| De Wondere Pluim | 2013 |
1
VOORWOORD Wat is er mooier dan een kind dat verhalen vertelt? Er was eens een mama die kinderen graag verhalen hoorde vertellen… nog niet zo lang geleden, in een stad hier niet zo ver vandaan… zo begon elf jaar geleden het sprookje van De Wondere Pluim. In 2002, in de Antwerpse Brederodestraat, opperde Jamila Zahnoun, een van de ouders van De Wereldschool, een wereldidee: ‘laten we binnen de school een schrijfwedstrijd organiseren waarbij we niet enkel rekening houden met de leeftijd, maar ook met de moedertaal’. Zo werd de Wondere Pluim opgestart door een paar enthousiaste ouders en ondertussen is het uitgegroeid tot een wedstrijd waar dit jaar achtentwintig scholen aan deelnamen. Dat leverde meer dan 2800 verhalen op. Ouders duiken in de verhalen en plukken er de leukste, meest ontroerende of originele verhalen uit. Ieder jaar worden de mooiste verhalen, mede dankzij de steun van Antwerpen Boekenstad, in een al even mooi boek uitgegeven. Een vakjury van schrijvers reikt De Wondere Pluimen uit, in twaalf categorieën: zes leeftijdsgroepen met telkens een onderverdeling in moedertaal Nederlands of niet. Want dat is het unieke aan De Wondere Pluim: de helft van de verhalen zijn geschreven door kinderen waarvan de thuistaal niet het Nederlands is. Zij leren zo ook hun gevoelens te uiten, te dromen, te denken in het Nederlands. In deze wedstrijd wordt rekening gehouden met het feit dat niet iedereen vanuit dezelfde startpositie vertrekt. Dit initiatief wil de kinderen in de eerste plaats stimuleren en niet betuttelen.
2 | De Wondere Pluim | 2013 |
| De Wondere Pluim | 2013 |
3
Een verhaal van jezelf, laat je jezelf kennen, herkennen. Samen luisteren naar elkaars verhalen, zorgt voor een enorme verrijking en voor meer begrip. Zo slaan we bruggen tussen culturen en tussen leeftijden en zo lokken we jongeren en ouderen naar een wereld die ze anders misschien nooit waren binnengestapt. Verhalen vertellen is van alle tijden, alle culturen en alle leeftijden – het is de oudste vorm van vermaak die wij mensen kennen. Elk verhaal knoopt aan bij een heel oud en universeel gevoel. Inspiratie of troost, verwondering of een bevrijdende lach: verhalen zorgen voor magische momenten, voor verbondenheid en herkenning. “Ik heb dit verhaal nog nooit verteld”, zo klinkt het op de laatste bladzijde van De Kleine Prins, geschreven door Antoine de Saint-Exupéry toen hij in een hotel in New York verbleef. Maar in zijn verbeelding neemt hij ons mee naar het weidse zand van de Sahara, waar hij een jonge buitenaardse prins tegenkomt: “…En nu vraag ik me af. ‘Wat zal er op de planeet gebeurd zijn? Misschien heeft het schaap de bloem wel opgegeten...’ De ene keer denk ik: Nee vast niet! Het prinsje sluit zijn bloem elke nacht onder een glazen stolp en hij let goed op zijn schaap. Dan ben ik gelukkig en alle sterren lachen zachtjes. Maar daarna denk ik weer: Op een keer kun je verstrooid zijn en dan is het gebeurd! Hij hoeft maar één avond de glazen stolp te vergeten - of het schaapje is ‘s nachts stilletjes naar buiten gegaan. Dan worden alle rinkelbelletjes tot tranen! Dat is iets héél geheimzinnigs. Noch voor jullie, die ook van het prinsje houden, noch voor mij is het heelal hetzelfde, wanneer ergens - niemand weet waar - een schaap, dat we niet kennen, wel of niet een roos heeft opgegeten. Kijk eens naar de hemel. En vraag je dan af: heeft het schaap de bloem opgegeten, ja of neen? En dan zul je zien hoe alles anders wordt. En nooit zal een groot mens kunnen begrijpen hoe belangrijk het is!”
4 | De Wondere Pluim | 2013 |
Ieder kind vindt het prachtig om naar verhalen te luisteren. Vooral als ze goed verteld worden, of goed geschreven zijn. Kinderen stimuleren in hun enthousiasme om verhalen te vertellen en te schrijven, dat is het doel van De Wondere Pluim. Delen in het plezier en de kracht van het verhaal! Laat ons samen blijvend op zoek gaan naar alle verhalen die nog nooit verteld zijn.
Philip Heylen Schepen voor Cultuur Stad Antwerpen
| De Wondere Pluim | 2013 |
5
JUrYVERSLAG 1 De jury was erg verrast en aangedaan door het verhaal van deze eerste winnaar. Sterk, dit niveau in het eerste leerjaar! Gevoelig, diep, heel oprecht en eerlijk: zo klinkt deze brief in al zijn eenvoud aan een overleden bompa. Of hoe de woorden van deze jonge auteur tegelijkertijd droevig zijn en toch weten te troosten. Een Pluim voor “Bompa, mijn ster” van Joppe Peeters. 2 Misschien voelt elke schrijver zich wel eens zoals dit verhaal beschrijft. Wat een mooie vondst, wat een mooie vertelstem - en een open einde dat je laat glimlachen. “Ik ben verloren tussen de letters”: van bij deze eerste zin wisten alle juryleden snel dat dit onze tweede winnaar van het jaar zou zijn. Deze Pluim is voor Emma Batcharov met “Ik ben verloren”. 3 Nog maar pas aan de derde Pluim en het was al zover voor de arme jury: de eerste echt verscheurende keuze tussen drie verhalen. Ze waren erg verschillend en toch zo sterk, stuk voor stuk. Eentje leek ons na lang overleg dan toch meer te raken en stak met een puntje boven de andere uit - met het topje van een berg, eigenlijk. Het is een verhaal als een gedicht, als een heel oude legende. Mooi verteld en mooi afgewerkt. Een klankrijke taal als “bergbloemen en berggeiten” weet ons altijd te bekoren. Een Pluim voor “De berg met hoogtevrees” van Jesse Dupré.
6 | De Wondere Pluim | 2013 |
| De Wondere Pluim | 2013 |
7
4 En jawel, weer kiezen tussen drie geweldige verhalen. Uiteindelijk vielen we dan toch voor het technische kunnen van deze auteur: hij verlegt halverwege het verhaal de focus van de visser naar de vis, om zich dan helemaal in het vinnige beestje in te leven. Knap opgebouwd en sterk tot aan het einde volgehouden: mooie prestatie! Deze Pluim gaat naar “De visser en de zalm”. Proficiat, Kami Allaerts! 5 Vaak weet je na de eerste zin al dat je een bijzonder verhaal in handen hebt. Dat was ook het geval bij deze Pluim. Na de sfeervolle opening volgt een knotsgek, grappig en lekker wild, avontuurlijk verhaal. Komt daar nog eens bij dat het origineel is, onstuimig klinkt en goed tot het einde volgehouden is. En ook de laatste zin verrast weer op een heel grappige manier. Deze Pluim gaat naar “Professor Worm” van Sid Djamel Besseghir. 6 Ook hier was het moeilijk kiezen, tussen twee dieren deze keer: wint het schaap of wint de aap? Want in “Het zwarte schaapje” groeit het schaap dat gepest werd uit tot een ware held en dat was knap verteld. In “De vrouw en de aap” krijgt een gewiekste melkverkoopster een lesje van een wel heel clevere aap - heel verrassend. Uiteindelijk vielen we dan toch voor het verhaal met de mooiste taal. En misschien is het ook wel het origineelste van de twee: “De vrouw en de aap” van Mah Noor Ahmad krijgt de zesde Pluim!
8 | De Wondere Pluim | 2013 |
7 Als de jury kon én mocht (maar het mag niet van de Pluim-organisatoren), dan deelden we hier drie Pluimen uit. Want in deze groep kregen we drie straffe verhalen voorgeschoteld die elk verdiend winnaar konden zijn. Er is het betoverende taalgebruik van “V van Verliefd”, de humor en het tempo van “Als ik president was van Amerika” en de originaliteit van “De poppenkast zonder poppen.” Na veel zweten en zuchten, kozen we voor het verhaal dat prachtige zinnen opstapelde, dat gevoelig verteld en klankrijk was, dat sfeervol was neergezet, dat verlangen met elk woord meer voelbaar maakte. “V van verliefd en vlinders in je buik” van Deenah Tsai krijgt deze wel heel wondere zevende Pluim! 8 Een verhaal hoeft niet lang te zijn om sterk te zijn. Soms weet je dat achter elk woord en elke zin een pak werk schuilgaat, ook als die samen slechts een halve pagina vullen. Maar wàt een halve pagina: diep, poëtisch en heel bijzonder. De stilte tussen de woorden laat je verbeelding werken. En wat een knap, open einde - onheilspellend bijna. “Hou deze auteur in het oog”, zei een jurylid, “hier gaan we later nog van horen. Dit is de tekst van een ware dichter in wording!” Deze Pluim gaat naar “Het meisje en de stilte” van Ivana Batchvarov. 9 Wie heeft er ooit een naakte schildpad gezien? Sterker nog: wie heeft er al een arrogante, naakte schildpad gezien? Een snelle, arrogante, naakte schildpad zonder huis, een die zo snel is dat geen dier hem weet bij te houden? Maar wat zou er gebeuren als die schildpad wél een huis kreeg? Dat lees je in het verhaal van deze winnaar. Wat een | De Wondere Pluim | 2013 |
9
mooie vondst! Het heeft ons geboeid van begin tot eind; met elke zin spat het schrijfplezier van het papier. Een Pluim voor Emilie Marie Deac met “De arrogante schildpad”. 10 “Zwaar” was het woord dat viel bij deze winnaar. Ingrijpend, mooie zinnen, treffend verteld en heel juist en sober neergezet. Stil werden we ervan. Sterk dat deze schrijver zich zo weet in te leven in zo’n drama en dat weet over te brengen op de lezer. Oorlog en kinderen, ver van ons bed? Niet in dit verhaal. Een Pluim voor “Kindsoldaat” van Ilias Yachou. 11 Het verhaal “Beer en ik” was pluizig schattig. “Het begon met nr. 1” was heel mooi opgebouwd en had een sterk einde. En toch is “Nummer 1” als nummer twee geëindigd. Want de winnares in deze groep, die zette bijna een roman neer. Dit winnende verhaal begint met de geboorte van het hoofdpersonage en neemt je mee van 1930 doorheen 1940 tot in 2013 - en dat in acht hoofdstukken. Deze Pluim is voor “De tijd” van Ana Dekoning. 12 De twaalfde en laatste Pluim sluit dit jaar passend af. Want de jury heeft heel wat komische verhalen gelezen en ook deze winnaar heeft ons geregeld aan het lachen gekregen. Een mooie vondst in de titel, een goed tempo, leuke namen voor de personages én een hoofdpersoon die sterk en origineel is neergezet: want wat weet een standbeeld dat eindelijk tot leven komt? Niets natuurlijk. Gelukkig gaat hij op avontuur met een wijze duif. De twaalfde Pluim is voor Imane Karroumi met “Manneke Pis, Nico de Duif en het oude leven”.
10 | De Wondere Pluim | 2013 |
DE JURYLEDEN Al jaar en dag kunnen we vanuit De Wondere Pluim beroep doen op enthousiaste juryleden die met veel zorg twaalf Wondere Pluimen kiezen uit 36 geselecteerde verhalen. Elk jaar opnieuw zijn ze van de partij. Elk jaar opnieuw wikken en wegen ze, lezen ze zinnen luidop aan elkaar voor, lachen ze luidkeels om prachtige vondsten, fluiten ze bewonderend bij spitse openingszinnen, proeven ze woorden, laten hun hart spreken en maken verscheurende keuzes. Verscheurend, omdat ze weten hoe hard werken schrijven kan zijn. Ze zuchten ook, omdat het zo moeilijk kiezen is. Kiezen voor het originele of het filosofische, het grappige of het goed opgebouwde, het rauwe of het lieftallige? Het zijn: Noëlla Elpers (°1959) van Het Kapersnest schrijft jeugdliteratuur zoals o.a. Gringo de Bliksemkater, Pip en Suzy, Juffrouw Dondersteen, De Pimpernel, Dolores (7e druk), Vuurkraal en Malou van de mussen. Thea Beckmanprijs 2007, Boekenleeuw 2008 (shortlist Gouden Uil), de Kleine Cervantes (2009 en 2013). Peter Holvoet-Hanssen (°1960), troubadour van www. kapersnest.be die tijdens zijn eerste ‘Reis naar Inframundo’ (zo heet ook zijn recente bloemlezing-bundel) als ontsnappingskunstenaar op verkenning ging. Debuutprijs (1999), Dirk Martensprijs (2001), driejaarlijkse Cultuurprijs van de Vlaamse Gemeenschap (2008) en Paul Snoekprijs (2010). Stadsdichter 2010-2012.
| De Wondere Pluim | 2013 |
11
Gerrit Janssens (°1975) debuteerde in 2002 met de jeugdroman ‘De grap’. Vandaag is hij vader van twee zonen, copywriter bij een reclamebureau en werkt hij aan zijn tweede boek. Rachida Lamrabet (°1970) debuteerde in 2007 met Vrouwland (Debuutprijs 2008). In 2009 volgde de verhalenbundel Een kind van God en in 2011 de roman De man die niet begraven wilde worden. Lamrabet schreef twee theaterteksten, Belga (2009) in opdracht van t’Arsenaal en Zetels van goud (2012) voor Laika. Momenteel is ze aan een toneelbewerking bezig van een oud Arabisch-Islamitisch verhaal. Joke van Leeuwen (°1952) schrijft, dicht, tekent, schildert en treedt op, voor kinderen en volwassenen. Ze was in 2008 en 2009 stadsdichter van Antwerpen. Ze won veel prijzen, waaronder een Gouden Uil voor Iep! (1997), de Nederlandse staatsprijs voor kinder- en jeugdliteratuur (2000), de Constantijn Huijgensprijs voor haar hele oeuvre en de Duitse James Kruessprijs voor haar kinderboeken.
12 | De Wondere Pluim | 2013 |
| De Wondere Pluim | 2013 |
13
Verhalen van kinderen uit het eerste leerjaar, Nederlands moedertaal
Bompa, mijn ster Lieve bompa, Hier ben ik dan, je kleinzoon. Wij hebben elkaar nooit ontmoet, want je was jammer genoeg al een ster geworden. Maar wij zijn u niet vergeten. Wij praten veel over u. Telkens ik naar de sterrenhemel kijk, kies ik de grootste ster eruit, want jij bent mijn grootste ster. Wat zou ik je dolgraag eens knuffelen. Bompa, mijn ster, ik mis je zo. Je kleinzoon, Joppe Joppe Peeters 6 jaar School aan de Stroom
14 | De Wondere Pluim | 2013 |
| De Wondere Pluim | 2013 |
15
Een pingu誰nkon die vliegen
Er was eens een pingu誰n die kon vliegen. Hij vloog heel ver weg. Toen belandde hij in Afrika. Daar viel hij flauw. De dieren waren heel verdrietig. Toen bedacht de leeuw dat ze samen van hun spaarcentjes een koelkast moesten kopen. Jana Raes 6 jaar De Sterrenkijker
16 | De Wondere Pluim | 2013 |
| De Wondere Pluim | 2013 |
17
De paarse gans
Er was eens een gans en die was raar omdat ze paars was. Haar broer en zus lachten haar uit. Haar tranen lopen en lopen maar. Ze gaat treurig naar binnen. Mam en pap zitten al. Pap kijkt naar de gans en vraagt: “Wat is er?” “Mijn broer en mijn zus lachen mij uit en dat is niet leuk.” “Dat snap ik. Droog je tranen af”, zegt mam. “Kijk, daar zijn je broer en je zus al.” “Paarse gans, haahaa! Jij bent paars.” “Kijk, daar is je broer al. Ga maar door de poort. Ga maar buiten spelen.” Treurig loopt de gans naar buiten. Zijn broer en zijn zus lachen hem weeral uit. “Hee, de poort staat open. Ik ga weg. Heel ver weg hier vandaan. Ik loop weg”, zegt de gans. “Kijk, een zwart varken. Wil jij mijn vriend zijn?” “Ik wil heel graag jouw vriend zijn.” En ze leefden nog lang en gelukkig.
De witte zwarte Piet
Er was eens een Piet die zich schaamde omdat hij de zwartste was. Toen de andere Pieten kwamen, verstopte hij zich snel. Hij vond een grote pot met bloem en deed zich vol met bloem. Toen hij naar de Sint moest, schrok de Sint. Hij vroeg: “Ben jij wit?” Micah Wysmans 6 jaar De Spiegel
Amelie Apers 7 jaar Sint-Anna Goethe
18 | De Wondere Pluim | 2013 |
| De Wondere Pluim | 2013 |
19
De kikker wou naar de zon De kikker keek naar de zon. Hij zei: “Ja, dàt is het. Ik moet naar de zon.” Verder zei hij niets. Hij sprong naar de zon. Hij zei: “Oh ja, dat kan niet.” Hij was verdrietig en toen had hij een idee. Hij bouwde een ladder naar de zon en klom op de ladder. Toen hij boven was, had hij het heet. Hij keek naar beneden en bleef lang staan, heel lang. Hij kwam er nooit af.
De maan is van iedereen De maan is van iedereen. Nee! De maan is van mij. Nee! De maan is van mij. Stil. De maan is van iedereen.
Rosalie De Boeck 6 jaar De Kolibrie
Zeena Gohel 6 jaar De Sterrenkijker
20 | De Wondere Pluim | 2013 |
| De Wondere Pluim | 2013 |
21
Verhalen van kinderen uit het eerste leerjaar, Nederlands tweede taal
Ik ben verloren Ik ben verloren tussen de letters. Ik weet niet welke letter het leukste is: Is het i of s, de e of de m? Emma Batchvarov 6 jaar De Kolibrie
22 | De Wondere Pluim | 2013 |
| De Wondere Pluim | 2013 |
23
De vis zwom in de zee De roze vis zwom in de zee. Ze botste tegen een steen. De steen ging kapot. De vis zwom verder.
Iman Alieva 6 jaar School aan de Stroom
De pratende tomaat
Tom kwam van school. Hij wou soep. Mama vroeg: “Tomatensoep?” “Ja.” Mama ging naar de keuken. Ze pakte een tomaat en toen hoorde ze: “Nee, nee, niet doen.” Mama zei: “Wat is dat?” “Nee, nee, nee!” Dat is de tomaat. “Doe niet zo flauw. Een tomaat kan niet praten.” “Jawel.” “Tomaten kunnen niet praten.” “Welles.” “Nietes.” Anaïs De Roover 6 jaar De Zevensprong
24 | De Wondere Pluim | 2013 |
| De Wondere Pluim | 2013 |
25
De vier seizoenen
In de zomer kan je zwemmen, naar de zoo en ijs eten en spelen. In de herfst worden de vallende bladeren oranje, en kan je spelen. In de winter kan je een sneeuwman maken en sneeuwballengevechten doen. In de lente kan het gebeuren dat het regent, dan groeien de bloemen. Nabila Murai 6 jaar Klavertjevier
26 | De Wondere Pluim | 2013 |
Het boek is kwijt
Het boek is kwijt. Mijn mama gaat boos zijn op mijn boek, nee, op mij. Waar is het boek? Is het boek bij de meester? Ik zoek het boek in de bibliotheek. Daar is het boek. Sathu Thayalan 6 jaar InPEERi@
| De Wondere Pluim | 2013 |
27
Er was eens een jongen Er was eens een jongen en die was verliefd op een meisje en het meisje zei neen.
Driss Sbai Galan 7 jaar De Evenaar
Anneke en dekikker zwarte Er was eens een meisje. Zij stapte rond in het bos. Ze had per ongeluk op een zwarte kikker getrapt. Ze keek verdrietig naar de zwarte kikker. Ze begon te huilen en huilen en huilen. Opeens was de kikker verdwenen. Daarna was Anneke heel bang in het bos. Ze zei dat ze niet meer zomaar in het bos durfde rond te stappen zonder haar mama en haar papa. Ze was heel bang. De kikker was een prins geworden, maar Anneke wist niet dat het de zwarte kikker was. Toen vroeg de prins aan Anneke: “Hoe heet jij?� Maar Anneke antwoordde niet. Ze durfde gewoon niets te zeggen. Toen werd de prins terug een kikker en Anneke schrok. Hij was gewoon een kikker. Ze werden vrienden en stapten samen het bos uit. Siebel Gan Dalip 11 jaar Sint-Jozef
28 | De Wondere Pluim | 2013 |
| De Wondere Pluim | 2013 |
29
Verhalen van kinderen uit het tweede leerjaar, Nederlands moedertaal
De berg met hoogtevrees
Er was eens een berg en die had last van hoogtevrees. Hoe meer hij naar beneden keek, hoe meer angst hij kreeg. Zijn tranen rolden naar beneden. Op den duur lag er aan de voet een grote plas. De plas werd een meer en dat meer werd een zee. Het water steeg en steeg, tot enkel het puntje van de berg overbleef. Een jaar later zagen vissers een eiland. Het was het mooiste eiland. Er groeiden bergbloemen en er liepen berggeiten rond. De berg was trots. Maar wat de vissers niet wisten, was dat het een berg was, een berg met hoogtevrees. Jesse DuprĂŠ 7 jaar Veltwijck
30 | De Wondere Pluim | 2013 |
| De Wondere Pluim | 2013 |
31
Woorden met vleugels
Er was eens een letter a en die zei: “Ik wil naar Afrika.” De b zei: “We nemen de boot.” De c zei: “We nemen citroenen mee.” De d zei: “Doen we.” De e zei: “En het vliegtuig.” De f zei: “Fantastisch idee.” De g zei: “Grapjas. Met vleugels? Nee, met het vliegtuig.” De h zei: “Holala.” De i vroeg: “Iedereen akkoord?” De j zei: “Joepie! Eindelijk vakantie.” De k zei: “Misschien koekjes.” De l zei: “Lekker.” De m zei: “Misschien magnums.” De n zei: “Njammie.” De o zei: “O, yeah! Lekker.” De p zei: “En pap.” De q zei: “Dan neem ik quartet mee.” De r zei: “Is dat geen rommel?” De s zei: “En de strijk dan?” De t zei: “Te saai.” De u zei: “Een strip van Urbanus.” De v zei: “Vliegen is zalig.” De w zei: “Waanzin.” De x zei: “En ik speel op mijn xylofoon.” De ij zei: “IJkeba, jij speelt lelijk.” En de z zei: “Wat een zon.” Joppe Bollaerts 8 jaar Prins Boudewijn
32 | De Wondere Pluim | 2013 |
Kiko en Ouzo worden verliefd
Er waren eens twee hondjes. De meisjeshond heette Kiko en de jongetjeshond heette Ouzo. Ouzo kwam bij Kiko spelen. Maar ze maakten ruzie, want Ouzo kwam uit het bakje van Kiko eten en hij liep ook rondjes rond Kiko. Toen botste Ouzo tegen Kiko. Ouzo zei: “Sorry dat ik tegen je aan loop”, en ze werden terug vrienden. Maar ze werden ook verliefd. Het werd nacht en ze sliepen bij elkaar. Maar ze konden niet slapen, dus gingen ze dichter tegen elkaar liggen en toen konden ze wel slapen. Het werd ochtend. Ze gingen samen eten. Er kwam een kikker aan. Hij vroeg: “Wat doen jullie?” Kiko zei: “Wij zijn aan het eten.” Kikker vroeg: “Waarom samen?” Ouzo zei: “Omdat we verliefd zijn.” “Oelala”, zei kikker. “Dag”, zei kikker, “ik moet gaan eten.” Ouzo en Kiko gingen samen op stap. Weet je waarheen? Ze gingen samen naar de horizon kijken. Ze liepen zo hard ze konden. En ja hoor, ze kwamen er en ze gingen liggen. Ze gaven elkaar nog een kusje en rolden door het gras en van een berg. Toen gingen ze weer naar huis. Kiko zei tegen haar mama: “Ik ben verliefd.” Mama vroeg: “Op wie?” “Op Ouzo.” Ouzo zei tegen zijn mama: “Ik ben verliefd.” Papa vroeg: “Op wie?” “Op Kiko.” Ouzo en Kiko gingen slapen. Maar alweer konden ze niet slapen. | De Wondere Pluim | 2013 |
33
Het werd ochtend. Ouzo vroeg direct: “Mag ik naar Kiko?” Papa zei: “Ja.” Kiko vroeg ook direct om naar Ouzo te gaan en dat mocht. Ze liepen zo hard ze konden. Ze zagen elkaar en de zon huilde van blijheid. Ze rolden door het gras. Ze deden dat zo lang tot het alweer nacht werd. Ze gingen liggen en keken hoe de zon onderging. Ze gaven nog een kusje en nog één en nog één en zo door. En ze besloten te trouwen. De uil hoorde dit en riep: “Ouzo, wil jij met Kiko trouwen?” Ouzo zei: “Ja.” “Kiko, wil jij met Ouzo trouwen?” Kiko zei: “Ja.” En alle dieren hoorden het en ze liepen er naartoe. Er werd gefeest en gevierd en ze zongen en ze dansten en sprongen. Ouzo riep: “Ik ben heel blij met Kiko.” Kiko riep ook luid: “Ik ben heel blij met Ouzo.” Ze kregen gewoon ineens kindjes. Ze waren zo blij dat er nog meer dieren kwamen. Kiko was zo blij dat ze moest huilen. Ouzo zei: “Niet huilen, want we zijn ...” “O ja”, zei Kiko, “we zijn al getrouwd.” De kindjes zeiden al direct mama en papa. Kiko zei tegen haar kinderen: “Zeg eens Kiko en Ouzo.” En ze zeiden “Kiko en Ouzo” en de dieren klapten voor Kiko, Ouzo en de kinderen. Ouzo gaf een ring aan Kiko en Kiko gaf een ring aan Ouzo. En ze leefden nog lang en gelukkig. Yara Steurs 7 jaar De Sterrenkijker
34 | De Wondere Pluim | 2013 |
De leeuw zonder tanden
In de dierentuin leefde een leeuw die lief was. Iedereen wou naar hem kijken: de kinderen, de mama’s en de papa’s. Op een dag kreeg de leeuw zijn eten en er zat een steentje in. De leeuw verloor daardoor vijf tanden. De leeuw brulde van de pijn. Iedereen dacht dat hij wild werd, dus sloten ze hem op in zijn kooi. De leeuw piepte omdat hij eruit wou. Ze zeiden: “Als je rustig blijft.” “Ja”, piepte de leeuw. En dus lieten ze hem weer los. De volgende dag kreeg de leeuw zijn eten, maar toen zat er een vetblokje in. De leeuw wou het brullen inhouden, maar kon het niet omdat het vetblokje zeven tanden had uitgetrokken. De leeuw brulde zo hard dat iedereen het hoorde. De baas van de dierentuin zei tegen de leeuw: “Leeuw, je moet stoppen met brullen.” “Maar, maar”, piepte de leeuw. “Niets te maren, jij gaat in je kooi en je blijft in je kooi”, zei de baas tegen de leeuw. Ze duwden hem erin. Maar toen ze de muil zagen van de leeuw, zagen ze dat de leeuw een paar tanden kwijt was en ze vroegen het aan de leeuw. De leeuw zei: “Ik brulde omdat er harde dingen in mijn eten zaten die mijn tanden uittrokken.” Toen begrepen ze het. Ze gingen het vertellen aan de baas. “Dat wist ik niet”, zei hij en ze lieten de leeuw weer los. Het was feest voor de leeuw zonder tanden. Nel Franssen 7 jaar De Zonnebloem
| De Wondere Pluim | 2013 |
35
De witte zwarte Piet
Er was eens een heel groot huis in Spanje. In het huis was een man, genaamd de Sint, en zijn vele zwarte Pieten. Maar er was ook een witte Piet. “Dat kan toch niet. Ik zoek een zwarte Piet. Gooi de witte Piet eruit.” De witte Piet was droevig. Maar toen kreeg hij een plan. Hij verfde zijn gezicht zwart. Daarna ging hij naar de Sint. De bel van het huis rinkelde. De Sint was blij dat er een zwarte Piet was. Niemand wist dat dit de witte Piet was. Mohamed El Mahsini 8 jaar De Evenaar
Het meisje en de wolf
Het meisje was op een dag aan het spelen in het bos, maar ze verdwaalde. Ze wou weer naar huis, maar dat kon niet. Haar mama en papa zouden wel ongerust zijn. Ze zag iets in de dichte mist, maar ze kon het niet goed zien. Ze wist niet wat het was. Ze was wel heel bang en ze begon te roepen en te roepen. Ze wilde weglopen. Toen zag ze dat het geen monster was en ook geen mens. Het was een dier. Het was een wolf. De wolf had pijn. Het meisje wist niet wat er was, maar de wolf kon niets zeggen, enkel huilen. Toen zag het meisje een grote kogel in de wolf, van een geweer, van een jager. Het meisje pakte de wolf bij haar en haalde de kogel eruit. De wolf was blij dat het meisje de kogel eruit gehaald had. De wolf bracht het meisje terug naar huis en ze vertelde alles aan haar mama en papa. Zoë Vanhoudt 11 jaar Sint-Jozef
36 | De Wondere Pluim | 2013 |
| De Wondere Pluim | 2013 |
37
Verhalen van kinderen uit het tweede leerjaar, Nederlands tweede taal
De visser en de zalm
Er was eens een visser die lang geleden op zalm jaagde. Op een dag ging de visser een zalm jagen en hij startte zijn boot. Hij kwam bij een plek waar de zalmen vaak kwamen. Toen zag hij een andere visser die ook zalm aan het jagen was. De visser vroeg aan de andere visser: “Zeg, ben jij ook zalm aan het jagen?” “Ja”, zei de andere visser. “Gaan we samen zalm jagen?” “Ja”, zei de andere visser. En ze wachtten. Toen zei de visser: “Ik heb een zalm.” De andere visser schrok. Hij pakte de zalm en de zalm zei: “Laat me los.” Maar de visser hoorde het niet. Hij nam een bak en vulde die met water. Daar legden ze de zalm in. Er kwam een andere zalm. Die werd ook gevangen, en nog één. Zeker 10. De elfde zalm zag het en hij probeerde de boot stuk te maken, maar het lukte niet. Toen ging hij naar de rotsen. Daar was een beer die daar vaak op tocht kwam. Het was een lieve beer. De zalm zei: “Ik heb hulp nodig, kom mee.” De beer ging mee. De zalm zei: “Kijk, mijn vrienden zijn gevangen. Kan jij de boot kapot maken?” “Ja”, zei de beer en hij maakte de boot kapot. Kami Allaerts 7 jaar Steinerschool
38 | De Wondere Pluim | 2013 |
| De Wondere Pluim | 2013 |
39
Het blaadje dat niet van de boom wilde vallen Er was eens een eiland en op dat eiland was er een boom waaraan allerlei groene blaadjes groeiden. Naast de boom was er een rivier met een krokodil. Die krokodil kwam voor de boom staan en zei: “Boom, boom, boom, je bent zo mooi! Mag ik je blaadjes even zien?” En de boom zei: “Ja, natuurlijk.” De krokodil zag een blaadje dat aan het huilen was. Ze vroeg: “Waarom huil je?” “Het is bijna herfst en als het herfst is, dan vallen alle blaadjes van de bomen en dat doet pijn.” De krokodil zei: “Je kan het best wel.” Toen kwam er een slak aan en die zei tegen de boom: “Boom, boom, boom, wat ben je mooi. Is er een probleem?” “Ja”, zei de krokodil. “Ik kan het wel oplossen. Krokodil, geef mij een ladder, dan pak ik het blaadje wel.” En de slak had helemaal gelijk en ze leefde nog lang en gelukkig. Ella Schöngut 8 jaar Tachkemoni
40 | De Wondere Pluim | 2013 |
De kikker wil een tuin Er was eens een kikker die een tuin wou maken, maar hij wist niet hoe. Dus ging hij naar zijn vriend Pat. Even later was hij daar. Hij zei: “Wow Pat, jij hebt een keimooie tuin. Hoe heb je dat gedaan?” “Heel makkelijk, je moet gewoon zaadjes planten en dan wachten. Ik zal er mee geven.” “Oh, dank je Pat.” Toen ging de kikker naar huis. Hij ging het meteen doen. Hij gaf water, hij zong een liedje, maar het lukte niet. Vier dagen later kwam Pat langs en vroeg: “Hoe gaat het, kikker?” De kikker zei: “Slecht.” Pat zei: “Ik denk het niet, kijk maar achter u.” “Wow, nu heb ik ook een mooie tuin.” Youssra Bakali 8 jaar De Sterrenkijker
| De Wondere Pluim | 2013 |
41
Mama en papa
Lara werd wakker. Ze ging naar de kamer van mama en papa. Ze vroeg aan mama: “Waar is papa?” “Dat weet ik niet.” “Hoe, je weet het niet?” “Nee, ik weet het niet.” Lara deed haar kleren aan en ging naar buiten. Ze zag papa in het bos. Ze zag dat hij verdrietig was. “Wat is er?” vroeg Lara. “Niets.” “Jawel, er is wel iets.” “Kom, we gaan naar mama.” “Mama, waarom is papa verdrietig?” “Omdat we uit elkaar waren.” “Ja, dat is zo. Kom en geef een knuffel.” En ze leefden nog lang en gelukkig. Marwa Cherrabi 8 jaar De Zwemschool
42 | De Wondere Pluim | 2013 |
De drie prinsen en prinsessen De prins kwam naar het paleis. Toen kwamen er drie prinsessen en die vroegen: “Hallo, ben jij de prins?” De prins zei: “Ja.” Alle drie de prinsessen zeiden: “Wil je met mij trouwen?” De prins zei: “Maar ik kan maar met één prinses trouwen. Ik wil niet met jullie allemaal trouwen, want dan maken jullie ruzie. Ik heb een idee. Ik heb nog twee broers en die zijn ook prinsen.” De prinsessen vonden dat ook goed. De drie prinsen en prinsessen gingen trouwen en maakten een feest. En ze leefden nog lang en gelukkig. Elma Ramadani 9 jaar De Bever
| De Wondere Pluim | 2013 |
43
De wilde draak die lief werd Er was eens een draak die altijd kwaad was. Hij woonde in een groot oud huis in de stad. Hij had één vriend en dat was Box. Box was niet zo stout als Bivi, want Bivi was erg stout. Box was heel lief. Box ging naar Bivi en zei: “Bivi, probeer wat aardiger te zijn.” Bivi zei: “Oké, ik zal het proberen.” Ze gingen buiten spelen. Ze gingen voetballen. Box passte naar Bivi, maar Bivi spuwde de bal in brand. Box zei: “Wees nou eens aardig.” Bivi zei: “Oké.” Toen zei Box tegen Bivi: “We gaan nieuwe vrienden zoeken.” Bivi vond dit saai en zei: “Dat lukt nooit.” Box en Bivi gingen naar Box zijn vrienden op het voetbalveld. “Ja, daar zijn mijn vrienden.” Box zei: “Hoi, vrienden. Ik heb Bivi bij.” Bivi zei ook: “Hoi.” Box vroeg aan zijn vrienden: “Willen jullie vrienden worden met Bivi?” “Als hij lief is”, zeiden ze. Box zei: “Doe het Bivi.” En Bivi deed het. Ze gingen voetballen. Bivi deed het goed. Hij verbrandde de bal niet en de vrienden van Box zeiden: “Wij willen je vriend zijn.” Box zei: “Het is gelukt.” En ze speelden altijd met elkaar.
Wat als?
Wat als ik het laatste sneetje brood opeet? Dan gaan we naar de bakker. Wat als de bakker met vakantie is? Dan gaan we naar de winkel. Wat als de winkel dicht is? Dan wachten we tot hij opengaat. Wat als we niet willen wachten? Dan keren we terug naar huis. Wat als ons huis verdwenen is? Dan bouwen we een tent. Wat als de tent wegwaait? Dan maken we een hol zoals een konijn. Badakan Kanneh 8 jaar Klavertjevier
Lucas L’Eveque 8 jaar De Zevensprong
44 | De Wondere Pluim | 2013 |
| De Wondere Pluim | 2013 |
45
Verhalen van kinderen uit het derde leerjaar, Nederlands moedertaal
Professor Worm
Diep in het woud, ergens achter de bomen, woonde een kleine worm die professor worm werd genoemd omdat hij dingen uitvond. Maar zoals jullie weten hebben wormen geen armen, en hoe kun je nu iets uitvinden als je geen armen hebt? Op een zonnige lentemorgen stond professor worm op en dacht: “Drie ingrediënten: een steen uit de Japanse muur, een Afrikaanse buffelhoorn en een autowiel uit Spanje. Die ingrediënten heb ik nodig om armen te krijgen.” Dus pakte hij zijn hoofdzaklamp en kroop in de grond. Ineens zag hij een mol. “O nee!” zei de worm. De mol keek naar hem en zei: “Niet bang zijn. Ik ben vegetarisch.” “Gelukkig”, zei worm. “Wil je naar Spanje?” vroeg de mol. “Ja”, zei de worm. “Oké, dan ben je aan het goede adres want boven ons is Spanje.” “Aha”, zei worm, “ik heb een autowiel uit Spanje nodig.” “Aha”, zei mol, “ik heb er een in voorraad. Hier is het.” “Bedankt, mol.” “Graag gedaan”, zei mol. “Verder nog iets nodig?” “Nee bedankt.” “Oké”, zei mol, “dan ga ik nu naar het vegetarisch restaurant.” “Oké”, zei worm, “dan ga ik nu naar Japan voor een steen.” “Oké, dag!”
46 | De Wondere Pluim | 2013 |
| De Wondere Pluim | 2013 |
47
Worm ging naar boven en was in Japan. Ineens zag hij een klein jongetje. Het jongetje pakte de worm op en vroeg: “Wat heb je nodig?” “Een steen uit de Japanse muur.” “Oké”, zei het jongetje, “ik haal er een. Hier is hij en tot ziens.” “Ja, tot ziens”, zei worm. Nu alleen nog een Afrikaanse buffelhoorn.Worm ging naar Afrika. Daar zag hij een leeuw en hij vroeg: “Meneer leeuw, zou u een hoorn van die buffel willen pakken?” “Oké”, zei de leeuw en hij pakte voorzichtig de hoorn van de buffel er af. “Hier, je hoorn, en dat ik je hier niet meer zie.” “Oké”, zei worm en in een wip was hij thuis. Hij gooide de drie ingrediënten in een ketel en roerde. Hij deed het drankje in een flesje en roerde en pats, hij had armen. Hij maakte snel een tv en ging dan lui in de zetel liggen. Sid Djamel Besseghir 9 jaar Steinerschool
Samen stralen wij
Er was eens een regenboog. Alle kleuren speelden altijd samen. Maar op een mooie lentedag zei paars: “Ik wil niet meer samen spelen”, en hij sprong uit de regenboog. De andere kleuren schrokken. Ze gingen hem achterna. Na een tijdje waren ze hem kwijt. Alle kleuren splitsten zich op. Rood keek op de markt, geel keek in de speeltuin, oranje keek op het pleintje, groen keek in de school en blauw keek in de turnzaal. Maar nergens zagen ze hun paars. Toen ze terugkwamen in het park zagen ze tussen de paarse bloemen hun lieve paars liggen. Rood ging naar paars en zei: “Zeg paars, waarom ging jij eigenlijk weg?” Paars zei: “Ik wilde niet altijd samen spelen, dus ging ik weg.” Geel zei: “We hoeven ook niet altijd samen te spelen, maar samen stralen we wel veel mooier!” Na het gesprek gingen ze terug naar hun plek in de lucht. En ze straalden mooier dan ooit. Bo Grove 8 jaar De kRing
48 | De Wondere Pluim | 2013 |
| De Wondere Pluim | 2013 |
49
De wondere pluim
Klara woonde met haar ouders aan de rand van een groot bos. Op een dag, toen ze zich aan het klaarmaken was voor een boswandeling, zag ze een gouden vogel vliegen! Ze volgde de vogel tot diep in het bos. Toen ze daar aankwam, liet de vogel een gouden veer vallen van zijn prachtige dons. Klara raapte de veer op en bekeek ze van top tot teen. Op dat moment hoorde ze iemand roepen. “Help me, help me.” Ze liep in de richting van het geluid en zag een jongen in een boom zitten. “Waarom zit jij daar?” vroeg Klara. “Ik probeer bessen te plukken voor mijn familie omdat we niet genoeg geld hebben om eten te kopen”, riep hij, “en nu zit ik vast.” Klara klom naar boven en hielp de jongen uit de boom. “Hoe heet jij eigenlijk?” “Ik heet Maarten”, zei de jongen, “en hoe heet jij?” “Ik heet Klara”, zei ze. “Weet je wat, ik zal je wat bessen geven die ik daarstraks heb getrokken. Wat heb je daar vast?” “Een gouden veer van een vogel”, zei Klara. “Weet jij iemand wonen die de veer kan onderzoeken?” Maarten antwoordde: “Mijn opa, mijn opa, hij is een professor.” “Breng me er snel naartoe!” “Kom mee, ik zal het je tonen.” Toen ze aankwamen bij het houten huisje, klopten ze op de deur. “Ik ben het opa, Maarten.” “Kom maar binnen”, riep een norse stem. Ze waren nog maar net binnen of ze keken hun ogen uit. Allemaal coole apparaten. In een hoekje van de kamer zat de professor over een tafel gebogen.
50 | De Wondere Pluim | 2013 |
| De Wondere Pluim | 2013 |
51
“Opa, ik heb iemand meegebracht. Klara heet ze. Ze heeft een gouden veer gevonden.” “Wat?” zei opa, “geef hier, geef hier. Sorry dat ik zo onbeleefd was. Mag ik eens kijken? Gaan jullie ondertussen maar naar de tuin, dan kan ik de veer onderzoeken.” “Oké opa”, zei Maarten. “Kijk Klara, wat een leuke dieren, een ezel met korte oren en nog veel meer. Kom we gaan terug naar binnen. Opa zal wel klaar zijn.” Binnen in het huisje zei opa dat het een wensveer was. Toen ze dat hoorden, schrokken ze wel. “Klara en Maarten”, zei opa, “je kan maar één wens doen. Als je die wens hebt gedaan, verandert de veer van kleur en wordt ze helemaal grijs. Ik kan er wel iets aan veranderen zodat jullie samen een wens kunnen doen.” “Ja”, zeiden ze in koor. “Geef me een uurtje de tijd. Kom dan terug om de veer op te halen.” “Goed”, zeiden ze. Een uurtje later. “We moeten terug naar opa.” “Ja, kom.” Toen ze de veer hadden opgehaald, gingen ze terug naar het midden van het bos. Weet je wat ze wensten? Ze wensten dat Maarten en zijn familie nooit meer arm zouden zijn en alles konden betalen. Fien Troost 9 jaar De Spiegel
Het blaadje dat niet van de boom wilde vallen Er was eens een boom en een blaadje. Het blaadje wilde niet van de boom. Maar het blaadje praatte niet echt goed. De boom zei: “Zeg, praat eens duidelijk.” Het blaadje zei: “Oké, boom.” De boom vroeg: “Wat is je droom, wat zou je willen zijn?” “Ik wil graag astronaut worden.” “Ma, ma, ma, maar je hangt aan mij. Hoe kan je dan astronaut worden? Je zei dat je aan mij wilde blijven, toch?” “Ja, dat is ook waar. Ik wil toch altijd aan jou hangen.” “Nee, nee, nee. Jij gaat naar de maan.” “Ik, ik blijf.” “Nee, je blijft niet hier.” “Ik hang aan jou. Ik ga niet weg, begrepen boompje?” “Oké, ik moet een plan verzinnen voor blaadje, snel, snel, aha. Kijk, blaadje, de tandenfee.” “Mag ik weg?” “Natuurlijk, ga maar hoor.” Twee minuten later: “Er is geen tandenfee.” “Ja, erin geluisd.” “Plan, plan, aha. Kijk, een vliegende boom, kijk maar. Ik klim op de boom.” 5 minuten later: “Maar er staat geen vliegende boom.” “Hé, waar ben je?” “Ik ben aan mijn tak.” “Oké, je blijft er, maar geen grapjes meer.” “Oké, Oké, boompje.” Emeline Hoste 8 jaar Sint-Lutgardis
52 | De Wondere Pluim | 2013 |
| De Wondere Pluim | 2013 |
53
De Makraleeuw 1. Geheimen in het oerwoud Op een dag, ergens in het oerwoud, in een oud versleten hutje, riep een man ‘s morgens heel vroeg: “Schat, ik ga weer op verkenning.” “Oké, wees voorzichtig!” “Zal ik zijn.” En zo ging de man op verkenning. “Och, waarom moet mijn man ook altijd op verkenning?”, vroeg de vrouw zich af. Ondertussen bij de man, ergens in het oerwoud. En nu, wachten op het vreemde geluid. 2. Een vreemd geluid Aah, daar is het geluid. Krahoe! Heu, dit is een ander geluid. Er naartoe. Wow, wat was dat? Het leek wel een kraai, een leeuw, en een m... m... mammoet samen! Maar dat is een Makraleeuw! Het zeldzaamste dier ooit! 3. Een zeldzaam dier “Dat moet ik melden aan mijn vrouw”, dacht de man. Terug aan de hut. “Schat, schat!” “Ja? Wat is er?” “Ongelooflijk, ik heb een ... een Makraleeuw gezien!” “Wat? Dat is bijna onmogelijk!” “Maar toch is het waar.” “Waar heb je die gevonden?” “In het oerwoud op een open plek. Kom, dan toon ik het.” “Oké, daar gaan we!”
54 | De Wondere Pluim | 2013 |
En ja, daar gingen ze, naar de open plek. “En jij beweert dat je hier een Makraleeuw hebt gezien?” “Ja.” “Waar, op deze open plek?” “Op die rotsen aan die waterval.” “Dan gaan we daar zoeken naar een spoor.” “Oké.” “Heu, ik zag precies een gat achter die waterval.” En ja, er was inderdaad een heel groot gat achter de waterval. Cool! “Maar dit lijkt wel een huis, kijk, die schilderijen.” “Ik denk het, dit is het huis van die Makraleeuw.” En inderdaad, ze zagen de Makraleeuw. Hij zei: “Ik zal jullie alles uitleggen. Er werd heel lang oorlog tegen mijn familie gevoerd! Ik ben de laatste der Makraleeuwen. Alleen maar omdat ze bang waren van ons. Maar eigenlijk zijn wij ook bang voor hen.” “Oh, dus daarom. Oké, daarvoor moet ik eventjes bellen.” “Naar wie?” “Dat zie je wel.” “Met wie ?” “De politie.” “Oké, kunnen jullie naar het oerwoud komen? Er is een open plek daar!” Een kwartier later: “He, een Makraleeuw, ten aanval!” “Stop!” “Heu?” “Het is onze vriend. Wij waren bang van hem, maar hij ook van ons.” “Is dat echt? “Humhum, oké, sorry Makraleeuw. Vrede?” En zo werd iedereen vriend met de Makraleeuw. Wannes Martens 8 jaar De Zevensprong
| De Wondere Pluim | 2013 |
55
De zeven muzieknoten Er was eens een do, re, mi, sol en een la. Ze wilden graag een muziekstuk maken met de klarinet. Maar daarvoor moesten ze een solsleutel vinden. Die lag helemaal aan het begin. Om daar te geraken, moesten ze langs het herhalingsteken komen en dan helemaal terug naar het einde lopen. Plus, ze mochten niet van de notenbalk vallen. Dat was een heel karwei. Maar oké, dat hadden ze er voor over. Dus vertrokken ze. Een tijdje later kwamen ze bij het herhalingsteken aan en de do vroeg: “Hoe geraken we daarover?” “Ik heb een plan”, zei de mi, “ik haak me er aan vast en dan pakken jullie me vast en trek ik jullie naar boven.” Zo gezegd, zo gedaan. Iets later waren ze allemaal veilig en wel aan de andere kant. Daar was de solsleutel. Ze pakten hem mee en weg waren ze, terug naar het einde. Maar wie was dat? De hoorn. Oh neen, hij versperde de weg. “Oh neen, we moeten er langs.” Daar komen de si en de fa. “Hey si en fa, hebben jullie een idee om langs de hoorn te komen?” “Ja hoor”, zei de fa, “je moet langs de ene kant erin en langs de andere er terug uit.” “Oké.” En daar gingen ze. Ze gingen langs de ene kant erin en langs de andere er terug uit. Ze gingen verder, maar oh nee, ze vielen er bijna af. Net op de tijd haakte de mi zich vast. De rest zei: “Je hebt ons gered, mi, bedankt.” “Ach”, zei de mi, “geen dank, hoor. Kom, we gaan verder.” De mi schommelde en schommelde. Oef, ze zaten terug op de notenbalk. Ze renden naar het einde. Daar deden ze de deur open en daar was de klarinet.
56 | De Wondere Pluim | 2013 |
Ze vroegen: “Wil je met ons spelen?” De klarinet zei: “Natuurlijk.” En ze speelden nog lang en gelukkig. Roos Van Der Vloedt 8 jaar De Wereldschool
| De Wondere Pluim | 2013 |
57
Verhalen van kinderen uit het derde leerjaar, Nederlands tweede taal
De vrouw en de aap
Er was eens een vrouw. Ze heette Bella. Bella verkocht melk. Elke dag kwamen er mensen bij Bella om melk te kopen. Op een dag was de melk bijna op. Bella was heel sip. Toen kreeg ze een idee. Ze mengde water met melk. Ze kreeg zo veel geld dat haar koffer vol zat. Ze keek naar de koffer. Ze geloofde niet wat ze zag. Toen ging ze naar het bos. Daar zag ze een plek. Daar was een zee en een boom. Ze was heel moe. Ze legde zich aan de boom en viel in slaap. Haar koffer lag naast haar. Boven in de boom zat een aap. De aap sprong van de boom en pakte de koffer van Bella. Bella schoot wakker en keek naar de aap. De aap deed de koffer open en al het geld lag naast haar. Bella zei: “Geef mijn geld terug.” De aap gooide één euro in zee en één euro in de koffer van Bella. De aap gooide de helft van al het geld in de zee en de andere helft in Bella’s koffer. Bella vroeg: “Waarom heb jij al mijn geld in zee gegooid?” “Omdat het van de zee is. Jij hebt water met melk gemengd, dat is niet goed. En daarom geef ik de zee zijn geld en jij jouw geld.” Toen dacht Bella dat de aap wel gelijk had en gooide al haar geld weg. Ze had geleerd dat je nooit water met melk mocht mengen om meer geld te hebben. Daarna verkocht ze gewoon melk. Ze kreeg zo veel geld als eerst. Ze bedankte de aap en leefde nog lang en gelukkig. Mah Noor Ahmad 9 jaar De Kolibrie
58 | De Wondere Pluim | 2013 |
| De Wondere Pluim | 2013 |
59
Worm en het appelhuisje
Er was eens een worm. Hij wou een huisje. Hij zocht en zocht en hij vond niets. Op een dag zag hij een worm in een appel. Hij vroeg aan de worm: “Woon jij in een appel?” Die zei: “Ja, wij, wormen, wonen in een huisje.” De worm zocht een appel en vond er een. Hij hing aan de boom. De worm klom in de boom. Hij maakte een gaatje in de appel. Hij was blij met zijn huisje. Het was lente. Een meisje plukte de appel. De worm viel eruit. Hij was verdrietig. Toen zag hij een appel die op de grond lag. Hij kroop terug naar beneden en maakte een gaatje in die appel. Hij was blij dat hij een appelhuisje had. En niemand pakte de appel mee. Maar toen werd zijn appelhuisje rot. Hij wist niet wat hij moest doen. Hij kon niet in een appel in een boom, want dan plukten de mensen de appelhuisjes. Hij zocht verder naar een appelhuisje. Hij vond een peer. De peer was niet goed. Hij vond een mandarijntje, maar de schil was heel vies. Hij zocht en zocht en hij vond een kersje, maar de kers was te klein. En daar was een druif, maar in de druif zaten te veel pitjes en ze was nog kleiner dan de kers. De worm was heel verdrietig en zocht de sterkste vrucht die niet te klein was, niet te veel pitjes had en ook lekker smaakte. Toen vond hij terug een appel. “Als die appel rot wordt”, zuchtte de worm, “dan zoek ik een nieuwe appel.” En sindsdien woont hij voor altijd in een appelhuisje.
Het zwarte schaapje
Er was eens een mama schaap en ze kreeg vier kleintjes: drie witte en één zwart. De drie witte schaapjes pestten het zwarte schaap. Toen ze aan de voerbak kwamen, duwde een wit schaapje het zwarte schaapje en zei: “Ik was hier eerder dan jij.” Het zwarte schaapje was stil. Op een dag gingen de vier kleintjes uit de wei. Het zwarte schaapje vroeg vaak: “Gaan we terug naar mama?” De witte schaapjes zeiden: “Ga maar.” Maar het zwarte schaap bleef bij hen. Mama schaap vroeg aan de gans: “Heb jij mijn kleintjes gezien?” De boer was ook ongerust. Hij vroeg aan de boerin: “Wil je mee zoeken?” Ze zochten in alle kanten, maar ze vonden ze niet. Er viel een dik pak sneeuw. De boer zei: “Ik moet ze gaan redden.” De schaapjes waren in de heuvels. Nu wilden ze wel naar huis. De boer zocht in de heuvels en zag een zwarte vlek. “Daar is het zwarte schaap”, zei de boer. “Dankzij het zwarte schaap vond ik jullie, dus lief zijn.” Nora El Azab 8 jaar School aan de Stroom
Darlin Bonilla De Leon 9 jaar De kRing
60 | De Wondere Pluim | 2013 |
| De Wondere Pluim | 2013 |
61
Een toverwereld
Waren wij maar tovenaars. Een wereld vol toverkunsten. Een school om alleen te leren toveren. En je eigen toverstaf. Met een tik van mijn toverstaf liet ik alles zweven. En met twee tikken werd alles beter. Dan maakte ik zieke mensen beter. Als ik een staf had, werd alles het omgekeerde. Dan liet ik een bal in de goal zweven. Ik wou ook dat ik een vliegende bezem had. Dan kon ik vliegen en de sterren raken. Dan kon ik ook terug in de tijd gaan om te verbeteren wat ik fout had gedaan. Een tovenaar zijn is niet moeilijk, maar je moet wel opletten waarmee je bezig bent. Want als je teruggaat in de tijd en je verliest je toverstaf, dan zit je in de problemen. Maar als je goed oplet, komt alles goed. Als ik een toverstaf had, ging ik onder water. En kon ik met gemak dingen bouwen. Dan kon ik alles zonder handen. En als er een slechterik bestond, kon ik die altijd met gemak verslaan. Als ik een toverstaf had, kon ik zelfs schrijven zonder handen. Ik kon ook PS 3 spelletjes spelen zonder handen. Ik kon eten zonder handen. Dat zou fijn zijn. En vooral als ik de elementen kon sturen: aarde, vuur, water en wind. Dan kon ik met vuur van alles koken en mezelf warm maken als ik het koud had. Met wind kon ik mij opfrissen als het heel warm was in de
62 | De Wondere Pluim | 2013 |
| De Wondere Pluim | 2013 |
63
zomer. Met water kon ik een glas water inschenken. Met aarde kon ik een vulkaan dichtdoen als hij uitbarstte. En met allemaal tegelijk kon ik een plantje maken. En de wereld beter maken. En in plaats van te stappen, kon ik vliegen. En mij veranderen in een dier waar ik van hou. Als ik een toverstaf had, kon ik mensen die gebroken armen of gebroken benen hadden, beter maken. Of ik kon rond de wereld reizen en de noordpool beter maken. En al die fabrieken dichtdoen. En met een tik eten toveren voor iedereen. En tegen iedereen zeggen: “Maak de wereld beter.” Als ik ooit doodga, ga ik mijn zoon laten opvolgen. Ik zal een school bouwen die gigantisch is. Iedereen roepen die een tovenaar wil worden. Zo wil ik dat de wereld wordt. En ik zal alle regels veranderen: heelal heeft lucht, meer aarde maken, speeltijd wordt langer, de wereld wordt groter, zeewater wordt drinkwater, de grond van de school is een trampoline, bomen groeien als ik wil, gras wordt veel groener, vuur is niet gevaarlijk, lichaam wordt sterker, giftige vruchten worden eetbaar en papier wordt niet gemaakt van bomen. En dat de tijd langer wordt. Schilderijen kunnen bewegen. Alles kan bewegen. En zo zal het veel beter zijn. Gabriel Junior Cruz 11 jaar Emmaüs
64 | De Wondere Pluim | 2013 |
Het geheim van de kleuren van de regenboog Er was eens een klein meisje dat Anneliesje heette. Ze was niet rijk. Ze woonde bij haar ouders en haar broers en zussen. Op een dag werd de mama van Anneliesje heel ziek. Niet lang daarna stierf ze. Anneliesje was heel verdrietig. Een week na haar dood werd ze begraven op de plaats waar iedereen van haar familie werd begraven. 10 jaar later was Anneliesje al groot en mooi. Op een dag regende het super hard, maar de zon scheen ook heel fel. Na een uur of twee was het gestopt met regenen. Anneliesje ging naar buiten en zag een regenboog. Hij was schitterend, maar er ontbrak iets. Een regenboog heeft toch zeven kleuren? Deze regenboog had er maar zes. “Wat raar”, zei Anneliesje en ze ging weer naar binnen. Het was al avond en Anneliesje ging naar bed. De volgende morgen toen Anneliesje wakker werd en door het raam keek, zag ze weer een regenboog, maar deze keer had de regenboog maar vijf kleuren. “Dat is vreemd,” dacht Annelies. Ze zei het tegen haar kleine zus Marie, maar die zei tegen Anneliesje dat ze blind was. Anneliesje was boos op haar kleine zus en ging naar Tim, haar kleinere broer en vertelde alles. Hij zei hetzelfde als Marie. Anneliesje werd nog bozer dan eerst. Toen ging Anneliesje naar haar grote zus, maar die zei tegen haar dat ze nog een klein, klein kleutertje was en dat niet kon zien. Anneliesje barstte in tranen uit. Toen kwam haar grote broer Thomas en die vroeg wat er was. Anneliesje zei dat hij haar toch niet zou geloven. Thomas zei dat ze het toch moest zeggen. “Oké”, zei Anneliesje en ze begon te vertellen. Toen ze uitgepraat was, zei Thomas dat hij dat ook ooit gehad had. Dat hij een | De Wondere Pluim | 2013 |
65
nachtje sliep en de volgende dag veel at en daarna een hele week sliep zonder dat hij wakker werd en na die week slapen, was alles terug in orde. “Oké, dat zal ik ook proberen”, zei Anneliesje. En dat deed ze ook. Die nacht sliep ze gewoon als altijd. De volgende ochtend, toen ze uit het raam keek, had de regenboog maar vier kleuren. Die dag propte Anneliesje zich vol met eten. Toen dronk ze twee liter water en ging slapen. Ze viel in een hele diepe slaap en daar ging ze dan. Ze droomde dat ze in een hele diep put belandde in een kleurrijke regenboog. Ze dacht even na waar ze was. “Natuurlijk”, zei ze, “op de regenboog.” Ineens vroeg een klein mannetje: “Van waar kom jij?” Anneliesje antwoordde: “Uit de mensenwereld.” Ineens blies het kleine mannetje op een hoorn. Toen kwamen er wel honderdtallen kleine mannetjes op haar af. Ze bonden haar vast en brachten haar naar een zaal vol kleuren en in het midden stond er een reusachtige stoel met een klein, kleurrijk mannetje erop. Hij vroeg: “Waarom ben je hier naar toe gekomen?” “Omdat, als ik naar de regenboog kijk, er elke dag een kleur minder en minder is. Daarom kom ik nu vragen waarom dat gebeurt.” Het kleine mannetje antwoordde: “Er zijn zeven groepen met honderd mannetjes. In elke groep is er een kleur. Ze staan op volgorde van de regenboog. Elke dag wordt er een kleur aangevallen door het zwarte leger. En elke keer als een kleur verslagen wordt door het zwarte leger, verdwijnt die kleur. We zijn met te weinig om ze te verslaan. Als jij belooft ons te helpen en ze te verslaan, dan laat ik je vrij. Anders niet, oké?” Anneliesje zei: “Ik zal jullie helpen.” De volgende dag maakten ze zich allemaal klaar voor de oorlog. De strijd begon en ze vochten en vochten, maar er kwam maar geen einde aan de oorlog. Toen, op de zevende dag, besloot het zwarte leger Annelies te doden. Die nacht
66 | De Wondere Pluim | 2013 |
toen ze sliep, ontvoerden ze haar. De volgende dag wilden ze haar doden. Net op dat moment werd ze wakkergeschud door haar zusters en broers. Annelies keek naar buiten en de regenboog had weer zeven kleuren. Haar kleine zus Marie vroeg wat ze had gedroomd. Ze vertelde alles. En ze leefden nog lang en gelukkig. Franseska Anton 9 jaar De Wereldschool
| De Wondere Pluim | 2013 |
67
Het blaadjededatboom nietvalt uit Er was eens een blaadje dat niet uit de boom wou vallen. Als mensen er aan trokken, dan wou het niet. Het werd herfst en er kwamen geen bladeren uit. De boom wilde zijn haren niet kwijt. Er kwam iemand, die probeerde het, maar het lukte niet. Elke dag probeerde hij. Het lukte toch niet. Er kwam iemand anders, het lukte nog niet. Het werd winter Het lukte niet. Niemand kon het. Het werd zomer. De boom had het warm. Hij wilde niet. Hij kreeg het nog warmer. Nu wilde de boom zijn haren kwijt.
Taha Lahjouji 9 jaar Sint-Aloysius
68 | De Wondere Pluim | 2013 |
| De Wondere Pluim | 2013 |
69
Verhalen van kinderen uit het vierde leerjaar, Nederlands moedertaal
V van verliefd en vlinders in je buik Op dat grote grasveld zit je. Grasgroen is het gras en fleurige bloemen lokken je erheen. Vlinders halen nectar op. Ze kussen de bloemen ... Zijn mooie blauwe waterkleurige ogen en haar felgroene ogen kijken ernaar. Onder de grote treurwilg zitten ze op dat houten bankje. Die grote treurwilg is zo mooi en oud en hij heeft zo’n mooie stam ... Hij zorgt voor schaduw ... Naast mij ligt een pen, die speelt met mijn gedachten. De zon schijnt door de grote ramen van mijn kamer. Met schuifelende voetjes en twijfelende gedachten vlucht ik naar buiten ... Rennen! Door het grote grasveld naar die lentefrisse bloesemboom. Ik kruip langzaam in de boom en ga op de dikste tak zitten. Ik pluk een van die bijna babyroze bloemen. Ik wacht op hem. Hem is Johan. Hij loopt als blinde zoekend naar haar ... Zijn moederschapen wandelen dicht naast hun jongen, de jonge mannetjes stoeien in het gras. “Waar breng je me heen?” Ik spring uit de boom naar de rivier. Het spettert er en er is daar niets wat niet beweegt. De schapen laat hij daar grazen. Hand in hand lopen we richting donker. Het pad heeft een dak van gewelfde takken. Op blote voeten lopen we over de ruwe grond. Dan komt er steeds meer licht door het takkenweefsel en na een lange tijd donker komt er een enorme dosis licht door ... een open plek. Aan de rechter-
70 | De Wondere Pluim | 2013 |
| De Wondere Pluim | 2013 |
71
zijde staat het vol bomen. Van de bergen kabbelt een stroom die beneden neersplasht. Het bruisende water laat je bijna meedoen. In de kabbelende rivier liggen grote rotsen. “Zowaar een pad door de rivier”, zegt Johan. Water dat tegen je tenen komt, doet je tenen tintelen. Ik hou het niet langer uit en spring in het bruisende water. Johan ook. Lachend stoeien we uren en glijden verder. Als het donker is, gaan we aan de kant zitten, ons aan elkaar verwarmend, wat toch niet meteen lukt. Johan heeft een lantaarn bij. Het licht wijst ons de weg door het nog donkerder bospad. Andere wezens hoor je schuifelen. Langzaam verdrinken we in de nacht. We horen de schapen geluiden maken. Hij neemt ze mee. Nu verlaten we elkaar. Ik loop naar een donker huis, het mijne. Hij loopt de horizon tegemoet en roept: “Vaarwel Alys!” “Dag”, zegt mijn zachte stemmetje nog. Dan horen we elkaar niet meer. Ik schrijf een brief, gewoon voor diegene die mijn verhaal nu leest:
Naast mij ligt een pen, die speelt met mijn gedachten en op het blad schrijf ik: “Kus haar.” En dat doet hij. Eindelijk valt toch de avond. We lopen hand in hand de horizon tegemoet. De zon gaat onder ... Op een heuvel zien we alles. We gaan zitten. We gaan liggen. We dommelen in, nee, we slapen. Ik mompel nog een zin: “V van verliefd en vlinders in mijn buik.” We liggen hand in hand te slapen. De zon gaat onder zoals het nachtlampje dooft wanneer het laat, laat genoeg is. En om ons heen bruist de natuur. De maan en de sterren veroveren het bos en geven een lichtspel. De bomen hun bladeren lijken te dansen. De dassen komen naar buiten en wandelen van hot naar her. Kikkers brullen het uit. De uil begint mysterieus te oehoe-en. Zoveel spetterende geluiden. Als de zon opkomt, worden we gewekt door vogelzang. Langzaam maar gelukkig lopen we het bos uit ... Een kus doet de natuur bloeien.
Wij schrijven brieven, ik en Johan. We vertellen elkaar waar we op elkaar zullen wachten. Hij neemt me elke keer dieper en dieper in het bos, verder en verder weg van huis. We komen wel elke keer terug. Jij zal de brieven ook mogen lezen, beloofd.
De kus deed het bos bloeien. Verliefd deed het bos groeien.
Door de brievenbus valt post. Een brief voor mij. Ik open de enveloppe: de bloesemboom. Ik draai de brief om en schrijf: “Ik kom”, en schuif hem onder de deur. Ik trek mijn fleurigste jurk aan en ren een schim achterna, richting de bloesemboom. Hij is er al, zijn schapen zijn er niet bij. Het is woensdag, dan blijven ze in de stal. Hij neemt mijn hand en trekt me mee: “Ik heb een fijne plek gevonden.” Hij brengt me naar een kasteeltje. We sluiten ons op in het kleinste kamertje. Daar zitten we samen aan een bureau van hout. We beginnen te schrijven. Eindeloos lang. Het blijft licht buiten.
72 | De Wondere Pluim | 2013 |
Z is van zon en van zeuren, maar ook van een zoentje, dat krijg je er zomaar bij.
Deenah Tsai 10 jaar Steinerschool
| De Wondere Pluim | 2013 |
73
Toen ik president was van Amerika
Vorig jaar was een heel raar jaar. Ik ben Emile en ging naar Amerika. Ik zat rustig een boekje te lezen, toen ineens Obama in alle staten binnenkwam. Ik vroeg aan mijn oma: “Ken je Obama?” “Ja, als hij stress heeft, komt hij naar hier, maar nu is het heel erg.” Ik keek naar hem. Ik zag dat hij niet meer kon werken. Dus hadden we een grote vergadering met alle belangrijke mensen van Amerika. Ik verstond er natuurlijk niets van omdat ik maar tien jaar was. Opeens hoorde ik: “Beslist! Emile is de nieuwe president van Amerika.” Ik fluisterde tegen mijn oma: “Ik kan helemaal geen president van Amerika zijn.” Mijn oma zei: “Dat komt allemaal in orde.” Dus ging ik naar het witte huis. Het witte huis was zo mooi dat ik dacht dat ik aan het dromen was. Ik ging naar mijn kantoor. Ik wist natuurlijk niet wat ik moest doen, dus bouwde ik een pretpark. De achtbanen werden genoemd naar de presidenten. De grootste was George Washington, de eerste president van Amerika. De volgende dag wist ik niet wat te doen. Dus deed ik de tv aan en zag 40.000 mensen protesteren voor een beter milieu. Nu wist ik wat te doen. Ik maakte een wet: iedereen in Amerika moest een boom planten en een elektrische auto hebben. De volgende dag dacht ik: “Ik moet nog meer doen voor Amerika.” Ik dacht diep na en ik wist het: ik ging alle oorlogen stoppen. Ik ging de hele wereld rond en zei: “Vrienden!” De moeilijkste waren Irak en Afghanistan. Ik kwam in Afghanistan en zag legeruniformen en geweren. Ze wilden geen
74 | De Wondere Pluim | 2013 |
vrienden zijn. Ik zei: “Kom dan maar mee!” Toen ging ik naar Irak. Ik zag vele arme mensen zonder eten. Ze wilden ook geen vrienden zijn. Dus zei ik: “Kom maar mee met mij.” Ze kwamen met me mee en we gingen naar het pretpark dat ik gebouwd had. Ze waren zo blij dat ze vrienden werden. De volgende maand zei ik: “Ik moet nog meer doen voor Amerika.” Ik dacht aan armoede. Er zijn heel veel arme mensen. Ik zei: “Ik ga iedereen een computer geven. Iedereen mag gratis naar school en naar de universiteit.” Toen ging ik slapen. De volgende dag zat ik op mijn kantoor toen Obama binnenkwam. Hij zei: “Dank u, nu kan ik verder.” Emile Van Gheem 10 jaar De kRing
| De Wondere Pluim | 2013 |
75
De poppenkast zonder poppen Er was eens een land van ooo zo ver, waar de mensen vredig leefden. Als ze verdrietig waren, keken ze altijd naar de wonderlijke poppenkast. De poppen dansten en speelden. Op een dag, toen de poppenkast gedaan was, dacht Lieve Jansje na: “Als ik de rest van mijn leven in een poppenkast moet zingen en dansen, dan zal ik moe worden en het helemaal niet meer leuk vinden. Maar als ik en de anderen eens gingen ontsnappen? Kom, ik ga de wereld verkennen.” Lieve Jansje vertelde zijn droom aan iedereen. Maar helaas lachte iedereen hem uit, behalve Lenige Lotje, Tachamei, de goede koning en de 10 ridders van de koning. De volgende dag was het weer werkdag voor de lieve poppen. Maar voor het doek opende, pakte de goede koning een schaar en bevrijdde alle poppen die Lieve Jansje niet hadden uitgelachen (ook Lieve Jansje). Toen de gordijnen openden, ontsnapten de poppen. Veel mensen schrokken en anderen dachten dat dit gewoon voor de show was. Maar dan zagen ze dat de poppen geen touwen meer hadden. De poppen renden naar de trein maar, O nee! Ze werden achtervolgd door een hond die hen aanzag als lopende hondenkoekjes. Een van de ridders zei: “Loop verder. Ik hou deze hond tegen!” Nu waren er nog maar 13 poppen. De treindeuren gingen dicht en nog drie ridders zeiden: “Wij houden de deuren wel open! Loop verder en laat ons achter.” Op de trein verstopten onze poppen zich voor de mensen. Lieve Jansje was stiekem verliefd op Tachamei. Daarom was Lenige Lotje jaloers op haar. Ze waren helemaal tot in China gereisd! Lieve Jansje had zijn droom bijna bereikt. Ze sprongen allemaal in het water en namen een frisse duik. Maar de Chinezen zagen de pop-
76 | De Wondere Pluim | 2013 |
pen als vis waarvan ze sushi wilden maken. Ze pakten de poppen. In de keuken zaten ze gevangen. Maar Chinezen eten ook honden. De kok sneed de buik van de hond open en daaruit sprong de ridder die opgegeten was. Hij gaf de kok een pak rammel. Pow! De kok had maar een paar tanden over. Bam! De kok had een bloedneus. Alle ridders die er nog waren, sloegen in de kok zijn middelste, waardoor hij flauwviel. De poppen waren bevrijd en gingen verder op stap. Ze vonden een groep eekhoorns waarop ze konden reizen. (Het rare is: er zijn geen eekhoorns in China.) Ze klommen in een boom waar ze een huis maakten. Ze dachten dat ze daar veilig konden overleven, maar op een dag kwam er een man met een kettingzaag die de boom wilde omhakken. Onze lieve poppen waren er niet blij mee en gooiden noten naar de man. Die zei: “Ik kom naar boven! Rot eekhoorns!” De man die de boom wou afzagen, klom naar boven. Hij klom hoger en hoger. Toen hij aan de top was, zag hij alleen maar kleine huisjes (11). Toen duwden de poppen en de eekhoorns hem naar beneden. Hij viel en viel en viel tot hij de grond raakte. Hij was zwaar geblesseerd. Onze poppen dansten en vierden feest. Op een dag wou Lieve Jansje eens naar een ander land. Hij zei dat de eekhoorns hun huizen mochten hebben. De eekhoorntjes waren blij. Onze lieve poppen gingen te voet naar Amerika. Daar gingen ze naar het casino om wat geld te verzamelen. Ze vonden een jas en stonden op elkaar zodat ze op een man leken van 168 cm groot. Ze mochten binnen. Ze sprongen in automaten om de buit te nemen. Maar dan! De goede koning zat vast in een van de automaten. Lenige Lotje zei: “Ik klim naar binnen. Jullie trekken.” Onze poppen duwden en trokken, maar ze kregen de goede koning er niet uit. Ze probeerden het met een wc-ontstopper en toen kregen ze hem eruit. Maar de conciërge kwam en pakte de wc-ontstopper. De poppen gingen mee, want de goede koning zat | De Wondere Pluim | 2013 |
77
er nog steeds in. De goede koning werd doorgespoeld en de anderen sprongen ook in het toilet. Ze kwamen in de riool. Ze zagen de goede koning op een stuk hout drijven en gingen er ook op. Een van de ridders riep: “Alligators!” En ja, er waren alligators. Onze poppen gooiden prullen en zagen zelfs dingen die niet in de riool mogen. Ze probeerden de alligators weg te jagen, maar het lukte niet en ze werden opgegeten door de alligator. Het was donker, maar ze zagen een lichtje. Ze gingen erheen en het was ... Pinokkio! Ze vroegen: “Moet jij niet in een walvis zitten?” Pinokkio vroeg: “Hebben jullie een lucifer?” Lieve Jansje zei: “Ja, waarom?” Pinokkio pakte de lucifer en stak hem aan. De alligator spuugde hen uit en onze poppen gingen naar huis. Lieve Jansje was nu samen met Tachamei en Lenige Lotje bleef alleen. Nu ik geen papier meer heb en geen vulling meer, is dit het. Eloy De Corte 9 jaar Sint-Anna Goethe
Het blaadje dat niet van de boom wilde vallen Er was eens een blaadje en dat heette Kaatje. Zij had een vriendje. Dat vriendje was een nootje en heette Jonas. Kaatje wou niet van de boom vallen. Ze dacht dat er dan op haar zou gestapt worden. Maar ‘s nachts gingen alle blaadjes binnen in de boom. Daar stonden heel veel kleine bedjes. Als er veel wind was, gingen ze naar binnen. Op een dag viel Jonas bijna van de boom, maar Kaatje was snel genoeg om Jonas aan zijn haar vast te pakken en hem terug naar boven te trekken. Jonas vroeg: “Wil je me kaal?” Jonas viel die nacht toch nog van de boom. Hij groeide tot een hele hoge boom. In de ochtend kwam Kaatje naar buiten. Ze zag een hoge boom, maar ze was op zoek naar Jonas. Ze riep: “Jonas! Jonas! Waar ben je?” Jonas zei: “Ik ben voor je. Kom je op mijn takken?” Kaatje zei: “Ja.” Op de takken zag ze een wiegje met daarin een babynoot. Ze noemde hem Janco. Janco groeide door de jaren heen. Kaatje en Jonas waren heel goede vrienden en ze startten ... een noten- en blaadjestehuis. Toen Kaatje eindelijk van de boom viel, zag ze een liftbrug naar boven. Dat was het verhaal van Kaatje het blaadje, dat niet van de boom wou vallen. Jonas Sambaer 10 jaar Emmaus
78 | De Wondere Pluim | 2013 |
| De Wondere Pluim | 2013 |
79
De maan is van iedereen
Op een dag in de VS kwam de president uit het witte huis. Hij vroeg iedereen om naar zijn toespraak te komen luisteren. De toespraak luidde als volgt: Beste mensen, Ik zat na te denken en dacht: “Van wie is de maan?” Ik heb er lang over nagedacht en toen besefte ik: de maan is van wie er het eerste op komt. Snel maakten miljonairs en andere rijke mensen raketten, vliegtuigen, enzovoort, maar ze beseften goed genoeg dat er veel concurrentie was. Een week later zagen ze een man met een astronautenpak. Een zekere Jack Money wou niet laten gebeuren dat er iemand voor hem naar de maan zou gaan, dus pakte hij een machinegeweer en schoot hem neer. Iedereen was in shock. Ze waren allemaal bang voor Jack Money. Zo kon hij rustig zijn raket bouwen. Maar dat vond een dappere jonge knaap, genaamd Peter Claeys, niet kunnen. Hij was voor niets of niemand bang. Dus vroeg hij aan de president of hij ook eens een toespraak mocht houden. De president zei: “Oké.” Hij ging op het balkon van het witte huis staan en zei:
ding wil ik nog zeggen: God, zegen Amerika!” De dagen vlogen voorbij. Het was zo ver. Er stonden zeer mooie raketten bij. Er stond ook een zeer groot bord om af te tellen. Maar, op de geplande dag regende het en dus moesten ze het uitstellen. Iedereen ging slapen. De volgende dag was het zo ver. En, ja hoor, er stonden al mensen om 5:00 klaar. Om 9:00 was iedereen er. Het zonnetje scheen, dus het was perfect weer. 3 2 1 Iedereen ging met zijn raket naar boven. De volgende ochtend vernamen ze in het nieuws dat alle raketten tegelijk waren geland. Dus was de maan van iedereen!!! Alle mensen waren terug op de aarde en uiteindelijk beseften ze dat het oké was zonder hun maan. 20 jaar later werd Peter Claeys tot president verkozen voor zijn heldendaden en het land werd vredelievend. Peter Claeys 9 jaar Mariagaarde
Beste mensen, Ik wil het hebben over dat gedoe met de maan. Mijn naam is Peter Claeys en ik wil dat dat maangedoe eerlijk verloopt en zonder machinegeweren.” Het publiek riep in koor: “Jaaaa!!!!” “Niemand hoeft nog schrik te hebben voor Jack Money, want we hebben hem in de gevangenis gestoken. En één
80 | De Wondere Pluim | 2013 |
| De Wondere Pluim | 2013 |
81
De vleermuis en de boom
“Hey boom”, zei de vleermuis. “Hey, vleermuis.” “Zal ik overdag in je boom hangen?”, vroeg de vleermuis. “Ja, maar wat krijg ik er voor in de plaats?” “Een goede vriend die je kan vertrouwen.” “Hoe weet ik dat zeker?”, vroeg de boom. “Door me te vertrouwen, vrienden doen dat, in slechte en goede tijden. Als je dat niet doet, ben je geen echte vriend.” “Oké, kom er maar in, je bent een echte vriend.” Rob Vaes 12 jaar Jonghelinckshof
82 | De Wondere Pluim | 2013 |
| De Wondere Pluim | 2013 |
83
Verhalen van kinderen uit het vierde leerjaar, Nederlands tweede taal
Het meisje en de stilte Dit is een verhaal over het meisje en de stilte. De stilte die als water in een fles zwemt. Stil als een tranenbal in je keel vastzit. Als je boosheid in het eind van je vingers voelt. Als een kaarsje in het duister zit.
Als iemand je naar ergens leidt. En ... je bent weg! Het meisje voelt de stilte zoemen door haar lichaam. Het was de dag waarop het gebeurde. Ivana Batchvarov 10 jaar De Kolibrie
84 | De Wondere Pluim | 2013 |
| De Wondere Pluim | 2013 |
85
De kikker die naar de zon wilde
Er was eens een kikkerfamilie (mama, papa, twee jongens en een meisje). Mama heette Fabiola, papa Bob, één jongen Jan, de tweede jongen Jamie en het meisje Marie. Ieder van hen had een droom. Fabiola wou kok worden. Bob wou timmerman worden. Jan wou de snelste zijn. Marie wou prinses zijn en Jamie, die wou naar de zon. En zo is het gebeurd ... Marie was thuis. Ze was zich steeds aan het wassen en mooi aan het aankleden. Fabiola was steeds aan het koken. Bob was steeds andere dingen aan het bouwen. Jan was steeds aan het lopen. En Jamie die zat bij de vijver en huilde. De mama kwam naar Jamie. “Wat is er?” “Mijn droom komt nooit uit.” “En wat is jouw droom?” “Ga ik niet zeggen.” “Je moet in iets geloven.” “Oké! Ik wil naar de zon.” “Als je het echt wilt, moet je oefenen, zoals de anderen.” De volgende dag was Jamie volle bak aan het oefenen. Hij sprong steeds hoger en hoger, maar de zon was nog veeeeeeel hoger. Toen zag hij de buurkikkers op een trampoline springen. “Dat is het! Op een trampoline spring ik nog hoger.” Toen het avond werd, pikte hij stiekem de trampoline en hij sprong nog hoger, maar ... de zon was weg. O nee! Iemand had de zon gepikt. Hij zag de zon wegzakken naar de andere kant. Hij kwam verdrietig thuis. Zijn mama vroeg: “Wat is er?” “Iemand heeft de zon gepikt.”
86 | De Wondere Pluim | 2013 |
“Jamie, schatje, de aarde draait rond de zon.” “Wat is aarde?” “We leven op de aarde.” “Aaaaaa! Nu snap ik het. Ik ga morgen nog eens proberen.” Toen ging hij slapen. Het werd dag. De buurkikkers sliepen nog. Hij sprong, één keer, 2de keer, 3de keer en hij zag iets SUPERgroots wegvliegen. “Mama, mama! Wat is dat?” “Dat is een vliegtuig, Jamie.” “Wacht, als ik op dat ding spring en dan nog eens spring, dan ben ik op de zon.” Hij sprong naar het vliegtuig, maar ineens zat hij met zijn hoofd vast in het vliegtuig. Hij probeerde eruit te geraken, maar hij ging er in. Hij ging door het vliegtuig. De mensen riepen: “Aaaa, een kikker.” “Wat, een kikker?” “Waar?” “Daar!” “Aaaa! Dood hem! Dood hem!” Een kind zei: “Mama, we mogen hem niet doden.” “Waarom niet?” “Omdat ze ook leven zoals wij.” Andere mensen zeiden: “Dat is waar. Ja. Ja.” “Maar we moeten hem pakken”, zei het kindje. “Heeft er iemand een pot en een mes?” “Ik heb een pot.” “En ik een mes.” Ze hebben hem in een pot gegooid. Ze maakten gaatjes in het deksel en ze wilden de pot dicht doen ... Maar gelukkig sprong hij op tijd eruit en liep hij weg. Hij vond de uitgang niet. Hij zocht en zocht en toen vond hij hem. Hij zat op het dak van het vliegtuig en zei: “3! 2! 1! Spring!” En hij sprong. Hij vloog en vloog en belandde op de zon. “Auw, de zon is heet.” Hij zag zijn mama zoeken en roepen: “Jamie! Jamie! Waar ben je?” “Hier”, riep hij, “hier!” Maar zijn mama kon hem niet | De Wondere Pluim | 2013 |
87
horen. Toen zei hij tegen zichzelf: “Ik moet terug naar huis, maar ik wil niet.” Hij zag zijn papa mee zoeken en zijn broer en zijn zus. “Hier ben ik! Hier! Op de zon!” Ze hoorden hem nog steeds niet. Toen sprong hij van de de zon en vloog en vloog. “Auw, ik ben heet.” Toen zag hij een vliegtuig dat naar huis terugkeerde. Hij belandde op het vliegtuig. “Oké! 3! 2! 1! Spring!” En hij sprong naar beneden en ... PLUSK! Hij kwam in het water. De kikkerfamilie keek angstig naar het water. “TADAM, dat ben ik!” “Waar was je?” vroeg zijn mama. “Ik was op de zon!” “Dat is onmogelijk!” zei Marie verbaasd. “Jawel, kijk maar!” Hij liet zijn voetjes zien, ze waren helemaal zwart. “Doet dat geen pijn?” vroeg mama. “Een beetje.” “Wauw, je was echt op de zon!” zei Jan. “Wat dacht je? Dat ik zoveel adem had dat ik nog steeds onder water zat?” “Hahahaha!” lachte iedereen. Toen keken ze tv en zagen op het nieuws dat ze over hem vertelden. Ze zeiden: “Een wonderlijke kikker die naar de zon sprong! Dan kwam hij als een meteoriet terug. Meer nieuws op: www.wonderlijkedingen.be.” “Waauw, je bent op tv”, zei papa. De volgende dag kreeg hij een nieuw bed en lego en ze leefden nog lang en gelukkig. Maciej Malecki 11 jaar Via Louiza
88 | De Wondere Pluim | 2013 |
De druppel die niet wou vallen
Op een zomerdag begon het te regenen. De kinderen speelden in de regen en alle druppels vielen uit de wolken, behalve één. Die wilde helemaal niet vallen. Dus duwden de laatste druppels hem naar beneden. Hij viel op een blad dat net loswaaide. De druppel ging met het blad naar een open raam en viel in een bad vol andere druppels. De druppel wachtte tot hij niet meer kon en schreeuwde het uit naar de andere druppels: “Willen jullie echt hier blijven totdat we worden weggespoeld, echt?! Nou, ik blijf hier niet! Ik ga hier weg!” Dus probeerde hij het bad te schudden om weg te geraken. Opeens begon een andere druppel mee te schudden en nog een en nog een, tot het hele bad schudde en de buizen losbraken. Het bad begon vanzelf te lopen. Diegene die een bad wilde nemen, moest er achteraan rennen. De badkuip ging de trap af naar beneden en kwam aan de voordeur. De druppels probeerden de voordeur open te breken en het lukte. De druppels waren heel blij. Toen viel de badkuip om in de voortuin, op het gras. De druppel die niet wilde vallen, zei: “Dit is pas leven. Lekker op het gras in de zon. Wat is er beter dan dit? Ik denk dat er echt niets beter is dan dat.” Samuel Levy 10 jaar Steinerschool
| De Wondere Pluim | 2013 |
89
Mariam en haar dikke achterwerk Op een hete zomerdag was Mariam sip: “Mijn broek past niet meer! En dan nog wel mijn jeansbroek!” Mariam ging naar het winkelcentrum met 250 winkels! Mariam zei: “Allee, ik ga een beetje tempo geven om nieuwe broeken te kopen!” Mariam ging in haar auto. Ze pakte haar sleutels en de auto begon te ronken, maar maakte een raar geluidje: Rrrrr. Er kwam ook rook uit. Mariam zei: “Verdomme zeg, ik pak beter de bus.” Ze ging met de bus. Er waren veel mensen en met haar dikke achterwerk duwde ze iedereen weg. Boom! Bam! Puw! Bijna alle mensen vielen op de grond. Met haar dikke achterwerk ging ze op een plaats zitten. 20 minuten later kwam ze bij het winkelcentrum met 250 winkels. Ze ging naar binnen. Ze was blij (van verbazing). Hier kon ze alles kopen. Eerste winkel: de jeansbroekwinkel. Ze liep zo snel dat iedereen op de grond viel. Ze lette niet op! Ze ging in de jeanswinkel en zei: “Alle keutels, wat zijn hier mooie broeken, zeg. In alle kleuren zelfs.” Ze keek naar alle broeken. Ze zag haar lievelingsbroek, oranje jeans. Oranje, dat was haar lievelingskleur. Ze zei: “Zeg, dit is een goede broek!” Ze ging naar de kassa en vroeg hoeveel de broek kostte. De mevrouw van de kassa zei: “Die kost 50 euro mevrouw.” Maar toen zag ze dat de mevrouw van de kassa haar nicht was. Ze zei: “Hey, Christina, hoe gaat het?” Christina zei: “Ach.” Mariam was verbaasd. Mariam vroeg: “Wat is er?” Christina zei: “Je bent dikker geworden. Zeg, van je 12 jaar nog wel. Ik kan dit niet aan. Mariam, we gaan beginnen met je achterwerk, want euhm (fluit) dat is een groot ding.”
90 | De Wondere Pluim | 2013 |
Twee maanden later was Mariam dunner en 70 kilo kwijt. Ze weegt nu 40 kilo en ze eet gezond. Ze heeft twee kinderen, een man en een villa. Ze is manager van jurkenwinkels en daar krijgt ze veel geld van. Christina Mbungu Mbambi 10 jaar Emmaüs
| De Wondere Pluim | 2013 |
91
De nieuwe held
Er was eens een jongen. Hij was in het museum. Hij keek naar een schilderij met draken en ridders. Plots viel het schilderij op zijn hoofd en werd hij ergens heen geflitst, in een heel andere wereld. Het leek wel eeuwen geleden. Hij keek rond en hij zag niets. Plots zag hij een ridder met een draak vechten. Hij wou uit de buurt gaan, maar een draak vloog achter hem aan. De jongen sprintte weg naar een grot. Die lag wel 5 kilometer ver weg. Na een kwartier was hij moe. De draak was heel dichtbij. Hij vermoordde de jongen niet, maar nam hem mee. Het leek wel of de draak hem naar de berg bracht. En dat deed de draak ook. Hij bracht hem naar het grote gat in de berg. Daar stak hij een vuurtje aan. De jongen vreesde het ergste. Maar de draak deed hem niets. Hij nam een kalkoen achter zijn rug vandaan, stak hem boven het vuur en gaf hem aan de jongen. De jongen durfde niets zeggen. Hij at de kalkoen en gaf de rest aan de draak. De draak vroeg: “Is het lekker?” De jongen stotterde van angst: “Ja, euh, kun jij praten?” “Praten? Ja”, zei de draak, “maar ik ben blind.” “Waarom vallen jullie de ridders aan?” “Ridders? Wij vallen nooit ridders aan. Alleen: varkens, kippen, kalkoenen, enzovoort. Om te eten vallen wij nooit ridders aan.” “Maar waarom zag ik jullie vechten? Hé, wacht eens even. Jij zei toch dat je blind was. Hier, zet eens die bril op. Is dat beter?” “Maar ja, natuurlijk, mijn vriend. Ik kan weer zien. Jahoe.” “Meneer de draak, kijk eens daar, draken vechten met ridders.” “O ja, dat was ik vergeten. Hier, klim maar op mijn rug, dan zullen we ze tegenhouden. Heeeeeey draken, stop met dat vechten tegen die arme ridders. Ze hebben niets gedaan.
92 | De Wondere Pluim | 2013 |
| De Wondere Pluim | 2013 |
93
Laat ze met rust.” Zo gezegd, zo gedaan. De draken stopten met tegen de ridders te vechten. De ridders lieten hun wapens vallen en een ervan zei: “K... k... Kan jij praten?” “Ja natuurlijk, ezel. Jullie kunnen toch ook praten of niet soms? Gebruik eens je verstand, mens.” Een uur later vierden ze feest voor de jongen die de oorlog gestopt had met als wapen een bril. “Hier is je medaille en je prijs en je beloofde schatkist en je 2000 miljoen euro.” En toen werd de jongen terug in het museum geflitst. Ik was bij draken en ridders. Ze waren aan het vechten. Toen gaf ik aan een van de draken een bril en stopte alles. Ik kreeg deze medaille, deze prijs, een schatkist en 2000 miljoen euro. Maar dat is helemaal niets. Hamza Arkob 9 jaar Mariagaarde
Er was eens een struisvogel Er was eens een struisvogel en die woonde met haar familie in Australië. Ze heette Olivia. Haar papa kon goed rennen, maar Olivia kon dat niet goed. Haar mama was gigantische eieren aan het leggen. Dat ging Olivia niets aan. Als ze haar hoofd diep in het zand stak, kon ze goed fantaseren.
Ze stond opeens naast twee appelbomen en had een paraplu. Toen zag ze 7 varkens. Olivia vroeg: “Wat doen jullie hier?” De varkens zeiden: “Wij gingen hockey spelen, maar onze baas heeft de ballen en de hockeysticks vergeten.” Toen zei Olivia: “Ik heb een idee. Ik heb ook ballen en hockeysticks.” “Maar dat is geweldig. Waar zijn ze dan?” vroegen de varkens. “Zie je die appels daar en de paraplu?” “Ja”, zei een varken. “Daar kunnen we mee spelen, oké?” “Ja”, riepen de varkens en ze gingen spelen. Maar ze waren niet goed, want het varken in de goal at de appels op. Olivia was de laatste die moest gooien, maar ze gleed uit en de appel ging trager. Het varken in de goal liet de appel gewoon scoren. Toen Olivia dat zag, was ze blij. Ze ging naar het varken en vroeg: “Waarom heb jij de appel laten gaan?” “Omdat ik buikpijn heb.” Olivia moest hiermee lachen. Toen besefte ze dat ze naar haar papa moest. “Je hebt te lang in het zand gezeten.” “Vakwerk, ik heb gewonnen met hockey.” Haar mama lachte: ”Hahaha.” Olivia luisterde niet. Ze droomde al van haar volgende avontuur.
94 | De Wondere Pluim | 2013 |
Almira Ajeti 10 jaar De Bever | De Wondere Pluim | 2013 |
95
Er was eens een kindje
Er was eens een kindje. Het heette Liesje. Ze ging altijd naar het bos om met de bomen te praten, altijd met andere bomen. Op een dag ging ze weer naar het bos en iemand zei: “Hey.” “Oh, wat was dat?” Liesje was zo bang dat ze sprong. Het was een boom. De boom begon te lachen. Liesje zei: “Hé, een pratende boom.” “Ja”, zei de boom. “Ik heet Liesje.” “Oh, en ik heet Lente”, zei de boom. Liesje vroeg: “Waarom?” “Omdat ik in de lente heel mooie bloemen op mijn takken heb.“ ”Oh”, zei Liesje. Lente begon te huilen en zei: “Mijn vrouw is weggehakt.” “Oh”, zei Liesje, “wie kan zo iets doen?” “De heks, ze pakte de dikste boom en hakte hem om en de volgende boom ben ik.” “En waarom hakt ze bomen?” “Ze maakt er papier van en dan maakt ze tekeningen en hangt ze in haar huis.” “Waar woont ze?” “Daar”, zei Lente. Ze gingen er naartoe. Ze waren heel stil. De heks was aan het slapen. Ze bonden haar armen en voeten vast en redden al de bomen waar de heks nog papier van ging maken. Er werd een trouwfeest gegeven en iedere boom kwam. En ze leefden nog lang en gelukkig. Ilayda Tok 10 jaar Afrit Zuid
96 | De Wondere Pluim | 2013 |
De witte zwarte Piet
Er was eens een witte zwarte Piet die het heel leuk vond om wit te zijn. Maar de zwarte Pieten lachten hem uit. Dat vond hij niet leuk. Hij wou er dus verandering in brengen. Hij kwam thuis zonder iets te zeggen. Hij wou natuurlijk niets tegen zijn ouders vertellen. Want ze zouden net zoals altijd zeggen: “Het maakt niet uit dat je wit bent, iedereen is anders.” Maar de witte zwarte Piet wou zijn gang gaan. Hij pakte al zijn spaarcenten en ging naar het chocoladedorp waar iedereen natuurlijk zwart was. Daar waren heel wat dingen zwart zoals: fruit, make-up, groenten, drinken, zelfs speelgoed. Daar gebruikte hij al zijn spaarcenten voor. Bijna heel het dorp was blut. Dan ging hij ergens onder een boom zitten. Hij gebruikte alles: make-up, groenten, fruit, chocolade, speelgoed ... Hij maakte het allemaal kapot en wreef ermee over zijn gezicht. Maar het lukte niet. Hij gaf niet op. Maar niets werkte. Hij nam alles weer mee, maar opeens dacht hij eraan dat hij een chocolade waterval had gezien. Hij riep heel hard: “Jeueueueueu!” Hij was blij want hij dacht dat hij dan zwart zou worden. Hij liep zo snel hij kon en sprong in de waterval. Hij bleef er een uur in. Hij was zwart. Toen ging hij terug naar huis, maar hij kon niet want er stond twee zwarte Pieten voor. “Mag ik alstublief door?”, vroeg hij, maar de politieagenten keken naar hem en lachten. “Alleen zwarte Pieten mogen hier door.” “Maar ik ben toch zwart, of zie je niet goed?” “Je bent wit, kijk maar. Als je mij niet gelooft, kijk dan maar in de spiegel.” De witte zwarte Piet zag dat hij terug wit was. Maar hij wist wat te doen: hij pakte het drinken en goot het over zich heen. “Nu mag ik zeker door”, dacht hij, maar het
| De Wondere Pluim | 2013 |
97
lukte niet. Oké, dan beginnen we met het echte werk. Ik moet er stiekem doorkomen. Hij probeerde het met een masker, maar daar trapte de politieagent niet in. Daarna wou hij er met een boom rondvliegen, maar dat lukte ook niet. Daarna met mascara, maar het bleef niet lukken. Hij vroeg het nog eens, maar nee, het lukte weer niet. Maar ’s nachts kon hij er wel door. Daarna is hij heel de nacht doorgelopen naar huis. De volgende ochtend heeft hij alles aan zijn ouders verteld. En weer zeiden zijn ouders: “Het maakt niet uit of je wit of zwart bent, alles telt.” “Je hebt gelijk”, zei de witte zwarte Piet. Yassin Abouz 9 jaar Mariagaarde
98 | De Wondere Pluim | 2013 |
| De Wondere Pluim | 2013 |
99
Verhalen van kinderen uit het vijfde leerjaar, Nederlands moedertaal
De arrogante schildpad
Vroeger, toen er nog geen mensen op de aarde woonden, waren er alleen dieren op de wereld. God maakte ze van klei en daarna stak hij ze in de oven. Wanneer ze afgekoeld waren, blies hij over de beeldjes en zo kwamen ze tot leven. Zo was hij op een dag de schildpad aan het maken. Hij liet hem per ongeluk vallen omdat hij nog niet was afgekoeld. Gelukkig was alleen zijn schild kapot. Omdat hij nog niet ontwikkeld was, zonder schild, was hij ook een arrogante schildpad. God blies over het beeldje en het kwam tot leven. “Auw, auw, mijn huid voelt heet, het doet pijn. Kon je me niet langer laten afkoelen?” vroeg de schildpad. “Sorry, ik had geen idee dat je huid het zou voelen. Trouwens, je hebt geen schild”, zei God. “Wat, ik heb geen schild? Maar dan gaan alle dieren mij uitlachen. Ik zie er zo naakt uit!” “Och, trek het je niet aan. Het zijn allemaal brave dieren. Daarlangs is het pad om naar de aarde te gaan.” De schildpad zonder schild vertrok naar de aarde. Onderweg besefte hij dat hij heel soepel kon bewegen en ook heel snel kon lopen. “Het is niet dat ik mijn schild mis. Ik kan zoveel meer doen”, dacht de schildpad. Plots schoot hem te binnen dat hij iedereen kon verslaan als ze een loopwedstrijd organiseerden. Hij liep als een razende naar de aarde en eenmaal daar, bleef hij doorrennen. De andere dieren wilden weten wie zo vlug kon rennen. Dus gingen ze hem achterna, maar ze konden niet volgen, want hij was veel te snel. Plots stopte hij met rennen. Iedereen zag dat het een schildpad zonder schild was. Hij daagde de andere dieren uit en zei: “Wie mij kan verslaan bij een loopwedstrijd, mag
100 | De Wondere Pluim | 2013 |
| De Wondere Pluim | 2013 |
101
mij in de ravijn gooien!” Er deden vele dieren mee en telkens won de schildpad. Hij lachte de andere dieren altijd uit en zij besloten om hem te negeren. De schildpad zonder schild werd heel droevig. Vooral omdat het bijna zijn verjaardag was. Daarom bedachten de andere dieren een plannetje met zijn oma. Zij zou in opdracht van al de dieren en God hem een schild cadeau geven. Dat deed ze. Ze kocht een mooi schild en pakte dit in voor zijn verjaardag. Behalve zijn oma was er geen van de andere dieren aanwezig. Zijn oma gaf hem het pakje en toen hij het opendeed, werden zijn ogen groot. Hij trok het schild meteen aan en bedankte zijn oma. De andere dieren waren van op een afstandje aan het kijken. Toen ze zagen dat hij het schild had aangetrokken, kwamen ze naar hem toe. “Dag schildpad”, zei de kangoeroe, “wat heb jij een mooi schild.” “Zullen we een 500 m race lopen?” vroeg het jachtluipaard. “Wacht, wacht, ik moet mijn schild eerst uittrekken.” Maar het schild ging niet meer van zijn lichaam af. Zijn oma had er lijm ingedaan! De schildpad dacht dat hij met zijn schild ook nog goed kon racen. De kikker telde af: “ 3 ... 2 ... 1 ... af!” Iedereen was supersnel, behalve de schildpad. Hij bleef helemaal laatste. Het jachtluipaard won en mocht de schildpad dus in de ravijn gooien. Maar dat deed hij niet. Het was niet omdat de schildpad gemeen deed, dat de andere dieren ook gemeen moesten doen. En sinds die dag is de schildpad een van de traagste dieren ter wereld en heeft hij nooit meer gemeen gedaan. Emilie Marie Deac 10 jaar De Zwemschool
102 | De Wondere Pluim | 2013 |
Het land van de verdwenen sokken Iedereen verliest wel eens een sok, net zoals Lore. Lore Kous was een heel lief meisje, maar haar kamer opruimen, deed ze bijna nooit. Op een zomerdag lag Lore op haar bed te lezen toen haar mama binnenkwam en heel hard schrok. Ze schreeuwde: “Kan jij nu nooit eens je kamer opruimen. Je komt niet uit je kamer voor je alle sokken gevonden hebt en paartjes hebt gemaakt.” Ze klopte met een harde bonk de deur dicht. Lore wist niet wat ze moest doen: lachen, wenen, boos zijn. Ze was heel verdrietig. Ze wist niet dat haar mama het zo belangrijk vond dat ze haar kamer opruimde. Dus begon ze naar haar sokken te zoeken, maar ze vond geen twee dezelfde sokken. Ze ging wenend op haar bed liggen en gooide haar boek tegen de deur. Lore dacht na over waar haar sokken zouden zijn. Ineens gooide er iemand steentjes tegen het raam. Ze deed het raam open en zag Mira staan. Mira zei: “Dag Lore. Ik heb gehoord dat je niet uit je kamer mag voor je je sokken hebt teruggevonden.” “Ja. Heb jij soms een idee waar ze zouden kunnen zijn?” “Misschien op sokkeneiland, het land van de verdwenen sokken.” “Mira, je hebt te veel fantasie hoor, want dat land bestaat helemaal niet.” “Ik ga”, zei Mira en ze vertrok. Lore ging terug op haar bed liggen en dacht na dat het eigenlijk niet zo’n slecht idee was. Terwijl Lore haar posters van de muur scheurde, struikelde ze over haar boekentas. Toen ze op de grond lag, ontdekte ze een klein deurtje. Zonder dat ze het besefte, deed ze het deurtje open. Er kwam | De Wondere Pluim | 2013 |
103
nog een deur, maar groter, en toen ze hem openmaakte, nog een en nog een en nog een en nog een. Zo ging het de hele tijd, tot er ineens een deur was die net groot genoeg was voor Lore. Achter deze deur was er geen andere deur meer, maar een grote paarse draaikolk. Dus sprong ze er maar in. Ineens was ze in een kleurige wereld, of beter gezegd, land. En hoe ze dat wist? Dat kwam doordat er een bord hing met grote letters: SOKKENEILAND! En in piepkleine lettertjes stond er bij: het land van de verdwenen sokken. Dus Mira had toch gelijk! Maar er was niemand. Toen niesde er iemand of iets. Iedereen zei: “Ssssssst.” Ineens kwam er een pratende sok op Lore af en zei: “Ik ben de koningin van Sokkeneiland!” “Nou, ik ben op zoek naar mijn andere sok.” “Ik wil je wel helpen zoeken”, zei de koningin. “Iedereen op één rij. Zo kan Lore zien wie haar sok is.” “Hoe weet u mijn naam?” vroeg Lore. “Gewoon een gokje”, lachte de koningin. Lore ging heel het lange rijtje af. Er waren streepjessokken, bolletjessokken, ruiten, gele, groene, blauwe en zelfs zeursokken. Er waren alle sokken die je maar kon bedenken, maar haar sok zat er niet bij. De koningin vroeg: “Heb je je sok gevonden?” Nee”, zei Lore. “Zijn er nog sokken op Sokkeneiland?” vroeg ze. “Natuurlijk”, zei de koningin. “Weet je wat, blijf hier maar slapen. Zo kan je verder zoeken tot we je sok hebben gevonden.” “Dankuwel”, zei Lore en ging naar het sokkenhuis dat de koningin had voorgesteld. Het deken was gemaakt van sokken. Er was een sokkenlamp en er stond een plank vol met thee. Er was sokkenthee, tenenthee, en zelfs zweetthee. En er stond een pot met sokkoekjes. Dat vond Lore grappig! Het werd al snel avond. Er kwam een sokhulp sokpasta brengen. Dat vond Lore
104 | De Wondere Pluim | 2013 |
heel lief en ze gaf hem een kus! Het sokhulpje ging blozend weg. Ze at de sokpasta gulzig op en ging in haar sokbed liggen. Ze probeerde te slapen. Toen hoorde ze iets of iemand huilen. Ze ging naar buiten in de donkere nacht. Telkens hoorde ze het gehuil dichterbij komen, maar ze zag niemand in het grote bos, tot ze een sok tegenkwam die aan het huilen was. “Wat is er, arme sok?” vroeg Lore. “Ik mis mijn vrouw.” “Oei, waar is uw vrouw dan?” “In de mensenwereld”, snikte de triestige sok. “Kan het zijn dat uw vrouw er als een rode gestreepte sok uitziet?” vroeg Lore. Ineens werd de sok heel, heel, heel, maar dan ook héél erg blij. “Dat is mijn vrouw”, zei de sok. “Echt waar?” vroeg Lore. “Ja, ja ja”, zei de sok heel blij. “Wilt u met me mee naar de mensenwereld?” vroeg Lore. Voordat ze uitgepraat was, zei de sok: “Ja!!!” Ze gingen naar de koningin en die zei dat ze mochten vertrekken. Ze sprongen samen in de draaikolk en stapten de kamer in. Zijn vrouw kwam op hem afgekropen en zei: “Eindelijk, je bent er.” Ze gaven elkaar wel duizend kusjes. Lore ging snel in haar bed liggen. Ineens kwam haar mama binnen. Ze zei: “Wauw, je kamer is zo mooi opgeruimd. En je sokken zijn er weer allemaal. Hoe heb je je sok gevonden?” “Dat is een lang verhaal”, zei Lore, terwijl ze naar de kussende sokken keek. Maar nu weet zij maar al te goed dat het land van de verdwenen sokken bestaat! Mariken Rosseau 11 jaar Via Louiza | De Wondere Pluim | 2013 |
105
Het blaadje dat niet van de boom wou vallen
Er was eens, in een heuvelachtig landschap met groene weiden en met mooie witte bloempjes, een boom. Maar, geen gewone boom. Hij had kleurrijke blaadjes. Normaal vallen alle blaadjes in de herfst af. Maar bij deze boom dus niet. Toen de herfst bijna gedaan was, hingen er nog twee blaadjes te bengelen. Het ene blaadje zei tegen het andere: “Het is nu echt wel tijd geworden.” “Maar ik durf niet”, zei het andere blaadje. “Kom op. We gaan samen een geweldig avontuur beleven”, zei het eerste blaadje. “Maar dat is het juist”, zei het bange blaadje, “ik weet niet wat er met mij gaat gebeuren.” Het blaadje bleef moederziel alleen achter, wachtend op nieuwe knopjes en blaadjes. Seizoen in en uit probeerden de blaadjes hem te overhalen. Maar het lukte niet,want hij wist dat hij veilig zou zijn in de mooie boom. Op een dag probeerde weer een blaadje hem te overhalen. Hij zei: “Je leven is veel te saai. Je beleeft geen avonturen. Weet je, ik heb gisteren een kleuterklasje bladeren zien rapen. Ze maakten een supermooi kunstwerk. Vogels hadden ook blaadjes meegenomen om een geweldig nest te maken. En sommige blaadjes werden door de wind meegenomen en maakten een geweldige reis. Je neemt geen risico’s en je waagt die poging niet. Dit is toch geen leven.” “Je hebt gelijk”, zei het bange blaadje, “waarvoor ben ik eigenlijk bang? Je moet risico’s durven nemen en nu begint mijn leven maar pas. Gaan we samen lossen?” “Goed idee”, zei het blaadje.
106 | De Wondere Pluim | 2013 |
“1, 2, 3, veel geluk en veel plezier.” Wat ik met dit verhaal bedoel is, dat je kansen moet grijpen en pogingen moet wagen in je leven, anders leef je niet. Dus pak de kans als je voor iets wilt gaan! Ditte Dupré 10 jaar Veltwijck
| De Wondere Pluim | 2013 |
107
De omgekeerde klok
Het was al vroeg in de ochtend. Tom lag wakker in zijn bed. Hij kon niet slapen, maar hij had ook geen zin om op te staan. Hij keek op zijn wekker. Het was 6:19. “Oké, ik blijf nog 11 minuten liggen”, zei hij hardop. Kukeleku. Hoorde hij nu een haan? Nee, dat kon toch niet. Er was toch geen haan. In zijn dorp had Tom nog nooit een haan gezien. Tom stond op en liep naar de deur. Hij opende de deur ... er stond een groene haan. Hij probeerde de haan te pakken, maar hij vloog weg. Hij probeerde het nog eens. “Yes”, hij had de haan gevangen. “Ga naar de gele deur”, zei de haan. “Dat kan ik toch niet doen. Mama en papa zeggen dat het verboden is om in de kamer met de gele deur te gaan”, zei Tom. “Ga gewoon naar de gele deur”, riep de haan. Tom gehoorzaamde en ging naar de gele deur. Ze ging ineens open. “Woow”, zei Tom en stapte naar binnen. Boem! De deur sloeg dicht. De kamer was niet groot. Er stond alleen een tafel, een paar stoelen en een klok. Hij stapte naar de stoel en ging erop zitten. Ineens zag hij dat er op de tafel een brief lag en hij las: Beste Tom, Dit is een magische kamer met een omgekeerde klok. Als je hier 1 minuut blijft, ga je een jaar terug in de tijd. Als je hier 10 minuten blijft, ga je 10 jaar terug in de tijd. Help je vader. Tom keek naar de wijzers van de klok. Ze draaiden achteruit. “Gewoon een flauwe grap”, dacht hij. Wat bedoelden ze met: Help je vader? Hem oordopjes geven zodat hij mama niet hoorde snurken? Gewoon een flauwe grap. “Ik ga hier weg”, dacht hij. Hij opende de deur en alles was veranderd. Er waren werkmannen aan het huis aan het werken.
108 | De Wondere Pluim | 2013 |
Hij stapte naar buiten en liep snel naar de tuin. Daar zag hij zijn jonge papa met oma praten. Oma zei: ”Jongen, ik ben echt niet tevreden. Als straf ga je een jaar werken in een naaiatelier.” “Oei”, dacht Tom, “daar moet ik iets aan doen.” Hij ging achter de struiken liggen. Hij keek naar zijn vader. Hij en zijn vader leken echt op elkaar. Ze waren net een tweeling. “Pst”, riep Tom. Zijn vader keek naar hem en liep naar hem toe. “Hey”, zei Tom. “Hey”, zei zijn vader. “Ik kan je helpen. Luister, ik heb een plan. Jij vraagt aan je moeder of je een maand lang klusjes mag doen en ik help je. Dat gaat veel sneller.” “Oké.” Zijn vader liep naar zijn moeder en vroeg het. “Ja”, was het antwoord. Zijn vader kwam terug naar hem en vertelde het goede nieuws. “Oké, dan beginnen we.” Een maand later. Eindelijk waren al de klusjes klaar. Samen liepen ze naar buiten en namen afscheid. “Dag, je bent altijd welkom.” Stiekem rende Tom naar de gele deur en opende ze. Hij ging naar binnen. Op tafel lag weer een brief en Tom las: Goed gedaan, Tom. Als je terug naar je eigen tijd wil, moet je de omgekeerde klok bedanken. ”Oké”, zei Tom. Hij bedankte de klok en ging naar buiten. “Joepie. Alles is weer gewoon.” Lara Baert 10 jaar Prins Boudewijn
| De Wondere Pluim | 2013 |
109
Dr. Potverdomme (en Marie) Ik zal beginnen bij dokter Potverdomme. Iedereen was bang van hem. Ja, dat zeiden de kinderen toch. Ik ben er nooit naartoe geweest. Nu heb ik daar spijt van. En je had ook nog Marie. Ze werd ziek, heel ziek. Ze waren al naar alle dokters geweest. Het hielp niet. Ze werd banger en banger, tot haar ouders zeiden: “Schatje, de enige manier is om naar dr. Potverdomme te gaan!” Jullie weten nog niet waarom de kinderen zo bang van hem waren. Als je bij hem naar binnen ging, dan kwam je na een jaar terug. Een jaar! Dus, we waren bij Marie, die totaal in paniek sloeg. Hoe ze er uiteindelijk is geraakt, weet niemand. Maar ja, dat doet er ook niet toe. Wat er daarbinnen gebeurd is, daar heb ik heel lang achter moeten vissen. Dus dat blijft tussen ons. Marie stapte dat kamertje dus binnen. Ze durfde niet te kijken naar wat er in de bureaustoel zat (achter het bureau). Ze zag enkel een dikke, harige spin die zei: “Volg het licht en doe wat ik zeg!” Ze deed wat de spin vroeg en zocht lang naar de handen van haar ouders, maar die waren weg! Ze moest alleen verder of ze zou niet beter worden. Ze volgde het lichtje en liep langzaam naar een witte deur. Wat ze toen zag, was vreselijk. Ze zag alle dingen waar ze bang voor was, waar ze ziek van werd ..., noem maar op. Als eerste stond er een reusachtige fles pompelmoessap. Dat vond ze echt niet lekker. Zachtjes ging ze er naartoe. Het voelde bijzonder koud onder haar voeten. Er hing een briefje op de fles: moet op zijn voor 15/11/2013, anders stroomt hij over en is iedereen dood! “O nee”, dacht Marie, “hij moet op!” Ze zou ‘verdrinken’ als ze het niet opdronk. Toen ze de eerste slok nam, moest ze bijna kokhalzen, maar
110 | De Wondere Pluim | 2013 |
| De Wondere Pluim | 2013 |
111
ze voelde zich alsof ze de hele wereld aankon. Dat gevoel werd bij elke slok groter, tot de hele fles op was. Trots liep ze verder. Toen zag ze een reusachtige spin die in beweging kwam als ze er niet op tijd overklom. Eigenlijk lukte het best goed. Ze bleef even haperen bij zijn giftanden en dat was wel eng. “Brr ...”, fluisterde ze. Stilletjesaan begon ze het te begrijpen. Die dokter probeerde haar bang te maken. Toen kwam het allerergste. Een reusachtig vuur. Voor vuur was ze het bangst van al. Ze moest erdoor. Opeens begon alles aan haar te zweten en ze zocht naar een zakdoekje in haar zak. “Jeuw, wat was dat?” Ze haalde uit haar zak wat ze zo vies vond. Het was een potje zonnecrème. Er plakte een briefje op: “Smeer dit op je als je door vuur en vlam gaat.” “Door vuur en vlam?” dacht ze. Ze smeerde zich vol en liep langzaam naar het vuur. Toen werd ze meegezogen door de rook en belandde ze met een plof naast de spin. “Ik ....”, brieste ze, maar verder kwam ze niet, want ze voelde de vertrouwde armen van haar ouders rond haar middel, haar buik. Ze rukte zich los en trapte de spin plat. Hij groeide en groeide tot hij eruit zag als nonkel André. “Maar ... ik snap het niet”, zei Marie zachtjes. “Je hoeft het ook niet te snappen”, zei haar mama. “Het enige wat je moet weten is dat je genezen bent!” En verder weet ik ook niets meer van het verhaal. Alleen dat met Marie alles goed is afgelopen. Charlotte Costers 10 jaar Via Louiza
112 | De Wondere Pluim | 2013 |
De pudding
Er was eens een pudding, een chocoladepudding. Hij woonde in Afrika en daarom was hij zo bruin. Toen hij 29 was, ging hij op reis naar Europa. De eerste pudding die hij daar zag, was een vanillepudding. Ze woonde in België. Hij ging met haar vaak op reis, naar Nederland, Duitsland, Zuid-Afrika en Zweden. Maar toen ze in Spanje waren, waar alle puddingen lichtbruin waren, werden ze ontvoerd door de prins van Spanje. Die moest, in opdracht van de koning van Spanje, de puddingen ontvoeren. Dat wisten de vanillepudding en de chocoladepudding niet. De prins bracht hen naar de puddingmixmachine. De chocolade en de vanillepudding dachten dat ze gemixt moesten worden. En dat klopte ook. Ze werden gemixt in de puddingmixmachine, net zoals alle andere inwoners van Spanje. Daarna werden ze gehypnotiseerd zodat ze altijd in Spanje bleven. Na twee jaar waren alle toeristen van Spanje lichtbruin en dat was ongeveer de helft van de wereld. Dat vond professor pudding Einstein een beetje raar. Daarom deed hij een onderzoek in Spanje. Hij zocht overal naar een spoor, maar vond niets. De enige plek waar hij nog niet was geweest, was het paleis van de koning. Hij wou het niet, maar moest het toch doen: inbreken bij de koning! Hij mocht zeker niet betrapt worden, want dan was het zijn dood. De plek die het minste opviel was de kelder. Hij ging langs daar naar binnen. Toen hij boven was, zag hij een puddingmixmachine. Hij was professor, dus had hij direct door wat er aan de hand was. Hij zag ook de pudding die iedereen in hypnose bracht. Hij probeerde het onmiddellijk tegen iedereen te zeggen. De eerste waren vanillepudding en chocoladepudding. Daarna werd hij zelf ontvoerd. Vanillepudding en chocoladepudding geloofden hem wel want hij was de professor. En dat was ook de enige manier om de hypnose weg te doen.
| De Wondere Pluim | 2013 |
113
Het was allemaal de schuld van de koning. Vanille- en chocoladepudding zeiden het tegen iedereen en die zeiden het ook tegen iedereen. Wat de professor ook te weten kwam, was dat de koning dit had gedaan omdat hij de enige van de wereld was die lichtbruin was. Na een tijdje wist iedereen van de wereld het. Professor pudding Einstein bouwde een machine waardoor alle lichtbruine puddingen weer vanille- en chocoladepuddingen werden. De koning werd als straf in de supermarkt gelegd en vanillepudding en chocoladepudding leefden nog lang en lekker. Arthur Ooms 10 jaar De Wereldschool
114 | De Wondere Pluim | 2013 |
| De Wondere Pluim | 2013 |
115
Verhalen van kinderen uit het vijfde leerjaar, Nederlands tweede taal
Kindsoldaat Hoe zou het leven zijn als je een kindsoldaat bent? Je moet van het leger onder dwang mensen doden. Opeens staat je gezin voor je. Je moet ze van het leger doden. Als eerste komt je vader. Je wilt hem niet doden, want hij heeft je veel geleerd. Maar je bent zo bang van het leger dat je toch schiet. Dan is het de beurt aan je oudere broer. Jullie hebben samen veel meegemaakt. Maar je weet dat, als je niet schiet, het leger je gaat doden. Je hebt geen keuze en je schiet. Als laatste komt je moeder. Je voelt je duizelig en je begint te huilen, want ze heeft je opgevoed en je verzorgd. Nu is het te laat. De mooie tijden zijn voorbij en niemand die medelijden heeft. Je schiet en alles is voorbij. Je hebt niemand die van je houdt. Je voelt je zwak en je valt op de grond. Het geweer ligt voor jou. Je pakt je geweer, richt het tegen je hoofd en je schiet. Nu zijn jullie allemaal terug samen op een betere plek. Ilias Yachou 12 jaar Emma端s
116 | De Wondere Pluim | 2013 |
| De Wondere Pluim | 2013 |
117
De appel uit het paradijs
In een weeshuis, op een koude winteravond, zaten de twee jongens Sina en Nick klaarwakker in hun bed, niet wetend wat hen te wachten stond. Nick zuchtte en zei opeens: “Ik kan er niet meer tegen. Laten we wat rondsluipen!” “Wat!?” riep Sina. “Ben je gek? Dan worden we betrapt!” “Natuurlijk niet!” “Nou, oké dan.” Ze slopen van gang naar gang, van zaal naar zaal tot ze terechtkwamen in een stenen zaal. “Hier klopt iets niet!” riep Sina. Nick gaf hem gelijk en ze keken rond, tot ze het zagen ... Achter de muur zat een deur. “Oh, nee!” riep Nick, “het is twaalf uur! Dan moeten we terug.” “Nu!” voegde Sina er aan toe. Ze gingen elke nacht. Op een nacht maakten ze de deur open ... maar het enige dat erachter zat was een muur van beton! “Ongelofelijk!” riepen ze tesamen. Maar toen hoorden ze... “BLIJF STAAN”, fluisterde een stem. Op dat moment werd alles wit. Een paar seconden later was de muur weg en daar stond het ... De appel uit het paradijs. “Wat is het?” vroeg Nick. “Geen idee”, zei Sina. Zo voorzichtig mogelijk kwamen ze dichterbij. Sina raakte het aan en POEF!
“We moeten gaan”, zei Nick. “Weet ik”, zei Sina. De fluisteraarster stuurde hen weg en daar stonden ze dan, voor hun moeder, die hen stomverbaasd aankeek. Weer kwam er wit licht en opeens keek de moeder van verbaasd naar blij, haar geheugen was opgefrist. “Jongens! Wat ben ik blij om jullie te zien! Ik dacht dat ik jullie had weggegeven!” “Daarom zijn we hier”, zei Sina. “O?” zei de moeder. Nick maakte het haar wat duidelijker: “Dat mag je niet doen in de toekomst. We zijn het beu!” “Maar jongens, ik ...” “NIKS TE MAREN!” “Nick, doe rustig!” En Nick ging weer zitten. “Alstublieft”, smeekte Sina. “Wel ... Oké.” Toen werd alles zwart. Ze waren terug in 2013, niet als wees, maar veilig bij hun moeder met de appel uit het paradijs in haar handen. Sina Pirmeh 10 jaar Veltwijck
Ze waren in het verleden. Ze waren in 1992 beland en daar was de vrouw, de fluisteraarster. “Welkom”, zei ze. “Jullie zijn hier omdat ik weet dat jullie niet langer als wees willen leven. De enige oplossing is dat jullie je moeder moeten vinden en haar vertellen dat ze jullie niet moet weggeven! Ga!”
118 | De Wondere Pluim | 2013 |
| De Wondere Pluim | 2013 |
119
De uitvinding van de klok
In het jaar 1817, op een dorpsschool in Engeland. De meester vroeg wat de kinderen van de les gisteren onthouden hadden. Natuurlijk stak Markus zijn vinger in de lucht (dat was al bijna de gewoonte in de klas dat hij dit deed voor dat vak). De meester zei: “Ja, Markus, vertel eens.” Markus begon te vertellen over hoe men vroeger de zon als klok gebruikte en hoe ze werkte. Dat was belangrijk in die tijd, want ze kenden nog geen andere klok. In ieder geval, toen hij eindelijk klaar was met praten, zei de meester: “Dat was het dan voor vandaag.” Zo mochten de kinderen naar huis. (Daar waren ze vandaag extra blij om, want het was Kerstmis.) Maar Markus ging niet naar huis (want daar zou hij zich zeker vervelen). Hij wou een bijzondere uitvinding maken, en wat hem het meeste interesseerde, dat waren klokken. Hij zat daar en dacht na en opeens kreeg hij een idee. Hij wou een moderne klok ontwikkelen, iets waarover de mensen verbaasd zouden zijn. Daarom dacht hij lang na, maar hij kreeg maar geen idee. Dus ging hij naar huis. Hij was een beetje droevig omdat hij geen idee kreeg. Maar dan was het zover, 24 december 1817 was aangebroken. Het was de avond voor Kerstmis. Hij vierde een mooi feest met zijn familie en hij kreeg veel cadeaus. De meeste waren truien en andere kleren, bijvoorbeeld een rode trui van tante Emma en een muts van nonkel Jan. Maar over één cadeau was hij bijzonder blij. Het was een zandloper (een grote zandloper van zijn ouders). Toen kreeg hij een idee. De dagen na het feest kwam hij bijna niet meer uit zijn kamer of werkkamer, want hij bouwde daar een klok die met zon en zwaartekracht werkte. Toen hij klaar was en het aan zijn ouders toonde, waren die ver-
120 | De Wondere Pluim | 2013 |
baasd dat hij zo’n ingewikkelde klok had gemaakt. En toen hij het aan zijn meester toonde, was die ook verbaasd. De meester ging met Markus naar de markt om zijn uitvinding aan de mensen te tonen, maar die lachten hem alleen maar uit. Markus vond dat zo erg dat hij zijn klok in de kelder zette en er nooit meer een woord over sprak. Zo kwam het dat hij de klok zelfs vergat en gewoon verderleefde. Het jaar 1880 Markus was als een gelukkige oude man gestorven, maar hij had geen kinderen. Zo kwam het dat zijn huis verkocht werd aan een bekende Franse uitvinder. Die liet het huis van boven tot beneden leeghalen en was heel verbaasd toen hij opeens die grote klok in de kelder vond. De uitvinder liet de klok meteen naar boven halen om ze beter te kunnen bekijken. Toen hij ontdekte dat het een klok was, haalde hij meteen zijn collega’s erbij. Ze waren het er allemaal over eens: het was een van de best uitgevonden dingen die ze ooit hadden gezien. Het jaar 1885 De uitvinder die de klok had gevonden, ging naar de wereldtentoonstelling van de uitvindingen in Venetië waar hij de uitvinding presenteerde. Het was moeilijk de mensen te overtuigen, schreef hij in zijn dagboek. Maar dan lukte het toch. Een paar nieuwsgierige mensen ondersteunden de uitvinding en op den duur was iedereen overtuigd dat deze uitvinding de beste ooit was. Iedereen kocht de klok. Zo is het gekomen dat iedereen nu ook de tijd in het oog kan houden. Ook ik, want het wordt langzaamaan tijd dat ik dit verhaal tot een einde breng.
| De Wondere Pluim | 2013 |
121
Wie weet, misschien kom jij wel een jongen tegen die zegt dat hij iets uitgevonden heeft. Geloof hem dan! Bronnen: Dagboek van de Franse uitvinder van het stadsarchief te Londen. dagboeken van de getuigen uit het jaar 1817 van het archief van Roburg. Dit boek werd uitgegeven door de uitgeverij “Dagboek” Finn Holler 11 jaar Steinerschool
Kanker of niet. Ik hou van jou Er waren eens twee families. Ze waren vijanden van elkaar. De baas van de rode familie was een man. Hij had een dochter. De baas van de blauwe familie was een vrouw en zij had een zoon. De dochter heette Sarah en de zoon heette Simon. De twee families waren buren. Er waren heel veel rode en blauwe mensen (rood en blauw zijn familienamen). Op een dag hadden de blauwe besloten een grap uit te halen met de rode. ‘s Nachts, toen de rode aan het slapen waren, gingen de blauwe naar de tuin van de rode. Ze verfden heel hun tuin blauw en maakten alle planten kapot. Daarna gingen ze weg. ‘s Morgens, toen de rode wakker werden, zagen ze dat heel hun tuin blauw was. Ze wisten direct dat de blauwe hadden toegeslagen. Dus besloten ze om hetzelfde te doen, maar in het rood. De blauwe waren boos, dus schreven ze een brief. Daarin stond: Laat de oorlog tussen de blauwe en de rode maar beginnen. We verwachten jullie op het plein met een zwaard en een schild. De sterkste van jullie familie gaat dan met de sterkste van onze familie vechten. Binnen het half uur moeten jullie er zijn. De blauwe De rode deden wat er in de brief stond en gingen naar het plein. Mark van de rode ging vechten tegen Jan van de blauwe. Maar Sarah en Simon bleven thuis. Ze vonden het niet goed dat de blauwe en de rode oorlog maakten. Toen de familie van de rode naar huis kwam, vertelden ze dat ze hadden gewonnen. Sarah was boos op haar vader en zei: “Waarom moesten jullie oorlog maken? Stop er gewoon
122 | De Wondere Pluim | 2013 |
| De Wondere Pluim | 2013 |
123
mee!” Haar vader zei dat de oorlog nog maar net begonnen was. Sarah was boos en pakte haar spullen. Ze liep ‘s nachts weg van huis. Simon was in zijn kamer en keek door het raam. Hij zag iemand en sloop zachtjes naar buiten. Hij volgde Sarah, maar hij wist niet dat ze een rode was. Toen Sarah stopte, keek ze achter haar en zag Simon. Maar zij wist ook niet dat hij een blauwe was. Sarah zei hallo tegen hem en hij ook tegen haar. Simon vroeg hoe ze heette en zij antwoordde dat ze Sarah heette. Simon zei ook hoe hij heette. Simon vroeg wat zij hier deed en ze zei dat ze was weggelopen van huis. “Je kunt beter terug naar huis gaan”, zei Simon, maar Sarah wou dat niet. “Wil je vrienden worden?” vroeg Simon. Sarah knikte. “Ga alsjeblief terug naar huis”, zei Simon. Sarah deed het. Sarah schreef in haar dagboek dat ze verliefd was op Simon. Toen de rode en de blauwe weer gingen vechten, ging Sarah mee kijken. Opeens zag ze Simon en ze ontdekte dat hij een blauwe was. Toen ze Simon zag naar binnengaan, volgde ze hem. “Jij ben een blauwe”, zei Sarah. En Simon vroeg: “Ben jij een rode?” “Ja”, zei Sarah. Sarah zei dat ze verliefd was op hem en even later waren ze een koppel. Sarah vroeg hem op een dag of hij van haar hield. Hij antwoordde dat hij zoveel van haar hield als er sterren in de lucht stonden. Toen vertelde ze hem dat ze kanker had. Simon hield zo veel van haar dat hij vroeg of ze met hem wilde trouwen. Sarah vertelde het aan haar vader. Hij werd heel boos, maar hij moest het toch accepteren. Simon vertelde het aan zijn moeder. Zij werd ook heel boos, maar toch moest zij het ook accepteren. Een week later stierf Sarah. Simon was zo verdrietig. Hij
124 | De Wondere Pluim | 2013 |
hield zoveel van haar dat hij met een zwaard in zijn hart stak. Later waren de rode en de blauwe geen vijanden meer, maar familie. De vader van Sarah trouwde met de moeder van Simon. De meeste rode trouwden met de blauwe. Op 14 februari werden Sarah en Simon samen begraven. Sandra Bikhan 11 jaar Sint-Aloysius
| De Wondere Pluim | 2013 |
125
De dwerg die groot wou zijn Er was eens een dwerg. Zijn naam was Tom. Hij had een droom. Hij wilde groot zijn. Hij moest die dag over zijn droom vertellen, want het was op school dromendag. Hij zei: “Ik wil zo groot zijn als een mens.” De kinderen van zijn klas lachten hem uit en zeiden: “Dat is onmogelijk. Wij blijven altijd klein.” Toen zei Tom: “Nee, ik ga het bewijzen.” Tom ging naar huis en zei tegen zijn mama: “Mama, ik wil even groot zijn als een mens.” Maar zijn mama zei: “Nee, dat is onmogelijk.” Tom zei: “Alles is mogelijk. Ik ga naar de heks met mijn vriend,Thomas. Ik kan hem vertrouwen.” Mama zei: “Nee, het is veel te gevaarlijk om naar de heks te gaan.” Tom zei: “Oké, dan ga ik niet.” ‘s Nachts ging Tom naar Thomas om hem op te halen. Tom klopte aan de deur. Thomas vroeg: “Wie is daar? Tom, ben jij dat?” “Ja, kom je mee naar de heks?” “Tuurlijk!” “Oké, kom we vertrekken nu. We gaan naar de heks. Eerst gaan we langs het bos voorbij de reus.” “Maar als hij op ons stapt, wat dan?” vroeg Thomas. “Dan zijn we dood, slimpie! Dus, goed opletten, Thomas.” “Oké.” Reus Boris volgde hen. Toen vroeg hij: “Wie is er in mijn bos?” Thomas zei: “Niemand.”
126 | De Wondere Pluim | 2013 |
| De Wondere Pluim | 2013 |
127
Tom dacht bij zichzelf: “Thomas is een beetje dom.” Dus besloot Tom te rennen. Thomas zei: “Oké, dag reus.” Toen rende Thomas ook en waren ze uit het bos. Thomas riep: “Jeeh, weg van de reus.” “Nu kunnen we eindelijk naar de heks.” “Dan wil ik een taart.” Tom zei: “Oké.” Ze gingen naar de heks. Ze klopten aan de deur en de heks Selena Gomez kwam opendoen. Ze vroeg: “Wat is er, dwerg Tom en Thomas?” “Hoe kent u onze namen?” “Ik zag jullie op Facebook en Tom zei: “Ik wil even groot zijn als een mens”, klopt dat?” “Ja, heks Selena.” “En die gast Thomas, wil een taart, klopt dat?” “Ja, Selena Gomez.” “Tom en Thomas, ik kan dat doen, maar eerst moeten jullie Justin Bieber voor mij vinden.” “Maar waar kunnen wij hem vinden?” “Bij de Groenplaats op de Meir, hij zit te bedelen. Hij is een zwerver. Ze vonden zijn muziek stom, dus stalen ze zijn huis, zijn kleren, zijn geld en zijn eten. Zeg tegen hem dat ik met hem wil trouwen.” “Oké, dat zullen we doen.” Ze gingen naar de Meir. Ze zagen Justin Bieber en zeiden: “Selena Gomez wil met je trouwen.” “Echt?” “Ja, natuurlijk.” “Oké, eerst mijn mooiste kleren aan doen.” Toen gingen ze trouwen. Tom zei: “Selena Gomez, wilt u Justin Bieber als je wettige man?” “Ja, tuurlijk.”
128 | De Wondere Pluim | 2013 |
“Oké, Justin Bieber, wil jij Selena Gomez als je wettige vrouw?” “Ja.” “Oké, je mag de bruid kussen.” Na het trouwfeest: “Mag ik nu een taart?” “En mag ik zo groot zijn als een mens?” “Thomas, hier is je taart.” “Tom, ik kan je niet zo groot maken als een mens. Ik kan je alleen klein maken, sorry.” “Je hebt gelogen!” “Ik kan je naar mijn zus sturen, maar dan wordt het wel een lange reis. Kun je het aan?” “Ja, ik doe alles om zo groot te zijn als een mens.” “Oké, ik zeg wel waar je heen moet. Je moet naar België.” “Maar we zijn in België.” “Oké, je moet naar Brussel.” Toen gingen ze naar Brussel. Ze zagen de heks. Tom zei: “Ik wil zo groot zijn als een mens.” Maar de heks zei: “Geef mij dan een toverstok.” “Oké, Thomas, kom mee!” “Oké.” Toen gingen ze naar de Krak en zochten een toverstok. Eerst vonden ze er geen, maar toen vonden ze een geheime ingang vol toverstokken. Ze konden er geen kiezen. Ze waren allemaal zo mooi. Tom zag de mooiste, maar hij kostte 1.000.000 euro. Tom had niet zoveel euro te veel, maar hij kocht hem toch. Hij zei tegen de heks: “Maak mij zo groot als een mens.” “Oké.” Toen maakte ze Tom zo groot als een mens. Wassim El Hidar 10 jaar Via Louiza
| De Wondere Pluim | 2013 |
129
Heksje Ibel en de toverkat Stef en Leen gingen op bezoek bij heksje Ibel. Heksje Ibel was een hele lieve heks. Ze maakte altijd Ibel-soep. Ze vonden het heel lekker. Toen had Ibel een raar gevoel. Ze dacht dat ze weer kon toveren. Leen zei: “Maar dat kan toch niet. Je kan toch niet meer toveren.” Na een tijdje gingen Stef en Leen weg. Ibel hoorde een geluidje. Het was een stem die hallo zei. Ibel draaide zich om, maar zag niemand. Ze keek om haar heen, maar zag niets. Toen zag ze een kat die kon praten. De kat zei: “Ik ben een toverkat. Ik kom jou leren toveren.” Ibel werd blij. “Eerst gaan we het toverpapje maken.” “Oké”, zei Ibel. “Wat moet daar in?” “Een klodder heksenspuug, een druppel bloed van een heks, een beetje inkt en drie eieren.” Ze maakte het klaar. Ibel werd bang om die druppel bloed. De kat zei: “Regel 1: een heks mag niet bang zijn, oké?” Ze waren klaar met het drankje. Nu de spreuken: Appel, peer, banaan, ik tover jou naar de maan. Kromme nagel, kromme tand, ik verander je in een olifant. Spinnenweb en eiketak, ik verander je in een kakkerlak.
het lukte nog altijd niet. Ze werd verdrietig en ze keek in het toverboek. Ze zag een vuurvliegje dat kon praten en dat vroeg: “Wat is er?” “Ik heb een toverkat naar de maan getoverd, maar ik kan hem niet meer terug toveren. Help me!” Het vuurvliegje zei: “Om iemand terug te toveren moet je de spreuk omgedraaid zeggen.” “Dank je”, zei heksje Ibel en ze zei het omgedraaid: “naanab, peer, leppa”, maar peer moest reep worden. Ze zei het nog een keer juist. De kat kwam terug en ze vierden allemaal feest. Soukiana Asabdoun 10 jaar De Linde
“Ik heb een idee”, zei de kat, “jij tovert mij naar de maan. Dat is toch niet zo erg.” De heks werd bang: “Stel je voor dat ik je wel weg kan toveren, maar niet terug!” “Jawel”, zei de kat, “jij kan dat heus wel! Eet maar een hap van je toverpapje.” De heks nam een hap en zei de spreuk. “Daag, kat”, riep Ibel. Ze dacht: “Wanneer zou hij terug willen komen?” Na een tijdje wou ze de toverkat terug toveren. Ze zei de spreuk maar het lukte niet. Ze zei het een paar keer, maar
130 | De Wondere Pluim | 2013 |
| De Wondere Pluim | 2013 |
131
Verhalen van kinderen uit het zesde leerjaar, Nederlands moedertaal
De tijd Hoofdstuk 1 1 maart 1930 Mijn moeder krijste en riep. Ze had tranen in haar ogen en kneep hard in mijn vaders hand. De verpleegster deed haar uiterste best om de bevalling zo kort mogelijk te maken. “Het doet te veel pijn! Stop! Stop!” jammerde mijn moeder. “Mevrouw, ik zie het hoofdje al”, zei de verpleegster die de pijnkreten niet langer kon verdragen. Ik zag een fel, onverdraagzaam licht. Zo’n licht dat je in de hemel zou zien. De verpleegster trok aan mijn hoofd tot ze mij en mijn lichaam vasthield. Meteen gaf ze me aan mijn moeder. Terwijl mijn moeder me met trots bekeek, werd het felle licht steeds minder. Ik nestelde me in de armen van mijn moeder en wou net in slaap vallen toen mijn moeder iets zei: “Ik noem haar Emily, Emily Avert ….” Ik sloot mijn ogen en viel in slaap zonder enig besef wat mijn moeder had gedaan. Ze had me een naam gegeven. Hoofdstuk 2 16 juli 1936 “Ik ga naar de lagere school!” gilde ik voortdurend. Zo vaak zelfs dat mijn ouders het beu waren. Deze vakantie had ik de hele tijd in de tuin gezeten en zitten nadenken hoe de lagere school zou zijn. Mijn ouders zeiden dat ik te
132 | De Wondere Pluim | 2013 |
| De Wondere Pluim | 2013 |
133
snel volwassen ben geworden. Vaak ging Nina, mijn twee jaar oudere zus dan naast me zitten en me aantikken terwijl ze zei: “Tikkie, jij bent hem!” En dan speelden we tikkertje in de tuin en door het huis. Nina had, net zoals ik, bruin steil haar en groene ogen, een snoezige wipneus, bleke huid en dunne lippen. We leken als twee druppels water op mekaar, ook van karakter. “Tikkie”, en ik tikte haar terug aan. “Dat mag niet. Ik krijg nog looptijd!” gilde mijn zus. “Die regel bestaat niet!” kaatste ik terug en al gauw waren we aan het bekvechten. Toch was ze een fantastische zus. Hoofdstuk 3 6 januari 1940 “Kom, we gaan de stad in!” riep mijn moeder. “Ja, mama, we komen!” Nina en ik liepen de trap af. We pakten onze jas en onze fiets. Zoals gewoonlijk was het in de stad tijdens de solden druk en levendig. We kochten wat kleren. Zelf kreeg ik een broek en twee rokken die ik heel mooi vond. Een eindje verder zagen we een dierenwinkel. Ik begon te zeuren om een huisdier. “Alsjeblieft”, smeekte ik. “Oké, je mag er één hebben en Nina ook.” We gingen binnen. Meteen viel mijn oog op een Russisch dwerghamstertje. Op het plakkaatje kon ik lezen dat het een meisje was. Zonder een ander dier te bekijken, koos ik haar. Ze zou Lily-Rose Joy Avert heten, afgekort Lily. Nina koos een klein konijntje dat ze Stamper noemde. Superblij gingen we naar huis om onze nieuwe dieren aan papa te laten zien.
134 | De Wondere Pluim | 2013 |
Hoofdstuk 4 9 april 1945 Hamsters leven maar 2-3 jaar. Allee, de dwerghamsters toch. Het was exact 2,5 jaar geleden dat Lily was gestorven. De dag zelf was ik zo verdrietig, dat ik niet naar school ben gegaan. Ik maakte mijn wiskundehuiswerk af en belde Nicky op. Nicky was sinds de middelbare school mijn beste vriendin. Een ietwat losbandig type, maar dat goed kon luisteren als je dat nodig had. “Ik kom eraan”, zei ze door de telefoon. “Waarvoor heb je me nodig?” vroeg ze snel en luid. “Ik heb je raad nodig, want ik ben v… verliefd.” Haar strakke gezicht veranderde in een brede glimlach. “Jij?” vroeg ze. “Ik dacht dat jij nooit verliefd ging worden? Wie is het trouwens?” “Alex”, gaf ik toe. “Oké, je hebt mijn raad op het gebied van jongens nodig?” Ik knikte. En ze begon honderden tips te geven … Hoofdstuk 5 1 september 1946 Ik had echt geen zin om naar school te gaan. En daar had ik een goede reden voor: ik zou Alex terugzien. Ik had hem mijn gsm-nummer gegeven zodat hij me kon bellen in de vakantie. Toen ik thuiskwam, zat het briefje met mijn nummer erop geplet tussen mijn schoolboeken. Hij had me afgewezen door het briefje terug te geven. En niet eens persoonlijk! Bovendien hadden we dit jaar een nieuwe leerkracht voor Engels die tevens onze klassenleerkracht zou zijn. De leerlingen uit het vorige jaar hadden gezegd dat ze de ergste leerkracht op de hele school was. Ik pakte mijn rugzak in met mijn nieuwe boeken en deed hem om. Ik fietste met tegenzin naar school. Met Alex en
| De Wondere Pluim | 2013 |
135
mevr. Lievens, onze nieuwe leerkracht, zou het schooljaar echt vreselijk worden, dat wist ik nu al. Hoofdstuk 6 22 mei 1948 Het schooljaar was bijna afgelopen. Ik had me al ingeschreven voor een kunstschool in Leuven. Samen met Nicky op kot … eindelijk. In de studentencafetaria hadden Nicky en ik gesolliciteerd en een baan voor het volgende jaar gekregen. Het was een typische studentenjob en het verdiende genoeg. Nina was dat weekend thuis. Als ik eerlijk moest zijn, had ik haar wel gemist en de verhalen die ze altijd vertelde over de universiteit en het studentenleven. Het enigste probleem was dat, als ik naar Leuven ging, ik Stef wel ging missen. Sinds een dikke maand waren we samen. Hij bleef in Antwerpen studeren. Hij wilde graag schrijver worden. Hij schreef me prachtige en romantische brieven en geweldige gedichten. Bij hem kon ik mezelf zijn, net zoals bij Nicky en Nina. “Hmmm …”, mijmerde ik.
gescheiden nadat we 12 jaar lang getrouwd waren. We waren wel vrienden gebleven. Sofie was op haar beurt getrouwd. Mijn ogen glommen wanneer ik dacht aan Hayley, mijn kleindochter. Ze deed me denken aan mezelf toen ik zo oud was als zij. Ik pakte een armbandje dat Hayley me een paar jaar geleden had gegeven. Ze was zo trots op dat armbandje. Het was het eerste dat ze zelf had gemaakt en gevlochten. Ik ben blij dat mijn herinneringen nog zo levendig en kleurrijk zijn alsof het gisteren was. Terwijl ik het armbandje omdoe, denk ik met een glimlach terug aan de tijd … mijn tijd. Gelukkig en blij sluit ik mijn ogen en blaas voor de laatste keer mijn adem uit. Ana Dekoning 11 jaar Via Louiza
Hoofdstuk 7 4 maart 2013 Mijn kleurrijke herinneringen schoten terug in mijn ogen. De kamer hervormde terug naar de kleine slaapkamer waar ik lag. Het was eenvoudig ingericht: een bed, een kast, twee nachtkastjes, een spiegel en overal stonden planten en kaarsen. “83”, mompelde ik. Dat was een mooie leeftijd. Ik sloeg mijn oude dagboek dicht. Ik was blij en gelukkig. Ik had een mooi leven gehad. Stef en ik waren getrouwd en uit dat huwelijk hadden we een dochter, Sofie. We waren
136 | De Wondere Pluim | 2013 |
| De Wondere Pluim | 2013 |
137
Het begon met nr. 1
Mevrouw Zina was dood, mijn grote voorbeeld. Echt jammer. Ze leerde me alles wat ik moest weten om een goede ‘heks’ te zijn. Wacht, wacht, ik zal beginnen bij het begin. Want een verhaal achterstevoren beginnen, is ronduit belachelijk! Ik moet zo ongeveer een jaar of 11 zijn geweest toen ik me begon af te vragen wie er toch op nr. 1 woonde. Er kwam nooit iemand binnen of buiten. Ik was nogal geïnteresseerd in magische dingen en zo en omdat ik ooit een zwarte kat en een uil voor het raam had gezien, dacht ik dat er een heks woonde. Ik durfde het enkel aan mijn grote broer te vertellen. Hij zei: “O, nee zeg, een heks in de straat. Ik zal je wel beschermen.” Toen hij van me wegstapte, meende ik hem te horen lachten. Ach ja, zo zijn grote kindjes nu eenmaal. Toch was ik nog steeds bang en ik kon bij niemand mijn hart luchten. Ik had geen vrienden en mijn familie lachte me uit. Elke keer als ik voorbij het huis liep, begon ik te beven van de schrik. Tot op een dag … Ik was aan het wegrennen van die stomme pestjongens (en meisjes) en ik viel op de grond. Heel dom. Ik keek naar mijn knie. Ze zag er niet uit. Toen keek ik naar boven, ik schrok me dood! Nee, niet omdat er nog zo’n stomme jongen me zat uit te lachen. Nee, dit was veel erger! Ik zag de vuile gevel met blauwe ramen en deuren. Dit was nr. 1! De deur stond op een kiertje en ging steeds verder open … en verder … en verder … Daar, in de deuropening, stond een vrouw, niet eens zo oud. Toch was ik ervan overtuigd dat het een heks was. Ik ging haast dood van de schrik! Ik wilde heel hard wegrennen, maar dat ging niet, want mijn knie deed te veel pijn. Ze zei: “Dat is niet zo slim van jou!” Ik kon wel gillen, maar het lukte niet. Ze zette me in een
138 | De Wondere Pluim | 2013 |
hele grote zetel. Toen plots viel het me op hoe gezellig het daarbinnen was. Toch moest ik weg. Ik stond op, maar ze hield me tegen. Ze legde een doekje in een bak met water waar ze kruiden indeed. Ik wist het wel: een heks! Terwijl ze het doekje op mijn knie legde, vroeg ik met alle moed die ik had: “Mevrouw, bent u een heks?” Toen begon ze te lachen, te lachen dat het niet meer normaal was. Ze schaterde het uit! Terwijl ze maar bleef lachen, gaf ze mij een koekje. Ik nam het aan uit beleefdheid en nam een hap. Dat had ik beter niet gedaan! Ze klopte op mijn rug van plezier. Ik verslikte mij. Toen stopte ze met lachen. Ze gaf mij een glas water. Toen zei ze met een geheimzinnige stem: “Kom eens mee.” Ik wilde niet, maar ik ging toch. Ze nam me mee naar een mooie tuin. Daar stond een soort caravan, maar toch anders. We gingen naar binnen. Het was er mooi versierd. Ze zei: “Die was van mijn ouders. Ze waren zigeuners.” Ik stond vol verbazing te kijken. Ik vroeg: “Dus u bent geen heks?” Ze lachte even en zei: “Nee, niet echt. Maar ik weet wel veel over kruiden. Ik kan handlezen , kaartleggen, enzovoort.” Ik vond haar ineens heel sympathiek. Ik vroeg haar of ik het ook kon leren. Ze dacht dat dat wel kon en ze wou mij wel ‘onderwijzen’. Daar ging ik meteen mee akkoord. En zie me hier nu, 20 jaar later, een van de beste handleessters, kaartlegster en kruidendrankjesbrouwster, te treuren om mevrouw Zina. Ik kijk door het raam en zie een klein bang meisje op de grond liggen. Ik doe de deur open en neem haar mee naar binnen. Ik vraag: “Hoe heet jij?” “Zina.” Miek Jacobs 12 jaar De Zevensprong | De Wondere Pluim | 2013 |
139
Beer en ik
Ik liep door het bos, sneller dan ik dacht. Ik liep zo snel dat ik mijn benen niet meer voelde. Het leek of ik vloog. Opeens hoorde ik gekraak tussen de bomen: de beer! Toen stond ik stil. Ik hoorde niets meer, behalve het geruis van bomen. Het was vast een konijn dat aan takjes knabbelde. Met een zucht plofte ik neer naast een boom en viel in slaap. De volgende ochtend werd ik wakker in een grot. Het was er donker. Waar was ik in hemelsnaam beland? Wandelend door de grot vroeg ik me af of de beer nog boos was. Ik had hem uit zijn slaap gewekt en hij was kwaad achter me aan gelopen. Waar zou hij zijn? Ik kwam aan het einde van de grot, maar zag geen licht. De grot was dicht! In de hoek zag ik iets bewegen. Het was groot, maar het sliep. Ik kwam dichterbij en zag wat het was: de beer! Met een schok sprong ik naar achter en sloop terug in de grot. Wat zou de beer met me doen als hij wakker werd? Het snurken van de beer galmde door de grot. Ik besloot iets te doen. Ik begon de stenen af te brokkelen, een opening! Het licht scheen zo hard dat ik voor een paar seconden verblind werd. De beer werd wakker en hoorde dat ik er was. Ik had moeten weten dat de stenen te veel lawaai zouden maken. Ik probeerde zo dicht mogelijk bij de wand te gaan staan, maar de beer kwam dichter en dichter tot ik oog in oog met hem stond. Eerst dacht ik dat hij mij ging opeten, maar in plaats daarvan ging hij zitten en keek hij me verward aan. Ik stak mijn hand uit naar de beer en hij bleef me op dezelfde manier aankijken. Dan draaide hij zich om en ging weer slapen. Waarom at hij mij niet op? Zijn ogen leken zo triest. Dat was vast omdat hij hier vast zat. Na al die gedachten begon ik weer stenen af te brokkelen en toen voelde ik een warme adem. Hij was van de beer!
140 | De Wondere Pluim | 2013 |
Hij keek wat ik deed. De opening was nu groot genoeg om er door te kruipen. Toen ik eenmaal buiten was, zag ik dat de beer nog vast zat. Wat ik toen deed, was zo vreemd. Ik begon de opening groter te maken. Het werd donker. Toen ik de laatste steen wegrolde, sprong de beer naar buiten en huppelde vrolijk door het gras. In plaats van weg te rennen, kwam hij mijn kant uit. Hij kwam naast me liggen en ik begon hem te aaien. Samen vielen we in slaap. Het werd ochtend. De beer was verdwenen en ik voelde me eenzaam. Verder, tussen de bossen, was hij gaan eten. Dat ging ik ook doen. Maar toen ik ging staan, gromde de beer, dus ging ik weer zitten. De beer kwam op me af en gaf me een stuk van zijn vis. Hij was mijn nieuwe beste vriend. Samen brachten we al een heel jaar door en ik wil hem nooit meer kwijt. Dat zijn beer en ik. Lotte Maes 12 jaar De Musica
| De Wondere Pluim | 2013 |
141
Het onverkrijgbare blauw Als jij mij zou vragen wat mijn lievelingskleur is, dan zou ik ongetwijfeld antwoorden: blauw, BLAUW! Ja, die kleur, de kleur die je ziet in haar ogen, de kleur die haar vertegenwoordigt, de kleur die de hemel doet opklaren, die kleur die iedereen doet lachen. Weet je dat die kleur, samen met haar lach, karakter en haar haren, het perfecte meisje vormen, het meisje waarvoor ik alles zou doen? Het was avond, de donkerte nam de zon gevangen en duwde haar naar beneden. De stralen vermengden zich met de lucht. Ik kon wel roepen zodat iedereen het hoorde. DAT, DAT! Dat was de kleur, de kleur blauw. Het was zo mooi dat ik moest huilen. Ik hoopte met al mijn hoop dat mijn moeder nu niet zou binnenvallen op mijn kamer. Dan pas zou ik me schamen. Maar dat gebeurde niet. De zon was nu volledig weg. De donkerte maakte plaats voor het zilveren licht van de maan. De dag nadien was het ĂŠĂŠn september. Dan zag ik haar eindelijk terug. 1 september Triiiiiing. Dat was de wekker. Ik kleedde me om en nam een douche. Ik at een boterham of drie en vertrok. Op de fiets kon ik enkel denken aan haar en aan haar ogen. Ik kwam op de speelplaats. Ik zag haar ogen glimmen aan de andere kant van de speelplaats. Ik kon haar wel zoenen! Maar ik wist niet eens of ze iets voor me voelde. Ik stapte zelfzeker naar haar, maar toen stopte ik als genageld aan de grond. Ze zoende iemand! En die persoon was ik niet. Ik liep naar de klas, de bel ging. Verder verliep die dag
142 | De Wondere Pluim | 2013 |
| De Wondere Pluim | 2013 |
143
I believe I can fly
traag. Elk lesuur leek een eeuw te duren. 1 september 20 u 20 “MAM!” “Ja schat. Wat is er?” “Kom even zitten!” “Oké, ik kom al.” “Mam, het meisje waarop ik zo verliefd ben, heeft een ander. Moet ik haar nu vergeten?” “Nee, natuurlijk niet. Bel haar anders even op je kamer.” “Oké.” Trillend nam ik de telefoon en typte haar nummer. “ Hallo.” “O, hallo, jij bent het.” “ Ja … hmmm … ik heb een vraagje.” “ Ja?” “ Die jongen, je weet wel … heb je verkering met hem?” “ Euhh … ja. Waarom moet je dat weten?” “ O, niets, doei.” Ik legde de telefoon neer. Ik kon alles wel omver gooien. Zo kwaad was ik!
Vandaag had ik mijn ballon zo hard opgeblazen dat hij wegvloog en ik hing eraan. Eerst vond ik het een mooi uitzicht, maar daarna deden mijn handen pijn, dus hing ik het touwtje maar aan mijn broek. Op den duur kwamen we zo hoog dat de ballon ontplofte. Ik viel naar beneden en herinnerde me ineens dat ik mijn transformeringspistool nog op zak had. Ik pakte het pistool en richtte het op mezelf. Ik schoot. BANG! Dit was het stomste ter wereld. Ik veranderde in een wasmachine. Nu ging ik nog veel sneller naar beneden, zo snel zelfs dat ik door de wereld ging. Ik kwam in de oceaan terecht. Gelukkig had ik mijn gps bij zodat ik nog voor het avondeten kon thuiskomen. Jerom Gerard 11 jaar De Kolibrie
Zo, je ziet, je kunt niet alles hebben. Dat weet ik nu ook. Maar één ding zal ik nooit vergeten: het onverkrijgbare blauw. Annelore Peeters 12 jaar Sint-Aloysius
144 | De Wondere Pluim | 2013 |
| De Wondere Pluim | 2013 |
145
De rode roos
Er was eens een tuintje. Dat tuintje was van een oud vrouwtje, Rose. In dat tuintje was het een echt paradijs. Er waren viooltjes, petunia’s, tropische bloemen, herfstbloemen en winterbloemen. Op een dag kocht Rose zaadjes voor rode rozen. Die plantte ze in het midden van haar tuintje, daar waar de zon het meest scheen. Een van de zaadjes was Roos. “Ooh, wat ik ben ik bang!” zei Roos. “Stil maar, het doet geen pijn”, suste mama. “Ga maar weer slapen”, zei ze. Het duurde lang voordat Roos sliep. Maar toen ze wakker werd, was ze alleen. “Mama?” riep ze. “Ik ben hierboven, kom je ook?” klonk het zacht. Ze verzamelde al haar moed en toen gebeurde het. Haar buik ging open en er kwam iets groen uit dat groeide, tot er een fel licht scheen. Ze deed haar ogen open en ze zag het mooie tuintje. Zoveel kleuren waren er. En zij was een witte roos. Toen ze zag dat iedereen naar haar keek, werd ze zo rood dat ze voor eeuwig rood bleef. En het klonk van “Aaah!” en “Ooh!” en ook “Wauw!” En iedereen die er langs liep, zei: “Wat een mooie roos.” Phara Nevelsteen 11 jaar Afrit Zuid
Woorden met vleugels
Dit verhaal begint met een boek, een heel speciaal boek. In dat boek lijkt het alsof de woorden vleugels hebben. Elke dag staat er een ander verhaal in. Het boek is niet groot, maar ook niet klein. Het is niet dik en niet dun. Als je iets wenst, dan staat het de volgende dag in het boek. Het lijkt wel magie, alsof je woorden gewoon wegvliegen. Dit boek staat in een bib in Antwerpen, in België, in Europa, in het heelal! Er bestaan wel miljarden boeken, maar deze is gewoon specialer dan de andere boeken. Dit boek is oud, wel 500 jaar. Krakemikkiger kan haast niet. En de kaft? Tja, die is stoffig en bruin, niet echt een boek dat je zou kiezen in een bib. Maar één kind was speciaal en vond dit boek interessant. Er stond niets in. Het kind dacht: “Huh?” Hij leende het boek en bracht het naar huis. Hij bestudeerde het boek en zag in minuscule lettertjes: JBA ZIBA ZAP. Hij vond het echt heel vreemd. Hij las de lettertjes en zei ze hardop. Het boek begon te gloeien en minilettertjes zweefden in het rond. Hij was heel verbaasd. “Wat is dit?” dacht hij. Het boek zwaaide open en vormde een groenkleurig portaal! De lettertjes werden opgezogen. Er was veel wind in de kamer. De jongen klampte zich vast, maar de wind was te sterk. Hij werd opgezogen en alles was donker. Hij hoorde niets. Het leek wel of hij viel. Wacht eens. Hij zag opeens lichtjes, wel duizenden. Nu wist hij zeker dat hij viel. De lichtjes werden groter en groter. Ze hadden allemaal een andere kleur. Het leken wel portalen naar andere werelden. Mooie werelden en donkere. Hij viel en viel en boem, hij landde. Er waren veel gebouwen van oude bakstenen. Het was avond. Opeens zag hij een bordje waarop stond: extra taart met Nieuwjaar volgende week. Hij zag mensen lopen met
146 | De Wondere Pluim | 2013 |
| De Wondere Pluim | 2013 |
147
lange jurken en mannen met smokings. “Waar ben ik?” vroeg hij. Hij praatte tegen zichzelf en opeens kreeg hij antwoord. “In Antwerpen, 1875.” “Huh, wie ben jij?” vroeg de jongen. De man zei: ”Ik ben professor Neinstein, de broer van Einstein. Ik studeer hier in Antwerpen.” Ze hoorden veel kabaal en getrommel. Opeens zei de professor: “Het is toch nog geen 12 uur?” “Wat, 12 uur?” vroeg de jongen. “Nieuwjaar, wist je dat niet?” De jongen dacht: “Waar ben ik nu weer beland?” Hij hoorde vuurwerk, en toen dong, dong, dong, dong … opeens werd alles zwart en viel hij niet, maar steeg op, en bloeb, hij was weer terug. Hij moest even bekomen. Hij wist niet wat er gebeurde. Hij was weer in zijn normale leven, als enige mens die dit boek had … Livius van der Groen 10 jaar De Spiegel
148 | De Wondere Pluim | 2013 |
Luizenoorlog
Elke keer als Eva de doucheknop opendraaide, werden Saartje, Laura, Joppe, Marie, Lucas, Daan en de 9536 andere haren nat. Voor hen was het een stortregen. Als Eva uit de douche stapte, nam ze de haardroger en veroorzaakte een tornado voor Saartje & co. En elke keer als Eva haar haren samenbond, hadden de haren een leuke familiebijeenkomst. Alle haren moesten dan binnen het rekkertje blijven, anders werden ze platgeklemd door de speld. Zo gebeurde het elke dag: eerst een stortregen, gevolgd door een tornado en dan een gezellige familiebijeenkomst. Op een dag zei Laura tegen Joppe, haar buur: “Er gebeurt hier nooit iets spannends, er gebeuren altijd dezelfde dingen.” Ze had het nog maar net gezegd of ze zagen een bruin ding dreigend op hen af komen. Joppe zei dat opa eens had verteld over die wezens. Ze sprongen overal rond en dan kwam er een hand. Die hand begon heel snel over en weer te wrijven zodat het heel warm werd. De haren in de buurt waren daardoor verbrand en doodgegaan. Laura wou bijna gillen, maar ze was bang dat het niet zou lukken. Laura en Joppe maakten zich tot een klein bolletje en gingen liggen zodat de luis hen niet meer zag. De luis ging weg. Ze zuchtten diep. Het werd al laat, dus gingen ze slapen. De volgende ochtend stond Laura op. Joppe werd wakker van haar gegil en begon ook te gillen. Ze liepen naar elkaar toe, bekeken zichzelf, bekeken elkaar. “He, jij hebt dat ook”, riep Joppe. “Ik krijg ze er niet af”, zei Laura. “Wat is het eigenlijk?” “Volgens mij weet ik het. Opa heeft er eens over verteld. Het zijn eitjes van luizen. Men noemt ze …”
| De Wondere Pluim | 2013 |
149
Joppe wou zijn zin afmaken, maar het lukte niet omdat ze bedolven werden door de stortregen. Joppe probeerde het opnieuw, maar al gauw kwam de tornado hen tegemoet. Laura vroeg zich nog steeds af wat die witte stippeltjes waren. De familiebijeenkomst was bijna altijd gezellig, behalve nu. De burgemeester riep met een luide stem: “Dit is geen familiebijeenkomst, maar een spoedvergadering!!” Iedereen luisterde aandachtig naar wat hij te vertellen had. “Morgen of overmorgen zal alles gedaan zijn. Dan zal een grote hand iets op ons spuiten zodat de luizen weggaan, maar de bewoners die ziek zijn, die zullen het niet halen”, bevestigde de burgemeester. De avond viel en iedereen ging naar bed. De volgende dag werd Laura wakker en zag dat Daan verbrand was. Joppe stond ook op en zag Laura huilen. Joppe zei heel stilletjes: “Onze beste vriend is dood.” Laura veegde haar tranen af. Ze keken links en rechts om te zien of er nog meer doden waren. “O nee, verschrikkelijk, zoveel doden!” Ze keek nog eens goed rond en ze zag dat nog een goede vriendin van haar dood was, Saartje. Ze kon de tranen niet meer tegenhouden. Het stroomde en stroomde. Het zou niet veel schelen of ze verdronken allemaal. De stortregen kwam weer met daarna de tornado. Door de tornado waren alle tranen weggeblazen. Laura voelde iets kriebelen en keek naar beneden. In plaats van witte bolletjes, hingen er bruine beestjes aan haar voeten. De beestjes sprongen weg. Het was weer tijd voor een vergadering. De burgemeester wou net beginnen toen de rekker verdween en er een speciaal spul op de bewoners werd gesmeerd. Er werd een speciaal plastiekje op de haren gelegd. Een halfuur later werd het plastiekje er terug afgehaald en er kwam terug een stortregen, maar geen tornado. Opeens zagen ze dat er geen luizen meer waren.
150 | De Wondere Pluim | 2013 |
Maar de zieken hadden het niet gehaald. Toen kwam er een kammetje met heel fijne stekeltjes dat alle overgebleven neten wegkamde. Het dorp was neetloos geworden en luisloos. Maar ook bijna haarloos, want de voorbije dagen waren heel veel haren gedood. Daarom hadden Laura en Joppe voorgesteld dat ze de volgende keer een noodplan nodig hadden. Maar je moest niet één ding doen, je moest er meerdere doen. Bv. als er een luis in de buurt was, je zo klein mogelijk maken. Je moest kleren dragen die je helemaal bedekten. Laura vroeg aan de burgemeester: “Waarom moet je kleren dragen die je helemaal bedekken?” “Als er dan luizen aan je vastkleven, kun je die uitdoen en weggooien van het hoofd zodat ze verdwijnen.” Dat vonden Joppe en Laura een goed idee. De burgemeester zei: “Iedereen gaat nu naar huis en op de volgende vergadering wil ik nog een paar ideeën horen. Hopelijk krijgen we nooit meer luizen, maar je moet op alles voorbereid zijn.” Iedereen ging naar huis. Laura was nog een beetje gechoqueerd en vroeg aan Joppe of ze bij hem mocht slapen. Joppe vond dat geen enkel probleem, want Joppe hield stiekem een beetje van Laura. De volgende ochtend stonden ze op. Joppe was niet een beetje verliefd, maar heel verliefd. Hij kon het niet meer houden. Hij vroeg het gewoon. Laura zei: “Ja.” Joppe was de coolste jongen van de wereld. Het was weer tijd voor een familiebijeenkomst. Er waren nog veel ideeën bijgekomen. Iedereen zorgde ervoor dat ze al het materiaal in huis hadden voor het geval er nog eens luizen op bezoek kwamen. Er waren ook voldoende medicijnen als het spul weer zou komen, zodat er geen zieken meer waren. Joppe en Laura waren de dokters om de zieke mensen te helpen. Zij hadden de meeste medicijnen thuis.
| De Wondere Pluim | 2013 |
151
Joppe en Laura kregen twee kindjes, een meisje en een jongen. Het meisje heette Silke en de jongen heette Axel. Het gezinnetje was heel gelukkig en ze hadden nog eens luizen op bezoek gekregen. Maar er was geen reden tot paniek geweest. Ze hadden alle voorzorgen genomen. Na een lange tijd stierf Laura. Niet veel later stierf Joppe ook. Er werd een belangrijke begrafenis gehouden want Joppe en Laura waren de belangrijkste personen. Ze hadden veel mensen gered en daarvoor was iedereen ze heel dankbaar. Dit was het verhaal van Joppe en Laura. Astrid Van Minnebruggen 11 jaar Sint-Anna Goethe
152 | De Wondere Pluim | 2013 |
De jaloerse pen
Mark was een mooie blauwe pen en woonde al jaren in de pennenzak van Jan. Elke keer als Jan een schrijfopdracht kreeg, pakte hij zijn lievelingspen en schreef een mooie opdracht. Mark vond het super als hij Jans meester hoorde zeggen: “En pak nu allemaal je vulpen.” Dan ging de rits van de pennenzak open, pakte Jans hand hem beet en begon met hem te schrijven. Als Jan klaar was, stopte hij Mark terug in zijn pennenzak en deed de rits dicht. De volgende dag hoorde Mark de punten van de test: “John 8/10, Lies 9/10, Els 6/10 en Jan 10/10.” Mark kon wel een gat in de lucht springen, maar hij had geen benen, dus bleef hij gewoon in de pennenzak liggen. En zo ging het elke dag weer, al zes jaar lang. Toen Jan naar het middelbaar ging, kocht zijn mama, mevrouw Bolder, een spiksplinternieuwe pen. Jan was dolblij met de nieuwe pen. Hij ging slapen, want het was de volgende dag school. Toen Mark de volgende dag weer hoorde dat ze hun pen moesten nemen, zag hij Jans hand naar een totaal onbekende pen grijpen. Hij begon daarmee te schrijven. Mark barstte in tranen uit en wist niet wat te doen. Bert, het potlood, lag naast hem en zag zijn verdriet. Hij vroeg: “Hé, wat doe jij hier nog Mark? Jan moest zijn pen toch pakken? Dat ben jij toch?” “Nee”, zei Mark, “nu niet meer! Hij pakte zomaar en andere pen! Ik begrijp het niet!” zei hij helemaal overstuur. “Maar wacht maar, hier laat ik het niet bij!” En toen ging Mark helemaal onderaan in de pennenzak liggen nadenken. Toen ze de volgende dag de punten te horen kregen, zag het er niet goed uit voor Jan: “John 7/10, Els 8/10, Lies 4/10, da’s niet zo goed hoor, en Jan 8/10.” Jan schrok zicht rot. “D … dit kan niet!” riep hij en hij | De Wondere Pluim | 2013 |
153
barstte in tranen uit. Zo ging het de hele tijd en zijn punten werden er niet beter op: 7/10, 6/10, 7/10, 4/10 en zelfs een nul! Tot op de dag dat John zijn pen vergeten was en aan Jan vroeg of hij een pen mocht lenen. Jan leende Mark aan John uit. De volgende dag kreeg John te horen dat hij een 10 had, terwijl Jan weer een 7 had. En toen dacht Jan: “Hoe komt het dat ik vorig jaar met die pen steeds 10-en haalde en nu met een andere pen steeds zo slecht? En nu John mijn pen gebruikt heeft, heeft hij een 10!� Al snel begreep Jan dat het aan de pen lag. Sindsdien waren Jan en zijn pen onafscheidelijk. Hij wou zelfs met zijn pen begraven worden. P.S. dit verhaal bewijst dat er vriendschap bestaat tussen mens en pen. Jens Kleinen 11 jaar De Wereldschool
154 | De Wondere Pluim | 2013 |
| De Wondere Pluim | 2013 |
155
Verhalen van kinderen uit het zesde leerjaar, Nederlands tweede taal
Manneke Pisen Nico de duif Manneke Pis keek sip om zich heen. Hij keek naar de mensen die zich super goed amuseerden. Hij was het beu om elke keer hetzelfde ding te doen en op één plaats te blijven. Hij verveelde zich elke dag en wou ook zoals andere mensen zijn: vrij en gelukkig, blij! Maar nee, hij was maar een klein standbeeldje dat vastzat en niet meer vrij kon. Hij zag vrolijke vogels die heen en weer vlogen. Er rolde een dikke droevige traan over zijn wangen. Hij bleef maar kijken en denken … tot er een vogel op zijn hoofd zat te dansen. Manneke Pis schrok. De vogel vloog naast hem en vroeg: “Wat kijk jij zo verdrietig? Wat is er?” “Euh, niets. Wie ben jij?” vroeg Manneke Pis. “Ik, ik ben Nico, Nico de duif, en jij bent zeker Manneke Pis? Bijna iedereen kent je en bezoekt je”, zei Nico de duif. “Ja, weet ik, maar het is niet echt zo leuk als je denkt, hoor”, zei Manneke Pis bedroefd. “Ja, ik snap het. Telkens ik naar Brussel kom, zie ik je hier hmm … hetzelfde ding doen, en dat is natuurlijk super saai”, zei Nico de duif zelfverzekerd. “Euh … ja, inderdaad”, zei Manneke Pis beschaamd. “Weet je, je denkt vast dat ik een gewone duif ben, maar eigenlijk ben ik geen gewone duif. Ik ben een avontuurlijke ‘Engelenduif’. Ik heb een opdracht gekregen van de ‘Leeuwenkoning’“, zei Nico machtig.
156 | De Wondere Pluim | 2013 |
| De Wondere Pluim | 2013 |
157
“Wie is dat nu precies?” vroeg Manneke Pis bang. “Wel, dat is mijn baas, maar ik mag er niets over vertellen, alleen dat hij alle dieren een geheime opdracht geeft, over de hele wereld. De mensen mogen niet weten dat we kunnen praten en opdrachten geven”, zei Nico de duif bibberend. “Echt? Dat is super tof, zeg. Wauw, het zou me deugd doen als ik ook een opdracht kreeg”, zei Manneke Pis jaloers. “Wat is jouw opdracht nu precies?” vroeg hij zenuwachtig. “Wel, mijn opdracht is dat ik het ‘Manneke Pis’ van ‘ Brussel’ gelukkig moet maken.” Manneke Pis geloofde zijn oren en ogen niet en riep: “Jeej, yes, joeppie! Maar hoe ga je me gelukkig maken?” vroeg hij nieuwsgierig. “Ik breng je op avontuur”, zei Nico de duif. “Jeej, yes, joeppie”, zei Manneke Pis nogmaals. Manneke Pis droomde verder hoe het avontuur zou verlopen. Toen stopte zijn droom. Hij schrok: “Oooh nee, dat gaat niet”, zei hij doodsbang. “Hoezo niet?” vroeg Nico de duif gechoqueerd. “Kijk nu naar mij, ik zit vast. Ik kan hier niet weg. Ik zit vast als een rotsstandbeeld.” “Haha, ik heb er natuurlijk aan gedacht, hoor. Ik ben ook niet zo dom!” “Kun je me hier uithalen?” “Maar natuurlijk, ik ben niet voor niets een ‘Engelenduif’. Kijk hoe: Raar is hij. Laat hem amuseren en maak hem vrij”, zei Nico de duif raar. Manneke Pis keek naar beneden en zag dat zijn voeten los waren: “Wat heb je gedaan!” riep hij. “Ik heb een spreuk gebruikt om je te bevrijden.” “Oh, ik ben je echt dankbaar!” “Graag gedaan hoor, ik help graag mensen.” “Maar er is nog een probleem. Als de mensen zien dat ik weg ben, is dat toch verdacht!”
158 | De Wondere Pluim | 2013 |
Nico de duif dacht superhard na en zei: “Hokus, marakus, bimbamhang, maak van Manneke Pis een dubbelganger.” Ineens zag Manneke Pis een ander Manneke Pis naast hem en dacht: “Deze dag zal ik nooit vergeten!” “Kom maar op mijn rug zitten. We gaan naar Parijs.” “Euh … wat is ‘Parijs’ eigenlijk?” “Weet je dat niet? Ik denk dat hier wel het een en het ander geleerd moet worden.” Manneke Pis keek om zich heen. 1 uur later kwamen ze aan in Parijs. Manneke Pis stapte van Nico’s rug en keek bewonderend om zich heen. “Wauw, wat is het hier mooi, zeg”, zei hij dromerig. Na wat shoppen, eten en amuseren ontdekte Manneke Pis dat er iets mis was. “Euh Nico, waarom kijken mensen me niet raar aan? Ik ben een standbeeld en Manneke Pis, maar iedereen behandelt me gewoon”, zei hij. “Ik heb je betoverd. Nu zien andere mensen jou als een gewone mens”, zei Nico de duif kalm. “Ow, cool, nu kan ik me gewoon gedragen en me van niets iets aantrekken.” Na een flinke tijd werd het 20:00 uur. Er was al veel minder volk. “Waar gaan we nu?” vroeg Manneke Pis. “Wel, gewoon, we gaan een warm, droog plekje zoeken om te overnachten”, zei Nico de duif. “Wat betekent ‘overnachten’?” vroeg Manneke Pis onbegrijpelijk. “Dat betekent slapen”, zei Nico de duif. “Wat, weet je niet wat dat betekent?” vroeg hij gechoqueerd. “Euh … nee. Ik ben geen wezen maar een standbeeld. Ik begrijp jullie gewoon niet”, zei Manneke Pis raar. Ze vonden een goede, warme, droge plek om te overnachten. De volgende dag hadden ze afgesproken om naar monumenten te gaan kijken, maar ook beroemde gebouwen en concerten, om Manneke Pis de ware wereld te laten ontdek-
| De Wondere Pluim | 2013 |
159
ken. Ze besloten naar ‘Dubai’ te gaan. Manneke Pis vond dat hij in Parijs nog maar weinig ontdekt had, maar Nico de duif moest nodig naar Dubai. Ze waren vijf uur onderweg en dan landden ze voorzichtig. Ze kwamen aan een gigantisch gebouw. “Dit is de Burj Kalifa. Dat is het grootste gebouw ter wereld”, zei Nico de duif. “Wooooow, zo groot! Euh … zouden we even een bezoekje mogen nemen in dit gigantische gebouw?” vroeg Manneke Pis nieuwsgierig. “Maar natuurlijk mogen we dat. Ik heb genoeg geld gekregen om op avontuur te gaan”, zei Nico de duif. “Wat is ‘gold’?” vroeg Manneke Pis. “Het heet geld, geen gold”, zei Nico de duif. “Awel, wat is dat nu, ‘geld’?” vroeg Manneke Pis. “Pfffffff … laat maar, je weet bijna helemaal niets van het dagelijks leven! Maar geld is eigenlijk een soort ruil. Je betaalt en je krijgt daar iets voor”, vertelde Nico de duif. Na 20 minuten zaten ze al in het gebouw. Nico wou Manneke Pis het gebouw laten bewonderen. Nico stapte in de lift, maar Manneke Pis was te laat en de deur ging dicht. “Oooh nee! Manneke Pis”, riep Nico de duif. Manneke Pis was in shock. Hij rende heen en weer, op en neer, maar vond Nico niet. Het was ook omgekeerd. Nico de duif ging op en neer, heen en weer, maar vond Manneke Pis niet. Nico was zo gechoqueerd, maar hij had een plan. Hij ging naar een collega en vroeg hem om zijn vriend te gaan zoeken. Er gingen bewakers communiceren met een walkietalkie, op zoek naar Manneke Pis. Zelfs de bewakers hadden moeite om Manneke Pis te vinden. Het was immers een gigantisch gebouw. Toen vonden ze Manneke Pis. Nico de duif omhelsde hem. “Waar was je nu?” “Sorry Nico, ik was verdwaald. Ik beloof dat ik bij je blijf”,
160 | De Wondere Pluim | 2013 |
zei Manneke Pis zelfverzekerd . “Weet je, ik heb nagedacht en ben liever in Brussel. Ik wil weer teruggaan. Spijtig was dit het begin van ons avontuur, maar ik heb er geen zin meer in. Sorry”, zei hij daarna. “Je was wel een supergoede vriend die me wou helpen om me gelukkig te maken”, zei hij droevig. “Ik snap het wel, en ik vind jou ook een superleuke vriend. Ik breng je wel naar huis”, zei Nico de duif. Na 7 uur waren ze terug in Brussel. Nico toverde Manneke Pis weer als standbeeld, nam afscheid en vloog weg. Er rolde een dikke traan over Manneke Pis zijn wang en hij leefde zoals het leven was. Imane Karroumi 11 jaar De Linde
| De Wondere Pluim | 2013 |
161
Blijf jezelf “Maar mama, ik heb dat niet gedaan!” “Jacob, lieg niet. Hoe komen anders de muren vol graffiti?” Jacob duwde de stoel weg waar hij op gezeten had en rende naar boven. Op zijn kamer dacht hij na over de ruzie met zijn mama. Hij dacht aan zijn zus, die na een ruzie met mama zelfmoord gepleegd had. Zijn papa en mama waren gescheiden. Hij dacht aan de goede tijden met papa. En toen nam hij het grootste risico van zijn leven. De volgende dag kwam zijn mama hem wakker maken, maar hij lag niet in bed. Zijn moeder zocht overal, maar helaas. Hij was vertrokken uit het leven van zijn moeder en ging de wijde wereld in, op zoek naar zijn papa. Hij kwam mooie huizen, zwervers en winkels tegen. Maar daar had hij geen interesse in. Hij zocht zijn vader! Eigenlijk was het onmogelijk hem te vinden, want hij had alleen maar zijn naam. Eerst ging hij naar de luchthaven en vroeg daar aan de receptie of iemand de naam ‘Hans de Veelt’ wou opzoeken. Maar dat had niet veel succes. Bij het treinstation ook niet. Maar bij de bus had hij meer succes. Hij wist nu de naam en het land. Met veel moed ging hij naar Hongarije. Hij ging direct naar de hoofdstad Boedapest, waar hij veel mensen om hulp vroeg. De meeste mensen wisten niets van ene Hans. Na een maand gaf hij de moed op. Een terugreis kon hij niet betalen, dus zag hij wat er in de toekomst zou gebeuren. Hij ging in het afval wonen en wist zo nog een jaar te overleven. Hij stierf op 15 maart 2014.
162 | De Wondere Pluim | 2013 |
| De Wondere Pluim | 2013 |
163
De dag daarna kwam zijn vader in de krant. Hans kwam in de krant omdat hij zwervers hielp. Zijn moeder had een voorgevoel van wat er was gebeurd en ze leefde niet meer zo gelukkig als vroeger. Zijn vader vond het super dat hij zwervers kon helpen. Maar zijn zoon heeft hij nooit kunnen helpen. Yander L’Eveque 11 jaar De Zevensprong
De planeet zonder naam
Als je naar buiten kijkt, zie je de planeten. Je herkent ze bijna allemaal: Pluto, Mars, Saturnus, Uranus. Je vindt ze maar raar. Daar is er nog een. Je hebt die nog nooit gezien. Maar het kan je niet schelen. Je weet dat alleen planeet Aarde levende wezens bezit. Zonder dat je het weet, zegt iemand op die ongewone planeet hetzelfde. Leyla Zahler 11 jaar Tachkemoni
164 | De Wondere Pluim | 2013 |
| De Wondere Pluim | 2013 |
165
De schildpad en de kreeft
Er was eens een schildpad die een beste vriend had. Het was geen schildpad, maar een kreeft. Ze zaten in dezelfde school, de zoetwaterschool. Op een dag vroeg kreeft aan schildpad: “Als we ooit trouwen, hoe kunnen we dan bij elkaar blijven? We zijn tenslotte beste vrienden en beste vrienden moeten bij elkaar blijven, wat er ook gebeurt!” “Dat is nog een lange tijd, maak je er geen zorgen over.” Maar die dag kwam dichter en dichter. Op een dag ging schildpad trouwen. Hij wist niet hoe hij het aan kreeft moest vertellen. De vrouw van schildpad zei: “Je moet het aan kreeft vertellen.” Schildpad ging naar kreeft en zei het. Kreeft zat met zijn mond vol tanden. Hij kon niet meer praten. Schildpad dacht dat hij boos ging zijn, maar kreeft antwoordde: “Gefeliciteerd, mijn vriend.” Schildpad antwoordde: “Dankje”, en ‘s avonds vierden ze de bruiloft. Chafik El Khababi 12 jaar Afrit Zuid
166 | De Wondere Pluim | 2013 |
De kikker die naar de zon gaat Op een stille middag, vlakbij de zee, zaten kikker Franky en zijn vriend krekel op het strand. Ze waren moe van het zwemmen en lagen op hun dekentjes. Toen keek kikker Franky naar de zon en vroeg aan krekel: “Zou het niet mooi zijn om eens naar de zon te gaan?” Krekel zei: “Ja, natuurlijk.” Kikker zei: “Weet jij wat ik van plan ben? Ik zal een machine bouwen, maar niet alleen. Zou je me willen helpen?” Krekel zei: “Ja, oké. Dan zal ik de rest van onze vrienden halen.” Twee dagen later waren ze klaar met de machine. Ze was heel groot. Iedereen paste erin. Ze stapten allemaal in en startten de motor. De machine vloog als een raket. En ze leefden nog lang en gelukkig. Imran Jaber 13 jaar Afrit Zuid
| De Wondere Pluim | 2013 |
167
Een droom
Vannacht droomde ik een droom, en in die droom, droomde ik dat ik droomde in een droom. Het was een prachtige droom. Emma Kunstler 12 jaar Tachkemoni
Pluimen voor De Wondere Pluim! Vóór het schrijven begint, zie en hoor je dit: Mmm, ehhhh, pfffff, zou ik? Zou ik niet? En dan, alsof ze ervaren koorddansers zijn, beginnen ze woord voor woord, stap voor stap op het koord van de fantasie… Ze schrijven elk hun verhaal. Eenmaal ze vertrokken zijn, kunnen buitenstaanders enkel vol bewondering kijken naar de stappen van al deze koorddansende schrijvers. Vóór het lezen begint, denken ze : Ach, och, zou het wel of niet de moeite zijn? En dan vol verwondering kijken ze naar de koorddansers die zich met gemak en zelfzekerheid op grote hoogte, stap voor stap een weg banen. Ze lezen een van die verhalen en blijven lezen en vragen naar nog en nog en nog ... Elk jaar opnieuw is De Wondere Pluim een groot evenement met vele schrijvers en lezers. Wat kan ik anders, dan alle schrijvers, lezers, vrijwillige organisatoren en ondersteuners dankbaar zijn voor zoveel schoonheid? Meer dan 2800 kinderen die verhalen schreven, meer dan 300 lezende ouders, een schare van onze topschrijvers die er de wondere der Wondere Pluimen uithalen, een groeiende groep enthousiaste bekende ouders die het slotevenement opluisteren met het voorlezen uit al dat moois ... Allemaal ben ik ze zeer dankbaar. En dan dat ploegje niet-aflatende vrijwilligers dat het keer op keer in goede banen leidt, het is een wondere ploeg!
168 | De Wondere Pluim | 2013 |
| De Wondere Pluim | 2013 |
169
Dat de Stad Antwerpen dit jaar besloot het project terug wat centen te geven, is terecht en verdiend: ook daarvoor dank. Philip Heylen zag, als schepen van cultuur, in dit eenvoudig initiatief de veelkleurigheid en de toekomst! Ik kan hem enkel bijtreden. Ook HETPALEIS, dat weerom zijn steun verleent om van de slotmanifestatie een feest te maken, verdient een pluim. Vele pluimen dus, voor De Wondere Pluim, die een stimulans wil zijn voor de koorddansende schrijvers die woord voor woord op hun verhaal komen en ons woord voor woord meenemen in die schoonheid van het creëren. Tijl Bossuyt Artistiek en zakelijk leider, De Veerman
Inhoud Voorwoord
3
Juryverslag
7
Juryleden
11
Verhalen van kinderen uit het eerste leerjaar Nederlands moedertaal Bompa, mijn ster Een pinguïn die kon vliegen De paarse gans De witte zwarte Piet De kikker wou naar de zon De maan is van iedereen
Joppe Peeters Jana Raes Amelie Apers Micah Wysmans Zeena Gohel Rosalie De Boeck
Verhalen van kinderen uit het eerste leerjaar Nederlands tweede taal Ik ben verloren De vis zwom in de zee De pratende tomaat De vier seizoenen Het boek is kwijt Er was eens een jongen Anneke en de zwarte kikker
170 | De Wondere Pluim | 2013 |
Philip Heylen
Emma Batchvarov Iman Alieva Anaïs De Roover Nabila Murai Sathu Thayalan Driss Sbai Galan Siebel Gan Dalip
15 17 18 19 20 21
23 24 25 26 27 28 29
| De Wondere Pluim | 2013 |
171
Verhalen van kinderen uit het tweede leerjaar Nederlands moedertaal De berg met hoogtevrees Woorden met vleugels Kiko en Ouzo worden verliefd De leeuw zonder tanden De witte zwarte Piet Het meisje en de wolf
Jesse Dupré Joppe Bollaerts Yara Steurs Nel Franssen Mohamed El Mahsini Zoë Vanhoudt
Verhalen van kinderen uit het tweede leerjaar Nederlands tweede taal De visser en de zalm Het blaadje dat niet van de boom wilde vallen De kikker wil een tuin Mama en papa De drie prinsen en prinsessen De wilde draak die lief werd Wat als?
Kami Allaerts Ella Schöngut
39 40
Youssra Bakali Marwa Cherrabi Elma Ramadani Lucas L’Eveque Badakan Kanneh
41 42 43 44 45
Verhalen van kinderen uit het derde leerjaar Nederlands moedertaal Professor worm Samen stralen wij De wondere pluim Het blaadje dat niet van de boom wilde vallen De Makraleeuw De zeven muzieknoten
172 | De Wondere Pluim | 2013 |
31 32 33 35 36 37
Sid Djamel Besseghir Bo Grove Fien Troost Emeline Hoste
47 49 51 53
Wannes Martens Roos Van Der Vloedt
54 56
Verhalen van kinderen uit het derde leerjaar Nederlands tweede taal De vrouw en de aap Worm en het appelhuisje Het zwarte schaapje Een toverwereld Het geheim van de kleuren van de regenboog Het blaadje dat niet uit de boom valt
Mah Noor Ahmad Darlin Bonilla De Leon Nora El Azab Gabriel Junior Cruz Franseska Anton
59 60 61 63 65
Taha Lahjouji
68
Verhalen van kinderen uit het vierde leerjaar Nederlands moedertaal
V van verliefd Deenah Tsai en vlinders in je buik Toen ik president was Emile Van Gheem van Amerika De poppenkast zonder poppen Eloy De Corte Het blaadje dat niet van Jonas Sambaer de boom wilde vallen De maan is van iedereen Peter Claeys De vleermuis en de boom Rob Vaes
71 74 76 79 80 83
| De Wondere Pluim | 2013 |
173
Verhalen van kinderen uit het vierde leerjaar Nederlands tweede taal
Verhalen van kinderen uit het zesde leerjaar Nederlands moedertaal
Verhalen van kinderen uit het vijfde leerjaar Nederlands moedertaal
Verhalen van kinderen uit het zesde leerjaar Nederlands tweede taal
Het meisje en de stilte Ivana Batchvarov 85 De kikker die naar de zon wilde Maciej Malecki 86 De druppel die niet wou vallen Samuel Levy 89 Christina Mbungu Mbambi Mariam en haar dikke achterwerk 90 De nieuwe held Hamza Arkob 93 Er was eens een struisvogel Almira Ajeti 95 Er was eens een kindje Ilayda Tok 96 De witte zwarte Piet Yassin Abouz 97
De arrogante schildpad Het land van de verdwenen sokken Het blaadje dat niet van de boom wou vallen De omgekeerde klok Dr. Potverdomme (en Marie) De pudding
Emilie Marie Deac Mariken Rosseau
101 103
Ditte DuprĂŠ
106
Lara Baert Charlotte Costers Arthur Ooms
108 111 113
Verhalen van kinderen uit het vijfde leerjaar Nederlands tweede taal Kindsoldaat De appel uit het paradijs De uitvinding van de klok Kanker of niet. Ik hou van jou De dwerg die groot wou zijn Heksje Ibel en de toverkat
174 | De Wondere Pluim | 2013 |
Ilias Yachou Sina Pirmeh Finn Holler Sandra Bikhan Wassim El Hidar Soukiana Asabdoun
De tijd Het begon met nr. 1 Beer en ik Het onverkrijgbare blauw I believe I can fly De rode roos Woorden met vleugels Luizenoorlog De jaloerse pen
Manneke Pis en Nico de duif Blijf jezelf De planeet zonder naam De schildpad en de kreeft De kikker die naar de zon gaat Een droom
Dankwoord
Ana Dekoning 133 Miek Jacobs 138 Lotte Maes 140 Annelore Peeters 143 Jerom Gerard 145 Phara Nevelsteen 146 Livius van der Groen 147 Astrid Van Minnebruggen 149 De Wereldschool 153
Imane Karroumi Yander L’Eveque Leyla Zahler Chafik El Khababi Imran Jaber Emma Kunstler
157 163 165 166 167 168 169
117 118 120 123 127 130 | De Wondere Pluim | 2013 |
175
WERKTEN MEE AAN DE WONDERE PLUIM 28 scholen
Afrit Zuid, De Bever, De Evenaar, De Kolibrie, De kRing, De Linde, De Musica, De Spiegel, De Sterrenkijker, De Wereldschool, De Zevensprong, De Zonnebloem, De Zwemschool, Emma端s (Zuidschool), InPEERi@, Jonghelinckshof (Zuidschool), Klavertjevier, Mariagaarde, Prins Boudewijn, School aan de Stroom, Sint Aloysius, Sint-Anna Goethe, Sint-Jozef, Sint-Lutgardis, Steinerschool, Tachkemoni, Veltwijck, Via Louiza.
320 lezende ouders 2.847 schrijvende kinderen Organisatie
Lezende ouders, in samenwerking met De Veerman vzw
Kerngroep
Somia Bakali Bart Beirlant Naima Falki Thessa Goossens Annemie Morbee Griet Pauwels Griet Ramaut Lieven Sioen
176 | De Wondere Pluim | 2013 |
| De Wondere Pluim | 2013 |
177
Vakjury
NoĂŤlla Elpers Peter Holvoet-Hanssen Gerrit Janssens Rachida Lamrabet Joke van Leeuwen
Logo
Ab De Nijs Bik Ingrid De Decker
Affiche
Patrick Haerens
Trofee
Thessa Goossens
Drukwerk
www.printshop.be
178 | De Wondere Pluim | 2013 |