42867 Begeleiden bij psychiatrische aandoeningen 2

Page 1

.v

.

Cursus

C

op

yr

ig

ht

Ed

u'

Ac t

ie

fb

Begeleiden bij psychiatrische aandoeningen 2 (stemmingsstoornissen, persoonlijkheids- en angststoornissen)


Colofon

.v

.

Uitgeverij: Edu’Actief b.v. 0522-235235 info@edu-actief.nl www.edu-actief.nl

Inhoudelijke redactie: Agnes Schouten Titel: Begeleiden bij psychiatrische aandoeningen deel 2

ie

ISBN: 978 90 3724 286 7

fb

Auteur: Angela van der Haar

©

Ac t

Edu’Actief b.v. 2017 Behoudens de in of krachtens de Auteurswet gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

Ed

u'

Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h Auteurswet dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in compilatiewerken op grond van artikel 16 Auteurswet kan men zich wenden tot de Stichting PRO (www.stichting-pro.nl). De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.

C

op

yr

ig

ht

Door het gebruik van deze uitgave verklaart u kennis te hebben genomen van en akkoord te gaan met de specifieke productvoorwaarden en algemene voorwaarden van Edu’Actief, te vinden op www.edu-actief.nl.


Inhoud Over deze cursus

.

8

Behandelvormen bij angststoornissen

15

Begeleiden van cliënten met angststoornissen

19 23

ie

Behandelvormen bij persoonlijkheidsstoornissen

9

fb

Behandelvormen bij depressieve- en bipolaire-stemmingsstoornissen

.v

Oriëntatie

4

Begeleiden van cliënten met persoonlijkheidsstoornissen

27

Ac t

Behandelvormen bij disruptieve, impulsbeheersings- en andere gedragsstoornissen

31

Begeleiden van kinderen met een oppositionele-opstandige stoornis en de normoverschrijdend- gedragsstoornis 35 39

u'

Reflecteren

Theoriebron Behandelvormen bij depressieve- en bipolaire-stemmingsstoornissen

41

Ed

Theoriebron Begeleiden van cliënten met een depressieve- of bipolaire-stemmingsstoornis 47 Theoriebron Behandelvormen bij angststoornissen

50

Theoriebron Begeleiden van cliënten met angststoornissen

ht

Theoriebron Behandelvormen bij persoonlijkheidsstoornissen

52 54 56

ig

Theoriebron Begeleiden van cliënten met persoonlijkheidsstoornissen

Theoriebron Behandelvormen bij disruptieve, impulsbeheersings- en andere gedragsstoornissen 59

C

op

yr

Theoriebron Begeleiden van kinderen met een oppositionele-opstandige stoornis en de normoverschrijdend- gedragsstoornis 63

3


Over deze cursus

Over deze cursus

.

Inleiding

Ed

u'

Ac t

ie

fb

.v

Een professionele hulpverleningsrelatie is de basis voor het begeleiden van cliënten met een psychiatrische stoornis. Het opbouwen van deze hulpverleningsrelatie is niet altijd gemakkelijk: de doelgroep is divers en iedere cliënt reageert weer anders op jou als hulpverlener. Het is belangrijk dat je bepaald gedrag van de cliënt herkent en dat je hier op een professionele manier mee om weet te gaan. Deze cursus behandelt een aantal psychiatrische stoornissen en het daarbij voorkomende gedrag. Als toekomstig hulpverlener leer je dit gedrag op een professionele manier te begeleiden.

C

op

yr

ig

ht

Als hulpverlener is het belangrijk een professionele houding aan te nemen.

4


Over deze cursus

Leerdoelen

• • • •

.

.v

ht

fb

ie

Ac t

u'

Je kunt omschrijven waar cliënten met (depressieve- en bipolaire-)stemmingsstoornissen terecht kunnen voor hulp. Je kunt behandelvormen bij (depressieve- en bipolaire-)stemmingsstoornissen omschrijven. Je kunt de meest voorkomende moeilijk hanteerbare gedragingen bij (depressieve- en bipolaire-)stemmingsstoornissen beschrijven. Je kunt de meest voorkomende moeilijk hanteerbare gedragingen bij (depressieve- en bipolaire-)stemmingsstoornissen begeleiden en begeleidingsmethodieken toepassen. Je kunt de begeleiding afstemmen op de behoeften en wensen van de cliënt. Je kunt omschrijven waar cliënten met angststoornissen terecht kunnen voor hulp. Je kunt behandelvormen bij angststoornissen omschrijven. Je kunt de meest voorkomende moeilijk hanteerbare gedragingen bij angststoornissen beschrijven. Je kunt de meest voorkomende moeilijk hanteerbare gedragingen bij angststoornissen begeleiden en begeleidingsmethodieken toepassen. Je kunt de begeleiding afstemmen op de behoeften en wensen van de cliënt. Je kunt omschrijven waar cliënten met persoonlijkheidsstoornissen terecht kunnen voor hulp. Je kunt behandelvormen bij persoonlijkheidsstoornissen omschrijven. Je kunt de meest voorkomende moeilijk hanteerbare gedragingen bij persoonlijkheidsstoornissen beschrijven. Je kunt de meest voorkomende moeilijk hanteerbare gedragingen bij persoonlijkheidsstoornissen begeleiden en begeleidingsmethodieken toepassen. Je kunt de begeleiding afstemmen op de behoeften en wensen van de cliënt. Je kunt omschrijven waar cliënten met disruptieve, impulsbeheersings- en andere gedragsstoornissen terecht kunnen voor hulp. Je kunt behandelvormen bij disruptieve, impulsbeheersings- en andere gedragsstoornissen omschrijven. Je kunt de meest voorkomende moeilijk hanteerbare gedragingen bij disruptieve, impulsbeheersings- en andere gedragsstoornissen beschrijven. Je kunt de meest voorkomende moeilijk hanteerbare gedragingen bij disruptieve, impulsbeheersings- en andere gedragsstoornissen begeleiden en begeleidingsmethodieken toepassen. Je kunt de begeleiding afstemmen op de behoeften en wensen van de cliënt. Je kunt omschrijven hoe de sociale context betrokken kan worden in de ondersteuning van cliënten met (depressieve- en bipolaire-)stemmingsstoornissen, angststoornissen, persoonlijkheidsstoornissen en disruptieve, impulsbeheersings- en andere gedragsstoornissen en de hulp van de sociale context inschakelen (niveau 4).

Ed

ig

yr

Beoordeling

C

op

Beoordelingsformulier <

Aan het eind van de cursus wordt je parate kennis beoordeeld met een toets. Je praktische beheersing van de leerdoelen wordt getoetst aan de hand van één beroepsproduct. Dit wordt op verschillende punten beoordeeld: op inhoud (producteisen) en op de uitvoering (processtappen). Andere belangrijke punten bij de beoordeling zijn: actieve deelname aan de lessen, nette uitwerking van de opdrachten in correct Nederlands. Je vindt ze bij elkaar in het beoordelingsformulier.

5


Over deze cursus

Planning Een beroepsproduct maken kost tijd. Daarom moet je dit goed plannen. Lees eerst de opdracht van het beroepsproduct goed door en vul daarna het planningsformulier in. Neem ook de andere opdrachten van deze cursus op in je totale planning. Zo voorkom je dat je in tijdnood komt.

.v

.

Planningsformulier <

fb

Beroepsproduct: Drie hulpverleners, drie situaties

Ac t

ie

Je gaat in drietallen drie situaties uitspelen in een rollenspel. Jullie nemen deze alle drie op video op. Dit is de rol van de cameraman. De video laat je zien aan je docent, waarbij je je gedrag en communicatie kunt onderbouwen. Ieder videofilmpje duurt tussen de 5 en 10 minuten.

Ed

u'

Situatie 1: Rollen: hulpverlener, interviewer en cameraman De hulpverlener werkt met cliënten met een angststoornis. De hulpverlener werkt in een 24 uursinstelling. De cliënten wonen daar tijdelijk en ontvangen overdag verschillende vormen van behandeling. De interviewer wil weten welke stoornis de cliënten hebben en welk gedrag zij vertonen. Ook wil hij weten hoe de hulpverleners op dat gedrag reageren. Hij is ook benieuwd naar de rol van het sociale netwerk van de cliënt, en hoe de hulpverlener het sociale netwerk bij de begeleiding betrekt. Bedenk met elkaar wie welke rol op zich neemt. Denk vervolgens goed na over de vragen die de interviewer gaat stellen en over de antwoorden die de hulpverlener daarop geeft. Speel vervolgens het interview uit en neem dit op video op.

ig

ht

Situatie 2: Rollen: hulpverlener, cliënt en cameraman Je speelt een situatie uit waarbij de hulpverlener begeleiding geeft aan de cliënt met een gedragsstoornis. Je bedenkt daarvoor een korte situatie, waarin duidelijk het moeilijke gedrag van een cliënt en een persoonlijkheidsstoornis naar voren komen. Ook wordt in het rollenspel duidelijk naar voren gebracht hoe de hulpverlener met dit gedrag omgaat.

C

op

yr

Bedenk met elkaar wie welke rol op zich neemt. Bedenk de situatie die jullie uit gaan spelen. Denk goed na over het gedrag dat de cliënt zal laten zien en hoe de hulpverlener hierop inspeelt. Denk goed na over de houding van de hulpverlener. Speel de situatie uit en neem hem op.

6

Situatie 3: Rollen: gezinshulpverlener, moeder cliënt, cameraman Jullie spelen de situatie uit waarbij de gezinshulpverlener op bezoek gaat bij een moeder thuis. De moeder heeft een kind dat een disruptieve, impulsbeheersings- of andere gedragsstoornis heeft. Zij krijgt hulp bij de opvoeding van haar kind. Bedenk met elkaar wie welke rol op zich neemt. Bedenk de situatie die je uit gaat spelen. Denk goed na over de vragen die de moeder heeft over de opvoeding van haar kind. Denk ook goed na over de adviezen en de tips die de hulpverlener gaat geven (neem hier ook het sociale netwerk van het gezin in mee) en de houding die hij aanneemt tijdens het huisbezoek. Speel de situatie uit en neem dit op.


Over deze cursus

Plan voor jezelf een datum waarop je dit beroepsproduct inlevert. Vul deze datum in op je planningsformulier.

Eisen aan de uitvoering

ie

fb

.v

.

Maak een planning en een taakverdeling. • Kijk wie welke rol op zich neemt. Zorg dat ieder van jullie in ieder geval één keer de camera bedient en één keer de hulpverlener speelt. • Denk na over de specifieke gedragingen van de cliënt/het kind. Denk na over de houding en communicatie van de hulpverlener daarop. (Bij situatie 3 vertelt moeder over het gedrag van haar kind en hoe zij daarmee omgaat. De hulpverlener geeft moeder uitleg en tips over het gedrag van haar kind en hoe zij hiermee om kan gaan.) • Bedenk een geschikte situatie waarin het gedrag van de cliënt/het kind en de houding van de hulpverlener/de moeder goed naar voren komen. • Denk per situatie na over de rol van het sociale netwerk, en hoe dit bij de begeleiding betrokken kan worden.

Ac t

Laat elke processtap goedkeuren door je docent voordat je begint aan de volgende processtap.

Eisen aan het beroepsproduct

C

op

yr

ig

ht

Ed

u'

Jullie laten de drie filmpjes zien aan de docent. Per filmpje beargumenteren jullie mondeling waarom de gedragingen die jullie noemen specifiek zijn voor de stoornis waarover het in het filmpje gaat. Jullie benoemen ook de communicatie en de houding van de hulpverlener in reactie op dit gedrag. (Bij situatie 3 zijn dit de tips die de hulpverlener aan de moeder geeft voor de omgang met haar kind met een disruptieve, impulsbeheersings- of andere gedragsstoornis.) Ook benoemen jullie welke rol het sociale netwerk voor de cliënt kan hebben en (niveau 4) hoe de hulpverlener het sociale netwerk kan stimuleren.

7


Oriëntatie

Oriëntatie Bingo

• • • • • •

Schrijf in willekeurige volgorde in ieder vak een woord van het bord. Geef jouw blaadje aan je buurman links. De docent geeft nu een uitleg van een woord zonder het woord te noemen. Als het woord voorkomt op het blaadje dat voor je ligt, streep je het door. Nadat je alle woorden hebt doorgestreept, roep je ‘BINGO’. Alle woorden worden die nog niet genoemd zijn, worden kort besproken.

.

Er staan vijftien moeilijke woorden op het bord die met het onderwerp van de les te maken hebben. Maak een bingoblaadje met negen vakken:

Ed

u'

Ac t

ie

fb

.v

Opdracht 1

Wist je welke woorden de docent bedoelde op basis van de uitleg?

Heb je ervaring met?

ht

Opdracht 2

C

op

yr

ig

Heb jij ervaring met het omgaan met of bieden van ondersteuning aan mensen met een psychiatrische stoornis? Beschrijf je ervaring in een kort verslag met behulp van onderstaande vragen: • Waar heb je de ervaring opgedaan? • Waarom had de ‘cliënt’ ondersteuning nodig? • Hoe heb je de ondersteuning geboden? • Kwam je problemen tegen? Hoe heb je die eventueel opgelost?

8


Behandelvormen bij depressieve- en bipolaire-stemmingsstoornissen

.v

.

Behandelvormen bij depressieve- en bipolaire-stemmingsstoornissen

fb

Inleiding

Ac t

ie

Bij depressieve– en bipolaire-stemmingsstoornissen spelen verschillende factoren een rol. Vaak hangen deze factoren ook nog met elkaar samen. Voor de behandeling van depressieveen bipolaire-stemmingsstoornissen wordt binnen deze factoren gezocht naar aanknopingspunten. Zo kan de behandeling van iemand die te maken heeft gehad met het verlies van een naaste anders zijn dan de behandeling van iemand die zonder duidelijke aanleiding last heeft van toenemende lusteloosheid en futloosheid. Ook bij bipolaire-stemmingsstoornissen zijn verschillende behandelingen mogelijk. Alle behandelingen hebben wel hetzelfde doel voor de lange termijn: het stabiliseren van de stemming.

Leerdoelen

C

op

yr

ig

ht

Ed

u'

Je kunt: • verschillende vormen van behandeling bij (depressieve- en bipolaire-)stemmingsstoornissen benoemen • beschrijven waar deze vormen van behandeling op gericht zijn • verschillende instellingen noemen waar cliënten met (depressieve- en bipolaire-)stemmingsstoornissen terecht kunnen en je weet welke hulp er geboden wordt • de meerwaarde uitleggen van het betrekken van de omgeving in de zorg voor cliënten met (depressieve- en bipolaire-)stemmingsstoornissen (Je weet op welke manier je de omgeving kunt activeren en betrekken bij de hulp aan de cliënt (niveau 4).) • je eigen visie op de zorg voor mensen met (depressieve- en bipolaire-)stemmingsstoornissen verwoorden.

Behandelingen bij depressieve cliënten kunnen zeer nuttig zijn.

9


Behandelvormen bij depressieve- en bipolaire-stemmingsstoornissen

Opdracht 1

Stellingen stemmingsstoornis

.

a. Lees de volgende stellingen: • Ook zonder behandeling gaat een depressieve-stemmingsstoornis uiteindelijk weer over. • Een stemmingsstoornis verdwijnt nooit helemaal.

Filmpje Leven met de Zwarte Hond die Depressie heet <

fb

.v

Noteer je mening over deze twee stellingen.

Lees de Theoriebron.

a. Schrijf op een A4’tje voor iedere behandelvorm een vraag (waarbij je tussen de vragen ruimte voor een antwoord laat). b. Ga in drietallen uiteen. Geef je A4’tje aan degene links naast je. Deze zoekt het antwoord op jouw vraag op internet op. Hij of zij schrijft het antwoord daarna onder de vraag op het A4’tje en geeft het terug. c. Bespreek de vragen en antwoorden met elkaar.

ht

Theoriebron Behandelvormen bij depressieveen bipolairestemmingsstoornissen <

Vragen?

Ed

Opdracht 2

u'

Ac t

ie

b. Bekijk het Filmpje ‘Leven met de Zwarte Hond die Depressie heet’ bij deze opdracht. Lees nogmaals de stellingen. Beschrijf per stelling of je mening veranderd is. Waarom wel of niet?

Voor- en nadelen

ig

Opdracht 3

Lees de Theoriebron. a. Noem voor drie behandelvormen een voor- en een nadeel.

C

op

yr

Theoriebron Behandelvormen bij depressieveen bipolairestemmingsstoornissen <

10

b. Ga in viertallen uiteen. Vergelijk de voor- en nadelen die jullie hebben opgeschreven. Schrijf twee verschillen op.


Behandelvormen bij depressieve- en bipolaire-stemmingsstoornissen

Informatiefolder

.v

Opdracht 4

.

c. Welke behandelvorm heeft jouw voorkeur? Motiveer je antwoord.

Ga in viertallen uiteen.

Opdracht 5

Lees het Artikel met meer informatie over G-training.

u'

Iedereen ziet weleens ergens tegenop, dus dat geldt waarschijnlijk ook voor jou. Het kan bijvoorbeeld gaan om een presentatie die je moet houden of een belangrijk gesprek dat je moet voeren. Je denkt dat je het niet kunt en wilt het misschien liever uitstellen. Om eens goed te kijken naar deze gedachten, ga je voor deze opdracht een GGGG-model invullen. a. Bekijk het Artikel GGGG-model. Je kunt dit schema goed gebruiken als voorbeeld bij kinderen, maar het is ook bruikbaar bij volwassenen. b. Neem een situatie uit je eigen leven in gedachten zoals hierboven beschreven. Het moet gaan om een situatie waarin je irreële gedachten hebt. Je mag ook een situatie verzinnen. Vul hiervoor het GGGG-model in op een apart A4’tje. c. Bespreek in viertallen wat jullie hebben opgeschreven. d. Kies per viertal één schema en zet de irreële gedachten om in reële gedachten. Maak een nieuw schema met deze nieuwe gedachten. e. Wat zou je in je dagelijkse leven aan dit schema kunnen hebben? Beschrijf dit in drie regels.

f. Wat zou een cliënt met een depressieve-stemmingsstoornis aan het GGGG-model kunnen hebben? Beschrijf dit in drie regels.

C

op

yr

ig

ht

Artikel GGGG-model <

Het GGGG-model

Ed

Artikel G-training: theorie en toepassing <

Ac t

ie

fb

a. Je krijgt van de docent een behandelvorm toegewezen waarover je een informatiefolder gaat maken. De informatie is bedoeld voor cliënten met een bipolaire-stemmingsstoornis. In de informatiefolder komt naar voren wat de behandelvorm inhoudt en voor wie deze geschikt is. Je kunt ook de voordelen van de behandelvorm aan bod laten komen. Neem in de folder ook afbeeldingen op, zodat het een aantrekkelijk geheel wordt. Gebruik maximaal twee A4’tjes. b. De informatiefolders worden klassikaal besproken. Daarna worden de informatiefolders door de docent in de klas opgehangen.

11


Behandelvormen bij depressieve- en bipolaire-stemmingsstoornissen

Opdracht 6

GGZ bij jou in de buurt

Opdracht 7

fb

.v

.

Bij de meeste ggz-instellingen kun je terecht voor de behandeling van stemmingsstoornissen. Zoek de site van de ggz-instelling bij jou in de buurt. Beschrijf in je eigen woorden welke behandeling men hier biedt bij stemmingsstoornissen.

Lichttherapie

a. Lees het onderdeel Lichttherapie in de Theoriebron en beschrijf in je eigen woorden hoe lichttherapie werkt.

Ac t

ie

Theoriebron Behandelvormen bij depressieve-en bipolairestemmingsstoornissen <

b. Wanneer en waarom wordt er voor lichttherapie gekozen? Wat vind jij daarvan?

u'

Filmpje Nieuwe behandelvorm tegen depressie in UMCG <

Ed

c. Bekijk het Filmpje over de nieuwe behandelvorm bij depressie. Wat zijn de voordelen van deze combinatietherapie? Noem er twee.

Lees het onderdeel Interpersoonlijke therapie in de Theoriebron en open het lege Artikel Bolletjesschema.

ig

Theoriebron Behandelvormen bij depressieveen bipolairestemmingsstoornissen <

Jouw netwerk

ht

Opdracht 8

yr

Het doel van interpersoonlijke therapie is een verbetering van relaties met personen binnen en buiten het netwerk van de cliĂŤnt. Daarom wordt het netwerk van de cliĂŤnt in kaart gebracht. a. Wat denk je dat het netwerk kan betekenen voor iemand met een stemmingsstoornis? Noem twee punten.

C

op

Artikel Bolletjesschema <

12

b. Breng op een apart A4’tje je eigen netwerk in kaart met behulp van het bolletjesschema. c. Ben je tevreden over je netwerk? Waarom wel of niet?


Behandelvormen bij depressieve- en bipolaire-stemmingsstoornissen

Opdracht 9

Lees het Artikel ‘Omgaan met iemand met een depressie’.

.

a. Het netwerk van cliënten met een stemmingsstoornis is vaak maar klein. Dit kan komen door de stemmingsstoornis. Leg in je eigen woorden uit hoe het komt dat de stemmingsstoornis van invloed is op het netwerk van de cliënt.

fb

.v

Artikel Omgaan met iemand met een depressie <

Het netwerk van de cliënt

Ac t

ie

b. Je wilt de mensen in het netwerk van een cliënt met een stemmingsstoornis vijf tips geven voor de omgang met de cliënt. Welke vijf tips geef je?

Ed

u'

c. Lees het verhaal en tien tips voor de omgang met een depressie van een ervaringsdeskundige op internet. Welke tips kwamen overeen met de vijf tips die jij had bedacht? Welke tips zijn nieuw voor jou?

ig

ht

d. Een cliënt met een stemmingsstoornis wil graag de relaties in zijn bestaande netwerk sterker maken. Hoe kun jij als hulpverlener hieraan bijdragen? Noem één voorbeeld. Niveau 4

C

op

yr

e. Een cliënt met een stemmingsstoornis wil graag de relaties in zijn netwerk uitbreiden. Hoe kun jij als hulpverlener hieraan bijdragen? Noem één voorbeeld. Niveau 4

13


Behandelvormen bij depressieve- en bipolaire-stemmingsstoornissen

Opdracht 10

GGZ bij jou in de buurt a. Wat heb je als professional nodig om te werken met depressieve cliënten? Open het artikel ‘Persoonlijke eigenschappen en kwaliteitenlijst met valkuilen’ en ga naar de lijst met eigenschappen. Noteer er vijf.

fb

.v

.

Artikel Persoonlijke eigenschappen en kwaliteitenlijst met valkuilen <

Ac t

ie

b. Zijn dit eigenschappen van jou? Welke wel en welke niet?

u'

c. Zou je de eigenschappen die nu niet bij jou passen wel willen ontwikkelen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe zou je dat willen doen?

Ed

d. Kijk ook eens naar de valkuilen die in de lijst bij deze eigenschappen staan. Herken je deze bij jezelf? Waar zou je aan willen werken?

a. Lees het onderdeel ECT-behandeling uit de Theoriebron. Wat vind jij van deze vorm van behandeling?

yr

ig

Theoriebron Behandelvormen bij depressieveen bipolairestoornissen <

ECT-behandeling

ht

Opdracht 11

C

op

b. Ga uiteen in viertallen. Luister naar elkaars mening. Waarin verschilt jullie mening?

14


Behandelvormen bij angststoornissen

.

Behandelvormen bij angststoornissen

.v

Inleiding

fb

Angststoornissen zijn over het algemeen goed te behandelen. Het is belangrijk dat de cliënt een goede uitleg krijgt over de stoornis. Zo kan hij begrijpen waardoor deze in stand wordt gehouden en hoe deze door de juiste therapie ook weer kan worden afgebouwd.

ie

Leerdoelen

Verschillende angsten

Ed

Opdracht 1

u'

Ac t

Je kunt: • verschillende vormen van behandeling bij angststoornissen benoemen • beschrijven waar deze vormen van behandeling op gericht zijn • verschillende instellingen noemen waar cliënten met angststoornissen terecht kunnen en je weet welke hulp er geboden wordt • de meerwaarde uitleggen van het betrekken van de omgeving in de zorg voor cliënten met angststoornissen (Je weet op welke manier je de omgeving kunt activeren en betrekken bij de hulp aan de cliënt (niveau 4).) • je eigen visie op de zorg voor mensen met angststoornissen verwoorden.

Er zijn veel verschillende angststoornissen, want er zijn nu eenmaal zeer veel verschillende dingen waar mensen bang voor kunnen zijn.

ig

ht

a. Schrijf drie angststoornissen op.

C

op

yr

b. Schrijf per voorbeeld op wat volgens jou zou helpen bij die angst. Denk bijvoorbeeld aan: de situatie vermijden, de situatie juist opzoeken, erover praten.

15


Behandelvormen bij angststoornissen

Opdracht 2

Verschillende behandelmethodes Lees de Theoriebron.

Theoriebron Behandelvormen bij angststoornissen <

Vermijden

Ac t

Opdracht 3

ie

fb

.v

.

Benoem drie behandelmethodes bij angststoornissen en beschrijf in je eigen woorden wat de behandeling inhoudt.

Nieuwe behandelmethode

Ed

Opdracht 4

u'

Leg in je eigen woorden uit waarom juist het vermijden van angstige situaties de angststoornis in stand houdt.

Zoek op internet naar een nieuwe behandelmethode voor angststoornissen, eentje die niet in de Theoriebron vermeld staat.

ig

ht

a. Beschrijf de werkwijze van deze behandelmethode.

op

yr

b. Geef jouw mening over deze behandelmethode.

C

Opdracht 5

Theoriebron Behandelvormen bij angststoornissen <

16

Filmpje Ga uiteen in drietallen. Kies uit de theorie een behandelmethode. Je gaat voor deze behandelmethode een voorlichtingsfilmpje maken, waarin je uitlegt wat de behandeling inhoudt en voor wie deze geschikt is. Je kunt bijvoorbeeld iemand filmen met een angststoornis die de behandeling volgt. Het filmpje mag maximaal 5 minuten duren.


Behandelvormen bij angststoornissen

Opdracht 6

Jouw provincie

De rol van het netwerk

ie

Opdracht 7

fb

.v

.

a. Maak of print een kaart van de provincie waarin je woont. b. Kijk waar de instellingen met een behandelaanbod voor angststoornissen zich bevinden. Zoek hiernaar op internet. Noteer er minimaal tien op de kaart. c. Schrijf erbij welke behandelvorm de verschillende instellingen aanbieden. d. Vergelijk je kaart in drietallen. Zijn er nog instellingen die jij niet had gevonden? Schrijf deze erbij voor een zo compleet mogelijk overzicht. e. Vind jij dat er genoeg instellingen zijn in deze regio? Waarom wel of niet?

Ac t

a. Hoe zou het netwerk van de cliënt een positieve rol kunnen spelen bij de behandeling van een angststoornis? Noem twee voorbeelden.

Opdracht 8

Ed

u'

b. Denk je dat de omgeving ook invloed heeft op het in stand houden van de stoornis? Zo ja, op welk manier?

Het netwerk betrekken

(Niveau 4) Je werkt op een polikliniek waar je gesprekken voert met cliënten met een angststoornis.

ig

ht

Op welke manier kun je het netwerk van de cliënten betrekken bij de hulpverlening? Beschrijf daarvoor stapsgewijs wat je zou gaan doen. Begin bij stap 1: het in kaart brengen van het netwerk van de cliënt. Eindig met stap 5: het evalueren van de hulp van het netwerk. Doe dit samen met het netwerk en de cliënt zelf.

C

op

yr

Beschrijf de drie tussenstappen die jij zou zetten.

17


Behandelvormen bij angststoornissen

Opdracht 9

Netwerkavond (Niveau 4)

Stellingen angst

Ac t

Opdracht 10

ie

fb

.v

.

a. Ga in viertallen uiteen. Je werkt met een groep cliënten met een angststoornis. Voor hun naasten ga je een avond voorbereiden. Het is de bedoeling dat deze groep naasten aan het eind van de avond weet wat ze kunnen betekenen in de behandeling van de stoornis. Je gaat hiervoor een PowerPoint maken. Deze presenteer je aan de gehele groep. Zorg ervoor dat de presentatie 10 tot 20 minuten duurt. De groep speelt dan de rol van ‘het netwerk’. Aan het eind van de presentatie krijg je met je viertal een tip en een top van de groep. b. Welke tip en top kreeg jij met je viertal? Wat kun je hiermee in de praktijk?

Top 4

Ed

Opdracht 11

u'

Lees de volgende stellingen en denk na over je mening. • Een angststoornis kun je ook zonder hulp oplossen. • Angststoornissen worden ontwikkeld door bange mensen. • Mensen met een angststoornis hebben een duwtje in de rug nodig. Bespreek de stellingen klassikaal.

ht

a. Maak een eigen top 4 van behandelmethodes bij angststoornissen. Leg per behandelmethode uit waarom die methode voor jou op die plek staat.

C

op

yr

ig

b. Zoek op internet naar nog één andere behandelmethode bij angststoornissen die voor jou in de top 3 komt. Voeg deze toe aan je lijstje. Denk goed na over de plek waar deze behandelmethode voor jou moet komen te staan. Motiveer je antwoord.

18


Begeleiden van cliënten met angststoornissen

.

Begeleiden van cliënten met angststoornissen

.v

Inleiding

ie

fb

Veel cliënten met een angststoornis blijven hier lang mee doorlopen, vaak uit schaamte. Hierdoor kan het soms lang duren voordat zij de juiste behandeling krijgen. Het signaleren van de angstklachten en het ondersteunen van de cliënt tijdens de behandeling zijn voor een hulpverlener belangrijke taken.

Leerdoelen

Theoriebron Begeleiden van cliënten met angststoornissen <

Specifiek gedrag

a. Wat zijn volgens jou specifieke gedragingen voor iemand met een angststoornis? Maak een lijstje van vijf gedragingen. Vul deze in de tabel hieronder in. b. Welke gevolgen zou dit gedrag hebben voor de cliënt? Noteer het antwoord in de tabel hieronder. c. Welke gevolgen zou dit voor de omgeving kunnen hebben? Noteer ook dit antwoord in de tabel hieronder.

ht

Opdracht 1

Ed

u'

Ac t

Je kunt: • de meest voorkomende moeilijk hanteerbare gedragingen bij angststoornissen herkennen • de meest voorkomende moeilijk hanteerbare gedragingen bij angststoornissen begeleiden en begeleidingsmethodieken toepassen • in de begeleiding je houding en communicatie afstemmen op de behoeften en wensen van cliënten met angststoornissen • je sterke kanten en je leerpunten in de begeleiding van cliënten met angststoornissen aangeven.

Gevolgen voor de cliënt

Gevolgen voor de omgeving

C

op

yr

ig

Specifiek gedrag

19


Begeleiden van cliënten met angststoornissen

Opdracht 2

Joeri Lees de casus over Joeri.

.

Casus Joeri

fb

.v

Joeri (22) heeft een angststoornis. Hij gaat weleens met vrienden op de fiets naar een café, maar zodra hij in een kleine ruimte komt waar meerdere mensen zijn, versnelt zijn hartslag. Hij wordt duizelig en krijgt een droge mond. Vaak voelt hij zich misselijk en breekt het zweet hem uit. Hij belt dan zijn moeder en zegt dat zij hem op moet komen halen.

Opdracht 3

Controle

Leg in je eigen woorden uit waarom het zo belangrijk is dat de cliënt met een angststoornis het gevoel heeft controle te hebben tijdens de behandeling en begeleiding.

Opdracht 4

Ed

u'

Theoriebron Begeleiden van cliënten met angststoornissen <

Symptomen angst

ht

Bekijk het Filmpje Explanimation angststoornissen behandeling PsyQ bij deze opdracht. a. Benoem de verschijnselen van een angststoornis die in het filmpje worden genoemd.

ig

Filmpje Explanimation angststoornissen behandeling PsyQ. <

Ac t

ie

Benoem de symptomen van Joeri die passen bij een angststoornis.

C

op

yr

b. Noem een punt waarvan je denkt dat dit belangrijk is in de benadering van de twee cliënten die je in het filmpje ziet. Motiveer waarom je dat denkt.

20


Begeleiden van cliënten met angststoornissen

Opdracht 5

Kamiel Kamiel (27) durft niet meer met het openbaar vervoer te reizen. Met behulp van exposure gaat hij dit toch leren.

fb

.v

.

a. Benoem vijf stappen die hij in dit begeleidingstraject gaat afleggen. Als laatste stap (stap 5) reist hij een stukje zelfstandig met de bus. Beschrijf de eerste vier stappen.

Sketches

Ed

Opdracht 6

u'

Ac t

ie

b. Kamiel moet in dit begeleidingstraject één keer naar het station gaan met begeleiding. Hij hoeft daar alleen maar te staan. Onderweg (lopend) naar het station wil hij niet meer omdat hij heel angstig wordt. Wat doe jij? Speel dit uit in een rollenspel. Eén persoon is begeleider, één persoon is Kamiel en de derde persoon observeert. Wissel drie keer van rol. De begeleider krijgt een tip en een top. c. Welke tip en top kreeg jij?

ig

ht

De gehele groep wordt in drieën verdeeld. Het ene subgroepje speelt cliënt, het andere speelt begeleider en het derde observeert. De cliënten krijgen een briefje van de docent met daarop een vorm van angst en hoe zij daarop reageren. De cliënten kiezen een begeleider uit. Dan kiezen de observatoren een cliënt met begeleider uit. De cliënt begint met het schetsen van een situatie die te maken heeft met de vorm van angst die op het briefje vermeld staat. De cliënt speelt zijn rol daarin. De begeleider moet hierop inspelen. De observator en de cliënt geven de begeleider een tip en een top.

yr

Wat neem jij uit dit rollenspel mee in de praktijk?

Houding en communicatie a. Welke drie punten zijn volgens jou het belangrijkst in je houding als hulpverlener bij het werken met mensen met een angststoornis?

C

op

Opdracht 7

21


Begeleiden van cliënten met angststoornissen

Eigenschappen Print de lijst met karaktereigenschappen.

Lijst met karaktereigenschappen <

ie

Opdracht 8

fb

.v

c. Ga uiteen in viertallen en vergelijk elkaars bevindingen d. Noem één nieuw punt voor jou dat uit deze bespreking naar voren kwam. Wat kun je hiermee in de praktijk?

.

b. En welke drie punten zijn het belangrijkst in je communicatie?

u'

Ac t

a. Streep de punten op de eigenschappenlijst aan die passen bij de houding van een hulpverlener van cliënten met een angststoornis. b. Kijk nogmaals naar de lijst. Streep nu de punten aan die bij jou passen. In hoeverre komen deze overeen met de punten onder antwoord a?

ht

Ed

c. Vraag nu aan degene naast je welke eigenschappen hij bij jou vindt passen. Komen hier nog nieuwe eigenschappen voor jou in naar voren? Zo ja welke? Zijn deze bruikbaar in de begeleiding van mensen met een angststoornis? Waarom wel of niet?

Leerpunten

ig

Opdracht 9

C

op

yr

a. Noem één leerpunt voor jezelf in het werken met mensen met een angststoornis.

22

b. Beschrijf in twee regels hoe je aan dit leerpunt kunt gaan werken. Benoem wat je erbij nodig hebt en hoe anderen jou hierbij kunnen ondersteunen.


Behandelvormen bij persoonlijkheidsstoornissen

.

Behandelvormen bij persoonlijkheidsstoornissen

.v

Inleiding

ie

fb

De behandeling van cliënten met persoonlijkheidsstoornissen is vaak langdurig en intensief. Er is regelmatig sprake van bijkomende stoornissen, zoals een depressie of een angststoornis. Daarnaast hebben cliënten met een persoonlijkheidsstoornis vaak weinig tot geen vertrouwen in de ander, in de hulpverlener. Dat maakt de behandeling complex.

Leerdoelen

Opdracht 1

Tekenen

Ed

u'

Ac t

Je kunt: • verschillende vormen van behandeling bij persoonlijkheidsstoornissen benoemen • beschrijven waar deze vormen van behandeling op gericht zijn • verschillende instellingen noemen waar cliënten met persoonlijkheidsstoornissen terecht kunnen en je weet welke hulp er geboden wordt • de meerwaarde uitleggen van het betrekken van de omgeving in de zorg voor cliënten met persoonlijkheidsstoornissen (Je weet op welke manier je de omgeving kunt activeren en betrekken bij de hulp aan de cliënt (niveau 4).) • je eigen visie op de zorg voor mensen met persoonlijkheidsstoornissen verwoorden.

ht

a. Wat komt er als eerste in je op als je denkt aan persoonlijkheidsstoornissen? Teken dit op een apart vel papier. Gebruik dus geen woorden om je gedachten duidelijk te maken, maar teken dit. b. Ga uiteen in viertallen. Bespreek jullie tekeningen.

Opdracht 2

Lees de Theoriebron.

ig

Theoriebron Behandelvormen bij persoonlijkheidsstoornissen <

Verschillende behandelvormen

yr

a. Schrijf drie behandelvormen bij persoonlijkheidsstoornissen op.

C

op

b. Beschrijf in je eigen woorden hoe de behandelvormen werken.

23


Behandelvormen bij persoonlijkheidsstoornissen

Opdracht 3

MBT a. Bekijk het Filmpje ‘Waarom MBT zo'n effectieve GGZ therapie tegen Borderline (BPS) is’ bij deze opdracht en beschrijf in je eigen woorden hoe deze therapie werkt.

.v

.

Filmpje Waarom MBT zo'n effectieve GGZ therapie tegen Borderline (BPS) is <

fb

b. Schrijf één vraag op over deze therapie.

Transference Focused Psychotherapy

Ac t

Opdracht 4

ie

c. Bespreek in viertallen de vragen en kijk of jullie antwoorden kunnen vinden. Maak hierbij eventueel gebruik van internet. De opdracht wordt klassikaal afgesloten en de (meest) onbeantwoorde vragen worden besproken.

Een nieuwe behandelvorm is Transference Focused Psychotherapy.

Ed

u'

a. Zoek informatie over deze therapie op internet. Kies twee artikelen uit. b. Beschrijf in je eigen woorden wat het doel van deze therapie is.

c. Voor wie is deze therapie bedoeld?

C

op

yr

ig

ht

d. Wat is jouw mening over deze therapie. Motiveer je antwoord.

24


Behandelvormen bij persoonlijkheidsstoornissen

Opdracht 5

Informatieavond Lees de Theoriebron, bekijk het Filmpje ‘Waarom MBT zo'n effectieve GGZ therapie tegen Borderline (BPS) is’ bij deze opdracht en lees de informatie over Transference Focused Psychotherapy in de folder. Je hebt nu informatie gekregen over een aantal behandelvormen.

.

Theoriebron Behandelvormen bij persoonlijkheidsstoornissen <

.v

a. Kies één behandelvorm waar je in viertallen verder mee gaat werken. Jullie gaan samen een informatieavond organiseren over deze behandelvorm. De informatieavond is bedoeld voor cliënten en hun netwerk. Maak hiervoor een PowerPoint van drie tot vijf slides. Denk goed na over de tekst en de afbeeldingen die jullie gebruiken in de PowerPoint. De volgende onderwerpen moeten aan bod komen: • de werkwijze van de behandeling • het doel van de behandeling • de duur van de behandeling • voor welke cliënten de behandeling geschikt is • hoe het netwerk kan ondersteunen bij deze behandelvorm. Je geeft de informatieavond voor de klas, die dan de doelgroep speelt. Je medestudenten geven aan het eind van de presentatie een tip en een top. b. Welke tip en top kreeg jij? Wat kun je daarmee in de praktijk?

ie

fb

Filmpje Waarom MBT zo'n effectieve GGZ therapie tegen Borderline (BPS) is <

Sociale kaart

Ed

Opdracht 6

u'

Ac t

Artikel Transference Focused Psychotherapy <

ig

ht

a. De docent deelt de provincie op in verschillende regio’s. Ieder viertal krijgt een regio toegewezen. Jullie gaan dat gebied uitpluizen voor wat betreft instellingen die behandelingen aanbieden voor cliënten met een persoonlijkheidsstoornis. Van iedere instelling noteer je de volgende punten op een apart A4’tje: • de naam van de instelling • de plaats waar de instelling gevestigd is • de behandelvormen die er worden aangeboden. b. Jullie gaan de gevonden instellingen aankruisen op een grote kaart van de omgeving. Zo kunnen jullie in één oogopslag zien op welke plaatsen er hulp wordt geboden aan mensen met een persoonlijkheidsstoornis Bespreek de grote kaart klassikaal.

Peter

yr

Opdracht 7

a. Waarom is het belangrijk dat je als hulpverlener het contact met zijn omgeving op gaat zoeken? Noem twee redenen.

C

op

Peter (35) heeft een persoonlijkheidsstoornis. Het contact met zijn omgeving is volledig verstoord.

25


Behandelvormen bij persoonlijkheidsstoornissen

Opdracht 8

.v

.

b. Noem twee punten die belangrijk zijn voor jou als hulpverlener wanneer je het contact met de familie opzoekt. (Niveau 4)

Sara

fb

a. Bekijk de publicatie ‘Aan de slag met sociale netwerken’, waarin 44 methoden om netwerkgericht te werken aan de orde komen. Met de eerste acht instrumenten kun je het netwerk in kaart brengen, terwijl je met de volgende 36 het netwerk kunt versterken.

Artikel Aan de slag met sociale netwerken <

ie

Ga uiteen in viertallen. Lees Casus Sara:

Ac t

Casus Sara

Sara is een vrouw van 32 jaar. Zij heeft een persoonlijkheidsstoornis Cluster B en weet al haar hele leven mensen flink tegen elkaar uit te spelen. Lange relaties lijkt zij niet te kunnen aangaan. Haar vrienden hebben geen contact meer met haar en haar familie heeft het lang geprobeerd, maar is nu uitgeput en wil geen contact meer.

Ed

u'

b. Kies nu één methode uit de publicatie om het netwerk van Sara in kaart te brengen. Leg uit waarom je voor deze methode kiest.

ig

ht

c. Kies ook één methode uit de publicatie om het netwerk van Sara te versterken. Leg uit waarom je voor die methode kiest.

Stellingen persoonlijkheidsstoornis

C

op

yr

Opdracht 9

26

Bekijk de volgende stellingen: • Cliënten met een persoonlijkheidsstoornis zijn lastig en moeilijk. • Zonder intervisie kun je niet professioneel werken met cliënten met een persoonlijkheidsstoornis. Beschrijf je mening over beide stellingen.


Begeleiden van cliënten met persoonlijkheidsstoornissen

.v

.

Begeleiden van cliënten met persoonlijkheidsstoornissen

fb

Inleiding

ie

Cliënten met een persoonlijkheidsstoornis zijn in het verleden vaak afgewezen of hebben niet de zorg gekregen die ze nodig hadden. Hierdoor zijn deze cliënten erg gevoelig voor afwijzing. Betrokkenheid en echtheid zijn dan ook belangrijke aspecten in de houding van de hulpverlener die werkt met cliënten met een persoonlijkheidsstoornis.

Ac t

Leerdoelen

Opdracht 1

Mindmap

ht

Lees de Theoriebron.

a. Maak een mindmap van gedragingen die volgens jou voorkomen bij cliënten met een persoonlijkheidsstoornis. Gebruik hiervoor Werkmodel Mindmap. b. Vergelijk je mindmap met de Theoriebron. Lees je nog nieuwe punten? Noteer deze.

ig

Werkmodel Mindmap <

Ed

u'

Je kunt: • de meest voorkomende moeilijk hanteerbare gedragingen bij persoonlijkheidsstoornissen herkennen • de meest voorkomende moeilijk hanteerbare gedragingen bij persoonlijkheidsstoornissen begeleiden en begeleidingsmethodieken toepassen • in de begeleiding je houding en communicatie afstemmen op de behoeften en wensen van cliënten met persoonlijkheidsstoornissen • je sterke kanten en je leerpunten in de begeleiding van cliënten met persoonlijkheidsstoornissen aangeven.

C

op

yr

Theoriebron Begeleiden van cliënten met persoonlijkheidsstoornissen <

Opdracht 2

Fleur Lees de casus van Fleur en beantwoord de vragen.

Casus Fleur Fleur (22) meldt zichzelf aan bij de ggz in verband met faalangst en minderwaardigheidsgevoelens. Sociale situaties vermijdt zij zo veel mogelijk. Ze durft op school geen vragen te stellen of haar mening te geven. Zij stelt hoge eisen aan zichzelf, waar ze niet aan kan voldoen. Tijdens de aanmelding huilt Fleur onophoudelijk.

27


Begeleiden van cliënten met persoonlijkheidsstoornissen

Opdracht 3

Ac t

ie

fb

b. Wat is belangrijk in de houding van de hulpverlener van Fleur? Noem drie aandachtspunten.

.v

.

a. Welke kenmerken van een Cluster C-persoonlijkheid zie je in het gedrag van Fleur? Noem er vier.

Houdingsaspecten

Ed

u'

a. Welke houdingsaspecten zijn belangrijk voor een hulpverlener bij cliënten met een persoonlijkheidsstoornis Cluster A? Noem er vier.

ig

ht

b. Welke houdingsaspecten zijn belangrijk voor een hulpverlener bij cliënten met een persoonlijkheidsstoornis Cluster B? Noem er vier.

op

yr

c. Waarom zijn deze houdingsaspecten volgens jou belangrijk?

C

Opdracht 4

28

Rollenspel persoonlijkheidsstoornis Je gaat in drietallen een rollenspel spelen. Eén persoon speelt cliënt, één persoon speelt begeleider en de derde persoon observeert. Van je docent krijg je een briefje met een persoonlijkheidsstoornis Cluster A-, B- of C-cliënt en een situatie die je moet uitspelen. De begeleider en de observator zien dat briefje niet. De observator observeert. Hij geeft de begeleider een tip en een top en kijkt ook of hij ziet welke rol de cliënt speelt. Wissel van rol.


Begeleiden van cliënten met persoonlijkheidsstoornissen

a. Welke tip en top kreeg jij als begeleider?

.v

.

b. Wat vond je lastig in je rol als begeleider?

Opdracht 5

Behoeften en wensen Lees de Theoriebron en vul de volgende tabel in:

Ac t

Theoriebron Begeleiden van cliënten met persoonlijkheidsstoornissen <

ie

fb

c. Welke houding van de begeleider vond jij prettig toen je cliënt speelde? Leg uit waarom.

De houding en communicatie van de hulpverlener ten aanzien van deze behoeften en wensen

Bekijk het Filmpje ‘Mijn eigen ervaring als jongere met BPS’ bij deze opdracht en beantwoord de vragen a en b. a. Beschrijf in drie regels wat de cliënt in dit filmpje nodig heeft.

b. Hoe kun jij als hulpverlener dit de cliënt bieden? Noem twee aandachtspunten voor je communicatie en houding.

C

op

yr

ig

Filmpje Mijn eigen ervaring als jongere met BPS (Borderline Persoonlijkheids Stoornis) <

Borderline

ht

Opdracht 6

Ed

u'

Behoeften en wensen van cliënten met een persoonlijkheidsstoornis

29


Begeleiden van cliĂŤnten met persoonlijkheidsstoornissen

Opdracht 7

Tips

.v

.

a. Wat verwacht jij het lastigst te vinden in de begeleiding van mensen met een persoonlijkheidsstoornis? Noem hiervoor twee punten.

Opdracht 8

ie

fb

b. Laat deze punten lezen aan je buurman. Hij geeft jou hiervoor twee tips. c. Welke tips kreeg je? Wat kun je hiermee in de praktijk?

Sterke punten

Ac t

a. Ga uiteen in viertallen. Benoem van elkaar een eigenschap die een sterk punt is in de begeleiding van mensen met een persoonlijkheidsstoornis. Schrijf de punten op die bij jou werden genoemd.

Ed

u'

b. Zie je dit ook zo van jezelf? Waarom wel of niet?

C

op

yr

ig

ht

c. Bewaar dit lijstje. Hang het bijvoorbeeld op een zichtbare plek in je kamer.

30


Behandelvormen bij disruptieve, impulsbeheersings- en andere gedragsstoornissen

fb

.v

.

Behandelvormen bij disruptieve, impulsbeheersings- en andere gedragsstoornissen

ie

Inleiding

Ac t

De oppositionele-opstandige stoornis en de normoverschrijdend-gedragsstoornis komen vooral bij kinderen voor. De behandeling daarvan is dan ook vaak gericht op opvoedingsondersteuning. Opvoedingsondersteuning kan gedragsproblemen en gedragsstoornissen voorkomen doordat er in een vroeg stadium wordt bijgestuurd.

Leerdoelen

ht

Ed

u'

Je kunt: • verschillende vormen van behandeling bij disruptieve, impulsbeheersings- en andere gedragsstoornissen benoemen • beschrijven waar deze vormen van behandeling op gericht zijn • verschillende instellingen noemen waar cliënten met disruptieve, impulsbeheersingsen andere gedragsstoornissen terecht kunnen en je weet welke hulp er geboden wordt • de meerwaarde uitleggen van het betrekken van de omgeving in de zorg voor cliënten met disruptieve, impulsbeheersings- en andere gedragsstoornissen (Je weet op welke manier je de omgeving kunt activeren en betrekken bij de hulp aan de cliënt (niveau 4).) • je eigen visie op de zorg voor mensen met disruptieve, impulsbeheersings- en andere gedragsstoornissen verwoorden.

Casus

ig

Opdracht 1

Lees de Theoriebron. a. Schrijf een casus van een half A4’tje waarin je een kind beschrijft met een oppositionele-opstandige stoornis. b. Aan welke punten kun je zien dat dit kind een oppositionele-opstandige stoornis heeft?

C

op

yr

Theoriebron Behandelvormen bij disruptieve, impulsbeheersingsen andere gedragsstoornissen <

Lees de Theoriebron. c. Kloppen je casus en de punten die je hebt opgeschreven? Aan welk punt had je wel of niet gedacht?

31


Behandelvormen bij disruptieve, impulsbeheersings- en andere gedragsstoornissen

Opdracht 2

Sarah Bekijk het Filmpje ‘Ervaringsverhaal Sarah’ bij deze opdracht.

Filmpje Ervaringsverhaal Sarah <

.v

.

a. Welke gedrag zie je bij Sarah dat duidt op een oppositionele-opstandige stoornis?

fb

b. Welke behandeling krijgt Sarah?

Opdracht 3

Ac t

ie

c. Wat vind je van deze behandelvorm?

Gezinsondersteuning

Opdracht 4

Doelen van de behandeling Lees de Theoriebron.

ht

a. Noem twee doelen van een gezins- of ouderbehandeling bij een oppositionele-opstandige stoornis en een normoverschrijdend-gedragsstoornis.

yr

ig

Theoriebron Behandelvormen bij disruptieve, impulsbeheersingsen andere gedragsstoornissen <

Ed

u'

Waarom is het zo belangrijk dat het gezin wordt ondersteund bij kinderen met een oppositionele-opstandige stoornis en een normoverschrijdend-gedragsstoornis? Leg dit uit in drie regels.

C

op

b. Hoe zou je als hulpverlener aan deze doelen kunnen werken? Noem twee punten.

Opdracht 5

Het RED-dieet Het RED-dieet lijkt behalve een gunstige werking op ADHD ook een goede invloed op ODD te hebben. a. Bekijk op internet wat de principes van het RED-dieet zijn.

32


Behandelvormen bij disruptieve, impulsbeheersings- en andere gedragsstoornissen

.

b. Wat is de werkwijze van het RED-dieet bij ODD?

fb

Twee instellingen

ie

Opdracht 6

.v

c. Geef je eigen mening over deze methode.

Zoek op internet twee instellingen in de kinder- en jeugdpsychiatrie.

u'

Ac t

a. Beschrijf welke hulp ze bieden aan kinderen met een oppositionele-opstandige stoornis en een normoverschrijdend-gedragsstoornis.

Opdracht 7

Gezin

Ed

b. Mis je hierin nog iets? Zo ja, wat?

ht

Een gezin bij jou uit de regio bestaat uit vader, moeder en drie kinderen van 4, 6 en 10 jaar oud. De oudste twee zijn gediagnosticeerd met een oppositionele-opstandige stoornis. De ouders kunnen het thuis niet meer aan. De kinderen komen vaak te laat op school en zien er onverzorgd uit. De ouders vragen zelf om hulp.

yr

ig

Zoek uit welke hulpvorm er bij jou in de buurt wordt geboden die passend is voor deze ouders. Beschrijf waar deze hulp wordt geboden en waarom je die passend vindt.

C

op

Opdracht 8

Sem

Casus Sem Sem (4) heeft een oppositionele-opstandige stoornis. Hij komt bij jou op het medisch kleuterdagverblijf. Daar gaat het, met duidelijke regels en afspraken, best goed met Sem. Thuis hanteren zijn ouders deze regels niet en Sem vertoont daar dan ook regelmatig probleemgedrag. Maar de ouders vinden het prima zo: ‘Zolang jullie maar geen last van hem hebben op deze school,’ zeggen ze. ‘Thuis redden we het wel, het is roeien met de riemen die we hebben, nietwaar? Beter wordt hij toch niet meer.’ Sem heeft nog twee broers, van 7 en 10 jaar oud. Lees Casus Sem en beantwoord de vragen a tot en met d.

33


Behandelvormen bij disruptieve, impulsbeheersings- en andere gedragsstoornissen

.

a. Waarom zou jij als hulpverlener deze ouders meer willen betrekken bij de zorg voor hun kind? Noem één reden.

fb

.v

b. Hoe zou jij deze ouders meer betrekken bij de zorg voor Sem? Noem twee voorbeelden.

ie

c. Wat zou een meerwaarde zijn van het betrekken van de andere kinderen binnen het gezin bij het hulpverleningstraject?

Stellingen oppositionele-opstandige stoornis of normoverschrijdend-gedragsstoornis

u'

Opdracht 9

Ac t

d. Hoe zou je de andere kinderen bij het hulpverleningstraject kunnen betrekken? Noem twee voorbeelden.

Ed

Lees de volgende stellingen: • Kinderen met een oppositionele-opstandige stoornis of een normoverschrijdend-gedragsstoornis krijgen thuis vaak te weinig aandacht. • Als ouders geen opvoedondersteuning krijgen, wordt de oppositionele-opstandige stoornis of de normoverschrijdend-gedragsstoornis steeds erger.

ig

ht

a. Beschrijf je mening over beide stellingen.

C

op

yr

b. De stellingen worden klassikaal besproken.

34


Begeleiden van kinderen met een oppositionele-opstandige stoornis en de normoverschrijdend-gedragsstoornis

Ac t

ie

fb

.v

.

Begeleiden van kinderen met een oppositionele-opstandige stoornis en de normoverschrijdendgedragsstoornis Inleiding

Ed

u'

Het gedrag van kinderen met een oppositionele-opstandige stoornis en de normoverschrijdend-gedragsstoornis wordt vaak als ‘lastig’ omschreven. De kinderen zijn druk en luisteren slecht. Maar jouw houding en jouw communicatie als hulpverlener zijn heel belangrijk bij kinderen met deze stoornis. Want ook deze kinderen hebben behoefte aan een veilig plekje, net als andere kinderen. Met de juiste aanpak kun jij ze dat wellicht bieden.

Leerdoelen

yr

ig

ht

Je kunt: • de meest voorkomende moeilijk hanteerbare gedragingen bij disruptieve, impulsbeheersings- en andere gedragsstoornissen herkennen • de meest voorkomende moeilijk hanteerbare gedragingen bij disruptieve, impulsbeheersings- en andere gedragsstoornissen begeleiden en begeleidingsmethodieken toepassen • in de begeleiding je houding en communicatie afstemmen op de behoeften en wensen van cliënten met disruptieve, impulsbeheersings- en andere gedragsstoornissen • je sterke kanten en je leerpunten in de begeleiding van cliënten met disruptieve, impulsbeheersings- en andere gedragsstoornissen aangeven.

Moeilijk gedrag a. Wat zijn volgens jou moeilijk hanteerbare gedragingen bij kinderen met een oppositionele-opstandige stoornis en een normoverschrijdend-gedragsstoornis? Noteer er vijf in totaal.

C

op

Opdracht 1

35


Begeleiden van kinderen met een oppositionele-opstandige stoornis en de normoverschrijdend-gedragsstoornis

Brede school

.v

Opdracht 2

.

b. Vergelijk in drietallen wat jullie hebben opgeschreven. Voeg nog twee gedragingen aan je lijst toe.

Lees de Theoriebron.

Theoriebron Begeleiden van kinderen met een oppositioneleopstandige stoornis en de normoverschrijdendgedragsstoornis <

Opdracht 3

Ac t

ie

fb

Je gaat uiteen in viertallen. Vanuit een brede school bij jou in de buurt is gevraagd of jullie een informatieavond willen verzorgen voor de medewerkers. Zij zien in hun werk op het kinderdagverblijf en de basisschool steeds vaker probleemgedrag bij kinderen. Zij zouden graag meer informatie krijgen over de gedragingen die passen bij een oppositionele-opstandige stoornis of normoverschrijdend-gedragsstoornis. Ieder viertal gaat een voorlichtingsfilmpje maken over kenmerkende en moeilijk hanteerbare gedragingen van kinderen met een oppositionele-opstandige stoornis of normoverschrijdend-gedragsstoornis. Het is de bedoeling dat de professionals het gedrag na het zien van de voorlichtingsfilm beter kunnen herkennen. De filmpjes mogen maximaal 15 minuten duren en worden klassikaal bekeken.

Structuur

u'

Kinderen met een oppositionele-opstandige stoornis of een normoverschrijdend-gedragsstoornis hebben behoefte aan structuur.

Ed

a. Hoe kun jij als hulpverlener op de groep zorgen voor structuur in de ruimte? Geef één voorbeeld.

ig

ht

b. Hoe kun jij als hulpverlener op de groep zorgen voor structuur in de tijd? Geef één voorbeeld.

op

yr

c. Hoe kun jij als hulpverlener op de groep zorgen voor structuur in de activiteiten? Geef één voorbeeld.

C

Opdracht 4

Theoriebron Begeleiden van kinderen met een oppositioneleopstandige stoornis en de normoverschrijdendgedragsstoornis <

36

Handvatten voor de opvoeding Je gaat ouders ondersteunen in het opvoeden van hun kind met een oppositionele-opstandige stoornis. Je gaat hiervoor in drietallen een PowerPoint maken voor ouders, met daarin handvatten voor de opvoeding. Maak in de PowerPoint ook duidelijk wat het nut is van deze aanpak. Waarom is dit goed voor hun kind? De PowerPoint bestaat uit maximaal zes slides. Jullie gaan in drietallen de PowerPoint presenteren aan de klas. De klas geeft iedere groep een tip en een top.


Begeleiden van kinderen met een oppositionele-opstandige stoornis en de normoverschrijdend-gedragsstoornis

Opdracht 5

.v

.

Welke tip en top kreeg jouw groepje? Wat kun je hiermee in de praktijk?

Kinderen met ODD

fb

Bekijk het Filmpje ODD bij deze opdracht.

Filmpje ODD <

ie

a. Wat is het eerste gevoel dat deze beelden bij je oproepen?

Ac t

b. Welke gevoelens heb jij naar de kinderen toe als je dit ziet?

Ed

u'

c. Waaraan denk je dat deze kinderen behoefte hebben qua begeleiding en benaderingswijze?

d. Noem twee punten die belangrijk zijn in je houding ten aanzien van de kinderen.

ig

ht

e. Noem twee punten die belangrijk zijn in je communicatie naar de kinderen.

Belonen

Je werkt op een groep waar kinderen met een oppositionele-opstandige stoornis of normoverschrijdend-gedragsstoornis verblijven. Het afruimen van de tafel na het eten is altijd een probleem. De kinderen luisteren slecht en worden boos, ook op elkaar. Ooit was er de regel dat ieder kind twee dingen van de tafel naar de keuken moest brengen voordat hij of zij van tafel mocht. Een prima regel, maar niemand van de kinderen houdt zich er nog aan. Je wilt de regel weer instellen en daarvoor gebruik gaan maken van een beloningssysteem. a. Wat is de gedachte achter het inzetten van een beloningssysteem in deze situatie?

C

op

yr

Opdracht 6

b. Beschrijf hoe je het beloningssysteem gaat inzetten. Wanneer krijgt iemand een beloning?

37


Begeleiden van kinderen met een oppositionele-opstandige stoornis en de normoverschrijdend-gedragsstoornis

Opdracht 7

.v

.

c. Zoek beloningskaarten op internet. Print deze en neem ze mee. d. Vergelijk in viertallen welk beloningssysteem je hebt bedacht en welke beloningskaarten je gaat gebruiken. Wat neem je uit deze opdracht mee voor de praktijk?

Vacature

ie

fb

Je gaat in tweetallen een vacature opstellen voor de functie van begeleider op een groep met kinderen met een oppositionele-opstandige stoornis of normoverschrijdend-gedragsstoornis. Besteed daarin vooral aandacht aan de benodigde competenties (kennis, vaardigheden en persoonlijke kwaliteiten), de persoonskenmerken en de gewenste motivatie voor het werken met deze doelgroep.

Ac t

a. Zou jij solliciteren op deze vacature? Waarom wel of niet?

u'

b. Welk sterk punt van jezelf zou jou van pas komen in het werken met deze doelgroep?

Je gaat voor deze opdracht uiteen in tweetallen. Ieder tweetal krijgt van de docent een briefje met daarop een psychiatrische aandoening die behandeld is in deze cursus. Je zoekt voor deze psychiatrische aandoening vier verschillende behandel- of begeleidingsvormen. Je maakt van deze aandoening met de daarbij behorende vier behandelvormen een kwartet. Gebruik hiervoor de sjabloon Maak je eigen kwartetspel. Als ieder tweetal klaar is, kun je het spel klassikaal (afhankelijk van de groepsgrootte) spelen.

C

op

yr

ig

Website ICT-idee Maak je eigen kwartetspel <

Kwartet

ht

Opdracht 8

Ed

c. Wat zou voor jou een leerpunt zijn in het werken met deze doelgroep?

38


Reflecteren

Reflecteren Opdracht 1

Reflectie op de lesstof

fb

.v

.

a. Wat heb je allemaal geleerd? Noem drie dingen.

ie

b. Wat wist je al?

Opdracht 2

Kritisch en creatief denken

Ac t

c. Wat ga je in de toekomst in jouw werk gebruiken?

Ed

u'

a. Kijk je naar verschillende mogelijkheden als dingen niet in één keer lukken? Noem een voorbeeld.

b. Kom jij voor jouw mening uit als de situatie dat vraagt? Noem één voorbeeld.

ig

ht

c. Heb jij het uiterste uit jezelf gehaald bij de opdrachten? Noem één voorbeeld.

Opdracht 3

Zelfregulatie en zelfsturing

C

op

yr

a. Heb je een goede planning gemaakt? Geef hiervan één voorbeeld.

b. Heb je de goede bronnen en materialen gebruikt? Geef hiervan één voorbeeld.

c. Ben je goed omgegaan met feedback? Geef hiervan één voorbeeld: hoe heb je gereageerd?

39


Reflecteren

Opdracht 4

Samenwerken

.

a. Heb jij bijgedragen aan een goede sfeer in de groep? Geef hiervan één voorbeeld.

fb

.v

b. Hebben jullie als groep goede afspraken gemaakt? Geef één voorbeeld van een goede afspraak.

C

op

yr

ig

ht

Ed

u'

Ac t

ie

c. Kun je goed met andere mensen omgaan, ook al zijn ze anders dan jij? Geef hiervan één voorbeeld.

40


Theoriebron Behandelvormen bij depressieve- en bipolaire-stemmingsstoornissen

fb

.v

.

Theoriebron Behandelvormen bij depressieve- en bipolaire-stemmingsstoornissen

ie

Inleiding

u'

Behandelvormen

Ac t

Iedereen heeft weleens een dipje. Iedereen is weleens verdrietig. Maar als sombere gevoelens wekenlang aanhouden, kan er meer aan de hand zijn. De gevoelens zijn dan vaak dieper. Dat geldt ook voor een te uitgelaten, te vrolijke stemming. Er kan sprake zijn van een stemmingsstoornis. Hoe deze stoornis behandeld wordt, hangt af van de ernst ervan. Verder wordt voor de behandeling gekeken op welk gebied de problemen van de cliënt liggen. Daarop speelt de behandeling vervolgens in.

ht

Ed

De hulpverlening in de geestelijke gezondheidszorg kan zowel ambulant, in deeltijd of klinisch plaatsvinden. Dat geldt voor alle doelgroepen die in deze cursus aan de orde komen. Ambulante hulp betekent dat de cliënt naar de instelling komt voor gesprekken met de hulpverlener. Soms komt ook de hulpverlener thuis bij de cliënt. Bij deeltijdbehandeling komt de cliënt overdag (een dagdeel) naar de instelling voor behandeling, en gaat daarna weer naar huis. Wanneer de hulp klinisch wordt gegeven, betekent dit dat de cliënt voor korte of langere tijd dag en nacht in de instelling verblijft en daar behandeld of begeleid wordt.

ig

Cognitieve therapie

C

op

yr

Bij de cognitieve therapie gaat men ervan uit dat mensen met een (depressieve-)stemmingsstoornis zichzelf hebben aangeleerd negatief te denken. Cliënten zijn zich doorgaans niet bewust van deze manier van denken. Tijdens de cognitieve therapie krijgen zij inzicht in hun denkpatronen. Vervolgens wordt geprobeerd deze patronen te doorbreken. Wanneer de cliënt anders gaat denken, voelt hij zich ook anders en zal hij zich ook anders gedragen. Hier wordt de samenhang tussen denken, voelen en gedrag zichtbaar.

41


Theoriebron Behandelvormen bij depressieve- en bipolaire-stemmingsstoornissen

Het GGGG-model

u'

Ac t

ie

fb

.v

.

De cognitieve therapie (gericht op het denken) wordt vaak toegepast in combinatie met de gedragstherapie (gericht op het gedrag). Een duidelijk voorbeeld daarvan is het GGGG-model. De vier G’s staan voor: Gebeurtenis - Gedachte - Gevoel - Gedrag.

C

op

yr

ig

ht

Ed

In dit schema beschrijft de cliënt bijvoorbeeld:

42

In de therapie wordt met de cliënt gekeken naar de invloed van zijn gedachten op zijn gevoelens en gedrag. De bedoeling is dat de cliënt anders leert denken en daarmee ander gedrag aanleert.


Theoriebron Behandelvormen bij depressieve- en bipolaire-stemmingsstoornissen

Lichttherapie

Ac t

ie

fb

.v

.

In het nieuwe schema ziet dat er bijvoorbeeld zo uit:

ht

Ed

u'

Lichttherapie wordt vooral aangeboden aan cliënten die last hebben van een ‘winterdepressie’. De symptomen van een winterdepressie zijn vrijwel gelijk aan die van een ‘gewone’ depressie. Het grote verschil is dat de symptomen van een winterdepressie in de herfst en winter zichtbaar worden. Zodra in de lente de dagen weer langer worden en de zon vaker schijnt, verdwijnen ze vervolgens. Bij lichttherapie worden de ogen van de cliënt blootgesteld aan intens licht, afkomstig van een speciale lamp. Dit gebeurt circa dertig minuten per dag, voor een periode van vijf tot tien dagen. Lichttherapie wordt in het ziekenhuis of in een ggz-instelling gegeven, maar cliënten kunnen ook zelf lampen aanschaffen die geschikt zijn voor lichttherapie thuis.

ig

ECT-behandeling

C

op

yr

Bij de ElectroConvulsieTherapie (ECT) wordt door middel van elektrische prikkels kunstmatig een epileptische aanval (convulsie) opgewekt. Er vindt dan kort gezegd een abnormale ontlading van de zenuwcellen in de hersenen plaats. Dit zorgt vrijwel direct voor een verbeterde stemming bij de cliënt. Vroeger werd ECT bij vol bewustzijn toegediend en waren er veel bijwerkingen, zoals spierverkrampingen en botbreuken. ECT wordt tegenwoordig alleen onder narcose toegepast. Er worden voor de behandeling elektroden op het hoofd van de cliënt geplaatst. Naast de narcose wordt ook een spierverslappend medicijn gegeven. Deze behandeling wordt vaak tweemaal per week uitgevoerd voor een periode van zes opeenvolgende weken. Na de behandeling ervaren cliënten soms een tijdelijke verslechtering van het kortetermijngeheugen. ECT wordt op dit moment pas ingezet wanneer behandelmethoden als medicatie en psychotherapie te weinig effect hebben. Dankzij het toedienen van de narcose en de spierverslappende medicatie zijn de bijwerkingen sterk verminderd. Bij ernstig depressieve cliënten, die niet meer eten en drinken, kan ECT een levensreddende behandeling zijn.

43


Theoriebron Behandelvormen bij depressieve- en bipolaire-stemmingsstoornissen

Mindfulness

Psycho-educatie

Ac t

ie

fb

.v

.

Mindfulness komt oorspronkelijk vanuit het boeddhisme en is een tamelijk nieuwe behandelmethode in Nederland. Mindfulness Based Cognitive Therapy (MBCT) is een behandeling die vaak als extra element aan de cognitieve therapie wordt toegevoegd. Iemand met depressieve klachten piekert veel en is vaak ver weg met zijn gedachten. De cliënt denkt dat al zijn negatieve gedachten juist zijn, wat de depressie in stand houdt. Mindfulness richt zich net als de cognitieve therapie op de invloed die het denken op de stemming heeft. Cognitieve therapie heeft tot doel irreële gedachten om te zetten in reële gedachten. MBCT laat alle gedachten toe, ook de negatieve. Hierbij leert de cliënt zijn aandacht echter niet te richten op de irreële gedachten, maar op het hier en nu. De cliënt leert de positieve/negatieve ervaring van het moment te accepteren, waardoor hij meer rust ervaart. Naast aandacht voor de gedachten is er ook aandacht voor de ademhaling, het lichaam en de emoties van de cliënt. Cliënten leren positief op situaties te reageren vanuit innerlijke rust in plaats van op een ‘ingesleten’ negatieve en wantrouwige manier. Geduld, acceptatie en loslaten staan centraal. Mindfulness bestaat meestal uit acht tot twaalf behandelsessies.

ht

Ed

u'

Met name bij een bipolaire-stemmingsstoornis is de psycho-educatie een belangrijk onderdeel van de behandeling. De grote veranderingen in stemming zijn soms niet alleen voor de cliënt zelf, maar ook voor zijn naasten moeilijk te begrijpen. Tijdens de psycho-educatie wordt aan de cliënt en de betrokkenen meer uitleg gegeven over het ziektebeeld. Er wordt aandacht besteed aan de symptomen die vaak vóór een stemmingswisseling optreden. Op die manier kunnen betrokkenen in een vroeg stadium de juiste hulp bieden aan de cliënt, of voor hem of haar professionele hulp zoeken. Voor de cliënt zelf is het ook belangrijk meer ziekte-inzicht te krijgen. Het zorgt ervoor dat de cliënt zijn behandeling trouwer volgt. Ook is het zaak om aan de cliënt en de betrokkenen te laten zien dat een regelmatig leefpatroon belangrijk is. Hoe kan er meer structuur in het dagritme van de cliënt worden aangebracht? Op deze structuur kan tijdens de depressieve én de manische periodes teruggegrepen worden.

ig

Interpersoonlijke therapie

C

op

yr

Bij de interpersoonlijke therapie (IPT) wordt ervan uitgegaan dat de depressie ontstaat als reactie op bepaalde gebeurtenissen. Je kunt daarbij denken aan een cliënt die zijn baan is kwijtgeraakt of een cliënt die te maken heeft gehad met het overlijden van een naaste. IPT is een gesprekstherapie waarbij er veel nadruk wordt gelegd op de communicatiepatronen en het sociale functioneren van de cliënt. Er wordt stilgestaan bij de gebeurtenissen die de cliënt heeft meegemaakt. De cliënt wordt gestimuleerd deze gebeurtenissen te verwerken. Hij wordt aangemoedigd in de huidige, nieuwe situatie ‘opnieuw’ te beginnen. Er is ook uitgebreid aandacht voor het aanleren van vaardigheden om met mensen om te gaan. IPT vindt meestal plaats in wekelijkse gesprekken, waarbij een behandeltraject ongeveer veertien weken duurt. IPT wordt vaak aangeboden samen met een behandeling met medicatie.

Medicatie Bij een behandeling van een depressie worden vaak zogenoemde antidepressiva gegeven. De stemming van de cliënt wordt bij behandeling met deze medicijnen minder somber en ook de energie neemt toe. Er zijn verschillende groepen antidepressieve medicatie, elk met

44


Theoriebron Behandelvormen bij depressieve- en bipolaire-stemmingsstoornissen

ie

fb

.v

.

hun specifieke eigenschappen. Namen van antidepressiva zijn: prozac, seroxat, anafranil en depakine. Antidepressiva hebben vaak ook bijwerkingen, bijvoorbeeld sufheid, een droge mond en overgewicht. Voor het verminderen van de kenmerken van manisch gedrag tijdens een manische episode worden ook medicijnen voorgeschreven. Vaak zijn dit slaapmiddelen. Slaapmiddelen zijn bedoeld om de slapeloosheid bij manische cliënten te doorbreken. Om de onrust te verminderen worden soms kalmeringsmiddelen toegediend. Deze medicijnen werken verslavend en worden om die reden slechts voor een korte periode voorgeschreven. Er zijn ook medicijnen die bij een bipolaire stoornis de stemming kunnen stabiliseren. Aangezien deze stoornis niet te genezen is, moet de cliënt deze medicijnen zijn hele leven blijven gebruiken. Omdat ze ook bijwerkingen hebben, stoppen veel cliënten met het innemen wanneer de depressieve of manische periode (tijdelijk) voorbij is. Het is daarom belangrijk de cliënt en zijn betrokkenen goed voor te lichten over zowel de stoornis als de behandeling daarvan met medicatie.

Ac t

Rol sociaal netwerk bij cliënten met een depressieve-stemmingsstoornis

Ed

u'

Tijdens de behandeling en ook daarna speelt het netwerk een belangrijke rol bij cliënten met een stemmingsstoornis. Cliënten met een depressieve stoornis hebben vaak het gevoel dat zij anderen alleen maar tot last zijn. Deze cliënten denken ook dat ze geen behoefte hebben aan sociaal contact. Cliënten lopen zo het risico weg te zakken in een sociaal isolement. Dit sociale isolement maakt dat de cliënt zich nog ellendiger/eenzamer/somberder enzovoort voelt. Belangrijk is dus het op gang brengen en houden van contacten met anderen. Als hulpverlener op de groep kun je ervoor zorgen dat de cliënt deelneemt aan sociale activiteiten, zoals de gezamenlijke maaltijd en eventuele koffiemomenten op de groep.

ht

Ondersteunen van het sociale netwerk van de cliënt met een depressieve-stemmingsstoornis

C

op

yr

ig

Daarnaast is het belangrijk dat de hulpverlener het contact met familie of andere betrokkenen stimuleert. Leg familie en naasten uit waarom het zo belangrijk is dat zij contact opnemen en onderhouden met de cliënt, en hoe ze dit doen. Begeleid hen hierin zo nodig. Het kan voor familie en naasten best moeilijk zijn om steeds maar weer het initiatief te nemen. Sommige cliënten komen tot niets en moeten zelfs voor de kortste wandeling gemotiveerd worden. Het is belangrijk dat jij als hulpverlener daar aandacht voor hebt en de familie de kans geeft hierover te praten of stoom af te blazen.

Rol sociaal netwerk bij cliënten met een bipolaire-stemmingsstoornis Bij cliënten met een bipolaire-stemmingsstoornis kan het sociale netwerk een rol spelen in het signaleren van de eerste symptomen van een manische of depressieve periode. In een manische periode zijn cliënten vaak uitgelaten en vrolijk. Ze hebben weinig slaap nodig, ze praten veel en hebben grootse plannen. In een depressieve periode zijn ze moe en lusteloos. Ze zeggen afspraken af en zijn somber gestemd. Wanneer de omgeving deze symptomen herkent bij de cliënt, kan er vroegtijdig professionele hulp worden gezocht. Een cliënt in een manische periode heeft duidelijke grenzen nodig en mensen die samen met hem die grenzen

45


Theoriebron Behandelvormen bij depressieve- en bipolaire-stemmingsstoornissen

.v

.

bewaken. Vaak is hier professionele begeleiding nodig, maar ook de naastbetrokkenen van de cliënt kunnen een ondersteunende rol vervullen. In het dagelijks leven kunnen mensen uit het netwerk bijvoorbeeld de prikkels verminderen voor de cliënt. Denk daarbij aan het voorkomen van situaties waarin de tv aan staat, de muziek aan en er tegelijkertijd een gesprek gevoerd moet worden. Het netwerk kan de cliënt ook helpen herinneren aan het innemen van de medicatie.

fb

Ondersteunen van het sociale netwerk van de cliënt met een bipolaire-stemmingsstoornis

C

op

yr

ig

ht

Ed

u'

Ac t

ie

Bij al deze rollen van het sociale netwerk is psycho-educatie allereerst noodzakelijk. De zorg voor een naastbetrokkene met een stemmingsstoornis is zwaar. De naasten moeten daarom weten wat het belang is van hun rol in de begeleiding. De hulpverlener dient aan uitleg hierover voldoende tijd en aandacht te besteden. Ook tijdens het traject is het voor een hulpverlener belangrijk steun te bieden aan het netwerk. Soms kun je concrete tips en aandachtspunten geven, soms zul je hen moeten motiveren en soms is ook het bieden van een luisterend oor voldoende.

46


Theoriebron Begeleiden van cliënten met een depressieve- of bipolaire-stemmingsstoornis

fb

.v

.

Theoriebron Begeleiden van cliënten met een depressieve- of bipolaire-stemmingsstoornis

ie

Inleiding

Ac t

De begeleiding van mensen met een stemmingsstoornis kan voor een hulpverlener lastig zijn. Als hulpverlener respecteer en accepteer je de cliënt en probeer je je in te leven in diens gevoelswereld. Depressieve cliënten kunnen je dan soms meenemen in hun sombere stemming. Het is daarom belangrijk dat je als hulpverlener regelmatig op je eigen handelen reflecteert.

u'

Moeilijk gedrag bij cliënten met een depressieve-stemmingsstoornis

C

op

yr

ig

ht

Ed

Depressieve cliënten voelen zich vaak niet of nauwelijks in staat om deel te nemen aan (sociale) activiteiten. Soms is het uit bed gaan al een activiteit waar zij urenlang tegenop zien. Cliënten met een depressieve stoornis hebben vaak geen eetlust. Soms ontbreekt het de cliënt ook letterlijk aan energie om eten of drinken te pakken. Verder kan het zijn dat de cliënt het leven heeft opgegeven, en om die reden de zin van het eten en drinken niet meer ziet. Het gebrek aan energie zorgt ervoor dat de cliënt er vaak niet toe komt zichzelf te verzorgen. Tanden poetsen, haren kammen of schone kleren aantrekken: de cliënt heeft er geen energie voor en/of ziet het nut er niet van in. Omdat de cliënt niet tot activiteiten komt, bestaat het gevaar dat hij wegzakt in een sociaal isolement. Toch is het heel belangrijk dat hij wel deelneemt aan sociale activiteiten. Op die manier kan hij ervaren dat hij toch nog ergens toe in staat is, dat andere mensen het waarderen wanneer hij er is. Dat is positief voor zijn zelfvertrouwen. Het is wel belangrijk dat de activiteiten passend zijn voor de cliënt, en niet te veel of te groot.

Moeilijk gedrag bij cliënten met een bipolaire-stemmingsstoornis Cliënten met een bipolaire stoornis vertonen naast het moeilijke gedrag in de depressieve periodes ook moeilijk gedrag tijdens de manische periodes. Cliënten zijn dan overdreven opgewekt en uitbundig. Ze zijn zeer zelfverzekerd, overenthousiast, maar ook druk en geïrriteerd. Cliënten nemen in een manische periode nogal eens onbezonnen beslissingen. Ze zijn ontremd op sociaal, financieel en seksueel gebied. Na de manische periode kan dit gedrag leiden tot spijt en schaamte. Ze zijn vaak tot diep in de nacht wakker, om ’s ochtends ook weer zeer vroeg op te staan. De cliënt kan simpelweg niet aan zijn vermoeidheid toegeven. Dit kan leiden tot uitputting. Wanneer de cliënt wordt aangesproken op zijn gedrag, kan de extreme vrolijkheid ineens omslaan in agressie.

47


Theoriebron Begeleiden van cliënten met een depressieve- of bipolaire-stemmingsstoornis

Begeleidingsmethodieken voor de hulpverlener bij cliënten met een stemmingsstoornis

u'

Ac t

ie

fb

.v

.

Het is belangrijk dat jij als hulpverlener in de begeleiding van cliënten met een stemmingsstoornis de juiste basishouding aanneemt. Als handvat kun je daarvoor de volgende uitgangspunten nemen: • acceptatie en respect: Als hulpverlener oordeel je niet over hoe de cliënt zich gedraagt. Je verwacht niet te veel van de cliënt en je toont begrip en geduld als hij veel tijd nodig heeft bij bijvoorbeeld zelfverzorging. • empathie en vertrouwelijkheid: Je toont als hulpverlener medeleven met de cliënt, maar laat je niet meeslepen. Je zegt bijvoorbeeld: ‘Ik kan me voorstellen dat u zich rot voelt.’ • echtheid: Je zorgt ervoor dat je houding en je gezichtsuitdrukkingen overeenkomen met hetgeen je zegt. Je luistert actief naar de cliënt. Je neemt een open houding aan (geen armen of benen over elkaar) en je vat regelmatig samen wat de cliënt heeft gezegd. Je knikt wanneer je begrijpt wat de cliënt bedoelt. • transparantie en gelijkwaardigheid: Als hulpverlener laat je merken dat je openstaat voor het verhaal van de cliënt. Tegelijkertijd maak je ook duidelijk wat de bedoeling is van de hulpverlening, bijvoorbeeld door te zeggen: ‘We gaan eraan werken dat u weer kunt genieten van een ochtend werken.’

Ed

Aandachtspunten voor de hulpverlener bij cliënten met een depressieve-stemmingsstoornis

C

op

yr

ig

ht

Als hulpverlener bied je de cliënt praktische ondersteuning. Cliënten die bijna niet meer eten, zul je moeten observeren. Je kunt het eten en drinken stimuleren door kleine hoeveelheden aan te bieden, verspreid over meerdere momenten van de dag. Voor de lichamelijke verzorging reserveer je meer tijd dan anders. Je streeft ernaar dat de cliënt zo veel mogelijk zelf doet, maar je let op zijn signalen om overvraging te voorkomen. Ook daarom vraag je niet te veel tegelijk van de cliënt. Soms is het haren kammen al genoeg, een ander moment kan daar ook nog tandenpoetsen bij. Probeer wel structuur aan te brengen in de dag, dus ook in het onderdeel zelfverzorging. Kies daarin een vaste, logische volgorde. Stimuleer de cliënt tot deelname aan sociale activiteiten. Probeer ook hier structuur in aan te brengen: dit geeft de cliënt houvast. Vraag op dit gebied evenmin te veel van de cliënt. Het is fijner wanneer het hem lukt vijf minuten op de groep koffie te drinken, dan wanneer het plan om samen naar de stad te gaan voor een kopje koffie mislukt.

48

Aandachtspunten voor de hulpverlener bij cliënten met een bipolaire-stemmingsstoornis Tijdens manische periodes richt je je als hulpverlener vooral op de structuur en veiligheid van de cliënt. Soms slapen cliënten nauwelijks: het is belangrijk dat je dit goed observeert en op tijd grenzen weet te stellen. Dat kun je als hulpverlener niet alleen. Daarover heb je gesprekken met collega’s en behandelaars, en eventueel ook met familie. Samen besluiten jullie uiteindelijk wat te doen.


Theoriebron Begeleiden van cliënten met een depressieve- of bipolaire-stemmingsstoornis

fb

Structuur bij cliënten met een bipolaire-stemmingsstoornis

.v

.

Bij mildere vormen van grensoverschrijdend gedrag, bijvoorbeeld zeer druk gedrag, moet je de cliënt ook corrigeren. Doe dat wel consequent. In manische periodes is het soms niet mogelijk samenwerkingsafspraken te maken: houd je dan aan de eerder gemaakte afspraken. Soms kan de cliënt hier boos om worden. Het is goed dat je als hulpverlener hem ook ruimte biedt om deze gevoelens te uiten. Cliënten met een bipolaire stoornis kunnen zich na de manische episodes schamen voor het gedrag dat zij hebben laten zien. Geef de cliënt de gelegenheid om over deze gevoelens te praten en wees je in deze gesprekken bewust van je houding.

C

op

yr

ig

ht

Ed

u'

Ac t

ie

Omdat cliënten in manische periodes zeer gevoelig zijn voor prikkels, is het belangrijk dat je als hulpverlener zorgt voor rust in de ruimte waar de cliënt is. Dat kan bijvoorbeeld betekenen dat er afspraken zijn over televisietijden, en dat niet de radio tegelijkertijd aan staat. Zorg daarnaast ook voor duidelijkheid en voorspelbaarheid in de structuur van de dag. Je kunt bijvoorbeeld een dagprogramma maken met daarin opgenomen vaste rustmomenten. Ook het innemen van medicijnen kan een onderdeel van het dagprogramma zijn.

49


fb

Inleiding

.v

Theoriebron Behandelvormen bij angststoornissen

.

Theoriebron Behandelvormen bij angststoornissen

Ac t

Psycho-educatie

ie

De behandeling bij angststoornissen begint vaak met psycho-educatie. De behandelaar geeft hierbij uitleg over de stoornis. Angststoornissen zijn vaak goed te behandelen met cognitieve gedragstherapie.

Ed

u'

Allereerst is het belangrijk dat de cliënt en eventuele naastbetrokkenen een goede uitleg krijgen over angststoornissen en de symptomen die daarbij horen. De lichamelijke klachten die kunnen wijzen op angstgevoelens, worden door de cliënt zelf vaak niet zo gezien. Tijdens de psycho-educatie kan de cliënt uitleg krijgen over deze verschijnselen. Het is belangrijk dat hij begrijpt waardoor de klacht in stand wordt gehouden en hoe deze door de therapie kan worden afgebouwd. Angst die ooit is ontstaan, kan ook weer verdwijnen. De angst wordt echter in stand gehouden doordat de angstige situaties worden vermeden. Vaak wordt er tijdens de psycho-educatie dan ook al een eerste link gelegd met de (vaak onjuiste) gedachten van de cliënt.

ht

Cognitieve gedragstherapie: gedachten

yr

ig

Bij cognitieve gedragstherapie kijkt de hulpverlener samen met de cliënt naar diens gedachtepatronen en het gedrag dat daarop volgt. Als de cliënt bijvoorbeeld de gedachte heeft dat hij een hartaanval krijgt tijdens een paniekaanval, wordt er kritisch naar die gedachte gekeken. Soms worden ‘bewijzen’ voor en tegen deze gedachten gezocht. Hierdoor wordt de cliënt als het ware aan het twijfelen gebracht, waardoor zijn geloof in deze gedachten zal afnemen.

C

op

Cognitieve gedragstherapie: gedrag

50

Bij een gedragsmatige aanpak van de therapie wordt de cliënt letterlijk blootgesteld aan de situaties die hij bedreigend vindt. Dit wordt ook wel ‘exposure in vivo’ genoemd. De angst voor de situatie zal afzwakken wanneer de cliënt regelmatig aan de angstige situatie wordt blootgesteld. Hij ervaart dan dat datgene waar hij bang voor is (bijvoorbeeld in een winkel overlijden aan een hartaanval door een paniekaanval) niet gebeurt. Wanneer de cliënt dit regelmatig oefent, zal hij nieuw gedrag aanleren. Het is belangrijk dat in deze therapie begonnen wordt met de situatie die de cliënt het minst angstig maakt. Van daaruit kan toegewerkt worden naar situaties die (stapsgewijs) bij de cliënt meer angst oproepen.


Theoriebron Behandelvormen bij angststoornissen

Medicatie

ie

fb

.v

.

Voor de behandeling van angststoornissen kan ook gekozen worden voor medicatie. De kans dat een angststoornis met alleen medicatie kan worden verholpen, is heel klein. Om die reden wordt deze behandelvorm doorgaans gecombineerd met een cognitieve (gedrags)therapie. Het idee daarachter is dat de cliënt meer openstaat voor therapie wanneer zijn gevoelens van spanning verminderd zijn. Angstdempende medicijnen worden voorgeschreven om de angstgevoelens te verminderen. Als de medicijnen uitgewerkt zijn, komen deze gevoelens echter weer terug. Bovendien zijn deze medicijnen verslavend. Antidepressiva die inspelen op de angst en de stemming worden ook wel voorgeschreven. Aan het begin van de behandeling met antidepressiva kan een toename van angst plaatsvinden: het is belangrijk dat de cliënt daarvan op de hoogte is. Ook is het belangrijk dat de behandelaar de werking van de medicatie toelicht. Cliënten kunnen namelijk in verwarring raken door de naam van de medicatie: een antidepressivum. Cliënten zijn immers niet depressief!

Ac t

Rol sociaal netwerk bij cliënten met een angststoornis

Ed

u'

Cliënten met een angststoornis doen meestal een groot beroep op hun omgeving. Omdat mensen uit die omgeving graag steun willen geven, gaan ze vaak mee met de cliënt en zijn gedachten. Dit betekent in de praktijk dat ze de cliënten helpen bij het vermijden van de angstige situaties. Uiteindelijk blijven de angstklachten hierdoor juist bestaan. Het is dus belangrijk dat ook mensen uit de omgeving van de cliënt op de hoogte worden gebracht van de inhoud van de stoornis en hoe deze in stand wordt gehouden. Zij krijgen dan inzicht in de werkwijze van de gedragstherapie en kunnen de cliënt hierin ook ondersteunen. Dat betekent dat zij niet langer meegaan in het gedrag van de cliënt om de angstige situaties te vermijden, maar dat zij aansluiten bij diens behandeling.

ig

ht

Ondersteunen van het sociale netwerk bij cliënten met een angststoornis

C

op

yr

Juist de omgeving speelt voor cliënten vaak een centrale rol op die momenten waarop de resultaten van de therapie in eerste instantie tegenvallen of waarop de cliënt ‘erdoorheen zit’. Wanneer de omgeving inzicht heeft in de stoornis, kan zij de cliënt op die momenten motiveren en ondersteunen in het volhouden van de therapie. Voor de hulpverlener is het goed te beseffen dat de omgeving van de cliënt zich ook schuldig kan voelen. Deze mensen kunnen het gevoel hebben dat ze hebben gefaald in de ondersteuning van hun naaste. Geef de betrokkenen dan ook de kans om hun gevoelens te uiten, zowel aan het begin van de behandeling als tijdens de behandeling.

51


.v

Theoriebron Begeleiden van cliënten met angststoornissen

.

Theoriebron Begeleiden van cliënten met angststoornissen

fb

Inleiding

ie

Cliënten met een angststoornis zullen vaak om steun en hulp vragen in situaties waarin ze angstig zijn. De begeleiding van deze cliënten is erop gericht dat ze zichzelf weer veilig voelen en niet blijven hangen in hun angstgedrag.

Ac t

Moeilijk gedrag van cliënten met angststoornissen

ht

Ed

u'

De angst van de cliënt uit zich vaak in lichamelijke klachten. Soms zijn dat hartkloppingen, trillen, een gevoel van misselijkheid. De cliënt kan ook terechtkomen in een heftige paniekaanval en dan letterlijk verstijven of juist wegvluchten uit de situatie. Cliënten kunnen gaan zweten en het gevoel hebben te stikken. De angstaanvallen gaan vaak gepaard met hyperventilatie. Als gevolg hiervan vallen cliënten soms flauw. Cliënten met een heftige paniekaanval kunnen werkelijk het gevoel hebben dat ze doodgaan. Je zult begrijpen dat cliënten met deze gevoelens de situaties vermijden die deze angsten oproepen. Het is daarom heel belangrijk dat de cliënt allereerst inzicht krijgt in zijn gedachten. Aan deze stap moet voldoende tijd besteed worden. De cliënt kan zich daarna realiseren dat zijn gevoelens sterk worden bepaald door zijn eigen gedachten. Samen met hem kan dan gewerkt worden aan het ombuigen van deze gedachten.

ig

Begeleidingsmethodieken voor de hulpverlener van cliënten met angststoornissen

C

op

yr

Voor de hulpverlener is het belangrijk om kalm, evenwichtig en betrokken op de cliënt te reageren. Aan het begin van het behandeltraject heeft de cliënt veel behoefte aan steun. Dit kun je hem bieden door hem bijvoorbeeld letterlijk bij de hand te nemen. Sluit in je begeleiding wel aan op de fase van de behandeling waarin de cliënt zich bevindt. Naarmate hij zijn behandeltraject verder doorloopt, is het de bedoeling dat de cliënt minder afhankelijk wordt van jouw steun. Hij moet uiteindelijk leren zelf om te gaan met zijn angstgevoelens. Daarbij is het belangrijk dat je de cliënt en zijn angstgevoelens accepteert. Nodig hem uit om over deze angstgevoelens te praten. Oordeel niet over zijn gevoelens, ga er dus ook niet in mee! Erken de gevoelens bij de cliënt. Dit kun je bijvoorbeeld doen door te zeggen: ‘Je bent werkelijk bang, hè?!’ Probeer de gevoelens die het gevolg zijn van de angst onder woorden te brengen. Je kunt bijvoorbeeld zeggen: ’Ik zie dat je boos bent. Ik denk dat je je heel machteloos voelt, klopt dat?’

52


Theoriebron Begeleiden van cliënten met angststoornissen

Aandachtspunten voor de hulpverlener van cliënten met angststoornissen

C

op

yr

ig

ht

Ed

u'

Ac t

ie

fb

.v

.

Voor hulpverleners is het soms lastig op de juiste manier te reageren op de klachten van mensen met een angststoornis. Het is belangrijk dat je niet overbezorgd reageert, want daarmee bevestig je juist de angst van de cliënt. Aan de andere kant is het ook niet goed wanneer je de klachten ontkent of er met de cliënt over in discussie gaat. Hij ervaart de lichamelijke klachten immers werkelijk. Omdat angstklachten soms al lang spelen, heeft de cliënt deze ook min of meer nodig in zijn leven. Het is goed wanneer je je daar bewust van bent, want zo realiseer je je ook dat het voor de cliënt een enorme stap is anders te gaan denken. Benadruk in de begeleiding de alledaagse dingen. Vaak belemmeren de angstgedachten de cliënt bij het ondernemen van dagelijkse activiteiten. Denk daarbij aan het dekken van de tafel of het meedoen aan het gezamenlijke koffiemoment. Moedig de cliënt aan hieraan deel te nemen. Het is een belangrijke stap in het – uiteindelijk – overwinnen van de angst.

53


Theoriebron Behandelvormen bij persoonlijkheidsstoornissen

.v

.

Theoriebron Behandelvormen bij persoonlijkheidsstoornissen

fb

Inleiding

Ac t

ie

De meeste cliënten met een persoonlijkheidsstoornis zien zichzelf als slachtoffer. Hierdoor zijn ze lang niet altijd gemotiveerd voor een behandeltraject: als slachtoffer kunnen zij immers niets aan de situatie doen. Het zijn vaak de omstanders die hulp inschakelen wanneer de situatie echt uit de hand dreigt te lopen. Het doel van een behandeling is het aanleren van andere manieren van denken, voelen en handelen. Hierdoor krijgt de cliënt meer zelfvertrouwen en kan hij beter met problemen omgaan.

Psychotherapie bij persoonlijkheidsstoornissen

ig

ht

Ed

u'

Bij sommige cliënten met een persoonlijkheidsstoornis wordt ambulante psychotherapie ingezet. Tijdens deze behandeling ligt de nadruk op de persoonlijke belevingswereld van de cliënt. Het gaat dan bijvoorbeeld over diens gedachten en dromen. De cliënt staat samen met de behandelaar stil bij zijn gevoelens en gedachten over zichzelf en over anderen. De behandelaar probeert op deze manier problemen aan de orde te stellen. Vervolgens brengt hij deze in verband met ervaringen van de cliënt uit het verleden. Bijvoorbeeld: hoe reageerden zijn ouders als de cliënt niet op tijd thuis was? Pas wanneer hierin patronen ontdekt zijn, kan de cliënt van daaruit werken aan verandering. Soms vindt deze ambulante individuele behandeling plaats als voor- of natraject van een intensievere deeltijd- of klinische behandeling. De behandeling kan ook in groepsverband worden gegeven. Het voordeel daarvan is de herkenning en erkenning van problemen van groepsgenoten. Vaak heeft dit een positief effect op de behandeling.

C

op

yr

Cognitieve gedragstherapie bij persoonlijkheidsstoornissen

54

Er zijn enkele gedragstherapeutische behandelingen die ingezet worden bij de behandeling van persoonlijkheidsstoornissen. Hier worden twee gedragstherapeutische behandelingen genoemd: de dialectische gedragstherapie (DGT) en de schematherapie.

Dialectische gedragstherapie (DGT) DGT is een behandeling voor cliënten met een borderline-persoonlijkheidsstoornis. Deze cliënten hebben vaak grote moeite met het omgaan met situaties die emoties oproepen. De therapie geeft de cliënten inzicht in hun gedachten en vergroot de vaardigheden om met heftige emoties en gedachten om te gaan. Bijvoorbeeld: bij een teleurstelling niet jezelf


Theoriebron Behandelvormen bij persoonlijkheidsstoornissen

verwonden (automutileren), maar iets doen wat een positief gevoel geeft, zoals een douche nemen. Doordat de cliënt zichzelf deze vaardigheden eigen maakt, leert hij op een betere manier met zichzelf en alledaagse problemen omgaan.

.v

.

Schematherapie

ie

fb

In schematherapie wordt gekeken naar vroegere ervaringen. Het gedrag van de cliënt nu wordt sterk bepaald door vroegere ervaringen. Het kan bijvoorbeeld zijn dat de cliënt als kind gekwetst is in zijn behoefte aan waardering en aandacht. Oplossingen die hem vroeger hielpen om te overleven, bijvoorbeeld zichzelf straffen, belemmeren hem nu in zijn dagelijks leven. Door steeds met de behandelaar te kijken naar wat er gebeurt, kan de cliënt leren deze oplossingen stop te zetten. Hij wordt dan uitgedaagd om andere mogelijkheden te proberen en op die manier een verandering in gang te zetten.

Ac t

Medicatie bij persoonlijkheidsstoornissen

Ed

u'

Een persoonlijkheidsstoornis kan niet worden behandeld met medicatie. Wordt er wel medicatie voorgeschreven, dan is deze bedoeld om symptomen te verlichten. Bij psychotische symptomen worden bijvoorbeeld antipsychotica ingezet; bij depressieve klachten, zoals somberheid, worden antidepressiva ingezet. In sommige gevallen vertonen cliënten met een persoonlijkheidsstoornis zeer impulsief gedrag. Dan kan een stemmingsstabilisator worden voorgeschreven, bijvoorbeeld een antidepressivum.

Rol sociaal netwerk bij cliënten met persoonlijkheidsstoornissen

C

op

yr

ig

ht

Familieleden en kennissen worden vaak betrokken bij de uitleg over de symptomen van een persoonlijkheidsstoornis, de gevolgen ervan en de behandeling. Hierbij krijgen ze ook te horen op welke manier zij het best kunnen helpen. Het netwerk kan een grote steun zijn voor de cliënt, maar dan moet men wel weten hoe men met de problemen van de cliënt kan omgaan. Cliënten met een persoonlijkheidsstoornis leggen soms een zware druk op hun omgeving. Familieleden kunnen uitgeput raken, of weten niet meer hoe zij de situatie het hoofd kunnen bieden. Soms zijn ze bang voor een terugval van de cliënt, waardoor ze meegaan in diens onvoorspelbare gedrag. Helaas houdt dit meebewegen het gedrag van de cliënt doorgaans in stand. Een uitleg aan familieleden hierover is dan ook een essentieel onderdeel van de behandeling. Het kan ook voorkomen dat het netwerk zelf ondersteuning nodig heeft gedurende (een gedeelte van) het behandeltraject. Het is voor een hulpverlener belangrijk oog te hebben voor de druk en de zorg die de stoornis van de cliënt op zijn familieleden en kennissen legt.

55


Theoriebron Begeleiden van cliënten met persoonlijkheidsstoornissen

.v

.

Theoriebron Begeleiden van cliënten met persoonlijkheidsstoornissen

fb

Inleiding

ie

Cliënten met een persoonlijkheidsstoornis vertonen soms emotioneel onvoorspelbaar gedrag en zijn regelmatig veeleisend naar hulpverleners toe. Dit heeft tot gevolg dat cliënten met een persoonlijkheidsstoornis nogal eens negatieve gevoelens bij hulpverleners oproepen.

Ac t

Moeilijk gedrag van cliënten met persoonlijkheidsstoornissen

Ed

Cluster A

u'

De globale indeling van cliënten met een persoonlijkheidsstoornis kent drie hoofdgroepen. De groepen worden ‘clusters’ genoemd.

ig

ht

Deze mensen worden vooral gekenmerkt door vreemd en excentriek gedrag; ze leiden vaak een teruggetrokken bestaan. Hieronder vallen de paranoïde, schizoïde en schizotypische persoonlijkheidsstoornissen. Deze cliënten zijn achterdochtig, hebben de neiging anderen de schuld te geven en te blijven klagen. Ze zijn graag op zichzelf, hebben problemen met het aangaan van intieme relaties. Ze stellen zich nogal eens vijandig op, wat onvriendelijke reacties van anderen oproept. Dit bevestigt de cliënt in zijn toch al negatieve beeld van anderen.

C

op

yr

Cluster B Hier gaat het om mensen die sterk emotioneel en onvoorspelbaar reageren en daarmee juist op de voorgrond treden. Hieronder vallen de antisociale, borderline-, theatrale en narcistische persoonlijkheidsstoornissen. Deze cliënten laten vaak letterlijk duidelijk van zich horen. Ze kunnen eisende, woedende of wanhopige reacties vertonen op vrij alledaagse gebeurtenissen. Problemen worden veroorzaakt door anderen, niet door henzelf. Het omgaan met deze cliënten is lastig, omdat ze een groot beroep doen op anderen en tegelijkertijd weinig zelfinzicht hebben. Conflicten met de omgeving zijn aan de orde van de dag.

Cluster C Deze mensen zijn in het dagelijks leven zeer angstig en onzeker. Hieronder vallen de ontwijkende, afhankelijke en dwangmatige persoonlijkheidsstoornissen. Deze cliënten vallen doorgaans niet erg op, omdat hun gedrag niet veel aandacht trekt. De oorzaak van hun

56


Theoriebron Begeleiden van cliënten met persoonlijkheidsstoornissen

problemen zoeken ze vaak bij zichzelf. Ze gaan daar vervolgens heel ver in: ze nestelen zich in de rol van slachtoffer en nemen daardoor weinig verantwoordelijkheid voor hun eigen leven.

.v

.

Begeleidingsmethodieken

fb

Omdat de cliënten uit deze drie groepen zo uiteenlopend gedrag laten zien, worden hieronder ook de begeleidingsmethodieken voor de hulpverlener per groep apart besproken.

Omgaan met cliënten uit Cluster A

Ed

u'

Ac t

ie

Deze cliënten willen liever niet te veel contact met anderen. Bovendien voelen zij zich niet prettig bij intiem contact. Het is daarom belangrijk dat je als hulpverlener de nodige afstand neemt tot de cliënt. Dit kun je letterlijk doen, door bijvoorbeeld tijdens gesprekken niet dicht bij hem te gaan zitten. Als de situatie dit toelaat kun je een (lage) tafel tussen jullie in zetten. Ook in je houding is het belangrijk de nodige afstand te bewaren. Benader de cliënt met een zakelijke houding. Zoek aansluiting door tijdens gesprekken praktische onderwerpen aan te halen. Probeer niet allerlei ‘gezellige’, sociale activiteiten met de cliënt te ondernemen. Dit werkt alleen maar averechts. Ga niet te diep in op bizarre ideeën van de cliënt over bijvoorbeeld complotten die tegen hem worden gesmeed. Blijf rustig en stel tijdens het verhaal bijvoorbeeld een praktische vraag. Soms hebben deze cliënten rituelen ingevoerd om hun angst onder controle te houden. Je kunt bijvoorbeeld denken aan een vaste volgorde van boodschappen doen. Ga voorzichtig met deze rituelen om. Het is niet verstandig hier ineens veranderingen in aan te brengen.

Omgaan met cliënten uit Cluster B

C

op

yr

ig

ht

Voor jou als hulpverlener is het belangrijk dat je in het werken met deze cliënten duidelijk optreedt. Wees voorspelbaar in je reacties en geef duidelijk aan waar je grenzen liggen. Op deze manier bied je een structuur waarbinnen de cliënt zich veilig kan voelen. Laat je niet verleiden tot discussies over afspraken of regels. Toon interesse in de cliënt, maar maak ook duidelijk dat je je niet laat manipuleren. Maak theatraal gedrag van de cliënt bespreekbaar. Benoem daarvoor het gedrag dat je ziet en blijf daarbij neutraal. Wanneer je negatief reageert op het theatrale gedrag, wordt dit gedrag juist versterkt. Heb oog voor de problemen van de cliënt en neem zijn klachten serieus. Op deze manier kun je vertrouwen winnen. Dring je niet op in het contact met de cliënt, maar wees beschikbaar en laat de cliënt zo veel mogelijk uit zichzelf bij jou komen. Neem een begripvolle houding aan. Zeg bijvoorbeeld dat je begrijpt dat het maken van keuzes onzekerheid en angst oproept bij de cliënt.

Omgaan met cliënten uit Cluster C Bij deze groep cliënten is het van het grootste belang dat je je als hulpverlener richt op de zaken die goed gaan. Hiermee kan het zelfvertrouwen van de cliënt groeien. Zorg ervoor dat de stappen die gezet moeten worden in het werken aan doelen klein en haalbaar zijn. Een behaald doel, hoe klein ook, vergroot de eigenwaarde van de cliënt.

57


Theoriebron Begeleiden van cliënten met persoonlijkheidsstoornissen

Zorg in je ondersteuning voor een vaste structuur. Dit is zeer prettig voor een cliënt met grote angsten. Hij zal zelf ook al veel vaste regels en gewoontes hebben. Ga hier niet abrupt veranderingen in aanbrengen, want daarvan zal de cliënt zeker angstig worden.

.v

.

Aandachtspunten voor de hulpverlener van cliënten met persoonlijkheidsstoornissen

Ac t

ie

fb

De groep cliënten met een persoonlijkheidsstoornis vraagt veel geduld en uithoudingsvermogen van de hulpverlener. Het is belangrijk dat jij als hulpverlener de cliënt accepteert. (Ver)oordeel de cliënt niet en wijs hem niet af. Juist bij de groep cliënten met een persoonlijkheidsstoornis is dit vanwege hun gedrag soms moeilijk. Het kan helpen om je als hulpverlener te realiseren dat deze cliënten ander gedrag zouden laten zien als ze enig idee hadden hoe dat zou moeten. Sommige cliënten met een persoonlijkheidsstoornis zullen voortdurend de neiging hebben grenzen op te zoeken, ook die van jou als hulpverlener. Realiseer je dat de cliënt dit doet om te onderzoeken of de omgeving waarin hij zich bevindt nog wel stabiel en betrouwbaar is. Blijf als hulpverlener duidelijk je grenzen aangeven, en wijk hier niet van af. Ga niet mee in de emoties van de cliënt. Reageer zelf niet met overdreven emoties op het gedrag van de cliënt. Laat hem merken dat je niet beïnvloedbaar bent, welk gedrag hij ook laat zien.

u'

De rol van collega’s

C

op

yr

ig

ht

Ed

Voor een hulpverlener is het zoeken naar een balans tussen afstand en nabijheid. Wanneer je merkt dat je geïrriteerd reageert op cliënten, of dat op een andere manier je emoties meespelen in de ondersteuning, is het belangrijk hierover met collega’s te praten. Soms is het nodig dat een collega inspringt en de situatie overneemt. Dat kan bijvoorbeeld belangrijk zijn in die gevallen waarin je emotioneel te betrokken reageert op de cliënt. Zo’n houding staat het nemen van goede beslissingen in de weg. Letterlijk uit de situatie stappen, kan voor de nodige afstand zorgen. Het is belangrijk dat je deze gevoelens ook deelt met collega’s. Samen kunnen jullie kijken naar lastige praktijksituaties. Door elkaar vragen te stellen, krijg je meer inzicht in je eigen handelen en kun je werken aan je professionaliteit.

58


Theoriebron Behandelvormen bij disruptieve, impulsbeheersings- en andere gedragsstoornissen

ie

fb

.v

.

Theoriebron Behandelvormen bij disruptieve, impulsbeheersings- en andere gedragsstoornissen

Ac t

Inleiding

u'

In deze theoriebron worden de behandelvormen van stoornissen in de kinderleeftijd besproken, namelijk de oppositionele-opstandige stoornis en de normoverschrijdend-gedragsstoornis. Deze stoornissen vallen in de DSM-V onder de disruptieve, impulsbeheersings- en andere gedragsstoornissen. Kleptomanie, pyromanie en de periodiek explosieve stoornis die bij volwassenen voorkomen, worden in deze theoriebron buiten beschouwing gelaten.

Ed

Opvoedingsondersteuning bij de oppositionele-opstandige stoornis of normoverschrijdend-gedragsstoornis

C

op

yr

ig

ht

Kinderen met een oppositionele-opstandige stoornis of normoverschrijdend-gedragsstoornis gedragen zich vaak dwars en tegendraads. Ze zijn boos, ongehoorzaam en snel driftig. Ze zijn het vaak niet eens met de regels thuis en op school. Dat leidt meer dan eens tot problemen met de ouders en ook met de leerkrachten. Het ontbreekt ouders vaak aan inzicht in het gedrag van het kind. Hiervoor is extra ondersteuning en begeleiding nodig. Dit kan worden gegeven in de vorm van opvoedingsondersteuning. Opvoedingsondersteuning is er vooral op gericht dat ouders handreikingen krijgen om met de stoornis van hun kind om te gaan. Daarbij is het heel belangrijk dat ouders, leerkrachten en andere mensen die betrokken zijn bij het kind goed overleggen. Zowel kinderen met een oppositionele-opstandige gedragsstoornis als kinderen met een normoverschrijdend-gedragsstoornis spelen geregeld mensen tegen elkaar uit. Het is daarom belangrijk dat voor iedereen duidelijk is welke afspraken en regels er zijn.

59


Theoriebron Behandelvormen bij disruptieve, impulsbeheersings- en andere gedragsstoornissen

.

Ouders van kinderen met een oppositionele-opstandige stoornis of normoverschrijdend-gedragsstoornis

ie

fb

.v

Als er vaak conflicten voorkomen, is het voor ouders lastig grenzen te stellen en consequent te zijn. Zij hebben soms de neiging toe te geven, om op die manier het conflict uit de weg te gaan. Wanneer ze echter vaak toegeven, denken kinderen al snel dat ze hun zin kunnen krijgen met schreeuwen en slaan. De kans dat ze dit gedrag vaker – en ook in andere situaties – laten zien, neemt dan toe. Ouders kunnen dus een belangrijke rol spelen bij het verminderen van de gedragsproblemen van het kind. Ze kunnen bijvoorbeeld vaardigheden aanleren waardoor positief gedrag van het kind gestimuleerd wordt en het negatieve gedrag minder vaak zal voorkomen. Ze leren bijvoorbeeld grenzen te stellen en in hun communicatie beter aan te sluiten op het kind.

u'

Ac t

Cognitieve gedragstherapie bij de oppositionele-opstandige stoornis of normoverschrijdend-gedragsstoornis

ig

ht

Ed

Bij kinderen met een oppositionele-opstandige stoornis of normoverschrijdend-gedragsstoornis wordt ook cognitieve gedragstherapie ingezet. Kinderen leren in deze therapie gevoelens bij zichzelf te herkennen, bijvoorbeeld boosheid. Zij leren vervolgens met deze boosheid om te gaan. Aan de hand van rollenspelen leren de kinderen hoe zij zich in bepaalde situaties kunnen gedragen. Ook leren ze gedrag van anderen beter te interpreteren. Ze trainen hun cognitieve vaardigheden, zoals nadenken en het nemen van beslissingen. Een voorbeeld van een cognitieve gedragstherapie is de ‘Stop Denk Doe-training’. Hierbij leren de kinderen als het ware te denken in stappen: Stop: wat gebeurt er? Denk: wat zou ik nu allemaal kunnen doen? Kies: wat kan ik het beste doen? Doe: doe wat je gekozen hebt. Keur: was dit een handige oplossing of had je het toch beter op een andere manier kunnen aanpakken?

C

op

yr

Hiermee leren de kinderen ook alternatieve oplossingen te bedenken en eventuele consequenties van hun gedrag te evalueren. Dergelijke therapieën worden vaak in groepsverband aangeboden. Op die manier leren de kinderen van elkaar en leren ze ook hoe ze overkomen op anderen. Het best werken behandelingen die op meerdere terreinen (thuis en school) insteken.

60

Psycho-educatie bij de oppositionele-opstandige stoornis of normoverschrijdend-gedragsstoornis Psycho-educatie is een belangrijk onderdeel van de behandeling bij de oppositionele-opstandige stoornis of normoverschrijdend-gedragsstoornis. Ouders krijgen uitleg over de symptomen van de stoornis, de behandelmogelijkheden en de invloed van de omgeving. De ouderbegeleiding bestaat vaak uit psycho-educatie en oudertraining. Door psycho-educatie krijgen de ouders inzicht in de gedragsstoornis van hun kind. Psycho-educatie


Theoriebron Behandelvormen bij disruptieve, impulsbeheersings- en andere gedragsstoornissen

fb

.v

.

wordt ook gegeven aan het kind zelf. Tijdens dit traject wordt duidelijk hoe het gedrag van het kind ontstaat, en welke invloed het kind zelf en/of de ouders op de gedragsproblemen hebben. Het is belangrijk om tijdens de psycho-educatie niet de nadruk te leggen op de dingen die het kind en/of de ouders ‘verkeerd’ doen, maar om vooral te kijken naar ‘wat kan het kind/kunnen de ouders nog leren?’. Het is ook belangrijk tijdens de psycho-educatie ruimte te bieden voor emoties. Ouders hebben soms al een lastige periode met hun kind achter de rug. Voor sommige ouders is de diagnose die gesteld wordt een opluchting (‘nu weten we waar het vandaan komt’), maar voor andere is het een schokkende ontdekking. Zij zien op tegen de therapieën en behandelingen.

ie

Medicatie bij de oppositionele-opstandige stoornis of normoverschrijdend-gedragsstoornis

u'

Ac t

Medicatie wordt bij gedragsstoornissen soms toegepast als de andere therapieën niet voldoende helpen. Daarnaast komt bij de oppositionele-opstandige stoornis of normoverschrijdend-gedragsstoornis ook vaak ADHD voor. Wanneer er veel symptomen van ADHD aanwezig zijn, kan methylfenidaat worden voorgeschreven. Wanneer er sprake is van ernstige en aanhoudende agressie, kan ook risperidon worden voorgeschreven. Hierdoor zal de agressie bij het kind verminderen. Kinderen kunnen wel suf en slaperig worden van dit medicijn.

Ed

Rol sociaal netwerk bij kinderen met de oppositionele-opstandige stoornis of normoverschrijdend-gedragsstoornis

yr

ig

ht

Bij de behandeling van de oppositionele-opstandige stoornis of normoverschrijdend-gedragsstoornis speelt het sociale netwerk een grote rol. In de eerste plaats is het belangrijk dat zowel ouders als leerkrachten en andere professionele opvoeders die met het kind te maken hebben, geïnformeerd worden over de stoornis en de begeleiding daarvan. In de begeleiding moet zo veel mogelijk één lijn getrokken worden. Het is van belang dat de mensen in zijn netwerk het kind positief benaderen. Niet alleen ouders, maar vaak ook de andere opvoeders hebben tijdelijk ondersteuning nodig in het vinden van deze positieve benaderingswijze.

C

op

Gezins- en systeemtherapie Gezinstherapieën zijn gericht op het veranderen van de interacties tussen de gezinsleden. Vaak is er binnen het gezin sprake van een negatieve spiraal, waar het gezin zonder hulp niet meer uit komt. Veranderingen in de onderlinge communicatie doorbreken deze negatieve patronen. Naast de gezinstherapie wordt er ook op een bredere manier gewerkt binnen de behandeling van kinderen met disruptieve, impulsbeheersings- en andere gedragsstoornissen. Er wordt dan gesproken van een Multi Systeem Therapie. Deze therapie wordt vaak ingezet bij kinderen van 12 jaar en ouder met een disruptieve, impulsbeheersings- of andere gedragsstoornis. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de stoornis wordt veroorzaakt door factoren in het gezin, de familie, de school, de omgang met leeftijdsgenoten en de buurt waarin het gezin woont. De behandeling richt zich dan ook op al deze gebieden.

61


Theoriebron Behandelvormen bij disruptieve, impulsbeheersings- en andere gedragsstoornissen

Het versterken van het netwerk

C

op

yr

ig

ht

Ed

u'

Ac t

ie

fb

.v

.

Het sociale netwerk van het gezin heeft ook een ondersteunende rol. Tijdens de aan ouders geboden opvoedingsondersteuning is er aandacht voor het versterken van het sociale netwerk van het gezin. Dit is met name belangrijk voor de steun die het gezin kan krijgen van het netwerk wanneer het (tijdelijk) minder goed gaat.

62


Theoriebron Begeleiden van kinderen met een oppositionele-opstandige stoornis en de normoverschrijdendgedragsstoornis

Ac t

ie

fb

.v

.

Theoriebron Begeleiden van kinderen met een oppositionele-opstandige stoornis en de normoverschrijdendgedragsstoornis Inleiding

Ed

u'

Kinderen en jongeren met een oppositionele-opstandige stoornis of normoverschrijdend-gedragsstoornis zijn vaak ongeduldig en snel geĂŻrriteerd. Mede daardoor lijken ze nogal eens ruzie te zoeken met anderen. Bij de omgang met deze kinderen is het belangrijk dat je als hulpverlener meer naast hen gaat staan dan boven hen. Met deze juiste benaderingswijze kan het kind zich echt gesteund voelen door jou als hulpverlener.

ht

Moeilijk gedrag bij kinderen met een oppositionele-opstandige of normoverschrijdend-gedragsstoornis

C

op

yr

ig

Kinderen met een oppositionele-opstandige stoornis of normoverschrijdend-gedragsstoornis zijn regelmatig boos. Ze liggen dwars en zijn ontevreden. Ze weigeren te voldoen aan de regels. Vaak geven ze daarbij anderen de schuld van hun eigen gedrag. Veel hulpverleners ervaren dit gedrag als lastig. Het gedrag is moeilijk te doorbreken. Vaak reageren kinderen met een oppositionele-opstandige of normoverschrijdend-gedragsstoornis niet passend op anderen. Ze halen dingen die gezegd worden helemaal uit hun verband. Ze checken vaak niet bij de ander of het klopt wat ze denken of voelen. Hieruit ontstaan nogal eens vechtpartijtjes zonder duidelijke aanleiding. Bij de oppositionele-opstandige gedragsstoornis ontstaat het probleemgedrag vaak als reactie op iets of iemand anders. Bij de normoverschrijdend-gedragsstoornis ontstaat het (vaak agressieve) gedrag ook uit eigen beweging, zonder dat daarvoor een aanleiding is.

63


Theoriebron Begeleiden van kinderen met een oppositionele-opstandige stoornis en de normoverschrijdendgedragsstoornis

.

Begeleidingsmethodieken voor de hulpverlener van kinderen met een oppositionele-opstandige of normoverschrijdend-gedragsstoornis

fb

.v

Het is goed om een duidelijk plan van aanpak te maken, waarin staat hoe de omgeving met de stoornis en het bijbehorende gedrag omgaat. Het opstellen van duidelijke regels, die consequent worden gehanteerd, is daarbij belangrijk. Zorg voor een goede balans tussen straffen (negeren) en belonen. Door juist het goede gedrag te belonen en het negatieve gedrag te negeren, motiveer je het kind om het gewenste gedrag te laten zien.

Ac t

ie

Aandachtspunten voor de hulpverlener van kinderen met een oppositionele-opstandige of normoverschrijdend-gedragsstoornis

C

op

yr

ig

ht

Ed

u'

In het gezin zijn de ouders meer dan eens verwikkeld in een machtsstrijd met het kind met een oppositionele-opstandige of normoverschrijdend-gedragsstoornis. Wanneer er een hulpverlener bij het gezin wordt betrokken, kan het kind het gevoel krijgen dat de hulpverlener er is ‘vóór’ de ouders – en daarmee dus ‘tegen’ het kind! Het is dan ook belangrijk om als hulpverlener niet de strijd aan te gaan met het kind. Het is de kunst om naast het kind te gaan staan en vanuit die positie aan het werk te gaan. Het kind kan zich op deze manier gesteund voelen en dat zal het werken aan de problemen ten goede komen. Ook is het belangrijk dat je als hulpverlener goed kijkt naar het gezin en de mogelijkheden ervan. Is er sprake van onmacht bij de ouders? Of is er sprake van verwaarlozing? En hoelang speelt de situatie al? Vaak is het goed om het netwerk van het gezin bij de situatie te betrekken. Dit kan als een ondersteunende partij rondom het gezin staan.

64


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.