5 minute read

bij internationale monitoring”

Henk Jan Ormel: voormalig adviseur bij voedsel­ en landbouworganisatie Verenigde Naties

Henk Jan Ormel werkte als voormalig adviseur van de Chief Veterinary Officer voor de voedsel- en landbouworganisatie van de Verenigde Naties (FAO). Hij kent de mondiale diergezondheidsmonitoring op zijn duimpje en ziet veel in verdere internationalisering en samenwerking. “GD zou zich moeten aansluiten bij het internationale netwerk van referentie laboratoria. Binnen de internationale structuren heeft de World Organisation for Animal Health (WOAH) als primaire focus de diergezondheid, met een directe relatie met de internationale handel in dieren en dierlijke producten. Als WOAH bijvoorbeeld vaccinaties toestaat, neemt de Wereldhandelsorganisatie deze standaard over. Bij de FAO is men juist gericht op voedselzekerheid voor mensen. Deze organisatie ambieert dat de honger de wereld uitgaat en voedsel wordt geproduceerd op een duurzame manier. Dat heeft een meer indirecte link met diergezondheid”, beschrijft Ormel. “In mijn negen jaar bij de FAO heb ik een omslag waargenomen vanuit een meer economisch perspectief gericht op voedselzekerheid naar meer nadruk op het volksgezondheidsaspect in relatie tot het produceren van voedsel.”

Wereldwijd tekort veterinairen

Als het gaat om het volksgezondheidsaspect is het van belang een goede veterinaire infrastructuur te hebben. Het detecteren van dierziekten begint in het veld. Veterinairen en paraveterinairen zijn de hoeksteen van de (inter) nationale veterinaire infrastructuur. Zonder hen kan ook geen sprake zijn van ‘One Health’. En daar ligt wel een uitdaging geeft Ormel aan: “Waar ik ook ter wereld ben geweest, overal zie je een zorgwekkend tekort aan (para) veterinairen. In veel landen wordt een groot deel van het werk door paraveterinairen gedaan, mede omdat dierenartsen niet beschikbaar zijn. Investeren in beide beroepsgroepen, niet alleen in Nederland maar juist ook in andere landen, is goed voor hen én voor ons. Een besmettelijke dierziekte daar kan namelijk in ‘no time’ in Nederland zijn.”

Internationale monitoringssystemen

“Internationaal zijn vanuit de WOAH en de FAO twee systemen voor het monitoren van diergezondheid en uitbraken. Ten eerste het officiële meldingssysteem World Animal Health Information System (WAHIS).

Wanneer bijvoorbeeld een uitbraak van aviaire influenza is in Nederland, dan zijn wij als land verplicht dat te melden. Deze melding wordt vervolgens direct wereldkundig gemaakt. Het nadeel van dit systeem is dat een uitbraak pas bekend wordt wanneer officieel door het betreffende land wordt gezegd dat deze er is. Nederland doet dit netjes, maar tal van landen doen dat niet of laat.” Naast dit officiële meldingssysteem is er ook het Global Early Warning System (GLEWS), een gezamenlijk initiatief van FAO en WOAH. Daarbij is detectie niet afhankelijk van officiële meldingen door een land, maar worden signalen gerapporteerd op basis van bijvoorbeeld screening in de lokale pers of signalen van het regiokantoor van de FAO. Dit levert wekelijkse rapportages op die vertrouwelijk zijn. Je kunt deze alleen lezen via een abonnement.” Voor preventie wordt tussen allerlei disciplines samengewerkt. Daar komen bijvoorbeeld ‘risk maps’ uit voor bepaalde gebieden in de wereld. En bij een risico op een bepaalde vector of ziekte worden landen gewaarschuwd, legt Ormel uit.

Mondiaal netwerk

“Het is van groot belang dat labs overal ter wereld een bijdrage leveren aan het monitoren en bestrijden van dierziektes.” Bij FAO werken meer landbouwdeskundigen dan dierenartsen. Velen hebben een deel van hun studie in Wageningen gedaan en men heeft veel ervaring met de landbouwuniversiteit. Lachend: “Toen ik in Rome werkte, viel het me op dat veel mensen bij de FAO dachten dat Wageningen de hoofdstad van Nederland is. Daarnaast is er veel respect voor ons systeem van diergezondheidsmonitoring. We hebben het hier uitstekend geregeld in de afgelopen twintig jaar. Dat neemt niet weg dat er druk op de veehouderijsectoren staat. Daarom en ook vanwege de internationalisering, zou het goed zijn om nog meer aansluiting te zoeken bij elkaars monitoringssystemen. Natuurlijk heeft elk land zijn eigen specifieke zaken. Maar het is nuttig om actief en systematisch te kunnen volgen wat er in andere delen van wereld gebeurt. En om te delen wat wij hier doen, want Nederland is op het gebied van voedselproductie een voorbeeld voor de wereld.” Ormel gaat verder: “Volgens mij is het daarom voor GD niet alleen een kans maar zelfs een morele verplichting om zich aan te sluiten bij het wereldwijde netwerk van referentie laboratoria van WOAH en FAO. Als veterinair laboratorium sta je dan midden in het mondiale web, zo kun je ook veel leren van andere laboratoria.”

Angus Cameron: internationaal erkend veterinair epidemioloog

Angus Cameron werkt als directeur bij AusVet in Lyon en heeft ervaring in meer dan vijftig landen. Hij is epidemioloog, gespecialiseerd in bewakings- en gezondheidsinformatiesystemen, identificatie en traceerbaarheid van vee, epidemiologische gegevensanalyse en geografische informatiesystemen. Wat ziet hij als de belangrijkste lessen als het gaat om behoud van draagvlak en waarde van monitoring van diergezondheid? Op het symposium twintig jaar monitoring vertelde Angus Cameron ons hier meer over. Cameron: “Monitoring en surveillance draaien om vertrouwen. Vroege detectie is essentieel, want dan kun je nog ingrijpen. Het is tegelijkertijd het moeilijkste onderdeel van monitoring. Je wilt elke uitbraak van elke ziekte heel vroeg vinden. Dat betekent dat je gehele populaties onder surveillance moet hebben, met real-time data. Voor effectieve surveillance van infectieuze ziektes moet je een volledig beeld hebben van alle klinische klachten die in een land of regio spelen. Daarvoor is rapportage door dierhouders zelf essentieel en dat lukt alleen als je goed kan samenwerken met alle dierhouders. Het is de enige tool die we hebben om de juiste informatie voor vroege detectie te verkrijgen.”

Machtsverhoudingen

“Je moet dus het vertrouwen van de houders hebben. Dat bouw je langzaam op, met een gezamenlijk belang als fundament. Vertrouwen vereist complete transparantie en eerlijkheid. Je moet helder kunnen maken dat we met zijn allen, overheid, industrie, dierhouders en monitoringsinstanties, hetzelfde doel hebben. Vertrouwen draait om begrip van machtsverhoudingen. Als één partij veel meer macht heeft dan de andere partij is het moeilijk om vertrouwen op te bouwen en te behouden. Een kleine veehouder met weinig dieren kan zich bijvoorbeeld overgeleverd voelen aan dierenartsen en beleidsmakers die opeens kunnen besluiten om dieren te doden om een ziekte in te dammen. Dit is bijvoorbeeld gebeurd bij dierhouders in Thailand die vee hadden met mond-enklauwzeer, een ziekte die daar endemisch is. Andere houders krijgen juist weer veel gezondheidsinformatie van hun voeradviseur en relatief weinig van de dierenarts of van overheidsdiensten. In Australië, waar ik vandaan kom, wordt de monitoring gedaan door een bedrijf waarin alle belanghebbenden een aandeel hebben en meebeslissen en meebetalen. Een dergelijke structuur helpt bij het opbouwen van onderling vertrouwen. Je ziet een vergelijkbaar systeem in veel landen terug.”

Waarde en veiligheid van data

“Om goed epidemiologisch onderzoek te kunnen doen, moet je data van bedrijven veilig kunnen gebruiken. In Chili is dat bijvoorbeeld gelukt bij een onderzoek naar kweekzalm. De zalmkwekerijen bleven in bezit van hun data en mochten beslissen welk onderzoek we deden en wie de data mocht zien. Wanneer je een monitoringssysteem ontwikkelt waarvan duidelijk is dat de ondernemers er ook iets aan hebben, dan sluiten andere producenten vanzelf aan. Wat juist níet werkt, is betalen voor data. Dat hebben ze bijvoorbeeld in Kameroen geprobeerd, maar daarmee werd vertrouwen juist afgebroken. De veehouders zagen geen intrinsieke waarde van monitoring voor henzelf, bovenop de betaling die ze voor hun data kregen. Een cyclische methode is het beste. Daarbij verzamelen wij de data, analyseren deze en geven ze daarna weer terug aan de data-leveranciers, de veehouders. Want die nemen dagelijks de belangrijkste beslissingen over dierziekten. Door feedback te geven op de data, zorg je dat de informatie steeds beter wordt en behoud je het vertrouwen.”

Goede structuur essentieel

“In alle settings en culturen kan vertrouwen tussen veehouders en overheids- en sectororganisaties opgebouwd en verbeterd worden. Je hebt in elk geval een goede monitoringsstructuur nodig, zoals jullie in Nederland ook hebben. Daarnaast is het veilig houden van de data en onderling overleg essentieel. Veehouders moeten erop kunnen vertrouwen dat de data die ze aanleveren echt iets opleveren, ook voor henzelf. Natuurlijk kan het in bepaalde acute gevallen nodig zijn om data breder beschikbaar te maken. Maar dat kan gemakkelijk het vertrouwen beschadigen. De balans vinden is de uitdaging.”

This article is from: