Keuzedeel inspelen op innovaties

Page 1

Keuzedeel Inspelen op innovaties


Colofon Uitgeverij: Edu’Actief b.v. 0522-235235 info@edu-actief.nl www.edu-actief.nl Auteur: Jeroen van Dongen Titel: Keuzedeel Inspelen op innovaties ISBN: 9789037243208 ©

Edu’Actief b.v. 2017 Behoudens de in of krachtens de Auteurswet gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h Auteurswet dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in compilatiewerken op grond van artikel 16 Auteurswet kan men zich wenden tot de Stichting PRO (www.stichting-pro.nl). De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden. Door het gebruik van deze uitgave verklaart u kennis te hebben genomen van en akkoord te gaan met de specifieke productvoorwaarden en algemene voorwaarden van Edu’Actief, te vinden op www.edu-actief.nl.


Inhoudsopgave 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21.

Hoe werk je met een keuzedeel? Over dit keuzedeel Student ontwikkelt zijn zelfbeeld Mag ik u wat vragen? Branchevervaging en innovaties De toekomst van mijn beroep Een leven lang leren Nu moet u even naar mij luisteren Theoriebronnen 8 to be great De branche en de bedrijfskolom De opkomst van het internet De elevator pitch Het vijfkrachtenconcurrentiemodel Iedereen heeft succesmomenten Innovaties zijn overal Kies je keuzedeel Mijn Sociale netwerk in beeld brengen Student en LinkedIn Teamrollen van Belbin The big five Typistenpoules in de vorige eeuw Woordweb

4 8 11 19 26 31 35 39 41 42 43 45 47 48 50 51 52 55 58 61 63 65 66


Hoe werk je met een keuzedeel?

Hoe werk je met een keuzedeel? In iedere opleiding volg je een aantal keuzedelen. Ze zijn bedoeld om je beter op de arbeidsmarkt voor te bereiden. Je school bepaalt het aanbod waaruit je kunt kiezen en wanneer je zo’n keuzedeel kunt volgen. Hoelang je aan een keuzedeel werkt, varieert: 240, 480 of 720 studiebelastingsuren (SBU). Die informatie vind je in de inleiding Over dit keuzedeel, waarmee elk keuzedeel begint. Waar en wanneer je aan een keuzedeel werkt, bepaalt je school. Dat kan op school zijn, op je stageadres of thuis. Meestal zal het een mix van deze drie zijn.

Inleiding Een keuzedeel van Edu’Actief begint met een introductie. Dat kan naast een korte inleiding bijvoorbeeld een filmpje zijn over iemand die binnen zijn werkveld te maken krijgt met de inhoud van dit keuzedeel. Vervolgens vind je vermeld uit welke onderwerpen (leereenheden) het keuzedeel bestaat.

Uitdaging In elk keuzedeel werk je stap voor stap toe naar een eindopdracht: de uitdaging, waarvoor je de stof van het gehele keuzedeel gebruikt. Het kan bijvoorbeeld gaan om de verzorging van een wijnproeverij met bijpassende hapjes, een compleet ondernemersplan voor een startup, een gevuld zorgdossier waarin je hebt gedocumenteerd welke begeleiding je een cliënt hebt gegeven en wat de resultaten waren, etc. Je werkt in een aantal stappen naar de eindopdracht toe. Elke stap levert per leereenheid ten minste één beroepsproduct op, dat wil zeggen een document, een (video)verslag van een gesprek of een fysiek product zoals je dat ook in de beroepspraktijk maakt. Dat kan bijvoorbeeld een wijnkaart zijn of het financiële hoofdstuk van een ondernemingsplan.

Resultaten Daarna vind je een beschrijving van de doelen waaraan je gaat werken: een opsomming van de resultaten aan het eind van het keuzedeel.

Beoordeling Je werkt individueel en soms samen met medestudenten aan je opdrachten. De beoordeling van je werk gebeurt op verschillende manieren en momenten. Het kan zijn dat je een of meer kennistoetsen maakt die mee tellen in de eindbeoordeling. Je zult ook een beoordeling krijgen van de beroepsproducten die je tijdens dit keuzedeel oplevert. En natuurlijk wordt je eindopdracht beoordeeld. Je vindt de beoordelingscriteria telkens kort beschreven in de inleiding Over dit keuzedeel op elke leereenheid. Hoe zwaar een onderdeel meetelt, hoor je van je docent.

Oriëntatieopdrachten Voordat je met de eerste leereenheid van een keuzedeel begint, maak je een aantal opdrachten waarmee je je nader op de stof oriënteert. Zo verken je het terrein van dit keuzedeel.

Bronnen en verwijzingen In dit keuzedeel vind je verwijzingen naar bronnen. Deze kun je herkennen aan een icoontje. Dit kan een theoriebron zijn, een internetlink of een filmpje. Zo zien de icoontjes eruit:

4


Hoe werk je met een keuzedeel?

Internetsite Theoriebron

Filmpje

De theoriebronnen op alfabetische volgorde vind je na de opdrachten in dit boek. Je kunt de inhoudsopgave gebruiken om de juiste bronnen snel te vinden.

Let op! Bronnen worden op verschillende manieren bij de opdrachten aangegeven: 1. bron voor een opdracht. In dit geval is de theoriebron van toepassing op de daaropvolgende opdrachten. 2. bron in een opdracht. In dit geval is de theoriebron alleen van toepassing op deze specifieke opdracht. Wordt er in een opdracht geen bron aangegeven, maar heb je wel bepaalde informatie nodig, dan zoek je de informatie in een van de eerder genoemde bronnen binnen deze leereenheid.

De internetsites en filmpjes kun je vinden op 24boost, het leerplatform waarop de digitale versie van dit keuzedeel staat. Het keuzedeel in ingedeeld in leereenheden. De titel van de leereenheid vind je bovenaan de pagina in je boek. Zoek in dezelfde leereenheid op 24boost naar het juiste opdrachtnummer en/of de juiste bron. Om toegang te krijgen tot 24boost moet je eerst een account aanmaken en je licentie activeren. 1. Ga naar https://start.24boost.nl 2. Ga naar ACCOUNT AANMAKEN

5


3. Vul alle gevraagde gegevens in en klik op ACCOUNT AANMAKEN

4. Activeer je account via de link in de e-mail die je hebt ontvangen. Let op! De e-mail kan in je ongewenste e-mail terechtkomen.

5. Log in met jouw Gebruikersnaam en Wachtwoord.

6. Klik op OVERSLAAN in het scherm waar je nu op komt

6


Hoe werk je met een keuzedeel?

7. Klik op Activeer je licentie.

8. Voer de licentiecode in die voorin je boek staat en kies voor Uitgeverij Edu’Actief. Klik op ACTIVEER.

9. Onder LEREN tref je de bronnen aan.

Voor het gebruik van 24boost heb je een tablet, laptop of computer met internettoegang nodig. Je werkt je opdrachten uit op papier of digitaal.

7


Over dit keuzedeel

1. Over dit keuzedeel ‘De wereld verandert razendsnel’, hoor je vaak. Ieder voorbeeld van deze snelle verandering is een voorbeeld van innovatie. Innovatie biedt niet alleen vooruitgang en vernieuwing, maar ook een kans voor de nieuwe generatie om haar stempel te drukken op de wereld. Een kans voor jou dus om jouw stukje van de wereld te veroveren! Veel mensen worstelen nog met de nieuwe mogelijkheden van bijvoorbeeld het internet en mobiele telefoons. Jij niet, want jij bent er immers mee opgegroeid! Dit keuzedeel gaat over kansen. Hoe kun jij de komende veranderingen gebruiken om jouw plekje op de arbeidsmarkt te bemachtigen, en zo jouw carrière een goede start te geven? Hoe kun jij ‘inspelen op innovaties’?

Hoe werk je met een keuzedeel?

Mobiel bellen in 1999

Grappig filmpje hè? Dit is een goed voorbeeld van innovatie. Veel mensen konden zich niet voorstellen hoe de mobiele telefoon de wereld ging veranderen. Er waren nieuwe technische mogelijkheden, maar veel mensen zaten nog vast in een oude manier van denken. Deze mensen wisten wel dat de mobiele telefoon bestond, maar konden zich nog niet voorstellen dat hij handig kon zijn. Een klein aantal mensen had wel goede ideeën over hoe je een mobiele telefoon handig kon maken. In 2001 werd de eerste BlackBerry verkocht! Zo gaat het ook bij veel beroepen. Er zijn veel technische toepassingen die nu nog niet worden gebruikt. Argumenten als “het gaat nu toch ook goed” en “we doen het al jaren zo” weerhouden veel mensen en bedrijven ervan om iets nieuws te proberen. Tot er een pionier komt die wel een manier vindt om de nieuwe techniek goed te gebruiken. Zo’n verandering ontwikkelen en toepassen is niet gemakkelijk. Soms lukt het helemaal niet, en vaak is er ook veel weerstand om de dingen anders aan te pakken. Kijk maar eens naar de parabel De apen en de banaan. De parabel van de apen en de banaan

Heb jij dat ook wel eens gehoord? ‘Dat hebben we al geprobeerd en dat lukt niet’, misschien bij jouw weekeindbaan of bij jouw sportvereniging? Voor het beroep waarvoor jij nu aan het leren bent, ben Jij bent in veel opzichten nog de ‘nieuwe aap’. Het is voor jou belangrijk om je eigen weg te vinden en je niet te laten leiden door ‘hoe het hoort’. Jij hebt natuurlijk nog niet zo veel ervaring in het beroep, maar ook de makers van de eerste iPhone hadden geen ervaring met het maken van een telefoon. Wel hebben zij veel onderzoek gedaan naar de mogelijkheden om te veranderen en een goede manier gezocht om hun innovatie te laten slagen.

8


Over dit keuzedeel

De uitdaging In dit keuzedeel ga jij een onderzoek doen naar mogelijke innovaties in de branche waarin jij werkt, en een manier zoeken om deze innovatie te laten slagen. Aan het einde van dit keuzedeel kun jij op een overtuigende manier aan anderen duidelijk maken hoe jouw werkveld, jouw beroep, jouw werkzaamheden, maar ook de branche waarin jij werkt, gaat veranderen in de nabije toekomst. Veranderingen die worden veroorzaakt door nieuwe technische mogelijkheden, maar ook door andere manieren van werken en veranderende eisen van de maatschappij. Je kunt deze ontwikkelingen benoemen en jij kunt toelichten hoe deze ontwikkelingen aansluiten op jouw eigen kwaliteiten en vaardigheden. Je gaat dit in een presentatie verwoorden, maar je kunt dit ook pakkend weergeven met zelf ontworpen beeldmateriaal.

Leerdoelen Dit keuzedeel bevat zes leereenheden die elk bestaan uit een aantal opdrachten. De algemene leerdoelen per leereenheid zijn hieronder omschreven. Leereenheid 1 De student ontwikkelt zijn zelfbeeld. Leereenheid 2 De student leert feedback ontvangen en gebruiken. Leereenheid 3 De student begrijpt het verband tussen de branche en innovatie. Leereenheid 4 De student heeft kennis van de sturende krachten achter de veranderingen in zijn branche. Leereenheid 5 De student kan de richting van zijn eigen ontwikkeling omschrijven. Leereenheid 6 De student kan het verband omschrijven tussen de eigen ontwikkeling en de veranderingen in zijn branche.

Beoordeling Je wordt beoordeeld op twee onderdelen: • de verzameling van opdrachten die je inlevert (het portfolio) • de eindpresentatie. Bij iedere opdracht die je maakt lever je bewijstukken in. Soms is dat een geschreven stuk tekst, soms is dat een zelfgemaakte afbeelding of een zelfgemaakt filmpje. Met een opdracht toon je aan of jij een bepaald leerdoel hebt bereikt. Het leerdoel dat je moet bereiken staat omschreven bij iedere opdracht. Aan het einde van dit keuzedeel geef je een presentatie waarin jij jouw resultaat van jouw keuzedeel toelicht. Bij het beoordelen van de presentatie wordt, naast de inhoud, vooral ook gekeken naar hoe je de informatie overbrengt. In totaal worden er dus zeven beoordelingen gemaakt. Een beoordeling per leereenheid, en een beoordeling voor de presentatie.

9


1.1

Oriëntatie Opdracht 1: Innovatie in 1999 Mobiel bellen in 1999

a. Je hebt net een filmpje gezien over mobiel bellen in 1999. Denk jij dat de mensen in dat filmpje uitzonderlijk waren of dachten in 1999 de meeste mensen er zo over?

b. Stel nu dat de meeste mensen er zo over dachten, wat zou daar dan de reden van kunnen zijn? c. Wat zou een mobiele telefoon uit 1999 al kunnen? De parabel van de apen en de banaan

d. Je hebt net een filmpje gezien dat De parabel van apen en de banaan heet. Wat is een parabel? e. Waarom is het zo gek dat de apen de banaan niet meer proberen te pakken? f. Geef een voorbeeld van een moment dat jij iets voorstelde om te doen en dat iemand als antwoord gaf: ‘Dat heeft geen zin, dat lukt toch niet.’ Of een antwoord dat daarop leek.

Opdracht 2: Jij en innovatie, nu! a. Zoek op internet naar informatie over het begrip innovatie. Beschrijf vervolgens in ongeveer vijftig woorden wat wordt verstaan onder innovatie. Top 5 ingrijpende innovaties

b. Bekijk de film Top 5 ingrijpende innovaties. Innovaties zijn van elke tijd. Wat zijn de vijf belangrijkste innovaties?

c. Waarom is het belangrijk dat innovatie wordt gestimuleerd in bedrijven en door de overheid? Top 5 Future technology inventions

d. Bekijk de film Top 5 Future Technology Inventions. Noteer de vijf belangrijkste inventions. e. Welke van de vijf spreekt jou het meeste aan en waarom?

10


Student ontwikkelt zijn zelfbeeld

2. Student ontwikkelt zijn zelfbeeld 2.1

Over deze leereenheid In deze eerste leereenheid van het keuzedeel Inspelen op innovaties begin je met het maken van een duidelijke omschrijving van jezelf. Je hebt waarschijnlijk wel eens eerder een korte typering van jezelf gemaakt, bijvoorbeeld bij het schrijven van je motivatiebrief voor jouw stage of bij het introductie-onderdeel van jouw cv. We gaan het hier echter veel uitgebreider aanpakken. Dit keuzedeel begint met het ontwikkelen van jouw zelfbeeld, omdat je dat zelfbeeld gebruikt bij de volgende onderdelen van dit keuzedeel. Je hebt jouw omschrijving nodig om te kunnen bepalen hoe jij kunt inspelen op innovaties. Jouw kwaliteiten en interesses bepalen voor een groot deel hoe jij de komende innovaties kunt gebruiken om jouw stukje van de wereld te veroveren. Ook al studeer jij nu voor een bepaald beroep, dat betekent niet dat al vastgelegd is hoe jouw toekomstige functie eruitziet. Commercieel medewerker en schoonheidsspecialist lijken heel verschillende beroepen; Toch kan een commercieel medewerker werken in de cosmetica-industrie en kan een schoonheidsspecialist haar eigen zaak opbouwen en bezig zijn met een marketingplan en het werven van klanten. Een functieomschrijving kun je goed vergelijken met een sport. Ook al ben je een voetballer, jij kunt zelf kiezen of je in de spits wil staan, op het middenveld, of in de goal. Jij kiest wat het beste bij jou past. De opdrachten in dit eerste deel helpen jou bij die keuze.

Leerdoelen -

De student heeft kennis van verschillende karaktereigenschappen. De student heeft beginnend inzicht in eigen karakter. De student heeft ontwikkeldoelen voor zijn karaktereigenschappen. De student heeft kennis van acht basisvaardigheden. De student heeft inzicht in zijn eigen basisvaardigheden. De student begrijpt wat het nut van een sociaal netwerk is. De student kan zijn eigen sociale netwerk in kaart brengen. De student bouwt zijn eigen netwerk uit.

Beoordeling Aan ieder leerdoel is een aparte opdracht gekoppeld. Door de opdracht uit te voeren kun jij aantonen dat jij het leerdoel hebt bereikt. Voor iedere opdracht kun je een score halen tussen de 1 en de 5. In totaal kun je 35 punten scoren. Indien je minimaal 20 punten scoort heb je een voldoende voor dit onderdeel.

11


2.2

Student ontwikkelt zijn zelfbeeld Opdracht 1: Wat voor een type ben jij? Als je jezelf omschrijft, kun je jouw uiterlijke kenmerken omschrijven. Bijvoorbeeld: blond haar en bruine ogen. Dat is meestal gemakkelijk. Het wordt moeilijker wanneer je jouw innerlijke kenmerken moet omschrijven. Innerlijke kenmerken worden vaak omschreven als dingen die je vaak doet. Kijk maar eens naar de omschrijvingen van Nabil Time van type studenten in de klas. Nabil Time - Type studenten in de klas

Zoals Nabil zijn klasgenoten typeert is erg eenvoudig. Toch zul jij er een aantal direct herkennen! Er zijn veel manieren om iemand te typeren. Over het algemeen wordt er gesproken over persoonlijkheidseigenschappen. Deze kun je moeilijk veranderen. Daarnaast zijn er vaardigheden. Dat zijn dingen die je kunt leren en verbeteren. Deze opdracht gaat over persoonlijkheidseigenschappen. In deze opdracht moet jij jezelf omschrijven. Dat is best moeilijk, want het is de bedoeling dat je iets dieper gaat dan de omschrijvingen van Nabil. Om je hierbij te helpen hebben we deze opdracht opgedeeld in een aantal stappen. Neem rustig de tijd voor deze opdracht. Je hebt geen haast. Soms duurt het even voordat je een zin op papier krijgt en moet je die daarna nog een aantal keer herschrijven. Dat is bij de meeste mensen zo. Vaak moet je de opdracht ook meerdere malen lezen voordat je door hebt wat er nu precies van je wordt verwacht. The big five

a. Lees de bron over The big five. Waarom worden deze eigenschappen The big five genoemd? b. Kies twee van de vijf karaktereigenschappen uit die je het beste bij jou vindt passen. c. Jeanie uit Middelburg heeft voor twee karaktereigenschappen gekozen en een situatie bedacht waaruit blijkt dat deze karaktereigenschappen bij haar passen. Lees haar omschrijving.

Hoe omschrijf je een karaktereigenschap? Jeanie, 17 jaar, uit Middelburg Gekozen karaktereigenschap: Extraversie Ik herken mijzelf erg in de karaktereigenschap extraversie. Als voorbeeldsituatie heb ik gekozen voor mijn eerste schooldag. Op mijn eerste schooldag tijdens de eerste les heb ik bewust een rustig plekje in de klas uitgezocht en ben ik naast iemand gaan zitten die ik al kende van de open dag. Ik lette goed op en keek aandachtig om mij heen. Ik luisterde naar alle verhalen die er rondom mij werden verteld. Zo kwam ik een hoop te weten over mijn klasgenoten. Ik maakte rustig een praatje met de klasgenoot naast mij. Een-op-eencontacten vind ik fijn. Ik ben introvert.

12


Student ontwikkelt zijn zelfbeeld

d. Geef voor de twee karaktertrekken die jij hebt gekozen ook twee voorbeelden waaruit blijkt dat ze bij jou passen.

e. Afronding. Je hebt nu twee karaktereigenschappen gekozen, en vier situaties beschreven. Lever deze opdracht in bij jouw docent.

Opdracht 2: Wat wil jij veranderen? Je hebt in de vorige opdracht twee van de Big Five-karaktereigenschappen gekozen die het beste bij jou passen. Je hebt tijdens die opdracht nagedacht over situaties waaruit blijkt welk type jij bent. Mogelijk heb je ook over situaties nagedacht waarbij je eigenlijk had gewild dat je wat anders had gedaan. Misschien had je in die situatie juist eerder iets willen zeggen of liever een keer wat langer je mond dichtgehouden. Dit kan een gevolg zijn van jouw karakter. Bijvoorbeeld: extraverte mensen praten vaak veel, soms meer dan ze eigenlijk hadden gewild. Het kan best zijn dat je bepaalde onderdelen van jouw karakter wilt veranderen. Het is best moeilijk om iets aan je karakter te veranderen. Extraverte mensen worden bijna nooit helemaal introvert. Toch kun je jezelf trainen om jouw karaktereigenschappen een klein beetje aan te passen. Daarnaast is het handig om door te hebben in welke situaties je moet opletten omdat jouw karakter je dan regelmatig de verkeerde kant opduwt. In deze opdracht ga je kijken naar de onderdelen in jouw karakter die je zou willen veranderen.

a. Zoek tien vacatureteksten die horen bij jouw beroep. Zorg dat het uitgebreide vacatureteksten zijn. Maak een foto van deze vacatureteksten.

b. Kies dertig woorden uit de vacaturetekst die je kunt koppelen aan een karaktereigenschap. Woordweb

c. Maak een woordweb van de vijf karaktereigenschappen en de woorden die je uit de vacatureteksten hebt gehaald. Weet je niet wat een woordweb is? Lees dan de theoriebron Woordweb.

d. De woorden die worden gebruikt in vacatureteksten zijn altijd positief: doorzetter, aanpakker, enthousiast enzovoort. Haal uit jouw woordweb vijf woorden die je nu nog niet voldoende in jezelf herkent. Maak van elk van deze vijf woorden een zin waaruit blijkt dat jij aan deze eigenschap wilt werken. Voorbeeld: ik wil vaker worden herkend als een doorzetter door mijn klasgenoten, of: vanaf nu ga ik vaker mijn problemen aanpakken in plaats van erover te klagen.

13


Opdracht 3: Wat moet ik kunnen en waar liggen mijn krachten? In de eerste twee opdrachten heb je gewerkt aan karaktereigenschappen. Nu ga je werken aan vaardigheden. Bij karaktereigenschappen was het moeilijk om deze bij jezelf te veranderen. Bij vaardigheden is dit heel anders. Vaardigheden moet je volledig aanleren. Voor het trainen en verbeteren van vaardigheden ga je onder andere naar school! Nederlands en rekenen bijvoorbeeld, zijn door iedereen aangeleerd. Als iemand in het Engels is opgevoed zal hij geen woord Nederlands verstaan. Dat zal hij volledig moeten leren. Sommige mensen hebben wel meer aanleg om iets te leren. De een vindt het makkelijk om een nieuwe taal te leren, de ander vindt juist rekenen gemakkelijker. Hoe snel je iets kunt leren hangt van veel factoren af. Als je iets leuk vindt, zul je er automatisch meer tijd aan besteden met als gevolg dat je er ook beter in wordt. Als je ergens goed in bent, kun je daar succes mee behalen. Iedereen vindt het behalen van een succes leuk, dus dan ga je er meer tijd aan besteden. Vaak word je er dan nog veel beter in. Als je iets niet leuk vindt, kost het heel veel moeite om dat op te pakken. Je zult er dan waarschijnlijk niet zo veel tijd aan willen besteden en er daardoor niet zo goed in worden. Op school zul je dit waarschijnlijk ook tegenkomen. Bij sommige vakken val je al bij het openslaan van het (digitale) boek in slaap. Bij andere vakken sta je te popelen om te beginnen en is de les eigenlijk steeds te snel voorbij. Op school wordt er verteld wat je moet leren. De docent bepaalt welke stof je onder de knie moet krijgen voor het behalen van je diploma. Bij de keuzedelen is dit anders. Bij de keuzedelen is de keuze aan jou. Jij bepaalt zelf waar je tijd aan besteedt en waar je beter in wilt worden. Het is goed om iets te kiezen waar je warm van wordt, maar hoe ga je dat aanpakken? In deze opdracht gaan we eerst kijken naar de basisvaardigheden die je nodig hebt om ergens goed in te worden. Het leuk vinden, of ergens warm van worden is een slechts een onderdeel. Er is meer. 8 To be great

a. Lees artikel 8 To be great. Hoeveel mensen zijn er geïnterviewd om tot deze acht basisvaardigheden te komen?

b. Bedenk bij iedere vaardigheid minstens één voorbeeld waarbij je deze vaardigheden gebruikt. In het voorbeeld van Hayat uit Amsterdam kun je lezen hoe zij de vaardigheid passie toelicht.

Voorbeeld: Hayat uit Amsterdam en de eigenschap Passie Mijn voorbeeld gaat over de eigenschap Passie. Bij mijn baantje als vakkenvuller vind ik het spiegelen het leukst. Ik krijg altijd een warm gevoel als alle potjes, doosjes en labels netjes geordend zijn. Van computergames met puzzels erin houd ik het meest. Laatst moest ik de uitgang in een doolhof vinden door middel van het oplossen van raadsels en het verzamelen van sleutels. Ik begon er na school meteen aan en zag ineens dat het alweer 4 uur later was.

14


Student ontwikkelt zijn zelfbeeld

Naar voetballen kan ik uren kijken. Ik kan mij ook mooie spelmomenten van veel wedstrijden nog stap voor stap herinneren. Sommige vrienden begrijpen niet hoe ik dat allemaal zo precies kan onthouden.

c. Neem tien minuten rustig de tijd om terug te denken aan succesmomenten in jouw leven. Beschrijf er drie.

d. Wat heeft jou deze succesmomenten gebracht? e. Welke van de acht vaardigheden herken jij in deze succesmomenten? f. Kies twee succesmomenten uit om verder uit te werken. Schrijf deze uit en kies minimaal drie van de acht basisvaardigheden die dit succesmoment mogelijk hebben gemaakt. Heb je moeite om hiermee te beginnen? Lees dan eerst Iedereen heeft succesmomenten. Iedereen heeft succesmomenten

Opdracht 4: Waarom is jouw sociale netwerk belangrijk? Als je een goede omschrijving van jezelf maakt, kijk je niet alleen naar jouw karakter en vaardigheden, maar ook naar de mensen om jou heen. In deze opdracht ga je aan de slag met jouw sociale netwerk. Stel je eens voor. Je staat als enige bij je klaslokaal en dan blijkt de les te zijn verplaatst! Iedereen uit jouw klas wist het, behalve jij. Hoe komt het dat jouw medestudenten wel weten dat de les is verplaatst maar jij niet? Misschien via de app? Misschien hadden ze het gehoord in de kantine? Jouw medestudenten hebben in dit voorbeeld gebruikgemaakt van hun sociale netwerk. Via je sociale netwerk kun je veel nuttige informatie ontvangen, zoals plotselinge roosterwijzigingen! Iedereen die je kent en waar je contact mee hebt is onderdeel van jouw sociale netwerk. In dit netwerk zitten je medestudenten, maar ook je familieleden, vrienden en vriendinnen, de coach van jouw sportvereniging en de begeleider op jouw stageplek. In deze opdracht ga je omschrijven hoe jouw sociale netwerk jou in het verleden heeft geholpen en hoe jouw sociale netwerk jou in de toekomst kan helpen.

a. Bekijk het voorbeeld van Donovan en zijn brommerrijbewijs.

Donovan koopt zijn eerste brommer Jouw sociale netwerk kan je helpen met informatie en advies. Maar je kunt ook hulp vragen om iets te repareren of iets te vervoeren. Of je kunt iemand vragen om een goed woordje voor jou te doen. Hierna vind je een voorbeeld.

15


Donovan, 16 jaar uit Enschede Toen ik 16 werd, mocht ik een brommer kopen! Ik had hier lang voor gespaard en wist al precies welk model ik wilde hebben. Maar eerst moest ik mijn rijbewijs halen! Ik wilde dit zo snel mogelijk doen, maar wist niet goed waar ik moest beginnen. Eerst heb ik gekeken op internet. Daar stond dat ik een theorie-examen moest doen! Daar wist ik nog niets van. Misschien wist ik wel meer niet? Ik heb het toen een jongen uit mijn voetbalteam gevraagd. Die kende ik niet zo goed, maar ik wist wel dat hij al een tijdje zijn rijbewijs had en graag praatte over brommers. Hij heeft mij precies uitgelegd hoe ik mijn theorie aan kon vragen, waar ik op moest letten, en hij had zelfs wat goede tips en een handige website waar ik op kon oefenen. Ik heb het in één keer gehaald!

b. Omschrijf drie situaties uit jouw verleden waarin jouw sociale netwerk jou heeft geholpen. Maak daarbij gebruik van de volgende stappen. • Omschrijf de situatie: waar had je het netwerk voor nodig? • Leg uit hoe je de persoon die je had benaderd kent. • Omschrijf de uitkomst: hoe ben je precies geholpen?

c. Hierna staan drie situaties. Omschrijf wie jij voor de volgende drie situaties zou benaderen in jouw sociale netwerk. Leg uit hoe je de persoon kent en waarom die jou zou kunnen helpen. Situatie 1 Jij wilt graag een aantal spullen verhuizen. Maar je hebt geen auto. De auto van jouw ouders is stuk. Wie kun je benaderen voor hulp? Ga je die persoon bellen of ga je even langs? Situatie 2 Jij wilt graag muziekles. Je droomt al jaren van het spelen op een gitaar, maar je weet niet zeker of je het wel leuk zult vinden. Wie kun je benaderen voor advies en misschien een proeflesje? Situatie 3 Je zoekt een stageplek, maar zomaar een bedrijf bellen vind je maar eng. Wie kun je benaderen om een goed woordje voor jou te doen bij een bedrijf en kan jou wat tips geven om aangenomen te worden?

d. Bekijk het voorbeeld van Myrthe hoe zij haar oma heeft geholpen.

Mijn oma en haar mobiele telefoon Als je iets goed kunt, is het leuk om iemand te helpen. Zodra de personen in jouw netwerk weten dat jij ergens goed in bent, zullen ze jou waarschijnlijk snel weten te vinden. Hierbij een voorbeeld van hoe Myrthe haar oma heeft geholpen. Myrthe, 15 jaar uit Den haag Mijn oma heeft sinds kort een nieuw mobiele telefoon, maar ze heeft nog geen idee hoe die werkt! Op de verjaardag van mijn vader wilde iedereen haar helpen, aan het eind van de avond had ze allemaal appjes op haar telefoon, maar begreep ze nog steeds niet zo goed hoe ze deze kon gebruiken. Oma heeft mij toen gevraagd om een ochtend bij haar langs te komen zodat we samen rustig de telefoon konden bekijken, en ik haar vragen kon beantwoorden. Ik ben bij haar geweest en we hebben samen de telefoon geïnstalleerd. Nu appt ze mij bijna iedere dag!

16


Student ontwikkelt zijn zelfbeeld

e. Bedenk drie situaties waarin jouw contacten uit jouw sociale netwerk jou kunnen benaderen voor hulp of informatie. Maak daarbij gebruik van de volgende stappen: • Omschrijf de situatie: waar heeft die persoon jou voor nodig? • Leg uit hoe je die persoon jou kent. • Hoe kun je hem precies helpen?

Opdracht 5: Wie zit er in mijn sociale netwerk? Je hebt net nagedacht over het nut van jouw sociale netwerk. Veel studenten denken in het begin van de opdracht dat hun netwerk klein is: ik ken helemaal niemand. Maar uiteindelijk blijkt dat je best een uitgebreid netwerk hebt. In deze opdracht ga jij een overzicht maken van jouw sociale netwerk. Je gaat aan twee dingen werken. Je gaat bedenken hoe jouw sociale netwerk in elkaar zit en hoe je dat het beste weer kunt geven. Daarnaast ga je aan de slag met nieuwe media om mooie sociale-netwerkoverzichten te kunnen maken. Netwerken is een belangrijke vaardigheid in de 21e eeuw.

a. Maak een lijstje van vijf verschillende groepen die in jouw sociale netwerk zitten. Iedereen heeft een groep ‘Familie’, maar je kunt ook denken aan de groep ‘Sportvereniging’, ‘School’ of ‘Bijbaan’.

b. Vul nu het lijstje van vijf groepen aan met ieder drie subgroepjes. Zo zal jouw groep ‘Familie’ vaak de subgroepen ‘Ouders’, ‘Broers & zussen’ en ‘Ooms & tantes’ hebben. Mijn sociale netwerk in kaart brengen

c. Dit lijstje van vijf groepen en drie subgroepen ga je nu weergeven in een infographic. Lever deze in bij je docent. Dit is de eerste keer dat je het woord infographic hoort in dit keuzedeel. We gaan er echter vaker mee aan de slag, dus neem rustig de tijd om dit onder de knie te krijgen.

Opdracht 6: De LinkedIn-pagina Jouw sociale netwerk is een bron van informatie. Aan de ene kant is het een soort nieuwsnetwerk waarbij je op de hoogte blijft van de dingen die belangrijk voor jou zijn, bijvoorbeeld plotselinge roosterwijzigingen. Aan de andere kant is het een netwerk van mensen die jou kunnen helpen. Het sociale nieuwsnetwerk dat de meeste mensen gebruiken is de afgelopen tien jaar enorm gegroeid door de komst van social media. Op Facebook, Snapchat of via jouw WhatsApp-groep blijf je gemakkelijk op de hoogte van het reilen en zeilen van jouw vrienden en kennissen. Het andere onderdeel waar jouw sociale netwerk goed voor kan worden gebruikt – een netwerk van mensen die jou kunnen helpen – is vaak nog onderbelicht bij studenten. Een manier om hier meer aandacht aan te besteden is via LinkedIn. LinkedIn is een soort Facebook voor professionals. Je kunt hier digitaal jouw cv presenteren en jezelf verbinden met alle contactpersonen. In deze opdracht ga jij aan de slag met LinkedIn.

17


Student en LinkedIn

a. Lees de bron Student en LinkedIn. b. Maak een LinkedIn-pagina aan. c. Verwerk de gegevens van jouw cv op de LinkedIn-pagina. d. Ga op zoek naar en vind vijftig contacten. e. Lever de link naar jouw LinkedIn-pagina in bij jouw docent.

18


Mag ik u wat vragen?

3. Mag ik u wat vragen? 3.1

Over deze leereenheid Je hebt in de eerste leereenheid nagedacht over jouw karakter, jouw vaardigheden en ook over de mensen om je heen. In deze leereenheid Mag ik u wat vragen? ga je vragen stellen aan de mensen in jouw sociale netwerk. Wat zeggen zij over jouw karakter en jouw vaardigheden? Het is niet de bedoeling van dit onderdeel om al jouw eigen ideeĂŤn over jouw karakter en jouw vaardigheden terug te horen bij de mensen om jou heen. Het is juist leuk om de verschillen te horen! Daarnaast is het best moeilijk om goed vragen te stellen en door te vragen. Hoe je dat het best aan kunt pakken, leer je ook in deze leereenheid.

Leerdoelen -

De student kan gericht vragen om feedback. De student activeert groep van gelijken. De student beoordeelt groepsproces. De student kan zelfbeeld verenigen met feedback. De student vat eigen vaardigheden en kwaliteiten pakkend samen. De student omschrijft ontwikkeldoelen in beeld en tekst.

Beoordeling Aan ieder leerdoel is een aparte opdracht gekoppeld. Door de opdracht uit te voeren kun jij aantonen dat jij het leerdoel hebt bereikt. Voor iedere opdracht kun je een score halen tussen de 1 en de 5. In totaal kun je 35 punten scoren. Indien je minimaal 20 punten scoort, heb je een voldoende voor dit onderdeel.

3.2

Mag ik u wat vragen? Opdracht 1: Wat wil je vragen? Je gaat een aantal mensen zoeken die je vragen kunt stellen over jezelf. Het eerste wat je moet bedenken is welke vragen je wilt stellen. Je kunt een vraag stellen waarop maar een aantal antwoorden mogelijk zijn, bijvoorbeeld: vindt u dat ik veel doorzettingsvermogen heb? Het antwoord wordt dan ja of nee. Dit is een gesloten vraag. Dat is heel handig om te vergelijken met andere antwoorden, maar het geeft niet heel veel informatie. Bij het doorvragen kun je dan vragen: waarom vindt u dat ik niet zo veel doorzettingsvermogen heb? Dat is een voorbeeld van een open vraag. Bij open vragen krijg je een uitgebreid antwoord, dat meer informatie bevat, maar wat moeilijker is om te vergelijken met andere antwoorden.

19


Bij deze opdracht ga jij een vragenlijst samenstellen. Je gaat hierbij ook gebruikmaken van de kennis die je hebt opgedaan bij de leereenheid Student ontwikkelt zijn zelfbeeld.

a. Kijk naar jouw uitwerkingen van opdracht 1 in de leereenheid Student ontwikkelt zijn zelfbeeld (over The big five). Jij hebt hier gekozen voor twee karaktereigenschappen die bij jou passen. Bedenk vier gesloten vragen die horen bij jouw twee karaktereigenschappen (twee vragen per karaktereigenschap). Je kunt het beste herkenbare woorden gebruiken. Dus gebruik bij de karaktereigenschap ‘extraversie’ bijvoorbeeld de vraag: maak ik gemakkelijk contact met nieuwe mensen?

b. Bedenk voor iedere gesloten vraag een open vraag. Dit kan een simpele herhaling zijn, maar dan net iets anders: waarom vindt u dat ik gemakkelijk contact maak? Maar het kan ook zijn: kunt u een voorbeeld geven van een situatie waarin ik makkelijk contact maak?

c. Kijk naar jouw uitwerkingen van opdracht 3 uit de leereenheid Student ontwikkelt zijn zelfbeeld (over 8 to be great). Jij hebt daarin minimaal drie vaardigheden laten terugkomen die hebben bijgedragen aan jouw succesverhaal. Bedenk drie gesloten vragen die horen bij de drie vaardigheden. Gebruik ook hier weer gemakkelijke, korte, duidelijke zinnen en termen. Bijvoorbeeld: vindt u dat ik hard kan werken?

d. Bedenk drie open vragen die aansluiten bij de gesloten vragen. Bijvoorbeeld: kunt u een voorbeeld geven van een situatie waaruit blijkt dat ik niet hard kan werken?

Opdracht 2: De interviews Je gaat nu twee personen kiezen waar jij deze vragenlijst aan gaat voorleggen. Dit moeten natuurlijk wel personen zijn die je vertrouwt, maar ook personen die jou goed kennen. De persoon die je gaat interviewen mag geen medestudent zijn! Een van de personen die je interviewt, kan jouw mentor of klassendocent zijn. Die heeft regelmatig voortgangsgesprekken met jou over jouw kwaliteiten en ontwikkeling. Daar past dit gesprek goed bij. Zoals je hebt gelezen in de voorbeeldantwoorden hiervoor zul je soms te horen krijgen dat je een bepaalde kwaliteit of vaardigheid niet bezit of nog niet beheerst. Dat is waarschijnlijk vervelend om te horen. Onthoud echter dat je dit vraagt om jezelf verder te ontwikkelen. Probeer rustig te blijven en door te vragen. Iemand vragen om aan jou iets te vertellen over jouw kwaliteiten noemen ze ook wel ‘feedback vragen’. Om dit gesprek goed voor te bereiden gaan we eerst kijken waar je op moet letten bij een feedbackgesprek. Film Feedback geven en ontvangen

a. Bekijk de film over feedback geven en ontvangen. In de film hebben ze het over fouten maken. Waarom zou iemand feedback vragen over iets wat hij fout heeft gedaan?

b. Wie is in jouw vraaggesprek de feedbackgever en wie is de feedbackontvanger? c. Als diegene aan wie jij de vragen stelt iets vertelt over jou waar jij het niet mee eens bent, wat kun je dan het best doen?

20


Mag ik u wat vragen?

Actief luisteren

d. Bekijk de film over actief luisteren. Denk terug aan een gesprek waarbij diegene waarmee jij sprak niet actief naar jou aan het luisteren was. Hoe voelde dat voor jou?

e. Heeft de persoon wel gehoord wat jij zei? f. Heb je toen alles verteld wat je wilde vertellen? g. Nodig twee personen uit voor een gesprek. Spreek duidelijk af waar en hoe laat je afspreekt. Geef de persoon ruim voor het gesprek de vragen, zodat hij zich kan voorbereiden.

h. Neem de twee vraaggesprekken af en maak duidelijke aantekeningen die je hierna noteert.

Opdracht 3: Klopt mijn zelfbeeld? Je hebt twee verschillende soorten omschrijvingen van jezelf. Degene die je zelf hebt geschreven in de leereenheid Student ontwikkelt zijn zelfbeeld en de resultaten van de twee interviews. In deze opdracht ga jij deze resultaten met elkaar vergelijken. Waarschijnlijk kun jij de uitkomsten van de interviews opdelen in drie categorieĂŤn. 1. In de eerste categorie staan de vaardigheden en karaktereigenschappen die voorkomen in jouw eigen omschrijving, maar die niet in de interviews zijn genoemd. 2. In de middelste categorie staan de vaardigheden en eigenschappen die zowel bij jouw eigen omschrijving als bij de interviews zijn genoemd. 3. De laatste categorie betreffen de eigenschappen en vaardigheden die juist wel in de interviews naar voren kwamen maar niet in jouw eigen omschrijving.

Diagram van de drie categorieĂŤn.

21


Voorbeeld van een Venn-diagram.

a. Bekijk het voorbeeld van een ingevuld Venn-diagram. Wat wordt er met deze Venn-diagram duidelijk gemaakt?

b. Maak een Venn-diagram van de uitkomsten van de interviews en de uitkomsten uit jouw eigen omschrijving. Gebruik steekwoorden om de drie categorieĂŤn te vullen. Je mag zelf bepalen hoe je de Venn-diagram maakt. De Venn-Diagram uit het voorbeeld is gemaakt met het webbased programma Creately. Lever je Venn-Diagram in bij je docent.

c. Omschrijf in woorden wat er te zien is op jouw Venn-Diagram.

Opdracht 4: Wat vinden mijn medestudenten? Je hebt in de vorige opdrachten geen feedback mogen gebruiken van jouw medestudenten. Daar ga je nu mee aan de slag. Jouw medestudenten volgen waarschijnlijk hetzelfde keuzedeel en zullen dezelfde opdracht doen. Mocht dat niet zo zijn, overleg dan met jouw docent hoe je deze opdracht het best kunt aanpakken. Je hebt bij deze opdracht een groepje nodig van vijf Ă zes personen. Je gebruikt bij deze opdracht het overzicht van 8 to be great. 8 to be great

a. Vraag van ieder lid van jouw groepje om een volgorde aan te geven voor iedere vaardigheid van 8 to be great. De eigenschap die jouw groepsgenoten het meest bij jou vinden passen staat bovenaan. De eigenschap die jouw groepsgenoten het minst bij jou vinden passen staat onderaan.

b. Zorg dat iedere groepsgenoot dit zonder overleg invult. De papieren mogen anoniem bij jou worden ingeleverd.

c. Je hebt nu vier of vijf lijstjes met eigenschappen, genummerd van 1 tot en met 8. Geef iedere eigenschap die bovenaan staat tien punten, de eigenschap daaronder (de tweede) acht punten, de derde zes punten, de vierde vier punten en de vijfde twee punten. De onderste drie eigenschappen krijgen geen punten.

22


Mag ik u wat vragen?

d. Tel de punten per eigenschap op en maak het lijstje opnieuw. De eigenschap die meeste punten heeft gehad van jouw groepsgenoten zet je bovenaan. Noteer je lijstjes hierna en lever die in.

e. Staan er voor jou verrassingen op jouw lijstje? Komen er eigenschappen op een andere plaats terecht dan jij had bedacht? Maak een kort verslag van jouw bevindingen en lever die in.

Opdracht 5: Wat zijn de teamrollen in mijn groepje? Je hebt bij de vorige opdracht samengewerkt in een groep. Hoe ging dat? Deed iedereen actief mee of waren sommige groepsgenoten wat moeilijker te motiveren? Was een groepsgenoot vaak aan het woord? Werd er goed naar elkaar geluisterd? In deze opdracht gaan we dieper in op het groepsproces. Deze opdracht maak je weer in een groep van vijf tot zes medestudenten. De teamrollen van Belbin

a. Lees de bron De teamrollen van Belbin. Maak een overzicht van jouw groepsgenoten en zoek bij iedere groepsgenoot twee rollen van Belbin die bij hem passen. Noteer alles hierna.

b. Vergelijk jouw uitkomsten met die van de andere groepsgenoten. Zie jij grote verschillen? c. Voeg de lijsten samen tot een gemeenschappelijke lijst. Hiervoor zul je elkaar moeten overtuigen, je mag nog steeds maar twee rollen per persoon opschrijven. Noteer de definitieve lijst hierna.

d. Doe allemaal de test die in de bron staat vermeld. Maak een uitdraai van de uitkomst van jouw eigen test. Komen de resultaten overeen met de laatste lijst die jullie hebben gemaakt of zijn er verschillen? Noteer je bevindingen en voeg je uitdraai als bestand toe bij deze opdracht als je die inlevert.

e. Maak een verslag van het groepsproces. Gebruik hierbij de kennis van de teamrollen die je in deze opdracht hebt bestudeerd.

Opdracht 6: Mijn kwaliteiten en vaardigheden in een Infographic! Je hebt nu heel veel informatie over jezelf. Tijd om hier een pakkende samenvatting van te maken. Je hebt gegevens over jouw karakter en over jouw vaardigheden. Je hebt sterke punten en typerende eigenschappen. Pak al je gegevens erbij en probeer dit samen te vatten in een infographic. Hierna zie je een afbeelding van de infographic van Monnah Lisah. Deze is nog erg eenvoudig, maar wel een leuk begin.

23


Omschrijving van Monnah Lisah.

Deze infographic is gemaakt met het programma Piktochart. Dit is maar een van de vele programma’s om een infographic te maken. Deze werkt erg simpel. Je kunt zelfs de Infographic van Monnah gebruiken als basis.

Voorbeeld Monnah Lisah als template.

a. Kies eerst een pakkende titel. Gebruik hier steekwoorden uit jouw woordweb voor. b. Kies een leuke, energieke foto. c. Gebruik een grafiek, een balkje of zelfs jouw Venn-Diagram om jouw karaktereigenschappen en vaardigheden weer te geven.

24


Mag ik u wat vragen?

d. Eindig met een sterke quote uit een van jouw interviews. Bijvoorbeeld: Hij moet altijd even op gang komen, maar dan pakt hij vaak door totdat het helemaal af is.

e. Deel je ontwerp met drie anderen en laat ze tips geven. f. Lever je infograhic in bij de docent.

Opdracht 7: Mijn ontwikkeldoelen Je hebt in opdracht 2 Wat wil jij veranderen van de leereenheid Student ontwikkelt zijn zelfbeeld, vijf zinnen opgeschreven waarin jij omschrijft waar jij aan zou willen werken. Bij deze opdracht ga je deze zinnen ondersteunen met woord en beeld en je gaat er een doel aan koppelen. Je gaat dat doen door een explanimation te maken. Hierna zie je een voorbeeld van een explanimation. Voorbeeld explanimation

Jij gaat een explanimation maken over jouw ontwikkeldoelen. Je kunt verschillende programma’s gebruiken om een explanimation te maken. Om je te helpen is hierna een link geplaatst naar het webbased programma PowToon.

a. Lees eerst de hele opdracht. b. Verzamel voor ieder ontwikkelpunt een creatieve afbeelding die het ontwikkeldoel uitbeeldt. Zo kun je bijvoorbeeld voor het ontwikkelpunt Ik wil daadkrachtiger worden een afbeelding van een leeuw zoeken.

c. Zoek een bijpassend geluid bij het ontwikkelpunt. Bijvoorbeeld een stevige basgitaarlijn. d. Bedenk drie korte zinnen die omschrijven wat er in jouw leven verandert als jouw ontwikkelpunt wordt bereikt. Bijvoorbeeld: als ik daadkrachtiger wordt, dan heb ik altijd mijn huiswerk op tijd af.

e. Bedenk nu de verhaallijn. Begin met het noemen en het ontwikkelpunt, breng de afbeelding en het geluid in beeld en sluit af met de drie korte zinnen.

f. Bekijk ook de voorbeelden bij PowToon om extra effecten toe te voegen aan jouw explanimation. g. Lever je explanimation in bij de docent.

25


Branchevervaging en innovaties

4. Branchevervaging en innovaties 4.1

Over deze leereenheid Het lijkt allemaal eenvoudig. Je hebt gekozen voor een mbo-opleiding. Daarmee word je opgeleid voor een bepaalde functie en die functie hoort bij een bepaalde branche. Je weet nu dus al in welke branche jij gaat werken. Toch? In deze leereenheid ga je onderzoeken wat een branche is en hoe een branche in de loop van de tijd verandert. De veranderingen in een branche worden vaak gestuurd door innovaties. Maar wat is dan een innovatie? Hoe werkt dat dan met de veranderingen in de branche? Antwoorden op deze vragen ga je ontdekken in deze leereenheid Branchevervaging en innovaties.

Leerdoelen -

De student begrijpt de basisbeginselen van de samenstelling van een branche. De student begrijpt verandering in de branche. De student kan een bedrijfskolom van de eigen branche maken. De student kan het bereik van een revolutionaire innovatie beschrijven. De student kan het effect van innovaties op de eigen branche beschrijven. De student kan het effect van innovaties op de werkplek beschrijven.

Beoordeling Aan ieder leerdoel is een aparte opdracht gekoppeld. Door de opdracht uit te voeren kun jij aantonen dat jij het leerdoel hebt bereikt. Voor iedere opdracht kun je een score halen tussen de 1 en de 5. In totaal kun je 30 punten scoren. Indien je minimaal 17 punten scoort heb je een voldoende voor dit onderdeel.

4.2

Branchevervaging en innovaties Opdracht 1: Wat is een branche? De branche en de bedrijfskolom

Dit keuzedeel gaat over innovaties. Het gaat over de manier waarop innovaties jouw beroep veranderen. Jouw beroep wordt uitgeoefend in een verzameling van concurrerende bedrijven. Die verzameling van concurrerende bedrijven vormen samen een branche. Als de branche verandert, veranderen ook de eisen van het beroep. Daarom gaan we in deze opdracht eerst onderzoeken wat een branche is en hoe je de verbanden in de branche duidelijk weer kunt geven.

26


Branchevervaging en innovaties

In de vervolgopdrachten gaan we onderzoeken hoe branches veranderen door innovaties. Teken de bedrijfskolom van een industrie van jouw keuze. Als je geen industrie kunt bedenken mag je de kledingindustrie gebruiken. Lever de bedrijfskolom in bij je docent.

Opdracht 2: Hoe verandert een branche? Het vijfkrachtenconcurrentiemodel

Veranderingen in een branche worden meestal veroorzaakt door concurrentie. Als een bedrijf binnen de branche een voordeel behaalt door iets nieuws te doen, moeten de concurrenten wel volgen. Er zijn echter meerdere concurrentiekrachten die binnen een branche voor verandering zorgen. Veranderingen worden vaak veroorzaakt door directe concurrenten, maar ook door bijvoorbeeld toeleveranciers. In deze opdracht gaan we een model onderzoeken waarin de verschillende concurrentiekrachten worden toegelicht.

a. Lees de bron Het vijfkrachtenconcurrentiemodel. b. In 2005 kwam Apple op de markt met een volledig nieuwe telefoon. Apple is de producent van de iPhone. Lees de infographic over de ontwikkeling van de iPhone. Infographic ontwikkeling iPhone

c. Omschrijf hoe de markt voor mobiele telefoons is veranderd vanaf 2002. Gebruik het vijfkrachtenconcurrentiemodel om de veranderingen uit te leggen. Beschrijf de opkomst van de BlackBerry, de opkomst van de iPhone en de opkomst van de Android-telefoon.

Opdracht 3: Hoe ziet mijn branche eruit? Je hebt geleerd hoe een branche eruitziet, wat een bedrijfskolom is en hoe een branche kan veranderen onder invloed van de concurrentie. Gebruik deze kennis om de volgende vragen over jouw branche te beantwoorden.

a. Noteer drie concurrerende bedrijven in jouw branche. b. Omschrijf de drie bedrijven door de omzet, het aantal medewerkers en het belangrijkste product of de belangrijkste dienst van de bedrijven te noteren. Bedrijfsnaam

Omzet

Aantal medewerkers

Belangrijkste product/dienst

1 2 3

27


c. Teken de bedrijfskolom waarin deze drie bedrijven zich bevinden. Benoem minstens tien omliggende bedrijven in de bedrijfskolom. Lever de bedrijfskolom in bij je docent.

Opdracht 4: Innovatie in de administratie Typistenpoules in de vorige eeuw

Tot nu toe hebben we het gehad over verandering in de branche. De veranderingen zorgen voor een voordeel waardoor ĂŠĂŠn bedrijf beter presteert, meer klanten krijgt, meer gaat produceren. De andere bedrijven zullen proberen om zo snel mogelijk de nieuwe ontwikkeling te volgen, waardoor de hele branche verandert. Maar waar komen die veranderingen vandaan? Wie bedenkt ze? Als de bedrijven in de branche niet snel genoeg de mogelijkheden van een nieuwe innovatie ontdekken, dan kan een nieuwe toetreder, of een substituutproduct, de branche veranderen. Je hoort vaak dat innovaties worden bedacht door uitvinders. De gloeilamp, de telefoon, de auto, het vliegtuig, en fotografie zijn allemaal innovaties die de wereld hebben veranderd. Als je de innovatie op Google in zou typen zou je er inderdaad een uitvinder bij kunnen vinden. Echter, als je wat dieper doorleest is het verhaal vaak toch net een beetje anders. De innovaties zijn vaak een samenloop van technische mogelijkheden van dat moment. Vaak waren er op het moment dat de innovatie aansloeg, veel verschillende mensen mee bezig. Alle innovaties die hierboven worden genoemd gaan over de techniek die de innovatie mogelijk maakt. De gloeilamp bijvoorbeeld geeft licht, maar de innovatie was niet het licht. De innovatie was de mogelijkheid om zelf te bepalen wanneer je het licht kunt gebruiken. Bedrijven konden vanaf dat moment zelf bepalen hoe laat ze aan het werk gingen en wanneer ze wilden stoppen. Zonder de gloeilamp was de industriĂŤle revolutie een stuk langzamer gegaan. Zo is het met veel innovaties. De echte innovatie zit niet in de techniek, maar in de toepassing van de techniek. Denk maar eens terug aan het filmpje over de mobiele telefoon in 1999. De techniek van het mobiel bellen bestond toen al, maar de toepassing van de mobiele telefoon was nog niet zo innoverend. Daarom vonden de mensen de telefoon nog niet zo interessant. In dit keuzedeel zijn we op zoek zijn naar innovaties die jouw beroep gaan veranderen. We zullen daarom als eerste een aantal innovaties uit het verleden bekijken die hele branches hebben getransformeerd.

a. Lees de bron Typistenpoules in de vorige eeuw. De baan van en de opleiding voor Typiste zijn volledig verdwenen. Welke banen zijn daarvoor in de plaats gekomen?

b. Welke werkzaamheden worden er nu anders gedaan waardoor er geen werk meer is voor typistes?

c. Welke technische innovaties kun je noemen die de baan van typiste overbodig hebben gemaakt? d. Gebruik de antwoorden van vragen a tot en met c om een omschrijving te maken van de werkzaamheden van de administratie van een bedrijf toen de typistes nog actief waren. Doe dat ook nadat de typistes volledig waren verdwenen. Omschrijf wat er op een dag allemaal moet gebeuren, maar ook hoe een kantoor eruitziet. Welke apparaten zijn er? En hoe klinkt het?

28


Branchevervaging en innovaties

Opdracht 5: De opkomst van het internet Je hebt net een opdracht afgerond over innovatie in de administratie. Zoals je waarschijnlijk hebt gemerkt bij het nadenken over de gevolgen voor de typistes en hun werkzaamheden, zijn er een heleboel verschillende veranderingen die met elkaar verband houden in dit innovatievoorbeeld. Innovatie is een soort olievlek die zich snel verspreidt tussen bedrijven, door de hele bedrijfskolom en uiteindelijk door de hele economie. Innovaties volgen elkaar ook snel op. Nadat de eerste computers bij bedrijven waren geïnstalleerd, moest er natuurlijk goede software komen. Niet alleen om brieven te typen (tekstverwerkers), maar ook om tekeningen te maken (architecten) en de financiële administratie bij te houden (boekhoudsoftware). Hele nieuwe beroepsgroepen zijn ontstaan, van softwareprogrammeurs tot netwerkbeheerders. Nieuwe kansen voor nieuwe, jonge medewerkers. Het volgende voorbeeld van innovatie waar we naar gaan kijken, is het internet. Hoe is het internet ontstaan? De opkomst van het internet

a. Lees de bron De opkomst van het internet en bekijk de film over hoe het internet is ontstaan. De bron over de opkomst van het internet eindigt met de infographic The online revolution. Lees deze infographic nog eens nauwkeurig door.

b. Noem drie branches die jij herkent in deze infographic. Zo zou jij in het voorbeeld van Pinterest de branche ‘Fotografie’ kunnen herkennen.

c. Zijn de drie branches die jij hebt gekozen nieuw of zijn het bestaande branche die aan het veranderen zijn?

d. Omschrijf hoe de komst van The online revolution de drie branches die jij hebt gekozen heeft veranderd.

Opdracht 6: Hoe hebben innovaties jouw branche veranderd? Typistenpoules in de vorige eeuw De opkomst van het internet

Je hebt twee voorbeelden bestudeerd van innovaties die veel branches hebben veranderd. In deze opdracht ga je wat dieper kijken in jouw eigen branche. Je hebt nu basiskennis over innovaties en hoe die een branche en een bedrijfskolom kunnen veranderen. Je hebt in de vorige opdrachten jouw eigen branche en bedrijfskolom in kaart gebracht. Nu ga je onderzoeken hoe innovaties in de loop van de tijd jouw branche hebben veranderd. Gebruik de voorbeelden van Typistenpoules in de vorige eeuw en De opkomst van het internet om de veranderingen in jouw branche te beschrijven.

29


Opdracht 7: Innovaties zijn er overal en altijd Je hebt nu gekeken op het niveau van de branches en bedrijven. Maar hoe zit het concreet op de werkplek? Wat is er precies veranderd in de werkzaamheden binnen jouw beroep de afgelopen jaren? Innovaties zijn overal

a. Lees de bron Innovaties zijn overal. Bedenk drie voorbeelden van innovaties van de afgelopen tien jaar op jouw werkplek.

b. Omschrijf jouw werkplek zowel voor- als nadat de innovatie had plaatsgevonden.

30


De toekomst van mijn beroep

5. De toekomst van mijn beroep 5.1

Over deze leereenheid Als je gaat zoeken naar innovatietrends kom je veel termen tegen, zoals digitalisering, robotisering en virtual reality. Maar wat houden die termen eigenlijk in? Hoe gaan zij jouw werkplek en werkzaamheden veranderen? Praktische uitwerkingen en toepassingen van innovatie, zoals drones, 3D printen en zelfrijdende auto’s bestaan al, maar ook daarbij is het moeilijk in te schatten hoe deze toepassingen jouw werkplek gaan veranderen. In deze leereenheid ga jij kijken hoe de komende innovatietrends jouw beroep gaan veranderen. Ook gaan we kijken welke eisen er worden gesteld aan de werknemer van morgen om goed in te kunnen spelen op deze veranderingen.

Leerdoelen -

De student kan onderzoek uitvoeren naar innovatietrends. De student kan een concreet beeld vormen van relevante innovatietrends. De student kan innovatietrends koppelen aan ontwikkelingen in de branche. De student kan innovatietrends koppelen aan de eisen van het beroep.

Beoordeling Aan ieder leerdoel is een aparte opdracht gekoppeld. Door de opdracht uit te voeren kun jij aantonen dat jij het leerdoel hebt bereikt. Voor iedere opdracht kun je een score halen tussen de 1 en de 5. In totaal kun je 20 punten scoren. Indien je minimaal 11 punten scoort heb je een voldoende voor dit onderdeel.

5.2

De toekomst van mijn beroep Opdracht 1: Eerst oriĂŤnteren Om je een goed beeld te vormen van de innovaties die voor jouw branche relevant zijn, zul je zelf informatie moeten gaan zoeken. Je kunt natuurlijk beginnen door op internet te gaan zoeken, maar uiteindelijk zul je ook de deur uit moeten om bijvoorbeeld een beurs te bezoeken. In deze opdracht ga je actief op zoek naar innovatietrends. Je weet uit eerdere opdrachten dat een innovatietrend al snel relevant kan zijn voor jouw branche. Trends op het gebied van informatietechnologie bijvoorbeeld kunnen voor alle branches relevant zijn. Je hebt echter maar een beperkte hoeveelheid tijd en een beperkt budget. Je zult zelf moeten kiezen wat voor jou het meest interessant lijkt.

31


a. Bedenk vijf goede zoektermen die jij kunt gebruiken om naar relevante innovatietrends te zoeken op het internet. Test de zoektermen gelijk uit! Welke leveren het meeste informatie op?

Innovation Expo.

b. Bekijk de afbeelding. Zoek interessante evenementen over innovatie die binnenkort worden gehouden.

c. Leg minimaal twee bezoeken af bij een event of bedrijf. Dit mag een beurs of een tentoonstelling zijn, maar denk bijvoorbeeld ook aan een bedrijfsbezoek.

d. Schrijf van ieder bezoek een verslag van minimaal honderd woorden. Verwerk in dat verslag wat je van het bezoek verwacht en waarom het interessant leek. Bedenk na het bezoek of die verwachtingen ook terecht waren. Heb je er veel aan gehad en wat heeft het aan informatie opgeleverd?

Opdracht 2: Innovaties in mijn branche Je hebt nu informatie verzameld over trends en ontwikkelingen in jouw branche. In deze opdracht ga je een concreet voorbeeld geven van een toekomstige situatie in jouw branche waarbij er gebruik wordt gemaakt van een innovatie. Dit mag een ontwikkeling bij een toeleverancier zijn, maar ook een innovatie die relevant is voor jouw klanten. Voorbeeld uit de bouw

a. De film Voorbeeld uit de bouw gaat over het ontwerp en de aanschaf van een huis. Er gebeurt heel veel in deze film. Wat haal jij eruit voor jouw branche? Denk daarbij ook aan het gebruik van kantoorruimte en de inrichting daarvan.

b. Bedenk nu de toekomst van jouw branche. Je mag zelf bedenken hoe jij deze toekomst weer gaat geven. Misschien met een infographic of gewoon met een PowerPoint- of een Prezi-presentatie? Een vlog mag natuurlijk ook! Lever je uitwerking in bij de docent.

32


De toekomst van mijn beroep

Opdracht 3: 21e-eeuwse vaardigheden Voorbeeld uit de bouw

Kijk nog eens naar de film Voorbeeld uit de bouw. Heel veel schermpjes en projecties. Wordt er nog iets op papier geschreven? En die voordeur die automatisch openging, hoe werkt dat eigenlijk? Al de gebruikte apparaten zijn nieuwe toepassingen van tablets en wearables. Al die devices moeten worden gevuld met informatie. Iemand moet uitleggen aan de klanten hoe ze ermee om moeten gaan, iemand zal die voordeur moeten programmeren en koppelen aan de juiste persoon. De kennis om daarmee om te gaan noemen we vaak ‘mediawijsheid’. Mediawijsheid is een van de 21e-eeuwse vaardigheden. In deze opdracht gaan we naar die 21e-eeuwse vaardigheden kijken.

21e-eeuwse vaardigheden.

a. Kijk naar de afbeelding 21e-eeuwse vaardigheden. Bij welke van deze elf vaardigheden kun jij al uitleggen wat ermee wordt bedoeld?

b. Aan welke van deze vaardigheden heb jij al gewerkt bij dit keuzedeel? 8 to be great

33


Overzicht van de acht vaardigheden van succesvolle mensen.

c. Hoe sluit het ontwikkelen van deze vaardigheden aan bij de vaardigheden uit 8 to be great? d. Kies zes 21e-eeuwse vaardigheden uit die jou het meest aanspreken. Beschrijf voor elk van de zes vaardigheden een situatie uit jouw toekomstige beroepspraktijk waarin jij deze vaardigheid zult toepassen.

34


Een leven lang leren

6. Een leven lang leren 6.1

Over deze leereenheid Je hebt nu een beeld van de snelheid waarmee jouw beroep verandert en de eisen die jouw beroep aan jou gaat stellen. Je hebt ook een beeld van jouw eigen kwaliteiten en ontwikkelpunten. In deze leereenheid ga je kijken naar de mogelijkheden om beide inzichten op elkaar aan te laten sluiten. Hoe kun jij ervoor zorgen dat jij de ideale kandidaat wordt voor de vacature van de toekomst? Je gaat in dit keuzedeel de richting aangeven waarin jij jezelf wilt ontwikkelen. Ga je extra cursussen volgen? Ga je tijd vrijmaken om je in een bepaald onderwerp goed te verdiepen? Welke keuzedelen zijn er nog meer en hoe sluiten die aan op jouw ontwikkeling?

Leerdoelen -

De student heeft een concreet beeld van de eisen van de toekomst. De student kan zich een beeld vormen van verschillende ontwikkelmogelijkheden. De student kan zijn specialisatie beschrijven binnen zijn beroepsgroep.

Beoordeling Aan ieder leerdoel is een aparte opdracht gekoppeld. Door de opdracht uit te voeren kun jij aantonen dat jij het leerdoel hebt bereikt. Voor iedere opdracht kun je een score halen tussen de 1 en de 10. In totaal kun je 30 punten scoren. Indien je minimaal 17 punten scoort heb je een voldoende voor dit onderdeel.

6.2

Een leven lang leren Opdracht 1: Wat is jobcrafting? Ooit is het beroep fietsenmaker ontstaan. Voordat de fiets bestond, bestond ook de fietsenmaker niet. Stel je een wereld voor waarin de eerste fietsen rondrijden. Deze fietsen zagen er nog heel anders uit dan de fietsen die we tegenwoordig kennen.

35


De ontwikkeling van de fiets.

Op een gegeven moment is er iemand op het idee gekomen: al deze nieuwe apparaten moeten vast ook eens worden gerepareerd. Ik ga uitzoeken hoe ze werken en dan expert worden in het onderhoud van deze apparaten. En zo ontstond de eerste fietsenmaker. Hij moest een heleboel dingen uitzoeken. Welk gereedschap heeft hij nodig? Welke onderdelen gaan er snel stuk? Kan hij die zelf maken of kan hij die ergens laten maken? Waarschijnlijk is hij fietsen uit elkaar gaan halen en in elkaar gaan zetten, om te weten hoe ze werken. En hij moest natuurlijk de laatste ontwikkelingen in de gaten houden (want de fiets uit 1830 was al heel anders dan de fiets uit 1818). Deze eerste fietsenmaker heeft zijn eigen beroep ontwikkeld. Er was nog geen opleiding voor fietsenmaker, geen vakkenpakket, geen boek over fietsen en geen docent. Hij heeft zelf bedacht wat hij nodig had en is gaan zoeken naar de juiste informatie. Dit is natuurlijk vaak zo bij innovaties. Het is iets nieuws, dus je zult zelf aan de informatie moeten komen. In deze leereenheid ben jij deze fietsenmaker. Welke innovaties heb jij gezien in de vorige leereenheden? Welke leken jou interessant? Waar wil jij graag meer over weten en hoe ga je dat aanpakken?

a. De fietsenmaker uit het voorbeeld had waarschijnlijk al een beroep voordat hij fietsen ging maken. Welk beroep zou dat kunnen zijn en waarom denk jij dat?

36


Een leven lang leren

b. Je hebt in de leereenheid De toekomst van mijn beroep (bij de opdracht Innovaties in mijn beroep) een voorbeeld gegeven van de toekomst van jouw branche. Heb jij daar ook nieuwe apparaten gezien, net zoals de fiets uit het voorbeeld? Wat vond jij interessant in de toekomst? Kies minimaal twee onderwerpen die jij het meest interessant vond en leg ook uit waarom.

c. Bedenk een activiteit die jij gaat uitvoeren bij jouw voorbeeld uit vraag b. Bij de fiets ging het over onderhoud, maar je kunt ook kiezen voor bijvoorbeeld kennisoverdracht (anderen opleiden), verkopen (mensen laten zien hoe het voor hun handig kan zijn ) of ontwikkelen (iets verbeteren, zodat het beter aansluit op de werksituatie).

d. Je hebt nu twee onderwerpen gekozen en daar een activiteit aan gekoppeld waar jij jezelf verder in wilt ontwikkelen. Licht ieder onderwerp toe met een praktisch voorbeeld. Gebruik bij ieder onderwerp steeds maximaal 75 woorden en lever daarna alles in bij je docent.

Opdracht 2: Verder met mijn vaardigheden en karaktereigenschappen Je hebt in de leereenheid Student ontwikkelt zijn zelfbeeld lang nagedacht over de bij jou aanwezige kwaliteiten en jouw vaardigheden. In de leereenheid De toekomst van mijn beroep heb je gekeken naar de vaardigheden die nodig zijn in de 21ste eeuw. In deze opdracht ga je kijken hoe je die verder kunt en wilt ontwikkelen. Je kunt ervoor kiezen om de dingen waar je nog niet zo goed in bent te verbeteren. Vergeet niet dat je ook graag beter wilt worden in de dingen waar je al wel goed in bent! Je bent in een aantal dingen wel goed, maar nog geen expert. Ook daar kun je dus aan werken.

a. Jij hebt in de leereenheid De toekomst van mijn beroep nagedacht over de 21e-eeuwse vaardigheden. Welke van deze vaardigheden spreken jou aan en welke van deze vaardigheden ga jij zeker gebruiken en toepassen in jouw beroep? Kies er minimaal vier.

b. Je hebt bij de leereenheid Student ontwikkelt zijn zelfbeeld (bij de opdracht Wat wil jij veranderen?) vijf zinnen bedacht die aangeven wat jij zou willen ontwikkelen. Bedenk voor iedere zin één onderwerp dat je zou kunnen bestuderen om daar beter in te worden.

c. Je hebt bij de leereenheid Student ontwikkelt zijn zelfbeeld (opdracht Wat moet ik kunnen en waar liggen mijn krachten?) basisvaardigheden gekozen die terugkwamen in jouw succesmomenten. Bedenk voor iedere vaardigheid één onderwerp dat je zou kunnen bestuderen om daar beter in te worden.

d. Leg naar aanleiding van de antwoorden (die je bij a tot en met c hebt gegeven) uit hoe jij denkt dat de door jou gekozen onderwerpen jou gaan helpen om jezelf te ontwikkelen.

Opdracht 3: Mijn aanvullende opleidingsprogramma Dat is waarschijnlijk even schrikken. Een aanvullend opleidingsprogramma?! En je moet al zo veel doen! Deze leereenheid heet Een leven lang leren. Dus dit had je kunnen verwachten. Eigenlijk ben je al bezig met een leven lang leren zonder dat je het doorhebt. Het halen van jouw brommerrijbewijs, de handleiding van het nieuwste computerspelletje, het nieuwe besturingssysteem van jouw telefoon. Allemaal kennis die jij zelfstandig hebt verwerkt en/of ontwikkeld. Een opleiding is eigenlijk niets anders.

37


Bij een opleiding is alleen de motivatie vaak anders. Een opleiding volg je vaak omdat het moet. Je doet wat de docent je opdraagt, zodat je een diploma kunt halen. Het brommerrijbewijs heb je gehaald, omdat je graag op je brommer wilde rijden. Dat is voor jou veel motiverender. Jij had daarvoor helemaal geen docent nodig die jou vertelde wat jij moet doen, jij ging zelfstandig wel achter de lesstof aan. Bij deze opdracht ga je zoeken naar mogelijkheden om de zinnen en de basisvaardigheden uit de vorige opdracht om te zetten in kleine lespakketjes. Je neemt dan iedere keer een kleine, overzichtelijke stap om ergens een beetje beter in te worden. Je kunt ook zelf invulling geven aan jouw opleiding op school. Je hebt zelfs de mogelijkheid om een keuzedeel te kiezen. Ook daar kijken we in deze opdracht naar.

a. Bekijk jouw overzicht van onderwerpen en vaardigheden uit de vorige opdracht Verder met mijn vaardigheden en karaktereigenschappen.

b. Zoek op internet voor iedere skill een instructiepagina of -video. Het mogen ook betaalde sites zijn, het gaat erom dat je weet waar je dit kunt vinden. Wees creatief met zoeken, je hebt in dit keuzedeel al verschillende sites gebruikt voor bijvoorbeeld mediawijsheid. Kies jouw keuzedeel

c. Lees de bron Kies jouw keuzedeel en ga op zoek naar meer informatie over keuzedelen. d. Maak een lijst van tien keuzedelen die jou wel interessant lijken. Voorbeeld stappenplan Voorbeeld stappenplan in de praktijk

e. Kijk naar het overzicht van jouw vijf onderwerpen voor karaktereigenschappen uit de vorige opdracht Verder met mijn vaardigheden en karaktereigenschappen. Hoe kun je die het beste ontwikkelen? Maak een stappenplan en let erop dat je ook oefeningen inplant en andere mensen in jouw stappenplan betrekt. Lever de uitwerking in bij je docent.

f. Kijk naar het overzicht van jouw drie onderwerpen voor basisvaardigheden uit de vorige opdracht Verder met mijn vaardigheden en karaktereigenschappen. Hoe kun je die het beste ontwikkelen? Maak een stappenplan. Let erop dat je ook oefeningen inplant en andere mensen in jouw stappenplan betrekt. Lever de uitwerking in bij je docent.

38


Nu moet u even naar mij luisteren

7. Nu moet u even naar mij luisteren 7.1

Over deze leereenheid Je bent nu bijna aan het eind van dit keuzedeel gekomen. Je hebt goed naar jezelf gekeken, je hebt interviews afgenomen, je hebt de branche en innovatie bestudeerd en uiteindelijk een opleidingsplan voor jezelf opgesteld. Tijd om alles goed samen te vatten en krachtig in woord en beeld weer te geven. Vertel het ons. Hoe ga jij inspelen op innovaties?

Leerdoelen -

De student kan een elevator pitch geven over het keuzedeel. De student kan een pakkende explanimation maken van zijn bevindingen. De student kan overtuigend presenteren.

Beoordeling Aan ieder leerdoel is een aparte opdracht gekoppeld. Door de opdracht uit te voeren kun jij aantonen dat jij het leerdoel hebt bereikt. Voor de eerste twee opdrachten kun je een score halen tussen de 1 en de 10. Voor de presentatie kun je 30 punten scoren. In totaal kun je 50 punten scoren. Indien je minimaal 28 punten scoort heb je een voldoende voor dit onderdeel.

7.2

Nu moet u even naar mij luisteren Opdracht 1: Elevator pitch Elevator pitch

Stel je voor: Je stapt op de begane grond in de lift en bent op weg naar de 20ste verdieping. Op de 2e verdieping stapt een schoolgenoot in die een andere mbo-opleiding volgt, maar die je regelmatig tegenkomt. Hij vraagt aan jou: ‘Waar gaat jouw keuzedeel eigenlijk over?’ Over 50 seconden ben je op de 20ste verdieping en stap je weer uit. Wat heb je dan aan hem verteld over jouw keuzedeel? Was jouw verhaal af? Was het duidelijk? Dit is een voorbeeld van een elevator pitch. Een kort, duidelijk verhaal, met een begin en een eind, waarin je de belangrijkste onderdelen van een onderwerp kort aanstipt. In deze opdracht ga jij de elevator pitch van jouw keuzedeel opnemen.

39


a. Lees de bron elevator pitch en schrijf een script voor jouw elevator pitch. Wat ga jij precies vertellen?

b. Lever het script in bij je docent en bespreek met hem zijn feedback. c. Als je script akkoord is, neem je jouw elevator pitch op met je eigen smartphone. Ga er maar vanuit dat je minimaal tien takes nodig hebt om tot een goed filmpje te komen. Het filmpje moet ongeveer ĂŠĂŠn minuut duren.

d. Lever je elevator pitch in.

Opdracht 2: De explanimation Met de explanimation heb je al ervaring opgedaan in de leereenheid Mag ik u wat vragen. In deze opdracht draait het erom dat jij de kern van jouw keuzedeel weergeeft in een pakkende explanimation. Voorbeeld van een explanimation

a. Bekijk het voorbeeld van een explanimation. b. Maak eerst een script en zoek het bronmateriaal erbij: geluid en afbeeldingen. Bepaal ook wie de voice-over inspreekt.

c. Lever het script in bij de docent en verwerk zijn feedback. Ga pas daarna verder met d. d. Maak de explanimation. Ga uit van een filmpje van ongeveer 5 minuten. e. Lever je eindproduct in bij je docent (kan ook via een hyperlink).

Opdracht 3: De eindpresentatie Ook bij deze presentatie geldt dat de vorm erg belangrijk is. Het gaat erom dat jij laat zien dat je iets kunt presenteren. De filmpjes en afbeeldingen heb je al laten zien in jouw explanimation, die hoef je niet meer te gebruiken in jouw presentatie. Het gaat er nu om dat je de informatie duidelijk overbrengt en een goede presentatiestijl laat zien. Presentatie voorbereiden en geven

a. Bekijk het instructiefilmpje over het geven van een presentatie. b. Bereid een duidelijke presentatie voor over jouw keuzedeel. Je mag gebruikmaken van ondersteunend materiaal, zoals een PowerPoint of Prezi. Stappenplan Werken met PowerPoint Stappenplan Werken met Prezi

c. Maak een afspraak met jouw begeleider voor het geven van deze presentatie.

40


Theoriebronnen


8 to be great

8. 8 to be great Dit is een overzicht van de acht vaardigheden van succesvolle mensen. Dit lijkt een heel simpel overzicht, maar je kunt er een heel boek over schrijven. Sterker nog, dat heeft iemand al gedaan!

Overzicht van de acht vaardigheden van succesvolle mensen.

Volgens de onderzoeker die deze acht vaardigheden heeft teruggevonden in interviews met 500 succesvolle mensen hebben al deze mensen deze vaardigheden gebruikt om succesvol te worden: 1. Passie Succesvolle mensen houden van wat ze doen. 2. Werk Ze werken heel erg hard. 3. Focus Ze focussen op één ding, niet op alles. 4. Push Ze blijven zichzelf pushen. 5. Ideeën Ze bedenken goede ideeën. 6. Verbetering Ze blijven zichzelf en de dingen die ze doen verbeteren. 7. Dienen Ze dienen anderen met iets van waarde. 8. Volharding Ze volharden ondanks tijd, mislukkingen en tegenslag.

42


De branche en de bedrijfskolom

9. De branche en de bedrijfskolom 9.1

Concurrerende bedrijven Pepsi Cola en Coca-Cola, Jumbo en Albert Heijn, ABN AMRO en Rabobank, en Volkswagen en Ford, het zijn allemaal combinaties van bedrijven die met elkaar concurreren. Concurrerende bedrijven zitten bij elkaar in dezelfde branche. Volkswagen en Ford zijn beide bedrijven in de autobranche. Medewerkers van het ene bedrijf in de branche kunnen ook vaak direct aan de slag bij de concurrent. Iemand die heeft gewerkt bij de Albert Heijn kan de vaardigheden die hij daar heeft geleerd vaak ook goed gebruiken bij Jumbo.

9.2

Branche, bedrijfskolom en industrie Binnen een bedrijfskolom zitten niet alleen de bedrijven die met elkaar concurreren maar ook de leveranciers van die bedrijven. In de auto-industrie zitten dus niet alleen alle autoproducenten, maar ook de leveranciers van onderdelen en grondstoffen die nodig zijn om auto’s te maken. Dus ook de bandenproducenten zijn onderdeel van de bedrijfskolom van de auto.

9.3

De bedrijfskolom Een bedrijfskolom wordt vaak als een afbeelding weergegeven.

Bedrijfskolom van de fiets.

43


9.4

Totaalplaatje van een bedrijfskolom Aan het begin van de bedrijfskolom staat de oerproducent. De oerproducent levert de grondstoffen. In het voorbeeld van de fiets is dat het ‘Bedrijf dat Bauxiet delft’ (bauxiet is een erts waarvan het metaal aluminium wordt gemaakt). Daarna komt de producent, de groothandelaar (bedrijf dat aan bedrijven verkoopt) en dan de detailhandelaar (bedrijf dat aan de consument verkoopt). Hieronder een totaalafbeelding van de bedrijfskolom.

Standaard bedrijfskolom.

9.5

Sectoren en branches en bedrijfskolommen In het echt is de bedrijvenwereld innig met elkaar verstrengeld. Als jij werkt op de financiële administratie van de afdeling Verkoop bij een autofabrikant, werk je dan in de commerciële sector, de financiële dienstverlening of in de autobranche? Toch worden de branches vaak gebruikt om de werkzaamheden van een beroepsgroep te omschrijven.

44


De opkomst van het internet

10. De opkomst van het internet Het internet is ooit begonnen als een netwerk van computers van universiteiten om e-mail aan elkaar te versturen. Uiteindelijk is daar het ‘World Wide Web’ aan toegevoegd, wat het mogelijk maakte om ook webpagina’s te publiceren en te delen.

10.1

Eerst browsers In 1993 werd het mogelijk voor commerciële bedrijven om toegang te krijgen tot het internet. In eerste instantie zagen maar weinig bedrijven genoeg mogelijkheden om het internet te gebruiken. Zelfs Microsoft vond het web niet interessant genoeg om er software voor te ontwikkelen. Uiteindelijk werd er een pittige strijd gestreden in de ‘browser wars’ om heerschappij over het internet in de softwarebranche. In de grafiek hierna kun je zien hoe het nieuwe bedrijf Netscape eerst de browsermarkt veroverde, om daarna volledig te worden vervangen door Internet Explorer van Microsoft.

Browser wars.

45


10.2

Grote internetbedrijven Google wordt in 1998 opgericht. Eerst als zoekmachine om op het steeds groter wordende internet goed te kunnen navigeren, maar later ook als maker van e-mail, navigatiesoftware en uiteindelijk zijn eigen browser. Het internet is niet alleen de bron van veel innovaties, maar dus ook de voedingsbodem van veel nieuwe bedrijven, branches en hele sectoren. De groei van de smartphonemarkt kwam pas goed op gang toen Apple de eerste iPhone koppelde aan het web. Apple, Microsoft en Google horen bij de grootste bedrijven ter wereld, en hun macht en kracht is nog steeds groeiende.

10.3

Veranderingen De grootste verandering is waarschijnlijk niet de manier van werken van de traditionele branches (ook al verandert daar intern ook veel door de introductie van internet), maar het ontstaan van een hele nieuwe online industrie. Kijk maar eens naar de infographic van de ‘online revolution’. Infographic The online revolution

Het internet staat aan de basis van veel innovaties, maar de mogelijkheden die het internet biedt zijn nog lang niet uitgeput en zorgen voor steeds snellere en diepere veranderingen.

46


De elevator pitch

11. De elevator pitch Bij alle vormen van presenteren is de manier waarop je presenteert net zo belangrijk als de inhoud. In de bijgevoegde instructievideo wordt uitgelegd hoe je een goede elevator pitch kunt geven. Dit filmpje is in het Engels, maar voor dit filmpje geldt dat we ons concentreren op de manier waarop de vrouw haar boodschap brengt. Ze is namelijk een uitstekende verteller. Let vooral op de volgende aspecten van haar spreekstijl (in de eerste 30 seconden van het filmpje):

Elevator pitch

11.1

Gebruik van handen Door haar handen te gebruiken ondersteunt ze haar verhaal. Rustige, maar ferme gebaren.

11.2

Beweging hoofd Ze kantelt haar hoofd van links naar rechts. Dit maakt het verhaal interessant en levendig.

11.3

Stemgebruik Ze varieert de toon, het tempo en de nadruk. Ook dit geeft de pitch extra kracht.

47


Het vijfkrachtenconcurrentiemodel

12. Het vijfkrachtenconcurrentiemodel Hierna is een model weergegeven van een branche en de verschillende concurrentiekrachten die de branche beĂŻnvloeden.

Concurrentiemodel.

Naaste de directe concurrentie worden er vier andere concurrentiekrachten genoemd.

12.1

Nieuwe toetreders Dit zijn bedrijven die voordien nog niet in de markt actief waren. De dreiging van nieuwe toetreders zorgt ervoor dat bedrijven sneller innovaties zullen toepassen en uitproberen. Doordat Lidl in Nederland begon, is Albert Heijn bijvoorbeeld gaan innoveren met AH to go en persoonlijke bonusaanbiedingen.

48


Het vijfkrachtenconcurrentiemodel

12.2

Substituten Dit zijn vervangende producten. Doordat het sms’en in Nederland sinds 2012 bijna compleet is vervangen door WhatsApp, zijn telecomproviders onder andere begonnen aan het 4G-netwerk, en persoonlijke bundels.

12.3

Macht van leveranciers Doordat veel leveranciers direct via hun webshop producten aanbieden worden winkels gedwongen om nieuwe manieren te bedenken om hun klanten te binden.

12.4

Macht van afnemers Doordat consumenten steeds vaker hun eten laten thuisbezorgen zijn restaurants ook begonnen om hun maaltijden aan huis te leveren (Deliveroo en Fandango). In het volgende filmpje wordt met een voorbeeld van de fotografiebranche uitgelegd hoe de verschillende krachten invloed uitoefenen op de branche. Vijfkrachtenmodel van Porter

49


Iedereen heeft succesmomenten

13. Iedereen heeft succesmomenten Iedereen heeft succesmomenten. Het gaat juist om kleine successen. Bijvoorbeeld het moment dat jij jouw opdrachten in één stuk achter elkaar af hebt gemaakt, of die keer dat je binnen een uur de achterband van je fiets zelfstandig hebt vervangen. Succesmomenten zijn momenten waarin je iets presteert dat voor jou doen heel goed is, je iets hebt geleerd wat je voor het succesmoment nog niet kon, of je iets hebt gedaan dat je goed kunt en waar je trots op bent.

Voorbeeld: succesmoment van Merve, 18 jaar uit Rotterdam Het lukt niet altijd, maar ik heb regelmatig succes met het goed aanbrengen van mijn make-up. Op zulke dagen vragen mijn vriendinnen mij vaak om advies, maar spreken soms ook onbekende vrouwen mij aan. Ik kijk heel veel YouTube-instructies over het aanbrengen van make-up, en volg de laatste trends. Ik ga langs bij de make-upafdelingen van veel winkels en vraag om uitleg en advies. Veel verkopers weten minder dan ik, of nemen mij niet serieus, maar ik vraag door en krijg daarom regelmatig bruikbare tips. Ik probeer ook zelf veel verschillende dingen uit, en maak eigen combinaties. Soms mislukt dat helemaal, maar dan haal ik alles er weer af, en begin ik gewoon weer opnieuw. Ik sta iedere dag een half uur eerder op dan mijn broertje terwijl we op hetzelfde tijdstip vertrekken. Ik vind het heerlijk om even een momentje voor mijzelf te hebben een mijzelf mooi te maken. Ik denk dat ik dit succesmoment vooral te danken heb aan de eigenschappen: • Passie: omdat ik het moment voor mijzelf heerlijk vindt. • Volharding: omdat ik mij niet af laat wimpelen door verkopers, maar gewoon blijf doorvragen. • Ideeën: omdat ik vaak iets nieuws probeer. • Verbetering: omdat ik nog iedere dag nieuwe dingen leer, en met de laatste trends meega.

50


Innovaties zijn overal

14. Innovaties zijn overal Als je aan iemand vraagt: ‘Noem een voorbeeld van innovatie’, dan is het meestal even stil. Een voorbeeld van innovatie is best moeilijk om zomaar even te bedenken. Als je er echter wat langer over nadenkt, komen de meeste mensen al snel met heel veel voorbeelden. Innovaties zijn namelijk overal om ons heen. De gemakkelijkste manier om een innovatie te bedenken is om terug te denken aan hoe het vroeger ging, en hoe het nu gaat. Vroeger gebruikten medewerkers in de bouw scheppen en kruiwagens om zand te verplaatsen, nu gebruiken ze een graafmachine. Vroeger had je een papieren kaart en een stratenboek nodig om de weg te vinden, nu gebruiken we een navigatiesysteem.

14.1

Voorbeelden bedenken? Als je aan de slag gaat om voorbeelden van innovaties te beschrijven, kun je dus denken aan hoe mensen vroeger werkten. Maar hoe kom je daarachter? EĂŠn manier om innovaties te onderzoeken is om je heen te kijken naar apparaten, en je dan af te vragen: hoe deden mensen hun werkzaamheden voordat deze apparaten bestonden? Dit kan thuis (de wasmachine), maar ook op de werkplek. Hoe werd er gekopieerd voordat er een kopieerapparaat was? Op die manier zijn innovaties makkelijk te vinden.

51


Kies je keuzedeel

15. Kies je keuzedeel Jij hebt het voor het kiezen! Als je kiest voor een mbo-opleiding, word je opgeleid voor een baan of vervolgopleiding op het hbo. In je opleiding krijg je vakken aangeboden, die standaard horen bij je opleiding. Bijvoorbeeld Nederlands en rekenen. Maar ook praktijk- en theorievakken die passen bij je opleiding. Vanaf augustus 2016 heb je daarnaast ook wat te kiezen. Met keuzedelen. Zo kun je zelf een deel van je opleiding invullen. En dat is leuk!

15.1

Wat dan? Vanuit je opleiding krijg je te horen uit welke keuzedelen jij kunt kiezen. Er zijn keuzedelen waarmee je je verder kunt specialiseren in je beroep, en keuzedelen die je voorbereiden op een volgende opleiding in het mbo of hbo.

52


Kies je keuzedeel

15.2

Na je opleiding aan het werk? Als je straks klaar bent met je mbo-opleiding en je zoekt een baan, dan kun je je onderscheiden doordat je een keuzedeel hebt gevolgd. Het keuzedeel maakt jouw diploma uniek. Want iedere student kan zich in een ander onderwerp hebben verdiept. Als je een keuzedeel met een voldoende hebt afgerond, dan komt dat op je diploma te staan. Met je diploma in de hand kun je dus aan je toekomstige baas laten zien wat je allemaal in huis hebt.

15.3

Toch verder leren? Als je na je opleiding een andere mbo-opleiding wilt gaan doen of start met een hbo-opleiding, is het slim om je tijdens je opleiding hierop voor te bereiden. De keuzedelen die je hebt gevolgd, kunnen je helpen om in een vervolgopleiding te zorgen voor een makkelijkere start of misschien zelfs wel een vrijstelling.

53


15.4

Een voorbeeld Stel je volgt de opleiding tot manager retail en je wilt later aan de slag bij een winkel in een plaats waar veel Duitsers op vakantie gaan. Dan is het handig als jij Duits kunt spreken. Het keuzedeel Duits is dan voor jou heel interessant.

54


Mijn Sociale netwerk in beeld brengen

16. Mijn Sociale netwerk in beeld brengen Hierna vind je drie afbeeldingen van een sociaal netwerk. Als je een afbeelding gebruikt om informatie weer te geven, noemen ze dat vaak een ‘infographic’. De eerste twee infographics zijn gemaakt met professionele software. De laatste is door een student gemaakt met het programma Lucidchart. Hoe je dat kunt gebruiken en wat je daarvoor moet doen, staat bij de afbeelding omschreven.

Sociaal netwerk via via.

Deze afbeelding geeft een simpel sociaal netwerk weer. Het ziet er heel mooi uit maar er staat op het eerste gezicht niet zo veel informatie in. Als je goed kijkt, zie je echter een aantal details. Zo zijn er kleine en grote cirkels gemaakt. De grote cirkels zijn meestal de mensen die je goed kent, de kleine cirkels zijn de mensen in jouw netwerk die je wat minder goed kent. De kleine cirkels zijn mensen die je via iemand anders kent.

55


Sociaal netwerk via media.

Dit is weer een heel andere afbeelding van een sociaal netwerk. Hier is ervoor gekozen om alle bekenden op te delen naar de manier waarop jij hen benadert. Sommigen ken je via Facebook, anderen via Twitter. Ook in dit netwerk zit op het eerste gezicht niet veel informatie. Wel kun je zien dat ze ook kleureffecten hebben gebruikt (bijvoorbeeld oranje voor mail), wat de infographic nog overzichtelijker maakt.

Jouw eigen netwerk in kaart brengen.

Deze derde afbeelding is eigenlijk nog te eenvoudig om een infographic te noemen. Toch is dit een goede eerste aanzet. Zo’n afbeelding moet jij ook kunnen maken toch? Deze afbeelding is gemaakt met het programma Lucidchart. Dit programma is gratis. Je hoeft er geen software voor te installeren op je computer, en het kan gebruikt worden op ieder platform.

56


Mijn Sociale netwerk in beeld brengen

De student die deze afbeelding heeft gemaakt heeft een standaardvoorbeeld gebruikt van Lucidchart en dat aangepast. Dat is de gemakkelijkste manier om hiermee aan de slag te gaan. Je hoeft niet per se gebruik te maken van dit programma. Er zijn meerdere softwareprogramma’s waar je dit soort afbeeldingen in kunt maken. Het zou zelfs kunnen in Word of Excel.

57


Student en LinkedIn

17. Student en LinkedIn Ook als je student bent, kan een LinkedIn-profiel heel handig zijn. Je kunt zo in een vroeg stadium in contact komen met studenten, alumni en docenten. Toegegeven, door de geringe werkervaring die je hebt is het wat lastiger om je profiel in te vullen, maar met de nodige creativiteit kun je best ver komen. Naast bijbaantjes en stages kun je nevenactiviteiten vermelden, zoals bestuurswerk bij verenigingen, projecten en vrijwilligerswerk. Je kunt deze informatie onderbouwen met video’s, presentaties en documenten.

17.1

Je profiel: waar moet je op letten? Twee zaken zijn heel belangrijk wanneer je een profiel op LinkedIn aanmaakt: je foto en de tekst in de kopregel. Deze worden namelijk getoond bij alles wat je binnen LinkedIn doet. Samen vormen ze dus je visitekaartje en moeten ze ervoor zorgen dat een recruiter geĂŻnteresseerd in je raakt.

Voorbeeldpagina LinkedIn.

Gebruik een mooie neutrale profielfoto van jezelf. Volgens LinkedIn worden profielen met foto dertig procent beter bezocht; het wekt vertrouwen. Ben je op meerdere zakelijke online netwerken actief, gebruik dan dezelfde foto.

58


Student en LinkedIn

Zorg voor een pakkende tekst in de kopregel. Noem hier de functietitels waarop je gevonden wilt worden. Heb je momenteel geen werk? Neem dan ook het woord ‘beschikbaar’ op. Vervolgens vul je alle onderdelen van je profiel in. Gebruik hiervoor je cv. Voorkom significante verschillen tussen beide documenten en lieg niet; je LinkedIn-profiel is immers voor iedereen zichtbaar (oké, je kunt je profiel afschermen, maar we gaan er nu even vanuit dat je dit niet doet).

17.2

Algemene tips

17.2.1

Taal In welke taal je je profiel invult, is afhankelijk van de ambities die je hebt. Ambieer je een carrière bij een internationale organisatie – in Nederland of daarbuiten – zorg dan voor een Engelstalig profiel. Kies je voor een Nederlandstalig profiel, gebruik dan ook Engelstalige trefwoorden. Recruiters zoeken namelijk ook op Engelstalige termen, zoals business unit manager, people manager, sales engineer.

17.2.2

Trefwoorden Deze zijn heel belangrijk. Het is zaak om goed na te denken op welke woorden jij gevonden wilt worden, zoals ‘projectleider’, ‘proactief’, ‘analytisch’ en ‘hbo werk- en denkniveau’. Vind je het lastig om jouw trefwoorden te bedenken? Neem dan vijf vacatures die jou aanspreken en analyseer deze.

17.3

Tips per onderdeel

17.3.1

Summary De samenvatting staat gelijk aan de profieltekst in je cv of je elevator pitch en is het eerste wat anderen van jou te zien krijgen. Je benoemt hier kort en helder een aantal specialiteiten van jouw werkervaring. Je kunt denken aan bepaalde kennis of werkervaring (talen, computerprogramma’s, door jou geleide veranderingstrajecten), het netwerk dat je meebrengt, publicaties en presentaties. Heb je een loopbaanswitch gemaakt, dan kun je in je samenvatting hier een toelichting op geven en je kunt het gebruiken om aan te geven dat je openstaat voor nieuw werk.

17.3.2

Experience Geef bij je werkervaring resultaatgericht uitleg over je huidige en voorgaande functies.

17.3.3

Recommendations Net als in het gewone leven is ook op LinkedIn mond-tot-mondreclame goud waard. Vraag je referenties of ze een korte aanbeveling voor je willen schrijven. Geef hierbij aan welke prestaties of werkzaamheden je onder de aandacht wilt brengen. Skills. Binnen LinkedIn kun je heel veel competenties opnemen. Doe dit dan ook, minstens twintig, met minder ben je te bescheiden.

59


17.3.4

Extra’s Vraag je bij de extra profielonderdelen als talen, projecten en vrijwilligerswerk af of het werktechnisch gezien toegevoegde waarde heeft om daar iets in te vullen. Ben je op zoek naar een baan als manager van een kinderopvang, dan is het slim om bij vrijwilligerswerk te vermelden dat je leider bent van een scoutinggroep.

17.3.5

Contact settings Geef bij de contactgegevens duidelijk aan hoe een recruiter contact met je kan opnemen, via mail en/of per telefoon.

17.4

Vindbaarheid verhogen Als je je profiel volledig hebt ingevuld, leg je vervolgens contact met oud-studiegenoten, vrienden, kennissen, (oud-)collega's en mensen uit voor jou interessante 'groups'. Het is raadzaam om af en toe deel te nemen aan discussies. Daarmee breng je jezelf onder de aandacht en ben je beter vindbaar voor potentiĂŤle nieuwe werkgevers. Plaats ook regelmatig een update om in de picture te blijven. Dit doe je in 'Status Update', dat boven aan je profiel staat. Je kunt het zien als jouw persoonlijke nieuwsbrief waarmee je jezelf steeds weer onder de aandacht brengt van de connecties in je netwerk.

60


Teamrollen van Belbin

18. Teamrollen van Belbin 18.1

De Bedrijfsman De bedrijfsman is de praktische figuur en organisator van het team. Nuchter, ordelijk en taakgericht als hij is, weet u zich verzekerd van een harde werker. Hij zet gemakkelijk plannen en ideeën om in uitvoerbare taken. De Bedrijfsman is soms wat al te praktisch en behoudend als het directe nut van iets nieuws niet meteen duidelijk is.

18.2

De Brononderzoeker De brononderzoeker is de vrolijke, extraverte netwerker van het team. Enthousiast, avontuurlijk en ruimdenkend en altijd op zoek naar nieuwe ideeën en interessante contacten. Hij is van nature goed in het leggen en onderhouden van contacten, maar ook wel eens snel verveeld en nonchalant als het nieuwe eraf is.

18.3

De Plant De plant is de creatieve denker van het team, introvert en origineel. Een vrije geest die de ruimte zoekt om te kunnen fantaseren over de toekomst en die met verrassende oplossingen komt. Hij kan verstrooid lijken, is niet altijd even praktisch en mist soms de aansluiting met wat de omgeving van hem vraagt.

18.4

De Monitor De monitor is verstandig, bedachtzaam en kritisch. De analyticus van het team. Hij wil altijd weten hoe de vork in de steel zit en zal niet over één nacht ijs gaan. De monitor kan lang wikken en wegen, maar zijn oordeel is zelden onjuist.

18.5

De Vormer De vormer is gedreven, gepassioneerd en wilskrachtig. Hij heeft een sterke drang om te presteren, zoekt de uitdaging en weet mensen in beweging te krijgen. Hij kan ook driftig reageren, snel geëmotioneerd en ongedurig zijn, en moet wel eens oppassen niet te veel over mensen heen te willen daveren.

61


18.6

De Voorzitter De voorzitter is de natuurlijke coĂśrdinator van het team, die de procedure aangeeft, bedoelingen verheldert en samenvat wat iedereen wil. Hij hoeft zelf niet bijzonder creatief of intelligent te zijn, maar heeft wel een neus voor het talent van anderen. De voorzitter zet graag anderen aan het werk en kan van nature goed delegeren.

18.7

De Zorgdrager De zorgdrager bezit het talent om voortdurend aan te voelen wat er fout en mis kan gaan. Dit leidt tot veel aandacht voor details, checken en nog eens checken, en een hang naar perfectionisme. Hij bewaakt de kwaliteit en de veiligheid, maar kan wel eens overbezorgd zijn en moeilijk iets aan een ander overlaten.

18.8

De Groepswerker De groepswerker is het meest gevoelige lid van het team: behulpzaam, meegaand en sterk gericht op het creĂŤren van sfeer en een gevoel van saamhorigheid. De groepswerker zoekt evenwicht en harmonie, is anderen nabij, maar heeft moeite met conflicten en kan in kritieke momenten moeilijk een beslissing nemen.

18.9

De Specialist De specialist is de stille eenling die zich in een team eigenlijk niet thuisvoelt. Hij weet vaak heel veel van heel weinig en kan een deskundige bijdrage leveren op een bijzonder gebied. Hij waagt zich niet gauw en niet graag buiten zijn specifieke vakgebied.

18.10 Welke rol past bij jou? Maak eens een test om te zien welke rol het beste bij jou past! Test teamrollen van Belbin

62


The big five

19. The big five De naam van dit persoonlijkheidsmodel slaat op de vijf karaktertrekken die het onderscheidt. Tegenwoordig is The big five onder psychologen algemeen geaccepteerd als het belangrijkste persoonlijkheidsmodel in zijn soort. Het is de basis van veel psychologisch onderzoeken bij personeelsselectie en studiekeuze. Een belangrijk kenmerk van The big five is dat de scores op de karaktertrekken normaal verdeeld zijn. Dat wil zeggen dat je volgens de test niet per se óf extravert óf introvert bent. Je kunt ook iets ertussenin zijn. Hierdoor voelen deelnemers aan de test minder weerstand als ze de testscore zien. Ze hebben minder het gevoel dat ze in een hokje zijn gestopt.

19.1

De 5 karaktertrekken 1. extraversie De mate waarin een persoon behoefte heeft aan contact met anderen. Extraverte mensen zijn sociaal, actief, praatgraag, gericht op personen, optimistisch. Introverte mensen werken het liefst alleen of in een rustige omgeving. 2. inschikkelijkheid (vriendelijkheid) Gedraagt iemand zich meestal meegaand, tolerant en hulpvaardig? Of juist wat meer competitief en weinig medewerkend? 3. zorgvuldigheid Gaat een persoon georganiseerd en doelgericht te werk of ongestructureerd en doelloos? 4. emotionele stabiliteit Dit is het andere uiterste van neuroticisme. Neurotische mensen maken zich veel zorgen, zijn onzeker en nerveus. Emotioneel stabiele mensen zijn tevreden met zichzelf, ontspannen en weinig emotioneel. 5. openheid voor ervaring/ideeën Openheid in de zin van het op zoek gaan naar nieuwe ervaringen. Mensen die hoog scoren op deze schaal zijn nieuwsgierig en fantasievol. Mensen die laag scoren zijn down-to-earth en houden zich het liefst bezig met de feiten van het hier en nu.

19.2

Waarom vijf? Er zijn uiteraard honderden of duizenden woorden waarmee je iemands persoonlijkheid kunt beschrijven. Waarom staan die niet allemaal in de lijst? De makers van de test hebben om te beginnen al deze honderden woorden verzameld. Vervolgens bleek dat veel van die woorden vaak voor dezelfde persoon gebruikt werden. Dus als mensen iemand praatgraag noemen, is de kans groot dat ze deze persoon ook als spontaan betitelen. Die eigenschappen zijn verwant en horen dus bij dezelfde karaktertrek: extraversie. Maar: als twee karaktereigenschappen niet vaker dan gemiddeld samengaan in personen, hebben ze kennelijk geen gemeenschappelijke oorsprong. Ze

63


horen dan thuis bij een andere karaktertrek. Zo kwamen de onderzoekers uiteindelijk uit bij vijf karaktertrekken. Je zou kunnen zeggen: de vijf grootste gemene delers van alle karaktereigenschappen.

64


Typistenpoules in de vorige eeuw

20. Typistenpoules in de vorige eeuw Tot begin jaren ’80 van de vorige eeuw was het heel gebruikelijk dat er kamers vol medewerkers de hele werkdag achter de typemachine aan het typen waren. Zij typten foutloos Nederlands met 180 aanslagen per minuut. Maar waarom was dat nodig? Konden de andere collega’s niet zelf typen? Waar moesten al die getypte brieven naartoe? En hoe kwamen die daar dan? Deze poule van medewerkers typten alle brieven voor het hele bedrijf. De verschillende afdelingen leverden vaak de geschreven teksten aan bij de typekamer of spraken de teksten in op recorders. E-mail werd pas gangbaar in 1995. Tot die tijd ging alle post, via de postbode.

Typisten in de jaren 50.

65


Woordweb

21. Woordweb Bij een woordweb zet je het belangrijkste woord in het midden. Daaromheen zet je de woorden die ermee te maken hebben en waar jij aan dacht. Niets is fout. Je kunt van alles opschrijven. Hierna zie je een afbeelding van een woordweb. Bij dit voorbeeld zijn er woorden gebruikt die samenhangen met het woord ‘Water’. Jij gaat in de opdracht de karaktereigenschappen in het midden zetten en de woorden uit de advertenties eromheen.

Voorbeeld van een woordweb.

Je mag zelf bedenken hoe je dit gaat maken. Ga je dit zelf tekenen en inscannen? Of ga je een programma zoeken waarmee je een woordweb kunt maken op het internet?

66


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.