OPENBARING HOOFDSTUK 20

Page 1

OPENBARING HOOFDSTUK 20

1

Openbaring hoofdstuk 20

Illustratie boven van onbekende tekenaar, uit een Amerikaanse Internetsite Onderaan van Franz Hanfstaengl, Jesaja 11:6, Gravure Copyright 1896 by Franz Hanfstaengl In bepaalde kringen van de bedelingenleer zegt men dat Jezus 1.000 jaar zal regeren op aarde en het zal zijn in de zin van de illustraties: vrede tussen mens en dier. Openbaring 20 zou dat bewijzen! Maar is dat wel de strekking van dat hoofdstuk?

Guido Biebaut, januari 2012, Alle rechten voorbehouden


OPENBARING HOOFDSTUK 20

2

Als inleiding: Dit is jaren oud en zal later nog bijgewerkt worden. Aangevuld maar niet gewijzigd, wat betreft de aanpak. Een vriend die weet dat we al enkele jaren met het boek Openbaring bezig zijn zegt ons dit zondermeer te publiceren. We begonnen toen met dat hoofdstuk 20 van de Apocalyps van Johannes. Ook als het voorgaande er niet aan vooraf gaat is het de moeite waard, zegt hij. En daarom is het hier te vinden zonder wijzigingen. De hoofdstukken 1-10 ook maar onvolledig zullen we na enkele herschikkingen in het document ook hier publiceren. Gods zegen toegewenst.

H. Bavinck zegt in zijn, ’Gereformeerde Dogmatiek’, deel 4, blz.636: “De sterkte van het Chilliasme schijnt nu wel het Oude Testament te zijn, maar feitelijk is dit niet zoo; het Oude Testament is beslist niet chilliastisch, het teekent in het Messiasrijk het voltooide Godsrijk, dat zonder einde is en eeuwig duurt, Dan.2:44, en dat door gericht, opstanding en wereldvernieuwing voorafgegaan wordt.” Openbaring hoofdstuk 20 In het onderstaande kader geven we de vertaling en de verwijsteksten uit het prachtige werk op het boek van de Apocalypse van C. van der Waal, ’Openbaring van Jezus Christus’, deel 1, Uitg. De Vuurbaak, 1971, blz.231-233. Het is een zeer letterlijke vertaling die bepaalde voordelen geeft bij studie maar niet echt leesbar is. Ze is bedoeld als studie van de tekst. Maar Openbaring is een boek dat zoals andere Bijbelboeken voorgelezen moet worden. Par.28 De rechtvaardiging der Kerk en de gerichten over de draak (20:1-10) 1 En ik zag een bode, nederdalende uit de hemel, dragende de sleutel van de (a) afgrond en een ketting, a zie bij 11:7 een grote, op zijn hand 2 En hij overweldigde de (b) draak, de slang uit den beginne, die is (c) wederpartijder en de satan. En hij bond hem voor (d)1000 jaren en wierp hem in de (a) afgrond

b zie bij 12:3,9

3 en (e) sloot af en (f) verzegelde boven hem opdat hij niet meer zou (g) verleiden de natiën, voordat voleindigd waren de (d) 1000 jaren. Daarna moet hij noodzakelijk losgelaten worden voor korte tijd.

e Jes.24:22 f verg. Dan.6:18 g Gen.3:13; Ps.2:1,8

c Zach.3:1; Job 1:6 ev.; 2:1 ev.; 1 Kron. 21:1 d Ps.90:4


OPENBARING HOOFDSTUK 20

3

4 En (h) ik zag: tronen! en er (i) gingen er op zitten (j) en recht werd verschaft aan dezen, die ik ook zag: de zielen der onthoofden om het (k) getuigenis van Jezus en om het Woord Gods, en degenen, die niet (l) aanbaden het (m) wil de dier, noch zijn (l) beeld, en niet aanvaardden het (n) kenteken op hun voorhoofd en hand! En zij (o) leefden en (p) heersten als koningen tesamen met (q) de Gezalfde , (d) 1000 jaren.

h Dan.7:9 i Dan.7:10,26 j Dan.7:22; zie bij 11:18 k zie bij 1:9; 19:10,13 l zie bij 13:14,15 m zie bij 13:1 n zie bij 13:16 o Ez.37:10; Jes. 26:19;Dan.12:2 p Dan.7:27 q Ps.2:2; zie bij 11:15

5 De overgeblevenen der (r) doden leefden niet, voordat voleindigd zijn de (d) 1000 jaren. Dit is de(s) opstanding, de eerste.

r Jes.26:14

6 (t) Gelukkig en (u) heilig hij, die ’n (v) deel heeft in de (s) opstanding, de eerste. Over dezen, de tweede dood heeft er geen volmacht over, maar zij zullen zijn: (w) priesters van God en van (q) de Gezalfde; en zij zullen (p) als koningen heersen samen met Hem, de (d) 1000 jaren.

t zie bij 1:3 u zie bij 22:11,21 v Num.18:20; Deut. 10:9; 18:1,2; Ps 16:5; 73:26; 142:6; Dan.12:13 w Ex.19:6; Jes.61: 6,10

7 En wanneer voleindigd zijn de 1000 jaren, zal losgelaten worden (c)de satan uit zijn (x) huis van bewaring

x Jes.24:22

8 en zal hij uitgaan om te (g) verleiden de natiĂŤn aan de (y) vier-hoeken-van-het-land: de (z) Gog en Magog; om te (a) vergaderen hen tot de oorlog, en hun aantal, (b) als het zand der zee.

9 En zij (c) gingen op over de breed te van het land en (d) omringden (e) de legerplaats der (f) heiligen en de (g) stad, de geliefde.

s Jes.26:19; Ez. 37:10 ev.; Dan. 12:2

y Ez.7:2; verg.Jes 11:12 z Ez.38:2 ev.; 39: 1,6,10 ev.; Gen.10:2 a zie bij 16:14 b Joz.11:4; Richt. 7:12; 1 Sam.13:5 c Hab.1:6; Ez.38: 9,16; 2 Kon.18: 17; Ps.48:5 d 2 Kon.6:15; Ps.


OPENBARING HOOFDSTUK 20 (h) En er daalde vuur uit de hemel neer en verslond hen

10 En de (i) wederpartijder, de(j) van hen, werd geworpen in de poel van het (k) vuur en de zwavel, alwaar ook het (l) wilde dier en de (m) valse profeet; en zij zullen gekweld worden (n) dag en nacht tot in de eeuwen der eeuwen.

4 27:3; 118:10ev. e Num.2 enz. f Dan.7:18,22,25,27 g Ps.78:68; 87:2,3 132:13;Jer.11:15 h Lev.10:2; Num. 16:35; 2 Kon.1: 10,12; Ps.11:6; Ez.38:22; 39:6 i zie bij vs.2 j zie bij vs.3 k Gen.19:24; Ps. 11:6; Ez.38:22; zie bij 14:10 l Dan.7:7 ev. m zie bij 16:13 n Jes.34:10; zie bij 14:11

Par.29 Het gericht over de overgeblevenen der doden en de dood(20:1115) 11 (a) En ik zag een troon, groot,wit, en Hem, die zetelt daarop, (b) voor Wiens aangezicht wegvluchtte het land en de hemel, en (c) geen plaats werd gevonden voor hen.

a Dan.7:9; zie bij 4:2 b Ps.114:3,7; Jes. 13:13; 34:4 c Dan.2:25

12 En ik zag de doden (d) de groten en de geringen staande v贸贸r de (a) troon; (e) en boekrollen werden ge opend. En een andere (f) boekrol werd geopend, die is die des levens en (g) geoordeeld werden de doden volgens wat geschreven was in de (e) boekrollen: (h) naar hun werken.

d verg.Ps.115:13; 2 Kron.15:13; Jer.5:4,5; 6: 13; 16:6 e Dan.7:10;Mal.3: 16 f Ps.69:29; Dan. 12:1; Jes.4:3; Ez.13:9 g Ps.9:9,20; 82:8; Ez.36:19; Jes. 26:14 h Ps.28:4; 62:13; Jer.17:10; zie bij 2:23 en 22: 12

13 En (i) terug gaf de zee de doden inhaargebied; en de (j) dood en het dodenverblijf gaven terug de dodeninhungebied; en zij werden

i verg. Amos 9:3 j Jes.25:8; Amos 9:2; zie bij 6:8


OPENBARING HOOFDSTUK 20

5

geoordeeld, ieder (e) naar hun werken 14 En de (j) dood en het dodenverblijf werden geworpen in de poel des (k) vuurs. Deze dood, de tweede, is hij: de poel des vuurs.

k zie bij 14:10; 20:10

15 En wanneer iemand (f) niet gevonden werd in de boekrol des levens opgeschreven, geworpen werd hij in de poel des (k) vuurs.

We citeren uit ’Het Zoeklicht’, 17 oktober 1998, blz.9 waar we een gesprek vinden met J. Koppelaar: “Die Donatisten, de wederdopers, waren de eersten, althans voor zover we weten, ik heb nooit elders een spoor ervan kunnen vinden, die de eerste opstanding van Openbaring 20 vergeestelijkten. Augustinus nam dat van hen over, merkwaardigerwijs. Hij had respect voor de geleerdheid van Tyconius. Welnu, die opvatting is toen de kerk ingedragen en heeft tot op de dag van vandaag voor een groot deel van de gemeente op aarde de sleutel der kennis aangaande de toekomstleer weggenomen.” Openbaring hoofdstuk 20 ligt volgens de meeste verdedigers van een toekomstig Koninkrijk in het nabije verschiet. Het komt er in de leer van de bedelingen slechts na een eerste onzichtbare komst van de Heer, gevolgd door een tweede zichtbare zeven jaren later. In die tussentijd regeert de antichrist. Bij die tweede zichtbare komst zal Gods rijk op aarde opgericht worden voor letterlijk duizend jaren en Christus regeert dan zichtbaar en letterlijk in Jeruzalem of in de wolken erboven. Er zijn nog andere visies op het duizendjarig rijk die we niet bespreken. O.a. deze van de Zevendedag Adventisten voor wie de aarde in het duizendjarig rijk alleen bewoond is door Satan. Zie het slot van dit hoodfstuk waar vier visies op dit hoofstuk vergeleken worden met elkaar. J. Schouten schrijft in ’Het Zoeklicht’ van 16 juni 1996, blz.15: “Eén van de meest omstreden zaken in de heilsverkondiging is de boodschap van het duizendjarig Vrederijk. Dat is niet altijd zo geweest. Want wie onbevangen de Schrift leest, komt dat rijk op veel plaatsen tegen. We vinden het in de boeken van Mozes en in veel profetenboeken. De psalmisten zingen er van. De Here Jezus heeft er dikwijls over gesproken, het was de kern van Zijn boodschap: “De tijd is vervuld en het Gods Koninkrijk is nabijgekomen. Bekeert u en gelooft het evangelie.” In Handelingen 1 vs. 6 vragen de apostelen aan de Here wanneer dit rijk gaat beginnen. Zij hebben heel goed naar de prediking van de Here geluisterd.” Op de site http://notdeceived.net/dutch.shtml van Internet vinden we volgende inleiding tot het 20st hoofdstuk van Openbaring: “14. Het duizendjarig Rijk. Er bestaan ten aanzien van het duizendjarig Rijk een aantal verschillende visies. We zullen hier alleen die visies noemen, die gekenmerkt worden door de plaatsing in de tijd, welke men aan het duizendjarig Rijk toekent. Als eerste de visie a) die het duizendjarig Rijk in het verleden ziet, dus op enigerlei wijze als reeds gebeurd. Als tweede de visie b) die het duizendjarig Rijk in het heden plaatst. In die visie moeten de gebeurtenissen in het duizendjarig Rijk dus in de min of meer recente geschiedenis en ook in


OPENBARING HOOFDSTUK 20

6

het nieuws van vandaag kunnen worden aangewezen. Tenslotte visie c) die het duizendjarig Rijk als nog toekomstig ziet. Visie a) is wel de meest problematische van deze drie. Als deze visie waar is, zou dat betekenen dat b.v. de opstanding der martelaren uit vers 4 reeds heeft plaatsgehad. Het zou ook betekenen dat het laatste oordeel uit de verzen 11 – 15 reeds heeft plaats gehad. Voor een ieder, die met een zekere dosis gezond verstand deze dingen beziet, is het duidelijk dat een periode als beschreven in Openb. 20 nog nimmer in de geschiedenis heeft plaatsgevonden. Het moet vele dispensationalisten als positief nagegeven worden, dat zij dit (m.i.) duidelijk onderscheiden hebben. Daar staat weer als negatief tegenover, dat in een bepaalde dispensationalistische uitleg het Koninkrijk Gods als iets gezien wordt, dat reeds ten tijde van Jezus’ omwandeling geopenbaard werd. Daarna werd het echter door de Joden verworpen en nam het, althans voor de tegenwoordige tijd, een ander karakter aan. De christelijke gemeente heeft in deze (dispensationalistische) visie geen deel aan de vorm van het koninkrijk, waarin het door Jezus geopenbaard werd. Het behoeft geen betoog, dat deze koninkrijksvisie niet met de bijbelse gegevens overeenkomt. Meer over de onjuistheid van de dispensationalistische koninkrijksopvatting à la Darby is te lezen in de artikelen 15 en 16 in de serie “De Toekomst volgens Gods Woord” op http://notdeceived.net/dutch.shtml . Visie b) op het duizendjarig Rijk is in het licht van het bovenstaande evenmin houdbaar. Niet alleen heeft de opstanding der martelaren nog nooit plaatsgevonden, maar ook is een duizendjarige Christusregering, waarbij de satan de volken niet meer tot de oorlog zou verleiden, nog niet voorgekomen.. Integendeel, met name de beide wereldoorlogen in de eerste helft der twintigste eeuw spreken voor wat de recente geschiedenis betreft een heel andere taal. In veel kerkelijke kringen was, althans in het verleden, visie b) tevens de gangbare visie betreffende het koninkrijk. Men zag de zichtbare kerk met zijn uiterlijke vorm, zijn machthebbers en prelaten, als de uitdrukking van het Koninkrijk Gods *). Gelukkig zijn daar de laatste tijd kenteringen te bespeuren. Visie c), die het duizendjarig Rijk als nog toekomstig ziet, heeft m.i. de beste papieren. Het is de visie, die het meest aan het gezond verstand en de letterlijke uitleg tegemoet komt. Men hoeft zich niet in allerlei bochten te wringen om de gebeurtenissen in Openb. 20 op de één of andere wijze met de geschiedenis in overeenstemming te brengen, maar men kan het lezen en nemen zoals het er staat. Tevens komt men in lijn met de bijbelse gegevens betreffende het Koninkrijk Gods. Dit koninkrijk is nog steeds niet geopenbaard, maar zal openbaar worden bij en na de komst van Jezus, zoals ook bij het blazen van de zevende bazuin gezegd wordt. Het hoofdstuk over het duizendjarig Rijk in Openb. 20 is van een verrassende helderheid en duidelijkheid. Er worden geen beelden of symbolen gebruikt, zoals elders in de Openbaring. De tijdsvolgorde van gebeurtenissen, die elders in de Openbaring soms wat problematisch kan zijn voor de lezer of uitlegger, is hier volkomen duidelijk. In die zin is het eigenlijk een wonder, dat er zolang uitleggingen hebben standgehouden, die de gebeurtenissen van Openb.20 in het verleden of eventueel in het heden hebben gezocht. Ongetwijfeld komt dit door allerlei pogingen tot uitleg, waaraan fouten kleefden, zoals b.v. de pogingen om de gehele tot dusver bekende geschiedenis in de Openbaring terug te vinden. Of door de allegorische methode van uitleg, die zoveel mogelijk met zinnebeelden probeert te werken. In die uitleg probeerde men ook Openb. 20 te verzinnebeel-


OPENBARING HOOFDSTUK 20

7

den, wat uiteraard grote moeilijkheden oplevert, omdat het over uitermate concrete dingen gaat, die in feite niet zinnebeeldig zijn op te vatten zijn **).� We komen op de symbolische interpretatie toch terecht in tegensteling tot de stelligge negering ervan door deze schrijver. Zie verder. Zij die geloven dat er een nog toekomstig rijk van duizend jaren komt na de komst van de Heer zeggen dat er volgende dingen over te noteren vallen: 1) Satan is duizend jaar gebonden in deze periode: Bultema blz.279 / Biederwolf blz.694 / Scofield blz.1350 2) Jezus regeert als Messias in Jeruzalem: Bultema blz.274 / Biederwolf blz.702 / Scofield blz.1227 3) Het is een wereldwijd koninkrijk: Bultema blz.276 / Biederwolf blz.307 / Scofield blz.600 4) Opstandige Joden of opstandige heidenen sterven: Bultema blz.279 / Biederwolf blz.135 / Scofield blz.769 5) Gelovige Joden zijn de kern van het land IsraÍl: Bultema blz.274 / Biederwolf blz.117 / Scofield blz.861 6) Christus brengt vrede over de ganse wereld: Bultema blz.249 / Biederwolf blz.188 / Scofield blz.977 7) De oogst van de aarde is als nooit tevoren: Bultema blz.275 / Biederwolf blz.61 / J. de Heer blz.248 8) Jeruzalem en de nieuwe tempel is het centrum van alle aanbidding: Bultema blz.268 / Biederwolf blz.198 / Scofield blz.885 9) Deze regering duurt letterlijk duizend jaren: Bultema blz.276 / Biederwolf blz.696 / Scofield blz.1349 We kunnen deze conclusies niet aanvaarden omdat men te ver afwijkt van wat er werkelijk in de tekst staat. Er zijn door deze schrijvers, waarvan de beide laatste geloven in de leer van de bedelingen, enkele fantasierijke conclusies gelezen in Openbaring hoofdstuk 20. Want er zijn een reeks termen die daar niet gebruikt worden en die er door hen toch worden ingelezen en er tussen gewrongen met alle geweld. Welke zaken o.a. NIET genoemd worden in Opb.20:1-6 1) De Wederkomst van Jezus 2) De opstanding uit de graven 3) Een Messiaans rijk op aarde 4) Jeruzalem is de hoofdstad van de wereld 5) De letterlijke troon van David 6) Het Joodse volk is opnieuw verkozen tot het belangrijkste volk 7) Herstel van de tempel in Jeruzalem 8) Een koninkrijk van vlees en bloed, eten en drinken 9) Allen die gered zijn vertoeven letterlijk op aarde, of/en anderen besturen in geestelijke zin vanuit de hemel 10) Herstel vijandschap mensen en dieren 11) Wie in opstand komt zal sterven 12) Huwelijken en geboorten van kinderen


OPENBARING HOOFDSTUK 20

8

13) Christus die regeert van op de aarde 14) Een voorafgaande Wederkomst zeven jaar voordien 15) Een voorafgaande tempelbouw waar de Antichrist aanbeden wordt 16) De nabijheid van al die zaken Is dat geen rare zaak? Is dat oprecht bijbellezen? Iets over het punt 12; over huwelijken en geboorten van kinderen na de opstanding in de Nieuwe hemel en aarde. Men verwijst ons daarvoor naar Jes.65:57-20 ter ondersteuning. Maar gezien Christus uitvoerig ingegaan is op deze zaak en Hij de norm is hoe we de Schrift dienen uit te leggen mag dit gedeelte niet letterlijk gelezen worden. Want de Heer zegt over de opstanding toch dit: “Immers, in de opstanding huwen zij niet en worden zij niet ten huwelijk genomen, maar zij zijn als engelen in de hemel.” Mat.22:30. “Jezus sprak tot hen: Dwaalt gij niet daarom, dat gij de Schriften niet kent noch de kracht Gods? Want wanneer zij uit de doden opstaan, huwen zij niet, en worden zij niet ten huwelijk genomen, maar zij zijn als engelen in de hemelen.” Marc.12:24,25. “maar die waardig gekeurd zijn deel te verkrijgen aan die eeuw en aan de opstanding uit de doden, huwen niet en worden niet ten huwelijk genomen.” Luc.20:35. Men tracht ons ook nog uit te leggen dat die duizendjarige regering noodzakelijk is om de profetieën te vervullen. En daarvan is Jesaja 2:2-4 een schoolvoorbeeld bij het vorige punt drie. Maar dat is een onmogelijke exegese van die tekst. Deze hieronder echter wel. Jes.2:2-4: vervulling sinds Pinksteren Profetie Jes.2:2-4

Voorspelling door Jezus

1) Laatste der dagen (v.2a)

In Zijn dagen komt het Koninkrijk in kracht Marc.9:1

Vervulling Eph.2:11-18

Vroeger waren we zonder God maar “nu” Hem genaderd (v.2:11-13) _________________________________________________________ 2) Huis des De Heer bouwt zijn Kerk Alle volkeren Heren Mat.16:18,19 kunnen medestaat vast burgers worden (v.2b) in het éne bouwwerk (v.2:19-22) _________________________________________________________ 3) Volkeren Vanaf Pinksteren moeten “Thans” kan en natiën alle volkeren het evanelk volk (v.2c) gelie gepredikt worden tot God Mat.28:19, daarna Samakomen door ritanen Hand.8:5-7 en het bloed van


OPENBARING HOOFDSTUK 20

9

als laatste Heidenen Christus Hand.10:34-36 (v.2:14) _________________________________________________________ 4) Huis van In de gelovigen zullen De gemeente God (v.3a) God, de Zoon en de Geest is de tempel wonen Joh.17:20-23 van God (v.2:21) _________________________________________________________ 5) Wet uit In Jeruzalem is letterlijk “mede geSion de eerste maal het evangebouwd” tot (v.3b) lie gehoord Luc.24:27 woonstede Gods (v.2:22) _________________________________________________________ 6) Natiën Alle gelovigen worden één Er is slechts onder gekudde Joh.10:16 één gemeente richt Mijn schapen horen Mijn bestaande uit (v.4a) stem (Joh.10:27,28) zowel Joden als Heidenen (v.2:14-16) _________________________________________________________ 7) Geen oorZalig de zachtmoedigen Er is vrede log meer Mat.5:5 onder de volonder de Zalig de vredestichters keren (v.14) volkeren Mat.5:9 Vrede over (v.4b) Zalig de vervolgden om wie “ver” der gerechtigheid wil is of Mat.5:10 “dichtbij” (v.2:18,19) ’Talmage’, de theoloog van de Mormonen, schrijft blz.371, 372: “Gedurende het gehele duizendjarig rijk zal het proces der wedergeboorte voortgang vinden. De maatschappij zal gezuiverd worden; natiën zullen in vrede bestaan; oorlogen zullen ophouden; de wreedheid van de dieren zal bedwongen worden; de aarde, in hoge mate van haar vloek bevrijd, zal een rijke oogst voortbrengen; en de planeet zal worden verlost. De laatste stadia van dit vernieuwingsproces der natuur zullen pas bereikt worden wanneer de gezegende tijd van het millennium verstreken is.” Maar dat lijkt ons niets meer dan de leer van de bedelingen maar nu uitgesmeerd over een periode van 1000 jaar.

Openbaring hoofdstuk 20. De leer volgens de Kerkvaders. Wat zij daaromtrent zeggen J. Koppelaar zegt in ’Het Zoeklicht’, 17 oktober 1998, blz.10: “Het was ook een schok voor me om te vernemen dat Augustinus de eerste theoloog was die - door zijn exegese van Openbaring 20 - deze lijn in de kerk definitief heeft veranderd. Dat is heel verdrietig. De sleutel tot het verstaan van de toekomst in profetisch licht is de kerk daarmee ontnomen. Zeg mij hoe u Openbaring 20 leest en uitlegt en ik zal u zeggen hoe u de rest van de toekomstprofetie van de Schrift uitlegt.”


OPENBARING HOOFDSTUK 20

10

Walvoord (blz.133, 134) geeft over de leer van de vroegere Kerkvaders met betrekking tot het Millennium volgend commentaar: “De vraag is opgeworpen naar wat de vroege Kerk hierover geloofde. Onderzoek van het Nieuwe Testament en ook de buitenbijbelse geschriften leren dat in de eerste eeuw er geen a-millennialisten waren. In werkelijkheid waren vele vroege Kerkvaders aanhangers van de leer van het pre-millennialisme... Behalve Barnabas... Maar vele Kerkvaders hebben zich niet uitgesproken over het onderwerp... Ook in de tweede eeuw is er tot het jaar 190 geen enkele a-millennialist... Sommige van hun uitspraken kunnen niet gedeeld worden in alle details... Twist ontstond tussen beide partijen het begin van de 3de eeuw.” Dit is een simplificatie van een ingewikkeld probleem en is daarom slechts een rookgordijn om de werkelijke visie van de Kerkvaders niet zichtbaar te laten. De feiten staan hieronder. Wat wij hierover zeggen a) In tegenstelling tot de leer van de bedelingen leren de Kerkvaders dat de Kerk beschreven is in het boek Openbaring hoofdstukken 4 tot 20 en niet de Joden. b) De Kerkvaders leren dat de grote verdrukking vóór de opstanding van de gelovigen en ongelovigen plaats zal vinden. En dat de Kerk in deze periode van verdrukking op aarde is. De leer der bedelingen zegt het anders. (Zie bijvoorbeeld R. Gundry, ’The church and the tribulation’, Zondervan, 1973, blz.173-184.) c) Het merendeel van de vroege Kerkvaders leren dat het toenmalige Romeinse Rijk het laatste is op aarde en dat op het einde ervan (of om het te beëindigen) Christus wederkomt. Ireneus zou bij dezen gerekend kunnen worden. Maar ook Tertullianus laat na de ketterij van Montanus verlaten te hebben zich hierover uit. Dat is het slot van de 2de eeuw. d) De Kerkvaders die geloven in het Duizendjarig Rijk leren dat de Kerk (bestaande uit Joden en Heidenen) er op geestelijke wijze regeert en niet een nog te herstellen Joodse natie. e) Berekeningen zoals in zovele kringen van moderne leraars van het Millennium zijn regelmatig gebaseerd op het dag = jaar principe. Zoiets zou onmogelijk zijn voor Kerkvaders. Daar is geen aanleiding toe vanuit de Schrift, want ze leren dat zij reeds leven in de eindtijd. Voor de Kerkvaders is 1260 dagen werkelijk te rekenen in dagen, tenzij men het ziet als de helft van 7 jaar. En dan is 1260 dagen symbool van een onvoltooid, menselijk gesproken, moeilijke tijd. En daarom ook een historische nota. Het principe van één dag = één jaar in bijbelprofetie is een uitvinding van Joodse bijbelgeleerden vanaf de 9de eeuw. Het begon met Nahawendi en Saadia. Later overgenomen door o.a. Jeroham en Hakohen (10de eeuw), Rashi (11de eeuw), Nahmanides (12 eeuw) en Abranavel in de 15de eeuw. De eerste christen die het aannam was Joachim de Flores, een Katholiek uit de 12de eeuw, die later als ketter veroordeeld werd. We mogen dus niet redeneren zoals dezen uit de 9de eeuw en hun interpretatie transponeren op wat de Kerkvaders zouden gezegd of beweerd hebben. Dat is vervalsing van de geschiedkundige feiten. Kerkvaders redeneerden aan de hand van bijbelchronologie, gebaseerd op de Septuaginta-tekst. f) Er zijn slechts enkele Kerkvaders die geloven dat de 70ste week toekomstig is. Volgens de Kerkvaders is die week dan de week van de Messias en niet van de antichrist. Zie o.a.: Tertullianus, Athanasius, Cyrillius van Jerusalem, Polychronius en Augustinus. En dezen die geloven dat het gescheiden is van de andere 69 weken, denken hierbij aan een vervulling binnen een korte periode van hooguit enkele honderden jaren. Niemand van hen zou een periode van 1960 jaar en meer hebben kunnen inschatten.


OPENBARING HOOFDSTUK 20

11

g) Geen enkele van de Kerkvaders heeft geleerd, of zou kunnen aannemen, dat het Joodse volk thans in een tussenperiode leeft en dat God hen in de toekomst allemaal zou bekeren. Niemand van hen zou kunnen aannemen, geloven en leren dat God Zijn verbond met Israël voor een tijd zou hebben opgeschort en dat dit verbond later zou hersteld worden. h) Kerkvaders leren dat de Kerk van Joden en Heidenen het nieuwe volk is van God en dat een profetie die nog te vervullen, is door de Kerk geestelijk of letterlijk zal vervuld worden. Dat leren Barnabas (begin 2de eeuw) en Justinus (einde 2de eeuw). i) En gezien het Joodse volk als natie niet méér voorrechten heeft tegenover andere volkeren, maar dat de Kerk haar plaats heeft ingenomen (voortgezet) sinds Pinksteren zullen aan Israël in de toekomst geen aparte voorrechten door God verleend worden. De Kerk “continueert” waar de rechten van Israël stopten. j) Men mag niet de indruk wekken, bij wie de Kerkvaders niet zelf hebben geraadpleegd, dat ze allen op dezelfde lijn zitten want niets is minder waar. Er zijn verscheidene varianten op hun leer van de duizend jaar. Iemand, wiens naam ons ontsnapt, merkte hierbij op: het is als in een Amerikaans ijssalon, je kan er ijs krijgen in 31 verschillende smaken. Victorinus had de gedachte ontwikkeld dat het Millennium een sabbattijd was, berekend volgens de chronologie van de Septuaginta. 6000 jaar vanaf Adam tot de Wederkomst van Christus, daaropvolgend 1000 jaar. (Jehovah’s Getuigen leerden tot enkele jaren terug hetzelfde, gebaseerd op hun eigen chronologie). Methodius beweerde dat het Millennium een oordeelstijd was voor de mensen. Dat leren ook de meeste moderne Millennialisten. Een klein aantal onder hen zei dat Jeruzalem zou herbouwd worden, maar het merendeel leerde dat het Hemelse Jeruzalem op aarde zou regeren. Tegen de tijd van Lactantius (die ook de leer van 7000 jaren aannam) dacht men over het tijdperk van het Millennium als dat de afstammelingen van de getrouwen zouden heersen over de afstammelingen van de ongelovigen. Een tijd van eten en drinken. k) Slechts drie Kerkvaders kunnen genoemd worden, waaronder Hippolytus als de belangrijkste, die leren dat de 70ste week gescheiden is van de 69 andere weken in Dan.9:24-27. En die 70ste week stond op het punt aan te vangen. Het Romeinse systeem werd gezien als de antichrist zelf of de voorloper ervan. En volgens enkelen zou die ook wel eens een Jood kunnen zijn. En hier een opmerking. Met vergeet in de kringen van de bedelingen enkele dingen te zeggen over deze Hippolytus. Daarom twee punten. Ten eerste; hij verwacht de Wederkomst volgens zijn berekeningen vóór het jaar 500 na Chr.. Ten tweede; hij leerde dat de 69 weken een periode omschrijven van de tijd van het eerste jaar van Cyrus tot aan de incarnatie van Christus. Dat blijkt dus méér dan vijfhonderd dertig jaar te zijn waar er eigenlijk slechts 463 jaar zijn. Of de cijfers zijn symbolisch? Hij heeft dus ook een verkeerde chronologie. Voor mensen uit de bedelingen is hij dus géén goed voorbeeld, maar dat verzwijgt men in dit verband! l) In de 3de en 4de eeuw hadden sommige kerkvaders een zodanige afkeer gekregen van de aardse, wellustige eten-en-drinkende voorstellingen van het duizendjarig rijk dat men twijfelde aan de apostolische oorsprong van het boek Openbaring. Zo o.a.; Dionysus van Alexandria (stierf 265), Cyrillus van Jerusalem (stierf 386), Gregorius van Nazianzen (stierf 389) en waarschijnlijk Chrysostomos die Openbaring nooit citeert. Er was zelfs een lokaal concilie einde 4de eeuw dat het boek afvoerde van de bijbelcanon. En toen kwam Augustinus met een nieuwe geestelijke verklaring van het boek, in het bijzonder hoofdstuk 20. Ter illustratie wat Papias, zogezegd een leerling van de apostel Johannes, zei over het toekomende rijk (we korten zijn verhaal lichtjes in): “wijnstokken zullen elk


OPENBARING HOOFDSTUK 20

12

tienduizend takken hebben, aan elke tak groeien tienduizend trossen en elke tros omvat duizend druiven.” Letterlijk of symboliek. En Nepos (midden 3de eeuw) een Egyptische tegenstander van Origenes doet niet voor Papias onder bij het beschrijven van de geneugten van het Rijk. Volgens Commodianus zullen de heiligen in het duizendjarig rijk nog kinderen hebben en zullen de heidenen die opstaan uit de doden hun dienaars zijn. Aan de grondslag van de lering van Augustinus ligt een bijbels beginsel van het NT: er is een contrast tussen wat boven is en dat wat onder is (Col.3:2). Want het wereldse zal uiteindelijk totaal verdwijnen (1 Cor.7:31). De dingen uit de wereld zullen vergaan (2 Pet.3:11). m) Men heeft het in de kringen van de bedelingen steeds over Augustinus die de kerk in een verkeerde richting zou geleid hebben door een “vervangingstheorie” uit te dokteren. Die zegt dat de Kerk het oude Israël heeft vervangen. Mogen we de lezer verwijzen naar een boek dat alhoewel vluchtig ingaat op deze problematiek, duidelijk toont dat deze stelling van de bedelingsleer hier een foutieve interpretatie heeft. Zie hiervoor door J. van der Velden, ’Israël en het Anti-semitisme’, Uitg. De Groot Goudriaan, 1990. Hij noemt onder de verdedigers van de “vervangingsleer” kerkvaders vanaf het einde der 1ste eeuw en verder tot aan Augustinus toe. Daaronder; Ignatius van Antiochë, de Brief van Barnabas, Justinus de martelaar, Melito van Sardes, Cyprianus, Origenes, Tertullianus en de tijdgenoot van Augustinus, Johannes Chrysostomos. De schrijver van het boekje zegt zelf (p.64) dat we geen vervanging mogen leren wat we totaal oneens zijn met hem alhoewel vervanging niet het juiste woord is. n) Over Augustinus willen we nog iets apart zeggen. Men spreekt over hem alsof hij de boeman is die alles heeft verdorven. Een citaat in dat verband: “Volledigheidshalve zij opgemerkt, dat de hierop volgende kursief gedrukte en puntsgewijze weergegeven uitleg van Openb. 20:1-6, die de eerste opvatting weergeeft, is ontleend aan “De korte Verklaring op het boek Openbaring” van de hand van prof. dr. S. Greydanus en aan de brochure “Het Chiliasme”, uit de reeks “Ons Arsenaal”, van prof. J. Waterink, destijds predikant te Zutphen. Beiden volgen Augustinus vrij getrouw. Op elk onderdeel van hun verklaring laat ik direkt de tweede opvatting volgen” (wij onderstrepen). Dat schrijft één van de Broeders J.G. Fijnvandraat in ’Het Vrederijk moet komen’, Medema, z.j., blz.2. Dit is een voorbeeld van iemand die de opvatting van Augustinus niet kent naar behoren, maar zo zijn er honderden. Waarschijnlijk zegt men elkaar op dit gebied gewoon maar na. Er is zelfs nog meer te zeggen; indien u iemand kent die Augustinus en zijn leer over Openbaring nog leert zoals het in zijn ’De stad Gods’ staat, laat het me weten, want dat is dan de eerste die we zelf zullen ontmoeten, horen of lezen. Er zijn er géén, omdat Augustinus een zeer merkwaardige uitleg heeft die tijdsgebonden is. Vereenzelvig dus iemand zoals Greydanus, Waterink, duizenden anderen en mijzelf niet als Augustinianen. De korte beschrijving van wat Augustinus leerde staat in C. van der Waal, ’Openbaring van Jezus Christus’, deel 1, Uitg. De Vuurbaak, 1971, in het hoofdstuk over het Millennium. Daarom een opmerking van G.C. Berkouwer en wat hij zegt over Origenes, maar het kan evengoed voor enkele uitleggers van vandaag gezegd worden. Hij schrijft in, ’De wederkomst van Christus’, deel II, Kok, 1963, blz.95: “Origenes bestreed - spiritualistisch - niet alleen het chiliasme, maar ook de resurrectio carnis. Belangrijk is echter het feit, dat de kerk de resurrectio carnis met de grootste nadruk beleed en tegelijkertijd het chiliasme afwees. Er moet dan ook een ander motief liggen in deze afweer, die niet uit spiritualisme te verklaren valt.” Het is boeiend dit allemaal zelf te onderzoeken en na te gaan. We noemen enkele standaardwerken.


OPENBARING HOOFDSTUK 20

13

D.H. Kromminga, ’The Millennium in the church’, Eerdmans, 1945, blz.267-279 geeft de korte inhoud van het boek over de Kerkvaders. L.E. Froom, ’The Prophetic Faith of our Fathers’, 4 delen. Uitgave van een theoloog uit de Zevendedag Adventkerk zoals er geen ander ter vergelijking op de markt is. Uitgever is Review and Herald, de eerste uitgave verscheen in de jaren 50. (Bijna 5000 bladzijden “buitengewone” lectuur. Voor de Kerkvaders natuurlijk slechts deel 1.) Er verscheen van de Franse (Zwitserse) Adventist Alfred Vaucher 4 delen, ’Lacunziana’ (genaamd naar de Jezuït Lacunza van 1731-1801) maar dit gaat grotendeels over latere visies over het Millennium en niet zozeer over de Kerkvaders.

Openbaring hoofdstuk 20, enkele opmerkingen vooraf bij de studie ervan 1) Openbaring staat gevuld met symbolische, figuurlijke en metaforische taal. Bijvoorbeeld in hoofdstuk 20: een ketting, een sleutel, binden van Satan, een put om Satan in te stoppen, een deksel enz... Ter illustratie een voorbeeld uit het OT van wat symboliek is, want ook daar staat het vol van dergelijke taal in verband met Gods oordeel. Jes.34:4,5: “Al het heer des hemels vergaat en als een boekrol worden de hemelen samengerold; al hun heer valt af, zoals het loof van de wijnstok en zoals het blad van de vijgeboom afvalt. Want mijn zwaard is in de hemel dronken geworden; zie, het daalt neer op Edom en ten gerichte op het volk dat door mijn banvloek werd getroffen.” Zoek dit niet letterlijk uit te leggen, want dan loopt het allemaal verkeerd. Zo ook meestal in Openbaring. En gezien zoals we lezen in één Bijbel (de appendix in de Griekse tekst van B. Westcott en F. Hort) dat er ongeveer 450 verwijzingen of gelijkenissen zijn met het OT in het boek Openbaring, is voorzichtigheid bij de studie van dat boek een noodzaak. 2) En ook getallen (zoals het getal 1000) zijn regelmatig symbool in de Bijbel, vb. Ps.90:4 / 1 Cor.4:15 / 14:19 / 2 Pet.3:8. Personen en zaken worden in Openbaring dikwijls in “heilige” of “aardse” getallen weergegeven. Voorbeelden: 7 Geesten Gods = volheid van Gods Geest. 7 gemeenten = volledige gemeente Gods (Opb.1:20). Het beest met 7 koppen en 10 hoofden = volheid van afvalligheid en opstandigheid tegenover God Opb.17:9-13. 7 plagen = Gods volheid van toorn Opb.16. In Opb.7:1: 4 engelen = Gods volledige bescherming 4 hoeken = ganse aarde 4 winden = volheid van Gods toorn. 3) De boodschap van Openbaring is doorgegeven aan de “dienstknechten.” Dat is in het NT steeds een naam voor Gods gemeente = de Kerk. Aan een andere groep van gelovige “dienstknechten” wordt niets geboodschapt. Er is trouwens geen andere groep. Alle gelovigen zijn als één voorgesteld, zoals alle ongelovigen ook als één zijn voorgesteld. Openbaring kan dus niet apart spreken over een groep Joden die nog hersteld worden of voor hen een aparte boodschap hebben. Zie Opb.1:1 / 7:3 / 8:4 / 10:7 / 14:12 / 16:15 / 18:4 / 19:10. De echte Israëlieten - dus in geest vooral - uit het NT zijn een deel van de Gemeente Gods sinds Jezus (1 Pet.2:8-10). Er is slechts één triomferende kerk (Opb.5:9).


OPENBARING HOOFDSTUK 20

14

Het woord “dienstknecht” in het Grieks “doulos” (dus in betere vertaling “slaaf”) vinden we in Openbaring nog bij 2:20 / 6:11 / 7:3 / 10:7 / 11:18 / 15:3 / 19:2,5,10 / 22:3,6,9. In het OT wordt van gelovige Israëlieten gezegd dat ze slaven van God zijn (1 Kon.8:36 / 2 Kon.10:23 / 2 Kon.21:10). Dat is echter niet meer gebruikt voor vleselijke Israëlieten in het NT. En dus ook niet in Openbaring. Wat we vinden is wel de figuurlijke betekenis van “slaaf van de zonde” in o.a. Joh.3:34 / Rom.6.16-20. Slavernij, waarin alle afstammelingen van Adam zich bevinden en niet slechts de Joden. Een toestand waaruit alle christenen zowel Joden als Heidenen bevrijdt werden en worden (Rom.7:21-25 / Gal.4:1-7). Slaaf van God zijn daarom genoemd alle gelovigen, wat ook hun ras mag zijn, en alle getrouwe engelen (Hand.2:18 / 4:29 / Rom.1:1 / Gal.1.10 / Opb.19:10). 4) Johannes zegt duidelijk dat Openbaring grotendeels gaat over zaken die hierna (ná de gevangenschap van Johannes) geschieden. Maar niets wijst erop dat dit allemaal moet plaatsvinden na de opname van de gemeente. En juist dat is de belangrijkste stelling van Darby, Bullinger, Scofield en anderen. In deze kringen zijn er ook die de nadruk leggen op het begrip “toekomende eeuw.” Dat zou naar de 1000 jarige regering verwijzen. Er moet dus nog een herstel komen van Israël, zijn offercultus en zijn priesterdienst zegt men dan. In het OT zou duidelijk staan dat het verbond “eeuwig” is t.t.z. voor die eeuw van 1000 jaar. En van het priesterschap dat er mee gepaard gaat zou men hetzelfde moeten leren, “eeuwig” = voor die eeuw. Israël zou het centrum van aanbidding zijn. Kijken we eerst naar enkele dingen die “eeuwig” genoemd zijn in de Schrift. We nemen daarvoor een tabel over die we in de inleiding al hebben gebruikt. Drie betekenissen van eeuwig 1°) Eeuwig: zonder begin en zonder einde. Heeft slechts betrekking op: a) YaHWeH Ps.90:2 / 93:2 / Jes.40:28 b) Logos Jes.9:5 / Joh.8:24,58 / Col.2:9 / Joh.1:1 c) Heilige Geest Heb.9:14 / Mat.28:19 / Hand.9:31 2°) Eeuwig: met begin maar zonder einde. a) Engelen Luc.20:36 b) Demonen Mat.25:41 c) Gelovigen Mat.25:46 / 1 Cor.15:42,49,52 d) Ongelovigen Mat.25:46 3°) Eeuwig: met een begin en met een einde. Ex.21:1-6: Een knecht zal zijn meester “eeuwig” dienen, dat is, zolang de knecht blijft leven. 1 Sam.1:22: Samuël zal “eeuwig” in de tempel blijven dat is, zolang Samuël leeft. Jona 2:1-7: Jona zit een “eeuwigheid” in de vis, dat is in werkelijkheid niet méér dan drie dagen. En hierbij nog enkele andere voorbeelden waar “eeuwig” een “tijdstip” aangeeft en niet de “altoosdurende” gedachte die we er meestal aan verbinden. Lievelingsteksten van Jehovah’s Getuigen zijn deze waar over een bestaan van de aarde als “eeuwig” gesproken is. Let er op die staan steeds


OPENBARING HOOFDSTUK 20

15

in het OT teksten zoals in Pred.1:4 / Ps.78:69 en 104:5. Maar het is even duidelijk in het OT dat er een “nieuwe hemel en een nieuwe aarde komt” volgens Ps.102:25,26 / Jes.51:6 / 65:17 / 66:22. Het is in dit licht dat de drie eerste teksten gezien moeten worden. In het NT is dezelfde gedachte van het vernietigen van de oude aarde en haar definitieve vervanging aan de orde in Mat.5:18 / 24:35 / 1 Pet.3:7-10 / Opb.21:1. En datzelfde kan zelfs teruggevonden worden in het beeld van het “zand aan de zee” dat de “eeuwigheid” van Gods verbond met Israël moet afbeelden volgens Jer.5:22. Ook dat zal in de Nieuwe hemel en Nieuwe aarde ophouden te bestaan want dáár zal geen zee meer zijn en dus ook geen zand (Opb.21:7). Met betrekking tot Israël is het volgende te zeggen: * hun “eeuwig verbond” van Sinaï zal ophouden en is daadwerkelijk opgehouden Lev.24:8  Jer.31:31-34  Heb.8:7,13 * hun “eeuwig priesterschap” zal ophouden en is daadwerkelijk opgehouden Ex.40:15 (Lev.6:18)  Heb.7:11-17 * hun “eeuwige tempel” zal ophouden te bestaan en is daadwerkelijk opgehouden Ezech.37:36  Opb.21:22 * hun “eeuwige offers” zullen ophouden en zijn daadwerkelijk opgehouden Ex.31:16,17 (2 Kron.2:4)  Heb.9:10 * hun “eeuwige sabbat” zal ophouden en is daadwerkelijk opgehouden Ex.31:16,17  Heb.4:3-7 Dit zijn “schaduwen van de werkelijkheid” (Col.2:16,17, wij parafraseren). * Trouwens zelfs de stad Jeruzalem waarbij gezegd is dat ze “eeuwig” de stad van de HEERE is, is vervangen door een hemels Jeruzalem: Ps.48:8 / Jer.17:25  Opb.3:12 / 21:2 * Niet in het aardse Jeruzalem is God maar in het Nieuwe hemelse: Ezech.37:26  Opb.21:22 En bezien we ook nog eens in welk verband eeuwig is gebruikt in het algemeen. In het OT zien we: 1) Gods koningschap Ex.15:18 / Ps.10:16 / 45:6 2) Gods barmhartigheid Ps.52:8 3) De aarde Ps.104:5 4) De wet Ps.119:44 5) Gods verbond met Israël Ps.48:14 / Micha 4:5 6) God en de natiën Ps.45:17 7) Leven Ps.21:4 8) Goddelozen Ps.9:5 Met ander woorden “eeuwig” is niet altijd “eeuwig” in dezelfde zin en betekenis. Wie geen onderscheidingsvermogen aan de dag legt in dit verband zal fouten begaan. Laat ons dat even toepassen op wat men beweert. Er komt een nieuw verbond voor de duizendjarige regering. Maar het NT zegt zondermeer dat met Pinksteren het nieuwe verbond is begonnen (Mat.26:28 / Hand.2:36-40). En het eeuwige priesterschap der Levieten is vervangen door dat van alle christengelovigen (1 Pet.1:2 / 1 Pet.2:9 / Opb.1:6). En het eeuwige priesterschap van Aäron is vervangen door dat van het priesterschap van Melchisedek en berust exclusief in de persoon van Jezus (Heb.7:15-28). De theologie van het nieuwe om welke reden ook verzetten naar een duizendjarig rijk is verkeerde theologie.


OPENBARING HOOFDSTUK 20

16

5) Wanneer we het getal “1000” letterlijk lezen zit er een mogelijkheid in dat we dat tijdstip, en zo ook de tijd van de wederkomst, gaan bepalen. Daar zijn honderden voorbeelden van, maar ze hebben allemaal gefaald. Zie de boeken van een theoloog van de Zevende-dag-Adventisten Le Roy Edwin Froom, ’The prophetic faith of our fathers’, 4 delen, Review and Herald (Adventist). Dat tijdstip mag niet bepaald worden volgens de leer van Christus (Marc.13:32 / Luc.12:40) en ook niet volgens Johannes (Opb.22:20) of Paulus (1 Thes.5:1,2). 6) Opb.20:1-6 zegt niet dat alle lichamen van dezen die opgestaan zijn, hier op aarde regeren op letterlijke tronen! Het zegt niets van Joden in het vlees die regeren over de andere volkeren. Het zegt niets over een paradijs voor dan nog goddeloze mensen die door Jezus geleidt worden. Het zegt niets over een Messiaans koninkrijk. Het zegt niets over de tweede komst van de Heer voorafgaande aan deze 1000 jaar. Wie in de duizendjarige regering geloofd moet al deze dingen daar “in lezen.” Johannes zegt in Opb.1:6 dat de gemeente het rijk Gods is. En in Opb.1:9 zegt hij over zichzelf deelgenoot in dat Rijk te zijn. Waarom dan nog een rijk verwachten van 1000 jaren? Voor de onbekeerden hoeft dat niet want die zijn geoordeeld bij de Wederkomst! Voor dezen die zullen opstaan uit de graven kan ook niet. Want dat zou een tweede kans op redding veronderstellen! Het is aan allen gegeven geoordeeld te worden op wat ze tijdens hun énige aardse leven gedaan hebben. In het OT of het NT wordt er nooit melding gemaakt van een regering van de Heer voor de beperkte periode van 1000 jaren. Het koninkrijk van God (van de Heer) is er altijd weergegeven als een eeuwig koninkrijk. Geen enkele voorspelling ervan in het Oude Testament spreekt over een beperkte tijd van dat rijk. Allemaal spreken ze van een eeuwigheid die de gelovige in Zijn rijk te wachten staat (Dan.2:44 / 7:14,27 / Micha 4:7 / Luc.1: 31,33). 7) Wanneer we geloven in een komend duizendjarig rijk dan gaan we in tegen wat Jezus heeft geleerd over Zijn Wederkomst, de universele opstanding, en het algehele oordeel (Mat.12:36 / 25:46). Johannes die onder inspiratie zijn andere geschriften schreef zou zichzelf toch niet tegenspreken in de Openbaring (1 Joh.2:18,28 / 4:17)! Johannes kan toch niet iets anders leren dan wat zijn Meester heeft geleerd? En ook Petrus kan niet het omgekeerde vertellen van Johannes. Petrus zegt duidelijk dat de Nieuwe hemelen en aarde er komen bij de Wederkomst van Jezus (2 Pet.3:3-10). De dag van het oordeel = de dag van de Heer = de dag van de herschepping. En wie Opb.20 goed leest moet ook daar dezelfde conclusie trekken. De Nieuwe hemelen en aarde komt ná het oordeel. Dus moeten de 1000 jaar er aan vóórafgaan (Opb.20:11). 8) Als er een toekomstig duizendjarig rijk is, voorafgegaan door de opname van de gemeente dan moet er een opstanding zijn van de heiligen die er zullen leven; later ook een tweede oordeel van de schapen en bokken aan het eind ervan. En voor dezen die zeggen dat de parabel van de schapen en de bokken vóór de duizendjarige regering plaatsvindt een vraag: is een schaap aan het begin van dat rijk ook nog een schaap op het einde van dat rijk? Want Satan wordt nog eens losgelaten en zal er nog veel verleiden? Zijn er dan twéé boeken des levens en twéé boeken van de werken die geopend worden? Eenmaal aan het begin en eenmaal aan het einde van de duizendjarige regering (Opb.20:11,12). Johannes zegt dat de twee soorten boeken op hetzelfde ogenblik geopend worden. Het boek des levens wordt niet aan het begin van de duizendjarige regering geopend. Deze tijd moet dus gelijklopend zijn aan het aangename jaar van de Heer (Luc.4:18,19). Na dit symbolische 1000 jaar staan allen op uit de dood (Opb.20:12,13). 9) Openbaring leert duidelijk dat de tweede komst “de laatste dag” is waarop het oordeel gesproken wordt (Opb.6:14-17 / 11:15-18 / 20:11-15). Er is daarna geen tijd meer in de zin zoals we die nu kennen, en er is een nieuwe aarde. De schepping van de nieuwe hemel en aarde (waarin gerech-


OPENBARING HOOFDSTUK 20

17

tigheid woont) kan slechts werkelijkheid zijn na de komst van de Heer (Jes.65:17 / 66:22 / 2 Pet.3:13 / Opb.21:1). Maar in de duizendjarige regering zullen nog steeds mensen sterven volgens Jes.65:22. Het is dan letterlijk nog niet het goede rijk van duurzaamheid en vrede waarover de profeten spreken! 10) Openbaring 20 uitleggen als een nog toekomend tijdperk - nadat de gemeente Gods er niet meer is - houdt in dat we nog een tijdperk van redding aanhouden voor mensen die “zogezegd” géén kans gehad hebben. Er staat echter in 2 Cor.6:2 “zie nu is het de tijd des welbehagens, zie nu is het de dag des heils.” Want over redding na de Wederkomst van de Heer heeft Jezus niets gepredikt en dat doen ook Jacobus, Johannes, Judas, Paulus of Petrus niet. 11) Petrus zegt eens dat bij God één dag als duizend jaar is (2 Pet.3:8). Wanneer we letterlijk toepassen wat sommigen als het 1 dag = 1 jaar beginsel zien in profetie dan gaat het hier om 365.000 jaren. Maar de woorden van Johannes en Petrus zijn niet in strijd met elkaar. Ze spreken dezelfde soort woorden wanneer het over de tijd van het einde gaat (2 Pet.3:3-7 / 1 Joh. 2:18,28 / 4:17). 12) De gedachte dat verheerlijkte mensen vanuit de hemel regeren over vleselijke aardse mensen op de aarde is een gedachte vreemd aan het OT èn aan het NT. Maar juist dat wil men bewijzen uit een symbolisch boek. Vóór de komst is de gemeente gered maar in de verdrukking (1 Thes.1:4-7) en ná de komst is ze uit de verdrukking en leeft ze in/op de Nieuwe hemel en Nieuwe aarde. 13) Wanneer we na de Wederkomst van Opb.1:7 nog een aards rijk leren dan gaan we een anticlimax leren die de Schrift niet kent. Want alles is volbracht! Nemen we als voorbeeld dat prachtige boek geschreven aan de Hebreeën. En zien we daar wat door het éne offer van Christus is volbracht, waaraan niets moet toegevoegd worden en aan welks waarde niets mag afgedaan worden. Wij ontvingen hierdoor: Heb.3: 3 groter heerlijkheid dan in Mozes’ tijd 3: 3 groter eer dan verbond in Mozes 6: 9 betere dingen der behoudenis dan in de wet 7: 7 betere zegening (vergelijk verzen 17,18) 7:19 betere hoop dan deze onder de wet 7:22 beter verbond want Christus is een betere priester (vergelijk 4:15) 8: 6 betere beloften dan in de wet 8:10 een nieuw verbond 9:11 grotere tabernakel dan de zichtbare 9:23 betere slachtoffers (vergelijk verzen 14,15) 10:34 beter en blijvend bezit gezien Israël zovele malen afvallig is geworden 11:16 een beter hemels vaderland en niet op aardse basis 11:26 grotere rijkdom, zelfs een koninkrijk 11:35 een betere opstanding want deze is voor de eeuwigheid 12:22 een nieuw Zion in de hemel 12:24 bloed dat beter spreekt dan welk onschuldig bloed er ook vergoten is 13:10 een nieuw altaar Wat kan een duizendjarig rijk daar nog aan toevoegen? Heeft Israël, en wij Heidenen met hen, het belangrijkste niet al ontvangen? En dat schrijft de auteur nota bene aan afstammelingen van Abraham, de echte vleselijke Joden. Wij Heidenen mogen daar alleen in meedelen omdat er juist, oh zo weinig Joden, die enige Messias hebben aangenomen.


OPENBARING HOOFDSTUK 20

18

14) De duizendjarige regering is aards. Een zaak van eten en drinken. In Gods ogen - en volgens Zijn woord - is “het koninkrijk van God” niet zo (1 Cor.4:9-13). Moet dit eten en drinken in een paradijs op deze wijze de volkeren op “een geestelijke wijze” tot God brengen? Is dat geen omkoperij? Twee maten en twee gewichten! Zoals zij die Jezus koning willen maken omdat Hij een grote schare met slechts enkele broden te eten heeft gegeven. Een eerst zien en dan geloven-theorie! 15) De oogst is rijp, de zevende bazuin heeft geblazen en “Gods mysterie is voleindigd” met de Wederkomst (Opb.10:7 / 11:15-18 / 14:14-16). De enige geschiedenis die daarop volgt is deze van de eeuwigheid. Eeuwige vrede voor de ene groep, maar voor de andere eeuwige verdoemenis. In kringen van de bedelingen speelt men al jaren met de uitdrukking “tijd van het einde.” Dat zou op onze tijd betrekking hebben. We vinden de uitdrukking slechts in Daniël 8:17 / 11:35,40 / 12:4,9. De term komt nooit terug in het NT. Vraag is dan of de teksten van Daniël op onze tijd slaat waarin we thans leven of al vervuld zijn? 16) Terwijl velen opgenomen zijn, anderen gestraft voor eeuwig bij de Wederkomst, zijn er zowel Joden als Heidenen die levend overblijven, in hun oud lichaam volgens de leer van de duizendjarige regering. Waar heeft Jezus deze twee soorten evangelie gepredikt? Of één van zijn discipelen? Graag schrijver, hoofdstuk en vers? Het is aan de hand van Romeinen 11 dat men in de leer van de dispensatie leert dat er een “buitengewone toekomst voor de Joden weg ligt” en dat ze daar beschreven zou zijn. Maar een toekomst als volk, met een hoofdstad is in die teksten NIET beschreven. Wel een andere zaak: dat een Jood die Jezus niet heeft aangenomen, dus ongehoorzaam is aan Gods verbond en de belofte van een nieuwe profeet waar men moet naar luisteren (volgens Mozes in Deut.18) kan zich in deze periode tot en met de Wederkomst zich nog bekeren. De individuele bekering die hier beschreven is moet NU in die periode gebeuren. Later kan het niet meer. We zetten dat in een tabel. Rom.11:30

Rom.11:30 NBG

Textus Receptus (1550)

11:30 ὥσπερ γὰρ καὶ ὑμεῖς ποτε ἠπειθήσατε τῷ θεῷ νῦν δὲ ἠλεήθητε τῇ τούτων ἀπειθείᾳ

Betekenis van νῦν Strong’s G3568 = nyn = op dit tijdstip, heden, nu.

Rom.11:31 Textus (1550)

Rom.11:31 NBG Receptus

30 Want evenals gij eertijds aan God ongehoorzaam waart, maar nu ontferming hebt gevonden door hun ongehoorzaamheid,

11:31 οὕτως καὶ

Wie zijn  “gij”? Dat zijn de bekeerde Romeinen en in die zin ook alle bekeerde heidenen.

Betekenis van νῦν Strong’s G3568 = nyn = op dit tijdstip, heden, nu.

οὗτοι νῦν ἠπείθησαν τῷ ὑμετέρῳ ἐλέει ἵνα καὶ αὐτοὶ ἐλεηθῶσιν

31 zo zijn ook dezen nu ongehoorzaam geworden, OPDAT door de u betoonde ontferming ook zij thans [= νῦν, staat niet in alle manucsripten] ontferming zouden vinden.

Wie zijn  “dezen”? Dat zijn die Joden die afgebroken zijn van de olijfboom omwille van hun ongeloof maar opnieuw kunnen geënt worden volgens de verzen Romeinen 11:23,24.


OPENBARING HOOFDSTUK 20 Als Paulus zegt dat ze νῦν = op dit moment Gods ontferming krijgen spreekt dat over de toenmalige tijd en niet over de toekomst.

In de brief aan de Romeinen is dat woord gebuikt in: 3:26 / 5:9 / 5:11 / 6:19 / 6:21 / 8:1 / 8:18 / 8:22 / 11:5 / 11:30 / 11:31 / 13:11 / 16:26. Dat even nakijken geeft je de zin van dat woord weer in andere teksten.

19 Strong's G2443 Grieks ἵνα (hina) = “om”, “omdat” “opdat”, “zodat”, “met het doel dat.” In Rom.5:20 hebben we in SV, NBG en Wil de volgende vertalingen van dat voegwoord. “OPDAT de misdaad te meerder worde” “ZODAT de overtreding toenam” “WAARDOOR de overtredingen zich hebben vermeerderd”

Als Paulus zegt dat ze νῦν = op dit moment aan God ongehoorzaam zijn zullen ze ook op dit moment ontferming krijgen als ze zich bekeren. Dat spreekt over de toenmalige tijd en niet de toekomst. In de leer van de dispensaties verlegt men dat voor de toekomt na een opkomst van de Antichrist. Maar dat staat hier niet. Het νῦν beslaat dezelfde dispensatie die is begonnen met Pinksteren.

Drie opmerkingen bij wat nog volgt A°) En terecht zegt A.J. Visser in zijn ’De Openbaring van Johannes’, Callenbach, 1965, blz.237: “Enkele geloofbelijdenissen uit de hervormingstijd veroordelen het chiliasme expliciet, maar bijna alle doen dit zwijgend door zoals bijvoorbeeld onze Nederlandse Geloofsbelijdenis de “nieuwe leer” zo te formuleren, dat er beslist geen plaats is voor een millennium. Het “wie zwijgt stemt toe” gaat in dit verband van de confessies niet op; juist het tegendeel.” B°) In H. Bavinck, ’Gereformeerde Dogmatiek’, deel 4, blz.640 staan volgende wijze woorden: “Men vergete (...) niet, dat alle profetie poëzie is, die naar haar eigen natuur verklaard moet worden. De fout van de vroeger heerschende exegese bestond niet in hare vergeestelijking zonder meer, maar wel daarin, dat ze alle tot illustratie dienende détails in een geestelijke zin wilde omzetten en daarbij, evenals bij de gelijkenissen van Jezus, de hoofdgedachte dikwerf uit het oog verloor. Als er bijv. gezegd wordt, dat de Heere een rijsje verwekken zal uit den afgehouwen tronk van Isaï, dat Hij den berg Zions verheffen zal op den top der bergen, dat Hij van de verbannenen één uit eene stad en twee uit een geslacht zal wederbrengen, dat Hij rein water op allen sprengen en hen van hunne zondigen reinigen zal, dat Hij de bergen van zoeten wijn zal doen druipen en de heuvelen zal doen vlieten van melk enz., dan gevoelt elk, dat hij hierin met eene poëtische beschrijving te doen heeft, die niet letterlijk kan of mag worden opgevat. De realistische verklaring komt hier met zichzelve in strijd en miskent het karakter der profetie.” C°) We geven u hieronder de grafische voorstelling van wat de drie onderscheidene leringen over de duizendjarige regering bedoelen te zeggen. Hemelvaart 2°) Post-Millennium-leer  3°) Pre-Millennium-leer Het Millennium heeft Het Millennium heeft plaats vóór de tweede plaats nà de tweede


OPENBARING HOOFDSTUK 20

20

komst  Komst van Christus  

komst

1°) A-Millennium-leer Er is géén Millennium omdat het een symbolische voorstelling is. Dit was de leer van Augustinus en deze van veel moderne exegeten, ook enkele Gereformeerden. De definities van de drie visies geven we hieronder uit C. van der Waal, ’Openbaring van Jezus Christus’, deel 1, Uitg. De Vuurbaak, 1971, blz.113. “1. Amillennialisme. Het woord is afgeleid van a: niet, geen, en millennium: duizend jaren. Aanhangers heten: amillennialisten. Hierdoor wordt uitgedrukt, dat men de duizend jaren niet verbindt met een bepaalde periode in de geschiedenis. Zij zouden de zalige staat van de gelovigen in de hemel aanduiden. 2. Postmillennialisme. Post betekent na. De aanhangers van deze leer zeggen, dat het millennium achter de rug is, of dat we thans er in leven of dat er nog een bepaalde periode te verwachten is, waarin het openbaar zal worden in een gouden eeuw der kerk. Maar in elk geval zal het toch aan de zichtbare verschijning van Christus op aarde voorafgaan; de laatste advent komt post, na dit duizendjarige rijk (als historische periode). 3. Premillennianisme, Prae is: vóór. De aanhangers van deze leer huldigen de mening, dat we twee Wederkomsten van Christus te verwachten hebben. Eén wanneer Hij persoonlijk op aarde komt om het duizendjarig rijk te vestigen. Doorgaans wordt dit verbonden met de onvervulde profetieën en het herstel van Israël. Ná het millennium komt er een storing door het optreden van de Antichrist en een opname van de kerk in de hemel volgt. Daarna komt Christus terug, wordt het eindgericht gehouden en is de nieuwe hemel en aarde daar.” Onze definitie over A-millennialisme is anders en toch is het dat wat we geloven. Zie verder. Op het Internet vonden we het volgende over de aionen en voor de schrijver vant met de 1000jarige regering het 4de aioon aan. We geven het hier verkort weer. De naam van de schrijver is ons niet gekend maar we moeten het waarschijnlijk zoeken bij een leerling van E. Bullinger. “De Schrift kent 5 aionen, 5 ontwikkelingsfasen van de wereld, (de kosmos), de hemelen en de aarde. 1. De eerste aioon De 1e aioon is de fase tussen Gen 1:1 en 1:2, de toenmalige wereld van 2 Petr 3:6. Deze aioon liep van het begin tot het woest en ledig worden van de aarde. Hoelang deze wereld heeft bestaan, hoelang deze aioon zich heeft uitgestrekt, valt niet te zeggen. ....Deze aioon werd afgesloten met een verschrikkelijk oordeel c.q. catastrofe, die wij beschreven vinden in Gen 1:2. 2. De tweede aioon De 2e aioon begon met de zes dagen durende herschepping van Gen 1:3-31, wat de kosmos een totaal ander uiterlijk gaf, want God maakte een uitspansel en scheidde zo de wateren die onder het uitspansel waren van de wateren die boven het uitspansel waren. ...De aioon duurde 1656 jaar. Het is de enige aioon, waarvan wij de duur kunnen berekenen. Het is de oude wereld, de wereld van de voortijd van 2 Petr 2:5.


OPENBARING HOOFDSTUK 20

21

3. De derde aioon De 3e aioon begint na de zondvloed met het Noachitisch verbond. ...In deze tegenwoordige aioon, (deze tegenwoordige boze aioon, zegt Paulus, Gal 1:4) leven wij nog. Hij loopt vanaf de zondvloed tot de (weder)komst van Christus, (Luk 20:34-35). Vooraf aan deze komst des Heren vindt de voleinding van de tegenwoordige aioon plaats, (de sunteleia van de aioon), vaak vertaald met de voleinding der wereld. Deze voleinding der aioon is de laatste periode die aan Christus (weder)komst vooraf zal gaan. Christus noemt het de oogst, (Matth 13:39). De derde aioon (evenals elke aioon) zal voleindigd worden en zo zijn einde, zijn eindpunt (zijn telos) bereiken (Matth 24:14). Het is de tegenwoordige boze aioon (Gal 1:4), waarin de boze tot ontwikkeling komt naast het Heil Gods. Het kwade komt in deze aioon tot zijn hoogtepunt, zodat het als een rijpe vrucht geplukt kan worden en kan worden weggedaan. ... 4. De vierde aioon De 4e aioon, de toekomende aioon (Ef 1:21; Matth 12:32; Marc 10:30) vangt aan bij de (weder)komst van Christus. Deze wereld van de toekomende aioon geeft een heel ander aanblik, want met de komst des Heren worden de krachten der hemelen bewogen, de zon zal verduisterd worden en de maan zal haar glans niet geven (Matth 24:29). Het uitspansel zal als een boekrol worden opgerold (Openb 6:12-17; 2 Petr 3:7) en met gedruis voorbijgaan, zoals men een gordijn opentrekt. De wereld van deze aioon heeft een totaal ander karakter dan de onze. Mensen worden opnieuw veel ouder, dan wij in onze dagen gewend zijn. ...Deze aioon is de dag des Heren. Het is de aioon van de wedergeborenen. De hemel, de aarde en de natuur worden als herboren. De wedergeboorte is geen vernietiging, maar een geboorte van een door oordelen gelouterde nieuwe wereld. De volkeren ondergaan, voor zover zij niet tot de bokken gerekend worden (Matth 25:31-33), een geestelijke verandering en komen zo in deze aioon van het Koninkrijk Gods. ... 5. De vijfde aioon De 5e aioon vangt aan als na een rebellie van een losgelaten satan aan het einde van de vierde aioon (Openb 20:7-21:2), de wedergeboorte overgaat in een nieuwe schepping. En ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde; want de eerste hemel, en de eerste aarde was voorbijgegaan, (Openb 21:1). De tempel wordt dan vervangen door de tabernakel Gods. God woont dan bij de mensen. Het nieuwe Jeruzalem daalt dan neer. Wij vinden in deze aioon geen zee meer (Openb 21:1), waarschijnlijk ook geen zon en maan (Openb 21:22), want het Lam zelf is haar licht. Deze aioon loopt tot de overgave van het koninkrijk aan God de Vader, wanneer alle overheid en kracht teniet zal zijn gedaan, de dood is verslonden tot overwinning en God alles in allen zal zijn (1 Cor 15:24-28). Tot zolang zal Christus als Koning heersen.” Opb.20:1-6: “En ik zag een engel nederdalen uit de hemel met de sleutel des afgronds en een grote keten in zijn hand; en hij greep de draak, de oude slang, dat is de duivel en de satan, en hij bond hem duizend jaren, en hij wierp hem in de afgrond en sloot en verzegelde die boven hem, opdat hij de volkeren niet meer zou verleiden, voordat de duizend jaren voleindigd waren; daarna moet hij voor een korte tijd worden losgelaten. En ik zag tronen, en zij zetten zich daarop, en het oordeel werd hun gegeven, en (ik zag) de zielen van hen, die onthoofd waren om het getuigenis van Jezus en om het woord van God, en die noch het beest noch zijn beeld hadden aangebeden en die het merkteken niet op hun voorhoofd en op hun hand ontvangen hadden; en zij werden weder levend en heersten als koningen met Christus, duizend jaren lang. De overige doden werden niet weder levend, voordat de duizend jaren voleindigd waren. Dit is de eerste opstanding. Zalig en heilig is hij, die deel heeft aan de eerste opstanding: over hen heeft de tweede dood geen macht, maar zij zullen priesters van God en van Christus zijn en zij zullen met Hem als koningen heersen, {die} duizend jaren.”


OPENBARING HOOFDSTUK 20

22

Beginnen we met een algemene opmerking aan het begin van Openbaring 20. Er bestaat een formule in de Bijbel en dat is “DIE OP DE AARDE WONEN.” Ze is totaal in strijd met wat de dispensatieleer ons wil zeggen. Het staat in 11 vindplaatsen in 9 verzen van de Bijbel. De tekst van Daniël is niet van dezelfde aard als deze uit Openbaring. Wat leren we in dat boek: dat er gelovigen zijn en de anderen “DIE OP DE AARDE WONEN.” Van een derde groep is er geen sprake: zodat we van geen opname van de GEMEENTE kunnen spreken voordat er een daadwerkelijke komst is van Jezus. Er is geen derde groep om rechtstreeks naar het Millennium te gaan na Openabring 19! Die derde partij, die er niet is in de Apocalyps, compliceert alleen de uitleg en geeft een vertekening van de werkelijke strijd die in dat boek is beschreven: Jezus en Zijn gemeente en Satan en de mensen DIE OP DE AARDE WONEN. Je moet alleen lezen en weten dat hoewel ook de gemeente op de aarde woont ze er GEEN DEEL VAN IS, MAAR NU AL GODS RIJK IS OP AARDE. Dit is de lezing van het begrip in de NBG-vertaling 1951: staat er 11 maal in 9 teksten (tweemaal in Opb.11:10 en Opb.11:14) 1. Dan.4:1: “Koning Nebukadnessar aan alle volken, natiën en talen, DIE OP DE GEHELE AARDE WONEN: uw vrede zij groot! 2. Opb.3:10: “Omdat gij het bevel bewaard hebt om Mij te blijven verwachten, zal ook Ik u bewaren voor de ure der verzoeking, die over de gehele wereld komen zal, om te verzoeken hen, DIE OP DE AARDE WONEN.” 3. Opb.6:10: “En zij riepen met luider stem en zeiden: Tot hoelang, o heilige en waarachtige Heerser, oordeelt en wreekt Gij ons bloed niet aan hen, DIE OP DE AARDE WONEN?” 4. Opb.8:13: “En ik zag en hoorde een arend vliegen in het midden des hemels, die met luider stem zeide: Wee, wee, wee hun, DIE OP DE AARDE WONEN, vanwege de overige stemmen van de bazuin der drie engelen, die nog bazuinen zullen!” 5. Opb.11:10: “En zij, DIE OP DE AARDE WONEN, zijn blijde en verheugd over hen en zullen elkander geschenken zenden, omdat deze twee profeten hen, DIE OP DE AARDE WONEN, gepijnigd hadden.” 6. Opb.13:8: “En allen, DIE OP DE AARDE WONEN, zullen het (beest) aanbidden, ieder, wiens naam niet geschreven is in het boek des levens van het Lam, dat geslacht is, sedert de grondlegging der wereld.” 7. Opb.13:14: En het verleidt hen, DIE OP DE AARDE WONEN, wegens de tekenen, die hem gegeven zijn te doen voor de ogen van het beest. En het zegt tot hen, DIE OP DE AARDE WONEN, dat zij een beeld moeten maken voor het beest, dat de wond van het zwaard had en (weer) levend geworden is.” 8. Opb.17:2: “met wie de koningen der aarde gehoereerd hebben, en zij, DIE OP DE AARDE WONEN, zijn dronken geworden van de wijn harer hoererij.” 9. Opb.17:8: “Het beest, dat gij zaagt, was en is niet, en het zal opkomen uit de afgrond en het vaart ten verderve; en zij, DIE OP DE AARDE WONEN, wier naam niet geschreven is in het boek des levens van de grondlegging der wereld af, zullen zich verbazen, als zij zien, dat het beest was en niet is en er toch zal zijn.” Wie is de “engel” (vers 1) Over de engel uit vers 1 zegt Berkhoff: “Natuurlijk moet deze overwinning aan Christus worden toegeschreven. Hij is immers geopenbaard, opdat “Hij de werken des duivels zou verbre-


OPENBARING HOOFDSTUK 20

23

ken.” Doch kan Hij dat niet doen door één van Zijn dienstknechten, dien Hij toerust met de kracht van Zijn arm? Moesten de duivelen Hem niet eens bidden, “dat Hij hun toelaten wilde, in de kudde zwijnen te varen”? Zien we in Openb.12 Michaël aan het hoofd van des hemels legerscharen niet triumfeeren over den draak en zijne engelen? Welnu, dan behoeven wij ook hier niet te vragen: wie is toch die engel? Wij kunnen niet anders lezen dan dat het een geschapen engel is, maar die natuurlijk slechts handelt op bevel en in de mogendheid van Christus. Terecht zegt Lange: “Christus heeft den sleutel des afgronds, en alzoo openbaart zich in dezen engel de werking van Christus” (blz.37). We geven geen duidelijke uitspraak of de engel van Openbaring 20:1 = Christus. We weten het niet. Maar indien we daarop een positief antwoord geven dan wèl in de goede zin. Het gaat dan om een symbool van Zijn “middelaars-functie” die Hij dan in de tijd verder zet. We zeggen “symbool” omdat Hij méér is dan gelijk welke andere engel (Heb.1:1-7). En het mag dan ook opgemerkt worden dat de verdedigers van de bedelingen - voor wie de engel uit Opb.20:1 meestal Christus is dan zelf toegeven dat er in Openbaring 20 symbolen gebruikt worden. Het verhaal begint er zelfs mee, want Christus is een engel. Zo is Hij dan ook mogelijks afgebeeld in Opb.7:2 / 8:3 / 10:1. Volgens S. Greydanus in de ’Korte Verklaring’ is deze identificatie in Opb.20:1: “niet waarschijnlijk” (blz.292). Ook niet voor Opb.7:2 (blz.131), of 8:3 (blz.142) of 10:1 (blz.165). Satan gebonden in de afgrond (vers 2) Biederwolf schrijft: “Het is duidelijk dat ná de vernietiging van de Antichrist in Opb.19:21 er nog natiën zijn die niet hebben deelgenomen aan het conflict” (blz.694). We geloven dat niet. Het eerste deel van Openbaring 20 kan volgens onze visie geen vervolg zijn op hoofdstuk 19. Want in dat laatste hoofdstuk is er ook een beschrijving van het laatste oordeel. Wel in andere woorden als in 19, maar de betekenis is dezelfde. Er zijn op het einde van hoofdstuk 19 geen levende overgebleven mensen meer om daar nog een duizendjarig rijk mee op te starten. Of men zou moeten leren dat de mensen opstaan uit de dood aan het begin van dat rijk, maar dat leren deze die in bedelingen geloven niet. Uit de structuur van het boek Openbaring valt niet op te maken dat 19 en 20 elkaar moeten opvolgen in tijd. En ook hoofdstuk 12 dat een zekere parallel heeft met 20 is geen vervolg op hoofdstuk 11. Want in Opb.11:15-19 was het oordeel over mensen al uitgebeeld. Evenmin ook hoofdstukken 14 en 15 elkaar niet opvolgen. Want Opb.14:14-19 geeft de tijd aan van het gericht en 15 komt terug in de tijd dat de onrechtvaardigen nog leven. Ook Opb.16:13-16 geeft de dag van het gericht weer en hoofdstuk 17 komt terug in jaren om te beschrijven wie/wat Babylon is. In verband met profetie die nog zou moeten vervuld worden met betrekking tot Israël en de duizendjarige regering schrijft C.L. Feinberg het volgende: “We worden er ons steeds bewuster van dat wanneer het woord systeem gebruikt wordt met betrekking tot de leer van het amillemnialisme dat slechts een vorm van aanpassen is en een toegift. Amillemnialisme is geen systeem... Amillemnialisme is als systeem niet te vergelijken bij het premillemnianisme als systeem want deze gebruikt alle bijbelse data... Een breed algeheel plan van vereenvoudigen als het amillemnialisme... kan op het eerste zicht aantrekkelijk zijn, maar wat met die Schriftuurplaatsen die onaangeroerd gelaten worden?” (’Millennialism; The Two Major Views’, 3de druk 1980, Moody Press, blz.101). Openbaring hoofdstuk 20 moet volgens de meeste verdedigers van een toekomstig Koninkrijk nog in het verschiet liggen. Het komt er slechts na een eerste onzichtbare komst van de Heer, gevolgd door een tweede zichtbare zeven jaren later. In die tussentijd regeert de antichrist. Bij die tweede zichtbare komst zal Gods rijk op aarde opgericht worden voor letterlijk duizend jaren en Christus regeert dan zichtbaar en letterlijk in Jerusalem of in de wolken erboven.


OPENBARING HOOFDSTUK 20

24

De vraag van de macht van Christus over Satan zou zich kunnen stellen? Sinds wanneer heeft Christus autoriteit en over wat? Over Hem, als mens, is gezegd dat hij onderwijst met gezag (Mat.7:29 / Marc.1:22). Maar Zijn grote autoriteit is bij het vergeven van zonden (Mat.9:6). Dat wat betreft de Christus als mens. Bij Zijn opstanding uit de doden zegt Mat.28:18 dat Hij alle macht heeft ontvangen. En hoewel Satan ook autoriteit heeft (Luc.4:6 / Opb.11:6 / 13:2,4) toch is deze van Christus hoger (Eph.1:21 / Col.2:10). Zoals men dus merkt heeft Christus alle autoriteit, t.t.z. recht van handelen over verscheidene dingen in allerlei omstandigheden. Eén “exousia” is Zijn recht om Satan uit de hemel te werpen. Dat heeft niets te maken met zijn gezag als koning. Dat gezag zal Christus wel laten merken aan de wereld, op Zijn tijd. Zijn gemeente wéét dat Hij koning is en al regeert! Opb.12:10 spreekt van zijn macht over Satan om deze uit de hemel te drijven. Opb.20 is daar een variante op en beschrijft één aspect van die uitzetting. De draak, de oude slang, dat is de duivel en de Satan, wordt in ketens geslagen! Op wat komt dat neer in de praktijk? Wat zil dat zeggen? J. de Heer zegt op blz.133: “Zoo gelooven wij, dat de keten waarmede Satan gebonden wordt, een letterlijke keten zal zijn, al denken we daarbij ook niet aan ijzeren of stalen schakels. Het zal letterlijk en daadwerkelijk een keten wezen, die juist past voor het doel, die hetzij stoffelijk of onstoffelijk, in ieder geval een keten zal zijn om een wezen als Satan te kunnen binden. Het is ten eenen male dwaas om ons daarvan een voorstelling te willen maken, daar deze dingen boven ons menschelijk begrip liggen. Immers zelfs in onze stoffelijke wereld hebben menschen van vleesch en bloed een ruim begrip voor het woord “keten.”“ Men mag niet vergeten dat de tekst uit Openbaring klaar en onomwonden zegt dat Satan gebonden zal worden of gebonden is. Maar geen enkele uitleg die ons bekend is maakt daarvan slechts de éne die in de Schrift zo genoemd is. Allen, en ook wijzelf, leren dat alle demonen gebonden worden. En dat wil zeggen dat zelfs zij die alles letterlijk willen uitleggen (wat nooit iemand lukt!) dit toch ook nemen als een symbool. Anders gezegd: we leren allen dat dit gezien de aard van de zaak en zin, zo moet zijn. Wat tevens wil zeggen dat het begrip SATAN hier een symbool is van alle geestelijk kwaad dat er in de wereld is. Het is er gekomen toen engelen afvielen van getrouwheid aan hun God. Ook dezen die in de leer van de bedelingen geloven moeten dit aanvaarden. We hebben Satan en zijn rijk voor u in tabelvorm gezet ter overdenking in onze publicatie’ De Wederkomst van Jezus, de Joden en de Duizendjarige Regering’ uit het jaar 2001. De belangrijke vraag is: wanneer wordt of is Satan uit de hemel geworpen? We hebben daar al één en ander over gezegd in het hoofdstuk twaalf maar hier nog enkele gedachten daarover. Het is duidelijk uit het getuigenis van de Schrift dat Satan zelfs ná zijn val in Eden nog toegang had tot de hemel (Job 1:6 / Zach.3:1,2). Sommigen hebben de uitwerping van Satan geplaatst toen Christus met zijn prediking van het goede nieuws begon. Want Lucas 10:18 zegt: “Ik zag de satan als een bliksem uit de hemel vallen.” Dat is verkeerd daar Christus wel twee jaren nadien zegt: “nu zal de overste dezer wereld buitengeworpen worden” Joh.12:31. Het getuigenis van Luc.10:18 moet dus profetisch opgevat worden en is niet vervuld tijdens het aardse leven van Christus. Een andere uitleg is dan gegeven, ditmaal gebaseerd op Joh.12:31,32. Volgens deze leer is Satan uitgeworpen wanneer Christus stierf aan het kruis. En in feite zou de context van die schriftuur het kunnen bewijzen. Maar ook dat kan niet het geval zijn. Men moet de schriftuurplaats van Joh.12:31,32 dus opvatten als een wettelijke uitwerping van Satan terwijl de werkelijke uitwerping later nog zal komen. We kunnen dat “wettelijke” en “werkelijke” ook illustreren met het koningschap van Christus. Wettelijk was hij koning der Joden bij zijn geboorte (Luc.1:31-33) maar in werkelijkheid moest Christus sterven, naar de hemel opvaren om er koning te worden en later terug te keren als koning zoals de parabel van Luc.19:11-27 aangeeft. Zo moet de uitwerping van Satan geplaatst


OPENBARING HOOFDSTUK 20

25

worden ná de tijd dat Christus aan Gods rechterhand gaat zitten (Hand.2:34,35 / Heb.5:6 / 7:17,21). We kunnen gerust zeggen dat het vóór de uitstorting van de heilige Geest met Pinksteren moet geweest zijn. Om deze reden kort na de Hemelvaart. Dat er staat dat Satan gebonden wordt met een grote keten dient alleen maar om het beeld zeer scherp te stellen. Want een grote vijand van God moet menselijk gesproken, zodat we het beeld naar zijn belangrijkheid kunnen begrijpen, met een grote keten geboeid worden. En de Here heeft er alle sleutels (macht/gezag!) toe (Opb.1:18 / 3:7,8). Wat is de “bodemloze put” of “afgrond” (uit vers 2) naargelang de vertaling die men gebruikt? Het is de weergave van het Griekse woord “abussos.” De “afgrond” uit Opb.20:1 is niet wat de Bijbel de Tartarus noemt. Sinds de zondvloed zitten namelijk een deel “geesten” (afvallige engelen) in de “gevangenis.” De opgestane Heer heeft hen al Zijn triomf op het kruis aangekondigd (1 Pet.3:18-20). Dezelfde plaats wordt ook “tartarus” genoemd in 2 Pet.2:4. Het Grieks van deze tekst heeft hier een werkwoord, “tartarooo”, dat slechts hier gebruikt wordt en we dus letterlijk moeten vertalen “in de tartarus werpen.” Tijdens de aardse prediking van Jezus hadden afvallige geesten kennis van een toekomstige pijniging of wellicht een onmiddellijke, gezien zij deze straf bij bewustzijn ondergaan (zie Marc.5:1-20, vers 7 is het sleutelvers). Want ook boze geesten geloven en sidderen (Luc.4:41 / Jac.2:19). De engelen in de Tartarus zijn te onderscheiden van de andere engelen - goede of slechte in de hemel of daarbuiten. Een verband gelegd met Eph.6:10-12 zoals in de leer van de bedelingen, is een verkeerde exegese. Want de “boze geesten” hier genoemd zijn niet dezelfde als deze uit de Tartarus. De geesten van de Tartarus worden bewaard in een afgezonderd leven. Ze zaten al onder eeuwige banden vastgehouden in de tijd van Judas (zie Judas 6). Ze lopen dus niet vrij rond zoals men wel eens suggereert. Terug naar het begrip “afgrond.” Dit woord is slechts enkele malen te vinden in het NT. En het heeft daar meerdere betekenissen. Eenmaal (in Rom.10:7) is het een verwijzing naar Ps.106:26 en heeft de betekenis van Hades, het dodenrijk. En dat omdat het hier om een citaat gaat uit de Septuaginta van Deut.30:11-13. Paulus wil zeggen: de Heer is opgestaan en je hoeft het heil (Hem) nergens anders te zoeken dan onder de levenden. Hij is de oplossing van al je problemen. Het gaat hier duidelijk om twee contrasten die men wil maken; het hemelse en het aardse. De Septuaginta heeft op die plaats het Hebreeuwse woord voor “zee” vertaald als “afgrond.” Het gaat daar echter niet om een vertaling sjeool = afgrond. Dat doet de Septuaginta trouwens nergens. Andere teksten beduiden met “de afgrond” een plaats die aan de demonen is afgemeten vóórdat het laatste oordeel komt. Op die plaats zijn er géén mensen aanwezig; bewust of onbewust. Zie hiervoor Luc.8:31 / Opb.9:1-11 / 20:1,3. Daar zitten slechts “boze geesten” (Mat.8:31 / Luc.10:17 / 13:32) en “onreine geesten” (Marc.1:27 / 3:11 / 5:13). Maar gezien de uitdrukking over het vuur dat “bereid is” volgens Mat.25:41, kan deze “afgrond” in de toekomst samenvallen met “Gehenna.” Men mag dan ook niet zeggen dat het over “de hel” gaat in de zin zoals de afbeeldingen van vele devote schilders. De “poel van vuur en zwavel” komt er namelijk slechts wanneer de Heer terugkeert en het Laatste Oordeel heeft uitgesproken. En nogmaals, ook met de Septuaginta moet men niet teveel trachten te bewijzen zoals sommigen doen. Want de zaak is complex. Zo is “Sjeool” er normaal vertaald als “Hades” maar toch ook enkele malen als “thanatos = dood.” Bijvoorbeeld in 2 Sam.22:6 / Spr.23:14 / Jes.28:14 en het apocriefe Sirach 51:9. En ook “mawèt = dood” is niet


OPENBARING HOOFDSTUK 20

26

steeds zo vertaald maar uitzonderlijk wel eens als “Hades = dodenrijk” (o.a. in Job 33:22 / Spr.16:25 / apocriefe Sirach 9:12). Onze conclusie moet dan zijn dat er opnieuw symbolen gebruikt zijn om ons iets te leren wat we anders niet zouden begrijpen bij gebrek aan voldoende inschattingvermogen. Satan opgesloten in de afgrond wil dus zeggen dat zijn macht wordt beperkt. De macht van Satan beperkt (vers 2) H. Schouten zegt in ’Het Zoeklicht’, 21 augustus 1999, blz.22: “Zolang de satan de vorst dezer wereld is lag/ligt de wereld in de boze. Daarom is het ook zo onterecht, wanneer mensen de Here God aanklagen voor het vreselijke leed dat er is.” Biederwolf: “Dit verwijst naar de volledige verbanning van Satan van de aarde, zodat de zonde nog individueel bestaat maar niet langer een macht is tot het zich verenigen, zodat er een koninkrijk van Satan en de zonde kan ontstaan” (blz.693, 694). J. de Heer zegt op blz.259, 260: “De werkelijkheid van Satans gebonden zijn. Men maakt bezwaar tegen het letterlijk opvatten van “het binden van Satan met een keten”, zoals dit in Openb.20:3 wordt meegedeeld, en vraagt dan uit welk soort materiaal deze keten wel zal moeten bestaan. Maar zulk een vraag behoeven wij niet te beantwoorden. Hoe zouden wij dat ook kunnen doen, als God ons daaromtrent niets mededeelt? Het ware Chiliasme verliest zich niet in een valsche letterlijkheid of in fantastische verklaringen; het grijpt naar het wezenlijke, daadwerkelijke en niet alleen naar hetgeen wij gewoonlijk door “de letter” verstaan. Waarom zouden we Satans keten niet letterlijk opvatten zooals de Schrift het zegt? Er zijn hier op aarde immers reeds zooveel soorten ketenen, dat het een dwaasheid zou zijn, in te gaan op een beschouwing van het materiaal van Satans keten.” Laten we die visie van de bedelingen nader bekijken vanuit de Schrift. “En toen Hij uit het schip ging, kwam Hem (terstond) uit de grafsteden een mens tegemoet met een onreine geest, die verblijf hield in de graven, en niemand had hem meer kunnen binden zelfs niet met een keten, want hij was dikwijls met voetboeien en ketenen gebonden geweest en de ketenen waren door hem stukgetrokken en de voetboeien vernield, en niemand was bij machte hem te bedwingen.” Zo lezen we in Marc.5:2-4 en wanneer we tot het einde toe lezen zien we dat Jezus de onreine geest, bestaande uit meerderen (want zijn naam is Legioen), uit de mens uitdrijft. We verwijzen hiernaar om aan te tonen dat letterlijke boeien geen macht hebben over demonen. Wat niet wil zeggen dat de Heer geen macht heeft over deze duivelen, ook zonder sterke boeien. Het bevel van de Heer is sterker dan de boeien waarmee men de mens had gebonden. Hij heeft de demon geestelijk gebonden. De beste manier om het binden van Satan in Openbaring te begrijpen naar zijn ware betekenis moet gezocht worden in de visie dat zijn binding niet in éénmaal plaatsvindt, maar over een periode van jaren heenloopt. Natuurlijk gaat het hier over de eigenlijk voorlaatste binding van Satan. De laatste zal zijn wanneer hij samen met de andere duivelen naar Gehenna verbannen wordt (Mat.25:41). We weten uit het verhaal van Job dat God aan Satan bepaalde beperkingen oplegt wanneer hij Job zal beproeven (Job 1:9 / 2:6). Maar ook voor ons christenen is die regel geldig. God zal niet


OPENBARING HOOFDSTUK 20

27

toelaten dat we boven ons vermogen onder verleiding staan (1 Cor.10:13). De Heer zal de gelovigen uit de verdrukking uitbrengen (2 Pet.2:9). Conclusie: Satan is met betrekking tot wat hij de gelovige kan aandoen steeds “gebonden.” Wanneer de Heer predikende en goeddoende rondloopt van Galilea naar Juda, en omgekeerd, zijn de ontmoetingen met de door demonen bezeten mensen (uitzonderlijk dieren) steeds deel van het verhaal. Door Zijn ontmoetingen met die mensen is het voor de bijbellezer duidelijk dat Jezus macht heeft over deze demonen. Zij worden door Hem “gebonden.” Daarom moet de conclusie van Jezus ook de onze zijn: “Maar indien Ik door de Geest Gods de boze geesten uitdrijf, dan is het Koninkrijk Gods over u gekomen. Of hoe kan iemand het huis van de sterke binnengaan en zijn huisraad roven, als hij niet eerst die sterke heeft gebonden” (Mat.12:28,29). Nu de Satan gebonden is kan de Heer “zijn buit verdelen” (Luc.11:22), “zijn huis plunderen” (Marc.3:27), en “zijn huisraad roven” (Mat.12:28). Dat is in zeer sterke taal om te zeggen dat de Satan “overwonnen” is en “gebonden” is. De taal van de Openbaring en deze van de synoptische evangeliën spreekt over hetzelfde. Telkenmale iemand tot geloof komt in de Heer, wordt het huisraad van de Satan kleiner. En elke gelovige is de bevestiging dat de Wederstander van God geen echte macht heeft over de volkeren. En ook Zijn discipelen kunnen door de naam van Jezus Satan’s trawanten “binden.” “En de (tweeën)zeventig zijn teruggekeerd met blijdschap en zeiden: Here, ook de boze geesten onderwerpen zich aan ons in uw naam. En Hij zeide tot hen: Ik zag de satan als een bliksem uit de hemel vallen” (Luc.10:17,18). Het is alsof Satan uit de hemel is geworpen. Een derde beperkende invloed op de macht van Satan is wat de Heer bewerkt heeft op het kruis. Hij is mens geworden om de werken van de duivel te “vernietigen” (1 Joh.3:8 Luther). We geven nog enkele andere vertalingen van deze tekst; “verbreken” (S.V. / N.B.G.), “te niet doen” (Brouwer). De Engelse Jerusalem Bible zegt “it was to undo all that the devil has done.” Als parafrase het beste dat we kennen. Door zijn invloed op de vooral goddeloze mensen heeft Satan een zekere macht over de dood. Ook dat wordt door het offer van de Heer aan banden gelegd (Heb.2:14,15). Satan is de prins van de wereld, een plaats die hij zich onrechtmatig heeft veroverd en zal daarom buiten geworpen worden (Joh.12:31). De mensenmoordenaar (Joh. 8:44) moet in de strijd met Christus het onderspit delven; bij de verzoeking in de woestijn, tijdens de prediking, aan het kruis en finaal bij de Wederkomst. Er zijn enkele teksten die wijzen op wat Christus bewerkte door Zijn dood in verband met Satan en de wereld. We geven er drie belangrijke. Hand.14:16 zegt: “Hij heeft ten tijde der geslachten, die achter ons liggen, alle volken op hun eigen wegen laten gaan.” Sinds Jezus is dat niet meer zo, de volkeren moeten niet meer hun eigen wegen bewandelen. Ze worden opgeroepen zich te bekeren en God te zoeken. Daardoor wordt Satans rijk aan banden gelegd. Het evangelie knibbelt aan zijn rijk. De tweede tekst is Hand.17:30: “God dan verkondigt, met voorbijzien van de tijden der onwetendheid, heden aan de mensen, dat zij allen overal tot bekering moeten komen.” Hier staat ongeveer hetzelfde als in Hand.14:16. Met de prediking van het evangelie wordt het rijk van Satan aangetast. Hij ligt sinds Pinksteren méér aan banden dan ooit tevoren. En de derde tekst is Col.2:15: “Hij heeft de overheden en machten ontwapend en openlijk tentoongesteld en zo over hen gezegevierd.” Christus is overwinnaar! Men mag de binding van Satan dan niet in te toekomst zetten maar in de tijd van het kruis, opstanding en Pinksteren. De macht van de “overste der lucht” is beperkt (Eph.2:2 / 6:12).


OPENBARING HOOFDSTUK 20

28

Nog een korte opmerking over de “volkeren” in Openbaring 20 vers 3. Ze komen niet zoals de mensen van de bedelingen zeggen uit de grote verdrukking van het einde wanneer de Antichrist zal vernietigd worden. Dat is een totaal onmogelijke uitleg, want Opb.19:21 heeft duidelijk gemaakt dat allen die het stempel hebben van het beest en de valse profeet sterven door het zwaard. Alle ongelovigen ondergaan de wraak van God. Biederwolf moet dan opmerken (blz.693, 694) dat er toch volkeren zijn die het beest en de profeet niet zullen gevolgd hebben en dus niet gestraft worden. Dat is echter onmogelijk. Er zijn op dat moment van de Armageddon geen drie soorten mensen. Slechts twee. Alle parabels maken dat duidelijk. Biederwolf moet natuurlijk zoiets beweren, maar de tekst zegt dat niet. Gezien er over volkeren sprake is moeten ze uit de opstanding komen en dat is onmogelijk. Ofwel is de context symbolisch. Als uitleg moet men dan geen tegenstrijdige verklaringen uit de kast halen. Ook de uitleg van Augustinus moet hier verworpen worden. Want hij zegt dat de volkeren = de gelovigen. Volgens hem kan Satan de gelovigen niet verleiden. Wat natuurlijk waar is in een totaal andere betekenis en samenhang.

Hoeveel jaar is duizend jaar in dit bijbelgedeelte. Berkhoff: “En bond hem duizend jaren.” Hier is sprake van een bepaalden tijd. Hebben wij dit getal, dat ook in v. 3, 4, 5 en 6 voorkomt, en waarnaar de periode van Christus’ vrederijk, waarvan wij hier handelen, “het duizendjarig rijk” genoemd wordt, letterlijk op te vatten? Wij zouden die vraag met deze wedervraag willen beantwoorden: waarom niet? Zijn “de zeventig jaren” der Babylonische ballingschap niet letterlijk vervuld? En “de zeventig jaarweken” van Daniël? En de “drie dagen” van Christus’ nederliggen in het graf? Waarom zouden dan déze “duizend jaren” niet letterlijk vervuld kunnen worden? Doch ook al zouden deze niet letterlijk maar symbolisch te verstaan zijn, doet dit aan de zaak zelve niets af of toe. Dan nog ligt er in ieder geval dit in uitgedrukt: het zal een periode in de geschiedenis zijn, zij het ook een nieuwe, daarom: jaren; en een lange, want: duizend jaren. En de Heere Zelf zal ons wel het antwoord geven, wanneer ook dit Zijn Woord tot de laatste tittel en jota zal vervuld worden” (blz.40, wij onderstrepen). H. Schouten zegt in ’Het Zoeklicht’, 21 augustus 1999, blz.22: “De koninkrijken van de wereld, waarvan satan de vorst was (Joh.16:11, Efeze 2:2 en 6:12) zijn dan onderworpen aan onze Here Jezus. De onwilligen zullen met een roede geregeerd worden. Dan zal het zijn zoals in Jesaja 60:12 geprofeteerd is: “Want het volk en het koninkrijk, die U niet willen dienen, zullen te gronde gaan, en die volken zullen zeker verwoest worden.”“ Men zegt in de kringen van de bedelingenleer dat men dat getal 1000 letterlijk moet lezen want er staat immers vijfmaal het lidwoord “de” aan voorafgegaan. Maar dat bewijst niets op zichzelf. Want “de”, kan evenzeer over een door God van tevoren ingestelde symbolische tijd spreken. Dat ziet men uit het veelvuldig gebruik van het Griekse “kairos” in de Bijbel. God werkt steeds met van te voren bestemde en afgemeten tijden en de meeste van die tijden zijn ons van tevoren niet gekend. Het getal tien is een symbolisch getal, en wat is duizend dan: 10 x 10 x 10! Tien is het getal van de volledigheid of volkomenheid. De totaliteit van de hemelse engelenmacht is in veelvouden van duizenden afgebeeld, zelf alles veelvouden van tien (Opb.5:11). Hier enkele teksten met het begrip “tien.” Waarschijnlijk heeft geen enkele ervan betrekking op een letterlijk getal tien: 2:10 tien dagen verdrukking 11:3 een tiende van de stad valt 12:3 een draak met zeven hoofden en tien horens


OPENBARING HOOFDSTUK 20

29

13:1 / 17:3,7 een beest met tien horens 17:12 de tien horens zijn tien koningen (symbolisch) Ook in gelijkenissen van Christus hebben we soms “tien” als een symbool van volheid. Zo bijvoorbeeld tien maagden, tien talenten, tien slaven in Mat.25:1 / Luc.15:8 / 19:13,16,17. En zie ook de uitdrukking “duizend geslachten” in Ps.105:8. Dat is niet letterlijk, want duizend geslachten kinderen voortbrengen zou een overbevolking geven die niet te overzien is. Wij geloven daarom dat de uitdrukking “duizend jaar” in het boek Openbaring verwijst naar een symbolische tijd waarvan de lengte door God is gekend. Deze tijdslengte gaat van Pinksteren tot de Satan voor een korte tijd zal losgelaten worden. Dat wil zeggen: we geloven niet wat dezen zeggen die in de bedelingen geloven. Volgens hen is Opb.20 vervolg van Opb.19. Wij zeggen dat Opb.20 een herhaling is van, en verkorte inhoud van de geschiedenis van de gemeente Gods en het laatste oordeel. Wat is dan dat binden van de Satan? Een gebonden zijn zodat hij de volkeren niet kan verleiden? Vooral dat laatste is een aanwijzing in welke richting we het antwoord dienen te zoeken. Wanneer vanaf Pinksteren de Heilige Geest zich op zo een wijze openbaart aan de discipelen, kàn de wereld nooit meer zijn zoals hij tevoren was. Satan is “gebonden” door zulk een kracht. Vanaf nu zal als regel gelden dat God aan mensen de overwinning geeft; wie in Christus zijn geloof stelt overwint de Satan (1 Cor.15:57). Daarom kan Paulus ook zonder schroom zeggen dat hij zich niet schaamt om het evangelie, het is de kracht van God tot redding van wie gelooft (Rom.1:16). Het beeld van het binden van Satan is een heilshistorisch beeld. De aanduiding dat de Messias hem heeft overwonnen. Gebonden zijn wil dus aantonen dat er een beperktheid in één af andere zin aan iemand is opgelegd. De Schrift geeft zelf een mooie illustratie in dat verband. “Want de gehuwde vrouw is door de wet aan haar man gebonden, zolang deze leeft; wanneer echter de man sterft, is zij ontslagen van de wet, die haar aan dien man bond” (Rom.7:2). Luther en de Statenvertaling zeggen “verbonden” daar waar de Leidse vertaling, Brouwer, Canisius en de N.B.G. “gebonden” schrijven. En ook het volgende uit Luc.13:16: “toen zich daar een vrouw bevond die achttien jaar land bezeten was; zij was verkromd en kon zich in het geheel niet meer oprichten... Moest aan deze vrouw, een dochter van Abraham, die door den Satan nu reeds achttien jaren gebonden was, niet van dien band op den sabbatdag losgemaakt worden” (Leidse vertaling, wij onderstrepen). Het binden en losmaken van deze vrouw heeft in het Grieks dezelfde woorden als in Openbaring 20. En in Hand.8:23 staat beschreven wat zich afspeelt tussen Petrus en een zekere Simon, die magiër is: “Want ik zie dat uw ziel vol bittere gal is en gij verstrikt zijt in ongerechtigheid” (Leidse vertaling van Hand.8:23, Grieks “sundesmos” wij onderstrepen). Verstrikt = een synoniem van gebonden in het Grieks. En vergelijk Col.2:19 = samengebonden. Iets anders ter illustratie. Toen Lazarus begraven werd was hij “gebonden” van kop tot teen (Joh.11:44). Maar op bevel van Jezus kwam hij uit het graf en slechts daarna werden zijn windsels afgenomen. Hoewel dus “gebonden” wou het niet zeggen dat hij niets kan doen want hij kwam vooraf uit het graf. Meer dan één op vier van de teksten die spreken over binden (Grieks “deoo”) hebben een figuurlijke betekenis. Zie Mat.12:29 / 16:19 (2 maal) / 18:18 (2 maal) / 23:4 / Luc.13:16 / Hand.24:27 / Rom.7:2 / 1 Cor.7:27,39 / 2 Tim. 2:9 / Opb.9:14 / 20:2. Met ander woorden. De voorbeelden die in het NT zelf tot ons komen, tonen dat “binden” en “gebonden zijn” regelmatig gebruikt zijn in een symbolische betekenis. Wanneer dat zo is wijst het


OPENBARING HOOFDSTUK 20

30

niet op een totale inactiviteit van de persoon die het onderwerp uitmaakt van de handeling. Zo ook staat het met de Satan in Opb.20, hij is gebonden in een bepaalde zin, maar is niet totaal uitgeschakeld en van de kaart. Een goede en oude illustratie over het gebonden zijn van Satan is de volgende: hij is als een hond die gebonden is aan een ketting. Een razende hond vastgebonden met een degelijke ketting is slechts gevaarlijk voor mensen die in het bereik komen van de draaicirkel van de hond. Wie er buiten blijft hoeft niets te vrezen. Zo moet men Satan slechts vrezen wanneer men hem persoonlijk gaat opzoeken. Voor de rest is hij gebonden en kan hij een gelovige niet deren. Satan heeft een beperkte bewegingsvrijheid, deze die de Heer hem geeft. De tekst van Openbaring zegt dat Satan de “volkeren” niet meer kan verleiden. Dat is wat er sinds Pinksteren is begonnen. Door de kracht van het evangelie is er een zo grote ontwikkeling geweest in de wereld dat er geen volkeren meer zijn die niet enkele of meerdere procenten Messiasbelijdende gelovigen hebben. Zelfs toen Rusland nog in de greep was van Marx en Lenin, was het een land met vele gelovigen. En in China gebeurde hetzelfde, de kerk bestond er ondergronds. Er zijn natuurlijk landen met weinig christenen, in het Midden Oosten, maar ook daar zijn er te vinden. Velen moeten hun trouw bekopen met jarenlange gevangenisstraffen. Er zijn o.a. vervolgingen of beperkingen in; Algerije, Bangladesh, Bhutan, Brunei, China, Comoren, Cuba, Indonesië, Irak, Iran, Kuwait, Libië, Marokko, Myanmar, Nigeria, Oman, Syrië, Tibet, Tunesië, Verenigde Arabische Emiraten enz... We gaan hier zo breedvoerig op in omdat de lezer niet de indruk zou krijgen dat we de huidige situatie van het christendom niet kennen. Maar het is niet het geval. Waar we van overtuigd zijn is dit: indien met Pinksteren de Heilige Geest geen stokken voor de wielen van Satan had geworpen dan zou, het er in de wereld slechter aan toe zijn dan nu het geval is. Indien Satan toen niet aan banden was gelegd dan zou er van een christelijke kerk géén sprake geweest zijn. Dan zou ze in de kiem gesmoord zijn, want zo groot moeten we de haat van Satan aan haar adres wel inschatten. De gemeente is trouwens haar énige echte vijand, de énige groep van mensen waarover hij geen enkele macht heeft. Het is de Heer die hen daarvoor in bescherming neemt. En de voorstanders van de leer van het millennium zullen dan zeggen dat het daarom niet waar kan zijn wat we zeggen. Want christenen blijven verdrukt en vervolgd worden. Het lijkt alsof Satan nu sterker is dan ooit tevoren. Maar dat is juist het verhaal dat opgehangen wordt vanuit het zicht van ongelovigen. Dat is het woord van God verkeerd uitleggen: alle satanische machten zijn door de Heer aan het kruis onderworpen. Men moet dus in elk geval voor wáár geloven dat de Heer op Golgotha de kop der slang heeft verpletterd. Satan is overwonnen en verslagen. Maar dat wil niet zeggen dat een individu uit deze volkeren niet kan verleid worden. Ongelovigen laten zich nog steeds verblinden door Satan (2 Cor.4:4,5). Tot zelfs in de kerk zijn er “schijnheiligen” te vinden (2 Cor.11:13-15) maar ze zijn geen echt deel van Gods gemeente. Daarom moet een christen het gebied van Satan niet betreden maar ontwijken (2 Tim.2:25,26 / 4:18). Wanneer we zo handelen zijn we zeker dat er ons niets zal overkomen. Niemand kan Gods kinderen iets ten laste leggen (Rom.8:33-38). Ondanks dat Satan rondgaat als een briesende leeuw, hij kan de ware gelovige niet deren (1 Pet.5:8). En dit wil ook niet zeggen dat er geen zonde meer zou zijn nu de Satan gebonden is. Tijdens zijn gebonden zijn is het hart van de mens uit de straat nog steeds een onbekeerd hart. Overal waar door de Heilige Geest nog geen wedergeboorte heeft plaatsgehad heerst nog dat boze hart. In zo een hart


OPENBARING HOOFDSTUK 20

31

heerst nog steeds de verdorven natuur volgens Gen.8:21 / Jer.13:13 / Marc.7:21,22 / Joh.3:3 / Rom.8:6,7 / Eph.2:1-3. Berkhoff: “Maar welk een uitzicht ontvangen wij dan hier! Welk een verlossing wordt ons hier beloofd! Satan zal gebonden worden, opdat hij de volken niet meer zal kunnen verleiden! Wanneer, zoo vragen we, is dit geschied? Wanneer ging hij niet uit tot dit werk? En op zijn eeuwige tenonderbrenging kan dit onmogelijk zien. Want na den oordeelsdag kan er niet meer gesproken worden van volken. Dan is alle onderscheid van geslacht en nationaliteit opgeheven. Maar bovendien wordt dit afgesneden door hetgeen er bijgevoegd wordt, en in v. 7-10 nader wordt uitgewerkt: “En daarna moet hij een kleinen tijd ontbonden worden.” Opmerkelijk is, dat én hier én daar de visionaire vorm geheel wordt losgelaten, en de Geest Johannes zóó leidt, dat hij in gewone, duidelijke taal, zelfs zonder beeldspraak, voorzegt, wat er ná het duizendjarig rijk nog moet geschieden. Maar dan staat het ook vast, dat deze binding van satan niet geplaatst mag worden in de eeuwigheid, doch te wachten is in den tijd. En evenzeer, dat ze thans nog niet geschied is” (blz.41, 42, wij onderstrepen). We citeren hier met nadruk wat S. Greydanus zegt in zijn ’Korte verklaring der Heilige Schrift’, De Openbaring des Heeren aan Johannes', blz.298: “Deze binding van satan, en zijn opsluiting in den afgrond, zijn maar tijdelijk. Wel een lange tijd, door duizend jaren aangegeven, maar daarna wordt hij door Gods raadsbesluit - “moet”- weer voor een korte tijd losgelaten, om dan de heidenvolken te kunnen opdrijven tot de poging, zijn goddeloze plannen te volvoeren. Evenwel volgt dan ook weldra zijn eeuwigdurende werping in den poel des vuurs, vs10... En ze zullen ten einde zijn, wanneer satan weer gelegenheid ontvangt, om de ganse heidenmacht, alle niet-Christelijke volken, die in totaal verre overtreffen de Christennatiën, gehele volken, te kunnen opdrijven, om Christendom en Evangelie van de ganse aarde te willen verdelgen.” Kijken we naar het boek Openbaring dan hebben we het meest symbolische boek van allemaal in handen. Mogen we de teksten met duizend jaren interpreteren als letterlijke jaren? Of is een symbolische uitleg niet te rechtvaardigen? Het moet duidelijk zijn uit het onderstaande dat het woord “duizend”, door de Schrift zelf regelmatig niet letterlijk, maar symbolisch voor een groot aantal of een lange periode van tijd staat. Dus! Met betrekking tot: Mensen of dingen Job 9:3: “Indien Hij met hem wilde gaan rechten, niet één op duizend zou hij Hem kunnen antwoorden.” Psalmen 50:10, “Want al het gedierte van het woud is van mij, en het vee op duizend bergen.” Prediker 7:28: “die ik nog altijd zoek zonder ze gevonden te hebben –: onder duizend heb ik één mens ontdekt, maar een vrouw heb ik onder deze allen niet ontdekt.” Hooglied 4:4: “Uw hals is als de Davidstoren, die gebouwd is met tinnen; de duizend schilden hangen daaraan, en alle zijn beukelaars van helden.” Daniel 5:1: “Koning Belsassar richtte een grote maaltijd aan voor zijn machthebbers, duizend in getal; en in tegenwoordigheid van die duizend was hij aan het wijndrinken.”


OPENBARING HOOFDSTUK 20

32

Daniël 7:10: “en een stroom van vuur welde op en vloeide voor hem uit; duizendmaal duizenden dienden hem en tienduizend maal tienduizenden stonden vóór hem. De vierschaar zette zich neder en de boeken werden geopend.” Met betrekking tot: Dagen, jaren, en geslachten (generaties) Deuteronomium 7:9: “opdat gij zoudt weten, dat de HERE, uw God, de enige God is, de trouwe God, die het verbond en de goedertierenheid houdt jegens wie Hem liefhebben en zijn geboden onderhouden, tot in duizend geslachten.” 1 Kronieken 16:15: “Gedenkt voor immer aan zijn verbond, – het woord, dat Hij gebood aan duizend geslachten.” Psalmen 84:11: “Want één dag in uw voorhoven is beter dan duizend (elders); ik wil liever staan aan de drempel van het huis mijns Gods dan verblijven in de tenten der goddeloosheid.” Psalmen 90:4: “Want duizend jaren zijn in uw ogen als de dag van gisteren, wanneer hij voorbijgegaan is, en als een nachtwake.” Psalmen 105:8, “Hij gedenkt voor eeuwig aan zijn verbond, – het woord, dat Hij gebood aan duizend geslachten.” Prediker 6:6: “Al leefde hij ook tweemaal duizend jaar, maar genoot het goede niet – gaat niet alles naar één plaats?” 2 Petrus 3:8: “Doch dit ene mag u niet ontgaan, geliefden, dat één dag bij de Here is als duizend jaar en duizend jaar als één dag.” En het oordeel werd hun gegeven (vers 4) Biederwolf: “De gedachte van regeren lijkt het belangrijkste te zijn in dit gedeelte... we geloven dat deze tronen de plaatsen zijn van de hoge dignitarissen, t.t.z. tronen van koningen aan wie het oordeel toekomt.” (blz.694, 695) Biederwolf geeft 4 mogelijke interpretaties waarvan hij de 4de verkiest. “4. De 12 apostelen zoals in Mat.19:28 en de heiligen in het algemeen; dezen van het OT en deze van het NT zoals lijkt uit 1 Cor.6:2,3” (blz.695). Wanneer we even nadenken over wat de troon van God betekende in het OT dan moet deze tekst niet te moeilijk zijn. God is in het OT steeds de ware koning van het volk Israël. Ook wanneer ze een zichtbare koning hebben, zoals de volkeren rondom hen, blijft YaHWeH de echte koning. De afstammelingen van David zitten slechts vervangend op de troon van God. Wanneer we Deut.17:14-18 met 1 Kron.29:23 vergelijken is dat duidelijk. In het NT is volgens de engel Gabriël Jezus de énige rechthebbende op de troon van David (Luc.1:32,33). Jezus is de vertegenwoordiger van God in de uitvoering van Zijn koninklijk ambt (Opb.3:21). De gelovigen van het NT mogen ook nu al delen in datzelfde uitoefenen van Koninklijke macht. Samen met hun Verlosser delen ze in zijn macht op aarde, in een beperkte, maar niettemin ware zin van het woord. En de gelovigen van vroegere tijden zullen, nà hun opstanding, met Hem regeren in alle komende eeuwen. We moeten dus het scherp contrast dat de Schrift leert, steeds blijven aanhouden en de twee niet mengen. Er is een geschiedenis van de wereld die zich


OPENBARING HOOFDSTUK 20

33

afspeelt voor ons oog, waar de gelovige geen echt deel aan heeft. Dat gaat aan ons voorbij! Het andere verhaal is dat in die tussentijd er een heilsgeschiedenis is van God met een klein deel van de mensen. Een uitverkoren koning-priester-geslacht dat hij sinds Pinksteren heeft uitverkoren en met wie Hij een nieuw verbond heeft gesloten. In het NT worden de beloften van het OT vervuld. In welke zin dat te begrijpen is geeft o.a. H. Bavinck aan in zijn, ’Gereformeerde Dogmatiek’, deel 4, blz.641 wanneer hij het volgende zegt: “Is het bij de exegese des Ouden Testaments de vraag niet, of de profeten zich geheel of ten deele bewust waren van het symbolisch karakter hunner voorspellingen, want zelf in het woord van klassieke schrijvers ligt meer, dan zijzelven erbij gedacht of ermede bedoeld hebben. Maar wel is het de vraag, wat de Geest van Christus, die in hen was, ermede betuigen en openbaren wilde. Dat nu wordt uitgemaakt door het Nieuwe Testament, dat de voltooiing, de vervulling en daarom de verklaring van het Oude is, want in de vrucht wordt de natuur van den boom openbaar. Zelfs de moderne critiek erkent, dat niet het Jodendom, maar het Christendom de volle verwezenlijking is van de religie der profeten.” Wie zitten er dan op de hier genoemde tronen in Openbaring 20? Men heeft enkele mogelijkheden genoemd: 1°) De twaalven volgens Luc.22:29,30. 2°) De gemeente met de Heer sinds Pinksteren 3°) De zielen van de onthoofde heiligen, t.t.z. slechts de martelaars uit de tijd van de laatste zeven jaren vóór de echte Wederkomst. 4°) God, Christus en de engelen. 5°) De 24 ouderlingen. 6°) De heiligen van het Oude Verbond en het Nieuwe in de 1000-jarige regering. Biederwolf zegt het volgende: “In het begrip “oordeel” mag niet slechts gedacht worden aan wat o.a. Milligan zegt... de verwijzing is vooral naar het “recht” te oordelen, het uitoefenen van het oordeel en het uitspreken van het oordeel” (blz.695). “Over wie oordelen ze... Er is géén zekerder weg te verkiezen dan dit gedeelte uit te leggen door andere schriftuurplaatsen te laten meespreken. Dezen die op de tronen zitten, met inbegrip van de martelaren, zijn zij die regeren over de natiën” (blz.696). Maar een ander Israël gezinde theologe zegt het toch nog anders. In ’Geen toekomst zonder Israël’, Voorhoeve, Den Haag, 1988, blz.35 schrijft M. Vollenhoven-Meijer het volgende: “Als Israël een Messiaans rijk wordt, breekt een nieuw tijdperk aan, een nieuwe fase in Gods heilplan. We kunnen onze tijd óók een Messiaanse tijd noemen. God en Zijn Messias regeren ook nú, maar dan op verborgen wijze. Gods Koningschap was, is en komt. Het heil is ’reeds’ en ’nog niet’. We begrijpen vaak niets van Gods heerschappij. God is voor ons vaak ’een God die zich verborgen houdt’. Zijn gedachten en wegen zijn oneindig veel hoger dan de onze , Hij is niet te doorgronden. Wel ervaren we elke dag dat Gods Rijk als natie Jezus gaat erkennen en om Hem gaat roepen” (wij onderstrepen). Oordelen is ook een belofte aan Gods gemeente: letterlijk, symbolisch en apocalyptisch. Maar..., maar..., maar.... Wat is de inhoud van dat oordelen en regeren? Dat is de hamvraag! Nu of later? Drie teksten hierover uit velen:


OPENBARING HOOFDSTUK 20

34

Rom.5:17: “Want, indien door de overtreding van de ene de dood als koning is gaan heersen door die éne, veel meer zullen zij, die de overvloed van genade en van de gave der gerechtigheid ontvangen, leven en als koningen heersen door de ene, Jezus Christus.” 2 Tim.2:12: “indien wij volharden, zullen wij ook met Hem als koningen heersen; indien wij Hem zullen verloochenen zal Hij ons verloochenen.” Opb.5:10: “en Gij hebt hen voor onze God gemaakt tot een koninkrijk en tot priesters, en zij zullen als koningen heersen op de aarde.” Zie ons commentaar bij deze tekst want hij spreekt letterlijk over het tegenwoordige heersen. Wat is de inhoud van dat oordelen en regeren? Twee antwoorden. 1°) Oordelen en regeren doet de gemeente nu reeds volgens o.a. 1 Pet.2:7-9. Let er op dat ze als groep van “koningen en priesters” in deze tijd de “grote daden” moet verkondigen van God en dus nu moet handelen in deze als “priesters en koningen.” Een tweede voorbeeld dat frappant is vinden we in het verhaal van Hand.15. Het gaat om de bespreking in Jeruzalem van wat de heidenen dienen te onderhouden van de wet van Mozes. Aan het eind van de besprekingen staat er een beslissing die is genomen door de Heilige Geest èn “ons.” Dit “ons” wijst naar de apostelen en de ouderlingen van Jeruzalem. “Ons” en de Heilige Geest, beslissen, verordenen t.t.z. regeren. “Ons” heeft een medezeggenschap in deze zaak en ze maken dat ook duidelijk wanneer de zendelingen teruggezonden worden van waar ze gekomen zijn. Daarbij krijgen ze een brief mee die zegt dat het “ons” en de Heilige Geest goeddunkt dít en dát op te leggen als regel. Zie Hand.15:19,28,30-33. Een derde voorbeeld. Jezus, doet aan Petrus de belofte dat hij (en later alle verantwoordelijken in de gemeente) de sleutels van het koninkrijk ontvangen Mat.16:19. Dat komt overeen met wat in Mat.18:18 staat. De leerlingen kunnen slechts op aarde binden en ontbinden wat vooraf zo beschikt is in de hemel. Ze zijn in die zin afgebeeld op tronen in de hemel. Dat veronderstelt autoriteit om te oordelen t.t.z. regeren als onderdaan in de naam van Gods Koninkrijk. 2°) Oordelen en regeren zal de gemeente doen in de toekomst volgens o.a. Opb.2:26,27 / 3:21 / 1 Cor.6:2. Beide zaken optellen en laten staan voor wat ze ons willen zeggen moet toch niet zo moeilijk zijn! Zodat we gewoon maar moeten leren dat; de gemeente (de gelovigen, de kerk) in deze tijd regeert met haar Heer. En ze gaat er nog mee door na de Wederkomst. We moeten de zaken niet stellen als een of/of maar als een en/en. Ter illustratie van hoe men een tekst als 1 Cor.6:2 moet begrijpen het volgende citaat. Het is te vergelijken bij wat we weten over het begrip eeuwig leven in de Schrift; het is nu ons bezit maar ook later. F.J. Pop zegt over 1 Cor.6:2 in zijn commentaar bij Callenbach, 1965, blz.109, 110: “Dat de heiligen (=gemeenteleden, tegenstelling van onrechtvaardigen) in zijn oordeel zullen participeren, vinden we elders niet met zovele woorden gezegd. Nu de heiligen tot deze laatste rechtspraak bestemd zijn, zal in de gemeente reeds een zwakke afglans van deze komende heerlijkheid mogen blinken. Des te opvallender is, dat men zich in Corinthe blijkbaar onbevoegd acht voor de meest onbetekende rechtspraak. Deze onbevoegdheid of onwaardigheid (anaxios) om op te treden als laagste rechtbank en recht te spreken over persoonlijke geschillen, die vergeleken met het wereldgericht enig gewicht hebben, verraadt hoezeer


OPENBARING HOOFDSTUK 20

35

de gemeente beneden niveau is; ze mocht waarlijk wel wat meer besef hebben van haar toekomstige hoge staat!” Enkele commentatoren, zoals Milligan, denken hier aan het oordelen in een neutrale betekenis van het woord. Het zijn de Vader, Zoon en Heilige Geest die oordelen? Het verslag van dat oordeel zou doorgegeven worden aan de gemeente als controle dat God zijn werk goed heeft gedaan. Dat is ook de uitleg die de Adventisten hierin leggen. Onmogelijk als interpretatie is dat niet, maar het is toch niet zeer waarschijnlijk. Het zegt te weinig gezien al wat aan de gemeente is beloofd. Wat wil dat zeggen, zielen van de onthoofden enz... (vers 4) We lezen bij Berkhoff: “Er wordt in vers 4 duidelijk gesproken van drie onderscheiden groepen geloovigen: eerst lezen we: “En ik zag tronen, en zij zaten er op, en het oordeel werd hun gegeven.” En daarna: “En ik zag de zielen dergenen, die onthoofd waren om het getuigenis van Jezus, en om het Woord Gods.” En eindelijk: “En die het beest en deszelfs beeld niet aangebeden hadden, en die het merkteeken niet ontvangen hadden aan hun voorhoofd en aan hunne hand.” Dat dit vers onmogelijk zoo gelezen kan worden, als velen doen: “En ik zag tronen, en zij zaten daarop, n.l. de zielen dergenen, die onthoofd waren” enz., zien we uit den grondtekst: en staat er wel degelijk bij; bovendien staat het woord “zielen” niet in den eersten, maar vierden naamval, waarom het geen nadere aanduiding kan zijn van “zij zaten er op.” Daarom kunnen wij niet anders zien, dan dat Johannes eerst een groote schare aanschouwde, met koninklijke heerlijkheid gekroond, en dat hij daarnaast, of daaronder, als een afzonderlijke groep onder de groote schare, eerst zag de triumfeerende martelaren uit de voorbijgegane eeuwen; en dáárnaast weer, of ook als een opvallende groep onder de ontelbare menigte, de geloofsgetuigen, die de ontzaglijke vuurproef onder den antichrist hadden mogen doorstaan” (blz.46, 47). J. Schouten zegt in ’Het Zoeklicht’, 5 september 1998, blz.10, (wij onderstrepen): “We wezen reeds op Openb. 20 vs. 4 waar duidelijk wordt dat de daar genoemde opstanding alleen gelovigen betreft. Het is de gemeente van alle tijden, tot en met degenen die uit de grote verdrukking komen.” Zijn het volgens de tekst drie groepen die “opstaan”? (Grieks = anastasis = oprijzen letterlijk vertaald) 1°) “die onthoofd waren om het getuigenis van Jezus en om het woord van God” 2°) “en die noch het beest noch zijn beeld hadden aangebeden” 3°) “en die het merkteken niet op hun voorhoofd en op hun hand ontvangen hadden” Het kan gaan om 3 groepen, apart en gescheiden van elkaar. Punt 1°) stellen dan alle martelaars voor. Vraag is dan wel: dezen van het NT & dezen van het OT, of slechts de gelovigen in Christus sinds Pinksteren? Punt 2°) die het beeld en beest niet aanbidden wijst op al dezen die door de eeuwen heen zich niet overgeven aan politiek, religieus of antichristelijke overtuigingen. Vraag: ook die van het OT? Punt 3°) al dezen die wanneer de Antichrist werkzaam is en zich niet laten tekenen als behorend tot zijn rijk of als bezit. Ze zijn Gods kinderen. Het gaat om de ware gelovigen en niet om mensen die ook maar iets met de wereld te maken hebben. Of zijn deze drie groepen slechts één en dezelfde? Want het “en” dat we onderstrepen is dan een verklarend “en”. Dit tweemaal “en” (epexegetisch zegt men in moeilijke taal) is dan een verdere uitleg en bevestiging van de eerste zin. Wanneer we beweren dat de gemeente nu regeert leren we


OPENBARING HOOFDSTUK 20

36

dus geen ongerijmde dingen. Integendeel dat is het andere deel uit de puzzel. En een andere uitleg is er volgens de context niet mogelijk. Het gaat zeker niet om alle gelovigen die op hetzelfde moment regeren of voor de volle periode van de duizend jaar. Dat is een kapitale fout van dezen die in de bedelingen geloven. Letterlijk genomen wie regeert er volgens deze tekst dan: alleen en slechts zij die vernoemd zijn. En het gaat dan niet om alle gelovigen inclusief dezen uit het OT die regeren. Ook dat is een tweede kapitale fout, wanneer we dat er in lezen zoals volgens het citaat van J. Schouten. Ze zouden eerst moeten opstaan uit de dood. Maar de lichamelijke opstanding is slechts beschreven in de laatste verzen van Openbaring 20. Wie hier denkt aan de “zielen” van heiligen in de hemel kan dat niet waar maken vanuit de schepping van de mens. De gehele mens bestaande uit een lichaam en de geest van God is een ziel (Gen.2:7). Wie sterft, of hij een goed mens of een slecht mens was, zal terug uiteenvallen in deze twee delen. Zijn lichaam blijft op aarde en zal tot as vergaan. De geest (hem door God gegeven) keert terug naar God (Pred.12:7). Bewust levend, is er bij de dood niemand in de hemel. Ze kunnen er dus niet regeren in letterlijke zin vóórdat ze zijn opgestaan uit de doden, in het lichaam. Ze kunnen echter nu al in symbolische zin regeren. We moeten bij het begrip “ziel” dus niet denken in de richting van een onsterfelijke ziel. Het woord heeft in de Schrift meerdere malen de betekenis van een “pars-pro-tote” een deel staat voor het geheel. En dat is hoe we het hier moeten begrijpen. De betekenis is deze: een mens (een ziel) komt tot leven in de echte zin van het woord. Door de inwerking van Gods Geest wordt een mens (een ziel) herboren tot dat wat een echt mens is: een kind van God Er staat hier niet zoals men normaal is te lezen in de kringen van de bedeling: “ze stonden op uit de doden.” Wel dat ze “leefden”, en dat is niet hetzelfde. We herhalen wat we reeds hebben opgemerkt in dit verband. De Schrift geeft te kennen dat het loon van de gelovige ontvangen wordt bij de “parousia”, “epiphaneia”, en “apocalupsis” van de Heer (1 Pet.1:7 / 2 Tim.4:8 / 1 Thes.2:19). Ook spreekt 1 Pet.5:4 nog van ontvangen van loon bij de “phanerosis” of manifestatie. Wil dit nu zeggen dat een christen drie of viermaal zijn loon ontvangt? Natuurlijk niet. Het loon in de ware zin ontvangt hij bij de opstanding uit de doden, bij vers 12 van Openbaring 20. Leven, dat doet de gelovige al vanaf zijn wedergeboorte en is in geen enkel opzicht toekomstmuziek. Dit is nog een andere uitleg bij hetzelfde in andere termen. Wat moeten we aannemen bij Openbaring 20:4 als de best mogelijke verduidelijking? Voor mezelf is dat de geestelijke interpretatie. 1°) Het boek Openbaring is grotendeels geschreven in termen die symbolen (of tekenen) voorstellen en geen letterlijke betekenis hebben. (zie ook punt 7) 2°) Er wordt met niets gerept over het idee dat Christus naar de aarde terugkeert met de heiligen, of men moet dat gedeelte als het rechtstreekse vervolg zien op het hoofdstuk 19 dat voorafgaat aan een letterlijke, aardse regering. Maar dat is problematisch, het staat er niet. 3°) De passage maakt geen melding van een lichamelijke opstanding van de heiligen. Openbaring 20:4 zegt: “Ik zag DE ZIELEN van hen die onthoofd (...) en zij WERDEN WEER LEVEND” – Willibrord 1995. De vraag is of dit een opstanding is van het vlees? Niet volgens ons! In betekent het letterlijke van het woord staat er: “leefden” in plaats” van “werden weer levend” (Zie de voetnoten van de Elberfelder Bijbel en de klassieke commentaren.) 4°) Er wordt niet gezegd wanneer (tijdstip) of waar (hemel, aarde of nog ergens anders) de duizend jaar regeren zou plaatsvinden.


OPENBARING HOOFDSTUK 20

37

5°) In deze passage is alleen sprake van degenen die het martelaarschap hebben geleden, maar premillennialisten beweren dat zelfs de ware gelovigen uit het OT opstaan uit de doden en ook de bewoners van dat Christusrijk zullen vormen. 6°) Als we naar de passage gaan en ze letterlijk nemen zoals het er staat, dan zijn de werkwoorden in de verleden tijd. Dan moet men met vermelding naar die zaak zeggen: de regering is al bezig of ze heeft al plaatsgevonden en er is geen toekomstig regeren op aarde aangegeven. 7°) Premillennialist zullen niet zeggen dat het “beest” en zijn “beeld” letterlijk moeten worden genomen. Hoe kan men vragen/eisen dat het om een letterlijke toepassing van ”duizend jaar” gaat? 8°) Hoewel de tekst zegt dat de zielen regeren voor duizend jaar staat er niet waar dat is en is er niet gezegd hoe lang Christus regeert. 9°) Alleen die onthoofd worden “voor het getuigenis van Christus” zullen worden opgenomen waardoor de onrechtvaardigen uitgesloten zijn en er geen belofte is van een ”tweede kans.” Dat is nochtans een uitleg van velen - al dan niet toegegeven – maar is niet Bijbels! 10°) Deze passage zegt niet dat Christus terug komt naar de aarde VOORDAT of zelfs bij het begin van deze regeerperiode. Het zegt niet dat zowel Christus of de ”zielen” op aarde waren ten tijde van die regeerperiode. Als we als eerlijke/oprechte Bijbelstudent dat aanvaarden dan moeten we concluderen dat noch Openbaring 20, noch enige andere passage in Openbaring voor die uitleg pleit dat Christus letterlijk duizend jaar zal regeren. Waarom we voor een geestelijke uitleg kiezen van de eerste opstanding. Opmerking 1: Figuratieve opstandingen worden 3 maal genoemd in het OT: Jesaja 26:19-21: “19 Herleven zullen uw doden – ook mijn lijk –, opstaan zullen zij. Ontwaakt en jubelt, gij, die woont in het stof! Want uw dauw is een dauw van licht; en de aarde zal aan de schimmen het leven hergeven. 20 Kom, mijn volk, ga in uw binnenkamers, en sluit uw deuren achter u; verberg u een korte tijd, tot de gramschap over is. 21 Want zie, de HERE verlaat zijn plaats om de ongerechtigheid der bewoners van de aarde aan hen te bezoeken; dan zal de aarde het op haar vergoten bloed aan het licht brengen en haar verslagenen niet langer bedekken.” Hosea 13:14,15: “14 Zou Ik hen uit de macht van het dodenrijk bevrijden, van de dood loskopen? Dood, waar zijn uw pestziekten, dodenrijk, waar is uw verderf? Mijn oog kent geen medelijden. 15 Ook wanneer hij tussen broeders zou opbloeien, zou toch de oostenwind, de wind des HEREN, opstekend uit de woestijn, komen, zodat zijn bron zou opdrogen en zijn wel droog zou worden; die zal de voorraad van alle kostbaarheden plunderen.” Ezech.37:1-14 (gedeeltelijk): “1 De hand des HEREN kwam op mij, en de HERE voerde mij in de geest naar buiten en zette mij neer in een dal; dat was vol beenderen. 2 Hij deed mij daar aan alle kanten omheen lopen en zie, zij lagen in grote menigte door het dal verspreid, en zie, zij waren zeer dor. 3 En Hij zeide tot mij: Mensenkind, kunnen deze beenderen herleven? En ik zeide: Here HERE, Gij weet het. 4 Toen zeide Hij tot mij: Profeteer over deze beenderen en zeg tot hen: gij dorre beenderen, hoort het woord des HEREN. 5 Zo spreekt de Here HERE tot deze beenderen: Zie, Ik breng geest in u, en gij zult herleven; (…) 11 Voorts zeide Hij tot mij: Mensenkind, deze beenderen zijn het gehele huis Israëls.” Opmerking 2: Openbaring 20 spreekt van: de eerste en tweede dood en eerste en tweede opstanding. 1. Eerste en tweede dood van Openbaring 20  De eerste: is wanneer we zondigen, geestelijk sterven en gescheiden zijn van God  De tweede: is de poel van vuur of Gehenna, 2:11 / 19:20 / 20:10,14 / 21:8 2. Eerste en tweede opstanding van Openbaring 20


OPENBARING HOOFDSTUK 20 

38

Ten eerste: wanneer DE wedergeboorte is, vereniging met God, en (geestelijk) zitten in de hemel in Gods tegenwoordigheid. Eph.2:6: “Hij heeft ons samen met Hem laten opstaan en laten zetelen in de hemelse regionen, in Christus Jezus.” - Willibrord 1995. Ten tweede: wanneer de verlorenen in Gods aanwezigheid worden gebracht is dat voor het oordeel/veroordelen. Openbaring 20:12: “Ik zag de doden, groot en klein, voor de troon staan. De boeken werden geopend. Nog een ander boek werd geopend, het boek des levens. De doden werden geoordeeld naar hun daden, zoals die in de boeken beschreven stonden.” - Willibrord 1995.

Opmerking 3: Deze broeders/zusters van vers 4, hebben niet het beest noch zijn beeld aanbeden. Ze hebben hun stempel op hun voorhoofd of op hun handen niet ontvangen. 1) Deze broeders/zusters waren trouw gebleven aan de Heer met het uitzicht van overweldigende kansen, ze hebben niet mee gedaan in de dingen van de wereld. Ze zijn niet mee gegaan met hun buren en vrienden in het bedrijven van het kwaad. 2) We moeten ons scheiden van het kwaad, de maatschappij en doen wat God van ons verwacht. A) “Stem uw gedrag niet af op deze wereld. Word andere mensen, met een nieuwe gezindheid. Dan bent u in staat om uit te maken wat God van u wil, en wat goed is, welgevallig en volmaakt.” - Rom.12:2 Met andere woorden, bekeken vanuit de tijd van de apostel: als iedereen buigt voor een beeld van de keizer, niet doen! B) “Iemand die in krijgsdienst is, laat zich niet in met de zaken van het burgerleven, om zijn meerderen niet te mishagen.” - 2 Tim.2:4 Een mooie illustratie die men toen zal begrepen hebben, de soldaten van de keizer waren overal tegenwoordig. Controle en onderzoek naar wat niet mag. C) “Verlies uw hart niet aan de wereld of aan de dingen in de wereld! Als iemand de wereld liefheeft, woont de liefde van de Vader niet in hem.” - 1 Joh.2:15 Dus is de conclusie van dit derde punt: ook als er nog een toekomstige grote vervolging zou zijn en nog een ander beeld en valse profeet, dat wijzigt niets aan het feit dat al die zaken er al waren in de dagen van de apostelen. In werkelijkheid is dat allemaal begonnen in die dagen en zal ononderbroken de situatie zijn: strijd tussen licht en duisternis, goed en kwaad, het volk van Jezus en de volgelingen van Satan. Opmerking 4: In Openbaring 20 lezen we enkele malen over 1.000 jaar. Dit is waar de term “1.000 jaar regeren” vandaan komt. Het juiste gebruik van de term moet beperkt blijven tot wat Johannes beschrijft om op dit punt geen fantasierijke verhalen er tussen in te voegen. De zogenaamde “premillennialisten” (Christus komt vóórdat de 1.000 jaar begint) geloven dat gezien ze wereldse overwinnaars zijn met Christus ZULLEN op regeren deze aarde voor die 1.000 jaar. Maar Paulus heeft hier een andere visie over en zegt dat als volgt: Romeinen 8:37,38: “37 Maar in dit alles zijn wij meer dan overwinnaars door Hem, die ons heeft liefgehad; 38 Want ik ben verzekerd, dat noch dood noch leven, noch engelen noch machten, noch heden noch toekomst, noch krachten.” - NBG 1951 Romeinen 8:37,38: “37 Maar over dit alles zegevieren wij glansrijk, dankzij Hem die ons heeft liefgehad. 38 Ik ben ervan overtuigd, dat noch de dood noch het leven, noch engelen noch machten, noch wat is noch wat komt, geen macht.” - Willibrordvertaling 1995 Wanneer zijn we overwinnaars: we zij dat “nu” en heeft niets te maken met een vervolging van een Antichrist die nog moet komen. “Nu” want over dit alles zegevieren wij glansrijk en wat het is zien we in vers 35: “Wie zal ons scheiden van de liefde van Christus? Verdrukking of benauwdheid, of vervolging of honger, of naaktheid, of gevaar, of het zwaard?” Dit is ook de essentie van wat Johannes in de Openbaring aan ons communiceert. Er is geen reden om onderscheid te maken tussen deze beide apostelen, ze spreken elkaar niet tegen. Er is geen reden om te geloven dat we volgens het plan van God, dat we maar zullen regeren op deze aarde in een nog komend koninkrijk.


OPENBARING HOOFDSTUK 20

39

We zullen dat doen omdat we het ook “nu” al doen want nu is al vervuld dat we zijn: “meer dan overwinnaars DOOR HEM.” Ze leefden en regeerden (vers 4) Als inleiding tot het volgende punt citeren we uit een publicatie van de Navigators, ’Life change series, Revelation’, Navpress, 1989, blz.142: “Ze kwamen tot leven en regeerden (20:4). Het is niet duidelijk of dit slechts slaat op de martelaren van de tijd van de verdrukking (de zielen van hen die onthoofd waren) of alle gelovige uit alle tijden. Het is tevens niet duidelijk of dezen die “leefden en regeerden” dezelfde zijn als dezen die op de tronen zitten en aan wie “het recht is gegeven om te oordelen.” H. Schouten zegt in ’Het Zoeklicht’, 21 augustus 1999, blz.22: “In ieder geval is er sprake van tronen, waarop de Here Jezus en de Zijnen zich zetten en waar vanaf de regering en de rechtspraak plaatsvinden (Openb.20:4). Ik stel me zo voor dat deze stad zich boven het aards Jeruzalem zal bevinden, zoals ooit de Shechina Gods boven de tabernakel zweefde. In dat koninkrijk hebben de overheden en machten der lucht in ieder geval plaatsgemaakt voor de regering van Christus en de Zijnen.” Een gelovige ontvangt zijn leven (= het eeuwige leven) reeds in deze tijd en moet daarvoor niet nog eens zovele jaren wachten tot aan de opstanding. Laat ons enkele schriftuurplaatsen bekijken die dit aantonen: “Wie in den Zoon gelooft heeft eeuwig leven” Joh.3:36. “Ik zeg u wie mijn woord hoort en Hem gelooft die Mij gezonden heeft, heeft eeuwig leven” Joh.5:24. “Wie gelooft, heeft eeuwig leven” Joh.6:47. “God heeft ons eeuwig leven gegeven” 1 Joh.5:11. “Wie den Zoon heeft, heeft het leven” 1 Joh.5:12. “Opdat gij weet dat gij eeuwig leven hebt” 1 Joh.5:13. De eerste opstanding van Openbaring 20 is daarom een zaak van deze tijd en niet slechts iets dat ligt in de toekomst. Het is in dit leven dat de gelovige vooreerst van de dood in het leven overgaat. Dat bepaald ook het beeld dat er dan uit blijk: het zitten op de tronen is ook een zaak van deze tijd en niet iets wat slechts toekomst is. En dat omdat we volgens Rom.6, in de gelijkenis van onze doop met de dood van Christus, met Hem reeds zijn opgestaan. Wanneer we zeggen: “Christus regeert”, moeten we tegelijkertijd zeggen “de kerk regeert.” Zo leven we thans al ons toebehorende “eeuwig leven.” We hebben dit gekregen bij de nieuwe geboorte of het herboren worden uit water en geest (Joh.3:3-8 / Gal.6:15). Zo wordt dit leven voor ons steeds bewaard bij God (1 Pet.1:5). Maar J. de Heer zegt op blz.126: “Indien nu de eerste opstanding overdrachtelijk als een “geestelijke” opstanding uit den zondedood moet worden verstaan, dan moet, naar een gezonden regel van Schriftuitlegging, toch ook de opstanding aan het einde van het D. J. Rijk overdrachtelijk verstaan worden. Evenwel vóór en tegenstanders van het D. J. Rijk erkennen, dat hier een algeheele lichamelijke opstanding bedoeld wordt. Hoe kan men nu in vers 5 plotseling van een geestelijke of overdrachtelijke tot een letterlijke verklaring overgaan? Dat is weer zoo iets als men ook doet met Luk.1:32,33: de geboorte letterlijk, de troon geestelijk.” Die opmerking van J. de Heer klopt toch niet met wat hij zelf leert. Stel dat Opb.20:5 over een letterlijke opstanding spreekt, (dat ook wij geloven), dan is nog niet bewezen dat deze uit vers 3


OPENBARING HOOFDSTUK 20

40

letterlijk is. Want in een zelfde tekst, zelfs in ons eigen taalgebruik, laten we letterlijke en figuurlijke (metaforische) dingen gewoon samenvloeien zonder tegenspraak. De betekenis en exegese van zowel vers 3 als 5 moet steun hebben in andere teksten. En dan wordt het heet onder de voeten van wie in de bedelingen geloven. Want er is voor een gelovige al een geestelijke opstanding vóórdat er sprake is van de letterlijke. Dat zegt Joh.5:22-30. S. Greydanus geeft in zijn commentaar blz.407 (groot commentaar bij van Bottenburg) een andere uitleg dan de onze en die is ook mogelijk als enige uitleg of supplementair aan wat we zelf zeggen. Hij schrijft: “En met Hem heersen Zijne gelovigen en dienaren. Zijne apostelen Athanasius, Augustinus, Luther, Calvijn enz... zijn geëerd en oefenen grote invloed. In kleinere kring geldt dit van vele anderen. De gedachtenis des rechtvaardigen zal tot zegening zijn, maar de naam des goddelozen zal verrotten, Spr.10:7.” Volgens Greydanus blijft dus de invloed gelden van deze theologen en zelfs van gewone gelovigen. Met de tweede uitleg die hij daarop geeft gaan we niet akkoord. Men mag zeker niet redeneren zoals de uitleg van de bedelingen zegt: het gaat hier om de lichamelijke opstanding van de gelovigen. We moeten toch lezen wat er staat: “de zielen” werden levend, er staat niet dat de zielen opstonden uit de dood. Er is dus géén verwijzing naar een lichamelijke opstanding. Er staat “ze leefden.” Trouwens is het consequent om de aartsvaderen van Israël in een verheerlijkt lichaam op aarde te laten leven, en de gelovigen uit het NT boven in de wolken? Van letterlijke uitleg gesproken! Denk niet dat we overdrijven in deze zaak. J. de Heer zegt op blz.240: “Hoe we ons alles precies moeten voorstellen, is moeilijk te zeggen, waarschijnlijk zal alles van het hemelsche Jeruzalem uit geschieden en zal deze Lichtstad zich boven het aardsche Jeruzalem bevinden, gelijk de vroegere Schechina boven den Tabernakel zweefde. In dat Koninkrijk hebben de overheden en machten der lucht (Ef. 6:12) plaats gemaakt voor de regeering van Christus en de Zijnen.” En om aan te geven dat niet alle millennialisten zich houden aan de uitleg van de bedelingen een citaat door iemand uit de Pinksterkerk in Nederland. We lezen in het commentaar op ’Openbaring’ van J.E. van den Brink, Uitg. Kracht van Omhoog, zj. (rond 1985) blz.347 als volgt: “Wij merken nog op, dat wanneer er gesproken wordt over priesters, wij zeker niet mogen denken aan mannen uit het geslacht van Levi, zomin als de Hogepriester, Jezus Christus, uit het geslacht van Aäron is. De principiële fout van vele chileasten is, dat zij een natuurlijk volk Israël op de plaats zetten van een geestelijk Israël Gods, de gemeente. De gemeente wordt dan op aarde toeschouwer, terwijl ze in haar bediening om te redden en te verlossen, uitgeschakeld wordt. Maar er staat: ’Gij hebt hen voor onze God gemaakt tot een koninkrijk en tot priesters, en zij zullen als koningen heersen op de aarde’ (5:10). Aan de gemeente heeft God de komende wereld, waarvan wij spreken, onderworpen (Hebr.2:5). Het regeren, onderwijzen, bevrijden en onder controle houden van een toegewezen gebied, wordt voor deze koningen en priesters zeer vergemakkelijkt, omdat zij een geestelijk lichaam hebben, dat evenals het lichaam van Jezus na zijn opstanding, niet aan tijd en plaats gebonden is.” Wij vertaalden ook: Barnes’ notes on the Bible Revelation 20:4 EN IK ZAG TRONEN - θρονους thronous Zie Openbaring 1:4 / Openbaring 3:21 / Openbaring 4:3-4. Johannes zegt hier simpelweg, dat hij in een visioen tronen zag, met personen daarop zittend, maar zonder de uitleg wie ze waren. Het is niet de troon van God, die nu is geopenbaard, want het woord staat in het meervoud, hoewel de schrijver geen hint geeft “hoeveel” tronen er waren. Het is hier echter te kennen gegeven, dat deze tronen werden geplaatst met een verwijzing naar het uitspreken van een oordeel, of het bepalen van het lot van een deel van de mensheid, want er is meteen


OPENBARING HOOFDSTUK 20

41

aan toegevoegd, “en het oordeel werd aan hen gegeven.” Er is veel gelijkenis, in veel opzichten, tussen dit en de verklaring in Daniël 7:9: “In mijn visioen zag ik dat er tronen werden geplaatst en een Hoogbejaarde er ging zitten.” – Willibrord 1995 (…) EN ZIJ ZETTEN ZICH DAAROP - Wie er op zat wordt niet genoemd. De natuurlijke constructie is, dat het “rechters” zijn, of dat ze personen zijn aan wie het oordeel is toevertrouwd. De taal zoals ze wordt gebruikt gaat uit van de veronderstelling, ofwel dat hij het onderwerp al eerder heeft aangekaart, zodat hij zich gemakkelijker zal worden begrepen, of dat, vanuit een ander oogpunt, dat het zo goed begrepen zou worden dat er geen noodzaak voor vermelding was wie ze eigenlijk waren. Johannes lijkt te hebben aangenomen dat hetgeen hij schreef voor wie het bedoeld was zou begrepen worden. En toch voor ons: is het niet echt duidelijk, want Johannes heeft ons niet voordat hij dit aangeeft geen dergelijke aanduiding gegeven wie ze met zekerheid kunnen zijn en wat er bedoeld wordt. De vermoedelijke constructie is, dat dezen die worden genoemd het juiste lidmaatschap hebben om die zetels van oordeel te bezetten, en wie ze zijn bepaald moet worden uit andere delen van de Schrift. In Mattheüs 19:28 [NBG], zegt de Zaligmaker tegen zijn apostelen: “Jezus zeide tot hen: Voorwaar, Ik zeg u, gij, die Mij gevolgd zijt, zult in de wedergeboorte, wanneer de Zoon des mensen op de troon zijner heerlijkheid zal zitten, ook op twaalf tronen zitten om de twaalf stammen van Israël te richten.” In 1 Corinthiërs 6:2 [NBG] stelt Paulus de vraag: “Of weet gij niet, dat de heiligen de wereld zullen oordelen? En indien bij u het oordeel over de wereld berust, zijt gij dan onbevoegd voor de meest onbetekenende rechtspraak?” De betekenis aldus uitgelegd is, dat christenen op een of andere manier, worden gebruikt bij het beoordelen van de wereld, dat wil zeggen, dat ze verheven worden tot de rechterhand van de rechter, en worden verheven tot een station van eer, alsof ze werden geassocieerd met de Zoon van God in het oordeel. Iets van dien aard is, ongetwijfeld, waarnaar hier wordt verwezen, en in Johannes betekent hoort het waarschijnlijk te zeggen dat hij de tronen ziet plaatsen waarop deze zullen zitten, die worden tewerkgesteld in het beoordelen van de wereld. Als de apostelen speciaal genoemd zijn, was het normaal dat Johannes, bekend voor zijn bescheidenheid, niet in het bijzonder zou vernoemen, dat hij een van hen was, en dat de ware toespeling gemakkelijk zou worden begrepen.” EN HET OORDEEL WERD HUN GEGEVEN - De mogelijkheid van het uitspreken van straf hier in het geval bedoeld, was hen toegekend en zij gaan ertoe over om die macht uit te oefenen. Dit was niet in betrekking tot de hele mensheid, maar spreekt van de martelaren, en voor degenen die, te midden van vele verleidingen en beproevingen, zich zuiver hebben gehouden. (…) EN IK ZAG DE ZIELEN VAN HEN - Dit is een zeer belangrijke uitdrukking met betrekking tot de betekenis van de hele passage. Johannes zegt dat hij “de zielen” zag. Een niet voor de hand liggende betekenis, dat dit ‘de lichamen’ zouden zijn als de juiste betekenis. Als hij de ‘zielen’ zag van de martelaren, en niet de ‘lichamen”, lijkt dit het begrip van een “letterlijke” opstanding uit te sluiten en dus ook een omverwerping van vele theorieën over een letterlijke opstanding. Of van een letterlijke heerschappij van de heiligen met Christus gedurende de duizend jaar van het millennium. De leer van de laatste opstanding, zoals overal aangegeven in de Schrift, is dat het “lichaam” zal worden opgewekt, en niet alleen dat de “ziel zal leven” (zie 1 Corinthiërs 15, en onze toelichting op dat hoofdstuk). Dus moet de betekenis voor Johannes op deze plaats naar iets anders verwijzen dan die opstanding, (…) De leer, aangehouden door hen die beweren dat er hier een “letterlijke opstanding” van de heiligen is beschreven die met Christus regeren tijdens een duizend jaar worden, krijgen geen steun vanuit deze passage, want er is geen dubbelzinnigheid wat betreft het woord “ziel” ψυχας psuchas - zoals hier gebruikt. Op geen enkele mogelijke wijze kan dit betekenen dat de “lichamen” van de heiligen opstaan. Als Johannes had willen vooropstellen dat de heiligen, als zodanig, zouden worden opgewekt zoals het geval is op de laatste dag, moet het duidelijk zijn dat hij


OPENBARING HOOFDSTUK 20

42

niet deze taal zou hebben gebruikt. Maar dan zou hij over de gemeenschappelijke taal van het Nieuwe Testament in dat verband gesproken hebben. De taal hier gebruikt drukt dus niet de leer uit van de opstanding van het lichaam. Als er nu geen andere taal zou zijn dan deze gebruikt in het Nieuwe Testament over de leer van de opstanding, zoals dit hier onderwezen en door ons ontvangen, kan er niets worden vastgesteld. Deze overwegingen maken duidelijk - naar mijn mening - dat Johannes niet de visie had om te leren dat hier van een letterlijke opstanding van de heiligen gesproken is, zodat zij leven en persoonlijk regeren met Christus tijdens de periode van duizend jaar worden. Er was ongetwijfeld iets dat men zou kunnen gebruiken “in vergelijking” met deze opstanding, en dat kon in eigenlijke zin, worden “begrepen” als een opstanding als in Openbaring 20:5,6 maar er is niet de minste intentie dat het een wederopstanding van zijn het “lichaam” zou zijn. Of dat het identiek zou zijn met de “definitieve” opstanding. Johannes was ongetwijfeld van plan te beschrijven wat voor soort eer werd toegekend aan de “geesten” of “zielen” van de heiligen en martelaren gedurende deze lange periode - alsof ze uit de doden opgewekt - die zou kunnen worden vertegenwoordigd door een opstanding uit de dood. Wat die soort eer blijkt te zijn, wordt uitgedrukt door hun “leven en regeren met Christus.” (…) DIE ONTHOOFD WAREN - Het woord dat hier gebruikt - πελεκιζω pelekizō - komt nergens anders voor in het Nieuwe Testament. Het betekent zo goed als “bijl aan,” dat wil zeggen, te houwen of te knippen met een bijl - “Bijl” komt uit πελεκυς pelekus, dus het betekent de onthoofden met een bijl. Dit was een gewone manier van strafuitvoering onder de Romeinen, en ongetwijfeld hebben veel van de christelijke martelaren geleden op deze manier, maar “het kan niet verondersteld worden de bedoeling van de schrijver te zijn geweest om de beloningen van de martelaren te beperken tot diegenen die geleden hebben op deze specifieke manier, zodat deze specifieke en smadelijke wijze van straf slechts aangewezen is als het symbool van het martelaarschap in gelijk welke vorm.” (volgens Prof. Stuart). Hoeveel opstandingen zijn er? (vers 5) We lezen bij Scofield in de voetnota van Opb.20:5: “We here learn for the first time what interval of time seperates these resurrections” (blz.1350). In ’The New Scofield Reference Bible’ staat bij dat vers: “here for the first time the precise interval between the two resurrections is revealed as a period of 1.000 years” (blz.1374). We vertalen u dat; “We leren hier voor de eerste maal wat de tussenperiode is tussen deze opstandingen” en “voor de eerste maal is de nauwkeurige tussentijd van de twee opstandingen geopenbaard als 1000 jaren.” Citeren we ’The Zondervan Pictorial Encyclopaedia of the Bible’ deel 5, edit. M.C. Kenney, Zondervan, 1975, blz. 74: “Een controversieel onderwerp bij de evangelikalen is de vraag of er slechts één opstanding is of eerst een gedeelte later gevolgd door een opstanding van de rest. Dezen die de laatste opinie zijn toegedaan verwijzen naar Opb.20:4 f.f. waar staat dat dezen die gedurende de regering van de Antichrist “tot leven kwamen met Christus regeerden gedurende duizend jaar. De rest van de doden kwam niet tot leven dan tot de duizend jaren geëindigd zijn. Dit is de eerste opstanding...” Anderen, zij die de mening zijn toegedaan dat er slechts één lichamelijke opstanding is, wijzen naar het feit dat behalve deze controversiële tekst in Openbaring 20 er nergens een onderscheid is tussen een eerste en een tweede opstanding. Ze verstaan “de eerste opstanding” (Opb.20:5) als de verhoging van de gelovigen tot verheerlijkt leven onmiddellijk na de dood in een tussenstaat (zie Phil.1:23 / Hebr.12:22). Plaatsgebrek laat ons niet toe dit punt exegetisch uit te diepen (zie Millennium).” Dús gaan we zoeken naar het onderwerp Millennium in ’The Zondervan Pictorial Encyclopaedia of the Bible’ deel 4, edit. M.C. Kenney, Zondervan, 1975,


OPENBARING HOOFDSTUK 20

43

blz.228. Daar staat dan: “Millennium is een Latijns woord dat wil zeggen “duizend jaar” en is zes maal gebruikt in het boek Openbaring 20 met betrekking tot de “duizend jaren.” Daar is het beschreven als een tijdsperiode die volgt op de Tweede Komst van Christus naar de aarde en de vernietiging van Gods vijanden (Opb.19). De duizend jaren beginnen met de binding en opsluiting van Satan in de bodemloze put (Opb.20:1-3), de opstanding en het loon dat de martelaren ontvangen die gestorven zijn, gaat daar voor af (20:4), en het begin van de regering van Christus op aarde als Koning der Koningen en Heer der Heren in Jeruzalem.” Maar over wat de eerste en tweede opstanding is wordt geen uitleg gegeven. Een verwijzing die dan ook niets oplost. Maar dat is niet zo wonderlijk. De schrijver is J. F. Walvoord en blijft hier en in andere geschriften nogal wat problemen kundig ontwijken. Inlegkunde vinden we bij hem wel want in Opb.20 wordt er niet gesproken van een regering op aarde in Jeruzalem. Maar dat zou voor hem het hoofdbegrip zijn uit het Millennium! Het is zo dat deze schriftuurplaats, Openbaring 20:5, veelal misbruikt wordt. Soms is een ganse theologie gebaseerd op deze ene tekst. We citeren ter illustratie daarvan een gedeelte uit Bultema: “Aangezien de Schrift dus in het geheel niet veel van de opstanding gewaagt, verwachte niemand veel Schriftbewijs voor een tweeërlei opstanding. Het is echter een opmerkelijk feit, dat op al de plaatsen, waar gesproken wordt van de opstanding, op een vijftal uitzonderingen na, uitsluitend gedoeld wordt op de opstanding der geloovigen. (…) Nu vinden we niet één tekst, waar nadrukkelijk van de dooden als van ééne massa gesproken wordt. Op de twee plaatsen in het NT, waar ze in één adem genoemd worden, worden de geloovigen het eerst genoemd en in hun aard nadrukkelijk van de ongelovigen onderscheiden. Joh.5:28; Hand.24:15... Maar toegegeven dat Openb.20:5 de eenigste plaats ware voor de eerste opstanding, zou hieruit niets te bewijzen zijn? Is er uit één Schriftuurplaats niets te bewijzen?... Daarbij komt dat de H. Geest zelf in Openb.20:5 een korte letterlijke en onfeilbare verklaring van dit visioen geeft. Hadden we niets dan dit visioen, dan zouden we misschien reden hebben; om over het duistere der plaats te klagen. Maar nu de H. Geest er nadrukkelijk ter opheldering bijvoegt: “Deze is de opstanding, de eerste”, nu gaat het niet aan om te klagen over duisternis” (blz.115-117). Enkele opmerkingen bij dit citaat. Bultema zegt dat ook indien er slechts déze éne tekst was, in de Schrift, waar duidelijk een eerste en een tweede opstanding geleerd wordt, dat ook dan het bewijs van de twee opstandingen sluitend is. Men mag volgens hem vanuit één tekst redeneren zonder enige moeilijkheid en exegetische minderwaarde. Maar er zijn zovele voorbeelden dat dit niet waar is. Zodat we een argumentatie van dien aard gewoon mogen van tafel vegen. Vanuit één tekst zeggen Jehovah Getuigen dat er twee groepen gelovigen zijn; één groep die een hemelse hoop heeft en alle anderen hebben een aardse hoop. Dat zou Joh.10:16 bewijzen. Vanuit één tekst zeggen de Mormonen dat gelovige Mormonen zich moeten laten dopen voor hun niet bekeerde maar al overleden familieleden. Dat zou 1 Cor.15:29 bewijzen. Vanuit één tekst zeggen Adventisten, dat in 1844 Christus, in de hemelse tempel, begon aan het vóóronderzoek van wie gestorven waren. Dat zou Dan.8:13,14 bewijzen. Zie bijvoorbeeld het tijdschrift voor hun voorgangers ’Ministry’ van oktober 1980. Ze staan of vallen als beweging op basis van deze uitleg volgens blz.61, 62. Maar de Schrift eist zelf dat er meer dan één getuige moet zijn in een geschil (Num.35:30 / Deut.17:6 / 19:15 / Joh.8:17,18 / 1 Tim.5:19 / Heb.10: 28). ZODAT Opb.20:5 op zichzelf niet voldoende is om twee in tijd gescheiden opstandingen te prediken. Wanneer we een analyse maken van de opmerkingen door Bultema is er nog een andere zwakke plaats in zijn verhaal. “Nu vinden we niet één tekst, waar nadrukkelijk van de dooden als van ééne massa gesproken wordt”, zegt Bultema. Waarom hij dat opmerkt weten we niet want hij leert in elk


OPENBARING HOOFDSTUK 20

44

geval dat alle ongelovigen ineens opstaan uit de doden! Staan alle gelovigen ook op in “ééne massa.” Wij zijn er van overtuigd dat dit zo is maar leert ook Bultema dit? Vanuit Opb.20:5? Het is zo dat deze schriftuurplaats over de eerste opstanding veelal misbruikt wordt. Soms is een ganse theologie gebaseerd op deze éne tekst. En dat is een drama omdat dit bijbelgedeelte naar de beste gegevens die we bezitten waarschijnlijk geen geïnspireerde tekst is maar een toevoeging. Er zijn drie grondige redenen voor deze conclusie: 1°) Verscheidene manuscripten bevatten de tekst niet of geven een andere versie. 2°) De tekst op zichzelf leert een leugen grammaticaal gezien; en/of is geschreven in slecht Grieks. 3°) Wanneer we dit gedeelte letterlijk uitleggen is het strijdig met de leer der opstanding uit de doden. We hebben uitvoerig hierover geschreven in onze publicatie ’De Wederkomst, de Joden en de duizendjarige regering’. Er is nog een andere reden waarom we slechts in slechts 1 opstanding in het vlees mogen geloven. We citeren daarom S. Greydanus die over Opb.14 zegt op blz.225: “De woorden worden opeengehoopt, om den verschrikkelijken toorn Gods aan te wijzen, die dan den zondaar aangrijpen en verteren zal, zonder enige barmhartigheid... Smart en benauwdheid zullen hen kwellen, pijn en wroeging, naar lichaam en ziel beide. Tot aanwijzing daarvan dient het spreken, van vuur en zwavel. Het vuur veroorzaakt de smartelijkste pijnen. Zwavel doet stikken.” En op pagina 290 als uitleg bij Opb.19:19-21: “De antichrist en deze koningen, de gehele goddeloze wereld, wordt thans volkomen en voor altoos in machteloosheid, smaad en ellende neergeworpen, en Gods volk bevrijd en in eeuwige zaligheid gesteld. Het beest, de antichrist, werd gegrepen, en met hem de valse profeet, die in zijn tegenwoordigheid, tot zijn dienst, de tekenen gedaan heeft, waarmee hij de gehele mensenwereld, met uitzondering van Gods uitverkorenen, 17:8, verleid had tot Godverwerping, afgoderij, goddeloosheid, ongerechtigheid, de mensen die het merkteken ontvangen hadden, en zijn beeld aanbaden, vgl. 13:11-17;14:9;16:2. De antichrist verloor niet alleen de slag. Hij werd ook aangegrepen en geheel te niet gedaan. Beiden, hij en de valse profeet, werden levend geworpen in den poel des vuurs, die van zwavel brandt. Levend wil zeggen: naar lichaam en ziel, geheel en terstond. In deze poel worden ten laatste alle goddelozen geworpen, 20:14-15;21:8, en ook de duivel zelf, 20:10.” We verklaren dat nader. Anders gezegd: na de dubbele oogst van enerzijds de bruid van Christus en de straf over alle andere overgebleven mensen op deze oude aarde, blijft geen mens (of volk) levend achter in een toestand dat ze nog tot volmaaktheid moeten groeien. Zoiets leren o.a. Jehovah ’s Getuigen en allen die de gedachten van Darby hebben aangenomen. Uit andere teksten is duidelijk dat de bruid ook dezen omvatten die reeds gestorven waren en een ogenblik voordien zijn opgestaan uit de doden. De ongelovigen die gestorven waren zijn op dat moment opgestaan om véroordeeld te worden. Er is géén derde groep overlevenden om nog eens een nieuwe maatschappij te starten die duizend jaren nadien voor een tweede maal geoordeeld zal worden. Want dat is dan de conclusie die men uit de theorie van de duizendjarige regering zou moeten leren. En zij die dit leren beseffen nog steeds niet dat hierin, zoals bij Jehovah's Getuigen, de tweede kans geleerd wordt. Israël, al dan niet hersteld vóór die tijd, zal indien het om gelovige Joden gaat behandeld worden als de bruid. Want de Heer heeft nooit een bigamieverhouding gehad. Nóóit Israël + de Kerk. Sinds Pinksteren is het gelovige Israël als volk déél gaan uitmaken van de universele kerk. Of, een andere manier om het te verwoorden; alle gelovigen uit alle volkeren zijn het “geestelijk Israël” gewor-


OPENBARING HOOFDSTUK 20

45

den. De eerste gelovigen uit die groep waren natuurlijke letterlijke Joden, zonen van de vaderen van Israël. De Zevende dag Adventisten zeggen dat na de Wederkomst van Christus, Satan heer en meester is over deze verschroeide aarde voor een periode van 1000 jaar, maar dat er geen mensen zijn op die aarde dan alleen demonen (’Questions’ blz.504,505). Dat zou de énige goede uitleg zijn afgaande op de context, en letterlijk lezen en interpreteren wat er staat. Dit is een consequente lezing. Trouwens zelfs de énige wanneer men niet wil aannemen dat dit gedeelte symbolisch andere werkelijkheden voorstelt. We moeten dat echter verwerpen omdat die duizend jaren niet na de Wederkomst beginnen, maar gelijklopend zijn aan de tijd die er is tussen de Hemelvaart en de tweede komst. In die periode van symbolisch “geestelijk” 1000 jaren, een volmaakt bijbels getal, regeert vanuit één standpunt de gelovige met Christus over de volkeren. Anderzijds is het de tijd dat Satan gebonden is, periode van een volledig symbolisch “geestelijk” getal van duizend jaren. Er is een prachtige tekst uit Luc.10:17-20 die deze dubbele situatie beschrijft: “En de tweeënzeventig zijn teruggekeerd met blijdschap en zeiden: Here, ook de boze geesten onderwerpen zich aan ons in uw naam. En Hij zeide tot hen: Ik zag de satan als een bliksem uit de hemel vallen. Zie, Ik heb u macht gegeven om op slangen en schorpioenen te treden en tegen de gehele legermacht van de vijand; en niets zal u enig kwaad doen. Evenwel, verheugt u niet hierover, dat de geesten zich aan u onderwerpen, maar verheugt u, dat uw namen staan opgetekend in de hemelen.” In Col.2:15 gaat Paulus het resultaat van offer van Christus als volgt samenvatten: “Hij heeft de overheden en machten ontwapend en openlijk tentoongesteld en zo over hen gezegevierd.” Tijdens de gesprekken die de Heer heeft met zijn discipelen bij de viering van het Laatste Avondmaal zegt Hij dat de tijd van oordeel is aangebroken: “omdat de overste dezer wereld geoordeeld is” Joh.16:11. Die overste der goddeloze wereld is Satan zoals blijkt uit wat zich heeft voorgedaan tijdens de verzoekingen van Jezus in de woestijn (Mat.4:8-11). Gelijktijdig aan de periode dat de kerk “regeert” (samen met haar Heer) loopt de periode dat Satan en zijn demonen gebonden zijn en ze kunnen de wereld niet meer vrijelijk verleiden. Sinds de eerste komst van de Heer is dat niet meer mogelijk. Wat is de betekenis van, dit is de eerste opstanding? (vers 5) Biederwolf: “Wijst op dezen die met Christus regeren gedurende de 1000 jaren” (blz.704). “De zielen die de Ziener heeft gezien zijn onthoofd. En dat wijst op een letterlijke dood. Zo moet dus de opstanding letterlijk zijn... Het Griekse woord dat is gebruikt voor opstanding (anastasis) wijst in het NT, met wellicht slechts één uitzondering, steeds naar de lichamelijke opstanding” (blz.702). Berkhoff: “Dan volgen zij, die “het duizendjarig rijk” vergeestelijken, en er onder verstaan den tijd van Christus’ hemelvaart tot Zijn wederkomst op de wolken. Zij meenen in “de eerste opstanding” te moeten zien de wedergeboorte, waaraan tevens verbonden is de gelukzaligheid der ziel tusschen het sterven en de opstanding des lichaams. Dezen komen voor nog grooter moeilijkheid te staan. Afgedacht van de algemeene bezwaren, die we reeds zagen, komen daar nog bij deze bijzondere: waar moeten zij plaatsen de geloofsgetuigen onder de heerschappij van den antichrist, “degenen, die het beest en deszelfs beeld niet aangebeden hadden, en die het merkteeken van het beest niet ontvangen hadden aan hun voorhoofd en aan hun hand”? Want de antichrist moet naar de Schrift nog komen, en zal juist aan het einde van den tijd tusschen Christus’ hemelvaart en wederkomst optreden. Alzoo kan er in hun “duizendjarig rijk” van die getuigen geen sprake zijn” (blz.45).


OPENBARING HOOFDSTUK 20

46

In het kort kan men de leer van de opstanding aldus samenvatten. - In het OT zijn enkelen opgestaan uit de doden (Heb.11:35). Het waren géén opstandingen ten leven. - Christus is de “eerste” die is opgestaan uit de echte opstanding: ten leven (Hand.26:33) - Sadduceeën zijn verontwaardigd omdat discipelen van Jezus verkondigen dat Hij is opgestaan (Hand.4:2) - De opstanding van Jezus is een teken van zijn Messianiteit en Heerschappij in de wereld (Rom.1:4) - Geloven dat Jezus is opgestaan wil zeggen ook te geloven in een toekomstige opstanding voor allen (Joh.5:28,29) - Paulus preekt steeds over één opstanding (Hand.17:32 / 23:6 / 24:21 / 1 Cor.15:12 / Heb.6:2, er zijn meerdere dopen maar slechts één opstanding) - Gelovigen in Christus hebben thans al deel aan zijn opstanding (1 Pet.1:3). Ze zijn uit de dood in het leven overgegaan. Maar dat is een geestelijke opstanding. - Dit zullen de “waardigen” zijn in de komende eeuw, alle anderen krijgen een opstanding maar zijn onwaardig en worden verbannen naar de Gehenna (Mat.25:31-46 / Luc.20:35). Elk in een daartoe door God geschapen lichaam. Met het oog hierop moeten we voorzichtig zijn en niet wat beweren dat in strijd zou zijn met de duidelijke uitspraken in deze teksten vergeleken bij deze van het boek Openbaring. Hoe moet men de uitdrukking: “dit is de eerste opstanding” dan begrijpen? In een boek dat volstaat met symboliek, beelden en geestelijke beschrijvingen van personen en zaken. Laten we dan ook vooreerst opmerken dat er in de Schrift regelmatig gesproken wordt van een geestelijke opstanding. “En Simeon zegende hen en zeide...: Zie deze (het kind Jezus) is gesteld tot een val en opstanding van velen in Israël en tot een teken dat weersproken wordt” (Luc.1:32 / 2:34). Dit spreekt duidelijk een symbolische taal. Het is natuurlijk waar dat het Griekse “anastasis” dat hier gebruikt wordt voor “opstanding” bijna zonder uitzondering verwijst naar de letterlijke opstanding. Er zijn slechts 2 of 3 uitzonderingen op de 42 maal dat het woord gebruikt is in het NT. Maar dat mag niet de enige reden waarom het hier om een letterlijke opstanding zou moeten gaan. Laat ons de zaak benaderen vanuit de opmerkingen die we gemaakt hebben. Men mag niet zeggen, dit moet een letterlijke opstanding zijn omdat de andere opstanding die genoemd wordt letterlijk is. Wanneer we wat zeggen over de opstanding moet er ook wat gezegd worden over de dood. De éérste dood van de mens is een “geestelijke dood.” Want vóórdat Adam en Eva een letterlijke dood stierven, in het lichaam, waren ze reeds dood voor God in geestelijke zin. De tekst van Gen.2:16,17 is hierin duidelijk en het merendeel onder u zal dat ook niet betwisten. Alleen moet men dan ook de goede conclusie er uit trekken. Ieder mens erft die dood volgens Rom.5:12 / 6:23 / Jac.1:14,15. Om in de gunst van God te komen moet men uit die “geestelijke dood” opgewekt worden. En dat is iets wat Hij slechts kan. Men moet, volgens een ander beeld, opnieuw geboren worden. Slechts de gelovigen ontsnappen aan de tweede dood. Alle ongelovigen blijven voor God “geestelijk dood.” Zie o.a. Mat.8:22 / 1 Tim.5:6 / Eph.2:1-10. Voor de gelovige gaat er aan zijn


OPENBARING HOOFDSTUK 20

47

opstanding uit de dood steeds de opstanding uit de geestelijke dood vooraf. Zie Joh.5:24 / Col.2:12,13 / 1 Joh.3:14. De gemakkelijkste manier, die de Schrift géén geweld aandoet, moet dus zijn: deze opstanding in Opb.20:6 begrijpen in verband met de eerste dood van de mens. In Opb.20:6 krijgen we de vijfde zaligprediking uit het boek Openbaring. Wie aan de eerste opstanding deel heeft is door God al zalig verklaard. In verband met de ongelovigen en de niet wedergeborenen zegt Paulus eens dat dood en zonde (in gepersonifieerde zin) regeren. Sinds de dood van Christus echter is er “eeuwig leven” aan het licht gebracht en is het werk van Satan teniet in die betekenis. Sindsdien is er een ommekeer in dat proces (Rom.6:12). De gelovige die sterft in zijn doop is dan ook vrij van zijn vroegere schuld en verplichtingen (Rom.6:2,7,11). Gods tegenstander kan geen briefje meer uit zijn mouw toveren om ons van iets te beschuldigen (Col. 2:14). Wie zijn de rest van de doden. Waarom zegt men in de leer van de bedelingen dat er meerdere opstandingen zijn. Berkhoff schrijft: “Nog duidelijker spreekt de Heere Jezus van een afzondelijke opstanding in Luk.20:34-36. Hier treffen ons verschillende lichtpunten. Allereerst: tegenover “deze eeuw” of “dit tijdvak” wordt gesteld “die eeuw” of “dát tijdvak”; wij blijven dus met de periode waarvan Christus hier spreekt, en dus ook met de opstanding, die aan “het verwerven van die eeuw” verbonden is, aan deze zijde van den jongsten dag, waarop de algemeene opstanding zal plaats hebben. Dan is er niet meer sprake van een “eeuw”, maar van “de eeuwigheid.” Verder moeten we vooral niet voorbijzien het opmerkelijke: “de opstanding uit de dooden.” Het woordje, dat in het oorspr. staat, wordt toch heel dikwijls in dezen zin gebruikt: van tusschen, tusschen uit. Daartegenover wordt dit nooit gezegd van de algemeene opstanding. Dan is het altijd: “de opstanding der dooden.”(Voetnota 1: Hand.17:32 / 24:15, 21). Terwijl dus een groot gedeelte der dooden blijft rusten in het stof des doods, zal er van tusschen hen uit een ander gedeelte opstaan” (blz.52). ’Talmage’ de Mormoonse theoloog zegt blz.19: “De heidenen in de eerste opstanding. De verklaring dat de overleden heidenen hun plaats zullen hebben in de eerste opstanding wordt door de Schriften ondersteund, evenals door de beginselen van de zuivere rechtvaardigheid waarmee de mensen zullen worden geoordeeld. Een mens wordt schuldig of onschuldig bevonden overeenkomstig zijn daden, gezien in het licht van de wet waaronder hij moest leven. Het is niet te rijmen met onze opvatting van een rechtvaardig God daar Hij iemand zou veroordelen voor het niet naleven van een wet waar hij geen weet van had. Niettemin zullen de wetten van de Kerk niet buiten werking gesteld worden, zelfs niet in het geval van hen die in hun onkunde en onwetendheid hebben gezondigd; het is echter wel redelijk aan te nemen dat het plan van zaligheid in dergelijke gevallen voorziet in een mogelijkheid, waardoor deze mensen de wetten van God toch zullen leren kennen; en uiteraard zal dan ook van hen gehoorzaamheid aan deze wetten verlangd worden, terwijl zij die ongehoorzaam blijven hiervoor gestraft zullen worden” (wij onderstrepen). Men zegt meestal, volgens de leer van de bedelingen, dat het hier gaat om de goddelozen die opstaan uit de dood, dien dan verwezen zullen worden naar Gehenna. Maar dat is niet zo. De eerste opstanding, die een geestelijke is, spreekt slechts van de gelovigen sinds Pinksteren. Waarover gaat het hier? In deze opstanding moeten alle gelovigen uit het OT nog gerekend worden want zij hebben dat eeuwige leven nog in tegoed. Het heeft geen zin om te beweren dat de gelovigen van het Oude Testament deze gave van eeuwig leven al bezaten. Dat is niet zo gezien er duidelijk staat in de Schrift dat Jezus de gave van eeuwig leven door zijn dood aan het licht heeft gebracht. Ze zullen het ontvangen bij de opstanding wanneer ze in onverderfelijke lichamen uit de graven opstaan? Meer zelfs, hier gaat het om de opstanding die men de algehele opstanding noemt, deze uit de letterlijke graven van alle mensen.


OPENBARING HOOFDSTUK 20

48

In dit gedeelte staat er ook een rare uitdrukking, de “tweede dood”. Daarover zegt Berkhoff: “Weer is opmerkelijk, dat dit gesproken wordt met totale loslating van den visionairen vorm en van alle beeldspraak. Het is ons door den Heiligen Geest in leertaal gezegd. En dat het niet kan vergeestelijkt worden, is duidelijk uit wat er tegenover wordt gesteld: de tweede dood, v. 6 en 14. Daarmee kan toch niet anders bedoeld worden, dan het ook met het lichaam in de hel geworpen worden. Maar dan mag men de eerste opstanding, waarvan hier even werkelijk gesproken wordt, ook niet vergeestelijken; dan is dat eveneens een lichamelijke opstanding” (blz.41, wij onderstrepen). De geestelijke dood en de letterlijke dood gaan samen want het is de zonde die hen verbindt. Een zondaar is reeds dood (Luc.15:24 / Mat.8:22). Wie een “los leven leidt is levend dood” (1 Tim. 5:6). Alleen de mens die nu in gemeenschap met God leeft heeft werkelijk een leven en de belofte van eeuwig leven (Eph.2:5 / Col.2:12,13). Nu hopen op wat we nog niet zien (Rom.8:24,25). En er is slechts één weg om te ontsnappen aan de dood: genade die God schenkt (Rom.6:23). God blijft niet eeuwig in toorn na de val van Adam, blijft niet in toorn na de zonde van zijn volk en zal ook de heidenen genadig zijn (Ps.30:5 / 78:38 / Jes.54:7,8 / 57:16). Het begrip dood heeft in de Bijbel dan ook minimaal twee betekenissen: 1°) Een lichamelijke dood die het gevolg is van de geestelijke dood. Wie in zonden en misdaden leeft is al dood voor God (Eph.2:1 / 1 Joh.5:12). De Schrift spreekt over deze beide als één dood. 2°) Over de tweede dood. Laten we dit er over zeggen: wie de eerste dood sterft - dus wie niet bekeerd is in dit leven zal ook de tweede dood sterven na zijn opstanding. Over wie deel heeft aan de eerste opstanding dat is het geestelijk opstaan uit de dood voor God - over dezen heeft de tweede dood géén macht (Joh.5:24,25 / Opb.20:14). Wie overwint, dus slechts de gelovige: “zal van de tweede dood geen schade lijden” (Opb.2:11). “Niet beschadigd worden” zegt de S.V.. In het eerste geval is het te vergelijken bij de vader van de verloren zoon. Deze is volgens de vader “dood” maar hij blijft nog steeds naar zijn zoon uitkijken. In het tweede geval kijkt de vader (lees God) niet meer uit naar zijn verloren gelopen kinderen (Luc.15:24,20 te lezen in deze volgorde). En vraag 42 van de Heidelbergse Catechismus gaat hier op in als volgt. “Vraag 42: Nu Christus voor ons gestorven is, waarom moeten wij dan nog sterven? Antwoord: Onze dood is geen betaling voor onze zonden, maar alleen een afsterving van de zonden en een doorgang tot het eeuwige leven.” Mijn zonden zijn betaald “door de dood van Gods Zoon” zegt vraag en antwoord 40. Met ander woorden: ook van de tweede dood moet gezegd worden dat zij samen gaat met de eerste letterlijke dood, het ene gaat niet zonder het andere. En om nog een andere stem te laten horen hier het commentaar van Ch. Ryrie bij Eph.2:1: “dood, t.t.z. afgescheiden van God omwille van de zonde. Dat is geestelijke dood. Indien iemand in die toestand blijft, door voortdurend Christus te verwerpen zal de geestelijke dood leiden tot de tweede dood, de eeuwige afscheiding van God (Opb.20:14).” Zie zijn ’Study Bible’, expanded edition, Moody Press, 1994, blz.1785. De schrijver is emeritus van de gekende Dallas Theological Seminary, een bastion van de leer van de bedelingen. Op wat hij hier zegt kan ik ook amen zeggen, alleen niet meer wanneer hij (in zijn commentaar van Openbaring 20) denkt dit ook nog te kunnen toepassen in een periode van twee door tijd gescheiden opstandingen in het lichaam. En daarom nog eens wat we al enkele malen hebben opgemerkt; het is in het heden dat we herboren worden of niet herboren worden. Nu is de dag van het heil. Doodgaan naar het lichaam in deze tijd is voor een gelovige géén verlies, het is soms een ganse opluchting en altijd winst. Want ons leven is veilig in Gods handen. Een ongelovige is nooit in Gods hand geweest en valt bij leven en sterven buiten alle heil.


OPENBARING HOOFDSTUK 20

49

We denken - na al wat we gelezen hebben over deze zaken - dat de mensen die geloven in de bedelingen zich hebben laten om de tuin leiden door wat klinkt als een dubbele opstanding. Maar dat berust op een valse gelijkenis. Men zegt: eerste opstanding gaat met de eerste dood en de tweede opstanding gaat met de tweede dood. Dat klopt echter niet. Beiden de eerste en de tweede opstanding hebben te maken met de eerste dood. De tweede dood is alleen iets dat zal gereserveerd worden voor wie de eerste opstanding niet heeft meegemaakt. Men mag dus niet leren dat de lichamelijke opstandingen gescheiden zijn over een periode van méér dan duizend jaar. In werkelijkheid is het nog erger dat het fout loopt. De eerste opstanding in het lichaam wordt door wie in de bedelingen geloven soms gesplitst in nog eens zeven (7) aparte opstandingen. Het gaat dus niet om twee opstandingen maar om zeven + één = acht opstandingen in het vlees. Daarom het volgende citaat in dat verband waar we niet achter staan. Volgens Walvoord blz.448-451 is de volgorde van de opstandingen (meervoud) de volgende (ingekort): “1) Jezus (Mat.28:1-7) 2) De heiligen van Mat.27:50-53 3) Bij de opname van de gemeente, dezen die gedoopt zijn in het lichaam van Christus sinds Pinksteren. 1 Cor.15:50-53) 4) De twee getuigen van Opb.11 5) De opstanding van de martelaren uit de grote verdrukking Opb.20:4-6 6) De gelovigen uit het OT (Dan.12:2 / Ezech.37:13,14) 7) De ongelovigen Opb.20:11-15” Specifiek over punt 6 zegt hij dit: “Volgens Dan.12:1 komt deze opstanding bij het einde van de tijd der verdrukking uit Dan.11:36-45... De opstanding staat in verband met het vers dat volgt. Alhoewel de chronologische volgorde van dit gedeelte in betrekking tot de verdrukking niet is aangegeven in de Schrift, is het waarschijnlijk dat dit volgt op de opstanding van de doden uit de verdrukkingstijd en is deze van de Oud Testamentische gelovigen dus de zesde opstanding en de laatste van de gelovigen.” Opb.20:7-10: “En wanneer de duizend jaren voleindigd zijn, zal de satan uit zijn gevangenis worden losgelaten, en hij zal uitgaan om de volkeren aan de vier hoeken der aarde te verleiden, Gog en Magog, om hen tot de oorlog te verzamelen, en hun getal is als het zand der zee. En zij kwamen op over de breedte der aarde en omsingelden de legerplaats der heiligen en de geliefde stad; en vuur daalde neder uit de hemel en verslond hen, en de duivel, die hen verleidde, werd geworpen in de poel van vuur en zwavel, waar ook het beest en de valse profeet zijn, en zij zullen dag en nacht gepijnigd worden in alle eeuwigheden.” Wie is de Gog en Magog van dit bijbelgedeelte. Vanuit de Bijbel zelf is het bijna onmogelijk om te bepalen waar het vroegere “Magog” was. Het ligt volgens Ezechiël in het Noorden. Flavius Josephus situeert het in het Noordoosten van Europa en Centraal Azië het land waar de Scyten leefden (’Oudheden’ I,VI,1). Het was een barbaars en oorlogszuchtig volk. De redenering van een groot gedeelte commentators is dat Ezechiël 38 en 39 nog niet is vervuld. Men denkt dan meestal het is allemaal nog toekomstig te vervullen. Vb. Jehovah Getuigen, vlgs. ’Inzicht in de Schrift’, deel 1, 1995, blz.871 voor wie het om een geestelijke vervulling gaat aan het geestelijke Israël. Waarmee ze het overblijfsel bedoelen van de tot hen behorende 144.000, thans nog ongeveer 8.500 personen daarvan levende op aarde. Volgens hen is er verschil tussen Ezechiël hoofdstukken 38 en 39 en Opb.20 (volgens blz.872). De God van Magog in Opb.20 wijst slechts naar het geheel van de sym-


OPENBARING HOOFDSTUK 20

50

bolische vijand die Satan zal volgen (idem, deel 2, blz.242, 243). Ook A.B. Stier uit 19de eeuw heeft die dubbele uitleg, zoals trouwens velen die in de leer van de bedelingen geloven. Wanneer we zullen merken dat het christendom op een grote schaal zal vervolgd worden dan is het de tijd om uit te zien naar de finale verlossing. En daarom willen we ook wat opmerken over het begrip “de grote verdrukking.” Mensen die de leer van de bedelingen geloven hebben daar namelijk een verkeerde zienswijze op. De Griekse woordkeuze van de evangeliën is niet dezelfde als deze van het boek Openbaring. Dat verschil moet nauwkeurig aangehouden worden, of anders is wat we leren in de verkeerde richting uitgelopen. In Opb.7:14 staat het Griekse “he thlipsis he megale” terwijl de profetie van Christus spreekt van een “thlipsis megale.” Letterlijk vertaald, en dit is in twijfelgevallen en moeilijke teksten het beste, staat er in Openbaring “de verdrukking, de grote” en in Mat. en Marc. een “verdrukking, groot.” Het belangrijke verschil is dus dat de evangeliën over een verdrukking spreken (want in het Grieks staat er géén lidwoord). Het boek Openbaring spreekt echter van “de verdrukking, de grote” tweemaal benadrukt door de beide lidwoorden. Andere teksten die over “de verdrukking, de grote” spreken met betrekking tot de gemeente zijn (Hand.14:22 / 2 Cor.1:4 / 2 Thes.1:6 / Rom.2:8,9 / 5:3). Eén aspect daarbij is dat bij de grote vervolging die we vernoemd hebben de wraak van YaHWeH zich blijft opstapelen (Rom.2:5). De gedachte van vele moderne theologen dat God bereid is alles te vergeven, een soort al-verzoening, is niet te bewijzen op bijbelse grondslag. Ter bestemder tijd zal de woede van God in werking treden (Rom.2:7). Slechts de volgelingen van Christus zullen voor de wraak bewaard worden (1 Thes.1:10 / Rom.5:6 / 1 Cor.11:32 / 2 Thes.1:5-10). Het resultaat van Gods wraak over de goddelozen in die komende dag zal vreselijk zijn (Heb.10:31). Want Hij heeft het recht hen te straffen in Gehenna de bijbelse toestand van volledig afgezonderd zijn van pijniging (Mat.10:28 / Jac.4:12). De “wraak Gods” en “vernietiging” worden in één adem genoemd in teksten als Rom.9:22 / Opb.14:10,11. De motieven van die wraak zijn: Gods afkeer van zonde (Rom. 12:19 / 13:4) van ongerechtigheid (Rom.3:5,6) van valse leer (Eph.5:6) geestelijke afgoderij (Col.3:5) weerbarstigheid tegenover God (Rom.2:5). In principe komt de gramschap Gods dan over al wie zondigen tegen de grote geboden, liefde tot God en liefde tot de naaste. Het gaat hier dus duidelijk om een symbolische voorstelling van de strijd van Satan tegen God en zijn gezalfden! Het is géén herhaling van Ezechiël hoofdstukken 37 en 38 want daar gaat het om een vijand uit het Noorden. Hier gaat het om vijanden die komen uit de vier hoeken van de aarde. En ze komen op van alle zijden omdat er overal ter wereld gelovigen zijn en ze die allen tegelijk moeten aanvallen (Opb.20:8). In dat verband ook deze opmerking. Bij H. Bavinck, ’Gereformeerde Dogmatiek’, deel 4, blz.641 staat het volgende: “Hierover kan toch geen twijfel bestaan, dat het Nieuwe Testament zichzelf beschouwt als de geestelijke en dus als de volkomene en waarachtige vervulling van het Oude Testament. Het vergeestelijken van het Oude Testament, mits in goeden zin verstaan, is niet een uitvindsel van de Christelijke theologie, maar heeft in het Nieuwe Testament zelf een aanvang genomen. Het vergeestelijkte Oude Testament, dat is, het Oude Testament van zijn tijdelijken, zinnelijken vorm ontdaan, is het Nieuwe Testament. De eigenaardigheid van de oude bedeeling was juist, dat het verbond der genade onder aanschouwelijke beelden voorgesteld en in nationale, zinnelijke vormen ingekleed werd.” Daarom leggen we nog eens nadruk op wat we reeds hebben geformuleerd in de inleiding: men mag profetie die betrekking heeft op Israël en zijn herstel niet zomaar overhevelen op de gemeente. We bedoelen, men kan niet van God mag eisen dat Hij alles vervult tegen de wil van het volk Israël


OPENBARING HOOFDSTUK 20

51

of zonder dat zijzelf aan de eisen van de vervulling hebben voldaan. Maar evenzeer mag men van een profetie niet eisen dat ze nog vervuld moet worden. Want waar Israël als verbreker van het verbond is gestraft mag men niet altijd verwachten, dat een bepaalde voorspelling nog te vervullen is. In een verbond met twee partijen waar er iemand is die zijn verplichtingen niet nakomt blijft de oude afspraak niet zondermeer bestaan. Er worden nieuwe afspraken gemaakt, wat ook terug te vinden is in het OT. Wat valt er te zeggen over het Legerkamp der heiligen? Het is overduidelijk dat de gemeente voor de grote verdrukking gespaard wordt door God, maar dat ze er moet doorheen gaan is ook duidelijk (Mat.24:21,22 / 2 Thes.2:3-8 / 1 Tim.4:1 / 2 Tim.3:1 / 2 Pet.2:2 / 1 Joh.2:18). Het “legerkamp der heiligen” is één van die uitdrukkingen die niet zo moeilijk te begrijpen is. Het slaat op, de kerk, Gods gemeente, de gelovigen (Opb.3:12 / 21:2). Dus van wat er zich op de aarde afspeelt. Tot het einde toe is de kerk in deze wereld een kruisgemeente. Christus voorzei zijn apostelen: “in de wereld zult gij verdrukking hebben” (Joh.16:33 S.V.). En dat heeft betrekking op de kerk in haar totaliteit. Tegen het einde toe, wanneer Satan zijn handigheidjes zal gebruiken om mensen te verleiden, te misleiden en te bedriegen, zal het er voor de gelovigen niet gemakkelijk op worden. Als meester in het ophitsen van lage menselijke gevoelens zal hem dat niet veel moeite kosten. Het moet dan ook een blijvende waarschuwing zijn aan het adres van de gelovige: wees waakzaam. Hoe moeilijk de toestand ook moge worden voor Gods gemeente het is de kerk die uiteindelijk zal overwinnen. Deze finale strijd komt: op de dag, het uur, de maand en het jaar door God bepaald. Die tijd van Gods wraak is alleen Hemzelf bekend (Deut.29:29). Over deze bestemde tijd, de “kairos” zegt K. Dijk in zijn ’De toekomst van Christus’, Kok, 1953, blz.22: “kairos is eigenlijk de geschikte, de gelegene, de “welaangename tijd”, d.i. Gods tijd voor ons (2 Cor.6:2); het is de tijd van Gods geduld, van het heden der genade (Hebr.3:7;4:7;1 Cor.7:29;1 Petrus 4:2), en die tijd is kort, die zal eenmaal ophouden.” Men moet dus niet gaan gissen naar dat tijdstip, zoals de WT reeds bij verscheidene gelegenheden gedaan heeft. En altijd zijn ze er naast geweest. Maar ze zijn niet de enigen. Wie goed weet wat mensen als H. Lindsay vroeger schreven, is dus op de hoogte dat ook hij al eens enkele valse voorspellingen heeft gedaan. Bedwing uzelf die dag van de Wederkomst te bepalen. We parafraseren een lijst uit J. D. Pentecost, Things to come, Zondervan, 1958, blz.332 waar de grote verschillen aangegeven worden tussen het verhaal van Ezechiël 38,39 en Openbaring 20. Het gaat niet om dezelfde strijd en niet om dezelfde Gog. 1°) In de oorlog van Gog / Magog, zijn een reeks bevriende strijdkrachten van Gog aangegeven in Ezechiël 38 = land Magog, Mesech, Tubal, Gomer, Perzen, Ethiopië, Lybië samen met Egypte (Daniël 11:42), maar in Openbaring komen de vijanden uit alle natiën tegen Jeruzalem (Joël 3:2 (?) / Zephania 3:8 / Zacharia 12:3 / 14:2). 2°) Gog komt uit het noorden (Ezechiël 38:6,15), met Armageddon, komen de vijanden uit alle streken van de aarde. 3°) Gog komt om buit te maken (Ezechiël 38:11,12), maar met Armageddon komen de volkeren samen om Gods volk te vernietigen. 4°) Gog is het hoofd van deze invasie (Ezechiël 38:15), maar in Openbaring staat Satan aan het hoofd van het vijandige leger (Openbaring 19:19). 5°) Er is een protest tegen de invasie van Gog (Ezechiël 38:13), maar in Openbaring is er geen enkel protest wanneer het beest tegen Gods heiligen optrekt.


OPENBARING HOOFDSTUK 20

52

6°) Gog is door goddelijke interventie verslagen, door natuurrampen (Ezechiël 38:22), maar de legers van de oorlog met Armageddon worden gedood door het zwaard dat uit de mond van Christus komt en vernietigd (Openbaring 19:15). 7°) Gog's legers staan in het open veld in veldslagtactiek (Ezechiël 39:5), met Armageddon staan ze in de stad Jeruzalem. 8°) Gog's legers worden verslagen buiten Jeruzalem op de heuvelen en in de valleien (Ezechiël 39:2-4), maar het beest en zijn legers worden in Jeruzalem zelf verslagen (Zacharia 12:2 / 14:2). 9°) YaHWeH roept assistentie bij in de slag tegen Gog (Ezechiël 38:21), maar met Armageddon is de HEER alléén in het vertreden van de wijnpers (Openbaring 19:15 / Jesaja 63:3-6). 10°) De invasie van Gog is zeer snel en komt er na een kleine waarschuwing (Ezechiël 38:11), de oorlog met Armageddon is er op een tijdstip dat niemand verwacht en in ijltempo afgewerkt wordt (Openbaring 20:9). Opb.20:11-15: “En ik zag een grote witte troon en Hem, die daarop gezeten was, voor wiens aangezicht de aarde en de hemel vluchtten, en geen plaats werd voor hen gevonden. En ik zag de doden, de groten en de kleinen, staande voor de troon, en er werden boeken geopend. En nog een ander boek werd geopend, het (boek) des levens; en de doden werden geoordeeld op grond van hetgeen in de boeken geschreven stond, naar hun werken. En de zee gaf de doden, die in haar waren, en de dood en het dodenrijk gaven de doden, die in hen waren, en zij werden geoordeeld, een ieder naar zijn werken. En de dood en het dodenrijk werden in de poel des vuurs geworpen. Dat is de tweede dood: de poel des vuurs. En wanneer iemand niet bevonden werd geschreven te zijn in het boek des levens, werd hij geworpen in de poel des vuurs.” H. Schouten zegt in ’Het Zoeklicht’, 21 augustus 1999, blz.22: “De heerschappij van de Here Jezus zal zijn in vrede en gerechtigheid, maar dit zal wel door middel van het zwaard worden gerealiseerd en afgedwongen. Er zullen er zijn die de Here Jezus ’geveinsdelijk zullen dienen’ (Psalm 66:3 en 81:15)” (wij onderstrepen). J. de Heer zegt op blz.264, 265: “Voor hen die zich gehoorzaam onder de heerschappij van Christus stellen, zal ziekte uitgesloten zijn; daarentegen zullen zware ziekteplagen komen over de opstandelingen, de ongehoorzamen (Zach.8:12). Het bestaan van zonde en dood in het D. J. Rijk is voor de tegenstanders van een letterlijke regeering van Christus op deze aarde een onoverkomelijk struikelblok... Vooral en juist aan het einde van het D. J. Rijk zal bewezen worden, dat de mensch in zijn natuur zelf Gode vijandig is, ook zonder directe aansporing van Satan; dat zal n.l. blijken uit het feit, dat ook, trots de zegenrijke heerschappij van Christus, vele menschen nog niet tot verbreking en onderwerping zijn gebracht.” Als de eerste schrijver gelijk heeft dan is dat rijk toch nog geen echt vrederijk. En de tweede schrijver maakt het niet duidelijk, want als Christus al regeert met zijn kerk dan is dat Rijk toch begonnen. Van het begrip tronen in het meervoud komen we thans tot één troon. Aan dit laatste oordeel heeft de kerk geen deel. De witten troon hier heeft betrekking op God in de zin van Zijn Rechterschap en niet als Koning en Regeerder, hoewel dat wel de meest voorkomende verwijzing is naar een troon in het boek Openbaring. Er is in de Schrift slechts één algemeen oordeel gezamenlijk voor alle mensen en dat is o.a. hier beschreven. Hoe staat het met het oordelen in het NT? Het is een zaak van God! We zullen allen voor de rechterstoel van God moeten komen te staan (Rom.14:10). Het oordeel dat Hij spreekt zal rechtvaardig zijn, geen favoritisme, géén twee maten en twee gewichten (2 Thes.1:5). Wie Hem ernstig zoeken zullen ook beloond worden (Heb.11:6). God zal rechtvaardigen volgens Zijn eigen soevereine wil. Want eigenlijk verdient niemand het gered te worden (Rom.8:22 / Jac.4:12 / 1 Pet.


OPENBARING HOOFDSTUK 20

53

1:17). Daarom zegt Opb.20:11,12 dat het God is die op de witte troon zit. Wanneer Hij iemand zal straffen voor de “eeuwigheid” dan is het naar Zijn wil (Opb.9:5 / 14:10). Dat is echter slechts een deel van het verhaal. Het NT maakt duidelijk dat Jezus als middelaar “het ganse oordeel” heeft ontvangen dus zowel over rechtvaardigen als onrechtvaardigen (Joh.5: 22,27). Hij is “Rechter over levenden en doden” (Hand.10:42). Ook dàt oordeel is “rechtvaardig” (Hand.17:31). We komen dus allemaal voor die rechterstoel van Christus te staan en niet slechts de gelovigen (2 Cor.5:10). Alle volkeren, namelijk elk individu uit die volkeren, komt vóór Hem te staan (Mat.25:3146). Wie in de Zoon gelooft komt niet in het kamp van de veroordeelden. Wie niet zal geloofd hebben is eigenlijk reeds ge(ver)oordeeld (Joh.3:18,36). Met dit oordeel is er een halt toegeroepen aan wat we kennen als de “wereldgeschiedenis.” Vanaf nu zal het nooit meer zijn zoals vroeger. Het kan eenvoudigweg nooit meer worden zoals vroeger, daar staat God garant voor. Na zovele jaren van onderbreking door de mens en zijn falen zal Gods uiteindelijke plan vervuld worden: er komt een Nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Denk dus na! Ook dit is om die redenen een symbolische voorstelling. Het oordeel is een zaak van Vader en Zoon (en ook de Heilige Geest) en Opb.20 geeft hier slechts een zeer sober beeld van. Zo zal Gods beschikking over ieder mens, te sterven en geoordeeld te worden, ook in vervulling gaan (Heb.9:27). Wijzen ze nog eens met nadruk op de universaliteit van de opstanding. Want men moet eerst opstaan uit de doden om te kunnen geoordeeld worden. Zullen bijvoorbeeld de mensen van Sodom een opstanding krijgen? De meeste commentatoren zeggen dat iedereen een opstanding krijgt. Uitzondering zijn bijvoorbeeld Jehovah Getuigen die er enkele uitsluiten. Hier het grappige ja/neen antwoord van de Wachttoren in verband met dezen die vernietigd werden met Sodom, krijgen ze een opstanding: 1. Ja * volgens ’DE WACHTTOREN’ 7/10/1879, blz.8 2. Nee* volgens ’DE WACHTTOREN’ 1/6/1952, blz.338 3. Ja * volgens ’DE WACHTTOREN’ 1/8/1965, blz.479 4. Nee * volgens ’DE WACHTTOREN’ 1/6/1988, blz.31 5. Nee * volgens ’Onze koninkrijks bediening’ 1/12/1989, blz.7 6. Ja * volgens ’Eeuwig leven’ eerste uitgave, blz.179 7. Nee * volgens ’Eeuwig leven’ latere uitgaven, blz.179 8. Nee * volgens ’De Openbaring’, blz.273 9. Ja * volgens ’Inzicht in de Schrift’, deel 2, blz.985 Doden, groten en kleinen In ’Het Zoeklicht’ 27 juli 1996, blz.13 zegt J. Schouten: “Voor de troon verzamelen zich de “doden.” Neen, de levenden, de levend gemaakten, de gelovigen, vinden we hier niet. Zij mogen voor eeuwig bij de Here Jezus Christus zijn, die voor hen het oordeel heeft gedragen. We denken bij hen die voor de troon staan aan de woorden uit Ef.2, waar gesproken wordt over “dood in zonde en misdaden.” Deze doden zijn de ongelovigen van alle tijden en plaatsen. Zij komen ook overal vandaan, de zee en de dood, alsmede het dodenrijk gaven de doden die daarin waren. Het verzamelt zich allemaal voor de troon. Dan worden de boeken geopend en Gods waarheid en werkelijkheid wordt zo duidelijk. Gods gerechtigheid zal daar openbaar worden. Bij het lezen van Openb.20 valt het op dat er niets wordt gezegd. Wie zal nog iets kunnen en durven inbrengen als God de mens gaat wijzen op zijn zonde. En allen, van wie de namen niet in het boek des levens voorkomen, worden voor eeuwig weggedaan van Gods aangezicht. De poel des vuurs, ook de


OPENBARING HOOFDSTUK 20

54

tweede dood genoemd, wacht dan zulke mensen. Hier kunnen we alleen maar stil van worden. De tweede dood! De Bijbel heeft voor deze toekomstige plaats van de ongelovigen diverse uitdrukkingen. Er wordt gesproken over verdrukking en benauwdheid in Rom. 2 vs.9. Matth. 22 zegt dat het een plaats is van buitenste duisternis en van geween en tandengeknars. Elders is er sprake van eeuwig verderf, de vurige oven, de afgrond en de gevangenis. Over het verdere ligt als het ware een gordijn. Soms wordt er gezegd dat dit alles maar een bepaalde tijd zal duren. De Bijbel leert ons dit niet. Althans, God heeft dit niet aan ons geopenbaard. We moeten ook niet meer willen weten...” Met dezelfde zekerheid dat Christus wederkomt zal er ook een oordeel komen over alle mensen (groten en kleinen): alle rassen, alle standen, allen zonder één uitgezonderd dan Jezus Christus. Bij dat oordeel is er ook een scheiding die niet meer is terug te draaien: er zijn mensen die aangenomen worden in hemelse heerlijkheid. Anderen worden totaal verworpen. Dat lijkt voor veel mensen toch maar antigoddelijk en Hem onwaardig. Wanneer Hij zijn toorn zo maar uitstort over zijn schepping is dat niet barbaars? We gaan daarom wat zeggen over toorn en gramschap, want de verwarring die men er in het algemeen over heeft is groot. Men moet dan ook oprecht zijn wanneer we lezen over de “eeuwige straf” van de goddelozen. We moeten dat allemaal niet minimaliseren. Het woord “aionios” is in het NT 70 maal gebruikt en daarvan spreken er 7 over de “eeuwige straf”, het is een onuitblusbaar vuur (Marc.9:43,46,47,48 / Judas 7 / Opb.14:11 / 19:20). Een “duisternis” waar niets van God terug te vinden is (Mat.22:13). Alle boeken worden geopend: Bultema zegt op blz.282: “Het is het oordeel van de grooten witten troon, waarmede de eenvoudige geloovigen zich eeuwenlang gekweld hebben van vrees en verschrikking. En toch, er wordt in deze verzen niet aan de geloovigen gedacht en nog minder wordt van hen ook maar één woord gerept. Voor den rechterstoel van Christus staan alleen de gelovigen, voor den grooten witten troon alleen de goddelozen. Dit is het eigenlijk jongste gericht? Terstond na dit eindoordeel geeft Christus het Koninkrijk over aan den Vader.” Wat wil dat zeggen, dat de boeken geopend worden? Aangezien elk mens zowel goede als verkeerde daden heeft gesteld en dus veroordeeld kan en mag worden, hangt alles af van de soevereiniteit van God. Want men zal zijn hemel niet zelf kunnen verdienen. Wie Hij vergeeft is Zijn zaak en niet de onze. Een ieder zal individueel voor Hem staan en een ieder zal op rechtvaardige wijze het hemelse koninkrijk (nieuwe aarde!) of Gehenna binnengaan. YaHWeH is behalve dat Hij een vergevende God is, ook nog een straffende God. Een reeks mensen zal daadwerkelijk gestraft worden. Er zal geen ontsnappen zijn aan de eeuwigheid van dat oordeel. In het NT is “Gehenna” de naam van de plaats waar afvallige engelen en de niet gerechtvaardige mensen terecht zullen komen. Van de 12 teksten die het begrip “Gehenna” bevatten is er slechts één die niet door Jezus is uitgesproken (Jac.3:6). Gehenna is bijna uitsluitend een synoptische term. Wanneer Paulus de nadruk legt op de Wederkomst van Christus en het straffend gericht dan gebruikt hij in dat verband enkele andere gedachten: “de toorn van God” (Rom.2:5 / 5:9), “gramschap” (Rom.2:8,9), “ten verderve ga” (Rom.9:22 / Phil.3:19), “afgewezen worden” (1 Cor.9:27) of “verderf oogsten” (Gal.6:8). De beschrijvingen van de apostel Johannes zijn nog anders: “niet verloren gaan” (3:16), “de toorn Gods blijft op hem” (3:36), “wie niet geloofd is reeds veroordeeld” (3:18), “opstan-


OPENBARING HOOFDSTUK 20

55

ding ten oordeel krijgen” (5:24,29), “sterven” (6:50 / 8:21), “in duisternis zijn” (12:46), en “beschaamd zijn” (1 Joh.2: 28). Er zullen dus mensen gestraft worden. Leren we wat anders, zoals zo velen ondertussen doen, die zich ook nog christenen noemen, dan kunnen ze dat niet verdedigen vanuit de Schrift. Daar komt veel filosofie en weinig woord van God aan te pas. Zo zal gezien: “de eeuwige pijniging” (Mat.25:46), “de rook van hun pijniging stijgt op in alle eeuwigheden” (Opb.14:10), “en het vuur niet wordt uitgeblust” (Marc.9:48), “waar hun worm niet sterft” (Marc.9:43), “hebben geen rust dag en nacht” (Opb.14:10), “met een eeuwig verderf” (2 Thes.1:9), “met eeuwige banden onder donkerheid” Judas 6, “het eeuwige vuur” Mat.18:8 / 25:41, er niet moeten gedacht worden dat het hier zal gaan om de uitdelging van de zondigheid van degenen die in deze toestand door God geplaatst zijn. Neen, en reken ook niet op een uiteindelijke algehele verzoening! Bij het oordeel van Openbaring 20 moet men dus geen beroep gaan doen op zijn goede werken. Want dat is niet de basis voor de beoordeling van mensen. Integendeel! We geven hierop beamend het antwoord van K. Dijk in ’De toekomst van Christus’, Kok, Kampen, 1953, blz.127, 128: “Niemand kan zich op Matth. 25 beroepen om de verdienstelijkheid van de goede werken voor God te verdedigen, want hij wordt in dit beroep krachtig weersproken en weerstaan door het begin, door de jurisdictie zelf, door het vonnis, zonder de motivering, en hier is de rechte orde van genade en werken; de werken komen zeker in het gericht, maar ze hebben alleen waarde in Christus’ verdienste; onze vrucht is op Hem gevonden; zonder Hem kunnen wij niets doen. Maar nu zijn we nog niet klaar. Maatstaf voor de rechter is het Evangelie, en we worden geoordeeld naar ons geloof en onze werken, maar er is nog een andere norm; Christus oordeelt ook naar de algemene openbaring Gods, die Hij gaf in de natuur en in de historie der volkeren en niet minder in de conscientie, in zover het werk der wet in de harten geschreven is (Rom.2 : 15); deze openbaring is gegeven, zegt de apostel Paulus in Rom. 1: 20, zodat zij geen verontschuldiging hebben; de heidenen, en niet alleen zij, maar ook alle mensen in de “christenlanden”, hebben in die openbaring Gods eeuwige kracht en goddelijkheid kunnen doorzien en onderkennen; zij hebben het werk der wet in hun harten geschreven, terwijl hun geweten mede getuigt en hun gedachten elkander onderling aanklagen of ook verontschuldigen, ten dage dat God ... oordeelt (2 : 15, 16), en indien zij daarop geen acht hebben geslagen zullen zij voor dit ongeloof de veroordeling moeten dragen. Hierin ligt ook opgesloten, dat de hemelse Rechter rekening houdt met de mate der openbaring, die gegeven is, en met het klaarder en minder helder licht, dat over de mensen valt; er is voor Hem onderscheid tussen de Joden, die Gods inzettingen kenden, en de heidenen, die zonder de wet gezondigd hebben (2 : 12); onderscheid tussen de Joden, in wier midden Christus Zijn krachten heeft verricht, èn Tyrus en Sidon, Sodom en Gomorra, die Hem niet gekend hebben (Matth. 11 : 21, 22, 24); Lukas 12 : 47); tussen de Joodse Raad, die Jezus overleverde, en Pilatus, voor wie de beloften vreemd waren (Joh. 19 : 11); tussen de volken, die het Evangelie kennen en zij, die van dit licht verstoken zijn gebleven; wel zullen allen veroordeeld worden, want al de volken zullen voor Hem verzameld worden, maar de Here Christus is een rechtvaardige en billijke Rechter, Die rekent met het wel en niet kennen van Zijn woord en wil (vgl. Lukas 12 : 47).” Máár zeggen dezen die in de vernietiging van het “leven” van de goddelozen geloven (Jehovah Getuigen, Adventisten, Armstrong Church enz...): dat is toch onmenselijk? Is dat geen vorm van


OPENBARING HOOFDSTUK 20

56

agressiviteit of onmacht? Is dat niet God onwaardig? Is God dan zo hatelijk? Is dat niet liefdeloos? En nog een reeks andere vragen van eenzelfde aard. Een vraagstelling in die zin heeft echter geen goed uitgangspunt. Want indien de Schrift het lot van de ongelovigen zo beschrijft waar heb ik het recht Gods oordeel in vraag te stellen? Wie ben ik dat ik ooit de diepte en rijkdom van Zijn liefde, maar ook van Zijn gericht zou kunnen begrijpen? Moeten we niet dankbaar aanvaarden dat God barmhartig en rechtvaardig is in al Zijn daden? De verborgen dingen en het goddelijk besluit moeten, voor ons gelovigen, een ja en een amen blijven. De filosofie van mensen is ondergeschikt aan de geopenbaarde waarheid. Filosofie in dat verband is er met stapels. We wijzen nog op het volgende. Biederwolf zegt blz.707: “Onze redenen waarom we dit oordeel slechts zien als dat van de onrechtvaardigen die gestorven waren, want de levende onrechtvaardigen werden reeds vernietigd, zijn de volgende. 1) Het woord “dood” zoals bij Johannes gebruikt wijst alleen naar onrechtvaardigen. 2) Dat Joh.5:24 de zekerheid geeft dat ze niet in het oordeel komen. 3) Het oordeel heeft plaats volgens dat wat in “de boeken” geschreven staat, en de boeken is hier in onderscheid met “het boek des levens.” Wat Biederwolf zegt in punt één klopt natuurlijk. Maar het contrast van dood in geestelijke zin en dood in letterlijke zin moet men niet alleen bij Johannes zoeken. Wie iets naziet in de Schrift (vb. over verzoening) gaat toch niet slechts nazien wat Johannes zegt. En daarom moeten ook andere teksten over geestelijke dood erbij genomen worden. Bijvoorbeeld; Mat.8:22 / Eph.2:1,5 / 5:14 / Phil.3:11 / Col.2:13. Punt twee. Is Biederwolf vergeten dat allen door Christus geoordeeld worden volgens Joh.5:25-29 en dan spreken we nog maar over het vervolg van Joh.5:24. Lees er ook dit nog bij: Hand.17:31,32 / 24:15 / Heb.6:2 en voor het OT zie Dan.7:10 / 12:1 / Mal.3:16. Alle gelovigen worden “geoordeeld” niet “veroordeeld.” Ze zijn al geoordeeld in dit leven want ze ontvangen hun “eeuwig leven” al vóórdat het laatste oordeel zal plaatsvinden. Tot slot zijn punt 3. Natuurlijk is er behalve “de boeken”, het “boek des levens.” Maar wat hebben we dan bewezen? Het is toch mogelijk dat alle mensen, van alle tijden, rechtvaardigen en onrechtvaardigen beschreven staan “in de boeken”? Maar ook al staan er foutjes, zonden en tekortkomingen opgetekend van de gelovigen, behalve deze boeken is er het boek dat hen vrijpleit. En wie een scheiding maakt tussen opstanding van rechtvaardigen en onrechtvaardigen in tijdstip maakt van het slot van Opb. 20 een raar zaakje. Want staat er niet dat de doden allen tegelijk komen uit de zee, de dood en het dodenrijk. Een éénmalige lediging. Waarna één oordeel met rechts schapen, links bokken. Met goede vissen en oneetbare vissen. Lees dus maar de parabels voor wat ze ons trachten te leren: inzicht krijgen in de zaken van het Koninkrijk van God. Voor alle duidelijkheid, de Reformatie heeft in haar belijdenisgeschriften géén plaats voor een leer van de duizend jaren in een nog te vervullen toekomst. Integendeel er is slechts plaats voor een algemeen oordeel, want alle doden zullen op hetzelfde moment uit de graven opstaan, na de stem van de Heer gehoord te hebben. Zie o.a.: Confessio Helvetica prior art.11 Catechismus van Genève art. Confessio Belgica (Nederlandse geloofsbelijdenis) art.37 Heidelberger Catechismus Vraag 52


OPENBARING HOOFDSTUK 20

57

Schotse Belijdenis art.10 Westminster Confession art.33 Westminster Cathecism Vragen 87-90. En er is nog een nadere manier om dit te bekijken: de Reformatoren, en hun rechtstreekse afstammelingen zijn allen genegen tot de Historische opvattting van het boek Openbaring. Met ander woorden Rome is de afvallige Babylon. Zie o.a.; The Irisch Articles (1615), de originele Westminster Confession of Faith (1646), de Savoy Declaration (1658) en The London Baptist confession (1688). Zalig wie geschreven staat in het Boek des levens J. de Heer zegt op blz.221: “Aan deze opstanding zullen natuurlijk ook zij worden toegevoegd, die onder het regime van den Antichrist, den naam van Christus getrouw blijven. Ook zij toch behooren, evenals de anderen, tot de zaligen en heiligen, die deel hebben aan de eerste opstanding. De “overigen der dooden” zullen echter eerst aan het einde van de Duizendjarige Christusregeering levend worden. Ik acht ook niet onmogelijk dat er in Openb.20:4 drie verschillende categorieën genoemd worden van hen, die de eerste opstanding deelachtig geworden zijn, n.l.: Die gedood zijn om het Woord Gods: de martelaren uit het Oude Testament; die gedood zijn om het getuigenis van Jezus: die uit het Nieuwe Testament; die het Beest en deszelfs beeld niet aangebeden hebben: de martelaren uit het tijdperk van den Antichrist.” Het boek des levens is niet zoals het vorige boek er één was van winst en verlies, een boekhoudkundig systeem. Het is een boek met namen van personen, zowel uit de Oudtestamentische als de NieuWTestamentische tijden (Ex.32:32 / Mal.3:16 / Phil.4:3). Beter dan elk commentaar van ons geven we vier bijbelteksten. Want het boek des levens is door God namelijk reeds geschreven. Al sinds een lange tijd reeds. Dat mag ons verwonderen, maar wetenschappelijk (ook bijbelwetenschappelijk) begrijpen, zoals we de som van twee plus twee begrijpen, zullen we nooit. Eén ding is zeker, God staat klaar voor het oordeel! Vraag is, zijn wíj dat! Rom.8:28-30: “Wij weten nu, dat (God) alle dingen doet medewerken ten goede voor hen, die God liefhebben, die volgens zijn voornemen geroepenen zijn. Want die Hij tevoren gekend heeft, heeft Hij ook tevoren bestemd tot gelijkvormigheid aan het beeld zijns Zoons, opdat Hij de eerstgeborene zou zijn onder vele broederen; en die Hij tevoren bestemd heeft, dezen heeft Hij ook geroepen; en die Hij geroepen heeft, dezen heeft Hij ook gerechtvaardigd; en die Hij gerechtvaardigd heeft, dezen heeft Hij ook verheerlijkt.” Eph.1:4: “Hij heeft ons immers in Hem uitverkoren vóór de grondlegging der wereld, opdat wij heilig en onberispelijk zouden zijn voor zijn aangezicht.” 2 Thes.2:13: “Maar wij behoren God te allen tijde om u te danken, door de Here geliefde broeders, dat God u als eerstelingen Zich verkoren heeft tot behoudenis, in heiliging door de Geest en geloof in de waarheid.” 2 Tim.1:9: “die ons behouden heeft en geroepen met een heilige roeping, niet naar onze werken, maar naar zijn eigen voornemen en de genade, die ons in Christus Jezus gegeven is vóór eeuwige tijden...”


OPENBARING HOOFDSTUK 20

58

Een parafrase op Openbaring 20:1-14 Wanneer wij Openb.20:1-14 aandachtig lezen, kunnen we het aldus samenvatten in 10 punten: 1° Dat de Satan, de oude draak, gebonden is door de engel uit de hemel wijst op de overwinning van Jezus Christus. Hij heeft op het kruis gezegevierd over de hel en de macht van de Satan. Thans is Hij in Zijn verhoging onze Koning en Heer. Hij heerst tevens over al Zijn vijanden, wiens macht Hij beperkt. 2° De nederlaag van de tegenstander van God kan een binding genoemd worden. De duivel is verzegeld in de afgrond. Sinds de triomf van onze Heer kan hij niet langer de volkeren verleiden tot zondigheid. Het heidendom is door het Christendom in de wereld teruggedrongen. 3° De duizend jaren, waarvan hier gesproken wordt, zijn te beschouwen als de koninklijke heerschappij van Christus. Hij zit ter rechterhand in/op de troon des Vaders en regeert met zijn gemeente over de wereld. 4° In die symbolische duizend jaren leven en regeren ze met Hem, niet allen tegelijk, maar elke gelovige heeft nu al tijdens zijn aards leven een regeerfunctie. Dit is vooral waar voor dezen die in verdrukking zijn en die om Zijn Evangelie gedood worden. 5° De overigen der doden, dat zijn dus allen die niet in Christus geloven, hebben hieraan geen deel. Ze leven dus niet echt en zijn voor God ook de tweede maal reeds dood. Slechts de uitspraak daarvan komt later. 6° Het gaat dus thans reeds om de opstanding tot het eeuwige leven voor de gelovigen. De eerste opstanding is al principieel aangevangen bij de wedergeboorte. Uiteindelijk zal in het opnieuw tot leven komen van het lichaam de zaligheid in de nieuwe hemel en aarde verder gezet worden. 7° De tweede dood is, gelijk in deze tekst duidelijk wordt gezegd, het eeuwige verderf. Dat is het deel van allen, die de eerste opstanding niet gekend zullen hebben. 8° Tegen het einde der tijden na duizend symbolische jaren, wordt de duivel ontbonden. Hij ontvangt, zoals in de hof van Eden, alle kansen om al zijn krachten tegen de Christus en Zijn gemeente in te zetten. 9° Hij voert daarop, nadat eerst de ontkerstende wereld en de antichrist strijd gevoerd hebben een strijd tegen de gemeente. Gog en Magog (symbool van de zedenloze heidenen) voeren oorlog tegen de Kerk des Heren en ze zullen haar omsingelen. 10° De duivel staat dan op het toppunt van zijn macht. De nood voor de gemeente van onze Heer zal het hoogst zijn in die dagen, het is de laatste verdrukking. Dan verschijnt Jezus op de wolken des hemels om Zijn vijanden te verslaan. Hierop volgt de vleselijke opstanding van alle mensen die in het graf vertoeven. Vuur van God daalt uit de hemel neer op alle trawanten van de Satan, menselijke en geestelijke. Ze worden in de poel van vuur en zwavel geworpen. Gelovigen aller tijden ontvangen een Nieuwe Hemel en een Nieuwe Aarde. We stellen daarom de volgende visie voor in schematische vorm van wat we geloven in dit verband. Pinksteren, Satan gebonden  Hier start een symbolische periode van duizend jaar. Kerk heerst met Christus, ze is opgestaan in de eerste opstanding Satan losgelaten voor korte tijd  Satan zal trachten de kerk te vernietigen. Gods ge-


OPENBARING HOOFDSTUK 20

59

meente komt in haar laatste verdrukking.  2de Komst van Christus  Laatste oordeel

Opstanding in het vlees; goddelozen voor eeuwig gestraft. Heiligen gaan verder in hun functie als regeerders in/op een nieuwe hemel en een nieuwe aarde.

 EEUWIGHEID GOD IS ALLES IN ALLEN.

APPENDIX IX, Wanneer begint het duizendjarig rijk Een theoloog van de Adventkerk voor wiens arbeid we dankbaar mogen zijn is: Alfred Vaucher. Hij heeft enkele publicaties op zijn naam die allen de titel hebben meegekregen van ’Lacunzania’. We citeren hieronder in het kort enkele namen uit de 4de serie. In dit deel komt vooral aan bod: wanneer start het duizendjarig rijk, of sinds wanneer is het werkzaam. De variatie op dat ene tema is enorm, al naargelang de stelling die men wenst te verdedigen: al begonnen of nog toekomstig. Hans Hut vóór 1530 Nachenmoser vanaf 326 Bullinger vanaf 34, 60 of 73 Daneau vanaf 666 Dent vanaf 1st komst Durham = christelijke tijd Du Jon vanaf dood van ChrisForbes vanaf 300 tus of het jaar 70 Napier vanaf 300 Totten vanaf 1899 Turrentini vanaf dood van Curzon vanaf 1st komst Christus, 70 of 325 Keil vanaf 323 Stern vanaf Hemelvaart Lee vanaf Constantijn idem Wordworth vanaf dood van Mauro, Pelten, Winckelman Christus Norris vanaf 1919 Wymm vóór 1934 Brown vanaf val der heidenen Erdman = christelijk tijd Kreuger vanaf vernietiging Röhling tussen 500 en 1500 van Jeruzalem Isle vanaf geboorte van Massl vanaf 775 Christus tot Lenin Severin vanaf Keizer Karel Poyssel vanaf 1623 tot Napoleon Allen vanaf 1819 Basset vanaf 1997 Burder vanaf 1941 Burton vanaf 1868 Claas vanaf 1889 Frère vanaf 1867


OPENBARING HOOFDSTUK 20

60

Holmes vanf 1835 Kinne vanaf 1866 Lovett vanaf 1843 Robinson 1843 of kort erna Rosselet d’Ivernais in 2001 Schmucker vanaf 1850 Schott vanaf 1995 Thurman vanaf 1875 Meikle begint in 1957 voor 360.000 jaren Lagrange, de Belgische astronoom, leert een onzichtbare komst in 2180, waarna een zichtbare en komst van het Millennium in 2283. ***** Visie van Adventisten (Zevendedag) op Openbaring 20. We citeren uit de Nederlandstalige Schriftelijke Bijbelcursus uitgegeven door de Adventkerk in de jaren 60/70, les 35. 1) Hoe zal de toestand op aarde zijn bij de Wederkomst? De ganse wereld heeft de laatste boodschap van redding gehoord en iedereen heeft zijn keuze gemaakt; vóór God of tegen God. Er zijn verschrikkelijke aardse rampen. De oogst der aarde is rijp geworden (Opb.14:16 / 16:18-21 / 19:14,15). “Alle rechtvaardigen zullen deelnemen aan het hemelse bruiloftsfeest en wat dan volgt, is: dat zij als “priesters van God en Christus” die duizend jaar met Hem zullen heersen. Het duizendjarig tijdvak begint dus op het ogenblik dat de heiligen na de eerste opstanding de aarde verlaten; dan blijft Satan hier met zijn engelen achter, én met de goddelozen. Zullen deze achtergeblevenen tot bekering geleid worden?” (blz.4) 2) Wat gebeurt er dan met de doden die in Hem ontslapen zijn? De engelen die met Christus komen bij Zijn Wederkomst scheiden de mensen in twee groepen: gelovigen en ongelovigen. De gelovigen die reeds overleden zijn staan op uit de doden. Alle gelovigen zijn veranderd in “onsterfelijkheid.” (1 Cor.15:52 / 1 Thes.4:15,16). Dit is de eerste opstanding van Opb.20 voorzegd in Joh.5:29. “Met deze wederkomst brengt Jezus de verlosten van alle eeuwen naar de aarde terug. Hij daalt op de Olijfberg neer, op de plek vanwaar Hij ten hemel voer in het jaar 31 van onze jaartelling. Eerst wordt deze berg door een grote aardbeving gespleten, zodat er een uitgestrekte vlakte ontstaat, die gereinigd wordt door de aanraking van de doorboorde voeten van onze Here. Hier zal dan het Nieuwe Jeruzalem gevestigd worden.” (blz.7) 3) Waar gaan de gelovigen naartoe? Ze gaan de Here tegemoet (1 Thes.4:17). Ze vieren de bruiloft van het Lam (Opb.19:1,6-9). Ze zullen priesters van God zijn (Opb.20:6). In de hemel (Joh.14:13). “U herinnert zich, dat Jezus Zich na Zijn hemelvaart op de troon van Zijn Vader gezet heeft; op dezelfde wijze zullen de rechtvaardigen op de troon van Christus zitten (Openbaring 3:21). De troon van Jezus is de plaats die Hij bezet om over de goddelozen te oordelen (Johannes 5:27,22; Psalm 110:1). Mét Hem moeten de verlosten ook op stoelen van het gericht zitten om het vonnis over Satan, de gevallen engelen en de goddelozen te vellen.” (blz.6)


OPENBARING HOOFDSTUK 20

61

“Duizend jaar later komt de Here weer naar de aarde, maar dan vergezeld van alle verlosten. Bij deze gelegenheid worden de lichamen der ongehoorzamen in het leven teruggeroepen om voor de rechterstoel van God te verschijnen.” (blz.6) 4) Wat staat de goddelozen te wachten? Zij die leven bij de Wederkomst sterven zodat er op aarde niemand levend achter blijft (Jes.13:13,14 / Mat.13:24-30, 36-40). Alle ongelovigen zullen opstaan op het einde van de 1.000 jaar (in het leven teruggeroepen) om voor altijd vernietigd te worden (Zach.14: 4,5,9 / Joh.5:28,29). “De onheilige mensen zullen Christus Jezus ook zien als Hij verschijnt; maar wat voor de rechtvaardigen het hoogtepunt van vreugde en blijdschap is, wordt voor de onrechtvaardigen de zwaarste straf en de grootste pijniging. Zij kunnen hun blik niet laten rusten op dit schouwspel van heerlijkheid en licht! Zij smeken om ervan verlost te worden...” (blz.4) 5) Waar is Satan tijdens de 1000 jaar? Gevangen op de verwoeste aarde (Opb.20:3 / Jes.24:22 / Jer.4:27). Hij kan niemand verleiden want er is geen levende ziel op aarde. “Zo zal de aarde één grote bouwval en chaos worden een onbewoonbaar goed . In de laatste oorlog werden belangrijke steden geheel platgelegd bij de bomaanvallen; ze konden niet meer bewoond worden. Denk dan aan de verwoesting van Hiroshima: één atoombom kon deze stad totaal vernietigen. En denk aan de vele steden die door aardbevingen weggevaagd werden. In de dag van Gods afrekening zal onze planeet door aardbevingen heen en weer bewogen worden en “waggelen als een beschonkene” (Jesaja 24:20). Hoe zullen nietige mensen zulke natuurrampen kunnen overleven die het gevolg zijn van oproer tegen God en het veronachtzamen van Zijn voorschriften? Lees de volgende Schriftuurplaatsen met een toegewijs hart om de diepe ernst van die donkere en noodlottige tijd te vatten... Achtereenvolgens maken de teksten het duidelijk, dat er na de tweede komst van Christus geen schepsel op onze planeet kan bestaan de aarde zal onbewoond zijn: de goddelozen die eerst levend overbleven, zijn dood en er is niemand meer...” (blz.5) 6) Wat doen de “heiligen”? Ze zijn in de hemel, met de Heer, en regeren in deze zin dat ze de boeken nagaan waarin alle ongelovigen staan opgetekend. Ze gaan na of ieder de straf zal verdienen die hem is toegeschreven in de boeken. Hun straf is naar hun werken (Opb.20:12). “Deze rechtzitting duurt duizend jaar” “Deze rechtszitting duurt duizend jaar. Aan het einde ervan zullen de heilige engelen en de verloste rechtvaardigen erkennen, dat het oordeel van God rechtvaardig en wijs is geweest; ook dat Zijn leiding zeer goed was.” (blz.6) 7) Hoe wordt Satan gebonden? “Satan is gebonden omdat al zijn volgelingen dood zijn; ook leven er geen heiligen meer op de aarde die hij in moeilijkheden kan brengen. Deze gebondenheid kan alleen opgeheven worden als


OPENBARING HOOFDSTUK 20

62

er weer mensen komen die hem van de drukkende stilte en de vreselijke werkloosheid bevrijden. “De overige doden” de doden die geen gehoorzaamheid wilden leren moeten “vele dagen”, dat is duizend jaar, op de aarde blijven liggen; dan worden zij tot het leven teruggeroepen. Let er nu wel op dat de Bijbel gewag maakt van twee algemene opstandingen.” (blz.6) 8) Hoe komt Satan en de zonde aan het einde? “Ook de goddelozen zullen uit de doden opstaan, want Christus en de apostelen hebben er steeds op gewezen dat er een éérste opstanding zou zijn en indien er sprake is van een eerste opstanding, dan moet er ook een tweede volgen. Deze tweede opstanding heeft pas na de duizend jaren plaats; dus tot zolang blijven de ongehoorzamen nog in het graf...” (blz.4) “Satan en alle opgewekte ongehoorzamen zien het Nieuwe Jeruzalem uit de hemel nederdalen; ook dat deze stad bewoond wordt door heilige mensen, die niet gewapend zijn. Met zijn volgelingen beraamt hij plannen om de heilige stad in te nemen; hij geeft hun de verzekering dat de overwinning voor hen is, omdat hun getalsterkte die der rechtvaardigen verre overtreft! Dan verzamelt hij hen om Gods stad aan te vallen...” (blz.7) “In de dagen van Noach verging de wereld door de zondvloed en aan het einde der tijden zal zij door vuur gereinigd worden. Dit vuur komt van de eeuwige God, want Hij wil een zondeloze wereld stichten en elk spoor van de zonde verwijderen.” (blz.7) Visie van Jehovah’s Getuigen op Openbaring 20. 1) Hoe zal de toestand op aarde zijn bij de Wederkomst? We citeren uit ’Gods Duizendjarige Koninkrijk is nabij gekomen ‘De Wachttoren’, 1974, blz.399: “Van de geestelijkheid, de klasse van de “mens der wetteloosheid”, zal niemand gespaard worden; ook de vertegenwoordigers van de politiek, het militarisme en de handel, met wie de geestelijkheid altijd is omgegaan, zullen niet gespaard worden.” We citeren uit ’Gods Duizendjarige Koninkrijk is nabij gekomen’, De Wachttoren, 1974, blz.315: “De verwoesting van het hedendaagse tegenbeeldige ontrouwe Jeruzalem, de christenheid, zal deel uitmaken van zulk een grote verdrukking “als er sedert het begin der wereld tot nu toe niet is voorgekomen, en ook niet meer zal voorkomen” ( Matthéüs 24:21). Het gebied van de christenheid strekt zich over de gehele wereld uit en is veel groter dan het land Israël, met het aardse Jeruzalem als hoofdstad. Het gebied van Babylon de grote, die “een koninkrijk over de koningen der aarde heeft”, is nog groter dan het gebied van louter de christenheid. Wanneer de symbolische “tien horens” en de rest van het scharlakengekleurde “wilde beest” de religieuze hoer, Babylon de Grote, beginnen te haten en haar verwoesten, zal dit derhalve een religieuze catastrofe zijn die haar weerga niet heeft en wereldomvattend zal zijn. De christenheid zal net zo min door God beschermd worden als het gehele overige deel van het immorele, met bloedschuld beladen Babylon de Grote.” 2) Wat gebeurt er dan met de doden die in Hem ontslapen zijn? We citeren uit ’Gods Duizendjarige Koninkrijk is nabij gekomen’, De Wachttoren, 1974, blz.39: “Met het oog hierop is de “eerste opstanding” niet die figuurlijke opstanding die op de water-


OPENBARING HOOFDSTUK 20

63

doop volgt en waarna voor de gedoopten nog steeds de mogelijkheid bestaat met de “tweede dood” gestraft te worden of onder diens “autoriteit” te komen. Het is de werkelijke, letterlijke opstanding uit Sjeool tot leven als een geestelijke zoon van God in de onzichtbare hemel waarheen Jezus Christus zelf is opgestegen.” 3) Waar gaan de gelovigen naartoe? We citeren uit ’De Wachttoren’ van 15 mei 2000 blz.18, 19: “De toekomst van de mensheid in Gods profetische woord voorzegd. Welke vooruitzichten hebben loyale ondersteuners van de gezalfden? Ook zij hebben geloof in Gods profetische woord en zij hopen het aardse paradijs binnen te gaan (Lukas 23:39-43). Daar zullen zij uit een levensonderhoudende “rivier van water des levens” drinken en zullen genezen worden door “de bladeren van de bomen” die aan beide zijden ervan geplant zijn... Als u zo’n schitterende hoop bezit, moge u er dan mee voortgaan een diepe liefde voor Jehovah en geloof in zijn profetische woord tentoon te spreiden. Moge u tot degenen behoren die de grenzeloze vreugde van eeuwig leven op de Paradijsaarde ervaren. Onvolmaakte mensen kunnen niet volledig beschrijven hoe het leven in het komende aardse paradijs zal zijn, maar Gods profetische woord geeft ons inzicht in de zegeningen die dan voor de gehoorzame mensheid zijn weggelegd.” We citeren uit ’Gods Duizendjarige Koninkrijk is nabij gekomen’, De Wachttoren, 1974, blz.405: “Wanneer de glorierijke duizendjarige regering van de Messias over de gehele aarde begint, zal God voor al zijn loyalen op aarde dus werkelijk een “grootse redding” hebben bewerkt. Sta hier eens bij stil! Deze loyalen zullen volledig bevrijd zijn van alle goddelozen op aarde en in het onzichtbare rijk in de omgeving van de aarde. Zulke loyale personen kunnen nu gedurende de gehele duizendjarige regering van Gods Messiaanse koninkrijk voortleven, aangezien de loyalen van de “grote schare” degenen zijn die eeuwig leven op de gereinigde aarde zullen ontvangen. Uit waardering hiervoor zullen de loyalen die gespaard zijn, zich ertoe gedrongen voelen evenals de psalmist te zeggen: “Wat zal ik Jehovah vergelden voor al zijn weldaden jegens mij? De beker van grootse redding zal ik opnemen, en de naam van Jehovah zal ik aanroepen. Mijn geloften zal ik aan Jehovah betalen, ja, in het bijzijn van heel zijn volk.” - Psalm 116:12-14.” 4) Wat staat de goddelozen te wachten? We citeren uit ’De Wachttoren’ van 15 mei 2000 blz.18, 19: “Wanneer Gods koninkrijk onbelemmerd regeert en zijn wil op aarde zoals in de hemel wordt gedaan, zullen geen boosaardige mensen - nee, zelfs geen dieren - ’enigerlei kwaad doen of verderf stichten’ (Jesaja 11:9; Mattheüs 6:9,10). De zachtmoedigen zullen de aarde bewonen, en “zij zullen inderdaad hun heerlijke verrukking vinden in de overvloed van vrede” (Psalm 37:11). Verhongerde mensenmassa’s zullen niet meer bestaan, want “er zal volop koren op aarde blijken te zijn; op de top der bergen zal overvloed zijn” (Psalm 72:16). Er zullen niet langer tranen van verdriet worden vergoten. Ziekte zal verdwenen zijn en zelfs de dood zal niet meer zijn (Jesaja 33:24; Openbaring 21:4). Stel u eens voor - geen artsen, geen medicijnen, geen ziekenhuizen of psychiatrische inrichtingen en geen begrafenissen. Wat een schitterende vooruitzichten!” We citeren uit ’Gods Duizendjarige Koninkrijk is nabij gekomen’, De Wachttoren, 1974, blz.128, 129: “Omdat de mensen als ter dood veroordeelde zondaars geboren worden, hebben zij nooit een “kans” gehad. Zij hebben zich voor God, die absoluut volmaakt is, nooit door het verrichten van volmaakte werken van rechtvaardigheid en door zich van zondigheid te bevrijden, kunnen


OPENBARING HOOFDSTUK 20

64

rechtvaardigen. De Oordeelsdag biedt de mensheid dus niet wat wel eens “een tweede kans” wordt genoemd, want deze dag biedt de mensheid veeleer de eerste werkelijke gelegenheid om eeuwig leven in menselijke volmaaktheid en absolute onschuld in een aards Paradijs te verwerven. De Oordeelsdag biedt de mensheid op grond van het volmaakte menselijke offer van Christus de gelegenheid gereinigd te worden van de zonde en opgeheven te worden tot de volle “heerlijkheid Gods”, die ze nu niet bereikt.” 5) Waar is de Satan tijdens de 1000 jaar? We citeren uit ’Gods Duizendjarige Koninkrijk is nabij gekomen’, De Wachtttoren, 1974, blz.405, 406: “Niet allen is de aarde door de “grote verdrukking”, van alle kwaaddoeners gereinigd, maar nu vindt er ook en reiniging plaats van het onzichtbare geestenrijk in de onmiddellijke omgeving van de aarde. Hoe dan wel? Doordat de draak, de oorspronkelijke slang, die Duivel en Satan wordt genoemd, en al zijn demonenengelen gegrepen, geketend en in een “afgrond” geworpen worden opdat ze de natiën op aarde gedurende de duizendjarige regering van Jehovah ’s Messias en alle 144.000 “uitverkorenen” niet meer kunnen bedriegen en misleiden. Wat een unieke gelegenheid zal dat zijn om van waardering blijk te geven! Jehovah ’s aanbidders waren ermee gedreigd dat zij verslagen onder de doden zouden liggen, maar zie, zij leven! Nu kunnen zij dus tonene dat zij vastbesloten zijn niet het doel te missen waarvoor zij van de dood gered zijn. Aangezien zij net als de psalmist verlost zijn, kunnen zij evenals hij zeggen: “Ik wil voor het aangezicht van Jehovah wandelen in de landen der levenden” (Psalm 116:9). Dit kunnen zij nu ongestoord en in vrijheid doen, terwijl hun ziel rust geniet.” 6) Wat doen de heiligen? We citeren uit ’Gods Duizendjarige Koninkrijk is nabij gekomen’, De Wachttoren, 1974, blz.130: “De “boekrollen” die geopend worden, hebben dus betrekking op de nieuwe reeks instructies, richtlijnen en voorschriften die de rechters in opdracht van God aan de mensheid zullen bekendmaken. Aldus zal de gehele mensheid van de inhoud van die geopende “boekrollen” op de hoogte worden gesteld, opdat zij weten op grond van welke maatstaven zij worden geoordeeld en hoe hun toekomstige gedrag en handelswijze moeten zijn.” In ’De Wachttoren’ van 15 mei 2000 lezen we: “Wanneer Gods koninkrijk onbelemmerd regeert en zijn wil op aarde zoals in de hemel wordt gedaan, zullen geen boosaardige mensen nee, zelfs geen dieren - ’enigerlei kwaad doen of verderf stichten’ (Jesaja 11:9; Mattheüs 6:9,10). De zachtmoedigen zullen de aarde bewonen, en “zij zullen inderdaad hun heerlijke verrukking vinden in de overvloed van vrede” (Psalm 37:11). Verhongerende mensenmassa’s zullen niet meer bestaan, want “er zal volop koren op aarde blijken te zijn; op de top der bergen zal overvloed zijn” (Psalm 72:16). Er zullen niet langer tranen van verdriet worden vergoten. Ziekte zal verdwenen zijn en zelfs de dood zal niet meer zijn (Jesaja 33:24; Openbaring 21:4). Stel u eens voorgeen artsen, geen medicijnen, geen ziekenhuizen of psychiatrische inrichtingen en geen begrafenissen. Wat een schitterende vooruitzichten!” (blz.19) 7) Hoe wordt Satan gebonden? We citeren uit ’Gods Duizendjarige Koninkrijk is nabij gekomen’, De Wachttoren, 1974, blz.292: “Onmiddellijk na de “grote verdrukking” zullen de “Duivel en zijn engelen” als met ketens gebonden en in de “afgrond” van gevangenschap geslingerd worden. Dan begint de glorierijke duizendjarige regering van de Herder-Koning, Jezus Christus. De ’rechtvaardige’ met schapen


OPENBARING HOOFDSTUK 20

65

te vergelijken overlevenden zullen de gehoorzame aardse onderdanen van Christus’ duizendjarige koninkrijk worden. Dan zullen zij de lichamelijke en mentale geneeskracht van Christus’ koninkrijk beginnen te voelen en dit zal voor hen het begin kenmerken van de weg tot eeuwig leven in menselijke volmaaktheid.” 8) Hoe komt Satan en de zonde aan het einde? We citeren uit ’Gods Duizendjarige Koninkrijk is nabij gekomen’, De Wachttoren, 1974, blz.157 “In het meer van vuur en zwavel gepijnigd te worden, beduidt voor Satan de Duivel en zijn demonen hetzelfde als voor het symbolische wilde beest en de valse profeet. Wat dan wel? Eeuwige vernietiging (Openbaring 19:20). Satan de Duivel en zijn demonen zullen evenmin wederom leven als dat symbolische wilde beest en de valse profeet. Hun namen staan in geen goddelijk “boek des levens” geschreven. Leven is leven of men nu vreugde beleeft of pijn lijdt. Dat zij in het symbolische “meer van vuur en zavel” worden geworpen, betekent dus niet dat zij in leven gehouden worden om bij hun volle bewustzijn naar lichaam en naar geest gepijnigd te worden. Dat symbolische “meer” symboliseert niet een zogenoemde “tweede dood.” Het symboliseert een andere soort dood, een dood die zich onderscheidt van de dood van alle mensen van de zondige Adam en Eva hebben geërfd en die klaarblijkelijk de eerste soort dood was die in het rijk der schepping, zijn intrede deed... De dood die door het “meer van vuur en zwavel wordt gesymboliseerd, is anders dan de dood die de mensheid van Adam geërfd heeft doordat hij niet met een slaap te vergelijken is, waaruit men gewekt kan worden, maar betrekking heeft op een volledige vernietiging, en tweede dood. De van Adam geërfde dood was de ’eerste dood’. De andere dood die door het “meer van vuur en zwavel” wordt gesymboliseerd, wordt daarom treffend als de “tweede dood” aangeduidt.” Visie van de leer van bedelingen op Openbaring 20. 1) Hoe zal de toestand op aarde zijn bij de Wederkomst? H. Schouten zegt in ’Het Zoeklicht’, 21 augustus 1999, blz.22: “Zolang de satan de vorst dezer wereld is lag/ligt de wereld in de boze. Daarom is het ook zo onterecht, wanneer mensen de Here God aanklagen voor het vreselijke leed dat er is.” 2) Wat gebeurt er dan met de doden die in Hem ontslapen zijn? Ze staan op uit de doden aan het begin van de duizend jaar en regeren voor die tijd met Christus. Berkhoff: “Weer is opmerkelijk, dat dit gesproken wordt met totale loslating van den visionairen vorm en van alle beeldspraak. Het is ons door den Heiligen Geest in leertaal gezegd. En dat het niet kan vergeestelijkt worden, is duidelijk uit wat er tegenover wordt gesteld: de tweede dood, v. 6 en 14. Daarmee kan toch niet anders bedoeld worden, dan het ook met het lichaam in de hel geworpen worden. Maar dan mag men de eerste opstanding, waarvan hier even werkelijk gesproken wordt, ook niet vergeestelijken; dan is dat eveneens een lichamelijke opstanding” (blz.41, wij onderstrepen). 3) Waar gaan de gelovigen naartoe?


OPENBARING HOOFDSTUK 20

66

J. de Heer zegt op blz.193: “Waar Christus is, zullen ook de Zijnen lichamelijk zijn en blijven; dus dit zal ook het geval zijn als Hij den Troon Davids inneemt, gedurende de 1000 jaren. Dan zal Zijn laatste belofte uit den zendbrief aan de Gemeente der Laodicensen vervuld worden: “Die overwint, Ik zal hem geven met Mij te zitten in Mijnen troon, gelijk Ik overwonnen heb en ben gezeten met Mijn Vader in Zijnen troon” (Openb.3:21).” 4) Wat staat de goddelozen te wachten? Over de mensen die opstanding zijn tijdens het duizendjarig rijk zegt H. Schouten ’Het Zoeklicht’, 21 augustus 1999, blz.22: “De heerschappij van de Here Jezus zal zijn in vrede en gerechtigheid, maar dit zal wel door middel van het zwaard worden gerealiseerd en afgedwongen. Er zullen er zijn die de Here Jezus ’geveinsdelijk zullen dienen’ (Psalm 66:3 en 81:15)” (wij onderstrepen). J. de Heer zegt over hetzelfde op blz.264, 265: “Voor hen die zich gehoorzaam onder de heerschappij van Christus stellen, zal ziekte uitgesloten zijn; daarentegen zullen zware ziekteplagen komen over de opstandelingen, de ongehoorzamen (Zach.8:12). Het bestaan van zonde en dood in het D. J. Rijk is voor de tegenstanders van een letterlijke regeering van Christus op deze aarde een onoverkomelijk struikelblok... Vooral en juist aan het einde van het D. J. Rijk zal bewezen worden, dat de mensch in zijn natuur zelf Gode vijandig is, ook zonder directe aansporing van Satan; dat zal n.l. blijken uit het feit, dat ook, trots de zegenrijke heerschappij van Christus, vele menschen nog niet tot verbreking en onderwerping zijn gebracht.” 5) Waar is de Satan tijdens de 1000 jaar? J. de Heer zegt op blz.121: “Verder zij er op gewezen, dat de overwinning van Satan op Golgotha niet maar een tijdelijke was (gelijk de binding in Openb.20), maar een eeuwige. De binding van Satan in Openb.20 duurt slechts duizend jaren; immers vers 3 spreekt weer van een tijdelijke loslating van Satan aan het einde van het D. J. Rijk. De binding van duizend jaren is dus heel iets anders dan de algeheele overwinning op Golgotha, die noch een einde neemt, noch onderbroken zal worden.” J. de Heer zegt op blz.123: “Christus heeft het op Golgotha volbracht en Satans lot is daar bezegeld; de uitvoering van zijn vonnis wacht slechts op de volheid des tijds. Jaren na de Hemelvaart van Christus schreef Paulus nog aan de Romeinen: “En de God des vredes zal den Satan haast onder uwe voeten verpletteren.” (Rom.16:20). De overwinning is geschied; de verplettering zal haast komen. Satan is op Golgotha overwonnen door het bloed des Lams maar de binding met de keten aan het begin der duizend jaren is iets anders.” 6) Wat doen de heiligen? J. de Heer zegt op blz.203: “En de heiligen der hooge plaatsen zullen een besturend aandeel hebben in dit Rijk tot in eeuwigheid (:18). Zij zullen niet als de volken en ook niet als het geloovig overblijfsel van Israël, hunne bezigheden op aarde hebben. Zij zijn kinderen der opstanding en keeren niet meer terug tot het tegenwoordige, stoffelijke leven. Zij zullen alleen deel hebben aan het D. J. Rijk in den hemelschen zin van mederegeerders.” J. de Heer zegt op blz.240: “Hoe we ons alles precies moeten voorstellen, is moeilijk te zeggen, waarschijnlijk zal alles van het hemelsche Jeruzalem uit geschieden en zal deze Lichtstad zich bo-


OPENBARING HOOFDSTUK 20

67

ven het aardsche Jeruzalem bevinden, gelijk de vroegere Schechina boven den Tabernakel zweefde. In dat Koninkrijk hebben de overheden en machten der lucht (Ef.6:12) plaats gemaakt voor de regeering van Christus en de Zijnen.” J. de Heer zegt op blz.279: “Israël aan het hoofd der volken. God heeft genadeplannen ook met de wereld. Hij zal die vervullen door middel van Israël. Reeds Mozes zeide tot Israël: “En de Heere zal u tot een hoofd maken en niet tot een staart... wanneer gij hooren zult naar de geboden des Heeren” (Deut.28:13). Aan Israël waren de verbonden en diensten toebetrouwd, uit Israël is, wat het vleesch betreft, de Christus voortgekomen. Israël heeft den grondslag gelegd voor de Gemeente van Christus en Israël zal ook na het boeten van zijn misstap de eindphase van Gods genadeplan op aarde vervullen onder de heerschappij van Christus op den troon van David. God zal Zijn waarheid nimmer krenken, maar eeuwig Zijn verbond gedenken; Hij zal, zoodra de tijd gekomen is, gedachtig worden aan Zijne goedertierenheid en Zijne waarheid aan het huis Israëls (Ps.98:3). En door dien weg zullen alle einden der aarde zien het heil onzes Gods.” 7) Hoe wordt Satan gebonden? J. de Heer zegt op blz.133: “Zoo gelooven wij, dat de keten waarmede Satan gebonden wordt, een letterlijke keten zal zijn, al denken we daarbij ook niet aan ijzeren of stalen schakels. Het zal letterlijk en daadwerkelijk een keten wezen, die juist past voor het doel, die hetzij stoffelijk of onstoffelijk, in ieder geval een keten zal zijn om een wezen als Satan te kunnen binden. Het is ten eenen male dwaas om ons daarvan een voorstelling te willen maken, daar deze dingen boven ons menschelijk begrip liggen. Immers zelfs in onze stoffelijke wereld hebben menschen van vleesch en bloed een ruim begrip voor het woord “keten.”“ J. de Heer zegt op blz.259, 260: “De werkelijkheid van Satans gebondenzijn. Men maakt bezwaar tegen het letterlijk opvatten van “het binden van Satan met een keten”, zoals dit in Openb.20:3 wordt meegedeeld, en vraagt dan uit welk soort materiaal deze keten wel zal moeten bestaan. Maar zulk een vraag behoeven wij niet te beantwoorden. Hoe zouden wij dat ook kunnen doen, als God ons daaromtrent niets mededeelt? Het ware Chiliasme verliest zich niet in een valsche letterlijkheid of in fantastische verklaringen; het grijpt naar het wezenlijke, daadwerkelijke en niet alleen naar hetgeen wij gewoonlijk door “de letter” verstaan. Waarom zouden we Satans keten niet letterlijk opvatten zooals de Schrift het zegt? Er zijn hier op aarde immers reeds zooveel soorten ketenen, dat het een dwaasheid zou zijn, in te gaan op een beschouwing van het materiaal van Satans keten.” 8) Hoe komt Satan en de zonde aan het einde? J. de Heer zegt op blz.264, 265: “Voor hen die zich gehoorzaam onder de heerschappij van Christus stellen, zal ziekte uitgesloten zijn; daarentegen zullen zware ziekteplagen komen over de opstandelingen, de ongehoorzamen (Zach.8:12). Het bestaan van zonde en dood in het D. J. Rijk is voor de tegenstanders van een letterlijke regeering van Christus op deze aarde een onoverkomelijk struikelblok... Vooral en juist aan het einde van het D. J. Rijk zal bewezen worden, dat de mensch in zijn natuur zelf Gode vijandig is, ook zonder directe aansporing van Satan; dat zal n.l. blijken uit het feit, dat ook, trots de zegenrijke heerschappij van Christus, vele menschen nog niet tot verbreking en onderwerping zijn gebracht.” In ’De Stem’, 39e jaargang, n°.1 (475), januari 2000, blz.6, lezen we: “Zesmaal bericht ons Openbaring 20, dat Jezus Christus duizend jaren op aarde zal regeren. Er zijn veel uitspraken


OPENBARING HOOFDSTUK 20

68

over dit tijdperk dat komen gaat, die wij vandaag nog niet begrijpen. En stellig is dat in al zijn bijzonderheden ook helemaal niet nodig. Echter, één ding is zeker die tijd zál komen. Veel bijzonderheden vinden we in oudtestamentische teksten zoals Jesaja 2 en Psalm 72 of Zacharia 14. Zo zal Jeruzalem de hoofdstad van dat rijk worden (Jesaja 2:3), oorlogen zullen niet meer zijn en zwaarden zullen worden omgesmeed tot ploegscharen (Jesaja 2:4); Christus zal heersen (Zacharia 14:9). Het zal een gouden tijdperk worden. Een heerlijke tijd. Satan wordt gebonden. Christus wordt niet alleen Koning van Israël, maar Heer over de gehele wereld.” We beschouwen dit tijdschrift nog steeds als een goed evangelisatiemiddel omdat dergelijke uitspraken er niet al te dikwijls in te vinden zijn. Visie van Mormonen (Utah groep) op Openbaring 20. 1) Hoe zal de toestand op aarde zijn bij de Wederkomst? Er zal oorlog zijn, pestilentie, afval van geloof enz... Boek van Mormon 1 Nephi 22:13-24 Leer en Verbonden 1:11-16 5:19 84:58,96,97 88:91-98 Mensen zullen dronken zijn van onreinheid. Leer en Verbonden 35:7 In ’Talmage’, blz.364 lezen we: “De vergadering van Israël en de vestiging van Zion op aarde zullen tot stand komen als een voorbereiding op Zijn komst, die gekenmerkt zal worden door de verwoesting van de goddelozen, en de inluiding van een tijdperk van vrede. Johannes de openbaarder zag hoe de zielen van de martelaren en andere rechtvaardigen, samen met Christus duizend jaar lang leefden en regeerden. Aan het begin van dit tijdperk zal Satan worden gebonden, opdat hij de volken niet meer verleiden zou,...” In ’Talmage’, blz.359 lezen we: “De exacte tijd van de komst van Christus is niet aan de mensen bekend gemaakt. Door echter de tekenen des tijds te leren verstaan, de ontwikkeling van Gods werk onder de naties gade te slaan, en door op te merken hoe snel de profetieën in vervulling gaan, kunnen wij het naderen van deze gebeurtenis waarnemen.” 2) Wat gebeurt er dan met de doden die in Hem ontslapen zijn? Ze worden op die wijze bevrijd van de dood. Leer en Verbonden 88:14-16 In ’Talmage’, blz.362 lezen we: “Bij Zijn heerlijke komst zal Christus vergezeld worden van de schare rechtvaardigen, die deze aarde reeds verlaten hebben. Dan zullen de heiligen die nog op aarde leven veranderd en opgenomen worden om Hem te ontmoeten, waarna zij met Hem zullen nederdalen als deelnemers in Zijn heerlijkheid. Met Hem zal ook Henoch komen met zijn volk, de reinen van hart; en er zal een vereniging met het koninkrijk Gods tot stand gebracht worden, ofwel met dat deel van het koninkrijk der hemelen dat al eerder als de Kerk van Jezus Christus op aarde gevestigd was; en het koninkrijk op aarde zal één met het koninkrijk der hemelen zijn.”


OPENBARING HOOFDSTUK 20

69

Talmage, blz.371, 372 zegt: “Gedurende het gehele duizendjarige rijk zal het proces der wedergeboorte voortgang vinden. De maatschappij zal gezuiverd worden; natiën zullen in vrede bestaan; oorlogen zullen ophouden; de wreedheid van de dieren zal bedwogen worden; de aarde, in hoge mate van haar vloek bevrijd, zal een rijke oogst voortbrengen; en de planeet zal worden verlost. De laatste stadia van dit vernieuwingsproces der natuur zullen pas bereikt worden wanneer de gezegende tijd van het millennium verstreken is. Johannes de openbaarder heeft hierover geschreven: “En ik zag een nieuwen hemel en een nieuwe aarde...” Talmage, blz.375 zegt: “Opstanding van de dood. Nauw verwant en analoog aan de bestemde vernieuwing van de aarde, waarbij onze planeet van haar huidige sombere en vervallen staat over zal gaan tot een toestand van heerlijke volmaking, is de lichamelijke opstanding van alle wezens die er ooit op hebben geleefd. Een van de leerstellingen van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen is die van een letterlijke opstanding; een werkelijke hereniging van de geesten der doden met de tabernakels waarmee zij in hun sterfelijke proeftijd waren bekleed...” Talmage, blz.382, 383 zegt: “Dit zijn enige van de heerlijke omstandigheden ten tijde van de opstanding der rechtvaardigen. En bij die rechtvaardigen behoren allen die getrouw de goddelijke wetten hebben nageleefd, voor zover die hen bekend waren; kinderen, die in hun onschuld zijn gestorven; en zelfs de rechtvaardigen onder heidenen, die al strevend naar het licht in betrekkelijke duisternis hebben geleefd, en in onwetendheid zijn gestorven. Deze leerstelling wordt in de volgende openbaring uit deze tijd duidelijk gemaakt: “En dan zullen de natiën der heidenen worden verlost, en zij, die geen wet hebben gekend, zullen deel hebben aan de eerste opstanding.” Het duizendjarig rijk zal dus worden ingeluid door een glorierijke bevrijding der rechtvaardigen uit de macht des doods...” 3) Waar gaan de gelovigen naartoe? Gelovigen zijn als een “embryonale god” en zullen uiteindelijk in het hemels koninkrijk leven. Parel van Grote Waarde 1:39 / 6:57 / 7:35. De “hemelse aarde” is het huis waar de rechtvaardigen zullen wonen. Leer en Verbonden 88:17-20,25,26. De aarde is zo zuiver als de Urim en Thummim. Leer en Verbonden 130:8-11. In ’Mormon,’ blz.313 lezen we: “(328) Alma 40:15. Zullen alle mensen opstaan? Alma’s verklaring: “Er is een tijd vastgesteld, waarop allen uit de doden zullen verrijzen” (vers 4) moet letterlijk genomen worden. Alle mensen die een sterfelijk lichaam hebben gehad zullen opstaan. Er zijn geen uitzonderingen. “Niets is zo absoluut universeel als de opstanding. Elk levend wezen zal opgewekt worden. ’Want evenals in Adam allen sterven, zo zullen ook in Christus allen levend gemaakt worden’ (1 Korinthiërs 15:22). Van hen die voor het duizendjarig rijk leven en sterven, zullen allen in de juiste volgorde, hun lichaam en hun geest weer verenigd zien en dan onsterfelijk zijn. De rechtvaardigen die na de wederkomst leven zullen in een oogwenk veranderen van sterfelijkheid tot onsterfelijkheid en hun lichaam en geest zal daarna onafscheidelijk verenigd blijven” Bruce R. McConkie, Mormon Doctrine, blz.638.). In ’Mormon’, blz.314 lezen we: “In de hedendaagse openbaringen aan de kerk, heeft de Heer meer over dit heerlijke gebeuren bekendgemaakt. Er zullen tenminste twee categorieën zijn, die op dat moment mogen opstaan uit de dood: in de eerste plaats degenen die ’voor eeuwig (zullen) wonen in de tegenwoordigheid van God en Zijn Christus’ (LV 76:62) en in de tweede plaats de eerzame mensen die tot het celestiale én het terrestriale koninkrijk behoren.”


OPENBARING HOOFDSTUK 20

70

We lezen bij ’Talmadge’ het volgende op blz.365, 366: “De omstandigheden tijdens het millennium zullen de rechtvaardigen in de hand werken, Satans macht zal aan banden worden gelegd; en de mensen, die aan minder verleidingen bloot staan, zullen merendeels hun Here ijverig dienen. Toch zal de zonde niet helemaal verdwenen zijn, noch de dood uitgebannen, ofschoon kinderen volwassen zullen worden en daarna “in een oogwenk” een staat van onsterfelijkheid bereiken. Zowel sterfelijke als onsterfelijke wezens zullen op de aarde wonen en kontakt met hemelse machten zal gewoon zijn. De heiligen der laatste dagen geloven dat zij tijdens het duizendjarig rijk het voorrecht zullen genieten hun plaatsvervangend werd voor de doden, dat een zo kenmerkend en belangrijk onderdeel van hun plichten vormt voort te zetten.” 4) Wat staat de goddelozen te wachten? Ze zullen niet standhouden in het duizendjarig rijk. Leer en Verbond 29:6-19. Na de duizend jaar zullen er 4 Koninkrijken zijn, slechts één ervan heeft géén “heerlijkheid” en daarin blijven de goddelozen voor eeuwig. Leer en Verbonden 88:22-35. De steen die de Koninkrijken omverwerpt gaat in vervulling bij de Wederkomst, het rijk van Christus begint in volle betekenis maar is nu reeds werkzaam in de Kerk. Leer en Verbonden 65. In ’Talmage’, blz.363 lezen we: “Mensen die de wetten niet na komen of onrein van hart zijn, zullen naar hun zonden geoordeeld worden; maar zij die in overeenstemming met de waarheid leven, voor zoverre zij die hebben ontvangen en kunnen bevatten, zullen de volledigste vrijheid genieten onder de heilzame invloed van een volmaakte regering. De bijzondere voorrechten en zegeningen die verband houden met de Kerk, zoals het recht om het priesterschap te dragen en uit te oefenen, met zijn onbegrensde en eeuwige mogelijkheden en machten, zullen, net als nu, uitsluitend bestemd zijn voor de mensen die het verbond sluiten, en lid worden van de Kerk van Jezus Christus.” ’Talmage’ schrijft blz.363: “Wij zien dus dat het koninkrijk der hemelen méér inhoudt dan de Kerk alleen. Alle eerbaren en oprechten zullen de bescherming en voorrechten genieten van het burgerschap onder de volmaakte regering van Christus, en zullen dit deelachtig worden of ze nu wel of geen lid van de Kerk zijn. Mensen die de wetten niet nakomen of onrein van hart zijn, zullen naar hun zonden geoordeeld worden; maar zij die in overeenstemming met de waarheid leven, voor zoverre zij die hebben ontvangen en kunnen bevatten, zullen de volledigste vrijheid genieten onder de heilzame invloed van een volmaakte regering” (wij onderstrepen). 5) Waar is Satan tijdens de 1000 jaar? Gebonden voor al die jaren. 2 Nephi 30:10-18. Satan heeft geen macht door de rechtvaardigheid van de mensen. 1 Nephi 22:24-26. Hij is dus “geestelijk” gebonden. In ’Talmage’, blz.364 lezen we: “Het is duidelijk dat wanneer wij over het duizendjarig rijk spreken, wij een vastomlijnde periode in aanmerking moeten nemen die bij begin en einde door belangrijke gebeurtenissen zal worden gekenmerkt, alsmede door de buitengewoon gezegende levensomstandigheden die dan zullen heersen. Het zal een sabbats tijdperk zijn, duizend jaren van vrede. De vijandschap tussen mens en dier zal verdwijnen; de wreedheid en het venijn van de dierlijke schepping zullen te niet worden gedaan en overal zal liefde heersen.” 6) Wat doen de heiligen?


OPENBARING HOOFDSTUK 20

71

Ze gaan de Heer tegemoet. Leer en Verbonden 45:44-46. Wie tot heiligheid komt in het duizendjarig rijk zal onmiddellijk veranderd worden. Leer en Verbonden 63:49-53. “Een geestelijke substantie zal het bloed vervangen” (blz.145) volgens 1 Cor.15:50. In ’Mormon’, blz.366 lezen we: “De heiligen der laatste dagen geloven dat zij tijdens het duizendjarig rijk het voorrecht zullen genieten hun plaatsvervangend werk voor de doden, dat een zo kenmerkend en belangrijk onderdeel van hun plichten vormt voort te zetten en dat de mogelijkheden tot direkt kontakt met de hemelen hen in staat zal stellen dit werk zonder belemmering te volbrengen.” ’Talmage’ schrijft blz.365: “De omstandigheden tijdens het millennium zullen de rechtvaardigheid in de hand werken; Satans macht zal aan banden worden gelegd; en de mensen, die dan aan minder verleidingen bloot staan, zullen merendeels hun Here ijverig dienen. Toch zal de zonde niet helemaal verdwenen zijn, noch de dood uitgebannen, ofschoon kinderen volwassen zullen worden en daarna “in een oogwenk” een staat van onsterfelijkheid bereiken. Zowel sterfelijke als onsterfelijke wezens zullen op de aarde wonen en kontakt met hemelse machten zal gewoon zijn. De heiligen der laatste dagen geloven dat zij tijdens het duizendjarig rijk het voorrecht zullen genieten hun plaatsvervangend werk voor de doden, dat een zo kenmerkend en belangrijk onderdeel van hun plichten vormt voort te zetten en dat de mogelijkheden tot direkt kontakt met de hemelen hen in staat zal stellen dit werk zonder belemmering te volbrengen” (wij onderstrepen). We lezen in ’Talmadge’ blz.371,372: “Gedurende het gehele duizendjarig rijk zal het proces der wedergeboorte voortgang vinden. De maatschappij zal gezuiverd worden; natiën zullen in vrede bestaan; oorlogen zullen ophouden; de wreedheid van de dieren zal bedwongen worden; de aarde, in hoge mate van haar vloek bevrijd, zal een rijke oogst voortbrengen; en de planeet zal worden verlost. De laatste stadia van dit vernieuwingsproces der natuur zullen pas bereikt worden wanneer de gezegende tijd van het millennium verstreken is.” 7) Hoe wordt Satan gebonden? zie ook n° 5. In ’Mormon’, blz.365, 366 lezen we: “De omstandigheden tijdens het millennium zullen de rechtvaardigheid in de hand werken; Satans macht zal aan banden worden gelegd; en de mensen, die dan aan minder verleidingen bloot staan, zullen merendeels hun Here ijverig dienen. Toch zal de zonde niet helemaal verdwenen zijn, noch de dood uitgebannen, ofschoon kinderen volwassen zullen worden en daarna “in een oogwenk” een staat van onsterfelijkheid bereiken. Zowel sterfelijke als onsterfelijke wezens zullen op de aarde wonen en kontakt met hemelse machten zal gewoon zijn” (wij onderstrepen). 8) Hoe komt Satan en de zonde aan het einde? Na zijn loslating regeert hij nog een kleine tijd. Leer en Verbonden 43:303 88:1-11 Hij verliest zijn gevecht tegen Michaël. Leer en Verbonden 88:111-115. In ’Mormon’, blz.366 lezen we: “Na het verstrijken van de duizend jaar zal het de Satan opnieuw worden toegestaan zijn macht uit te oefenen, en zij die niet rein van hart zijn, zullen voor


OPENBARING HOOFDSTUK 20

72

Hem zwichten. De vrijheid die de “overste van de macht der lucht” zal herkrijgen, zal echter van korte duur zijn; zijn uiteindelijke ondergang zal spoedig volgen, en met hem zullen al de zijnen de eeuwigdurende straf ontvangen. Dan zal de aarde overgaan tot haar celestiale staat en een passende woonplaats zijn voor de verheerlijkte zonen en dochteren van onze God.” ********

Lijst van de belangrijkste afkortingen Biederwolf: W. Biederwolf, ’The second coming bible’, Baker Book house, reprint 1972. De oorspronkelijke titel was ’The Millenium Bible’, The Glad Tidings Pub., 1924. Bijbels Panorama: ’Bijbels Panorama’, Het Morgenrood, 1974. Dit is een reeks tabellen waarin de tekst minder belangrijk is. De ”zeven bedelingen” worden in 12 schetsen en twee aanhangsels als énige bijbelse visie aan de man gebracht. We lezen hierover in een boekenfolder: ”Aanbevolen op de Zoeklicht Seminar Avonden.” Bultema: H. Bultema, ’Maranatha, eene studie van de onvervulde profetie’, Eerdmans-Sevensma Co., 2de druk, z.j. maar rond 1920. Een Gereformeerd predikant die de duizendjarige regering aanhangt met eigen accenten en die van zijn collegae Darbysten toch moet onderscheiden worden. De onzichtbare opname van de gemeente zeven jaar vóór de Wederkomst is volgens hem fantasie en terecht. Ds. Bultema is in 1919, en alle ambtsdragers uit die gemeente welke hij bediende, ontzet uit het ambt door De Synode van de Christelijk Gereformeerde Kerk van Noord-Amerika. J. de Heer: J. de Heer, ’Het duizendjarig vrederijk’, Uitg. Zoeklicht boekhandel, 1935. Greijdanus: S. Greijdanus, ’De Openbaring des Heren aan Johannes’, Kok, vierde druk 1965. Dit is de kleine uitgave maar nog steeds een kolos van een Gereformeerde uitleg van dit bijbelboek. Mormon: Het boek van Mormon, ’Lesboek’: Copyright De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste dagen, 1986. We citeren dus niet het Boek van Mormon maar een belangrijk studieboek hierover met aanhalingen van theologen van deze denominatie. NBG: ’Bijbelvertaling’ van het Nederlands Bijbelgenootschap. Zonder nadere bepaling citeren we deze vertaling. NWV: ’Nieuwe Wereldvertaling van de Heilige Schrift’, met studieverwijzingen, Watch Tower bible and tract Society, herziene uitgave 1995. Questions: ’Seventh day Adventists answer Questions on Doctrine’, Review and Herald, 1957. We zien de Adventkerk zeker niet als een sekte maar gezien hun uitgesproken leer over het duizendjarig rijk en de Wederkomst moeten we er toch nader op in gaan. We citeren één van hun standaardwerken. Scofield: Cyrus I. Scofield, ’The Scofield Reference bible’, Oxford University Press, renewed version 1945, oorspronkelijk 1909. Van deze eerste druk verschenen meer dan 10 millioen exemplaren. We citeren dus de versie van Scofield zelf en niet de latere bijgewerkte uitgave. Samen met Biederwolf is dit het basiswerk van veel hedendaagse schrijvers op dit onderwerp, ook al geven ze het niet toe, of zijn er zich niet bewust van, wanneer ze anderen citeren. Het Morgenrood (Nederland)


OPENBARING HOOFDSTUK 20

73

heeft een uit het Engels vertaalde bijbelcursus van Scofield (950 bladzijden), maar is géén aanrader omwille van de eschatologie die er in verwerkt is. Talmage: J. Talmage ’De artikelen des geloofs’, De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der laatste dagen, 1972. Hij was één van de 12 apostelen en profeet volgens Mormoonse normen. S.V.: ’Statenvertaling’, Nieuwe uitgave door Ds. W.L. Tukker voorzitter, 1977. W.T.: ’De Wachttoren’, altijd als verwijzing naar het genootschap. Een citaat uit het gelijknamige tijdschrift is voluit geschreven. We besteden veel aandacht aan de leer van deze mensen omdat ze de grootste sekte zijn in België of Nederland. z.j.: zonder jaar, boeken zonder jaar van uitgifte.

BIBLIOGRAFIE, standaardwerken We geven u niet de plaats van uitgifte van het werk. Omdat we uit eigen ondervinding weten dat de plaats van de uitgever die men meestal geeft in een literatuurlijst, voor de boekhandelaar die uw boek bestelt weinig belang heeft. Angeles P. A., Dictionary of Christian theology, Harper & Row, 1985. Anchor Bible dictionary, 6 vols., Edited by D.N. Freedman, Doubleday, 1992. Anchor Bible, The Anchor Bible, 44 vols., Garden City, N. Y., Doubleday, 1964. Arndt W., A Greek-English lexicon of the New Testament and other early Christian literature, Revised and edited by Frederick William Danker. 3rd ed., University of Chicago Press, 2000. Baker theological dictionary of the Bible, Ed. Walter A. Elwell, Baker Books, 2000. Baker Encyclopedia of the Bible, Walter A. Elwell, general editor; associate editors, Peter C. Craigie ... [et al.], 4 vols, Baker Book House, 1997. Bauer W., A Greek Englsih Lexicon of the NewTestament and Other Christien Literature, Rev. F.W. Gingrich and F. Danker, University of Chicago Press, 1979. Berry G. R., A dictionary of New Testament Greek synonyms with indexes to Bauer's GreekEnglish lexicon and Brown's dictionary of New Testament theology, [Rev. ed.], Zondervan, 1979. Bijbels Woordenboek, edit. A. van den Born, Romen & Zonen, 1966-1969. Botterweck H. & Ringren H., Theological Dictionary of the O.T., Eerdmans vanaf 1974. Reden voor deze Engelse uitgave: kostte ons 1/3de minder in plaats van de Duitse. Bullinger E., The Companion bible, S. Bagster & Son Ltd., Reprint, 1969. Bullinger E., A critical lexicon and concordance, S. Bagster & Son Ltd., Reprint, 1969. Cremer H., Biblico-Theological Lexicon of the New Testament Greek, T & T Clark, Reprint 1962. Biblica Hebraica. Adjuvantibus W. Baumgartner [et al.], edidit Rud. Kittel; textum Masoreticum, curavit P. Kahle; Editionem 3. Denuo elaboratam ad finem perduxerunt; editionem 7. auxerunt et emendaverunt A. Alt et O. Eissfeldt. Ed. 13. Wurttembergische Bibelanstalt, 1962, 1937. Brown F., with the co-operation of S. R. Driver and Charles A. Briggs, A Hebrew and English lexicon of the Old Testament : with an appendix containing the Biblical Aramaic / based on the lexicon of William Gesenius as translated by Edward Robinson; edited with constant reference to the Thesaurus of Gesenius as completed by E. Rodiger, and with authorized use of the latest German editions of Gesenius Handworterbuch uber das Alte Testament by Francis Brown,


OPENBARING HOOFDSTUK 20

74

Clarendon Press, 1959. Charlesworth J.H. (red.), The Old Testament pseudepigrapha 1–2, Darton, Longman & Todd, 1983–1985. Computer Bible. ed. J Arthur Baird, Biblical Research Associates, in numerous fascicles. Elk deel apart voor een bijbelboek. Das Neue Testament Deutsch, neues Gottinger Bibelwerk, 11 delen. In Verbindung mit Paul Althaus [u.a.] hrsg. von Gerhard Friedrich. Gottingen: Vandenhoeck & Ruprecht, jaren 1970-1980. David B. ed.; A dictionary of early Christian beliefs: a reference guide to more than 700 topics discussed by the Early Church Fathers, Hendrickson Publishers, 1998. Demetrakopoulos G., Dictionary of Orthodox Theology, Philosophical Library, 1964. Dictionary of biblical interpretation, John H. Hayes ed., Abingdon, 1999. Dictionary of Jesus and the Gospels, Ed., Joel B. Green, Scot McKnight; consulting editor, I. Howard Marshall, InterVarsity Press, 1992. Dictionary of New Testament background, Ed., Craig A. Evans, Stanley E. Porter, InterVarsity Press, 2000. Dictionary of the later New Testament and its developments: [a compendium of contemporary Biblical scholarship]. Editors, Ralph P. Martin, Peter H. Davids; Leicester: InterVarsity Press, 1998. Dictionary of Paul and his letters, Ed., Gerald F. Hawthorne, Ralph P. Martin; associate editor, Daniel G. Reid, InterVarsity Press, 1993. Eerdmans dictionary of the Bible, David Noel Freedman, editor-in-chief, Eerdmans, 2000. Evangelical dictionary of biblical theology, Ed. Walter A. Elwell, Baker Books, 1996. Finegan J., Handbook of biblical chronology; principles of time reckoning in the ancient world and problems of chronology in the Bible, Princeton University Press, 1964. Froom L.E., ’The Prophetic Faith of our Fathers’, Advant Church, 4 delen, vele herdrukken. Gehman H. S., The new Westminster dictionary of the Bible, Westminster Press, 1970. Girdlestone, Synonyms of the Old Testament, Eerdmans, z.j.. Ons exemplaar rond 1965. Guthrie D., New Testament Theology, InterVarsity Press, 1981. Handkonkordanz zum griechishen Neuen Testament, Atlanta, Ga.: Scholars Press, 1991. Harris R.L., edit, Theological Wordbook of the Old Testament, 2 delen, Moody Press, 1980. Hastings J., A dictionary of the Bible; dealing with its language, literature, and contents, including the Biblical theology, 5 vols, ed. by James Hastings with the assistance of J. A. Selbie, A. B. Davidson, S. R. Driver, H. B. Swete. New York: C. Scribner's sons, 1898-1904. Hastings J., Dictionary of the Bible, Rev. ed. by Frederick C. Grant and H.H. Rowley, Scribner, 1963. Hatch E., A Concordance to the Septuagint and the other Greek versions of the Old Testament, 2 vols, Akademische Druck- u. Verlagsanstalt, 1954. Herders theologischer Kommentar zum Alten Testament, Herausgegeben von Erich Zenger, Freiburg: Herder, 1999. Het Nieuwe Testament in zes Nederlanse vertalingen, uitgave verzorgd door F.W. Grosheide, J. Brandt en Zoon uitgeverij Wageningen, 1950. Huey F. B., A student's dictionary for biblical and theological studies, Academic Books, 1983. International standard Bible encyclopedia, General editor, Geoffrey W. Bromiley ... [et al.], Fully rev. 3rd ed., 4 vols, Eerdmans, 1979-1988. Jenni E., Theologisches Handworterbuch zum Alten Testament, 2 banden, Kaiser Verlag, 1971-76. Jewish Religion, The Encyclopedia of the, edit. R. Werblowsky en Wigoder, Phoenix house, London, 1967. De Joodse uitgave verscheen bij Massada Press (Israël) in 1966. Franse uitgave bij du Cerf, 1993. Kittel G., Theologisches Worterbuch zum Neuen Testament, 10 banden, W. Kohlhammer, 1957-69.


OPENBARING HOOFDSTUK 20

75

Kittel G., Theological dictionary of the New Testament, 10 vols., Translator and editor: Geoffrey W. Bromiley, Eerdmans 1964-76. Goedkoper dan de Duitse uitgave. Klijn A.F.J., Apostolische vaders 1–3, Baarn: Bosch & Keuning, 1966–1967 (Bibliotheek van Boeken bij de Bijbel). Koehler, Ludwig, Hebraisches und aramaisches Lexikon zum Alten Testament, 4delen. English, The Hebrew and Aramaic Lexicon of the Old Testament. By Ludwig Koehler and Walter Baumgartner; subsequently revised by Walter Baumgartner and Johann Jakob Stamm; with assistance from Benedikt Hartmann ... [et al.], [1st English ed.] E.J. Brill, 1994-1999. Konkordanz zum griechischen Neuen Testament, Concordance to the Novum Testamentum Graece. 3. Aufl., W. De Gruyter, 1987. Konkordanz zum Novum Testamentum Graece von Nestle-aland, 26. Auflage, und zum Greek Neu Testament, 3rd edition. Liddell H.G. en Scott R., A Greek-English Lexicon, Revised edition, Oxford 1968. Lisowsky G., Konkordanz zum hebraischen Alten Testament: nach dem von Paul Kahle in der Biblia Hebraica edidit Rudolf Kittel besorgten Masoretischen Text: unter verantwortlicher Mitwirkung von Leonard, Wurtt. Bibelanstalt, 1958. Martinez F. G. & Tigchelaar E. J.C., edit., The Dead Sea scrolls study edition, 2 vols., Brill, 1997. Moulton, W. F., ed., A concordance to the Greek Testament, according to the texts of Westcott and Hort, Tischendorf and the English revisers, T. & T. Clark, 1906 (Reprint 1970). Nestle-Aland Novum Testamentum Graece, Post Eberhard Nestle et Erwin Nestle; communiter ediderunt Kurt Aland ... [et al.]. ; apparatum criticum recensuerunt et editionem novis curis laboraverunt Kurt Aland et Barbara Aland una cum Instituto studiorum testus Novi Testamenti Monsteriensi (Westphalia), 26. neu bearbeitete Aufl. Stuttgart: Deutsche Bibelstiftung, 1979. New international dictionary of New Testament theology, 3 vols, Zondervan, 1975-1978. New international dictionary of Old Testament theology & exegesis, 5 vols, W. A. Van Gemeren editor, Zondervan, 1997. Novum Testamentum Graece et Latine : textus Graecus, cum apparatu critico-exegetico, Vulgata Clementina et Neovulgata. Gianfranco Nolli, curante, Citt`a del Vaticano: Libreria editrice vatica na, 1981. Owens J. J., Analytical key to the Old Testament, 4 vols., Baker Book House, 1989-1992. Pfeiffer C. F., The Biblical world, a dictionary of Biblical archaeology, Baker Book House, 1966. Pritchard J. B., The Harper concise atlas of the Bible, Harper & Collins, 1991. Rainey A.F., & Safrai Z., The Macmillan Bible atlas, Completely rev., 3d ed., Macmillan, 1993. Richardson A. en Bowden J. ed., The Westminster dictionary of Christian theology, Westminster Press, 1983. Robertson A.T., Word Pictures in the New Testament, Baker Book House, 1932, meerdere herdrukken. Robertson A.T., A grammar of the New Tesatment in the light of Historical Research; Broadman Press, 1934. Schmoller A., Handkonkordanz zum griechischen Neuen Testament, 13. Aufl. Stuttgart, Wurttembergische Bibelanstalt, 1963. Schürer E., The history of the Jewish people in the age of Jesus Christ (175 B.C. – A.D. 135) I–III, A New English Version, T. & T. Clark, 1973–1987. Septuaginta: id est, Vetus Testamentum graece iuxta LXX interpretes, 2 delen Edidit Alfred Rahlfs. Editio quarta. Stuttgart: Privilegierte wurttembergische Bibelanstalt, 1950, origineel 1935. Smith J.H., The New Treasury of Scripture knowledge, Thomas Nelson, 1992. Vervanger van het werk van Torrey. Smith W., Dr. William Smith's Dictionary of the Bible; comprising its antiquities, biography, geo


OPENBARING HOOFDSTUK 20

76

graphy, and natural history, 4 vols. Rev. and ed. by Professor H. B. Hackett with the cooperation of Ezra Abbot, Rev. ed. Boston: Houghton, Miffin, and Co., 1888. Een oude klassieker. Stern E. edit., The New encyclopedia of archaeological excavations in the Holy Land, 4 delen, Jerusalem, Israel Exploration Society & Carta en New York, Simon & Schuster, 1993. Strack H. L., Kommentar zum Neuen Testament aus Talmud und Midrasch, C.H. Beck, 6 vols, 1961-65 voor de reprint. Tenney M., Zondervan Encyclopedia of the Bible, 5 delen, Zondervan, 1975. The Broadman Bible commentary, 12 vols., General Editor: Clifton J. Allen, Revised. Nashville: Broadman Press, 1973. The Dictionary of Bible and religion, William H. Gentz, ed., Abingdon, 1986. The International critical commentary on the Holy Scriptures of the Old and New Testaments. New York, C. Scribner's sons, engelse uitgave T & T Clark, 1895-67. The Interpreter's dictionary of the Bible, an illustrated encyclopedia identifying and explaining all proper names and significant terms and subjects in the Holy Scriptures, including the Aprocryp ha, with attention to archaeological discoveries and researches into the life and faith of ancient times, 4 vols, Edit. board: George Arthur Buttrick, dictionary editor and others, Abingdon, 1962. Theologisches Begriffslexikon zum Neuen Testament, 3 banden, Hrsg. von Lothar Coenen, Erich Beyreuther und Hans Bietenhard, Brockhaus, 1967-1971. Theologisches Begriffslexikon zum Neuen Testament, Begrundet durch Erich Beyreuther, Hans Bietenhard, und Lothar Coenen; herausgegeben von Lothar Coenen und Klaus Haacker; in Verbindung mit Jurgen Kabiersch ... [et al.], Band 1-2 , Neubearbeitete Ausg., Brockhaus 1997. Theologisches Lexikon, Herausgegeben von Hans-Hinrich Jenssen und Herbert Trebs, in Verbindung mit Johannes Althausen ... [et al.], Berlin: Union Verlag, 1981. Theologisch Woordenboek, edit. H. Brink, Romen & Zonen, 3 delen, vanaf 1952. Theological dictionary of the Old Testament, Ed. by G. Johannes Botterweck and Helmer Ringgren; translator, John T. Willis, Eerdmans Pub. Co., 1977- 9 vols to date. Translation of Theologisches Worterbuch zum Alten Testament, W. Kohlhammer, 1973- 10 vols. The Oxford companion to the Bible, Edited by Bruce M. Metzger and Michael Coogan, Oxford University Press, 1993. The Wesleyan Bible Commentary, 6 vols., Eerdmans, 1964-69. Thomas R. L., general editor, New American standard exhaustive concordance of the Bible, including Hebrew-Aramaic and Greek dictionaries, A. J. Holman, 1981. Trench, Synonyms of the New Testament, Eerdmans, reprint 1975. Vine W. E., An expository dictionary of New Testament words: with their precise meanings for English readers, T. Nelson Publishers, 1985. Vine W.E., An expository Dictionary of New Testament Words, 4 delen in ĂŠĂŠn, Oliphants, 14de druk 1964. De klassieker voor wie de bedelingen een feit zijn. Vocabulaire de theologie biblique, Publie sous la direction de Xavier Leon-Dufour, Jean Duplacy [et al.], 9. ed., Cerf, 1999. Waynen H., Chronological and background charts of the New Testament, Zondervan, 1981. Whitaker, Richard E., The Eerdmans analytical concordance to the Revised Standard Version of the Bible, Eerdmans, 1988. Wigram G. V., The Englishman's Greek concordance of the New Testament, Zondervan, 1970. Wright G.E., The Westminster historical atlas to the Bible, Westminster Press, 1956. Young R., Young's Analytical concordance to the Bible: containing about 311,000 references subdivided under the Hebrew and Greek originals with the literal meaning and pronunciation of each: based upon the King James version, Newly rev. and corr., T. Nelson, 1982. Zondervan Pictorial Encyclopedia of the Bible The, 5 delen, edit. M.C. Tenney, Zondervan, 1975.


OPENBARING HOOFDSTUK 20

77

BIBLIOGRAFIE, andere werken (met betrekking tot het ganse boek Openbaring) Aalders G.C., Het herstel van Israël volgens het Oude testament, Kok, 1933. Aalders G.C., De Oud-Testamentische Profetie en de Staat Israël, Kok, 1949. Nog steeds een klein meesterwerk. Adams J. E., The Time is at Hand, Presbyterian and Reformed, 1966. Alexander H.E., L’Apocalypse, La Maison de la bible, 1960. Alexander J.H., L’Apocalypse, verset par verset, La Maison de la bible, 1982. Belangrijkste Franstalig werk van iemand die de bedelingen leert. Allis, O. T. Prophecy and the Church. Philadelphia: Presbyterian and Reformed Publishing company, 1947, 1974. (Amillennialisme.) Allo E.B., Saint Jean L’Apocalypse, (Etudes Bibliques), Gabalda, 1921. Atkinson B., The war with Satan, Protestant truth Society, 1958. Dit is een echt voorbeeld van de historische methode. Op het eind van zijn boek maakt de schrijver zelfs een vergelijk van Openbaring met de geschiedenisboeken uitgegeven door de Cambridge University Press. Archer, Gleason L., et al. Three Views on the Rapture: Pre-, Mid-, or Post- Tribulational? Rev. ed. Grand Rapids: Zondervan,1996. Richard R. Reiter, en historische schets Paul D. Feinberg (pretribulational), Gleason L. Archer (midtribulational), en Douglas J. Moo (posttribulational). Armerding C. E., en Gasque W. W., eds., Dreams, Visions, and Oracles: The Layman's Guide to Biblical Prophecy, Baker Book House, 1977. (Historisch Premillennialism) Aune D. E., Prophecy in Early Christianity and the Ancient Mediterranean World, Eerdmans, 1983. Aune D. E., Revelation 1-5, WBC 52A. Waco, TX: Word, 1997. Aune D. E., Revelation 6-16, WBC 52B. Nashville: Thomas Nelson, 1998. Aune D. E., Revelation 17-22, WBC 52C. Nashville: Thomas Nelson, 1998. Bahnsen G. L., Victory in Jesus: The Bright Hope of Postmillennialism, CMF, 1999. Postmillennialisme. Baldwin J.G., Daniel, Tyndale Old Testament Commentaries, IVP, 1987. Amillennium. Balyeat J.R., Babylon, the great city of Revelation. Sevierville: Covenant House Books, 1995. Barclay W., The Revelation of John, 2 delen,Westminster Press, 1976. Barnhouse D. G., Revelation, An Expository Commentary, Zondervan Publishing House, 1971. Barnes Albert, The Book of Revelation, Harper, 1851. Vele herdrukken. Beckwith I. T., The Apocalypse of John, Macmillan, 1919. Bass, C. B. Backgrounds to Dispensationalism, Baker Book House, 1975. Korte evaluatie van het dispensationalisme maar zelf Amillennialisme. Bauckham R., The Theology of the Book of Revelation, Cambridge University Press, 1993. Bauckham R., The Climax of Prophecy: Studies in the Book of Revelation, T. & T. Clark, 1993. Beagley A.J., The Sitz im Leben of the Apocalypse with particular reference to the role of the Church’s enemies, Walter de Gruyter, 1987. (Beiheft zur Zeitschrift für die neutestamentliche Wissenschaft und die Kunde der älteren Kirche 50). Beale G.K., The use of Daniel in Jewish Apocalyptic Ltterature and in the Revelation of John, University Press of America, 1984. Beale G.K. (ed): The Right Doctrine from the Wrong Text?, Baker, 1994. Beale G. K., John's Use of the Old Testament in Revelation, Journal for the Study of the New Testament Supplement Series, no.166, Sheffield Academic Press, 1999. Beale G. K., The Book of Revelation: A Commentary on the Greek text (NIGTC), Eerdmans, Grand Rapids, 1999. 1200 bladzijden rijke ”mijn” met vooral de nadruk op de


OPENBARING HOOFDSTUK 20

78

relatie van het O.T. en de vervulling in de Messias. Wat soms raar aandoet is dat de schrijver ervan uitgaat dat bijbelcritiek reeds aan de schrijver van het boek Openbaring gekend was. Een zeer goede inleiding op de symboliek van het boek, blz.50-69. (Amillennialisme.) Beasley-Murray G.R./Hobbs H.H./Robbins R.F., Revelation, three vieuwpoints, Broadman Press, 1977. Behoort tot de must voor elke lezer van het boek Openbaring. Drie docenten, allen van dezelfde Baptistische Kerk in de U.S.A., geven elk hun visie op dit boek. Becker S. W., Revelation: The Distant Triumph Song, Northwestern Publishing House, 1985. Beckwith I. T., The Apocalypse of John. Studies and Introduction with a Critical and Exegetical Commentary, The Macmillan Company, 1922. 800 bladzijden. Berkhoff A. M., De Christusregering, Kok, 1929. Bette J.C. Brink G. van den & Zwiep A.W. (redactie), Openbaring van Johannes, (Studiebijbel N.T. 10), Veenendaal: Centrum voor Bijbelonderzoek, 2000. Berkhoff A. M., De Wederkomst van Christus, Kok, 1926. Biebaut G., Bijbelse aantekeningen over Leven, Dood en Opstanding, eigen uitgave, 1999. Biebaut G., De Wederkomst van Jezus, de Joden, en de duizendjarige regering, eigen uitgave, 2001. Biebaut G., De drie-eenheid, heidens gezwets of een reëel Bijbels gegeven?, uitgave 2002. Biebaut G., Vinden we Israël in de APOCALYPS VAN JOHANNES, 2008. Kan men zien als een inleiding tot ons commentaar. Biedermann H., Symbolen van A tot Z, Het Spectrum, 1991, Vertaling van Knaurs Lexicon der Symbole. Een algemeen werk en niet speciaal over de Bijbel. Bijbels Woordenboek, edit. A. van den Born, Romen & Zonen, 1966-1969. Blaising C. A. & Bock D. L., eds., Dispensationalism, Israel and the Church: The Search for Definition, Zondervan, 1992. Blaising C. A. & Bock D. L., Progressive Dispensationalism: An Up-to-Date Handbook of Contemporary Dispensational Thought, Bridgepoint, 1993. Bloesch D. G., Essentials of Evangelical Theology, Volume 2, Prince Press, 1998. Blomberg C. L., The Seventy-Four 'Scholars': Who Does the Jesus Seminar Really Speak For?, Christian Research Journal, Fall 1994. Böcher O., Die Johannesapocalypse, EdF 41, 1980. Boer H.R., The book of Revelation, Eerdmans, 1979. Bock D. L., ed. Three Views on the Millennium and Beyond, Zondervan, 1999 premillennial (Craig A. Blaising), amillennial (Robert B. Stimple), en postmillennial (Kenneth L. Gentry, Jr.) Boettner L., Millennium, Presbyterian and Reformed Publishing Co., 1966. (Postmillennialisme.) Boring M.E., Revelation. Interpretation, (IBC), J. Knox Press, 1989. Born van den A., Profetie Metterdaad, Romen & Zonen, 1946. Bowman R. M. Jr.,Why Evil, Perspectives on the Problem of Evil from Genesis to Revelation, op Internet: http://www.atlantaapologist.org Bousset W., Die Offenbarung Johannis (KEK) 16), 7de druk 1966. Bremmer R.H., Visioenen op Patmos. Beknopte bijbelstudies over de Openbaring van Johannes, Groningen: De Vuurbaak, 1982. Briggs C. A., Millennium in Samuel MaCauley Jackson, ed. The New Schaff-Herzog Encyclopedia of Religious Knowledge, Volume VII, Reprint ed., Baker Book House, 1977. Brown R. E., The Sensus Plenior of Sacred Scripture, St. Marys University Press, 1955. Brown R. E., The Sensus Plenior in the Last Ten Years, Catholic Biblical Quarterly 25, 1963. Bruce F. F., New Testament History, Doubleday, 1969. Bruce F.F., I and II Thessalonians, Word Biblical Commentary 45, Waco Word, 1982.


OPENBARING HOOFDSTUK 20

79

Brütsch C., Die Offenbarung Jesu Christi: Johannes-Apokalypse, 3 vols, Zürcher Bibelkommentare, NT. 2nd ed. Zürich: Zwingli Verlag, 1970. Brütsch C., De goede tijding van het wereldeinde, Boekencentrum, 1962. Bullinger E.W., Foundations of Dispensational Truth, Eyre and Spottiswood, 1931. Bullinger E.W., The Apocalypse or the day of the Lord, Eyre & Spottiswoode, 1935. Caird, G.B.: The Revelation of St. John the Divine, (BNTC) London, A.& C. Black 1966 (1st ed.) and 1984 (2nd ed.). Dit is een poging om dit boek te verklaren als een realized eschatology. Dat lukt niet, of hij zou meer discipelen hebben. Calaway B.L., Revealing the Revalation: a guide to the literature of the Apocalypse, International Scholars, 1998. Cambell D. & Twonsend J., A case for Premillennialism, Moody Press, 1992. Historisch Premillenialisme. Canfield J., The incredible Scofield and His Book, Vallecito Ca. Ross House Books, 1987. Carnegie D., Worthy is the Lamb, in H. H. Rowdon, Christ the Lord: Essays presented to Donald Guthrie, Inter Varsity Press, 1982, blz.243-256. Carpenter Boyd W., The Revelation of St. John, in vol. 8 of Charles Ellicott, cd., Ellicott's ommentary on the Whole Bible, rep. n.d.. Carrell P., Jesus and the angels: angelology and the Christology of the Apocalypse of John, C.U.P., 1997. Zoekt vanuit de engelen, naar onze mening tevergeefs, de link tussen het strikte monotheisme en de latere verering van de Logos en de latere trinitarissche gedachte. Zelfde opmerking trouwens voor L.T. Stuckenbruck, zie verder. Chafer H. S., Systematic Theology. 8 vols., Dallas Seminary Press, 1947. (Dispensational Premillennialisme.) Een standaardwerk van deze strekking. Charles R. H. A, Critical and Exegetical Commentary on the Revelation of St. John: With Introduction, Notes, and Indices, Also the Greek Text and English Translation, (The International Critical Commentary), T & T Clark, 1920, Reprint1985. Schrijver zegt dat hij die de Openbaring schreef iemand was die dacht in het Hebreeuws maar schreef in het Grieks. Chilton D., The Days of Vengeance: An Exposition of the Book of Revelation, Dominion Press, 1986. Postmillenialisme en gedeeltelijk preterist. Chilton D., Paradise Restored, Reconstruction Press, 1985. Clouse R. G., ed. The Meaning of the Millennium: Four Views, InterVarsity Press, 1977. George Eldon Ladd (premillennial/posttribulational), Lorraine Boettner (postmillennial), Herman A. Hoyt (premillennial/pretribulational), en Anthony Hoekema (amillennial). Clouse R. G., et al. The New Millennium Manual: A Once and Future Guide, Baker, 1999. Collins J.J., The Apocalyptic Imagination, Crossroad, 1984. Collins A. Y., Crisis and Catharsis, The power of the Apocalypse, Westminster, 1984. Chilton D., The days of vengeance, Thorch, 1989. Clarke A., Clarke’s Commentay on the Whole Bible, vol. 6, Abingdon, reprint z.j.. Clark D.S., The message from Patmos, Baker, 1989. Collins A. Y., Crisis and Catharsis: The Power of the Apocalypse, Westminster, 1984. Corsini E., The Apocalypse. The perennial revelation of Jesus Christ,Veritas Publications, 1987. Goppelt L.,Typos, Die typologische Deutung des Alten Testaments im Neuen, Bertelsmann, 1939. Court J., Myth and History in the Book of Revelation, John Knox Press, 1979. Cox W. E. Amillennialism Today, Philadelphia: Presbyterian and Reformed Publishing Company, 1966, 1972. (Amillennialisme.) Cox W.E., An examination of Dispensationalism, Presbytarian and Reformed Publishing Co, 1963.


OPENBARING HOOFDSTUK 20

80

Cox W.E., The Millennium, Presbytarian and Reformed Publishing Co, 1964. Cox W.E., An examination of Dispensationalism, Presbytarian and Rerformed Publishing Co, 1974. Crane C. en S., Ashamed of Joseph, Mormon Foundations crumble, College Press Publishing, 1993. Crenshaw C. I. and Grover E. Gunn, III. Dispensationalism Today, Yesterday, and Tomorrow. Reprint. Memphis: Footstool Publications, 1989. Twee ex-studenten van Dallas Theological Seminary geven hun kritiek op het dispensationalisme vanuit de gereformeerde verbondsgedachte. Culver R.D., Histories & Prophecies of Daniel, BHM Books Indiana, 1980. (Historisch premillennialisme.) Cullmann O., Christ et le temps, Delachaux et Niestlé, 1947. Davis J., Biblical numerology, Baker Book House, 5de druk 1976. Dit is het beste dat we kennen in dit domein. Davis J. J., Christ's Victorious Kingdom: An Introduction to Postmillennialism, Canon Press, 1996. Schrijver was vroeger premillennialist en geeft aan waarom hij overgaat naar het postmillennialisme. D’Aragon J.-L., The Apocalypse, In: Brown, R. E. et al. (eds.): The Jerome Biblical Commentary (vol. II), 1968, Prentice-Hall, blz. 467-493. Davis J., Christ’s Victorious Kingdom: Postmillenialism Reconsidered, Baker Book House, 1986. DeMar G., Last Days Madness: Obsession of the Modern Church, 4th ed. Armageddon Books, 1999. Het preterist standpunt in al zijn glorie maar ook fouten. Deckers Dijs M., Belichting van het Bijbelboek Apokalyps, KBS en VBS, 2000. Schrijfster is een Oud Testamenticus en dat kan je merken aan soms ongewone verbindingen in haar uitleg. Verder is het de gewone moderne eigentijdse uitleg waar Babylon = Keizerlijke Rome. Dictionaire de la Bible, Supplement deel 6, Letouzay et Ané, 1960, artikel van A. Feuillet, ’Parousie’, kol.1331-1419. Dijk J., Hal Lindsay: profeet of fantast?, Kok, 1977. Dijk K., Het Rijk der duizend jaren, Kok, 1933. Drew K.F., Barbarian Invasions, the Catalyst of a New Order, Holt, Rinehart and Winston, 1970. Dubois A., Het Hedendaagsche Chiliasme, Druk. Veldhoen, Oud-Beyerland, 1934. Dumbrell W. J., The End of the Beginning, Revelation 21-22 and the Old Testament, Homebush West, NSW, Lancer, 1985. Düsterdieck F., Duitse uitgave is van 1859 en verscheen in de serie kritische commentaren van H.A.W. Meyer. Meerdere uitgaven. Een oud en degelijk werk ook vertaald in het Engels. Duvekot W. en A. Geense red., Vervulling en voleinding, Kok, 1984. Bijdragen moeten individueel ingeschat worden maar de hoofdtoon is de kritische benadering. Edersheim A., The Temple: Its Ministry and Services, Eerdmans, reprint, 1972. Eichrodt W., Theology of the Old Testament, Westminster, 1961 (two vols.) Elliott E.B., Horae Apocalypticae, Het grootste werk van de Historische methode. Bijna onvindbaar maar mensen hebben deel één en deel vier op Internet gezet. Ellis E. Earle, Prophecy and Hermeneutic in Early Christianity, Eerdmans, 1978. Epp T.E., Practical Studies in Revelation, Back to the Bible Broadcast, 1974. Erickson M. J., Christian Theology, Second Edition, Baker Books, 1998. Erickson, Millard J. A Basic Guide to Eschatology: Making Sense of the Millennium, Rev. ed. Grand Rapids: Baker, 1999. Ewing D. Ragan The Identification Of Babylon The Harlot In The Book Of Revelation, A Thesis, Dallas Theological Seminary Biblical Studies Foundation. July 2002 Faley R. J., Apocalypse Then and Now: A Companion to the Book of Revelation, Paulist


OPENBARING HOOFDSTUK 20

81

Press, 1999. Farrer A., A Rebirth of Images The making of St John Apocalypse, Westminster, 1949. Farrer A., The Revelation of St. John the Divine. Oxford: Clarendon, 1964. Volgens de schrijver is het O.T. de grootste autoriteit van Johannes maar er zitten ook andere beelden in verweven. Farrar F. W., The Early Days of Christianity, Cassell, 1884. Feinberg C. L., ed. Jesus the King Is Coming, Moody Press, 1975. (Dispensational Premillennialisme.) Fekkes J. III, Isaiah and Prophetic Traditions in the Book of Revelation Visionary antecedents and their Development, (JSNT.SS 93), Sheffield Academic Press, 1994. De relatie tussen Jesaja en Openbaring voor de eerste maal uitgelegd en in kaart gezet. Feuillet A., L’Apocalypse, Etat de la question, Desclee, 1963. Fiorenza E. Schüssler, Revelation. Vision of a just World, Edinburgh, T & Clark, 1993 (= Augsburg Fortress 1991). Feministe en bevrijdingstheologe. Fishbane M., Biblical Interpretation in Ancient Israel, Clarendon, 1985. Fisher G. P., Millennium, in John McClintock and James Strong, Cyclopedia of Biblical, Theological, and Ecclesiastical Literature, Volume VI., Reprint ed., Baker Book House, 1981, blz.264-267. Fitzsmyer J.A., The use of the Old Testament in Luke-Acts, 1992 Seminar Papers, Scolars Press, blz.524-538. Fitzmeyer J. A., Review of John A. T. Robinson’s Redating the New Testament, (1977-78), blz. 312-352. Flew A., God and Philosophy, Harcourt, Brace and World, Inc., 1966. Fremantle A., The Age of Belief, The Medieval Philosophers, A Mentor Book, 1954. Freytag F.L-A., La Divine Revelation, uitgeverij L’Ange de L’Eternel-Cartigny-Zwitserland. Deze schrijver scheurde zich af van de Bijbelstudenten van C.T. Russell maar heeft nog veel van hun vroege leer overgehouden. Dit commentaar op Openbaring is van het historische type. Fossum J..E., The Name of God and The Angel of the Lord, J.C.B. Mohr (P. Siebeck), 1985. Freed E.D., Old Testament quotations in teh Gospel of John, Brill, 1965. Friesen S.J., Twice Neokoros: Ephesus, Asia and the cult of the Flavian Family, Brill, 1993. De ware achtergrond van de vervolging van Rome zou zijn: christenen eren de keizerlijke familie niet. Gaebelein A. C., The Revelation, Loizeaux Brothers, 1915. Werk van de dispensationalist eschatologie. Gaebelein, Frank E., ed. Expositor's Bible Commentary. Grand Rapids: Zondervan Publishing House, 1976. (Dispensational Premillennialisme.) Garrow A. J. P., Revelation, New Testament Readings, Routledge, 1997. Gebhardt H., The Doctrine of the Apocalypse, T. & T. Clark, 1878. Gentry, Kenneth L, Jr. The Beast of Revelation. Tyler, TX: Institute for Christian Economics, 1989. Een partieel preteristvisie. Gentry K. L., Jr., He Shall Have Dominion: A Postmillennial Eschatology, 2d. ed. Institute for Christian Economics, 1997. Postmillennialisme. Gentry K. L., Before Jerusalem Fell: Dating the Book of Revelation, Tyler Texas, ICE 1989. (Postmillennialisme.) Gentry K. L. Jr., A Brief Theological Analysis of Hyper-Preterism. Staat op Internet. Slechts drie bladzijden A4 lang maar met de degelijkheid van een microchirurg. Gerstner J. H., Wrongly Dividing the Word of Truth: A Critique of Dispensationalism, Wolgemuth & Hyatt, 1991. Giblin C. H., The Book of Revelation: The Open Book of Prophecy, Minnesota: Liturgical


OPENBARING HOOFDSTUK 20

82

Press, 1991. Gleason Archer L. Jr., Paul D. Feinberg, Douglas J. Moo, and Richard R. Reiter, The Rapture: PreMid- or Post-Tribulational, Zondervan Publishing House, 1984. Giet S., L’Apocalypse et l’Historie: étude historique sur l’Apocalypse Johannique, Presses Universitaires de France, 1957. Schrijver leest de Apocalypse met de Jood Josephus in de hand. Gregg, Steve, ed. Revelation: Four Views-A Parallel Commentary, Thomas Nelson, 1997. De vier grote interpretaties (historicist, preterist, futurist, en spiritueel). Grenz Stanley. Theology For The Community Of God, Broadman & Holman Publ, 1994. Giesen H., Die Offenbarung des Johannes, RNT. Regensburg: Verlag Friedrich Pustet, 1997. Eén van de beste werken uit de Katholieke theologie. Glashouwer J. W. J., Zie, Hij komt ! : Het boek Openbaring van dag tot dag, Barnabas, 1998. Glasson T.F., The Revelation of John, C.U.P., 1965. Goldsworthy G., The Lamb and the Lion, T. Nelson, 1984. Goppelt L., Typos. Die typologische Deutung des Alten Testaments im Neuen, Darmstadt, 1981. Engelse vertaling bij Eerdmans, 1982. Goulder M., Volgens de schrijver is het boek Openbaring gebaseerd op de struktuur van het boek Ezechïel. Green J.B., How to Read Prophecy, I.V.P., 1984. Green M., Who Is This Jesus?, Thomas Nelson, 1992. Gregg S., Revelation Four views A parallel Commentary, Thomas Nelson, 1997. Hier staan alle 4 grote interpretatiemogelijkheden naast elkaar uitgelegd. Ingekort kan u zo iets terugvinden op Internet bij http://www.souldivice.org. Grenz Stanley. Theology For The Community Of God, Broadman & Holman Publ, 1994. Greydanus S., De Openbaring des Heeren aan Johannes, Bottenburg, 1925. Nog steeds een fenomenaal degelijk werk. Gundry R. H., The Church and the Tribulation: A Biblical Examination of Postribulationism, Zondervan, 1973. Behoort tot het beste in posttribulationisme. Gundry S., The church and the triblutaion, Zondervan, 1973. Gewoon onmisbaar. Günther H.W., Der Nah- und Enderwartungshorizont in der Apocalypse des heiligen Johannes (FzB 41), 1980. Hadorn W., Die Offenbarung des Johannes, in Theol. Handkomm. zum N.T., Leipzig, 1928. Hailey H., Revelation An introduction and Commentary, The Wakemen Trust, 1979. Hartingsveld L. van, Openbaring , Kok, 1991. Nog maar eens een kwaliteitsboek. Heer J.J. de, De overwinning van het Lam, Verklaring van de Openbaring van Johannes. Amsterdam: Buijten & Schipperheijn, 1981 (Zicht op de Bijbel). Hendriksen W., More than Conquerors: An Interpretation of the Book of Revelation. 1944. Reprint, Grand Rapids: Baker, 1998. Amillennialisme en idealistische methode in één. Hendriksen W., Israel in Prophecy, Baker Book House, 1974. Met o.a. een kritische evaluatie van de stellingen van de Werelraad van Kerken en Vaticanus 2 over het Joodse volk. Een meesterwerk van slechts 70 bladzijden! (Amillennialisme.) Hengel M., Die Zeloten, Untersuchungen zur Jüdischen Freiheitsbewegung in der Zeit von Herodes I bis 70 n.Chr., E.J. Brill, 1976 (Arbeiten zur Geschichte des antiken Judentums und des Urchristentums I). Hengstenberg, The Revelation of St. John, Mack, Cherry Hill N.J., 1972 reprint. Henten en A.O. Mellink, (Ed(s).), Visioenen aangaande het einde. Apocalyptische geschriften en bewegingen door de eeuwen heen (pp.11-18), Meinema, z;j.. Het Zoeklicht, Het Koninkrijk komt ! (en de dwaling van de kerk) z.j. (rond 1999). Hill D., New Testament Prophecy, John Knox, 1979. Hoekema A. A., The Bible and the Future, William B. Eerdmans Publishing


OPENBARING HOOFDSTUK 20

83

Co., 1979. (Amillennialisme.) Hoffer E., The True Believer, Harper and Row, 1951. Hoffer E., The Ordeal of Change, Harper Colophon Books, 1952. Holwerda B., De hoer in Openb. 17–19. Goes: Comité tot verspreiding van goedkoope Geref. lectuur (Woord en Wereld 3). Holwerda D., De Schrift opent een vergezicht. Gebundelde bijdragen tot de exegese van het Nieuwe Testament. Kampen: Voorhoeve, 1998. Kamp H.R. van de, Openbaring. Profetie vanaf Patmos, Kampen: Kok, 2000 (Commentaar op het Nieuwe Testament, derde serie). Hort F. J. A., The Apocalypse of St. John: 1-1:11, Macmillan, 1908. Hort F. J. A., Judaistic Christianity, Macmillan, 1894. Hoyt H. A., The Revelation of the Lord Jesus Christ, Brethren Missionary Herald, 1966. Werk van de dispensationalist eschatologie. Hoyt H., End Times, Moody Press, 1969. (Dispensational Premillennialisme.) Hughes P.E., Interpreting Prophecy, Eerdmans, 1978. Hughes P. E., The Book of Revelation, Eerdmans, 1990. (Idealist en ammillenium interpretatie.) Hunt D., A woman Rides the Beast, Harvest House Publishing, 1994. De vrouw is het Katholieke Rome. Ice T. and Kenneth L. Gentry. The Great Tribulation: Past or Future?, Grand Rapids: Kregel Publications, 1999. Een debat tussen een dispensationalist (Thomas Ice) en een partiele preterist (Kenneth L. Gentry). Ironside H. A., Lectures on the Book of Revelation, Loizeaux Brothers, verscheidene drukken. Werk van de dispensationalist eschatologie. Jenkins F., The Old Testament in the Book of Revelation, Baker, 1972. Jewish Religion, The Encyclopedia of the, edit. R. Werblowsky en Wigoder, Phoenix house, London, 1967. De Joodse uitgave bij Massada Press (Israël) verscheen 1966. Franse uitgave bij du Cerf, 1993. Johannes Paulus II, Over de drempel van de hoop,. Veen, 1988. Johnson A.F., Revelation The Expositor Commentary vol 12, Zondervan. Nu ook als een apart boek gepubliceerd. Jones R.B., What, where and when is the Millennium, Baker Book House, 1975. Jörns K.P., Das hymnische evangelium. Untersuchungen zu Aufbau, Function und Herkunft der Hymnischen Stücke in der Johannesoffenbarung (StNT 5), 1971. Josephus Flavius, De Joodse Oorlog & Uit mijn leven. Vertaald, ingeleid en van aantekeningen voorzien door F.J.A.M. Meijer en M.A. Wes. Baarn: Ambo, 1992 (Ambo-Klassiek). Josephus Flavius, De Oude Geschiedenis van de Joden I–III. Vertaald, ingeleid en van aantekeningen voorzien door F.J.A.M. Meijer en M.A. Wes. Baarn/Amsterdam: Ambo, 1996– 1998 (Ambo-Klassiek). Just Felix, S.J., The Book of Revelation – Materials for Study en idem The Book of Daniel. Op de internet site van deze Prof. aan de Loyola Marymount University. We laten daarom zijn naam volledig zodat u het gemakkelijk kan terugvinden. Hier staan mooie dingen, gratis en voor niets. Kamp H.R.van de, Openbaring, (CNT reeks), Kok, 2000. Keener C. S., Revelation: From Biblical Text to Contemporary Life, (The NIV Application Commentary), Zondervan, 2000. Bijna 600 bladzijden met veel verwijzingen naar niet bijbelse geschriften. Kelly W., Lectures on the book of Revelation, verscheidene drukken, z.j.. Een standaardwerk van de leer der bedelingen. Kooij R., X.Y.Z. der eschatologie, deel 1, Uitg. Gross-Hesepe (Duitsland), 1962. Kiddle M., The Revelation of St John, Hodder & Stoughton, 1940.


OPENBARING HOOFDSTUK 20

84

Kik M., Revelation twenty, Presbytarian and Reformed Publishing Co, 1955. Dit is één grote goudmijn. (Postmillennialisme.) Kik M., An Eschatology of Victory, Presbytarian and Reformed Publishing Co, 1971. King M. R., The Spirit of Prophecy, Warren, OH: by the author, 1971. Met deze man begon een vernieuwde aandacht voor het Preterisme dat velen in Churches Of Christ en Presbytarians in de U.S.A. tot ruzie heeft gebracht. Kline M.G., Treaty of the Great King, The covenant structure of Deuteronomy, Eerdmans, 1963. Kline M. G., The First Resurrection, Westminster Theological Journal, 37 1974-75, blz.366-75. Deze schrijver opende in de U.S.A. een jarenlang debat over het onderwerp. Een antwoord van o.a. J. R. Michaels, The First Resurrection, A Response, Westminster Theological Journal 39 1976, blz.100-109, en Kline’s op deze The First Resurrection, A Reaffirmation, blz.110-119. Koester C., Revelation and the end of all things, Eerdmans, 2001. Kraft H., Die Offenbarung des Johannes, (HNT, 16a), Mohr, 1974. Kraft zegt dat Johannes als énige bron het O.T. heeft en dat hij zichzelf voelt de ware interpreet ervan te zijn (blz.16). Kraybill J. N., Imperial Cult and Commerce in John’s Apocalypse (JSNTSup 132), Sheffield Academic Press,1996/1997. Kretschmar G., Die Offenbarung des Johannes. Die geschichte ihrer Auslegung im 1. Jahrthausend (CThM B 9) 1985. Krodel, G. A., Revelation, (Augsburg Commentary on the NT), Augsburg, 1989. Lutheraan en Amerikaan. Niet van het type van Lenski maar goed leesbaar. Een mooi geestelijk commentaar. Ladd G. E., The Blessed Hope: A Biblical Study of the Second Advent and the Rapture, 1956. Reprint, Eerdmans, 1990. Het klassieke werk van het premillennialisme, zonder het dispensationalisme. Ladd G. E., The Gospel of the Kingdom, Eerdmans, 1959. (Historisch Premillennialisme.) Ladd G. E., A commentary on the Revelation, Eerdmans, 1972. (Historisch Premillennialisme.) Ladd G. E., The Last Things, Eerdmans Publishing Co., 1978. (Historisch Premillennialisme.) LaHaye T., Revelation, Zondervan Publishing house, 1975. Een standaardwerk van de leer der bedelingen. Langenberg H., Die Prophetische Bildsrpache der Apocalypse, Metzingen, 1953. Larkin C., The Book of Revelation, Published by the author, z.j.. Werk van de dispensationalist eschatologie uit de jaren 20-30. Met veel kaarten en grafieken. LaRondelle H. K., The Israel of God in Prophecy. Berrien Springs, Andrews University Press, 1983. Nederlander van geboorte. Een prachtig boek van een Zevende-dag-Adventist. Bepreekt de grondslagen van de interpretatie van profetie het Oud Testament vanuit het NT. (Amillennialisme volgens de betekenis van de Adventkerk.) Larsson G., The Secret System, Brill, 1973. Een standaardwerk over chronologie. LaSor W. S., The Sensus Plenior and Biblical Interpretation, in A Guide to Contemporary Hermeneutics, Major Trends in Biblical Interpretation ed. D. K. McKim, Eerdmans, 1986. Lenski R. C. H., The Interpretation of St. John’s Revelation, 1943, Reprint Augsburg Press, 1963. Standaard Lutheraans commentaar op Openbaring; idealist en amillennialist. In de U.S.A. noemen ze dit: Continuous Historical System. Lewis B., Arabs in History, Harper Torchbooks, 1950. Lewis, Daniel J. Three Crucial Questions about the Last Days. Grand Rapids: Baker, 1998. Liagre-Böhl F.M.Th. de, Het Gilgamesj-epos. Nationaal heldendicht van Babylonië, Amsterdam: Paris, 1952. Lindsey H., The Late Great Planet Earth, Grand Rapids: Zondervan, 1970. Dit is het populaire werk van de dispensationalist eschatology.


OPENBARING HOOFDSTUK 20

85

Lindsey H., There’s a New World Coming, Vision House Publishers, 1973. Werk van de dispensationalist eschatologie. Lingle W., Approaching Jehovah’s Witnesses in Love, Christian Literature crusade, 1994. Lohmeyer E., Die Offenbarung des Johannes (HNT 16), 3de druk 1970. Lohse E., Die Offenbarung des Johannes (NTD 11), 13 de druk 1983. Longnecker R., Biblical Exegesis in the Apostolic Period, Eerdmans, 1975. MacArthur J. F., The Second Coming, Crossway Books, 1999. McCarter J. P., A critique of full Preterism and defense of Historicistic Pre-Millenialism, Internet www.puritans.net McCarter J. P., A critique of Rev. BRIAN SCHWERTLEY'S books ”THE PREMILLENIAL DECEPTION” and ”MATTHEW 24 AND THE GREAT TRIBULATION” and a response to partial Preterism. Internet, www.puritans.net MacPherson D., The incredible cover-up: The true story of the Pre-Trib Rapture, Mathison K. A., Postmillennialism: An Eschatology of Hope, Presbyterian and Reformed, 1999. Postmillennialisme. Malina, Bruce J. , On the Genre and Message of Revelation: Star Visions and Sky Journeys, Hendrickson, 1995. Marschall, I and II Thessalonians, The New Century Bible Commentary, 1983 Martin-Achard R., Israël et les nations, Delachaux et Niestlé, 1959. Over wat Israël te doen had maar niet altijd gedaan heeft. Mooie overwegingen bij o.a. Gen.17:4,5 / Ps.67:2,3 / Hand.13:47. Mathews S. Fournier, A Critical Evaluation of the Allusions to the Old Testament in Apocalypse 1:1-8:5, D. Phil.-dissertatie, The Catholic University of America, 1987. Schrijfster gaat teveel in op de tekstvarianten en mist zo haar doel. Massyngbaerde Ford J, Revelation. A New translation with introduction and commentary, The Anchor Bible 38, Doubleday, 1975. Volgens schrijfster is de Apocalypse van Johannes het antwoord van de Kerk op de vervolging van Rome. Matter H., Wederkomst en wereldeinde, Kok, 1980. Mathison K.A., Postmillenialism: An eschatology of Hope, 1999. (Postmillennialisme.) Maurice F. D., Lectures on the Apocalypse, 2nd ed., London: Macmillan, 1885. Mauro P., The hope of Israel. What is it?, Reiner Publications Swengel Penn., 1974. Mauro P., The gospel of the kingdom, With an examimation of Modern Dispensationalism, Reiner Publications Swengel Penn., 1974. Maycock A.L., The Apocalypse, Dacre Press, zonder jaar. Mazzaferri F. D., The Genre of the Book of Revelation from a Source-Critical Perspective, BZNW, 54, Berlin: Walter de Gruyter, 1989. McGee J. V., Reveling Through Revelation, Vols. 1 and 2, Thru the Bible Radio Network, 1979. Werk van de dispensationalist eschatologie. Mede Joseph, Clavis Apocalypticae (Keys to the Apocalypse), 1627. Staat op het Internet. Moet u lezen! Metzger B. M., Breaking the Code: Understanding the Book of Revelation, Abingdon Press, 1993. Meulen R.J. van der, De Openbaring in het laatste Bijbelboek, Utrecht, 1948. Michaels J. R., Revelation (IVP.NTC 20), InterVarsity Press, 1997. Heeft heel wat te zeggen over de struktuur van het boek. Het boek kent voor hem geen ”interludia” = tussengedeelten. Milligan W. The Book of Revelation, Hodder & Stoughton, 1983. Millard J. E., Contemporary Options in Eschatology, Baker Book House, 1977. Milton John P., Prophecy Interpreted, Augsburg Publishing House, 1960. Een boek van een Lutheraan. Bepreekt de grondslagen van de interpretatie van profetie het O. T. vanuit het N.T.. Amillennialisme vanuit de Lutherse confessie. Morris L., The Revelation of St John, Inter Varsity Press, 1969. Laat Preterisme.


OPENBARING HOOFDSTUK 20

86

Moule C. F. D., The Birth of theNew Testament, 3rd ed., Harper & Row, 1982. Mounce R. H., Revelation (NICNT), Eerdmans, 1998. Eerste druk was 1977, deze is licht gewijzigd. Zeer goed voor de achtergronden van het boek. Moyise S., The Old Testament in the Book of Revelation, (JSNT.SS 115), 1995. Müller E., Microstructural Analysis of Revelation 4-11, A.U.S.S. dissertations, 1996. Bijna 800 bladzijden, en soms ongrijpbaar moeilijk. Mueller E., Recapitulation in Revelation 4-11, internet Biblical Research Institute. Müller U.B., Die Offenbarung des Johannes, Ökumenischer-Taschenbuch-Kommentar zum NT 19, G.Mohn/Echter Verlag, 1984. Murphy F.J., The Revelation of John, Trinity Press, 1998. Murray I.H., Puritan Hope, The banner of Truth Trust, 1996. (Postmillennialisme.) Newell W.R., The book of Revelation, Moody Press, eerste druk 1935. Een standaardwerk van de leer der bedelingen. Newton Sir Isaac, Observation Upon the Prophacies of Daniel, and the Apocalypse of St. John, London, 1732. Staat op Internet. Newton is ook een vals profeet. Zijn laatste datum voor het einde van de wereld was 2000, maar hij had nog enkele andere data voordien die het einde moesten aankondigen. Dus reeds voorbij en de conclusie: geloof niet teveel wat Newton op theologische gebied zegt. Osborne G.R., Revalation, Baker Exegetical Commentaries, Baker Book, House, 2002. Ouweneel W. J., De Openbaring van Jezus Christus, 2 delen, Medema, z.j.. (Dispensational Premillennialisme.) Ozanne C.G., The Influence of the Text and Language of the Old Testament on the Book of Revelation, niet gepubliceerde Ph.D.-dissertatie, Manchester University, 1964. Johannes zou de taal van het Hebreeuws van het O.T. imiteren en zou daardoor als een niet al te goed Grieks klinken. Een conclusie van Ozanne is dat de schrijver van Openbaring: ”habitually used the original Hebrew to the virtual exclusion of the LXX. In addition he occasionally cited the Targums and other rabbinic sources” (iii). Een korte beschrijving in: Tyndale Bulletin 16 (1965) 3-9, The Language of the Apocalypse. Paulien J., Decoding Revelation’s Trumpets: Literary Allusions and Interpretations of Revelation 8:7-12, (Andrews University Seminary Doctoral Dissertation Series 11), Andrews University Press, 1988. Paulien J., Elusive allusions, A.U.S.S. dissertations, 1998. Over de aanhalingen van het O.T. in het boek Openbaring. Enkele zeer goede relaties, bijvoorbeeld de trompetten. Payne J. B., Encyclopedia of Biblical Prophecy: A Complete Guide to Scriptural Predictions and Their Fulfillment.1973. Reprint, Grand Rapids: Baker, 1996. Pentecost J. D., Things to Come: A Study in Biblical Eschatology, 1959. Reprint Zondervan, 1983. Eschatologie van een dispensationalist en pretribulationalist. Peterson E.H., Reversed Thunder: The Revelation of John and the Praying imagination, Harper & Row, 1988. Pierce R. L., The Rapture Cult, Signal Point Press, 1986. Pieters A., The Lamb, The Woman and The dragon, An exposition of the Revelation of St John, Grand Rapids, 1937. Pink A.W., The Antichrist, Reprint Kregel in 1988, oorspronkelijk 1923. Philips J., Exploring Revelation, Moody Press 1974. Een standaardwerk van de leer der bedelingen. Plow G., Dispensationalism: A Return to Biblical Theology or Pseudo Christian Cult – Parts I to III, © Copyright 2001 | Grace Online Library. Een degelijk Gereformeerde aanpak van het probleem. Plueger A. L., Things to Come for Planet Earth, Concordia Publishing House, 1977. Slechts een


OPENBARING HOOFDSTUK 20

87

korte inleiding. (Amillennialisme.) Plumtree E.H., Poythress Vern S., Understanding Dispensationalists, Presbyterian and Reformed Publishing, 1994. Praamsma L., De Kerk van alle tijden (4delen), Wever Franeker, 1981. Prins P., ’Christus Kerkvisitator’, Kok, z.j.. Prigent P., L’Apocalypse de Saint Jean, Delachaux & Niestlé, 1981. Otto R.E., Coming in the clouds, University of America, 1994. Een evangelisch theoloog die een wederkomst van Christus preekt in onzichtbare toestand. Zijn analyse van het O.T. is zeer goed maar waar hij die beginselen toepast op de wederkomst van Christus loopt het naar onze overtuiging fout. Randell T., Revelation, in H. D. M. Spence & Joseph S. Exell, eds., The Pulpit Cornmentary, vol. 22 , Eerdmans, reprint 1950. Raymond L., A Survey of Bible Prophecy, Zondervan Publishing House, 1973. Ramsay J. B., The book of Revelation, An exposition of the first eleven chapters, Banner of Truth Trust, 1977. Van alle commentaren is dit wel het meest geestelijke en moet je toch eens gelezen hebben om te ontsnappen aan de drukte van veel andere commentaren. Het tweede deel is nooit geschreven. Ramsey W.M., The letters to the seven churches, reprint 1994. Reed D., Index of Watchtower Errors, Baker Book House, 1990. Reese A., The Approaching Advent of Christ, Marshall, Morgan and Scott, 1937; reprint, Grand Rapids International Publications, 1975. Reid R.J., Remarks on the Amillennialism and kindred teaching of Philip Mauro, Loizeaux Brothers, 1943. We verwijzen naar wat we een poging noemen van een vooraanstaand discipel van Darby en zijn streven om P. Mauro antwoord te geven. Wie Mauro gelezen heeft ziet hoe hij daar in faalt. (Zie boven voor herdrukken van P. Mauro). Resseguie J.L., Revelation Unsealed. A Narrative Critical Approach to John’s Apocalypse, Biblical Interpretation Series, 32, Brill, 1998. Ridderbos H., The coming of the Kingdom, Eerdmans, verscheidene drukken. Natuurlijk de vertaling van het Nederlandstalige werk van de uitgeverij Kok. De Engelse is terecht permanent in herdruk. Ringnalda A., Het Koningschap van Christus, Verklaring van de Openbaring van Johannes aan de Gemeente, Kok, 1939. Mooie inleiding van F.W. Grosheide. Rissi M., The future of the World, SCM, 1970. Rissi M., Die Hure Babylon und die Verführung der Heiligen, BWANT 7/16, Kohlhammer, 1995. De stelling van deze schrijver: de Kerk gaat ten onder aan het syncretisme, men mag de politieke situatie van de Kerk niet overdrijven, de vijand zit in de Kerk zelf (blz.56-60). Rissi M., The Future of the World, An Exegetical Study of Revelation 19.11-22.15, Naperville, Allenson, z.j.. Roberts J. W., The Revelation to John, Sweet, 1974. Robinson J. A. T., Redating the New Testament, S.C.M., 1976. We willen deze schrijver niet als de eerste de beste aanprijzen gezien zijn visie op leerstellingen als de Drie-eenheid. Dit boek kan evenwel de evangelische christen helpen in zijn strijd tegen de aanvallen van modernisten op het gebied van bijbeldatering. Volgen hem zijn alle boeken van het N.T. geschreven vóór het jaar 70 na Chr.. Roloff J., Die Offenbarung des Johannes (Zürcher Bibelkommentare), Theologischer Verlag Zürich, 1987. Rossing B., The choice between two cities: Whore, bride and Empire in theApocalypse, Trinity Press, 1999. Het verhaal van de stad van God en de stad van de mens. Soms provocerend in haar


OPENBARING HOOFDSTUK 20

88

uitlatingen. Wellicht teveel nadruk op de interactie van het geloof in de Messias en de wereld (Rome) er rondom. En daarom ontbreekt het soms aan de rechtstreekse verbinding van het O.T. en het boek Openbaring, waar toch veel gezegd wordt over huwelijk/prostitutie/geloofsafval in al zijn geestelijke aspecten. Rowley H.H., The Relevance of Apocalyptic, A study of Jewish and Christian Apocalypses from Daniel to Revelation, Lutterworth Press, 2de druk 1947. Ruiz J.P., Ezekiel in the Apocalypse: The Transformation of Prophetic Language in Revelation 16,17 - 19,10, Pub. Peter Lang, 1989. Russell J.S., The Parousia, reprint Kingdom Publications 1996. Dit is een ongewoon boek dat de parousia zet bij de vernietiging van de tweede tempel. In recentere werken van enkele Amerikaanse theologen gevolgd. Dit is het standaardwerk in deze kwestie. Het is de herdruk van de 2de uitgave van 1887. Schrijver kreeg er met recht zijn M.A. titel voor. We zijn het niet eens met hem maar het blijft niettemin boeiende lectuur. Rutgers W.H., Premillemnialism in America, Oosterbaan & Le Cointre, 1930. Ryken L., Wilhoit J. C., en Longman T.III, Dictionary of Biblical Imagery, InterVarsity Press, 1998. Bijna onmisbaaar. Ryrie C. C., Dispensationalism Today, Moody Press, 1965. Een standaardwerk van deze strekking. Ryrie C., Revelation, Moody Press, 1968. Een standaardwerk van de leer der bedelingen. Ryrie, Charles C. The Ryrie Study Bible. Chicago: Moody Press, 1976. (Dispensational Premil lennialisme.) C.I. Scofield is hier een beetje bijgewerkt en zit steeds achter de deur. Sandeen E., The origins of Fundamentalism, Fortres Press, 1968. Sarver M., Dispensationalism: Parts I to IV © Copyright 2001 | Grace Online Library. Een degelijk Gereformeerde aanpak van het probleem. Schick E., Die Apokalypse (GeiS 23), 1971. Schilder K., De Openbaring van Johannes en het sociale leven, Delft, 1951. Schlatter A., Das Alte Testament in der johanneischen Apokaypse. (BFChTh), Gütersloh, 1912. Schüssler F.E., The book of Revelation. Justice and Judgment, Fortress Press, 2de druk 1998. Feministe. Een deel van deze studies gaat over de animositeit tussen Rome en KleinAsia, de opstandige provincie, maar lijkt ons te scherp gesteld. En de nadruk op rechtvaardigheid onder mensen als basis leggen van de Openbaring als boek lijkt ons niet juist. Volgens schrijfster is het boek Openbaring een deel van de apocalyptische literatuur van die tijd. Schwartz F.W., Het boek voor onze tijd, Hollandia, 4de druk, ongeveer 1980. Schrijver was apostel van de Hersteld Apostolische Zendingskerk. Het énige echte boek waar volledig parallellisme in geleerd wordt; zegels, trompetten en schalen lopen allemaal gelijk in tijd. Eindigen op hetzelfde moment in een tijd reeds 100 jaar geleden. Dus valse profetie, maar er staan ook enkele goede gedachten in. Goede bedoelingen vanuit een verkeerd standpunt. Schwier H., Tempel und Tempelzerstörung. Untersuchungen zu den theologischen und ideologischen Faktoren im ersten jüdisch-römischen Krieg (66–74 n.Chr.), Göttingen: Vandenhoeck & Ruprecht, 1989 (Novum Testamentum et Orbis Antiquus 11). Scofield, C.I., The Scofield Reference Bible, Oxford University Press, 1909. Scfield, C.I., Oxford NIV Scofield Study Bible, Oxford University Press, 1984. Herwerking van het vorige werk. Scott J. J., The Apocalypse, or Revelation of S. John the Divine, John Murray, 1909. Seiss, J.A. The Apocalypse. Grand Rapids: Zondervan Publishing House, 1964, Reprint, Kregel, 1998. Een Lutheraanse Historisch Premillennialistische visie. Selwyn E. C., The Christian Prophets and the Apocalypse, Cambridge, 1900. Selwyn E. C., The Authorship of the Apocalypse, 1900.


OPENBARING HOOFDSTUK 20

89

Sheperd M., The Paschal Liturgy in the Apocalypse, Lutterworth, 1960. Shepherd N., The Resurrections of Revelation 20, Westminster Theological Journal 37 1974, blz.34-43. Simcox W. H., The Revelation of St. John Divine, The Cambridge Bible for Schools and Colleges Cambridge University, 1893. Slater T.B., Christ and community: A Socio-Historical study of the Christology of Revelation, JSNTSup 178, Sheffield Acadamic Press, 1999. Nog zo een onbetaalbare thesis met zaken die je toch ook ergens anders kan terugvinden. Wel nieuwe verbanden met de sociologie van de provincie Asia in de eerste eeuw en de titels van Christus als ”Zoon des mensen, Lam en Goddelijk oorlogsman.” Smith J. B., A Revelation of Jesus Christ, Scottdale, Pa.: Herald, 1961. Snijders L., Alle getallen van de Bijbel, Ten Have, 1978. Handig, maar kan ondertussen ook gemakkelijk op de PC-bijbel gevonden worden. Sordi M., The Christians and the Roman Empire, London and Sydney: Croom Helm, 1983. Spatafora A., From the temple of God to the temple: A biblical Theological Study of the Temple in the Book of Revelation, Gregorian University Press, 1997. Deze theologe schreef een buitengewoon mooi en leesbaar boek. Een onderzoek naar de betekenis van de tempel in het boek Openbaring doet haar zeggen dat het steeds betrekking heeft op de gemeente=Kerk. Sproul R. C., The Last Days According to Jesus, Grand Rapids: Baker, 1998. Gereformeerd, nondispensational, en gedeeltelijk preterist. Stefanovic R., The bacgrounds and meanings of the sealed book of Revelation 5, A.U.S.S. dissertations, 1996. Stephen T. H., Christian Hope and the Future, InterVarsity Press, 1980. Stevens E., What Happened in 70 A. D.?, Ohio Bible Inst., 1981. Stonehouse N.B., The elders and the living beings in the Apocalypse, In: Arcana Revelata. Een bundel nieuw-testamentische studiën aangeboden aan Prof. Dr. F.W. Grosheide ter gelegenheid van zijn zeventigste verjaardag. Kampen: Kok, 1951, blz.135–148. Wanneer je dit leest dan besef je meteen dat het jammer is dat deze man té vroeg stierf. Stott J.R., The Gospel and the end time: The message of Thessalonians, I.V.P., 1991. Strack H. L., und Billerbeck P., Kommentar zum Neuen Testament aus Talmud und Midrasch, München: Beck, 1926. Strauss L., The book of Revelation, Loizeaux Brothers, 1964. Een standaardwerk van de leer der bedelingen. Strimple R.B., Amillennialisme, in Bock D.L., Three Vieuws of the Millenium and Beyond, Zondervan, 1999. Strong Augustus H., Systematic Theology, Old Tappan, NJ: Revell [1907], 1970. Stuckenbruck, L.T., Angel Veneration and Christology: A Study in Early Judaism and in the Christology of the Apocalypse of John, WUNT 2. R. 70, Tübingen 1995. Sverre B., God and Magog: Ezechiel 38-39 as Pre-text for Revelation 19:17-21 and 20:7-10, WUNT 2de serie, vol.135, J.C.B. Mohr, 2001. Nog zo een mooie en onbetaalbare thesis. Wel om na te zien in een theologische bibliotheek. Sweet J.P.M.: Revelation, (Westminster Pelican Commentaries), Philadelphia, 1979 . Er gaat veel aandacht naar het verband in dit commentaar over het O.T. en de Apocalyps. Het is echter wel een herinterpretatie van vele teksten over het einde der tijden en de komst van de Messias. Swete H.B., The Apocalypse of St. John. London: Macmillan, 1906 en 1911 (3de druk ). Talbot L., An exposition on the book of Revelation, Eerdmans, 1973. Tasker R., The biblical doctrine of the wrath of God, The Tyndale Press, 1951 (we hebben zelf de reprint van 1970).


OPENBARING HOOFDSTUK 20

90

Thomas L. R., Does the Bible teach Millennialism. Verscheen ongeveer 1967 in Albany, Western Australia bij G.P.O. Perth. Een buitengewoon prachtige brochure met o.a. ”congratulations” van F.F. Bruce. Dit zit bij de verkeerde uitgever, want het zou betere bekendheid verdienen. Thiede C. P., Rekindling the Words: In Search for Gospel Truth. Valley Forge, Trinity Press International, 1995. Thomas R. L., Revelation 1-7, Moody, 1992 & Revelation 8-22, Moody, 1995. Deel 1 is 524 bladzijden en deel 2 is 690 bladzijden. Dispensationalist, premillemnialist en natuurlijk futurist. Thompson L. L., Revelation (Abingdon New Testament Commentaries), Abingdon, 1998. Voor de schrijver was er géén vervolging in de laatste decennia van de eerste eeuw. Openbaring is dus niet vanuit die optiek geschreven. Dus zeker lezen. Thompson L., The Book of Revelation: Apocalypse and Empire , O.U. Press, 1990. Thompson S., The Apocalypse and Semitic Syntax, Cambridge: CUP, 1985. Het origineel van Openbaring heeft volgens de schrijver een Arameïsche invloed. Timothy W. P., Living in the Shadow of the Second Coming: American Premillennialism 19751982, Academic Books, Zondervan Publishing House, 1983. Torrence T. F., The Mediation of Christ, Eerdmans, 1983. Trudinger L.P., The text of the Old Testament in the book of Revelation, Boston University, 1964. Ulfgard H., Feast and Future: Revelation 7:9-17 and the Feast of Tabernacles, Almquist & Wiksell, 1989. Vander Stichele C., Just a Whore, Internet © Caroline Vander Stichele 2000, lectio@theol.unibe.ch. Vanderwaal C., Hal Lindsey and Biblical Prophcey , St. Catharine’s, Ontario: Paideia, 1978. Veldhuizen H. en W. Verboom, Thuis in de Bijbel, deel 9, Kok, z.j.. Veldkamp H., De dag van de Zoon des Mensen, Wever, onze vijfde druk verscheen rond 1960. Een bijzonder gewoon en eenvoudig boek. Zou in herdruk moeten blijven voor de eenvoudige bijbellezer die de argumenten voor of tegen iets niet altijd naar waarde kan schatten. Voorhoeve H. C. Jzn., Beschouwing over de Openbaring, H. Medema, 1969 (5e druk). Vermaat J. A. E., Signalen van de eindtijd ?, De Banier Utrecht, 1975. Vermaat E., Kantelend Millennium, De Banier, 1998. Vogelgesang J. M., The Interpretation of Ezekiel in the Book of Revelation, D.Phil.-dissertatie, Harvard University, 1985. Völter D., Die Offenbarung des Johannes neu untersucht und erläutert, Strasbourg, 1924. Voorhoeve H. C. Jzn, Beschouwing over de Openbaring, Medema, 5e druk 1969. Visser A. J., De Openbaring van Johannes, Callenbach, 5e druk. Vögtle A., Das buch mit den sieben Siegeln, Freiburg, 1981. Vonk C., De Openbaring van Johannes, Buijten & Schipperheijn, 1991 (De Voorzeide Leer). Vos G., Biblical Theology, Eerdmans, 1953. Amillenialisme. Vos G., The Pauline eschatology, Eerdmans, 1953. Amillenialisme. Vos L. A., The Synoptic Traditions in the Apocalypse, Kok, 1965. Thesis van de schrijver met prachtige verbanden Mat.24 en parallellen met Openbaring. Vuyst J. de, De Openbaring van Johannes. Het laatste bijbelboek ingeleid en, voorzien van aantekeningen, vertaald, Kok, 1987. Vuyst J. de, Mensenzoon, mensengetal, mensenzielen, mensenmaat, Kampen: Kok, 1988 (ApelEnkdoornse Studies 25). Waal C. van der, Openbaring van Jezus Christus, Inleiding en vertaling. Groningen: De Vuurbaak, 1971. Waal C. van der, Openbaring van Jezus Christus II. Verklaring, Oudkarspel: De Nijverheid, 1981. Waal C. van der, Gij kustlanden. Een trektocht door de arbeidsterreinen van de apostelen Paulus en Johannes, Oosterbaan & le Cointre, 1976.


OPENBARING HOOFDSTUK 20

91

Wachttoren, Gods Duizendjarige Koninkrijk is nabij gekomen, 1974. Wachttoren, De Openbaring — Haar grootse climax is nabij!, 1988. Wachttoren , Inzicht in de Schrift, deel 1, 1995, deel 2, 1997. Wachttoren, Schenk aandacht aan Daniëls profetie!, 1997. Wachttoren, Jesaja’s profetie — Licht voor de hele mensheid, twee delen, 2000 en 2001. Walker P. W. L., Jesus and the Holy City, New Testament Perspectives on Jerusalem, Wm. B. Eerdmans Publishing, 1996. Het belangrijkste boek over de Heilige Stad uit de laatste vijftig jaar. De énige echte Heilige Plaats is niet Jeruzalem maar Jezus van Nazaret (blz.191). Over Galaten zegt hij: dat de christelijke gemeente vrijgemaakt is van het letterlijke Jeruzalem (blz.131,132). Jerusalm heeft zijn theologische status volledig verloren (blz.319). Dat Jezus een speciale liefde had voor de stad ziet men hierin dat Hij ze niet op het agenda plaats maar haar eigenlijk links laat liggen (blz.326). Christenen identificeren zich best met het Hemelse Jeruzalem (blz.234). Lezen en herlezen! Wallace F. Jr, The book of Revelation, F. Wallace Publications Nashville, 1966. Walvoord J. F., The New Covenant With Israel, Bibliotheca Sacra, 103:24, 25, January, 1946. Walvoord J.F., The Revelation of Jesus Christ, Marshall, Morgan & Scott, 1966. Pro bedelingenleer. U.S.A. uitgave bij Moody Press. Walvoord J. F., en Zuck R. B., The Bible Knowledge Commentary, Victor Books, 1983. (Dispensational Premillennialisme.) Warner T., Progressive Dispensationalism, geschreven debat tussen Mal Couch & Tim Warner Op internet: Copyright Conservative Theological Society, 2002. Welch C.H., This Prophecy, Berean Publishing, 1984 reprint = Bullingerism. Welleweerd Albert, Het boek Openbaring en de verwoesting van Jeruzalem: een waarschuwing voor ons, Interenet © A. Welleweerd, 2003. Degeljk, mooi EN gratis. Bedankt! Westermann, Claus (ed), Essays on Old Testament Hermeneutics, John Knox, 1963. White J., Letters to a Mormon Elder, Bethany House Publishers, 1993. White J. W., The Coming World Dictator, Bethany Fellowship Inc., 1981. Wilcock M., The Message of Revelation, Inter Varsity Press, 1975. Geestelijke interpretatie. Wilcock M., De boodschap van Openbaring, Novapres, 2002. Amillennialistisch. Uitgever: bedankt en hoera voor een dergelijk initiatief. Williams,J. A., Islam, George Braziller Inc., 1961. Williamson G.I,. The Westminster Confession of Faith: For Study Classes, Presbyterian and Reformed Publishing Company, 1964. Willis Wesley R. and Master John R., eds., Issues in Dispensationalism, Moody, 1994. Contra Blaising C. A. & Bock D. L. Wilson J. C., The Problem of the Domitianic Date of the Apocalypse, NTS 39, (1993), blz. 387-605. Winkler W. edit., Premillenialism, True or False, Winkler Publications Forth Worth, Texas, 1978. Verzameling publieke toespraken van leden van de Church of Christ (Campbell). Behoort tot het beste in zijn soort. Wiskerke J.R., Léven tussen sterven en opstanding, Oosterbaan & Le Cointre, 1963. Wood L., The Bible in Future Events: An Introductory Survey of Last-Day Events, Zondervan Publishing House, 1973. (Dispensational Premillennialisme.) Yarbro Collins A., Crisis and Catharsis: The Power of the Apocalypse, Westminster Press, 1984. Volgens schrijfster heeft het boek Openbaring deel aan de apocalyptische literatuur van die tijd. Young R., Commentary on the Book of Revelation, 1885. Zachary H., What Are They Saying about the End of the World?, Paulist Press, 1983. Een kort overzicht van de liberale trends. Het Zoeklicht, Het Koninkrijk komt ! (en de dwaling van de kerk), Uitgave Het Zoeklicht, 1999.


OPENBARING HOOFDSTUK 20

92

Zomer G., red., Komende in Heerlijkheid, Oosterbaan & Le Cointre, 1979. C. Breen, De toekomst van onze Here Jezus Christus, over 2 Thes.2:1-12 (blz.169-186). L. Doekes, De Messias-Koning en zijn duizendjarige heerschappij, over Opb.20 (blz.187-205).

We hebben geen enkele band met de Christadelphians maar het verwonderde ons toch dat een kleine vereniging als deze zo druk bezig is met het boek OpenbarIng. En ook dat er tevens alle 4 grote interpretaties broederlijk en zusterlijk naast elkaar staan. We hebben hun lijst van werken door leden vanuit hun Internet-site ANTIPAS een beetje herwerkt en dat geeft het volgende resultaat: Abel R., The Man of Sin, C.S.S.S.. Bartholomew H. D., The Unveiling of the Lord Jesus Christ, P.O. Box 5, Vernon, B.C., Canada. Bull A., Revelation, V.C.E. Publications. Carter J., Interpreting the Apocalypse, The Christadelphian, 1958. Clark D., Revelation Chart, 28 Chaucer Street, Moorooka, Queensland 4105 Australia. Available from Logos. Knowles J., Revelation, Menorah. Available from C.S.S.S. Mansfield H. P., Apocalypse Epitomised, Logos Publications, South Australia 5024 Sargent L. G., A View of the Apocalypse, The Christadelphian, 1953. Stewart M., Daniel, V.C.E. Publications, P.O. Box 5, Vancouver, B.C. V6C 218, Canada. Available from the Christadelphian Scripture Study Service, 17 Braemar Road, Torrens Park, South Australia 5062. Thomas J., Eureka, The Christadelphian, 404 Shaftmoor Lane, Hall Green, Birmingham B28 8ZS, England. Het werk van hun stichter en bijna copie van voorganger Thomas J., The Exposition of Daniel, The Christadelphian. BIBLIOGRAFIE, enkele belangrijke tijdschriftartikelen Anderson D. R., The National Repentance of Israel, Journal of the Grace Evangelical Society, Autumn1998, Volume 11:21. Anderson D. R., Striving for the prize of the Soteriological impact of Augustines change from PREMILLENNIALISM TO AMILLENNIALISM: PART ONE, Journal of the Grace Evangelical Society, Spring 2002, Vol15:28. Audet L., L’influence de l’apopcalypse sur la pensée de Jésus et de l’église primitive. Sciences Ecclésiastique 1973, XXV, 51-74. Bachmann M., Himmlisch: Der ‘Tempel Gottes’ von Apk 11.1, NTS 40 (1994), blz 474-480. Barnard L. W., Clement of Rome and the Persecution of Domitian, NTS 10 (1962/63), pp. 251-60. Bell Albert A., Jr., The Date of John’s Apocalypse. The Evidence of Some Roman Historians Reconsidered, New Testament Studies 25 (1978), blz.93-102. Benoit P., Verrijzenis op het einde der tijden of op het moment van sterven?, Concilium, december 1970, blz. 99-110. Bergmeier R., Die Erzhure und das Tier: Apk 12,18 - 13, 18 und 17 f.: Eine quellen- und redaktions kritische Analyse, ANRW 25.5, blz.3898-3916 (1988). Berkhof H., Over de methode der eschatologie, Nederlands Theologisch Tijdschrift, augustus 1965, blz.480-491. Biguzzi, G. Ephesus, Its Artemision, Its Temple to the Flavian Emperors, And Idolatry in Revelation, NovT40, blz.276-290, 1998. Birdsall J.N., The text of the Revelation of John, The Evangelical Quarterly, Oct-Dec 1961.


OPENBARING HOOFDSTUK 20

93

Bruns, J. E. (1964): “The Contrasted Woman of Apocalypse 12 and 17”, CBQ 26, pp. 459-463 Bruins Evert M., The Number of the Beast, Nederlands Theologisch Tijdschrift, augustus 1969, blz.401-407. Cambier J., Les images de l’Ancien Testament dans l’Apocalypse de S. Jean, Nouvelles Revue Theologique, 1955. Collins A. Y., Revelation 18: Tount-Song or Dirge?, In: Lambrecht, J. (ed.): L’Apocalypse johannique et l’Apocalyptique dans le Nouveau Testament. (BETL 53) Leuven: University Press, blz185-204(1980). Collins A. Y., Numerical Symbolism in Jewish and Early Christian Apocalyptic Literature, In Aufstieg und Niedergang der römischen Welt, Ed.door W. Haase, en H. Temporini, II:21: 1221-87, 1984. Collins A.Y., Oppressie van buitenaf: de symbolisering van Rome als het kwaad in het vroege christendom, Concilium, 88/6, blz.55-62. Collins A. Y., Eschatology and Apocalypticism, In: Brown, R. E. et al. (eds.): The New Jerome Biblical Commentary, Prentice Hall, blz.1359-1364 (1990). Collins A. Y., Feminine Symbolism in the Book of Revelation, Biblical Interpretation1,blz.2033(1993). Dacquino P., Menselijke vreugde en het hiernamaals in de Schrift, Concilium, november 1968, blz.18-31. De Roos, S.P., Het duizendjarig rijk, Nederlands Theologisch Tijdschrift, April 1952, blz.207-229. Deutsch C., Transformation of Symbols: The New Jerusalem in Rv 21[,]1-22[,]5, ZWN 78, 1987,blz.106-126. Giesen H., Das Römische Reich im Spiegel der Johannes-Apokalypse, ANRW II/26.3 (1996), blz. 2501-2614. Hopkins M., The Historical Perspective of Apocalypse 1-11, CBQ 27, pp. 42-47. Feuillet A., De discours de Jésus sur le ruine du temple d’après Mc 13 et Luc 21. Revue Biblique 1948, LV, 481-503 Feuillet A., De discours de Jésus sur le ruine du temple d’après Mc 13 et Luc 21. Revue Biblique 1949, LVI, 61-92 Feuillet A., Le cantique des cantiques et l’Apocalypse, Recherches de Science Religieuse 49 (1961). Feuillet A., La Synthèse eschatologique de St Matthieu, Revue Biblique 1949, LVI, 340-364. Feuillet A., La Synthèse eschatologique de St Matthieu, Revue Biblique 1950, LVII, 62-91. Feuillet A., La Synthèse eschatologique de St Matthieu, Revue Biblique 1950, LVII, 180-211. Feuillet A., Le Triomphe du Fils de l’Homme d’après la déclaration du Christ aux Sanhedristes. Recherches Bibliques,1962, vol.6, 149-171. George A., Het oordeel Gods, Concilium, januari 1969, blz.9-21. Giblin C. H., Structural and Thematic Correlations in the Theology of Revelation 16 - 22, Bib 55 (1974), blz. 487-504. Giesen, H. Das Römische Reich im Spiegel der Johannes-Apokalypse, ANRW II/26.3, 1996, blz.2501-2614. Heideman P, Dispensational Theology, CTS Journal, Volume 4, Number 3, (Summer 1998). Hillyer N., Matthew’s use of the Old Testament, The Evangelical Quarterly, Jan-March 1964. We geven dit als een voorbeeld van bijbelcitaten die niet steeds in letterlijke zin vervuld zijn. Hillyer N., The Lamb in the Apocalypse, The Evangelical Quarterly, Oct-Dec 1967. Hodges Z. C., CALVINISM EX CATHEDRA: A Review of John H. Gestners wrongly dividing the Word of thruth: A CRITIQUE OF DISPENSATIONALISM, Journal of the Grace Evangeli cal Society, Autumn 1991—Volume 4:2.


OPENBARING HOOFDSTUK 20

94

Holwerda D., Ein neuer Schlüssel zum 17. Kapitel der johanneischen Offenbarung, EstBib 53, (1995),blz.387-396. Hughes J. A., Revelation 20,4-6 and the Question of the Millennium, Westminster Theological Journal 35 1973. Johner M., L’universalité et la particularité du salut Chretien, La Revue Réformée, n°1/1988, blz.19-40. Goede weerlegging van de zogenaamde universaliteit van de redding. Jones P., Sauver et detruire, La Revue Réformée, n°1/1988, blz.41-63. Over hel en eeuwig leven. Lebram J.C. , Apocalyptiek als keerpunt in het Joodse denken, Nederlands Theologisch Tijdschrift, augustus 1965, blz.271-281. Centraal staat de achtergrond van Daniël 9:24-27. Logister W., Hij zal komen in macht en majesteit, Tijdschrift voor Theologie, 1995. Massyngbaerde Ford J, The Christological Function of the Hyms in the Apocalypse of John, A.U.S.S., Volume 36 autumn 1988, blz.207-230. Mayhue R. L., HELL: NEVER, FOREVER, OR JUST FOR AWHILE?, The Master's Seminary Journal,TMSJ 9/2 (Fall 1998), blz.129-145. Moberly R. B., When was Revelation Conceived?, Bib 73 (1992), blz.376-93. Moyise S., Intertextuality and the Book of Revelation, Expository Times 104 (1993), blz.295-298. Moyise S., Authorial Intention and the Book of Revelation, A.U.S.S. 39 (2001), blz.35-40. Moyise S., Does the Lion Lie with The Lamb, in ’Studies in the Book of Revalation’, T & T Clark, 2001, blz.181-194. Moyise S., Does the author of Revelation Misappropriate the Scriptures, A.U.S.S. 40 (2002), Blz3-21. Müller-Goldkuhe P., De nabijbelse accentverschuivingen in de historische ontwikkeling van het eschatologisch denken, Concilium, januari 1969 blz.22-37. Murray J., Structural Strands in New Testament Eschatology, Kerux the Online Journal. Newman B., The Fallacy of the Domitian Hypothesis: Critique of the Irenaeus Source as a Witness for the Contemporary-Historical Approach to the Interpretation of the Apocalypse, NTS 10 1963), blz.133-139. Paulien J., Elusive Allusions: The Problematic Use of the Old Testament in Revelation, Biblical Research 33 (1988), 37-53. Paulien J., Dreading the Whirlwind; Intertextuality and the use of the Old Testament in Revelation, A.U.S.S. 39 (2001), blz.5-22. Pettegrew L. D., A KINDER, GENTLER THEOLOGY OF HELL?, The Master's Seminary Journal, TMSJ 9/2 (Fall 1998), blz.203-217. Saraví F. D., The Thousand Years of Revelation 20, Internet site: The Mountain Retreat. Radmacher E D, The Imminent Return of the Lord, CTS Journal, Volume 4, Number 3 , 1998. Rosscup J. E., PAUL’S CONCEPT OF ETERNAL PUNISHMENT, The Master's Seminary Journal, TMSJ 9/2 (Fall 1998), blz.169-189. Sassandra J. R., Un muet cherche ses mots, Ichtus, 1978. Mijmeringen van een schilder die het boek Openbaring tracht uit te beelden. Sabbe M., De Paulinische beschrijving van de parousie, Collectanea Brugensis et Gandavensis vol.7, 1961, 86-114. Shea W.H., The location and significance of Armageddon in Rev.16:16, A.U.S.S., Autumn 1980, blz.157-162. Shea W.H., Chiasm in Theme and by form in Revelation 18, A.U.S.S., Autumn 1982, blz.249-256. Shea W.H., The covenantal Form of the Letters to the Seven Churches, A.U.S.S., Spring 1983, blz.71-84. Shea W.H., A further note on the covenantal Form of the Letters to the Seven Churches, A.U.S.S. 21 1983, blz.251-264.


OPENBARING HOOFDSTUK 20

95

Strand K.A., Chiastic structure and some Motifs in the Book of Revelation, A.U.S.S., Autumn 1978, blz.401-408. Strand K.A., The Two witnesses of Rev.11:3-12, A.U.S.S. 19, 1981, blz.127-135. Strand K.A., Two aspects of Babylon’s Judgment as portrayed in Revelation 18, A.U.S.S. 20, (1982), blz.53-59. Strand K.A., The two olive trees of Zechariah 4 and Revelation 11, A.U.S.S., Autumn 1982, blz.257-261. Strand K.A., An overlooked Old Testament Background to Revelation 11:1, A.U.S.S., Autumn 1984, blz.317-326. Thiede C. P., Babylon, der andere Ort: Anmerkungen zu 1 Petr 5,13 und Apg 12,17, Bib 67, 1986,blz.532-538. Thomas R. L., AN ANALYSIS OF THE SEVENTH BOWL OF THE APOCALYPSE, The Mas ters Seminary Journal, The Master's Seminary Journal, TMSJ 5/1 (Spring 1994) blz.73-95. Thomas Robert L., THEONOMY AND THE DATING OF REVELATION, The Masters Seminary Journal, The Master's Seminary Journal, TMSJ 5/2 (Fall 1994)blz.185-202. Thomas R.L., The Chronological Interpretation of Revelation 2-3, Bibliotheca Sacra 124:496 Octo ber-December 1967, blz.321-31. Thomas R.L., The Glorified Christ on Patmos, Bibliotheca Sacra 122:487 July-September 1965, blz.241-47. Thomas R.L., The Imprecatory Prayers of the Apocalypse, Bibliotheca Sacra 125:502 April- June 1969, blz.123-31. Thomas R.L., John's Apocalyptic Outline, Bibliotheca Sacra 123:492 October- December 1966, blz.334-41. Thomas R. L., JESUS. VIEW OF ETERNAL PUNISHMENT, The Master's Seminary Journal, TMSJ 9/2 (Fall 1998), blz.147-167. Townsend J. L., Is the Present Age the Millennium?, Bibliotheca Sacra 140:559 July-September 1983, blz.206-24. Townsend J. L., The Rapture in Revelation 3:10, Bibliotheca Sacra 137:547 July-September 1980, blz.252-66. Van der Woude A.S., De Malak Jahweh: een Godsbode, Nederlands Theologisch Tijdschrift, october 1963, blz.1-13. Niet onze overtuiging maar wel zeer informatief. Vanhoye A., L'Utilisation du livre d'Ézéchiel dans L'Apocalypse, in Biblica 43 (1962), blz.436-476. Nog steeds behorend tot de standaardwerken. Zie ook Ruiz J.P. in bibliografie. Varner W., THE CHRISTIAN USE OF JEWISH NUMEROLOGY, The Master's Seminary Journal, 1TMSJ 8/1 (Spring 1997), blz.47-59. Walvoord J. F., The Resurrection of Israel, Bibliotheca Sacra 124:493 January-March 1967, blz.:3-15. Walvoord J. F., Prophecy of the Ten-Nation Confederacy, Bibliotheca Sacra 124:494 AprilJune 1967, blz.99-105. Walvoord J. F., Will Israel Build a Temple in Jerusalem?, Bibliotheca Sacra 125:498 April- June 1968, blz.99-106. Walvoord J. F., Revival of Rome, Bibliotheca Sacra 126:504 October-December 1969, blz.31728. Wessel H., Le Livre de L’apocalypse et la fin des temps, La Revue Réformée, n°1/1988, blz.1-8. Whitcomb J. C., C. H. Spurgeon, Biblical Inerrancy, and Premillennialism, Grace Theological Journal 7/2 (Fall 1986). White S.L., Angel of the Lord or euphemism, The Evangelical Quarterly, 50.2 (1999), blz.299-305. Wilson J. C., The Problem of the Domitianic Date of the Apocalypse, NTS 39, 1993, blz.387-605. Wong D. K. K., The First Horseman of Revelation 6, Bibliotheca Sacra 153:610 April-June 1996,


OPENBARING HOOFDSTUK 20

96

blz.212-26. Wong D. K. K., The Hidden Manna and the White Stone in Revelation 2:17, Bibliotheca Sacra 155, blz.619 July-September 1998:346-54. Wong D. K. K., The Pillar and the Throne in Revelation 3:12, 21, Bibliotheca Sacra 156:623 JulySeptember 1999, blz.297-307. Wong D. K. K., The Tree of Life in Revelation 2:7, Bibliotheca Sacra 155:618 April-June 1998, blz.211-26. Wong D. K. K., The Two Witnesses in Revelation 11, Bibliotheca Sacra 154:615 July- September 1997, blz.344-54. Zachariades D., Making sense of the Millennium: Resurrection in Revelation 20, Journal of the Grace Evangelical Society, Autumn Vol14:27. Davis J. P., Hermeneutical Issues in the Dispensational Understanding of the Abrahamic Covenant, Quodlibet Journal: Volume 3 Number 4, Fall 2001, http://www.Quodlibet.net Otto R., Jesus the Preterist: a review of R. C. Sproul's The Last Days According to Jesus Quodlibet Journal: Volume 1 Number 6, September-October 1999 http://www.Quodlibet.net Otto R., Preterism and the Question of Heresy, Quodlibet Journal: Volume 2 Number 2, Spring 2000, http://www.Quodlibet.net

======== Belangrijke Web Sites. Maar die gegevens wijzigen om de haverklap, schiet dus niet op ons. Het merendeel heeft de leer van de bedelingen. Die zijn ook méér dan present op Internet. http://notdeceived.net/dutch.shtml (Gedeeltelijk contra bedelingen.) http://philologos.org/bpr/research.htm (Heeft o.a. commentaar van E.Bullinger op Apocalyps.) http://www.apocalipsis.org/contents.htm http://www.newadvent.org/Apocalipse http://calvarychapel.com/simivalley/commentaries/revelation.html http://www3.sympatico.ca/bibleprophecy/revelation.htm http://www.revelationwebsite.co.uk/ http://www.angelfire.com/ky/revelationstudy/index.html http://www.ccel.org/h/henry/mhc2/MHC00000.HTM http://www.ne1.com/ http://www.ewtn.com/expert/answers/whore_of_babylon.htm -http://www.wcg.org/lit/prophecy/babylon.htm http://www.bibles.net/ http://www.cresourcei.org/therevelation.html http://www.ccel.org/wwsb/Revelation/index.html http://teologi.dk/Revelation/index.html http://www.crossmarks.com/revweb/1.htm http://www.bible.org/docs/nt/books/rev/modelrev.htm http://www.wright.edu/~dbarr/rhet.htm http://www.bible.org/docs/nt/books/rev/jhk3/toc.htm#TopOfPage http://www.sojo.net/magazine/index.cfm/action/sojourners/issue/soj9901/article/990122.html http://notdeceived.net/darby1.html http://www.preteristarchive.com. (Hier staat alles over het preterisme en nog tientallen andere


OPENBARING HOOFDSTUK 20

97

zaken, een buitengewoon experiment dat tot nadenken moet stemmen, maar ook vele zwakke punten heeft.) Van Charles E. Powell moet u op Internet zeker nagaan, Progression Versus Recapitulation in Revelation 20:1-6: Some Overlooked Arguments, Ph.D., 5-2000, Biblical Studies Foundation. Op http://www.vaduva.net/virgil/books staat het beste dat we gelezen hebben over waarom de kerk nog steeds aanwezig is in Openbaring 4-22. Het is ook opgenomen in Preterist Archive. Titel is: An answer to Gromacki’s "Where is the Church in Revelation 4-19?" Van Tracy D. VanWyngaarden, staat op Preterist Archive: Dualistic Eschatology: An Extensive Refutation of Partial Preterism. Nairne A., Prophecies - "Dispensationalism's Key To Prophetic Revelation" - Or Achilles Heel? Ondertitel: An Examination of Dr. J Walvoord's Exposition Of Daniel - The Key to Prophetic Revelation. Toont duidelijk genoeg aan waar Walvoord fout gaat. Op het Internet van Alan Nairne July 2002. Sizer Stephen, schreef voor zijn Internet-site, Christian Zionism: Its History, Theology and Poli tics, bestaande uit volgende delen in totaal ongeveer 450 bladzijden. Hij komt uit het kamp van de dispensationalisten en weet wat hij zegt. Moet u lezen. Chapter 1: Christian Zionism Defined. Chapter 2: A History of Christian Zionism. Chapter 3: Edward Irving (1792-1834) The Origins of the Rapture Doctrine. Chapter 4: John Nelson Darby (1800-1882) The Father of Dispensationalism. Chapter 5: Cyrus Scofield (1843-1921) and the Rise of Modern Dispensationalism. Chapter 6: Hal Lindsey and Armageddon Theology. Chapter 7: The International Christian Embassy Jerusalem. Chapter 8: The Churches Ministry Among Jewish People (CMJ). Chapter 9: Jews for Jesus. Sizer Stephen, Musalaha Theological Seminar: Jerusalem September 1997. Deze vier delen zijn te vinden op zijn Internet-site. Seminar 1. Dispensationalism Defined Historically Seminar 2. Dispensationalism Evaluated Biblically Seminar 3. Dispensationalism Examined Politically Seminar 4. Dispensationalism: A Critical Appraisal Een on-line versie van Lancelot Brenton's Engelse vertaling van de Septuaginta is te vinden op http://www.ccel.org/bible/brenton/index.html. Op The Historicism Research Foundation staan enkele belangrijke werken van Prof. F. N. Lee. Lee F. N., CALVIN ON ISLAM, Lee F. N., The Man of Sin in Second Thessalonians, Lee F. N., WHAT DOES THE BOOK OF REVELATION MEAN?, Lee F. N., CALVIN ON THE PAPACY, Lee F. N., LUTHER ON ISLAM AND THE PAPACY,


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.