6 minute read

Refl ecties Risicoperceptie

Verschillende beleving deskundigen en publiek Risicoperceptie

Op het moment dat ik dit schrijf, zit ik thuis vanwege het coronavirus. Net zoals waarschijnlijk het merendeel van u volg ik de richtlijnen van de deskundigen en werk ik zoveel mogelijk vanuit huis. Ik volg die voorschriften en aanbevelingen op vanuit een sterke intrinsieke motivatie, want persoonlijk neem ik het besmettingsgevaar en de mogelijke gevolgen daarvan niet licht op. Dit is kennelijk niet voor iedereen hetzelfde, getuige de talloze uitgedeelde boetes, de wegens drukte afgezette wegen en terreinen en de diverse demonstraties in het land – met nadrukkelijke ‘group-hugs’ – tegen de als te knellend ervaren overheidsmaatregelen.

Advertisement

De uiteenlopende manieren waarop mensen op risico’s reageren in termen van denken, waarnemen, betekenis verlenen en handelen wordt aangeduid met de term ’risicoperceptie’. Risicoperceptie is een veelomvattend thema, dat onder meer te maken heeft met awareness (bewust zijn van van), cognitie (kennis hebben van kans van optreden en ernst van de gevolgen), emotie (angst, bezorgdheid), attitude (de mate waarin men een bepaald risico aanvaardbaar vindt) en gedragsintenties (wat ga je doen?). Risicoperceptie speelt zowel op persoonlijk als maatschappelijk niveau en is ook nog eens cultureel bepaald. 1

Uit onderzoek blijkt dat de risicoperceptie van ‘de deskundigen’ sterk kan verschillen van die van ‘het publiek’. De eerste groep baseert zich vooral op ‘objectieve’ technische, natuurwetenschappelijke of statistische kennis. Bij de tweede groep daarentegen staat vooral de ‘subjectieve’ beleving centraal. De subjectieve beleving is in tegenstelling tot de deskundigen-benadering niet een macro- maar een microperspectief, waarbij voor een persoon vooral de inschatting van gevolgen voor zichzelf en de eigen, directe omgeving domineert. Ook van belang is dat de informatie van experts in de publieksbeleving vaak te complex, of gewoonweg saai wordt gevonden en sprake kan zijn van twijfel aan de waardeoriëntatie van de deskundigen c.q. de overheid die zich op die deskundigen beroept (wiens of welke belangen staan bij de ander eigenlijk centraal?). 2 Deze uiteenlopende percepties vertalen zich ook vaak in verschillen van opvatting over de beste handelswijze, aanpak of oplossing. Ter voorkoming van misverstanden: het onderscheid ‘objectief – subjectief’ is hier zeker niet als synoniem bedoeld voor ‘juist – onjuist’, of ‘gelijk hebben – ongelijk hebben’. Ook experts tasten immers soms gewoon, net als ieder ander, in het duister (neem bijvoorbeeld corona) of staan onderling diametraal tegenover elkaar wat betreft de interpretatie van gegevens (neem elk willekeurig economendebat). Een (subjectief) oordeel dat niet is gebaseerd op wetenschappelijke kennis of onderzoek, hoeft daarom niet onjuist te zijn. Nog afgezien van de soms dubieuze kwaliteit van onderzoek: de wetenschappelijke methode is gebaseerd op het falsificatieprincipe, en bewijst als zodanig niets. Praktisch voorbeeld: mensen die in de buurt wonen van hoogspanningslijnen hebben vaak grote zorgen over het causale verband tussen magnetische velden en allerlei akelige gezondheidsaandoeningen. De Gezondheidsraad acht de bewijskracht voor causale relaties bij leukemie en hersentumoren, mede doordat hiervoor in proefdieronderzoek geen ondersteuning is gevonden, niet voldoende om te spreken van een ‘waarschijnlijk’ of ‘bewezen’ oorzakelijk verband. Maar denkt u dat zo’n oordeel van de Gezondheidsraad de zorgen en/of klachten wegneemt van degenen die zo’n mast in de achtertuin hebben staan? Natuurlijk niet. En ook niet onbegrijpelijk (los van andere onderzoeken waaruit wél zekere indicaties voor een verband naar voren kwamen). Dat iemand iets (nog) niet kan vinden betekent immers niet dat het er niet is; ‘geen bewijs van aanwezigheid‘ is heel wat anders dan ‘bewijs van afwezigheid’.

Interessant is dat in risicoperceptie bepaalde vaste patronen dan wel determinanten te herkennen zijn. Uit

onderzoek 3 komt naar voren dat de risicobeoordeling van deskundigen sterk samenhangt met (de schatting van) sterftecijfers, terwijl voor de publieksbeleving van risico’s bepaalde (clusters van) factoren dominant zijn, waarvan de belangrijkste zich laat aanduiden als perceived dread. Dit omvat facetten als mate van bedreiging, catastrofaal potentieel, fatale consequenties, een waargenomen gebrek aan beheersbaarheid en een onevenredige verhouding tussen waargenomen voordelen en nadelen. Kernenergie scoort bijvoorbeeld hoog op deze dimensie. Een tweede belangrijke factor is onbekendheid (niet waarneembaar, nieuw, schadelijke effecten pas op lange termijn). Dit speelt bijvoorbeeld bij chemische stoffen. Ook het al dan niet zelf kunnen kiezen (invloed hebben) en het aantal blootgestelde personen bepalen mede de risicoperceptie (vooral als het kinderen betreft). Deze gevoelsfactoren leiden er toe dat bepaalde risico’s door het publiek als erger (of juist minder erg) worden beleefd dan andere, en mede hierdoor afwijken van een technische benadering. Bijvoorbeeld: doodgebeten worden door een haai ziet men als veel erger dan doodgaan aan een hartstilstand. (NB: met beide hebben de respondenten natuurlijk geen praktijkervaring…). Vanuit een technisch risicoperspectief speelt dit ‘erger’ helemaal niet: dood is dood. Dit voorbeeldje illustreert hoe er sprake kan zijn van verschillende ‘taal’, van verschillende ‘golflengtes’ bij leken en deskundigen. Soms maakt het publiek zich hierdoor meer zorgen over bepaalde zaken dan deskundigen dat doen (bijvoorbeeld: kernenergie, DNA-technologie) en soms ligt dit omgekeerd (bijvoorbeeld: roken, alcohol, autorijden en gelet op de in de inleiding genoemde voorbeelden kennelijk ook corona).

Het verschil tussen objectieve en subjectieve risicoperceptie is ook vanuit bestuurlijk/politiek oogpunt van belang. Op de eerste plaats met het oog op de effectiviteit van risicocommunicatie. Politici en beleidmakers argumenteren en betogen immers vooral op basis van cijfers, statistieken en ‘wetenschappelijk onderzoek’. Maar hoe deze objectieve informatie ‘valt’ in de samenleving, hoe men dit verwerkt, beleeft en hier op reageert, laat zich door alle interveniërende factoren maar moeilijk precies op voorhand bepalen. 4 (we laten hierbij de rol van media bij publieke beeldvormings- en informatieverwerkingsprocessen nog terzijde). Op de tweede plaats, en in samenhang hiermee, valt of staat de realisatie van beleid doorgaans met maatschappelijke acceptatie en medewerking. Het draagvlak voor beleid is echter afhankelijk van de risicoperceptie van het publiek.

De factor vertrouwen speelt een belangrijke rol in risicocommunicatie en -perceptie. Wat de zender van de informatie betreft zijn hierbij aspecten van belang die zich laten omschrijven als: deskundigheid, objectiviteit, geloofwaardigheid, integriteit, betrouwbaarheid, consistentie en geloof in de goede intenties van de zender. 5 Hierbij geldt de tegelwijsheid: ‘vertrouwen komt te voet en gaat te paard’. Verklaringen voor dit laatste fenomeen zijn onder meer dat negatieve gebeurtenissen meer opvallen en een grotere impact hebben dan positieve, bronnen van slecht nieuws eerder worden geloofd dan bronnen die goed nieuws brengen, en wantrouwen de neiging heeft om zichzelf in stand te houden of te versterken. 6 Nederland is vergeleken met andere landen relatief een high trust society. Maar het blijft – zeker voor politici – schaatsen op dun ijs.

Verschillen in risicoperceptie, en de vele ongrijpbare factoren die hierbij een rol spelen, maken risicocommunicatie en risicobeleid complexe aangelegenheden. Degenen die momenteel verantwoordelijk zijn voor persconferenties en briefings voor publiek respectievelijk Tweede Kamer en die verstrekkende beslissingen moeten nemen in onzekere omstandigheden, lijken mij dan ook niet te benijden.

PS: Dit was mijn laatste column. Ik wil langs deze weg alle opeenvolgende redacties van HEADline en Fizier bedanken voor de prettige samenwerking en het feit dat zij mij meer dan 20 jaar lang de gelegenheid hebben geboden om u als lezer deelgenoot te maken van de ontwikkelingen bij het WFZ en mijn persoonlijke overpeinzingen over allerlei thema’s. Ik hoop dat u aan het lezen evenveel genoegen hebt beleefd als ik aan het schrijven. Het ga u allen goed.

1 Voor geïnteresseerden: zoek bijvoorbeeld eens op de namen Pidgeon, Slovic, Ropeik, Wildavsky of Loewenstein. 2 Op dit punt is een gezond-kritische opstelling ook gepast. Denk bijvoorbeeld aan het Staatstoezicht op de Mijnen, belast met het beoordelen van risico’s van gaswinning in Groningen. Het SodM is ondergebracht bij Economische Zaken, hetzelfde departement dat de gasbaten int. Het SodM is op papier onafhankelijk. Maar weinig mensen zullen dit (nog) geloven. Of neem de Q-koortsuitbraak, waarbij twee ministeries (Volksgezondheid en Landbouw) betrokken waren en waarbij het economische belang van de veehouderij een tijdige en daadkrachtige aanpak van de volksgezondheidsrisico’s in de weg zou hebben gestaan. Deze voorbeelden illustreren dat risk-assessment en -management geen ‘waardenvrije’ aangelegenheden zijn maar nadrukkelijk een politieke component kunnen hebben (zie ook Slovic en Weber; ‘Perception of Risk Posed by Extreme Events, 2002). Ook bij de corona-aanpak spelen er evident vele tegenstrijdige belangen. 3 Slovic en Weber, 2002 4 Voor meer over risicocommunicatie: zie bijvoorbeeld Gutteling en Kutschreuter, ‘Beleving veiligheid vervoer gevaarlijke stoffen en de consequenties voor de communicatie met het publiek’, Universiteit Twente, 2002. 5 Renn en Levine, 1991 6 Slovic, 1993

This article is from: