DE SAMARITAANSE 1
DE SAMARITAANSE
Angelica Kauffmann, Christus und die Samariterin am Brunnen, 1796, Pinakotheek München Christus en de Samaritaanse vrouw bij de bronnen (let op het meervoud) http://www.flickriver.com/photos/mbell1975/4484606747/ Guido Biebaut, 24/11/2017 Alle rechten voorbehouden
DE SAMARITAANSE 2
DE SAMARITAANSE VROUW Joh.4:1-15 / Openb.22:12-17 Herziene Statenvertaling of Het levende water Nà de dood van koning Salomo werd de toen machtige 12 stammenstaat met ruzie verdeeld in twee rijken. De ene kleine staat, Juda bestaande uit twee stammen en de priesters van Levi. De andere grote staat bestond uit de 10 andere stammen. Het beloofde land werd in drie stukken verdeeld, het bovenste en onderste behoorde bij Juda en middenin lag Samaria. Het erfdeel der vaderen werd verkwanseld alsof Gods belofte van één land van melk en honing nooit bestaan had. Een vijftigtal jaren na die scheiding, ten tijde van een zekere koning Omri, werd de stad Samaria gesticht. Het was een stad gebouwd op een berg. Samaria lag wel honderd meter boven de hoogvlakte. Het volk had al die naam aangenomen en nu hadden ze ook nog een hoofdstad zo genoemd. Op die manier hadden ze Jeruzalem niet meer nodig. Het is een land dat het erg te verduren heeft gehad. In ongeveer 721 voor Christus werden ze door politiek falen en intriges door de Assyriërs onder de voet gelopen. En de ganse streek lag woest op enkele duizenden mensen nà. In de politiek van Assyrië, die erop neer kwam te heersen en te verdelen, werden duizenden Samaritanen weggevoerd naar de streken van Babylon en andere vreemde volkeren ingeplant in Samaria. Uit deze mélange van vreemden en van echte Joden ontstond een ras dat in de ogen van de Judeërs tot de meest afschuwelijke rassen op de wereld kan bestempeld worden. Over Samaritanen werden de meest verschrikkelijke dingen verteld en ze hadden de bijnaam van "honden" gekregen. Zoals met vijanden het geval is ging men liever enkele straten alom zodat men ze niet zou tegenkomen. De haat van Judeërs over Samaritanen was zo groot dat ze letterlijk kilometers verder over de oostelijke Jordaan trokken om naar het noordelijke Galiléa te gaan. Men ging dus liever over ander heidens gebied, namelijk Perea en Decapolis, dan Samaria te doorkruisen. Het ging niet alleen om rassenhaat, er kwam ook nog een vervalste godsdienst om de hoek kijken. Ook voor valse religie waren al dan niet rechtzinnige Joden niet mals. Hoewel er hier en daar nog Samaritanen naar Jeruzalem trokken om er te aanbidden, na de Syrische periode hield dat bijna volledig op. Nadat het Joodse volk terugkwam uit de Babylonische gevangenschap, werd onder het leiderschap van Zerubbabel en Jesua, de zoon van Jozadak, de start van de tempelbouw begonnen. Maar de na-ijver van de overgebleven Samaritanen was nog even groot. Ook zij hadden een concurrerende tempel op de berg Gerizim en daar werd in de dagen van Jezus nog
DE SAMARITAANSE 3
steeds geofferd. Tot zover de ongelukkige verhouding Israël - Samaria in de dagen van Jezus. Rassenhaat en religieuze na-ijver. Kinderen van Abraham die ruzie maken. Wanneer je dan vrouw bent heb je nog een derde handicap. Want een vrouw in het Jodendom heeft een ondergeschikte plaats en een Samaritaanse vrouw is nog minder waard. Dat heeft te maken met traditie. Vrouwen moeten er zijn om voor een man te zorgen en kinderen groot te brengen. Verder mag je ze niet zien en niet horen. Het mag een lange inleiding schijnen maar het was nodig om u bij middel van die achtergrond iets te schetsen wat het verhaal van Johannes inhoudt. Ergens aan het begin van de prediking van Jezus is Hij op weg van Juda naar Galiléa en neemt gewoon de kortste weg die er is: deze die dwars door het land Samaria loopt. Je spaart er op die manier meer dan een halve dag stappen mee uit. Of dit de reden is kunnen we niet achterhalen uit wat de apostel Johannes ons beschrijft. Vermoeid van de reis zit Jezus aan de rand van een waterput, waarschijnlijk de beroemdste waterbron van Israël. Jaren geleden gebouwd door de aartsvader Jacob. We zitten dus op enkele kilometers van de hoofdstad Samaria in het kleine plaatsje Sichar. Dit is een zeer menselijk verhaal dat zich ontspint zich tussen Jezus en een Samaritaanse vrouw. De apostelen zijn er eerst niet bij, maar in de stad voedsel gaan kopen. Dit verhaal is meer dan een verkennend gesprek tussen een dorstige, vermoeide man die te drinken vraagt aan een vrouw. Water zal in wat volgt als een hoofdrol spelen in een veelbetekenend gesprek dat zich afspeelt bij een waterput, bij een bron. Een Samaritaanse vrouw en Jezus ontmoeten elkaar en zullen elkaar doorzien. Een pittig gesprek van een ketterse, zondige vrouw en die wondere man Jezus van Nazareth. Jezus, neemt het initiatief in dit gesprek en verbreekt hierbij taboes. Door te beginnen met een vraag stelde Jezus zich kwetsbaar op. Maar dat is dikwijls de manier waarop Jezus mensen benaderde: nooit opdringerig of vanuit de hoogte. Hij is niet meer dan een dorstige persoon, maar later zal de Samaritaanse beseffen dat van Hem een goddelijke gave komt: levend water met herscheppende kracht. Later zal ze weten wat de 'gave van de Geest' is die Hij in haar zal laten opborrelen. Voor dat water zal ze zich vrijwillig open stellen. Jezus heeft dorst en zegt tot de vrouw half gebiedend, half vragend: ”Geef mij te drinken.” - vers 7 De vrouw zal zich waarschijnlijk niet op haar gemak gevoeld hebben. Want deze vreemdeling is een onbekende voor haar, dat hoort zij aan zijn accent als Gallileër en ziet ze aan zijn klederen. Dat is géén Samaritaan. Maar ze is ook verbaasd en daarom haar vraag: waarom vraagt gij mij een
DE SAMARITAANSE 4
Samaritaanse te drinken. Ze weet dat een Jood niet uit dezelfde beker zal drinken waaruit een Samaritaan gedronken heeft. Doet hij dat, dan is Hij onrein voor een lange tijd en moet zich afzonderen uit de gemeenschap. Maar dat deert Jezus niet. Ook de wet van de Farizeeën deert Hem niet. Een visie die het volgende zegt: "Hij die teveel met een vrouw praat brengt onheil over hemzelf, want daardoor verwaarloost hij de studie van de Thora en zal uiteindelijk in Gehenna branden" (Aboth 1:5). (Niet te vergeten: Gehenna dat is geljk aan de Hel.) Toffe gasten nietwaar die Farizeeën! Dan krijgt ook een tekst als Jeremia 2:13 onmiddellijk een andere waarde, als de geestelijke leiders van het volk andere filosofieën nalopen hoe kan het volk dan het goede onderricht krijgen: “Want Mijn volk heeft een dubbel kwaad gedaan: Mij, de bron van levend water, hebben zij verlaten, om zich bakken uit te hakken, lekkende bakken, die geen water houden.” Wat de vrouw nog niet weet is dat Jezus mensen niet benaderd vanuit Joodse overleveringen of vanuit rassenvooroordeel. Maar Jezus maakt haar door zijn antwoord nog nieuwsgieriger dan tevoren. Hij zegt: "Als u de gave van God kende, en wist Wie Hij is Die tegen u zegt: Geef Mij te drinken, u zou het Hem hebben gevraagd en Hij zou u levend water gegeven hebben.” Dat gaat er bij de vrouw toch niet direct in. De put is diep, de man heeft geen emmer hoe kan Hij levend water ophalen? Je màg toch wel een beetje sceptisch zijn wanneer je zoiets hoort! Een mens moet toch niet alles geloven wat hem verteld wordt! Maar Jezus heeft het niet over het water uit de put. Hij weet wat Hij zegt! Is Hij niet groter dan de aartsvader Jacob die de put heeft laten uitgraven? Van het water dat Hij geeft, krijg je geen dorst meer. Het water des levens, dàt geeft je "eeuwig leven". Dit genezende water maakt de zondaar rein. Zoals de zondaar na zijn overtreding met een geestelijke kater blijft zitten en een gevoel van niet voldaan te zijn, zo zal wie het levende water dat Christus geeft, aan elke zondaar, voldoening geven. Je voelt je er goed bij, met dit water. Dat is natuurlijk niet onmiddellijk te begrijpen. Als mens weet men dat de zonde een zekere vorm van voldoening geeft, men zoekt juist zijn driften en genoegens op: datgene zich verschaffen
DE SAMARITAANSE 5
waardoor het van binnenin geen pijn meer doet. Men zoekt zijn eigen plezier te doen. Maar voldoening in de zin van rust geeft het niet. Wie geld zoekt in zijn leven wil er steeds meer. Wie seks zoekt verlegt steeds zijn grenzen. Wie macht en eer zoekt zal met zijn ellebogen werken totdat hij de ruimte heeft om zich goed te voelen, natuurlijk ten koste van anderen. De wet van de sterkste. Van dat soort al te menselijk water, krijg je steeds weer dorst. Je wilt er meer van, je bent verslaafd aan zonde. Echte rust vinden is er slechts bij wanneer je van Jezus levend water krijgt. Dit water overstijgt de tijdelijkheid van het aardse bestaan. Het is een water goed voor kinderen en ouderen, voor rijken en armen, voor mannen en vrouwen. Zoals God zonder vooroordelen is zo is ook dit levend water goed voor iedereen, het is universeel geneeskrachtig. Een water dat blijvende troost schenkt. Laat ons even bekijken wat er over dat levende water allemaal gezegd wordt. Het is "levend" water. Wellicht weet u het, of niet, maar water dat stilstaat, waar geen nieuwe zuurstof inkomt gaat kapot, dat water sterft als het ware. Zo ook is het ĂŠĂŠn aspect van Gods Geest dat hij de mens "levendig" houdt. De Geest maakt van de mens een dynamisch iemand, iemand waar power of kracht achter zit. Zo ook is een gelovige die zich door God niet laat voorzien van hemelse zuurstof, gedoemd om af te sterven. Het is ook water dat op een fontein lijkt. Wie door Gods genade is aangeraakt kan niet meer zwijgen over wat God aan hem gedaan heeft. Een gelovige zwijgt niet over die Geest die hij ontvangen heeft. Hij verbergt hem niet in zijn hart of zijn ziel maar laat de geest vermenigvuldigen. Want gezien dat water niet opraakt, wanneer je het uitdeelt, zal God dus dit water eeuwig in de gelovige in stand houden. We moeten even stilstaan bij de verzen 15 tot 19 Jezus ontmaskerd hier het geheim van de vrouw. Aan zijn manier van optreden heeft zij onmiddellijk in de gaten dat Jezus in ieder geval een profeet is. Iemand anders van Joodse komaf zou dat niet kunnen weten. Allen haar buren kennen haar toestand. Nu ineens, zonder een echte aanleiding gaat het gesprek in een andere richting uit. Jezus, gaat in zijn conversatie over religie praten en geloof het maar dat doet een man van Joodse oorsprong niet. De Samaritaanse stelt de juiste plaats van aanbidding ter discussie. Dat is al een oud zeer: er een groot verschil van mening tussen de Joden en de Samaritanen over waar de ware plaats van aanbidding is (vers 20). Jezus, maakt van de gelegenheid gebruik om haar duidelijk te maken dat dit niet het belangrijk punt is in godsdienst. De waarachtige aanbidding is niet gebonden aan een natuurlijke locatie op de wereldatlas. Ware godsdienst is te vinden in een conditie van de inwendige mens. Alle echte aanbidders die tot God willen komen om te aanbidden moeten door de inspiratie van de Heilige Geest daartoe geroepen worden. Vanuit de
DE SAMARITAANSE 6
menselijke geest alleen is dat onmogelijk: iedereen moet tot een hartsgesteldheid komen die God hem zal ingeven. Elke diepgewortelde vorm van religie heeft de Heilige Geest en de waarheid als basis. Deze zaken behoren niet tot de gewone man van de straat: daar moet je genade bij ontvangen om dit te snappen. Een laatste aspect is dat dit levend water beschreven wordt alsof dat er uit spuit: zoals in een echte fontein het geval is. De genade Gods is niet tegen te houden, er is geen tegenstand die er tegenover staat. Men kan zelfs een beeld schetsen van wat hier aan de hand is tussen de twee bedelingen van het Oude en het Nieuwe Testament. De put van Jacob is het Oude Testament dat mensen water geeft voor een tijd, maar nog niet in alles voldoening geeft. De Heilige Geest of de genade Gods, het levende water uit het Nieuwe testament geeft een zekerheid en rust van het geweten zoals nog nooit gekend was. Het is water waardoor je wedergeboren wordt. Daarom moet het steeds de roep van de kerk blijven zijn, mensen uit te nodigen dàt water te aanvaarden, te drinken om werkelijk gelaafd te worden. Er is niets beters dat de wereld kan geboden worden dan Gods genade. Want wie er van drinkt zal in zich een genade tot eeuwig leven voelen borrelen. We hebben daarom ook nog steeds de opdracht mensen tot Jezus te leiden. De zondaar en de ongelovige kunnen nog bij Hem terecht. Wie berouw oefent zal door de ware genezer van mensenzielen in zijn ziel gelaafd worden. In Hem is er nog steeds "heil". En "heil" in het Grieks van het Nieuwe Testament komt van het werkwoord "helen", “genezen” of “verzorgen.” Het levende water is het symbool van de Geest. We drinken geen ander water. Zodat dit water een afsterven aan de ik-zucht impliceert. Zich laven met dit water geeft een verkwikkende kracht. In het hart van de vrouw, en in het hart van ieder van ons kan die bron, waar we ons laven het gevoel geven dat we in eeuwigheid geen dorst meer hebben. Dit is het waar ondanks de wispelturigheid van het leven, ieder zijn geestelijke dorst kan bevredigen. Nu kun je maar echt Jezus zien als een profeet! Als we dat mogen ervaren is het als een bevrijdende vertrouwensrelatie. Het werkte voor de vrouw aan de put en voor ons die opgenomen zijn in de gemeente van de Heer. We weten dat we door Hem gekend zijn én aanvaard zijn ondanks al onze tekortkomingen en zondigheid. Als we dat overdenken dan zijn we aan Zijn hand op een weg gegaan van steeds maar groeiend geloof. Onze ontmoeting met Jezus heeft ons het Levend Water laten vinden en nu mag je het ook nog aan anderen aanbieden. Je bron zal niet opdrogen ze wordt steeds maar bijgevuld.
DE SAMARITAANSE 7
Men mag dus zeker de lof bezigen van de Samaritaanse vrouw: beeld dat ook de heidenen tot Gods gemeente kunnen behoren. Jezus, zit nog steeds aan de put en wacht tot iemand voorbijkomt. Hij neemt het woord. Hij neemt het initiatief. Hij maakt de mens nieuwsgierig naar eeuwig leven en geeft het ook aan wie het wil aannemen. Jezus, is nog steeds zoekende ĂŠn wachtende op zondaars die willen bekeerd worden. Voor allen die Zijn levend water willen drinken.
Zo zal de put in Samaria er ongeveer hebben uitgezien.
AMEN