9789037240887 dienstverleningsplan

Page 1

co

py r

ig h

tE

du

'A

ct ie

fb

Dienstverleningsplan

.v .

Cursus


Colofon

.v .

Uitgeverij: Edu’Actief b.v. 0522-235235 info@edu-actief.nl www.edu-actief.nl Auteur: Floortje Vissers

fb

Inhoudelijke redactie: Floortje Vissers Titel: Dienstverleningsplan

© Edu’Actief b.v. 2016

ct ie

ISBN: 978 90 3724 088 7

'A

Behoudens de in of krachtens de Auteurswet gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

tE

du

Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h Auteurswet dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in compilatiewerken op grond van artikel 16 Auteurswet kan men zich wenden tot de Stichting PRO (www.stichting-pro.nl). De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.

co

py r

ig h

Door het gebruik van deze uitgave verklaart u kennis te hebben genomen van en akkoord te gaan met de specifieke productvoorwaarden en algemene voorwaarden van Edu’Actief, te vinden op www.edu-actief.nl.


Inhoudsopgave Over deze cursus

8

Werkveld en doelgroepen

12

Hulpvragen in kaart brengen

18

Het dienstverleningsplan schrijven Reflectie

fb

Dienstverleningsplan

.v .

6

26

31

Theoriebron Dienstverleningsplan

32

Theoriebron Werkveld en doelgroepen

ct ie

OriĂŤntatie

4

34

36

'A

Theoriebron Hulpvragen in kaart brengen

39

co

py r

ig h

tE

du

Theoriebron Kennis van het schrijven van een dienstverleningsplan

3


Over deze cursus

Over deze cursus

.v .

Inleiding

fb

Een dienstverleningsplan helpt de professionele dienstverlener om gestructureerd en volgens plan een cliënt te helpen. De eerste stap in het dienstverleningsplan is de hulpvraag van de cliënt. In deze cursus leert de student over het achterhalen van de hulpvraag, het belang en de diverse onderdelen van het dienstverleningsplan.

Leerdoelen

tE

du

'A

ct ie

• Je hebt kennis van het dienstverleningsplan. • Je hebt kennis van het werkveld en bijbehorende doelgroepen van de sociaal-maatschappelijk dienstverlener. • Je hebt kennis van het in kaart brengen van hulpvragen. • Je hebt kennis van het schrijven van een dienstverleningsplan.

ig h

De hulpvraag van de cliënt kan tijdens een gesprek achterhaald worden.

Beoordeling

Aan het eind van de cursus wordt je parate kennis beoordeeld met een toets. Je praktische beheersing van de leerdoelen wordt getoetst aan de hand van een beroepsproduct. Deze wordt op verschillende punten beoordeeld: op inhoud (producteisen) en op uitvoering (processtappen). Andere belangrijke punten bij de beoordeling zijn: actieve deelname aan de lessen, nette uitwerking van de opdrachten in correct Nederlands. Je vindt ze bij elkaar in het Beoordelingsformulier.

co

py r

Beoordelingsformulier <

Planningsformulier <

4

Planning Een beroepsproduct maken kost tijd. Daarom moet je dit goed plannen. Lees eerst de opdracht van het beroepsproduct goed door en vul daarna het Planningsformulier in. Neem ook de andere opdrachten van deze cursus op in je totale planning. Zo voorkom je dat je in tijdnood komt.


Over deze cursus

Beroepsproduct Het dienstverleningsplan (2)

.v .

Je ondersteunt een asielzoeker bij het zoeken van een woonruimte. Bedenk samen met je groepsgenoot een casus over dit onderwerp. De casus is gericht op een cliënt en om zijn hulpvraag op te kunnen lossen is de hulp van meerdere instanties nodig. Plan voor jezelf een datum waarop je dit beroepsproduct inlevert. Vul deze datum in op je planningsformulier.

• • • • • •

Maak een planning en stel een samenwerkingscontract op. Bedenk een interessante casus en werk deze uit. Bedenk een organisatie waarvoor je werkt. Beschrijf kort de inhoud van elk onderdeel. Werk elk onderdeel van het dienstverleningsplan uit. Laat elk onderdeel controleren voordat je verdergaat met het uitwerken van het beroepsproduct. Maak een verslag van alle geschreven hoofdstukken en zorg ook voor een passende titelpagina, een inhoudsopgave en contactgegevens van de organisatie.

ct ie

Werkmodel Samenwerkingscontract <

fb

Processtappen

'A

Laat elke processtap goedkeuren door je docent, voordat je begint aan de volgende processtap.

du

Eisen aan het beroepsproduct

co

py r

ig h

tE

Het dienstverleningsplan bevat de volgende onderdelen: • de beginsituatie • de hulpvraag • SMART-doelstellingen • de rol van andere betrokken instanties • de activiteiten per betrokkene (cliënt, SMD'er, andere hulpverleners) om doelstellingen te behalen (indien nodig met bijbehorende middelen) • vragen voor de evaluatie (product- én procesevaluatie).

5


Oriëntatie

Oriëntatie Opdracht 1

Woordzoeker

ig h

tE

du

'A

ct ie

fb

.v .

In de volgende woordzoeker zijn achttien woorden verwerkt die allemaal te maken hebben met deze cursus over het dienstverleningsplan. Maak gebruik van de theoriebronnen van de cursus en zoek (horizontaal, verticaal en diagonaal) naar passende woorden in de woordzoeker.

py r

Welke woorden heb je gevonden?

Opdracht 2

co

Filmpje Ellen Hoog bij TVDD <

6

Jack van Gelder Bekijk met een studiegenoot het filmpje ‘Ellen Hoog bij TVDD’, waarin Jack van Gelder hockeyster Ellen Hoog interviewt. Geef antwoord op de vragen. a. Wat kun je zeggen over de luisterhouding van Jack van Gelder?


Oriëntatie

b. Hoe zou Jack van Gelder dit kunnen verbeteren als het interview opnieuw zou mogen?

Doelen en acties

.v .

Opdracht 3

ct ie

fb

Als je doelen hebt geformuleerd passend bij de hulpvraag van de cliënt, is het tijd om te bedenken hoe je die doelen kunt vertalen naar acties. Hierna staan enkele doelen en enkele acties genoemd. • Rijlessen nemen. • Over een halfjaar spreek ik voldoende Spaans om een gesprekje te kunnen voeren. • Aanmelden bij een sportvereniging. • Een cursus Spaans volgen. • Over twee maanden heb ik vier nieuwe vrienden gemaakt. • In december heb ik mijn rijbewijs gehaald.

du

b. Wat zijn de acties?

'A

a. Wat zijn de doelen?

co

py r

ig h

tE

c. Welk doel hoort bij welke actie?

7


Dienstverleningsplan

Dienstverleningsplan

.v .

Inleiding

fb

Een dienstverleningsplan helpt de professionele dienstverlener om gestructureerd en volgens plan een cliënt te helpen. In het plan staat het hele proces omschreven dat nodig is om de gestelde doelen te bereiken. In deze opdrachtenset leer je over de betekenis, de onderdelen, het belang en de verschillende onderdelen van het dienstverleningsplan.

Leerdoelen

ig h

tE

du

'A

ct ie

• Je kunt uitleggen wat de betekenis is van een dienstverleningsplan. • Je kunt aangeven uit welke onderdelen een dienstverleningsplan bestaat. • Je hebt kennis van de cyclus van methodisch werken bij het opstellen van een dienstverleningsplan. • Je kunt het belang van een dienstverleningsplan uitleggen.

Je werkt aan het dienstverleningsplan met de cyclus van methodisch werken.

Opdracht 1

Betekenis dienstverleningsplan

py r

Er is een grote kans dat je als sociaal-maatschappelijk dienstverlener gaat werken met een dienstverleningsplan. Je moet een bestaand plan gebruiken of je moet het zelf opstellen. Zoek op internet twee definities van het begrip dienstverleningsplan die jou het meest aanspreken en leg uit waarom.

co

Welke twee definities heb je gevonden?

8


Dienstverleningsplan

Opdracht 2

Een dienstverleningsplan zul je in de praktijk als sociaal-maatschappelijk dienstverlener vaak tegenkomen. Waar denk jij aan bij het begrip dienstverleningsplan? Denk aan de betekenis van het dienstverleningsplan en aan praktijksituaties waarin je het plan tegen kunt komen. Maak hierover een mindmap met behulp van Coggle. Print je mindmap uit en bespreek deze met een klasgenoot.

.v .

Website Coggle <

Mindmap dienstverleningsplan

Theoriebron Dienstverleningsplan <

De onderdelen van het dienstverleningsplan

Het dienstverleningsplan is geen statisch instrument, wat wil zeggen dat het constant bijgesteld kan worden. Maar vier onderdelen komen altijd terug: de hulpvraag, (sub)doelen, middelen en activiteiten.

ct ie

Opdracht 3

fb

Wat zijn de overeenkomsten en wat zijn de verschillen tussen jullie mindmaps?

Opdracht 4

du

'A

Wat denk jij dat hiermee bedoeld wordt? Hoe staan deze vier onderdelen in relatie met elkaar? Maak gebruik van de Theoriebron Dienstverleningsplan.

Benoem het onderdeel

tE

In het dienstverleningsplan komen vier onderdelen altijd terug: de hulpvraag, (sub)doelen, middelen en activiteiten. Geef van volgende zinnen aan bij welk onderdeel ze horen. Maak gebruik van de Theoriebron Dienstverleningsplan.

ig h

a. Bestaande gesprekken analyseren. b. 'Er is iets dat ik graag met mijn partner wil bespreken, maar ik weet niet hoe ik dit aan moet pakken.'

py r

c. Videocamera voor het opnemen van oefengesprekken. d. Oefengesprekken voeren en opnemen.

co

e. 'Ik wil belangrijke zaken kunnen bespreken met mijn partner'.

9


Dienstverleningsplan

Opdracht 5

Cyclus methodisch werken Methodisch werken is heel belangrijk voor de professional in de welzijnssector. De cyclus van methodisch werken is de basis van veel plannen en dus ook van het dienstverleningsplan!

.v .

Zet de volgende fases van het methodisch werken in de juiste volgorde. Vul ook de ontbrekende fase in. Fases: evaluatie, doelen, voorbereiding, beginsituatie. 1. 2.

fb

3. 4.

Opdracht 6

ct ie

5.

Welke fase?

Geef van volgende situaties aan in welke fase van de cyclus van methodisch werken deze thuishoort. Maak gebruik van de Theoriebron Dienstverleningsplan.

'A

a. Cliënt komt op een vaste dag voor de begeleiding.

b. Met de cliënt terugkijken op het plan. Is het gelukt?

du

c. De cliënt heeft binnen twee weken een zinvolle dagbesteding. d. Achtergrond: de cliënt spreekt gebrekkig Engels.

Opdracht 7

tE

e. De cliënt doet aan sport.

Belang dienstverleningsplan

ig h

Niet elke hulpvraag heeft een dienstverleningsplan nodig. Geef van volgende hulpvragen aan of een dienstverleningsplan van belang is en leg uit waarom wel of waarom niet. Maak indien nodig gebruik van de Theoriebron Dienstverleningsplan.

py r

a. Asielzoeker leren omgaan met Nederlands geld.

co

b. Tienermoeder de weg wijzen naar het consultatiebureau.

10

c. Verslaafde ondersteunen bij het afkickproces.


Dienstverleningsplan

d. Asielzoeker uitleg geven over de wasmachine.

Opdracht 8

fb

ct ie

f. Jongere begeleiden bij de uitvoering van een taakstraf.

.v .

e. CliĂŤnt ondersteunen bij de aanvraag van voorzieningen.

Wat is het belang?

'A

In deze opdracht ga je nadenken over het belang van het dienstverleningsplan. In viertallen bedenk je een casus over een gezin, bestaande uit vier gezinsleden die alle vier een dienstverleningsplan nodig hebben. Individueel beschrijven jullie voor een gezinslid waarom hij of zij een dienstverleningsplan nodig heeft. Maak indien nodig gebruik van de Theoriebron Dienstverleningsplan.

tE

du

a. Welke situatie hebben jullie bedacht?

ig h

b. Wat is het belang van het dienstverleningsplan voor het gezinslid dat jij bestudeerd hebt?

co

py r

c. Bespreek het belang van de vier dienstverleningsplannen voor het gezin. Zijn jullie het met elkaar eens? Waarom wel of waarom niet?

11


Werkveld en doelgroepen

Werkveld en doelgroepen

.v .

Inleiding

fb

Een sociaal-maatschappelijk dienstverlener kan in diverse functies binnen de samenleving actief zijn en met verschillende doelgroepen in aanraking komen. Maar je kunt niet elke cliënt helpen, hoe graag je dat ook zou willen. Het is belangrijk om dat te beseffen en de cliënt door te verwijzen naar een andere organisatie als die gespecialiseerd is in de hulpvraag van de cliënt.

Leerdoelen

ct ie

Je kunt van enkele doelgroepen een globale beschrijving geven. Je kunt regelgeving en voorzieningen voor een doelgroep omschrijven. Je kunt van enkele doelgroepen behoeftes noemen waarin je als SMD'er kunt voorzien. Je kunt andere hulp- of dienstverleners omschrijven met wie je moet samenwerken om de doelstellingen te bereiken.

py r

ig h

tE

du

'A

• • • •

Drugsverslaafden kunnen een doelgroep zijn voor de SMD'er.

co

Opdracht 1

12

Doelgroepen Een dienstverleningsplan kun je voor diverse doelgroepen met uiteenlopende hulpvragen gebruiken. Doelgroepen hebben in grote lijnen vaak dezelfde problemen of moeilijkheden waar ze mee te maken kunnen krijgen. Geef een omschrijving van de volgende doelgroepen door eerst de definitie te geven en dan te beschrijven wie er in deze doelgroep vallen (leeftijd/opleiding/financiële situatie) en welke problemen zij kunnen hebben. Zoek hiervoor informatie op het internet. Beschrijf ook de bron waar je de informatie hebt gevonden.


Werkveld en doelgroepen

.v .

a. Doelgroep dak- en thuislozen

du

'A

c. Cliënten met schulden

ct ie

fb

b. Doelgroep drugsverslaafden

ig h

tE

d. Bespreek je antwoorden met een medestudent. Wat zijn de verschillen en wat zijn de overeenkomsten tussen jullie antwoorden? Leg je antwoord uit.

Opdracht 2

In deze opdracht ga je een omschrijving maken van een doelgroep. Een doelgroep waar je als sociaal-maatschappelijk dienstverlener mee zou willen werken. Maak gebruik van de Theoriebron Werkveld en doelgroepen. Zoek individueel op internet informatie over: • de definitie van de doelgroep • de mensen die behoren tot deze doelgroep • kenmerken van de doelgroep • problemen van de doelgroep • organisaties of instellingen die hulp bieden aan deze doelgroep.

py r

Website Easel.ly <

Jouw doelgroep

co

Theoriebron Werkveld en doelgroepen <

Deze gegevens verwerk je in een poster met behulp van Easel.ly. Maak de poster en print deze uit. a. Bespreek de poster met een klasgenoot. Komen alle punten terug in de poster? Ja / Nee b. Wat zijn de verschillen en de overeenkomsten tussen jullie posters? Leg je antwoord uit.

13


Werkveld en doelgroepen

Artikel Kind van asielzoeker mist spel en school NRC Handelsblad, 12 juni 2009 <

Regelingen en voorzieningen voor asielzoekers Het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) is door het ministerie van Justitie aangesteld om de opvang en begeleiding van asielzoekers te regelen. Asielzoekers hebben in Nederland diverse rechten en plichten. Rechten zijn de dingen waar je volgens de wet recht op hebt, plichten zijn dingen die je moet uitvoeren. Een van de rechten van kinderen van asielzoekers is het volgen van recreatieve en educatieve activiteiten, een van de plichten is dat kinderen naar school gaan.

.v .

Opdracht 3

Plichten

ct ie

Rechten

fb

a. Welke rechten en plichten hebben asielzoekers nog meer? Maak indien nodig gebruik van het internet en vul het schema in.

Leuke activiteiten

Middelen

py r

ig h

tE

Problemen

du

'A

b. Lees het artikel ‘Kind van asielzoeker mist spel en school’ uit NRC Handelsblad (12 juni 2009). Onderstreep de problemen waarmee deze kinderen te maken hebben. Zet de problemen die met verveling te maken hebben hierna in de linkerkolom en noteer in de middelste kolom leuke activiteiten om deze problemen op te lossen. Noteer in de rechterkolom welke middelen je nodig hebt om de activiteiten uit te kunnen voeren.

co

c. Bespreek je schema met een klasgenoot. Wat zijn de overeenkomsten en wat zijn de verschillen tussen jullie schema's? Leg je antwoord uit.

14

d. Denk je dat jullie schema's haalbaar zijn? Waarom wel of waarom niet?


Werkveld en doelgroepen

Opdracht 4

Voorzieningen asielzoekers

du

'A

ct ie

fb

.v .

Er zijn diverse voorzieningen in Nederland voor asielzoekers. Zoek in de woordzoeker hierna vijf organisaties die voorzieningen voor asielzoekers aanbieden (horizontaal, verticaal en diagonaal). En zoek op internet wat deze organisaties dan aanbieden voor asielzoekers.

tE

a. Welke organisaties heb je gevonden?

b. Noteer voor elke organisatie het hulpaanbod voor asielzoekers:

ig h

1.

co

py r

2.

3.

4.

5.

15


Werkveld en doelgroepen

Opdracht 5

Interesses en behoeftes

.v .

Elke doelgroep en elke cliĂŤnt heeft zijn eigen hulpvraag en elke instelling zal zich dan ook richten op haar eigen groep cliĂŤnten. Het beleid, het personeel en de activiteiten zijn er afgestemd op de hulpvraag van de doelgroep. Maak van elke hierna genoemde doelgroep een korte omschrijving. Noteer per doelgroep interesses en behoeftes met betrekking tot activiteiten en zoek naar organisaties of instellingen die deze activiteiten kunnen verzorgen. Maak gebruik van het internet. Doelgroep jongeren (13-17 jaar)

fb

a. Interesses:

c. Betrokken organisaties:

Doelgroep alleenstaande mannen

'A

d. Interesses:

ct ie

b. Behoeftes:

du

e. Behoeftes:

tE

f. Betrokken organisaties:

Doelgroep alleenstaande jonge moeders g. Interesses:

ig h

h. Behoeftes:

py r

i.

co

j.

16

Betrokken organisaties:

Vergelijk je antwoorden met een medestudent. Wat zijn de overeenkomsten en wat zijn de verschillen? Leg je antwoord uit.


Werkveld en doelgroepen

Opdracht 6

Behoeftes achterhalen

.v .

Elke cliënt heeft zijn eigen hulpvraag. Hier stel je samen met de cliënt een doel voor op. Vervolgens bedenk je activiteiten om aan het doel te werken. Het is belangrijk dat de activiteiten voldoen aan de behoeftes van de cliënt. Geef bij volgende situaties aan wat de behoefte is van de cliënt en geef een voorbeeld van een activiteit die hierbij past. Zoek ook een zorg- of hulpverlener of organisatie die deze activiteit zou kunnen uitvoeren.

fb

a. Lieke is een meisje van zeventien jaar en zit in het laatste jaar van het gymnasium. Ze is hoogbegaafd en is snel verveeld op school.

'A

ct ie

b. Patrick is net vrijgelaten uit de gevangenis. Hij is een ex-gedetineerde en wil zijn leven opnieuw opbouwen.

co

py r

ig h

tE

du

c. Lies is veertig jaar en heeft kanker. Ze is terminaal wat wil zeggen dat ze spoedig aan haar ongeneeslijke ziekte zal overlijden. Ze verblijft thuis en heeft het gevoel dat iedereen alles voor haar regelt zonder dat ze er zelf iets over te zeggen heeft.

17


Hulpvragen in kaart brengen

.v .

Hulpvragen in kaart brengen Inleiding

ct ie

Leerdoelen

fb

De eerste stap in het dienstverleningsplan is de hulpvraag van de cliënt. Dit is het vastgelegde probleem in de eigen bewoordingen van de cliënt. Soms is de hulpvraag voor de cliënt zelf nog niet duidelijk. De sociaal-maatschappelijk dienstverlener moet de cliënt helpen met het in kaart brengen van de hulpvraag.

ig h

tE

du

'A

• Je hebt kennis van competenties van de sociaal werker om de cliënt op zijn gemak te stellen. • Je hebt kennis van het verduidelijken van de hulpvraag. • Je kunt aangeven op welke manier je de behoefte van een hulpvrager kunt achterhalen. • Je kunt hulpvragen omschrijven en rangschikken. • Je kunt de invloed van omgevingsfactoren op cliënten beschrijven. • Je kunt aangeven welke organisatie relevant is voor een bepaalde hulpvraag.

De hulpvraag van de cliënt is niet altijd makkelijk te achterhalen.

Empathie en integriteit

py r

Opdracht 1

co

Theoriebron Hulpvragen in kaart brengen <

Om de juiste informatie van een cliënt te verkrijgen is het belangrijk dat je zorgt dat de cliënt zich op zijn gemak voelt en zich openstelt voor jouw vragen. Je kunt dit doen door integer en empathisch te handelen. Beantwoord de volgende vragen en maak gebruik van de Theoriebron Hulpvragen in kaart brengen. a. Beschrijf wat je onder empathie verstaat.

b. Aan wat voor soort houding of gedrag herken je empathie bij een ander?

18


Hulpvragen in kaart brengen

c. Noem vijf kenmerken, eigenschappen of competenties van iemand met empathisch vermogen. 1. 2.

.v .

3. 4.

ct ie

d. Beschrijf wat je onder integer handelen verstaat.

fb

5.

e. Hoe kun je aan de cliënt laten zien dat je integer handelt?

Structuur bieden

'A

Opdracht 2

du

Een (eerste) gesprek voeren met een professional kan eng zijn voor cliënten. Je kunt de cliënt op zijn gemak stellen door hem structuur en duidelijkheid te geven. Dit kun je doen door aan te geven hoe het gesprek zal verlopen en wat hij van jou kan verwachten. Maak gebruik van de Theoriebron Hulpvragen in kaart brengen en vul het volgende schema in:

tE

Doel van deze fase

Kenmerk(en) van deze fase

ig h

Fase 1:

Fase 2:

py r

Fase 3:

co

Fase 4:

19


Hulpvragen in kaart brengen

Opdracht 3

Hulpvraag verduidelijken In de praktijk zal het vaak voorkomen dat een cliënt zelf nog niet precies weet wat zijn hulpvraag is. Hij heeft een probleem want hij komt naar jou als sociaal-maatschappelijk dienstverlener, maar weet misschien nog niet wat zijn hulpvraag is.

fb

.v .

Lees de Theoriebron Hulpvragen in kaart brengen. In de theoriebron staan vier punten die je kunt toepassen om de hulpvraag van de cliënt te verduidelijken. Je kunt dit doen door onder andere aandacht en begrip te tonen, een actieve luisterhouding aan te nemen, samenvattingen te geven en feedback te vragen aan de cliënt. Geef samen met een studiegenoot bij elk van de volgende punten twee nieuwe voorbeelden van dingen die je kunt doen of kunt zeggen om de cliënt op zijn gemak te stellen.

du

c. Samenvattingen geven.

'A

b. Actieve luisterhouding aannemen.

ct ie

a. Aandacht en begrip tonen.

Opdracht 4

Luisterhoudingen vergelijken In deze opdracht ga je diverse filmpjes bekijken en op basis daarvan een mening vormen over wat jij een goede actieve luisterhouding vindt. Zo nodig kun je gebruikmaken van de Theoriebron Hulpvragen in kaart brengen.

ig h

Filmpje Thema 2 Detectie: Actief luisteren <

tE

d. Feedback vragen.

a. Bekijk het eerste filmpje ‘Thema 2 - Detectie: Actief luisteren’. Wat kun je zeggen over de luisterhouding van het linker meisje?

py r

Filmpje Actief luisteren Eva <

co

Filmpje Actief luisteren <

20

b. Bekijk het tweede filmpje ‘Actief luisteren Eva’. Wat kun je zeggen over de luisterhouding van het linker meisje?

c. Bekijk het derde filmpje ‘Actief luisteren’. Wat kun je zeggen over de luisterhouding van het rechter meisje?


Hulpvragen in kaart brengen

d. Welk filmpje vind jij het beste? Leg je antwoord uit.

fb

.v .

e. Bedenk hoe de persoon in het door jou als beste gekozen filmpje zijn luisterhouding nog kan verbeteren.

Opdracht 5

Hulpvraag van Joseph

ct ie

f. Bespreek je antwoord met een studiegenoot. Wat vind jij op basis van deze filmpjes de ingrediënten voor een goede actieve luisterhouding?

'A

De hulpvraag van een cliënt is niet altijd even duidelijk. In deze opdracht ga je aan de hand van een casus en een gesprek de hulpvraag van cliënt Joseph achterhalen. Lees eerst de casus.

tE

du

Joseph woont en werkt in een azc. In het begin was hij erg blij met zijn baantje in de bibliotheek. Naast opruimen en schoonmaken mocht hij de laatste maanden vaak helpen bij de uitgifte van boeken. Hij deed nuttig werk en hoefde zich niet langer te vervelen. Sinds een paar weken meldt Joseph zich regelmatig ziek en komt niet werken. Hij zegt dat het werk te moeilijk voor hem is en dat hij er hoofdpijn van krijgt. Hij wil graag ander werk doen. Karlijne begeleidt Joseph en heeft sterk het vermoeden dat er iets anders aan de hand is.

a. Wat is op het eerste gezicht de hulpvraag van Joseph?

ig h

b. Bedenk samen minstens vijf open vragen voor een gesprek tussen Karlijne en Joseph. Welke vragen hebben jullie bedacht? 1.

co

py r

2.

3.

4.

5.

21


Hulpvragen in kaart brengen

Naast het voeren van een gesprek met de cliënt zijn er ook andere manieren om de hulpvraag van de cliënt te achterhalen. Maak in tweetallen een prikbord met behulp van Lino over ten minste vier mogelijkheden om de hulpvraag van een cliënt te achterhalen. Ga ook op zoek naar passende woorden en afbeeldingen bij deze vier mogelijkheden.

ct ie

Website Lino <

Behoeftes achterhalen

fb

Opdracht 6

.v .

c. Jullie gaan het gesprek uitvoeren. Een student speelt de rol van Joseph en de ander de rol van Karlijne. Wat is na het uitvoeren van het gesprek volgens jullie de oorzaak van Josephs probleem? Kun je de daadwerkelijke hulpvraag achterhalen?

a. Welke mogelijkheden heb je gevonden?

Hulpvraag rangschikken

tE

Opdracht 7

du

'A

b. Print het prikbord uit en vergelijk deze met die van een ander tweetal. Wat zijn de overeenkomsten en wat zijn de verschillen tussen de mogelijkheden om de hulpvraag te achterhalen?

ig h

Een cliënt kan soms tegelijkertijd tegen meerdere problemen aan lopen. Het is dan van groot belang om samen met de cliënt prioriteiten te stellen. Prioriteiten moeten altijd op het doel gericht zijn en zijn op twee manieren te bepalen. Wat is dringend en wat kan later? En welke doelen zijn noodzakelijk en welke minder noodzakelijk? Maak indien nodig gebruik van de Theoriebron Hulpvragen in kaart brengen.

py r

Geef voor de hulpvragen van een tienermoeder in de tabel hierna aan hoe dringend en noodzakelijk ze zijn. Druk de mate van prioriteit uit door in de tabel in te vullen: ‘laag’, ‘gemiddeld’, ‘hoog’ of ‘zeer hoog’. Hulpvraag Onderdak regelen Afspraak consultatiebureau voor baby

co

Uitkering aanvragen

22

Werken aan relatie met ouders

Dringend

Noodzakelijk


Hulpvragen in kaart brengen

Opdracht 8

Prioriteiten stellen

.v .

Omdat je niet alle problemen in een keer kun oplossen, moet je prioriteiten stellen. Wat is dringend en wat kan later? En welke doelen zijn noodzakelijk en welke minder noodzakelijk? Lees de volgende casus. Haal de doelen uit de casus en geef aan hoe dringend en noodzakelijk ze zijn. Druk de mate van prioriteit uit als ‘laag’, ‘gemiddeld’, ‘hoog’ of ‘zeer hoog’. Vul het schema in. Maak indien nodig gebruik van de Theoriebron Hulpvragen in kaart brengen.

ct ie

fb

Sonja wil studeren in Groningen. Ze woont nu nog thuis en de reisafstand is te groot om dagelijks op en neer te gaan. Daarnaast twijfelt ze nog tussen twee studies en heeft ze zich nog niet ingeschreven. Binnen een maand lopen de inschrijftermijnen af en moet Sonja dus een keuze hebben gemaakt. Als ze gaat studeren, wil ze ook graag lid worden van een studentenvereniging. Eigenlijk vinden haar ouders het nog veel te vroeg voor haar om op kamers te gaan. Ze zien liever dat hun dochter een studie dicht bij huis kiest. Sonja moet veel besluiten nemen en dingen regelen. Ze besluit een prioriteitenoverzicht te maken om te bepalen wat eerst moet en wat later kan.

Dringend

Noodzakelijk

Opdracht 9

du

'A

Doelen

Omgevingsfactoren

tE

In de omgeving van de cliënt kunnen diverse factoren spelen die van invloed zijn op het vragen van hulp door de cliënt. Lees het volgende tekstfragment en geef antwoord op de vragen. Maak indien nodig gebruik van de Theoriebron Hulpvragen in kaart brengen.

ig h

Zorg voor Asielzoekers met Psychische Problemen

co

py r

Er kunnen verschillende redenen zijn waarom hulp voor deze kwetsbare groep asielzoekers onvoldoende op gang komt: soms vragen asielzoekers met psychische problemen niet om hulp, bijvoorbeeld vanwege gevoelens van schaamte. Vaak is men onbekend met de mogelijkheden van hulpverlening in Nederland. Ook moeten asielzoekers van het ene opvangcentrum naar het volgende opvangcentrum verhuizen, waardoor hulpverlening nauwelijks op gang lijkt te kunnen komen. Vanwege een gebrekkige overdracht van medische gegevens bij verhuizingen verdwijnen asielzoekers met psychische problemen regelmatig uit het zicht. Daarnaast lijkt er bij sommige (GGZ-) instellingen sprake te zijn van handelingsverlegenheid: hoe hulp te verlenen aan (getraumatiseerde) mensen die nog geen verblijfsstatus hebben? Zonder hulpverlening is de kans groot dat de psychische toestand van deze asielzoekers verslechtert en dat hun asielprocedure als gevolg hiervan vertraging oploopt. Bron: Folder ASKV, ‘Zorg voor Asielzoekers met Psychische Problemen’.

a. Noem vijf verschillende redenen uit het artikel voor het onvoldoende op gang komen van hulp voor deze groep asielzoekers.

23


Hulpvragen in kaart brengen

Opdracht 10

.v .

b. Wat zijn mogelijke hulpvragen van deze groep asielzoekers?

Matchen

fb

Een andere doelgroep waarmee SMD'ers vaak werken, is de groep zwerfjongeren. Verbind in de volgende tabel de hulpvraag met de instantie die hulp aanbiedt. Maak hierbij gebruik van het internet en indien nodig van de Theoriebron Hulpvragen in kaart brengen. Jongeren Informatie Punt Den Haag

ct ie

Werk zoeken

Omgangsregeling met ouders

Stichting Zwerfjongeren Nederland

Leren omgaan met geld

Raad voor Kinderbescherming

Omgevingsfactoren bij Yildiz

du

Opdracht 11

Leger des Heils

'A

Slaapplek zoeken

tE

In de omgeving van de cliĂŤnt kunnen verschillende factoren aanwezig zijn die van invloed zijn op de hulpvraag van de cliĂŤnt. Lees de volgende casus en geef antwoord op de vragen. Maak indien nodig gebruik van de Theoriebron Hulpvragen in kaart brengen.

ig h

Yildiz is een Turks meisje van negentien jaar. Ze is geboren in Oost-Turkije op het platteland dat nog erg behoudend is. Haar ouders zijn erg religieus. Haar vader heeft voor haar een mogelijke partner gevonden en wil die aan haar voorstellen. Ze wil dit niet want ze heeft in Nederland een Turkse jongen ontmoet waar ze verliefd op is, maar haar vader weet hier niks van. De jongen komt uit de stad Ankara en is erg modern, haar vader zal dit nooit goedkeuren! Yildiz weet niet goed wat ze moet doen en vraagt hulp bij een sociaal-maatschappelijk dienstverlener.

py r

a. Wat zou de hulpvraag van Yildiz kunnen zijn?

co

b. Welke omgevingsfactoren spelen in deze casus?

c. Wat is de invloed van deze omgevingsfactoren op Yildiz?

d. Zou het helpen als de sociaal-maatschappelijk dienstverlener intercultureel kan communiceren?

24


Hulpvragen in kaart brengen

Opdracht 12

Relevante organisaties

.v .

Als een cliĂŤnt met een hulpvraag bij een sociaal-maatschappelijk dienstverlener komt, is hij niet altijd meteen aan het juiste adres. Soms moet hij doorverwezen worden naar een andere organisatie die gespecialiseerd is in zijn hulpvraag. Een sociale kaart is een overzicht van instellingen en personen die hulp kunnen bieden voor een bepaalde doelgroep. Geef antwoord op de volgende vragen en maak indien mogelijk gebruik van het internet en de Theoriebron Hulpvragen in kaart brengen.

fb

a. Wat is de functie van een sociale kaart?

ct ie

b. Bert is 54 jaar en zit in een rolstoel omdat zijn benen verlamd zijn. Zijn hulpvraag is gericht op het vinden van werk. Naar welke organisatie zou je Bert doorsturen en waarom?

du

'A

c. Kaleem is 72 jaar oud en erg eenzaam. Zijn hulpvraag is: 'Ik wil verhuizen naar een woonzorgcentrum, waar moet ik naar toe?' Naar welke organisatie zou jij Kaleem doorsturen en waarom?

ig h

tE

d. Mirjam is 34 jaar en is mantelzorger voor haar vader die in een rolstoel zit en weinig zelf kan. Hierdoor heeft ze het erg druk, want naast de mantelzorg heeft ze een gezin met drie kinderen en een parttimebaan. Haar hulpvraag is gericht op het vinden van ontspanning. Naar welke organisatie zou jij Mirjam doorsturen?

co

py r

e. Jelle is 21 jaar, samen met zijn moeder is hij naar een sociaal-maatschappelijk dienstverlener gekomen. Hij is verslaafd aan het roken van joints en gebruikt regelmatig GHB. Zijn hulpvraag is gericht op het afkomen van zijn verslaving. De hulpvraag van zijn moeder is gericht op begeleiding voor een verslaafde zoon. Naar welke organisatie zou jij Jelle en zijn moeder doorsturen en waarom?

f. Vergelijk je antwoorden met die van een medestudent. Hebben jullie voor andere organisaties gekozen? Wat zijn de overeenkomsten en wat zijn de verschillen?

25


Het dienstverleningsplan schrijven

.v .

Het dienstverleningsplan schrijven

fb

Elk dienstverleningsplan ziet er anders uit maar vier onderdelen komen altijd terug: hulpvraag, doelen, middelen en activiteiten. Ook het uitvoeren van een evaluatie is vaak een terugkerend onderdeel van het dienstverleningsplan. In deze opdrachtenset leer je over het schrijven van een dienstverleningsplan, het SMART formuleren van doelen, het omschrijven van activiteiten en middelen, en de evaluatie van het dienstverleningsplan.

Leerdoelen

'A

Theoriebron Kennis van het schrijven van een dienstverleningsplan <

Wat is SMART

Doelen in een dienstverleningsplan moeten SMART geformuleerd zijn. In deze opdracht ga je aan de slag met het SMART formuleren van doelen. Maak gebruik van de Theoriebron Kennis van het schrijven van een dienstverleningsplan.

du

Opdracht 1

Beschrijf individueel in je eigen woorden waar de letters in het woord SMART voor staan en geef bij elke letter een voorbeeld.

ig h

M:

tE

S:

A:

py r

R:

co

T:

26

ct ie

• Je hebt kennis van het SMART formuleren van doelstellingen. • Je hebt kennis van het omschrijven van activiteiten en middelen in een plan om de doelstellingen te behalen. • Je hebt kennis van de evaluatie van het dienstverleningsplan.


Het dienstverleningsplan schrijven

Theoriebron Kennis van het schrijven van een dienstverleningsplan <

Is dit SMART? In het volgende schema staan enkele doelstellingen. Geef aan of deze SMART zijn geformuleerd. Maak gebruik van de Theoriebron Kennis van het schrijven van een dienstverleningsplan. Doelstellingen:

S Ja/Nee

M Ja/Nee

A Ja/Nee

Als ik van school kom, neem ik een baan waarmee ik per maand â‚Ź 4.000,- verdien. In de volgende toets van Nederlands maak ik geen enkele spelfout.

ct ie

Binnen een maand heb ik alle achterstanden in mijn studie weggewerkt.

T Ja/Nee

fb

Ik word goed in volleybal.

R Ja/Nee

.v .

Opdracht 2

'A

Volgende week organiseren wij een bijeenkomst voor senioren waarvan na afloop 80% van de deelnemers zegt dat die voor herhaling vatbaar is.

Opdracht 3

du

Voor de activiteitenmiddag maak ik binnen twee weken geld vrij bij de gemeente.

Doelen formuleren

tE

In deze opdracht ga je doelen formuleren op basis van volgende casus. Maak gebruik van de Theoriebron Kennis van het schrijven van een dienstverleningsplan.

ig h

Het team van medewerkers van het azc Vliegendam wil activiteiten ontwikkelen om de verveling van de bewoners tegen te gaan. Ze willen de bewoners laten kennismaken met de verschillende culturele achtergronden, een aantal sportactiviteiten opzetten en recreatieve activiteiten voor de kinderen ontwikkelen. Formuleer drie doelstellingen volgens de SMART-formule die horen bij de voorgaande tekst.

py r

1.

2.

co

3.

27


Het dienstverleningsplan schrijven

Opdracht 4

Doelen vertalen naar acties Als je doelen hebt geformuleerd, is het tijd om te bedenken hoe je die doelen kunt vertalen naar acties. Hierna staan enkele doelen. Bedenk twee acties bij elk doel. a. Doel: ik wil op 1 januari 2017 een certificaat behaald hebben voor de Russische taalcursus niveau 2 bij het Utrechtse taleninstituut Babel.

.v .

Acties:

fb

b. Doel: ik wil op 31 oktober 2017 een parttime- of fulltimebaan hebben gevonden. Acties:

ct ie

c. Doel: ik wil op 4 september 2016 de Tilburgse Ten Miles uitlopen, zodat ik mij goed voorbereid op de Halve Marathon in Eindhoven op 7 oktober 2016. Acties:

'A

Praktische hulpvraag Karin <

Activiteiten bij hulpvraag

In deze opdracht ga je op basis van een filmpje de hulpvraag achterhalen van cliënt Karin. Vervolgens beschrijf je activiteiten om deze hulpvraag op te lossen. Geef ook aan welke (mogelijke) middelen er nodig zijn voor deze activiteiten en wie deze activiteiten kan uitvoeren. Bekijk het filmpje ‘Praktische hulpvraag Karin’ en geef antwoord op de vragen. Maak indien nodig gebruik van de Theoriebron Kennis van het schrijven van een dienstverleningsplan.

du

Opdracht 5

tE

a. Welke hulpvraag heeft Karin volgens jou?

ig h

b. Wat lijkt bij de start van het filmpje de hulpvraag te zijn van Karin maar is het niet?

py r

Vul het volgende schema in. Bedenk vier activiteiten om de hulpvraag van Karin op te kunnen lossen en beschrijf waarom je hiervoor kiest. Het mogen ook activiteiten zijn waarvoor je iemand moet doorverwijzen naar een andere organisatie.

co

c. Geef ook aan welke (mogelijke) middelen voor de activiteiten nodig zijn en wie de activiteiten zou kunnen uitvoeren.

28

Activiteit:

Waarom:

Middelen:

Wie:


Opdracht 6

Betekenis evalueren

ct ie

fb

.v .

Het dienstverleningsplan schrijven

Iedereen evalueert meermalen per dag. Maar wat betekent evalueren eigenlijk? Ga op internet op zoek naar een definitie van evalueren. Zoek twee definities die jou het meeste aanspreken en leg uit waarom.

Opdracht Betekenis product- en procesevaluatie

tE

Opdracht 7

du

'A

Welke twee definities heb je gevonden?

ig h

Bij evalueren maken we onderscheid tussen een productevaluatie en een procesevaluatie. Beschrijf in je eigen woorden wat de beide evaluaties inhouden. Maak gebruik van de Theoriebron Kennis van het schrijven van een dienstverleningsplan. a. Productevaluatie:

co

py r

b. Procesevaluatie:

Opdracht 8

Opdracht Evaluatiemethoden Welke methode van evaluatie je kiest hangt af van het doel van je evaluatie. Leg uit wanneer je van volgende evaluatiemethoden gebruik kunt maken bij de evaluatie van een dienstverleningsplan. Maak indien nodig gebruik van de Theoriebron Kennis van het schrijven van een dienstverleningsplan. a. Observeren -

29


Het dienstverleningsplan schrijven

b. Toets -

.v .

c. EnquĂŞte -

fb

d. Interviews -

ct ie

e. Bespreek je antwoorden met een klasgenoot. Wat zijn de overeenkomsten en wat zijn de verschillen tussen jullie antwoorden?

Product- of procesevaluatievragen?

du

Opdracht 9

'A

f. Kunnen jullie het eens worden over de antwoorden? Waarom wel of niet? Leg je antwoord uit.

tE

Bij product- en procesevaluatie horen verschillende soorten vragen. Hierna staan enkele evaluatievragen. Gaat het om een vraag die hoort bij de productevaluatie of bij de procesevaluatie? Maak gebruik van de Theoriebron Kennis van het schrijven van een dienstverleningsplan. Hebben we de jongvolwassenen op de juiste wijze begeleid? Productevaluatievraag / Procesevaluatievraag

ig h

Waren de taken goed verdeeld? Productevaluatievraag / Procesevaluatievraag Pasten de doelen bij de beginsituatie? Productevaluatievraag / Procesevaluatievraag

py r

Waren er voor de jongeren voldoende computers beschikbaar? Productevaluatievraag / Procesevaluatievraag

co

Was de tijdsplanning goed? Productevaluatievraag / Procesevaluatievraag Hebben wij de jongeren weten te bereiken met onze cursus? Productevaluatievraag / Procesevaluatievraag Hoe werden de kinderen bij de activiteit betrokken? Productevaluatievraag / Procesevaluatievraag Hebben we op de juiste manier de gegevens verzameld? Productevaluatievraag / Procesevaluatievraag

30


Reflectie

Reflectie Opdracht 1

Reflectie op de lesstof

fb

Kritisch en creatief denken

ct ie

b. Wat wist je al?

Opdracht 2

.v .

a. Wat heb je allemaal geleerd? Noem drie dingen.

du

'A

a. Kijk je naar verschillende mogelijkheden als dingen niet in 1 keer lukken? Noem één voorbeeld.

Samenwerken

ig h

Opdracht 3

tE

b. Kom jij voor jouw mening uit als de situatie dat vraagt? Noem één voorbeeld.

py r

a. Heb jij bijgedragen aan een goede sfeer in de groep? Geef hiervan één voorbeeld.

co

b. Hebben jullie als groep goede afspraken gemaakt? Geef één voorbeeld van een goede afspraak.

31


Theoriebron Dienstverleningsplan

.v .

Theoriebron Dienstverleningsplan

fb

Een dienstverleningsplan helpt de professionele dienstverlener om gestructureerd en volgens plan een cliënt te helpen. In het plan staat het hele proces omschreven dat nodig is om de gestelde doelen te bereiken. Het dienstverleningsplan is dus een hulpmiddel en je kunt het door tussentijdse evaluatie bijstellen. De dienstverlener moet er dan ook voor waken dat het plan zelf niet tot doel verheven wordt.

ct ie

Onderdelen dienstverleningsplan

1. Hulpvraag De eerste stap in het dienstverleningsplan is in gesprek gaan met de cliënt om uiteindelijk de hulpvraag vast te stellen.

du

'A

2. (Sub)doelen Bij het vaststellen van de doelstellingen denk je na over de oplossing van de hulpvraag. Zaak is dat deze SMART geformuleerd zijn. Een doelstelling kun je weer splitsen in subdoelen. Subdoelen zijn makkelijker te behappen en daardoor beter te realiseren. Ook kun je makkelijker bijsturen als je bepaalde subdoelen niet haalt, zonder dat dit ten koste hoeft te gaan van het vooropgestelde doel. Ook hier geldt dat je de doelen samen met de cliënt vaststelt.

tE

3. Middelen Je kunt gestelde doelen alleen halen als je over middelen beschikt. Behalve aan de inspanningen van de cliënt en de SMD’er kun je hierbij denken aan apparaten, gereedschappen, medicijnen of financiële middelen.

ig h

4. Activiteiten Wat moet de cliënt daadwerkelijk doen om het gestelde doel te bereiken? Hiervoor spreek je in het dienstverleningsplan activiteiten af, die je later kunt evalueren. Ook wordt in het plan vastgelegd welke activiteiten de SMD'er en eventuele andere hulpverleners zullen ondernemen. Ook dit is later onderdeel van de evaluatie.

py r

Functie dienstverleningsplan •

co

• •

• • •

32

Begeleiding is maatwerk. Een dienstverleningsplan zorgt ervoor dat de cliënt alleen dat krijgt waaraan hij behoefte heeft. Door het maken van een dienstverleningsplan denk je eerst na voordat je iets doet. Hierdoor blijf je gefocust op het doel. Je werkt in kleine stapjes naar het doel. Door een dienstverleningsplan zijn de tussenstappen duidelijker voor de cliënt. Dit is overzichtelijker dan alles in een keer willen doen. Het dienstverleningsplan zorgt voor betere afstemmingsmogelijkheden tussen alle betrokkenen. Het dienstverleningsplan biedt mogelijkheden om stappen tussentijds te evalueren en eventueel bij te sturen. Gedurende het hele proces is het dankzij het dienstverleningsplan mogelijk om resultaten zichtbaar te maken voor cliënt en betrokkenen.


Theoriebron Dienstverleningsplan

Methodisch werken

co

py r

ig h

tE

du

'A

ct ie

fb

.v .

Methodisch werken is werken volgens een vooropgezet plan om een vooraf gesteld doel te bereiken. Dit doe je aan de hand van een cyclus: de cyclus van methodisch werken. Deze cyclus helpt je een plan systematisch op te zetten, zodat je geen dingen vergeet. De cyclus bevat vijf stappen: 1. beginsituatie Om wie gaat het? Wat zijn de gegevens van deze cliënt? Hoe zijn zijn leefomstandigheden? Je benoemt in deze eerste fase ook het probleem of de behoefte van de cliënt. Waarom is het nodig om een activiteit voor hem te organiseren? Wat wil je daarmee bereiken? Wil de cliënt zelf dat er iets verandert? Of vinden anderen dat noodzakelijk? Dat maakt wel uit voor de manier waarop je aan de activiteit begint. 2. doelstellingen Je werkt aan het dienstverleningsplan met de cyclus Nadat je de beginsituatie goed van methodisch werken. in beeld hebt gebracht en weet wat de behoefte is van je cliënt of doelgroep, ga je nadenken over de doelstellingen. Deze schrijf je op volgens de SMART-formulering. Daarmee kun je nauwkeurig omschrijven wat je doel is met de activiteit die jij gaat vormgeven. 3. voorbereiding De volgende stap is bedenken hoe je deze doelen gaat verwezenlijken en met welke activiteiten. 4. uitvoeren Ben je goed voorbereid, dan kun je de activiteit uitvoeren. Natuurlijk heb je met de cliënten duidelijke afspraken gemaakt over de tijd en de plaats, zijn de betrokkenen op de hoogte gebracht en heb je alle benodigde afspraken en spullen goed geregeld. 5. evalueren Je gaat bij alle onderdelen na of die gegaan zijn zoals je had verwacht. En je bedenkt hoe het komt dat sommige dingen toch anders gingen. Je kunt dan bedenken waarop je de volgende keer moet letten. Je kunt na de evaluatie misschien al nadenken over een nieuw doel voor de betreffende cliënt. En dan is de cirkel dus rond, want je kunt zo weer instappen om (nieuwe) doelen vast te stellen.

33


Theoriebron Werkveld en doelgroepen

.v .

Theoriebron Werkveld en doelgroepen Inleiding

du

'A

ct ie

fb

Een sociaal-maatschappelijk dienstverlener kan in diverse plaatsen binnen de samenleving actief zijn en met verschillende doelgroepen in aanraking komen. Het is van belang dat je beseft dat je niet elke cliënt kunt helpen. Soms is het beter om een cliënt door te verwijzen naar een andere professional of organisatie omdat zij gespecialiseerd zijn in de hulpvraag van de cliënt.

tE

Ouderen zijn een voorbeeld van een doelgroep waarmee je kunt werken als SMD'er.

ig h

Werkterreinen

co

py r

Een werkterrein is een omgeving waarin je de zorg, ondersteuning of begeleiding uitvoert. Dit noem je ook wel het arbeidsveld. Het sociaal werk is opgedeeld in drie werkterreinen. Als sociaal-maatschappelijk dienstverlener kun je in alle drie de terreinen terechtkomen. De werkterreinen zijn: 1. wonen, welzijn en zorg Binnen dit werkterrein wordt vooral gekeken naar doelgroepen die extra ondersteuning of begeleiding nodig hebben. Hierbij kun je denken aan ouderen in een woonservicegebied of woongroepen waar mensen met een verstandelijke of lichamelijke beperking samenleven. 2. maatschappelijk opvoeden Binnen dit werkterrein vallen activiteiten die gericht zijn op het ondersteunen van jongeren maar ook mensen van andere leeftijden die problemen ondervinden met het volwaardig lid zijn van de samenleving. Het signaleren van probleemgedrag, ontwikkelingsachterstanden en behoeftes aan ondersteuning en begeleiding zijn taken van de professional. Door het bieden van educatie, voorlichting of pedagogische hulp worden cliënten geholpen. 3. samenlevingsopbouw Dit werkterrein is gericht op het verbeteren van de sociale samenhang en leefbaarheid in wijken, dorpen en buurten. Vaak zijn er verschillende behoeftes, maar de professional zal door middel van goede communicatie tussen bewoners tot een afstemming moeten komen.

34


Theoriebron Werkveld en doelgroepen

Werkvelden

.v .

Een werkveld is een geheel van organisaties die zich richten op een bepaalde doelgroep. Per werkterrein worden enkele werkvelden benoemd waar je als sociaal-maatschappelijk dienstverlener aan de slag kunt. Zoals je in het schema ziet, zijn er veel overeenkomsten tussen de werkvelden. Je kunt als professional binnen het welzijnswerk actief zijn maar je focus is samenlevingsopbouw of maatschappelijk opvoeden of wonen, welzijn en zorg. Natuurlijk is een combinatie ook mogelijk! Werkvelden

Wonen, welzijn, zorg

Gehandicaptenzorg, ouderenzorg, welzijnswerk, jeugdzorg, verslavingszorg, gemeenten en overheid

Maatschappelijk opvoeden

Gehandicaptenzorg, onderwijs, welzijnswerk, jeugdzorg, verslavingszorg, gemeenten en overheid, GGZ

ct ie

du

Doelgroepen

Welzijnswerk, jeugdzorg, gemeenten en overheid

'A

Samenlevingsopbouw

fb

Werkterrein

ig h

tE

Een doelgroep is een groep cliënten met dezelfde kenmerken en met vergelijkbare behoeftes aan ondersteuning of begeleiding. Toch is elk individu uniek, geen enkele cliënt is hetzelfde! Als sociaal-maatschappelijk dienstverlener werk je vooral met de individuele cliënt. Voorbeelden van doelgroepen zijn: • dak- en thuislozen • verslaafden • asielzoekers • slachtoffers van lichamelijk of psychisch geweld • mensen met een psychosociaal probleem of gedragsproblemen • mensen met een arbeidsgerelateerd probleem • mensen in een justitiële inrichting.

co

py r

De behoeftes van cliënten zijn over het algemeen gericht op het vergroten van de zelfredzaamheid. Dit kan te maken hebben met materiële, financiële en/of psychosociale problemen en omstandigheden.

Doorverwijzen Wanneer een cliënt zich meldt, wil de sociaal werker hem natuurlijk graag helpen. Maar soms is de cliënt niet aan het goede adres en zijn er andere organisaties die de cliënt beter kunnen helpen, omdat zij gespecialiseerd zijn in bepaalde doelgroepen en problematieken. Wanneer het nog onduidelijk is of de cliënt aan het juiste adres is, zal de sociaal-maatschappelijk dienstverlener wel een gesprek voeren met de cliënt. Hij zal met de informatie die hij heeft de situatie van de cliënt in kaart brengen, de benodigde begeleiding vaststellen en hiervoor overleg plegen en afstemmen met andere instanties. Er zijn tal van organisaties en instellingen actief in Nederland, zowel op nationaal als op lokaal niveau, waarnaar je een cliënt kunt doorverwijzen indien dat nodig is.

35


Theoriebron Hulpvragen in kaart brengen

.v .

Theoriebron Hulpvragen in kaart brengen Inleiding

du

'A

ct ie

fb

De hulpvraag is het vastgelegde probleem in de eigen bewoordingen van een cliënt omschreven. Datgene wat deze persoon ervaart en wat zijn wensen zijn ten aanzien van een oplossing. Soms weet de cliënt zelf nog niet wat zijn hulpvraag is en wat zijn behoeftes zijn. De sociaal-maatschappelijk dienstverlener moet weten hoe hij de hulpvraag kan achterhalen en verduidelijken maar ook hoe hij prioriteiten stelt.

tE

Stel de cliënt op zijn gemak zodat hij zich open durft te stellen.

ig h

Cliënt op zijn gemak stellen

co

py r

Een (eerste) gesprek voeren met een professional kan eng zijn voor cliënten. Er zijn enkele competenties die een professional moet beheersen om de cliënt op zijn gemak te stellen. Er worden twee competenties beschreven. • empathie Dit is het vermogen om de ervaringswereld van de cliënt te beleven. Het is belangrijk dat jouw gedrag laat zien dat je de gevoelens en behoeftes van de cliënt onderkent, ook al stroken deze niet met die van jou. Door je empathisch op te stellen laat je de cliënt in zijn waarde omdat je begrip toont voor bijvoorbeeld afwijkende normen, waarden en meningen. Met empathie wordt ook bedoeld dat je begrijpt dat een onderwerp pijnlijk kan zijn voor de cliënt en dat je hierop met gepast gedrag reageert. Ook kun je empathie tonen door vertrouwen uit te spreken of de cliënt complimenten te geven. • integriteit Dit is een ander woord voor betrouwbaarheid en eerlijkheid. Dit zegt iets over jouw professionele houding als sociaal-maatschappelijk dienstverlener. Voor de cliënt is het belangrijk dat jij de door hem aan jou toevertrouwde informatie vertrouwelijk en met respect behandelt. Dit doe je door oprecht geïnteresseerd te zijn in de cliënt en te handelen in het belang van de cliënt. De sociaal-maatschappelijk dienstverlener zet zijn eigen normen en waarden opzij en oordeelt niet over die van de cliënt. Je mag geen misbruik maken van de aan jou toevertrouwde informatie. Hoe integerder je overkomt, hoe gemakkelijker een cliënt zijn informatie zal willen delen.

36


Theoriebron Hulpvragen in kaart brengen

.v .

Je kunt de cliënt ook op zijn gemak stellen door structuur te geven aan het gesprek en dit met de cliënt te bespreken. De eerste fase is het welkom heten van de cliënt. De tweede fase is gericht op het vaststellen van het doel van het gesprek en uitleggen wat de cliënt kan verwachten van dit gesprek. Fase drie is de inhoudelijke fase: in deze fase voer je het daadwerkelijke gesprek. In fase vier staat de afronding centraal: je herhaalt wat er besproken is en controleert of alles duidelijk is voor de cliënt.

Hulpvraag verduidelijken en achterhalen

du

'A

ct ie

fb

De sociaal-maatschappelijk dienstverlener kan de cliënt helpen met het verduidelijken van de hulpvraag. Dit kan hij onder andere doen door: 1. aandacht en begrip tonen Door aandachtig naar je cliënt te luisteren en begrip voor zijn situatie te tonen, voelt hij zich sneller op zijn gemak. Hierdoor zal hij makkelijker over zijn probleem praten. 2. actieve luisterhouding Een actieve luisterhouding geeft aan dat je daadwerkelijk betrokken bent bij de cliënt. Je laat hem niet alleen praten, maar je stelt ook vragen om meer informatie te krijgen. Je kunt hierbij gebruikmaken van zogenoemde open vragen of doorvragen als je vermoedt dat er nog meer aan de hand is. 3. samenvatting geven Tussentijds en aan het eind van het gesprek geef je een samenvatting om te checken of het verhaal goed overgekomen is. Dit kun je het best in een vragende vorm doen, zoals: ‘Heb ik het zo goed samengevat?’ 4. feedback vragen Tot slot vraag je de cliënt of hij nog andere dingen wil toevoegen. Ook vraag je hoe hij het gesprek ervaren heeft en of je hem voldoende ruimte gegeven hebt om zijn verhaal te doen.

ig h

tE

Het achterhalen van de hulpvraag kan op diverse manieren. Het meest ideaal is het voeren van een gesprek met de cliënt, maar er zijn ook andere methoden om de hulpvraag te achterhalen: je kunt bijvoorbeeld gebruikmaken van een enquête wanneer je de hulpvraag van een grote groep wilt onderzoeken.

Omgevingsfactoren

co

py r

In de omgeving van de cliënt kunnen verschillende factoren aanwezig zijn die van invloed zijn op de hulpvraag van de cliënt. De opvoeding, de religieuze achtergrond of het sociale netwerk kunnen bijvoorbeeld veel druk leggen op de cliënt waardoor hij of zij niet durft uit te spreken of niet kan uitspreken wat daadwerkelijk zijn probleem is. Het is van belang om dit te onderzoeken in het gesprek met de cliënt zodat je hem zo goed mogelijk kunt ondersteunen in het verduidelijken van de hulpvraag.

Prioriteiten stellen Omdat je niet alle problemen in één keer kunt oplossen, moet je prioriteiten stellen. Prioriteiten moeten altijd op het doel gericht zijn en zijn op twee manieren te bepalen. Je kijkt naar de termijn die je bij de doelen gesteld hebt om een indruk te krijgen van de urgentie. Met andere woorden: wat is dringend en wat kan later? Hiermee heb je de eerste rangschikking te pakken. Daarnaast is het net zo belangrijk om te bekijken welke doelen noodzakelijk zijn en welke minder noodzakelijk.

37


Theoriebron Hulpvragen in kaart brengen

Binnen het werkveld van een SMD'er zijn de keuzes vaak complex en is een dergelijk onderscheid in doelstellingen belangrijk om het overzicht te bewaren. Om de cliënt betrokken te houden bij zijn eigen hulpvraag, moet hij deze keuzes zelf maken. De SMD'er speelt hierbij alleen een adviserende rol.

.v .

Matchen

co

py r

ig h

tE

du

'A

ct ie

fb

De letterlijke betekenis van dit woord is: passen. Als zaken bij elkaar passen, dan kunnen we zeggen dat ze matchen. Bij sociaal-maatschappelijke dienstverlening bedoelen we dan dat het hulpaanbod moet passen bij de hulpvraag. Met andere woorden: welke instelling kan het best helpen bij het oplossen van de hulpvraag? Om te bepalen wat het best past, kijk je niet alleen naar het aanbod van hulpverleners maar houd je ook rekening met de persoonlijke voorkeur van de cliënt. De een heeft liever een organisatie met een christelijke inslag, terwijl de ander hiervoor juist niet kiest. Om goed te kunnen matchen, moet je dus op de hoogte zijn van de wensen van de cliënt (intakegesprek) en van de mogelijkheden die de verschillende hulpverleners bieden. Om het ondersteuningsaanbod goed te matchen met de hulpvraag is doorverwijzen naar en overleggen en samenwerken met partners van groot belang. Welke organisaties er allemaal zijn, kun je onderzoeken met behulp van een sociale kaart. Een sociale kaart is een duidelijk overzicht van (contact)gegevens van instellingen en personen waar een bepaalde doelgroep mee te maken heeft of kan krijgen. De sociale kaart verwijst naar instellingen die hulp bieden voor een bepaalde doelgroep.

38


Theoriebron Kennis van het schrijven van een dienstverleningsplan

.v .

Theoriebron Kennis van het schrijven van een dienstverleningsplan

fb

Inleiding

du

'A

ct ie

Om een passend dienstverleningsplan te kunnen schrijven moet je rekening houden met een aantal zaken. Zo moeten de doelen SMART geformuleerd zijn, moeten je passende activiteiten bedenken en beschrijven en moet de dienstverlening natuurlijk geĂŤvalueerd worden.

tE

SMART-doelen om de activiteiten te kunnen behalen.

ig h

SMART

De doelen in het dienstverleningsplan moeten SMART geformuleerd zijn. Dit wil zeggen: Wie, wat, waar, wanneer, welke, waarom, hoe?

Meetbaar:

Het doel moet concreet zijn, zodat het duidelijk is wanneer het doel behaald is.

co

py r

Specifiek:

Acceptabel:

Het doel moet acceptabel zijn voor de doelgroep, er moet draagvlak zijn voor het doel.

Realistisch:

Is het doel haalbaar? Doelen mogen uitdagend zijn maar moeten wel haalbaar zijn.

Tijdgebonden:

Wanneer is het doel bereikt?

39


Theoriebron Kennis van het schrijven van een dienstverleningsplan

Activiteiten

fb

.v .

De activiteiten om de hulpvraag op te lossen kunnen zeer uiteenlopend zijn. Afhankelijk van de hulpvraag, de opgestelde doelen en de behoeftes van de cliënt zoekt de sociaal-maatschappelijk dienstverlener naar passende activiteiten. Dit kunnen activiteiten zijn die de cliënt zelfstandig moet uitvoeren maar het kunnen ook activiteiten zijn die in groepsverband uitgevoerd moeten worden. Ook het zoeken naar passende therapie, zoals kunstzinnige therapie, kan een onderdeel zijn van de activiteiten in het dienstverleningsplan. Een haalbare activiteitenplanning biedt overzicht en structuur in het handelen. De focus op het gestelde doel is hiermee gewaarborgd.

ct ie

Evaluatie

Evalueren betekent ‘waarde bepalen’ of ‘belang bepalen’. Met een evaluatie bepaal je als het ware de waarde van de activiteiten. Heb je dankzij het uitvoeren van de activiteiten je doelen bereikt? Als blijkt dat de resultaten niet naar verwachting zijn of niet op de juiste manier zijn bereikt, dan moet er iets veranderen. Dan kun je opnieuw beginnen met het vaststellen van doelen.

tE

du

'A

Evalueren is de laatste fase in de cyclus van methodisch werken. Er worden twee vormen van evaluatie onderscheiden: 1. productevaluatie Deze vorm van evaluatie gaat over het behaalde (eind)resultaat. De evaluatievragen zijn gericht op het resultaat zelf, op de doelen die je vooraf hebt gesteld. 2. procesevaluatie Deze vorm van evaluatie gaat over het proces, de voortgang van de activiteiten. De evaluatievragen zijn gericht op de manier waarop je het resultaat bereikt hebt.

co

py r

ig h

Je kunt evalueren door een gesprek te voeren met de cliënt, maar je kunt er ook voor kiezen om te evalueren door middel van een enquête wanneer je een dienstverlening aan een grote groep mensen wilt onderzoeken. Wanneer de activiteiten gebaseerd zijn op vaardigheden, dan kun je ook evalueren door middel van een observatie.

40


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.