DE WONDERE PLUIM IS EEN PROJECT ROND SCHRIJF- EN LEESPLEZIER VOOR KINDEREN EN HUN OUDERS. IN DIT BOEK VIND JE DE 75 BESTE VERHALEN VAN DE 4000 ANTWERPSE KINDEREN DIE DIT JAAR DEELNAMEN. DE SELECTIE GEBEURDE DOOR OUDERS, EEN PROFESSIONELE JURY EN EEN KINDERJURY.
De wOnDere pluim 2017
De wOnDere pluim 2017
HET BOEK IS HEERLIJK OM THUIS OF IN DE KLAS UIT VOOR TE LEZEN, EEN GOEDE LEESOEFENING VOOR KLEINE EN GROTE BEGINNENDE LEZERS EN EEN ONUITPUTTELIJKE INSPIRATIEBRON VOOR CREATIEVE ACTIVITEITEN DIE VERTREKKEN VANUIT EEN VERHAAL. GENIET VAN DE WONDERBAARLIJKE VERHALEN VAN KINDEREN.
DE WONDERE PLUIM IS EEN INITIATIEF VAN LEZENDE OUDERS IN SAMENWERKING MET DE VEERMAN VZW. WWW.DEWONDEREPLUIM.BE DIT BOEK WERD GEREALISEERD MET DE STEUN VAN DE STAD ANTWERPEN
2017
2017
EEN PLUIM VOOR DE WONDERE PLUIM De Wondere Pluim bestaat vijftien jaar! Zou Jamila Zahnoun, die als ouder in 2002 aan de Wereldschool voorstelde een schrijfwedstrijd te houden, hebben kunnen vermoeden hoe fantastisch haar idee zou uitgroeien, eerst in Antwerpen en nu ook in andere plaatsen? Het begon met honderd verhalen, van kinderen die inmiddels al volwassen zijn. En er werd meteen rekening gehouden met wie tweetalig was. Elk jaar kwamen er meer scholen bij. En meer verhalen. En meer lezende ouders. En het slotfeest werd niet meer op een schoolplein gevierd, maar in het Museum voor Schone Kunsten of in het theater hetpaleis. Er kwamen beroemde ouders voorlezen en er werden workshops gegeven. Zelfs in Japan werden ze nieuwsgierig. Die honderd verhalen, dat zijn er inmiddels meer dan vierduizend. Geen enkele school zei: ik hou er maar eens mee op. En kijk, nu hebben we boeken vol originaliteit, humor, gekkigheid, gevoeligheid, verbeelding, verrassing en inleving. Graag geef ik de Wondere Pluim in dit jubileumjaar een mooie, grote, glimmende pluim: de scholen die meedoen, de ouders en vrijwilligers die meedoen, de mensen van de Veerman die het allemaal mogelijk maken‌ Ook alle kinderen die dit jaar een verhaal schreven, of dat nu in de prijzen valt of niet, krijgen van mij een dikke proficiat! Joke van Leeuwen Meter van De Wondere Pluim
De Wondere Pluim 2017 3
4 De Wondere Pluim 2017
Inhoud Een pluim voor De Wondere Pluim Joke van Leeuwen
3
Verslag professionele jury
11
Verslag kinderjury
17
Verhalen uit het eerste leerjaar, Nederlands thuistaal Hoe kan ik leven? Mara Stalpaert De dwerg en de prinses Sanaa Leysen De zon die niet op wou Sienna Zuidhof De vliegende bus Marcel Dejonghe De slak Dante Schyvens Oskar wil borsten Emil Janssens Ik ben slim Lena De Bruyn
23 23 24 26 27 28 29 31
Verhalen uit het eerste leerjaar, andere thuistaal 33 Ziek 33 Teresa Tenzin Aap eet vis 35 Farah Adam Fatumo De boom 36 Maysa Loutfi De paal die praat 37 Safae El Ouarghi Op de vlucht met mijn koffertje 38 Emma Emmerich De beer die kan vliegen 39 Colline Drzewien Het lieveheersbeestje 40 Mohamed Bouzambou
De Wondere Pluim 2017 5
Verhalen uit het tweede leerjaar, Nederlands thuistaal De vuurspuwende hotdog Linus Bals De zon die niet op wou Pippa Matthys De letter K Charlotte De Lien De fee Malou Tobback Jan wil borsthaar Kelsey Llapitan Vanwaar komt de sneeuw Yente Lauwens
43 43 44 46 47 48 50
Verhalen uit het tweede leerjaar, andere thuistaal 53 Het meisje en de vier seizoenen 53 Noor Bouzambou Roosje met magische krachten 54 Wassila Ahmed-Chichi Het speciale haantje 57 Ilia Veselinov De zon die niet op wou 58 Oumou Ba Dierengeluiden 60 Rawan Al-Hayali Stella en de pratende ananas 61 Manuel Sabani De computer die alles vergat 62 Adrian Machel Verhalen uit het derde leerjaar, Nederlands thuistaal 65 Het marsmannetje en de kabouter op Mars 65 Erin Kerschkamp Het vogeltje dat niet kon kakken 67 Willem Sans Broer 69 Ernesto Mortelmans De baard die kan bewegen en praten 70 Zakaria Ankoum Op safari 71 Lennert van der Made
6 De Wondere Pluim 2017
Het sterrenmeisje Naemi Maes Geeltje krijgt een zusje Joanna Lauwerijssen
73 76
Verhalen uit het derde leerjaar, andere thuistaal 79 Schrijven 79 Akira Verhaert De verloren herinneringen 80 Fiona De Roeck De juffen 82 Fatima Zariah De stad zonder auto’s 83 Feyza Murat De magische schoenen 85 Oumayma Errachidi Chocolade is lekker 87 Zakaria Boutahari Verhalen uit het vierde leerjaar, Nederlands thuistaal De drie cavia’s die naar het zwembad wilden Fabian Mens Eend aan de deur Ilan Schreiber Samen in de Wolga Isadora Lambrechts Het geheimzinnige boek Manou Van Dijck Het verhaal zonder titel Florus Van Camp Op vakantie naar Parijs Lennert De Clercq Verhalen uit het vierde leerjaar, andere thuistaal De leeuw en de antilopen Malwina Streciwilk Sofia’s dagje uit Inas Laktit Zwartje en het zwarte bloempje Irisa Babakhel
89 89 90 93 97 100 105
109 109 115 116
De Wondere Pluim 2017 7
Antwerpen 118 Mariam El Makrini De geheimzinnige tuin 119 Layla Urun De eenzame tocht van Sambal 123 Aminata Sambou Verhalen uit het vijfde leerjaar, Nederlands thuistaal Op reis met ijs Mika De Hooghe De knuffel die geen knuffel wou Billy Goossens Het omgekeerde dorp Stella Crombez De klank van het leven Margo Wouters De arme bomen Marieke Van der Hallen Het vergeten snoepje Coda Braet
127 127 132 135 138 139 142
Verhalen uit het vijfde leerjaar, andere thuistaal 145 Geeststad 145 Emma Batcharov De verdwenen zondag 146 Szymon Chojnacki Eenhoorns en bananen 148 Alicja Wisniewska De vliegende paraplu 150 Nisrine Akhloufi Op de vlucht met een koffertje 151 Lucas Ostyn Verhalen uit het zesde leerjaar, Nederlands thuistaal Op zoek naar vrijheid Mila Deschuyter Het pluimpje dat een doel zocht Julie Van Loon Op reis met een koffertje Nona Verbergt
8 De Wondere Pluim 2017
153 153 156 159
Isolde en de zeven dwaallichtjes Jokelin Peeters Samen met mijn koffertje Ella Voet Wat is waarheid? Sisto Roegiers De flinke duivel Lieselotte Borghijs De vlucht naar geluk Leni Steckelbruck
161
Verhalen uit het zesde leerjaar, andere thuistaal De zon die niet op wou Ayman Akkouh De detective en de schaduw Otis Lovence Het verdwenen speelgoed PĂŠnĂŠlope De Baecker De Bermudakipv Mohamed Sylla Op de vlucht Matin Amiri Een virus gedetecteerd! Younes Cherif
177 177
15 jaar en meer dan 35.000 verhalen later Tijl Bossuyt
193
Juryleden
197
165 166 168 171
179 183 186 188 190
Medewerkers 201
De Wondere Pluim 2017 9
10 De Wondere Pluim 2017
verslag professionele jury 1. Bij de eerste categorie was het al raak. De jury was verdeeld. Passioneel verdeeld. Sommige juryleden waren halsoverkop gevallen voor ‘de dwerg en de prinses’, een alternatief liefdesverhaal waarin de prinses haar verloofde, de dwerg, alsnog laat zitten voor een prins – maar wél een die van kamperen houdt. Andere juryleden zaten ondertussen onbedaarlijk te giechelen bij de slotzin van ‘de zon die niet op wou’ – de zon had de waterpokken. Maar het verhaal dat ons allemaal bij de strot greep, was de indringende, ziel-zoekende, en verrassend muzikale hartenkreet ‘Hoe kan ik leven?’ van Mara Stalpaert. 2. Hier ging de strijd tussen het langste verhaal, en het allerkortste. Zo kort, dat er onder de titel maar één zin stond. ‘De paal die praat – hij zegt stop als het rood is’ vonden we in al zijn kernachtigheid zeer geestig en origineel. Maar nog iets meer indruk maakte het verhaal over een gezin dat tegenslag overwint door een groot feest te geven. Ons bleef vooral het niet-nadrukkelijk troostende beeld aan het einde bij. Nadat zowel de zus als de papa ziek zijn geweest, gaat het beproefde maar opgeluchte gezin naar het park. Iedereen gaat op de glijbaan. Papa valt in de zandbak. Hij lacht heel hard. De tweede Wondere Pluim gaat naar het gevoelige ‘Ik ben Roos, ik heb een zus’ van Teresa Tenzin. 3. ‘Eindelijk testosteron!’ ‘Hollywood.’ ‘Een energiebom.’ Dat waren termen die spontaan uit de jury opwelden na het lezen van het winnende verhaal. Net als bij de viriele hotdog uit de titel – hij maakt duizend kinderen –
De Wondere Pluim 2017 11
schieten de gensters van de tekst af. Dit is geen hotdog wiens pad je ongestraft kruist. De baard van sommige juryleden smeult er nog van na. Een Wondere Pluim voor ‘de vuurspuwende hotdog’ van Linus Bals. 4. Ook de vierde categorie was een moeilijke keuze. De jury besliste na veel wikken en wegen om de eervolle vermelding te geven aan het verhaal ‘de zon die niet op wou’ van Oumou Ba. Vooral de laconieke, no-nonsense manier waarop het hoofdpersonage de zon weer tevoorschijn tovert – ze trekt met een touw de regenwolken weg, ‘en voilà’ – was hartverwarmend. Het winnende verhaal is een filosofische vertelling. Over een meisje dat geen naam krijgt en dus voor ons allemaal kan staan. Een meisje dat denkt dat ze een voorkeur heeft voor een van de seizoenen, maar gaandeweg ontdekt dat elk jaargetijde zijn eigen specifieke charmes heeft. Als je in het tweede leerjaar al zo’n wijsheid bezit, kan het alleen maar goed met je komen. De vierde Wondere Pluim gaat naar ‘het meisje en de vier seizoenen’ van Noor Bouzambou. 5. Hier zaten de juryleden lang in hun lange witte baard te krabben. De kwaliteit in deze categorie lag erg hoog – zo hoog, dat het moeilijk was om een winnaar te bekronen. We moesten ook kiezen uit heel verschillende soorten verhalen: gingen we voor het gevoelige gedicht ‘broer’, of voor de absurdistische hilariteit van ‘het vogeltje dat niet kon kakken’ omdat het zonder kontje is geboren? Die twee teksten hebben lang mee op tafel gelegen. Maar uiteindelijk won nog een ander knotsgek verhaal – omdat het niet alleen grappig was, maar ook stilistisch sterk: ‘Het marsmannetje en de kabouter op Mars’ van Erin Kerschkamp.
12 De Wondere Pluim 2017
6. Een van de schrijvers in deze categorie kijkt graag naar spannende series op televisie. Dat was toch de indruk die de jury kreeg bij het lezen van het verhaal dat een speciale vermelding krijgt, omdat het mysterie en de suspens stapje voor stapje worden opgebouwd – kundig gedaan in ‘de verloren herinneringen’ van Fiona De Roeck. Maar uiteindelijk koos de jury hier voor de originaliteit van een verhaal over het schrijven van een verhaal, een verhaal dat maar niet geschreven geraakt, en een schrijver die daarvan alsmaar wanhopiger wordt. Wel, Akira Verhaert, jouw ‘schrijven’ is dan toch gelukt! 7. Zeiden we daarnet niet dat het moeilijk was om verschillende genres met elkaar te vergelijken? Datzelfde probleem dook hier ook op – wéér een sterke groep, wéér veel kwaliteit, en wéér heel uiteenlopende soorten verhalen. Kozen we voor het bijna negentiende-eeuws aandoende ‘Samen in de Wolga’ van Isadora Lambrechts, de jongste Tolstoy-adept ten zuiden van de trans-Siberische spoorlijn? Lieten we ons betoveren door de meta-fictie in ‘het geheimzinnige boek’ van Manou Van Dijk, waarin Hermelien, als een hedendaagse (en belezen) Alice in Wonderland, een boek in stapt en beroemde romanpersonages leert kennen? Of kozen we toch voor humor? Welja – de humor haalde het, niet alleen omdat we heel hard hebben moeten lachen, maar ook omdat we bewondering hadden voor de ritmische opbouw en de mooi gedoseerde gekte van ‘De drie cavia’s die naar het zwembad wilden’ van Fabian Mens. 8. Het is niet eenvoudig om een leeuw met tandpijn te zijn. Sommige juryleden beweren bij hoog en bij laag dat ze er persoonlijk ervaring mee hebben. De anderen lieten zich gewoon charmeren door de aandoenlijke onbeholpenheid van een leeuw die er niet beter op vindt
De Wondere Pluim 2017 13
dan een stel stieren te vragen hem een kopstoot te geven. Leuk gedaan, Malwina Streciwilk, met je ‘de leeuw en de antiloop’! 9. In de volgende categorie wint opnieuw een dierenfabel. Eén in de beste traditie van het genre bovendien, een parabel die je doet nadenken over de mens en wat hij met de wereld doet. Het verhaal over een ijsbeer die de smeltende ijskappen op de Noordpool ontvlucht en naar de pinguïns op de Zuidpool wil, is uiteraard een ecologisch zedenspel. Maar het zet je ook aan het denken over de vluchtelingenproblematiek. En tussendoor wordt er nog een rake sneer gegeven aan de massamedia, als er een boot met een cameraploeg voorbijvaart, die de haast verdrinkende ijsbeer pas wil redden als dat een interessantere documentaire oplevert. De negende Wondere Pluim gaat naar ‘Op reis met ijs’ van Mika De Hooghe. 10. Poëzie is geen eenvoudig genre. Als ze eenvoudig en begrijpelijk is, dan klinkt ze soms té gewoontjes. Maar als ze volop inzet op de similis en de synestesieën, de oxymorons en metoniemen, de metaforen en de zeugma’s, dan wordt het snel gezocht. De winnaar in deze categorie slaagt erin om beide kliffen lachend te omzeilen. Hoewel het gedicht een vreemde, onvatbare sfeer oproept, en het eigenlijk heel moeilijk precies te zeggen is waar het over gaat, bevat iedere regel trefzekere beelden en intrigerende vergelijkingen. De jury – nochtans tateraars eerste klas – was collectief sprakeloos. En unaniem in zijn bewondering. Als we niet wisten dat deze dichter nog maar elf was, hadden we gedacht dat het om een professionele, volwassen dichter ging. Deze Wondere Pluim steken we eerst op een speciaal daarvoor vervaardigde hoed, die we vervolgens eerbiedig afzetten voor ‘Geeststad’, van Emma Batcharov.
14 De Wondere Pluim 2017
11. En opnieuw had de jury de luxe om te kunnen kiezen uit verschillende erg sterke inzendingen. Maar slechts één ervan had een openingszin die ons direct bij de lurven vatte. ‘Rondjes lopen in een klein kamertje met alleen maar een bed en zonder ramen, dat is mijn leven.’ Van een schrijver die dat op papier zet, wil je meer lezen. De Wondere Pluim gaat naar Mila Deschuyter, voor ‘Op zoek naar vrijheid.’ 12. De laatste Wondere Pluim gaat naar een schrijver die een thema heeft vastgegrepen dat wel meer jonge schrijvers heeft geïnspireerd - en dat in deze wedstrijd eerder al twee eervolle vermeldingen heeft opgeleverd. Het is dan ook een oeroud thema, dat zelfs de eerste mensen al aanzette tot het vertellen van verhalen. Hoe komt het dat de zon er soms niet is? Wat moeten we doen om ze weer te laten schijnen? De schrijver kiest voor de moderne technologie: hij vliegt per raket naar de zon, om daar te ontdekken dat die zich schaamt voor een dikke wrat op haar wang. Een leuke vondst, van Ayman Akkouh die met‘De zon die niet op wou’ de terechte laatste winnaar maakt.
De Wondere Pluim 2017 15
16 De Wondere Pluim 2017
Verslag kinderjury 1. In de eerste categorie koos de jury voor een verhaal over een eigenzinnige prinses, die al snel een prins tegenkomt. Jammer voor de prins: de prinses denkt er niet aan om met hem te trouwen. Ze kiest voor de dwerg. Die keuze kon onze jury wel smaken. Enkele tellen later komt ze op haar stappen terug en wil ze toch met de prins trouwen. Een onverwachte wending, waar de jury goed mee kon lachen. Ze vonden het sterk hoe iemand van het eerste leerjaar al zo’n mooi en lang verhaal kon schrijven. Sanaa Leysen verdient daarom met ‘De dwerg en de prinses’ een Wondere Pluim. 2. Een persoonlijk familieverhaal trok de aandacht van de jury. Ze werden meegezogen met de gevoelens van Roos en haar familie. “Je denkt ‘oei, ze zijn allemaal ziek en droevig’, maar op het einde is iedereen blij!” bedacht een van onze juryleden. De zieke familieleden voelen zich al gauw beter na een dab en een dansje op het feest. Knap gevonden verhaal, met een mooi einde. Een Wondere Pluim voor ‘Ziek’ van Teresa Tenzin. 3. De absolute favoriet van deze categorie barst volgens deze juryleden van de originele ideeën en pikante humor. Het idee van een vuurspuwende hotdog die op zoek is naar een liefje, werkte op hun lachspieren. Ze vonden het erg geestig dat die hotdog dan ook nog kon kussen en duizend kindjes maakte! Een verdiende Wondere Pluim voor ‘De vuurspuwende hotdog’, een verhaal in vuur en vlam van Linus Bals.
De Wondere Pluim 2017 17
4. In de vierde categorie koos de jury voor een verhaal over een stoer meisje, dat niet terugschrikt voor een gevaarlijke reus. Het verhaal nam hen mee naar droomland, waar alles en iedereen verdwenen is. Dat vonden ze best spannend. Gelukkig durft Roosje de confrontatie met de reus aan. Een leuk verhaal met een geruststellend einde. De Wondere Pluim gaat naar ‘Roosje met magische krachten’ van Wassila Ahmed-Chichi. 5. Een vogeltje dat niet kon kakken, dat werkte wel op de lachspieren van onze juryleden. Zij vonden het verhaal van het vogeltje goed beschreven, origineel en mooi. Het vogeltje lijkt wel zoals een kindje dat ziek is en naar de dokter moet, een ervaring waarin iedereen zich goed kon inleven. Een vijfde Wondere Pluim voor ‘het vogeltje dat niet kon kakken’ van Willem Sans. 6. De jury was het unaniem eens over de winnaar van de zesde categorie. Ze kozen voor een knap opgebouwd verhaal met oog voor detail. Dit spannende verhaal maakte hen al vanaf het begin heel benieuwd hoe het zou aflopen. Want wat een gek en eng idee om al je herinneringen te verliezen. Zo gaat deze Wondere Pluim naar ‘De verloren herinneringen’ van Fiona De Roeck. 7. In deze categorie was het moeilijk kiezen tussen twee heel verschillende verhalen. Isadora Lambrechts nam onze juryleden mee naar Rusland met haar verhaal ‘Samen in de Wolga’. Ze vonden het een spannend verhaal waarin heel veel gebeurt. Ze waren blij dat het hoofdpersonage van haar pestkoppen afgeraakt en het poesje kan redden. Maar ook het verhaal waarin drie cavia’s samen naar het zwembad wilden, vonden ze heel geslaagd. Wat een leuk idee dat ze gaan zwemmen. Vooral de scène waarin ook de derde hamster het zwembad niet in mag
18 De Wondere Pluim 2017
omdat hij een pamper aan moet, vonden ze hilarisch. De juryleden beslisten uiteindelijk in deze categorie de Wondere Pluim toe te kennen aan ‘de drie cavia’s die naar het zwembad wilden’ van Fabian Mens. 8. Een pinguïn die gaat shoppen, daar hadden onze juryleden nog nooit van gehoord. Een origineel idee dat hen goed aan het lachen bracht. Gek dat de pinguïn met de trein ging en niemand dat opmerkte, bedachten ze nog, “ik zou bellen als ik een pinguïn op de trein zag, misschien zat ze in een koelwagen”. De jury vond het leuk dat de pinguïn op bezoek kon bij haar familie in Planckendael. De achtste Wondere Pluim gaat naar ‘Sofia’s dagje uit’ van Inas Laktit. 9. In deze categorie koos de jury voor een verhaal vol verbeelding, met gekke ideeën en originele gedachten. Een knuffel die kan praten, dat is best gek. Een verrassend verhaal over een knuffel met knuffelvrees. Gelukkig kan Jan zijn knuffel Bram toch overtuigen om niet meer bang te zijn voor knuffels. Een Wondere Pluim voor ‘De knuffel die geen knuffel wou’ van Billy Goossens. 10. Wat als de zondag verdwenen zou zijn? Waar zou je die dan moeten gaan zoeken? De jury vond dat wel een leuk en origineel idee. Het verhaal waarvoor ze kozen, nam hen mee op een zoektocht naar zondag. Ze vonden het grappig dat de man het aan de politieman gaat vragen. Goed gevonden dat hij de zondag terugvindt bij de spelende kinderen. De tiende Wondere Pluim gaat naar ‘De verdwenen zondag’ van Szymon Chojnacki. 11. Onze jury merkte op dat de schrijver van dit verhaal duidelijk veel plezier had bij het verzinnen ervan. Met veel verbeelding vertelt het verhaal de reis van een
De Wondere Pluim 2017 19
pluim. De pluim maakt veel grappige momenten mee: ze knipt met een schaar een gat in de boekentas, net door het hoofd van Sneeuwwitje, ze is bang was om te vallen, maar beseft dat ze een pluim is en rustig naar beneden kan dwarrelen. Onze jury vond het ook leuk dat de droom van de pluim uitkomt: gedichten schrijven met haar kont. In deze categorie verdient Julie Van Loon een Wondere Pluim met ‘Het pluimpje dat een doel zocht’. 12. In de laatste categorie was het spannend. De jury vond het verhaal ‘De zon die niet op wou’ van Ayman Akkouh erg grappig. Een van de leden bedacht: “Als ik zo’n wrat als de zon zou hebben, zou ik ook achter de wolken gaan”. Toch kozen ze vol bewondering voor een spannend detectiveverhaal, waarin een jongen een schim ontmoet uit de Tweede Wereldoorlog. Dat je met een schim kan praten, vonden de juryleden heel fascinerend. De laatste Wondere Pluim gaat naar ‘De detective en de schaduw’ van Otis Lovence.
20 De Wondere Pluim 2017
De Wondere Pluim 2017 21
22 De Wondere Pluim 2017
1ste leerjaar | nederlands thuistaal
Hoe kan ik leven? Hoe kan dat? Hoe kan ik leven? Is er een meneer die heel de wereld bestuurt of is het een mevrouw? Ik weet het niet. Ik wil het heel graag weten, maar ik weet het niet. Ik wil het zoooo graag weten. Hoe leef ik hier precies? Moet ik het weten? Maar hoe, hoe kan ik het weten? Moet ik het aan mama vragen, of niet? Oooonee! Zo kom ik het nooit te weten. Komaan, ik kan het. Het is niet moeilijk. Ik kom het wel te weten. Ja, zo is het. Moet ik misschien een lied verzinnen? Hoe! Hoe! Hoe! Hoe? Ik wil het zoooo graag weten. Ik weet het! Ik denk na, dus ik besta.
Mara Stalpaert 6 jaar De Kleine Wereld
De Wondere Pluim 2017 23
1ste leerjaar | nederlands thuistaal
De dwerg en de prinses Er was eens een prinses en een dwerg. Ze gingen naar het bos. Er kwam een prins aan. Hij vroeg aan de prinses: “Wil je met me trouwen?” “Nee, ik trouw met de dwerg,” antwoordde de prinses. De prins was verdrietig. Hij zocht een andere prinses. Toen kwam de prinses terug en zei: “Ik wil toch met jou trouwen.” De prins zei: “Kom, stap maar op. We gaan naar het kasteel.” Ze trouwden en hielden een trouwfeest. Het was een heel groot bal met pannenkoeken, taarten en koekjes en van alles. Er was ook muziek. Ze aten, dansten, babbelden en vertelden mopjes. Iedereen lachte. Maar voor de prinses was het helemaal anders. Want het is nog maar de eerste keer. En ze mocht ook blijven slapen bij de prins. Het was heel gezellig in bed. Het was een stapelbed en ze lagen helemaal van boven. Die avond aten ze frietjes in de McDonald’s met mayonaise, ketchup en lekkere currysaus. De prinses en de prins mochten op een troon zitten. Ze gingen mooie tronen kiezen met diamanten. Ze kochten voor de prinses een ketting en voor de prins een kroon die blonk als een ster. Die avond gingen ze kamperen. Ze gingen slapen in een tent en keken naar de sterren en naar de maan. Plots zag de prinses een vallende ster en ze deed een wens. Daarna gingen ze slapen.
24 De Wondere Pluim 2017
1ste leerjaar | nederlands thuistaal De volgende morgen werden ze wakker en aten ontbijt. Ze gingen meteen naar het bos en zagen vogeltjes en bomen. Ze zagen ook af en toe vosjes, musjes en vinkjes. De zon scheen en ze leefden nog lang en gelukkig.
Sanaa Leysen 7 jaar Sint-Maria
De Wondere Pluim 2017 25
1ste leerjaar | nederlands thuistaal
De zon die niet op wou Jan wou opstaan. Hij ging uit bed. Hij dacht dat het ochtend was, maar de zon was weg. Hij zei: “Dan ga ik terug naar bed.� De zon kon niet wakker worden, omdat hij zijn wekker niet had gezet. Maar de zon was ook ziek. Hij had waterpokken.
Sienna Zuidhof 6 jaar De Spiegel
26 De Wondere Pluim 2017
1ste leerjaar | nederlands thuistaal
De vliegende bus Er was eens een bus. De man van de bus drukte op de verkeerde knop. Het was de knop waardoor de bus vleugels kreeg. De mensen die in de bus zaten, vielen uit het raam. Gelukkig had een mens het gezien. Hij had een net bij. Hij pakte het net en ving de mensen. Gelukkig waren alle mensen nog levend.
Marcel Dejonghe 6 jaar De Kolibrie
De Wondere Pluim 2017 27
1ste leerjaar | nederlands thuistaal
De slak De slak is verdwaald. Er is een reiger die de slak wil opeten. Maar de slak is heel snel en heel stoer en heel cool. Het is Turbo de slak. Dus daarom is hij zo cool.
Dante Schyvens 6 jaar De Pientere Piste
28 De Wondere Pluim 2017
1ste leerjaar | nederlands thuistaal
Oscar wil borsten Oscar is geboren. Hij wordt één jaar. Hij krijgt een cadeautje van zijn mama. Dan krijgt hij ook nog cadeautjes van zijn papa en zijn broer. Papa roept: “We gaan taart eten. Oscar, jij mag de kaarsjes uitblazen omdat je jarig bent. Iedereen aan tafel. Oscar, wat wil je zeggen?” “Papa, ik wil borsten.” “Waarom Oscar?” “Omdat ik dat leuk vind.” “Oké, maar pas als je twee jaar bent.” “Waarom papa?” “Omdat we dan naar de winkel moeten en dat is niet leuk op je verjaardag. En nu gaan we dansen.” Mama pakt de radio en de discobal, en dan gaan ze dansen. Daarna gaan ze op schattentocht. “We moeten in de kamer van Oscar zoeken.” Iemand heeft de schat gevonden. Het is Oscar. Hij is goed in zoeken. Ineens kreeg Oscar borsten en hij zei: “Papa, ik hoef geen borsten, want ik heb al borsten. Kijk maar.” “Hoe komt dat?” “Toen we op schattentocht waren, kreeg ik borsten. Zo ging het.” Papa zegt: “Gaan we nu verder feesten?” “Oké dan, we gaan verder feesten. Wat gaan we doen?” “Dat weet ik niet.” Oscar weet het ook niet en vraagt: “Mama, weet jij het?” “Nee, Oscar.”
De Wondere Pluim 2017 29
1ste leerjaar | nederlands thuistaal “Ik weet het, broertje, we gaan spelen met je cadeautjes.” “Dat is een goed idee. Iedereen, we gaan spelen.” “Ik ga kijken hoe het is met mijn borsten.” Oscar kijkt en hij vindt het leuk om borsten te hebben.
Emil Janssens 6 jaar ’t Groen Eilandje
30 De Wondere Pluim 2017
1ste leerjaar | nederlands thuistaal
Ik ben slim Ik ben slim. Ik maak bijna nooit fouten. Daar komt een boek. Op mijn pen valt het boek. Maar het was nog mooi. Bedankt, wie dat ook was.
Lena De Bruyn 6 jaar Sint-Bernadette
De Wondere Pluim 2017 31
32 De Wondere Pluim 2017
1ste leerjaar | andere thuistaal
Ziek Ik ben Roos. Ik heb een zus. Mijn zus heet Mik. Ze is ziek. Mama is niet blij. Papa is ook niet blij. Nu is papa ook ziek. Mama is verdrietig en heeft tranen in haar oog. Mama zingt een lied. Het is een lied over ziek zijn. Mama zegt dat ze even weg moet. Wat mama gaat doen, is een feest maken. Ze nodigt iedereen uit: Lin, Marie en Saar en nog heel veel anderen. Mama is benieuwd hoe het zal gaan. Ze gaat boven in haar slaapkamer een klein beetje liggen. Dan komen de gasten. Het feest gaat beginnen. Maar eerst moeten Mik en Roos en papa komen. Dan gaat het feest echt beginnen. Ze gaan dansen en de disco gaat aan. Iedereen doet de Dab en iedereen doet ook de Oeoe mee. “Doe jij dat zo? Nog een keer proberen.” Dan gaan ze de Move it doen. Oo ja, de dans Move it en nu van We wanna … Het feest is voorbij. “Nu gaan jullie in bed,” zegt mama. “Welterusten.” Papa en mama geven een zoen. Mama maakt de keuken schoon. Papa maakt de living schoon. Nu gaan zij ook slapen. Papa snurkt altijd. Daardoor kan mama niet slapen.
De Wondere Pluim 2017 33
1ste leerjaar | andere thuistaal De volgende dag is het weer goed. Ze zijn allemaal blij. Ze gaan naar het park. Ze gaan in de zandbak en op de glijbaan. Papa valt in de zandbak. Hij lacht heel hard.
Teresa Tenzin 7 jaar De Sterrenkijker
34 De Wondere Pluim 2017
1ste leerjaar | andere thuistaal
Aap eet vis Aap eet vis en drinkt water. Vis zwemt in de buik. “Blup, blup, blup” zegt vis.
Farah Adam Fatumo 7 jaar Aan de Stroom
De Wondere Pluim 2017 35
1ste leerjaar | andere thuistaal
De boom De boom was van de buurman. Sep hield van de boom. De boom stond in de tuin. De buurman wou de boom weg. Sep rende naar de buurman en wees naar een nest. En de boom werd groot door Sep.
Maysa Loutfi 6 jaar De kRing
36 De Wondere Pluim 2017
1ste leerjaar | andere thuistaal
De paal die praat Ze zegt stop als het rood is.
Safae El Ouarghi 7 jaar De Linde
De Wondere Pluim 2017 37
1ste leerjaar | andere thuistaal
Op de vlucht met mijn koffertje Er was eens een klein, lief mannetje. Op een dag was het de leukste dag van zijn leven. Toen kwam er een hond achter hem aan. Hij liep snel naar huis. Hij pakte zijn koffertje. Hij liep zo snel hij kon. Toen kwam hij op een plek waar niemand was. En hij leefde nog lang en gelukkig.
Emma Emmerich 6 jaar De Spiegel
38 De Wondere Pluim 2017
1ste leerjaar | andere thuistaal
De beer die kan vliegen Er was eens een beer die honing wou. De beer had een fles met honing. Hij nam de fles en stak zijn poot in de fles. Hij at de honing op. Hij ging voorzichtig vliegen. Hij zag de zon. Toen kwam er een kikker, die wou ook mee. De kikker kon er net bij. De kikker sprong naar boven en zo gingen ze naar boven.
Colline Drzewien 6 jaar Sint-Bernadette
De Wondere Pluim 2017 39
1ste leerjaar | andere thuistaal
Het lieveheersbeestje Er was eens een lieveheersbeestje. Hij houdt van rood. Hij is rood, maar zijn vriend is groen. Hij heeft ook een wit vriendje. Ook een bruin vriendje. En nog een blauw vriendje. Dat zijn ze allemaal. Welke is die van jou?
Mohammed Bouzambou 6 jaar Sint-Maria
40 De Wondere Pluim 2017
De Wondere Pluim 2017 41
42 De Wondere Pluim 2017
2de leerjaar | Nederlands thuistaal
De vuurspuwende hotdog Er was eens een hotdog die in de winkel lag. Hij was heel speciaal. Hij kon vuurspuwen en dat konden de anderen niet. Toen iemand een hotdog wou kopen, pakte de winkelier per ongeluk de vuurspuwende hotdog en legde die in de winkelkar. De meneer ging terug naar huis en hij legde de hotdog op zijn bord. “Maar eerst moet hij in de microgolf,” zei hij. “Dat is maar goed ook,” dacht de hotdog, “dan kan ik weer op krachten komen.” Toen hij helemaal warm was, piepte de microgolf. De man deed de microgolf open en weet je wat? De hotdog spuwde vuur en de man brokkelde helemaal uit elkaar. Hij was niets meer dan een hoopje. De hotdog ging naar buiten. Hij zocht een liefje. Toen hij dat liefje had gevonden, zei hij: “Schatje, ik sta voor u in vuur en vlam.” Hij spuwde vuur op zichzelf, en inderdaad: hij stond in vuur en vlam. Hij kuste de andere hotdog, maar dat was helemaal geen vuurhotdog. De hotdog werd ook een hoopje as en ging naar de hemel. De vuurspuwende hotdog moest hoe dan ook een pepertje als liefje hebben. En als hij dan de peper kuste, kon hij met iedereen kussen, zonder dat zijn liefje as werd. Dat deed hij en hij maakte 1.000 kinderen.
Linus Bals 7 jaar Prins Boudewijn
De Wondere Pluim 2017 43
2de leerjaar | Nederlands thuistaal
De zon die niet op wou Het was zaterdag. Lina lag in bed. Het was 6:30 en Lina kon niet meer slapen. Ze probeerde, maar het lukte niet. Ondertussen werd het zeven uur. Normaal zou het al licht zijn, maar het was nog donker. Lina dacht dat ze aan het dromen was. Ze telde tot drie: 1 ‌ 2 ‌ 3. Ze deed haar ogen open, maar het was nog donker. Toen ze opstond, vroeg ze aan haar mama en papa hoe dat kon. Zij wisten het ook niet. Ook haar zus, Lotte, wist het niet. Zij vond het ook raar. Toen ze naar school ging, was het nog steeds donker. Iedereen liep met een zaklamp rond, zelfs de juffen. Er moest zelfs een kind naar het ziekenhuis. Het was tegen een paal gelopen omdat het zo donker was. Overal waren lichten aan om beter te kunnen zien. Er was zelfs een man in de school gelopen omdat hij dacht dat hij een rusthuis binnenstapte. Het werd tijd om naar huis te gaan. Alle ouders hadden het licht van hun gsm aangezet. De volgende dag was het nog steeds donker. Op school waren weer alle lichten aan, in de turnzaal, in alle klassen, zelfs in de refter. Toen ze boterhammen gingen eten, was het nog steeds donker, maar al een beetje lichter. De volgende dag was het nog een beetje lichter, maar nog steeds donker. Toen ze wilden gaan spelen, konden ze niet spelen omdat het te donker was. Ze moesten allemaal binnenblijven. Maar Lina ging stiekem naar buiten. Ze had een soort geest gezien. Toen ze buiten was, kwam de geest naar haar.
44 De Wondere Pluim 2017
2de leerjaar | Nederlands thuistaal Hij zei dat ze hem moest nazeggen. De geest zei: “De lucht moet weer licht geven!” Lina zei hem na: “De lucht moet weer licht geven!” En stilaan begon de lucht weer licht te geven.
Pippa Matthys 8 jaar Prins Boudewijn
De Wondere Pluim 2017 45
2de leerjaar | Nederlands thuistaal
De letter K Kim zat in het eerste leerjaar. Ze kon al heel goed schrijven en lezen. Maar Kim wilde heel graag de letter k leren. Ze kon haar eigen naam nog niet schrijven. Haar mama zei altijd: “Vroeg of laat ga je de letter k leren.” Maar was dat ook zo? Elke dag leerden ze een andere letter, maar nooit de letter k. Ze hadden de i, e, r, b, n, d, z, s, m, o, f, l en de g, maar niet de letter k. Geen k, geen k en nog eens geen k! “Ik wil de k!” riep Kim. Marie had geluk. De m hadden ze al geleerd. Kim riep heel de dag: “K k k k k k k k k,” en nog eens “k”, tot ze niet meer kon. Ze kon niet slapen. De dagen gingen voorbij, nog steeds geen k. Haar verjaardag was al geweest en ze was al van school veranderd. En daar ook al geen k. Toen ze te weten kwam dat ze de k al geleerd hadden, was ze superblij.
Charlotte De Lien 7 jaar De Pluim
46 De Wondere Pluim 2017
2de leerjaar | Nederlands thuistaal
De fee Er was eens een fee. Alle mensen hadden pijn en veel verdriet en de fee wou al dat verdriet wegtoveren. De mensen waren niet meer verdrietig, want al dat verdriet zat in een grote zak. De fee droeg 10 volle zakken, maar ze waren veel te zwaar. De fee ging op een dak zitten en naast het dak stond een boom. Die boom leefde en vroeg: “Wat is er?” De fee zei: “Ik toverde alle pijntjes weg en stopte al het verdriet in een grote zak, maar de zak is veel te zwaar.” De boom zei: “Hang al de zakken maar aan mijn takken.” De fee deed wat de boom zei, maar alle takken braken. De fee begon te huilen en de boom zei: “Luister eens goed, kleine fee: het is niet zo erg want verdriet gaat altijd ooit wel eens weg.”
Malou Tobback 7 jaar De Zonnebloem
De Wondere Pluim 2017 47
2de leerjaar | Nederlands thuistaal
Jan wil borsthaar Jan vraagt aan zijn papa: “Papa, wanneer krijg ik borsthaar?” “Dat duurt nog heel lang, jongen,” antwoordt papa. Het is nacht. Dan wordt het ochtend. Jan trekt zijn pyjama uit. Nog geen enkel haartje te zien. Hij trekt zijn kleren aan en gaat de trap af. Hij vraagt aan zijn papa: “Papa, wat eten we?” “Ik weet het niet,” zegt papa. “Jij ging toch koken?” Jan pakt zijn tas in en rent de deur uit. Hij flitst door de straat en is nog net op tijd op school. De deur gaat net dicht. “Goedemorgen, klas, pak allemaal je wiskundeschrift, doe maar op pagina zeshonderd en … “ “Trrrrrr!” Het is de bel. School is om. Jan trekt zijn pyjama aan. Hij ziet zijn plasticine. Hij maakt een kleine kronkel en plakt die op zijn borst. Hij gaat als een speer naar papa. “Papa, papa,” roept hij, “ik heb borsthaar.” Het blijkt een krulletje plasticine te zijn. Jan jammert de trap op. Hij duikt in zijn bed. Go mimis, go mimis. Hij valt zijn bed uit met zijn gezicht op het tapijt. “Bam pats kelsplook.” Jan staat op en gaat naar beneden. Hij kijkt wat, verveelt zich.
48 De Wondere Pluim 2017
2de leerjaar | Nederlands thuistaal “Pfff, ik ga naar boven, zegt hij. Jan kan niet meer slapen. Hij rolt zich op zijn zij, op zijn rug, op zijn zij, zijn buik. Jan kan nog altijd niet slapen. Hij doet een stuurman na met borsthaar. Hij gromt nog wat. Hij kijkt in de spiegel en zegt: “Heej, schatje, mwa, wat ben ik knap, maar zonder borsthaar.” Hij jammert nog wat rrrrr en rolt zijn bed in. Hij zegt tegen zichzelf: “Wanneer krijg ik borsthaar?” De volgende ochtend wordt Jan wakker. Hij trekt zijn pyjama uit. Nog geen haartje. Het is zijn verjaardag. Hij zet zijn kroon op en gaat naar beneden. Hij slurpt zijn melk en knabbelt op zijn eten. Hij gaat als de bliksem naar school, want school begint binnen 10 seconden. Hij is net op tijd en de juf heeft niets gemerkt. “Jan, hoeveel is 8 x 3?” “Euh … 24.” “Correct.” “Trrrr.” De bel gaat om naar huis te gaan. Hij loopt door de straat, zo zijn bed in zzzzzzzzzzzzz. De volgende ochtend heeft Jan dik borsthaar.
Kelsey Llapitan 8 jaar ’t Groen Eilandje
De Wondere Pluim 2017 49
2de leerjaar | Nederlands thuistaal
Van waar komt de sneeuw? Er was eens een slak die de sneeuw wou zien. Zij ging het vragen aan bromvlieg. Bromvlieg wou de sneeuw ook wel zien, dus gingen ze het vragen aan kikker. Kikker had een idee: “Als we ons onder een blad verstoppen en wachten.” Dat vonden ze een goed idee. Ze vonden een groot blad en ze kropen er met hun drieën onder. Het werd koud en ze werden moe. Net op tijd kwam de sneeuw. “Hhh,” zei de slak, “de sneeuw komt uit de hemel.” “Wauw,” zeiden ze met hun drieën, en al gauw vielen ze in een diepe slaap. Toen het weer morgen werd, vertelden ze aan elkaar wat ze hadden gedroomd. Ze hadden allemaal over de sneeuw gedroomd.
Yente Lauwens 8 jaar Steinerschool
50 De Wondere Pluim 2017
De Wondere Pluim 2017 51
52 De Wondere Pluim 2017
2de leerjaar | andere thuistaal
Het meisje en de vier seizoenen Er was eens een meisje dat heel erg van de zomer hield. Ze heette Lete. In de zomer kon je vlinders zien en ook hele mooie bloemen. Dan kon je ook buiten spelen. Toen kwam de herfst. Het meisje vond de herfst nog een beetje leuk en ook nog een beetje mooi, maar wel een beetje koud. De vogels waren zich al aan het klaarmaken voor de winterslaap. De konijntjes en de egels ook. Alle dieren maakten zich klaar. Toen kwam de winter. Lete dacht: “Ik ga eens proberen om de sneeuw aan te raken, maar ik denk dat het wel heel koud is.” Het meisje ging naar buiten en maakte een sneeuwbal. Ze zei: “Brr, ik ga mijn handschoenen aandoen.” Daarna dacht ze: “Nu ga ik een sneeuwpop maken.” Ze vond de sneeuw best leuk en ze ging verder spelen. Toen kwam de lente eraan. Ze dacht: “Zou het niet leuker zijn als het zomerwinter en herfstlente was? Dat zou, denk ik, leuker zijn.” Maar in de lente kon ze bloemen planten en bessen. En wanneer het terug zomer werd, kon ze de bessen eten. Zo ging het leven van Lete door en door.
Noor Bouzambou 8 jaar De Vlinderboom
De Wondere Pluim 2017 53
2de leerjaar | andere thuistaal
Roosje met magische krachten Ik ben Roosje. Ik ben 10 jaar. Ik kan toveren. Niet alleen ik, maar heel mijn familie. Mijn mama heet Karolien. Zij is 101 jaar. Ik ga naar droomland, samen met mijn mama. We gaan elk jaar. “Mama, hoe laat vertrekken we?” “Om halftwee.” “En hoe laat is het nu?” “Eén uur. Nog een half uur en dan vertrekken we.” “Pff, ik wil nu gaan, want ik verveel me. Ik ga toveren.” “Nee,” roept mama, “ik heb gezegd, pas als we in droomland zijn.” “Maar ik verveel me.” Mama zegt: “Kom me helpen.” “Waarmee?” vraag ik. “Met de koffers.” “Maar we gaan toch vliegen?” “Ja,” zegt mama, “kom, het is tijd, doe je ogen dicht, roep de toverspreuk.” “Ja, mama. HOKISPOOKISPATS, ik wou dat ik in droomland was! Wow, we zijn er al zo snel.” “Omdat je je ogen hebt dichtgedaan”, zegt mama. “Waarom is het zo stil?” “Ik weet het ook niet.” “Kom, we gaan kijken.”
54 De Wondere Pluim 2017
2de leerjaar | andere thuistaal “Let goed op,” zegt mama. “Ja,” zeg ik. Heel droomland is leeg. Ik ren snel naar mama, maar mama is ook weg. Ik begin bang te worden. Ineens hoor ik een piepstemmetje en dat piepstemmetje zegt: “Hallo, wie ben jij?” Ik schrik en draai me om. “Hoeaueoaaa!” roep ik, “Wie, wie ben jij?” “Sam. Ik ben mijn ouders kwijt.” “Ik ook, alleen mijn mama. Waarom is heel droomland leeg?” “Er was een reus in droomland.” “Waarom?” vraag ik. “De koning wou geen voer meer geven. Hij verspeelde zijn geld. De reus was erg boos en wou voer. Hij zei: “Ik eet heel het land op, zelfs de mensen.” Ik denk na: “Mmmmm, aha. We gaan naar die reus.” “Ben je gek?” “Nee.” “Wel dan.” “Oké, dan ga ik alleen.” “Nee, ik ga mee.” Twee uur later. “Dag reus,” zeg ik stoer. De reus vraagt: “Ben jij niet bang van mij?” “Nee. Ik wil dat je ons land teruggeeft, anders verander ik je in een kikker.” “Nee.”
De Wondere Pluim 2017 55
2de leerjaar | andere thuistaal “Please.” “Oké, ik geef je land terug. Ik tel tot drie: 1 … 2 … 3.” “Hee, de reus is weg, en iedereen is terug. Kijk, mijn mama.” “En de mijne.” “En iedereen zijn vrienden.” Ze leefden nog lang en gelukkig en de reus moest naar de gevangenis.
Wassila Ahmed-Chichi 11 jaar Sint-Jozef
56 De Wondere Pluim 2017
2de leerjaar | andere thuistaal
Het speciale haantje Er was eens een haan. Die haan was geen gewone haan. Hij had heel speciale pluimen, magische pluimen. Maar wat gebeurde er? De pluimen werden gestolen. De haan ging zoeken in heel het land, maar ze waren nergens. De haan ging naar een tovenaar. De tovenaar had een magische bol. Hij gaf die aan de haan en zei: “Wat je aan de bol vraagt, gaat hij tonen.� De haan vroeg aan de bol waar zijn pluimen waren. De bol toonde zijn pluimen in Parijs, helemaal boven op de Eiffeltoren. De haan ging naar Parijs, pakte de pluimen en ging terug naar zijn land. Hij probeerde met lijm de pluimen terug aan te doen, maar het ging niet. De haan ging terug naar de tovenaar. De tovenaar had magische lijm en plakte de pluimen aan de haan. De haan was keiblij, heel zijn leven.
Ilia Veselinov 7 jaar Klavertjevier
De Wondere Pluim 2017 57
2de leerjaar | andere thuistaal
De zon die niet op wou Er was eens een klein meisje. Op een dag wou ze in het nieuwe park gaan spelen, maar het was slecht weer, het regende hard. Een uur later zei het weerbericht dat het heel de week zon ging zijn. “Jeej!” zei het kleine meisje. Ze pakte vlug haar tas en haar jas en ze ging ervandoor. Ze ging naar het park en wachtte op de zon. Ze wachtte en ze wachtte. Twee uur later. “Hee, waar blijft die zon nou?” Toen begon het te sneeuwen. “Ik weet zeker dat het weerbericht zei dat de zon ging schijnen, heel de week!” Ze was verdrietig en ging naar huis. “Mama, mag ik een kopje thee?” “Natuurlijk. Wat is er, schat?” “De zon wil niet opkomen.” “Misschien is er geen zon?” “Jawel, mama, het was op het weerbericht.” “Misschien is er iets fout gelopen?” “Dat kan helemaal niet.” “Waarom niet?” “Omdat dat hele slimme mensen zijn. Weet je, mama, misschien wil de zon niet opkomen.” “Maar waarom?” “Dat weet niemand.” “Mama, ik ga morgen naar de weerberichtzaal om te vragen waarom de zon niet komt.” Het werd zaterdag. Het kleine meisje ging naar de weer-
58 De Wondere Pluim 2017
2de leerjaar | andere thuistaal berichtzaal. “Hej, hallo.” “Waarom kom je hier?” “Er is een nieuw park. Ik wil daar zo graag naartoe. Jullie zeiden dat er heel de week zon ging zijn. Maar weet je wat er gebeurt? Regen, heel de dag regen.” “Weet je, ik weet het ook niet. We moeten het onderzoeken.” Ze pakten hun jas en gingen naar het vliegtuig. “Oké, wouw, het regent zo hard.” “Ik weet het: de zon wil niet opkomen.” “Maar waarom?” “Ik heb een computer mee. Kijk, hier staat het. Ja, ik weet het. Telkens als de zon wil komen, duwt de regenwolk haar weg. We moeten de zon terug halen.” Ze pakten een touw en trokken de regenwolk weg. En voilà, het was weer goed. De zon kwam op. Het kleine meisje zei: “Dankjewel,” en ging naar huis. “Mama, de zon schijnt.” Ze ging naar het nieuwe park. Ze pakte haar schaatsen en speelde. Ze zag haar vriendin en ging bij haar logeren. Ze waren heel erg blij.
Oumou Ba 8 jaar De Brug
De Wondere Pluim 2017 59
2de leerjaar | andere thuistaal
Dierengeluiden Op een zonnige dag wordt Rawan wakker. Ze wordt wakker door een raar geluid. Ze doet het raam open. Op de tak van de boom zitten vogels. Ze loopt naar haar ouders en vraagt: “Wat doen ze?” Papa zegt: “Ze praten.” “Dat is raar.” Mama zegt: “We gaan op reis.” Ze stoppen aan een grote poort. Rawan vraagt: “Wat is dit voor een grote poort?” Papa zegt: “Dat is de zoo.” Rawan ziet veel dieren. Elk dier maakt een ander geluid. Ze stopt bij de vogels en luistert naar hun geluid. Nadat ze alle dieren en dierengeluiden heeft ontdekt, zegt Rawan: “Als ik groot ben, wil ik dierentalen leren.” Haar ouders beginnen te lachen. Ze zeggen: “We gaan lunchen met onze schattige dochter.”
Rawan Al-Hayali 8 jaar Sint-Aloysius
60 De Wondere Pluim 2017
2de leerjaar | andere thuistaal
Stella en de pratende ananas Vroeger, in een klein dorpje, leefde er een klein meisje, genaamd Stella. Ze woonde samen met haar familie in een klein huisje. Ze waren heel arm. Op een dag ging Stella naar het bos om bessen te plukken. Ineens kwam ze een ananasboom tegen. Ze plukte de ananas van de boom. De ananas zei: “Hoi.” Stella schrok. Ze viel in de rivier. De ananas zei: “Sorry.” Stella vond het niet erg. Ze ging samen met de ananas naar huis om zich om te kleden. Haar papa vroeg haar of ze bosbessen geplukt had. Stella zweeg eerst, maar toen zei ze: “Nee.” “Wablieft?” “Ik zei ‘nee’ papa.” “Ik was hier een half uur aan het wachten. Is dat oké?” “Nee, papa.” “Weet je wat? Ik geef je huisarrest.” “Door jou heb ik huisarrest,” zei Stella tegen de ananas. “Ik ga je opeten!” Ze pakte een mes, sneed de ananas in stukjes en at hem op.
Manuel Sabani 8 jaar De Evenaar
De Wondere Pluim 2017 61
2de leerjaar | andere thuistaal
De computer die alles vergat Een man was op de computer. Hij staarde naar de computer. Hij typte het paswoord. Dat was fout. De man typte een ander paswoord. Dat was ook fout. Toen typte de man opnieuw een paswoord. Dat was ook fout. Dan had de man het gezien. Het was shift lock. Dan terug zonder shift lock. En dat was juist.
Adrian Machel 10 jaar KOCA Jongelinckshof
62 De Wondere Pluim 2017
De Wondere Pluim 2017 63
64 De Wondere Pluim 2017
3de leerjaar | Nederlands thuistaal
Het marsmannetje en de kabouter op Mars Een kabouter wandelde langs het bos. Hij telde al de bloemen die hij zag: 31, 32, 33. Hij had er al 50. Hij besloot om bomen te tellen. Daarvan had hij er al 10. Hij wandelde verder. Een paar minuten later had hij er al 100. Er vloog een marsmannetje door de lucht. Het marsmannetje zag de kabouter en pakte hem mee. Ze vlogen wel een uur lang. Toen kwamen ze eindelijk aan. Het marsmannetje vroeg: “Heb jij een onderbroek aan?” Het kaboutertje vroeg: “Waarom?” “Omdat ik graag een onderbroek wil hebben.” “Waarom wil jij graag een onderbroek?” “Omdat mijn broek vaak vuil is.” “Hoe komt dat?” vroeg de kabouter. “Alle marsmannetjes kuisen nooit hun poep af.” “Is dat echt zo?” “Ja,” zei het marsmannetje, “wij hebben hier geen wc-papier.” Het kaboutertje vroeg: “Is dat echt zo?” “Ja,” zei het marsmannetje, “waar zouden wij wc-papier moeten halen?” “Van onze planeet.” “Denk je dat ik op jullie planeet kan gaan winkelen?” vroeg het marsmannetje. “Nee, dat mag je niet,” zei de kabouter. “Wacht eens, ik kan toch wc-papier van thuis meenemen?” Het marsmannetje riep: “Ooh, ja, leuk!”
De Wondere Pluim 2017 65
3de leerjaar | Nederlands thuistaal “Dan pak ik ineens onderbroeken mee. Daar zal het marsmannetje blij mee zijn,� dacht de kabouter. Het marsmannetje bracht de kabouter snel terug naar beneden. Het kaboutertje pakte snel wc-papier en onderbroeken en wachtte op het marsmannetje. Het marsmannetje pakte hem weer mee en was blij. Ze kwamen terug op Mars. Ze bleven voor altijd samenwonen op Mars. Ze waren zo gelukkig, samen op Mars.
Erin Kerschkamp 8 jaar Mariagaarde
66 De Wondere Pluim 2017
3de leerjaar | Nederlands thuistaal
Het vogeltje dat niet kon kakken Er was eens een vogeltje. Het zat op een tak en keek heel sip. Mama vroeg: “Wat is er?” “Ik moet zo, maar ik heb geen kontje.” “Oei! Daar vind ik wel iets op. Ideetje: wat als we nu zelf een kontje maken?” “Goed idee!” Mama vloog naar timmervogel en vroeg: “Kun jij een kontje uit hout maken?” “Tuurlijk! Om drie uur ben ik er met het kontje.” “Dat is goed.” Mama vloog terug naar huis. Ze zei: “Om drie uur heb je een nieuw kontje.” “Dank u! Je bent de beste mama.” De klok sloeg drie uur. “Woehoe, mijn nieuwe kontje. Kom, laten we het er snel opzetten.” Het kontje stond erop. “Nnnggg! Er komt niets uit.” “Hoe komt dat nou?” “Dat weet ik niet, mama.” Mama vloog terug naar timmervogel en zei: “Mijn zoontje kan nog niet kakken!” “Hoe komt dat nou?” “Weet ik niet, maar ik wil dat mijn zoontje kan kakken. Hij heeft zoveel buikpijn.” “Rustig, madam, rustig. Misschien kan de dokter je helpen.” “Bedankt, meneer. Ik zal proberen.” “Daag, madam!”
De Wondere Pluim 2017 67
3de leerjaar | Nederlands thuistaal Een uur later waren ze bij de dokter. “Dokter, mijn zoon heeft geen kontje, dus kan hij niet poepen.” “Oké, ik begrijp het al. Ga maar liggen!” “Ik? Het is mijn zoon die niet kan kakken.” “Ow, ik ben toch zo verstrooid.” “Oei, hopelijk doe je dan niets verkeerd.” “Zal niet gebeuren, madam.” “Waarom noemt iedereen mij madam?” “Maakt niet uit. Eventjes op de snavel bijten.” “Auw, dat doet wel pijn, hé.” “Voilà, gebeurd.” “Prrrrrrrrrt, Oo, dat moest eruit …” Mama en vogeltje gingen naar huis. Maar opeens zei het vogeltje: “Gaan we terug naar de dokter? Ik moet heel de tijd poepen.” “Oké, dat is goed. Kom.” Ze vlogen naar de dokter en vertelden het verhaal. “Sorry, er is geen tegenmiddel. Spijtig, vogeltje.” Het vogeltje moest zo hard wenen dat de wereld overstroomde. Gelukkig kakt hij nog.
Willem Sans 8 jaar De Kolibrie
68 De Wondere Pluim 2017
3de leerjaar | Nederlands thuistaal
Broer Dag grote broer, ik vind je stoer. Maar je blijft klein, ik wil bij je zijn. Ik ween, voel me alleen. Je bent een ster heel ver. Je knuffel in bed heeft me gered. Die geeft me kracht elke nacht
Ernesto Mortelmans 8 jaar De kRing
De Wondere Pluim 2017 69
3de leerjaar | Nederlands thuistaal
De baard die kon bewegen en praten Er was eens een man en die had heel veel baard. Op een dag kon die baard bewegen. En op een dag kon die baard praten. De man wist dat niet. Het was nacht. De man ging slapen. De baard ging weg. Hij pakte stiekem chips uit de kast en keek rustig tv. Daarna ging de baard terug op de man zijn kin. Het werd ochtend. De man zei: “Ik heb veel baard. Ik ga mijn baard scheren.” Toen zei de baard: “Wow, wow, wow, ik ben toch je vriend.” De man antwoordde: “Wow, ik wist niet dat jij kon praten. Maar oké, ik wil jouw vriend zijn. Hoe heet je?” De baard antwoordde: “Ik heet Jimmy. Hoe heet jij?” “Ik heet Stan. Gaan wij basketballen?” “Oké.” “Kom naar mij. Ik heb een villa en ik heb daar ook een basketbalveld.” “Oooo, natuurlijk ga ik mee.” Ze speelden rustig en vonden het heel leuk.
Zakaria Ankoum 8 jaar Creatopia
70 De Wondere Pluim 2017
3de leerjaar | Nederlands thuistaal
Op safari “Hé, jongens, weten jullie wat ik nog eens wil doen?” vroeg Dot. O, sorry, ik heb de personages nog niet voorgesteld: Dot, de kakkerlak, Dat, zijn vrouw, Salsa, de salamander, Roekoe, de duif, Roha, de wormenopa, Percy, de muis, Hettie, de eekhoorn en haar man: Oscar. Euh, waar was ik ook al weer? O ja. “Euh, nee,” zei Oscar. “Ik wil met jullie op safari. Je weet toch wel dat ik helemaal dol ben op safari?” vroeg Dot. “Natuurlijk weten we dat nog,” loog Roha. Een tijdje later gingen ze op weg naar de jungle van meneer Schlangenmang om op safari te gaan. “Jippie!” riep Dot. “Eindelijk nog eens iets wat ik leuk vind. Weten jullie de vorige keer nog, toen ik in een ijsblok zat?” “Als de dag van gisteren!” riep Salsa. “Nou,” zei Dot, “dat was dus gisteren.” “Oh, ja, gisteren,” zei Salsa. Op een gegeven moment hoorden ze iets slissen: “Sssss!” “Het komt uit de bomen,” riep Hettie bang. “Ik pak het dier wel!” zei Roekoe moedig, maar even later kwam hij heel erg bang naar beneden. “Meneer Schlangenmang zit daar, en hij wil mij wurgen!” riep hij. “Ik ga wel even kijken,” zei Oscar. Hij klom in de boom, daar zijn eekhoorns goed in. Maar toen hij keek, zag hij alleen maar een grote knuffelslang die een soort van robot was en bewoog. Oscar ging voor-
De Wondere Pluim 2017 71
3de leerjaar | Nederlands thuistaal zichtig terug naar beneden en vertelde iedereen dat Roekoe bang was voor niets. Roekoe bloosde een beetje. Ze gingen hun tent opzetten. Dat had een rugzak die je kon openklappen als een grote tent, waar ze alle acht inpasten. Ze vertelden enge verhalen aan het kampvuur. Salsa begon: “Er was eens een eekhoorn. Hij leek heel erg op Oscar, As-Cor, heette hij. Op een dag gebeurde er iets vreselijks met hem. De mensen vonden het stom dat hij altijd zo goedgezind was. Ze veranderden hem in een kikker. Sindsdien eet hij mensen op voor straf. Ze zeggen dat hij in deze jungle leeft.” Daar werd Dat heel erg bang van. Ze kon de hele nacht niet slapen. Ze wilde Salsa terugpakken. De volgende nacht trok ze een kikkerpak aan. Ze zei: “Salsa, ik ben As-Cor en ik kom je pakken, omdat je Dat liet schrikken!” Salsa zei bang: “Toe, alsjeblieft, eet me niet op. Toe nou!” Toen lachte Dat hem uit en trok haar pak uit. Salsa was boos. De volgende dag gingen ze terug naar huis. “Zo, wat was dat een leuk weekendje safari!” lachte Dot.
Lennert van der Made 8 jaar Sint-Aloysius
72 De Wondere Pluim 2017
3de leerjaar | Nederlands thuistaal
Het sterrenmeisje Er was eens een meisje, Sterre. Ze zag haar ouders bijna nooit. Haar papa was een zakenman en was altijd op reis. Haar mama had een winkel van ’s morgensvroeg tot ’s avonds laat. Maar ze had een lieve oma waarmee ze uren over de sterren praatte: de Grote Beer, de Kleine Beer, de Tweeling, de Poolster. Op een dag zei oma: “Het gaat niet lang meer duren voor ik afscheid zal nemen.” “Nee, niet doen,” riep Sterre. “Alles doet pijn. Maar als je met mij wil praten, doe het gordijn dan open en het rolluik naar boven. Kijk naar de hemel en je zult zien, dan ga je tegen mij kunnen praten.” “Oké,” antwoordde Sterre. De volgende dag gebeurde het. Oma zei nog: “Ik ben nooit echt dood. Ik ben alleen overleden. Ik ben pas dood als ik vergeten ben.” Haar ogen vielen dicht. Die nacht deed de mama van Sterre het raam dicht, het rolluik naar beneden en de gordijnen dicht. Ze ging de deur uit en direct ging het rolluik naar boven en de gordijnen open. Sterre praatte urenlang met haar oma. Toen ze wakker werd, zei haar mama: “Oei, ben ik gisteren het rolluik en het gordijn vergeten.” Toen Sterre één uur en een half in de klas zat bij de les taal, hoorde de meester gesnurk in de klas. Hij zag dat Sterre aan het slapen was. Hij zei boos: “Vind jij het soms niet interessant wat ik hier allemaal zeg? Kijk je soms heel de nacht naar de sterren? Vanaf nu noem ik jou ‘Sterrenmeisje’ en jouw straf is dat je 100 keer moet schrijven ‘Ik mag niet slapen in de klas’.”
De Wondere Pluim 2017 73
3de leerjaar | Nederlands thuistaal Die nacht, dat weten jullie al, nadat mama weg was, babbelde Sterre weer met haar oma. Ze vertelde wat ze moest doen van de meester. Daarna viel ze in slaap. De volgende dag in de klas. Een half uur wiskunde en de meester hoorde weer gesnurk. Hij keek natuurlijk eerst naar het Sterrenmeisje. Nu was haar straf dat ze 1000 keer moest schrijven ‘Ik mag niet slapen tijdens de les’.” ‘s Avonds gebeurde hetzelfde, maar Sterre zei: “Ik zou de Grote Beer zo graag in mijn kamer willen hebben.” Oma zei: “Ik zal het hem vragen.” “Zou je dat voor mij willen doen?” “Natuurlijk,” en de Grote Beer kwam uit de hemel en ging in het potje. “De Tweeling, die wil ik ook.” De Tweeling, ging ook in het potje. “De Poolster, die wil ik het allerliefst.” “Als ik uit de hemel ga,” zei de Poolster, “dan is de hemel wel iets donkerder. Maar voor jou ga ik ook in het potje.” De volgende dag kwam het op het nieuws. “Wat is er aan de hand?” Niemand wist wat er aan de hand was, behalve het Sterrenmeisje. Op school zei de meester: “Iedereen neemt zijn spellingschrift.” Het Sterrenmeisje was weer aan het slapen en de meester ging met haar naar de directeur. Daar zaten ze dan, het Sterrenmeisje, mama, de meester en de directeur. Maar wie zat er achteraan op een stoel? Oma. Ze deed twee duimen omhoog: ‘Je bent heel goed bezig’. En Sterre deed terug: ‘Goed bezig’. Dan maakte oma een hartje en zei: “Ik hou van jou.” Sterre deed het ook, maar de meester zei: “Je vindt het nog grappig ook, met je hartjes! Hier moet een straf op
74 De Wondere Pluim 2017
3de leerjaar | Nederlands thuistaal staan.” Op de terugweg zei mama: “Mijn kind slaapt in de klas.” Mama wist het. Ze deed het rolluik op slot en plakte de gordijnen dicht met sterke lijm. “Oma, wat nu? Nu kan ik niet meer met je praten. Misschien weet de Grote Beer wat ik moet doen.” Ze deed het potje open en Grote Beer zei: “Mag ik terug naar de hemel? Ik mis de Kleine Beer, en de Tweeling wil ook terug.” De Poolster zei: “Mag ik ook? De sterren weten niet waar ze naartoe moeten.” Sterre zei: “Ja.” De volgende dag wou ze niet naar school. Ze viel toch in slaap. Ze ging op het grasveld liggen en keek naar de wolken. Ze zag oma. “Hoe kan dat nu?” “Ik heb me aangepast. Nu moet je in de wolken kijken.”
Naemi Maes 8 jaar Aan de Stroom
De Wondere Pluim 2017 75
3de leerjaar | Nederlands thuistaal
Geeltje krijgt een zusje Geeltje is een klein, mooi krijtje. “Morgen is het zomervakantie,” zegt mama. “Joepie,” roept Geeltje. Vandaag is het nog school. Eerst doet hij zijn kleren aan. Dan gaat hij eten. 18 minuten later zegt mama: “Hup, hup, we gaan vertrekken. We gaan met de fiets. “ Geeltje zet een fietshelm op. Dat is voor de veiligheid. Als ze op school aankomen, ziet hij zijn twee vrienden al komen aanrennen, Groentje en Blauwtje. “Dag mama.” “Dag schat.” De dag vliegt voorbij. De bel gaat: “Riiiiing.” Ze moeten naar huis. “Joepie, grote vakantie.” De volgende morgen denkt Geeltje: “Heeft mama te veel gegeten?” Mama zegt: “Nee hoor, je wordt broer.” “Joepie, nog leuker dan grote vakantie.” Er gaat één maand voorbij. Geeltje begint bijna te denken dat dat zusje lariekoek is. Eén week later zegt papa: “Mama ligt in het ziekenhuis. Ze gaat bevallen.” “Joepie, eindelijk!”
76 De Wondere Pluim 2017
3de leerjaar | Nederlands thuistaal Ze gaan haar bezoeken. “Kijk, ze is geboren.� Ze is mooi rood. Ze noemen haar Roodje. De vakantie kan verder. Joepie!
Joanna Lauwerijssen 8 jaar Sint-Maria
De Wondere Pluim 2017 77
78 De Wondere Pluim 2017
3de leerjaar | andere thuistaal
Schrijven Ik schrijf voor mijn verhaal, maar ik weet niet wat ik moet schrijven. Ik heb mijn timer aangezet. Ik heb drie minuten, dus ik moet snel schrijven. Ik heb een punt, dubbelepunt, uitroepteken, vraagteken, komma. Ik verzin een monste … STOP Drie minuten! Oh, nee! Nog niet af! Oké, nu zes minuten. Wacht, ken je de mop van … ? Ik verlies mijn tijd! Ik teken een …. Oh, nee, ik ben schrijver en geen tekenaar! Wat schrijf ik? Euh … euh … euh … euh … euh … Ik denk echt na. Ik wil koffie! Oh, nee, geen kans. Zes minuten! Oh … vervelend! Ik maak een top vijf van mijn domme dingen: - Vriessaus in het zwembad met pinguïns gedaan (veel). - Mijn paard laten lopen op drijfzand. - Gaan roeien met de olifant. - Boa’s meegenomen naar de film. - Mijn onderbroeken gewassen in het haaienwater (vieze) en de haaien werden ziek. Akira Verhaert 8 jaar De Kleine Wereld
De Wondere Pluim 2017 79
3de leerjaar | andere thuistaal
De verloren herinneringen Er waren eens twee kleine meisjes. Ze waren heel slim. Op een dag gingen ze op stap naar het bos, maar ze zagen geen bomen. Ze zagen auto’s en dat vonden ze niet leuk. Ze zagen een auto die ze al supervaak gezien hadden. Dat gaf hen een rare herinnering. Emily was slechtgezind. Ze waren een beetje bang en gingen terug naar huis. Ze gingen pannenkoeken eten. Ze vonden het heel lekker. Ineens kwam de meneer met dezelfde auto die ze daarvoor hadden gezien. Dat gaf hen een raardere herinnering. Ze gingen naar hun kamer om het uit te zoeken en om een plan te bedenken. Denken, denken, denken, denken. Daarna had Emily een plan. Ze gingen de volgende dag naar de meneer zijn huis. Ze zagen door het raam foto’s van hen met een groot kruis erdoor. Ze schrokken heel hard. Er waren niet alleen kruisen over hun foto’s, er waren ook messteken in. Ineens werd Irina duizelig. Haar herinneringen waren helemaal weg. Ook Emily was duizelig, maar zij was haar herinneringen niet kwijt, gelukkig. Irina was niet meer zo slim. Ze zei dat zeven maal acht, 63 was. Emily was bang dat Irina nooit meer slim zou zijn. Toen kwam de meneer naar buiten. Emily moest snel denken. Ze had geen idee. Wat ging er gebeuren? xxx het vervolg xxx De meneer zag hen net niet. Hij ging naar de andere kant, gelukkig. Emily was nog steeds aan het denken, denken, en denken. Oké, ze ging gewoon terug naar huis, maar dat
80 De Wondere Pluim 2017
3de leerjaar | andere thuistaal was dezelfde kant als de meneer. Ze ging dan maar langs de andere kant naar huis. Haar mama en papa waren bezorgd over Irina. Ze gingen naar de apotheek om medicijnen te halen. Emily lag te huilen op haar bed. Ze was ook bezorgd over Irina en ze maakte een tekening voor haar. Mama en papa kwamen terug van de apotheek. Irina was groen aan het worden. Emily was een beetje blauw geworden van al de tranen. Ze wist niet wat ze moest doen. Een paar dagen later ‌ was Irina een beetje beter. Emily was blij, maar Irina was nog steeds een beetje ziek. Ze ging niet naar school, omdat ze bang was dat haar vriendinnen ziek gingen worden. Toen Emily naar school ging, was er niemand op straat. Ze was bang, dus ging ze terug naar huis. Een paar dagen later was Irina beter! Joepie!
Fiona De Roeck 8 jaar De Kolibrie
De Wondere Pluim 2017 81
3de leerjaar | andere thuistaal
De juffen De juffen zijn heel lief en de meesters ook. Maar de kinderen babbelen te veel in de les en dat mag niet. Want dan wordt de juf boos en dat is niet leuk. Dan ben je bang, dus probeer je te zwijgen. Alle juffen en meesters zijn ook slim, flink en heel leuk. De kinderen zijn braaf, maar soms ook stout. Meestal zijn ze flink en dat vindt de juf heel leuk. Maar als ze stout zijn, dan vindt de juf dat niet leuk. Ze wil lieve, brave, slimme kinderen en kinderen die goed opletten. Als de kinderen niet goed opletten, dan wordt de juf heel, heel, heel boos. En dat is toch niet leuk voor de juffen. De juffen willen lieve kinderen, zoals de kinderen van de juffen, die luisteren naar hun mama. Die zijn heel lief en braaf en die luisteren ook naar de juffen. Dat zijn mijn vriendinnen. We spelen altijd samen. Samen spelen, samen delen, dat is heel leuk. Mijn zusje en mijn broers zijn heel lief. We spelen altijd samen. Samen spelen is belangrijk en dat is heel leuk. Ik hou van de juffen. Ik wil later ook een juf worden. Ik heb het al verteld aan mijn familie en mijn ouders, aan mijn broers en mijn zussen. Mijn familie zegt dat ik nog veel moet leren. Ik luister naar mijn familie. Ik weet dat ik nog veel moet leren. Dus dat doe ik nu.
Fatima Zariah 8 jaar De Optimist
82 De Wondere Pluim 2017
3de leerjaar | andere thuistaal
De stad zonder auto'’s Er was eens een stad en de mensen die in die stad woonden, gingen te voet of met de fiets, want er bestonden daar geen auto’s. Een meneer van die stad ging op bezoek bij zijn opa. Die woonde in een andere stad. Toen hij daar aankwam, schrok hij heel erg, want hij zag een raar ding. Hij vroeg aan zijn opa: “Wat is dat, opa?” “Dat is een auto.” “Een auto. Wat is dat?” vroeg hij. “Dat is iets om te rijden.” “Ow, dat wil ik ook in onze stad!” “Ik zal een plan geven, dan kan jij het maken.” “Oké, dat is goed,” zei de meneer. Na twee weken ging de meneer terug naar zijn stad. Hij kocht de dingen die hij nodig had en begon de auto te maken, maar het lukte niet. Het plan was in een andere taal geschreven. Hij ging in heel de stad vragen of iemand die taal begreep, maar niemand begreep die rare taal. De meneer had dus maar één keuze: hij moest terug naar zijn opa. Toen hij daar aankwam, zag hij de mensen iets vastnemen. Hij vroeg aan zijn opa: “Wat is dat voor iets?” “Dat is een telefoon.” “Een telefoon, wat is dat?” “Dat is iets om te bellen.” “Ow, ik wil dat ook in onze stad.” “Heb je eigenlijk al een auto gemaakt?” “Nee, ik kan niet lezen wat er staat.” “Dat is normaal, want ik heb jou het foute plan gegeven. Asjeblieft, dit is het juiste en ook nog eens het juiste plan
De Wondere Pluim 2017 83
3de leerjaar | andere thuistaal van de telefoon.” “Dank u, opa.” Toen de meneer terug naar zijn stad ging, dacht hij na over hoe het daar zou zijn met een auto en een telefoon. Misschien moest hij ze toch niet maken, of misschien wel. Hij wist het eigenlijk niet. “Wel of niet, wel of niet, wel of niet?”, dacht hij. Hij wist het echt niet. Hij dacht weer heel diep na. “Ik ga het niet doen. Als ik het wel doe, dan gaan hier veel dingen veranderen. Dan wordt iedereen lui. Het zou dan echt niet leuk meer zijn.”
Feyza Murat 9 jaar Veltwijck
84 De Wondere Pluim 2017
3de leerjaar | andere thuistaal
De magische schoenen Er was eens een schoenmaker die Jonas heette. Jonas werkte in de kelder. Hij moest hakken en laarzen herstellen en nog veel meer andere dingen. Op een dag kwam er een oude man met een lange, donkere jas en een lange, grijze baard en twee bruine laarzen met een gouden rits. Hij vroeg: “Wilt u a.u.b. mijn laarzen herstellen?” Jonas zei: “Ja, natuurlijk.” De oude man gaf de laarzen aan Jonas en vertrok. Jonas had nog nooit zo’n mooie laarzen gezien. Hij kon er niet afblijven. Hij besloot om zijn kelder te sluitn en met de laarzen op stap te gaan. Hij trok de laarzen aan en vertrok. Hij stapte en stapte tot de laarzen niet meer vooruit wilden gaan. De laarzen gingen de kant op naar waar een meneer op de bank zat. Jonas zei: “Nee, nee, niet die kant op.” Maar de laarzen gingen toch naar de meneer op de bank. Toen ze waren aangekomen, herkende Jonas de oude meneer met de lange, donkerblauwe jas en de lange baard. De oude man zei met een glimlach: “Och, jongen toch, wilde jij met mijn magische laarzen op stap gaan?” Jonas zei: “Hé, zijn dat magische laarzen?” “Ja,” zei de oude man. Jonas trok ze uit en gaf ze aan de oude man. De oude man trok de laarzen aan, gaf Jonas een zetje en verdween. Zo wist Jonas dat die meneer een magische meneer was. En zo eindigt het verhaal van de magische schoenen.
De Wondere Pluim 2017 85
3de leerjaar | andere thuistaal Wisten jullie dat dit verhaal magische momenten brengt? Als jullie het niet wisten, dan weten jullie het alleen als je dit verhaal leest. Hihi.
Oumayma Errachidi 8 jaar Willem Tell
86 De Wondere Pluim 2017
3de leerjaar | andere thuistaal
Chocolade is lekker Er was eens een jongen. Zijn ouders waren heel rijk. Ze kochten elke dag zoetigheden. Ze hadden maar één kind, een jongen die Zaki heette. Op een dag kochten zijn ouders iets wat Zaki heel lekker vond, chocolade. Toen iedereen ging slapen, ging Zaki zogenaamd televisie kijken en dan gebeurde het. Hij ging naar de kast en vond vier pakken chocolade. Hij keek naar de serie ‘Walking Dead’, en zat heel de nacht te eten. De dag erna zagen zijn ouders dat hij veel dikker was. Hij woog zich op de weegschaal en hij was 10 kg bijgekomen.
Zakaria Boutahari 8 jaar De Bever
De Wondere Pluim 2017 87
88 De Wondere Pluim 2017
4de leerjaar | Nederlands thuistaal
De drie cavia'’s Er waren eens drie cavia’s die heel graag naar het zwembad wilden. Op een dag konden ze ontsnappen. Ze liepen zo snel ze konden met hun korte pootjes naar het zwembad. Ze hadden geluk. De mevrouw aan de kassa was haar bril vergeten en het lukte hen om een ticketje te kopen met de A-kaart van hun baasje. De langhaar cavia trippelde als eerste naar het water. De redder zag haar en riep: “Hee, jij daar! Jij mag niet in het zwembad met een bontjas aan!” De cavia schrok en zei: “Maar dat is mijn haar.” “Als je lang haar hebt, moet je een badmuts opzetten. Die kan je kopen aan de automaat aan de kassa, maar ik denk niet dat jouw maat erbij is.” Ondertussen stond de skinny cavia al klaar om in het water te springen. De redder zag haar en zei: “Hee, jij daar, je mag niet naakt in het zwembad.” De skinny cavia schrok en zei: “Maar ik loop altijd naakt rond.” De redder zei: “Dan moet je een zwembroek of badpak aandoen. Die kan je kopen aan de automaat aan de kassa, maar ik denk niet dat jouw maat erbij is.” Toen was het de beurt aan de gladhaar cavia. Van angst deed ze een plasje voor de voeten van de redder. De redder zei: “Als je niet zindelijk bent, moet je een zwempamper aandoen. Die kan je kopen aan de automaat aan de kassa, maar ik denk niet dat jouw maat erbij is.” Met hun staarten tussen hun poten (al hadden ze die niet), verlieten ze het zwembad. Ze stonden zielig te piepen in de hal.
De Wondere Pluim 2017 89
4de leerjaar | Nederlands thuistaal Een jongetje had alles gezien en zei: “Jullie mogen met mij meekomen. Ik heb thuis een zwemvijver. Daarin mogen jullie zwemmen, zo veel als jullie willen, gewoon, zoals jullie zijn.” Zo kwam de droom van de drie cavia’s toch nog uit.
Fabian Mens 9 jaar Prins Boudewijn
90 De Wondere Pluim 2017
4de leerjaar | Nederlands thuistaal
Eend aan de deur Het was een stille winternacht, tot … stap, stap, stap, klop, klop, klop. De huisdieren in het huis hadden het gehoord. Coco, de kat, zei: “Wie is dat nu?” Dan zei Brodi, de hond: “Kom, we gaan het aan Ireen vragen.” Ireen vroeg: “Wie kan dat zijn, het is midden in de nacht?” Ze deden de voordeur open en tot hun verbazing zagen ze een eend. Ze lieten hem binnen. “Ik heet Max,” begon hij. “Ik ben geboren in de lente en ik was er gek op. Ik bleef achter toen alle andere eenden naar het zuiden gingen, omdat ik dacht dat ik de winter ook leuk zou vinden. Maar het is koud en heel eenzaam.” “Winter is niet zo erg als je een lekker warm huisje hebt,” zei Ireen. In januari ontdekte Max dat hij skills had om te koken (maar niet om op te ruimen). In maart wist hij hoe hij de afstandsbediening moest gebruiken (hij hield van wild koninkrijk en worstelen). Coco zei: “Niet weer dit.” Teddybeer (ook een kat) zei: “Weeral, ik ken het uit mijn hoofd.” In april had Max zich helemaal thuis gemaakt. De dieren werden moe van Max’ nieuwe recepten, zoals Max’ kaasverrassing, ‘Hespje à la Max’ en Max’ zeewiersoep. Iemand moest met Max praten, maar wie? Net dan kwam Max binnengestormd en zei: “Luister naar het gekwaak. Mijn groep is terug.” Na een aantal knuffels en kusjes, vertrok Max.
De Wondere Pluim 2017 91
4de leerjaar | Nederlands thuistaal Het werd zo stil in huis dat in oktober iedereen blij was om het gekwaak van de eenden te horen. Toen ze stap, stap, stap, en klop, klop, klop hoorden, hoopte iedereen hetzelfde: Max natuurlijk. “Max, blijf je hier voor de winter?” vroegen ze. “Ja,” zei Max, “ik en mijn groep.” Iedereen keek naar Ireen en hoopte dat zij iets zou zeggen, maar het enige wat ze kon zeggen was: “Welkom thuis.”
Ilan Schreiber 9 jaar De Zevensprong
92 De Wondere Pluim 2017
4de leerjaar | Nederlands thuistaal
Samen in de Wolga Ik ben Olga. Ik woon samen met mijn oma in Rusland. We wonen in een groot boerenhuis, een beetje afgelegen van Moskou. Een eindje verderop ligt mooi en glanzend die prachtige rivier, de Wolga, waar wij heel trots op zijn. Ik heb nooit ergens anders gewoond dan bij mijn oma. Ik heb ook nooit een vader of moeder gehad. Ik wandel vaak met Iwan langs de Wolga. Het is heerlijk als je met een zacht windje in je rug langs die prachtige blauwe Wolga loopt. Iwan is mijn vriend. Hij woont samen met zijn ouders en zijn kleine broer in het andere boerenhuis naast ons. Verder zijn er geen andere huizen, behalve als je na 40 mijl fietsen in Moskou aankomt. Iwan en ik fietsen elke morgen samen naar school. We zitten op de Sint-Petersschool. Iwan is één jaar ouder en zit in het zesde. Ik hou niet van school. Op school zijn er veel plaagbeesten, zoals Antonio en Alexander. Daar ben ik elke morgen bang van! Iwan beschermt mij. Hij is een kop groter dan Antonio en Alexander. De morgen dat dit verhaal begon, werd ik erg vroeg wakker. Ik had slecht geslapen en bovendien een ochtendhumeur! Het was vijf uur ’s morgens en om zes uur moest ik met Iwan naar school. Ik stond stilletjes op en liep naar beneden. Beneden was het ijzig koud. Het leek wel of ik op de Noordpool was. Mijn grootmoeder was nog aan het slapen en ik had totaal geen zin om de ketel water op te zetten. Maar ik wou mijn grootmoeder niet wakker maken. Dus goot ik driftig het water in de ketel, zette hem op het vuur en begon me aan te kleden. Het was opeens nog veel kouder dan daarvoor. Toen kwam ik eindelijk op
De Wondere Pluim 2017 93
4de leerjaar | Nederlands thuistaal het idee om de kachel aan te steken. Wat was het raar dat het in de zomer zo koud kon zijn. Mijn grootmoeder werd wakker van de ketel die opeens hevig begon te fluiten. Snel draaide ik het gas uit. Oma kwam naar beneden en maakte mijn ontbijt klaar. Toen ik met Iwan naar school fietste, was ik heel stil. Op school was ik hopeloos. Alexander dwong me te zeggen: “Ik ben stom.� Iwan kon me niet helpen, omdat hij naar zijn klas moest. Na school reed ik wenend naar huis omdat Antonio mijn rekenblad had verscheurd en mij er de schuld van had gegeven. Ik had moeten nablijven om strafregels te schrijven. Nu moest ik alleen naar huis fietsen, omdat Iwan al naar huis was. Thuis verzorgde oma de schaafwonde die Alexander me had bezorgd. Ik had het ondertussen snikheet gekregen. (Nu merkte ik pas dat het zomer was.) Ik ging samen met Iwan naar de Wolga. We gingen op een bankje zitten. Wat er toen gebeurde, was ongelooflijk. Er dreef een klein bootje voorbij. Opeens hoorden we geritsel: een beeldschone vogel, met veren van alle kleuren van de regenboog, raakte net het water. De boot liet hem hevig schrikken en hij verloor een pluim. De pluim dwarrelde door de lucht, tot hij recht voor mijn voeten neerkwam. Dit was de wondere pluim. Iwan en ik waren allebei heel verbaasd. Ik raapte de pluim op en bekeek hem helemaal. Zoiets had ik nog nooit gezien. We liepen naar huis, maar net toen we achter de eerste bomen verdwenen, hoorden we lawaai. Snel draaiden we ons om. We zagen Antonio en Alexander staan. Ze hadden ook iets bij zich. Het was zo lief en schattig,
94 De Wondere Pluim 2017
4de leerjaar | Nederlands thuistaal het was een poesje. Ik had nog nooit een huisdier gehad, maar ik had het altijd gewild. Wat ik toen hoorde en zag, was verschrikkelijk. Weet je wat ze deden? Ze gooiden dat poesje zomaar pardoes het water in. Het poesje begon te schreeuwen, het was gewoon niet om aan te horen. Iwan stond aan de grond genageld. “Kom, we moeten iets doen,” piepte ik. Ineens was de Wolga verschrikkelijk. Iwan en ik liepen als de wervelwind naar de rivier. We keken naar beneden, waar dat poesje aan het piepen was. Het zou verdrinken! “Hee, wat doen jullie hier?” schreeuwde Antonio. Wat er toen gebeurde, ging vanzelf. Ik sprong in de Wolga. Toen Iwan zag wat er gebeurde, sprong hij mij achterna. Dit was serieus. Dit ging om het leven van dat katje. Toen hoorden we Alexander schreeuwen: “Die malle mensen gaan warempel Minoe redden.” “Dat gaat niet zomaar,” riep Antonio en sprong ook in het water. Hij trok me onder, maar Iwan hielp me hevig. Terwijl Iwan en Antonio aan het vechten waren, zwom ik vlug naar Minoe, pakte haar met één hand beet en trok haar naar de oever. Dat viel niet mee. Toen Alexander dit zag, sprong hij direct ook in de Wolga. Hij pakte Minoe beet en gooide haar twee meter verder in het water. Al mijn moeite voor niets. Maar ik moest blijven volhouden. Iwan wou me helpen, maar hij geraakte niet uit de klauwen van Antonio. Ik schepte nieuwe moed, duwde Alexander onder water, zwom zo snel mogelijk naar Minoe en terug naar de kant. Iwan hield Alexander en Antonio stevig vast. We zouden winnen, dat wist ik zeker. Maar toen gebeurde nog het ergste van al, Iwan verloor zijn krachten. Bovendien was het nu één tegen twee. Het katje beefde in mijn handen.
De Wondere Pluim 2017 95
4de leerjaar | Nederlands thuistaal Ik moest en zou Iwan redden. Toen kwam de reddende engel, het was Margaretha, de moeder van Iwan. Ik liep naar haar toe, duwde Minoe in haar handen en sprong in het water. Er begon een erg vervelend gevecht. Uiteindelijk behaalden wij de overwinning. We krabbelden op het droge en liepen samen met Margaretha naar huis. Onderweg vertelden we haar alles. Sindsdien heb ik wel een huisdier: Minoe. Alexander en Antonio hebben mij nooit meer geplaagd. Twee dagen na deze gebeurtenis zaten Iwan en ik op het bankje bij de Wolga. Iwan begon te zingen: “Ai, ai, Olga, als jij niet van me houdt, dan spring ik in de Wolga en kind, die is zo koud. Met jou wil ik de Wolga delen, dansen en de balalaika spelen. Ai, ai, Olga, als jij niet van me houdt, dan spring ik in de Wolga, en kind, die is zo koud.� Toen ben ik in zijn armen gevlogen. Die dag ben ik nooit meer vergeten. Maar de Wondere Pluim was toch de oorzaak van dit spannende verhaal.
Isadora Lambrechts 9 jaar Steinerschool Antwerpen
96 De Wondere Pluim 2017
4de leerjaar | Nederlands thuistaal
Het geheimzinnige boek Het was ochtend. Hermelien werd wakker van de zon die door de ramen naar binnen scheen. Ze deed haar ogen open en zoals elke ochtend zag ze de stofjes naar beneden vallen. Ze kwamen op de boeken terecht. Hermelien was opgegroeid in een boekenlabyrint. Dag in, dag uit, las ze nieuwe boeken en kwam ze nieuwe boeken tegen. Ze was er altijd alleen en kwam nooit iemand tegen. Ze kende ook niemand. Ze stond op en begon weer langs de stapels en stapels boeken te dwalen, tot ze er een vond dat haar interesseerde. Dan begon ze te lezen en te lezen tot het boek uit was. Daarna dwaalde ze weer langs de boeken. Als ze een nieuw boek vond, begon ze weer te lezen en te lezen. Zo gebeurde het al negen jaar. Negen jaar leefde zij op zichzelf in het boekenlabyrint. Ze wist niet hoe het was om een mama, een papa, broer of zus te hebben en ze dacht er ook nooit aan. Ze wist zelfs niet dat er ook andere mensen op de wereld waren. Ondertussen kende ze al zoveel boeken, dat ze dacht dat ze ze allemaal had gelezen. Maar dat was nu het leuke aan het boekenlabyrint: altijd als ze dacht dat ze alle boeken uithad, kwamen er weer nieuwe op de planken, die ze nog nooit had gelezen of gezien. Het vreemde aan Hermelien was dat ze nooit naar school was gegaan en dat ze toch kon lezen. Doordat ze altijd mooie, spannende en soms ook een beetje enge verhalen las, had Hermelien een heleboel fantasie. Soms zat ze zo diep in een boek, dat het leek of zijzelf het verhaal meemaakte. Ze zou er alles voor over hebben ook zo een mooi en spannend avontuur te beleven, met
De Wondere Pluim 2017 97
4de leerjaar | Nederlands thuistaal mooie feeën of griezelige monsters of reuzen, zo hoog dat hun hoofd boven de wolken zou uitsteken. Ze wist dat dat nooit zou gebeuren, of zelfs nooit zou kunnen, want ze vond nooit ergens een uitgang. Op een dag had ze weer een boek uit en wou ze een nieuw gaan zoeken. Haar oog bleef rusten op een roodgebonden boek met gouden letters:
Pas op als je dit boek leest!
Hermelien begreep er niets van. Waarom zou ze het boek niet lezen? Het boek besliste toch niet over wat zij zou lezen? Ze pakte het van de plank en nam het mee naar haar gezellig leeshoekje. Toen ze ongeveer in de helft van het boek was, kwam er opeens heel veel wind. Hermelien probeerde zich nog vast te grijpen, maar het was te laat. Ze werd opgezogen in het boek. Toen ze haar ogen opendeed, was ze niet meer in het boekenlabyrint, maar in een groene wei, waar de zon stralend boven haar hoofd hing. Ze stond op en dacht dat ze droomde. Ze zag herten, wilde paarden, dolfijnen in de zee, mensen die met honden speelden en katjes aaiden, een grote markt waar ze fruit verkochten en kinderen die in bomen klommen. Kleine meisjes maakten van boterbloempjes en madeliefjes uit de wei mooie bloemenkransen, die ze daarna op hun hoofden zetten. Maar wacht eens … Het waren allemaal mensen uit boeken en sprookjes. Ze zag Roodkapje, maar ook Harry Potter en Matilda en nog veel meer anderen. Dit werd te veel voor Hermelien. Ze werd zo blij. Ze kon niet wachten om met iedereen kennis te maken. Ineens schoot haar iets te binnen … Hoe zou ze terug naar het boekenlabyrint gaan? Zou ze haar eigen boeken nog zien? Toen zonk al
98 De Wondere Pluim 2017
4de leerjaar | Nederlands thuistaal de moed die ze nog had in haar schoenen. Opeens kwam Matilda naar haar. “Wie ben jij?” Hermelien kende Matilda, het wonderkind, wel. Vroeger was het haar lievelingsboek. “Ik ben Hermelien,” zei ze. “Uit welk boek kom jij? Ik heb je hier nog nooit gezien.” “Ik kom uit geen enkel boek. Ik las een boek waarop stond: ‘Pas op, als je dit boek leest’. Toen ik in de helft van het boek zat, werd ik naar binnen gezogen.” “Tja,” zei Matilda. “Eigenlijk is het niet zo erg, hoor. Het is hier best leuk. Je kunt hier, zoals je ziet, van alles doen. Weten je mama en papa hier iets van?” “Mama en papa? Ik heb helemaal geen mama of papa, en ik heb er ook helemaal geen nodig. Ik ben opgegroeid in een boekenlabyrint.” “Amai, heb je dan geen broer of zus?” “Nee, ik leefde helemaal op mezelf, tussen de boeken, tot ik hier terechtkwam.” “Kan jij in bomen klimmen?” vroeg Matilda. “Euh, ik heb het nog nooit gedaan.” “Kom, dan leer ik het je!” Hermelien twijfelde geen moment. Ze ging direct mee. Ze zou in bomen leren klimmen, dat wou ze al zo lang. Hermelien deed een sprongetje van opwinding. Wie weet wat haar nog te wachten stond, misschien wel een heel avontuur. Een halfuurtje later zat ze in de top van een hoge appelboom. Wat was het heerlijk! De zon scheen en er was een zacht briesje terwijl Hermelien boven in de appelboom naast Matilda een versgeplukte appel zat te eten. Ze voelde zich helemaal op haar gemak en had er niets tegen om hier nog een paar nachten te blijven. “Heb jij hier een huis?”
De Wondere Pluim 2017 99
4de leerjaar | Nederlands thuistaal “Ja, natuurlijk. Waar zou ik anders slapen, op de grond?” “Zou je er iets tegen hebben als iemand een paar nachten bij jou zou blijven slapen?” “Nee, natuurlijk niet! Natuurlijk mag je een paar nachten bij mij blijven slapen!” Hermelien werd zo blij dat ze bijna uit de boom viel. Matilda vroeg: “Zin in lezen?” en ze haalde twee dikke boeken tevoorschijn. “Altijd!” Daar zaten ze dan, boven in de appelboom, met hun hoofd verscholen in een dik boek. Als je daar zou zijn, en een boekenwurm was, zou je direct zin hebben om er bij te gaan zitten. Het begon te schemeren. “We moeten naar huis voor het donker wordt, anders vinden we de weg niet meer terug.” Daar liepen ze. Toen ze bij haar huis aankwamen, kon Hermelien haar ogen niet geloven. Zo’n leuk huis had ze nog nooit gezien. Het was een boomhut met een dak van mos en schattige, kleine raampjes. Hermelien kreeg een bed van mos en bladeren. Die nacht sliep ze heerlijk op het mosbed. Zo gingen er een paar dagen voorbij, maar er zou wel een dag komen, dat ze terug zou moeten ….
Manou Van Dijk 9 jaar Steinerschool Antwerpen
100 De Wondere Pluim 2017
4de leerjaar | Nederlands thuistaal
Het verhaal zonder titel Deel 1 Op de aarde liggen, zoals iedereen weet, twee polen, Arctica (de Noordpool) en Antarctica (de Zuidpool). Beide gebieden zijn onbewoond. Onbewoond? Nee! Zeker niet! Aan de grond van Arctica ligt een klein eiland. Daar staan vier huizen: een bakker, een supermarkt, een telefoonmaker en een appartement. In dat appartement woonde een zekere Jan Jeton. Over hem gaat dit verhaal. Een muis, daar begint het verhaal mee, een muis die vastzat en een muis die later weer vrijgelaten werd en nooit meer aan kaas durfde te snoepen!? De muis werd gevangen in het appartement waar Jan Jeton woonde. Hij ging naar zijn oma om haar te vertellen dat die lastige muis eindelijk gevangen was. Hij riep boven het gieren van de wind uit (het stormde): “We hebben hem, we hebben hem!!” Hij kon het niet laten nog te juichen ook, want eens een keer, ’s nachts, had de muis een van de poten van zijn bed doorgeknaagd. Dat was ruw wakker worden, zeg. Toen oma er aankwam, liet hij de muizenval met daarin de wanhopig piepende muis zien. De muis kon spartelen wat hij wilde, hij kon er niet uit. Samen met zijn oma stapte Jan in de lift en gleed naar de begane grond. Ze liepen het huis uit en lieten op straat de muis vrij. Intussen was het al middag geworden en begonnen ze honger te krijgen. Ze merkten op hoe laat het was en gingen (deze keer met de trap) naar boven, om daar aan het middageten te beginnen.
De Wondere Pluim 2017 101
4de leerjaar | Nederlands thuistaal En nu begint het belangrijkste van het verhaal …. (Lezer: “Tjonge, wat een spanning …) Jan vroeg om een boterham met choco. Zijn oma vond dat hij dat maar aan zijn moeder moest vragen. Maar ja, zijn moeder, dat was een speciaal geval, alle dagen op zakenreis nadat haar man was gestorven. Om haar iets te vragen, moest je de telefoon gebruiken. Hij tikte het telefoonnummer in. Na een tijdje getuut-tuut te hebben, klonk er een stem uit de telefoon: “Oui, monsieur?” Oeps, dat was verkeerd verbonden. Hij gooide de telefoon, alsof het een spin was, van zich af. Hij haatte Frans. Na nog een keer het nummer intikken, hoorde hij een totaal andere taal: Na nog een keer tikken:
?KI KEERPS EIW TEM ,OLLAH
Nog een keer: En nog een keer: Daarna volgden nog vele andere vreemde talen. Na urenlang luisteren, begon hij in te zien dat de telefoon kapot was en ging hij naar de telefoonmaker. Toen hij voor de etalage stond, zag hij een bord met daarop ‘FAILLIET’. Zoals ik al heb verteld, was er buiten dit kleine eilandje geen bewoning op Arctica. Jan nam afscheid van zijn oma en vertrok met de boot (het vliegtuig bestond nog niet) naar Groenland, ja, naar dat mysterieuze, witte Groenland. De boottocht duurde zeven dagen en die waren wel wat saai. Hij was blij toen hij kon uitstappen. Hij was nog veel blijer toen hij ontdekte dat hij, niet in Groenland, maar in Noorwegen was, een land dat bekend staat om zijn telefoons.
102 De Wondere Pluim 2017
4de leerjaar | Nederlands thuistaal Deel 2 Toen hij om zich heen keek, merkte hij dat de mensen rondom hem wat minder vrolijk waren, integendeel, ze keken zelfs beteuterd. Dat vond Jan maar vreemd. Hij vroeg wat er was. Een meneer zei: “Onze allergrootste telefoonfabriek is ontploft. Nu is er niets meer waar ons land trots op kan zijn.” “En de andere fabrieken dan?” “Die zijn ook gestopt, door het vreselijke nieuws.” “Is er dan geen enkele telefoon meer?” “Geen enkele.” “Dan kan ik maar beter gaan.” Plots kreeg Jan het idee om alle landen die beroemd stonden om hun telefoons, te bezoeken. De eerste halte was Egypte. De reis duurde nu wel tien dagen, zeven met de boot en drie dagen met de auto (ondanks het feit dat die nog niet bestond). Toen hij in Egypte aankwam, ging hij meteen naar het paleis van de farao. Hij vroeg hem om een telefoon. De farao zei: “Dat zal niet gaan, nee, alle telefoons zijn opgegeten door de sprinkhanenplaag die Mo7 (Mozeven) heeft gestuurd. En hij vertelde het hele verhaal. Na deze uitleg zei Jan: “Laat dat volk gaan en maak nieuwe telefoons. Ik heb telefoons nodig!!” De farao gehoorzaamde en liet het volk gaan, maar schreef iets helemaal anders in de geschiedenisboeken. Nu we dit weten, kunnen we veel wonderen verklaren. Jan had geen zin om te wachten tot de telefoons gemaakt waren en vertrok naar de volgende bestemming, de
De Wondere Pluim 2017 103
4de leerjaar | Nederlands thuistaal Verenigde Staten. Deze reis duurde lang, maar toen hij uitstapte, zag hij dat hij terug in Arctica was. Hij liep vlug naar huis en probeerde de telefoon opnieuw. Toen hij ontdekte dat hij werkte, overleed hij aan een hartaanval. Hij kreeg een graf in de vorm van een telefoon.
Florus Van Camp 9 jaar Steinerschool Antwerpen
104 De Wondere Pluim 2017
4de leerjaar | Nederlands thuistaal
Op vakantie naar Parijs Dit verhaal begint op 11 maart 1898. George de La Grand, een 19-jarige jongen, wou zo graag de wereld zien. Daarom had hij gespaard voor een treinreis naar Parijs. ’s Morgensvroeg vertrok de trein. Toen hij in de trein stapte en bij zijn gereserveerde plaats kwam, zag hij een enveloppe liggen. George ging meteen zitten en scheurde de enveloppe open. Er zat een briefje in. Op het briefje stond: Ga naar hotel Ritz, kamernummer 13. Maak je geen zorgen, het is al betaald. George dacht diep na: “Zou ik dat doen, of zou ik dat niet doen?” Even later zei hij tegen zichzelf: “Ik doe het!” Aangekomen in Parijs, liep hij snel naar hotel Ritz. Daar vroeg hij naar nummer 13. Hij kreeg de sleutel meteen. Op zijn kamer lag een Eastman Kodak (dat is de eerste camera). Maar dat niet alleen, er lag weer een enveloppe. Op dat briefje stond: Ga naar de Eiffeltoren en neem een foto. Haal een enveloppe bij de infobalie. George vertrok meteen naar de Eiffeltoren. Eerst maakte hij een paar mooie foto’s. Daarna wandelde hij naar de infobalie. Daar zat een meneer met een donker krulsnorretje. Wat later in het hotel opende hij de brief. George kon zijn ogen niet geloven! Een ticket voor de Oriënt Expres. Hij vond het fantastisch, maar hij had toch ook een
De Wondere Pluim 2017 105
4de leerjaar | Nederlands thuistaal dubbel gevoel. Stel dat dit niet voor hem was bedoeld, of stel dat dit een valstrik was. Maar hij kon het niet laten. De volgende dag stond hij heel vroeg op, zodat hij de trein niet zou missen. Het was echt een luxetrein met blauwe gordijntjes en kristallen glaasjes. De trein reed langs Straatsburg en München en ’s morgens stak hij de Oostenrijkse grens over. Bij het lekkere ontbijt lag een enveloppe waarop stond: Maak je klaar, want straks komen we aan in Wenen. Dan maak je een rondrit met een koets en eet sachertorte. O, ja, vergeet geen foto te nemen. Toen George wat later aankwam in Wenen, ging hij naar een koets. Onderweg maakte hij heel veel foto’s. Daarna ging hij naar een brasserie voor sachertorte. Ach, dat was heerlijk. ’s Avonds wandelde hij terug naar de Oriënt Expres. Toen hij in zijn kamer kwam, zag hij een enveloppe op zijn kussen. Op de brief stond: Morgen ben je weer in Boedapest. Daar neem je een kuurbad om je te ontspannen. Aangekomen in Boedapest, ging hij naar een kuurbad. Toen hij terug op de trein was, voelde hij zich echt ontspannen. Zo voelde hij zich nooit. Hij reisde via Boekarest naar Constantinopel. ’s Avonds bij de thee kreeg hij weer een enveloppe. Daarop stond: In Constantinopel bezoek je de Aya Sofia en koop je lokumsnoepjes.
106 De Wondere Pluim 2017
4de leerjaar | Nederlands thuistaal Toen George uitstapte, kon hij zijn ogen niet geloven, zo’n mooie stad. Hij ging naar de Aya Sofia, zoiets moois had hij nog nooit gezien. Het oosterse marktje was zo speciaal voor George. ’s Avonds op de trein werd er onder zijn deur een enveloppe geschoven. Daarop stond: Maak je goed klaar, want vanavond keer je in één keer terug. Ga naar de Grote Markt in Brussel. Je herkent mij aan mijn gele tulp. En maak een reisverslag. Onderweg genoot hij nog van alles wat hij tegenkwam en werkte aan zijn reisverslag. Dan kwam hij aan in Brussel. Op de Grote Markt zag George een klein geheimzinnig mannetje staan. Toen hij wat dichterbij kwam, zag hij het … “Overgrootvader Jakobus!” riep hij uit. “Hoe kon jij dat betalen?” “Ik heb er heel lang voor gespaard. Nu had ik genoeg geld, maar ben ik te oud.” “Maar waarom al die enveloppen?” vroeg George. “Zou jij het geld hebben aangenomen?” “Nee, natuurlijk niet.” “Dus heb ik de reis gemaakt door jouw ogen!”
Lennert De Clercq 9 jaar Sint-Maria
De Wondere Pluim 2017 107
108 De Wondere Pluim 2017
4de leerjaar | andere thuistaal
De leeuw en de antilopen Deel 1 Er was eens een antiloop die Sprongie heette. Hij had drie beste vrienden: Rubbie, Smas en Bollie. Ze speelden vaak tikkertje of bedot. Op een dag was het aan het regenen. Ze speelden toch tikkertje. Er kwam een hongerige leeuw en die zag hoe ze speelden. “Tikkie, jij bent hem!” hoorde de leeuw. Hij sprong uit de struiken en brulde heel hard: “Roar!” De antilopen renden zo snel mogelijk weg. De leeuw kreeg hen niet te pakken. Hij zei: “Nu ga ik jullie niet pakken, maar als ik trek krijg, ga ik dat wel doen!” Sprongies hart klopte heel snel. Hij durfde zelfs niet uit de struiken te komen. Hij was bang dat de leeuw er nog was. Maar hij kwam er toch uit. En wat zag hij? De zon scheen terug. De zon kreeg ineens een gezicht en zei: “Rarara, met die leeuw is iets mis. Hij is een heel lieve leeuw.” De zon verdween en er kwam terug regen. Sprongie keek met open mond en ogen naar de lucht, samen met Rubbie, Smas en Bollie. Ze dachten heel diep na: “Wat kon er mis zijn met de leeuw?” Op die vieze dag maakten ze een grote reis, op zoek naar de leeuw. Ze gingen uit elkaar om hem te zoeken.
De Wondere Pluim 2017 109
4de leerjaar | andere thuistaal Deel 2 Sprongie ging naar het oerwoud. Bollie naar de woestijn. Rubbie bleef in de savanne zoeken. Sprongie vond het eng om in het oerw … “Aaaah!!!” gilde hij. Hij zag een grote, enge cobra. “Euh, hallo, meneer, … heeft u … misschien een leeuw gezien?” De cobra keek met grote, bange ogen. “Ja! Kijk wat hij heeft gedaan!” De cobra liet een grote wonde zien. “Ai,” zei Sprongie. Bollie was in de woestijn. Hij had het megaheet. “O, … Water! Water! Water!” riep hij. Hij at zand. Hij keek met grote ogen naar het zand. “Pt! Pt! Pt!” Hij spuwde het zand uit: “Bleh!” Waar hij op het zand gespuugd had, verschenen spinnen, krabben, hagedissen en meer! Bollie viel bewusteloos neer. Terwijl Rubbie in de savanne bleef zoeken, was Smas aan het rillen. “Wat als hij doodgaat of ziek wordt?” dacht hij. Rubbie zei: “Stil, er zal niets gebeuren met hem.” Rubbie maakte Smas rustig. Ineens hoorde hij voetstappen. Hij draaide zich om, en wie was het? Bollie, die helemaal vol zat met zandspinnen, krabben en hagedissen. Hij zei: “Ik kan niet meer.” Hij rende naar de rivier, dronk en ging terug in de woestijn. Rubbie en Smas keken met grote ogen. Oké, ze deden verder.
110 De Wondere Pluim 2017
4de leerjaar | andere thuistaal Sprongie en meneer cobra liepen overal in het oerwoud. Ze keken in struiken, achter bomen en in het gras, maar de leeuw was nergens. Deel 3 Sprongie en meneer cobra zochten in het oerwoud tot het donker was. “Euh, meneer cobra, ik … ik zie daar twee lichtjes!” De cobra draaide zich om: “O, nee!!!” Het waren meneren met wapens en kooien. Sprongie rende weg. De cobra kon niet zo snel glijden en … pwieuw, de cobra viel in slaap. De meneren namen hem mee in de kooi en reden weg. Sprongie was verdrietig, maar hij zocht verder. Hij keek even naar een uil … Plots sprong er een grote, hongerige leeuw voor hem: “Grrr … Wat zijn jouw laatste woorden?” “Hallo, … me … meneer … lee … le … leeuw …” De leeuw stopte met grommen en zuchtte verdrietig: “Sinds ik ouder word, heb ik een pijnlijke wiebeltand die me irriteert. Ik word boos en ik heb geen controle over mezelf. Kan jij me helpen?” “Natuurlijk!” De leeuw was heel blij en vroeg: “Hoe dan?” De antiloop dacht na: “Hmmm … Kom, we gaan naar mijn vrienden.” De leeuw was blij. Hij vroeg de hele tijd of ze er nog niet waren. Na een lange reis van twee dagen, waren ze terug. Bollie, Smas en Rubbie schrokken van de leeuw. Sprongie vertelde het verhaal en vroeg aan Rubbie of hij een plan had. “Hmmm … We gaan naar de stieren,” zei Rubbie. “Oké. Maar waarom?” vroeg Sprongie.
De Wondere Pluim 2017 111
4de leerjaar | andere thuistaal “Die stieren kunnen goed botsen. Als ze tegen de tand van de leeuw botsen, dan valt hij eruit.” Deel 4 Sprongie, Smas, Bollie, Rubbie en meneer leeuw gingen naar de stieren. Ze moesten een rivier oversteken. De antilopen waren bang. De leeuw keek raar. “Wat is er?” vroeg hij. “Er zitten krokodillen in het water,” zei Sprongie. De leeuw zei: “Kijk hoe je dat moet doen. Roar! Roar! Roar!” De krokodillen renden weg. “Wat een lawaai,” riep een krokodil. “Alstublieft,” zei de leeuw. Bollie, Smas, Rubbie en Sprongie zeiden: “Dank u”, zwommen de rivier over en liepen verder. “Nog vier kilometer,” zei Sprongie. “Oké,” zei de ongeduldige leeuw. Vier kilometer later waren ze er. Sprongie en leeuw kropen in een struik. “Oké,” fluisterde Sprongie, “jij gaat naar de stieren en irriteert ze totdat er één boos wordt. De stier botst tegen jou en dan valt jouw tand eruit.” “Oké,” zei de leeuw en hij kwam uit de struiken. “Euh, … hallo, dikke apen … Nééé, Nééé! … Euh, domme dikzakken! Nee!!! Ik kan het niet!” Sprongie keek met halfopen ogen: “Serieus?” “Oké,” zei de leeuw, “ik heet meneer leeuw. Kan er iemand tegen mij botsen?” Een stier kwam en zei: “Euh … oké!” “BOEM! AU! JEEJ!” De tand van meneer leeuw vloog eruit. “Dank u, meneer stier!”
112 De Wondere Pluim 2017
4de leerjaar | andere thuistaal “Dank u, meneer leeuw!” “Huh?” De stier zei dat er heel de tijd gras aan zijn hoeven plakte. Omdat hij zo hard geschopt had, was het gras eindelijk weg. Iedereen was blij, maar niet zo lang. Deel 5 Meneer cobra was wakker. “Heeuh …?” Hij zat in een kooi in een auto. Er waren meer kooien met dieren: wolf, coyote, uil, vos, papegaai en een arend. Meneer cobra keek raar. “Wat gebeurt er hier?” Ineens stopte de auto. Bom! “O, shit!” zei een man. “Wat nu? Moeten we die kooien nu zelf naar de dierentuin brengen?” “Ik denk van wel,” zei een andere man. Ondertussen in de savanne. “Er ontbreekt precies nog iemand?” vroeg de leeuw aan Sprongie. “Euh … Ik weet het niet! Of wacht … Meneer cobra!” Sprongie keek overal, maar meneer cobra was nergens. De leeuw zei: “Misschien moet jij je herinneren waar jullie het laatste waren?” “Hmmm … Ik weet het! In het oerwoud! Kom, meneer leeuw, we gaan naar het oerwoud.” “Oké,” zei de leeuw. Ze gingen in het donkere oerwoud. “Euh, leeuw, ik ben een beetje ba … Daar is meneer cobra! Ga, leeuw, ga!” “Oké,” zei de leeuw, “maar wees stil, oké?”
De Wondere Pluim 2017 113
4de leerjaar | andere thuistaal De leeuw kroop rustig naar de mannen met de kooien en: “Roar! Roar! Roar!” De mannen lieten de kooien achter en renden weg. De leeuw maakte met zijn scherpe klauwen de kooi kapot. “Dank u, meneer leeuw,” zei de cobra. Toen ze weggingen, riepen de andere dieren dat ze ook vrij wilden zijn. De leeuw maakte alle kooien kapot. En zo waren Sprongie, Smas, Bollie, Rubbie, meneer leeuw, meneer cobra en nog 100.000 andere dieren allemaal vrienden.
Malwina Streciwilk 9 jaar Prins Boudewijn
114 De Wondere Pluim 2017
4de leerjaar | andere thuistaal
Sofia’'s dagje uit Sofia’s karakter is heel speciaal. Ze is namelijk heel nieuwsgierig en knotsgek. Ze houdt heel erg veel van shoppen en van avonturen beleven. Eigenlijk is ze dus toch niet zo speciaal. Ze is net zoals miljoenen andere mensen op de wereld, tenzij je weet dat Sofia geen mens is …, maar een pinguïn! Sofia is een pinguïn die ontsnapt is uit de Zoo van Antwerpen. Weet je hoe? Ze is over het hek gesprongen. Iedereen keek haar verbaasd aan, maar het kon haar niet schelen. Voor Sofia was ontsnappen niet moeilijk, want het Centraal Station was naast de Zoo van Antwerpen en het was maar een minuut wachten tot de trein er was. Ze stapte op en ging naar Mechelen. Na een tijdje kwam ze aan. Sofia ging naar Planckendael om haar familie te bezoeken. Ze wandelde relax naar binnen. Drie werksters zagen haar. Ze dachten dat Sofia ontsnapt was uit Planckendael en brachten haar naar de andere pinguïns. Sofia was blij, maar tegelijkertijd ook verdrietig. Ze was blij omdat ze haar familie zag, maar verdrietig omdat ze nog eens wou gaan shoppen op de Meir. Maar omdat ze haar familie al lang niet meer had gezien, bleef ze voorlopig daar.
Inas Laktit 10 jaar De Kleine Wereld
De Wondere Pluim 2017 115
4de leerjaar | andere thuistaal
Zwartje en het zwarte bloempje Het was tijd voor school. Zwartje moest opstaan. “Opstaan, opstaan,” riep zijn moeder. Zwartje wilde niet opstaan, omdat hij op school geen vriendjes had. Hij deed alsof hij sliep en mama niet hoorde. Mama kwam uit de keuken en keek naar Zwartje. Mama keek heel verbaasd en kwam erachter dat Zwartje deed alsof. Mama zei: “Ophouden met dit gedoe. Je doet het elke dag en ik ben het beu. Nee, nu opstaan.” “Oké,” zei Zwartje. “Zeg, elke dag word jij boos op mij.” Mama zei: “Ja, dat wel, ja. Nu, komaan, opstaan. Hup.” “Ja, ja, ik kom.” Toen Zwartje op school was, keek iedereen naar hem om hem een klein beetje te pesten. Dat vond hij niet leuk. Na school kwam Zwartje thuis met een slecht gevoel. Mama vroeg: “En, hoe was het op school?” Zwartje zei: “Helemaal niet leuk.” Opeens zegt hij: “Waarom bestaat de school?” Mama zei: “Niet weer beginnen met dat gedoe, Zwartje.” Zwartje wou ook eens een vriendje, maar op school wil niemand met hem spelen. Hij ging naar zijn kamer. Daar dacht hij na. “Hoe zou ik een vriendje kunnen krijgen?” Hij dacht en dacht en dacht maar door. Hij kon geen enkel idee vinden en begon boos te worden. Het werd nacht en hij ging boos slapen. Hij droomde over een mooie zwarte bloem die kon praten. Hij was nog nooit zo blij geweest. De bloem zei: “Hallo,” tegen Zwartje.
116 De Wondere Pluim 2017
4de leerjaar | andere thuistaal Zwartje zei: “Hallo.” De bloem vroeg: “Gaan wij spelen?” Zwartje zei: “Ja, ik wil dat heel graag.” De bloem zei: “Kom, waar wacht je op? Kom maar mee.” Ze speelden en speelden en floep ... Mama riep Zwartje. Zwartje werd zo gelukkig wakker en zei heel gemakkelijk: “Oké, liefste mama, ik word wakker.” Toen Zwartje weer op school was, keek iedereen verbaasd naar hem. Iedereen vroeg: “Waarom ben je zo blij?” Zwartje zei: “Dat zijn jullie zaken niet.” Zwartje was zo blij op school, zo blij, dat hij alles goed deed, w.o., wiskunde, taal … Toen hij thuiskwam, ging hij vrolijk binnen. Hij was zo blij en hij vroeg: “Mama, gaan we een film kijken?” Mama zei: “Tuurlijk, mijn zoon.” Zwartje was alle dagen vrolijk en blij met zijn nieuwe vriendje, Zwartbloempje.
Irisa Babakhel 10 jaar Aan de Stroom
De Wondere Pluim 2017 117
4de leerjaar | andere thuistaal
Antwerpen Er was eens een meisje met haar papa. Ze wandelden elke week voorbij het Steen. Op een dag was er een reus en een geest. Die wilden hen ontvoeren. Toen kwam Superman en redde hen. Hij stopte de geest in een fles en hakte de hand van de reus af. Daarna gooide hij ze allebei in de Schelde.
Mariam El Makrini 10 jaar IQRA
118 De Wondere Pluim 2017
4de leerjaar | andere thuistaal
De geheimzinnige tuin Er waren eens twee kinderen. Ze heten Nina en Loe. Ze waren heel nieuwsgierig. Op een dag zei mama dat ze naar een nieuw huis ging kijken. Ze zei tegen Nina en Loe dat ze bij oma moesten blijven, minstens een week. Dat was een grote fout van mama. Ze kon haar kinderen nooit vertrouwen, vooral niet bij oma. Oma had een tuin, niet zomaar een tuin, nee, een geheimzinnige tuin. Ze mochten daar nooit naartoe. Elke keer als oma bezoek kreeg, zette ze er wel drie slotjes op. Zelfs opa mocht daar niet naar binnen en de helft van het huis was van hem. Nina had het stomme idee om de sleutels te pakken in oma haar kamer. Om 1 uur ’s nachts werden ze alle twee wakker. Ze gingen naar de kamer van oma. Ze zochten en zochten, maar toen bleek dat ze in oma’s hand waren. Ze probeerden ze te pakken. Toen Loe per ongeluk op oma viel, schrok ze wakker. Oma was woedend. Toen ze naar hun kamer moesten, zei Nina dat ze niet opgaf en dat ze het de volgende dag weer zou proberen. Loe zie dat hij niet meedeed. Nina smeekte: “Alstublieft, doe mee, alstublieft.” Loe zei dat hij zou meedoen. “Jippie,” zei Nina. “Ssst,” zei Loe, “straks wordt oma nog bozer. “Het begint, het begint,” zei Nina. “Wat begint?” vroeg Loe. “Deel twee van mijn plan begint.”
De Wondere Pluim 2017 119
4de leerjaar | andere thuistaal “En wat is dat?” vroeg Loe. “Dat weet ik nog niet,” zei Nina. “Dus je hebt me wakker gemaakt voor niets?” “Nee, nu ben je wakker om mij te helpen nadenken over een plan twee,” zei Nina. “Ik heb het,” zei Loe. “Wat heb je?” “Ik heb een plan.” “Wat is je plan?” “We pakken een vlammenwerper en we smelten de slotjes weg.” “Dat is een belachelijk plan,” zei Nina, “dat is veel te gevaarlijk.” “Heb jij een beter plan?” vroeg Loe. “Nee, ik heb geen plan, maar dat zal hoe dan ook beter zijn dan jouw plan.” “Komen eten,” zei oma. “Wat eten we?” vroeg Loe. “Cornflakes.” “Bah, ik lust geen cornflakes,” zei Nina. “Wil je dan een eitje?” “Ja,” zei opa. “Ik vroeg het niet aan jou, ik zei het tegen Nina.” “Oké,” zei opa. “Ja, graag, ik lust wel een eitje,” zei Nina. “Kom je mee naar boven, Nina?” vroeg Loe. “Oké.” “Heb je al een idee?” vroeg Loe. “Ja, we vragen het.” “Wat? Vragen? Dat gaat toch nooit lukken.” “Misschien wel,” zei Nina. “We spreken dit af. Als we geen
120 De Wondere Pluim 2017
4de leerjaar | andere thuistaal ander ideeën hebben, dan pakken we dat van mij.” “Afgesproken,” zei Loe. “Kinders, komen jullie naar beneden?” vroeg oma. “Ja, oma.” “Ik heb spelletjes.” “Wat voor spelletjes?” vroeg Nina. “Gezelschapsspelletjes.” “Ik moet naar de wc,” zei Loe. “Nina, kom je met me mee?” “Oké.” “Nina, we doen jouw plan. Morgen moeten we naar huis. Dit is onze laatste kans.” “Oké dan,” zei Nina, “maar …” “Maar wat?” vroeg Loe. “We doen het na de spelletjes.” “Oké,” zei Loe. “Waar blijven jullie?” vroeg oma. “We komen eraan.” “We beginnen met het spel Ganzenbord. Twee.” “Nu mag jij, opa,” zei oma. “Vier.” “En nu mag jij, Loe.” “Vijf.” “Jouw beurt, Nina.” “Zes, ik heb gewonnen!!!” “Oma, mogen wij in de tuin?” vroeg Loe. “Natuurlijk, als jullie het vragen, dan mag je erin. Even de slotjes afhalen. Ga maar naar binnen.” “A, nu snap ik waarom niemand in je tuin mag, door jouw aardbeienverzameling.” “Ja, deze aardbeien zijn mijn dierbaarste bezit. Ze zijn natuurlijk superlekker.
De Wondere Pluim 2017 121
4de leerjaar | andere thuistaal “Dat zijn ze zeker,” zei opa. “Oma?” “Ja, Nina.” “Mogen we er een paar opeten?” “Tuurlijk.” “Allee, we gaan allemaal naar onze kamer.” “Word wakker, Nina. Mama is er.” “Daaag oma, daaag opa.”
Layla Urun 10 jaar Sint-Maria
122 De Wondere Pluim 2017
4de leerjaar | andere thuistaal
De eenzame tocht van Sambal Heel lang geleden was er een dorpje op Mars, genaamd Samba. Samba was een dorpje waar ze ervan houden om de samba te dansen. Het ging altijd zo: als het muziekje werd gespeeld, dan begonnen alle wezens te dansen. En met wezens bedoel ik koeien, kippen en zelfs het fruit dat begon te dansen. Maar er was een dorpje, genaamd Verdrietig-stad: dat was het gemeenste dorpje van heel Mars. Ze vernietigden alles, maar dan ook echt alles. Dus wat denk je dat er gebeurde? De koning vernietigde alles met zijn driemaster en Samba ging eraan. Het ergste was de muziek: die werd helemaal kapot gestampt. En dat door de Duistere Driemaster. Na het wenen besloten de Samba’s naar de planeet Pluto te gaan. Maar er was eentje die naar de planeet Aarde wou gaan en dat was Sambal. Sambal wou naar echte mensen. Het probleem was dat Sambal een kat was. Eigenlijk kon het hem niets schelen wat de mensen zouden zeggen. Dus om middernacht vertrok Sambal. Hij was blij, hij was mega-blij toen hij aankwam op de planeet Aarde. Hij ging op weg naar een baasje, maar niemand wou hem accepteren. Uiteindelijk werd hij een zwerfkat. Hij was boos dat hij niet naar de planeet Pluto was gegaan. Dus toen ging hij naar Pluto. Het probleem was dat hij niet wist waar zijn familie was. En daar begon de eenzame tocht van Sambal. Sambal was nu al een dag en een nacht onderweg en weende. Het ergste was dat hij niet meer kon dansen. Hij begon eten en drinken te stelen.
De Wondere Pluim 2017 123
4de leerjaar | andere thuistaal Maar toen kwam er een Engel, genaamd Florina. Ze zei: “Ik weet niet waar ze zijn, maar je moet eerst opdrachten vervullen.” “Oké,” zei Sambal, “ik doe alles.” De eerste opdracht was naar Gnararia gaan en daar de schat van hun koninkrijk beschermen tegen De Duistere Driemaster. Sambal stond met zijn mond vol tanden. Maar hij zei: “Ik ben moedig.” Hij vertrok en zonder dat hij het wist, was hij er al. Hij slikte en zag de Duistere Driemaster. Hij spurtte naar hen toe en begon hen weg te jagen en geloof het of niet: ze gingen weg! Florina kwam terug en zei: “Knap gedaan, nog maar twee opdrachten. Nu moet je naar Balstad en daar alle prikkels weghalen.” Hij ging op weg naar Balstad vreemd kwam hij onderweg Samboa tegen, zijn beste vriend. Samboa was boos op Sambal. “Maar ik kom bijna terug,” zei Sambal. Hij heeft alle prikkels er uitgehaald en geen enkele overgelaten. Florina was er weer en zei: “Bravo, nog één. Ga naar Sisland en daar vind je de weg wel, je familie is daar.” Hij ging op weg en voor hij het wist hoorde hij het Samba-liedje. Iedereen was blij dat hij terug is, behalve Samboa omdat Sambal hen heeft achtergelaten. Ze zeiden sorry en gingen mee dansen.
Aminata Sambou 9 jaar De Vlinderboom
124 De Wondere Pluim 2017
De Wondere Pluim 2017 125
126 De Wondere Pluim 2017
5de leerjaar | Nederlands thuistaal
Op reis met ijs Ik zal me even voorstellen voor ik mijn verhaal vertel. Ik ben Mia, de ijsbeer. Jullie weten vast dat de ijskappen op de Noordpool aan het smelten zijn. Nou, de Noordpool was mijn thuis. Het klinkt misschien onmogelijk en onnozel, maar ik ben gevlucht, gevlucht van de Noordpool naar de Zuidpool. Het werd steeds moeilijker bij mij thuis. Daarom ben ik gevlucht, gevlucht van al die mooie, glinsterende, spierwitte sneeuw, van die mooie sneeuwvlokken die op je tong smelten. Weg van mijn familie en mijn vrienden. Het was een trieste dag toen ik vertrok. Mijn moeder huilde en mijn vader kon geen woord uitbrengen. Ik had beloofd dat ik ze vaak zou briefen. Mijn broertje was vermist. Hij was op een kleine blok ijs gaan staan en het ijs kwam los was. We hadden geen spoor meer van hem gevonden. Mijn grote zus vond het een stom plan en probeerde me thuis te houden. Toen ik vertrok, kwamen mijn vrienden afscheid nemen. Ik ging ze hartstikke missen. Ik gaf mijn hele familie een kus en een knuffel. Er waren zelfs ijsberen die ik niet kende. Ik zocht een grote, glanzende, dikke ijsblok uit en maakte hem los met mijn poten en snuit. KRAK, het hele blok kwam in beweging. Hij was erg groot. Ik denk dat jullie het “zo groot als een basketveld� zouden noemen. (Ik heb geen idee wat een basketveld is.) Het water was koud en het dobberde langs mijn ijsblok. De zon weerspiegelde zich in het water waardoor het een
De Wondere Pluim 2017 127
5de leerjaar | Nederlands thuistaal magische gouden glans kreeg. Ik zag een klein visje dat naast mijn ijsblok zwom. Mijn ijsberenmaag rammelde. Het was misschien een minuscuul visje, maar ik griste het met een klap van mijn handen uit het water. Het kleine visje spartelde nog een tijdje in mijn poten en daarna schrokte ik het gulzig op. Maar ik had nog honger. Ik besloot eten in het water te gaan zoeken. Toen ik een poot in het water stak, had ik meteen beet. Allee, ja. Het was een klein glibberig dingetje. Er zat gewoon geen vlees aan. Het was het niet waard om dit scharminkel op te eten. Het was ook veel te glibberig om vast te houden. Ik wou het net weggooien in zee toen het schreeuwde: “Nee! Gooi me niet weg! Ik kan daar niet overleven. Neem me mee, alsjeblieft!” Ik had eigenlijk wel te doen met het dingetje, wat het ook mocht zijn. “Oké, maar op één voorwaarde.” “Wat voor voorwaarde?” vroeg het glibberige ding. “Dat je me alle plekjes toont waar die lekkere glanzende visjes zwemmen.” “Dat is afgesproken!” Ik had niet echt een kom, maar zag wel een kapotte drinkfles drijven in het water. Ik nam een duik en pakte de doorzichtige fles tussen beide poten. Ik klom weer op mijn ijsblok en vulde de fles met water. Het glibberige ding, met draadjes onderaan, lag kronkelend op het ijs. Het was wel duidelijk dat het water nodig had. Ik pakte het snel op met mijn natte poten en legde het in het water van de drinkfles. Even bleef het stil dobberen in het water. “Is het dood?” vroeg ik zachtjes met een piepstem.
128 De Wondere Pluim 2017
5de leerjaar | Nederlands thuistaal Na een kleine traan kwam het weer tot leven. “O, gelukkig, je leeft nog!” riep ik. “Natuurlijk leef ik nog! Ik moest even op krachten komen.” Ik ging zitten en stelde me voor. “Ik ben Mia, de ijsbeer. Ik emigreer naar de Zuidpool.” zei ik trots. “Een ijsbeer die emigreert naar de Zuidpool! Veel gekker gaat het niet worden,” zei het glibberige ding. Ik kon het geen ongelijk geven. Het klonk inderdaad gek. “En wie ben jij dan wel?” vroeg ik. “Ik ben Cris. Ik ben een kwal.” Cris vertelde dat hij ooit werd gevangen door een visser en dat hij overboord was gevallen. Het was ondertussen avond geworden en de zon ging onder. Het water werd oranjerood. We hadden nog nooit zoiets moois gezien. Ik dook nog snel in het water voor het donker werd, voor ons avondmaal. Ik vond een kanjer van een vis en wat algen voor Cris. Toen we het avondmaal op hadden en het helemaal donker was, keken we naar de sterren. Ik zag een vallende ster. “Nu mag je een wens doen,” zei Cris. “Ik wens dat ik veilig aankom op de Zuidpool!” dacht ik. (Niet doorvertellen hé, want anders komt mijn wens niet uit.) Het laatste wat ik zag voor mijn ogen dichtvielen, was een vriend voor het leven, Cris. Toen we de volgende dag om kwart voor acht opstonden, schrokken we ons een hoedje. Er was een groot stuk van het glanzende ijsblok afgebrokkeld. We hadden haast om nog veilig en wel op de Zuidpool te geraken. Snel begon ik met mijn poten te peddelen. Ik kreeg het er benauwd van. Het water was ook een stukje lauwer geworden. Cris was
De Wondere Pluim 2017 129
5de leerjaar | Nederlands thuistaal nog rustig aan het slapen in zijn kapotte drinkfles, toen hij wakker schrok van het getoeter naast hem. Het was een redelijk grote boot, die ook naar de Zuidpool ging om een natuurprogramma te maken over pinguïns op de Zuidpool. Toen ze mij ijverig zagen peddelen, dachten ze dat ze wel wat konden verdienen. De cameraploeg haalde haar gerief. “Dat kan ik echt gebruiken, een stel mensen die naar me zitten te staren en alles opnemen wat ik doe. Ze konden me ook een lift geven en weer een ijsbeer redden. Maar nee, een ijsbeer is veel te gevaarlijk. Maar daar kan ik niet aan denken. Mijn ijsblok blijft maar smelten,” dacht ik. Cris zat onrustig in de drinkfles te zwemmen (Cris is mensenschuw). De grootste man aan boord op de boot, riep: “Nog even en wij zijn bij de Zuidpool!” Ik was erg opgelucht, want mijn stevige ijsblok was kleiner en dunner geworden. Het water was ook weer koud. Ik hield het niet lang meer vol. Ik besloot om even op krachten te komen. Het was middag en de lucht was helderblauw, geen wolkje aan de hemel. Toen ik wakker werd en wou opstaan, gleed het ijs onder mijn poten vandaan en viel de drinkfles recht in het koude water. Ik had kramp in mijn rechterpoot en kon niet meer goed zwemmen, maar ik zag mijn kans. Niet ver van mij dreef de drinkfles met Cris erin. Met mijn allerlaatste krachten zwom ik naar de drinkfles en greep hem in mijn bek. Cris was opgelucht en bang. Hoe moesten we nu nog naar de Zuidpool geraken? Toen kwamen de redders in nood. Net toen ik het niet meer aankon, hesen de mensen van het natuurprogram-
130 De Wondere Pluim 2017
5de leerjaar | Nederlands thuistaal ma ons omhoog. Ze brachten ons naar de Zuidpool en hun natuurprogramma werd een succes! Cris en ik waren de meest blije dieren van de wereld. “Dan zijn mensen toch niet zo nutteloos�, dacht ik toen ik op een berg vis zat te eten, samen met Cris.
Mika De Hooghe 10 jaar Steinerschool Antwerpen
De Wondere Pluim 2017 131
5de leerjaar | Nederlands thuistaal
De knuffel die geen knuffel wou Jan kwam thuis. “Mama, mama!” riep hij. “Ja, wat is er?” vroeg Jans mama, die onder haar vervallen krant uitkeek. Jan kwam net van school. Hij gooide zijn boekentas weg en zei: “Mijn knuffel zijn hoofd is eraf.” Jan en Jans mama waren niet zo rijk. Eigenlijk zelfs arm. Zijn mama had eigenlijk geen geld om een nieuwe knuffel te kopen. Jan had zijn knuffel dan ook al zijn hele leven. “Dat komt dan goed uit,” zei Jans mama. “Hoe bedoel je? Vind je dat dan leuk?” vroeg Jan. “Maar nee,” lachte Jans mama, “ik heb een beetje gespaard, eigenlijk heel lang en ik heb net geld genoeg om een mooie knuffel te kopen.” “Jeej!!!” riep Jan, “Joepiejeej!!” De volgende dag (vrijdagavond) stonden Jan en zijn mama in een tweedehandswinkel. Ze zochten een knuffel die goedkoop was. Toen ze de winkel uitliepen, had Jan zijn perfecte knuffel in handen. Ze stapten op de fiets en reden naar huis. Die avond nog kon Jan na het eten niet meer wachten om naar bed te gaan. Hij stond al klaar in pyjama en riep: “Mama, ik ben vandaag een beetje moe. Mag ik al naar bed?”
132 De Wondere Pluim 2017
5de leerjaar | Nederlands thuistaal “Dat had ik niet verwacht van jou,” lachte mama, “maar als je het echt wil, dan mag het wel.” Jan liep naar bed en pakte zijn knuffel met twee handen vast. Hij trok hem naar zich toe, maar voor hij de knuffel een knuffel kon geven, zei de knuffel: “STOP!” Jan schrok zich dood. “Geen knuffel!” riep de knuffel. “Wacht even,” zei Jan, “ik heb twee vragen. Vraag 1: Hoe komt het dat jij praat?” “Dat weet ik niet,” antwoordde de knuffel. “Oké, nu vraag 2: Waarom mag ik je geen knuffel geven?” “Dat zal ik je vertellen,” zei de beer. “Je weet toch dat ik tweedehands ben, hé?” “Ja,” antwoordde Jan. “Ik was eerst van een meisje, een dik meisje en ze was heel sterk. Ze tilde met één vinger haar ouders op. Als ze naar bed ging, pakte ze me vast en knuffelde ze me tot ik stikte. Daardoor kreeg ik knuffelvrees.” “Knuffelvrees?” vroeg Jan. “Ja, ik ben bang om knuffels te krijgen.” “Dat is wel een probleem. Misschien moeten we eens proberen met mijn oude knuffel. Je moet hem proberen een knuffel te geven. Als dat lukt, kun je mij ook een knuffel geven.” De knuffel lag klaar op de kussens van Jans bed. Jans oude knuffel lag tegenover hem om geknuffeld te worden. Jan zijn nieuwe knuffel, die ondertussen Bram heette, begon te zweten. Maar hij moest het proberen. Hij stak zijn armen uit en deed een stap dichter bij Jans oude knuffel. Hij deed zijn armen om de knuffel heen en riep: “Heeelp! Ik ben te bang.”
De Wondere Pluim 2017 133
5de leerjaar | Nederlands thuistaal “Niet bang zijn, Bram, je kunt het wel,� zei Jan. En het lukte. Een paar dagen later lag Bram gewoon in Jans bed en was het geen probleem.
Billy Goossens 10 jaar De Zevensprong
134 De Wondere Pluim 2017
5de leerjaar | Nederlands thuistaal
Het omgekeerde dorp “Wouw,” zei een onbekende stem. Het stamhoofd, genaamd Jkohibab, schrok zo hard dat hij bijna flauwviel. “Ik heb het, ik heb het,” zei de onbekende stem weer. Het dorp begon het ook te horen. Ze kwamen aan de hut waar het stamhoofd werd verzorgd. O, sorry, ik ben jullie vergeten voor te stellen aan het dorp. Het stamhoofd, genaamd, Jkohibab, had zijn eigen hut. Het was nogal een raar stamhoofd. De medicijnman droeg een stierenpak, niet zo één van de Hema, maar een zelfgejaagd. De medicijnman had het dorp al vele keren gered van erge ziektes. De vrouwen van het dorp deden natuurlijk alle huishoudelijke werken, zoals kinderen verzorgen enzovoorts. De mannen, ook wel Jahibaben genoemd, gingen jagen. Oké, genoeg gebabbeld. Verder met het verhaal. Dus, de mensen van het dorp gingen naar de hut van het stamhoofd, waar hij werd verzorgd. Ze vroegen: “Wat is er aan de hand? We hoorden het tot in Hompa Humpa. Iedereen schrok.” “Wat gebeurt er met ons dorp?” vroeg een van de Jahibaben. Plotseling kwam de medicijnman binnengelopen. Als je dat lopen kunt noemen, hij want hij kwam binnen gehinkeld. Iedereen schrok. Het been van de medicijnman was er afgehakt. “O, nee,” riep het stamhoofd, “wat is er gebeurd?”
De Wondere Pluim 2017 135
5de leerjaar | Nederlands thuistaal “Pas op voor het monster van ‘Kalahabrië’,” riep de medicijnman. Dat was zijn laatste zin. “Maar we weten niet eens wat het monster doet.” Ineens zei weer die onbekende stem: “HOMPA HUMPA, jig eid tein nedliw neretsiul raan ed dog nav ëirbahalaK.” Het stamhoofd zei: “Allemaal in jullie hutten.” “Nee,” zei een van de Jahibaben, “we moeten het monster verslaan.” “Wie niet luistert naar het stamhoofd, zal boeten,” zei het stamhoofd. Degene die dat had gezegd, ging geschrokken naar zijn hut. Iedereen trouwens. De volgende ochtend klonk het uit een hut: “AARGH, ik ben een vrouw.” Het was toevallig diegene die de vorige avond het stamhoofd had tegengesproken. Toen het stamhoofd aankwam, stond heel het dorp al rond de hut van de man. “Zie je wel,” zei het stamhoofd, “ik zei je nog gisteren dat je niet moest tegenspreken.” “Maar ik ben een vrouw!!” “Geen gemaar, je bent voor de rest van je leven een vrouw.” De volgende ochtend: “AARGH, ik ben de medicijnman. NEEEEEEE!” Iedereen stond bij de hut van het stamhoofd. Hij droeg de kleren van de medicijnman. “Maar hoe kan dat?” dacht hij. “Ik weet het,” zei een van de oudste vrouwen, “het is de vloek van Kal…” BOEM Ze viel op de grond. “Ze is dood. Het lijkt wel of alle mensen die het weten,
136 De Wondere Pluim 2017
5de leerjaar | Nederlands thuistaal doodgaan,” zei de in een vrouw veranderde Jahibab. “Ja, dat is het,” zei het stamhoofd. Dag in, dag uit, veranderden de mensen in het tegenovergestelde van zichzelf. Er veranderden zelfs mensen in dieren. Ook hun taal veranderde. Het dorp kon niet meer samenleven, dus beslisten de bewoners om hun eigen weg te gaan. Al na drie dagen kwamen ze weer samen om te zeggen dat het veel te moeilijk was om zo alleen te leven in het oerwoud. Ze moesten een oplossing vinden. Ze gingen leven in groepen: de zoogdieren, de vissen, de reptielen, allemaal apart, maar toch samen. “Allemaal apart, maar toch samen.” Die zin bleef voor altijd in hun hoofd steken. Zo ontstonden de dierengroepen volgens mijn fantasie.
Stella Crombez 10 jaar De Evenaar
De Wondere Pluim 2017 137
5de leerjaar | Nederlands thuistaal
De klank van het leven Ik hoor iets, een mooie klank. Wat het is, weet ik niet. Misschien een zachte piano of een lage basgitaar. Een fluitende moeder die de afwas doet, of een vader die eigenlijk vals aan het zingen is onder de douche. Ik weet het niet, maar als ik het hoor, maakt mijn hart een sprongetje, een sprongetje van geluk. Ik weet het: de mooie klank is van jouw stem. “Ik hou van jou,” zeg je. “Ik ook van jou,” zeg ik. Onze twee stemmen samen, één melodie, of nee: één harmonie. Pas dan besef ik hoe gelukkig ik ben als ik op een bankje in het park naast jou zit. Jouw hand in de mijne, zoals het hoort te zijn. Ik hoor weer die klank. Maar nu weet ik wat het is!
Margo Wouters 10 jaar De Kleine Wereld
138 De Wondere Pluim 2017
5de leerjaar | Nederlands thuistaal
De arme bomen Op de toppen van de bergen van de Ardennen, staan er bomen. Maar met de bomen gaat het niet zo goed. Helemaal boven op de grootste berg, staat een hele stoute boom. Die boom pakt het water van al de andere bomen af. De boom heet Topra. Topra vindt dat hij al het water voor zich mag houden, omdat hij anders zal uitdrogen. Maar nu drogen al de andere bomen uit en dat is ook geen oplossing, of wel soms? Toto, de eekhoorn hoorde ervan. Hij vindt dat niet kunnen. Mama eekhoorn zei: “Dat is hun probleem.” Papa eekhoorn zei: “Dat ze dat maar zelf oplossen. Er zijn zo veel van die rampen.” Lila, de zus van Toto, was juist naar de Supereekhoorn aan het kijken. Ze is er grote fan van. Ze heeft er zelfs een pakje van. Ze zet de tv uit en rent naar boven. Ze komt terug met een goudgeel glitterpakje waarop staat ’S bliksemschicht E’ ofte: Super Bliksemschicht Eekhoorn. Ze zegt: “Kom hier, dat ik ze bestrijd, de stouteriken! Ik vrees niets of niemand. Laat ze maar komen. Ik hak ze in stukjes. Ze durven niets stouts meer te doen, als ze mij zien. Ik eet alles en ik durf alles. “ “Schatjes, broccoli.” “Euw, echt niet,” zucht Lila. “Voor jou heb ik pap, mijn schat,” zegt mama. “Joepie.” Die nacht denkt Toto: “Ik moet ze helpen.” De volgende dag gaat hij op pad, van zijn berg tot waar de stoute boom stond.
De Wondere Pluim 2017 139
5de leerjaar | Nederlands thuistaal Hij denkt: “Als ik dat stuk onbenul in mijn pootjes krijg, dan, dan … “ Ineens realiseert Toto zich dat die boom veel groter en veel sterker en veel dikker en veel ouder was dan hij. Hij heeft ook veel meer wortels. Toto heeft er geen. Toto blijft doorstappen tot hij bij de Triemauten komt, de berg waar Topra staat. Toto begint aan de klim. Hij doet er drie kwartier over. Als hij op de top is, denkt hij: “Pas maar op, stoute boom.” Hij ziet de boom en vraagt: “Hoe heet jij?” “Ik ben Topra,” zegt de boom. “Wel, Topra, jij halvegare kokosnootboom. Jij weet zeker niet wat jij de andere bomen aandoet?” “Euh, nee. Wat dan?” “Je zet ze zonder water, die arme bomen.” “Ten eerste, dat is niet waar. En ten tweede, bemoei u met uw eigen zaken!” roept Topra. Hij trekt een van zijn wortels uit en schopte Toto helemaal terug naar zijn huis. BAAM. Dat gaf een knal. Mama, papa en zus komen kijken. “O, nee,” zegt mama. Toto vertelt wat er allemaal gebeurd is en daarna gaat hij opnieuw op pad. Deze keer gaat hij het rustig aanpakken. Als hij boven is, begint hij te praten. “De andere bomen hebben geen water. Doet jou dat nu niets?” “Is het echt zo erg?” vraagt Topra. “Ja,” roepen alle bomen in koor. “Maar, leef ik dan nog wel?” “Maar ja,” zegt Toto, “dan leef je niet alleen van water, maar ook van de liefde.”
140 De Wondere Pluim 2017
5de leerjaar | Nederlands thuistaal “Ja?” “Ja.” “Oké, ik zal het water delen met jullie.” “Joepie,” roepen de andere bomen. De volgende dagen gaat het goed. “We houden van je,” zeggen de bomen tegen Topra en Toto, “en dankjewel.”
Marieke Van der Hallen 11 jaar Sint-Anna Goethe
De Wondere Pluim 2017 141
5de leerjaar | Nederlands thuistaal
Het vergeten snoepje Dit verhaal gaat over een kleurrijk snoepje dat Joris heette. Joris zat in een snoepwinkel met zijn vrienden, Max marshmallow en Kasper kauwgom. Joris was heel gelukkig, maar één ding ontbrak in zijn leven. Hij wou gegeten worden. Hij was gelukkig in de winkel, maar wou het hemelse gevoel voelen hoe het was om gegeten te worden. Op een dag hoorde hij voetstappen in de snoepafdeling. Hij zag twee jongens op zich af komen. De ene jongen heette Ilias en de andere Kobe. Joris dacht: “Misschien komen ze mij kopen.” Ilias graaide in Joris’ bak, maar hij koos hem niet. Joris was teleurgesteld. Hij dacht: “Ik ben een idioot en lelijk. Waarom kiest niemand mij?” Opeens kwam er weer een hand, hij was van Kobe. Hij pakte Joris, die nog in zichzelf zat te vloeken. Joris kon niet blijven piekeren, dus deed hij zijn ogen open en zag dat hij in een snoepzak zat, samen met Kasper kauwgom. “Yes, yes, yes!!!” riep hij, terwijl hij weende van geluk. Hij ging samen met 40 andere snoepjes naar het huis van de twee jongens. Ze gingen naar de zolder met de snoepzak en begonnen de snoep te verdelen. Daarna begonnen ze te eten. Joris keek toe hoe ze Kasper kauwgom aan het opeten waren. Hij kreeg kriebels in zijn buik … straks zou hij gegeten worden! Hij was nog als enige over en opeens hoorde hij de mama van de twee jongens roepen. Joris zat in Ilias’ hand vastgeklemd en opeens liet Ilias Joris vallen. Hij viel in een gat op de zolder, helemaal naar beneden. Zijn pijn was ondraaglijk, maar hij had nog steeds dat warme gevoel dat hij zou
142 De Wondere Pluim 2017
5de leerjaar | Nederlands thuistaal gegeten worden. Opeens kwam de moeder van de jongens en zag het snoepje op de grond liggen. Joris dacht dat de moeder hem zou opeten, maar integendeel, ze gooide hem in de vuilbak. Joris begon te rotten en zich ziek te voelen. Dit was niet het gevoel dat hij had verwacht. Stilaan begon hij zijn kracht en zijn kleuren te verliezen. Daarna stierf hij.
Coda Braet 10 jaar De Pluim
De Wondere Pluim 2017 143
144 De Wondere Pluim 2017
5de leerjaar | andere thuistaal
Geeststad Het lange rijden door de metalen kamers, en de eenzame boom. Eindigt bij de drie straten, die als een doolhof zijn dat nooit stopt. Met een kat op de muur met verschillende kleuren, naast de deur met kapotte ramen, en een neergestoken zetel. Een raam zonder glas, waar een tuin achter zit. De rat die iets zoekt, maar er niet meer is, naast de slang met een hoed van metaal. Een brievenbus zonder deur, onder een geschilderde droom in wat het moest zijn, er is iemand, maar toch niet. Alleen de beweging van de bladeren, en het verleden van de achtergelaten deur, met geschilderde muziek die wordt gespeeld om alles te vergeten. Een monster met ĂŠĂŠn oog, naast de ramen die nooit zijn dichtgedaan. De slak die ik eerst niet zag, de vloer die werd ingedeukt, het glas slaat eruit, niet erin, er is niemand, alleen een wit huis met kleine zwart letters, er staat: Ik zie het begin, maar het einde niet. Emma Batcharov 11 jaar De Spiegel
De Wondere Pluim 2017 145
5de leerjaar | andere thuistaal
De verdwenen zondag Er was eens een oude man die elke dag werkte. Ja, elke dag, behalve zondag natuurlijk. Maar met deze dag gebeurde er iets raars. Normaal ging hij op zondag naar het park en keek naar de blije kinderen. Toen hij die zondag naar het park ging, zag hij niemand, zelfs de kinderen waren er niet. “Oh, een mevrouw,” zei hij. Hij vroeg: “Heeft u de zondag gezien?” De mevrouw antwoordde: “Ja, hij staat op de kalender.” De man zei: “Dat is niet genoeg.” De mevrouw deed alsof haar neus bloedde en ging weg. “Waar is zondag? Waar?” zei hij triest. Hij wandelde en zag een politieagent. “Oh, meneer, ik ben iets kwijt,” zei hij. De politieman vroeg: “Wat bent u kwijt?” De man zei: “Ik ben de zondag kwijt.” De politieman vroeg: “Wie is het, meneer?” “Het is zondag, een dag zonder werken.” “De politieman zei: “Zondag? Het is zondag vandaag.” De meneer zei: “Ja, maar ik kan het niet vinden. Ik weet het niet.” “Het staat ook op de kalender,” zei de politieman. De man zei: “Het is niet genoeg.” De politieman zei dat hij geen ander idee had. “Spijtig, want zondag is heel belangrijk voor mij.”
146 De Wondere Pluim 2017
5de leerjaar | andere thuistaal De man wandelde verder. Hij ging zitten op de bank en zag twintig kinderen verstoppertje spelen en twaalf kinderen tikkertje. Hij zei: “Ja, ik heb mijn zondag gevonden.�
Szymon Chojnacki 10 jaar InPEERi@
De Wondere Pluim 2017 147
5de leerjaar | andere thuistaal
Eenhoorns en bananen Er was eens een warme zomer met wat regen van frisse druppels. Dankzij de regen en het zonnetje, ontstond er een regenboog, kleurrijk en glanzend. Uit die regenboog klonk het alsof er iets met een staart uit zwaaide. Het waren twee eenhoorns! Rain en Bow waren hun namen. Rain en Bow vielen er helaas uit, om nieuwe dingen te ontdekken. “Waaw, hoe slipperig was die regenboog?” riep Bow. Bow keek eens goed hoe het was gebeurd. “Maar nee, je bent gewoon uitgegleden!” zei Rain. Bow keek verbaasd. “Wat? Uitgegleden? Waarover?” Rain zei: “Ik ga eens kijken.” Bow en Rain zagen iets geels en fruitachtigs, maar rot! “Hee! Is dat een gele Amerikaanse slak?” vroeg Bow met een gek geheugen. “Wat? Dat bestaat niet eens. Het is een bananenschil,” zei Rain met een normaal geheugen. “Banaan? Wat is dat voor een wezen?” vroeg Bow weer gek. Bow nam het vast en keek goed naar de schil. “Kijk er niet zo naar,” zei Rain, “het is geen wezen, het is fruit. En fruit is eten.” Bow geloofde er niets van, maar nam toch een hap. “Jakkes!” “Bow, dat is een schil en een schil is niet lekker, hoor.” Bow, is een gekke eenhoorn. Hij gooide de schil weg. Ze gingen op weg naar een kruispunt vol met huizen. “Kijk! Nog een bananenwezen?” vroeg Bow serieus.
148 De Wondere Pluim 2017
5de leerjaar | andere thuistaal “Bow, waarom ben je zo ‘serieusachtig’ tegen bananen?” vroeg Rain. “Omdat het echt wezens zijn die niet lekker zijn.” Bow en Rain gingen verder. Ze kwamen bij een fruitmarkt. Bow zag dat er ook bananen waren. “OMG! Wat doen die in godsnaam met die bananen?” vroeg hij en hij wees naar het bananenkraam. “Verkopen, om geld te krijgen,” antwoordde Rain. “Hoe straf. Die verkopen gele wezens om geld te krijgen? Zo geraken we toch niet weg met die bananen,” zei Bow. Rain antwoordde eens goed: “Waarom wil je weg geraken van die lekkere bananen? En ten tweede “HET ZIJN GEEN WEZENS!” “Maar jawel! Kijk naar al die bananen. Ze bewegen,” zei Bow en hij wees op het feit dat die bananen wezens waren. De bananeninvasie werd gewoon rond de markt verspreid. Rain en Bow hadden gelukkig een plan om de wezens (bananen) weg te gooien van de wereld. Ze gingen alle bananen vangen met hun uniimagic! En ze gooiden ze weg van de wereld. “Bye, bye, banana’s!” zeiden Rain en Bow. Dus ja, eet geen bananen, het zijn WEZENS!
Alicja Wisniewska 11 jaar De Sterrenkijker
De Wondere Pluim 2017 149
5de leerjaar | andere thuistaal
De vliegende paraplu Op een regenachtige dag gingen drie meisjes naar de supermarkt met een paraplu. Opeens kwam er een grote storm. Sara, het middelste meisje, hield de paraplu stevig vast. De wind duwde haar 10 cm van de grond. Ze begon te gillen, brullen en schreeuwen als gek. Hannah, het meisje naast haar, hield de voet van Sara stevig vast. Maar ze vloog ook mee in de lucht. Hanna gilde, brulde en schreeuwde als gek. Floor, het meisje dat nog op straat stond, hield de voet vast van Hanna. Maar ineens vloog ze ook in de lucht. Ze begon te gillen, brullen en schreeuwen als gek. Zo stonden ze daar in de lucht te kakelen als kippen. De storm was zo hard dat ze helemaal naar New York vlogen. Ze ontmoetten Rihanna, Justin Bieber, Ariana Grande … Ze mochten bij Rihanna logeren. De meisjes gingen altijd samen met haar optreden. Zo werden ze stinkend rijk en kochten ze een villa, een zwembad, nieuwe kleren en nog veel meer. Een jaar later kwam er opnieuw een storm. Ze pakten de paraplu en vlogen snel naar de supermarkt in België. Ze kochten een pot choco en gingen naar huis. De moeder van Floor vroeg: “Duurde het zo lang om een pot choco te kopen?”
Nisrine Akhloufi 10 jaar De Zevensprong
150 De Wondere Pluim 2017
5de leerjaar | andere thuistaal
Op de vlucht met een koffertje Er was eens een klein jongetje, genaamd Vic. Maandagochtend moest hij naar school. Hij werd de hele tijd gepest door kinderen van het zesde. Hij wilde het niet tegen de juf of de meester zeggen, anders ging het pesten doorgaan. Toen de school gedaan was, zat hij thuis voor de tv. Opeens hoorde hij gebonk boven in de kamer van zijn ouders. Zijn ouders maakten ruzie. Ze besloten te scheiden. Natuurlijk vond Vic dat niet leuk, dus pakte hij een koffertje. Hij pakte in en vertrok naar een pleeggezin, met mensen die echt van hem zouden houden.
Lucas Ostyn 10 jaar De Brug
De Wondere Pluim 2017 151
152 De Wondere Pluim 2017
6de leerjaar | Nederlands thuistaal
Op zoek naar vrijheid Rondjes lopen in een klein kamertje met alleen maar een bed en zonder ramen, dat is mijn leven. Als ik moe word, ga ik in mijn houten bed liggen dat bij elke draai kraakt. Slapen is moeilijk als je na elf jaar nog niet eens weet waar je bent. Wat ik wel weet, is dat ik niet alleen ben. Ergens in het huis is er nog iemand. Want elke ochtend, middag en avond gaat de deur op een kiertje open en wordt er een appel op de grond gerold. Daarna gaat de deur weer snel op slot. Het enige wat ik weet van die persoon, is dat het een man is. Soms zegt hij ineens: “Neem aan,” of “ik heb je appel bij.” Meer weet ik niet. Of ik meer te weten zal komen, dat weet ik ook niet. Nu zit ik weer, zoals elke keer, rondjes te lopen door het kamertje. Moe word ik pas bij het 142ste rondje. Niet moe van al dat lopen, maar van verveling. Normaal ga ik dan op mijn bed liggen, maar vandaag laat ik me gewoon op de grond vallen, op de lekkere frisse grond. Wanneer ik me omdraai om wat rond te kunnen kijken, zie ik iets vreemds liggen, een klein papiertje. Ik spring opgewonden op. Zou er misschien iets op staan? Voorzichtig pak ik het van de grond, zodat het zeker niet scheurt. Wanneer ik het openmaak, zie ik dat er niet veel op staat. Er staan allemaal letters op. Ik heb nog nooit zoiets gezien. Ik kan het niet lezen. Na een halfuur lukt het me toch. Er staat: “17/2/2017 – dag van de vrijheid.” Het is vandaag de 17de. Ik heb ooit eens gevraagd aan ‘hem’, wanneer ik vrij zou zijn, en hij zei: “Ooit.” “Dan moet ik vlug alles inpakken!” Ik kijk om me heen en realiseer me dat ik niets heb om
De Wondere Pluim 2017 153
6de leerjaar | Nederlands thuistaal in te pakken. Ik zoek toch nog maar wat rond voor het plezier, tot ik opeens gekraak achter me hoor. De deur. Voorzichtig draai ik me om. Daar staat ‘hij’, een grote man met warrig haar en een grijs pak. Ik wil hem zoveel vragen stellen: “Waar ben ik? Wie bent u? Wat doe ik hier?”, maar voordat ik mijn mond kan opendoen, klapt hij de deur al terug dicht. Tot mijn verrassing hoor ik geen slot dichtgaan. Voorzichtig zet ik wat stappen vooruit tot ik vlak bij de deur sta. Ik pak de deurklink vast en haal diep adem. Ik moet terugdenken aan al die keren dat dit al gebeurd is. Zou dit de goede keer zijn? Mijn hand gaat naar beneden, terwijl ik de klink nog vastheb. Ik trek de deur naar me toe. Ze gaat open. Ik kan wel een vreugdedansje doen! Maar omdat ik zo verbaasd ben, kan ik niet eens meer bewegen. Een gevoel gaat door mijn hele lichaam, een heel fijn gevoel, een gevoel van vrijheid, ook al sta ik nog helemaal niet buiten. Normaal ben ik heel voorzichtig, maar nu ren ik zo hard ik kan, zo hard dat ik het kamertje niet meer kan zien, zo hard dat ik de trap niet zie aankomen en als een idioot van de trap rol. Maar ik heb geen pijn. Ik ben zelf nog nooit zo gelukkig geweest. Tot ik me omdraai. Daar zit ‘hij’, in een luxe woonkamer met een luxe zetel. “Tijd om weer voorzichtig te zijn,” denk ik. Hij heeft me blijkbaar gehoord, want hij staat op en kijkt me aan. Nu zie ik pas hoe gemeen hij is. Dit huis is van hem, dus dat betekent dat hij mij heeft opgesloten. Ik vergeet dat ik voorzichtig wil zijn en begin te schreeuwen: “Waarom hebt u me opgesloten?” De man schrikt even, maar zegt dan rustig: “Ik zal het je uitleggen.” We gaan samen in zijn luxe zetel zitten.
154 De Wondere Pluim 2017
6de leerjaar | Nederlands thuistaal Hij begint te spreken: “Lola, …” “Lola? Is dat mijn naam?” “Ja, meisje, dat is je naam. Mijn naam is Richard. Ik ben je oom, de broer van je moeder, die jammer genoeg samen met je vader is overleden toen jij één jaar was. Daarom heb ik je geadopteerd, maar ik ben de slechtste vader ooit, dus daarom …” Hij stopt met praten en kijkt naar de grond. “… sloot u mij op?” “Je mag me oom Richard noemen, hoor.” “Nooit! Nooit noem ik u zo!” Ik sta op en loop naar de deur. “Wat …” hij kan zijn zin niet afmaken of ik klap de deur achter me dicht. Ik ren en ren en ren … totdat ik het huis nooit meer zie.
Mila Deschuyter 11 jaar De Brug
De Wondere Pluim 2017 155
6de leerjaar | Nederlands thuistaal
Het pluimpje dat een doel zocht Hallo, ik ben Pluimpje en ik ben een pluim (logisch hé?). Ik zou graag een doel hebben, want nu zweef ik hier gewoon rond. Ik hang namelijk nog vast aan een duif. Ik ben al lang aan het piekeren over HOE ik van die vervelende duif af kan raken. Maar het is al laat en al de andere pluimen zeuren dat ik moet gaan slapen. WHOOOOAAAA! Sorry, dat was ik terwijl ik geeuwde. Want ik ben namelijk zo moe, ik ben echt veel te laat gaan slapen. Maar dat was het helemaal waard! Ik ben heel de nacht blijven denken over hoe ik mezelf van die duif kan verlossen. En ik kreeg een super goed idee! Ik ga de duif kietelen, en als de duif dan met haar (een beetje scherpe) snavel op het stuk krabt waaraan ik vasthang, dan val ik eraf en dan ben ik vrij! Ik heb vannacht ook zitten denken wat ik zou willen worden. Ik zou héél graag dienen om te schrijven. Je weet wel, zo’n veer waarmee ze vroeger altijd schreven. Het wordt tijd dat ik mijn plan ga uitvoeren. Alles verloopt volgens plan. Ik begin de duif te kietelen terwijl ze vliegt. De duif voelt het en gaat aan de kant zitten om eens goed te krabben. Ik verheug me al op mijn vrijheid, maar er gebeurt niets. De duif vliegt op en ik ga gewoon mee. Ik kijk naar mijn veerwortel (het stuk waaraan ik vasthang) en mijn veerwortel is maar voor de helft gescheurd. Dus nu hang ik héél losjes vast aan de duif. Ik begin te duwen en te trekken tot ik helemaal van de duif scheur. Yes, denk ik, maar ik denk er niet over na dat ik 50 meter boven de
156 De Wondere Pluim 2017
6de leerjaar | Nederlands thuistaal grond hang. Ik val naar beneden. AAAaaaa! Wacht eens even! Ik ben zo licht als een veertje, dus ik dwarrel de hele tijd rond tot ik zachtjes land op het gras. Mijn eerste gedachte is: “Waar ben ik?” Ik ben ergens in een tuin beland of zoiets. Ik sta op en ga de tuin verkennen. Er valt eigenlijk niets te verkennen, hier een boom, daar een boom. Maar dan hoor ik iemand … Het komt mijn richting uit. De mensen noemen het een ‘kleuter’. Het is eigenlijk een soort minimensje en ‘het’ komt dus mijn richting uit. Ze roept: “Mama, kijk hier! Ik heb er een gevonden!” Er komt een heel grote moeder die zegt: “Goed zo, liefje, steek hem maar in je boekentas.” Voor ik het weet, word ik in een roze prinsessenboekentas gestopt. Ik word heel hysterisch en zoek een uitgang, maar ik vind er geen. Ik vind wel een briefje waarop staat: “Beste ouder, op dinsdag gaan de kleutertjes indianenhoedjes maken en daarvoor moet uw kind een veer meebrengen. Vriendelijke groeten, de kleuterjuf.” “O, nee!” denk ik. Want je weet wel hoe het gaat. Kleuter maakt iets en dan ligt het vier jaar in de kast. Als de kleuter ouder wordt, dan vindt ze het kunstwerkje niet meer mooi en dan wordt het weggesmeten in de vuilnisbak en verbranden ze het met al het andere vuil. Ik wil niet verbrand worden. Ik panikeer dus heel erg. Dan vind ik mijn redder in nood: een schaar! (ik zou niet weten waarom die kleuter in hemelsnaam een schaar in haar rugzak heeft.) Ik begin een gat te knippen in de bodem van de roze prinsessentas. Sorry, Sneeuwwitje (ik moet namelijk haar hoofd verknippen). Als ik klaar ben, kijk ik naar het gat. Ik zweef boven de vloer (want de kleuter heeft haar rugzak aan en gaat waarschijnlijk naar
De Wondere Pluim 2017 157
6de leerjaar | Nederlands thuistaal school). Ik aarzel geen moment en spring uit het gat. Als ik op straat terechtkom, denk ik: “Yeeeeeeeeey! Eindelijk vrij.” Er is een harde wind en ik vlieg weg, langs alle huizen en alle straten tot de wind ineens stopt. Ik beland bij een betoverd huis. Misschien woont er wel iemand die van mooie veren, pennen maakt (dat zou wel heel toevallig zijn). Ik ga onder de deur naar binnen. Het is een droompaleis! Er woont iemand die heel hard van veren houdt. Overal zie je wel een veer: schilderijen van veren, een stoel met veren kussens, een muur met verenbehang … Ik ben sprakeloos. Ik zie een heel oude man in de zetel zitten. Hij kijkt niet echt blij. Hij mompelt: “Had ik nu maar een pen, zodat ik mijn gedichten kon schrijven.” “Dat is echt een droomberoep”, denk ik. Ik wil heel graag dat er met mij mooie gedichten worden geschreven. Ik wandel heel voorzichtig naar de man. Ik ga mezelf showen. Ik draai rondjes zodat de man mij goed kan bewonderen. De man pakt me op en zegt super enthousiast: “Jij bent de mooiste veer die ik ooit heb gezien!” Hij slijpt mij, zodat mijn afgescheurde veerwortel weer een heel mooi scherp puntje krijgt. Hij doopt mijn “kont” in de inkt en begint te schrijven op een papiertje. Ik heb echt nog nooit zo’n mooie verhalen gelezen.
Julie Van Loon 11 jaar De Brug
158 De Wondere Pluim 2017
6de leerjaar | Nederlands thuistaal
Op reis met een koffertje Bart is in alle opzichten een doodnormale en misschien zelfs saaie man. Hij gelooft niet in fantasie. Alle dingen die maar een beetje afwijken van de realiteit verafschuwt hij. Bart is zeer perfectionistisch. Hij heeft een dagelijkse planning die hij heel strak volgt. Bart keek op van zijn werk, naar zijn antieke klok, die elke seconde benadrukte met een luide tik die weergalmde in de kamer. Hij zag dat het tijd was voor zijn dagelijkse controle van het water in het bos. Natuurlijk was het elke dag hetzelfde en natuurlijk was het elke dag in orde. Die kleine dingen stelden Bart gerust. Hij bukte zich en nam heel behoedzaam zijn koffertje met instrumenten. Bart kleedde zich goed aan, want het was redelijk koud buiten. Hij opende de deur en stapte zelfverzekerd naar buiten. Bart wandelde en wandelde tot hij bij het water was. Hij was zeer onrustig en niet op zijn gemak. De bomen ruisten beangstigend mee met de wind, en de vogels, die normaal altijd floten, waren nu nergens te bekennen. Bart ging voorzichtig zitten om het water te controleren. Hij schrok toen er iets op zijn rug sprong. Bart schoot recht en begon wild te springen. “HELP!” riep hij, maar niemand hoorde hem. Toen sprong het “iets” van zijn rug en zei op snel tempo: “Hoi, ik ben Hyppie, de koala, en weet je waarom ze mij zo noemen?” De koala wachtte niet op een antwoord en ratelde door: “Dat komt omdat ik hyperactief ben, maar dat had je misschien al door.”
De Wondere Pluim 2017 159
6de leerjaar | Nederlands thuistaal Bart dacht dat hij ging flauwvallen. “Is dit wel echt?” dacht hij. “Waarom is een koala (ja, je hoort het goed, een koala) zo actief? En wat doet die in een bos?” “Ik leef hier omdat ik een kleine afwijking heb, maar dat is geen probleem, want …” “Ho!” zei Bart, toen hij eindelijk weer kon nadenken, “jij bent niet echt,” riep hij beschuldigend. “Waarom ben je hier dan?” “Ik ben hier,” zei de koala, “om jou een beter leven te geven, om je een betere kijk te geven op de wereld! Geniet je van het leven? NEE, en daarom ga ik jou, Bart, nu een rondleiding geven door een wereld van fantasie, en van dingen die anders zijn, dingen die jij je anders voorstelt.” Bart volgde gedwee in een soort van trance. Hij wist niet wat hem overkwam. De koala riep: “Wolken, taxi graag!” Bart wilde wegduiken toen er een reusachtige wolk verscheen die op hen afkwam. Hyppie duwde Bart op de wolk en sprong er zelf nog net op tijd op. Bart kreeg van alles te zien, van slinkende planten tot trage cheeta’s. Hij verbaasde zich over al de dingen en besefte dat hij niet goed had geleefd. Voortaan geen planningen meer die hij moest volgen en … fantasie was oké. Hij moest het niet verafschuwen. Hij was helemaal fout bezig. Nu pas zag hij dat in. Deze uitstap had hem durven dromen, denken, doen en vooral, het had hem geleerd te durven leven. En daar was Bart Hyppie heel dankbaar voor. Nona Verbergt 11 jaar Veltwijck
160 De Wondere Pluim 2017
6de leerjaar | Nederlands thuistaal
Isolde en de zeven dwaallichtjes Isolde was een doodgewoon meisje. Ze was tien jaar en woonde samen met haar broer en haar ouders in een klein dorpje aan de grens van België en Duitsland. Ze woonde er heel graag. Ze ging vaak in de bossen spelen met haar broer van vijftien jaar. Op een dag voelde Max (haar broer) zich heel erg misselijk. Hij lag stil huilend op de zetel met een emmer op zijn schoot. Isolde keek hem triestig aan en vroeg: “Kom je mee in de bossen spelen?” Max antwoordde: “Nee, nu niet. Haal mama!” Geschrokken liep Isolde naar haar moeder en zei haar dat ze naar Max moest gaan. Even later hoorde ze mama roepen: “Max moet naar de spoed!” Die nacht in het ziekenhuis overleed Max. Alles veranderde. Isolde kon niet meer slapen. Ze was moe en verdrietig. Ongeveer een maand na de dood van Max ging Isolde wandelen in de bossen. Het was een mistige, koude ochtend. Het was heel stil in het bos, zo stil dat je de muizen van tien meter ver kon horen piepen. Isolde werd bang. Ze hoorde iemand gillen, heel ver weg. Ze hoorde ook kraaien, met hun valse lach. Ze wilde terug naar huis en liep weg. Nog geen vijf seconden later stopte ze. Er verscheen een grijzig zwevend bolletje met een soort maanachtige gloed. Ze wist wat het was! Ze kon het nauwelijks geloven, maar
De Wondere Pluim 2017 161
6de leerjaar | Nederlands thuistaal het was een dwaallichtje. Plots verschenen er nog twee. Drie dwaallichtjes? Nee, wacht, vier, nee, zes. Uiteindelijk werd ze omringd door zeven magische lichtjes. Ze kneep zichzelf: “Is dit een droom?” Een van de lichtjes fluisterde: “Nee, zusje, dit is geen droom.” “Max!” zei Isolde. “O ja, dat is waar ook, dwaallichtjes zijn de zielen van gestorven kinderen.” Plots, zonder iets te zeggen, vormden de lichtjes een rij en vertrokken. Isolde volgde hen. Na een vijftal minuutjes, diep, diep in het bos, kwamen ze aan bij een raar moerassig meer. Een van de lichtjes vertelde: “Deze moerassen en plassen zijn de poorten naar een plek waar alle kinderen die gestorven zijn, de levende kinderen helpen.” Isolde keek verbaasd rond. “Hoe kunnen deze plassen poorten zijn?” vroeg ze zich af. Max zei tegen zijn zus: “Volg me maar, niet bang zijn.” Isolde volgde de ziel van haar broer. Ze zag de lichtjes in exact de middelste plas duiken. Ze sprong er dan ook maar in. Op de bodem van de best wel diepe plas, zag ze een soort lichtgevende poort. Nog nooit hield ze haar adem zo lang in. Toen ze door de poort geraakte, was het alsof het zomer was. Ze kwam het water uit en zag het wonderbaarlijkste wat ze ooit gezien had. Het was een paradijs. De lichtjes kregen hun lichaam terug en haar broer zag er weer gezond uit. Ze was zo blij. “Max, kom je mee naar huis?” vroeg ze. Max antwoordde: “Isolde, dat gaat niet. Ik ben een ziel geworden en ik zal er ook een blijven.” Plots verscheen er een beeldschone, in het goud geklede
162 De Wondere Pluim 2017
6de leerjaar | Nederlands thuistaal vrouw die zei: “Meid, je moet beloven de levenden hier niets over te vertellen. Niemand mag ooit van ons bestaan weten. Als je wil, mag je één keer om de zeven dagen even langskomen om je broer te zien en ons te helpen.” “Natuurlijk,” zei Isolde. De vrouw vroeg: “Zal ik je een rondleiding geven?” Isolde kon niet wachten. “Deze doorgang gebruiken we ’s nachts om de levenden dromen te geven of nachtmerries. We geven ze nachtmerries om hen een beetje voor te bereiden op iets dat waarschijnlijk nooit zal gebeuren. Hier hebben we de gebruikers van de ‘Elyten’. Zij helpen de levenden om keuzes te maken. Zij kunnen onzichtbaar worden. De ‘Elyten’ zijn een soort magische schermen waarmee je mensen hun hersenen kan binnendringen. Sommige gebruikers van de Elyten zijn slecht. Daarom gebeuren er soms slechte dingen met mensen. Ook hebben we de Mykitiki’s. Dat zijn knutselmachines. Ze ontwerpen het DNA van een kind voor het geboren wordt. Er is nog veel meer, maar dat laat ik je liever zelf ontdekken.” Isolde gaf haar broer een knuffel: “Ik zal je missen, tot volgende week.” “Tot volgende week, zus,” zei Max. Isolde liep terug naar huis, gevolgd door een lichtje dat haar de weg terug wees. Thuis werd ze omhelsd door haar ouders. “Waar was je? We dachten dat we jou ook zouden verliezen!” Isolde zei: “Ik was gewoon aan het wandelen.” Ze gingen met z’n drieën op de zetel zitten.
De Wondere Pluim 2017 163
6de leerjaar | Nederlands thuistaal Isolde zei: “Weet je, over Max, hé. Hij zou niet hebben gewild dat we verdrietig waren. Hij zal het vast leuk vinden daar ergens, zonder pijn.” Verbaasd over wat ze zei, gaf mama Isolde een zoen. Vanaf ton, ging Isolde iedere zondag de zielen helpen.
Jokelin Peeters 12 jaar Mariagaarde
164 De Wondere Pluim 2017
6de leerjaar | Nederlands thuistaal
Samen met mijn koffertje Het was een donkere nacht. Ik had mijn koffertje bij de hand. Ik keek naar de maan en de sterren. Er viel een traan over mijn wangen. Ik stapte verder, verder en verder. Toen stopte ik. Ging zitten, opende mijn koffertje. Er kwam een glimlach op mijn gezicht. Ik deed mijn koffertje weer dicht. Na een tijdje werd ik moe, stopte. Ging liggen en deed mijn ogen toe. Opeens voelde ik gestreel op mijn gezicht. Ik deed mijn ogen open en zag het zonlicht. Ik stond op en stapte verder en verder. Toen op dat moment. Ik was er. Het einde van mijn reis. Ik sloot mijn ogen en duwde het koffertje tegen me aan. Alles was weg. Alles was donker. Maar gelukkig was ik samen met mijn koffer.
Ella Voet 12 jaar De Spiegel
De Wondere Pluim 2017 165
6de leerjaar | Nederlands thuistaal
Wat is waarheid? Ergens op deze wereld liep een klein jongetje, genaamd Lou. Lou was klein, slim, speels, en vooral avontuurlijk. Lou ging, zoals altijd, spelen in de tuin. Hij nam zijn schep en zijn emmertje met speelgoed mee. In de tuin was het zusje van Lou aan het schommelen. Ze heette Marie-Louise. Marie-Louise liep naar Lou en vroeg: “Wat is waarheid eigenlijk?” Lou dacht diep na over de vraag. Lou keek naar Marie-Louise en zei vastberaden: “Ik zal voor jou uitzoeken wat waarheid is.” De kleine jongen legde zijn schep en zijn emmertje neer en liep naar binnen. Hij liep naar zijn mama en vroeg: “Wat is waarheid eigenlijk?” Mama moest lang nadenken. Plots zei ze zachtjes: “Dat weet ik niet. Ik heb dat nooit op school geleerd. Maar vraag het aan papa. Misschien weet hij het wel.” Lou huppelde naar de garage, want papa was aan zijn auto aan het werken. Lou vroeg: “Papa, wat is waarheid eigenlijk?” Papa dacht diep na en zei: “Sorry, mijn jongetje, dat weet ik niet. Vraag het maar aan iemand anders.” Lou liep dan maar naar zijn cavia’s. Zij waren de enige anderen in huis. Hij ging voor de kooi zitten en zeurde: “Cavia’s, wat is waarheid?” De cavia’s antwoordden natuurlijk niet. Lou kon niets meer bedenken.
166 De Wondere Pluim 2017
6de leerjaar | Nederlands thuistaal Hij ging op zijn bed liggen en dacht diep na. Hij kon veel vragen bedenken zoals: Wie heeft waarheid uitgevonden? Waar is de waarheid? Is waarheid iemand? Hij probeerde de antwoorden te vinden, maar het lukte niet. Lou moest en zou het antwoord weten. Hij ging verder met vragen bedenken. Ineens wist hij het: “Wat is een leugen eigenlijk?” Hij liep razendsnel naar de cavia’s en vroeg: “Wat is een leugen eigenlijk?” Weer antwoordden ze niet. “Spijtig!” dacht Lou. Dan maar naar papa en mama. Mama en papa zaten in de zetel. Lou stormde naar binnen en vroeg: “Mama en papa, wat is een leugen?” Ze keken naar elkaar en zeiden tegelijk: “Het tegenovergestelde van een waarheid.” Lou was blij en riep: “Marie-Louise, ik weet het antwoord op de vraag.” Marie-Louise kwam de kamer binnen. Lou zei trots: “Geen waarheid zonder leugen.” Marie-Louise keek alsof ze het niet begreep en zei: “Sorry Lou, maar ik heb het al lang opgezocht in een woordenboek.” Lou ging weg. Hij was trots op zijn zin: “Geen waarheid zonder leugen.”
Sisto Roegiers 11 jaar De kRing
De Wondere Pluim 2017 167
6de leerjaar | Nederlands thuistaal
De flinke duivel Heel hoog hier boven onze hoofden, op de donder- en regenwolken, wonen de duivels. Allemaal heel verschillend, maar toch even gemeen, nu ja, buiten eentje, Donder Scheruia. Deze duivel was flink en eerlijk en respecteerde iedereen. Alleen werd hij daar niet voor beloond. Als jij een keertje flink bent, krijg je meestal een complimentje. Maar nee, Donder kreeg nooit complimentjes, integendeel, hij werd er juist voor gestraft. Ooit vroeg zijn mama of hij de was wou doen. Dat deed hij. Hij vouwde hem zelfs mooi op. Donder kwam beneden en zei: “Ik ben klaar, de was is opgevouwen en al.” Geen dank je, nee, helemaal niets. Scheldwoorden was het enige wat hij hoorde. “Wat doe je nu? Je leert het nooit! Je moet niet wassen en zo. Je moet zeggen: ‘Nee, ik doe de was niet! Ik ben jouw slaafje niet!!’ Ooo, stoute deugd, je leert het nooit,” zei zijn moeder en ze liep de wolk uit. “Maar?” riep Donder haar achterna. Het had geen zin. Hij kon niet stout zijn. Het ging gewoon niet. Donder had één hobby, die hij elke keer deed als ze boos op hem waren. Eerst vloog hij heel ver weg naar de mooie, witte wolken en de prachtige blauwe lucht. Dan ging hij heel dicht bij een witte wolk zitten waar de engelen woonden. Hij gluurde naar binnen en zag hoe lief ze daar waren. Ooit zou hij ook in een witte wolk wonen en gelukkig zijn, lief zijn tegen iedereen en nooit meer scheldwoorden horen. “Kon dat maar,” dacht hij.
168 De Wondere Pluim 2017
6de leerjaar | Nederlands thuistaal Hij wist goed genoeg dat dat niet kon, maar ergens wou hij het zo graag. Hij had er alles voor over, zolang hij maar niemand pijn moest doen, dat nooit. Soms ging hij naar de zon. Die vond dat helemaal niet erg. Hij moest wel oppassen dat niemand hem zag. De zon was een tweede vader voor hem. Daar kon hij zijn problemen kwijt. Op een dag kwam hij iets te dicht bij een witte wolk waar een verdrietig engeltje op zat. Ze zag hem en schrok zich rot. Ze wou beginnen gillen, maar Donder stopte haar: “Nee, niet doen, ik wil je geen pijn doen, echt niet!” Het engeltje was stil, maar wel nog bang. Donder legde alles uit. Het engeltje had medelijden en was al minder bang. Voortaan speelden ze samen. Op een dag vroeg Donder waarom Engeltje zo aan het wenen was toen ze elkaar ontmoetten. Ze twijfelde, maar besloot het toch te zeggen: “Mijn ouders hadden ruzie.” “Ruzie?!” reageerde Donder iets te hard. “Ja, ruzie, raar hé.” “Ik dacht dat engelen nooit ruzie hadden,” zei Donder. “Dat is ook zo, normaal gezien niet. En toen is papa vertrokken.” Engeltje begon bijna terug te wenen. “Ik zal jou nooit in de steek laten,” zei Donder. Engeltje lachte door haar tranen heen en ze knuffelde hem. Een paar maanden later had de mama van Donder er genoeg van. Ze vond het helemaal niet meer oké dat hij zo gelukkig was, dus stuurde ze hem op internaat. Donder was verdrietig dat hij niet meer met Engeltje kon spelen. Op internaat kon hij alleen maar brieven sturen. De eerste weken besloot hij dat te doen, niet naar zijn ouders, nee,
De Wondere Pluim 2017 169
6de leerjaar | Nederlands thuistaal nee, naar Engeltje: Liefste Engeltje, Het spijt mij dat ik zo weinig van mij heb laten horen, maar mijn mama heeft mij op internaat gestuurd. Ik kom er wel uit, dat beloof ik. Liefs, Donder De brief kwam aan en Engeltje was heel verdrietig. Ze had een plan. Ze ging naar de hoofdengel. Die was er eerst tegen, maar hij zag dat er iets bloeide tussen die twee, dus stemde hij toe. Engeltje stuurde een brief terug: Liefste Donder, Zorg ervoor dat je maandag om 3 uur ’s ochtends buiten bent. Liefs, Engeltje Dat deed hij. En daar stond Engeltje met een heel leger achter zich. Ze hadden een hele opstelling gemaakt en zo kon hij ontsnappen. Hij vroeg haar ten huwelijk en ze zei natuurlijk: “Ja!” Ze leefden nog lang en gelukkig (en van de moeder van Donder hebben ze niets meer gehoord.)
Lieselotte Borghijs 11 jaar Sint-Anna Goethe
170 De Wondere Pluim 2017
6de leerjaar | Nederlands thuistaal
De vlucht naar geluk Walgend kijkt Tajac naar het bord met rauwe, verse zeehond dat voor haar stond. Ze sluit haar ogen en zucht even diep. Tajac is een 17-jarig meisje. Ze woont samen met de hele Inuit in Groenland (‘Inuit’ is een beleefder woord voor ‘Eskimo’. De Eskimo’s willen niet zo genoemd worden, want het betekent ‘rauwe vleeseter’). Over een paar weken wordt Tajac 18, op 13 april, dat was dus precies op Witte Donderdag. Op Witte Donderdag eten ze een laatste avondmaal voor Jezus vermoord werd en herdenken ze hem. Tajac wil niet in God geloven, maar omdat iedereen in de Inuit gelovig was, kon ze niet anders. Tajac zat al weken te piekeren. Ze voelt zich al een tijdje niet meer thuis in het mooie Groenland. Ze heeft moeite met het eten van dieren en ze is het steeds minder eens met de gewoonten. Ze weet niet wat te doen, maar ze hoopt dat het gepieker snel zou overgaan. “Tajac!” roept een zware stem. Ze schrikt uit haar gedachten. Het is haar vader. “Niet zo dromen aan tafel! Eet!” zegt hij nors. Tajac kijkt weer even naar haar bord en slikt moeizaam. “Ik kan het niet,” zegt ze onzeker. “Voel je je niet lekker of wat?” Ze weet niet wat te zeggen, dus knikt ze maar even kort. “Ga dan maar van tafel,” zegt haar vader zuchtend. Tajac schuift haar stoel naar achter en wandelt rustig naar buiten. Als ze het gele zonnetje ziet, knippert ze even met haar ogen. Ze zoekt een mooi plekje in de sneeuw en laat zich op de grond zakken. Even denkt ze dat ze in de verte een poolvos door de sneeuw ziet rennen. Ze laat haar
De Wondere Pluim 2017 171
6de leerjaar | Nederlands thuistaal hoofd hangen en geniet even van het mooie zomerweer. De donkere gedachten waar ze al weken mee zit, komen weer naar boven. In Groenland leven ze van de jacht en de dieren. Planten kunnen er door de bevroren grond amper groeien, dus kunnen ze niets anders eten dan vlees. Alsof iemand haar donkere gedachten kan lezen, voelt ze een warme hand op haar schouder. Zonder zich om te draaien, weet ze wie het is. Arnac, haar oma. Arnac laat zich zakken in de zachte sneeuw en omhelst haar. Tajac laat haar hoofd op haar schouder rusten, terwijl haar oma haar zacht heen en weer wiegt. “Tajac … Tajac … Tajac …” zegt ze zangerig, “je hoort hier niet.” Tajac sluit haar ogen en ademt even diep in. “Ik weet het, maar wat moet ik doen?” vraagt ze onzeker, met veel verdriet. Arnac pakt haar handen en kijkt haar met een warme blik aan. “Canada,” zegt ze. “Papa?” zegt Tajac een paar weken later. Ze had weken zitten piekeren, maar nu wist ze het zeker. “Wat is er, Tajac?” “Ik wil een reis maken,” zegt ze. “Waarheen dan?” “Naar Canada …” Vader draait zich meteen om en lacht onzeker. “Haha! Wat wil je daar dan wel gaan doen?” “Wonen …” Een lange tijd blijven ze elkaar aankijken, Tajac met een bange blik, haar vader met een vragende blik. Tajac hoeft
172 De Wondere Pluim 2017
6de leerjaar | Nederlands thuistaal hem niet uit te leggen waarom. Hij wist alles al. “Geen denken aan!” Tajac wil haar mond nog openen, maar haar vader loopt boos de kamer uit en gooit de deur achter zich dicht. Na nog veel meer pijnlijke, piekerende en verdrietige dagen, is het zover. Tajac is 18. Vader is trots op zijn dochter die op zo’n geweldige dag verjaart en 18 wordt. Hun gesprek van weken geleden? Ze hadden het er niet meer over gehad. Het leek wel nooit gebeurd. Maar Tajac is het zeker niet vergeten. Integendeel, Tajac en Arnac waren er al weken mee bezig geweest. Die avond zou Tajac meereizen met de boot die vis en vlees naar Canada vervoerde. Daar zou ze bij een oude vriendin van oma intrekken, tot ze werk had en een flatje kon huren. Tajac is heel zenuwachtig. Gelukkig merkt niemand het, want iedereen is druk bezig met het voorbereiden van Witte Donderdag en haar verjaardag. Die avond is er een groot feest en iedereen is blij en amuseert zich. Tajac zelf ook, maar vanbinnen kolkt het van de zenuwen. Laat in de avond, toen het feest bijna was afgelopen, glipt ze naar haar kamer. Ze doet haar schoenen aan en geschikte kleding, die ze heeft klaargelegd. Ze neemt haar volle koffer en gaat stil het huis uit. Daar staat Arnac haar op te wachten. Ze zal haar naar de boot brengen. Ze halen de sneeuwscooter en vertrekken. Ze hadden voor het feest al afscheid genomen. Gelukkig maar, want ze kunnen geen van beiden een woord uitbrengen van de zenuwen en het verdriet. Bij de boot aangekomen, omhelzen ze elkaar. Tajac kan niet huilen, maar ze is ook niet gelukkig. Nu kan ze wel een nieuw leven beginnen en gelukkig worden, maar ze zal iedereen
De Wondere Pluim 2017 173
6de leerjaar | Nederlands thuistaal zo missen. Nu moet ze echt op de boot. Ze neemt haar koffertje en loopt naar voren. In de paasvakantie zou ze langskomen en dan zouden ze elkaar weerzien. Tajac wil op de boot stappen als ze opeens iemand hoort rennen. Ze draait zich om en … daar staat haar vader. Ze kan zich niet meer inhouden en barst in huilen uit terwijl ze elkaar omhelzen. Hij kijkt haar liefdevol aan en fluistert: “Ik weet dat je hier niet hoort.” Iets doet Tajac glimlachen. Hij geeft haar een klein duwtje als teken dat ze snel de boot op moet voor het te laat is. Tajac neemt haar koffer in de hand en stapt met een laatste gelukkige glimlach naar hem op de boot. “Ik zie je toch weer in de paasvakantie,” roept vader. “Ja,” roept Tajac gelukkig terug. De boot begint te varen. Ze zwaaien elkaar uit, tot ze enkel nog stipjes in de verte zijn.
Leni Steckelbruck 13 jaar Steinerschool Antwerpen
174 De Wondere Pluim 2017
6de leerjaar | Nederlands thuistaal
De Wondere Pluim 2017 175
176 De Wondere Pluim 2017
6de leerjaar | andere thuistaal
De zon die niet op wou Op een doodgewone dag, in een doodgewoon stadje, met doodgewone auto’s … Saai, zal je wel denken hé? Maar wacht, het is maar net begonnen. In die stad woonde een jongen die graag naar de zon wou gaan. De jongen heette Maximus, afgekort Maxi. Hij wou altijd naar de zon vliegen. “Maar dat kan niet,” zeiden zijn ouders. Maxi wilde zijn droom waarmaken, dus maakte hij uitvindingen en werd later ingenieur. Tien jaar later wou hij iets maken dat hem naar de zon bracht. Op een dag was er geen zon meer. De lucht was wit van de wolken. Hij besloot uit te zoeken waarom. Hij ging naar huis, pakte de stofzuiger en verbouwde hem tot een soort raket. Hij liep ermee naar buiten, pakte al zijn moed en … vloog naar de zon! Hij zag in de verte de zon en ging er heen. Maar een paar wolken hielden hem tegen. Maxi vroeg zich af wat dit zou betekenen. De wolken zeiden: “Wil je erdoor? Dan heb je pech gehad!” Maxi dacht: “Dat was het dan.” Maxi kreeg opeens een pestend gevoel in zijn maag. Iedereen kon zijn zin doordrijven, behalve hij! Hij gaf niet op en vloog door de wolken naar de zon. Hij zag de zon en vroeg: “Zon, waarom kom je niet terug?” De zon antwoordde: “Ik heb twee redenen. 1. Ik kan niet, want de wolken versperren de weg. 2. Ik zie er niet uit. Kijk, op mijn wang, een walgelijke vieze wrat!” Maximus moest bijna kotsen. Hij zei: “Maar je kunt toch,
De Wondere Pluim 2017 177
6de leerjaar | andere thuistaal beeuurk … de mensen, beeuurk … kunnen je niet zien, beeuurk.” De zon zei: “O ja, da’s waar ook.” Maxi wou zo snel mogelijk weg, want hij moest overgeven. Hij zei: “Ik ga gewoon vragen aan de wolken waarom ze je niet doorlaten.” De zon zei: “Bedankt. Als ze uit de weg gaan, zal ik zo snel mogelijk komen!” Maxi ging naar de wolken en vroeg: “Waarom gaan jullie niet weg?” Ze zeiden: “We kunnen niet, want de wind is sterker!” Maxi ging naar de wind (wat niet zo ver was en raar klonk) en vroeg: “Waarom duw jij de wolken?” “Ik doe dat om te oefenen op de berg, want de berg schuift geen millimeter op!” Maxi ging naar de berg en zei: “Jij bent de allersterkste!” De berg zei: “Nee, de muis is sterker dan ik. Zij knaagt gaten in mij.” Zo ging het alsmaar door en door: van de zon naar de wolken, van de wolken naar de wind, van de wind naar de berg, en ten slotte van de berg naar de muis. Zo zie je, kleine dingen hebben grote kracht.
Ayman Akkouh 12 jaar De Zevensprong
178 De Wondere Pluim 2017
6de leerjaar | andere thuistaal
De detective en de schaduw Deel 1 In een stad ergens in Engeland, was er een kleine jongen, genaamd Ryan. Hij was lief, sportief, maar ook dol op actie. De enige programma’s waar hij naar keek, waren detectivefilms. Soms probeerde hij zelf een mysterie op te lossen. Voor zijn 18de verjaardag kreeg hij als cadeau een uitnodiging voor een job als politiedetective. De eerste dag als cadet in zijn nieuwe school was een van zijn beste dagen ooit. “Ik ben thuis!” riep de blauw-uniformige Ryan, “en met succes!” Niemand was thuis. Hij keek in de woonkamer en in de keuken, in de slaapkamer, op de zolder. Plots zag hij een bewegende figuur. Het was te donker om duidelijk te kunnen zien. Toen hij rondzocht, hoorde hij beneden glas breken. Hij pakte een knuppel vast en liep voorzichtig de trap af. “Een inbreker, nu, in mijn huis? … Dat kan toch niet?” dacht Ryan. Toen hij uiteindelijk het kapotte glas vond, besefte hij dat er geen twee, maar tien personen waren! Hij vond een paar voetafdrukken rond het huis. “Boeoeoe!!!” al zijn familieleden kwamen vanachter een verstopte plek vandaan. “Gefeliciteerd, Ryan, met jouw terugkeer!” riep iedereen uit. Hij knuffelde alle negen personen en vertelde hoe alles was gegaan.
De Wondere Pluim 2017 179
6de leerjaar | andere thuistaal
Deel 2 “En, heb je het gehaald? Zeg nu … Zeg nu!” riep zijn zevenjarig broertje. “Ja! … Maar, is er nog iemand verstopt?” “Nee, dit is iedereen,” antwoordde Lyra, zijn moeder. Ineens zag Ryan uit zijn ooghoek iemand uit de tuin vluchten. Hij liep er naartoe, maar vond enkel Rob, zijn slapende hond. “Is alles oké?” vroeg zijn moeder. “Nee, eerst zag ik een persoon of voorwerp ergens op zolder. Daarna zag ik een tiende voetafdruk en als laatste zag ik iemand wegrennen,” zei Ryan moe en doodop. “Ik denk dat je moet slapen,” beval zijn moeder. De volgende dag besloot Ryan om op onderzoek te gaan. Hij had een beetje stof gevonden op de tiende voetafdruk, een vingerafdruk van het gebroken glas en een camerabewakingsvideo van de schim. Dat samen moest genoeg bewijs zijn om de schim te identificeren. Hij zocht het op en zo te zien was het een meisje, maar een overleden meisje. Hij deed het nog een keer, maar het was het meisje weer. Hij kopieerde het plan met de straat waar haar graf lag en ging er naartoe. Hij groef haar doodskist op en opende ze. Er was niets, geen lichaam, geen foto, niets! Hij keek rond en zag het meisje opnieuw. Hij zag haar rennen naar het bos. Deel 3 Ryan liep het meisje achterna, niet wetend of hij droomde of dat hij zelf dood was. Plots rinkelde zijn gsm. Het meisje keek om en rende harder. Hij drukte snel zijn gsm af en
180 De Wondere Pluim 2017
6de leerjaar | andere thuistaal rende verder. Ze kwamen in een gebouw, versleten, oud en klaar om in te storten. Het meisje stopte. Haar kleren veranderden en ze opende een deur. Ryan ging ook naar binnen. Hij zag mooie schilderijen, gigantische lampen en … geesten, verkleed als dienster. “Wat gebeurt hier? Dit is niet normaal!” dacht Ryan. “Weet ze eigenlijk nog dat ik er ben?” “Waarom niet?” antwoordde het meisje. Geschrokken van dat antwoord begon Ryan bang te worden. Toch volgde hij haar. Zo te zien wisten de anderen niet dat hij er was. Plots draaide één van de muren rond zijn as. Er kwam een mooie, rode muur in de plaats. Elke keer dat het meisje een muur passeerde, kwam er een andere in de plaats. “Wat gebeurt er met dit huis?” vroeg Ryan zich verwonderd af. “Wat je ziet, is mijn verleden, 1945. Ergens in de Tweede Wereldoorlog was dit mijn huis. Ik was gelukkig met dit huis, tot de bombardementen begonnen.” Deel 4 “Gaat dit huis vernietigd worden?” “Ja, ik ook. Als een geest zoek ik een huis, een perfect huis waar ik nog kan wonen,” zei het meisje. “Ik dacht aan jouw huis en verstopte me tot jij kwam.” “Sorry,” zei Ryan. “Kom, we moeten snel zijn voor het weer gebombardeerd wordt.” Ze konden net vluchten voordat er een enorme knal kwam, recht op het huis. Daarna draaide alles weer om tot een versleten huis.
De Wondere Pluim 2017 181
6de leerjaar | andere thuistaal “Je mag op mijn zolder wonen.” “Echt? Dank u!” riep het meisje. “Maar waarom verscheen je als een schaduw op de zolder?” “Dat gebeurt er als een geest in de schaduw staat,” antwoordde het meisje.
Otis Lovence 11 jaar Perpectief
182 De Wondere Pluim 2017
6de leerjaar | andere thuistaal
Het verdwenen speelgoed Hoi, ik ben Sterre. Eens had ik een normaal leventje, tot er iets wonderbaarlijks gebeurde. Op een vrijdag na school ging ik als gewoonlijk naar huis. Zoals iedere dag, maakten de twee buren ruzie, gaf mevrouw Rut gaf haar bloemen water en liep de hond van Jos achter mij aan. Eenmaal thuis, begon ik met mijn huiswerk. Ik hoorde mijn zus en mijn broertje (ze zijn een tweeling) schreeuwen. “Sterre, waar is mijn barbie?” “Sterre, waar zijn mijn auto’s?” Zo ging het iedere dag. Behalve vandaag, want de auto’s en de barbie waren echt weg. De tweeling begon te wenen. Mama, papa en ik werden gek, dus gingen we zoeken. Ze waren niet in de kast of onder het bed, ook niet in mijn bureau. Roos en Oskar (de tweeling) begonnen harder te wenen. Papa zei dat ik naar de speelgoedwinkel moest gaan om speelgoed voor de tweeling te kopen. Maar ook daar was al het speelgoed weg. Gelukkig was het vakantie en konden we naar het zwembad. Dat vonden ze leuk en ze stopten met wenen. Na het zwembad waren ze moe, dus was er geen geween. Ik werd ook moe en ging slapen. ‘s Nachts hoorde ik kabaal. Ik deed mijn ogen open en zag de barbie, lego, auto’s, … al ons speelgoed. Ze gingen door een lichtgevende poort. Eerst dacht ik dat ik droomde, maar na 101 keer knijpen, wist ik dat ik wakker was. Hoe langer ik keek, hoe gekker het werd. Het speelgoed begon te leven. Ik dacht: “Als ik het speelgoed terug wil, is het nu of
De Wondere Pluim 2017 183
6de leerjaar | andere thuistaal nooit.” Ik volgde het speelgoed en kwam in een soort van wereld terecht. Daar zag ik de barbie van Roos. Ik ging er naartoe. Ze schrok en riep keihard: “Help, help, een mens!” Ik werd aangevallen door teddyberen. Ik werd wakker in een soort gevangenis van lego. Er waren twee playmobil bewakers. Ik vroeg waar ik was, maar ze antwoordden niet. Zo bleef ik een uur of twee tot er iemand kwam. Het was een pop. Die was lief. Ze zei dat ik in speelgoedland was. Toen ik zei dat ik een mens was, gilde ze en rende weg. Ik vroeg mij af waarom ze bang was van mij. Toen kwam er een plastic manneke met een kroon. Hij zat op een schommelpaard. Het was een grappig zicht. Hij nam mij mee naar een tafel. Met een piepstemmetje vroeg hij: “Wat doe jij hier, Mens?” Hij keek boos. Ik was verward. Ik vroeg: “Waarom ben je boos op mij?” Hij antwoordde: “Ik ben niet boos. Maar waarom ben jij hier?” Ik vertelde over de tweeling, het verdwenen speelgoed enz. De koning keek bedroefd: “Ik kan het speelgoed niet aan je teruggeven.” “Waarom niet?” vroeg ik. Hij zei dat er te veel oorlog, kindermishandeling, armoede en ruzie in de wereld was. Ik zei dat er ook veel liefde was, en vriendschap. We sloten een deal. Ik nam de koning mee om mijn wereld te tonen. Hij ging een week blijven. Als hij dan de aarde leuk vond, zou hij
184 De Wondere Pluim 2017
6de leerjaar | andere thuistaal het speelgoed terugbrengen. Zoniet, dan zou hij het speelgoed houden. Een week later. Al het speelgoed was terug. De wereld was terug een mooie plek. De koning zei wel dat je moet liefhebben wat je hebt.
PĂŠnĂŠlope De Baecker 11 jaar De Sterrenkijker
De Wondere Pluim 2017 185
6de leerjaar | andere thuistaal
De Bermudakipv Op een dag voer ik met mijn schip (Apollo 2) dicht bij de Bermudadriehoek. Het was mooi weer en er was een lichte wind. Tijdens het varen schreef ik in mijn logboek over wat ik zag, wat er gebeurde en wat ik voelde. Mijn doel als kapitein was om de Bermudakipv te bereiken en hem te verslaan. De Bermudakipv was een speciale diersoort die bij de Bermudadriehoek woont. Hij was half kip en half vis. In 1912 voer Neil Armstrong met zijn schip (Polleke) dicht bij de Bermudakipv. Hij was de eerste mens die de Bermudakipv zag in de Bermudadriehoek. Toen gebeurde het, de Bermudakipv dook op en zei: “Indringer, wat doe hier? Dit is mijn territorium! Ik zal je vermoorden.” De Bermudakipv stampte op de grond en er spetterden watergolven op zijn schip. Na het water toverde de Bermudakipv een tatoeage rond zijn oog van illuminatie en toen schoot hij rode lasers uit zijn oog. Neil Armstrong probeerde weg te varen, maar toen … is hij vergaan. De Bermudakipv vernietigde het schip zodat er niets overbleef. Dan pakte ze Neil vast en dook samen met hem onder water. Neil is overleden. Daarom wou ik wraak nemen op de Bermudakipv … om Neil Armstrong te herdenken. Ik arriveerde bij de Bermudadriehoek en zag een bootje met ‘Polleke’ erop. Dat was het oude schip van Neil. Ik gooide een paar planken in de Bermudadriehoek en ja, hij was er, de Bermudakipv. Hij was groter geworden en sterker en had nog steeds de tatoeage. De Bermudakipv werd bozer dan ooit. Hij had vleugels van de duivel
186 De Wondere Pluim 2017
6de leerjaar | andere thuistaal gekregen en hij kreeg ook een vuuradem. Hij wist niet dat ik geen gewone mens was. Ik was ook een monster, maar een goed. Ik transformeerde mij in mijn vorm en werd net zo groot als hij. Toen begonnen we te vechten. Hij spuwde een hitteadem, maar ik had een ijsadem. Ik spuwde ijs en hij bevroor. Nadat hij bevroren was, schoot hij uit zijn ogen lasers en smolt het ijs. Ik had horens die bliksem schoten en elektrocuteerde hem. Ik kreeg opeens vleugels en vloog hoog in de lucht en ik riep Benzema op. Zijn lichaam was weg, hij had alleen zijn hoofd nog. Ik combineerde mij met hem en stortte als een komeet neer op de Bermudakipv. Er was een grote ontploffing ‌ en ja, het lukte mij. Ik was de eerste mens van heel het universum die de Bermudakipv versloeg. Als beloning kreeg ik de krachten van de Bermudakipv en werd ik het machtigste wezen ooit. Ik schreef het allemaal in mijn logboek. En jij hebt nu twee pagina’s van dat logboek.
Mohamed Sylla 11 jaar Sint-Anna Goethe
De Wondere Pluim 2017 187
6de leerjaar | andere thuistaal
Op de vlucht Dit verhaal gaat over Zahra, die in Syrië woonde. Zij had een doodgewoon leven zoals wij. Ze ging naar school. Ze zat bij de zwemclub. Ze kon goed zwemmen. Op een dag ging ze slapen en werd door geluiden wakker. Ze deed haar ogen open en zag dat haar moeder daar lag. Het leek wel of ze dood was. En ja, dat klopte, ze was dood, en rondom haar was er veel bloed. Zahra hoorde ineens geweerschoten. Ze zocht haar vader, maar hij was nergens te bekennen, en haar broer ook al niet. Heel raar, vond ze. Op die dag wist ze dat de oorlog was begonnen. Ze had een plan om de stad te verlaten, maar het moest wel veilig gebeuren. Ze wilde niet dood eindigen. Toen ze naar buiten ging, zag ze het gebeuren. Een jongen van vier of vijf jaar wilde de straat oversteken. Er werd op hem geschoten. Zahra voelde de pijn vanbinnen. Dan zag ze het moedertje van dat kind naar hem toe gaan. De moeder werd ook doodgeschoten. Zahra kon het niet geloven. Ze was in shock en dacht: “Als ik hier blijf, dan kan het ook zo aflopen.” Ze besefte dat ze moest vluchten naar Europa, waar het veilig was. Ze deed alles in haar rugzak en besloot te vertrekken. Ze had op de radio gehoord dat er die avond een staakt-het-vuren zou zijn. Eén uur in de nacht. Zahra nam de bus van de overheid. De bus stopte bij de grens tussen Turkije en Syrië. Toen ze Syrië bijna uit was, dact ze: “In dit land ben ik opgegroeid. Ik ontsnap aan de gruwel en oorlog.” Ze ging naar een ander land, Turkije. Na een half uur
188 De Wondere Pluim 2017
6de leerjaar | andere thuistaal stappen, zag ze een bus die naar het strand tussen Griekenland en Turkije ging. Na 9 uur rijden kwamen ze aan op hun bestemming. Ze kwam de bus uit en zag iemand die haar heel bekend leek. Het was Yusuf, haar broer. Ze rende naar hem en knuffelde hem. In de verte zag ze haar vader en rende met Yusuf naar hem. Ze gaf haar vader drie dikke zoenen. Vader zei: “We vertrekken vanavond met de boot naar Griekenland.” Het was heel ver. Ze vertrokken met een klein bootje waar maar 20 mensen in konden. Ze zaten er met 70 mensen in. Ze probeerde te slapen, maar het lukte niet. Een half uur later werden de golven groter en de boot kapseisde. Zahra pakte haar broertje. Ze zag haar vader en 30 andere mensen verdrinken. In de verte zag ze een boot naderenmen. De boot was van de kustwacht van Griekenland. Ze hielpen haar en haar broer om naar de kust van Athene te geraken. In Griekenland werden ze minderjarig genoemd. Dat betekent onder de 18 jaar. Ze werden per trein naar Spanje gestuurd. Ze wilden naar Frankrijk. Ze werden op de trein naar Frankrijk gezet. Daar werden ze naar een pleeggezin gestuurd. Op 13 november keek ze met haar pleegvader en met Yusuf naar de match Frankrijk – Duitsland. Het was geen spannend begin. Haar pleegvader en Yusuf gingen iets kopen. Zahra hoorde BOEM. Ze zag Yusuf en haar pleegvader nooit meer terug. Matin Amiri 11 jaar Aan de Stroom
De Wondere Pluim 2017 189
6de leerjaar | andere thuistaal
Een virus gedetecteerd! Op een regenachtige avond zat Younes zoals gewoonlijk op zijn computer. Hij keek op het hele internet. Plotseling hoorde hij een luide bliksemslag. Younes was niet bang. Hij keek verder op de pc. Daar was de bliksemslag alweer, maar veel harder en dichterbij. Ineens zag hij een felle lichtflits … Younes wreef in zijn ogen en keek verbaasd rond. Hij kon het gewoon niet geloven. Hij zat in het internet. Younes keek rond op elke website. Uit het niets kwam er een vreemd computerhoofd tevoorschijn. Het computerhoofd zei: “Hallo, ik ben het internet.” “Het internet?” vroeg Younes verbaasd. “Ja, maar je moet oppassen, er is een virus,” zei het internet. “Je moet heel voorzichtig zijn, want als het virus je te pakken krijgt, kan je nooit meer naar huis.” “Oh! Nee! Wat moet ik doen?” vroeg Younes. “Rustig maar,” zei het internet. Hij gaf Younes een vreemd horloge. “Hiermee kan je wapens tevoorschijn halen en er zit ook een blauwe chip in. Daarmee kan je het virus stoppen. Je moet hem in een kerncentrale steken. Op je horloge vind je de weg naar de kerncentrale. Doei, veel succes.” Younes begon aan de strijd. Hij hoorde een raar geluid. Het was het virus! Younes gebruikte het eerste wapen. Hij schoot alle kanten uit, maar raakte het virus niet. Hij liep en liep en liep en liep, tot hij het virus kwijt was. “Fiuw,” zei Younes, “ik ben hem kwijt. Younes ging verder. Plots kwam hij terecht in msp (movie star planet,) een spelletje waar je dingen kon maken. Hij kwam ook terecht in Facebook, Snapchat enz.
190 De Wondere Pluim 2017
6de leerjaar | andere thuistaal Daar was het virus alweer. Deze keer schoot Younes raak, maar het virus bleef doorgaan. Younes liep zo hard hij kon. Hij was het virus alweer kwijt. Hij ging verder en kwam aan bij de kerncentrale. “Oh, nee, hé!” Daar was het virus weer. Nog voor Younes iets kon doen, vond het virus hem. Het virus richtte een heel groot wapen op hem en schoot. Younes zag weer een felle lichtflits … en schoot wakker. “Was het echt allemaal een droom?” vroeg Younes zich af. Hij schrok: “Maar hoe kom ik dan aan dit horloge?” “Klop, klop, klop.” “Kom binnen,” riep Younes. “Younes, geef onmiddellijk mijn horloge terug!” Het was zijn irritante, kleine zusje. “Geef hem terug,” zei ze heel kwaad.” Toen werd alles duidelijk. Het was maar een droom.
Younes Cherif 11 jaar Sint-Maria
De Wondere Pluim 2017 191
192 De Wondere Pluim 2017
15 jaar en meer dan 35.000 verhalen later Wat ooit klein en vanuit een eenvoudige vraag begon, is gegroeid en groot geworden. Zeer groot. In al die jaren werden er meer dan 35.000 verhalen geschreven. Die werden allemaal gelezen. Eerst door honderden vrijwillige ouderjury’s, later door duizenden kinderen die naast hun eigen literair talent, ook dat van anderen konden ontdekken. Wat dit project zo sterk maakt, is dat het verhaal centraal staat. Niet of je juist kon spellen. En ook dat er rekening wordt gehouden met de thuistaal. Dit zorgt ervoor dat er meer kinderen goesting krijgen om te schrijven en meer kans maken om genomineerd te worden of een Wondere Pluim te winnen. Al 15 jaar bewijst De Wondere Pluim dat deze formule werkt. Kinderen die zin hebben - en ja: ze zijn met velen - schrijven een verhaal, lezende ouders in de deelnemende scholen maken de eerste selecties, een organisatiecomité van vrijwilligers maakt een tweede selectie en laat de definitieve toekenning van De Wonder Pluimen over aan een kinderjury en een professionele jury. Een eenvoudig maar sterk concept! Als kers op de taart is er het jaarlijkse Wondere Pluim feest met een schare beroemde ouders die voorlezen uit het Wondere Pluim-boek, met workshops, met teksten van kinderen die liederen worden, met de uitreiking van de trofeeën …. Kortom, een literair feest.
De Wondere Pluim 2017 193
Ik kan enkel dankbaar toekijken hoe elk jaar dit literair gebeuren zich voltrekt. Met dank aan die duizenden potloden en pennen en de handen die ze lieten schrijven. Aan hun vijfendertigduizend boeiende verhalen. Dank aan de duizenden lezende ogen en de bijhorende glimlachende gezichten. Aan de vele commentaren van de jury’s. Aan de vrijwillige medewerkers die onvermoeibaar elk jaar weer paraat staan om dit gebeuren in goede banen te leiden. Aan de stadsdichters Tom Lanoye, Joke van Leeuwen, Peter Holvoet-Hanssen, Bernard Dewulf, Stijn Vranken, Maarten Inghels die dit project met volle overgave steun(d)en. Aan de vele Beroemde Ouders die elk jaar opnieuw met heel veel enthousiasme en gedrevenheid de verhalen van de kinderen tot leven brachten. Aan de stad Antwerpen en schepen van Cultuur Carolien Bastiaens, die er ook dit jaar weer voor zorgde dat de centen er waren om dit te verwezenlijken. Kortom met allen die dit project laten slagen Doorheen deze 15 jaar kende De Wondere Pluim niet enkel een toenemend succes in Antwerpen, maar deinde ook geografisch verder uit naar Hasselt, Maasmechelen, Turnhout en wie weet binnenkort ook in Gent, Brussel, Oostende ‌ Graag neem ik jullie mee in een droom voor de volgende jaren: nog duizenden boeiende verhalen uit elke hoek van Vlaanderen en Brussel, nog meer literaire feesten met eigen geschreven verhalen, nog meer plezier in het schrijven, lezen en beluisteren, bekijken van verhalen.
194 De Wondere Pluim 2017
Omdat schrijven denken is, omdat in verhalen veel kan gebeuren, zelfs onze stoutste dromen. Omdat dit project mensen verbindt over de grenzen van leeftijden en culturen heen. Omdat het plezierig is en de schoonheid in zich draagt. Aan allen die dit project mee waarmaakten: kinderen, ouders, vrijwilligers, voorlezers, scholen en hun leerkrachten, sponsoren, subsidiegevers ‌ GELUKKIGE VERJAARDAG En dank u wel! Tijl Bossuyt Artistiek en zakelijk leider De Veerman
De Veerman
De Wondere Pluim 2017 195
196 De Wondere Pluim 2017
Juryleden De vakjury Al jaar en dag kunnen we vanuit De Wondere Pluim een beroep doen op enthousiaste juryleden die met zorg twaalf Wondere Pluimen kiezen uit 48 geselecteerde verhalen. Elk jaar opnieuw wikken en wegen ze, zuchten ze omdat er gekozen moet worden, lezen ze zinnen luidop aan elkaar voor, lachen ze luidkeels om prachtige vondsten, fluiten ze bewonderend bij spitse openingszinnen, zijn ze een beetje jaloers omdat ze het zelf niet zo mooi hadden kunnen bedenken. Waren dit jaar van de partij: Amina Belorf (°1990) staat op de planken en schrijft poëzie en proza. Als winnares van de BILL - award in categorie ‘Spreken’ wist ze ook een finaleplaats te veroveren op het Belgisch kampioenschap Poetry Slam. Samen met ccNova werkte ze de maandelijkse boekenavond uit waarmee ze de schoonheid van taal dichter bij de mensen wil brengen. Daarnaast blogt ze maandelijks over de wereld rondom haar op deredactie.be. Maarten Inghels (°1988) is dichter, schrijver en tot 2018 de officiële Stadsdichter van Antwerpen. Daarnaast is Inghels coördinator van ‘De eenzame uitvaart’ in Antwerpen, een project waarbij dichters gedichten schrijven voor mensen die eenzaam worden begraven, zonder familie of vrienden. Zijn dichtbundel ‘Nieuwe Rituelen’ werd genomineerd voor de Herman de Coninckprijs 2016. Carmien Michels (°1990) danst tussen pen en podium, tussen urban en klassiek. Ze studeerde Woordkunst aan het Koninklijk Conservatorium van Antwerpen. Haar
De Wondere Pluim 2017 197
debuutroman We zijn water haalde de shorlists van de Bronzen Uil en de Debuutprijs. In 2015 verscheen haar tweede roman Vraag het aan de bliksem. Ze is huidig Europees Kampioen Poetry Slam. In buitenlandse oorden schrijft ze volop aan haar poëziedebuut. Tom Naegels (°1975) is een Vlaams auteur, journalist en columnist. Zijn bekendste roman is Los (2005), die in 2008 verfilmd werd door Jan Verheyen. Zijn journalistieke en opiniërende werk verschijnt in De Standaard. Tussen 2011 en 2016 was hij ook de ombudsman van die krant. Dahlia Pessemiers-Benamar (°1975) speelt theater, creëert eigen voorstellingen en maakt scholenprojecten. In 2012 schreef ze de teksten voor haar eerste jeugdvoorstelling Baba. Baba werd gepubliceerd in het Frans en het Nederlands. De liefde voor het schrijven groeide. Nu schrijft ze voornamelijk verhalen en richt ze zich meer en meer tot poëzie en slam poetry. Het begeleiden en coachen van zowel jonge schrijvers als performers groeide hieruit voort. Gaea Schoeters (°1976) is journalist, scenarist en auteur. Ze debuteerde in 2008 met het reisverhaal ‘MMM, Meisjes, Moslims & Motoren’. Later volgden de thriller ‘Diggers’ en de roman ‘De kunst van het vallen’. Samen met componist Annelies Van Parys maakte ze de opera Private View en de theatervoorstelling Het Kanaal. Voor de Hikkie-reeks schreef ze Marcel, een kinderboekje over gender. Aleksandr Skorobogatov (°1963, Grodno) woont en werkt sinds de jaren negentig in Antwerpen. Hij studeerde in Minsk, Parijs en Moskou. Skorobogatov schrijft verhalen, essays, theaterteksten. Hij is auteur van 9 romans, waarvan verschillende werden gepubliceerd in het Russisch, Nederlands, Frans, Italiaans en Grieks. In 2015 verscheen
198 De Wondere Pluim 2017
zijn roman Portret van een onbekend meisje. Van zijn spraakmakende debuutroman Sergeant Bertrand (1991) verscheen in 2016 een herziene editie. Dit voorjaar werd zijn nieuwe roman Cocaïne in het Nederlands gepubliceerd. Joke van Leeuwen (°1952) schrijft, dicht, tekent, schildert, treedt op, voor kinderen en volwassenen. Ze was in 2008 en 2009 stadsdichter van Antwerpen. Ze won veel prijzen, waaronder een Gouden Uil voor Iep! (1997), de Nederlandse staatsprijs voor kinder- en jeugdliteratuur (2000), de Constantijn Huijgensprijs voor haar hele oeuvre, de Duitse James Kruessprijs voor haar kinderboeken en de AKO-literatuurprijs voor haar roman Feest van het begin. In 2016 publiceerde ze de dichtbundel voor volwassenen Het moet nog ergens liggen en het beeldverhaal Ergens. Dit najaar verschijnt het kinderboek Toen ik (een tekening maakte-een duif vond-iets moest worden-de bus miste-wat leuks ging doen-een woord niet wist-van de hoge sprong-niet kon kiezen-een spreekbeurt hield-me verveelde-een stripverhaal las-iets niet durfde te zeggen-een spelletje verloor-een club oprichtte-van alles moest). De kinderjury Luisteren naar verhalen, dat moet je kinderen geen twee keer vragen. Zeker niet als het verhalen zijn die geschreven werden door leeftijdsgenoten. En zeer zeker niet als ze zelf mogen bepalen welk verhaal het sterkst is. Met dank aan bibliotheek Elsschot om dit mogelijk te maken! De kinderjury bestond dit jaar uit: Aminata, Ismahan, Kadiatou, Gkolla, Talassa, Arian, Rosa, Tijn, Abel, Sanga, Chaimae, Palwasha, Mina, Benjamin, Emma, Ellaha, Nahima, Ibrahim, Keisha, Sadaf, Aliye, Isra, Zahra, Lamees, Yana, Essoe, Pippa, Matthis, Zaïda & Emilie.
De Wondere Pluim 2017 199
200 De Wondere Pluim 2017
Werkten mee aan de Wondere Pluim 2017 3.995 schrijvende kinderen 342 lezende ouders 33 scholen Aan de Stroom, De Bever, De Brug, Creatopia, De Evenaar, Het Groene Eilandje, InPEERi@, IQRA, Klavertjevier, De Kleine Wereld, De Kleine Wereldburger, KOCA, De Kolibrie, De kRing, De Linde, Mariagaarde, De Optimist, Perspectief, De Pientere Piste, De Pluim, Prins Boudewijn, Sint-Aloysius, Sint-Anna Goethe, Sint-Bernadette, Sint-Maria, De Spiegel, Steinerschool Antwerpen, De Sterrenkijker, Veltwijck, De Vlinderboom, Willem Tell, De Zevensprong, De Zonnebloem. organisatie Lezende ouders, in samenwerking met De Veerman vzw
De Wondere Pluim 2017 201
kerngroep Somia Bakali Barbara Bellinkx Anne Berckmoes Dorien Campforts Marleen Coenen Thessa Goossens Mohammad Mesghali Annemie Morbee Griet Pauwels Griet Ramaut leesgroep (kerngroep uitgebreid met:) Jamila Zahnoun Judith Dodemont NaĂŻma Falki Bert Kwaspen Annie Poelmans Melek Saylam Lieven Sioen Joris Van Lieshout Theo Verlinden Tania Witvrouwen
202 De Wondere Pluim 2017
Marina Wyckmans vakjury Amina Belorf Maarten Inghels Carmien Michels Tom Naegels Dahlia Pessemiers Gaea Schoeters Aleksandr Skorobogatov Joke van Leeuwen kinderjury Aminata, Ismahan, Kadiatou, Gkolla, Talassa, Arian, Rosa, Tijn, Abel, Sanga, Chaimae, Palwasha, Mina, Benjamin, Emma, Ellaha, Nahima, Ibrahim, Keisha, Sadaf, Aliye, Isra, Zahra, Lamees, Yana, Essoe, Pippa, Matthis, Zaïda & Emilie. met dank aan Carlos Dekeyrel - Affiches Karel De Puysseleir - Logistieke ondersteuning Thessa Goossens - Trofeeën Bob Takes - Schooltrofee Christel Van den Broeck - Typewerk Evy Van Guyse – Vormgeving Bibliotheek Elsschot– Voorleesmomenten kinderjury drukwerk www.printshop.be
De Wondere Pluim 2017 203
204 De Wondere Pluim 2017
De Wondere Pluim 2017 205
206 De Wondere Pluim 2017