5 minute read

Rund

Nederland voorop tegen leptospirose

Leptospirose wordt veroorzaakt door de bacterie Leptospira Hardjo. Deze zoönose kan bij mensen de zogenaamde ‘melkerskoorts’ veroorzaken. De leptospirosemonitoring is effectief. Ondanks uitbraken op melkveebedrijven, is er al bijna bijna vijfentwintig jaar geen overdracht op mensen aangetoond.

Sinds 2005 zijn Nederlandse melkveebedrijven verplicht om een gecertificeerde L. Hardjo-vrijstatus te hebben. Bijna alle Nederlandse melkveebedrijven doen daarom mee aan het L. Hardjo-vrij-programma. Deze programmatische monitoring is uniek voor Nederland.

Insleep grootste risico

In 2020 en 2021 zagen we meer uitbraken van L. Hardjo op melkveebedrijven dan de jaren daarvoor. Aanvoer en import van runderen van niet-vrije bedrijven zijn de grootste risicofactoren. Vanaf 2018 houden melkveebedrijven minder jongvee aan vanwege de fosfaatregelgeving. Ter vervanging van hun melkveestapel zijn tussen 2019 en 2021 veel runderen aangevoerd en geïmporteerd van bedrijven zonder L. Hardjo-vrijstatus. Dit leidde tot een lichte toename in het aantal nieuwe besmettingen in Nederland. De gevolgen van een infectie zijn groot voor de veehouder: alle runderen ouder dan 12 maanden moeten onderzocht worden op de aanwezigheid van L. Hardjo-antistoffen. Ook moeten alle runderen met antibiotica behandeld worden om de infectie te stoppen. Hierna mag het bedrijf alleen nog onder een uitzonderingspositie melk leveren aan de zuivelfabriek. Na (meestal) drie jaar moet het bedrijf weer deelnemen aan het leptospirose-vrij-programma en moeten alle runderen met antistoffen afgevoerd zijn. Naast het risico op ziek worden voor de dieren en de kosten voor de behandeling is er natuurlijk het gezondheidsrisico voor de melkveehouder zelf.

Analyse van uitbraken

Een verdiepende analyse van onderzoeksresultaten van serum- of tankmelkmonsters over de jaren 2017 tot 2021 toonde 144 keer een aanwijzing voor een infectie met L. Hardjo, op 129 verschillende melkveebedrijven. Bij een eerste indicatie van infectie wordt direct actie ondernomen, zoals de snelle afvoer van runderen met antistoffen. Zo werd verspreiding binnen het bedrijf in de meeste gevallen voorkomen, al gebeurde dat bij 26 melkveebedrijven wel. Met een clusteranalyse onderzochten we bovendien of er sprake kon zijn van lokale transmissie van de bacterie tussen bedrijven. In slechts 21 van de 144 keer dat er een aanwijzing was voor een infectie lagen twee of meer bedrijven binnen 5 kilometer van elkaar. Maar lokale transmissie was niet waarschijnlijk, want bij negentien van deze bedrijven kon de infectie op het bedrijf worden gelinkt aan aanvoer van een rund met antistoffen. Bij de twee andere bedrijven was verspreiding tussen lokale bedrijven zeer onwaarschijnlijk vanwege de lange tijd tussen de besmettingen. Er was dus geen sprake van lokale transmissie van L. Hardjo tussen melkveebedrijven in de beschreven periode. Een goed resultaat.

“In 2020 en 2021 waren vrij plotseling meer uitbraken van L. Hardjo op melkveebedrijven dan in de jaren daarvoor. Na 2021 is het aantal uitbraken op melkveebedrijven wat gestabiliseerd, in 2022 waren er nog zeven uitbraken. Nog steeds wordt veel rundvee uit het buitenland geïmporteerd. Import vormt een groot risico voor het inslepen van een infectie met L. Hardjo, maar aanvoer van niet-vrije bedrijven in Nederland speelt soms ook een rol.

Naast bijna 100 procent van de melkveebedrijven is ook 33 procent van de nietmelkleverende bedrijven deelnemer aan het L. Hardjo-vrij-programma. Een prevalentie-studie uit 2013 liet zien dat toen slechts 0,8 procent van alle niet-melkleverende bedrijven besmet was. Een uitbraak van L. Hardjo verloopt bij koeien meestal zonder symptomen. Soms zien we verworpen vruchten, productiedaling, of een wat verhoogd celgetal. Als de koeien L. Hardjo bij zich dragen, bestaat het risico dat medewerkers besmet raken. In de jaren ‘80 liep dat op tot zo’n veertig gevallen van melkerskoorts per jaar. Met name besmette urine van de koeien die rondspettert in de melkput, het werken met de hogedrukspuit of het helpen bij het afkalven zijn risicoprocessen.

Wanneer een bedrijf is besmet en uit bloedonderzoek blijkt dat een actieve besmetting gaande is, worden alle runderen behandeld met antibiotica. Een dag na de behandeling scheiden de runderen geen leptospiren meer uit en is de infectie gestopt. Monitoring van de veestapel verloopt na de besmetting wel anders, want dat kan niet meer via de tankmelk. Twee keer per jaar is dan een steekproef nodig van de dieren die negatief zijn gebleven. In Nederland mogen alleen L. Hardjo-vrije melkveebedrijven melk leveren aan de zuivelondernemingen. Gemiddeld geeft de zuivelonderneming het bedrijf drie jaar de tijd, hierna moeten alle seropositieve dieren afgevoerd zijn. De beste manier om insleep van L. Hardjo te voorkomen, is het niet aanvoeren van dieren van andere bedrijven. Indien aanvoer toch noodzakelijk is, voer dan alleen runderen aan van leptospirose-vrije bedrijven.

Wanneer toch aangevoerd wordt van niet-vrije bedrijven adviseren wij om de runderen te laten onderzoeken op de herkomstlocatie. Het beste gaan de dieren vervolgens via een-op-een transport naar het bedrijf van bestemming, zonder stops, uitladen en bijladen van andere dieren. Zet de geïmporteerde runderen na aankomst vier weken in quarantaine en voeg ze pas bij de koppel na een gunstig bloedonderzoek.”

“Een infectie met leptospiren komt bij veel zoogdieren voor. Dieren scheiden de bacteriën via hun urine uit. Leptospiren van ratten kunnen bij mensen de ziekte van Weil veroorzaken, die vaak ernstig verloopt en dodelijk kan zijn. Leptospirose door runderen heet melkerskoorts, de bacterie bij muskusratten veroorzaakt modderkoorts bij de mens en de varkenshouderskoorts komt van de kiem bij varkens. Koeien scheiden L. Hardjo nog heel lang uit, zonder dat ze ziek zijn. Melkerskoorts bij de mens verloopt meestal als een milde koortsende ziekte en wordt vaak niet herkend.

Het aantal gevallen van melkerskoorts is de laatste decennia enorm teruggevallen. Eind jaren ‘80 van de vorige eeuw speelde in Nederland een uitbraak onder melkveehouders. Vernevelde urine van de koeien, die ontstond bij het schoonspuiten van de melkput, was de grootste besmettingsbron. De acute klachten lijken op een stevige griep met koorts, spierpijn en hoofdpijn. Zo’n 20 procent van de besmette mensen houdt echter langdurige vermoeidheidsklachten en een deel raakt daardoor arbeidsongeschikt. Deze post-leptospiroseklachten hadden veel impact op de boerengemeenschap, met mensen die soms hun bedrijf niet konden voortzetten. Als je er vroeg bij bent, kan een tijdige behandeling met antibiotica de hoeveelheid postinfectieuze klachten verminderen. De huisarts moet dan wel weten wat voor werk iemand heeft, om op het idee van melkerskoorts gebracht te worden. Nu mensen niet meer met deze ziekte geconfronteerd worden, is de alertheid bij huisartsen en boeren waarschijnlijk flink afgenomen.

Leptospirose is aangifteplichtig, maar daarbij maken we geen onderscheid naar stam. De diagnostiek is heel lastig: er zijn de afgelopen jaren veel leptospirosebesmettingen bij mensen geweest waarvan we de stam niet konden bepalen. Daar zaten boeren bij, maar vaak waren die ook met een sloot of een rattenplaag bezig geweest. Dus dan lag de rat als bron meer voor de hand dan de koe. Het bestrijdingsprogramma bij melkvee in Nederland is ongekend. Het L. Hardjo-vrij houden van de rundveestapel is een elegante bestrijdingsmethode. Nu het monitoringssysteem al jaren goed loopt, zie je een duidelijk effect en veel publieke gezondheidswinst. De besmettingsgraad onder melkveehouders is gedecimeerd. In 1998 was er voor het laatst een positieve test bij een melkveehouder. Waarschijnlijk komt L. Hardjo bij mensen bijna niet meer voor in Nederland.”

FACTS & FIGURES

TOTAAL 3.600 VARKENSBEDRIJVEN

1.849 bedrijven met vleesvarkens

951 bedrijven met zeugen en vleesvarkens

338 bedrijven met zeugen

162 bedrijven met biggen

TOTAAL ± 11,3 MILJOEN DIEREN

BEDRIJFSDICHTHEID*

1.180 VEEKIJKERCONTACTEN

Afrikaanse

537 uitbraken bij gehouden varkens waarvan 329 in Roemenië

7.443 meldingen bij wilde zwijnen

Online Monitor Varken

1.669 PATHOLOGIE ­ INZENDINGEN

742 bacteriestammen onderzocht op antibioticumgevoeligheid

2.904 bedrijfsbezoeken per maand:

214 verschillende dierenartsen en 81 verschillende dierenartsenpraktijken melden gezondheidsstatussen in Online Monitor

3.255 verschillende bedrijven:

62 verschillende diagnoses, meest gestelde diagnose: Streptococcus spp.-infectie (24 procent)

Bij 73 procent van de bedrijfsbezoeken meldt de dierenarts geen gezondheidsklachten in Online Monitor

This article is from: