33902 Opvoedingsproblemen

Page 1

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

fb

Opvoedingsproblemen

.v

.

Cursus


Colofon Uitgeverij: Edu’Actief b.v.

.v

.

0522-235235 info@edu-actief.nl

fb

www.edu-actief.nl Auteur(s): Margriet van der Wielen

tie

Inhoudelijke redactie: Agnes Schouten Titel: Opvoedingsproblemen

u' Ac

ISBN:978 90 3723 390 2 © Edu’Actief b.v. 2017

Behoudens de in of krachtens de Auteurswet gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

U

itg

ev

er

ij

Ed

Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h Auteurswet dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in compilatiewerken op grond van artikel 16 Auteurswet kan men zich wenden tot de Stichting PRO (www.stichting-pro.nl). De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden. Door het gebruik van deze uitgave verklaart u kennis te hebben genomen van en akkoord te gaan met de specifieke productvoorwaarden en algemene voorwaarden van Edu’Actief, te vinden op www.edu-actief.nl.


Inhoudsopgave Over deze cursus

Opvoedingsproblemen

.

8 9

Vormen van hulpverlening bij opvoedingsproblemen

Reflectie

30

Theoriebron Opvoedingsproblemen

32

18

25

tie

Thuisbegeleiding bij opvoedingsproblemen

36

u' Ac

Theoriebron Opvoedingsproblemen van 0 tot 19 jaar

Theoriebron Opvoedingsproblemen op micro-, meso- en macroniveau Theoriebron Ondersteuning bij opvoedingsspanning

40

44

Theoriebron Hulp bij opvoedingscrisis en opvoedingsnood

47

Theoriebron Hulp bij huiselijk geweld en kindermishandeling

Ed

13

fb

Opvoedingsproblemen op micro-, meso- en macroniveau in kaart brengen

.v

OriĂŤntatie

4

54

U

itg

ev

er

ij

Theoriebron Thuisbegeleiding bij opvoedingsproblemen

51

3


Over deze cursus

Over deze cursus

.

Inleiding

Ed

u' Ac

tie

fb

.v

Kinderen opvoeden is een grote verantwoordelijkheid en kan behoorlijk lastig zijn. Tijdens de dagelijkse opvoeding lopen ouders tegen vragen en problemen aan die doorgaans binnen het gezin wel weer opgelost worden. In deze cursus worden deze alledaagse opvoedingsproblemen buiten beschouwing gelaten. Er wordt dieper in gegaan op opvoedingsspanningen die over zijn gegaan in ernstige opvoedingsproblemen. Hierbij hebben ouders geen grip meer op de opvoedingssituatie en verkeert het gezin in een opvoedingscrisis en/of opvoedingsnood.

Bij opvoedingsproblemen kunnen intense emoties ontstaan.

Je kunt beschrijven welke opvoedingsproblemen ouders kunnen hebben. Je kunt het ontstaan van opvoedingsproblemen en de hulpvraag van ouders bij opvoedingsproblemen in kaart brengen Je kunt aangeven welke vormen van hulp er zijn voor ouders met opvoedingsproblemen en je kunt ouders doorverwijzen naar de juiste vorm van hulp. Je kunt beschrijven hoe je ouders via thuisbegeleiding kunt ondersteunen bij opvoedingsproblemen en welke technieken je hierbij toe kunnen passen. Je kunt benoemen hoe je de ondersteuning met de ouders kunt evalueren.

er

• •

ij

Leerdoelen

ev

U

itg

Beoordelingsformulier <

4

Beoordeling Aan het eind van de cursus wordt je parate kennis beoordeeld met een toets. Je praktische beheersing van de leerdoelen wordt getoetst aan de hand van twee beroepsproducten. Deze worden op verschillende punten beoordeeld: op inhoud en op de uitvoering. Ander belangrijke punten bij de beoordeling zijn: actieve deelname aan de lessen, nette uitwerking van de opdrachten in correct Nederlands. Je vindt ze bij elkaar in het beoordelingsformulier.


Over deze cursus

Planning Een beroepsproduct maken kost tijd. Daarom moet je dit goed plannen. Lees eerst de opdracht van het beroepsproduct goed door en vul daarna het planningsformulier in. Neem ook de andere opdrachten van deze cursus op in je totale planning. Zo voorkom je dat je in tijdnood komt.

.v

.

Planningsformulier <

Tijdens het gesprek dat plaatsvindt tussen de hulpverlener en hulpvrager (bijvoorbeeld de ouder) worden de risicofactoren en beschermende factoren besproken. Dit kan aan de hand van een risicotaxatiemodel. Je gaat onderzoek doen naar verschillende modellen en daar een blog over schrijven.

tie

Theoriebron Opvoedingsproblemen op micro-, mesoen macroniveau <

fb

Beroepsproduct: Blog risicotaxatiemodellen (individueel)

Filmpje De Yucelmethode <

• •

Geef in eigen woorden een korte samenvatting van deze drie modellen en analyseer de overeenkomsten en de verschillen. Voeg per model ook je eigen mening toe. Schrijf een blog over de risicotaxatiemodellen (inclusief de Yucelmethode). Leg in je blog uit waarom deze modellen zijn bedacht, wat je ermee kunt vaststellen en wat de verschillen en overeenkomsten zijn tussen deze modellen. Zorg dat twee groepsgenoten een reactie plaatsen naar aanleiding van je blog. Reageer op de reacties. Lever de link waar je blog te lezen is aan bij de docent.

ev

er

• • •

Ed

Lees de Theoriebron Opvoedingsproblemen op micro-, meso- en macroniveau en bekijk de Filmpjes Draaglast en draagkracht en De Yucelmethode. Leg in eigen woorden uit wat de Yucelmethode inhoudt en geef je mening over deze aanpak. Beschrijf dit op een A4’tje. Zoek informatie op internet over: – het ecologisch model van Bronfenbrenner – het risicomodel van Van der Ploeg – het balansmodel van Bakker.

ij

u' Ac

Stappen Filmpje Draaglast en draagkracht <

U

itg

Eisen aan het beroepsproduct In je blog: • start je met een goede, pakkende titel. • beschrijf je al in de eerste alinea heel duidelijk het onderwerp. • beschrijf je wat de verschillende risicotaxatiemodellen inhouden en wat je ermee kunt vaststellen. • beschrijf je duidelijk de overeenkomsten en verschillen tussen de taxatiemodellen. • beschrijf je je eigen mening over de verschillende taxatiemodellen. • beschrijf je waarom dit onderwerp belangrijk is om over te bloggen, wie je ermee wilt bereiken en wat je ermee wilt bereiken. • voeg je minimaal één beeld of videomateriaal toe om je verhaal te illustreren.

5


Over deze cursus

Beroepsproduct: Training (viertallen) Casus

u' Ac

tie

fb

.v

.

Je werkt al jaren als thuisbegeleider in gezinnen met opvoedingsproblemen. Tijdens de intervisiebijeenkomsten is je opgevallen dat de jonge nieuwe medewerkers die net beginnen in het werkveld nog erg onzeker zijn en door gebrek aan ervaring worstelen om de opvoedproblemen effectief aan te pakken en om goed door te verwijzen. Je besluit om samen met je ervaren collega’s een training van acht bijeenkomsten op te zetten waarin je de jonge en nieuwe medewerkers traint. Onderwerpen die in de training aan bod komen zijn: • de mogelijkheden en diverse vormen van hulpverlening binnen de regio • hoe je kunt werken aan het bewustwordingsproces bij ouders over de manier waarop ze opvoeden en wat ze daarmee willen bereiken • op welke manier het vertrouwen van ouders in hun eigen rol als opvoeder versterkt kan worden • hoe je concrete handvatten aan kunt reiken waarmee ouders het gedrag van hun kinderen op een effectieve en positieve manier kunnen beïnvloeden.

Stappen

Vorm een viertal. Maak een planning en een taakverdeling. Maak een opzet voor een training van acht bijeenkomsten van twee uur. Werk de bijeenkomsten uit in een duidelijk draaiboek. Voer een bijeenkomst uit met een aantal groepsgenoten en film belangrijke onderdelen hiervan. Lever het draaiboek en de film van de bijeenkomst in bij de docent.

Ed

• • • • •

er

ij

Laat elke processtap goedkeuren door je docent, voordat je begint aan de volgende processtap.

Eisen aan het beroepsproduct

U

itg

ev

Draaiboek: • In het draaiboek wordt een training beschreven van acht trainingsbijeenkomsten van twee uur. Deze bijeenkomsten zijn volledig uitgewerkt van begin tot einde met duidelijke toelichting op programma, werkwijze, tijd, benodigdheden en inhoud. Iedere bijeenkomst bevat minstens een activiteit waarbij aan de hand van videobeelden informatie wordt toegelicht of vaardigheden worden getraind.

6


Over deze cursus

In het draaiboek staan oefeningen: oom de draagkracht en draaglast in kaart te brengen – om een risicotaxatieanalyse uit te uitvoeren – waarmee het formuleren van SMART-doelen verder ontwikkeld wordt – waarmee de coachingstechnieken getraind worden om het vertrouwen van ouders in eigen kunnen te stimuleren – waarbij wordt geoefend met de checklist vraagverheldering – waarbij wordt geoefend met motiverende gespreksvoering om ouders bewust te maken van hun manier van handelen en hun gedrag te veranderen – om de kennis en vaardigheden te vergroten met betrekking tot opvoedingsproblemen – waarmee opvoedingsvaardigheden getraind worden aan de hand van beschreven praktijksituaties – om de sociale kaart van de regio te maken over diverse mogelijkheden voor doorverwijzing.

fb

.v

.

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

Film: • De film duurt minimaal tien en maximaal twintig minuten en laat verschillende momenten van de gehele bijeenkomst zien. • In de film laat je duidelijk zien hoe je de activiteiten van je draaiboek uitvoert en welke inhoudelijke informatie je vertelt.

7


Oriëntatie

Oriëntatie Opdracht 1

Wie of wat ben ik? (klassikaal)

Opdracht 2

fb

.v

.

Bij binnenkomst in het lokaal krijgt iedereen een sticker van de docent op de rug geplakt met sleutelbegrippen die centraal staan in de theorie van de cursus opvoedingsproblemen. Probeer erachter te komen wat er op je rug staat. Iedereen loopt rond in de ruimte en stelt diverse groepsgenoten een ja–neevraag. Je mag maar één vraag per groepsgenoot stellen. Wanneer je het juiste begrip hebt achterhaald, mag je gaan zitten.

What happens next? (individueel/klassikaal)

Opdracht 3

Maak de zin af …

u' Ac

tie

De docent introduceert het onderwerp van de cursus door een filmpje te laten zien waarin zich een situatie afspeelt die te maken heeft met het onderwerp opvoedingsproblemen. Op het moment dat de docent het filmpje stopzet krijg je de opdracht om te voorspellen wat er gaat gebeuren of hoe het verhaal verder zal aflopen. Dit schrijf je op een A4’tje. Een aantal groepsgenoten lezen hun verhaal of voorspelling voor. De docent laat zien hoe het filmpje eindigt.

Als ik het één dag voor het zeggen had, dan zou ik de volgende wetten maken met betrekking tot het opvoeden van kinderen ...

U

itg

ev

er

ij

Ed

Beschrijf dit op een A4’tje en lees het aan elkaar voor in de groep.

8


Opvoedingsproblemen

Opvoedingsproblemen

.

Inleiding

Ed

u' Ac

tie

fb

.v

In de meeste gezinnen wordt opvoeden als leuk beschouwd. Zelfs als het met vallen en opstaan gaat. Geen kind is hetzelfde en elke leeftijdsfase brengt weer nieuwe uitdagingen en verassingen met zich mee voor het kind, maar ook voor de ouders. Sommige uitdagingen brengen opvoedingsvragen met zich mee waar andere ouders ook mee te maken hebben. Deze worden vaak vanzelf weer opgelost, maar het kan ook zijn dat opvoedingsvragen lastiger zijn om op te lossen en spanningen met zich meebrengen. Opvoeden wordt dan al een stuk minder leuk. In deze opdrachtenset leer je wat opvoedingsproblemen zijn, welke indeling in zwaarte van opvoedingsproblemen er wordt gemaakt en welke ernstige opvoedingsproblemen bij kinderen tot negentien jaar voor kunnen komen.

ij

Opvoeden is niet altijd makkelijk.

er

Leerdoelen

ev

• • •

U

itg

• •

Opdracht 4

Theoriebron Opvoedingsproblemen <

Je kunt de betekenis omschrijven van opvoedingsproblemen. Je kunt een beschrijving geven van de indeling in zwaarte van de opvoedingsproblematiek. Je kunt verschillende kenmerken beschrijven van opvoedingsspanning, opvoedingscrisis en opvoedingsnood. Je kunt beschrijven wat opvoedingstaken en opvoedingsopgaven zijn. Je kunt beschrijven welke opvoedingsproblemen er aan de orde zijn bij kinderen van nul tot negentien jaar.

Opvoedingsproblemen a. Beantwoord de volgende vraag individueel: Waar denk jij aan als je het woord opvoedingsproblemen hoort? Schrijf een aantal steekwoorden op.

9


Opvoedingsproblemen

fb

.v

.

b. Bekijk met elkaar de steekwoorden van vraag 1 en probeer tot een definitie te komen. Wat is volgens de groep een goede omschrijving voor het begrip opvoedingsproblemen?

U

itg

ev

Filmpje Het huis uitgezet <

er

Filmpje Terroriseren <

Bekijk de Filmpjes Onhandelbaar en respectloos, Terroriseren en Het huis uitgezet. Wissel met drie groepsgenoten uit wat je van deze beelden en opvoedingssituaties vindt. Leg aan elkaar uit waarom je er zo tegenaan kijkt. Maak een korte samenvatting van het gesprek met je groepsgenoten.

ij

Filmpje Onhandelbaar en respectloos <

Over opvoeding gesproken

10

Ed

Opdracht 5

u' Ac

tie

c. Lees in de Theoriebron Opvoedingsproblemen wanneer gesproken wordt van opvoedingsproblemen. Vergelijk deze omschrijving met de omschrijving van de groep. Beschrijf de overeenkomsten en verschillen tussen de omschrijving van de groep en de theorie.


Opvoedingsproblemen

Opdracht 6

Lees de Theoriebron Opvoedingsproblemen. Maak een woordspin, gebruik hiervoor het Werkmodel Woordspin. Zet in het midden: Indeling opvoedingsondersteuning naar zwaarte. Zet hieromheen vier pijlen die verwijzen naar: alledaagse opvoedingsvragen, opvoedingsspanning, opvoedingscrisis en opvoedingsnood. Beschrijf bij elk onderdeel de kenmerken. Bedenk zelf bij elk van de vier categorieĂŤn een voorbeeld van een opvoedingssituatie.

.

Theoriebron Opvoedingsproblemen <

Opvoedingszwaarte

Werkmodel Casussen opvoedingsproblemen <

Casus opvoedingsproblemen

Lees individueel het Werkmodel Casussen opvoedingsproblemen. Bepaal bij iedere casus in welke categorie van opvoedingszwaarte deze volgens jou in te delen is: alledaagse opvoedingsproblemen, opvoedingsspanning, opvoedingscrisis of opvoedingsnood. Beschrijf je antwoorden op een half A4’tje en geef duidelijk, met voorbeelden, aan waarom je bij een casus voor een bepaalde opvoedingszwaarte gekozen hebt.

tie

Opdracht 7

fb

.v

Werkmodel Woordspin <

Lees de Theoriebron Opvoedingsproblemen. Beantwoord daarna de vragen over ontwikkelingstaken en opvoedingsopgaven. a. Wat wordt bedoeld met ontwikkelingstaken?

er

ij

Theoriebron Opvoedingsproblemen <

Ontwikkelingstaken en opvoedingsopgaven

Ed

Opdracht 8

u' Ac

Vergelijk je antwoorden met de antwoorden van een groepsgenoot. Indien jullie van mening verschillen, overleg je met elkaar waarop je je keuze hebt gebaseerd en probeer je tot overeenstemming te komen.

U

itg

ev

b. Wat wordt bedoeld met opvoedingsopgaven?

c. Soms krijgt het kind een taak vanuit de omgeving in de vorm van een eis, verwachting of opdracht, bijvoorbeeld het eten met bestek of samen spelen met andere kinderen. Geef zelf nog twee andere voorbeelden van een taak die vanuit de omgeving gegeven wordt.

11


Opvoedingsproblemen

Lees de Theoriebron Opvoedingsproblemen van 0 tot 19 jaar. Maak in tweetallen een of meerdere posters waarop je duidelijk de ernstige opvoedingsproblemen per leeftijdsfase in beeld brengt. Het gaat hier niet om de alledaagse opvoedingsproblemen, maar de opvoedingsproblemen waardoor het kind en/of het gezin in een opvoedingscrisis of -nood terecht kunnen komen.

fb

Theoriebron Opvoedingsproblemen van 0 tot 19 jaar <

Posterpresentatie

tie

Opdracht 9

.v

.

d. Het kan ook zijn dat een kind een taak uit zichzelf moet leren beheersen, omdat er veranderingen plaatsvinden op lichamelijk, cognitief, sociaal of emotioneel gebied. Denk hierbij aan het leren lopen of het omgaan met alleen zijn.

Hang de posters op in de klas en bekijk elkaars uitwerking. Beoordeel elkaars poster(s) met minimaal twee tips en twee tops.

In de kranten verschijnen dagelijks artikelen over situaties waarin ernstige opvoedingsproblemen beschreven worden: een vader die zijn baby de trap afgooit, omdat die niet wil stoppen met huilen of een artikel over delinquent gedrag. Lees de Theoriebron Opvoedingsproblemen van 0 tot 19 jaar en het Artikel Zoon van crimineel gaat bijna altijd vader achterna. Stel een map samen met krantenartikelen behorende bij ernstige opvoedingsproblemen. Per opvoedingsprobleem en per leeftijdsfase, zoals beschreven in de Theoriebron, voeg je minimaal twee krantenartikelen toe. Ieder artikel voorzie je van je eigen mening op een A4’tje. De map inclusief je eigen mening over de krantenartikelen lever je in bij de docent.

U

itg

ev

er

ij

Artikel Zoon van crimineel gaat bijna altijd vader achterna <

u' Ac

Theoriebron Opvoedingsproblemen van 0 tot 19 jaar <

Map met krantenartikelen

Ed

Opdracht 10

12


Opvoedingsproblemen op micro-, meso- en macroniveau in kaart brengen

fb

.v

.

Opvoedingsproblemen op micro-, meso- en macroniveau in kaart brengen

tie

Inleiding

u' Ac

Er zijn verschillende modellen voor het in kaart brengen van de risicofactoren en beschermende factoren die van invloed zijn op opvoedingsproblemen. Deze modellen worden ook wel risicotaxatiemodellen genoemd. Voorbeelden hiervan zijn het balansmodel van Bakker en het meervoudig risicomodel van Van der Ploeg.

ev

er

ij

Ed

Bij een gezin met opvoedingsproblemen wordt vaak als eerst naar deze risicofactoren en beschermende factoren gekeken om de draaglast en draagkracht vast te stellen. Er wordt nagegaan wat zorgt voor de disbalans binnen het gezin. Tijdens het maken van deze opdrachten leer je wat risicofactoren en beschermende factoren op verschillende niveaus zijn. Je doet onderzoek naar een aantal risicotaxatiemodellen en oefent met behulp van de Checklist vraagverheldering hoe je een hulpvraag van een ouder kunt vaststellen.

U

itg

De thuisbegeleider in gesprek met leden van het gezin om de hulpvraag te achterhalen.

Leerdoelen • • • •

Je kunt beschrijven en uitleggen wat het balansmodellen van Bakker en van Van der Ploeg inhouden. Je kunt beschrijven wat risicofactoren en beschermende factoren zijn op micro-, mesoen macroniveau. Je kunt beschrijven op welke manier opvoedingsproblemen en oorzaken in kaart kunnen worden gebracht Je kunt de hulpvraag van ouders bij opvoedingsproblemen vaststellen.

13


Opvoedingsproblemen op micro-, meso- en macroniveau in kaart brengen

Lees de Theoriebron en bekijk het Filmpje Draaglast, draagkracht en draagvlak. Beantwoord de vragen. a. Wat wordt bedoeld met draagkracht?

.

Theoriebron Opvoedingsproblemen op micro-, mesoen macroniveau <

Draagkracht en draaglast

.v

Opdracht 11

tie

u' Ac

b. Wat wordt bedoeld met draaglast?

fb

Filmpje Draaglast, draagkracht en draagvlak <

Ed

c. Noteer drie factoren die de draagkracht van een gezin kunnen vergroten.

er

ij

d. Noteer drie factoren die de draaglast van een gezin kunnen verzwaren.

Risicofactoren en beschermende factoren Lees de Theoriebron Opvoedingsproblemen op micro-, meso- en macroniveau en bekijk het Werkmodel Risicofactoren op micro-, meso- en macroniveau. Beantwoord de vragen.

ev

Opdracht 12

U

itg

Theoriebron Opvoedingsproblemen op micro-, mesoen macroniveau < Werkmodel Risicofactoren op micro-, meso- en macroniveau <

14

a. Geef in eigen woorden een omschrijving van het begrip risicofactoren bij de opvoeding van kinderen.


Opvoedingsproblemen op micro-, meso- en macroniveau in kaart brengen

.v

.

b. Geef in eigen woorden een omschrijving van het begrip beschermende factoren bij de opvoeding van kinderen.

u' Ac

tie

fb

c. Omschrijf in eigen woorden het begrip risicofactoren van het microsysteem. Geef hierbij twee andere voorbeelden dan in het Werkmodel beschreven staan.

ij

Ed

d. Beschrijf in eigen woorden wat risicofactoren van het mesosysteem inhouden. Geef een ander voorbeeld van een risicofactor van het mesosysteem dan in het Werkmodel staat beschreven.

f. Zoek op internet de definitie van het begrip multiprobleemgezinnen op.

U

itg

ev

er

e. Beschrijf in eigen woorden wat risicofactoren van het macrosysteem inhouden. Geef een ander voorbeeld van een risicofactor van het macrosysteem dan in het Werkmodel staat beschreven.

Bespreek en vergelijk je antwoorden met een groepsgenoot.

15


Opvoedingsproblemen op micro-, meso- en macroniveau in kaart brengen

• •

Lees de voorbeelden van sociale, psychologische of lichamelijke problemen. Schrijf ieder probleem apart op een papiertje. Bedenk op welk niveau jij vindt dat het probleem speelt en stop het papiertje in de micro-, meso- of macrodoos die de docent klaar heeft gezet. Als iedereen zijn papiertjes heeft verdeeld over de dozen wordt de opdracht klassikaal besproken. Dit gebeurt in drie rondes. Per ronde wordt er één doos besproken: – De docent gaat rond met de dozen en laat elke student uit een willekeurige doos een papiertje pakken. – Alle studenten lezen om de beurt hun papiertje voor en geven aan of dit papiertje in de goede doos is gelegd. Een korte discussie is mogelijk

fb

.v

Theoriebron Opvoedingsproblemen op micro-, mesoen macroniveau <

Sorteeroefening micro-, meso- en macroniveau

.

Opdracht 13

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

Voorbeelden van sociale, psychologische of lichamelijke problemen • een gevoel van overspannen zijn door verkeerde studiekeuze • rouwverwerking • grote schulden • altijd ruzie met partner • huiselijk geweld • verkeerde vrienden hebben • psychische problemen • gedwongen plaatsing in instelling vanwege het plegen van strafbare feiten • drankmisbruik • economische crisis • andere culturele normen en waarden hebben • niet goed mee kunnen komen op school • angst om dood te gaan • suïcide neigingen • zich onveilig voelen in de buurt • problemen met slechte arbeidsomstandigheden • ruzie met de sociale dienst • geen toegang krijgen tot zorginstellingen • onverzekerd zijn • ruzie met zijn werkgever • ruzie met de woningbouwvereniging • conflicten met een uitkerende instantie • conflict met de gemeente over de aanleg van een nieuw skateparcours • er komen steeds meer ADHD-kinderen • lange wachtlijsten voor hulpverleningsorganisaties • toenemende dak- en thuislozenproblematiek • toenemend alcoholgebruik onder jeugdigen • beperkte plaatsingsmogelijkheden voor kinderen

16


Opvoedingsproblemen op micro-, meso- en macroniveau in kaart brengen

a. Lees Theoriebron Opvoedingsproblemen op micro-, meso- en macroniveau en het Werkmodel Meervoudig risicomodel van Van der Ploeg. Vergelijk het balansmodel van Bakker en het Meervoudig risicomodel van Van der Ploeg met elkaar. Wat valt je op? Noem twee overeenkomsten en twee verschillen.

.v

Theoriebron Opvoedingsproblemen op micro-, mesoen macroniveau <

Risicotaxatieanalyse

.

Opdracht 14

b. Lees Werkmodel Casussen opvoedingsproblemen door en maak met de gegevens die je per casus hebt een risicotaxatieanalyse. Gebruik hiervoor het Werkmodel Invulformat risicotaxatie. Haal de feitelijke gegevens uit de casus en noteer deze in het schema op de juiste plaats.

tie

Werkmodel Casussen opvoedingsproblemen <

fb

Werkmodel Invulformat risicotaxatie <

Bedenk nu zelf (deze informatie kun je dus niet feitelijk uit de tekst halen) welke mogelijke beschermende factoren tegenover de risico’s kunnen staan. Noteer deze met een andere kleur. Lever de risicotaxatieanalyses in bij de docent.

u' Ac

Werkmodel Meervoudig risicomodel van Van der Ploeg <

Opdracht 15

Checklist vraagverheldering

Maak drietallen. Je gaat in tweetallen een rollenspel spelen om de hulpvragen van een ouder duidelijk te krijgen. Eén persoon is de hulpverlener en één persoon is een ouder. Een derde persoon is observant. De ouder mag zelf bepalen welk opvoedingsprobleem hij in gedachten neemt. De hulpverlener maakt gebruik van het Werkmodel Checklist vraagverheldering. Probeer goed door te vragen om de hulpvragen van de ouder op de diverse leefgebieden helder te krijgen. De observant let erop dat de hulpverlener goed doorvraagt en geeft de hulpverlener hier feedback over. Wissel van rol, zodat iedereen een keer hulpverlener geweest is. Schrijf individueel een samenvattend verslag op een A4’tje over jouw rol als hulpverlener: over de verzamelde gegevens van het gesprek en over wat goed ging en wat verbeterpunten voor jou zijn in het achterhalen van de hulpvragen van een ouder. Lever je verslag in bij de docent.

U

itg

ev

er

ij

Werkmodel Checklist vraagverheldering <

Ed

c. Bekijk het Werkmodel Meervoudig risicomodel van Van der Ploeg. Maak een meervoudig risicomodel voor de casus Naomi uit Werkmodel Casussen opvoedingsproblemen. Lever dit meervoudig risicomodel in bij de docent.

17


Vormen van hulpverlening bij opvoedingsproblemen

.

Vormen van hulpverlening bij opvoedingsproblemen

.v

Inleiding

Ed

u' Ac

tie

fb

Het vinden van hulp voor alledaagse opvoedingsvragen is eenvoudiger dan het vinden van juiste hulpverlening in complexere opvoedingssituaties. Door het maken van de opdrachten leer je welke mogelijkheden van hulpverlening er zijn bij opvoedingsspanning, opvoedingscrisis en opvoedingsnood. Ook wordt aandacht besteed aan ouders en kinderen met een licht verstandelijke beperking. De licht verstandelijke beperking kan een risicofactor zijn voor opvoedingsproblemen. Verder leer je welke vormen van kindermishandeling er zijn, hoe je signalen van kindermishandeling kunt herkennen en welke stappen je kunt zetten om in te grijpen.

ij

Huiselijk geweld vraagt om een crisisinterventie.

er

Leerdoelen •

ev

• •

U

itg

18

Je kunt beschrijven welke vormen van hulp er zijn voor ouders met opvoedingsproblemen bij opvoedingsspanning. Je kunt beschrijven welke vormen van hulp er zijn voor ouders met opvoedingsproblemen bij opvoedingscrisis en opvoedingsnood. Je kunt beschrijven waar ouders met kinderen met een verstandelijke beperking terechtkunnen voor opvoedingsondersteuning. Je kunt beschrijven welke vormen van hulp er zijn bij huiselijk geweld en kindermishandeling Je kunt beschrijven welke stappen er genomen moeten worden met betrekking tot signalering en hulp bij kindermishandeling.


Vormen van hulpverlening bij opvoedingsproblemen

Opdracht 16

Lees de Theoriebronnen Ondersteuning bij opvoedingsspanning en Ondersteuning bij opvoedingscrisis en opvoedingsnood. Bedenk vijftien vragen over de theorie en verwerk deze in een Kahootquiz. Speel de quiz met je groep.

.v

.

Theoriebron Ondersteuning bij opvoedingsspanning <

Quiz Ondersteuning bij opvoedingsproblemen

fb

Theoriebron Ondersteuning bij opvoedingscrisis en opvoedingsnood <

De voorlichtingsbrochure maak je in de vorm van een boekje met minimaal zes bladzijdes op A5-formaat. Gebruik lettertype Verdana 10. De brochure lever je in bij je docent.

Stellingen LVB

a. Bekijk de Filmpjes Wat is een LVB? en Kinderen met LVB. Discuseer met de groep over de volgende stellingen: • Kinderen met een LVB hebben vrijwel zeker geen kans op een succesvol leven. • Kinderen met een LVB hebben meer kans om met justitie in aanraking te komen dan normaal begaafde kinderen.

er

Opdracht 18

u' Ac

Theoriebron Ondersteuning bij opvoedingscrisis en opvoedingsnood <

Maak een voorlichtingsbrochure waarin je uitlegt wat opvoedingsondersteuning bij opvoedingsspanning, opvoedingscrisis en opvoedingsnood inhoudt. Ook beschrijf je in de brochure bij deze drie vormen van opvoedingsondersteuning de verschillende vormen van hulpverlening die in je eigen regio geboden worden.

Ed

Theoriebron Ondersteuning bij opvoedingsspanning <

Brochure Vormen van hulpverlening

ij

Opdracht 17

tie

Filmpje Hoe maak ik een Kahootquiz? <

ev

Filmpje Wat is een LVB? <

U

itg

Filmpje Kinderen met LVB < Filmpje Kinderen van verstandelijk beperkte ouders < Filmpje Kind afgepakt van zwakbegaafde ouders <

b. Bekijk de Filmpjes Kinderen van verstandelijk beperkte ouders en Kind afgepakt van zwakbegaafde ouders. Discussieer met de groep over de volgende stellingen: • Ouders met een LVB zouden geen kinderen mogen krijgen. • Ouders met een LVB kunnen geen kinderen opvoeden jonger dan twee jaar. • Kinderen die opgevoed worden door ouders met een LVB worden vrijwel zeker blootgesteld aan een vorm van kindermishandeling. c. Bedenk met de groep zelf nog twee stellingen om over te discussiëren. Als veel studenten dezelfde mening hebben, kun je ervoor kiezen om bewust een andere mening aan te nemen en daarvoor argumenten bedenken.

19


Vormen van hulpverlening bij opvoedingsproblemen

Opdracht 19

Opvoedingsondersteuning licht verstandelijke beperking

u' Ac

tie

fb

.v

.

a. Een voorbeeld van een begeleidingsmethode die geschikt is voor opvoedingsondersteuning aan gezinnen waarbij de ouder of het kind een licht verstandelijke beperking heeft, is het socialecompetentiemodel. Zoek informatie op internet en leg in eigen woorden uit wat het socialecompetentiemodel inhoudt.

U

itg

ev

er

ij

Ed

b. Een voorbeeld van een interventieprogramma voor deze doelgroep is het Portage Programma Nederland (PPN). Zoek informatie op internet en leg in eigen woorden uit wat het Portage Programma Nederland inhoudt.

20

c. Zoek zelf op internet nog drie begeleidingsmethoden en/of -programma’s die ingezet worden bij opvoedingsondersteuning aan gezinnen waarbij de ouder of het kind een licht verstandelijke beperking heeft. Schrijf op een A4’tje wat deze drie begeleidingsmethoden en/of -programma’s inhouden en bespreek dit met een groepsgenoot.


Vormen van hulpverlening bij opvoedingsproblemen

Werkmodel Signalen van kindermishandeling <

Lees de Theoriebron Hulp bij huiselijk geweld en kindermishandeling. Lees ook de Werkmodellen Signalen van kindermishandeling en Vormen van kindermishandeling.

.

Maak in tweetallen een kwartet met het onderwerp kindermishandeling. Gebruik hiervoor het Werkmodel Kwartetspel maken. In het kwartet laat je in ieder geval de vormen van kindermishandeling, de signalen van kindermishandeling per leeftijdscategorie en de meldcode terugkomen. Daarnaast ben je vrij om extra informatie over het onderwerp kindermishandeling in het kwartet te verwerken.

.v

Theoriebron Hulp bij huiselijk geweld en kindermishandeling <

Kwartet kindermishandeling

fb

Opdracht 20

Speel in de groep elkaars gemaakte spellen. Lever daarna je kwartet in bij de docent.

tie

Werkmodel Vormen van kindermishandeling <

Opdracht 21

u' Ac

Werkmodel Kwartetspel maken <

Oefenen met de meldcode

Ed

Doorloop de stappen van de meldcode aan de hand van de casus.

Casus Marianne (28)

U

itg

ev

er

ij

Marianne heeft twee kinderen van acht en vijf jaar oud. Beide kinderen maken een verzorgde indruk. Ze zijn volgens de laatste mode gekleed en hebben een verzorgd uiterlijk. Marianne is nog niet zo lang geleden verhuisd vanuit de andere kant van het land om samen te gaan wonen met haar vriend. Haar vriend heeft ze via internet leren kennen. Omdat Marianne in het verleden in de schuldhulpsanering zat en het nog steeds lastig vindt om haar administratie en financiĂŤn onder controle te houden, krijgt ze hulp van een thuisbegeleider. Melissa is net afgestudeerd en werkzaam als thuisbegeleider. Twee keer in de maand komt Melissa bij Marianne op bezoek. Tijdens haar bezoekjes ziet Melissa regelmatig onder schooltijd de kinderen in de tuin lopen. Dit verbaast Melissa en ze heeft al een aantal keren aan de kinderen gevraagd waarom ze niet op school zijn. Als zij met de oudste dochter van acht praat, merkt ze dat deze haar niet aankijkt, erg nerveus is en voortdurend naar Marianne kijkt voordat ze antwoord geeft. Het jongste kind van vijf maakt bijna een apathische indruk. Melissa ziet ze ook nooit met andere kinderen spelen en de jongste dochter van vijf ziet ze vaak teruggetrokken zitten op een tuinstoel in een hoekje van de tuin. Marianne reageert er heel onverschillig op en geeft aan dat haar dochter graag alleen zit. Op de vraag waarom de kinderen niet naar school gaan antwoordt ze met dezelfde onverschilligheid dat ze zich vaak niet lekker voelen. Naarmate Marianne vaker op bezoek komt bij Melissa groeit het vertrouwen en vertelt Marianne dat er veel ruzies zijn tussen haar en haar nieuwe vriend.

21


Vormen van hulpverlening bij opvoedingsproblemen

Meldcode Stap 1 In kaart brengen van signalen Beantwoord de vragen:

fb

.v

.

a. Maak jij je zorgen om deze vrouw en kinderen? Zo ja, op basis waarvan?

tie

b. Welke signalen kun je nu vastleggen?

u' Ac

c. Wat zouden je volgende stappen zijn, als jij Melissa was?

Meldcode stap 2 Overleg met collega

ij

Ed

d. Wie zou je om advies kunnen vragen en welke vraag stel je dan?

ev

er

e. De persoon die je om advies vraagt neemt je verhaal niet serieus. Laat je het erbij zitten of zet je een volgende stap?

U

itg

f. Als je een volgende stap zet, wat is dan die volgende stap?

g. Als de persoon je verhaal wel serieus neemt, wat is dan je volgende stap?

22


Vormen van hulpverlening bij opvoedingsproblemen

Meldcode Stap 3 Gesprek

fb

.v

.

De eerste keer dat Melissa weer bij Marianne komt geeft zij aan dat ze zich zorgen maakt op basis van de signalen. Zij legt uit aan Marianne dat de houding van de kinderen haar zorgen baart en ze zich afvraagt hoe het thuis gaat. Marianne geeft aan dat haar vriend zich nu heel anders voordoet dan in de tijd dat ze op internet contact hadden. Hij drinkt veel alcohol en zit dag en nacht achter de computer. Hierdoor zijn er veel spanningen en ruzies. Ze is gescheiden en heeft de kinderen meegenomen naar de andere kant van het land. Haar ex doet heel erg moeilijk en uit voortdurend dreigingen naar haar en haar nieuwe vriend. Haar vriend wordt hier opgefokt van en schreeuwt tegen de kinderen en Marianne. Marianne durft niets te zeggen, want met haar ex heeft ze slechte ervaringen. Als ze die tegensprak, kreeg ze een pak slaag. De kinderen waren daar getuige van.

tie

Meldcode Stap 4 Wegen van het geweld of de kindermishandeling

Welke risicofactoren kun je vaststellen en welke beschermende factoren zijn aanwezig?

ij

Ed

i.

u' Ac

h. Wat is je inschatting van de aard en de ernst van de ruzies?

er

Meldcode Stap 5 Beslissen: hulp organiseren of het melden Als jij Melissa was, zou je dan zelfhulp organiseren? Zo ja, voor wie en waar?

ev

j.

U

itg

k. Ga je een melding doen? Doe jij dat zelf of laat je dat een ander doen? En bij wie doe je dit?

Bespreek je antwoorden na iedere stap met een groepsgenoot.

23


Vormen van hulpverlening bij opvoedingsproblemen

Evaluatie: Waar ben je tegenaan gelopen tijdens het doorlopen van de stappen?

.v

.

l.

Filmpje Systemisch werken <

Ambulante crisishulp werkt volgens de principes van systeembenadering, netwerkbenadering, empowerment, competentiebenadering en oplossingsgerichte benadering. Dit zijn methoden en werkwijzen die gebruikt worden om acute problemen aan te pakken, herstel van evenwicht in het gezin terug te brengen en uithuisplaatsing van het kind te voorkomen.

tie

Theoriebron Hulp bij opvoedingscrisis en opvoedingsnood <

Film de begrippen

Lees de Theoriebron Hulp bij opvoedingscrisis en opvoedingsnood en bekijk het Filmpje Systemisch werken.

u' Ac

Opdracht 22

fb

Sluit af met een nabespreking met de gehele groep.

Zoek op internet informatie over de begrippen: 1. oplossingsgerichte benadering 2. competentiebenadering 3. netwerkbenadering 4. empowerment.

Ed

Als je voldoende informatie hebt gevonden maak je in tweetallen vier filmpjes van minimaal twee en maximaal vier minuten waarin je uitleg geeft over de begrippen.

U

itg

ev

er

ij

Wissel de vier filmpjes uit met een ander tweetal in de groep en bekijk elkaars resultaat. Geef feedback aan elkaar over de inhoud van de filmpjes en de manier waarop het gefilmd is. Werk de feedback uit in een verslag. Bespreek dit met het andere groepje en lever het verslag samen met de gemaakte filmpjes in bij de docent.

24


Thuisbegeleiding bij opvoedingsproblemen

.

Thuisbegeleiding bij opvoedingsproblemen

.v

Inleiding

• •

Beantwoord de vragen.

a. Op welke manier kan een thuisbegeleider ouders ondersteunen bij opvoedingsproblemen?

er

Theoriebron Thuisbegeleiding bij opvoedingsondersteuning <

Thuisbegeleiding bij opvoedingsondersteuning

ij

Opdracht 23

Je kunt beschrijven op welke manier je ouders via thuisbegeleiding kunt ondersteunen bij opvoedingsproblemen en hoe je hen aanzet tot gedragsverandering. Je kunt beschrijven welke technieken je als thuisbegeleider kunt toepassen in de ondersteuning van het gezin bij opvoedingsproblemen. Je kunt beschrijven hoe je de ondersteuning met de ouders kunt evalueren.

Ed

u' Ac

Leerdoelen

tie

fb

Ouders begeleiden in de thuissituatie bij opvoedingsproblemen is een uitdagende taak. Het ondersteunen van de ouders bij deze opvoedingsproblemen kan op veel manieren. Door het uitvoeren van de opdrachten leer je hoe belangrijk het is om een goed gesprek te kunnen voeren met een ouder om het vertrouwen te winnen, maar ook om informatie in te winnen. Vastgeroest gedrag verander je niet zomaar, maar het kan een leuke uitdaging zijn om hier samen met de ouder of het kind aan te werken. Door gebruik te maken van verschillende technieken zoals belonen en straffen en positief herformuleren kun je het gezin ondersteunen bij de opvoedingsproblemen.

ev

Werkmodel Model gedragsverandering <

U

itg

b. Op welke manier kan een thuisbegeleider een ouder aanzetten tot gedragsverandering?

25


Thuisbegeleiding bij opvoedingsproblemen

.

c. Welke technieken kan een thuisbegeleider toepassen in de ondersteuning van het gezin bij opvoedingsproblemen?

fb

Lees de Theoriebron Thuisbegeleiding bij opvoedingsproblemen en het Werkmodel Opvoedingspiramide. Voor deze opdracht ga je een gesprek voeren met een ouder die een kind heeft in de leeftijdsfase van nul tot negentien jaar. Als je geen ouder kunt vinden die mee kan werken, vraag je een groepsgenoot om de rol van ouder te spelen in een rollenspel. Leg de piramide van opvoeden in eigen woorden uit aan de ouder. Stel de ouder, per bouwsteen, de bijbehorende vragen die in het Werkmodel beschreven staan. Schrijf een korte rapportage aan de hand van de verzamelde gegevens. De rapportage is minimaal twee A4’tjes en geeft een duidelijke omschrijving van de achtergrond van de hulpvrager, een beknopte weergave van de verzamelde informatie en een conclusie over de ondersteuning die wel of niet wenselijk is en op welk gebied.

Ed

Werkmodel Opvoedingspiramide <

tie

Theoriebron Thuisbegeleiding bij opvoedingsproblemen <

Piramide van opvoeden

u' Ac

Opdracht 24

.v

d. Hoe kun je met ouders de ondersteuning evalueren?

Lever deze rapportage in bij de docent.

U

itg

ev

er

ij

Reflecteer op deze opdracht: Vond je het makkelijk of moeilijk om dit gesprek te voeren? Licht je antwoord toe.

26


Thuisbegeleiding bij opvoedingsproblemen

Opdracht 25

Door veel te oefenen, slijt je nieuw gedrag stap voor stap in. Door gedrag steeds te herhalen, ontstaan er namelijk nieuwe verbindingen in de hersenen. Op het moment dat deze verbindingen stevig genoeg zijn, wordt het automatisch en onbewust gedrag. Lees het Werkmodel Model gedragsverandering en bekijk de Filmpjes The Backwards Brain Bicycle, Kinderen zien, kinderen doen, Fun theory - kauwgom en Fun theory - traplopen.

.v

.

Werkmodel Model gedragsverandering <

Aanzet tot gedragsverandering

fb

Filmpje Kinderen zien, kinderen doen <

Maak viertallen. Bedenk met je groep vier hardnekkige gedragingen die een ouder kan vertonen en die een risicofactor vormen bij opvoedingsproblemen, bijvoorbeeld een ouder die schreeuwt tegen het kind als hij wil dat het kind luistert. Bedenk met je groepsgenoten in totaal vier verschillende manieren om dit hardnekkige gedrag op een plezierige en creatieve manier aan te pakken en te veranderen. Beschrijf heel concreet hoe je elke stap van het gedragsveranderingsproces op creatieve wijze kunt beïnvloeden. In totaal heb je dan twee uitwerkingen per gedraging bedacht.

tie

Filmpje The Backwards Brain Bicycle <

Werk je ideeën uit in een PowerPointpresentatie die je in de groep laat zien. De groepsleden geven minimaal één tip en één top.

u' Ac

Filmpje Fun theory kauwgom <

Ed

Filmpje Fun theory - traplopen <

er

ij

Gewenst gedrag wordt positief beloond.

Opdracht 26

a. Bekijk het Filmpje De knikkermethode. Een techniek om gewenst gedrag te bekrachtigen kan een beloningssysteem zijn. Zoek informatie op internet over het begrip beloningssystemen bij opvoeden. Maak zelf een origineel beloningssysteem om ongewenst gedrag te verminderen. Presenteer het systeem aan je groep en vraag om feedback.

U

itg

ev

Filmpje De knikkermethode <

Ondersteunende Technieken

b. Een andere techniek ter bevordering van gewenst gedrag is positief herformuleren. Positief herformuleren kent twee vormen. Zo kun je benadrukken wat al wel goed gaat in plaats van te benadrukken wat nog niet goed is. Je kunt ook ongewenst gedrag herformuleren in gewenst gedrag. Op het moment dat je negatief gedrag op een positieve manier herformuleert, stimuleert dit om gewenst gedrag te laten zien en maakt het duidelijk welk gedrag er van een individu gevraagd wordt.

27


Thuisbegeleiding bij opvoedingsproblemen

Maak een lijst met twintig voorbeelden van ongewenst gedrag en zet de positieve herformulering erachter. Zie het volgende voorbeeld. Benadrukken wat goed gaat

Ongewenst gedrag herformuleren in gewenst gedrag

Te traag een taak uitvoeren

‘Je schiet al aardig op’ in plaats van ‘Ben je nou nog niet klaar?’

Als je iets sneller doorwerkt, heb je nog tijd over om leuke dingen te doen.

Opdracht 27

Motiverende gespreksvoering

tie

fb

.v

.

Ongewenst gedrag

Maak drietallen. Lees het Werkmodel Motiverende gespreksvoering. Je gaat een rollenspel spelen waarbij motiverende gespreksvoering toegepast wordt.

u' Ac

Werkmodel Motiverende gespreksvoering <

Ed

Een persoon speelt een moeder die samen met haar dochter Elsa van zeven leeft. Moeder heeft weinig contacten in de buurt en geen contact met familie. Ze zegt jaloerse gevoelens te hebben als ze kijkt naar de moeders op het schoolplein, die gezellig met elkaar staan te praten. Moeder voelt zich erg eenzaam en probeert haar dochter van zeven niet met andere kinderen te laten spelen, omdat zij dan alleen zit. Dochter vindt het heerlijk thuis bij moeder op de bank en kijkt de hele dag met haar televisie. Met een bord op schoot (vaak patat) eten ze samen op de bank. Dochter gaat laat naar bed, want moeder vindt het zo gezellig samen. Op school valt de dochter regelmatig in slaap, want ‘s nacht slapen lukt ook niet meer zo goed.

ev

er

ij

De andere persoon speelt de hulpverlener en gaat aan de hand van de gesprekstechnieken die horen bij motiverende gespreksvoering moeder motiveren om haar sociale netwerk te vergroten. De derde persoon is de observator. Deze persoon let op het toepassen van de gesprekstechnieken door de hulpverlener: open vragen stellen, reflectief luisteren, bevestigen, samenvatten en verandertaal uitlokken. De observator geeft na afloop van het gesprek feedback aan de hulpverlener. De belangrijkste ervaringen tijdens het spelen van het rollenspel worden klassikaal besproken.

Opdracht 28

U

itg

Theoriebron Thuisbegeleiding bij opvoedingsproblemen <

Filmpje: Voortgangsgesprek < Werkmodel SMART <

28

Evalueren Lees de Theoriebron Thuisbegeleiding bij opvoedingsproblemen, het Werkmodel SMART en bekijk het Filmpje Voortgangsgesprek. Bedenk zelf een casus van een situatie waarin een ouder te maken heeft met een opvoedingsprobleem. Formuleer twee SMART-doelen waar deze ouder aan zou kunnen werken. Beschrijf de situatie waarin het gezin zich bevindt. Schets in je casus diverse oorzaken waarom de ouder zijn doel nog niet goed lijkt te gaan behalen. Je beschrijft ook wat er allemaal aan acties is ondernomen tot nu toe. Maak het nog concreter door een aantal beschermende en risicofactoren te beschrijven die in de situatie meespelen. Alle groepsgenoten doen hun casus in een doos. In tweetallen haal je een casus uit de doos en speel je een rollenspel. Neem wel de tijd om de casus in tweetallen voor te bereiden.


Thuisbegeleiding bij opvoedingsproblemen

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

fb

.v

.

Een persoon speelt de hulpverlener en de ander de ouder. De hulpverlener evalueert met de ouder het SMART-doel behorende bij de casus. Als de ouder van mening is dat de hulpvrager vertrouwen wekt, goede vragen stelt en met goede argumentatie komt, mag de ouder zich meewerkend opstellen. Indien de ouder aanvoelt dat het in de weerstand kan blijven zitten, stelt deze zich niet meewerkend op. Het rollenspel speel je voor de groep. De groep reflecteert na afloop op het rollenspel.

29


Reflectie

Reflectie Opdracht 29

Reflectie op de lesstof

fb

.v

.

a. Wat heb je allemaal geleerd? Noem drie dingen.

u' Ac

tie

b. Wat wist je al?

Opdracht 30

Ed

c. Wat ga je in de toekomst in jouw werk gebruiken?

Kritisch en creatief denken

er

ij

a. Kijk je naar verschillende mogelijkheden als dingen niet in één keer lukken? Noem één voorbeeld.

U

itg

ev

b. Kom jij voor jouw mening uit als de situatie dat vraagt? Noem één voorbeeld.

30

c. Heb jij het uiterste uit jezelf gehaald bij de opdrachten? Noem één voorbeeld.


Reflectie

Opdracht 31

Zelfregulatie en zelfsturing

.v

.

a. Heb je een goede planning gemaakt? Geef hiervan één voorbeeld.

tie

fb

b. Heb je de goede bronnen en materialen gebruikt? Geef hiervan één voorbeeld.

Opdracht 32

Samenwerken

u' Ac

c. Ben je goed omgegaan met feedback? Geef hiervan één voorbeeld: hoe heb je gereageerd?

Ed

a. Heb jij bijgedragen aan een goede sfeer in de groep? Geef hiervan één voorbeeld.

ev

er

ij

b. Hebben jullie als groep goede afspraken gemaakt? Geef één voorbeeld van een goede afspraak.

U

itg

c. Kan je goed met andere mensen omgaan, ook al zijn ze anders dan jij? Geef hiervan één voorbeeld.

31


Theoriebron Opvoedingsproblemen

.

Theoriebron Opvoedingsproblemen

.v

Inleiding

Ed

u' Ac

tie

fb

Als ouder kun je zielsgelukkig zijn met je pasgeboren baby. En ook snel van je roze wolk af vallen als blijkt dat het opvoeden van je kind met vallen en opstaan gaat. Spijbelen, een driftbui, niet luisteren, te laat thuiskomen en zelfs liegen horen allemaal tot het gedrag van opgroeiende kinderen. Een kind dat een paar uur spijbelt kan je, stiekem lachend, aan jezelf doen denken. Maar wat als een paar uur spijbelen overgaat in een paar dagen of weken of in totale schoolweigering? In deze cursus gaat het over opvoedingsproblemen. Problemen die bij kinderen en ouders/opvoeders aan de orde zijn en die invloed hebben op het gezinsleven. Met name opvoedingsspanning, opvoedingscrisis en opvoedingsnood worden uitgebreid behandeld. Dit zijn situaties waarin de problemen niet makkelijk op te lossen zijn.

er

ij

Als ouders veel ruziemaken heeft dat invloed op de ontwikkeling van het kind.

U

itg

ev

Wat zijn opvoedingsproblemen?

32

Er wordt van opvoedingsproblemen gesproken als de problemen tussen ouders en kinderen binnen het gezin niet meer zelf opgelost kunnen worden en er verdergaande interventie (een doelbewuste ingreep om een bepaalde zaak te verbeteren) nodig is. Hierbij kun je denken aan intensieve trainingen voor ouders of kind of begeleiding in het gezin door een thuisbegeleider. Andere voorbeelden zijn het gebruik maken van bijzondere voorzieningen voor het kind of nog verdergaande ingrepen waarvoor de Raad voor de Kinderbescherming wordt ingeschakeld. Als er over opvoedingsproblemen wordt gesproken, kan er een indeling naar zwaarte in worden aangebracht. Deze loopt van alledaagse opvoedingsvragen via opvoedingsspanning naar opvoedingscrisis en opvoedingsnood.


Theoriebron Opvoedingsproblemen

Alledaagse opvoedingsvragen en opvoedingsspanning

fb

.v

.

Opvoedingsvragen zijn vragen van ouders die gaan over praktische problemen gericht op een bepaald onderdeel van de ontwikkeling of opvoeding van kinderen. Dit zijn meestal herkenbare situaties waar ouders redelijk goed mee om kunnen gaan, maar waar wel behoefte is aan aanvullende informatie van een (soms onafhankelijke) buitenstaander. Hierna vind je per leeftijdscategorie onderwerpen waarover opvoedingsvragen kunnen bestaan.

u' Ac

Schoolkinderen: • ruzies • concentratieproblemen • laag prestatieniveau • stelen of vandalisme.

tie

Baby’s, peuters en kleuters: • voedingsproblemen • slaapproblemen • scheidingsangst • driftbuien • ongehoorzaamheid • druk gedrag • niet zindelijk zijn.

Ed

Pubers en adolescenten: • alcohol- of drugsgebruik • twijfels over identiteit en/of toekomst (wie ben ik, wat kan ik en wat wil ik?) • niet tevreden en onzeker zijn over uiterlijke kenmerken • incidenteel spijbelen.

er

ij

Op het moment dat deze opvoedingsvragen spanning en ongerustheid veroorzaken wordt gesproken van opvoedingsspanning. Het lukt ouders dan niet goed om de opvoedingsvraag of het probleem te hanteren. Ouders twijfelen aan hun eigen vaardigheden, omdat deze niet erg effectief blijken bij de aanpak van het probleem. Zij gaan op zoek naar alternatieven, (professionele) steun en advies over hoe ze een bepaalde situatie het beste aan kunnen pakken.

U

itg

ev

Opvoedingscrisis en opvoedingsnood Bij een opvoedingscrisis stapelen de spanningen zich op en ontstaat er een situatie waarin de opvoedingsproblemen escaleren en de veiligheid van een van de gezinsleden in gevaar komt. Ouders zijn vaak in paniek en gestrest. Zij hebben het gevoel dat er echt acuut iets moet gebeuren, omdat de gevolgen niet meer te overzien zijn. Escalatie kan ook ontstaan door plotselinge ingrijpende gebeurtenissen waarbij ouders de situatie niet meer zelfstandig kunnen hanteren. Voorbeelden hiervan zijn een inbraak, verkeersongeval of verkrachting. Deze schokkende gebeurtenis laat sporen achter van angst, machteloosheid en onzekerheid bij alle betrokkenen. De vaak heel sterke emoties moeten worden verwerkt en kunnen tot ernstige problemen leiden. Indien er binnen het gezin al langere tijd complexe problemen in de opvoeding bestaan en er daarnaast nog andere problemen spelen die de situatie erger maken, wordt gesproken van een extreem problematische opvoedingssituatie. Dit wordt ook wel opvoedingsnood genoemd. Ouders ervaren hun eigen situatie als uitzichtloos en voelen zich machteloos. De

33


Theoriebron Opvoedingsproblemen

relatie tussen ouder en kind is ernstig verstoord en zonder hulp van buitenaf komen ze er niet meer uit. Naast crisishulp is ook structurele en vaak langdurige professionele hulp nodig om veranderingen te bewerkstelligen binnen het gezin.

.v

.

Ontwikkelingstaken

tie

fb

Tijdens de opvoeding krijgt het kind bij iedere leeftijdsfase te maken met specifieke ontwikkelingstaken. Dit zijn taken die kenmerkend zijn voor een bepaalde leeftijdsfase en waarvoor het kind bepaalde vaardigheden moet leren beheersen die van essentieel belang zijn voor het latere ontwikkelingsverloop van het kind. Soms krijgt het kind een taak vanuit de omgeving in de vorm van een eis, verwachting of opdracht (mede afhankelijk van tijd en cultuur). In onze Nederlandse samenleving wordt bijvoorbeeld van een adolescent verwacht dat ze een bijbaantje gaan zoeken.

u' Ac

Het kan ook dat een kind taken uit te voeren heeft die uit het individu zelf voortkomen. Deze worden bepaald door veranderingen die op lichamelijk, cognitief, sociaal-emotioneel en moreel gebied plaatsvinden bij het vorderen van de leeftijd. Een voorbeeld is dat een baby moet leren kruipen om zich voort te kunnen bewegen. Het uitvoeren van nieuwe ontwikkelingstaken vraagt van het kind dus voortdurend nieuw gedrag.

Ed

De ontwikkeling verloopt over het algemeen geleidelijk, maar kan per kind afwijken doordat het kind later of juist wat vroeger met bepaalde ontwikkelingstaken te maken krijgt. Een voorbeeld hiervan is een kind met een lichamelijke en/of licht verstandelijke beperking dat door zijn beperking meer moeite heeft om bepaalde vaardigheden aan te leren. Daardoor zal het later dan passend bij de leeftijdsfase (of misschien helemaal niet) de ontwikkelingstaak kunnen vervullen.

Opvoedingsopgaven

er

ij

De steun die nodig is voor het eigen maken van de vaardigheden komt normaal gesproken van de ouders/opvoeders. Van hen wordt verwacht dat zij zich dusdanig gedragen dat kinderen op een veilige en verantwoorde wijze hun ontwikkelingstaak optimaal leren beheersen. De verantwoordelijkheid die de ouder/opvoeder voor deze ondersteuning moet nemen wordt een opvoedingsopgave genoemd.

U

itg

ev

Riksen-Walraven (2004) heeft na onderzoek vier pedagogische basisdoelen geformuleerd die in elke opvoedomgeving van toepassing zijn. De opvoedingsopgaven van ouders zijn gekoppeld aan deze pedagogische doelen. Van ouders wordt verwacht dat ze kinderen: 1. emotionele veiligheid bieden: een veilige basis, een ‘thuis’ waar kinderen zich kunnen ontspannen en zichzelf kunnen zijn 2. gelegenheid bieden voor het ontwikkelen van persoonlijke competenties: persoonlijke eigenschappen zoals veerkracht, zelfstandigheid, zelfvertrouwen, flexibiliteit, motivatie, creativiteit en cognitieve en taalvaardigheden 3. gelegenheid bieden voor het ontwikkelen van sociale competenties: inlevingsvermogen, communiceren, samenwerken, anderen helpen, sociale verantwoordelijkheid en conflicten voorkomen en oplossen 4. waarden en normen overdragen: de opvoedomgeving draagt waarden en normen aan kinderen over, waardoor kinderen zich de cultuur eigen maken van de samenleving waarin zij opgroeien.

34


Theoriebron Opvoedingsproblemen

Basale vaardigheden

fb

.v

.

Basale vaardigheden die iedere ouder zou moeten beheersen om de pedagogische doelen te kunnen realiseren zijn interactievaardigheden in het directe contact met het kind. Onder interactievaardigheden wordt verstaan: • emotionele ondersteuning: betrokkenheid tonen, troosten, aanmoedigen • respect voor de autonomie: ruimte geven om op eigen wijze op ontdekking te gaan. • structuur bieden en grenzen stellen: hierdoor wordt het ontdekken veiliger voor het kind • informatie en uitleg geven: dit helpt het kind de wereld te leren begrijpen.

tie

Een andere basale opvoedingsvaardigheid van ouders is het creëren van ‘voorwaarden’ om de ontwikkeling van het kind zo goed mogelijk te laten verlopen. Hiermee wordt bedoeld dat ouders zorgen dat de omstandigheden waarin het kind functioneert voldoen aan bepaalde eisen. Voorbeelden hiervan zijn de keuze die zij maken (vaak in samenspraak met het kind) voor speelgoed, school en sport, maar ook een ouder die praat met de leerkracht omdat het vermoedt dat het kind wordt gepest.

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

Tot slot mag verwacht worden van ouders dat ze zelf over algemene probleemoplossingsvaardigheden beschikken en dat zij hun eigen problemen onder controle hebben en hun leven op orde hebben.

35


Theoriebron Opvoedingsproblemen van 0 tot 19 jaar

.v

.

Theoriebron Opvoedingsproblemen van 0 tot 19 jaar

fb

Inleiding

u' Ac

tie

In de Theoriebron Opvoedingsproblemen is beschreven dat een kind veel te leren heeft in het leven. Ondersteuning tijdens dit leerproces is erg belangrijk. In deze Theoriebron wordt per leeftijdsfase dieper ingegaan op deze ontwikkelingstaken en opvoedingsopgaven. Ook worden de opvoedingsproblemen beschreven die niet meer alledaags zijn maar voor ernstige problemen zorgen, waardoor het gezin in een opvoedingscrisis of opvoedingsnood terecht kan komen.

Ontwikkelingstaken en opvoedingsopgaven bij kinderen van 0-2 jaar

U

itg

ev

er

ij

Ed

In deze leeftijdsfase spelen het gezin en (voorschoolse) opvang een belangrijke rol. De eerste belangrijke taak voor kinderen van nul tot twee jaar is het ontwikkelen op het gebied van de beheersing van het lichaam: leren om het hoofdje rechtop te houden, omrollen, zelfstandig zitten, kruipen, lopen etc. Ook zal het kind steeds zelfstandiger zijn omgeving gaan ontdekken (exploratie) en merken dat het als een zelfstandig individu een plek heeft in het gezin. Al voor de geboorte begint het kind een emotionele gevoelsband met de ouder/opvoeder te ontwikkelen. Vanaf de geboorte leert het kind om te gaan met zijn eigen gevoelens en zijn gevoelens ten opzichte van andere mensen. Door positieve gevoelens leert een kind zich te hechten aan een persoon. Een goede hechting draagt bij aan een gezonde ontwikkeling om intieme en sociale relaties met andere mensen aan te gaan of op te bouwen. Als deze hechting verstoord is doordat het kind veel negatieve gevoelens heeft ervaren, kan dit voor ernstige problemen zorgen op latere leeftijd. Ouders en opvoeders hebben de opgave om te zorgen dat de verzorging soepel verloopt, ze optimaal met het kind communiceren, voldoende aandacht geven en het kind de ruimte en steun bieden om te kunnen ontdekken en zich optimaal te ontwikkelen.

36

Ernstige opvoedingsproblemen bij kinderen van 0-2 jaar De meest voorkomende problemen, waardoor opvoedingscrisis of -nood kan ontstaan in deze leeftijdsfase zijn: • excessief huilen Het gaat hier om huilbaby’s die minimaal drie weken lang, minimaal drie dagen per week en minimaal drie uur per dag huilen. Ook ander huilgedrag dat niet aan deze definitie voldoet, kan ouders tot waanzin drijven. • het ontwikkelen van een reactieve hechtingsstoornis Dit is een ontwikkelingsstoornis waarbij de hechting aan de ouders/opvoeders ernstig verstoord is met als gevolg dat de latere relaties bij het kind ook verstoord raken.


Theoriebron Opvoedingsproblemen van 0 tot 19 jaar

Ontwikkelingstaken en opvoedingsopgaven bij kinderen van 2-4 jaar

tie

fb

.v

.

Ook tijdens deze leeftijdsfase zijn het gezin en eventuele opvang erg belangrijk voor het kind. Het kind leert dat het zich kan uitdrukken door middel van taal. Het zal in contact komen met leeftijdsgenootjes en daardoor leren hoe je met elkaar omgaat. In deze leeftijdsfase leert het kind dat er verschil bestaat tussen jongens en meisjes en ook leert het zindelijk te worden. Belangrijk is dat de ouders/opvoeders aandacht besteden aan de cognitieve ontwikkeling van het kind, een positieve en bevestigende houding aannemen ten opzichte van het kind en hun manier van benaderen afstemmen op het individuele kind. Niet alle jongens en meisjes zijn immers gelijk. Ook is het gedrag van het kind in deze leeftijdsfase nog erg wisselend en onstabiel. Voor ouders kan dit onvoorspelbaar en verassend zijn. De opgave die ouders en opvoeders hebben is het accepteren dat dit grillige gedrag bij de leeftijdsfase hoort, hier soepel mee omgaan en waar nodig licht bijsturen.

u' Ac

Ernstige opvoedingsproblemen bij kinderen van 2-4 jaar

er

ij

Ed

De meest voorkomende problemen, waardoor opvoedingscrisis of -nood kan ontstaan in deze leeftijdsfase zijn: • scheidingsangst: angstreactie ten gevolge van scheiding van een persoon • fobische en sociale angststoornissen: intense angstgevoelens voor bijvoorbeeld spinnen, vliegen of situaties waarin je mensen ontmoet • stoornissen in de taal, spraak en motoriek • ontwikkelingsstoornissen zoals ADHD, autisme en oppositioneel-opstandige gedragsstoornis • gedragsstoornis die zich beperkt tot het gezin: woede-uitbarstingen of het voortdurend verstoren van bezigheden van een gezinslid • onzindelijkheid

Het gezin, school, leeftijdgenootjes (peergroup) en vereniging hebben veel invloed op de ontwikkeling van het kind in deze leeftijdsfase. Kinderen proberen vrienden te maken en leren met aandacht en inspanning met iets bezig te zijn. Van ouders en opvoeders wordt verwacht dat ze gelegenheid bieden voor omgang met leeftijdgenootjes. Ook het geven van waardering, ondersteuning en aandacht voor schoolwerk is een opvoedingsopgave voor de ouder/opvoeder. Als ouders/opvoeders een warme opvoedingsstijl hanteren waar ruimte is voor inbreng van het kind, zal dit een positieve invloed hebben op het kind en het gezin.

U

itg

ev

Ontwikkelingstaken en opvoedingsopgaven bij kinderen van 4-12 jaar

37


Theoriebron Opvoedingsproblemen van 0 tot 19 jaar

Ernstige opvoedingsproblemen bij kinderen van 4-12 jaar

u' Ac

tie

fb

.v

.

De meest voorkomende problemen, waardoor opvoedingscrisis of -nood kan ontstaan in deze leeftijdsfase zijn: • enuresis: onwillekeurig urineverlies • stoornis in schoolvaardigheden: leesstoornis (dyslexie) of rekenstoornis (dyscalculie) • sociale terugtrekking: weinig contacten hebben en/of onderhouden • niet naar school willen • stoornis in geslachtsidentiteit: aandoening waarbij iemand zich niet prettig voelt, zichzelf voortdurend vergelijkt met de geldende regels en gebruiken rondom het geslacht meisje of jongen en zichzelf meer herkent in het andere geslacht • gedragsstoornis: psychiatrisch ziektebeeld bij kinderen dat zich kan uiten in afwijkend opstandig en ongehoorzaam gedrag • vroege delinquentie: gedrag dat volgens de wet strafbaar is • neurose: een psychisch lijden dat niet altijd als ziekte aangeduid kan worden Het lijden wordt veroorzaakt doordat de persoon gebeurtenissen in zijn leven op een abnormale manier beleeft. Onverwerkte nare gebeurtenissen zijn hier de oorzaak van. • somatoforme stoornis: psychische aandoening waarbij een kind lichamelijke klachten heeft waarvoor geen lichamelijke ziekte gevonden is.

Ed

Ontwikkelingstaken en opvoedingsopgaven bij jongeren van 12-19 jaar

er

ij

Naast het gezin, school en de peergroup draait binnen deze leeftijdsfase veel om het gebruik van internet en social media, om verenigingen, werk en sociaal-culturele evenementen. Jongeren in deze leeftijdsfase leren zelfstandiger te worden en minder afhankelijk van ouders en opvoeders te zijn. Ze leren om te gaan met het andere geslacht, komen erachter wat ze belangrijk vinden in hun leven, wie ze zijn of willen zijn. Ook wordt binnen deze leeftijdsfase bewuster de keuze gemaakt voor school of werk. Emotionele steun van ouders en opvoeders is hierbij erg belangrijk. Een tolerante opstelling met betrekking tot experimenten is nodig maar wel met het stellen van duidelijke grenzen. Ouders hebben een voorbeeldfunctie en gaan langzamerhand een gelijkwaardiger relatie met de jongere aan.

U

itg

ev

Ernstige opvoedingsproblemen bij jongeren van 12-19 jaar

38

De meest voorkomende problemen, waardoor opvoedingscrisis of -nood kan ontstaan in deze leeftijdsfase zijn: • misbruik van alcohol en drugs • stoornissen in de identiteit: meervoudige persoonlijkheidsstoornis • anorexia (nervosa): eetstoornis waarbij de persoon zichzelf uithongert door een negatief zelfbeeld • boulimia (nervosa): eetbuien gevolgd door opzettelijk braken, vasten of het gebruik van laxeermiddelen • problemen bij seksuele oriëntatie: ben ik homoseksueel, biseksueel of heteroseksueel? • suïcide: zichzelf van het leven (willen) beroven • oppositioneel-opstandige gedragsstoornis: de jongere is negatief, vijandig en openlijk ongehoorzaam


Theoriebron Opvoedingsproblemen van 0 tot 19 jaar

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

fb

.v

.

• •

gedragsstoornis in groepsverband: gedrag dat door groepsdruk tot uiting komt, bijvoorbeeld een jongere die een ruit van een bushokje ingooit omdat zijn vrienden de andere ruiten al hebben ingegooid delinquentie: gedragingen die door de wetgever als strafbaar zijn gesteld schooluitval.

39


Theoriebron Opvoedingsproblemen op micro-, meso- en macroniveau

fb

.v

.

Theoriebron Opvoedingsproblemen op micro-, meso- en macroniveau

tie

Inleiding

ev

er

ij

Ed

u' Ac

In de Theoriebron Opvoedingsproblemen zijn de ontwikkelingstaken van kinderen behandeld. De ouder/opvoeder heeft daarin een belangrijke opvoedingsopgave. Naast de ouder/opvoeder zijn er ook andere factoren die van invloed zijn op de ontwikkeling van het kind. Denk aan andere personen in de omgeving van het kind, de erfelijke aanleg die het kind heeft meegekregen vanaf de geboorte, maar ook invloeden vanuit de samenleving waarin het kind leeft. In deze Theoriebron kun je meer lezen over negatieve invloeden (risico) en positieve invloeden (beschermend) en de wisselwerking die deze op elkaar kunnen hebben. Deze invloeden kunnen tot problemen leiden of juist problemen voorkomen. In het meervoudig risicomodel van Van der Ploeg worden deze invloeden beschreven. Ook het balansmodel van Bakker beschrijft de factoren binnen verschillende systemen die van invloed zijn op de ontwikkeling van het kind: het micro-, meso- en macrosysteem.

U

itg

Met elkaar de buurt schoonhouden zorgt voor een leefbare wijk waar kinderen prettig kunnen opgroeien.

Balansmodel van Bakker Het balansmodel van Bakker is opgebouwd uit drie systemen: het micro-, meso- en macrosysteem. Per systeem zijn er factoren aanwezig die van invloed zijn op de ontwikkeling van het kind. De systemen zijn niet strikt te scheiden. Ze overlappen elkaar en kunnen tegelijkertijd invloed uitoefenen op het kind en de volwassene. Het eerste systeem is het microsysteem. Het gaat hier om invloeden die direct met individuen en kleinere groepen te maken hebben. Denk aan het kind, de ouder/opvoeder of het gezin.

40


Theoriebron Opvoedingsproblemen op micro-, meso- en macroniveau

Het tweede systeem is het mesosysteem waar kleine organisaties en kleinere samenlevingsverbanden invloed hebben op de ontwikkeling van het kind. Denk aan familie, vrienden, vereniging, school en de buurt waarin het leeft.

.v

.

Het derde systeem is het macrosysteem. De invloeden vanuit dit systeem hebben te maken met de grotere samenlevingsverbanden of de maatschappij als geheel. Denk aan culturen en sociaaleconomische invloeden.

fb

Meervoudig risicomodel van Van der Ploeg

Een model dat overeenkomsten heeft met het model van Bakker is het meervoudige risicomodel van Van der Ploeg (1990) Dit model beschrijft dat probleemgedrag een wisselwerking is tussen persoonlijke factoren: de persoonlijkheid van een kind en omgevingsfactoren. Probleemgedrag kan ontstaan op grond van meerdere oorzaken. Er is niet één enkele oorzaak aan te wijzen voor probleemgedrag. Vaak is het een combinatie van verschillende factoren die elkaar versterken. Probleemgedrag wordt beïnvloed door de persoonlijkheidskenmerken en de omgeving, maar het probleemgedrag beïnvloedt op zijn beurt ook de persoonlijkheidskenmerken en de omgeving .In het Werkmodel Meervoudig risicomodel van Van der Ploeg kun je hier meer over lezen.

u' Ac

tie

Werkmodel Meervoudig risicomodel van Van der Ploeg <

Draagkracht en draaglast

U

itg

ev

er

ij

Ed

Invloeden op de opvoeding en ontwikkeling van een kind kunnen negatief en positief zijn. Negatieve invloeden zijn risicofactoren. Dit zijn factoren die de opvoeding en ontwikkeling van kinderen kunnen bedreigen. Positieve invloeden worden beschermende factoren genoemd. Met deze factoren worden aspecten in de omgeving van het kind en eigenschappen van het kind bedoeld die hem kunnen beschermen tegen negatieve invloeden. Deze factoren vergroten de kans dat de opvoeding en ontwikkeling van het kind goed verloopt. Voorbeelden hiervan zijn: gezonde opvattingen en duidelijke normen, sociale binding, hechting en betrokkenheid, goede gezondheid, een positieve instelling, het krijgen van erkenning en waardering van volwassenen. De risicofactoren hebben te maken met draaglast. Hiermee wordt bedoeld de hoeveelheid spanning of druk die je ervaart. Veel risicofactoren zorgen voor meer spanning en druk. Beschermende factoren hebben te maken met draagkracht. Dit is de kracht die je hebt om met de spanning en druk om te gaan. Hoe meer beschermende factoren aanwezig zijn hoe groter de draagkracht is en hoe beter je met spanning en druk kunt omgaan. Om de harmonie te bewaren in het gezin is het belangrijk dat de draaglast en draagkracht in balans zijn.

Werkmodel Risicofactoren op micro-, meso- en macroniveau <

Risicofactoren op micro-, meso- en macroniveau In Theoriebron Opvoedingsproblemen van 0 tot 19 jaar staan diverse voorbeelden van ernstige opvoedingsproblemen bij kinderen en jongeren beschreven. Deze problemen kunnen zijn ontstaan door invloeden van verschillende systemen. Een overzicht van deze risicofactoren is terug te vinden in het Werkmodel Risicofactoren op micro-, meso- en macroniveau.

41


Theoriebron Opvoedingsproblemen op micro-, meso- en macroniveau

Risicofactoren kindermishandeling

tie

fb

.v

.

Door een combinatie en opeenstapeling van verschillende (risico)factoren zoals problemen van ouders zelf, het moeilijk kunnen omgaan met (problemen van) het kind en/of moeilijke leefomstandigheden van een gezin kunnen opvoedingsproblemen ontstaan die zo ernstig zijn dat ze kindermishandeling tot gevolg hebben. Het kind of gezin verkeert in een opvoedingscrisis of opvoedingsnood waar direct ingrijpen noodzakelijk is omdat de veiligheid van het kind in gevaar is. Kindermishandeling vindt niet alleen plaats binnen opvoedingssituaties, maar kan ook voorkomen binnen andere systemen: een leraar op school, de trainer op de sportvereniging, de oppas. De term ‘kindermishandeling’ is een verzamelnaam die gebruikt wordt voor verschillende vormen van mishandeling, seksueel misbruik en/of verwaarlozing van kinderen. In Nederland zijn jaarlijks meer dan 118.000 kinderen slachtoffer van mishandeling. De belangrijkste risicofactoren blijken de factoren die met ouders te maken hebben.

u' Ac

Risicofactoren kindermishandeling volgens Bakker Ook met betrekking tot kindermishandeling heeft Bakker een indeling in risicofactoren en beschermende factoren gemaakt. kindfactoren

Ed

risicofactor: • het kind is erg jong: jonger dan drie jaar.

ij

Beschermende factoren: • het kind heeft goede sociale vaardigheden • het kind heeft een goed oplossingsvermogen en een gevoel van zingeving.

er

ouder/opvoederfactoren:

U

itg

ev

risicofactoren: • partnergeweld • psychische en psychiatrische problemen • een opvliegend temperament, prikkelbaarheid en hyperactiviteit. • De ouder heeft kindermishandeling in de jeugd meegemaakt en/of was getuige van partnergeweld en ongewenste zwangerschap. beschermende factoren: • de ouder heeft voldoende opvoedingsvaardigheden • het aanwezig zijn van positieve invloedrijke andere volwassenen in het sociale netwerk. factoren in de ouder-kindrelatie: risicofactoren: • de ouder ziet de jeugdige als een probleem • het gebruik van fysieke straf • geen goede gehechtheidsrelatie en onvoldoende opvoedingsvaardigheden. beschermende factoren: • positieve rolmodellen

42


Theoriebron Opvoedingsproblemen op micro-, meso- en macroniveau

factoren in en om het gezin: risicofactoren: • geringe samenhang van de gezinsleden • veel conflicten in het gezin.

fb

.v

.

Beschermende factoren: • een positieve schoolomgeving • ondersteuning van familie of vrienden • praktische en informatieve steun • een stabiele woonsituatie.

u' Ac

Indien er sprake is van een opvoedingsspanning, opvoedingscrisis of opvoedingsnood, zijn de risicofactoren en de beschermende factoren uit verhouding en is er geen goede balans meer tussen draaglast en draagkracht. Om inzicht te krijgen in de opvoedsituatie kun je verschillende instrumenten en technieken gebruiken om de opvoedingsproblemen en gezinssituatie in beeld te krijgen. Voorbeelden hiervan zijn de Vragenlijst Gezinsfunctioneren voor ouders (VGFO) Vragenlijst voor Gezinsproblemen (VGP) en de gezinsvragenlijst (GVL). Het belangrijkste is om de concrete hulpvraag van ouder en/of kind helder te krijgen. Een voorbeeld van zo’n instrument is de checklist vraagverheldering. Bekijk deze checklist in Werkmodel Checklist vraagverheldering. De hulpverlener kan met de checklist vraagverheldering verschillende leefgebieden van een kind of het gezin goed in kaart brengen. Het maakt duidelijk wat de hulpvraag is en dus ook welke ondersteuning nodig is. Daarnaast brengt de checklist vraagverheldering in beeld wat de wensen en behoeften zijn van het kind of het gezin. Die wensen zijn de basis voor het opstellen van een plan. Het plan is een concreet middel om samen aan eigen regie van ouder en/ of kind te werken. Hoewel de checklist vraagverheldering een handig hulpmiddel is, heb je een goede grondhouding en gespreksvaardigheden nodig om de echte vraag achter de hulpvraag van ouder en/of kind duidelijk te krijgen. In de Theoriebron Thuisbegeleiding bij opvoedingsproblemen wordt hier dieper op ingegaan.

U

itg

ev

er

ij

Ed

Werkmodel Checklist vraagverheldering <

tie

Het in kaart brengen van opvoedingsproblemen

43


Theoriebron Ondersteuning bij opvoedingsspanning

.

Theoriebron Ondersteuning bij opvoedingsspanning

.v

Inleiding

Ed

u' Ac

tie

fb

In gezinnen waar sprake is van opvoedingsspanning die nog niet is geĂŤscaleerd kan er thuisbegeleiding ingezet worden. Deze vorm biedt hulp aan gezinnen met kinderen in de leeftijd van nul tot achttien jaar waar veel riscofactoren aanwezig zijn. De hulp heeft als doel dat ouders weer in staat zijn de opvoeding zelfstandig ter hand te nemen en te voorkomen dat gezinnen een beroep moeten doen op de jeugdhulp of andere vormen van toegewezen hulp. In deze Theoriebron worden de meestgebruikte vormen van ondersteuning in de thuissituatie bij opvoedingsspanning beschreven.

er

ij

Een thuisbegeleider in gesprek met een vermoeide moeder die zich ernstige zorgen maakt over het aanhoudende gehuil van haar pasgeboren dochter.

Intensieve pedagogische thuishulp (IPT)

U

itg

ev

Intensieve pedagogische thuishulp is een verzamelnaam voor interventies die intensieve hulp in de dagelijkse leefomgeving van het gezin omvatten, veelal gericht op het versterken van de opvoedingsvaardigheden van ouders in multiprobleemgezinnen. IPT-interventies voor multiprobleemgezinnen richten zich op problemen op meerdere fronten: gedrags- en ontwikkelingsproblemen bij de kinderen, opvoedingsproblemen en -vaardigheden bij de ouders, financiĂŤle problemen en het versterken van het sociale netwerk. Dit leidt vaak wel tot verbetering van de bestaande problemen, maar het aanleren van nieuwe vaardigheden is een langdurig proces. Om dit proces te volgen kan er vervolghulp aangeboden worden in de vorm van bijvoorbeeld ambulante hulp. Dit is een minder intensieve vorm van hulp door een (ortho)pedagogische coach die in overleg met de thuisbegeleider en de hulpvrager ingeschakeld kan worden voor extra ondersteuning op diverse leefgebieden.

44


Theoriebron Ondersteuning bij opvoedingsspanning

Intensieve Ambulante Gezinsbegeleiding (IAG)

fb

.v

.

IAG is gericht op gezinnen met jeugdigen van elke leeftijd die meervoudige en ernstige problemen en/of een langdurige hulpverleningsgeschiedenis hebben. Het doel van de IAG is dat het kind in het gezin kan blijven wonen of opnieuw thuis kan komen wonen. Ook wordt er gewerkt aan het verminderen van gedragsproblemen van kinderen en worden de opvoedingsvaardigheden van ouders versterkt. Het sociale netwerk wordt ook versterkt en bij het gezin betrokken. IAG duurt gemiddeld vijf maanden, waarin de hulpverlener het gezin twee keer per week thuis bezoekt.

Multidimensionale Familietherapie (MDFT)

Bemoeizorg

u' Ac

tie

MDFT is een ambulante systeemtherapie van zes maanden aangevuld met bemoeizorg. De systeemtherapie is gericht op de relaties tussen ouder/opvoeder en kind of tussen de gezinsleden. MDFT is bedoeld voor jongeren tussen de twaalf en negentien jaar met probleemgedrag zoals overmatig gebruik van drugs en/of alcohol, criminaliteit en spijbelen. Naast dit gedrag vertonen ze kenmerken die vaak op psychische of gedragsstoornissen duiden. Deze jongeren zijn meestal op meerder gebieden vastgelopen. Belangrijk is dat de communicatie binnen het gezin verbetert en het verslavingsprobleem aangepakt wordt.

er

ij

Ed

Bemoeizorg is een relatief nieuwe naam voor een vorm van sociaalpsychiatrische hulpverlening. Deze vorm van hulpverlening richt zich voornamelijk op gezinnen die zorg, hulp en ondersteuning proberen te vermijden. Deze gezinnen hebben wel hulp nodig en leven soms in zorgwekkende situaties, maar kunnen of willen de stap naar de reguliere hulpverlening niet maken. Bemoeizorg is een onderdeel van de openbare geestelijke gezondheidszorg (OGGZ). De uitvoering ligt doorgaans bij een gemeentelijke gezondheidsdienst en/of een geestelijke gezondheidszorginstelling. Deze instellingen werken nauw met elkaar samen. Daarnaast zijn politie, gemeentelijke sociale dienst, Leger des Heils en sociale verhuurders ook intensief betrokken. Met elkaar vormen zij een zogenoemd lokaal zorgnetwerk.

U

itg

ev

Wijkgerichte Intensieve Gezinsbegeleiding (WIG) Wijkgerichte intensieve gezinsbegeleiding biedt één jaar intensieve ambulante hulpverlening in de thuissituatie aan minstens één kind onder de twaalf jaar. Bij deze methode worden buurtnetwerken geactiveerd. Dat betekent dat alle voorzieningen die in de buurt beschikbaar zijn voor ondersteuning aan het gezin in kaart worden gebracht en gemobiliseerd: school, huisarts, inloopspreekuren voor jonge moeders, tienerclubjes, klusgroepen opgestart door buren in de wijk etc. Er wordt geprobeerd om ouders meer te laten integreren in de buurt en te wijzen op alle voorzieningen waar ze terechtkunnen voor hulp. Door deelname aan diverse buurtactiviteiten wordt gewerkt aan het uitbreiden van het sociale netwerk. Het doel is dat ouders hulp durven te vragen en uit een isolement komen. Als de draagkracht vergroot wordt, zal de draaglast meer in evenwicht komen, waardoor ouders meer grip op de opvoedingssituatie krijgen.

45


Theoriebron Ondersteuning bij opvoedingsspanning

Interventies bij gezinnen met kinderen met licht verstandelijke beperking

u' Ac

tie

fb

.v

.

Vormen van hulp die geboden worden aan gezinnen met kinderen met een licht verstandelijke beperking zijn bijvoorbeeld Relationele Gezinstherapie (RGT), Samen Stevig Staan (SSS), So-Cool en Voorwaardelijke Interventie in Gezinnen (VIG). RGT is een kortdurende gezinsbehandeling van drie tot zes maanden en bedoeld voor gezinnen en jongeren van elf tot achttien jaar (IQ hoger dan 55) met ernstige gedragsproblemen en crimineel gedrag Er is sprake van problemen op meerdere gebieden waaronder gezinsrelatie, relaties met leeftijdsgenoten, agressie en problemen op school. De hulp is erop gericht de vaardigheden van de jongere en het gezin te verbeteren en te leren toepassen. Ook heeft de hulp als doel de kans op herhaling van crimineel gedrag te verkleinen SSS probeert de gedragsproblemen van jeugdigen met een licht verstandelijke beperking door zowel de opvoedingsvaardigheden van ouders als de oplossingsvaardigheden van de jeugdigen in sociale situaties te verbeteren. So-Cool is een vorm van hulp voor jongens en meisjes van twaalf tot en met achttien jaar (met uitloop naar drieëntwintig jaar) met een IQ van 50-85 en een gemiddeld risico op terugval in crimineel gedrag die tekorten vertonen in de sociale probleemoplossingsvaardigheden. Deze vorm van hulpverlening wordt door de kinderrechter als leerstraf van veertig of vijftig uur opgelegd. Een leerstraf is een verplichte training bedoeld om bepaald gedrag te beïnvloeden en om te voorkomen dat er opnieuw problemen ontstaan.

Ed

Vroegtijdige Interventie in Gezinnen (VIG)

U

itg

ev

er

ij

VIG is opgezet als Vroegtijdige Interventie in Gezinnen. Gezinnen kunnen bij VIG worden aangemeld door partijen die zich zorgen maken over gezinnen die met zo veel problemen kampen dat de opvoeding van de kinderen eronder lijdt en hun ontwikkeling ernstig bedreigd wordt. Vaak zijn deze gezinnen al bekend bij hulpverleningsinstanties. Soms melden gezinnen zichzelf aan. In deze fase is er nog geen sprake van gedwongen hulpverlening. Indien het gezin geen medewerking verleent aan het hulpaanbod, kan het te maken krijgen met sancties en verandert de vrijwillige medewerking aan het hulpverleningstraject in een vorm van dwang. Voorbeelden van deze vormen van dwang zijn: • uithuiszetting vanuit de woningbouwcoöperatie • melding van Veilig Thuis bij de Raad voor de Kinderbescherming voor een mogelijke ondertoezichtstelling of uithuisplaatsing • korten op de uitkering vanuit de Wet werk en bijstand (WWB).

46


fb

Inleiding

.v

Theoriebron Hulp bij opvoedingscrisis en opvoedingsnood

.

Theoriebron Hulp bij opvoedingscrisis en opvoedingsnood

Ed

u' Ac

tie

Zoals in de Theoriebron Ondersteuning bij opvoedingsspanning is beschreven, zijn er veel vormen van hulpverlening beschikbaar om te ondersteunen bij opvoedingsspanning. Er wordt geprobeerd om een uithuisplaatsing van een kind te voorkomen. Dit lukt niet altijd. Gezinnen die in een opvoedingscrisis of -nood zijn beland hebben baat bij acute hulp en er moet dan actie worden ondernomen in de vorm van een crisisinterventie.

er

ij

Als de veiligheid van het kind in gevaar is, vraagt dit om beschermende maatregelen. Soms betekent dit dat het kind uit huis wordt geplaatst.

U

itg

ev

Wat is een crisisinterventie? Bij een crisisinterventie is er sprake van een kortdurende intensieve hulpactie om acute problemen op te losse en het evenwicht tussen de risicofactoren en beschermende factoren te herstellen. Met herstellen wordt bedoeld: voorkomen van verdere achteruitgang, herstel naar het oorspronkelijke niveau met daarbij een structurele verbetering voor het gezin. Voor het structureel herstellen is het altijd nodig om vervolghulpverlening in te zetten Dit kan bijvoorbeeld een vaardigheidstraining zijn, gesprekken met een psycholoog of thuisbegeleiding. Ambulante crisisinterventie heeft altijd vier duidelijke kenmerken (Faas, 1996): • Het is een preventieve vorm van hulp. • Het is van kortdurende aard. • Er vinden intensieve contacten, gesprekken en andere activiteiten plaats. • Het is directief. Dat betekent dat de methode die gebruikt wordt, gericht is op actie en stimulering van het kind of de ouder/verzorger.

47


Theoriebron Hulp bij opvoedingscrisis en opvoedingsnood

Crisistypen

tie

fb

.v

.

Er wordt onderscheid gemaakt in verschillende typen crisis: • een acute crisis of shockcrisis Hierbij is de spanning in korte tijd opgelopen, bijvoorbeeld door een sterfgeval, een ongeluk of een ander ernstig incident. Het vermogen van een gezin om hierop in te spelen schiet te kort. • een uitputtingscrisis Deze ontstaat doordat spanning geleidelijk oploopt. Een relatief kleine aanleiding kan dan de emmer plotseling doen overlopen. Als het gezin de spanningen niet langer kan opvangen, kan dit een crisis teweegbrengen bij het kind of bij de ouder/opvoeder. • een acute uitputtingscrisis Dit is het type crisis waarbij er bij het kind of bij de ouder/opvoeder plotselinge en dramatische veranderingen in gedrag, gevoel, denken en lichamelijke reacties ontstaan. Bijvoorbeeld door grimmige conflicten, geweld of vluchtgedrag. Het functioneren van het kind of de ouder/opvoeder neemt af en uit zich in labiliteit, snel geïrriteerd zijn, onverschilligheid, vermoeidheid, tot niets meer komen.

u' Ac

Bij al deze crisissen schiet het probleemoplossend vermogen van het kind of de ouder/ opvoeder tekort en wordt er door het gezin geen gebruik gemaakt van het sociale netwerk.

Wanneer wordt er een crisisinterventie ingezet?

er

ij

Ed

Een crisis is een tijdelijke toestand. Als niemand ingrijpt, gaat de crisis ook weer over. Het kost dan alleen meer tijd voor het gezinslid om eroverheen te komen en het dagelijks leven weer op te pakken. Bovendien is het risico op schade groot, vooral als er kinderen bij betrokken zijn. Een crisis duurt zelden langer dan een maand. Als er wel ingegrepen wordt door de crisisdienst, is dat vaak door een melding van het kind of de ouder zelf. Ook gebeurt het regelmatig dat een naaste buur, kennis, familielid of professional (politie, ziekenhuis, school of andere hulpverleningsinstantie) een melding doet. Na de melding kijkt de crisisdienst naar de veiligheid van de betrokkenen, vermoedens van kindermishandeling, de balans tussen draagkracht en draaglast bij het kind of de ouder/opvoeder en het risico op escalatie of levensbedreigende situaties. Als er sprake is van crisis of spoed, wordt er direct ingegrepen en volgt er een vervolggesprek binnen 24 uur. Iedere gemeente is wettelijk verplicht een 24 uurscrisisdienst te organiseren. Dit kan ambulant zijn, residentieel of in de vorm van pleegzorg.

U

itg

ev

Ambulante crisishulp

48

Voorbeelden van ambulante crisishulp zijn Families First en Ambulante Crisishulp Nederland. Families First is intensieve crisishulp aan gezinnen in hun eigen huis met het doel het gezin bij elkaar te houden en uithuisplaatsing van een of meerder kinderen te voorkomen. De hulp is van korte duur (vier tot zes weken) en sluit aan bij de specifieke behoefte van het gezin. Het heeft als doel de gedragsproblemen van het kind te verminderen, de opvoedingsbelasting van ouders te verminderen, de vaardigheden van alle gezinsleden te versterken evenals het sociale netwerk. Ook biedt Families First ondersteuning aan gezinsleden met een licht verstandelijke beperking. Ambulante crisishulp is een vorm van hulpverlening waarbij in een periode van maximaal vier weken de ouder, het kind en het gezin worden geholpen volgens de principes van systeembenadering, netwerkbenadering, empowerment competentiebenadering en oplossingsgerichte benadering. Dit zijn methoden en werkwijzen die gebruikt worden om acute problemen aan te pakken, herstel van evenwicht in het gezin terug te brengen en uithuisplaatsing van het kind te voorkomen.


Theoriebron Hulp bij opvoedingscrisis en opvoedingsnood

Residentiële crisisopvang

u' Ac

tie

fb

.v

.

Als er voor de jeugdige thuis acuut een zeer onveilige of ongezonde situatie is ontstaan en het (tijdelijk) niet mogelijk is om thuis te wonen, kan een kind of jongere in een crisisopvang worden geplaatst. Dit kan op twee manieren aan de orde zijn. De eerste manier is in overleg met kind en ouder/opvoeder en een gezinsvoogd. De ouder kan ervoor kiezen om in te stemmen met een tijdelijke uithuisplaatsing. Dit wordt een OTS genoemd (ondertoezichtstelling). Het kan ook zijn dat de ouder geen uithuisplaatsing wil en besluit om niet mee te werken. In dat geval kan de gezinsvoogd een machtiging indienen bij de kinderrechter. Hierin motiveert de gezinsvoogd waarom tijdelijke uithuisplaatsing goed is voor het gezin. Als de kinderrechter hiermee instemt zal het kind uit huis geplaatst worden. Dit is in principe voor de duur van maximaal vier weken. Deze crisisopvang biedt op zeer korte termijn opvang, verzorging en begeleiding voor het wonen, de vrijetijdsbesteding en de dagbesteding. Er is daarbij 24 uur per dag begeleiding aanwezig. Tijdens deze vier weken wordt gekeken naar het gedrag en de ontwikkeling van het kind en wordt onderzocht wat ouders/opvoeders wel of niet kunnen bieden. Er wordt een advies uitgebracht over de mogelijkheden voor de toekomst. De meestgebruikte en erkende vorm voor het stabiliseren van crisis en noodsituaties is: Doen Wat Werkt (DWW). Doen Wat Werkt is een zorgprogramma voor gezinnen en jongeren van twaalf tot achttien jaar met ernstige gedragsproblemen/stoornissen, opvoedingsproblemen en/of schooluitval. De behandeling start met een korte gesloten plaatsing van de jongere. Daarna vindt behandeling thuis in het gezin plaats.

Crisispleegzorg

er

ij

Ed

In plaats van plaatsing binnen een instelling kan het kind ook ondergebracht worden bij een gezin. Dit wordt crisispleegzorg genoemd. Het gaat hierbij ook om 24 uursplaatsing (dag en nacht) voor vier weken. Het pleeggezin biedt rust en zorgt voor opvang en verzorging door middel van structuur, stabiliteit en veiligheid. De pleegouders stimuleren en ondersteunen het kind bij het onderhouden van contact met zijn ouders en zorgen voor begeleiding van het kind bij overplaatsing naar zijn vervolgplek. De gezinsvoogd heeft tijdens deze kortdurende pleegzorg begeleidingsgesprekken met de pleegouders. Ook informeert de pleegouder de gezinsvoogd over de ontwikkeling en voortgang van het kind. De gezinsvoogd onderzoekt tijdens deze periode hoe de hulpverlening verder vorm moet krijgen.

U

itg

ev

Specifiek werkzame factoren bij crisisinterventies Er zijn een aantal factoren die belangrijk en effectief zijn bij een crisisinterventie. De factoren zijn: • binnen 24 uur een intakegesprek in het belang van de veiligheid van het kind, de gezinsleden en/of de ouder/opvoeder • snel in kaart brengen van de risicofactoren en de beschermende factoren • snel opstellen van een interventieplan gekoppeld aan een hulpverlener • een flexibele hulpverlener die 24 uur, zeven dagen per week beschikbaar is en het gezin thuis komt bezoeken • hulpverlening zo veel mogelijk in de omgeving van het kind en/of de ouder/opvoeder • school, buurt en netwerk van het kind of de ouder/opvoeder mobiliseren • lengte van de hulpverleningssessies en tijdstippen intensief en flexibel

49


Theoriebron Hulp bij opvoedingscrisis en opvoedingsnood

• •

‘s avonds en in het weekend mogelijkheden voor hulpverleningssessies minimaal acht tot tien uur contact per week.

.

Duur crisisinterventie

tie

fb

.v

Een crisisinterventie neemt maximaal zes weken in beslag met een tot acht sessies. Daarnaast minstens veertig uur intensieve training (voor ouders/opvoeders en/of het kind) met gesprekken en oefeningen die bijdragen aan het vergroten van de opvoedingsvaardigheden van ouders/opvoeders en gedragsverandering bij kinderen. Erkende trainingen zijn: • Agressieregulatie op maat (residentieel) • Aggression Replacement Training (ART) • Parent Management Training Oregon (PMTO) • Parent-Child Interaction Therapy (PCIT) • STOP4-7 - Samen sterker Terug Op Pad • Triple P.

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

Na deze zes weken is de onderliggende problematiek vaak wel afgenomen, maar nog niet opgelost. Daarom moet er aan de hand van het begeleidingsplan, dat is opgesteld na het eerste interventieplan, een vervolgplan liggen voor de vorm van aanvullende hulp die past bij de behoefte van het kind en/of de ouder/opvoeder.

50


fb

Inleiding

.v

Theoriebron Hulp bij huiselijk geweld en kindermishandeling

.

Theoriebron Hulp bij huiselijk geweld en kindermishandeling

er

ij

Ed

u' Ac

tie

In Nederland zijn de gemeenten bestuurlijk en financieel verantwoordelijk voor alle jeugdhulp, kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering. Jaarlijks worden er 119.000 kinderen blootgesteld aan mishandeling. Gemeenten hebben Veilig Thuis opgericht, waarin het Steunpunt Huiselijk Geweld (SHG onder de GGD) en het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK onder Bureau Jeugdzorg) samenwerken en er sprake is van ĂŠĂŠn gezamenlijke toegang die zich bezighoudt met preventie en aanpak van kindermishandeling en geweld in huiselijke kring. In multiprobleemgezinnen is een verhoogd risico aanwezig op opvoedingsproblemen rondom huiselijk geweld en kindermishandeling. Als thuisbegeleider is het belangrijk om voldoende kennis te hebben over signalering, aanpak en melding. In deze Theoriebron wordt ingegaan op wat er nodig is voor een effectieve bestrijding van huiselijk geweld en kindermishandeling.

Jaarlijks worden er 119.000 kinderen mishandeld.

U

itg

ev

Integraal hulpaanbod Integraal betekent allesomvattend. Als er gesproken wordt over integraal werken wordt ernaar gestreefd om alle mogelijkheden en vormen van hulp die er zijn in te zetten tegen de bestrijding van kindermishandeling. In onze samenleving zijn er veel vormen van hulp en voorzieningen die preventieve hulp bieden. Met name bij (risico)gezinnen met opvoedingsproblemen worden vormen van hulp geboden die ouders helpen om op een positieve manier hun kinderen op te voeden. Er bestaat ook een effectief hulpaanbod dat gezinnen helpt om huiselijk geweld en kindermishandeling te stoppen en te voorkomen dat het zich herhaalt. Verder zijn er voldoende methoden en programma’s die kinderen helpen de gevolgen ervan te boven te komen. Als alle voorzieningen en hulpverleningsvormen met elkaar samenwerken kan kindermishandeling beter worden bestreden.

51


Theoriebron Hulp bij huiselijk geweld en kindermishandeling

Huiselijk geweld en kindermishandeling

.

Kindermishandeling is het doen en laten van een ouder, opvoeder of persoon in een soortgelijke positie ten opzichte van een kind (ook het ongeboren kind) dat een ernstige aantasting of bedreiging vormt voor de veiligheid en het welzijn van het kind in de leeftijdsfase van nul tot en met achttien jaar.

.v

Werkmodel Vormen van kindermishandeling <

tie

fb

De omschrijving van kindermishandeling in de Jeugdwet is: “Kindermishandeling is elke vorm van voor een minderjarige bedreigende of gewelddadige interactie van fysieke, psychische of seksuele aard die de ouders of andere personen ten opzichte van wie de minderjarige in een relatie van afhankelijkheid of van onvrijheid staat, actief of passief opdringen, waardoor ernstige schade wordt berokkend of dreigt te worden berokkend aan de minderjarige in de vorm van fysiek of psychisch letsel.” (https://www.nji.nl/Kindermishandeling-Probleemschets-Definitie) Ook het grensoverschrijdend gedrag van kinderen onderling valt hieronder.

u' Ac

Er wordt van huiselijk geweld gesproken als door iemand in de huiselijke of familiekring lichamelijke en seksuele geweldpleging, belaging en bedreiging wordt gepleegd (soms gepaard met beschadiging van materiële zaken in en om het huis). Op het moment dat er kinderen betrokken zijn bij huiselijk geweld wordt altijd gesproken van kindermishandeling. De handelwijze bij huiselijk geweld is hetzelfde als bij kindermishandeling of een vermoeden daarvan. Een toelichting op de verschillende vormen van kindermishandeling kun je vinden in het Werkmodel Vormen van kindermishandeling.

Mishandeling is soms moeilijk te zien. Er zijn verschillende signalen die je kunnen opvallen. Signalen die te maken hebben met: • ontwikkelingsstoornissen: achterblijven van cognitieve, motorische, sociale of emotionele ontwikkeling • relationele problemen: verstijven bij lichamelijk contact • gedragsproblemen: angstig zijn in onbekende situaties • medische signalen op lichamelijk, voedings- en verzorgingsgebied: littekens, matig groeien in lengte en gewicht, ernstige uieruitslag • seksueel misbruik: lichamelijk (seksueel overdraagbare ziekten), relationeel (angst voor mannen of vrouwen), afwijkend seksueel gedrag (overmatig masturberen).

ev

er

ij

Werkmodel Signalen van kindermishandeling <

Ed

Signalenlijst kindermishandeling

U

itg

Dit zijn enkele voorbeelden van signalen die staan beschreven op de signalenlijst kindermishandeling voor kinderen van nul tot vier jaar.

52

Er bestaan signalenlijsten voor huiselijk geweld en kindermishandeling voor kinderen van nul tot vier, vier tot en met twaalf en dertien tot achttien jaar. Deze lijsten zijn bestemd voor mensen die in hun beroep te maken hebben met kinderen. De signalen op de lijst leveren geen bewijs, maar kunnen een vermoeden bevestigen als er veel signalen uit de lijst geconstateerd worden. Let op dat een signaal dus niet per se een bewijs is van kindermishandeling. In het Werkmodel Signalen van kindermishandeling zijn de lijsten voor alle leeftijdsfasen te vinden.


Theoriebron Hulp bij huiselijk geweld en kindermishandeling

Veilig Thuis

fb

.v

.

Als je in je werk signalen ziet die duiden op een vermoeden van mishandeling, bedenk dan dat elk geval uniek is. Ga op je gevoel af en als je het idee hebt dat er iets niet klopt doorloop dan de vijf verplichte stappen van de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling: 1. in kaart brengen van signalen 2. overleg met collega en raadpleeg eventueel Veilig Thuis 3. gesprek met kind en/of ouder/opvoeder 4. wegen van het geweld of de kindermishandeling, bij twijfel altijd Veilig Thuis raadplegen 5. beslissen: hulp organiseren of melden.

u' Ac

tie

Veilig Thuis is het advies- en meldpunt voor huiselijk geweld en kindermishandeling. Iedere regio heeft een Veilig Thuis-organisatie waar slachtoffers, daders en omstanders terechtkunnen voor deskundige hulp en advies. Dit meldpunt is er voor iedereen, jong en oud, die te maken heeft met huiselijk geweld of kindermishandeling. Veilig Thuis geeft advies en biedt ondersteuning, ook aan professionals. Dit meldpunt biedt een helpende hand, doorbreekt onveilige situaties en zet mensen in beweging. Veilig Thuis biedt een mogelijkheid voor verbetering van de situatie waardoor betrokkenen weer een toekomst hebben, met of zonder elkaar.

Als zorgen blijven

Ed

Je verantwoordelijkheid op basis van de Wet verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling houdt niet op bij het doen van een melding of het doorverwijzen naar een hulpverleningsinstantie. Je bent medeverantwoordelijk tot het moment dat: • het kind de bescherming en hulp krijgt die het nodig heeft • deze hulp gericht is op de veiligheid van het kind • er hulp is om risico’s op herhaling in de toekomst te voorkomen.

Als iedereen zijn verantwoordelijkheid neemt met betrekking tot de meldcode en de nazorg kan er veel kinderleed voorkomen worden.

U

itg

ev

er

ij

Als er zorgen blijven bestaan na doorverwijzing naar een hulpverlenende instantie, is het van belang dat je: • met ouders/opvoeders spreekt • het kind blijft volgen • opnieuw in actie komt als signalen blijven bestaan • probeert te achterhalen welke afspraken zijn gemaakt, of deze nagekomen zijn en wat de resultaten daarvan zijn • in gesprek gaat met Veilig thuis en eventueel een tweede melding doet • checkt bij Veilig Thuis of deze op de hoogte is van de verhuizing.

53


fb

Inleiding

.v

Theoriebron Thuisbegeleiding bij opvoedingsproblemen

.

Theoriebron Thuisbegeleiding bij opvoedingsproblemen

tie

Een crisissituatie voorkomen is natuurlijk het mooiste streven. Toch kunnen niet alle gezinnen en gezinsleden dit voorkomen. Zowel voor- als nadat het gezin in een opvoedingscrisis terecht is gekomen is preventieve signalering, ondersteuning en verdere begeleiding van groot belang. In deze Theoriebron wordt ingegaan op de kerntaken van de thuisbegeleider die ondersteuning biedt aan risicogezinnen bij opvoedingsproblemen.

u' Ac

Eerste contact met de hulpvrager

U

itg

ev

er

ij

Ed

Op het moment dat je als thuisbegeleider een gezin toegewezen krijgt om te helpen bij opvoedingsproblemen is daar al een fase aan voorafgegaan. De organisatie waarvoor je werkt heeft aan de hand van de aanmeldings- en intakefase al bekeken of de hulpvrager in aanmerking komt voor een begeleidingstraject. Je krijgt de contactgegevens en de indicatie/aanvraag voor de thuisbegeleiding en maakt een afspraak voor een eerste kennismaking. Een eerste indruk maak je maar één keer! Zorg dus dat deze positief is. Kom op tijd en kleed je passend en verzorgd. Denk aan de kracht van de glimlach: een oprechte glimlach nodigt mensen uit tot gesprek. Geef een goede handdruk die je afstemt op de persoon, maak oogcontact, toon belangstelling in het gezin en de gezinsleden, luister actief en bereid je eerste kennismaking goed voor. Zorg dat je de indicatie goed hebt gelezen en alvast informatie hebt verzameld over de begeleidingsbehoefte. Stel je positief op, accepteer en houd rekening met verschillen tussen mensen (seksuele geaardheid, opleidingsniveau, religie, gewoonten en gebruiken) en behandel iedereen onbevooroordeeld en rechtvaardig. Wees zorgvuldig in hoe je omgaat met gevoelige zaken en vertrouwelijke informatie en wees duidelijk in wat het gezin wel en niet van je kan verwachten.

Werkmodel Checklist vraagverheldering <

54

Inventariseren van de begeleidingsbehoefte en -vraag van ouder en kind Bij het volgende bezoek maak je nader kennis met het gezin en aan de hand van gesprekken, en bijvoorbeeld het gebruik van de checklist vraagverheldering, stel je samen met het gezin vast op welke leefgebieden het gezin behoefte heeft aan ondersteuning. Vraag ieder gezinslid naar de ervaren problemen, naar zijn wensen en mogelijkheden. Aan de hand daarvan wordt bepaald welke ondersteuning er nodig is. Bedenk dat ieder opvoedingsprobleem beïnvloed wordt door verschillende leefgebieden. Voorbeelden van leefgebieden zijn: zingeving, wonen, financiën, sociale relaties, lichamelijke gezondheid, psychische gezondheid, werk en activiteiten. Een hulpvraag op het leefgebied werk en activiteiten kan beïnvloed worden door het leefgebied psychische gezondheid. Zorg dat je alle invalshoeken van verschillende leefgebieden in relatie tot de hulpvraag onderzoekt.


Theoriebron Thuisbegeleiding bij opvoedingsproblemen

fb

Aan de hand van gesprekken met de gezinsleden kom je erachter welke ondersteuning er nodig is. Vraag goed door om een beeld te krijgen van de risicofactoren en de beschermende factoren in het gezin. Breng de draaglast en draagkracht in kaart, zodat je rekening kunt houden met de haalbaarheid van doelstellingen die je gaat formuleren. Zorg dat je samen met de gezinsleden tot duidelijke afspraken komt en dat de doelen voor iedereen helder en haalbaar zijn op korte en langere termijn. Deze doelen formuleer je SMART (zie het Werkmodel SMART voor meer uitleg). Help de gezinsleden met het kiezen van activiteiten en de vorm van begeleiding die bijdraagt aan het behalen van de doelen. Neem daarin initiatief en geef advies over de voor- en nadelen van de gekozen doelen of activiteiten en vorm van begeleiding. Probeer te focussen op de eigen kracht van de hulpvrager en minder op de tekortkomingen. Ga ervan uit dat de hulpvrager zelf de regie in eigen hand kan nemen. De ouder of het kind is te allen tijde eigenaar van het ondersteuningsproces en bepaalt het tempo en de doelen uiteindelijk zelf. Soms is het nodig om gezinsleden te beĂŻnvloeden en/of te overtuigen om duidelijk te maken waarom het belangrijk is om een bepaalde keuze wel of niet te maken.

u' Ac

tie

Werkmodel SMART <

.v

Opstellen van een begeleidingsplan

.

Probeer tijdens het gesprek de vraag achter de hulpvraag te achterhalen. Wat wil de ouder of het kind nu echt? Dit begint met de ander uit te laten praten. Vul het verhaal van de ouder/het kind niet zelf in maar vraag naar ervaringen die ze opgedaan hebben en vraag door op hetgeen verteld wordt. Zorg dat je open vragen stelt die beginnen met vraagwoorden zoals: wie, wat, wanneer. Geef aandacht en neem de tijd om te luisteren.

Ed

Pedagogische instructie, ondersteuning en advies

U

itg

ev

er

ij

Na chaos en onrust binnen het gezin is rust, reinheid en regelmaat voor de kinderen belangrijk. Probeer stapsgewijs kleine gedragsveranderingen bij ouders te bewerkstelligen en laat ze zien op welke manier ze invloed uit kunnen oefenen op het gedrag van de kinderen. Zorg dat er structuur en routine in het gezin komt door een actieve rol aan te nemen en aanwezig te zijn op de momenten die voor ouders lastig te hanteren zijn, bijvoorbeeld tijdens het eten, voor schooltijd of rond bedtijd. Tijdens deze momenten laat je zelf voorbeeldgedrag zien van een goede opvoeding. Je laat zien hoe je instructies voor gedrag geeft aan een kind, op welke manier en wanneer je aandacht geeft en hoe en waarom je grenzen stelt. Laat verder aan de ouders zien hoe gewenst gedrag van het kind gecomplimenteerd en beloond kan worden en op welke manier ongewenst gedrag genegeerd kan worden. Heel belangrijk voor een succesvolle begeleiding is de aanwezigheid van een vertrouwensband met de ouders. Die is er niet meteen maar moet eerst opgebouwd worden voordat ouders iets van je aannemen. Een vertrouwensband wordt opgebouwd door je goede bedoelingen te laten blijken en door de ouder te helpen verandering aan te brengen in hetgeen zij als probleem ervaren. Dit kan in eerste instantie iets heel praktisch zijn (bijvoorbeeld hulp in de huishouding, spelen met de kinderen, het kind naar bed brengen). Door het probleem voor de ouder op te lossen laat je zien dat je bereid bent om met de ouder mee te denken en te helpen. Dit helpt hen bij het opbouwen van een vertrouwensrelatie.

55


Theoriebron Thuisbegeleiding bij opvoedingsproblemen

Aanzetten tot gedragsverandering Wanneer het gezin wat meer tot rust is gekomen, kun je wat dieper ingaan op de probleemgebieden en het ontstaan ervan. Je probeert het gezin aan te zetten tot gedragsverandering en helpt hen op zoek te gaan naar effectieve oplossingen. Gewoontegedrag veranderen gebeurt alleen niet van vandaag op morgen. Het is een lang proces. In het Model van verandering (Prochaska en DiClemente) worden de belangrijke kenmerken van veranderen van gewoontegedrag beschreven. Dit fasemodel beschrijft het hele proces dat een persoon tijdens een veranderingsproces doorloopt: van het toegeven en inzien dat er een probleem is tot het moment dat er op een goede manier en zonder terugval in oud gedrag met het probleem omgegaan kan worden. Hier kun je meer over lezen in het Werkmodel gedragsverandering.

tie

fb

.v

.

Werkmodel Gedragsverandering <

Ondersteunen

u' Ac

Ga samen met het gezin op zoek naar een gezonde dagstructuur (eten, werk, dagbesteding, opleiding), gevarieerde activiteiten (sport, hobby’s, netwerk) en het vergroten en versterken van de onderlinge betrokkenheid (respect, geborgenheid). Een gezonde dagstructuur draagt bij tot actief gedrag, duidelijkheid en routine. Het brengt overzicht en afgebakende kaders, waardoor iedereen weet waar hij aan toe is. Je ondersteunt het gezin bij het volhouden van de aangebrachte structuur en routine en je stimuleert, controleert en springt in waar nodig. Je neemt zelf zo veel mogelijk deel aan de dagelijkse bezigheden. Je geeft op een constructieve manier feedback aan de ouders wanneer ze te maken hebben met lastige opvoedingssituaties. Ook bespreek je de manier van omgang met elkaar binnen het gezin. Indien je onderliggende problemen signaleert, maak je deze bespreekbaar. Motiverende gespreksvoering is een techniek die je kunt gebruiken bij de ondersteuning van het gezin.

Ed

Werkmodel Motiverende gespreksvoering <

ij

Coachen in complexe situaties

U

itg

ev

er

Coach ouders bij het verbeteren van de gedragsmatige aspecten van het opvoeden zoals toezicht houden, onderhandelen en grenzen stellen. Maar praat ook met hen over persoonlijke opvattingen over het ouderschap en opvoedingsstress. Het is belangrijk dat je zelf een goede kennis en begrip hebt van de gezondheid en ontwikkeling van kinderen om deze kennis bij ouders te vergroten. Besteed ook aandacht aan de geestelijke gezondheid. Indien je merkt dat de ouder of het kind een negatief zelfbeeld of weinig zelfvertrouwen heeft, bespreek je dit met hem en benadruk je succeservaringen. Heb aandacht voor het stimuleren van positief gedrag van ouder en kind. Ook kun je je coachende vaardigheden inzetten om de kwaliteit van de relatie tussen ouder en kind te verbeteren. Indien er een warme en veilige band ontstaat, neemt de mogelijkheid tot hechting toe. Aandacht voor de manier van communiceren binnen het gezin vraagt van jezelf ook goede communicatieve vaardigheden. Samen met het gezin stel je gedragsregels op voor de omgang binnen het gezin. Bespreek daarin ook de veiligheid van de gezinsleden. Laat het gezin weten dat mishandeling en verwaarlozing niet geaccepteerd worden. Op het moment dat je misstanden in het gezin signaleert, bespreek je deze en motiveer je de ouder om contact op te nemen met andere hulpverleningsinstanties als dat nodig is. Als gezinsleden gevaar lopen, schakel je zonder toestemming hulp in en meld je dit bij Veilig Thuis.

56


Theoriebron Thuisbegeleiding bij opvoedingsproblemen

Psychosociale ondersteuning en/of begeleiding

fb

.v

.

Bij psychosociale problemen gaat het om twee soorten problemen die met elkaar samenhangen: 1. psychische problemen Deze hebben te maken met gevoelens en gedachten: gevoelens van somberheid, eenzaamheid, angst of boosheid. 2. sociale problemen Deze hebben te maken met andere mensen of instanties, bijvoorbeeld als je moeilijkheden hebt met je partner, kinderen, familie, buren, collega's, je baas, de belastingdienst, woningbouwvereniging of gemeente.

Coördineren

u' Ac

tie

Iedereen reageert op een andere manier op psychosociale problemen. Sommige mensen trekken zich terug, worden stil. Anderen worden gespannen, opvliegend en agressief. Weer anderen vluchten in alcohol of drugs. Dit gedrag kan tot nieuwe problemen leiden, thuis of met andere mensen en instanties in je omgeving. Kinderen kunnen problemen krijgen met hun ouders, broers of zussen en op school. Iemand met psychosociale problemen krijgt ook vaak lichamelijke klachten, bijvoorbeeld hoofdpijn of hartkloppingen. Observeer en luister goed naar de hulpvrager. Pak sociale problemen zo veel mogelijk samen met de ouder aan door de aanwezige problemen stapsgewijs en efficiënt samen op te lossen. Ondersteun in gesprekken en ga mee naar instanties of afspraken. Als je van mening bent dat er andere hulp ingeschakeld moet worden voor de aanpak van de psychische problemen, zoals depressies of stoornissen, overleg je dit met de hulpvrager en stimuleer je ouder en/of kind om hier gebruik van te maken.

ev

er

ij

Ed

Als uit de gesprekken blijkt dat er behoefte is aan meerdere of andere vormen van hulp dan ben jij de verbindende factor. Je hebt een belangrijke coördinerende rol. Je verwijst indien nodig door naar andere vormen van hulp. Je bespreekt met het gezin het verloop van de professionele hulp en deelt, indien nodig en met toestemming van de hulpvrager, informatie met andere hulpverlenende instanties. Kijk niet alleen naar de mogelijkheden van professionele hulp, maar met name naar de hulp die vanuit het sociale netwerk geboden kan worden. Vraag welke mensen belangrijk zijn in hun leven en met wie ze contact hebben. Maak gebruik van de mogelijkheden in iemands netwerk hoe klein dan ook. Onderzoek wie er in de familie of naaste omgeving steun kan bieden aan de ouders in de opvoeding en of er mogelijkheden zijn om de ouders op een andere manier te ontlasten. Leer de ouders om zelf contact op te nemen met school als zij vragen hebben of om samen het verzuim aan te pakken.

U

itg

Evaluatie en rapportage Om goed in te kunnen schatten of gestelde doelen in het begeleidingsplan behaald worden evalueer je de afspraken en doelstellingen tussentijds met ouder en kind. Goed evalueren vergt communicatieve vaardigheden, tijd en aandacht: luister goed en vraag goed door. Vraag ook andere betrokkenen, zoals andere hulpverleners en familie, naar hun mening. Aandachtspunten voor je evaluatie kunnen zijn: Bestaan de eerdere risico’s nog? Zijn er nieuwe risico’s bijgekomen? Zijn de doelen nog actueel? Zijn de activiteiten effectief? Is er vooruitgang? Is de hulpvrager tevreden? Het is belangrijk dat de veranderingen die je samen met het gezin hebt ingezet ook door blijven werken in het gezin en dat het gezin bij eventuele terugval voldoende steun uit het netwerk kan halen. Daarvoor moet het gezin wel zelf de weg naar het netwerk weten te vinden en hier ook gebruik van gaan maken als dat nodig is.

57


Theoriebron Thuisbegeleiding bij opvoedingsproblemen

U

itg

ev

er

ij

Ed

u' Ac

tie

fb

.v

.

Als je de doelstellingen concreet geformuleerd hebt, kun je de behaalde resultaten makkelijker meten en vaststellen of het gezin zonder begeleiding verder kan. Je rapporteert bevindingen bij langdurige problematiek en vraagt indien nodig een vervolgindicatie aan.

58


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.