DANIEL IN DE LEEUWENKUIL
1
Daniël in de leeuwenkuil
Briton Rivière (1840–1920) was een Engelse schilder, afstammeling van Franse Hugenoten, die aan Daniël hoofdstuk 6 de ongewone titel gaf: Daniël’s antwoord aan de koning Schilderij in: The Manchester City Art Gallery. Dit is een zeer mooie en prachtige weergave van de tekst uit Daniël: een oude man kijkt naar omhoog waar zijn God is. Hij heeft zijn gewaad als rijksregeerder nog aan, alles moest vlug gebeuren. De leeuwen deren hem niet en houden hun afstand: deze man heeft Goddelijke bescherming. Daar tegenover is het schilderij van Rubens niet echt te vergelijken: een jonge man in strijd met wat de Bijbel zegt. Rubens kende het verhaal maar wist niet zoveel over de profeet zelf.
Daniël in de leeuwenkuil, van Peter Paul Rubens (1577 – 1640), olieverf op doek (224× 330 cm) uit 1615 in National Gallery of Art, Washington
Guido Biebaut 23 / 05 / 2012 Alle rechten voorbehouden
DANIEL IN DE LEEUWENKUIL
2
Daniël in de leeuwenkuil, Daniël 6:1-29 Herziene Statenvertaling Dit hoofdstuk 6 geeft ons het fascinerende verhaal van Daniël in de leeuwenkuil. Wanneer je het leest dan ben je aangedaan van zoiets: dit is een van de mooiste verhalen die er in de Bijbel staan. Moeten we zoals zovelen beweren, dit verhaal als een legende bezien. Neen, daar is geen reden toe aangezien Jezus deze profeet Daniël citeert en hem dus als een ware profeet ziet. In Zijn redevoering over de laatste dingen verwijst Jezus naar deze man. – Mat.24:15 en Mar.13:14 Wanneer we dat nader bekijken dan zien we hier een geweldige levensles het is een opbeurend verhaal van trouw aan God en Zijn eer hoog houden. We leren er ook uit dat deze eigenschappen in het leven beloond worden. Niet dat we willen zeggen dat we niet meer onder Gods genade leven. We mogen niet leren dat we onze eigen hemel moeten verdienen, maar dat ons leven niet altijd zonder lijden of zonder tegenstand zal zijn. We leren hier over Daniël als “bidder” en hij blijft daar in volhouden. Door zijn gebed worden zelfs de muilen van de leeuwen gesloten gehouden door een wonder van God. Dit verhaal van Daniël bij de leeuwen kan toch óók veel vragen oproepen. In de tijd toen de eerste christenen vervolgd werden zijn toen veel volgelingen van Christus en honderden voor de leeuwen gegooid. Ook zij zullen tot God gebeden hebben. Ook zij kenden dat verhaal. Een vraag ook voor ons maar het is duidelijk: God heeft een eigen reden waarom iets wel of niet zal gebeuren. Het verhaal uit Daniël hoofdstuk 6 speelt zich af in Babylon. We zijn in dit verhaal in de tijd van Koning Darius, de Medische koning. Hoofdstuk 6 speelt zich af nadat de Perzen en de Meden de macht hebben overgenomen van de Babyloniers, dus na 538 v Chr. Hij was al 62 jaar oud toen hij koning werd, dat wil zeggen dat zijn vader zeer oud geworden is. [Of is dit het tweede jaar sinds hij koning is van het veroverde Babylonische rijk.] Maar het leert ons toch ook dat Darius de profeet Daniël goed zal gekend hebben. Zijn rijk is zo groot dat hij van oost naar west en van zuid naar noord wel honderdtwintig stadhouders nodig had om mee te helpen besturen. Boven die stadhouders stelde hij drie rijksbestuurders aan. Een van hen was Daniël, een balling uit Juda, door een van zijn voorouders naar Babylon gebracht. Bij de eerste verovering van Jeruzalem door Nebukadnezar, onder koning Jojachin, werden “zijn hovelingen en de heersers van het land”, alsook de jonge Daniël (2 Kon.24:15), in ballingschap gevoerd. Daniël was een zeer rechtvaardige man. Hij was ook een geleerde in de verschillende wetenschappen van die dagen. Men heeft koning Darius alles verteld over deze man en hij kende al die buitengewone gaven van Daniël en zijn eerlijkheid en liep met het plan rond had hem tot hoofd van het rijk te maken. Zo kon de profeet als een viceregent in de plaats van de koning regeren en kon de echte koning doen waar hij zin in had, bij zijn vrouwen blijven en op jacht gaan. Dit was tegen de zin van de andere rijksbestuurders en de stadhouders. Zeer waarschijnlijk, hoewel het niet genoemd is, omdat Daniël een Jood is en géén inwoner geboren in die streek. Daniël is zeker de belangrijkste geleerde aan het hof van de koning. En hij is de beschermeling van koning Darius. Maar dat is een probleem voor zijn afgunstige collega's, Daniël heeft ze namelijk allemaal al eens voor het blok gezet. Toen zij dromen moesten uitleggen van de vader
DANIEL IN DE LEEUWENKUIL
3
en grootvader van Darius lukte hen dat niet maar Daniël kon die uitleggen zonder enig probleem. De afgunst speelt hen parten en zij spanden allemaal samen tegen Daniël. Die eerbiedwaardige mannen zoeken naar een reden om hem aan te klagen maar zij kunnen er geen vinden. Daniël was een trouwe minister van de koning en zou zijn vorst geen steen in de weg leggen. Ze moeten dus een list vinden om Daniël in diskrediet te brengen bij Darius. Daarom konkelfoezen ze onder elkaar het volgende zij verzonnen een list en zeiden tegen elkaar:
“7 Zo kwamen deze rijksbestuurders en stadhouders eensgezind bij de koning en zeiden het volgende tegen hem: Koning Darius, leef in eeuwigheid! 8 Al de rijksbestuurders van het koninkrijk, de machthebbers, de stadhouders, de raadslieden en de landvoogden, zijn na onderling beraad van mening dat er een koninklijk besluit moet worden opgesteld en een verbod moet worden bekrachtigd, dat al wie binnen dertig dagen een verzoek zal richten aan welke god of mens ook, behalve aan u, o koning, in de leeuwenkuil zal worden geworpen. 9 Nu dan, koning, stel het verbod op en onderteken het bevelschrift, dat niet veranderd mag worden, volgens de wet van Meden en Perzen, die niet mag worden herroepen. 10 Daarop ondertekende koning Darius het bevelschrift en verbod.” Men zou kunnen zeggen dat in werkelijkheid de vijanden van de profeet ook leeuwen zijn. Die leeuwen zijn er al aan het begin van het verhaal en niet alleen aan het slot! Beseffen we wel dat het de vijanden van Daniël absoluut niet gaat om de eer van de koning, maar eerder om Daniël die zoals ze het bedisselen in de leeuwenkuil zal belanden! Ze willen Daniël dáár in krijgen en die 'gelijkschakelingswet' zal hem fataal worden, want ze weten dat hij dagelijks bidt tot zijn God. Ze hebben hun huiswerk gemaakt en kennen de zwakke plekken van de profeet. Koning Darius deed wat zij hem vroegen niet vermoedend dat dit zijn belangrijkste mederegeerder in de problemen zou brengen. Zo een bevel moeten we niet zo ongewoon vinden maar moeten het bekijken vanuit de tijden van toen. Het was de gewoonte in die dagen dat koningen bezien werden als ”de afstammelingen van de goden” en in veel gevallen hadden ze de titel van “zoon van god” in een reeks van andere titels. Die landvoogden streelden de ijdelheid van koning Darius en deze tekende dat bevel zonder er enige ander rare oorzaak achter te vinden. Daniël kende dat bevelschrift maar trok zich net als elke andere dag terug in zijn binnenkamer en bad tot zijn God en loofde Hem. Er staat dat Daniël zijn gebeden tot God richt in de richting van Jeruzalem. Dat heeft te maken met en ongewoon verzoek dat koning Salomo tot God richtte toen de tempel werd ingehuldigd. We lezen in 2 Kronieken 6: 36-39 het volgende: “36 Wanneer zij tegen U hebben gezondigd –er is immers geen mens die niet zondigt – en U toornig op hen bent, en hen overlevert aan de vijand, zodat zij die hen gevangengenomen hebben, hen als gevangenen wegvoeren naar een land, ver weg of dichtbij, 37 en zij het in het land waarheen zij als gevangenen werden weggevoerd, ter harte nemen, zich bekeren en tot U smeken in het land van hun gevangenschap, door te zeggen: Wij hebben gezondigd, ons misdragen, en wij hebben goddeloos gehandeld,
DANIEL IN DE LEEUWENKUIL
4
38 en als zij zich in het land van hun gevangenschap, waarheen zij hen als gevangenen weggevoerd hebben, tot U bekeren met heel hun hart en met heel hun ziel, en tot U bidden in de richting van hun land, dat U aan hun vaderen gegeven hebt, en van de stad die U verkozen hebt, en van het huis dat ik voor Uw Naam gebouwd heb, 39 luistert U dan uit de hemel, uit Uw vaste woonplaats, naar hun gebed en hun smeekbeden en verschaf hun recht. Vergeef Uw volk datgene waarmee zij tegen U zondigden.” Dat is iets dat we moeten onthouden: in de dagen van hun ballingschap in Babylon weten de profeten met zekerheid dat als ze tot God bidden in de richting waar ooit die mooie tempel stond God een luisterend oor heeft. De profeet Jeremia had het al voorspeld dat hun ballingschap 70 jaar zou duren en die tijd was nu bijna ten einde. Daniël is een geëerd persoon door Babyloniërs en door Joden. Maar hij heeft ook een inwendig stil verdriet. Hij weet het al veel jaren dat in die tijd dat hij in Babel was, de tempel in Jeruzalem er als een hoop stenen bij lag. Daniël weet ook als geen ander dat het gerei uit het huis van God, door Nebukadnessar werd weggevoerd en dat het ál die jaren in een heidense tempel lag opgeslagen. Het doet pijn te beseffen dat de dienst in het huis van God niet meer kan verdergaan was, dat de offers er gestopt zijn en de gebeden er niet kunnen doorgaan. Voor dat alles heeft Daniël onophoudelijk gebeden dat het zou veranderen en God heeft hem later daarover de openbaring gegeven over de 70 jaarweken. De stad en de tempel zullen zeker hersteld worden: we lezen dat in Daniel 9:24-27! Daniël is dus in gebed, en de spionnen van de rijksbestuurders en stadhouders vonden hem daar, hij had de wet overtreden. Hij had niet gebeden tot de koning. Door de kruiperij en valse beschuldigingen van die mannen, moet de koning nu Daniël veroordelen tot de dood! Hij zal door hem in een leeuwenkuil geworpen worden. In de Kanttekeningen van de Statenvertaling lezen we: “Daniël heeft wel het goddeloze plakkaat van de koning overtreden, maar dat heeft hij niet gedaan uit kleinachting van de koning, maar omdat hij de opperste Koning eerst en vooral moest gehoorzamen. Men moet God vrezen en de koning eren.” - 1 Petr.2:17 We kennen de zeer gangbare uitdrukking in de Nederlandse taal, dit of dat is: 'Een wet van Meden en Perzen' en dat wil zeggen als ooit iets vaststaat bij wet er niemand is die er kan aan ontsnappen. Het is tot een absolute wet geworden die de koning heeft verordend en ook hij kon die niet ongedaan maken op dat moment. Alleen later zou hij die kunnen veranderen nadat de 30 dagen voorbij waren: maar nu op dit moment is dit de wet. Ook de koning zelf moest zich er aan houden. Zij sleurden hem naar koning Darius en willen dat hij gestraft word. Maar de koning, is zeer gesteld op Daniël, en zoekt naar een middel om hem te bevrijden. Tot zonsondergang tracht hij daar iets op te vinden. Maar de mannen dringen bij Darius aan. We lezen dan in Daniël: “17 Toen gaf de koning bevel en men haalde Daniël en wierp hem in de
leeuwenkuil. De koning nam het woord en zei tegen Daniël: Uw God, Die u voortdurend vereert – Híj zal u verlossen. 18 Er werd een steen gebracht en op de opening van de kuil gelegd. De koning verzegelde die met zijn ring en de ring van zijn machthebbers, zodat de maatregel met betrekking tot Daniël niet veranderd kon worden.
DANIEL IN DE LEEUWENKUIL
5
19 Toen vertrok de koning naar zijn paleis. DE NACHT BRACHT HIJ VASTEND DOOR. Geen enkele vorm van vermaak liet hij bij zich brengen. Zijn slaap was ver van hem geweken.” Dit is zeer vertederend; zelfs de koning wil de dood van zijn vriend niet, maar wet is wet! We mogen ons voorstellen wat dit zich afspeelde in de leeuwenkuil. Daniël is in gebed, iets als: Psalm 121
1 Een pelgrimslied. Ik sla mijn ogen op naar de bergen, vanwaar mijn hulp komen zal. 2 Mijn hulp is van de HEERE, Die hemel en aarde gemaakt heeft. 3 Hij zal uw voet niet laten wankelen, uw Bewaarder zal niet sluimeren.
Ook al is hij in levensgevaar: hij blijft bidden. Honderden jaren later lezen we van hem in Hebreeën 11:33: “Zij hebben door het geloof koninkrijken overwonnen, gerechtigheid in praktijk gebracht, beloften verkregen, muilen van leeuwen gesloten.” De Amerikaanse theoloog Matthew Henri schrijft over déze situatie: “De aanwezigheid van de engel maakt dit voor hem niét de plaats van onheil maar een echte vesting; hij had nooit zo goed geslapen als die nacht.” De volgende morgen, bij het krieken van de dag, ging de koning, die de nacht vastend had doorgebracht, naar de leeuwenkuil om te zien wat er met Daniël gebeurde en zijn vreugde is groot toen hij ongedeerd bleek te zijn.
“22 Toen sprak Daniël tot de koning: O koning, leef in eeuwigheid! 23 MIJN GOD HEEFT ZIJN ENGEL GEZONDEN EN HIJ HEEFT DE MUIL VAN DE LEEUWEN TOEGESLOTEN. Ze hebben mij geen letsel toegebracht, omdat ik voor Hem onschuldig ben bevonden. Ook tegen u, o koning, heb ik geen misdaad begaan. 24 Toen werd de koning zeer verheugd daarover, en hij beval Daniël uit de kuil te trekken. Toen Daniël uit de kuil was getrokken, werd er geen enkel letsel bij hem aangetroffen, omdat hij op zijn God had vertrouwd.” Daniël werd uit de kuil opgetrokken, en er mankeerde hem niets, er werd geen enkel letsel aan hem gevonden Voor de vijanden van Daniël loopt het minder goed af omdat zij God zelf hadden aangevallen in de persoon van de profeet. We lezen in vers 25: “Vervolgens beval de koning en men haalde die mannen die Daniël openlijk hadden beschuldigd, en men wierp hen, hun kinderen en hun vrouwen, in de leeuwenkuil. Zij hadden de bodem van de kuil nog niet bereikt, of de leeuwen maakten zich van hen meester en verbrijzelden al hun beenderen.”
DANIEL IN DE LEEUWENKUIL
6
We leren er ook wat anders in dit verhaal: het geloof van de koning zelf was gegroeid door de invloed van Daniël en hij vastte de hele nacht. En als vroeg in de morgen blijkt dat God zijn trouwe dienaar beschermd heeft geeft dat hem geloof in de God van de profeet. Dit overtuigde de koning dat God van Daniël alle eer en aanbidding waardig was en hij verkondigde dat de God van Daniël voortaan de God van zijn koninkrijk zou zijn. Maar in de praktijk hebben we daar geen echte bewijzen voor en dat zal zijn omdat de 120 regeerders daar stokken in de wielen gestoken hebben. Ze kunnen niet zomaar hun oude goden wegdoen. Die mannen hadden ook dezelfde hedendaagse cynische opvatting dat: "trouw je nergens brengt" of dat "eerlijkheid niet beloond" wordt. Maar het is duidelijk dat is het niet en Daniël’s verblijf in de leeuwenkuil is daar het bewijs van. God redt mensen uit de nood. De waarheid van de dingen van het leven is: God hoort naar volhardende bidders Onze vervolgde broeders en zusters in Noord Korea en wel vijftig moslimlanden krijgen géén zekerheid dat ze niét meer vervolgd zullen worden. Maar tóch moeten wij en zij blíjven bidden! Want de God tot wie wij bidden is dezelfde is als de God van Daniël. God kan bevrijden uit de klauwen van de leeuwen of uit gevangenschap. Het verhaal van Daniël zegt ons: blijf die vasthoudende bidder. Al ons vertrouwen en afhankelijkheid van God blijkt zonneklaar uit onze gebedstrouw. God zal onze vijanden ooit laten stoppen en kapot maken, niemand kan Gods geliefden ONGESTRAFT blijven ergeren en achtervolgen. Dit verhaal is meer dan alleen maar een opsteker om te blijven bidden. De geschiedenis van Daniël leert ons een hele reeks belangrijke waarheden. In de eerste plaats: dat er voor iemand die eerlijk en oprecht is er tijden kunnen komen van zware beproevingen. Ten tweede: dat iemand die Gods geboden in deze wereld navolgt zeer vaak ook haat kan ondervinden. En zelfs onbegrip of vijandigheid. Punt drie is echter dat wanneer we waarachtig en trouw zijn aan God zal Hij ons door elke beproeving heen helpen. Het is dus een waarheid: dat er niets is dat de echte waarheid kan overwinnen. Wij kunnen overwinning behalen op zonde en wereld door ons geloof zegt een van de profeten van het Nieuwe Testament. Wanneer we blijven geloven zullen we gered worden, zelfs als we ons in een letterlijke of geestelijke "leeuwenput" bevinden. Dat ongelooflijk verhaal van Daniël 6, althans in het oog van de wereld, is voor ons heilzaam. Dat is een geweldige steun voor ons geloof: God is met ons, ook in onze beproevingen.
******** Psalm 22:22: “Verlos mij uit de muil van de leeuw en van de horens van de wilde ossen. Ja, U hebt mij verhoord.” Of “Gij hebt mij geantwoord!” volgens de NBG Romeinen 8:1: “Dus is er nu geen verdoemenis voor hen die in Christus Jezus zijn, die niet naar het vlees wandelen, maar naar de Geest.” Onze Heidelberger geeft ons dit troostwoord: “Omdat wij van onszelf alzo zwak zijn, dat wij niet een ogenblik zouden kunnen bestaan, en daartoe onze doodvijanden, de duivel, de
DANIEL IN DE LEEUWENKUIL
7
wereld en ons eigen vlees, niet ophouden ons aan te vechten; zo wil ons toch staande houden en sterken, door de kracht van Uw Heilige Geest, opdat wij in deze geestelijke strijd niet onderliggen, maar altijd sterke wederstand doen, totdat wij eindelijk ten enenmale de overhand behouden.� (Heid.Cat., Zondag 52; vr. en antw.127).