DE AARTSVADERS

Page 1

DE AARTSVADERS 1

DE AARTSVADERS

James Jacques Joseph Tissot, schilderde ‘De val van Jericho’ in de jaren 1896-1902, en is te bewonderen in het Jewish Museum, New York. We nemen deze illustratie er bij omdat ze duidelijk aangeeft dat de beloften aan de aartsvaders ter bestemder tijd vervuld werden? God streed voor het volk en niet alleen het bezit van het land zou zich vervullen maar ook later volgens de beloften: de zegeningen die heidenen zouden ontvangen. Nadat het ‘ware zaad’ geboren zou worden zou de etnische wereld er nooit meer uitzien zoals voordien. De aartsvaders van het letterlijke Israël zijn ook de geestelijke vaders van de gemeente van Christus! Guido Biebaut 24 / 10 / 2011 Alle rechten voorbehouden


DE AARTSVADERS 2

De term ‘aartsvader’: beschrijft geestelijke leiders in het Oude Testament in de meeste gevallen met deze term aangeduid. Op de eerste plaats natuurlijk als de benaming van Abraham, Isaac en Jakob. Maar in de leer van de Rabbijnen zijn ook Noach en Job aartsvaders. Soms zijn ook de zonen van Adam tot Abraham stamvaders (aartsvaders) genoemd (Genesis 5 en Genesis 11:10-26). 1 enkele keer zijn de twaalf zonen van Jakob (Handelingen 7:8,9) zo genoemd, evenals 1 maal voor David (Handelingen 2:29). De frase “Abraham, Isaäk en Jakob” wordt 23 maal in de Bijbel vernoemd. ******** Abraham, de tweede aartsvader De eerste voorvader van de Israëlieten was Abram (later Abraham). Hij kwam uit de ZuidMesopotamische stad Ur. Ur lag aan de rivier de Eufraat. Een deel van zijn familie ging in Haran wonen, enkele kilometers ten noorden van Ur. Abram kwam uit een familie waar de afgoden gediend werden. Dit lezen we in Jozua 24 vers 2. Daarvan moest Abram afstand doen. Zo werd er als het ware scheiding gemaakt tussen hem en de afgodendienst. Maar de genade van God die de aartsvader ontving zou via Abraham ook voor alle andere volken op aarde overgaan. Toen zijn vader, Tera, stierf riep God Abraham en zei tegen hem dat hij op reis moest naar een beloofd land. Dit land heette Kanaän en hier bleef Abraham de rest van zijn leven wonen. Maar wel in het midden van de volkeren die er toen woonden. Het eerste dat bij Abraham opvalt is ZIJN GELOOF: In Hebreeën 11:8 lezen we: “Door het geloof is Abraham, toen hij geroepen werd, in gehoorzaamheid getrokken naar een plaats, die hij ter erfenis zou ontvangen, en hij vertrok, zonder te weten waar hij komen zou.” Toch heeft God Abram niet gedwongen. Abram moest geloof hebben en YaHWeH onvoorwaardelijk gehoorzamen. Abraham begint vanuit Haran aan zijn eigen reis. Hij krijgt van God de opdracht om zelf op reis te gaan. Dit staat in Genesis 12:1-8 en daaruit deze twee teksten: “2 Ik zal u tot een groot volk maken, en u zegenen, en uw naam groot maken, en gij zult tot een zegen zijn.” “7 Toen verscheen de HERE aan Abram en zeide: Aan uw nageslacht zal Ik dit land geven.” Het tweede dat bij Abraham opvalt is ZIJN UITVERKIEZING DOOR GOD: In zijn zoon zal later de Messias geboren worden. Maar dat loopt een beetje stroef en moeilijk. Eerst geeft zijn vrouw Sara, die al op hoge ouderdom is, een slavin aan haar man om een zoon te verwekken. En dat gebeurt ook: die zoon is Ismaël. Maar hij is niet de zoon die de belofte zal meedragen. Genesis 21:1 ”De HERE bezocht Sara, zoals Hij gezegd had, en de HERE deed aan Sara, zoals Hij gesproken had. 2 En Sara werd zwanger, en zij baarde Abraham een zoon in zijn


DE AARTSVADERS 3 ouderdom, te bestemder tijd, waarvan God tot hem gesproken had.” Na een ruzie onder de twee zonen wil Sara dat haar man deze slavenzoon weg zou zenden. Daarom zei Sara tegen Abraham volgens Genesis 21: ”en zij (Sara) zeide tot Abraham: Jaag die slavin met haar zoon weg, want de zoon van deze slavin zal niet erven met mijn zoon, met Isaak. 11 Dit nu mishaagde Abraham zeer ter wille van zijn zoon. 12 Maar God zeide tot Abraham: Laat dit niet kwaad zijn in uw ogen, om de jongen en om uw slavin; in alles wat Sara tot u zegt, moet gij naar haar luisteren, want door Isaak zal men van uw nageslacht spreken.” Zo worden toch zowel Izaak als Ismaël stamvader van een groot volk. Volgens de Bijbelse verhalen zijn de nakomelingen van Ismaël de Arabische volken en de nakomelingen van Izaak zijn de Joden. Toen stierf Sara nam Abraham daarna wederom een nieuwe vrouw, Ketura, waarna hij de vader werd van nog zes zonen, zodat niet alleen de Israëlieten, de Ismaëlieten en de Edomieten van hem afstamden, maar ook de Medanieten, de Midianieten en nog anderen (Gen.25:1, 2 / 1 Kron.1:28, 32, 34). Op die manier werden de tot Abraham gerichte profetische woorden van God vervuld: “en gij zult niet meer Abram genoemd worden, maar uw naam zal zijn Abraham, omdat Ik u tot een vader van een menigte volken gesteld heb” (Gen.17:5). Ten slotte stierf Abraham op de hoge leeftijd van 175 jaar. Vóór zijn dood gaf Abraham aan de zonen van zijn bijvrouwen geschenken en zond ze allemaal weg, zodat Izaäk de enige erfgenaam zou zijn. We lezen: “Abraham nu gaf alles wat hij had aan Isaak”. — Ge 25:5,6. De tekst in Gen.17:5: “en gij zult niet meer Abram genoemd worden, maar uw naam zal zijn Abraham, omdat Ik u tot een vader van een menigte volken gesteld heb” is echter volgens het Nieuwe Testament ook van toepassing op de geestelijke kinderen van Abraham. Dat zijn alle gelovigen die Christus als verlosser aannemen. Dit wordt ook door Paulus bevestigd: “En de Schrift, die tevoren zag, dat God de heidenen uit geloof rechtvaardigt, heeft tevoren aan Abraham het evangelie verkondigd: In u zullen ALLE VOLKEN gezegend worden. Zij, die uit het geloof zijn, worden dus gezegend tezamen met de gelovige Abraham” (Gal.3:8,9). Het derde dat bij Abraham opvalt is ZIJN verbond met God: Toen Abraham 99 jaar was, gebood God hem dat alle mannelijke leden van Abrahams huisgezin als teken of zegel van de speciale verbondsverhouding die er tussen hem en Abraham waren, besneden moesten worden. Terzelfder tijd veranderde God de naam Abram in Abraham [dat wil zeggen = Vader van een menigte]. (Gen.17:5,9-27 / Rom.4:11). De Bijbel vertelt dat God, toen Isaäk nog een jongen was, het geloof van zijn vader Abraham heel erg op de proef heeft gesteld als een teken van verbondstrouw. God deed het door hem te vragen Isaäk te slachten en te offeren. Juist toen Abraham op het punt stond dit te voltrekken, kwam een engel tussenbeide en Isaäks leven werd gespaard. Doordat Abraham zoveel voor God over had, sloot God opnieuw een verbond met hem, en beloofde dat zijn nakomelingen rijk gezegend zouden worden.


DE AARTSVADERS 4

******** Isaäk, de tweede aartsvader Isaäk, ook wel gespeld als Izaäk, Izak of Jitschak, is de tweede aartsvader en de enige zoon die Abraham bij zijn vrouw Sara kreeg. Hij is de vader van Jacob en Esau (Genesis 21:26). De meest dramatische episode in zijn leven is dat hij met zijn vader Abraham een beproeving op zijn geloof en gehoorzaamheid moet doorstaan. Dat is wanneer God aan Abraham vraagt zijn zoon te offeren. Op de plaats aangekomen waar het offer gebracht zou worden, bouwden zij een altaar. Daarna werd Isaäk, aan handen en voeten gebonden en zo op het hout gelegd. Toen Abraham het mes ophief, stribbelde Izaäk niet tegen. Maar Gods engel hield zijn hand tegen. Abrahams geloof was niet misplaatst: God voorzag in een ander offer, een ram, die daar in het struikgewas verward zat. Die werd in de plaats van Isaäk als brandoffer geofferd (Gen.22:9-14). Heb.11:17-19 zegt daarover: “17 Door het geloof heeft Abraham, toen hij verzocht werd, Isaak ten offer gebracht, en hij, die de beloften aanvaard had, wilde zijn enige zoon offeren, 18 hij, tot wie gezegd was: Door Isaak zal men van nageslacht van u spreken. Hij heeft overwogen, dat God bij machte was hem zelfs uit de doden op te wekken, 19 en daaruit heeft hij hem ook bij wijze van spreken teruggekregen.” Abraham kreeg als het ware zijn zoon terug alsof hij dood was geweest. Toen Isaäk veertig jaar was, zond Abraham zijn oudste dienstknecht, waarschijnlijk Eliëzer, terug naar Mesopotamië om voor zijn zoon een geschikte vrouw te zoeken. Een vrouw die ook een ware aanbidster van God moest zijn. Rebekka, de achternicht van Abraham, bleek de ware keuze te zijn. — Gen.24:1-67. Omdat Isaäk de echte erfgenaam van Abraham was is hij daarom de enige belangrijke schakel in afstammingslijn die ons tot Christus zal voeren (1 Kron.1:28,34 / Mat.1:1,2 / Luc.3:34). En de belofte van de komst van de Messias zou vervuld worden. [Zijn naam betekend = Lachen, omdat zijn moeder het deed bij de belofte van God aan haar dat ze een zoon zou baren op hoge leeftijd. Voor de tot Jezus bekeerde heidenen die dezelfde belofte ontvangen is dat wellicht op ons van toepassing: het is een lachertje dat God zijn zegeningen voor ons heeft. Of is het een knipoog van God, dat Zijn kinderen ook nog buiten Israël te vinden zijn.] ******** Jakob, de derde aartsvader Jakob is de derde aartsvader van Israël. [letterlijk vertaald = die de hiel vastpakt, de verdringer]. Hij is de zoon van Isaäk en Rebekka en de jongere tweelingbroer van Esau. Jakobs ouders waren al twintig jaar getrouwd toen deze tweeeïgige tweeling geboren werd. Het verhaal in Genesis zegt dat toen Isaäk hoogbejaard was, Jakob hem bedroog, zodat hij het erfdeel kreeg van Esau (de eerstgeborene). Uit angst voor de wraak van Esau vluchtte Jakob naar zijn familie in Paddan-Aram. Pas twintig jaar later herenigde hij zich weer met Esau. Jakob is de derde aartsvader van Israël.


DE AARTSVADERS 5

Maar dat was op zichzelf geen bedrog: daar gaat namelijk wat aan vooraf dat belangrijk is en onze aandacht waard is. Esau had zijn erfrecht voordien al verkocht aan zijn broer: “29 Eens had Jakob een gerecht gekookt, en Esau kwam vermoeid van het veld. 30 Toen zeide Esau tot Jakob: Laat mij toch slokken van dat rode, dat rode daar, want ik ben moe. Daarom gaf men hem de naam Edom. 31 Maar Jakob zeide: Verkoop mij dan eerst uw eerstgeboorterecht. 32 En Esau zeide: Zie, ik ga toch sterven; waartoe dient mij dan het eerstgeboorterecht? 33 Daarop zeide Jakob: Zweer mij eerst. En hij zwoer hem. Zo verkocht hij aan Jakob zijn eerstgeboorterecht.” Al voor die tijd dus erfde Jakob het geboorterecht. De koop werd snel gesloten en met een plechtige eed bekrachtigd (Gen.25:29-34 / Heb.12:16). Daarom had God dus voldoende reden om te zeggen Mal.1:3: “Toch heb Ik Jakob liefgehad, maar Esau heb Ik gehaat.” Paulus verwijst hiernaar in Rom.9:13: “gelijk geschreven staat: Jakob heb Ik liefgehad, maar Esau heb Ik gehaat.” De rest is een boeiende geschiedenis van zijn twaalf zonen. God heeft tegenover hem uitdrukkelijk het Abrahamitische verbond bevestigd. Dat was op grond van zijn geloof en daarom wordt God in de Schrift regelmatig als de God van Abraham en Isaäk en Jacob aangeduid. Zowel in het Oud Testament als het Nieuw testament: zie Ex.3:6 / 1 Kron.29:18 / Mat.22:32. ******** Enkele andere conclusies vanuit het OT en NT. God heeft een Eeuwig verbond met Abraham en dus ook met het volk Israël: Gen.12:7: “Aan uw nageslacht zal Ik dit land geven.” Gen.26:3: “Ik zal den eed gestand doen, dien ik uw vader Abraham gezworen heb.” 2 Sam.7:24: “Gij hebt U uw volk Israël voor altijd bevestigd tot uw volk.” 1 Kron.17:22: “Gij hebt uw volk Israël voor altijd U tot een volk gemaakt.” Jes.44:7: “daar Ik toch het overoude volk in het aanzijn riep.” Maar wat indien het volk op zo een wijze ontrouw is aan de princiepen van vader Abraham en aan Abraham’s God, hoe staat de zaak er dan voor? Dat gaan we even na. Indien we toch van een Abrahamitisch verbond willen spreken (zoals Scofield, de promotor van de belelingenleer) dan kan dat slechts in termen gelijk er in Gen.18:17-19 gebruikt zijn. Daar staat: “En de HERE dacht: Zou ik voor Abraham verbergen wat ik ga doen? Abraham immers zal voorzeker tot een groot en machtig volk worden en met hem zullen alle volken der aarde gezegend worden; want Ik heb hem gekend, opdat hij gebieden zou, dat zijn zonen en zijn huis na hem de weg des HEREN zouden bewaren door gerechtigheid en recht te doen, opdat de HERE aan Abraham vervulle wat Hij over hem gesproken heeft” (wij onderstrepen). Twee opmerkingen hierover. 1°) De zonen van Abraham moeten de weg des HEREN bewandelen willen ze gezegend worden, het is een voorwaardelijke belofte aan zijn nakroost en geen automatisme dat ze allen gered en gezegend worden. Want er staat: “opdat hij gebieden zou, (...) opdat de HERE aan Abraham vervulle wat Hij over hem gesproken heeft.” Tweemaal “opdat”: éénmaal vanuit


DE AARTSVADERS 6

Abraham en zijn nakomelingen en éénmaal vanuit God. Dezelfde duidelijke bewoordingen komen we tegen in de gelijkenis van de enge poort. De Heer maakt hierbij de volgende opmerking: “Daar zal geween zijn en tandengeknars, wanneer gij Abraham en Izaäk en Jakob zult zien en al de profeten in het Koninkrijk Gods, maar uzelf buitengeworpen. En ze zullen komen van oost en west en van noord en zuid en zullen aanliggen in het Koninkrijk Gods. En zie, er zijn laatsten, die de eersten zullen zijn en er zijn eersten, die de laatsten zullen zijn” (Luc.13:28-30). Ook voor de toekomst kan God hierop gezien uitzonderingen maken, omdat dat een universele regeling is die dan zou ongedaan worden. Ook God houdt zich aan Zijn vooropgestelde princiepen. 2°) Alle volkeren der aarde worden in Abraham gezegend. Dat wil zeggen dat een zegen op hen zal overgebracht worden volgens Gods belofte aan de aartsvader. Ook hier, maar dat staat niet in deze tekst - maar wel in andere - moet geloof als voorwaarde ingerekend worden. Want niet elk individu in elk van die volkeren zal gezegend worden. Géén universalisme in de zin dat uiteindelijk iedereen dezelfde zegen zal ontvangen. En wat betreft de belofte van God aan Abraham dat hij de Vader van een “grote natie” zal zijn! Ook dat is al vervuld! Zie die uitdrukking in Gen.12:2 / 46:3 / Deut.2:25 / 4:6,7 / Jozua 2:9-11 / 1 Kron.17:21. In dezelfde zin ook de betekenis dat zijn zaad als “het zand der zee” zal zijn. Het is vervuld en hoeft niet nog eens een vervulling te krijgen in een duizendjarige regering. Dat is duidelijk in Gal.3:8,14 waar we lezen (wij onderstrepen): “En de Schrift die tevoren zag, dat God de heidenen uit geloof rechtvaardigt, heeft tevoren aan Abraham het evangelie verkondigd: In u zullen alle volkeren gezegend worden (...) Zo is de zegen van Abraham tot de heidenen gekomen in Jezus Christus, opdat wij de belofte des Geestes ontvangen zouden door geloof.” Met ander woorden; sinds Pinksteren en de bekering van Cornelius bestaat Gods gemeente uit Joden en Heidenen. ABRAHAM IS VADER VAN EEN GROTE GEESTELIJKE NATIE GEWORDEN, een volk bestaande uit personen uit meerdere volkeren. Hij hoeft echt niet te wachten op een duizendjarige regering wil dat in vervulling gaan. Zie ook nog Gen.13:16 / 2 Kron.1:9 / 1 Kon.4:20 / Heb.11:12.


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.