BETON 006

beton

%J0C^

Revue de I’ Tijdschrift van de

Juin Juni

1970 - n. 6

Blocs vDH blokken une tradition de qualité — een traditie van kwaliteit oB N.V. ARGEX S.A.

19a, avenue Marnix, Bruxelles 5.

Marnixlaan, 19a, Brussel 5.

ID

^0

+

^YTONOi Division Béton Cellulaire S A. CIMrNTERIES C.8.R. Bd. de VVuterlou. 34 • tOOO Bruxelles - Tél. 02-11.91.40

VOOR HOOGKWALITATIEVE PRODUKTEN MET MAXIMUM DRUKVASTHEID...

POUR DES PRODUITS MIEUX FINIS ET PLUS RESISTANTS...

■

vous conseille l'emploi de ses :

Zimmer

prijst U het gebruik aan van zijn :

— MACHINES A BORDURES — BOORSTENENMACHINES

— TABLES VIBRANTES — TRILTAFELS

— MACHINES A TUYAUX — BUIZENMACHINES

— MACHINES A HOURDIS — WELFSELMACHINES

— CENTRALES A BETON — BETONCENTRALES

1 . ' 4,

Matériel étudié en construit en nos ateliers

Ll

cl4.!

il Materieel ontworpen en gefabriceerd in onze ■ werkhuizen j

SOCIETE

Demandez la visite d'un de nos techniciens !

Vraagt het bezoek van één onzer technici !

ANONYME

ZIMMER-DEBAIFFE St MARD-VIRTON (Belgique)

LA BORDURE DE SECURITE EN BETON OUI SAUVE DES VIES

DE LAGE BETONVEILIGHEIDSSTOOTBAND REDT LEVENS

D O

(P

c

BAND PROTECTION C° S.P.R.L. ■ P.V.B.A. Bureau commercial et salle d'exposition Boulevard Wéihis 20A Wahislaan 20A 1030 Bruxelles - 1030 Brussel TEL. 02/16.80.88

MARBRA-LYS fabriceert vandaag voor morgen... ...sierlijke gevelelementen, wetenschappelijk bestudeerd en vervaardigd met zorgvuldig geselekteerde granulaten en witte cement.

Het wonderlijk kleurenpalet van de natuur, gaande van het sobere uitgewassen silex, naar het glinsterend wit van kwarts, tot het staalharde graniet der Noordse fjorden, opent voor de architekteen wijde horizon van lijn en struktuur.

Vloeren en trappen : vuurvast, onverslijtbaar en hygiënisch.

Marmer neemt geen geuren en geen stof in zich op en geeft U dat heerlijke gevoel van de frisse natuur.

Splitbloks 9 X 9 X 39 4 X 9 X 39.

Ons volledig produktieprogramma staat onder dagelijkse kontrole van ons eigen laboratorium.

fabrique aujourd’hui pour demain...

Splitblocks 9 X 9 X 39 4 X 9 X 39.

Toute notre production est journellement contrôlée dans notre propre laboratoire.

MARBRA-LYS Spinnerijstraat - 25 - rue de la Filature STASEGEM • HARELBEKE Tel. : 056/117.84 (5 I.) Telex : 17.517

. . . des éléments décoratifs pour façades, scientifiquement étudiés, fabriqués avec des granulations soigneusement sélectionnées et du ciment blanc.

Allant du silex lavé et sobre. Jusqu'au granit dur comme le roc des fjords norvégiens, en passant par le quartz blanc et brillant, la palette prestigieuse des teintes naturelles de MARBRA-LYS offre à l’architecte, un horizon très vaste de lignes et de structures.

Carrelages et escaliers : incombustibles, inu­ sables et hygiéniques.

Le marbre n’absorbe ni les odeurs, ni les poussières et vous donne toujours une sensa­ tion agréable de fraîcheur.

Reeds 20 jaar specialiseren wij ons in marmermozaïekfabrikatie.

Wij hebben vanzelfsprekend veel geleerd.

KOOPT onze ervaring !

MARBRA-LYS Spinnerijstrocrt 25 rue de la FMoture 8730 STASEGEM-HARELBEKE Tel. (056) 117.84 (5 I.)

Depuis 20 ans déjà nous nous spécialisons dans la fabrication de produits en mosaïque de marbre.

Il est évident que nous avons beaucoup appris.

ACHETEZ notre expérience I

Ciments Portland gris et blanc Ciments métallurgiques Grijs en wit Portiandcement Metaalcement S.A. CIMENTERJES CBR CEMENTBEDRIJVEN N.V. DIVISION CIMENT • 60-62,

RUE

ROYALE,

AFDELING BRUXELLES

KONINGSSTRAAT 60-62,

BRUSSEL

1 1

CEMENT

S.A. CIMENTS D'OBOURG N.Y. Capacité de production annuelle Jaarlijks produktievermogen

2.500.000 t PORTLAND

P 300 P 400 P 500 (ROCOBOURG)

ROCOBOURG Bureau de vente : Bd du Régent, 46, 1000 BRUXELLES Verkoopsbureel : Regentlaan, 46, 1000 BRUSSEL Tel. : 02/12.30.50

Spécialistes de la Sécurité Routière,

les Usines DUPUIS ont introduit les premières glissières de sécurité en Belgique dès 1953.

Elles mettent à votre disposition six types de glissières de premier ordre. en béton gris ou blanc.

•

Barrières de sécurité DUPUIS type DAV.

•

Bordures de sécurité DUPUIS type Autoroute aver. rainure de direction et assemblage par chaînage .

•

Bordures de sécurité DUPUIS a,,~c contrefort.

•

Bordures de sécurité DUPUIS sans contrefort.

•

Bordures de sécurité DUPUIS type urbaln.

•

Barrières de sécurité SIDAl en aluminium inoxydable.

Elles produisent également : •

les Bordures et Tubes Lumineux DUPOLUME.

•

les Traverses de chemin de ter FRANKI . BAGON type S.N .C.B. et voles industrielies

•

les Planchers FILIGRANE de renommée mondiale .

•

les Enrobés à froid DUPOLMAC et CRISTALTAP.

•

tous les matériaux agglomérés de marque ovoïdes - Bordures saillantes et enterrées épaulements - Potelets cataphotes - Dalles Tomettes rustiques pour allées de jardin,

MATAGGLO tels que : tuyaux circulaires et - Filets d'eau - Pavés à emboîtements et à en gravier lavé - Bloes de construction . etc.

Usines DUPUIS. s.p.r.l.

OLLIGNIES Tél. : Ath 068 / 33521 (2 lignes)

Service de pose de qualité et de compétence.

Service après vente assuré.

beton

N. 6 JUNI 1970 JUIN 1970 Administratie - Redactie - Publiciteit : U.A.C.B. - Unie der Agglomeraten met Cement van België - August Reyersl. 207-209 - 1040 Brussel 1040 Brussel - T. 02/35.80.15 - P.C.R. nr 280.08 Administration - Rédaction - Publicité : U.A.C.B. - Union des Agglomérés de Ciment de Belgique - Bd Aug. Reyers 207-209 - 1040 Bruxelles 1040 Bruxelles - T. 02/35.80.15 - C.C.P. n° 280.08

REDACTEUR EN CHEF — HOOFDREDAKTEUR : W. Simons : Sekretaris van de U.A.C.B. Secrétaire de l'U.A.C.B. REDACTIECOMITE — COMITE DE REDACTION : MM. J. Coyette - J. Helsen - J. Schmidt.

Inhoud - Sommaire 2. Nous avons visité les Usines DAUCHOT à Gosselies.

Wij bezochten de Usines DAUCHOT te Gosselies.

11. Les Glissières de Sécurité en Béton: une impor­ tante contribution à la sécurité routière.

Betonnen Veiligheidsranden ; een belangrijke bij­ drage tot de wegveiligheid.

Encarté au centre du numéro : L’Industrie du Béton en 1969.

Photo de couverture : Les bordures de sécurité sur l’E3.

Foto op titelblad: Veiligheidsstootbanden langs de E}.

In dit nummer ingevoegd : De Betonindustrie in 1969.

Paraît cinq fois l’an - Verschijnt vijf maal per jaar Verspreiding : Staats-, Provincie-, en gemeentelijke diensten voor openbare werKen, maatschappijen voor sociale woningbouw, ingenieursbureaus, architecten, bouwheren, ondernemingen van bouwwerken, betonfabrlkanten en alle gebruikers van betonwaren.

Diffusion

PRIX PRIJS

: Services de travaux publics de l'Etat, des provinces et des communes, sociétés de construction d'habi­ tations sociales, ingénieurs-conseils, architectes, maîtres d’ouvrages, entreprises de construction, fabricants de béton et tous utilisateurs de oroduits en béton.

: 40 F

Jaarabonnement : 175 F Abonnement annuel

Buitenland Etranger

: 225 F

1

Notre visite d’usine

0ns fabrieksbezoek

LES

DE

USINES DAUCHOT S.A.

GOSSELIES A. HISTORIQUE

A. HISTORIEK

Les principales phases de l’histoire de cette firme carolorégienne — qui fêta le 2 décembre 1967 son centenaire — peuvent être résumées comme suit :

De voornaamste stadia in de historiek van deze firma uit Charleroi, die op 2 december 1967 haar honderdjarig bestaan vierde, kunnen als volgt wor­ den samengevat :

1. Début de la firme entre 1860-1867 (la date précise manque) par l’arrière-grand-père de l’admi­ nistrateur-gérant actuel, qui fonda une entreprise de travaux publics et privés.

1. Tussen I860 en 1867 (de juiste datum ont­ breekt) werd de firma gesticht door de achtergrootvader van de huidige beheerder-zaakvoerder, die een onderneming voor openbare en privéwerken begon.

2. Rond 1890 stichtte zijn zoon daarenboven een steenbakkerij.

3. Na een tweede steenbakkerij in Frankrijk op­ gericht te hebben, bouwden Joseph Dauchot en zijn zoon Jean in 1926 een eerste betonafdeling die stenen met hoogovenslakken fabriceerde (des­ tijds « Briques de Gilly » genoemd).

2. Vers 1890 son fils Joseph crée en outre une briqueterie.

3. Après avoir créé une nouvelle briqueterie en France, Joseph Dauchot et son fils Jean installent, en 1926, une première division « Béton » qui fabri­ que des briques en laitier (dénommées à l’époque « Briques de Gilly »).

4. La société — étant devenue en 1928 Sté Ano­ nyme, Briqueterie Dauchot — continue sa progres­ sion et, sa division « béton » devenant de plus en plus importante, la firme change de dénomination et prend en 1951 Factuelle; «USINES DAU­ CHOT - Produits en terre cuite et en béton S.A. ».

5. Comme les réserves de terre s’amenuisent for­ tement, la société se reconvertit et crée en 1956 simultanément : a) sa division « Frigolit » ; polystyrène expansé; b) sa division « Rock Hill » : pavements indus­ triels à haute résistance.

6. En 1964, M. Jean Dauchot prend sa retraite et son fils accède au poste d’administrateur-gérant.

L’usine actuelle est établie sur 10 hectares à proxi­ mité de l’autoroute de Wallonie et du champ d’avia­ tion de Gosselies.

2

4. De maatschappij die in 1928 de S.A. Briqueterie Dauchot geworden was — boekte steeds meer voomitgang. Haar betonafdeling werd steeds belangrijker, wat de firma in 1951 deed besluiten haar naam te veranderen in « USINES DAU­ CHOT - Produits en terre cuite et en béton, S.A. », een naam die ze nog draagt.

5. Daar de aardevoorraden steeds kleiner wer­ den, schakelde de maatschappij zich om en stichtte in 1956 gelijktijdig ; a) haar afdeling « Frigolit » : geëxpandeerde po­ lystyreen; b) haar afdeling « Rock Hill » : industriële be­ vloeringen met hoge weerstand.

6. In 1964 trekt de heer Jean Dauchot zich uit de zaken terug. Zijn zoon volgt hem als beheerderzaakvoerder op.

De huidige fabriek beslaat 10 hectaren gelegen in de nabijheid van de Autoroute de Wallonie en het vliegveld van Gosselies.

B. PRODUCTION ET EOUIPEMENT Le département « béton » de la firme comprend : 1. la division « Béton »; 2. la division « GEC »; 3. la division « Dalles géantes ».

B. PRODUKTIE EN UITRUSTING De betonfabriek van de firma omvat : 1. de afdeling « Beton »; 2. de afdeling « GEC »; 3. de afdeling « Dalles géantes ».

Le terrain de stockage central de l'usine de béton.

De centrale opslagplaats van de betonfabriek.

Les presses à carreaux.

De tegelpersen.

1. La division

Béton ».

Son programme comprend : a) les carreaux de béton 30 X 30 - NBN 269 ; la production est assurée par deux presses hydrau­ liques « Mammouth » entièrement automatiques. La capacité de production est de 6 à 7.000 dalles par jour. Une installation « Lucassen » permet la fabri­ cation de briques en béton 22 X 10,7 qui ressortent également à la NBN 269. b) les « Rédals » : il s’agit d’une fabrication spé­ ciale de dalles extra-lisses, anti-poussières et anti­ huile. Diverses qualités sont produites par vibration à haute fréquence en moules caoutchouc. La pro­ duction moyenne atteint 200 m- par jour. Elle est destinée à l’industrie lourde et aux locaux à trafic intense.

1. De afdeling « Beton

In deze afdeling fabriceert men ; a) de betontegels 30 X 30 - NBN 269 : deze tegels worden met twee volautomatische hydrau­ lische « Mammouth »-persen gemaakt. Ze hebben een produktievermogen van 6 tot 7.000 tegels per dag. Een Lucasseninstallatie fabriceert de betonbrikken 22 X 10,7 die eveneens onder de NBN 269 vallen. b) de « Rédals » : dit is een speciale fabricage van bijzonder gladde tegels die, stof- en oliewerend zijn. "Verschillende kwaliteiten worden door een hoogfrekwente trilling in rubbervormen gefabri­ ceerd. De gemiddelde dagproduktie bedraagt 200 m-. Dit produkt is voor de zware industrie en voor druk bereden lokalen bestemd.

L’installation de production planchers Cofralo.

De produktieinstallatie Cofralo-vloeren.

van

des de

c) les planchers préfabriqués Cofralo : il s’agit d'un plancher traditionnel du type autoportant et produit sous la marque « Cofralo » depuis 1932.

L'installation actuelle de marque « Zimmer » per­ met une production moyenne de 250 m- par jour.

c) de Cofralo-prefabvloeren : dit zijn zelfdra­ gende prefabvloeren van het traditionele type die sedert 1932 onder het merk «Cofralo» worden gemaakt. Met de huidige Zimmer-installatie kan een gemiddelde dagproduktie van 250 m- bereikt worden.

d) les planchers préfabriqués Omnia : la société est licenciée de la firme « OMNIA » de Wiesbaden.

A ce titre elle fabrique différents types de plan­ chers OMNIA. Cette section dispose d’une machine pour blocs d’entrevous de marque Zimmer et une machine Wöchner pour la production des dalles de 33 à 40 cm (la production des poutrelles n'est pas encore, jusqu’à présent, automatique).

d) de Omnia-prefabvloeren : de maatschappij is licentiehouder van de firma « OMNIA » in Wies­ baden. In deze hoedanigheid fabriceert zij verschil­ lende OMNIA-VLOEREN. Deze afdeling heeft een machine voor tussenblokken van het merk Zim­ mer in dienst en een Wöchnermachine voor de tegelproduktie van 33 tot 40 cm (de liggerproduktie verloopt tot nu toe nog niet automatisch).

La fabrication des blocs d'entrevous.

De fabrikage van de tussenblokken voor ge­ welven.

e) le « Béton lavé » : cette section produit, géné­ ralement sur commande et sur mesure, des petits éléments en béton décoratif.

e) lict « Wasbeton » : deze afdeling fabriceert kleine sierbetonelementen, meestal op bestelling of op maat.

f ) une dernière section « Béton Vibrés » ; outre la fabrication de bordures - filets d’eau et tuyaux pour la voirie, cette section a également à son pro­ gramme les produits suivants ; descentes à charbon moulées en une pièce linteaux bruts ou lisses - seuils marches escaliers droites et balancées pavés à emboîtement « Victor » ou sinusoïdaux caniveaux de tous types - couvre-câbles claustras et toutes pièces sur commande.

f) het getrild beton : buiten de fabricage van boordstenen, watergreppels en buizen voor de we­ genbouw, fabriceert deze afdeling ook volgende Produkten : uit een stuk gegoten kolenkokers ruwe of gladde lateien - dorpels rechte en verdreven traptreden straatstenen met ineenvoeging « Victor » alle soorten straatgoten - kabelafdekstenen claustra’s en alle stukken op bestelling.

5

2. La division

G.E.C. ».

2. De afdeling

G.E.C. ».

La production de la division GEC (Grands éléments de construction) s’effectue dans un hall de plus de 1.000 m-. Il s’agit en fait de la produc­ tion de béton architectonique en éléments moyens (zh 2.500 kg maximum).

De produktie van de GEC-Afdeling (Grands éléments de construction) geschiedt in een hall die meer dan 1.000 m- beslaat. Hier worden mid­ delgrote elementen ( zt 2.500 kg maximum) in architectonisch beton gemaakt.

La toute nouvelle division « Dalles Géantes » est issue de la collaboration avec le groupe OMNIA. Elle dispose de trois tables, qui permettent la pro­ duction de prédalles lisses de 1,20 m de largeur et en longueurs allant jusqu’à 9 m. Combinant l’activité de deux de ses départements, les Usines Dauchot incorporent quelquefois une couche de polystyrène.

De totaal nieuwe afdeling « Dalles Géantes » sproot voort uit de samenwerking met de firma OMNIA. Deze afdeling telt drie tafels waarmee gladde breedplaatvloerelementen gemaakt kunnen worden met een breedte van 1,20 m en lengtes tot 9 m. Nu en dan combineert de Usines Dauchot de aktiviteiten van twee van haar fabrieken en ver­ werkt zij in deze elementen een laag polystyreen.

6

La division « Dalles géantes ».

De afdeling « Dalles géantes

».

(A gauche et ci-dessous ;) l'utilisation de polys­ tyrène, combinée avec la dalle géante, permet d'alléger considérablement le poids du plancher fini.

(Links en hieronder :] het gebruik van polystyreen bij breedplaatvloerelementen laat een drastische gewichtsbeperking in de afgewerkte gewelven toe.

Le stockage des dalles géantes.

Het opslaan van de breedplaatvloerelementen.

L’ensemble du département est approvisionné en béton par une centrale disposant de deux béton­ nières Eirich de 750 à 1.500 1 et de 8 silos à maté­ riaux de 14 m® chacun et d’un silo à ciment de 30 t de capacité. Cette centrale est alimentée par tapis roulant en même temps qu’une installation produisant 30 t/jour de ciment HF 500.

Le béton est distribué au moyen de petits camions à benne basculante et de silos portatifs.

Voor de betonbevoorrading voor de ganse fabriek zorgt een centrale met twee Eirich-betonmolens van 750 à 1.500 1, 8 grondstoffensilo’s van elk 14 nr’ en een cementsilo met een capaciteit van 30 t. Een transportband bevoorraadt deze centrale, alsook een installatie die 30 t HF 500 cement per dag produceert.

De betonverdeling gebeurt met kleine trucks met kipbak of met verplaatsbare silo’s.

La préparation du béton.

De betonbereiding.

La manutention et les chargements sont effectués dans toute l’usine au moyen de lift-trucks, de grues auto-motrices, d’une gme à tour fixe et de divers autres appareils.

La firme dispose en outre d’un parc de 8 camions qui sont chargés des approvisionnements et des livraisons.

De behandeling en het laden gebeuren in de ganse fabriek met lift-trucks, zelfbewegende kra­ nen, een vaste kraan en verschillende andere appa­ raten.

Het wagenpark van de firma telt 8 vrachtwagens die voor de bevoorrading en de leveringen instaan.

C. PERSONNEL

C. PERSONEEL

Outre son réseau d’agents, la société occupe ± 120 ouvriers et 23 employés et cadres.

Geen rekening gehouden met haar verkoopnet, stelt de maatschappij 120 arbeiders, 23 bedienden en kaderpersoneel tewerk.

9

D. DIRECTION

D. DIRECTIE

La direction est assurée par : M. Jean DAUCHOT, Administrateur-Gérant ; M. Jean COYETTE, Adm.-Directeur commercial ; M. H.J. DAUCHOT, Chef de fabrication et du Service Personnel.

De directie wordt waargenomen door : de heer Jean DAUCHOT, Beheerder-Zaakvoerder ; de heer Jean COYETTE, Beh.-Handelsdirekteur ; de heer H.J, DAUCHOT, Hoofd van de fabricage en van de personeelsdienst.

■'If- t

petits » produits que Deux des nombreux l’cn rencontre sur les parcs de stockage.

Twee van de talrijke op de opslagplaatsen.

La Société « DAUCHOT » est une des rares usines de notre branche qui ait des activités aussi variées (et la seule dans le bassin de Charleroi).

kleine » Produkten

De Usines « DAUCHOT » zijn een van de zeld­ zame bedrijven in onze hedrijjstak ( en de enige in het bekken van Charleroi) die er een zo sterk afwis­ selende aktiviteit op nahouden.

L'industrie du bĂŠton en 1969

De betonindustrie in 1969

UNION DES AGGLOMERES DE CIMENT DE BELGIQUE

UNIE DER AGGLOMERATEN MET CEMENT VAN BELGIE

Union Professionneiie Reconnue n" 5765

Erkende Beroepsvereniging n'' 5765

COMPOSITION

SAMENSTELLING

DU CONSEIL D’ADMINISTRATION

VAN DE RAAD VAN BEHEER

Voorzitter - Président : M. Gabriel DESMET. Ondervoorzitter • Vice-Président : M. Jean BERTRAND. Afgevaardigde-Beheerder - Administrateur-délégué : M. Jean SCHMIDT. Beheerder belast met het Toezicht over de Rekeningen en het Budget ■ Administrateur chargé du Contrôle des Comptes et du Budget ; M. Jean COYETTE. Lid van het Bureau - Membre du Bureau : M. Jean HELSEN. M. Albert BALZAT - M. Henri DE VEL ■ M. Hervé DHEEDENE - M. Robert MOYSE - M. Maurice NOIRFALISE . M. Willy NOPPE • M. Eugène RONVEAUX - M. Arthur ROOSEN • M. Louis SCHOUTERDEN - M. Fernand VAN ELSEN.

2

Sommaire :

Inhoud : Page Biz.

A. Introduction

A. inleiding

1. Définition du secteur.

1. Definitie van de sektor.

5

2. Comment travaille-t-il ?

2. Hoe werkt de sektor ?

6

3. Que produit l’industrie du béton ?

3. Wat produceert de betonindustrie

6

4. La standardisation.

4. De standaardisatie.

7

5. Importance du personnel occupé. a) Taille des entreprises. b) Répartition par provinces.

5. Aantal tewerkgestelden. a) Grootte van de ondernemingen b) Verdeling per provincie.

8 8 9

B. L'évolution récente du secteur

B. De jongste evolutie in de sektor

1. Introduction.

1. Inleiding.

11

2. Indices de l’emploi et de la consommation de ciment.

2. Indexen van tewerkstelling en cementverbruik.

12

3. Indices d'activité.

3. Indexen van aktiviteit.

14

4. Production.

4. Produktie.

16

C. L’évolution du coût salarial de 1950 à 1969

D. L'évolution de la production comparée à celle des pays limitrophes

E. Conclusion

C. De evolutie van de loonkosten van 1950 tot 1969

19

D. De evolutie van de produktie vergele­ ken met deze in de aangrenzende landen

23

E. Besluit

29

3

A. Introduction

A. Inleiding

1. DEFINITION DU SECTEUR

1. DEFINITIE VAN DE SEKTOR

L’industrie du béton est l’industrie du béton manufacturé, mécanofacturé ou préfabriqué — ces trois adjectifs passent en pratique pour être syno­ nymes. C'est également l’industrie des « agglomé­ rés de ciment » et cette appellation se retrouve dans le nom de son organisation professionnelle.

De betonindustrie is de industrie van het prefabbeton of van de betonwaren. In plaats hiervan gebruikten we misschien beter de term « cementagglomeraten », benaming die men in de naam van de beroepsvereniging van deze industrie terugvindt.

La définition la plus exacte serait probablement « industrie des éléments mécanofacturés en agglo­ mérés à base de ciment » : ce titre est précis, mais manque de concision et, surtout, paraîtrait assez indigeste au public.

Si nous optons finalement pour « industrie du béton » c’est que le titre est clair et aussi parce qu’il semble admis internationalement.

L’activité de notre secteur dépend fortement de celle du secteur de la construction; en effet, presque toute sa production est utilisée pour les travaux de construction de bâtiments ou de routes. H est par ailleurs si proche de la construction que d’aucuns le confondent parfois avec ce grand secteur connexe.

Les différences sont cependant très sensibles, non seulement en ce qui concerne les procédés utilisés (l’industrie du béton est une industrie «manufac­ turière »), mais également sur le plan des condi­ tions de travail (activité régulière, sur toute l’année, en usine fixe).

Deze term — die echter door Jan Publiek minder omvat inderdaad beter goed begrepen wordt de volledige gamma die door onze sektor gefabri­ ceerd wordt (de marmermoza'iektegels bij voorbeeld worden moeilijk als betonprodukten beschouwd).

Wanneer wij uiteindelijk de term « betonindus­ trie » kozen, dan is het omdat dit een duidelijk woord is dat tevens internationaal ingang schijnt gevonden te hebben.

De aktiviteit in onze sektor is in hoge mate afhankelijk van het bouwbedrijf. Inderdaad, prak­ tisch de ganse produktie dient voor het optrekken van gebouwen of het aanleggen van wegen. Onze sektor staat overigens zo dicht bij het bouwbedrijf, dat sommigen hem dikwijls met dit laatste ver­ warren. De verschillen zijn nochtans zeer opvallend, zowel voor wat de toegepaste procédés betreft (de betonindustrie is een manufaktuurindustrie) als wat de werkvoorwaarden aangaat (regelmatige aktivi­ teit gedurende het ganse jaar in een vaste fabriek).

5

2. COMMENT TRAVAILLE-T-IL ?

Ces dernières années, l’industrie du béton a perdu tout caractère artisanal pour devenir une réelle industrie moderne et mécanisée. Beaucoup d’entreprises disposent maintenant d’usines large­ ment dimensionnées, équipées d’installations de chauffage, de dépoussiérage, de régulation de l’hu­ midité ambiante, etc. Ces systèmes ont amélioré les conditions et le climat de travail et rendu la pro­ duction indépendante des conditions atmosphéri­ ques.

L’utilisation d’outillage amélioré, notamment pour le malaxage et le compactage mécanique, a augmenté la qualité, tandis que le traitement à la vapeur a accéléré la production et régularisé les caractéristiques des produits finis. Des machines semi- et totalement automatiques ont progressive­ ment été mises en service.

2. HOE WERKT DE SEKTOR ?

De laatste jaren heeft de industrie haar ambach­ telijk karakter volledig afgelegd om een werkelijk moderne en gemechaniseerde industrie te worden.

Talrijke ondernemingen beschikken tegenwoordig over ruim bemeten fabrieken die uitgerust zijn met verwarmingsinstallaties, stofzuigers, apparaten voor het regelen van de vochtigheid, enz. Al deze systemen verbeterden de werkvoorwaarden en het werkklimaat en maakten de produktie onafhanke­ lijk van de weerstoestand.

Het gebruik van verbeterd materieel, onder an­ dere voor het mengen en het verdichten, verhoogde de kwaliteit, terwijl het stomen het produktieproces bespoedigde en de eigenschappen van de afgewerkte Produkten regulariseerde. Geleidelijk werden halfautomatische en volautomatische machines in dienst

La manutention a également fortement progressé; tant le transport des matières premières que celui en usine a bénéficié de la mise en service d’innom­ brables nouveaux appareils. Le transport des pro­ duits finis a fait un bond énorme permettant la production de pièces de plus en plus grandes et de plus en plus lourdes.

genomen.

De behandeling ging eveneens met rasse schreden vooruit; zowel het vervoer van de grondstoffen als de behandeling in de fabriek verbeterden door het in dienst nemen van een ganse reeks nieuwe appa­ raten. Ook het transport van de afgewerkte Pro­ dukten nam een zeer grote vlucht. Hierdoor kunnen steeds grotere en zwaardere stukken gefabriceerd worden.

3. QUE PRODUIT L’INDUSTRIE DU BETON ?

3. WAT PRODUCEERT DE BETONINDUSTRIE ?

L’industrie du béton se caractérise par la variété de sa production. Elle fabrique couramment une bonne soixantaine de produits entièrement diffé­ rents, tant au point de vue des formes et de l’aspect extérieur, que des dimensions et du poids. Cette gamme s’étend des plaques isolantes à base de copeaux de bois aux poutres en béton précontraint pour ponts, des tuyaux en béton aux éléments déco­ ratifs (ou « architectoniques ») pour façades.

De betonindustrie wordt gekenmerkt door de verscheidenheid in haar produktie. Zij fabriceert dcx)rlopend een zestigtal produkten die zowel qua vorm en uiterlijk uitzicht, als op het gebied van afmetingen en gewicht sterk van elkaar verschillen.

Deze gamma strekt zich uit van de isolatieplaten op basis van houtspanen tot liggers in voorgespan­ nen beton voor bruggen, van de betonbuizen tot de sierelementen (of architektonisch beton) voor gevels.

Al die produkten zouden wij kunnen indelen volgens : — hun soorteitjk gewicht : de gamma strekt zich uit van het licht beton (scwrtelijk gewicht klei­ ner dan 0,55) tot het zwaar beton (s.g. gro­ ter dan 2); — hun afmetingen; — de gebruikte verdichtings^tocéAés (trillen, cen­ trifugeren, mechanisch aanstampen, enz.); — de uitvoering van het beton : gewapend of niet, voorgespannen beton.

Nous pourrions classer ces produits selon : — leur poids volumique : la gamme s’étend du béton léger (poids volumique inférieur à 0,55) au béton lourd (au-delà de 2); — leurs dimensions; — les procédés de compactage utilisés (vibration, centrifugation, damage mécanique, etc.); — Vexécution du béton : béton armé ou non, béton précontraint.

6

II nous a cependant paru plus opportun de les classer suivant leur destination. Ce procédé nous donne le tableau suivant :

Het leek ons echter nuttiger ze volgens hun bestemming te rangschikken. Deze werkwijze geeft ons volgend beeld :

a) Produits destinés à la voirie :

a) Produkten voor de wegenbouw ;

— revêtements : carreaux de béton et briques de

— bekledingen ; betontegels en betonbrikken;

pavement; — bordures, caniveaux et filets d’eau; — canalisations (tuyaux); — accessoires de canalisations : avaloirs, chambres de visite, etc. ; — éléments de voirie de surface et de signalisation ; barrières de sécurité, balises, bornes, etc.; b) Produits destinés à la construction d’immeu­

— boordstenen, straatgoten en watergreppels; — leidingen (buizen); — onderdelen voor leidingen (rioolkolken, bezoekputten, enz.); — elementen voor signalisatie en wegenbovenbouw : stootbanden, bakens, palen, enz. b) Produkten voor het optrekken van gebou­

bles :

— constructions entièrement préfabriquées; ■— grands éléments de construction : éléments de murs extérieurs, murs-rideaux, éléments d’ossa— — —■ — — — — —

tures; éléments de murs intérieurs et de cloisons; planchers préfabriqués; blocs de construction; revêtements de façade, dalles décoratives pour jardins; éléments pour escaliers; gaines, châssis de fenêtres et éléments de baies; carreaux de ciment et carreaux de mosaïque de marbre; divers : couvre-murs, citernes, fosses septiques.

wen :

— volledige prefab-konstrukties; — grote bouwelementen ; elementen voor buitenmuren. gordijnwanden, geraamte-elementen; — — — —

elementen voor binnenmuren en beschotten; prefabvloeren; blokken voor metselwerk; gevelbekledingen, siertegels voor hovingen;

— trapelementen; — kokers, vensterramen en baaielementen ; — cementtegels en marmermozaïektegels; — varia : muurdekstenen, waterputten, septische putten, enz.

etc. c) Autres produits :

c) Andere Produkten :

— poteaux pour transport de force et pour éclai-

— palen voor vervoer van drijfkracht en voor verlichting; — dampalen, damplanken en spoorwegdwarslig-

— — — —

rage; pieux, palplanches et traverses de chemin de fer; pièces pour l’agriculture; éléments de clôture; béton décoratif pour jardins, monuments funéraires, etc.; caveaux.

— — — —

gers; elementen voor de landbouw; afsluitingselementen; sierbeton voor hovingen, graftekens, enz. grafkelders.

4. LA STANDARDISATION DANS L’INDUSTRIE DU BETON

4. DE STANDAARDISATIE IN DE BETONINDUSTRIE

Nous aurions également pu distinguer les pro­ duits standardisés et ceux qui ne le sont pas. Bien que des normes IBN aient été élaborées pour un nombre important de produits, leur but essentiel consistait en une amélioration et une standardisation de la (Qualité.

We hadden ook een onderscheid kunnen maken tussen die produkten die gestandaardiseerd zijn en deze die het nog niet zijn. Voor een belangrijk aantal produkten werden B.I.N.-normen opgesteld.

Hun hoofddoel is een verbetering en een stan­ daardisatie van de kwaliteit.

7

Comme notre industrie fournit à la construction et que ce dernier secteur constitue la seule industrie vitale de notre économie encore toujours peu tou­ chée par la « révolution » causée par l’introduction des méthodes de production en série, seuls les élé­ ments relativement petits ont vraiment pu accéder à la standardisation des jonnes et des dimensions, et donc à la production de masse.

Daar onze industrie aan het bouwbedrijf levert, kan alleen een standaardisatie van vormen en afme­ tingen van relatief kleine elementen doorgevoerd worden. Dit komt doordat het bouwbedrijf de enige vitale industrie van onze economie is waar de produktiemethodes in serie nog maar weinig ingang vonden.

5. IMPORTANCE DU PERSONNEL OCCUPE

5. HET AANTAL TEWERKGESTELDEN

Lc secteur occupe entre 9.500 et 10.000 ouvriers qui prestent entre 500.000 et 650.000 heures de travail par trimestre.

De Sektor stelt tussen de 9.500 en 10.000 ar­ beiders tewerk. Samen presteren ze per kwartaal tussen de 500.000 en 650.000 werkuren.

a) Taille des entreprises :

a) Grootte van de ondernemingen :

Pour l’ensemble du secteur, il existe une nette tendance chez les petites entreprises à augmenter l’importance de leur personnel ouvrier : le pour­ centage de firmes occupant moins de 5 ouvriers est tombé de 1965 à 1969 de 55 à 49, tandis que celui des firmes occupant de 5 à 19 ouvriers est passé de 29 à 37 %. Par contre, le pourcentage de firmes occupant plus de 100 ouvriers est passé de 3 à 2.

Il semble donc que dans l’ensemble, le secteur tende vers un effectif moyen du personnel ouvrier occupé.

In de ganse sektor heerst bij de kleine onderne­ mingen een duidelijke tendens om hun aantal ar­ beiders op te drijven ; het percentage van de fir­ ma’s die minder dan 5 arbeiders tewerkstellen is van 1965 tot 1969 van 55 op 49 gevallen, terwijl dit van de firma’s die van 5 tot 19 arbeiders tewerkstellen van 29 % tot 37 % is gestegen.

Daarentegen daalde het aantal firma’s dat meer dan 100 arbeiders tewerkstel! van 3 % tot 2 %.

Het ziet er dus naar uit dat in zijn geheel genomen de sektor naar een gemiddeld aantal tewerkgestelde arbeiders gaat.

Ceci prouve que les unités tendent à mécaniser leur prcxressus de fabrication, ce qui se traduit nor­ malement dans les petites entreprises par une aug­ mentation de personnel et par une diminution de personnel dans les grandes firmes. La mécanisation constitue d’ailleurs l’une des préoccupations ma­ jeures des entreprises confrontées au problème des charges salariales qui sont en augmentation cons­ tante.

Dit wijst erop dat de ondernemingen er naar streven hun fabricageproces te mechaniseren. Dit uit zich normaal door een personeelsstijging in de kleine ondernemingen en een daling van het per­ soneel in de grote firma’s. Wegens de steeds stij­ gende sociale lasten is de mechanisatie trouwens een van de hoofdzorgen van onze ondernemingen.

La constatation énoncée dans le paragraphe pré­ cédent est encore renforcée par l’examen du nombre d’heures prestées dans les firmes occupant plus de 50 ouvriers et celles occupant moins de 50 ouvriers.

De vaststelling in de vorige paragraaf wordt nog kracht bijgezet wanneer wij het aantal gepresteerde uren onderzoeken in de firma’s die meer dan 50 arbeiders tewerkstellen en deze die er minder dan 50 tewerkstellen.

En 1965, cette seconde catégorie qui représentait 92 % de l’effectif total, ne totalisait que 52 % des heures de travail prestées alors que la première catégorie, soit 8 % de l’effectif total, en prestait 48 %. En 1969, la première catégorie qui repré­ sentait 7 % de l’effectif total totalisait 57 % des heures de travail prestées tandis que la part de la seconde catégorie, soit 93 % de l’effectif total, tombait à 43 %. Ceci confirme donc la constatation faite ci-dessus, à savoir que les entreprises tendent à atteindre un effectif moyen du personnel. En outre, nous voyons que le secteur, malgré l’existence

In 1965, totaliseerde deze tweede categorie die 92 % van het totaaleffektief vertegenwoordigde slechts 52 % van het aantal gepresteerde werkuren, terwijl de eerste kategorie, namelijk 8 % van het totaaleffektief, 48 % presteerde. In 1969, verte­ genwoordigde de eerste categorie 7 % van het totaaleffektief en totaliseerde zij 57 % van de gepresteerde werkuren, terwijl het aandeel van de tweede kategorie, namelijk 93 % van het totale effektief, op 43 % terugviel. Dit bevestigt dus de vaststelling die wij hierboven maakten, namelijk dat de ondernemingen er naar streven een gemid-

8

d’un grand nombre de petites entreprises, est en fait dominé par les 7 à 8 % de firmes occupant plus de 50 ouvriers.

delde personeelssterkte te bereiken. Daarenboven stellen wij vast dat de sektor, ondanks zijn groot aantal kleine ondernemingen, in feite gedomineerd wordt door 7 tot 8 % firma’s die meer dan 50 arbeiders tewerkstellen.

b) Répartition par provinces :

b) Verdeling per provincie :

Par ailleurs, nous pouvons préciser l'importance du secteur par province en dressant un tableau où sont repris les pourcentages des heures de travail dans chaque province pour les années 1965, 1967 et 1969.

Het belang van de sektor per provincie kunnen wij bepalen door een tabel op te stellen waarin de percentages van de werkuren in elke provincie op­ genomen worden voor de jaren 1965, 1967 en 1969.

TABLEAU 1 - Heures de travail par province.

TABEL 1 - Aantal werkuren per provincie.

Provinces

1965

1967

1969

Anvers Brabant Flandre Occidentale Flandre Orientale Hainaut Liège Limbourg Luxembourg Namur

16 18 21 13 14 3 10 1 4

19 18 22 14 9 3 8 2 5

19 21 21 13 9 2 9 1 5

100 %

100 %

100 %

Total

En examinant ce tableau il ne faut évidemment pas perdre de vue qu’une diminution du nombre d’heures prestées ne correspond pas nécessairement à une diminution de la production et qu’une aug­ mentation de ce même nombre ne correspond pas automatiquement à une augmentation de produc­ tion. En effet, si cette diminution du nombre d’heu­ res prestées est due à une mécanisation plus poussée du processus de fabrication, elle entraîne au con­ traire une hausse de production ou tout au moins elle permet de réaliser la même production. Nous pouvons cependant raisonnablement supposer que si tel est le cas, cette mécanisation se répartit assez uniformément entre les six provinces les plus im­ portantes; pour les trois autres provinces, l’hypo­ thèse est moins vraisemblable.

Provincies

Antwerpen Brabant West-Vlaanderen Oost-Vlaanderen Henegouwen Luik Limburg Luxemburg Namen

Totaal

Wanneer wij deze tabel onderzoeken, dan mogen wij natuurlijk niet vergeten dat een daling van het aantal gepresteerde uren niet noodzakelijk overeen­ stemt met een produktiedaling en dat een stijging van dit aantal uren overeenkomt met een produktiestijging. Inderdaad, wanneer een daling van het aantal gepresteerde uren het gevolg is van een meer doorgedreven mechanisatie van het fabricageproces brengt zij integendeel een produktieverhoging mee of ten minste laat ze toe eenzelfde produktie te bereiken. Wij mogen redelijkerwijze veronderstel­ len dat het mechanisatieproces vrij eenvormig is in de zes belangrijkste provincies. Voor de andere drie provincies is deze veronderstelling waarschijn­ lijk minder aannemelijk.

9

B. L’évolution récente du secteur

B. De jongste evolutie in de sektor

1. INTRODUCTION

1. INLEIDING

La tendance normale de l’activité de notre secteur est à la baisse au cours des deux trimestres d’hiver et plus spécialement encore pendant le premier tri­ mestre de chaque année; ce phénomène est partiel­ lement dû au gel qui peut empêcher certaines entre­ prises encore mal protégées (solidification des ma­ tières premières stockées au dehors) de continuer le travail et surtout au fait que le stockage devient important par suite de l’arrêt presque total des fournitures (arrêt plus ou moins prolongé de la construction).

De normale tendens in onze sektor is een daling van de aktiviteit tijdens de twee winterkwartalen en meer bepaald tijdens het eerste kwartaal van ieder jaar. Dit fenomeen is aan de vorst te wijten, die de werking van bepaalde nog slecht beschermde ondernemingen belemmert (bevriezen van de bui­ ten opgeslagen grondstoffen), maar vooral aan het groeien van de stocks door het stilleggen van de leveringen (min of meer verlengde onderbreking in het bouwbedrijf).

La période des vacances annuelles porte tous ses effets sur le troisième trimestre et la production, donc l’activité, s’en ressent fortement.

Au cours d’une année, l’activité du secteur devrait normalement suivre les tendances suivantes : faible pour le premier trimestre (diminution de plus ou moins grande amplitude suivant la rigueur de l’hi­ ver), forte hausse pour le second trimestre, net ralentissement et même diminution pour le troi­ sième trimestre, stabilisation au cours du dernier trimestre et même baisse en cas d’hiver précoce.

De jaarlijkse vakantieperiode heeft een grote invloed op het derde kwartaal. De produktie, dus de aktiviteit, draagt er de sporen van.

In de loop van een jaar zou de aktiviteit in de sektor normaal volgende tendensen moeten ver­ tonen : een zwak eerste trimester (een min of meer grote daling naargelang de strengheid van de win­ ter), een sterke stijging in het tweede trimester, een duidelijke vertraging en zelfs een daling voor het derde trimester, een stabilisatie tijdens het laat­ ste kwartaal en zelfs een daling ingeval van een vroegtijdige winter.

11

2. INDICES DE L’EMPLOI ET DE LA CONSOMMATION DE CIMENT

2. INDEXEN VAN TEWERKSTELLING EN CEMENTVERBRUIK

Dans Ie but d’obtenir des données rapides sur révolution conjoncturelle du secteur, l’U.A.C.B. envoie à ses membres chaque trimestre un question­ naire portant sur l’emploi et la consommation de ciment. Ceci lui permet de calculer des indices qui traduisent l’évolution de l’emploi et de la consom­ mation de ciment sans en connaître les montants en valeur absolue.

Om vlug gegevens over de evolutie van de con­ junctuur in de sektor te bekomen, stuurt de U.A.C.B. ieder kwartaal aan haar leden een vragen­ lijst over de tewerkstelling en het cementverbruik.

Hierdoor kan zij indexen berekenen die de evolutie van de tewerkstelling en het cementver­ bruik weergeven zonder er de getallen in absolute waarde van te kennen.

Normaal gesproken — en dit geldt nog meer voor de index van het cementverbruik — ondergaat de index van tewerkstelling een daling tijdens het eerste en het laatste kwartaal van elk jaar, een sterke stijging tijdens het tweede kwartaal en een lichte daling tijdens het derde kwartaal.

Wanneer wij de indexen van tewerkstelling voor een gegeven periode vergelijken met deze van het cementverbruik, dan stellen wij vast dat zij door­ gaans in dezelf de zin evolueren, maar dat de grootte van de schommelingen voor de tewerkstelling min­ der uitgesproken is dan deze voor het cementver­ bruik.

Een sterke stijging van het verbruik gedurende een kwartaal heeft gedurende twee kwartalen een terugslag op het tewerkstellingsniveau. Een hevige daling van het verbmik heeft slechts een zwakke daling van de tewerkstelling voor gevolg. Dit is een normale vaststelling want behalve de wette­ lijke beperkingen en de termijnen die inzake vooropzeg geëerbiedigd moeten worden, kan een mid­ delmatig gemechaniseerde onderneming niet wer­ ken zonder de aanwezigheid van een minimum aantal arbeiders. Anderzijds, wanneer de patroon op een spoedige hervatting hoopt, kan hij gevormde arbeiders slechts in geval van absolute noodzake­ lijkheid afdanken.

Normalement — et ceci vaut bien plus pour l’indice de la consommation de ciment — l’indice de l’emploi subit une régression pendant le premier et le dernier trimestre de chaque année, une forte hausse au cours du second trimestre et une légère baisse au cours du troisième trimestre.

Quand nous comparons les indices de l’emploi d’une période donnée à ceux de la consommation de ciment, nous constatons qu’en règle générale, elles évoluent dans le même sens mais l’amplitude des variations de l’emploi est nettement plus faible que celle des variations de la consommation de ciment.

Une forte augmentation de la consomma­ tion pendant un trimestre se répercute pendant deux trimestres sur le niveau de l’emploi. Une forte diminution de consommation n’entraîne qu’une faible diminution d’emploi. Ces constata­ tions sont tout à fait normales car, outre les restric­ tions légales et les délais à respecter en matière de préavis, une entreprise moyennement mécanisée ne peut fonctionner sans la présence d’un nombre minimum d’ouvriers. D’autre part, si le patron espère une reprise prochaine, il ne peut se permettre de licencier des ouvriers formés qu’en cas d’absolue nécessité.

TABLEAU 2 - Indices de l’emploi 1961-1969.

1er trim.

2e trim.

3e trim.

4e trim.

TABEL 2 - Indexen van tewerkstelling 1961-1969.

(1961 = 100)

1961

1962

1963

1964

1965

1966

1967

1968

1969

95,9

101.3 105.4

103.6

103,7 97,8 104,1 105,3

106,7 112,3 112,9 109,0

105.6 104.7 109.7 107,0

107,9 115,4

101,8

112,9 115,6 115,5 113,0

110,8

110,6 106,2

103,3 110.5 113,0 111.5

100,0

105,9

109,6

114,3

109,5

102,7

110,2

106,8

115,6

101,0

101,3

112.5 111,2

120,2

118,7

Emploi moyen Gemiddelde tewerkstelling

12

L’emploi a donc connu des niveaux fort élevés en 1964, 1967 et 1969, incontestablement les meil­ leures années de la décennie.

De tewerkstelling was dus zeer hoog in de jaren 1964, 1967 en 1969. Dit waren onbetwistbaar de beste jaren van het decennium.

Afin de donner un apjerçu du passé le plus récent et d’édairer l’évolution interne nous donnons fina­ lement les indices trimestriels de l’emploi et de la consommation de ciment de 1968 et 1969, en dé­ taillant les indices respectifs des sous-secteurs.

Om een overzicht van het nabije verleden te kunnen geven en de interne evolutie toe te lichten geven wij ten slotte de trimestriële indexen van tewerkstelling en van het cementverbruik voor de jaren 1968 en 1969, met een detaillering van de respectieve indexen voor de onder-sektoren.

TABEL 3 - Trimestriële indexen van tewerkstelling en TABLEAU 3 - Indices trimestriels de l’emploi et de la cementverbruik. consommation de ciment.

(1967 = 100)

le tr.

1968

2e tri.

1968

3e tri.

1968

4e tr.

1968

le tr.

1969

2e tr.

1969

3e tr.

1969

4e tr.

1969 Vloertegels

Carrelages — Emploi — Ciment

92,9 76,1

93,0 108,7

102,9 99,9

100,9 112,1

94,9 96,3

101,8 125,1

107,0 116,9

100,6 113,4

95,1 66,7

95,0 104,3

97,7 108,3

92,9 94,9

96,2 87,8

102,9 118,0

110,6 121,2

108,8 114,0

— Emploi

94,2 107,1

91,1 127,2

94,3 111,0

95,4 89,4

99,4 93,2

106,1 146,7

102,0 99,5

108,8 98,1

Secteur — Emploi — Ciment

— Tewerkstelling — Cement

Wegenbouw

Voirie

— Ciment

— Cernent

Andere Bouwele­ menten

Autres él. de Construction — Emploi — Ciment

— Tewerkstelling

— Tewerkstelling — Cement Sektor

95,7 80,2

94,9 111,3

99,4 108,2

97,0 97,1

97,8 91,1

104,6 126,4

109,1 115,2

108,8 110,0

— Tewerkstelling — Cement

La remarque énoncée plus haut se vérifie : les pointes extrêmes de l’indice « ciment » sont bien plus prononcées que celles de l’indice « emploi ».

Une baisse de la consommation de ciment (donc de la production) n’entraîne pas de baisse similaire du niveau de l’emploi quoiqu’il est évident qu’à une forte baisse de la consommation correspondra une diminution plus sensible de l’emploi. Dans ce dernier cas, la capacité de production du secteur est sous-employée.

De hoger vermelde vaststelling wordt bewaar­ heid ; de uiterste punten van de cementindex zijn doorgaans meer uitgesproken dan de tewerkstellingsindexen. Een daling van het cementverbruik (dus van de produktie) brengt geen gelijkaardige daling van het tewerkstellingspeil teweeg. Het is echter duidelijk dat een sterke daling van het ver­ bruik samengaat met een gevoeliger daling van de tewerkstelling. In dit laatste geval wordt de produktiecapaciteit van de sektor onvoldoende benut.

L’inverse est tout aussi vrai : une augmentation considérable de la consommation de ciment n’en­ traîne pas une augmentation parallèle de l’emploi; et si elle se produit elle arrivera avec un décalage et sera de toute façon moins prononcée (la capacité de production est mieux employée). Si, sur une pé-

Het omgekeerde is evenzeer waar : een aanzien­ lijke stijging van het cementverbruik heeft geen gelijklopende stijging van de tewerkstelling voor gevolg. Doet ze zich toch voor dan zal ze met vertraging gebeuren en in ieder geval minder uit­ gesproken zijn (de produktiecapaciteit wordt beter 13

riode plus longue, pour une consommation de ciment égale, le niveau de l’emploi va en diminuant, le sec­ teur s’est effectivement mécanisé.

Avec ces commentaires, nous enfonçons des por­ tes ouvertes. Examinons de plus près le Tableau 3 qui donne, par trimestres, l’évolution des deux der­ nières aimées. Nous remarquons que l’année 1968 a été moyenne en ce sens que la production a pratiquement plafonné au niveau fort élevé de 1967. L’année 1969 cependant est nettement « meilleure », une vraie année « record », surtout du côté « bâtiment ».

aangewend) Wanneer over een langere periode, voor een gelijk cementverbruik, het tewerkstellingspeil daalt, dan heeft de sektor zich wezenlijk geme­ chaniseerd.

Met deze kommentaar trappen we echter open deuren in. Laten we in tabel 3 de evolutie per kwartaal tijdens de twee laatste jaren nader onder­ zoeken. Hierbij valt op dat 1968 een middelmatig jaar was In die zin dat de produktie praktisch het hoge peil van 1967 raakte. 1969 was nochtans opmerkelijk beter : we mogen van een rekordjaar spreken en vooral dan langs de zijde « gebouwen ».

Même si l’hiver 1969-1970 a été très rigoureux, son influence s’est fait peu sentir (il suffit de comparer le 4e trimestre 1969 au 4e trimestre 1968).

Cela prouve que les diminutions de la production en hiver dans notre secteur ne sont pas imputables aux intempéries même, mais à leurs conséquences ; l’arrêt du travail dans toutes les branches de la construction (ce secteur nous rendrait un service énorme en maintenant une activité plus soutenue pendant l’hiver). Or vers la fin de 1969 le dé­ stockage était général dans notre industrie : le 4e trimestre a servi à reconstituer les stocks.

Al was de winter 1969-1970 zeer streng, toch was zijn invloed eerder gering (hiervoor volstaat het het 4e trimester 1969 met het 4e trimester 1968 te vergelijken). Dit bewijst dat de produktiedaling tijdens de winter in onze sektor niet aan het gure weer zelf te wijten is, maar aan de onrechtstreekse gevolgen ervan ; het stilleggen van het werk in alle takken van het bouwbedrijf (deze sektor zou ons een buitengewone dienst bewijzen, mocht hij een meer aangehouden aktiviteit tijdens de winter ontplooien). Trouwens, einde 1969 waren in de ganse sektor alle voorraden verdwenen : het 4e trimester diende om nieuwe stocks aan te leggen.

3. INDICES D’ACTIVITE

3. INDEXEN VAN AKTIVITEIT

Ces indices sont calculés sur base des données fournies par le Fonds Social de l’Industrie des Agglomérés de Ciment. Chaque employeur ressor­ tissant à la Commission Paritaire correspondante, doit déclarer trimestriellement le nombre de jour­ nées de travail prestées par les ouvriers occupés dans son entreprise. Ce nombre comprend ; — les journées effectivement consacrées au travail; — les journées non prestées que l’employeur est tenu de rémunérer en vertu des dispositions légales ou réglementaires; — le sixième jour non presté des semaines ne comportant que cinq jours de travail pour les travailleurs dont le travail est réparti tantôt sur cinq jours, tantôt sur six jours par semaine.

On procède ensuite à l’élimination des jours fériés légaux rémunérés, puis on ramène les jour­ nées prestées en semaines de six jours au nombre correspondant à celles prestées en semaines de cinq jours.

Le Fonds Social n’ayant commencé à fonctionner qu’à partir du second trimestre 1964, nous avons pris l’année 1965 comme base de référence. Ceci nous donne les indices suivants :

Deze worden berekend op basis van de gegevens die wij van het Sociaal Fonds van de Cementagglomeratennijverheid bekomen. Elke werkgever die onder het overeenkomstig Paritair Comité ressor­ teert moet ieder kwartaal het aantal werkdagen opgeven die door de arbeiders van zijn onderneming gepresteerd werden. Dit aantal omvat ; — de werkelijk gewerkte dagen; — de niet gewerkte dagen die de werkgever uit hoofde van wettelijke of reglementaire schik­ kingen moet vergoeden; — de zesde niet gepresteerde dag van de weken die slechts vijf werkdagen tellen voor de arbei­ ders waarvan het werk nu eens over vijf dagen, dan weer over zes dagen per week verdeeld is.

14

Vervolgens schakelt men de wettelijk betaalde feestdagen uit en brengt men de gepresteerde dagen in het zesdagenweekstelsel terug op het overeenkomstig aantal gepresteerd in vijfdagenweken.

Daar het Sociaal Fonds slechts vanaf het 2e tri­ mester van 1964 bestaat, hebben wij 1965 als refertejaar genomen. Dit geeft ons volgende indexen :

TABEL 4 - Indexen van aktiviteit.

TABLEAU 4 ■ Indices d’activité.

(1965 = 100)

Années Jaren

1er trim.

2e trim.

3e trim.

4e trim.

1964

1965

1966

104,6 98,2 104,7

93,7 107,4 94,4 104,5

95,3 100,7 89,0 100,2

109,1 96,1 97,9

100,0

96,3

100,3

1967

1968

1969

98,2

87,7 95,1 95,6

89,5 99,9 91,6 99,4

91,3

95,1

86,8

Activité moyenne Gemiddelde aktiviteit

Ce tableau apporte peu d’éléments nouveaux à notre démonstration mais il nous permet de faire une comparaison avec le secteur de la construction en calculant un indice similaire basé sur le nombre d’heures-ouvriers recensées par l’I.N.S.

Ceci nous donne les indices suivants :

Deze tabel brengt weinig nieuwe elementen bij onze uiteenzetting. Hij stelt ons echter in staat een vergelijking te maken met het bouwbedrijf. Met dit doel berekenden wij een aktiviteitsindex voor deze laatste sektor op basis van het aantal arbeidersuren maandelijks genoteerd door het Nationaal Ins­ tituut van de Statistiek.

Dit geeft ons volgende indexen :

TABLEAU 5 - Indices d’activité - Secteur construction.

TABEL 5 - Indexen van aktiviteit • Sektor bouwbedrijf.

(1965 = 100)

Années Jaren

1er trim.

2e trim.

3e trim.

4e trim.

1964

1965

1966

1967

1968

1969

87,2 100,7

89,5 105,8 98,5

93,5 109,1 96,5

79,4 101,3 94,0

101,1

102,2

100,1

83,1 93,7 94,8 98,3

100,0

99,0

99,8

92,5

91,6

111,0

106,0 109,3

91,8

Activité moyenne Gemiddelde aktiviteit

Si nous comparons ce tableau au précédent, nous constatons que l’activité évolue dans le même sens pour les deux secteurs. Toutefois, les diminutions d’activité en période d’hiver sont nettement plus accentuées dans le secteur de la construction : c’est ce qu’on savait déjà.

Wanneer wij deze tabel met de voorgaande ver­ gelijken, stellen wij vast dat de aktiviteit voor beide Sektoren in dezelfde zin evolueert. In ieder geval zijn de dalingen van de aktiviteit in de winter­ periode duidelijk groter in het bouwbedrijf, iets wat we overigens reeds wisten.

Une dernière remarque concernant le Tableau 4 : si l’indice général de 1968 est inférieur à l’indice de 1967, pour une production presque égale, ce fait démontre que la capacité de production a été mieux employée.

Een laatste opmerking bij Tabel 4 : wanneer de algemene index van 1968, voor dezelfde produktie, lager ligt dan deze van 1967, dan betekent dit eens te meer dat de produktiecapaciteit beter ge­ bruikt werd.

15

4. PRODUCTION

4. PRODUKTIE

Tous les chiffres cités dans cette section sont extraits des statistiques publiées par l’Institut Natio­ nal de Statistique, à l’exception toutefois de ceux correspondant à l’année 1969 qui ne sont pas encore publiés et pour lesquels l’U.A.C.B. s’est basée sur des renseignements que ses membres lui ont communiqués. Nous avons calculé plusieurs indices en fonction des différentes bases utilisées dans ce rapport.

Al de cijfers die wij hier opgeven ontleenden wij aan de statistieken die het Nationaal Instituut voor de Statistiek publiceert, met uitzondering echter van de cijfers voor 1969 die nog niet gepu­ bliceerd werden. Voor deze laatste cijfers baseerden wij ons op de inlichtingen die ons door onze leden verstrekt werden. 'Wij berekenden meerdere indexen in funktie van de verschillende basissen die in dit verslag gebruikt worden.

TABLEAU 6 • Production totale (en tonnes).

TABEL 6 - Totale produktle (in ton).

1955 1956 1957 1958 1959

I960 1961 1962

1963 1964 1965

1966 1967 1968 1969*

T

1955 = 100

1961 = 100

1963 = 100

1965 = 100

1967 — 100

1.731.489 1.942.339 2.110.497 2.065.851 2.275.477 2.437.676 2.509.122 2.910.030 3.038.003 3.561.749 3.561.807 3.963.616 4.290.466 4.196.365 4.800.000

100 112 122 119 131 141 145 168 175 206 206 229 248 242 277

69 77 84 82 91 97 100 116 121 142 142 158 171 167 191

57 64 69 68 75 80 82 96 100 117 117 130 141 138 158

49 55 59 58 64 68 70 82 85 100 100 111 120 117 135

40 45 49 48 53 56 58 68 71 83 83 92 100 98 112

• Estimation U.A.C.B. - Schatting U.A.C.B.

L’industrie est donc en constante expansion depuis 1955 et seules les années 1958, 1965 et 1968 accusent un recul ou une stagnation. La stagnation de 1965 doit être attribuée aux diverses mesures anti-inflatoires prises par le gouvernement en cette période de « surchauffe économique ». Ces mesures étaient d’ailleurs spécialement axées sur un ralentissement de l’expansion du secteur de la construction et elles se sont répercutées sur les diverses industries connexes.

Nous ne voyons pas d’explication convaincante pour le très léger recul de 1968 (2 %) : la pro­ duction a marqué un certain palier après l’effort de 1967 et avant le nouveau bond de 1969 (nous prévoyons une augmentation de 14 %).

Le tableau 7 donne l’évolution de la production dans quelques branches importantes.

16

Sedert 1955 kende de industrie een voortdurende expansie. Alleen voor de jaren 1958, 1965 en 1968 valt er een achteruitgang of een stilstand te note­ ren. De stagnatie van 1965 is aan de verschillende anti-inflatie maatregelen toe te schrijven die de regering in deze periode van « economische over­ verhitting » nam. Deze maatregelen waren overigens vooral gericht op een vertraging van de expan­ sie in het bouwbedrijf. Ze hadden vanzelfsprekend een weerslag op de verschillende aanverwante Sek­ toren.

Wij zien geen overtuigende verklaring voor de lichte achtemitgang in 1968 (2 %) : dit jaar was een overgangsjaar tussen de inspanning van 1967 en de nieuwe sprong in 1969 (wij voorzien een stijging van 14 %).

Tabel 7 geeft de evolutie van de produktie in enkele belangrijke takken.

TABLEAU 7 - Evolution de la production par branches.

TABEL 7 - Evolutie van de produktie per takken.

Eléments de construction.

Bouwelementen.

Carreaux de mosaïque de marbre (1.000 m2)

Béton décoratif pour le bâtiment (tonnes)

Blocs de construction (tonnes)

Planchers préfabriqués (tonnes)

Marmermozaiektegels (1.000 m2)

Sierbeton voor gebouwen (ton)

Bouwblokken (ton)

Prefabvioeren (ton)

1955 1956 1957 1958 1959

1.264 1.570 1.951 2.033 2.584

I960

3.122

1961

3.253 3.825 4.200 5.006 4.852 4.876 4.867 4.426 5.010

1962

1963 1964 1965

1966 1967 1968 1969*

100

124 154 161 204 247 257 302 332 396 384 386 386 350 396

24.288 25.126 27.381 23.383 21.175 28.013 25.070 36.988 38.628 40.869 65.500 93.111 99.482 93.884 120.000

100 104 113 96 87 115 103 152 159 168 270 385 410 387 494

253.700 342.500 339.713 386.477 340.589 554.975 615.795 730.135 784.101 978.680 920.638 1.154.451 1.143.946 1.058.750 1.140.000

100 135 134 152 134 219 243 288 309 386 363 455 451 •417 449

218.614 261.857 268.939 239.783 248.789 300.003 306.782 311.737 323.998 385.632 408.644 479.325 537.606 537.351 688.000

100

120 123 110 114 137 140 143 148 176 187 219 246 246 315

* estimation U.A.C.B. - schatting U.A.C.B.

Beton voor wegenbouw (In ton).

Béton de voirie (en tonnes).

Caniveaux et filets d'eau

1955 1956 1957 1958 1959 1960 1961

1962 1963 1964 1965 1966 1967 1968 1969*

Carreaux de beton

Bordures

Betontegels

Boordstenen

292.145 308.415 323.871 302.631 295.267 317.987 296.612 368.784 337.029 405.529 388.067 379.792 399.183 394.778 380.000

100 106

111 104 101 109 102 126 115 139 133 130 137 135 130

138.776 135.419 129.143 171.454 182.213 140.972 141.069 155.022 176.089 221.609 207.427 189.511 222.577 250.569 250.000

Straatgoten en watergreppels

100

98 93 124 131 102 102 112 127 160

149 137 160

180 180

11.485 8.698 9.614 12.638 18.806 18.616 22.189 23.061 41.765 60.607 55.016 59.603 72.254 93.790 108.000

100 76 84 110 164 162 193 201 364 528 479 519 629 817 940

Tuyaux Buizen

290.764 331.460 304.162 297.153

368.126 343.071

360.926 407.264 465.810 547.288 535.126 530.719 642.969 687.924 810.000

100 114 105 102 127 118 124 140 160

188 184 183 221 237 279

* estimation U.A.C.B. - schatting U.A.C.B.

17

Quelques brefs commentaires s’imposent :

Een woordje kommentaar dringt zich op :

Eléments de construction :

Bouwelementen :

Carreaux de mosaïque de marbre : La branche plafonne depuis quelques années et souffre en outre d’une large frange de capacité de production non utilisée (la capacité peut être estimée à 7.500.000 m^ en une équipe de travail).

A signaler la quasi disparition des carreaux de ciment, dont la production il y a douze ans dépas­ sait celle des carreaux de mosaïque.

Béton décoratif : Cette branche progresse sérieu­ sement depuis quatre ans grâce au succès qu’obtient le béton architectonique portant (généralement élé­ ments de hauteur d’étage).

Blocs : La prodigieuse progression est stoppée; mathématiquement le phénomène s’explique par le fait que la production des blocs légers et très légers, qui augmentait nettement plus que celle des blocs lourds et mi-lourds entre 1962 et 1967, recule depuis cette dernière année.

Planchers : Cette branche semble promise à un bel avenir à moyenne échéance, grâce à la mise en application de nouveaux systèmes qui constituent un réel progrès et qui élargissent les possibilités d’utilisation.

Marmermozaiektegels : deze tak heeft sedert enkele jaren haar hoogtepunt bereikt. Daarenboven heeft ze af te rekenen met een ruim deel niet gebruikte produktiecapaciteit (de capaciteit met één werkploeg mag op 7.500.000 m^ geschat worden).

Signaleren we ten slotte het quasi verdwijnen van de cementtegels, waarvan de produktie twaalf jaar geleden deze van de marmermozaiektegels overtrof.

Sierbeton : deze tak boekt sedert een viertal jaar een ernstige vooruitgang dank zij het succes dat het architectonisch beton kent.

Blokken : de buitengewone voomitgang kwam tot stilstand. Dit fenomeen is te verklaren door het feit idat de produktie van lichte en zeer lichte blokken, die tussen 1962 en 1967 opvallend meer steeg dan deze van de zware en halfzware blokken, het laatste jaar een achtemitgang boekte.

Prefabvloeren : deze tak schijnt op gemiddeld lange termijn een mooie toekomst weggelegd te zijn dank zij het toepassen van nieuwe systemen die een werkelijke vooruitgang betekenen en die de gebruiksmogelijkheden verruimen.

Produits non repris ici : Il y lieu de signaler la belle progression des grands éléments de stmcture en béton armé et en béton précontraint.

Produkten die hier niet vermeld staan : signale­ ren we hier vooral de flinke voomitgang van de struktuurelementen in gewapend en voorgespannen beton.

Béton de voirie:

Beton voor wegenbouw :

Carreaux : Dans la rubrique « revêtements », le léger recul des carreaux est compensé par une pro­ gression des différentes sortes de pavés en béton (non repris ici).

Bordures : Ces produits plafonnent depuis 1964.

Leur production dépend étroitement du volume des travaux provinciaux et communaux.

Caniveaux et filets d’eau : La progression de cette rubrique et de celle des accessoires de cana­ lisations (non repris ici) est explicable par le fait que la préfabrication de pièces jadis maçonnées (chambres de visite !) ou coulées sur place s’impose de plus en plus.

Tuyaux : Cette branche a bénéficié ces deux der­ nières années d’un grand effort d’investissement.

Espérons, dans ce contexte, que la récente progres­ sion se confirmera à moyenne échéance.

Betontegels : in de rubriek « bekledingen » wordt de lichte achteruitgang van de tegels vergoed door een vooruitgang van de verschillende soorten betonbrikken of straatstenen (hier niet opgenomen).

Boordstenen : deze produkten bereikten sedert 1964 hun hoogtepunt. Hun produktie hangt in grote mate af van het aantal provincie- en gemeen­ tewerken.

Straalgoten en watergreppels : de voomitgang van deze rubriek en van deze van de toebehoren voor leidingen (hier niet opgenomen) is te verkla­ ren door het feit dat de prefabricage stukken die vroeger gemetst of ter plaatste gestort werden (bezoekputten) meer en meer vervangt.

Buizen : in deze tak werd de laatste twee jaren veel geïnvesteerd. Hopen wij dat de recente vooruitgang op middellange termijn bevestigd zal worden.

Produkten die hier niet vermeld staan : wij moe­ ten vooral het verdiende succes vermelden van de veiligheids- en signalisatieelementen voor wegen.

Produits non repris ici .• Il y a lieu de signaler le succès mérité que rencontrent les différents dis­ positifs de sécurité et de signalisation routière.

18

C. L’évolution du coût salarial de 1950 à 1969

C. De evolutie van de loonkosten van 1950 tot 1969

Nous avons cru qu’il serait intéressant de retracer révolution des salaires et des charges sociales dans notre industrie durant les vingt dernières années.

D’une abondante moisson de chiffres nous avons finalement retenu les données qui vont suivre et qui illustrent suffisamment le développement du coût salarial dans notre secteur.

Wij hebben gemeend dat het interessant zou zijn een overzicht te geven van de evolutie van de lonen en sociale lasten in onze industrie tijdens de laatste twintig jaar.

Uit een overvloed van cijfers hebben we uitein­ delijk volgende gegevens in aanmerking genomen, die op af doende wijze de ontwikkeling van de loon­ kosten in onze sektor weergeven.

1. L’EVOLUTION DES SALAIRES MINIMA

1. EVOLUTIE VAN DE MINIMUMLONEN

Nous avons retenu comme base de comparaison le salaire minimum conventionnel du « manœuvre », les autres catégories ayant subi de trop nombreuses modifications pendant la période envisagée. En outre, le salaire minimum de cette catégorie a tou­ jours été le salaire minimum de l’industrie. Les taux successifs sont donc parfaitement comparables.

Als basis voor de vergelijking hebben we het konventioneel minimumloon van de « handlanger » genomen, aangezien de andere kategorieën gedu­ rende de beschouwde periode te grote wijzigingen hebben ondergaan. Bovendien is het minimumloon van deze kategorie steeds het minimumloon van de industrie geweest. De achtereenvolgende minima zijn dus volkomen vergelijkbaar.

Om de zaken eenvoudig te kunnen voorstellen namen we als tijdstip telkens 1 oktober van de jaren 1950 - 1953 - 1955 - I960 - 1965 - 1966 1967 - 1968 en 1969.

Dans un but de simplification nous avons retenu la date du 1er octobre des années 1950 - 1953 1955 - I960 - 1965 - 1966 - 1967 - 1968 et 1969.

TABLEAU 8 • Le salaire horaire minimum du manœuvre au 1er octobre de :

TABEL 8

Minimumloon van de handlanger op 1 oktober van :

Fr 1950 1953 1955 1960 1965 1967 1968 1969

: : : : : : ; :

15,00 16,50 17,65 25,00 39,25 45,95 47,95 52,15

19

2. L'EVOLUTION DES CHARGES SOCIALES

Le tableau 9 appelle les remarques suivantes :

2. DE EVOLUTIE VAN DE SOCIALE LASTEN

Bij tabel 9 dienen volgende opmerkingen te wor­ den gemaakt :

a) Les taux indiqués sous A) sont ceux relatifs au régime général.

a) De percenten die in A) zijn vermeld hebben betrekking op het algemeen stelsel.

Nous n’avons pas tenu compte de l’incidence des plafonds afin de maintenir la clarté de la démonstration. En outre nous constatons que. d’après les statistiques de l’O.N.S.S. environ 85 % des ouvriers ne touchent pas au plafond inférieur et 95 % restent en deçà du plafond supérieur.

Le plafond inférieur n’intervient pas ailleurs que dans 1,45 % des charges sociales à fin 1969 (sur un total de 35,15 %) réglées à l’O.N.S.S. Finale­ ment, nous nous permettons de vous faire remar­ quer que nous avons calculé dans le tableau 10 le coût salarial global de 1950 à 1969 en nous basant notamment sur le salaire du manœuvre et il est évi­ dent que les salaires de cette catégorie d’ouvriers ne doivent pas être corrigés en fonction d’une quel­ conque incidence de plafonds.

We hebben geen rekening gehouden met de invloed van de loongrenzen omwille van de duide­ lijkheid van de uiteenzetting. Bovendien konstateren we dat, volgens de statistieken van de R.M.Z., ongeveer 85 % van de werklieden het laagste pla­ fond niet bereiken en dat 95 % onder het hoogste plafond blijven. Het laagste plafond komt trouwens maar voor 1,45 % van de huidige sociale lasten (op een totaal van 35,15 %) die aan de R.M.Z. worden uitbetaald in aanmerking. Ten slotte maken we er U attent op dat we in tabel 10 de globale loonkosten van 1950 tot 1969 hebben berekend, door ons onder meer te baseren op het loon van de handlanger en het spreekt vanzelf dat de lonen van deze kategorie werklieden niet moeten worden gekorrigeerd in funktie van enigerlei weerslag van de loongrenzen.

b) Les taux indiqués sous B) sont le fruit de calculs propres à l’U.A.C.B. et concernent l'ensemble des charges sociales qui ne sont

b) De percenten die in B) zijn opgegeven, zijn het resultaat van eigen berekeningen van de U.A.C.B. en betreffen de sociale lasten die niet door de R.M.Z. worden geïnd.

pas perçues par l'O.N.S.S.

Ces taux sont des moyennes sur l’année en ce sens que leur calcul a été influencé par les chan­ gements intervenus dans le courant de chaque année considérée séparément. Ce sont également des « moyennes des moyennes » parce que l’importance des débours relatifs au S.H.G., aux abonnements et surtout à la sécurité d’existence varient fortement d’une entreprise à l’autre. Pour ce qui concerne la sécurité d’existence en particulier, l’amplitude de cette variation est très importante.

3. L'EVOLUTION DU COUT SALARIAL GLOBAL

Nous avons calculé deux fois cette évolution (cfr tableau 10) : a) en appliquant l’ensemble des charges sociales sur le salaire minimum du manoeuvre au 1er octobre de chaque année; b) en appliquant l’ensemble des charges sociales sur le salaire horaire brut moyen dans notre indus­ trie au 1er octobre de chaque année (ces moyennes nous sont communiquées par l’I.N.S. ).

Les indices que nous indiquons en regard de cha­ que année ont été ramenés dans les deux cas à la base 1953 = lOO.

Deze percenten zijn gemiddelden van het jaar, in die zin dat de berekening ervan werd beïnvloed door de wijzigingen die zich in de loop van elk afzonderlijk beschouwd jaar hebben voorgedaan.

Het zijn eveneens « gemiddelden van gemiddel­ den » omdat de omvang van de uitgaven voor het gewaarborgd weekloon, de treinabonnementen en vooral voor de bestaanszekerheid geweldig verschil­ len naar gelang van de onderneming. Wat de be­ staanszekerheid in het bijzonder aangaat, is dit ver­ schil zeer aanzienlijk.

3. DE EVOLUTIE VAN DE GLOBALE LOONKOSTEN

We hebben deze evolutie (zie tabel 10) twee­ maal berekend ; a) door het geheel van de sociale lasten op het minimumloon van de handlanger op 1 oktober van elk jaar toe te passen; b) door het geheel van de sociale lasten op het gemiddeld hruto-uurloon in onze industrie op 1 ok­ tober van elk jaar toe te passen (deze gemiddelden werden ons door het N.I.S. meegedeeld).

De indexen die we tegenover elk jaar opgeven, werden in beide gevallen herleid tot de basis 1953 100.

TABLEAU 9 - Les charges sociales dans l'industrie du béton de 1950 à 1969.

TABEL 9 - De sociale lasten in de betonindustrie van

A) Perçues par l'O.N.S.S.

A) Geïnd door de R.M.Z.

1950 tot 1969.

au 4e trim. de

1950

1953

1915

I960

1965

1966

1967

1968

1969

Allocations fami­ liales

7,50

7,50

7,50

8,50

10,75

10,75

10,75

10,75

10,75

Maladie-Invalidité

2,50

2,50

3,50

3,50

AMI-indemnités

—

—

—

AMI-soins

—

—

—

—

Chômage

1.00

1,00

1,00

1,00

Maladies prof.

—

—

—

—

Vacances annuel.

5.00

6,50

6,50

6,50

8,00

Pensions

3,50

3,75

4,25

4,50

6,75

19,50

21,25

22,75

24,00

30,65

Total

—

Kinderbijslag Ziekte en Inva­ liditeit

1,40 2,50

1,40 3,10

1,00 0,25

1,00 0,25

1,40 3,10 1,00

1,45 3,10 1,40

1,45

1,20

Z.I.V.-geneesk. verz.

Werkloosheid

0,75

Beroepsziekten

3,10

0,25

0,25

8,00

10,40

10,40 10,40

6,85

7,00

31,35

33,90

7,00 34,35

Z.I.V.-uitkeringen

7,50 35,15

Jaarl. vakantie Pensioenen

Totaal

B) Andere sociale lasten (rechtstreeks ten laste van de werkgever).

B) Autres charges (supportées directement par l'employeur).

1950

in het 4e kwartaal van

1953

1955

1960

1965

1966

1967

1968

1969

Protection et vête­ ments de trav.

1,00

1,00

1,00

1,00

2,50

3,00

3,00

3,00

3,00

Jours fériés

4,05

4,50

4,50

5,00

5,00

5,00

5,00

5,00

5,00

Arbeidsbescher­ ming en werk­ kledij Bet. feestdagen

0,50

2,00

2,00

1,00

2,00

2,00

Jaarl. vakantie

0,25

0,50

0,50

0,50

0,50

0,50

Kort verzuim

2,00

2,00

2,00

2,00

2,00

Gewaarb. weekl.

Vacances annuel.

0,25

Petits chômages

0,25

S.H.G.

0,50

0,50

1,75

4,00

4,00

4,00

4,00

4,00

Bestaanszekerheid

3,50

3,50

3,50

4,00

4,00

4,00

4,00

4,00

Arbeidsongevallen

Interv. abonnem.

0,50

0,75

0,75

1,00

1,00

Sociale abonnem.

Fonds Social

0,50

0,5'0

0,75

0,75

1,00

Sociaal Fonds

0,50

1,00

2,00

2,25

Eindejaarspremie

0,25

0,50

0,50

Arbeidsgeneesk. dienst

22,00

24,50

25,25

Sécur. d'existence Assur. accidents

3,50

Prime fin d'année Service médical

Total

8,55

9,75

9,75

12,00

21,00

22,25

Totaal

21

s

TJOJ

0} (0 o C §

>

C

>

0) £

ei

O

C ‘ Ci

O

d

£-•

O O

O O)

d

O

(0

>0)

c c

O

c

o

3

=3

V) ÖO (U u u <«

; CD

C/D

o

o

a z

>

8 O

Tl

o

G <L» >

o U ui T3 -n Û0 "O

o J 'S C

<

<Ü

ci -C

C

G Dj

è2

« -c

u

+

'T «A

<N

fA

fA

»A (N

rCN

r-

cc «A

lA

X fA

<N

o

cA

rA

fA O

fN X

CO

CN

so

fA

X

IA

CS

X SO

r-

X

lA

o CS

CS

fA

fA

fA

CS

G

O

<U

« u O v>

<!■>

<Ü

(Li âû

«1-

CS

M

Ui ci ci

tl

c OJ

99

u

cd

CS

r^

fA fA

»A

SO

O

O O

O lA

SO

fA

CN fA

fA

IA

IA

lA

O

X

h-

fA

-C

<

X O

VÛ

o>

t/D

0) Û

0Û

o O tr\ Ov

3 0)

X

"V

T3c

3 rt> se3 <UUi c8 XJ

0) ■ö

o

QJu

u

CQ

O c . TJ C■a S g- «S3O 'eC O5O oc •§ I 9i T C ;r ' ‘3 2 ®

IA

fA

CS

g

a

o

^

ND o'

O

\r\

o

SO

r--

CN

o fA

fA fA

so

o

o Cs

IA

o

fA

IA IA

IA

SO

VO

CN

lA

IA o IA

o

SO

»A

so so Cs

X

^A

so

fA CN

CN

c o^ %>

«-Û cd tO (A

CN

so

r-

X X

rr^

\A

IA

r-

CS

X so cs

fA

fA

o

X

o

SO

^

0) « a (A 9J '4>

4> O)

o

a

9J

C

fA

IA lA Cs

so Cs

O

X

o

o

r--

lA cs

lA Cs

Cs X

lA

SO CN

Cs

so

CS

so Cs

0)

'03

M (Q

o

4>

4>

C

3 • *N TJ .J} ^

(A

<S o> (0 (Q (D <A (3 O u 3

c

O 3 O

>

c O

3

cr ei

I

u

G

4>

c/)

u, (Ü

a23

^

Ô

2

(U

<u

ei

^ *<i

OJ §

<u 'QJ

u

<U <U a” 3 "" > 3 •-

2

8^«

3

ei in

G ^

<

ei

to

U

a

flj

u

qj T

CQ

< 22

<

o fA

CN fA fA

fA

O O

CN

fA

'T h-

SO

fA CN

Cs

fA

lA SO

r-

X

lA

lA Cs lA

CN

lA

X fA

A

SO

so

fA X

CQ

< Ö0 w> cd

u

c 4J

\r\ fA u*

A

o o

rCN

cs

so

A

CS

O CN

CN CN

lA CN

o o

SO

so

o

CS

fA \r\

lA lA

lA 99 a; cd u O c/5

lA O

o o

o

lA

CN

fA

CN fA

O O

o A

lA SO^

A

SO

X

CS

fA

CN CN

o lA

lA

o

so fA

O O

lA CN

o X

lA CS

A CN

CDs

CN

A

lA

X CN

fA

lA

O 'T

lA

so

\r\

lA

X X

o

C

® a

O

«A <u Cd (_• o (A

►-

a3 -ê a a Ö-S ^ c

+

r-CN

3 ei

P u TJ Û C/D h-J o

<u 4^ (A

:ö

8 o> G ci

lA

CTl A 0\

C C C 01-1 ^ I-] +

(A CA

s^

ja o

C

4> i?

U ««

G i-t

o

X

o

9J C

,u o

o C w O 05 > >■ H G Ü

2 S rte

•G Cd

■a C:

c/5 3e

6

9j G 05 - O «1 GO« 00 O

S ^ ë c g

o -G Æ

fA

CS 'T

CN A

D. L’évolution de la production comparée à celle des pays limitrophes

D. De evolutie van de produktie vergeleken met deze in de aangrenzende landen

Finalement, il nous a paru opportun d’examiner l’évolution de notre industrie par rapport à celles de nos pays voisins. Le manque d’information sur l’année 1969, au moment où nous rédigeons ces lignes, nous oblige cependant à nous en tenir aux années 1963 à 1968.

En raison du manque d’harmonisation des libellés de bon nombre de rubriques statistiques, qui restent différentes pour chaque pays, nous avons dû nous limiter à une comparaison entre quelques grandes classes de produits, c’est-à-dire les carrelages, les tuyaux d’égouts, les bordures, les carreaux de béton, les blocs de construction et les planchers.

Afin de nous permettre de suivre l’évolution globale de l’industrie du béton dans chacun de ces pays, nous avons dressé un premier tableau repre­ nant les indices pour 1963 = 100 (1).

Het leek ons ten slotte nuttig de evolutie van onze industrie eens te vergelijken met deze van onze buurlanden. Daar bij het ter perse gaan van dit verslag de cijfers voor 1969 nog ontbreken, zijn wij verplicht ons tot de jaren 1963 tot 1968 te beperken.

Gezien de omschrijvingen van een groot aantal statistische rubrieken van ieder land niet overeen­ stemmen, moesten wij ons tot enkele grote klassen van Produkten beperken t.t.z. de vloertegels, de rioolbuizen, de boordstenen, de betontegels, de blokken voor metselwerk en de prefabvloeren.

TABEL 11 - De globale evolutie van de produktie.

TABLEAU 11 - L'évolution globale de la production.

Années

Bundesr. Deutschland

Jaren

1000 DM

ind.

1963 1964 1965 1966 1967 1968

1.737.627 2.132.092 2.302.629 2.418.244 2.278.825 2.355.590

100 123

133 139 131 136

Teneinde de globale evolutie van de betonwarenindustrie in elk van die landen te kunnen vol­ gen, stelden we een eerste tabel op die de indexen voor 1963 = 100 (1) weergeeft.

Belgique - België T

3.038.003 3.561.749 3.561.807

3.963.616 4.290.466 4.196.365

(1) En fait, ces indices sont calculés différemment pour chacun des pays et ils ne sont pas parfaitement comparables.

Ils nous permettent cependant de caractériser l’évolution géné­ rale de la production en serrant d’assez près la réalité. en Allemagne : les indices reposent sur les valeurs de la production du secteur publiées par le Bundesverband der Be­ tonsteinindustrie. en France ; il s’agit d’indices calculés par l’Union Natio­ nale Interprofessionnelle des Matériaux de Construction et de Produits de Carrières sur base de la production totale annuelle exprimée en tonnes. en Belgique : les indices reposent sur la production totale du secteur exprimée en tonnes, publiée par l’Institut National de Statistique.

Pays-Bas ; les indices reposent sur les valeurs de la pro­ duction des entreprises de 10 personnes et plus publiées par le Centraal Bureau voor de Statistiek.

Veuillez noter dès à présent que les chiffres concernant les Pays-Bas repris aux tableaux 12 à 17 concernent les ventes et non pas la production.

ind

100 117 117 130 141 138

Nederland

France 1959 = 100

ind.

1000 Fl.

164,3 219.6 225.6

100

237,2 260,8

144 159 170

354.397 466.392 510.422 541.834 614.000

279,0

134 137

ind.

100 132

144 153 173

(1) In feite, zijn deze indexen voor ieder van deze landen op een andere wijze berekend en zijn ze dus niet volkomen vergelijkbaar. Ze stellen ons echter in staat de algemene evo­ lutie van de produktie te schetsen die de werkelijkheid dicht benadert. in Duitsland : deze indexen berusten op de waarde van de produktie van de Sektor, gepubliceerd door het Bundes­ verband der Betonsteinindustrie. in Frankrijk ; het betreft hier de indexen zoals die door de Union Nationale Interprofessionnelle des Matériaux de Cons­ truction et de Produits de Carrières berekend werden op basis van de totale jaarproduktie in ton uitgedrukt, in België : deze indexen zijn gebaseerd op de totale pro­ duktie van de sektor uitgedrukt in ton, zoals die door het Na­ tionaal Instituut voor de Statistiek gepubliceerd werd. in Nederland : deze indexen werden berekend op de waar­ den van de produktie van de ondernemingen die 10 personen en meer tewerkstellen, gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de .Statistiek.

Gelieve op te merken dat de cijfers voor Nederland opge­ nomen in de tabellen 12 tot 17 op de verkopen slaan en niet op de produktie.

23

En ce qui concerne l’évolution en Belgique par rapport à celle connue en France, ces indices, cal­ culés sur base de la production totale exprimée en tonnes, nous permettent d’établir une comparaison des plus réalistes. Si l’on sait qu’entre 1958 et 1962 le rythme d’accroissement de la production fran­ çaise était déjà nettement supérieur à celui connu en Belgique, nous devons constater que tel est tou­ jours le cas, mais l’écart de rythme tend à se res­ treindre. Pour notre comparaison avec les Pays-Bas et l’Allemagne, nous devons tenir compte de l’in­ fluence exercée par les prix sur les indices ; il est plus que probable que, comme partout ailleurs, ils ont subi des modifications, mais nous ne pou­ vons malheureusement déterminer la mesure exacte de cette influence. Quoi qu’il en soit, la Belgique et l’Allemagne semblent bien occuper les positions les moins favorables au point de vue progression de la production.

TABLEAU 12 - La production de carrelages.

Années

Wanneer we de evolutie in België met deze in Frankrijk vergelijken, kunnen we aan de hand van de indexen berekend op basis van de totale produktie in ton uitgedrukt, een zeer realistische ver­ gelijking opstellen. Indien men weet dat tussen 1958 en 1962 het groeiritme van de Franse produktie reeds merkbaar hoger lag dan dit in België, stellen we vast dat dit nog steeds het geval is, maar dat het verschil in ritme neigt kleiner te worden.

Voor onze vergelijking met Nederland en Duitsland moeten we rekening houden met de invloed van de prijzen op de indexen; het is meer dan waar­ schijnlijk dat ze, zoals overal elders, wijzigingen ondergingen, maar spijtig genoeg kunnen we de juiste omvang van deze invloed niet meten. Wat er ook van zij, België en Duitsland blijken op het gebied van de produktiestijging de ongunstigste plaats in te nemen.

TABEL 12 - De vloertegelproduktie.

Bundesr. Deutschland

Belgique - België

France

Jaren

T

ind

1.000 m2

ind.

1.000 m2

ind.

1963 1964 1965

378.736 467.266 530.012 543.011 546.766 464.080

100 123 140 143 144 123

5.260 5.877 5.647 5.486 5.319 4.875

100 112 107 104 101 93

5.277 6.454 6.494 6.679 6.486 6.855

100 122 123 127 123 130

1966 1967 1968

Après le sommet atteint en 1964, la production belge de carrelages n’a cessé de diminuer dans une proportion assez restreinte mais néanmoins cons­ tante. La production française qui avait connu un rythme d’expansion très élevé entre les années I960 et 1964 s’est stabilisée depuis lors. Le rythme d’ex­ pansion de la production allemande qui était assez comparable à celui de la production belge entre 1959 et 1963, s’est fortement amélioré en 1964 et 1965, mais il est devenu presque nul au cours des deux années suivantes et est finalement retombé en 1968 au niveau de 1964.

Quoique la Belgique se situe encore en tête de peloton au point de vue production par tête d’ha­ bitant, il est indéniable que ce secteur traverse une période critique. Cette situation requiert l’attention spéciale des intéressés.

Il apparaît clairement que dans les trois pays considérés, la production de carrelages ne suit plus du tout l’expansion de la constmction en général.

Ce phénomène doit être attribué au renforcement de la position concurrentielle des produits de sub­ stitution.

Nadat de vloertegelproduktie in 1964 haar hoog­ tepunt bereikte, kende ze een zeer beperkte maar konstante daling. De Franse produktie die tussen de jaren I960 en 1964 een zeer hoog expansieritme kende, heeft zich sindsdien gestabiliseerd.

Het expansieritme van de Duitse produktie dat tussen 1959 en 1963 enigszins met dit van de Belgische produktie kon vergeleken worden, is in 1964 en 1965 evenwel sterk verbeterd. Het is echter tijdens de twee volgende jaren praktisch onbeduidend geworden en is uiteindelijk in 1968 teruggevallen op het peil van 1964.

Alhoewel België nog op kop staat voor wat de produktie per inwoner betreft, kan niet ontkend worden dat deze branche een moeilijke periode doormaakt. Deze toestand vergt de speciale aan­ dacht van de betrokkenen.

Het is duidelijk dat in de drie beschouwde lan­ den de vloertegelproduktie de algemene expansie van het bouwbedrijf niet volgt. Dit feit moet aan de verstevigde konkurrerende positie van de diverse vervangingsprodukten toegeschreven worden.

TABLEAU 13 - La production de tuyaux d’égouts.

Années Ja ren

1963 1964 1965

1966 1967 1968

TABEL 13 - De rioolbuizenproduktie.

Bundesr. Deutschland T ind.

Belgique - België ind.

T

3.310.249 4.107.005 3.908.347 4.011.903 3.846.426 4.309.895

465.810 547.288 535.126 530.719 642.969 687.924

100

124 118 121 116

130

ind.

100

1.475.000

100

117 115 114

1.831.000 1.836.000

124 124 134 153 155

138

148

Nederland ind.

T

France T

1.975.000 2.255.000 2.280.000

640.249 768.685 633.205 639.315 790.100

100 120

99 100

123

Les années 1965 et 1966 semblent avoir été particulièrement défavorables à cette production dans les quatre pays envisagés et spécialement pour la Hollande et l’Allemagne qui accusent une baisse de production tandis qu’en Belgique la production est restée quasiment stationnaire et que la France présentait la même situation pour l’année 1965 seulement, la croissance de la production reprenant dès 1966 alors qu’elle a seulement repris en 1967 pour la Belgique et les Pays-Bas. En Allemagne, la situation a continué à se détériorer en 1967, mais une nette reprise s’annonce en 1968.

Rappelons qu’entre 1958 et 1963, cette produc­ tion était en croissance constante dans tous ces pays.

De jaren 1965 en 1966 schijnen voor de produktie van de vier hoger vermelde landen bijzon­ der ongunstig geweest te zijn. Vooral Nederland en Duitsland kenden een produktiedaling terwijl in België de produktie quasi stationair bleef. Frank­ rijk kende deze toestand alleen in 1965, gezien de produktiegroei zich vanaf 1966 hernam, daar waar dit voor België en Nederland slechts in 1967 gebeurde. In Duitsland ging de toestand in 1967 nog verder achteruit; 1968 kondigt zich echter heel wat gunstiger aan.

Herinneren we eraan dat tussen 1958 en 1963, de produktie in al deze landen voortdurend toenam.

TABLEAU 14 - La production de bordures.

TABEL 14 - De boordstenenproduktie.

Années Jaren

1963 1964 1965

1966 1967 1968

Bundesr. Deutschland ind.

T

Belgique - België ind.

T

1.586.482 2.053.742 2.297.691 2.425.893 2.271.644 2.502.937

176.089 221.609 207.427 189.511 222.577 250.569

100

129 145 153 143 158

Alors qu’entre les années 1959 et 1962, la pro­ duction belge de bordures s’était fortement dégra­ dée et que la Belgique occupait déjà la situation la plus défavorable, nous constatons qu’après une nette amélioration de la situation en 1963 et 1964, elle a connu de nouveau •—■ en même temps que les Pays-Bas d’ailleurs — une forte diminution de production en 1965 et 1966. La production alle­ mande croît jusqu’en 1966 puis subit une régres­ sion en 1967 tandis que la croissance française est remarquable aussi bien par son taux que par sa continuité. Ne perdons cependant pas de vue que, comparée à celle atteinte en Allemagne dès 1962, la production française accusait un retard important en ce domaine et qu’elle le comble progressivement.

France T

100 126

638.000 792.000

118 108 126 142

936.000

1.037.000 1.286.000 1.292.000

ind.

100

124 147 163 202

Nederland 1000 ra ind.

6.338 7.978 7.878 7.816 8.500

100 126

124 123 134

203

Daar waar tussen de jaren 1959 en 1962, de Belgische boordstenenproduktie sterk terugliep en ons land reeds de ongunstigste plaats innam, stel­ len we vast dat na een duidelijke verbetering van de toestand in 1963 en 1964, ze in 1965 en 1966 — tegelijkertijd als Nederland trouwens — op­ nieuw een sterke daling onderging. De Duitse pro­ duktie stijgt tot in 1966 en ondergaat in 1967 een daling, terwijl de Franse vooruitgang zowel door zijn hoeveelheid als door zijn continuiteit opvalt.

We mogen echter niet uit het oog verliezen dat, wanneer men de Franse produktie met de Duitse vanaf 1962 vergelijkt. Frankrijk toen een belangrijke achterstand vertoonde, die het nu geleidelijk in­ loopt.

25

TABLEAU 15 - La production de carreaux de béton.

Années Jaren

1963 1964 1965 1966 1967 1968

Bundesr. Deutschland 1000 T ind.

1.722 2.313 2.459 2.635 2.616

2.709

100 134 143 153 152 157

TABEL 15 - Oe betontegelproduktie.

Belgique - België 1.000 T ind.

337 406 388 380 399 395

100 121 115 113 118 117

En ce qui concerne ces produits, la situation n’est guère brillante en Belgique et en France. Cepen­ dant, n’oublions pas qu’en 1963 la production fran­ çaise a accompli un bond de 70 % quoique la production en valeur absolue ne soit pas encore particulièrement importante. Par conséquent, la Bel­ gique se trouve isolée dans une position des plus défavorables. Notons également que depuis 1963 (et même depuis 1958) l’Allemagne connaît une expansion constante de la production de ces maté­ riaux.

TABLEAU 16 - La production de bloes de construction.

Années Jaren

Bundesr. Deutschland m3 ind.

1963 1964 1965 1966 1967 1968

14.442.389 15.001.397 13.504.430 13.394.384 11.816.054 10.085.727

100 104 94 93 82 70

France 1.000 m2 ind.

603 516 526 664 641 733

Nederland 1.000 m2 ind.

100

10.032

86 87 110 106 122

12.044 11.519 11.776 12.400

100 120 115 117 124

Voor deze produkten is de toestand noch voor België, noch voor Frankrijk schitterend. Vergeten we echter niet dat de Franse produktie in 1963 een sprong van 7'0 % maakte, alhoewel de produktie in absolute cijfers uitgedrukt nog niet bij­ zonder belangrijk is. Bijgevolg bevindt enkel Bel­ gië zich in een zeer ongunstige toestand. Noteren we eveneens dat sedert 1963 (en zelfs sedert 1958) de betontegelproduktie in Duitsland een voortdu­ rende expansie kent.

TABEL 16 - De bouwblokkenproduktie.

Belgique - België T ind.

784.101 978.680 920.638 1.154.451 1.143.946 1.058.750

100 125 117 147 146 135

France T

ind.

5.016.000 6.633.000 7.163.000 7.760.000 8.230.000 8.484.000

100 132

143 155 164 169

Alors qu’entre 1958 et 1962, notre pays con­ naissait le rythme d’expansion le plus élevé pour ces produits, la France nous a rattrapé depuis lors et la production de ce pays s’accroît à un rythme très soutenu.

Tussen 1958 en 1962, kende ons land voor deze produkten het hoogste expansieritme. Sedertdien, haalde Frankrijk ons in en groeit de produktie van onze Zuiderburen met een zeer vast ritme.

Par contre la production allemande qui s'accrois­ sait lentement depuis 1958 n’a cessé de diminuer à partir de 1964; les chiffres publiés aux Pays-Bas étant peu comparables, nous ne les avons pas repris.

Sachez cependant que la situation y est moins bonne qu’en France et en Belgique.

Daarentegen is de Duitse produktie, die sedert 1958 traag groeide, sedert 1964 voortdurend ge­ daald. Gezien de cijfers die in Nederland gepu­ bliceerd werden moeilijk te vergelijken zijn, hebben wij ze hier weggelaten. Neem er echter nota van dat de toestand er minder gunstig is dan in Frank­ rijk en in België.

26

TABLEAU 17 - La production de planchers préfabriqués.

TABEL 17 - De prefabvioerenproduktie.

(1961 = 100)

Années Jaren

Bundesr. Deutschland ind. m2(*)

1963 1964 1965 1966 1967 1968

27.816.605 28.593.323 28.128.446 29.345.386 25.177.230 25.047.438

100 103 101 105 91

90

Belgique - België ind. m2

2.500.000 2.811.610 2.971.859 3.320.208 3.685.430 3.712.633

100 112 119 132 147 149

France m2

11.980.000 15.031.000 17.940.000 17.825.000 20.608.000

24.200.000

ind.

100

125 150 149 172 202

Nederland ind. m2

3.476.000 3.758.000 3.609.000 3.222.000

100 108 104 93

4.800.000

138

( * ) La statistique allemande contient une partie d’éléments de cloisons.

De Duitse statistiek bevat een deel wandelementen.

En l’cspace de cinq ans la production belge s’est accrue de près de 50 % et, qui plus est, de façon très régulière. Son taux moyen d’accroissement n’est dépassé que par celui de la France dont la produc­ tion a plus que doublé entre 1963 et 1968; signa­ lons en plus qu’en 1962 la production française avait déjà accompli un bond en avant de près de 50 %.

In vijf jaar tijds steeg de Belgische produktie met om de 50 % en, wat belangrijk is, dit gebeurde op een zeer regelmatige wijze. Haar gemiddeld groeicijfer wordt slechts door dit van Frankrijk overtroffen, waar de produktie tussen 1963 en 1968 meer dan verdubbelde. We signaleren daarbij dat de Franse produktie in 1962 een sprong voorwaarts maakte van bijna 50 %.

En Allemagne, la progression de la production qui s’était manifestée jusqu’en 1962 s’est transfor­ mée en une régression depuis 1967, alors qu’aux Pays-Bas cette dernière année a connu une augmen­ tation remarquable.

In Duitsland handhaafde de produktiestijging zich tot in 1962 en kende daarna tot 1967 een voort­ durende achteruitgang, daar waar Nederland voor dit laatste jaar een aanzienlijke stijging kon noteren.

27

E. Conclusion

E. Besluit

Il est particulièrement difficile de conclure briève­ ment ce rapport.

Het is bijzonder moeilijk om dit verslag kort te besluiten.

Notre industrie — qui est une industrie jeune — progresse sûrement et elle le fera encore à moyenne échéance, ne serait-ce que parce que le secteur de la constmction devra, devant la croissance du coût du « traditionnel », de plus en plus faire appel à la préfabrication et en général à des éléments dont la production en usine bénéficiera de procé­ dés de plus en plus élaborés.

Onze industrie — die nog jong is — boekt gesta­ dig voomitgang. Op middelmatige termijn zal deze vooruitgang zeker blijven duren, als was het maar door het feit dat het bouwbedrijf, omwille van de stijgende kosten van de « traditionele » bouw, steeds meer en meer naar prefab zal moeten grijpen, en meestal naar elementen waarvan de fabricage in fabriek steeds groter vormen zal aannemen door het aanwenden van steeds betere procédés.

In dit verband is het bijzonder leerzaam twee reeksen van indexen, die in twee verschillende hoofdstukken van dit verslag staan, naast elkaar te plaatsen.

Il est, dans ce contexte, hautement instructif de juxtaposer deux séries d’indices reprises dans deux chapitres différents de ce rapport.

TABLEAU 18 - Comparaison de l’évolution de l'emploi et de la production.

1961

1962 1963 1964 1965 1966 1967 1968

1969

TABEL 18 - Vergelijking van de evolutie inzake tewerk­ stelling en produktie.

Emploi

Production

Tewerkstelling

Produktie

100 106

100 116

110

121

114 110 103 110 107 116

142 142 158 171 167 191

29

Début 1967 — en faisant nos «comptes» de 1966 —, nous croyions que notre industrie avait entamée une pente décisive en matière d’emploi : il n’en a rien été, parce que l’appel accru aux pro­ duits de notre secteur a nécessité en 1967 et 1969 une légère augmentation de l’emploi. A court terme et hormis une nouvelle flambée de la production, nous croyons cependant que le niveau se stabilisera.

Toen we begin 1967 onze rekening voor 1966 maakten, dachten we dat onze industrie inzake tewerkstelling een beslissende trend aangenomen had. Dit bleek echter onjuist te zijn, want de toe­ nemende vraag naar de produkten van onze sektor had in 1967 en 1969 een lichtjes verhoogde tewerk­ stelling voor gevolg. Wij menen dat op korte ter­ mijn gezien, en behalve een plotselinge stijging van de produktie, het tewerkstellingspeii zich zal stabiliseren.

Malgré tout, nous avons produit 91 % en plus avec seulement I6 % d’ouvriers supplémentaires (il faut en outre tenir compte du fait que la durée hebdomadaire du travail a été raccourcie d’une heure en 1968 et d’une heure en 1969 et que la durée annuelle a été réduite d’une semaine). Il est évident que nous devons ce résultat à la mécani­ sation.

J

Ondanks alles konden wij met slechts I6 % meer arbeiders, 91 % meer produceren (wij moe­ ten bovendien rekening houden met het feit dat de wekelijkse arbeidsduur in 1968 en in 1969 telkens met een uur verkort werd en dat de jaar­ lijkse arbeidsduur met een week verminderd werd).

Het is duidelijk dat dit enkel door de mechanisatie bewerkstelligd kon worden.

Nous aurions pu encore, dans un nouveau ta­ bleau, faire une comparaison des plus démagogi­ ques en alignant côte à côte la progression du coût salarial et des prix. Quelques échantillons de prix comparés suffiront à notre dessein.

Tevens zouden wij in een nieuwe tabel een dema­ gogische vergelijking kunnen maken door de evo­ lutie inzake loonkosten en prijzen naast elkaar te plaatsen. Met dit doel volstaan enkele vergelijkende prijzen.

TABLEAU 19 - Prix de quelques produits en janvier 1950

TABEL 19 - Prijs van enkele produkten in januari 1950 en in januari 1970.

et en Janvier 1970.

(Source : Mercuriale du Ministère des Affaire Econo­ miques).

Carreaux de béton, ép. 6 - Ie mBordures KX) x 35 x 17/15 1 p.

Tuyaux emboîtement mi-épaisseur, 0 50 - 1 p.

Blocs mi-lourds 39 x 19 x 19 1 p.

Carreaux de mosaïque de marbre 20 X 20, grain fin - le m^.

1950

1970

Fr.

Fr.

82

79

72

75

169

163

12 138

Il y a lieu de remarquer que les prix indiqués sont des moyennes et les fabricants intéressés ne nous donneront certainement pas tort quant nous affir­ mons que la plupart des affaires (et surtout les marchés importants) se traitent à des prix situés plus près du minimum indiqué à la Mercuriale (pour les carreaux de mosaïque de marbre p. ex. 95 F.) que de la moyenne.

30

(Bron : Mercuriaal van het Ministerie van Economische • Zaken).

10,25 131

Betontegels, dikte 6 - de m= Boordstenen 100 x 35 x 17/15 1 St. Buizen mofverbinding halve dikte, 0 50 - 1 st.

Halfzware blokken 39 x 19 x 19 1 St. Marmermozaïektegels 20 x 20, fijne korrel - de m^.

Er weze opgemerkt dat de opgegeven prijzen gemiddelden zijn en dat de betrokken fabrikanten ons zeker niet zullen tegenspreken wanneer wij verklaren dat de meeste zaken (en vooral voor de grote afnemers) afgehandeld worden tegen prijzen die dichter bij het minimum van de Mercuriaal liggen (voor de marmermozaïektegels b.v. 95 F) dan bij het gemiddelde.

Une étude des résultats financiers de nos entre­ prises apprendrait que ceux-ci sont plus mauvais que jamais et nous devons bien constater que l’amélio­ ration de la productivité a servi uniquement au financement de l’amélioration du statut social des travailleurs.

Une part de cet état de choses est attribuable aux structures de notre secteur (entreprises familiales ou dont le récent passé est profondément enraciné dans les structures familiales). Un certain regroupement des unités de production et de vente s’impose. Espé­ rons que nos industriels s’en rendront compte à temps !

19 mai 1970.

Uit een studie van de financiële toestand van onze ondernemingen zou blijken dat die slechter is dan ooit. Wij moeten dus vaststellen dat de produktiviteitsverbetering uitsluitend voor de finan­ ciering van de verbeterde sociale status van de arbeiders heeft gediend.

Deze toestand is gedeeltelijk aan de Strukturen van onze sektor te wijten (familieondernemingen of ondernemingen waarvan het recente verleden nauw vergroeid is met familiale Strukturen). Een zekere hergroepering inzake fabricage en verkoop dringt zich op. Laten we nu maar hopen dat onze industriëlen zich hier bijtijds rekenschap zullen van geven.

19 mei 1970.

31

BETONNEN

LES GLISSIERES

VEILIGHEIDS-

DE SECURITE

RANDEN

EN BETON Les premières glissières de sécurité ont été posées dans notre pays en 1953 (à Habay-la-Neuve). De­ puis lors, de nombreux nouveaux modèles ont été conçus et leur application s’est généralisée, d’abord dans les ouvrages et sur les routes bordant les voies d’eau, puis, après quelque hésitation, sur les autorou­ tes dont elles font maintenant pratiquement partie intégrante.

Ces éléments ont beaucoup contribué à la sécurité de nos routes et ont singulièrement réduit le nombre de collisions frontales.

Nous pouvons essentiellement distinguer ; les Bordures de sécurité (qui reposent directe­ ment au sol) ; les Barrières de sécurité (dalles fixées sur po­ teaux-supports).

In ons land werden de eerste veiligheidsranden geplaatst in 1953 (te Habay-la-Neuve). Sindsdien werd het aantal modellen vermenigvuldigd en het gebruik veralgemeend in bochten en langs water­ lopen. Met enige aarzeling werd tenslotte ook over­ gegaan tot een isystematisch aanbrengen van veiligheidsafsluitingen op autosnelwegen.

Deze elementen hebben veel bijgebracht tot het veilig maken van onze wegen en hebben vooral veel frontale botsingen vermeden.

Hoofdzakelijk kunnen we de veiligheidsranden indelen in : — Lage stootbanden (rusten rechtstreeks op de grond) ; — Hoge stootbanden (worden door palen gedra­ gen).

A) Les bordures de sécurité.

A) Lage stootbanden.

Ces glissières remettent le véhicule égaré sur la bonne « voie » ; cette fonction est facilitée par le fait qu’elles sont appelées à entrer en contact avec la seule partie vraiment élastique du véhicule, le pneu. Après le premier impact le pneu reprend sa forme et si l’angle d’attaque n’est pas trop impor­ tant (max. ± 20", mais cela dépend de la vitesse) le véhicule reprend sa course normale (la réaction normale du conducteur consiste à tenir les mains sur le volant — sans forcer et sans résister — de façon à être prêt à reprendre dès que possible le contrôle de sa direction).

Il existe un nombre relativement important de modèles dont les profils diffèrent ; avec ou sans rainure de guidage, à double bord, etc... : tous ces dispositifs ont pour but d’absorber un maximum d’énergie cynétique avec un minimum de friction, de redresser au mieux la course du véhicule en per­ dition sans vraiment le rejeter.

De inrichtingen met lage stootbanden brengen een van de « rechte » weg afgeweken voertuig terug op de goede baan, mede dank zij het enig werkelijk elastisch onderdeel van de wagen, de band. Indien de invalshoek met de stootband niet te groot is (max. ± 20°, maar dit hangt af van de snelheid), dan wordt de wagen gewoonweg terug op de baan gebracht. (De korrekte reaktie is de han­ niet vastklampen of den op het stuur te houden om klaar te zijn volledig de kontegenwerken trole over te nemen van zodra mogelijk).

Er bestaat een betrekkelijk groot aantal modellen met verschillend profiel, met of zonder richtingsgleuf, met dubbele boord, enz... : al deze voorzie­ ningen hebben de bedoeling, met zo weinig moge­ lijk wrijving, de kinetische energie op te slorpen en de « verloren » wagen zo goed mogelijk te leiden zonder hem terug te werpen.

11

(Sur cette page et en haut de la page 13 ;) divers modèles de bordures de sÊcuritÊ.

(Op deze bladzijde en bovenaan modellen van lage stootbanden.

biz.

13 ;]

diverse

Altiitii t

JU.4HÉ >a

Le séparateur de sécurité à deux plans inclinés est naturellement issu de cette bordure. Il trouve sa pla­ ce sur les routes à quatre et à six bandes sans terreplain central (une ligne blanche ne suffit pas à ar­ rêter un chauffeur indiscipliné, imprudent ou fa­ tigué).

Leur efficacité n’est égalée que par leur faible en­ combrement et la conception de leurs plans inclinés permet d’entamer un minimum de surface de voirie, à peine plus qu’une ligne blanche médiane...

tlH

Séparateurs de sécurité sur la « petite ceintu­ re » à Bruxelles.

Scheidingsstootbanden op de « kleine ring » te Brussel.

Een speciaal soort lage stootband is de scheidingsstootband die een dubbel schuin vlak heeft en op wegen aangebracht wordt met vier of zes rijvlakken, maar zonder middenberm (een witte streep volstaat niet om een ongedisciplineerd onvoorzichtig, of vermoeid automobilist op zijn terrein te houden).

Ondanks hun grote doeltreffendheid nemen deze elementen, mede door hun hellende vlakken, nau­ welijks meer plaats in dan een witte streep.

B) Les barrières de sécurité.

B) Hoge stootbanden.

La surface de contact de ces bordures s’élève un peu plus au-dessus de la route ; de cette façon, elle peut, dans certains cas, être heurtée non seulement par le pneu mais également par la carrosserie, ce qui résulte en quelques tôles froissées. Le freinage accru compense cependant largement ces dégâts.

De hoge stootbanden bezitten een schampvlak waartegen niet alleen de banden, maar waar, m sommige gevallen, ook het koetswerk zelf van de wa­ gen komt aanbotsen. Hieruit kan enige blikschade ontstaan maar deze schade wordt gekompenseerd door de nog sterkere afremming die eruit voort­ vloeit.

&

Buiten hun « mechanisch » effekt, hebben de vei ligheidsranden ook een rol te spelen op het gebied van de afbakening.

Praktisch op alle stootbanden worden nu speciale witte kleurstoffen op basis van polyester aangebracht. De betonfabrikanten zijn er ook in geslaagd bijzonder sierlijke lage stootbanden te fabriceren, waarvan het oppervlaktebeton in de massa wit ge­ kleurd is (zie foto hieronder).

Sommige lage stootbanden worden ook uitgerust met katogen of met verlichtingsapparaten.

Outre leur fonction mécanique, les glissières con­ tribuent à une plus grande sécurité par le balisage qu’elles constituent.

Des peintures spéciales à base de polyester sont appliquées sur pratiquement toutes les glissières. Les fabricants de béton ont en outre réussi à produire des bordures très esthétiques dont le béton superficiel est coloré dans la masse (cfr. photo ci-contre).

Certaines bordures sont également équipées de cataphotes ou d’appareils d’éclairage.

14

Une visite des travaux de lâ&#x20AC;&#x2122;autoroute E3.

Een bezoek op de werken van de E3.

r

Cette page, les pages 15 et 17 et la couverture de ce numéro montrent quelques « tranches de l'autoroute E 3. Les sites photographiés (début mai) seront encore mis en service avant les vacances. Des dizaines de kilomètres de bordures blanches teintées dans la masse y sont posées.

Deze bladzijde, biz. 15 en 17 en het titelblad tonen enkele weggedeelten van de E 3-autoweg. De (begin mei) gefotografeerde wegvakken zullen nog vóór de vakantie in dienst worden genomen. Tientallen kilome­ ters in de massa witgekleurde stootbanden vonden er hun toepassing.

’S

*«».

?

Si

Cl 5^

Si

Si

<S ^ Cb ^ Ch; ?»’■ 2S

. -’S

c

Ci

•’S

c ni

Si

c

Si’S n>

Si

ni c

^.

;n

Si. ’Sn: -s

Si

c Nni

ni

«

n.

Si

fC” Äc Si

ni

f«b»Ts ’nin:S

>Q 5SSi: ï^

c ^ SïSi- ^Cï-

Si

c

t'C5» Cb

S^>C

Hi ■s

N >5

Otï

Ci

•S Si, ^

Ci

Si .

•s

n:

!. ;; • :={

^

iMÏ

»

— bureau d'études et projets J pour préfabrication en béton P /i

(^aliéna 574,CHAUSSEE DE HAECHT BRUXELLES 3 -1.(02)15.89.52

Station

service

LIEGE

125, RUE DU SNAPEUX-TEL:(04) 52.53.90

service station OOSTKAMP POELSTRAAT 55

TEL : (050) 825.37

jlOCK

HUr

USINES OAUCHOT S. A. GOSSELIES

POUR LA VOIRIE : Tous les agglomérés de ciment : bordures — tuyaux — dalles 30/30 — Pavés à emboîtement « VICTOR » — Filets d'eau — Briques en béton.

POUR LE BATIMENT : « COFRALO » - « OMNIA »

Bétons décoratifs : lissé ou lavé — Hourdis en béton — Toutes pièces

spéciales en béton moulé.

POUR L'INDUSTRIE : ROCK HILL »■ Pavement monolithe Dalles lisses à couche d'usure renforcée

ROCK HILL ».

ISOLATION : Polystyrène expansé

FRIGOLIT ».

Téléphone : 07/35.01.25

€

oMNiA

1^

FIXOLITE

s. P. R. L. Rue Vandervelde 136 - 6218 THIMEON Tél. Charleroi C07) 35.02.31 PROGRAMME DE FABRICATION :

MATERIAUX EN

BETON

ISOLANTS

DE

BOIS

• ININFLAMMABLE (1ère catégorie) • IMPUTRESCIBLE • ISOLANT!

— Dalles armées isolantes.

— Panneaux pour façades avec revêtement décoratif.

— Coffrages perdus isolants pour hourdis nervurés.

— Plaques isolantes.

— Blocs creux isolants.

DES BLOCS PAS COMME LES AUTRES En effet, ils sont complètement creux. Maçonnés à sec, armés, puis remplis de béton, ils coffrent l’ossature monolithe d’immeubles d’un à plus de 12 étages. Cette fonction remplie commence ensuite la plus importante : l’ISOLATION. (K = 0,7 Kcal/m2 h °C pour 20 cm d’ép.)

Au ^e^t4^ice delulcËUhêëcium^

CIMENTS et SUPERCIMENTS PORTLAND Normal (PN) et Haute Résistance (PHR) C.C.B7BATA1LLE - THORN - DELWART

Haute Résistance Chimique (0% C^A) CIBELCOR

Superciment à Durcissement Rapide Super DR ROCKET

CIMENTS SPÉCIAUX “ OIL-WELL’" pour tarages s CEMOIL CHAUX HYDRAULIOUES CONCASSÉS et PIERRAILLES en CALCAIRE DUR du TOURNAISIS

BÉTONS PRÉPARÉS

f wm V Carrières et cimenteries à Gaurain et à Chercq lez Tournai Centrales à béton à Bruxelles, Alost, Courtrai...

cc • B

Tél. : Tournai (069) 466.21 (10 lignes) - Télégr. : COCIBEL-QAURAIN

QuaÊHémmm ServicOmmm Succès f

S

TÆ

COMPAGNIE des CIMENTS BELGES S.A. t.

»C/ >0 ®V|-

m.a

■•«/V

®I

een bevloering die briljanter wordt met de tijd

marbrabel

marmermozaïek tegels N. V. SCHEERDERS van KERCHOVE’s

VERENIGDE FABRIEKEN

St.-Niklaas (België)

Tel. 03/76.35.01

Dans nos automates à blocs il n'y a pas que l'aspect qui compte!

Voor onze betonblokken automaten is het niet alleen hun uitzicht wat telt!

Les machines 913 SV sont en opération dans la Belgique entière depuis 10 ans. Nous apportons constamment des améliorations techniques qui font de cette machine un engin rationel demandant peu d’entretien et assurant une qualité constante des agglos en béton produits.

Consultez-nous également pour nos types HB 938, machines universelles permettant la fabrication de bordures, filets d'eau, etc., et HB 940, automates pour la fabrication rationnelle de pavés de route.

De machines HB 913 werken over heel België sinds 10 jaar. Voortdurend brengen wij technische verbeteringen aan, die van deze machine een rationeel produktieelement maken met weinig onder­ houd en de verzekering van een gelijk­ blijvende kwaliteit der betonprodukten.

Wij leveren tevens de types HB 938, geschikt voor het rationeel vervaardigen van boordstenen en de HB 940 gebouwd voor het vervaardigen van straatpaveiën.

Notre expérience = votre profit Onze ondervinding = Uw profijt

Distributeurs pour la Belgique : Verdelers voor Belgier S.P.R.L.BETONMA International P.V.B.A. 85, Av. de Cortenbergh Brussels 4 Tel. 02/33 52 14-02/35 62 20 Telex 22 598

ZENITH Maschinenfabrik GmbH D 5908 Neunkirchen/Siegen - RFA

VBRO-AR-DA

«S 'LMP»

Machine Vibro-Compacteuse complètement automatique avec appareil de reprise <€ Platten-Fix » Vol automatische Vibro apparaat

Données techniques Capacité ; approx.

Force motrice Consommation air Poids Hauteur Largeur Longueur Dimensions des piaques

Kompakteermachine met (f Plattenfix

230 m2/9 h 3 kW 600 Lr/min. à 10 kg/cm^ 3.000 kg (approx.)

2.500 mm 5.400 mm 6.200 mm Vibro-Air-Da I» : 800 x 600 x 80— 100 Vibro-Air-Da II : 1.200 X 600 x 80— 100

»

afzet-

Technische gegevens Kapaciteit Aandrijving Luchtverbruik Gewicht Hoogte Breedte Lengte Afmetingen van de piaten

Conçue pour la fabrication de PLAQUES EN SILEX LAVE sur papier retardateur ou par lavage immédiat.

Automatisation complète sauf pour la pose du papier retardateur si ce dernier est utilisé.

Demandez des visites de chantiers!!!

Ontworpen voor het vervaardigen van WASBETONPLATEN op vertragingspapier of door dadelijke uitwassing.

Volledige automatisatie behalve wat het inleggen van het vertragingspapier betreft, indien dit gebruikt wordt.

Vraag naar onze werfbezoeken !!!

BRUSSELS/BELGIUM Offices : Av.

de

Cortenberg

85,

1040

Bruxelles

Works :

international

Rue Edouard Faes 119-125, 1090 Bruxelles Telephones 02/33.52.14 - 35.62.20 - 26.04.61 Telex 22598

7 Fiche Technique

Bientôt, vous ne pourrez plus vous passer de nos...

Ets. WARNANT & REMACLE A Cle 543, Ch. de Liège 3AMBES (NAMUR) Tél. (081) 305.51

L une de nos récentes réatisations : le pavillon du Syndicat d'initiative de la Ville de Namur.

EPURATION

DES

Saniclair

EAUX

USEES

BREVETS S10.182 - 636.657

• Efficacité d’épuration jusque 95 % et suivant prescription du Minis­ tère de la Santé publique.

• Installations simples et économi­ ques; minimum d’entretien.

• Service après-vente : visites régu­ lières de contrôle.

• 10.000 installations en service, plus de 15 années d’expérience.

• Séparateurs de graisse, déversoirs d’orage; appareils de retenue de fécule et d’épluchures.

PRESCRIPTION de 3 à 200 usagers

umr r- .

TYPES : 50 USAGERS - 75 - 100 - 150 - 200 Groupes d'appartoments, collectivités, hôtels, camping, pensionnats...

Fosse d’épuration « Saniclair » ou similaire, à deux étages acceptant toutes les eaux usées; avec com­ partiment de digestion accélérée des matières flot­ tantes hors du circuit normal des « eaux fraîches »; canalisation de sortie au même niveau que la cana­ lisation d’entrée.

Elle satisfera aux prescriptions et conditions impo­ sées par le Ministère de la Santé publique et entre

y.

autres : 10 Capacités minimales prescrites par l’Office d'épu­

0

ration des eaux usées.

2o L’effluent ne pourra contenir plus de 0.5 cm3 par litre de matières en suspension au cours d’une sédimentation statique d’une durée de 2 heures.

TYPES DE 300 A 30D.(KB USAGERS Instaltettone compi de traüament eaux vtttainga et Industrielles par biologique; minéralisation oee boues.

foJhREMACLE

BOUVIGNES • 5500 DINANT - TEL. (082) 23S 03 S lignes)

ZUIVERING

VAN AFVALWATER

Saniclair

I

PATENT 510.182 - 636.657

• Tot 95 % doeltreffende zuivering en volgens voorschriften van het Ministerie van Volksgezondheid.

• Eenvoudige en zuinige installaties, minimum onderhoud.

• Dienst na verkoop : toezicht.

regelmatig

• 10.000 installaties in werking: meer dan 15 jaar ervaring.

• Vetafscheiders, onweder vergaar­ bakken; toestellen voor het ophou­ den van aardappelschillen en aard­ appelmeel.

TYPE : 3/7 VERBRUIKERS - 8/12 - 13/25

Zuiveringtank voor woningen, villa's, kleine gemeenschappen, hotels...

VOORSCHRIFT 3 tot 200 verbruikers

Zuiveringkuip » Saniclair » of gelijksoortig, met twee trappen, die alle soorten afvalwater opneemt; met een kuip voor versnelde gisting van drijvende stof­ fen, ver van de normale verswater omloop. Aanvoer en afvoer op gelijke hoogte.

TYPE : 50 VERBRUIKERS - 75 - 100 - 150 - 200 Appartementen, gemeenschappen, hotels, camping, kostscholen...

Zij zal voldoen aan de voorschriften van het Ministe­ rie van Volksgezondheid en Gezin, o.a.

1° De minimale inhoud voorgeschreven door de Dienst voor Zuivering van afvalwater.

2° Het uitstromend water mag niet meer dan 0,5 cm3 per liter zwevende stoffen ophouden gedurende een statische bezinking van twee uren.

TYffi VAN 300 TOT 300.000 VERBRUIKERS

edite installaties van industriëel en stedelijk afvalwater door biologische zuivering ; mineralisatie van slijk.

Ets Jh REMACLE

BOUVIGNES - 5500 DINANT - TEL (0821 232 03 (5 lijnen)

CAVAN s.a. mdlines Société Anonyme D'EXPLOITATION DE SABLIERES

vous offre un choix de GLISSIERES DE SECURITE • TYPE CZERO modèle fonctionnel

MONT-SAINT-GUIBERT

Tél. : 010/653.12

• TYPE HUNZIKER

irv

modèle esthétique • BORDURE BASSE efficacité et économie POUR TOUS VOS PROBLEMES CONSULTEZ-NOUS : tél. 015/152.93-199.93

p.v.b.a, n, & m, craeymeersch

N. Y.

C OBERA

Brugstraat - Industriezone West ZOLDER Tel. (011) 335.46 336.48

beton

heirweg zuid 23 ingelmunster

SPECIALITEITEN : betonnen kweektafels voor serres betonelementen voor volle grondcultuur - betonnen roosters voor var­ kens- en rundveestallen

Alle gewapende en ongewapende betonbuizen met rubbersluiting.

Nuttige lengte 2 m 50.

Tous tuyaux en béton armé et non-armé avec joint roulant.

Longueur utile 2 m 50.

Volledige dokumentatie ter beschikking.

Documentation compléte disponible.

telefoon : werkhuis : 051/306.65 priv. : 051/328.40 - h. r. kortrijk 77584

Bétorix reçoit le label BENOR 5

BENOR est un label de qualité créé par l’Institut Beige de Normalisation pour consacrer la conformité de certains produits aux normes belges. En matière de blocs en béton pour maçonnerie, la norme NBN 538 définit les spécifications techniques, les méthodes de doivent satisfaire les blocs. contrôle, d’essai et de réception auxquelles longs et coûteux essais, Le label BENOR n’est décerné, après de entièrement aux spéciqu’aux blocs en béton qui satisfont blocs lourds BETORIX fications de cette norme exigeante. Les ont reçu en date du 30/10/1969 le label

Cette distinction témoigne de la ne fournir que des produits de elle constitue la meilleure

)

BENOR sous le n° 538/1.

volonté du producteur de qualité ; pour l’utilisateur, garanties.

OO) (Ö

û_ •D

3 O) Q>> CO CO

©

Les blocs en béton BETORIX ont été étudiés pour la facilité de vos constructions : format idéal (et constant), finition impeccable, résis­ tance et stabilité à toute épreuve, haut degré d'isolation.

Ces qualités ne peuvent être obte­ nues que dans une usine ultra­ moderne, grâce à l'automaticité, à la puissance des moyens de pro­ duction et au traitement par étu­ vage. Il en résulte en outre des délais de livraison et des prix... étonnants.

Documentation sur simple demande.

Usine : Ile Monsin, 4000 LIEGE Tél. 04/64.47.43 Service commerciai : S. P. R. L. Henri BROCK et ses Fils

rue Foidart, 85, 4001 BRESSOUX Tél. 04/43.57.95

Imprimerie Robert LOUIS, s.p.r.l., rue Borrens 37-41, 1050 Bruxelles Drukkerij Robert LOUIS, p.v.b.a., Borrensstraat 37-41, 1050 Brussel

«DYNOSAURUS» Pelle complètement automatique - Vol-automotische dragline

CENTRALES A BETON PESAGE

ELECTRONIQUE

Turbo

BETON

<c E U R O P »

CENTRALES

ELEKTRONISCH

WEGEN

Machines à hourdis - Installations pour béton précontraint malaxeurs TEKA Machines à bordures et blocs ZENITH

Welfselmachines - Inrichtingen voor spanbeton Turbo mengers TEKA - Machines voor boordstenen en blokken ZENITH

BRUSSELS/BELGIUM Offices : Av.

de

Cortenberg

85,

1040

Bruxelles

Works :

international

Rue Edouard Faes 119-125, 1090 Bruxelles Telephones 02/33.52.14 - 35.62.20 - 26.04.61 Telex 22598