44366 Begeleiden en zorgen in kleinschalig wonen GHZ

Page 1

.v

.

Cursus

C

op

yr

ig

ht

Ed

u'

Ac t

ie

fb

Begeleiden en zorgen in kleinschalig wonen GHZ


Colofon

.v

.

Uitgeverij: Edu’Actief b.v. 0522-235235 info@edu-actief.nl www.edu-actief.nl

Inhoudelijke redactie: Jo-Anne Schaaf Titel: Begeleiden en zorgen in kleinschalig wonen GHZ

ie

ISBN: 9789037244366

fb

Auteur: Marcella Spithoven

©

Ac t

Edu’Actief b.v. 2017 Behoudens de in of krachtens de Auteurswet gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

Ed

u'

Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h Auteurswet dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in compilatiewerken op grond van artikel 16 Auteurswet kan men zich wenden tot de Stichting PRO (www.stichting-pro.nl). De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.

C

op

yr

ig

ht

Door het gebruik van deze uitgave verklaart u kennis te hebben genomen van en akkoord te gaan met de specifieke productvoorwaarden en algemene voorwaarden van Edu’Actief, te vinden op www.edu-actief.nl.


Inhoud Over deze cursus

Kleinschalig wonen GHZ

.v

.

7 8

De financiering en organisatie van kleinschalig wonen GHZ Passende zorg en ondersteuning in de GHZ

16

Begeleiden van groepen

26 33

Ac t

Theoriebron Kleinschalig wonen GHZ

22

ie

Begeleiden binnen het kleinschalig wonen in de GHZ

12

fb

OriĂŤntatie

4

Theoriebron De financiering en organisatie van kleinschalig wonen GHZ Theoriebron De taken van een begeleider in kleinschalig wonen

40

42

u'

Theoriebron Passende zorg en ondersteuning in de GHZ

Ed

Theoriebron Begeleiden binnen het kleinschalig wonen in de GHZ 1 Theoriebron Begeleiden binnen het kleinschalig wonen in de GHZ 2 Theoriebron Groepen 1

50

Theoriebron Groepen 2

53

45 48

56

C

op

yr

ig

ht

Theoriebron Begeleiden van groepen

37

3


Over deze cursus

Over deze cursus

.

Inleiding

u'

Ac t

ie

fb

.v

In deze cursus leer je wat de laatste ontwikkelingen zijn in de extramurale zorg in de GHZ. Het gaat over hoe wonen en zorg voor cliënten in de GHZ geregeld en gefinancierd worden vanuit de wet- en regelgeving. Ook is er aandacht voor individuele cliënten en cliënten die in groepen bij elkaar wonen in projecten voor kleinschalige zorg.

Kleinschalig wonen GHZ.

Ed

Leerdoelen

ig

ht

Je kunt: • uitleggen wat kleinschalig wonen is, welke visie en opvattingen achter deze woonvorm zitten en hoe kleinschalig wonen bij kan dragen aan kwaliteit van leven en wonen • uitleggen hoe de zorg en ondersteuning in kleinschalig wonen georganiseerd is • vertellen voor welke cliënten kleinschalig wonen geschikt is en welke vorm van kleinschalig wonen passend is bij verschillende doelgroepen en verschillende ondersteuningsbehoefte • cliënten individueel begeleiden binnen het kleinschalig wonen • cliënten in een groep begeleiden binnen het kleinschalig wonen.

yr

Beoordeling

C

op

Beoordelingsformulier <

4

Aan het eind van de cursus wordt je parate kennis beoordeeld met een toets. Je praktische beheersing van de leerdoelen wordt getoetst met twee beroepsproducten. Deze worden op verschillende punten beoordeeld: op inhoud en op de uitvoering. Andere belangrijke punten bij de beoordeling zijn: actieve deelname aan de lessen, nette uitwerking van de opdrachten in goed Nederlands. Je vindt ze bij elkaar in het beoordelingsformulier.


Over deze cursus

Planning Een beroepsproduct maken kost tijd. Daarom moet je dit goed plannen. Lees eerst de opdracht van het beroepsproduct goed door en vul daarna het planningsformulier in. Neem ook de andere opdrachten van deze cursus op in je totale planning. Zo voorkom je dat je in tijdnood komt.

ie

Stappen • • •

Ed

• • •

Bespreek samen de opdracht en de aanpak. Maak een planning en een taakverdeling. Bestudeer de theoriebronnen: – Kleinschalig wonen GHZ – Passende zorg en ondersteuning in de GHZ Verdiep je op internet in verschillende woonvormen van kleinschalig wonen en de wensen die cliënten hebben. Gebruik bijvoorbeeld het rapport Leven is wonen, via iederin.nl. Probeer wanneer mogelijk een project te bezoeken. Ontwerp met papier of ander materiaal of op de computer de maquette. Presenteer je maquette en maak aan de medestudenten duidelijk wat voor woonvoorziening jullie gemaakt hebben.

Ac t

Rapport Leven is wonen <

Maak met een groepje van vier een maquette (schaalmodel) van een kleinschalige woonvoorziening.

u'

Werkmodel Activiteitenplan een activiteit organiseren <

fb

Beroepsproduct 1: Maquette

.v

.

Planningsformulier <

Laat elke processtap goedkeuren door je docent, voordat je begint aan de volgende processtap.

ht

Eisen aan het beroepsproduct

C

op

yr

ig

De punten waarop het beroepsproduct wordt beoordeeld kun je lezen in het beoordelingsformulier van deze cursus. Je geeft in je presentatie aan: • welke cliënten er kunnen wonen • welke zorg en ondersteuning er geboden kan worden • in welke omgeving de woonruimte staat • wat de visie achter de maquette is • wat de voor- en nadelen van de woonruimte zijn.

5


Over deze cursus

Beroepsproduct 2: Activiteitenplan voor een groep cliënten

.v

.

Maak in tweetallen een activiteitenplan voor een groep cliënten in een project voor Kleinschalig wonen GHZ. Je kunt hierbij gebruikmaken van het Werkmodel Activiteitenplan een activiteit organiseren.

Bespreek samen de opdracht en de aanpak. Maak een planning en een taakverdeling. Bestudeer de Theoriebronnen: – De taken van een begeleider in kleinschalig wonen – Passende zorg en ondersteuning in de GHZ – Begeleiden binnen het kleinschalig wonen in de GHZ 1 en 2 – Groepen 1 en 2 Bepaal je doelgroep. Bedenk welke activiteit je wilt opzetten. Zoek voorbeelden van verschillende activiteiten op internet. Beschrijf je opdracht en lever deze in bij je docent.

• • • •

Ac t

ie

• • •

fb

Stappen

u'

Laat elke processtap goedkeuren door je docent, voordat je begint aan de volgende processtap.

Ed

Eisen aan het beroepsproduct

C

op

yr

ig

ht

De punten waarop het beroepsproduct wordt beoordeeld kun je lezen in het beoordelingsformulier van deze cursus. Je geeft in je activiteitenplan aan: • voor welke doelgroep het is • wat de activiteit inhoudt • hoe je de activiteit gaat uitvoeren • hoe lang de activiteit duurt • wat je nodig hebt om de activiteit te kunnen uitvoeren.

6


Oriëntatie

Oriëntatie Opdracht 1

Boodschappenlijstje

ie

fb

.v

.

Op het bord staat het onderwerp van deze les geschreven. Iedereen krijgt een kladblaadje en schrijft bovenaan het woord dat op het bord staat over met een streep eronder. Onder de streep schrijf je een woord/feit dat bij het onderwerp hoort. Je geeft je kladblaadje door naar links. Op het kladblaadje dat je nu voor je hebt liggen schrijf je weer een woord/ feit. Daarna geef je het kladblaadje weer door naar links. Dit gaat zo door tot je je eigen kladblaadje weer terughebt of de docent zegt dat je moet stoppen. Er mogen geen dubbele woorden of feiten op de kladblaadjes komen te staan. Als je echt niks nieuws weet toe te voegen zet je een kruisje op het kladblaadje.

Ac t

a. Wist je veel woorden/feiten bij het onderwerp te bedenken?

Opdracht 2

Ed

u'

b. Welke nieuwe dingen heb je erbij geleerd?

Mijn mening is

Schrijf je mening over onderstaande stellingen op.

ig

ht

a. Cliënten uit de GHZ zijn beter af in grote instellingen waar ze bij elkaar kunnen wonen.

c. De projecten voor kleinschalig wonen in de GHZ zijn alleen bedoeld om geld te besparen.

C

op

yr

b. Alle grote GHZ-instellingen zouden gesloten moeten worden.

7


Kleinschalig wonen GHZ

Kleinschalig wonen GHZ

.

Inleiding

fb

.v

Er is de afgelopen jaren veel veranderd in de manier waarop cliënten met een beperking zorg krijgen en wonen. Dit is vooral zichtbaar in de vele projecten voor kleinschalig wonen. Het is belangrijk om als hulpverlener te weten wat kleinschalig wonen inhoudt, voor wie het geschikt is en hoe deze woonvorm bijdraagt aan de kwaliteit van leven en wonen.

Leerdoelen

ht

Ed

u'

Ac t

ie

Je kunt: • uitleggen wat kleinschalig wonen is • uitleggen welke visie en opvattingen achter kleinschalig wonen zitten binnen de GHZ • uitleggen hoe kleinschalig wonen bijdraagt aan de kwaliteit van leven en wonen.

Zelfstandig wonen.

Bekend, benieuwd, bewaren - de 3 B's

ig

Opdracht 1

Lees de Theoriebron Kleinschalig wonen GHZ. Beantwoord de volgende vragen, de 3 B's. Hierbij activeer je je voorkennis. a. Wat is voor jou al bekend, wat weet je al over kleinschalig wonen in de GHZ?

C

op

yr

Theoriebron Kleinschalig wonen GHZ <

8

b. Waar ben je benieuwd naar bij de theorie over deze woonvorm?

c. Welke kennis denk je te leren over kleinschalig wonen in de GHZ?


Kleinschalig wonen GHZ

Bestudeer de Theoriebron Kleinschalig wonen GHZ en beantwoord de volgende vragen.

fb

a. Welke grote verandering is er de afgelopen jaren geweest als je kijkt naar hoe cliĂŤnten met een handicap wonen?

Ac t

ie

Theoriebron Kleinschalig wonen GHZ <

Van instelling naar Kleinschalig wonen in de GHZ

.v

Opdracht 2

.

d. Wat denk je daarvan te kunnen gebruiken in de beroepspraktijk? Dus welke kennis zou je willen bewaren?

Ed

u'

b. Wat zijn de belangrijkste redenen voor deze verandering?

ht

c. Wie hebben een grotere rol gekregen in het organiseren van de zorg?

C

op

yr

ig

d. Wat is het verschil tussen begeleid en beschermd wonen?

9


Kleinschalig wonen GHZ

Opdracht 3

Visies en opvattingen over kleinschalig wonen In de Theoriebron Kleinschalig wonen GHZ heb je over verschillende visies en opvattingen in de GHZ kunnen lezen die ook van invloed zijn op hoe cliënten wonen. Probeer in tweetallen tot een eigen en nieuwe visie te komen over hoe jullie ideale vorm van kleinschalig wonen eruit zou zien. Geef informatie over: • wat de visie is • waarom de visie er zo uitziet • wat er anders is dan de huidige visies • wat er moet gebeuren om de visie om te zetten in de praktijk.

.v

.

Theoriebron Kleinschalig wonen GHZ <

fb

Werkmodel Woordspin <

Opdracht 4

Ac t

Kleinschalig wonen is aan een opmars bezig in de zorg. Maar wat betekent deze woonvorm voor de kwaliteit van leven van bewoners? Over dit onderwerp kun je een artikel vinden op de website van Gastvrijezorg. Het artikel heet Kleinschalig wonen: hoe zorg je voor kwaliteit van leven? Lees het Artikel Kleinschalig wonen: hoe zorg je voor kwaliteit van leven? Beantwoord daarna de volgende vragen.

u'

a. Waar ligt volgens het artikel de nadruk op bij kleinschalig wonen en hoe gaat het in zijn werk?

ht

Artikel Kleinschalig wonen: hoe zorg je voor kwaliteit van leven? <

Kleinschalig wonen en kwaliteit van leven en wonen

Ed

Theoriebron Kleinschalig wonen GHZ <

ie

Beschrijf de visie eerst in een half A4’tje en breng de inhoud daarna over in een woordspin. Je kunt hierbij gebruik maken van het Werkmodel Woordspin. Presenteer je woordspin in de klas.

yr

ig

b. Op welke manier kan kleinschalig wonen volgens het artikel ervoor zorgen dat er meer persoonlijk contact is met de bewoners?

C

op

c. In het artikel wordt een project genoemd waarbij je werkt met verschillende leefsferen. Wat houdt dit in en welke sferen zijn er?

10

d. Wat vind je van dit idee? Welke sfeer zou je zelf kiezen?


Kleinschalig wonen GHZ

ie

fb

.v

.

e. Welke andere kenmerken van deze vorm van kleinschalig wonen in het artikel spreken je het meest aan en waarom is dit zo?

C

op

yr

ig

ht

Ed

u'

Ac t

f. Bepaal en beschrijf eerst voor jezelf wat kwaliteit van leven en wonen voor je is. Maak groepjes van vier of vijf. Vergelijk jouw mening met de mening van anderen uit je groepje. Trek een conclusie over de overeenkomsten en verschillen die jullie ontdekken. Maak samen ĂŠĂŠn beschrijving.

11


De financiering en organisatie van kleinschalig wonen GHZ

.v

.

De financiering en organisatie van kleinschalig wonen GHZ

fb

Inleiding

Ed

u'

Ac t

ie

Door de nieuwe wetgeving en financiering komen steeds minder gehandicapten in aanmerking voor intramurale zorg. Cliënten zijn dan aangewezen op projecten voor kleinschalig wonen. Hoe de kleinschalige woonvormen georganiseerd zijn en welke rol een hulpverlener daarin heeft, leer je in deze opdrachten.

Overleg tussen gehandicapte en verzorging.

ht

Leerdoelen

op

yr

ig

Je kunt: • uitleggen hoe de zorg en ondersteuning in kleinschalig wonen georganiseerd is • uitleggen hoe de organisatie en financiering van kleinschalig wonen in de GHZ wordt geregeld • uitleggen wat de Wlz en Wmo betekenen voor cliënten in kleinschalige woonvormen van de GHZ • benoemen welke deskundigen betrokken zijn bij kleinschalig wonen in de GHZ • uitleggen welke kennis en vaardigheden een hulpverlener in kleinschalig wonen GHZ nodig heeft.

C

Opdracht 1

Kamerbrief over het extramuraliseren van lichte zorgzwaartepakketten <

12

Scheiden van wonen en zorg Lees de kamerbrief over het extramuraliseren van lichte zorgzwaartepakketten. a. Wat houdt ‘scheiden van wonen en zorg’ in?


De financiering en organisatie van kleinschalig wonen GHZ

.v

.

b. Wat wordt er met het scheiden van wonen en zorg bevorderd?

Opdracht 2

Organisatie en financiering van kleinschalig wonen in de GHZ

a. Hieronder staan begrippen die te maken hebben met de financiering van kleinschalig wonen in de gehandicaptenzorg. Zet elk begrip bij de juiste omschrijving. CAK – CIZ – pgb – Wlz – Wmo

Ac t

Werkmodel Voorlichtingsplan <

ie

fb

c. Voor welke zorgzwaartepakketten geldt het scheiden van wonen en zorg?

Wordt door de gemeente geregeld.

u'

Hiermee kan een cliënt zorg inkopen.

Ed

Hier kunnen cliënten een indicatie aanvragen.

Voert de regeling voor de eigen bijdrage uit. Deze wet regelt de langdurige zorg.

ht

Zoek met behulp van de theorie en internet uit welke rol de Wlz en de Wmo spelen bij kleinschalige zorg in de GHZ.

C

op

yr

ig

b. Geef daarbij antwoord op de volgende vragen. • Wat houden de wetten in? • Welke rol spelen ze bij het kleinschalig wonen? • Wat is het verschil tussen de twee wetten? • Wat zijn de voorwaarden om gebruik te maken van de wetten? Verwerk je antwoorden in een verslag van ongeveer 1/2 A4’tje.

c. Maak tweetallen. Maak met alle informatie die je nu hebt een voorlichtingsplan waarmee je een cliënt kunt voorlichten over de Wmo en Wlz. Je kunt hierbij gebruikmaken van het Werkmodel Voorlichtingsplan. Volg de stappen van het plan en presenteer je uitwerking aan een ander tweetal. Wat was hun feedback.

13


De financiering en organisatie van kleinschalig wonen GHZ

Opdracht 3

Kleinschalig wonen

fb

.v

Beschrijf in het kort welke zorg de verschillende locaties bieden. Welke locatie spreekt je het meest aan en waarom? Zie je bij de verschillende locaties de doelstellingen van kleinschalig wonen terug?

.

Bekijk de volgende filmpjes over verschillende projecten voor kleinschalig wonen in de GHZ: • Filmpje Informatiefilm Nieuwe woonvorm voor verstandelijk beperkten in Haren • Filmpje Eindelijk eigen woning voor verstandelijk gehandicapten • Filmpje Een kijkje achter de schermen van de Thomashuizen.

Filmpje Informatiefilm Nieuwe woonvorm voor verstandelijk beperkten in Haren - RTV Noord <

Ac t

ie

Filmpje TV Apeldoorn Nieuws - Eindelijk eigen woning voor verstandelijk gehandicapten <

Multidisciplinaire team

Ed

Opdracht 4

u'

Filmpje Een kijkje achter de schermen van de Thomashuizen <

Maak groepjes van vijf. Met elkaar denk je na over de organisatie van een kleinschalige woonvoorziening GHZ. Jullie gaan daarna een rollenspel spelen waarin de leden van een multidisciplinair team (MDT) van een kleinschalige woonvoorziening overleg (MDO) hebben over hun cliënten. Je kunt hierbij gebruikmaken van het Werkmodel Rollenspel.

Theoriebron De financiering en organisatie van kleinschalig wonen GHZ <

Maak samen een lijst van deskundigen die betrokken zouden zijn bij een kleinschalige woonvoorziening GHZ. Beschrijf per deskundige wat zijn functie is en waarom en op welke manier de deskundige betrokken is bij de kleinschalige woonvoorziening. Maak een organogram van de kleinschalig woonvoorziening waaruit duidelijk wordt hoe de verschillende functies van de verschillende betrokken deskundigen zich tot elkaar verhouden.

ig

ht

Werkmodel Rollenspel <

C

op

yr

Beslis wie welke deskundige speelt. Schrijf je eigen casus over een cliënt die je wilt inbrengen in het overleg. Gebruik de richtlijnen van het Werkmodel Rollenspel. Speel het rollenspel.

14

Geef elkaar na het spelen van het rollenspel feedback. Wat was de feedback die jij ontvangen hebt?


De financiering en organisatie van kleinschalig wonen GHZ

Opdracht 5

. .v fb

b. Kies daarna op de website van VGN een competentieprofiel dat bij jou past. Schrijf vijf competenties op waarvan jij denkt dat jij deze al hebt. Schrijf er daarna vijf op die je volgens jou nog moet ontwikkelen.

c. Maak tweetallen. Bespreek elkaars bevindingen. Vind je studiegenoot ook dat dit beroep bij jou past? Waarom wel/niet?

Ed

Artikel De competentieprofielen <

Bekijk het Filmpje Competentieprofielen in de gehandicaptenzorg. In deze animatie van de Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland (VGN) wordt uitgelegd hoe de competentieprofielen van de VGN werken.

ie

Filmpje Competentieprofielen in de gehandicaptenzorg <

a. Wat spreekt je aan in dit beroep? Denk je dat dit beroep bij je past? Waarom?

Ac t

Website Werken in de gehandicaptenzorg <

Kies op de Website Werken in de gehandicaptenzorg een verhaal/beroep uit dat je aanspreekt.

u'

Theoriebron De taken van een begeleider kleinschalig wonen <

Beroepen in de gehandicaptenzorg

C

op

yr

ig

ht

d. Welke competenties vindt jouw studiegenoot dat je al beheerst? En welke vijf moet je volgens je studiegenoot nog ontwikkelen? Motiveer je antwoord.

15


Passende zorg en ondersteuning in de GHZ

.

Passende zorg en ondersteuning in de GHZ

.v

Inleiding

ie

fb

Er zijn verschillende vormen van beschermd en kleinschalig wonen voor cliënten met een beperking. Soms wonen deze cliënten in woongroepen en soms in zelfstandige appartementen. Dit is vooral afhankelijk van de hoeveelheid ondersteuning en begeleiding die ze nodig hebben en de financiering daarvan.

Leerdoelen

ig

ht

Ed

u'

Ac t

Je kunt: • vertellen voor welke cliënten binnen de GHZ kleinschalig wonen geschikt is • uitleggen wat de sociaal emotionele ontwikkeling van cliënten betekent voor de ondersteuning van cliënten • Vertellen welke vorm van kleinschalig wonen passend is bij de verschillende doelgroepen en verschillende ondersteuningsbehoefte.

yr

Een gehandicapte man die gebruikmaakt van Domotica.

Opdracht 1

C

op

Theoriebron Passende zorg en ondersteuning in de GHZ <

16

Doelgroepen in kleinschalig wonen GHZ Bestudeer de Theoriebron Passende zorg en ondersteuning in de GHZ en beantwoord de volgende vragen. a. Wat weet je al over en kleinschalige woonvormen in de GHZ?

b. Heb je hier al ervaring mee, privé of door werk en opleiding? Zo ja wat is die ervaring?


Passende zorg en ondersteuning in de GHZ

.

c. Wat vind je ervan dat steeds meer cliënten met een beperking weer zelfstandig gaan wonen? Waarom vind je dit?

fb

.v

d. Denk je dat iedereen zelfstandig kan wonen? Waarom vind je dat?

Ac t

f. Voor wie is kleinschalig wonen geschikt?

ie

e. Wanneer komt een cliënt in aanmerking voor beschermd en kleinschalig wonen?

C

op

yr

ig

ht

Ed

u'

g. Wat zijn de verschillende mogelijkheden voor wonen en begeleiding als je kijkt naar de behoefte van de cliënt?

17


Passende zorg en ondersteuning in de GHZ

Opdracht 2

Maak tweetallen. Zoek op internet informatie over welke cliënten terecht kunnen in projecten voor kleinschalig wonen van de GHZ. Je wilt graag een antwoord op de volgende vragen: • Welke cliënten kunnen een plaats krijgen in projecten voor kleinschalig wonen van de GHZ? • Wat is de grootste doelgroep? • Zijn deze plekken in heel Nederland beschikbaar? • Hoeveel cliënten wonen meestal bij elkaar? • Wat is de voorwaarde voor opname? • Wat heeft de locatie te bieden? Verzamel voldoende informatie om er een presentatie over te geven met behulp van het programma Prezi. Presenteer dit aan de klas.

.v

.

Theoriebron Passende zorg en ondersteuning in de GHZ <

Opdracht 3

ie

fb

Website Prezi <

Particuliere wooninitiatieven

Ac t

Casus 1

Marijke is een vrouw van 23 jaar. Ze heeft een verstandelijke beperking. Ze woonde een paar jaar in een instelling, maar voelde zich daar niet prettig. Haar ouders zoeken nu voor haar een plek om te wonen. Ze vinden het fijn als Marijke zich kan ontplooien door deel te nemen aan allerlei activiteiten. Marijke wil graag een eigen kamer. Marijke heeft 24 uur per dag zorg in de nabijheid nodig. Ze heeft een Wlz-indicatie voor ZZP VG 4.

Ed

Casus 2

u'

Website Landelijk steunpunt wonen <

Doelgroepen in kleinschalig wonen GHZ

ht

Joop is 18 jaar en houdt van bewegen en gezelligheid. Zijn ouders zoeken voor hem een fijn en prettig huis om samen met andere verstandelijk beperkten te wonen. Het liefst wonen zijn ouders vlak bij Joop. Een wooninitiatief waar ook de ouders in kunnen wonen heeft hun voorkeur. Joop heeft een Wlz-indicatie voor ZZP VG 5.

Casus 3

ig

Frits woont graag zelfstandig, maar heeft wel af en toe zorg en ondersteuning nodig bij zijn dagelijkse bezigheden. Hij zoekt woonruimte waar hij zijn eigen keuken, badkamer en wc heeft. Hij heeft dagbesteding. De zorg die hij krijgt, kan hij betalen via zijn pgb.

C

op

yr

a. Lees de casussen. Zoek op de Website Landelijk steunpunt wonen of er een geschikte woonplaats beschikbaar is voor deze persoon. Geef aan waarom dit wooninitiatief geschikt is voor deze cliënt.

18


Passende zorg en ondersteuning in de GHZ

Opdracht 4

fb

.v

.

b. Maak tweetallen. Vergelijk jouw bevindingen met die van de je studiegenoot. Wat zijn jullie overeenkomsten en verschillen?

Indicatietraject

a. Een cliënt vraagt zorg aan bij het CIZ. Beschrijf hoe zo’n indicatietraject verloopt.

Ac t

ie

Theoriebron Passende zorg en ondersteuning in de GHZ <

u'

Artikel Kleinschalig wooninitiatief <

ht

Ed

b. Zoek in het Artikel Kleinschalig wooninitiatief welke hulp cliënten kunnen krijgen als ze gaan wonen in een kleinschalig wooninitiatief.

Wijkgericht werken binnen kleinschalig wonen

ig

Opdracht 5

a. Wat houdt wijkgericht werken binnen kleinschalig wonen in?

b. Geef een aantal voorbeelden van wijkgericht werken binnen kleinschalig wonen.

C

op

yr

Theoriebron Passende zorg en ondersteuning in de GHZ <

19


Passende zorg en ondersteuning in de GHZ

Opdracht 6

Verschillende soorten wijkteams Welke taken voeren de sociale wijkteams uit?

.v

.

Rapport Verschillende typen wijkteams <

fb

Stappenplan Pixton < Website Pixton <

Opdracht 7

Ac t

ie

In een rapport Verschillende typen wijkteams staan verschillende soorten wijkteams beschreven. Zoek het rapport op en beschrijf in het kort de verschillen tussen de verschillende wijkteams. Verwerk de informatie in een strip met behulp van Pixton. Beantwoord in je strip de volgende vragen: • Welke soorten teams zijn er? • Waar richten de teams zich op? • Welk team kan het best worden ingezet bij kleinschalige zorg GHZ?

Ondersteuning en begeleiding in kleinschalig wonen

ht

Ed

u'

Welke taken heeft een begeleider in het kleinschalig wonen?

Opdracht 8

a. Zoek in het Artikel Vormen van domotica in de gehandicaptenzorg op welke vier soorten technologische hulpmiddelen er zijn. Geef bij elke soort een voorbeeld.

ig

Werkmodel Discussiëren <

Domotica

C

op

yr

Artikel Vormen van domotica in de gehandicaptenzorg <

20


Passende zorg en ondersteuning in de GHZ

Ac t

ie

fb

.v

.

b. Lees de vier stellingen over domotica. Schrijf voor jezelf op of je het met de stelling eens of oneens bent. Noteer ook je argumenten. 1. Domotica zorgt voor meer zelfredzaamheid en eigen regie bij de cliënt. 2. Domotica is geschikt voor alle cliënten in de GHZ. 3. Domotica vermindert de werkdruk van de zorgverlener en maakt het werk fysiek minder zwaar. 4. Domotica maakt het leven van de cliënt prettiger.

C

op

yr

ig

ht

Ed

u'

Maak viertallen. Jullie gaan discussiëren over het onderwerp domotica. Tijdens de discussie bespreken jullie de vier stellingen en jullie meningen daarover. Gebruik het Werkmodel Discussiëren.

21


Begeleiden binnen het kleinschalig wonen in de GHZ

.v

.

Begeleiden binnen het kleinschalig wonen in de GHZ

fb

Inleiding

Ac t

ie

Begeleiden binnen het kleinschalig wonen in de GHZ kan bestaan uit bijvoorbeeld woonbegeleiding, maar ook dagbestedingsactiviteiten, training of toeleiding naar zelfstandig(er) functioneren door het aanleren en oefenen van nieuwe vaardigheden. Hierbij wordt vaak gebruikgemaakt van een begeleidingsplan. De eigen regie van de cliënt staat hierbij steeds voorop.

Leerdoelen

C

op

yr

ig

ht

Ed

u'

Je kunt: • aangeven wat begeleiden binnen het kleinschalig wonen GHZ inhoudt • aangeven hoe je een begeleidingsplan kunt gebruiken in de GHZ • de begrippen integratie en participatie uitleggen • motiveren op welke manier dagindeling, dagbesteding, vrijetijdsbesteding, integratie en participatie bijdragen aan het welzijn en welbevinden van een cliënt • aangeven welke begeleidingsmethodiek het beste bij aansluit bij de sociaal emotionele ontwikkeling van cliënten.

22

Dagbesteding kan op verschillende manieren worden ingevuld.


Begeleiden binnen het kleinschalig wonen in de GHZ

Opdracht 1

Bekend, benieuwd, bewaren - de 3 B's Maak deze opdracht voor aanvang van de les. Beantwoord de volgende vragen, de 3 B's. Hierbij activeer je je voorkennis.

ie

fb

.v

.

a. Wat is voor jou al bekend, wat weet je al over begeleiden binnen kleinschalig wonen in de GHZ?

Ac t

b. Waar ben je benieuwd naar bij het begeleiden in deze setting?

Opdracht 2

Begeleiden binnen kleinschalig wonen in de GHZ

Ed

ADL staat voor Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen. Het zijn de dagelijks terugkerende basisverrichtingen die je moet doen om zelfstandig te kunnen blijven leven binnen de maatschappij. Maak een woordspin van alle algemene dagelijkse levensverrichtingen. Maak hierbij gebruik van het Werkmodel Woordspin. Vergelijk je Woordspin met een medestudent en pas deze zo nodig aan. ADL zijn: • Aanpassingen in de woning • In en uit bed komen. • Aan- en uitkleden. • In een stoel gaan zitten en weer opstaan. • Eten. • Drinken. • Medicijnen innemen. • Bewegen en lopen. • Praten. • Horen. • Naar het toilet gaan. • Ontspannen. • Zinvolle activiteit (zoals hobby’s en sport). • Sociale contacten. • Seks. • Autorijden. • Lichaamswarmte regelen (verwarming hoger en lager kunnen zetten, verkleden).

C

op

yr

ig

ht

Werkmodel Woordspin <

u'

c. Welke kennis denk je te leren over begeleiden binnen kleinschalig wonen in de GHZ? Wat denk je daarvan te kunnen gebruiken in de beroepspraktijk? Dus welke kennis zou je willen bewaren?

23


Begeleiden binnen het kleinschalig wonen in de GHZ

Opdracht 3

.v

.

Maak tweetallen. Beantwoord samen de volgende vraag. Bij welk onderdeel van de adl verwacht je dat de meeste ondersteuning nodig is bij cliĂŤnten in projecten voor kleinschalig wonen in de GHZ?

Begrippen begrepen

a. Beschrijf in 1 zin waar de begrippen eigen regie, eigen kracht en eigen verantwoordelijkheid over gaan.

ie

fb

Theoriebron Begeleiding binnen het kleinschalig wonen in de GHZ 1 <

Ac t

b. Beschrijf in 1 zin waar de begrippen zelfredzaamheid en samenredzaamheid over gaan.

a. De eerste stap in het methodisch werken bij het opstellen van een ondersteuningsplan is het verzamelen van informatie. Om een totaalbeeld van je cliĂŤnt te krijgen, gebruik je vier verschillende informatiebronnen. Welke zijn dit en welke informatie kun je bij welke bron halen?

ig

Theoriebron Begeleiding binnen het kleinschalig wonen in de GHZ 1 <

Stappen in het ondersteuningsplan

ht

Opdracht 4

Ed

u'

c. Leg in je eigen woorden uit wat Integratie en Participatie betekent. Schrijf dit op en vergelijk het daarna met de uitleg van een andere student.

yr

1.

C

op

2.

24

3.

4.


Begeleiden binnen het kleinschalig wonen in de GHZ

.v

.

b. Stap 2 van methodisch werken is het vaststellen van behoeften en problemen. Om deze behoefte en problemen vast te stellen is het goed om rekening te houden met twee verschillende perspectieven. Welke zijn dit?

Werkmodel Eigen initiatiefmodel <

Begeleidingsmethodiek

Ed

Opdracht 5

u'

Ac t

ie

fb

c. Stap 5 is het uitvoeren van de activiteiten volgens planning. Als je hiermee klaar bent rapporteer je over de activiteit. Wat rapporteer je en hoe doe je dit?

Hieronder staat een aantal omschrijvingen. Zet de juiste begeleidingsmethodiek achter de omschrijving. Omschrijving

ht

Vergroten zelfredzaamheid Kleine stapjes

Herstel van het gewone leven

ig

Werkmodel Individuele Rehabilitatiebenadering <

Begeleidingsmethodiek

Ondersteunen bij participatiedoelen

C

op

yr

Werkmodel Triple C-methode <

Verkeerslicht

Werkmodel Vlaskamp-methode <

Coachen van successen Regie over eigen leven

Kies een begeleidingsmethodiek. Lees het werkmodel goed door. Zoek op internet meer informatie over de begeleidingsmethodiek. Bedenk een casus van een cliĂŤnt die baat zou hebben bij deze begeleidingsmethodiek. Beschrijf hoe de begeleidingsmethodiek aansluit bij de sociaal-emotionele ontwikkeling van de cliĂŤnt in de casus. Geef aan waarom de cliĂŤnt in de casus baat kan hebben bij deze begeleidingsmethodiek.

25


Begeleiden van groepen

Begeleiden van groepen

.

Inleiding

fb

.v

In kleinschalige woonprojecten leven cliënten vaak (noodgedwongen) in groepen met elkaar. Dit heeft voor- en nadelen zowel voor de bewoners als de hulpverleners. Cliënten voelen zich minder eenzaam en kunnen van elkaar leren maar hebben ook weinig privacy. Hulpverleners moeten hun aandacht over iedereen verdelen en cliënten vanuit een herstel ondersteunende benadering begeleiden. Daarnaast probeer je te zorgen voor een positief groepsklimaat waarin alle cliënten zich veilig voelen.

ie

Leerdoelen

ht

Ed

u'

Ac t

Je kunt groepen cliënten begeleiden binnen het kleinschalig wonen. Je kunt: • kenmerken van groepen benoemen • uitleggen wat een groep is en uitleggen wat groepsdynamica inhoudt • aangeven hoe je de groep op een positieve manier kunt beïnvloeden • uitleggen hoe je de veiligheid binnen een groep kunt beïnvloeden.

ig

Samen plezier maken en bewegen in een groep.

Opdracht 1

Beantwoord de volgende vragen:

op

yr

Theoriebron Groepen 1 <

Groepen

C

Theoriebron Groepen 2 <

Website Pixiclip <

26

a. Geef een definitie van de term ‘groep’.

b. Tot welke groepen behoor jij zelf?


Begeleiden van groepen

fb

.v

.

c. Beschrijf aan welke groep jij deelneemt. Beschrijf: • waarom je deelneemt aan deze groep • wat voor jou belangrijk is aan deze groep • wat de groep voor jou betekent en welke plek jij inneemt in de groep.

Opdracht 2

Lees in de theoriebron Groepen 1 de informatie over kenmerken van groepen en beantwoorden de vragen. a. Vier kenmerken van een groep zijn:

Ed

u'

Theoriebron Groepen 1 <

Kenmerken van groepen

Ac t

ie

d. Maak met behulp van Pixiclip een ‘prikbord’ met plaatjes, teksten en tekeningen die voor jou belangrijk en kenmerkend zijn voor deze groep. Waar denk je aan bij het woord ‘groepsdynamica’?

C

op

yr

ig

ht

b. Beschrijf individueel de kenmerken van een groep waaraan jullie zelf deelnemen.

c. Maak een overzicht van verschillende groepen in de beroepspraktijk. Bedenk waarom deze groepen belangrijk zijn voor de groepsleden. Beschrijf bij iedere groep de functie van de groep.

d. Wat zijn formele groepen?

27


Begeleiden van groepen

e. Aan welke formele groepen neem je zelf deel?

fb

ie

g. Aan welke informele groepen neem je zelf deel?

.v

.

f. Wat zijn informele groepen?

Ac t

h. Wat zijn primaire groepen?

Aan welke primaire groepen neem je zelf deel?

j.

Wat zijn secundaire groepen?

Ed

u'

i.

ht

k. Aan welke secundaire groepen neem je zelf deel?

In- en out-groepen

Lees in Theoriebron Groepen 1 de informatie over soorten groepen de informatie over inen out-groepen en beantwoord de vragen.

ig

Opdracht 3

a. Wat is een in-groep?

C

op

yr

Theoriebron Groepen 1 <

28


Begeleiden van groepen

b. Geef drie voorbeelden van een in-groep. 1. 2.

.

3.

fb

.v

c. Wat is een out-groep?

d. Geef drie voorbeelden van een out-groep. 1.

ie

2. 3.

Kies het juiste woord.

Theoriebron Groepen 2 <

ht

Groepsdynamica richt zich op het gedrag / de zorgvraag van mensen in groepen en de relaties tussen groepen onderling. Een netwerk van relaties tussen de groepsleden noemt men de groepsstructuur / groepscohesie. Alle normen en waarden van groepsleden vormen samen de sfeer / de groepscultuur in een groep.

ig

Theoriebron begeleiden van groepen <

Begeleiden van groepen

Ed

Opdracht 4

u'

in-groep out-groep primaire groep secundaire groep formele groep informele groep

Ac t

e. Welke groepsvormen horen bij een vriendengroep? (Meerdere zijn antwoorden goed.)

yr

Wanneer er een wij-gevoel is binnen een groep, heeft een groep een lage / hoge cohesie.

op

In een groep met een positief groepsklimaat kunnen er ook conflicten zijn / zijn er geen conflicten.

Poster maken Maak een poster met daarop de groepsnormen van jullie eigen groep. Bekijk en bespreek de poster met een ander tweetal. Welke verschillen zijn jullie opgevallen?

C

Opdracht 5

29


Begeleiden van groepen

Opdracht 6

Rollen

.v

fb

a. Wat valt je op aan de verschillende rollen binnen deze groep?

.

Maak met behulp van je mobiel en Moviemaker (of een ander video-montageprogramma) een filmpje waarin je de verschillende rollen in een groep beschrijft waaraan jij deelneemt. Bijvoorbeeld op stage of een sportgroep. Gebruik bij het beschrijven van de rollen geen namen maar initialen of bijvoorbeeld nummers voor de groepsleden.

Ac t

ie

b. Beschrijf jouw eigen rol in een groep waaraan jij deelneemt.

Ed

u'

c. Wat zou je graag willen veranderen aan jouw rol in deze groep?

Maak met behulp van je mobiel en Moviemaker (of een ander video-montageprogramma) een filmpje waarin verschillende groepsrollen te zien zijn. Jullie presenteren het filmpje aan de groep. Jullie bespreken of de groepsrollen binnen de groep versterkt kunnen worden.

Jullie schrijven individueel op in welke groepen jullie zelf functioneren en beantwoorden individueel de vragen. Bespreek na afloop de antwoorden met elkaar. a. Wat is voor jou belangrijk in de groepen waarvan jij deel uit maakt?

yr

ig

Theoriebron begeleiden van groepen <

Vertrouwen

ht

Opdracht 7

C

op

b. Wat zijn jouw ervaringen met vertrouwen binnen de groepen?

30


Begeleiden van groepen

fb

ie

d. Waarom is een positieve groepssfeer belangrijk?

.v

.

c. Met welke vijf aspecten kun je de groepssfeer beschrijven?

Ac t

e. Hoe kun je de groepssfeer positief beïnvloeden?

u'

Jullie gebruiken jullie eigen ervaringen en gaan op internet op zoek naar informatie over kenmerken van personen die een groep positief of negatief kunnen beïnvloeden.

Ed

f. Wat zijn kenmerken van personen die een groep positief kunnen beïnvloeden?

ht

g. Wat zijn kenmerken van personen die een groep negatief kunnen beïnvloeden?

Veiligheid binnen een groep

ig

Opdracht 8

Bespreek in een groepje van vier, jullie positieve en negatieve ervaringen met de veiligheid binnen een groep. Maak een plan voor het beïnvloeden van de veiligheid binnen een groep. Hiervoor gebruiken jullie een groep uit de beroepspraktijk of bedenken een casus. Beschrijf de groep duidelijk en maak een plan over het beïnvloeden van de veiligheid binnen deze groep. In het plan worden acties van de groepsbegeleider beschreven en er wordt een groepsactiviteit beschreven. a. Bespreek je plan met een andere groep, wat waren de overeenkomsten en verschillen tussen de plannen?

C

op

yr

Werkmodel Plan van aanpak <

31


Begeleiden van groepen

C

op

yr

ig

ht

Ed

u'

Ac t

ie

fb

.v

.

b. Wat zou je door de bespreking met de andere groep aanpassen aan je eigen plan?

32


Theoriebron Kleinschalig wonen GHZ

.

Theoriebron Kleinschalig wonen GHZ

.v

Inleiding

Ed

u'

Ac t

ie

fb

De zorg voor cliënten met een beperking is de laatste decennia veranderd. Er kwam meer structuur van de zorg en meer visie op kwaliteit van leven voor deze doelgroep. Tegenwoordig zijn er steeds meer kleinschalige woonvormen voor (meervoudig complex) beperkte cliënten. Ouders, maar ook instellingen, kunnen hierin zelf het initiatief nemen. Dit gebeurt vooral in vormen van kleinschalig wonen, waarbij kleine groepjes cliënten bij elkaar wonen. Dit is het gevolg van een andere manier van denken over zorg en handicap.

Een woonbegeleidster helpt een cliënt met een beperking.

ht

Van instellingen naar kleinschalig wonen

C

op

yr

ig

De afgelopen jaren is de zorg voor cliënten met een handicap ingrijpend veranderd, zowel voor de cliënt als de hulpverlener en zorgorganisaties. Vroeger werden cliënten met een handicap ondergebracht in grote instellingen. Hier bleven cliënten vaak hun hele leven wonen. Nu ligt de nadruk meer op wonen in de wijk midden in de maatschappij en in kleinschalige woonvormen. Deze verandering gaat ervan uit dat zorg aan cliënten zo veel mogelijk dicht bij huis plaatsvindt. De zorg is gericht op deelname van mensen met een handicap aan de maatschappij. Hiermee verbetert de kwaliteit van zorg, omdat mensen vaak beter functioneren in hun eigen omgeving.

33


Theoriebron Kleinschalig wonen GHZ

Gevolgen van de verschuivingen in de organisatie van de zorg

fb

.v

.

Door toegenomen kennis over syndromen, meer behandelmogelijkheden en de groeiende mondigheid van burgers, verandert de rol van de cliënt, zijn naasten en de verhouding met zijn hulpverleners. De cliënt wordt meer regisseur van zijn eigen zorgproces, samen met een steeds zelfstandiger werkende hulpverlener. Er wordt meer van cliënten zelf en hun naasten verwacht. Gemeenten hebben een grotere rol gekregen in het organiseren van de zorg.

ie

Gemeenten, zorgverzekeraars, woningbouwcorporaties en zorgaanbieders moeten afspraken maken hoe ze mensen buiten de instelling opvangen en in netwerken samenwerken. Dit vraagt om onderhandeling, gezamenlijke afspraken en vertrouwen.

Ac t

Semimuraal

Ed

u'

Intramurale zorg houdt in dat een cliënt in een instelling woont en daar 24-uurszorg krijgt. Bij extramurale zorg kan een cliënt volledig zelfstandig wonen. Semimurale zorg is een tussenvorm van zorg en valt tussen extra- en intramurale zorg in. Met semimurale zorg blijft de cliënt grotendeels zelfstandig wonen. Er zijn verschillende vormen van semimurale zorg. Zo kan de cliënt in een instelling voor beschermd wonen leven. Hier woont de cliënt zeer zelfstandig, maar ontvangt zorg waar dat nodig is. Dagbesteding is ook een vorm van semimurale zorg. Dit vindt overdag plaats waarbij de cliënt na de dagbesteding thuis overnacht. Bij 'wonen in de wijk' gaat het om zelfstandig wonen of een kleine locatie in de wijk. Kleinschalig wonen in de wijk is ontstaan in de zorg voor mensen met een lichamelijke of verstandelijke handicap. Het is ook een trend in de zorg voor mensen met dementie.

ht

Kleinschalig wonen, wat houdt het in?

C

op

yr

ig

Bij kleinschalig wonen deelt een kleine groep mensen, die intensieve zorg en ondersteuning nodig heeft, met elkaar een groepswoning. Deze vorm van wonen heette vroeger gezinsvervangend tehuis of sociowoning. Tegenwoordig zijn er allerlei namen voor, zoals wooncentrum, woonlocatie of woonhuis. In de leefgroep wordt alle zorg verleend door een multidisciplinair team dat verantwoordelijk is voor de zorg en begeleiding van de woongroep. Hierdoor is het voor cliënten mogelijk een zo normaal mogelijk leven te leiden. Bewoners ontvangen in een kleinschalige woonvorm vaak een persoonlijke vorm van begeleiding (en dagbesteding) die het voor hen mogelijk maakt om op een veilige en prettige manier zelfstandig te kunnen wonen. De bewoners worden bij alle dagelijkse zaken ondersteund, zoals: huishouding, medicatie, koken en wassen. De meeste bewoners krijgen hierbij een persoonsgerichte behandeling. Hierbij staat de eigen regie centraal.

34

Begeleid en beschermd wonen Begeleid en beschermd wonen zijn woonvormen voor cliënten met een beperking die begeleiding nodig hebben in het dagelijks leven. Hoe groter de behoefte aan hulp bij het dagelijks leven, hoe intensiever de ondersteuning.


Theoriebron Kleinschalig wonen GHZ

.v

.

Bij begeleid wonen woont een cliënt zelfstandig, maar met hulp. De begeleiders komen vaak langs en helpen bijvoorbeeld om de woning en het dagelijks leven op orde te houden. Denk aan regelmatig schoonmaken, de uitgaven op een rijtje zetten of meedenken over vrijetijdsbesteding. De begeleiders geven geen therapie of behandeling. Bij beschermd wonen krijgt een cliënt intensievere begeleiding dan bij begeleid wonen. De cliënt woont met meerdere mensen in één huis. Hij heeft een eigen kamer en deelt de badkamer, keuken en zitkamer met de andere bewoners. De cliënt krijgt begeleiding van een begeleider of verpleegkundige. Dat kan een paar uur per week zijn, of veel intensiever.

fb

Woonvormen

u'

Ac t

ie

Er zijn veel verschillende soorten (beschermde) woonvormen. De keuze voor cliënten is afhankelijk van indicatie, aandoening en beschikbaarheid. Soms zijn er appartementen beschikbaar voor individuele cliënten waarbij ze 24 uur per dag kunnen terugvallen op een achterwacht die telefonisch bereikbaar is. Andere woonvormen variëren van twee- tot vijfpersoonshuishoudens. Hier hebben bewoners een eigen kamer en delen het gebruik van de huiskamer, keuken, douche en toilet. Ook zijn er beschermde woonvormen voor bijvoorbeeld cliënten met een meervoudige verstandelijke handicap. Deze woonvorm biedt ruimte aan een grotere groep bewoners, verdeeld over kleinschalige wooneenheden van vier of vijf bewoners. Een kleinschalige woonvoorziening kan overal staan: op een instellingsterrein, vlak erbij, in een woonwijk van een stad, dorp of op het platteland.

Ed

Door zorgaanbieder of particulier

ht

Er is verschil tussen een woonvoorziening en een woonproject. Een woonvoorziening is opgezet door een zorgaanbieder. Een woonproject is opgezet door particulieren: door de cliënten zelf of door de ouders van de cliënten. Samen met anderen bundelen zij hun krachten om een huis op te richten. Zij huren of kopen samen woonruimte en regelen zelf de zorg en ondersteuning. Andere namen voor een kleinschalig woonproject zijn: kleinschalig wooninitiatief, ouderinitiatief, Thomashuis of cliëntinitiatief.

ig

Huidige visies en opvattingen in de GHZ

C

op

yr

De manier waarop mensen tegen cliënten met een beperking aankijken is sterk veranderd. Vroeger werden verstandelijk beperkten buitengesloten en gediscrimineerd. Tegenwoordig is het doel dat cliënten met een beperking zo veel mogelijk deel uitmaken van de maatschappij. Deze inclusie-visie gaat ervan uit dat iedereen erbij hoort. Dat geldt voor wonen, werken, onderwijs en vrijetijdsbesteding. De richtlijnen van inclusie zijn: • De cliënt kan zelf invulling geven aan het leven. • De cliënt kan deelnemen aan de samenleving. • De cliënt kan zich ontplooien, leren en vaardigheden ontwikkelen. • De cliënt kan relaties onderhouden met wie hij wil. • De cliënt wordt gerespecteerd als volwaardig persoon. Inclusie is tweerichtingsverkeer. De persoon moet willen participeren, maar de samenleving moet daar ook voor open staan. Anders wordt het erg lastig. We noemen dat pull en push factoren: je kunt een persoon naar de samenleving duwen, maar de samenleving moet de persoon ook aantrekken.

35


Theoriebron Kleinschalig wonen GHZ

Kwaliteit van leven en wonen

C

op

yr

ig

ht

Ed

u'

Ac t

ie

fb

.v

.

Hoe cliënten wonen en hun woonsituatie beleven, is van invloed op de kwaliteit van leven. Je thuis voelen in je eigen huis en je woonomgeving (buurt of wijk) is daarbij heel belangrijk. Kwaliteit heeft vaak te maken met zaken als: • Veiligheid • Ondersteuning bij het wonen • Sociale binding en integratie • Zingeving door daginvulling • Zelfstandigheid en privacy Cliënten voelen zich veilig als ze zich thuis voelen in hun woning en bij de mensen die zij om zich heen hebben. Dit geldt voor zowel hulpverleners als de mensen met wie zij relaties of vriendschappen onderhouden. Cliënten hebben een sociaal netwerk nodig om te kunnen functioneren.

36


Theoriebron De financiering en organisatie van kleinschalig wonen GHZ

fb

.v

.

Theoriebron De financiering en organisatie van kleinschalig wonen GHZ

ie

Inleiding

ht

Ed

u'

Ac t

In Nederland stijgt de vraag naar kleinschalige woonvormen. De oorzaak daarvan is het gewijzigde overheidsbeleid. Daarbij staat het scheiden van wonen en zorg centraal. In deze theoriebron lees je op welke manier de financiering van kleinschalig wonen in de GHZ is geregeld. Ook leer je welke werkzaamheden, kennis en vaardigheden horen bij het werk van een hulpverlener in een kleinschalige woonvorm in de GHZ.

ig

Verstandelijk beperkte mensen maken samen het eten klaar.

C

op

yr

Vraag naar kleinschalig wonen stijgt De vraag naar zelfstandige woonvormen voor mensen met verstandelijke beperkingen stijgt. Dit komt doordat nieuwe cliënten met een licht verstandelijke beperking steeds minder vaak een intramurale indicatie zullen krijgen. Dit is het gevolg van het gewijzigde overheidsbeleid, het Lenteakkoord uit 2013. Daarbij staat het scheiden van wonen en zorg centraal. Dit heet extramuralisering. Bij een lichter zorgzwaartepakket (ZZP VG 1 of 2) zal een nieuwe cliënt geen indicatie voor intramurale zorg en verblijf krijgen. Thuis wonen met extramurale zorg en begeleiding is dan een optie. Een andere optie is verzorgd wonen (kleinschalig wonen) met extramurale zorg en begeleiding. Het gevolg is dat er meer kleinschalige woonvormen nodig zijn. Ouders van cliënten met een verstandelijke beperking nemen steeds vaker het initiatief om samen met andere ouders zelf woonvormen op te zetten, met hun eigen visie en wensen in hun eigen gemeenschap. Met behulp van de gemeente en woningbouwverenigingen zijn deze initiatieven goed te realiseren.

37


Theoriebron De financiering en organisatie van kleinschalig wonen GHZ

Hoe komen cliënten in aanmerking voor kleinschalig wonen?

ie

fb

.v

.

Afhankelijk van de zorgvraag zijn cliënten afhankelijk van de Wet langdurige zorg (Wlz) of de Wmo. De Wlz is alleen voor de meest zware vormen van zorg. Lichtere vormen van zorg en ondersteuning vallen onder de Wmo. Deze verschillende wetten bepalen de route van aanvraag voor kleinschalig wonen. In de meeste gevallen wordt de financiering geregeld via de Wmo en hebben cliënten een indicatie nodig. Als iemand redelijk zelfstandig kan wonen kan hij in aanmerking komen voor woonruimte van een woningcorporatie. Dit is een organisatie die zich richt op het bouwen, beheren en verhuren van kwalitatief goede woonruimte met een betaalbare huur voor mensen die weinig geld hebben.

Ac t

Indicatietraject

Ed

u'

De zorg en ondersteuning voor kleinschalig wonen wordt vaak ingekocht met een persoonsgebonden budget (pgb), of deels geleverd als zorg in natura (een instelling levert de zorg). Voor financiering via de Wmo hebben cliënten een indicatie van de gemeente nodig. Daarnaast betalen ze een eigen bijdrage, die afhankelijk is van het inkomen. Soms valt een cliënt bij het aanvragen van een plaats voor kleinschalig wonen onder de Wlz. Dit is bijvoorbeeld zo, als hij onder intensieve behandeling is en woont in een instelling waar deze behandeling gegeven wordt. De indicatiesteller is dan het CIZ. Nadat een aanvraag is ingediend bij het CIZ, ontvangt iemand binnen zes weken een besluit. Het CIZ belt daarna met de aanvrager of maakt een afspraak voor een (huis)bezoek. Hierna ontvangt de aanvrager het indicatiebesluit per brief, met daarin de toegewezen zorg. Dit wordt doorgegeven aan het zorgkantoor.

ht

Het multidisciplinaire team bij kleinschalig wonen

C

op

yr

ig

In een kleinschalige woonvoorziening van een zorgaanbieder zijn verschillende deskundigen betrokken. Zij vormen samen een multidisciplinair team. Iedere hulpverlener draagt bij aan de begeleiding. Het gezamenlijk overleg van het team heet multidisciplinair overleg of MDO. Het team kan bestaan uit: • begeleider • persoonlijk begeleider • Fysiotherapeut • logopedist • zorgmanager • orthopedagoog • gezondheidszorgpsycholoog • arts voor verstandelijk gehandicapten (AVG).

38

Een kleinschalige woonvoorziening maakt vaak onderdeel uit van een grotere organisatie. Meestal is een teamleider of locatiecoördinator eindverantwoordelijk en zijn er persoonlijk begeleiders en assistent-begeleiders aanwezig. Afhankelijk van de keuzes die een organisatie daarin maakt, zijn er verschillen in de opbouw van een organisatie. Deze zijn te vinden in een organogram waarop je kunt zien welke functies er zijn.


Theoriebron De financiering en organisatie van kleinschalig wonen GHZ

Wijkgericht werken binnen kleinschalig wonen

C

op

yr

ig

ht

Ed

u'

Ac t

ie

fb

.v

.

Bijna alle gemeenten werken met gebiedsgerichte teams bij de toeleiding van cliënten naar ondersteuning en zorg. Wat de samenstelling is van deze teams en welke taken de teams uitvoeren kan van gemeente tot gemeente verschillen. Soms werken gemeenten (ook) met een Wmo- of Zorgloket. De sociale wijkteams voeren verschillende taken uit zoals: • beoordelen van aanvragen voor Wmo-voorzieningen en ondersteuning (keukentafelgesprekken) • advies geven en algemene (welzijns-) ondersteuning bieden (bemiddelen bij de inzet van vrijwilligers, adviseren van mantelzorgers, organiseren van inloopactiviteiten, doorverwijzen naar algemene voorzieningen • gebiedsgericht organiseren en aanbieden van alle eerstelijnsondersteuning (ondersteuningsvragen oplossen). Met het wijkgericht werken kun je het sociale netwerk van de cliënt vergroten en deelname aan activiteiten stimuleren. Het creëren van ontmoetingsplekken in de wijk is een voorbeeld van wijkgericht werken. Hier kunnen mensen op een laagdrempelige wijze anderen ontmoeten en meedoen aan activiteiten. Dit bevordert het contact tussen mensen van de doelgroep onderling en met andere wijkbewoners.

39


Theoriebron De taken van een begeleider in kleinschalig wonen

.v

.

Theoriebron De taken van een begeleider in kleinschalig wonen

fb

Inleiding

Ac t

ie

Een hulpverlener in de gehandicaptenzorg observeert, verzorgt, begeleidt en stimuleert mensen met beperkingen bij hun dagelijkse bezigheden. Dit kunnen mensen zijn met lichamelijke, verstandelijke of zintuiglijke beperkingen. De cliënten met een beperking in een instelling of in kleinschalige woonvoorzieningen in de wijk, hebben een vorm van ondersteuning nodig. De hulpverlener neemt een stukje van die zorg over. De werkzaamheden van de begeleider in het kleinschalig wonen kun je in drie soorten verdelen: cliëntgebonden taken, organisatiegebonden taken en professiegebonden taken.

u'

Cliëntgebonden taken

ig

ht

Ed

Bij de cliëntgebonden taken staat het ondersteunen en stimuleren van de cliënt bij het voeren van de regie over zijn leven centraal. Het is belangrijk dat bewoners in hun thuissituatie zoveel mogelijk zelfstandig dingen kunnen doen. Bij de cliëntgebonden werkzaamheden horen de persoonlijke verzorging en het uitoefenen van verpleegtechnische handelingen. De hulpverlener biedt praktische hulp door te ondersteunen bij het opruimen van de kamer of door iemand te leren zelfstandig boodschappen te doen. Daarnaast kan een hulpverlener de cliënten vaardigheden aanleren die zij zichzelf moeilijk eigen maken. Soms zal een hulpverlener daarbij creatieve oplossingen moeten bedenken. Bijvoorbeeld klittenband in plaats van veters, zodat iemand zichzelf toch kan aankleden. Het is belangrijk dat de hulpverlener een prettige sfeer in huis creëert. De hulpverlener helpt ook bij het begeleiden van werk, scholing en zinvolle dagbesteding, contacten leggen en onderhouden. De hulpverlener stimuleert de cliënten om bijvoorbeeld hun vrije tijd in te vullen, boodschappen te doen, te reizen en met relaties om te gaan. Ook organiseert de hulpverlener activiteiten, in groepsverband of individueel.

C

op

yr

Organisatiegebonden en professiegebonden taken

40

De organisatiegebonden taken houden in dat een hulpverlener samenwerkt met anderen, zowel intern als extern. Daarbij is het belangrijk dat de hulpverlener zich richt op de samenleving. Een hulpverlener levert bijdragen aan de organisatie en het beheer van de werkeenheid of organisatie-eenheid. Hieronder valt het vergroten en onderhouden van een professioneel netwerk. Ook kan een hulpverlener meedenken over de ontwikkeling van het beleid van de instelling. Onder professiegebonden taken verstaan we het bijhouden van de eigen deskundigheid en ontwikkeling in het vakgebied.


Theoriebron De taken van een begeleider in kleinschalig wonen

Competenties

ie

fb

.v

.

Welke competenties heb je nodig? Om een cliĂŤnt te helpen met zijn dagelijkse bezigheden moet de hulpverlener praktisch zijn ingesteld. Als het nodig is neemt de hulpverlener taken over. Inlevingsvermogen en het vermogen mensen te motiveren is ook heel belangrijk. Een belangrijke taak van de hulpverlener is om bewoners te motiveren zo veel mogelijk zelfstandig te doen. Daarvoor moet de hulpverlener zich goed kunnen inleven in hun mogelijkheden en mensen kunnen motiveren. De hulpverlener vindt het daarnaast leuk om met groepen mensen om te gaan en kan zijn of haar aandacht goed verdelen. De hulpverlener moet problemen kunnen signaleren, dus het is belangrijk dat hij of zij oplettend is. De hulpverlener kan goed luisteren, is consequent en voelt cliĂŤnten goed aan. Dit laatste is vooral belangrijk bij mensen die zich verbaal minder goed kunnen uitdrukken.

Ac t

Overleggen

C

op

yr

ig

ht

Ed

u'

Vooral bij verstandelijke en meervoudige beperkingen is de begeleiding en ondersteuning van ouders of andere familieleden heel belangrijk. De hulpverlener voert gesprekken met hen en overlegt over moeilijkheden en mogelijkheden. Op deze manier kan de cliĂŤnt goed begeleid worden. Ook teamoverleg en de afstemming met school, werkplek of andere hulpverleners behoren tot de taken van de hulpverlener. Verder rapporteert de hulpverlener aan andere professionals die bij de begeleiding betrokken zijn.

41


Theoriebron Passende zorg en ondersteuning in de GHZ

.v

.

Theoriebron Passende zorg en ondersteuning in de GHZ

fb

Inleiding

ht

Ed

u'

Ac t

ie

Veel mensen die door een beperking afhankelijk zijn van zorg en hulp wonen in beschermde en kleinschalige woonvormen. Als iemand er niet in slaagt om zelfstandig te wonen zonder de directe nabijheid van toezicht of ondersteuning, biedt beschermd wonen een oplossing. Afhankelijk van de ernst van de beperking en de zorgintensiteit bepaal je waar een cliënt kan wonen. Bij de start van een behandeling kijk je hoeveel ondersteuning nodig is. Wat kan de cliënt zelf, waar heeft hij ondersteuning bij nodig?

ig

Dagbesteding.

Doelgroepen kleinschalig wonen

C

op

yr

Kleinschalig wonen is geschikt voor kinderen, jongvolwassenen, volwassenen en ouderen met een beperking. Het kan gaan om een licht verstandelijke beperking, een gedragsstoornis, een lichamelijke beperking of een zintuiglijke beperking. Soms is er een complexe combinatie van verstandelijke, zintuiglijke en lichamelijke beperkingen: ernstig meervoudige beperking (EMB). Bij een groot deel van de cliënten met een lichamelijke beperking is er niet-aangeboren hersenletsel, bijvoorbeeld door een ongeval, vergiftiging of hersenziekte. Een specifieke doelgroep is de forensische zorg. Dit is de zorg aan mensen met een verstandelijke beperking die door de strafrechter zijn veroordeeld.

42


Theoriebron Passende zorg en ondersteuning in de GHZ

Diverse mogelijkheden

ie

fb

.v

.

Vaak richten de wooneenheden zich op een handicap zoals EMB of een gedragsstoornis. Afhankelijk van de behoefte zijn er vaak verschillende mogelijkheden: • zelfstandig wonen met begeleiding Hierbij woont een cliënt zelfstandig en krijgt, afhankelijk van de gemeentelijke indicatie en in overleg met de cliënt, op bepaalde momenten per week begeleiding. • begeleid wonen met zorg De cliënt woont dan op een woonlocatie van een zorginstelling waar overdag en 's avonds begeleiding beschikbaar is en 's nachts alleen wanneer het nodig is. • beschermd wonen met 24-uurs zorg De cliënt woont op een woonlocatie van een zorginstelling waar dag en nacht begeleiding beschikbaar is.

Ac t

Kenmerken van begeleiden in kleinschalig wonen

Ed

u'

In kleinschalig wonen wordt integraal en vraaggericht gewerkt. Dit betekent dat vooral één persoon alle werkzaamheden doet en de vraag van de cliënt sturend is. De grootte van de groep en de houding, attitude van de hulpverleners maken hierin het grote verschil. Begeleiden binnen kleinschalig wonen betekent: • aandacht hebben voor de vragen van de cliënten, die de cliënt op verbale of non-verbale wijze uit • aandacht hebben voor de levensloop van de cliënten • non-verbaal contact niet uit de weg gaan • cliënten bij de uitvoering van de activiteiten op een passieve of actieve manier betrekken • aandacht hebben voor de sfeer • ook buiten de taken om aandacht hebben voor de cliënten • persoons- en relatiegericht zijn.

ig

ht

Ondersteuning en begeleiding in kleinschalig wonen

C

op

yr

Bij de ondersteuning en begeleiding gaat het zowel om individuele begeleiding (zoals hulp bij het plannen van activiteiten, de uitvoering van dagelijkse levensverrichtingen of het oplossen van conflicten) als om dagbestedingsactiviteiten die groepsgewijs plaatsvinden. Afhankelijk van de behoeften en het aanbod van de woonvorm kan er ook begeleiding zijn bij het huishouden, het maken van sociale contacten en verzorging en verpleging. Je werkt vanuit de mogelijkheden. Behalve een ondersteunde woonsituatie hoort ook een zinvolle dagbesteding bij beschermd en kleinschalig wonen. In grote instellingen is er op het terrein soms dagbesteding, bijvoorbeeld in een werkplaats, restaurant of winkel. Voor cliënten die midden in de stad wonen, kunnen ook plaatselijke projecten beschikbaar zijn waar ze terecht kunnen voor werkzaamheden of activiteiten. In sommige plaatsen zijn er ervaringsplekken waar cliënten kunnen werken bij een bakker, fabriek of supermarkt zodat ze werkervaring kunnen opdoen.

43


Theoriebron Passende zorg en ondersteuning in de GHZ

Manieren van begeleiding

ie

fb

.v

.

Sommige mensen hebben voldoende aan het spreekwoordelijke steuntje in de rug. Anderen hebben meer aan structurele begeleiding. Veel methoden richten zich op het versterken van de eigen mogelijkheden en het inzetten van het sociale netwerk. Een deel van de cliënten is daar goed mee geholpen. Anderen hebben extra hulp of specifieke, vaak individuele begeleiding nodig. Dit kan gaan om het structureren van de dag of het aanleren van vaardigheden, of om deelname aan de samenleving (participatie). Alle begeleiding zal gericht zijn op het vergroten van de zelfredzaamheid en versterken van de eigen regie. Bij de Individuele Rehabilitatie Benadering (IRB) ga je niet uit van ‘zorgen voor’, maar van eigen kracht. Het doel van deze benadering is met succes en naar tevredenheid wonen en werken, dagbesteding en vrijetijdsbesteding hebben, leren, en sociale en familiecontacten hebben in de omgeving van eigen keuze met zo min mogelijk professionele hulp.

Ac t

Domotica

C

op

yr

ig

ht

Ed

u'

Domotica is een verzamelnaam voor technologische middelen die zorg op afstand mogelijk maken. Het is bedoeld voor mensen die langdurige zorg nodig hebben, thuis of binnen een zorgorganisatie. Er zijn diverse domoticatoepassingen voor mensen met een verstandelijke en/of lichamelijk beperking. De toepassingen ondersteunen zorgverleners bij hun zorgtaken. Dit kan variëren van een eenvoudige alarmknop die de cliënt bij zich draagt, tot robots die in de gaten kunnen houden of alleenwonende cliënten hun medicijnen op tijd innemen. Als cliënten dwaalgedrag vertonen dan kan het gebruik van een GPS-locatiesysteem bijdragen aan de veiligheid, zonder dat de vrijheid en zelfstandigheid van de cliënt beperkt wordt.

44


.v

Theoriebron Begeleiden binnen het kleinschalig wonen in de GHZ 1

.

Theoriebron Begeleiden binnen het kleinschalig wonen in de GHZ 1

fb

Inleiding

Ed

u'

Ac t

ie

Als je cliënten begeleidt in projecten voor kleinschalig wonen in de GHZ werk je eigenlijk met je handen op je rug. Het is vooral de bedoeling dat de cliënt zelf aan het werk gaat om zo zelfstandig mogelijk te kunnen wonen en zijn dag in te richten. Het behoud en stimuleren van de eigen regie van de cliënt staat hierbij centraal. De begeleiding richt zich op wonen en welbevinden maar ook op dagbesteding en deelname aan de maatschappij.

ht

Begeleiding bij het boodschappen doen.

C

op

yr

ig

Begeleiden binnen het kleinschalig wonen in de GHZ De begeleiding van bewoners in projecten voor kleinschalig wonen in de GHZ, wordt vooral bepaald door de kenmerken van de cliënt. Niet alleen leeftijd maar ook de ernst van de aandoening en mate van zelfredzaamheid spelen een rol. EMB-cliënten hebben erg veel begeleiding nodig en zijn afhankelijk van jou als hulpverlener. Maar de grootste groep cliënten met verstandelijke, lichamelijke of zintuigelijke beperking wordt vooral begeleid en ondersteund richting zelfstandigheid. Het kan dan gaan om ondersteuning bij dagelijkse zaken zoals het zelfstandig voeren van een huishouding of omgaan met medicatie. Ook is er dagbesteding en in sommige gevallen begeleiding naar werk. Cliënten koken en eten vaak gezamenlijk. Bij alle begeleiding en ondersteuning die ze hierbij krijgen staat de eigen regie en zelfredzaamheid voorop. Wat kan en wil iemand zelf? Dat is steeds bepalend voor de hulp die je aan een cliënt biedt.

45


Theoriebron Begeleiden binnen het kleinschalig wonen in de GHZ 1

Eigen regie, eigen kracht en eigen verantwoordelijkheid

Ac t

ie

fb

.v

.

De begrippen eigen regie, eigen kracht en eigen verantwoordelijkheid worden vaak door elkaar gebruikt. Dit kan leiden tot verwarring en onduidelijkheid. Eigen regie gaat uit van wat iemand wil met zijn leven. Eigen regie sluit aan bij iemands persoonlijke wensen en mogelijkheden, en kenmerken. Eigen kracht gaat over de mogelijkheden die iemand heeft om zijn leven zelf in te vullen, samen met het eigen netwerk. Wat iemand wil, is ruimer dan waartoe iemand zelf, samen met zijn netwerk, in staat is. Om eigen regie te kunnen voeren moet er wel een beroep gedaan worden op de eigen kracht. Wanneer je alleen uitgaat van iemands eigen kracht loop je het risico voorbij te gaan aan wat iemand wil. Eigen regie is iets anders dan het zelf regelen en organiseren van het invullen van het eigen leven. Eigen verantwoordelijkheid gaat over de vraag wat iemand zelf moet doen.

Ondersteuningsplan

ht

Ed

u'

Om goede zorg en/of ondersteuning te kunnen geven aan een cliënt is het werken volgens plan van belang. In de VVT is er het zorgleefplan, in de gehandicaptenzorg het ondersteuningsplan en in de GGZ het begeleidingsplan. Aan de basis van de cliëntgebonden taken staan het inventariseren van de woon- en leefsituatie van de cliënt en het verhelderen van de vraag van de cliënt. Daarna stelt een hulpverlener een ondersteuningsplan op voor en/of met de cliënt. In het ondersteuningsplan staat wie de cliënt is en wat zijn of haar vragen of wensen zijn. De afspraken over de inhoud van de zorg en ondersteuning aan de cliënt worden vastgelegd in het ondersteuningsplan. Er is vaak een evaluatie en bijstelling van het ondersteuningsplan. Sinds 2009 is het Besluit zorgplanbespreking AWBZ-zorg van kracht. Dit besluit heeft als doel de positie van de cliënt te verbeteren. Ook geeft de wetgever hiermee een basisnorm aan zorgaanbieders bij het gebruik van zorgplannen.

ig

Persoonsgericht werken

C

op

yr

Het ondersteuningsplan is bedoeld om persoonsgericht werken te bevorderen en om de eigen regie van mensen, die afhankelijk zijn van zorg en ondersteuning te vergroten. ‘Eigen regie’ en ‘kwaliteit van leven’ staan hierbij centraal. Belangrijke kenmerken van persoonsgerichte benaderingen zijn: • Ondersteuning is gebaseerd op individuele behoeften en doelen van de cliënt. • De ondersteuning stimuleert het benutten van de eigen kracht van de cliënt (empowerment). • De cliënt wordt actief betrokken bij het maken van voor hem of haar belangrijke keuzes. • Betrekken van het sociale netwerk van de cliënt. • Ondersteuning is gericht op sociale relaties en meedoen in de maatschappij.

46


Theoriebron Begeleiden binnen het kleinschalig wonen in de GHZ 1

Stappen in het ondersteuningsplan

C

op

yr

ig

ht

Ed

u'

Ac t

ie

fb

.v

.

In een ondersteuningsplan ga je methodisch, planmatig, te werk. De zorg en ondersteuning voor een cliënt moet afgestemd zijn op zijn wensen, behoeften, mogelijkheden en beperkingen. Door methodisch te werken ga je gestructureerd na wat die wensen en mogelijkheden zijn en maak je duidelijke afspraken met de cliënt (en zijn naasten), die je vastlegt in het plan. Ook evalueer je voortdurend zodat de zorg afgestemd blijft op de cliënt. Methodisch werken heeft de volgende stappen: 1. verzamelen van informatie 2. vaststellen van behoeften en problemen 3. vaststellen van doelen (bijvoorbeeld aanleren van nieuwe vaardigheden) 4. vaststellen van en plannen van activiteiten 5. uitvoeren van de activiteiten volgens planning 6. evalueren en zo nodig bijstellen van de zorg en ondersteuning.

47


.v

Theoriebron Begeleiden binnen het kleinschalig wonen in de GHZ 2

.

Theoriebron Begeleiden binnen het kleinschalig wonen in de GHZ 2

fb

Inleiding

Ed

u'

Ac t

ie

Als je cliënten begeleidt in projecten voor kleinschalig wonen in de GHZ werk je eigenlijk met je handen op je rug. Het is namelijk vooral de bedoeling dat de cliënt zelf aan het werk gaat om zo zelfstandig mogelijk te kunnen wonen en zijn dag in te richten. Het behoud en stimuleren van de eigen regie van de cliënt staat hierbij centraal. De begeleiding richt zich op wonen en welbevinden maar ook op dagbesteding en deelname aan de maatschappij.

ht

Dagbesteding.

ig

Integratie en Participatie

C

op

yr

Integratie is de opname van personen of bevolkingsgroepen in de maatschappij. Dat kan door middel van beschermde woonprojecten met verschillende zelfstandigheidsniveaus, aangepast aan de zorgbehoefte van de cliënt. Participatie gaat over handelingen van mensen waarmee zij hun leven zin geven en zoveel mogelijk naar eigen welbevinden inrichten. Binnen participatie worden drie leefdomeinen onderscheiden: • het privédomein (onder andere de eigen gezondheid en huishouding) • het domein van het sociaal-culturele leven (bijvoorbeeld door samen te sporten) • het domein van werk, sociale zekerheid en inkomen. De medewerkers van het kleinschalig wonen zijn zelf actief op zoek naar verbondenheid met de wijk. Ze geven zelf invulling aan het wijkgericht werken. Een aantal manieren zijn: • meedoen aan activiteiten, sporten en het verenigingsleven in de wijk • diensten verlenen voor inwoners van de wijk. Bijvoorbeeld meehelpen op de kinderboerderij, inzamelen van glas en papier, boodschappen doen voor ouderen en zieken in de wijk, tuinen onderhoud, kleine klusjes in en om het huis, verkooppunt bij het station • het organiseren van een koffiemoment voor bewoners van de wijk.

48


Theoriebron Begeleiden binnen het kleinschalig wonen in de GHZ 2

Werk en dagbesteding

fb

.v

.

Voor mensen met een handicap is het meestal niet vanzelfsprekend om een reguliere baan te hebben of contact met andere mensen te maken. Als je geen werk hebt mis je ook de dagelijkse structuur en contact met anderen. Je kunt een cliĂŤnt begeleiden bij het vinden van een goede werkplek. Dit kunnen leer- en werkervaringsplekken bij externe bedrijven of werkactiviteiten in een dagactiviteitencentrum zijn. Naast het hebben van werk of zinvolle dagbesteding is invulling van vrije tijd ook een voorwaarde voor kwaliteit van leven. Het kan helpen bij het verbreden van interesses, het ontmoeten van anderen en stimuleert een evenwichtig dagritme.

Ac t

ie

Bevorderen en herstel van zelfredzaamheid en participatie

C

op

yr

ig

ht

Ed

u'

Als hulpverlener ondersteun je mensen met een beperking om de regie over het eigen leven te voeren, zelfstandig keuzes te maken en beslissingen en verantwoordelijkheid te nemen om zo zelfstandig en zelfredzaam mogelijk te leven. Er zijn verschillende methoden bedacht om de eigen regie van een cliĂŤnt te waarborgen. Een aantal voorbeelden van methoden zijn het Vlaskamp-model, het Triple C-model, het EIM-model en de Individuele Rehabilitatiebenadering. Van deze methodieken zijn werkmodellen beschikbaar.

49


Theoriebron Groepen 1

Theoriebron Groepen 1

.

Inleiding

fb

.v

De meeste mensen zijn sociale wezens. Zij maken zowel gedwongen als ongedwongen deel uit van allerlei verschillende groepen. In elke groep is er een dynamiek. Dynamiek zegt iets over de processen en de interacties binnen de groep. In de ene groep is de dynamiek goed te herkennen terwijl die in een andere groep onduidelijk kan zijn. Het is belangrijk dat je verhoudingen, rollen, processen en interacties binnen de groep herkent. Daarnaast heb je oog voor de individuen binnen de groep.

ie

Groepen

ig

ht

Ed

u'

Ac t

Een groep is een grotere of kleinere verzameling mensen bij elkaar. Wanneer er twee mensen bij elkaar zijn ontstaat er al een groep. Als er meer mensen bij komen dan wordt de groep groter en zijn er meer afspraken nodig. Als je met een groep, bijvoorbeeld een woongroep, gezamenlijk wilt eten dan moeten er afspraken komen over bijvoorbeeld het tijdstip. Groepsleden hebben regelmatig en intensief contact met elkaar en kunnen elkaar beïnvloeden. Cliënten in kleinschalige woonprojecten van de GHZ maken vaak deel uit van een groep. Iedere groep ontwikkelt een eigen groepssfeer. De karakters, gedragingen en psychiatrische aandoeningen van cliënten in een groep kunnen effect hebben op elkaar.

C

op

yr

Samenwonen in een groep.

50


Theoriebron Groepen 1

Kenmerken van een groep

u'

Soorten groepen

Ac t

ie

fb

.v

.

Een groep heeft een aantal kenmerken: • directe interactie Binnen groepen reageren groepsleden op elkaar, er is een directe wisselwerking. Groepsleden krijgen feedback van elkaar, hierdoor is het mogelijk om het gedrag op elkaar af te stemmen. • gezamenlijke taak In een groep hebben groepsleden een gezamenlijke taak voor bijvoorbeeld werk, studie of hobby. Bijvoorbeeld samen koken of boodschappen doen. Of het strijden tegen een tegenstander bij een gezamenlijke sportactiviteit. • groepscultuur Groepsleden hebben gezamenlijke waarden, zaken die belangrijk gevonden worden om na te streven binnen de groep. Bijvoorbeeld hard werken. Daarnaast ontwikkelen groepsleden gezamenlijke normen binnen de groep, een manier om met elkaar om te gaan. Iedere groep ontwikkelt een eigen stijl, een eigen groepscultuur. • groepsstructuur Binnen een groep nemen groepsleden een bepaalde positie in, ieder groepslid krijgt een eigen plaats binnen de groep. Er ontstaat een netwerk van relaties tussen de groepsleden, de groepsstructuur.

Ed

Groepen kunnen op verschillende manieren ingedeeld worden, bijvoorbeeld in: • formele en informele groepen • primaire en secundaire groepen en • in- en out groepen.

ht

Formele en informele groepen

C

op

yr

ig

Een formele groep is een groep die een plek heeft in een structuur, de groep maakt deel uit van een groter geheel. Bijvoorbeeld een groep mensen die samenwerkt op een afdeling of werkplek. In een formele groep weet je wat er verwacht wordt, doordat afspraken zijn vastgelegd en er een duidelijk doel is. Ook is er een duidelijke taakverdeling. Een informele groep is een groep waarin de rollen en normen niet zijn vastgelegd. Een informele groep ontstaat buiten de structuur van een organisatie door bijvoorbeeld vriendschappen of gemeenschappelijke interesses. Binnen een formele groep kan een informele groep ontstaan, bijvoorbeeld een groepje met collega’s die van voetbal houden trekken naar elkaar toe. Daarnaast kunnen sommige collega’s ook van wandelen houden en dat met een groepje andere collega’s gaan doen.

Primaire en secundaire groepen In een primaire groep onderhouden groepsleden een persoonlijke en duurzame relatie met elkaar. Voorbeelden van primaire groepen zijn een gezin en een hechte vriendengroep. Je hebt een persoonlijke binding met de groep en voelt je er emotioneel bij betrokken. Bij een secundaire groep is er meer afstand tussen de groepsleden. De persoonlijke binding is minder sterk. Voorbeelden van secundaire groepen zijn een werkgroep voor verkeer of een werkgroep die een activiteit in de buurt organiseert.

51


Theoriebron Groepen 1

In- en outgroepen

ie

Functies van groepen

fb

.v

.

In- en outgroep heeft te maken met een onderverdeling tussen ‘wij’ (in-groep) en ‘zij’ (out-groep). Wie hoort binnen de groep en wie hoort buiten de groep. Een in-groep is een groep met een sterke samenhang en veiligheidsgevoel. Hoe hechter een groep is, hoe meer overeenstemming er zal zijn over de opvattingen en regels binnen de groep. Voorbeelden van een in-groep zijn een gezin en een vriendengroep. Ook leeftijdgenoten kunnen een in-groep zijn. Een out-groep is een groep waar je geen deel van uitmaakt. Tot de out-groep behoren alle buitenstaanders ten opzichte van de in-groep. Een out-groep is iedereen die niet tot de in-groep behoort. Bijvoorbeeld volwassenen zijn een out-groep voor kinderen en jongens een out-groep voor meisjes.

C

op

yr

ig

ht

Ed

u'

Ac t

Leven in groepen is voor mensen functioneel. Iedere groep heeft weer een andere functie. Door deel uit te maken van een groep kunnen mensen zich onderscheiden van anderen. Mensen ontlenen hun sociale identiteit aan de groep waarvan ze deel uitmaken. Factoren zoals opvoeding, opleiding en vrienden beïnvloeden hoe je denkt, voelt en handelt. Dit heeft invloed op jouw interesses, de dingen die jij belangrijk vindt en hoe je reageert en beslissingen neemt. Daarnaast kan het deelnemen aan groepen zorgen voor verbreding van de kennis en vaardigheden en jouw persoonlijke visie. Door ervaringen op te doen in groepen leer je steeds meer over jezelf en weet je steeds beter wat jij wilt en wat voor jou echt belangrijk is. Door deel te nemen aan een cursus of training krijg je nieuwe informatie en leer je hoe je dit toe kunt passen in de praktijk.

52


Theoriebron Groepen 2

Theoriebron Groepen 2

.

Inleiding

fb

.v

De meeste mensen zijn sociale wezens. Zij maken zowel gedwongen als ongedwongen deel uit van allerlei verschillende groepen. In elke groep is er een dynamiek. Dynamiek zegt iets over de processen en de interacties binnen de groep. In de ene groep is de dynamiek goed te herkennen terwijl die in een andere groep onduidelijk kan zijn. Het is belangrijk dat je verhoudingen, rollen, processen en interacties binnen de groep herkent. Daarnaast heb je oog voor de individuen binnen de groep.

ie

Groepsstructuur

u'

Ac t

Binnen een groep nemen groepsleden een positie in, ieder groepslid krijgt een eigen plaats binnen de groep. Er ontstaat een netwerk van relaties tussen de groepsleden, de groepsstructuur. Bij een groep die goed functioneert is er vaak een goede groepsstructuur. Een goede groepsstructuur wil zeggen dat de groepsleden met elkaar een samenhangend geheel vormen. De relaties en de rollen van de groepsleden zijn dan goed op elkaar afgestemd. Een goede groepsstructuur geeft de groepsleden veiligheid en bescherming die ieder groepslid nodig heeft om zich verder te kunnen ontwikkelen.

Ed

Groepscultuur

yr

ig

ht

Alle normen en waarden van groepsleden vormen samen de groepscultuur in een groep. Hiermee worden de regels bedoeld die gaan over hoe iemand zich dient te gedragen binnen de groep en datgene wat de groepsleden belangrijk vinden. Het is belangrijk dat de cultuur in een groep zo is dat de groepsleden zich veilig voelen. Als hulpverlener moet je weten hoe je een positieve groepscultuur kunt stimuleren. Een cultuur waarin groepsleden rekening houden met elkaar, elkaar kunnen motiveren om positief gedrag te laten zien en elkaar helpen met het oplossen van problemen. Samen kun je afspraken en groepsregels maken. Je geeft zelf het goede voorbeeld door je aan de regels te houden. Wanneer iemand zich niet aan de regels houdt kun je deze bespreken met de groep. Dit zorgt voor vertrouwen en een gevoel van veiligheid.

C

op

Groepscohesie Voor mensen is het belangrijk dat er een goede groepscohesie is binnen de groep om zich te kunnen ontwikkelen. Dit betekent dat de groepsleden met elkaar een geheel vormen. Groepsleden willen bijvoorbeeld graag bij elkaar zijn, vertrouwen elkaar en zijn zorgzaam voor elkaar. Wanneer er een wij-gevoel heerst binnen een groep, heeft een groep een hoge cohesie. In groepen met een lage cohesie is er weinig wij-gevoel en zijn groepsleden minder betrokken. Groepscohesie kan verstoord worden door het ontstaan van subgroepjes binnen de groep. Negatieve reacties en negatieve feedback van mensen buiten de groep, het wisselen van de leiding van de groep of andere grote veranderingen kunnen de groepscohesie verstoren. Groepscohesie kan versterken door groepsleden de mogelijkheid te geven om hun verhaal kwijt te kunnen en met ideeĂŤn te komen. Ook gezamenlijke groepsactiviteiten en het geven van taken en verantwoordelijkheden kunnen bijdragen aan een goede groepscohesie.

53


Theoriebron Groepen 2

Groepsklimaat

ie

fb

.v

.

Een positief groepsklimaat is belangrijk voor het welzijn van de groep. Als groepsleden zich veilig voelen en lekker in hun vel zitten, functioneren zij beter. Ook de hulpverlener functioneert beter wanneer dit het geval is. Bij een positief groepsklimaat zal er onderling minder ‘gedoe’ zijn waardoor er meer tijd overblijft om activiteiten te ondernemen. In een positieve groep kunnen ook conflicten zijn maar die zijn vaak goed op te lossen. Het is belangrijk dat je aandacht besteedt aan het bevorderen van een positief groepsklimaat. In een positieve groep corrigeren groepsleden elkaar en hoeven groepsbegeleiders zich minder bezig te houden met begrenzen en het ombuigen van negatief gedrag van groepsleden. Het is belangrijk dat er afspraken gemaakt worden voor gewenst gedrag. Ook kun je zorgen voor wederzijds vertrouwen door jezelf te zijn, inlevingsvermogen te tonen en door goed te luisteren naar de groepsleden. Daarnaast kan het gebruik van humor spanningen doorbreken.

Ac t

Rollen

u'

Rollen zijn verwachtingen over het gedrag dat iemand in een bepaalde positie zou moeten vertonen. In een groep kun je verschillende rollen onderscheiden: • actieve groepsleden (initiatiefnemers) • sociale groepsleden • neutrale groepsleden.

Ed

Actieve groepsleden Actieve groepsleden nemen veel initiatief. Ze komen vaak zelf met een idee of voorstel en reageren vaker op de inbreng van andere groepsleden.

ht

Socialen Socialen zijn meer op elkaar gericht. Ze kunnen ervoor zorgen dat de sfeer in de groep bewaakt wordt en hierdoor positief blijft.

yr

ig

Neutralen Neutralen nemen weinig initiatief. In een groep met veel neutralen is het lastiger om keuzes te maken, omdat er geen initiatief genomen wordt. Wanneer alle groepsrollen evenwichtig aanwezig zijn, dan is er een goede structuur binnen de groep.

C

op

Groepsrollen in de praktijk

54

De rol die je aanneemt als hulpverlener heeft invloed op de groep. Wanneer je werkt met een groep met veel sociale maar weinig actieve groepsleden, kun je de actieve rol op je nemen en hierdoor de actieve kanten van de groepsleden versterken. Dit kun je doen door bijvoorbeeld zelf met ideeën of voorstellen te komen en te vragen hoe de groep hierover denkt. Daarnaast kun je ook de rollen van de groepsleden versterken door groepsleden in te zetten. In iedere groep zijn wel groepsleden te vinden die zich positief en sociaal opstellen. Deze groepsleden hebben vaak een hoge status binnen de groep en zijn een model voor de andere groepsleden. Als hulpverlener kun je de kwaliteiten van deze groepsleden gebruiken door hen het eerst de beurt te geven bij een groepsgesprek waardoor negatief gedrag minder kans heeft om de groepsnorm te worden.


Theoriebron Groepen 2

Leiders

C

op

yr

ig

ht

Ed

u'

Ac t

ie

fb

.v

.

Sommige leiders worden officieel aangesteld en soms ontwikkelt leiderschap zich spontaan. Als drie mensen in een groepje samenwerken aan een opdracht en je observeert dit van een afstand, dan zie je dat zich al snel leiderschap ontwikkelt. Een formele leider wordt aangewezen als leider van de groep. Door bijvoorbeeld een sollicitatie naar of stemming over deze functie. Een informele leider binnen een groep is een leider die niet formeel de leiding heeft maar toch de leiding neemt. Doordat deze persoon bijvoorbeeld populair is, goede ideeĂŤn heeft of de belangen van de groep goed kan verdedigen. Groepsprocessen bepalen mede welke persoon de kans krijgt om de leiding op zich te nemen.

55


Theoriebron Begeleiden van groepen

.

Theoriebron Begeleiden van groepen

.v

Inleiding

Ac t

Groepsdynamica

ie

fb

De meeste mensen zijn sociale wezens. Zij maken zowel gedwongen als ongedwongen deel uit van allerlei verschillende groepen. In elke groep is er een dynamiek. Dynamiek zegt iets over de processen en de interacties binnen de groep. In de ene groep is de dynamiek goed te herkennen terwijl die in een andere groep onduidelijk kan zijn. Het is belangrijk dat je verhoudingen, rollen, processen en interacties binnen de groep herkent. Daarnaast heb je oog voor de individuen binnen de groep.

Ed

u'

In de beroepspraktijk zijn groepen vaak willekeurig samengesteld. Mensen kiezen niet zelf voor een groep maar worden erin geplaatst. De groep bestaat soms al, een nieuw groepslid moet zijn of haar plaats in de groep dan nog vinden. Doordat er binnen een groep verschillende mensen zijn en er zich verschillende situaties voordoen ontstaat er dynamiek. Bijvoorbeeld wanneer een cliënt ruzie heeft gehad met een andere cliënt en niet meer samen wil koken. Groepsdynamica is een wetenschap die zich bezighoudt met het gedrag van mensen in groepen en met de relaties tussen groepen onderling. Groepsdynamica gaat over het groepsproces, het gedrag en de verschillende rollen van de groepsleden in een groep en de invloed die groepsleden in een groep op elkaar hebben.

ht

Vertrouwen in elkaar

C

op

yr

ig

Vertrouwen in elkaar is de basis van het contact. Wanneer de leden van de groep elkaar vertrouwen, zijn zij eerder bereid zich kwetsbaar op te stellen en durven zij eerder fouten te maken. Wijs een ander niet af, veroordeel de andere groepsleden niet, maar accepteer de verschillende bijdragen van de groepsleden. Wat kan helpen bij het vertrouwen in elkaar? Een gezamenlijk doel, elkaar steunen en accepteren, excuses maken, feedback geven en samenwerken.

56

De groepssfeer positief bevorderen Er zijn positieve en negatieve groepen. In een positieve groep leren cliënten veel van elkaar en delen ze ervaringen. In een negatieve groep hebben cliënten veel ruzie of durven ze hun mening niet naar voren te brengen. In een positieve groep vinden alle cliënten hun eigen plek en krijgen ze de ruimte om eigen initiatieven te ontplooien.


Theoriebron Begeleiden van groepen

Aspecten van de groepssfeer

Ac t

ie

fb

.v

.

De groepssfeer gaat over vijf aspecten: • algemene sfeer Hoe is de sfeer? In een positief groepsklimaat is er welwillendheid en zijn groepsleden nieuwsgierig naar een nieuwe cliënt. • onderlinge relaties Hoe zijn de relaties tussen de cliënten onderling? Tel bijvoorbeeld het aantal vriendschappelijke relaties in de groep. • onderlinge communicatie Hoe verloopt de communicatie tussen de cliënten? Er kan veel of weinig onderling contact zijn en het contact kan positief of negatief zijn. • rollen in de groep Hoeveel verschillende rollen zijn er in de groep? In een positief groepsklimaat zijn er allerlei rollen, zoals cliënten die leiding nemen, cliënten die initiatief nemen, cliënten die knopen doorhakken, zorgzame cliënten en komieken. • samenhang in de groep In hoeverre zijn de cliënten betrokken bij elkaar? Kennen ze elkaar goed, praten ze in de ‘wij-vorm’, werken ze samen aan taken? In dat geval is er samenhang.

u'

Een positieve groep creëren

ht

Ed

Als hulpverlener kun je de groepssfeer op verschillende manieren verbeteren, waarbij het van groot belang is dat er positieve groepsnormen gaan gelden. Een analyse van de aspecten van de groepssfeer kan helpen. Dan kun je proberen de zwakke punten uit de analyse te verbeteren. Sowieso is het goed om te werken aan de groepsnormen. Dit zijn de richtlijnen voor het gedrag in de groep. Een hulpverlener kan positieve groepsnormen stimuleren door bijvoorbeeld positief ingestelde cliënten het voortouw te geven. Ook kun je de bestaande positieve groepsnormen benoemen of zelfs omzetten in afspraken en deze ophangen, zoals respect en een ander laten uitpraten. Verder geldt ook hier weer: geef zelf door je manier van communiceren en zijn het goede voorbeeld aan cliënten.

ig

Groepsregels opstellen

C

op

yr

Bij het opstellen van de groepsregels kun je het beste de volgende vuistregels aanhouden: • Stel de regels samen met de cliënten op. Wanneer cliënten meedenken zijn ze meer betrokken bij de regels en zullen ze zich er meer aan houden of andere cliënten erop aanspreken. • Formuleer de regels positief. Zeg liever wat de cliënten wel moeten doen dan wat ze niet moeten doen. Dus liever ‘houd je aan het kookschema’ in plaats van ‘niet vergeten wanneer je moet koken’. • Maak de regels zichtbaar. Door de regels in de groepsruimte op te hangen, zorg je ervoor dat alle cliënten ze regelmatig zien. • Bespreek de regels regelmatig met elkaar. Nieuwe cliënten worden op deze manier ook betrokken en het is een goed moment om te bekijken of de regels goed werken.

57


Theoriebron Begeleiden van groepen

Elke cliënt tot zijn recht laten komen

ie

Samenwerken bevorderen

fb

.v

.

Wanneer cliënten niet tot hun recht komen in de groep, kan de hulpverlener deze cliënten stimuleren om zichzelf meer te laten zien. In een grote groep kan het gebeuren dat cliënten die normaal gesproken wat stiller zijn, nog stiller worden. Vaak zijn deze groepsleden ook minder tevreden, omdat ze weinig inbreng hebben. Een hulpverlener zou de stillere cliënten meer kunnen betrekken bij de groep door ze nadrukkelijk om een mening of een reactie te vragen, of door ze bijvoorbeeld een knipoog te geven. Dit zorgt voor veiligheid. Ook komt het soms voor dat cliënten met bijzonder karaktereigenschappen op de achtergrond blijven en daardoor niet tot hun recht komen. Je kunt proberen om deze cliënten te stimuleren meer van zichzelf te laten zien. Zo kan er bijvoorbeeld een cliënt zijn die zich goed kan inleven. Hij of zij kan misschien goed bemiddelen bij ruzies.

C

op

yr

ig

ht

Ed

u'

Ac t

Wanneer cliënten niet met elkaar willen samenwerken, is dat een teken dat er in de groep een gebrek aan samenhang is. Je kunt het samenwerken bevorderen door rollen te verdelen. In een groepje kan bijvoorbeeld een gespreksleider zijn, iemand die verantwoordelijk is voor het benodigde materiaal, iemand die de planning in de gaten houdt en iemand die het verslag schrijft. Wanneer je het samenwerken bevordert, zal dat een positieve invloed hebben op de sfeer in de groep.

58


ht

ig

yr

op

C

u'

Ed ie

Ac t

fb

.

.v


ht

ig

yr

op

C

u'

Ed ie

Ac t

fb

.

.v


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.