11 minute read

20 jaar monitoring: samen gezond naar de toekomst

Het is belangrijk om met elkaar de diergezondheid te waarborgen, nationaal en internationaal. Tijdens twee goed bezochte symposia in het Nederlands

Openluchtmuseum met als thema ‘Samen gezond naar de toekomst’, stonden we stil bij het twintigjarig bestaan van de diergezondheidsmonitoring.

Dat diergezondheidsmonitoring na twintig jaar nog steeds belangrijk is voor diergezondheid en dierenwelzijn, het beschermen van de volksgezondheid en de exportpositie van Nederland werd door sprekers vanuit overheid, bedrijfsleven, humane- en diergezondheidszorg nadrukkelijk onderschreven. Nederland loopt met de diergezondheidsmonitoring voorop ten opzichte van andere landen. We hebben een goed overzicht van wat er speelt en als daar aanleiding voor is kan er snel nader onderzoek worden ingesteld. Samenwerken en continu kijken waar verbeteringen mogelijk zijn vormen de basis voor de Nederlandse aanpak.

Samenwerking en dierwelzijn

Op 24 november 2022 sprak onder meer Jeannette van de Ven, Portefeuillehouder Gezonde Dieren bij LTO, de samenwerkende partijen en sectoren uit de diergezondheidsmonitoring toe. Dick Veerman, oprichter, moderator en hoofdredacteur van Foodlog, ging tijdens dit syposium met het publiek in gesprek: “We hebben in Nederland een hoge standaard en veel kennis en kunde op het gebied van diergezondheid en monitoring. Dat mogen we meer exporteren en exploiteren.” Ook de internationaal erkende veterinair epidemioloog Angus Cameron deelde zijn ervaringen. Dierziekten stoppen niet bij de landsgrenzen en de dreiging van nieuwe ziekten blijft met ontwikkelingen als klimaatverandering en reisbewegingen van mensen en dieren actueel. Henk Jan Ormel legde vanuit zijn positie als voormalig adviseur van de Chief Veterinary Officer van de voedsel- en landbouworganisatie van de Verenigde Naties, het belang uit van een goede veterinaire infrastructuur: “Dierenartsen en paraveterinairen zijn de hoeksteen van de internationale veterinaire infrastructuur. Zonder hen is ‘One Health’ niet mogelijk.” Hoogleraar virologie Marion Koopmans ging, met COVID-19 als voorbeeld, dieper in op het belang van internationale samenwerking tussen de humane en veterinaire gezondheidszorg: “Hoe sneller we signalen uit de humane en veterinaire sector combineren, hoe sneller we uitbraken kunnen stoppen en erger kunnen voorkomen.” Dagvoorzitter Bas Haring, stelde aan het einde van deze dag vast dat er een grote betrokkenheid van veel partijen binnen en buiten de agrarische sector is bij de diergezondheidsmonitoring. De filosoof en wetenschapper ziet voor de toekomst kansen, vooral als het gaat om dierenwelzijn. De huidige maatschappij vraagt steeds meer op dat vlak en het thema zal volgens Haring ook in de diergezondheidmonitoring meer aandacht gaan vragen.

Dierenartsen in de spotlight

De signalen die dierenartsen uit het veld ontvangen spelen een belangrijke rol in het succes van de diergezondheidsmonitoring. Daarom organiseerde GD ook een interactief symposium voor dierenartsen.

Na een welkomstwoord van Kees Oomen, trapten dierenartsen van GD af met intervisiebijeenkomsten voor rund, varken, pluimvee en kleine herkauwers. Tijdens het plenaire programma keken Wim Pelgrim (Chief Veterinary Office LNV), Jeannette van de Ven en Gerdien van Schaik (veterinair epidemioloog GD en hoogleraar monitoring gezondheid landbouwhuisdieren aan de Universiteit Utrecht) terug op twintig jaar monitoring, de rol van de dierenarts en de toekomst.

Ook gingen de dierenartsen samen aan de slag in een escapespel. Hierbij gingen de teams de uitdaging aan om aan de hand van de signalen en opdrachten een casus op te lossen. Met welke bekende aandoening of ziekteverwekker hebben we te maken? Of is het nieuw en onbekend? Betreft het een zoönose en is de volksgezondheid in gevaar? Na een bloedstollend uurtje bleek maar weer eens dat je het meest succesvol bent als je goed samenwerkt.

Kees Oomen is de onafhankelijk voorzitter van de begeleidingscommissies monitoring diergezondheid voor de sectoren rund, varkens, pluimvee en kleine herkauwers. Hij ziet een robuust monitoringssysteem, waarbij de informatievoorziening cruciaal is.

Kees Oomen, voorzitter begeleidingscomissies monitoring

“De diergezondheidsmonitoring in Nederland is twintig jaar geleden begonnen. In de loop van die jaren heeft de samenwerking tussen de betrokken partijen zich zeer positief ontwikkeld. Er wordt heel open met elkaar gesproken. De monitoring richt zich op een aantal velden: de bekende en nieuwe ziekteverwekkers en trends en ontwikkelingen in de sectoren. Daarnaast ontdekken we soms problemen met diervoeding of stalmanagement. De vier begeleidingscommissies geven advies per sector. Wanneer een probleem in meerdere sectoren speelt, is er ook onderling overleg. Mensen die er voor het eerst bij komen, vragen zich soms af of het overleg in deze omvang wel nodig is. Maar je ziet eigenlijk altijd dat zij vrij snel erkennen dat deze opzet werkt.

Context verandert

Wat er besproken wordt, is afhankelijk van de input uit het veld. Die informatie komt van de Veekijker, bedrijfsbezoeken en secties. GD moet daarvoor wel voldoende materiaal binnen blijven krijgen. Zo moeten er genoeg secties op dieren zijn uitgevoerd om goed gefundeerde conclusies te kunnen trekken. Voor de toekomst is dat wel een uitdaging, nu er steeds minder veehouderijbedrijven zijn en dierenartsenpraktijken vaker samenwerken en zelf secties en onderzoek doen. De context waarin we monitoren verandert, maar het blijft belangrijk om in alle sectoren de informatievoorziening op peil te houden. We denken daarom ook na over nieuwe manieren om kennis en informatie te verzamelen. De Veekijker werkt heel erg goed, dankzij de dierenartsen die bellen voor collegiaal overleg of veehouders die een vraag voorleggen. Ook zijn extra informatiebronnen ontstaan vanuit bijvoorbeeld slachthuizen en de NVWA.

Ontwikkelingen en trends

Naast monsternames en secties is ook data-analyse een belangrijke informatiebron voor de monitoring. Dan gaat het niet alleen om het identificeren van dierziektes en het mogelijk aantreffen van zoönosen, maar ook om het analyseren van ontwikkelingen en trends. Een aandachtspunt is dat we moeten voldoen aan de privacywetgeving en toch over zinvolle informatie willen beschikken. Gelukkig lukt dat tot nog toe. Door data-analyses kom je soms dingen tegen die gerelateerd zijn aan het bedrijfsmanagement of, redelijk vaak, aan voeding. Persoonlijk zou ik ervoor willen pleiten dat de veevoerindustrie ook financieel gaat bijdragen wanneer onderzoek nodig is naar voedinggerelateerde zaken. Dat is ook in hun belang.

Modern communiceren

Toen ik in 2016 begon als voorzitter was het de vraag in welke vorm de basismonitoring zou blijven bestaan. De laatste jaren is die discussie gelukkig voorbij. Bij de viering van het twintigjarig bestaan waren de opkomst en het enthousiasme duidelijk bewijs dat de basismonitoring er mag zijn. Wat we in Nederland hebben is een voorbeeld binnen Europa. We mogen trots zijn op wat we neergezet hebben. Ik vind het mooi om te zien dat er steeds vaker naar nieuwe vormen gezocht wordt om te communiceren met de buitenwereld, zoals de podcasts. Je wilt openheid en dan is het heel belangrijk dat alle geïnteresseerden moeten kunnen volgen wat je doet. Een andere, modernere, manier van communiceren is nodig om verbinding te houden met de jongere generatie. Openheid is ook van belang omdat de maatschappij steeds nadrukkelijker meekijkt. We moeten het systeem dat nu staat koesteren en bij de tijd houden. Dat is de uitdaging voor de komende tijd.”

Kees Oomen:

Jeannette van de Ven: “Vanuit de sector kunnen we heel tevreden zijn. Het huidige monitoringssysteem is robuust en heeft zijn nut de afgelopen twintig jaar bewezen.” Wim Pelgrim: “De goede samenwerking tussen alle partijen binnen de monitoring is een belangrijke succesfactor.”

Jeannette van de Ven: Portefeuillehouder Diergezondheid bij LTO, bestuurslid stichting GD en veehouder, en Wim Pelgrim: Chief Veterinary Officer bij het Ministerie van Landbouw Natuurbeheer en Visserij

Internationalisering en schaalvergroting

Wim Pelgrim: “Het belang van de diergezondheidsmonitoring groeit verder. De veehouderijsectoren in Nederland en de landen om ons heen raken steeds meer verweven. Dat betekent ook dat de monitoringprogramma’s in het buitenland steeds belangrijker worden voor Nederland. De aandacht die dierenartsen moeten hebben voor zoönosen zal alleen maar toenemen.” Van de Ven: “Internationalisering is een grote uitdaging. Mensen en dieren reizen over de hele wereld met insleep en versleep van ziektekiemen als mogelijk gevolg. Daarnaast speelt klimaatverandering met nieuwe ziekten en vectoren. Internationalisering en schaalvergroting spelen bovendien bij veterinaire laboratoria en dierenartsenpraktijken.” Pelgrim: “Dat kan betekenen dat we straks diensten nodig hebben of gaan leveren aan labs in het buitenland.” Van de Ven: “In Nederland komen alle signalen nu bij GD terecht. Dat is enorm belangrijk, je kan trends snel zien. Nu steeds meer dierenartsenpraktijken samengaan en ook eigen laboratoria hebben waar ze zelf veel diagnostiek doen, moeten we ervoor waken dat de signalering centraal blijft.” de Ven: is daarbij ook het monitoren van de algemene diergezondheid belangrijk. Dat leidt bijvoorbeeld tot minder antibioticagebruik.” Van de Ven: “GD is heel laagdrempelig. Veel signalen en vragen komen binnen via de dierenarts, maar steeds vaker is er ook rechtstreeks contact met de veehouder. Die afstand tot een lab en onderzoekers is in het buitenland vaak veel groter. GD is best wel dichtbij, mede dankzij bijvoorbeeld webinars en andere laagdrempelige informatie. Dat verhoogt ook de kans dat zaken snel boven water komen.”

Samenwerking en data

Andere insteek

Van de Ven: “De veehouderij ligt onder een vergrootglas. GD monitort aan alle kanten van het spectrum, van grote ondernemers voor wie kosten belangrijk zijn tot hobbyhouders die veel voor hun dieren over hebben. Het is niet ‘one size fits all’. Daar moet je je bewust van zijn. Een goede prijs-kwaliteitverhouding is niet voor elke dierhouder het belangrijkste. Je ziet ook bij dierenartsen een ontwikkeling waarbij er minder ingezet wordt op medicatie en meer op coaching en begeleiding van de veehouder.” Pelgrim: “De trend gaat naar een dierwaardige veehouderij. Het ministerie werkt hiervoor aan een convenant met de veehouderijsector. Naast het in de gaten houden van ziekten

Pelgrim: “De goede samenwerking tussen alle partijen binnen de monitoring is een belangrijke succesfactor. Vertrouwelijkheid onderling is nodig om meldingen binnen te krijgen en de basismonitoring goed te kunnen uitvoeren.” Pelgrim wijst ook op het belang van de syndroomsurveillance. “Dit nadere onderzoek naar onbegrepen ziektebeelden die in de meldingen opduiken, is heel belangrijk. GD zet deze gegevens met data-analyse om in trends en dat levert nuttige terugkoppelingen. Zo is de afgelopen twintig jaar bijvoorbeeld Q-koorts snel ontdekt, net als blauwtong en schmallenbergvirus. Het belang van data zal nog verder toenemen de komende jaren. Bijvoorbeeld door koppeling van data en het gebruik van bedrijfsmanagementsystemen om diergezondheid te monitoren door dierenartsen en later eventueel ook organisaties als GD.” Van de Ven: “Omdat het aantal bedrijven met landbouwhuisdieren in Nederland verder zal afnemen, worden de kosten van de monitoring in de toekomst over een kleinere groep veehouders verdeeld. Dat kan ook een kans zijn. Nu zijn het vaak fysieke signalen die tot labtests en nader onderzoek leiden. Maar we kunnen steeds vaker ook signalen uit de data gebruiken en zo met minder kosten de signalering verder inrichten. De uitdaging is dan om de juiste en voldoende data te krijgen, deze goed te interpreteren en er toegevoegde waarde uit te halen.” Pelgrim: “Het wordt daarbij heel belangrijk om te zien wie eigenaar is van deze data en wie er toegang toe krijgt.”

AI­monitoring op afstand • De pluimveesector bleef het gehele jaar 2022 in de greep van aviaire influenza (AI) type H5N1. Tot januari 2022 werd, naast de ruiming van het pluimvee op het besmette bedrijf, ook pluimvee binnen een straal van 1 kilometer van het bedrijf geruimd. In 2022 is de preventieve ruiming in pluimveearme gebieden vervangen door een monitoring op afstand. Hiervoor zette GD in januari op verzoek van de NVWA een (bel)systeem op, waarbij pluimveebedrijven binnen de risicovolle zones veertien dagen intensief worden gemonitord. Zolang er geen aanwijzingen zijn die duiden op een mogelijke AI-besmetting, hoeven geen maatregelen genomen te worden. Zo werden in 2022 preventieve ruimingen voorkomen.

Januari Februari Maart

Pilot

data­analyse

paard • Voor de monitoring paard werd nog geen gebruikgemaakt van data-analyse van routinematig beschikbare gegevens. Deze data kunnen echter een waardevol monitoringsinstrument zijn. In een pilot werden data van GD, de Helpdesk Paard, pathologisch onderzoek en I&R-data van ruim 160 duizend paarden, gehouden op meer dan 22 duizend locaties, geanalyseerd. De resultaten maakten inzichtelijk dat data-analyse snel en kostenefficiënt inzicht geeft in de gezondheid van de Nederlandse paardenpopulatie. Het project werd financieel ondersteund door de Sectorraad Paarden.

Gespeende biggen met diarree • Van een zeugenbedrijf werden vijf biggen met diarreeklachten, variërend in leeftijd van 5 tot 8 weken ingezonden voor pathologisch onderzoek. Bij drie van de vijf biggen werd een ziekteverwekkende E. coli aangetoond, die ongevoelig bleek voor trimethoprim-sulfonamiden (eerstekeusmiddel) én ampicilline, amoxycilline, spectinomycine en colistine (tweedekeusmiddelen). De aangetroffen E. coli-bacteriën waren wel gevoelig voor flumequine, neomycine, paromomycine, apramycine en gentamicine. Hieruit blijkt het belang van antibioticumgevoeligheidsbepalingen voor een effectieve therapie.

CODD door import uit Verenigd Koninkrijk?

• In januari 2022 werd ernstige kreupelheid vastgesteld in een koppel lammeren uit het Verenigd Koninkrijk. Behalve uitgebreide ecthyma op kop en poten, vertoonden enkele dieren ook volledige ontschoening aan één of meerdere poten. De combinatie van dit ziektebeeld, microscopisch onderzoek met een negatieve PCR op Dichelobacter nodosus en de afwezigheid van andere bacteriën, maakt de diagnose contagious ovine digital dermatitis (CODD) aannemelijk. Omdat de oorzaak van deze aandoening niet helemaal duidelijk is, moet insleep van deze klauwaandoening worden voorkomen. Dat betekent: lange en strikte quarantainemaatregelen bij import.

Leverprobleem bij zeugen • Een dierenarts belde de Veekijker met de vraag of chronische gezondheidsklachten op een zeugenbedrijf misschien konden samenhangen met leverproblemen. Er waren aanwijzingen voor een acuut ontstekingsproces en/of weefselschade bij de zeugen en nader bloedonderzoek wees op leverschade. De bloedwaarden voor calcium en fosfaat waren aan de lage kant, wat kan samenhangen met een matige vitamine D-voorziening. Mogelijke leverproblemen bij varkens zijn levernecrose door vitamine E- of seleniumdeficiëntie of een tekort aan zwavelhoudende aminozuren. Ook intoxicaties met bijvoorbeeld schimmels, zink of ijzer kunnen problemen geven. Sporadisch kunnen infecties door bijvoorbeeld salmonella, spoelworm, circovirus of hepatitis E-virus de oorzaak zijn.

Stand van zaken abortus bij kleine herkauwers • In het voorjaar van 2022 ontving GD bijna honderd verworpen en doodgeboren lammeren voor pathologisch onderzoek. Daarbij zijn onder andere Campylobacter spp., Chlamydia abortus, Toxoplasma gondii, Listeria spp. en Yersinia spp. gevonden als oorzaak voor abortus. Het stellen van een diagnose is van belang om risico’s voor de humane- en diergezondheid in te schatten en passende maatregelen te kunnen nemen. Sinds 2022 hebben deelnemers aan de monitoring op Brucella melitensis de mogelijkheid om een keelswab van geaborteerde lammeren in te sturen om het inzicht in de bacteriële oorzaak van abortus bij kleine herkauwers te vergroten.

Inwendige vervetting melkvee • Sinds

2018 zien we in ons pathologisch onderzoek een forse toename van inwendige vervetting bij melkkoeien ouder dan 1 jaar. Het percentage blijft stijgen. Een slechte ontwikkeling, want inwendige vervetting is slecht voor de gezondheid van runderen. De toename speelt in alle leeftijdsgroepen, ook bij dieren in de opfokperiode (tussen de 1 en 2 jaar). GD is eind 2022 gestart met vervolgonderzoek om de achtergronden van deze stijging inzichtelijk te krijgen.

Inwendige vervetting melkvee (per leeftijd in jaren)

Toename Mycoplasma gallisepticum • Vanaf november 2021 was er een toename van klinische Mycoplasma gallisepticum (Mg) bij hobbypluimvee, kalkoenen en leghennen. In januari 2022 werd bovendien een toename bij vermeerderingsdieren waargenomen. Dankzij moleculaire typering van Mgstammen op basis van meerdere genen ontdekten we dat bij de Mg-uitbraken in 2022 voornamelijk een nieuw genotype betrokken was. Dit genotype was al wel tweemaal in het buitenland aangetoond, maar nog nooit in Nederland.

Vermeerdering, 2022 (Nederland)

Vleesvarkens met ‘slingerziekte’ •

Op een vleesvarkensbedrijf zag men in de winter een tiental dieren die slecht overeind konden komen en zich slingerend voortbewogen. Het beeld deed denken aan slingerziekte. Er is pathologisch onderzoek op twee varkens gedaan. Het ene varken had een acute, ernstige skeletspierontsteking, het andere verschijnselen van spierdegeneratie. Er leek een verband te bestaan tussen deze spieraandoeningen en de voervoorziening en -samenstelling, maar dat konden we niet bevestigen. Bij vergelijkbare klachten in het recente verleden waren aanwijzingen voor een vitamine E-tekort.

Ernstige kreupelheid vleeskalveren •

Begin februari werden zes vleeskalveren met ernstige kreupelheidsklachten aan meerdere poten aangeboden voor pathologisch onderzoek. Ze waren tussen de 12 en 15 weken oud en afkomstig van twee verschillende bedrijven. Alle zes waren kreupel door klauwbevangenheid, in één geval ging dat gepaard met klauwbeenpuntversterf. De oorzaak van deze problematiek was niet eenduidig. We vonden aanwijzingen voor een relatie met eerder doorgemaakte pensverzuring. Deze vorm van ernstige kreupelheid was nog niet eerder waargenomen bij (vlees)kalveren. In de literatuur is klauwbeenversterf wel beschreven bij ‘feedlot cattle’, maar dan door slijtage van de zool.

Vermeerdering 2021 (Nederland)

Vleeskalkoenen, 2021 (Nederland)

Figuur: Overzicht genotypen gevonden bij verschillende pluimveetypen in Nederland (4e kwartaal 2021 t/m januari 2022) ( betreft nieuw genotype)

This article is from: