoorden? Leg je antwoord uit.

co

Ed

py

rig

ht

e.

u'

Ac

tie

Bekijk de foto’s. Welk woorden horen erbij? Je kunt kiezen uit: competentie/relatie/zelfvertrouwen/autonomie/verbinding/samenwerken.

f.

37


.v .

Pedagogisch klimaat

tie

Opdracht 5

fb

g.

Leuk leren, actief leren

Bekijk het filmpje Activerende leerstrategieën. Bespreek met een medestudent op welke manier activerende leerstrategieën aansluiten bij de basisbehoeften voor een positief pedagogisch klimaat. Ga hierover in gesprek. Gebruik in je gesprek in ieder geval de woorden autonomie, relatie en competentie. Tot welke conclusie komen jullie?

Opdracht 6

Competentie

ht

a. Leg in je eigen woorden het begrip competentie uit.

rig

Website Coggle <

Ed

u'

Ac

Filmpje Activerende leerstrategieën <

co

py

b. Wanneer voel jij je op de opleiding competent?

38

c. Wat doet jouw docent om te zorgen dat jij je competent voelt?


Pedagogisch klimaat

.v .

d. Wat doe jij zelf op de opleiding om je competent te voelen?

tie

fb

e. Vergelijk de antwoorden met een medestudent. Wat zijn de overeenkomsten en wat zijn de verschillen tussen jullie antwoorden? Leg je antwoord uit.

Opdracht 7

Autonomie

u'

Ac

f. Maak een mindmap over de basisbehoefte competentie met behulp van Coggle. Richt je in deze opdracht vooral op gevoelens die jij hebt wanneer je je competent voelt. Print je mindmap uit en bespreek deze met een medestudent. Wat zijn de overeenkomsten en wat zijn de verschillen tussen jullie mindmaps?

Lees de Theoriebron Pedagogisch klimaat en geef antwoord op de vragen.

Ed

Theoriebron Pedagogisch klimaat <

ht

a. Leg in je eigen woorden het begrip autonomie uit.

c. Wat doet jouw docent om te zorgen dat jij je autonoom voelt?

co

py

rig

b. Wanneer voel jij je op de opleiding autonoom?

39


Pedagogisch klimaat

.v .

d. Wat doe jij zelf op de opleiding om je autonoom te voelen?

tie

fb

e. Vergelijk de antwoorden met een medestudent. Wat zijn de overeenkomsten en wat zijn de verschillen tussen jullie antwoorden? Leg je antwoord uit.

Ed

u'

Ac

f. Onderzoek uit waarom op basisscholen het stoplicht als leermiddel wordt ingezet. Beschrijf in je antwoord ook een aantal voordelen voor de leerkracht.

Lees de Theoriebron Pedagogisch klimaat en geef antwoord op de vragen. a. Leg in je eigen woorden het begrip relatie uit.

co

py

rig

Theoriebron Pedagogisch klimaat <

Relatie

ht

Opdracht 8

40

b. Wanneer voel jij je op de opleiding verbonden met medestudenten of met een docent?


Pedagogisch klimaat

.v .

c. Wat doet jouw docent om te zorgen dat jij je verbonden voelt?

tie

fb

d. Wat doe jij zelf op de opleiding om je verbonden te voelen met anderen?

u'

Casus

Ac

e. Vergelijk de antwoorden met een medestudent. Wat zijn de overeenkomsten en wat zijn de verschillen tussen jullie antwoorden? Leg je antwoord uit.

Ed

Metehan (7 jaar) is pas verhuisd. Na de herfstvakantie begint hij op zijn nieuwe school in een andere woonplaats. De leerkracht van groep 4 bereid zich voor om zijn nieuwe leerling in zijn groep te verwelkomen.

co

py

rig

ht

f. Beschrijf wat de leerkracht kan doen zodat Metehan in zijn basisbehoefte relatie wordt voorzien. Wat legt de leerkracht voor Metehan klaar? Hoe bereidt hij zijn groep voor op de komst van de nieuwe leerling? Je kunt het internet gebruiken.

41


Leren in vijf dimensies van Marzano

.v .

Leren in vijf dimensies van Marzano Inleiding

tie

fb

Robert Marzano is een Amerikaanse onderwijskundige die het leren van leerlingen heeft onderzocht. Hoe leren leerlingen eigenlijk? Wat gebeurt er in hun hoofd als ze leren? Hoe kun je onderwijs laten aansluiten op wat er in het brein gebeurt? Hij kwam tot de conclusie dat iedere leerling in het leerproces op vijf manieren leert. Die vijf manieren hangen allemaal met elkaar samen. De vijf manieren worden de vijf dimensies genoemd.

Doelstellingen

py

rig

ht

Ed

u'

Ac

Je hebt kennis van: • het uitgangspunt van leren in vijf dimensies • de eerste dimensie: motiveren voor een positieve houding ten opzichte van school en leren en kunt hierbij voorbeelden geven • de tweede dimensie: nieuwe kennis verwerven en integreren en kunt hierbij voorbeelden geven • de derde dimensie: bestaande kennis verbreden en verdiepen en kunt hierbij voorbeelden geven • de vierde dimensie: onderzoek doen en kunt hierbij voorbeelden geven • de vijfde dimensie: reflectie en kunt hierbij voorbeelden geven.

Opdracht 1

co

Theoriebron Leren in vijf dimensies van Marzano <

Het eigen werk nauwkeurig bekijken hoort bij de vijfde dimensie.

De vijf dimensies a. Benoem de vijf dimensies van Marzano. Maak gebruik van de Theoriebron Leren in vijf dimensies van Marzano. 1. 2. 3. 4. 5.

42


Leren in vijf dimensies van Marzano

.v .

b. De leerkracht moet bij het voorbereiden van leeractiviteiten rekening houden met de vijf dimensies. Dat is het uitgangspunt van Marzano. Wat vind jij van dit uitgangspunt?

fb

c. Marzano vindt het belangrijk dat de leerkracht en de leerstof aansluiten bij wat de leerling al kan en weet. Leg in je eigen woorden uit waarom Marzano dat belangrijk vindt.

Opdracht 2

Ac

tie

d. Vergelijk je antwoorden met een medestudent. Wat zijn de overeenkomsten en wat zijn de verschillen tussen jullie antwoorden? Leg je antwoord uit.

Zin in leren

u'

a. Schrijf vijf manieren op die bijdragen aan een positieve houding over de school. Je kunt voor ideeĂŤn deze cursus of het internet gebruiken.

b. Stel je voor dat je een les wilt geven in groep 6 over spreekwoorden en gezegden. Bedenk een manier om de betrokkenheid van de leerlingen te vergroten. Hoe pak jij het aan om ervoor te zorgen dat jij jouw groep verleidt met deze lesstof? Je kunt het internet gebruiken voor ideeĂŤn en tips.

co

py

rig

ht

Ed

Theoriebron Leren in vijf dimensies van Marzano <

43


Leren in vijf dimensies van Marzano

Opdracht 3

Denken en doen

a. Wat hoort waar? Zet een X op de juiste plek in de tabel.

Website de Sommenfabriek <

.v .

De tweede dimensie gaat over het verwerven en integreren van nieuwe kennis. Marzano maakt daarin een onderscheid tussen denken en doen. Bij denken gaat het om kennis, bij doen gaat het om het aanleren van nieuwe vaardigheden.

Theoriebron Leren in vijf dimensies van Marzano <

Denken

fb

Achterhalen stappenplan Fouten opsporen

Inoefenen Mindmap Eigen voortgang bijhouden

Ac

Oorzaak en gevolg ontdekken Schema’s maken

Ed

u'

Trainen

Overhoren

tie

Zelf vragen maken

Onthouden

Doen

ht

b. Vergelijk je antwoorden met een medestudent. Wat zijn de overeenkomsten en wat zijn de verschillen tussen jullie antwoorden? Leg je antwoord uit.

rig

c. Bekijk de website van de Sommenfabriek. Kies met medestudenten een filmpje dat jullie interessant lijkt. Welk filmpje kiezen jullie?

co

py

d. Maak met elkaar van het gekozen filmpje een stappenplan. Werk de stappen zo volledig mogelijk uit.

44


Leren in vijf dimensies van Marzano

e. Wordt het denken of het doen van leerlingen aangesproken?

Opdracht 4

Uitbouwen en verankeren

.v .

a. Welke denkactiviteiten horen volgens Marzano bij het uitbouwen en verankeren van kennis en vaardigheden?

Theoriebron Leren in vijf dimensies van Marzano <

1.

fb

2. 3. 4. 5. 6.

tie

Filmpje Overeenkomsten en verschillen <

7.

ht

Ed

u'

Ac

b. Bekijk het filmpje ‘Overeenkomsten en verschillen’. Welke denkactiviteiten uit de derde dimensie van leren komen in het filmpje aan bod? Leg de denkactiviteiten in je eigen woorden uit.

Opdracht 5

a. Bekijk de handleiding van de Introductieles over Anne Frank. Maak gebruik van de Theoriebron Leren in vijf dimensies van Marzano. Welke denkvaardigheden uit de vierde dimensie van leren worden gebruikt voor de introductieles, denk jij?

py

rig

Theoriebron Vijf dimensies van Marzano <

Op onderzoek

co

Website Introductieles Anne Frank <

b. Vergelijk je antwoorden met een medestudent. Wat zijn de overeenkomsten en wat zijn de verschillen tussen jullie antwoorden? Leg je antwoord uit.

45


Leren in vijf dimensies van Marzano

Opdracht 6

Nog meer onderzoeken

.v .

a. Bekijk de Introductieles over Anne Frank. Vul voor elke dimensie van het model van Marzano een onderdeel in. Gebruik je fantasie! Zo nodig maak je gebruik van de Theoriebron Leren in vijf dimensies van Marzano

Theoriebron Leren in vijf dimensies van Marzano <

Eerste dimensie

Website Introductieles Anne Frank <

fb

Tweede dimensie Derde dimensie

tie

Vierde dimensie

Ac

Vijfde dimensie

Opdracht 7

Reflectie

Bekijk het onderdeel reflecteren. Maak een verdeling van de reflectievragen naar kritisch denken, creatief denken en zelfregulatie. Je kunt volstaan met het noteren van de opdrachtnummers. a. Kritisch denken

ht

Theoriebron Leren in vijf dimensies van Marzano <

Ed

u'

b. Vergelijk je antwoorden met een medestudent. Wat zijn de overeenkomsten en wat zijn de verschillen tussen jullie antwoorden? Leg je antwoord uit.

rig

b. Creatief denken

co

py

c. Zelfregulatie

46

d. Omschrijf in je eigen woorden wat de voordelen zijn van reflectie.

e. Vergelijk je antwoorden met een medestudent. Wat zijn de overeenkomsten en wat zijn de verschillen tussen jullie antwoorden? Leg je antwoord uit.


Reflecteren

Reflecteren Opdracht 1

Reflecteren

.v .

a. Wat heb je allemaal geleerd? Noem drie dingen.

tie

c. Wat ga je in de toekomst in jouw werk gebruiken?

fb

b. Wat wist je al?

u'

Ac

d. Kijk je naar verschillende mogelijkheden als dingen niet in één keer lukken? Noem een voorbeeld.

Ed

e. Kom jij voor jouw mening uit als de situatie dat vraagt? Noem één voorbeeld.

co

py

rig

ht

f. Heb jij het uiterste uit jezelf gehaald bij de opdrachten? Noem één voorbeeld.

47


Theoriebron Didactiek en motivatie

.v .

Theoriebron Didactiek en motivatie Inleiding

Ed

u'

Ac

tie

fb

Didactiek is onderwijskunde. Wat moet een leerkracht doen om kennis en vaardigheden over te brengen op leerlingen? Wat heeft de leerkracht daarvoor nodig? Welke stappen moet de leerkracht doorlopen om ervoor te zorgen dat leerlingen leren en presteren? Al deze vragen hebben te maken met didactiek. Het antwoord op deze vragen heeft te maken met het gedrag van de leerkracht, de leerstof en de leerling. Bij didactiek hoort het motiveren van leerlingen.

Interesse in leerlingen en hun achtergrond motiveert leerlingen.

ht

Algemene didactiek

co

py

rig

Binnen de didactiek is er verschil tussen algemene didactiek en vakdidactiek. Algemene didactiek gaat over: • leerstof Wat moeten de leerlingen weten, kennen en kunnen? Bijvoorbeeld, de leerling weet welke maatregelen er in Nederland zijn om bewoning van door water bedreigde gebieden mogelijk te maken. • leervormen In welke vorm verwerft een leerling kennis? Leert de leerling door te automatiseren, of door iets uit zijn hoofd te leren? Of gebeurt het leren door ontdekken en spelen? • didactische werkvormen In welke vorm giet de leerkracht het onderwijs? Legt hij de lesstof uit? Laat hij de leerlingen samenwerken? Biedt hij een rollenspel aan of leest hij voor? • groeperingsvormen Hoe maakt de leerkracht groepjes om les te geven of opdrachten te laten verwerken? Deelt de leerkracht de groep in naar niveau of interesse? Kijkt hij naar de leerstijl van een leerling? Of kiest de leerkracht een combinatie van niveau, interesse en leerstijlen? • evaluatievormen Hoe evalueert de leerkracht wat de leerlingen geleerd hebben en nog moeten leren? Neemt hij een toets af, laat hij de leerlingen zelf nadenken over wat ze geleerd hebben of nog willen leren?

48


Theoriebron Didactiek en motivatie

De leerkracht maakt steeds keuzes uit bovenstaand rijtje. Zo bereidt hij zich voor op de beste aanpak voor zijn groep. Ook maakt hij een leeromgeving waarin zijn leerlingen zich zo goed mogelijk kunnen ontwikkelen. Methodes en docentenhandleidingen houden ook met al deze factoren rekening.

.v .

Vakdidactiek

Ac

tie

fb

Bij vakdidactiek gaat het over het aanbieden van kennis en vaardigheden van een vak. Bij geschiedenis gaat het om andere vakinhoudelijke kennis dan bij aardrijkskunde. Een leerkracht op een middelbare school heeft meer met vakdidactiek te maken dan een leerkracht op een basisschool. De leerkracht moet bij vakdidactiek beslissingen nemen over: • de selectie van leerinhouden Welke lesstof bied ik aan? Wat is belangrijk voor de leerling om te weten? Wat kies ik als leerkracht uit om te onderwijzen? • structuur van de leerstof Hoe maakt de leerkracht een samenhangend geheel van de leerstof én de examenstof? • methodiek van onderwijzen Op welke manier kan de leerkracht zo gericht mogelijk vakinhoudelijke kennis onderwijzen?

u'

Kerndoelen vanuit de overheid

ht

Ed

Kerndoelen zijn doelen voor bijvoorbeeld taal en rekenen. Deze zijn door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen vastgesteld. De doelen geven precies aan wat Nederlandse leerlingen aan het einde van hun basis- of voorgezet onderwijs moet kennen en kunnen. De doelen zijn ingedeeld op meerdere niveaus en zijn goed meetbaar. Bijvoorbeeld met een Citotoets. Ook zijn er doelen die niet met een leergebied te maken hebben. Dat zijn leergebiedoverstijgende kerndoelen. Denk hierbij aan sociaal-emotionele doelen, of aan ICT.

Wat is motivatie?

co

py

rig

Een leerkracht kan didactisch erg vaardig zijn, maar als leerlingen zelf niet willen wordt leren lastig. Bij didactiek hoort motivatie. Als leerlingen gemotiveerd zijn, is dat voor de leerkracht zichtbaar. Leerlingen zijn nieuwsgierig en nemen een actieve houding aan. Maar hoe bereik je dat, motivatie? Er zijn zes factoren die meespelen bij motivatie. Als de leerkracht hier rekening mee houdt, worden leerlingen enthousiast en gemotiveerd.

49


Als een leerling ‘geen zin’ heeft … Of te laat naar bed is gegaan.

tie

Zes factoren van motivatie

fb

.v .

Theoriebron Didactiek en motivatie

co

py

rig

ht

Ed

u'

Ac

Er zijn zes ‘ingrediënten’ die te maken hebben met motivatie. • Succesbeleving Wanneer leerlingen succes ervaren, groeit hun zelfvertrouwen. Daardoor zijn ze gemotiveerd om te werken aan een volgend succes. Dat betekent dat de leerkracht bijvoorbeeld positieve feedback geeft en verwijst naar iets wat de leerling juist goed kan. Om succes te kunnen beleven is het belangrijk dat de leerstof goed aansluit bij wat de leerling kan. Niet te moeilijk, maar zeker ook niet te gemakkelijk. • Individuele aanspreekbaarheid Het is belangrijk dat leerlingen weten dat ze kunnen worden aangesproken op hun leergedrag en inzet in de klas. Dat betekent dat de leerkracht ieders inbreng en inzet in de klas ziet, en waar nodig benoemt. ‘Je verstoppen achter je boek’ is niet mogelijk. Iedere leerling wordt bij het onderwijs betrokken. De leerkracht kiest werkvormen, die een actieve houding van leerlingen vragen. Denk aan een klassengesprek, of een vorm waarbij leerlingen samenwerken. • Feedback, kennis van de resultaten Het is voor een leerling motiverend om te weten of hij op de goede weg zit. Hij krijgt zo inzicht in wat hij kan of wat hij nog moet leren. Het is de taak van de leerkracht om de leerling feedback te geven. De leerkracht moet weten hoe ver de leerling is met de leerstof. Hij moet informatie verzamelen over de voortgang. Hij geeft concrete en duidelijke feedback aan de leerling. Zo weet de leerling aan welke leerdoelen hij nog moet werken en wat hij nog moet uitleggen, bijvoorbeeld in een verlengde instructie. • Betekenis geven Voor leerlingen is het prettig als ze weten waarom ze iets leren. Aan welk leerdoel werken ze? Waar kunnen ze het geleerde voor gebruiken en waar kunnen ze vaardigheden toepassen? Als leerlingen weten dat bijvoorbeeld het kennen van verkeersborden en -regels hun veiligheid vergroot, krijgt de leerstof meer betekenis. Leerstof krijgt ook meer betekenis als eerst de voorkennis wordt opgehaald. Wat weten de leerlingen al over verkeersborden? • Interesse in de leerling en veiligheid Wanneer de leerling zich veilig in de groep en bij de leerkracht voelt, motiveert dat. In een veilig klimaat kan een leerling vragen stellen en samenwerken zonder bang te zijn om gepest te worden. De leerling kan volledig zichzelf zijn, maar weet ook dat er regels zijn. Hij weet en merkt dat de leerkracht hem respecteert. • Positieve benadering Bij een positieve benadering van leerlingen draait het om enthousiasme en echtheid vanuit de leerkracht. De leerkracht heeft hoge verwachtingen van alle leerlingen en hij heeft er vertrouwen in dat iedereen iets kan. De leerling voelt zich dan gesteund en krijgt zelfvertrouwen om te leren.

50


Theoriebron Taxonomie van Bloom

.v .

Theoriebron Taxonomie van Bloom Inleiding

ht

Ed

u'

Ac

tie

fb

De taxonomie van Bloom helpt verschillende leerniveaus in te delen. Een ander woord voor taxonomie is indeling. Wanneer leerlingen leren, doen ze dat op een kennisniveau. De taxonomie is te gebruiken om doelstellingen van het leerproces vast te stellen. Ook kan de leerkracht met de taxonomie bepalen op welk niveau de leerlingen de lesstof beheersen. De taxonomie helpt bij het formuleren van leerdoelen. Zo kan de leerkracht leerdoelen koppelen aan werkvormen en de aanpak in de groep.

rig

De taxonomie van Bloom in beeld.

co

py

Belang van Bloom De taxonomie van Bloom kent zes niveaus van leren. De niveaus gaan van gemakkelijk naar moeilijk, waarbij het onthouden van kennis het gemakkelijkst is. De niveaus zijn: onthouden, begrijpen, toepassen, analyseren, evalueren en creĂŤren. Een voorbeeld: een leerling kent alle spellingsregels voor regelmatige werkwoorden in de tegenwoordige tijd. Hierbij hoort het niveau van het onthouden van kennis. Wanneer een leerling de spellingregels in een opstel op de juiste manier gebruikt, zit de leerling op het niveau van toepassen. Volgens Bloom kan een leerling bij het leren pas de volgende stap zetten, als hij de voorafgaande leerniveaus beheerst. Maar let op! Het is geen stappenplan! De leerkracht kan juist onderdelen uit alle leerniveaus door elkaar gebruiken. Op die manier stimuleert de leerkracht verschillende manieren van denken en leren.

51


Theoriebron Taxonomie van Bloom

Lagere en hogere orde denken

fb

.v .

Bij het indelen van de leerniveaus volgens Bloom zijn er eenvoudigere manieren om kennis op te doen. Dit wordt ook wel het lagere orde denken genoemd. De niveaus die hierbij horen zijn: onthouden van kennis, het begrijpen en het toepassen. De andere drie leerniveaus zijn moeilijker. Die niveaus horen tot het hogere orde denken. Het gaat om de niveaus analyseren, evalueren en creëren. Bij het hogere orde denken kan de leerling verbanden leggen tussen verschillende leerstofonderdelen en deze samen in te zetten. Bij het lagere orde denken wordt de leerstof apart en los van andere leerstof ingezet.

Onthouden

Ed

Begrijpen

u'

Ac

tie

Het onthouden van kennis hoort volgens de taxonomie van Bloom bij het eerste kennisniveau. Het is de meest gemakkelijke denkactiviteit. Bij het onthouden kan de leerling feiten, begrippen, regels en procedures herinneren en herhalen. Dit heet ook reproduceren. Leerdoelen die te maken hebben met dit kennisniveau zijn: het kennen van begrippen, het kennen van feiten, methoden en basisprincipes. Opdrachten die horen bij dit kennisniveau zijn bijvoorbeeld: opsommen, dingen beschrijven, dingen herkennen, informatie onderstrepen, aankruisen. Vragen die horen bij dit kennisniveau zijn bijvoorbeeld: Wat gebeurde er na ...? Hoeveel ...? Wat is ...? Wie was het die ...? Wat is goed/fout …? Wat de leerling kan maken bij dit niveau: een ‘spiekbriefje’, een tabel, een lijst met belangrijke gebeurtenissen, een tijdsbalk, een kaart, een schema of mindmap, een woordenlijst, een begrippenlijst met omschrijvingen, een quiz met feitenvragen.

co

py

rig

ht

Bij het begrijpen kan de leerling in eigen woorden feiten, begrippen, regels en procedures omschrijven. De leerling kan betekenis geven aan informatie en informatie vertalen naar een andere context. Ook kan de leerling op dit kennisniveau informatie ordenen, vergelijken met andere informatie en verschillen benoemen. Leerdoelen die te maken hebben met dit kennisniveau zijn: het kunnen verklaren van schema’s en grafieken, het kunnen begrijpen van feiten, het kunnen verklaren van informatie uit bijvoorbeeld het journaal en het kunnen voorspellen van gevolgen door kennis. Vragen die horen bij dit kennisniveau zijn: Kun je in eigen woorden uitleggen waarom …? Kun je een samenvatting geven van? Wie denk jij dat …? Wat gebeurt er hierna, denk jij …? Wat de leerling kan maken bij dit niveau: een samenvatting, een lijst met belangrijke gebeurtenissen, een tijdbalk een grafische voorstelling van zaken, een stroomschema, een tabel met oorzaak- gevolg of overeenkomsten – verschillen, een quiz met doordenkvragen.

52

Toepassen Bij het toepassen kan de leerling begrippen, regels en procedures in nieuwe situaties gebruiken. De leerling kan met kennis en geleerde vaardigheden een probleem oplossen. Hij kan laten zien hoe iets werkt, of een opgave oplossen. Ook kan de leerling een probleemsituatie met kennis van zaken oplossen. Leerdoelen die te maken hebben met dit kennisniveau zijn: het kunnen toepassen van wetten en theorieën in praktische situaties en het kunnen demonstreren van juist gebruik van bijvoorbeeld een stappenplan. Vragen die horen bij dit kennisniveau: Weet je nog een andere situatie waarin …? Wat zal er veranderen als …? Welke vragen zou je stellen aan …? Kun je een instructie geven over … met de informatie die je hebt? Kun je de informatie over … ordenen? Wat de leerling kan maken


Theoriebron Taxonomie van Bloom

bij dit niveau: een werkstuk, een model waarmee je uitlegt hoe iets werkt, een handleiding, een spel waarin ideeën van het te bestuderen object naar voren komen, een presentatie, een demonstratie, een voorstelling, een poster, een expositie.

.v .

Analyseren

Ac

tie

fb

Bij het analyseren kunnen leerlingen met hulp van begrippen, regels en procedures grote stukken kennis of informatie uit elkaar halen en opdelen in kleinere stukken. Met het opdelen van kennis kan de leerling speuren naar de structuur van iets. De leerling kan een ingewikkeld probleem vereenvoudigen en belangrijke kenmerken van een probleem herkennen. Hoofden bijzaken worden hier gescheiden. Leerdoelen die te maken hebben met dit kennisniveau zijn: het kunnen herkennen van fouten in redeneringen, het kunnen onderscheiden van feiten en conclusies en het kunnen bepalen van het belang van informatie. Vragen die horen bij dit kennisniveau zijn bijvoorbeeld: Welke gebeurtenis zou er niet zijn als ...? Waarom gebeurde …? Wat zijn misschien andere antwoorden …? Welke manier is hetzelfde als ...? Kun je uitleggen wat er gebeurde toen ...? Wat de leerling kan maken bij dit niveau: een onderzoeksverslag, een beschouwing, een overzicht waarin de kritische stappen staan, een grafische voorstelling, een vragenlijst om aan informatie te komen, een checklist, een tabel, een documentaire.

u'

Evalueren

rig

ht

Ed

Bij het evalueren kan de leerling beoordelen of kennis waardevol is om te gebruiken voor een doel. De leerling kan keuzes beargumenteren en bepalen of informatie subjectief of objectief is. Ook kan hij bij dit kennisniveau ideeën vergelijken en zijn mening over iets geven. Vragen die horen bij dit kennisniveau zijn: Is er een betere oplossing voor ...? Wat vind je ervan ...? Verdedig je mening over ...? Vind je … goed of fout? Hoe zou jij ... hebben aangepakt? Welke veranderingen voor … raad jij aan? Hoe zou jij je voelen als ...? Wat zijn de gevolgen van ...? Welke invloed zal … hebben op ons leven? Wat zijn de voors en tegens van ...? Waarom is … waardevol? Wat zijn mogelijke alternatieven? Wat de leerling kan maken bij dit niveau: een betoog, een overredende toespraak, een bijdrage aan een debat, een lijstje met criteria waarmee je je werk kunt beoordelen, een oordeel of vonnis, een advies.

co

py

Creëren Bij het creëren kan de leerling losse stukken informatie en kennis samensmelten tot iets nieuws. Hij kan een nieuwe oplossing ontwikkelen, of een nieuw idee. De leerling maakt in deze fase veel gebruik van zijn creativiteit. Hij kan kennis van meerdere vakken met elkaar in verband brengen. Zo kan hij het geleerde bij rekenen ook gebruiken bij het ontwikkelen van een grafiek voor aardrijkskunde. Hiermee kan de leerling conclusies trekken, of een voorspelling doen over te verwachten neerslag in de maand november. Leerdoelen die te maken hebben met dit kennisniveau zijn: het verzinnen van oplossingen en het doen van een uitvinding. Vragen die horen bij dit kennisniveau zijn bijvoorbeeld: Kun je een ... ontwerpen, waarmee ...? Zie je een mogelijke oplossing voor ...? Ontwerp je eigen manier om ...? Wat zou gebeuren als ...? Op hoeveel manieren kun je ...? Kun je nieuwe en ongebruikelijke manieren verzinnen om ... te gebruiken? Kun je een voorstel schrijven waarmee je ...? Wat de leerling kan maken bij dit niveau: een kunstwerk, een film of video, een toneelstuk of cabaret, een lied of compositie, een krant of site een omslag voor een boek of tijdschrift, een spel of simulatie, een creatief essay.

53


Theoriebron Didactische werkvormen

.v .

Theoriebron Didactische werkvormen Inleiding

Ed

u'

Ac

tie

fb

Didactische werkvormen zijn de werkwijzen waarmee je onderwijsdoelen bereikt. Een leerkracht moet met veel dingen rekening houden wanneer hij onderwijst. Welk leerdoel moet behaald worden? Op welke manier kan de leerkracht de leerstof het beste aanbieden in deze situatie? Je kunt didactische werkvormen vergelijken met een gereedschapskist van bijvoorbeeld een loodgieter. De ene keer kiest de loodgieter een hamer, de andere keer kiest hij een waterpomptang om een probleem op te lossen. Zo doet een leerkracht dat ook met didactische werkvormen. De ene keer kiest hij bij een uitleg voor het digibord, de andere keer kiest hij voor een didactische werkvorm waarbij hij drama gebruikt. Hij kiest de werkvorm waarbij het leereffect en de leeropbrengst het grootst is.

ht

De gereedschapskist als metafoor voor didactische werkvormen.

co

py

rig

Instructievormen, interactievormen en opdrachtvormen

54

Bij instructievormen speelt de leerkracht een grote rol. Instructievormen horen bij het aanleren van nieuwe kennis en vaardigheden. De leerkracht vat samen, doet iets voor, stelt vragen en draagt informatie over. De leerkracht wisselt gebaren en stemgebruik af, blikt terug op een vorige les, verheldert leerdoelen en geeft concrete voorbeelden. Bij interactievormen leren leerlingen om vragen te stellen, te luisteren naar anderen, hun mening te verwoorden en te overleggen. Communicatieve vaardigheden zijn noodzakelijk bij deze werkvorm. Leerlingen worden gesprekspartner van elkaar of van de leerkracht. Voorbeelden zijn een kringgesprek, feedback geven, in duo’s evalueren en discussie. Bij opdrachtvormen wordt door leerlingen voornamelijk zelfstandig gewerkt. Opdrachtvormen gaan over studeren, onderzoeken en weergeven van informatie. Bijvoorbeeld zelfstandig informatie verzamelen, of iets ontwerpen. Bijvoorbeeld een werkstuk, een spreekbeurt of het doen van een experiment. Leerlingen leren bij opdrachtvormen om een verband te leggen tussen het geleerde en de context, ook wel toepassen genoemd. Leerlingen krijgen ruimte voor het maken van hun eigen planning en kiezen hun eigen werkwijze. Het proces is net zo belangrijk als het product.


Theoriebron Didactische werkvormen

u'

Ac

tie

fb

.v .

Samenwerkingsvormen

Ed

21ste-eeuwse vaardigheden, © SLO, nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling, Enschede

co

py

rig

ht

Bij samenwerkingsvormen staat samenwerkend leren voorop. Samenwerkend leren heet ook wel coöperatief leren. Samenwerken is ook een vaardigheid die hoort bij de 21ste-eeuwse vaardigheden. Dat zijn vaardigheden die alle leerlingen nodig hebben om met succes deel te nemen in de maatschappij van de toekomst. Bij samenwerkend leren gaat het om leren aan, van en met anderen. Leerlingen met verschillende niveaus werken samen aan de leerstof, helpen elkaar en geven elkaar informatie. Door deze manier van leren krijgt de zwakkere leerling uitleg en wordt door een leeftijdsgenoot aangemoedigd. De sterkere leerling legt de stof uit en werkt hierdoor zelf op het niveau van hogere orde denken. Samenwerkend leren verstevigt onderlinge banden tussen leerlingen en ontwikkelt daarnaast zelfstandigheid en verantwoordelijkheid. Voorbeelden van samenwerkingsvormen of coöperatieve leervormen zijn: flitsen in duo’s bij bijvoorbeeld topografie, brainstormen, woordenweb, interviews en rotonde.

Spelvormen Bij spelvormen gaat het om leren door spel. Het kan gaan om het doen van een experiment, waarbij de leerling iets probeert of ontdekt over zichzelf, of de wereld om hem heen. Een rollenspel is een spelvorm waarbij een leerling, onder begeleiding, een nieuwe of ervaren situatie naspeelt. Je kunt denken aan een rollenspel over bijvoorbeeld afrekenen bij de kassa. Hierdoor leren leerlingen hoe het is om iemand anders te zijn en zich in de ander te verplaatsen. Bij het constructiespel bouwen leerlingen. Dat kan het bouwen in de blokkenhoek zijn bij de kleuters, het vouwen van vliegtuigen van papier. Zo leren leerlingen om materiaal te gebruiken en te vormen en te ordenen. Ten slotte zijn er spellen waarbij de leerling een beweging oefent, zoals een radslag of een koprol: de oefenspellen. De motoriek en de spieren

55


Theoriebron Didactische werkvormen

spelen hierbij de hoofdrol. In het verlengde van de oefenspellen bestaan er ook regelspellen. Hierbij gaat het om het oefenen van spelregels bij een sport, zoals de regels bij basketbal of slagbal.

.v .

Leerkrachtgestuurd

Ac

tie

fb

Bij leerkrachtgestuurde didactische werkvormen staat de leerkracht centraal. Hij heeft de sturende rol. Leerkrachtgestuurde werkvormen worden gebruikt voor het uitleggen van iets nieuws of moeilijks aan een grote groep, bijvoorbeeld de instructie bij een rekenles. Het is ook om basale kennis door te geven. Leerkrachtgestuurde werkvormen worden ingezet wanneer er veel leerstof samengevat moet worden, of wanneer de leerkracht taken moet uitleggen. Bij leerkrachtgestuurd onderwijs staat de leerkracht voor de klas. Een goede opbouw van de instructie en het benoemen van doelen zijn belangrijk. Andere leerkrachtactiviteiten bij deze didactische werkvorm zijn bijvoorbeeld: • aansluiten op de voorkennis • vragen stellen • bieden van denkhulp als de leerling niet verder komt • goede elementen uit ‘foute’ antwoorden benoemen • nabespreken van de les.

u'

Gedeelde sturing

ht

Ed

Bij leerkrachtgestuurde werkvormen bepaalt de leerkracht ook de inbreng van leerlingen. Soms is dat niet wenselijk, bijvoorbeeld omdat de leerkracht wil dat de leerlingen zelfstandig werken of meer samenwerken. In zulke gevallen kan de leerkracht kiezen voor een gedeelde sturing, een mix, waarbij hij processen begeleid, maar ook verantwoordelijkheid uit handen geeft. De leerkracht moet bij deze vorm goed kunnen inschatten wat zijn leerlingen kunnen. Een voorbeeld van een werkvorm met gedeelde sturing is het maken van samenvattingen voor elkaar. Nadat de leerkracht de werkwijze voor het maken van een samenvatting heeft uitgelegd, maken de leerlingen samen of in tweetallen een samenvatting van bijvoorbeeld een krantenartikel. De samenvatting kan na bespreking met de klas worden gedeeld, zodat klasgenoten deze kunnen gebruiken.

co

py

rig

Leerlinggestuurd

56

Bij leerlinggestuurde werkvormen is de leraar op de achtergrond aanwezig. Hij heeft nu de rol als coach of begeleider, terwijl de leerlingen zelf aan het werk kunnen. Deze didactische werkvorm kan worden ingezet wanneer leerlingen aan de volgende voorwaarden voldoen: • het beheersen van basiskennis en inzicht over het onderwerp waarmee ze aan de slag gaan • het hebben van creativiteit • gedurende langere tijd zonder hulp of vragen stellen kunnen werken • het weten hoe het werk dat zij leveren beoordeeld wordt • stil kunnen werken. Voorbeelden bij leerlinggestuurde werkvormen zijn: onderzoek doen, een werkstuk maken, een projectweek, een debat of discussie of bijvoorbeeld de commentator van de week over actualiteiten uit het nieuws.


Theoriebron Model Didactische Analyse Van Gelder

.v .

Theoriebron Model Didactische Analyse Van Gelder

fb

Inleiding

ht

Ed

u'

Ac

tie

Van Gelder heeft in de jaren zeventig een model ontwikkeld om je te helpen om stap voor stap goed na te denken bij het ontwikkelen en voorbereiden van leeractiviteiten. Deze aanpak heet Didactische analyse. Er zijn veel modellen ontwikkeld die je helpen na te denken over je didactisch handelen. Al die manieren zou je ook Didactische analyse kunnen noemen. Het begrip ‘Didactische Analyse’ gaat altijd over het model van Van Gelder. Vaak wordt het afgekort als DA.

co

py

rig

Het model Didactische Analyse in beeld.

Formuleren van de beginsituatie Het in kaart brengen van de beginsituatie is het startpunt van het model Didactische Analyse. De beginsituatie geeft duidelijk aan welke kennis en vaardigheden al aanwezig zijn bij lesstof. Het bepaalt of gestelde leerdoelen haalbaar zijn. De volgende factoren spelen mee bij het inschatten van de juiste beginsituatie: • • • • • •

Waar sluit je bij aan? Eerdere ervaringen, gevoeligheden, situaties, belevingswereld? Wat kennen of weten de kinderen al van het onderwerp of wat kunnen ze al? Wat is hun niveau? Hoe leren ze? Hoe is hun motivatie en waarin zijn ze geïnteresseerd? Hoe zijn de omstandigheden waaronder het doel bereikt moet worden?

57


Theoriebron Model Didactische Analyse Van Gelder

Formuleren van SMART leerdoelen

fb

kennen of weten kunnen ontdekt hebben beleefd of ervaren hebben geoefend hebben kennisgemaakt hebben met ...

Ed

u'

Ac

tie

• • • • • •

.v .

Tijdens het voorbereiden van een les gaat het om wat de leerlingen doen. Je formuleert als doel een gedragsvorm van de leerlingen. Met andere woorden: wat kan de leerling met deze les bereiken? De leerling moet na afloop (iets):

Formuleer je leerdoelen SMART.

co

py

rig

ht

Doelstellingen formuleer je zo concreet mogelijk. Hierbij maak je gebruik van het SMART-model. SMART staat voor: • Specifiek: Wie, wat, waar, wanneer, welke, waarom, hoe? • Meetbaar: Wanneer is het doel behaald (80% van de sommen moet goed zijn)? • Acceptabel: Niet te hoge of te lage eisen stellen. • Realistisch: Doelen moeten passen bij wat de leerling kan in een gegeven tijd. • Tijdgebonden: Wanneer is het doel bereikt?

58

Onderwijsleersituatie De onderwijsleersituatie bestaat uit 5 onderdelen: • de leerstof De kennis of vaardigheden die horen bij het leerdoel. • de leeractiviteiten De activiteiten van leerlingen die ervoor zorgen dat ze kennis en vaardigheden onthouden en begrijpen. Denk aan ordenen, samenvatten, lezen, schrijven, oefeningen maken, vergelijken, toepassen, analyseren en creëren en het presenteren van informatie. • de leermiddelen Media en technische hulpmiddelen die de leerkracht inzet om leerdoelen te bereiken. Bijvoorbeeld boeken, werkboeken, een artikel, een website, een iPad, een mobiele telefoon, het digibord, een computer, een documentaire, een 3D-bril.


Theoriebron Model Didactische Analyse Van Gelder

.v .

de werkvormen De werkwijzen waarmee leerdoelen worden bereikt. Zoals luisteren, discussiëren, werken aan een mindmap, coöperatieve werkvormen, een kringgesprek, een interview afnemen, een rollenspel en verschillende instructievormen. de onderwijsactiviteiten Dit zijn leerkrachtactiviteiten, zoals uitleggen, instructies geven, vragen beantwoorden en hulp bieden. De onderwijsactiviteiten zijn in samenhang met de leeractiviteiten.

fb

Product- en procesevaluatie voor het onderwijs

ht

Ed

u'

Ac

tie

Evalueren betekent ‘waarde bepalen’ of ‘belang bepalen’. Met een evaluatie bepaal je of de leerdoelen gehaald zijn. Heb je dankzij het uitvoeren van de leer- en onderwijsactiviteiten je leerdoelen bereikt? Is de beginsituatie van jouw leerlingen veranderd? Wanneer dit niet het geval is, moet je je onderwijs(doelen) bijstellen. Er worden twee vormen van evaluatie onderscheiden: • productevaluatie Deze vorm van evaluatie gaat over de behaalde leerresultaten van de leerlingen (dit kun je controleren door het afnemen van een toets). • procesevaluatie Deze vorm van evaluatie gaat over het proces; de voortgang van de onderwijsactiviteiten. Hierbij gaat het om de manier waarop je het resultaat wel of niet bereikt hebt.

co

py

rig

Met het DA-model evalueer je het product en het proces.

59


Theoriebron Pedagogisch klimaat

.v .

Theoriebron Pedagogisch klimaat Inleiding

Ed

u'

Ac

tie

fb

Ieder mens en iedere leerling, heeft behoeften. De behoefte aan vriendschap of veiligheid. Maar ook aan meer eenvoudige dingen, zoals drinken en eten. Op school hebben leerlingen ook behoeften. Hoe prettiger een leerling zich voelt, hoe beter hij kan leren. Een veilig pedagogisch klimaat helpt bij de ontwikkeling van leerlingen. Op sociaal-emotioneel vlak én op cognitief vlak.

rig

ht

Hoe prettiger een leerling zich voelt, hoe beter zij is staat is tot leren.

co

py

Wat is een pedagogisch klimaat?

60

Een ander woord voor pedagogie is opvoedkunde. Een pedagogisch klimaat is een klimaat van de opvoeding. Het klimaat betekent de sfeer of omstandigheden. Het pedagogisch klimaat is de sfeer in een klas of school waarbinnen opgevoed wordt. Als leerkracht creëer je een veilig pedagogisch klimaat, bijvoorbeeld door pestgedrag meteen aan te pakken, of complimenten te geven. De rol van de leerkracht is van groot belang bij een prettig pedagogisch klimaat. Wanneer een leerling zich veilig en prettig voelt, kan hij zich ontwikkelen op sociaal-emotioneel vlak. Een leerling die ‘lekker in zijn vel’ zit, gaat met plezier naar school en kan zich cognitief beter ontwikkelen. Een goed en veilig pedagogisch klimaat herken je aan: leerlingen die zichzelf kunnen en mogen zijn, leerlingen die elkaar respecteren, een ontspannen sfeer in de klas, leerlingen die elkaar helpen, leerlingen die hun leerkracht in vertrouwen durven nemen en waarbij leerlingen elkaar complimenten geven.


Theoriebron Pedagogisch klimaat

Basisbehoeften

Ed

u'

Ac

tie

fb

.v .

Ieder mens heeft basisbehoeften. Ieder mens heeft eten en drinken nodig, maar ook een gevoel van veiligheid en bescherming. Abraham Maslow (1908-1970), een Amerikaanse psycholoog, heeft de basisbehoeften van de mens in beeld gebracht. Daarvoor gebruikte hij een piramide, met een brede, stevige basis. Volgens Maslow bestaat die stevige basis uit lichamelijke behoeften. Wanneer een mens kan ademen, eten, drinken, slapen, ontspannen, bewegen en vrijen, dan is hij klaar voor de volgende stap van de piramide. De stappen van de piramide volgen elkaar op. Mensen zullen proberen stap voor stap hun behoeften te vervullen. Volgens Maslow gelden deze basisbehoeften voor iedereen, en zijn ze niet aan een cultuur gebonden. De piramide van Maslow laat zien waarom mensen iets doen of nastreven. Wat hun motivatie is. Leerlingen op school hebben ook behoeften. Eerst moet aan een behoefte voldaan worden, voordat er iets anders kan gebeuren. Misschien herken je het volgende. Als jij honger hebt, of slecht hebt geslapen, kun je moeilijker studeren.

ht

De basisbehoeften volgens Maslow.

co

py

rig

Competenties In het onderwijs zijn er drie basisbehoeften die zorgen voor een goed pedagogisch klimaat. Wanneer een leerling deze drie basisbehoeften voelt en ervaart, heeft dat een gunstige invloed op het leren. De drie basisbehoeften zijn door meerdere onderzoekers onderzocht, in Nederland door Luc Stevens. De drie basisbehoeften zijn competentie, autonomie en relatie. Samen ook wel CAR genoemd. De eerste basisbehoefte gaat over competentie. Een ander woord voor competent is bekwaam of kundig. Kort gezegd, competentie betekent voor de leerling: Ik kan het! De leerling moet het gevoel hebben dat wat hij kan en doet belangrijk is. De leerkracht moet hem dat gevoel ook geven. Dat betekent dat leerlingen werk krijgen dat ze kunnen, maar hen ook uitdaagt om een stap verder te komen. Dus, niet te makkelijk, maar ook niet veel te lastig. De leerdoelen moeten voor de leerlingen passend zijn. Soms helpt het om samen met leerlingen leerdoelen vast te stellen. Zo zijn leerlingen ook eigenaar van hun leerproces. De leerkracht laat in zijn gedrag zien dat hij hoge verwachtingen heeft van de leerling, en dat hij beschikbaar is voor ondersteuning. Op die manier vergroot hij de competentie van zijn leerlingen.

61


Theoriebron Pedagogisch klimaat

Autonomie

fb

.v .

De tweede basisbehoefte gaat over autonomie. Een ander woord voor autonoom is zelfstandig. Kortom: Ik kan het zelf! Hierbij gaat het er om dat een leerling voelt en ervaart dat hij een individu is, die verantwoordelijkheid heeft. Hij kan en mag zelf beslissingen nemen. Daarbij houdt de leerling wel rekening met de ander! Voor leerkracht betekent dit dat hij veiligheid biedt, zodat ieder kind zichzelf kan zijn. Dat heeft tot gevolg dat hij leerlingen dus niet altijd op dezelfde manier behandelt. Voor sommige leerlingen kan dit als ‘oneerlijk’ overkomen. De leerkracht stelt denkvragen, reageert op het gedrag van leerlingen en niet op hoe ze zijn en geeft leerlingen de ruimte en veiligheid om keuzes te maken. Zo vergroot hij de autonomie van de leerlingen.

tie

Relatie

co

py

rig

ht

Ed

u'

Ac

De laatste basisbehoeften in het onderwijs gaat over relatie. Voor de leerling betekent dit: Ik hoor erbij! Voor een leerling is het prettig om zich thuis te voelen in de groep. Hij wil er graag bij horen en zich geaccepteerd voelen. Dat geeft een veilig en vertrouwd gevoel. Leerlingen werken samen in de klas met de leerkracht aan een goede relatie en een fijne sfeer. Dat kan door sommige leerlingen naast elkaar te laten zitten en anderen niet. Wanneer er ruzies zijn, praat je die uit en los je ze op. Wanneer pestgedrag voorkomt, werk je hieraan. Leerkrachten spelen een grote rol bij het ontwikkelen en in stand houden van relaties. Dit doen zij door het goede voorbeeld te geven, in de klas en in de omgang met collega’s. Maar ook door op te komen voor leerlingen en hen te ondersteunen.

62


Theoriebron Leren in vijf dimensies van Marzano

.v .

Theoriebron Leren in vijf dimensies van Marzano Inleiding

Ed

u'

Ac

tie

fb

Robert Marzano is een Amerikaanse onderwijswetenschapper. Hij heeft in de jaren negentig van de vorige eeuw een model ontwikkeld. Dit model heet leren in 5 dimensies. Het model heeft praktische instrumenten die ingaan op leerprocessen van leerlingen. De instrumenten, of tips of handvatten, zijn voor de leerlingen activerend. Dat betekent dat de leerling een actieve leerhouding inneemt. Op deze manier worden leerlingen steeds zelfstandiger. Wanneer de leerkracht lesgeeft volgens het model, vergroot dit de succeservaringen en cognitieve ontwikkeling van leerlingen.

Slootje scheppen, zelfstandig onderzoek doen.

ht

Dimensies

co

py

rig

Een ander woord voor dimensie is aspect of kant. Wanneer je iets in 3D ziet, bekijk je iets wat drie dimensionaal is. Je ziet iets met hoogte, diepte en breedte. Het leren in vijf dimensies gaat om het kijken naar leren op vijf verschillende manieren. Wanneer een leerkracht rekening houdt met al die vijf aspecten, ‘verleidt’ en motiveert hij leerlingen om te gaan leren. De leerling krijgt zin om te leren en doet écht iets met de leerstof. De vijf dimensies van leren moeten steeds uitgangspunt zijn bij het voorbereiden van leeractiviteiten en –processen. Robert Marzano heeft de dimensies samengesteld na lang psychologisch onderzoek, waarin de motivatie van de leerling een grote rol speelde. Marzano combineert met zijn model denken en doen.

Eerste dimensie: motivatie De eerste dimensie van Marzano gaat over motiveren. Leerlingen moeten zin krijgen om te leren en te werken. Hoe kan de leerkracht ervoor zorgen dat leerlingen gemotiveerd worden én blijven? Marzano noemt in zijn model leerkrachtactiviteiten en randvoorwaarden om leerlingen blijvend te motiveren. Het gaat om: • het creëren van een veilig pedagogisch klimaat • leerlingen het belang van taken op school laten inzien

63


Theoriebron Leren in vijf dimensies van Marzano

• ontwikkelen vertrouwen in het eigen kunnen (competentie) van de leerlingen • betrokkenheid van de leerlingen vergroten. De eerste dimensie gaat vooral over een positieve houding over school en leren.

.v .

Tweede dimensie: verwerven en integreren van nieuwe kennis

u'

Ac

tie

fb

De tweede dimensie gaat over het verwerven en integreren van nieuwe kennis. Marzano maakt daarin een onderscheid tussen denken en doen. Bij denken gaat het om kennis, bij doen gaat het om het aanleren van nieuwe vaardigheden. Denken en doen bestaan uit drie fasen. Bij denken gaat het om: • betekenis opbouwen Wat weet je al? Wat wil je weten/leren? Aangeven wat je geleerd hebt. Dit kan bijvoorbeeld met maken van een woordspin, zelf vragen maken of leerstof verdelen en leerlingen dit aan elkaar laten uitleggen (experts). • organiseren van bestaande kennis Aansluiten op bestaande kennis van leerlingen en hun ervaringen, het ophalen van voorkennis. Dit kan bijvoorbeeld door het maken van een mindmap, een tijdbalk, of oorzaak en gevolg laten ontdekken over de nieuwe leerstof. • onthouden van nieuwe kennis Het opslaan van kennis. Dit kan bijvoorbeeld door een verhaal te vertellen over het onderwerp, oude kennis te koppelen aan nieuwe kennis, overhoren, samen ezelbruggetjes bedenken, een tekening maken.

co

py

rig

ht

Ed

Bij doen gaat het om: • het achterhalen van denkstappen Wat voor stappen maak je in je hoofd als je bijvoorbeeld een staartdeling maakt? De leerkracht denkt hardop, en doet voor hoe hij iets aanpakt. • iets uitproberen De leerlingen gaan oefenen en de leerkracht biedt ondersteuning, door bijvoorbeeld de denkstappen die de leerling maakt, hardop te benoemen. Wat gaat er goed bij de denkstappen, wat gaat er mis? • inslijpen, trainen en automatiseren Door vaak en langer iets te oefenen, wordt iets een automatisme. Ook helpt het om de leerlingen hun eigen voortgang te laten bijhouden.

64

Derde dimensie: kennis en vaardigheden uitbouwen en verankeren De derde dimensie gaat over kennis en vaardigheden uitbouwen en verankeren. Volgens Marzano kunnen kennis en vaardigheden niet zomaar in het hoofd worden opgeslagen en dan weer naar boven gehaald worden. Leerlingen moeten handig worden in het denken zélf. Dat kan door leerstof te vergelijken met situaties en overeenkomsten of verschillen te zoeken. Of door het ordenen van nieuwe leerstof in groepen, bijvoorbeeld in een schema (categoriseren). Andere denkactiviteiten zijn: • conclusies trekken met bewijsmateriaal (bijvoorbeeld een artikel, een reeks van dezelfde rekensommen of door een waarneming) Dit heet inductie. • een foutenanalyse maken • argumenten onderbouwen met behulp van bewijs


Theoriebron Leren in vijf dimensies van Marzano

• •

algemene regels gebruiken voor een bepaalde opdracht Dit heet deductie. Bijvoorbeeld het toepassen van spellingregels in een schrijfopdracht kijken of er patronen te ontdekken zijn in kennis Op die manier kun je kennis ook in een andere situatie gebruiken. Dit heet abstraheren.

.v .

Vierde dimensie: zelfstandig onderzoek doen

Ac

tie

fb

De vierde dimensie gaat over zelfstandig onderzoek doen. Leerlingen passen de geleerde kennis en vaardigheden toe in echte situaties. De wereld om hen heen wordt onderzocht. Dat kan bijvoorbeeld in de échte wereld buiten zijn, maar het kan ook in groepsverband in de klas gebeuren. Je kunt denken aan slootje scheppen. Leerlingen hebben geleerd over alles wat leeft, groeit en bloeit rondom zoetwater. Een excursie naar een waterkant is een mogelijkheid om te onderzoeken of hun geleerde kennis klopt met de werkelijkheid. De leerkracht kan ook kiezen voor meer structuur door lessen en opdrachten. Dan organiseert hij bijvoorbeeld verschillende waterdiertjes en waterplanten in een bak voor in het lokaal. Denkvaardigheden die bij deze dimensie horen zijn: een probleem oplossen, onderzoeken, experimenteren, ontwerpen, uitvinden en beslissen.

Vijfde dimensie: reflectie

co

py

rig

ht

Ed

u'

De vijfde en laatste dimensie gaat over reflectie. Bij Marzano is dit iets anders dan evalueren. Leerlingen leren hoe ze kunnen nadenken over hun eigen leren en leerproces. Leren is vooral effectief wanneer leerlingen hun eigen leergedrag kunnen vormgeven. Het gaat bijvoorbeeld om: • nadenken over plannen Hoe kan de leerling de volgende keer een andere of betere planning maken? Dit heet ook wel zelfregulatie. • nadenken over hun eigen werk en producten Wat vindt de leerling van wat hij gedaan of gemaakt heeft? Kan hij nog iets doen om tot een ander resultaat te komen? Dit is creatief denken. • nadenken over nauwkeurigheid Heeft de leerling alle stappen uitgevoerd? Kon dit anders? Dit heet kritisch denken.

65


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.