DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING
252
Hoofdstuk 2 Over profetie Wat zij op dat gebied zeggen Alle verdedigers van een toekomstig duizendjarig rijk leggen grote nadruk op de letterlijke vervulling van profetie waar dit mogelijk is. Natuurlijk moeten we daar “amen” op zeggen. We citeren uit een gekend boek van deze theologische richting: Hal Lindsey, ’De planeet die aarde heette’, Uitg. Luitingh, 1972, blz.173, 174: “Ons standpunt is premillemnionistisch. Het wezenlijke tussen de amillenionisten en de premillenionisten is de vraag of de profetieën letterlijk of figuurlijk moeten worden opgevat. Zoals in het boek vele malen is aangetoond, zijn bijna alle profetieën omtrent gebeurtenissen uit het verleden letterlijk uitgekomen, vooral de voorspellingen betreffende de eerste komst van Christus. Het bewijs is geleverd dat de woorden letterlijk moeten worden opgevat, dat wil zeggen dat ze hun normale betekenis hadden voor de mensen die leefden in de tijd dat ze werden neergeschreven. De woorden waren niet bedoeld om weggeredeneerd te worden door mensen die niet kunnen geloven wat duidelijk is voorspeld.” Daarop zeggen we echter: dat er hier geen “amen” mag op volgen. Want de
schrijver geeft blijk van weinig respect voor wat het NT leert over vervullingen van voorspellingen uit het OT. En we kunnen onze stelling ook waar maken, gezien er tientallen voorbeelden zijn van voorzeggingen die we verder aanhalen maar niet voldoen aan de definitie van Hal Lindsay. Een andere verdediger van profetie in het licht van de duizendjarige regering zegt: “Enkele weken geleden was schrijver dezes onderweg naar huis op zondagavond, na elders een spreekbeurt te hebben vervuld, terwijl de radio in de auto aanstond. De hoofdredacteur van een overigens door mij gewaardeerd christelijk dagblad werd de vraag gesteld hoe hij de profetieën zag die over Israël spreken. Op deze vraag antwoordde deze hoofdredacteur dat de Bijbel voor hem geen puzzelboek en geen spoorboekje was. Afgezien van het feit dat dit een afgesleten antwoord is, met uitdrukkingen die jaren geleden al door theologen als Aalders, Schilder en K. Dijk werden gebruikt, is het ook een gewone dooddoener. Waarom niet eens eerlijk en ruiterlijk gezegd dat de kerk zich tientallen jaren, ja, honderden jaren, heeft vergist en Israël heeft beroofd van de machtige beloften welke God aan dit volk heeft gegeven. Want de Bijbel is geen puzzelboek en nog minder een spoorboekje, maar het Woord zegt wel dat we acht moeten geven op het profetische Woord als een lamp, die schijnt op een duistere plaats (2 Petr.1 vs.19). Want als er ooit een tijd duister is geweest, dan is het deze tijd. Maar God laat de schijnwerper van het profetische Woord op een heldere wijze op Israël schijnen en de boodschappers van het profetische Woord, daar hoort ook de kerk bij, zullen die schijnwerper in de hand moeten nemen om het aan deze wereld duidelijk te maken dat Israël ons laat zien dat de laatste dagen zijn aangebroken” (J. Schouten, ’Het Zoeklicht’, 30 mei 1998, blz.11). Maar alles zo maar naar Israël toeschuiven zonder rekening te houden met de prediking, dood en Opstanding van de Heer is totaal onmogelijk. Aan de grondslag van profetie ligt Gen.3:15 en de boodschap is daar universeel en niet slechts Joods. En hoewel de beloften aan de Vaderen (vooral Abraham) grotendeels voor Israël zijn bestemd, zijn ook hier de beloften aan de Heidenen een belangrijk tegengewicht. We komen hierop terug in hoofdstuk drie.