Haage Historie Magazine NR 8 Zomer 2018

Page 1

ISSN 2468-4422

8 719327 N R. 8

031605

ZO M ER 2018 PRIJS € 6,50

e

SPAARBANK De Vergadertijgers van het Nut

SCHEUREN OVER HET STRAND STEVINS ZEILWAGEN

BOEKENSTAD Hoe Den Haag leerde lezen

ALTIJD KOKKERELLEN Moeder van de Pasar Malam

Anatomisch Theater

Volksvermaak op de snijtafel


Een meisje met poppenwagen op het strand, ca 1905, onbekende fotograaf. Collectie Haags Gemeentearchief

gRoEteN Uit ScHevENinGEn eEn ZomERse FAmiLIeteNtOoNsTElLinG

30 juN -11 noV


VOORWOORD INHOUD Te gast in Den Haag Geachte Lezer,

E

erst moest je door een donkere gang. Toen kwam je in een kermistent. En ze hadden op een heel groot doek Scheveningen geschilderd toen het vroeger was. Erg mooi met schepen en soldaten op paarden.’ Op 15 oktober 1975 bracht een van uw hoofdredacteuren – Marchien den Hertog – een bezoek aan Panorama Mesdag. Ze plakte het toegangskaartje (75 cent) in een plakboek. Iedere keer als ze dat toegangskaartje ziet, en het kaartje van de tram, en de ansicht van de Pier beleeft ze de magie van dat bezoek opnieuw. We zullen het maar bekennen. De nieuwe hoofdredactie van Haagse Historie komt uit Amsterdam en Utrecht. Voordat u nu massaal uw abonnement opzegt: wij voelen nog steeds de magie van dat eerste bezoek. Als we uitstappen op Den Haag Centraal en naar een vergadering van de redactie lopen, huppelen we door de stad als een kind in een snoepwinkel. U neemt misschien niet meer de moeite om door te steken via het Binnenhof, maar hier werd Van Oldenbarnevelt onthoofd! Verderop kwamen de gebroeders De Witt zo verschrikkelijk aan hun einde. Paleis Noordeinde, Hotel Des Indes, de Hofvijver, het Haagse Bos! Als we de ov-fiets pakken en langs Madurodam fietsen, schemert het duinzand door het gras. Lopen we door Chinatown richting Hollands Spoor, zien we winkels van alle denkbare nationaliteiten. Den Haag is altijd een gastvrije stad geweest – of het nieuwkomers betreft of de badgasten aan het Scheveningse strand. Wij hopen dat u deze gasten uw gids laat zijn en dat u via dit blad de geschiedenis van deze prachtige stad met nieuwe verwondering zult ontdekken. Geertje Dekkers en Marchien den Hertog

4 Wonderkamer Een vrolijk Christuskind en een tegelplateau 6 De zeilwagen van Simon Stevin Zoevend over het strand 13 Kim Heijdenrijk Kermis in de as 14 Beeldverhaal Een dagje Gordel van Smaragd 21 Nutsspaarbank Monument voor Haagse spaarzaamheid 26 Haagse Heldin De moeder van de Pasar Malam 28 Anatomisch theater Dringen om de lijken 34 Kunststad Max Liebermanns realistische schildervrienden 36 Vijfhonderd jaar boekenstad: over bibliotheken en boekenwormen 40 Vitrine Historisch aanbod van deze zomer 43 Geefhuisjes Het oudste hofje van de stad

4

6

13

14

21 26 28 34 36

40 43

Geschiedenis van de stad, bij jou op de mat! Neem een abonnement en ontvang Haagse Historie 4 x per jaar voor maar € 22,50.

Ga nu naar haagsehistoriemagazine.nl of bel 088 – 110 20 59

HAAGSE HISTORIE

3


WONDERKAMER Door Lex van Tilborg

Rippen-piano Stichting Pianobouw Nederland De Haagse pianobouwer Johan Rippen kwam in de jaren dertig op het idee om de piano opnieuw vorm te geven. In plaats van eerst een kast te bouwen en daarna het mechaniek en de besnaring aan te brengen, tekende hij het verloop van de snaren. Die plaatste hij niet gekruist – zoals gebruikelijk is bij piano’s – maar parallel. Zo ontstond de vorm van een harp. De piano werd een succes en werd tot 1957 aan de Bilderdijkstraat geproduceerd. Meer over Rippen in Haagvaarder 97 van de Stichting Haags Industrieel Erfgoed (SHIE).

Rozenburg-tegeltableau Haags Historisch Museum Dit tegeltableau uit circa 1895 is niet alleen bijzonder vanwege de grootte (285 x 200 cm, 234 tegels) maar ook vanwege de herkomst. Het was oorspronkelijk ingemetseld in het portiek van de toonzaal van de beroemde aardewerkfabriek Rozenburg. Deze showroom was gevestigd in de Parkstraat, maar de fabriek zelf stond aan de gracht die nu het Buitenom heet. De voorstelling, geschilderd door Daniël Harkink, geeft ons een ietwat gefantaseerd inkijkje in de fabriek, waar vazen worden beschilderd en tegels geperst. Opvallend is de aanwezigheid van enkele kinderen. Bij Rozenburg (gesloten in 1917) waren inderdaad kinderen werkzaam, die tussen hun dertiende en vijftiende jaar werden aangenomen als leerling-schilder. Het tegeltableau werd onlangs door het Haags Historisch Museum aangekocht uit de nalatenschap van Sem Aardewerk met steun van het Sebastiaan Genootschap en de Stichting dr. Hendrik Muller’s Vaderlandsch Fonds.

4

HAAGSE HISTORIE


Verborgen winkelpui Afdeling Monumentenzorg Zo nu en dan beleeft een historische gevel een renaissance. Na jarenlang aan het zicht te zijn onttrokken kwam vorig jaar de fraaie winkelpui van Vleeschhouwerij J.C. Kok aan de Korte Poten 57 weer tevoorschijn. De pui dateert van 1910. Kok had twee jaar eerder zijn bedrijfsruimte uitgebreid aan de Fluwelen Burgwal. Zowel de uitbreiding als de winkelpui aan de Korte Poten zijn ontworpen door Willem de Vrind jr. Al in 1932 verdween het tegeltableau uit het zicht. Toen nam de firma E.M.S. van Santen de winkel van Kok over en moderniseerde hij de pui. Na de oorlog werd de bovenzijde van de pui afgetimmerd met houten delen. Vorig jaar is het tegeltableau gerestaureerd en de pui in zijn oude glorie hersteld.

Een vrolijk Christuskind Afdeling Archeologie Sinds 2014 verricht de gemeentelijke afdeling Archeologie opgravingen op het traject van de Rotterdamsebaan. Vooral de vondst van een spectaculaire Romeinse zilverschat trok de aandacht. Maar ook uit latere eeuwen zijn mooie dingen gevonden. Dit kopje van een vrolijk lachend Christuskind dateert uit de vijftiende eeuw. Dergelijke devotiebeeldjes waren bijzonder populair in de late Middeleeuwen. Ze werden gemaakt van pijpaarde (een kleisoort) met behulp van een mal. Hierdoor waren ze een stuk goedkoper dan houten heiligenbeelden. De term pijpaarde is trouwens een anachronisme: pas vanaf het midden van de zestiende eeuw kwam in Europa het pijproken in zwang. De pijpen werden vervaardigd uit dezelfde kleisoort als de heiligenbeeldjes.

Het eerste menu van het Kurhaus Haags Gemeentearchief Uit de ‘Overige Verzamelingen’ van het Haags Gemeentearchief komen soms verrassende ontdekkingen tevoorschijn. Tussen handgeschreven menu’s van het Grand Hotel des Bains (het Stedelijk Badhuis) en diverse menu’s van het Kurhaus ligt dit kleine kaartje. Het beschrijft wat er op het menu stond bij de opening van het Kurhaus op 11 juli 1885. Zo herinnert het aan de dag dat Scheveningen volgens het Algemeen Handelsblad ‘werd verheven tot een badplaats van den eersten rang’. Aan de binnenkant van het menu is ruimte om danspartners te reserveren voor de wals, polka of quadrille. Vanaf 30 juni te zien in de zomerse familietentoonstelling Groeten uit Scheveningen in het Haags Historisch Museum.

HAAGSE HISTORIE

5


STEVIN Met zijn twee zeilwagens verwierf Stevin faam tot in het buitenland. Anoniem schilderij, tweede helft 17de eeuw (Universitaire Bibliotheken Leiden)

6

HAAGSE HISTORIE


Vliegen over het strand Het moet een vreemd gezicht zijn geweest voor de wandelaar die op een winderige voorjaarsdag in 1602 bij Scheveningen op het strand liep. Was het een boot? Was het een wagen? Het gevaarte vol mensen vloog met een ongelooflijke vaart van 40 kilometer per uur voorbij. Het was de zeilwagen van Simon Stevin. Door Paul de Kievit

M

et zijn zeilwagen introduceerde Simon Stevin begin zeventiende eeuw de eerste ‘automobiel’ in de Lage Landen: een voertuig dat zelfstandig voortbewoog zonder trekkracht van paarden of mensen. In dit geval leverde de wind de benodigde energie. Simon Stevin (1548-1620), onderzoeker en uitvinder van Vlaamse afkomst, is bekend vanwege zijn waardevolle bijdragen aan de wis- en natuurkunde, en aan de waterbouw- en landmeetkunde. Hij maakte het destijds nieuwe decimale stelsel voor breuken populair en ontwierp daarnaast forten, verdedigingswerken, havenwerken en molens. In 1593 benoemde stadhouder prins Maurits, die zeer geïnteresseerd was in Stevins publicaties, de geleerde tot adviseur in het Staatse Leger en als zijn privé-docent. Maurits’ militaire successen waren voor een belangrijk deel te danken aan

zijn wiskundig talent en aan de lessen van Stevin.

Curiositeit Met zijn twee zeilwagens verwierf Stevin faam tot in het buitenland. Veel meer dan curiositeiten waren dat echter niet, omdat de wagens alleen konden rijden met de wind in de rug.

Maurits amuseerde met zijn wagen een hooggeplaatst publiek Politicus Anthonie Duyck beschreef in zijn dagboek dat prins Maurits en diens zwager, de graaf Von Hohenlohe, op 25 januari 1602 met een klein model op het

strand reden. Vermoedelijk diende deze zeilwagen als proefmodel voor een latere, grotere uitvoering. De eerste officiële tocht met de grote zeilwagen vond plaats in april of mei 1602. Ter herinnering aan die eerste tocht maakte Willem Isaacsz. van Swanenburg in 1603 een meer dan een meter brede gravure van de zeilwagen naar een tekening van Jacob de Gheyn II. De jonge rechtsgeleerde en schrijver Hugo de Groot omlijstte deze historieprent met 24 lofdichten. Samen vormen de gravure en de gedichten de belangrijkste informatiebron over de zeilwagen. Nagenoeg alle latere beschrijvingen zijn hierop terug te voeren. In een van de gedichten worden de deelnemers aan die eerste opzienbarende tocht beschreven, in totaal maar liefst 28 man. Een aantal hooggeplaatste deelnemers wordt expliciet genoemd: de Spaanse generaal Francesco de Mendoza, die in 1600 bij de slag bij Nieuwpoort krijgs-

HAAGSE HISTORIE

7


gevangen werd gemaakt, en de Franse ambassadeur Paul Choart de Buzanval. Verder Ulric van Holstein (broer van de Deense koning Christiaan IV), Hugo de Groot, prins Maurits, diens halfbroer prins Frederik Hendrik, hertogen van Nassau, Duitse edellieden, Engelse en Franse officieren en gezanten van keizer Rudolf II, vorst van het Heilige Roomse Rijk. We mogen aannemen dat ook Simon Stevin aan de tocht deelnam.

Stevige bries Het hele gezelschap had zich via bochtige en hobbelige zandpaden een weg van Den Haag naar Scheveningen moeten banen. De verharde ‘Schevelingse Zeestraet’ oftewel Scheveningseweg zou pas in 1665 worden aangelegd. Op het strand nam men plaats in de grote zeilwagen, waarvan de lengte aan de hand van de gravure kan worden berekend op 9,5 meter. Om

In twee uur vloog de wagen van Scheveningen naar Petten

Stadhouder Maurits zat zelf aan het roer van het vehikel. Schilderij door Michiel Jansz. Van Mierevelt, 1609-1633. (Rijksmuseum Amsterdam)

8

HAAGSE HISTORIE

een dergelijk gevaarte in beweging te krijgen was een stevige bries nodig en een overheersende zuiden- of zuidwestenwind. Ook kon men door de wieldruk alleen bij eb op een smalle strook hard zand langs de waterlijn rijden. Nog niet gehinderd door barrières als de Katwijkse Uitwatering (1807) en het Noordzeekanaal (1876) werd dankzij de gunstige wind in slechts twee uur tijd de afstand van zo’n 80 kilometer tussen Scheveningen en Petten overbrugd. een gemiddelde snelheid van 40 km per uur. Voor die tijd ongekend hoog. De enige manier om de wagen te stoppen was de zeilen te reven of uit de wind te draaien. De tocht was dan ook niet zonder gevaren. Prins Maurits zat zelf aan het roer en maakte op zeker moment een geintje door te doen of hij de zee in reed. Een ooggetuige schreef later: ‘Een mael, tot kortswijl, en om den Heeren een pots te doen, stierde sijn Excellentie de Wagen


De zeilwagens werden gebruikt voor het vermaak van koninklijke gasten. Uit het Stamboeck of Album Amicorum van Michael van Meer, 1613-1648 (Universiteit van Edinburgh) in Zee, waer over vele sich dapper ontsetteden; maer subijt het roer gewent zijnde, quam de Wagen weer op strandt en vloot sijn oude kours.’ Bij Petten kon men door duinvorming op het strand niet verder. Op welke wijze de wagen en zijn passagiers terug naar Scheveningen zijn gekomen, verhaalt de geschiedenis niet. Tot de opkomst van de

stoommachine bleef de zeilwagen hier te lande het snelste vervoermiddel. Geen wonder dat het voertuig sterk tot de verbeelding sprak van niet alleen Stevins tijdgenoten, maar ook latere generaties.

Huwelijksfeest Er zijn diverse verslagen bewaard gebleven van latere tochten met buitenland-

Het onderstel van de kleine zeilwagen, 10 voet van as tot as. Houtsnede door Christoffel van Swichem I uit 1603. (Rijksmuseum, Amsterdam)

se hoogwaardigheidsbekleders, zoals Frederik V, de keurvorst van de Palts (1613), de Venetiaanse gezant Girolamo Trevisano (1621) en Maria de’ Medici, de koningin-moeder van Frankrijk (1639). Prins Maurits was de grote animator achter de zeilwagen en tevens de eigenaar ervan. Ook latere Oranjes gebruikten de wagen voor het vermaak van hun gasten. Een laatste vermelding dateert uit 1790. Prinses Louise, dochter van stadhouder Willem V en Wilhelmina van Pruisen, trouwde op 14 oktober 1790 in Den Haag met Karel Georg August, erfprins van Brunswijk-Wolffenbüttel. Onderdeel van de huwelijksfeesten was een uitstapje van de vorstelijke familie naar Scheveningen, waar de zeilwagen tevoorschijn werd gehaald en onder veel belangstelling op het strand werd beproefd. Ondanks herhaalde pogingen bleek dit echter door onkunde van de stuurman geen succes.

HAAGSE HISTORIE

9


Religieus zeilen De oudste bekende zeilwagen stamt al uit het Egypte van de farao’s. In een tempel die rond 1800 v.Chr. werd gebouwd in de Oud-Egyptische stad Medinet Madi is een frame van vijgenhout gevonden met in het midden een uitsparing voor een mast. De wagen werd vermoedelijk gebruikt tijdens religieuze ceremonies. Volgens de overlevering waren ook in China rond het jaar 600 zeilwagens in gebruik. Ontdekkingsreiziger Jan Huygen van Linschoten (ca. 1563-1611) berichtte hierover in zijn Itinerario uit 1596: ‘Die Chinen (…) maken ende ghebruijcken karren met seylen, in maniere van Schuyten, met wielen met sulcken subtijlheyt, datse met de wint op een vlack velt voort gaen en ghedreven worden al oftse in ’t water waren.’ Mogelijk heeft Stevin uit dit reisverslag van Van Linschoten inspiratie geput voor het ontwerp van zijn zeilwagen.

10

HAAGSE HISTORIE

De zeilwagen van Simon Stevin. Tot de komst van de stoommachine was de zeilwagen het snelste Volgens een document uit 1731 werd de zeilwagen op Scheveningen gestald in ‘een houte Loosje, van Outs genaamt het Zylwagenhuis’. Deze loods bevond zich aan het begin van de Keizerstraat, direct aan de linkerzijde wanneer men vanaf Den Haag het dorp binnenkomt. Generaties lang traden leden van de Scheveningse familie Oosterbaan op als beheerders van de zeilwagen. Nog in 1793 ontving Cornelis Mooiman, een neef van de laatste Oosterbaan, een bedrag van 30 gulden voor het bewaren van het historische voertuig. Daarna worden de berichten schaars.

van de grote en kleine zeilwagen. Zij waren het erover eens dat een van de wagens nog in het begin van de negentiende eeuw te Scheveningen aanwezig was. Volgens Meerman was dat de kleine zeilwagen, maar Van Someren hield het op de grote. Van Someren beschreef in

In de negentiende eeuw deed zowel de Haagse schrijver en boekenverzamelaar mr. Johan Meerman als de Rotterdamse dichter Reijer Hendrik van Someren onderzoek naar de verdere lotgevallen

1847 hoe een Scheveningse visser deze wagen in de Franse tijd uit speculatieve overwegingen voor een klein bedrag op een veiling had aangekocht. Maar nadat de schuur waarin de wagen stond, was

Prins Maurits deed of hij de zee in reed


vervoermiddel op land. Gravure uit 1603 (Rijksmuseum Amsterdam) ingestort, moest het gevaarte worden gesloopt. Spijtig voor de eigenaar, want volgens de overlevering was bij de landing van de Prins van Oranje (de latere koning Willem I) in 1813 op Scheveningen een van zijn eerste vragen of de zeilwagen bewaard was gebleven. Van Someren haalde een drietal ‘geloofwaerdige grysaerds’ uit Scheveningen aan, die hem verzekerden dat zij eind achttiende eeuw prins Willem V en zijn gevolg daar meerdere malen met grote snelheid mee op het strand hadden zien zeilen. De bejaarde vertellers waren godsdienstleraar Maarten Baak (geboren in 1779), reder Pieter Varkevisser (1793) en de smid en dichter Cornelis Gebel sr. (1794), allen lid van het Schevenings Leesgezelschap Vriendschap en Oefening. Varkevisser had als kind nog in de

wagen gespeeld, zei hij, en Baak vertelde zelfs over een tocht met 28 personen, waarbij hij zijn eigen herinneringen en de beschrijving van de tocht uit 1602 met elkaar verwarde. Ook de beweringen van Varkevisser en Gebel moeten met een korrel zout worden genomen, want Willem V ontvluchtte de Nederlanden in 1795, toen deze twee heren nog in de luiers zaten. Tegenwoordig kan men onder andere in Wijk aan Zee, IJmuiden en ’s-Gravenzande strandzeilen met moderne kleine varianten van de zeilwagen. En als onderdeel van ‘Feest aan Zee’ stond er op 12 mei jongstleden een replica van de zeilwagen van Simon Stevin op het Scheveningse strand, vervaardigd door studenten van ROC Mondriaan.

Verdieping Simon Stevin door E.J. Dijksterhuis (1943) Wonder en is gheen wonder. De geniale wereld van Simon Stevin 1548-1620 door J. T. Devreese en G. Vanden Berghe (2011)

HAAGSE HISTORIE

11


Onze huurder ‘t Hof van Eten was meteen verliefd op dit pand. Een lief geel geveltje, een smal stoepje en een groene voordeur. George hoopt hier nog vele jaren met plezier te mogen werken.

G E O R G E WA LTA ‘ T H O F VA N E T E N O U D E M O L S T R . 30 D

Bouw mee aan Haags karakter! Word certificaathouder

Stadsherstel Den Haag koopt, herstelt en herbestemt monumenten en beeldbepalende panden. Want het historische karakter van Den Haag en omgeving moet behouden worden! Stadsherstel dankt een groot deel van haar vermogen aan certificaathouders. Zij steunen het gedachtegoed en werk van de organisatie door certificaten te kopen. Geïnteresseerd in certificaten van Stadsherstel? Kijk snel op www.stadshersteldenhaag.nl


KIM HEIJDENRIJK

Kermis in de as

FOTO WINISH CHEDI

D

e traditionele Koningkermis bracht onlangs – traditioneel – weer vertier aan jong en oud. Inmiddels zijn de steeds groter wordende attracties weer afgebouwd en hebben de kermisklanten hun penningen geteld. De Haagse Kermis is de grootste voorjaarskermis van het land en ook de oudste. Al vanaf het begin van de veertiende eeuw stond de kermis op Catharinadag (eind november) garant voor plezier. In 1407 werd de voorjaarskermis ingesteld, in de twee weken rond 1 mei. Deze vond net als de najaarskermis plaats op het Buitenhof, de Vijverberg en het Voorhout. Het werd de beroemdste kermis van het hele land. Het woord ‘kermis’ is een afgeleide van ‘kerkmis’, aangezien in de Middeleeuwen dergelijke markten werden werd ingeluid door een mis en een processie. De optocht was een van de hoogtepunten van het jaar, waarin duizenden Hagenaars meeliepen. Het was ook een ‘vrijmarkt’: tijdens de marktdagen werden mensen met schulden niet gearresteerd. Dit betekende dat ook mensen van bedenkelijk allooi de vrijmarkten bezochten. Dit jaar deden de exploitanten goede zaken maar 260 jaar geleden was dat wel anders. In de vroege morgen van 9 mei 1758 werd de kermis aan het Buitenhof getroffen door een enorme brand. Kermissen waren toen een

De financiële strop was enorm soort braderieën waar allerhande waren aan de (gegoede) burgerman werd gebracht en kermisartiesten hun kunsten vertoonden. De flitsende attracties met schreeuwerige lichten, oorverdovend geluid en de zoete zweem van suikerspinnen zijn van later datum. De Nieuwe Princelyke Haagse Almanch vermeldt dat op de kermis in de achttiende eeuw Franse en Engelse galanterie werd verkocht, maar ook goud, zilver, koper, tin, schoenen, et cetera.

De kramen met die luxe waren werden op die fatale ochtend in de as gelegd. Alle 28. De kooplui hadden hun handel al uitgestald toen om 4 uur ’s ochtends de brand woest om zich heen begon te grijpen. Binnen een half uur was de hele kermis verzwolgen door de vlammen. De financiële strop was enorm. Het Haags Gemeentearchief heeft prenten die de verwoestende brand laten zien. Een onbekende kunstenaar maakte ‘Brandweerlieden proberen met twee spuiten de brand te blussen, op de achtergrond het stadhouderlijk kwartier met drie meibomen’. Op de tekening zijn kleine houten huisjes met aflopende daken te zien, en een enorme vuurgolf. Op de voorgrond zien we wanhopige lang-gerokte dames en heren met kniebroeken die goederen veiligstellen. Een groepje heren lijkt water te pompen voor de bluswerkzaamheden. Het bijschrift: ‘De Haagse kermis wil gedenken, In plaats dat die ons vreugd zou schenken, Geraakten de kraamen in de Vlam, Zo dat ér bij na niets van kwam’.

Vuurpoel De Vereeniging ter Beoefening der Geschiedenis van ‘s-Gravenhage liet in 1876 weten dat ze een nota in het bezit had van de 28 kramen ‘vernield en verbrand voor eene waarde van... fl. 153.490,95’. Ruim anderhalve ton in guldens! Volgens de rekenmodule op de website van het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis heeft dit bedrag heden ten dage ‘koopkracht’ van bijna anderhalf miljoen euro. Sommige kooplieden zagen voor dertigduizend gulden aan handelswaar verwoest. Een prent van S. Fokke heeft dan ook het bijschrift: ‘De Haagsche Jaarmarkt trof een onvoorziene nood. Een brand, die ‘t Buitenhof als tot een vuurpoel maakte. Den kraamer door ‘t verlies van kostbre waaren kraakte. Hoe zeer liefdadigheid heur milde hand ontfloot.’ En liefdadigheid was er; in de stad werd een collecte gehouden ten bate van de gedupeerde ‘kraamers’, die maarliefst ƒ 26.185 opbracht. Ondanks de grote vlammenzee was de kermis nog nooit zo koud geweest.

HAAGSE HISTORIE

13


BEELDVERHAAL

DAGJE GORDEL VAN SMARAGD

DE INDISCHE TENTOONSTELLING VAN 1932 Door Froukje Holtrop

Indische tentoonstelling in het Westbroekpark, opening 14 mei 1932. Op de achtergrond een huis uit Minangkabau (Sumatra). (Haags Gemeentearchief)

14

HAAGSE HISTORIE


D

e kennis van Indië te verbreiden en te verdiepen en op deze wijze de band tussen Nederland en Indië, indien mogelijk, nog te versterken’. Op 14 mei 1932 opent prinses Juliana met deze wens de Indische Tentoonstelling in het Westbroekpark. Een jaar eerder vormde de tentoonstelling de Nederlandse bijdrage aan de Exposition Coloniale Internationale in Parijs. Met zijn Balinese tempelcomplex, Sumatraanse huis en een Indisch restaurant heeft de Nederlandse bijdrage grote indruk gemaakt tussen bijdragen van Europese, maar vooral Franse koloniale gebieden. Ook in Den Haag waant het publiek zich tijdelijk in de gordel van smaragd als het wandelt langs de prachtigste staaltjes van Indonesische architectuur. In het hoofdgebouw stelen priesterbeelden, Javaanse krissen, kleding, sieraden en muziekinstrumenten uit koninklijke en andere particuliere collecties de show. Het Koloniaal Instituut heeft bijdragen van staatkundige, economische en volkenkundige aard. Diorama’s van een pepertuin of rubberwinning geven een indruk van de opbrengsten van het land en het Indische landschap. Het openluchtdiorama van de Haraukloof op Sumatra is een hoogtepunt. ‘Commercie’ – telefoondiensten, de KLM, houthandels die hun waar aanprijzen – heeft een eigen gebouw en er is zelfs een ‘geriefelijke 4-persoons-spreekcel’ ingericht waar men 3 minuten voor 21 gulden met Java kan bellen. Javaanse jongens serveren in Waroeng Batavia de heerlijkste Indische gerechten, maar men kan ook eten in het ‘Europeesch restaurant’. Voor de meeste Nederlanders is het de eerste kennismaking met de Indische kunst en cultuur. Honderdduizenden bezoeken de tentoonstelling.

HAAGSE HISTORIE

15


De ingang van de tentoonstelling, de Balinese dubbele tempelpoort. (Haags Gemeentearchief)

Bezoek van Koningin Wilhelmina, september 1932. (Haags Gemeentearchief)

16

HAAGSE HISTORIE


Bezoekers bewonderen een Balinese tempelpoort. (Haags Gemeentearchief)

Sumatraans huis met rijsthuisje op de achtergrond. (Haags Gemeentearchief)

HAAGSE HISTORIE

17


Muzikanten op de opening. (Haags Gemeentearchief)

Slangenbezweerders op de opening. (Vereenigde fotobureaux / Haags Gemeentearchief)

28 1 4

HAAGSE HISTORIE


Affiche met speciale actie van de Nederlandse Spoorwegen. (Spoorwegmuseum, Utrecht)

Catalogus (particuliere collectie, Amsterdam)

Munt geslagen ter gelegenheid van de Exposition Coloniale de Paris, 1931. (Wikimedia Commons)

HAAGSE HISTORIE

29 1 5


Glas-in-lood, het Glazen Gezicht van uw pand Glas-in-lood is kwetsbaar erfgoed. En tegelijk het Glazen Gezicht van uw pand. Helaas is veel glasin-lood bij renovatie of verbouwing verdwenen. Bas Noordman – eigenaar van glas-in-loodatelier Kaatje & Zoon – zet zich met zijn jarenlange vakmanschap en bevlogenheid in voor het behoud van glas-in-loodramen, -bovenlichten en -panelen. Dit door vakkundige reparatie/restauratie, maar ook door realisatie van moderne glas-in-loodontwerpen. En voor energiebesparing kan een glas-in-loodpaneel ‘ingepakt’ worden in isolerend dubbelglas. De schoonheid van dit Glazen Gezicht van uw woning, komt – zoals iedere schoonheid – ‘van binnenuit’: te weten het historisch besef van de eigenaar zelf. Een eigenaar die door handhaving en onderhoud van het glas-in-looderfgoed zowel de cultuurhistorische als financiële waarde van zijn pand op peil houdt.

Voor meer informatie: Kaatje en Zoon, Obrechtstraat 57, 2517 HM Den Haag www.kaatjeenzoonglasinlood.nl glasinlood@kaatjeenzoon.nl 070 3606015 of 0652056959

‘Restaureren is behouden’ PAUL BERKHOUT MEUBELRESTAURATIE

ATELIER TELEFOON E-MAIL WEBSITE

Bierstraat 1, 2512 AC Den Haag 070 – 365 92 64 pym.berkhout@planet.nl www.paulberkhout.nl

Ingeschreven in het RestauratorenregisteR • www.restaurator.nl

• • • • •

Kasten / commodes met slecht lopende laden Gescheurde panelen Ontbrekend en los fineer Gammele stoelen Vergulde spiegels en lijsten

Voor een plan van aanpak en prijsopgave kom ik graag bij u langs.


NUTSSPAARBANK

Monument van Haagse spaarzaamheid

De spaarbank van het Nut Schuin tegenover de Grote Kerk aan de Riviervismarkt staat een imposant monumentaal gebouw: het Nutshuis, voorheen het hoofdkantoor van de Nutsspaarbank. Een waar monument van – en voor – de spaarzaamheid, want gebouwd met spaargeld van vele Hagenaars en Hagenezen. Met de overwaarde van de bank is eind vorige eeuw Fonds 1818 gesticht, dat nog altijd sociale en culturele doelen steunt. Door Henk Looijesteijn

Nutsspaarbank aan de Riviervismarkt. Men bankierde niet voor de winst, maar om spaarzaamheid te bevorderen. Foto door C.J. de Gilde uit 1930. (Haags Gemeentearchief) HAAGSE HISTORIE

21


Munt geslagen ter gelegenheid van het 150-jarig bestaan. (Collectie Paul Verkès)

I

n de derde aprilweek van het jaar 1932 stond voor het hoofdkantoor van de Nutsspaarbank aan de Riviervismarkt dagelijks een lange rij mensen te wachten. Mannen met hoeden, mannen met petten en een paar vrouwen. Ze hadden een ding gemeen: in hun zak of tas zat een spaarbankboekje, dat ze binnen bij een van de loketten wilden aanbieden om hun tegoed op te nemen. En niet alleen in de schaduw van de Grote Kerk wemelde het van de spaarders, in de bijkantoren van de bank, verspreid over de stad en aan-

grenzende gemeenten, was eenzelfde schouwspel te zien. De spaarders waren in paniek. Al dagen ging het gerucht dat de Nutsspaarbank als gevolg van de wereldwijde economische crisis op ‘omvallen’ stond. Eerder die maand was al een andere Haagse bank failliet verklaard. Zo kon het gebeuren dat de Nutsspaarbank

bijna dagelijks ruim een miljoen gulden armer werd. Geduldig betaalde de bank moeiteloos alle tegoeden uit, want er bleek niets mis met de liquiditeit. Maar het duurde wel even voordat ze het vertrouwen van de spaarders weer terug had.

Het Nut Het was de enige keer in de geschiedenis van de Nutsspaarbank dat er op grote schaal aan de betrouwbaarheid werd getwijfeld. Sinds de oprichting had de bank altijd een degelijk imago gehad, zeker bij de ‘kleine luyden’ die er hun geld aan toevertrouwden. Dit jaar is het 200 jaar geleden dat die oprichting plaatsvond. Ook dat gebeurde in een sfeer van crisis. Nederland stond er in 1818 niet best voor. De economie lag al tientallen jaren op zijn gat en er heerste schrijnende armoede. Ook de Hofstad had zwaar geleden, eerst door de vlucht van het Oranjehof in 1795 en later doordat de Fransen het bestuursapparaat naar Amsterdam verplaatsten. Sinds 1813 waren de Oranjes echter terug in Den Haag, vanaf 1815 zelfs met koninklijk cachet. In de persoon van koning Willem I had Nederland een wilskrachtige en van dadendrang blakende vorst die het

De bank werd bijna dagelijks ruim een miljoen gulden armer

Enthousiast stimuleerde koning Willem I de stichting van nieuwe spaarbanken. Schilderij door Joseph Paelinck, 1819. (Rijksmuseum, Amsterdam) 22

HAAGSE HISTORIE

achtergebleven Nederland wilde opstoten in de vaart der volkeren. Een van de grote problemen die hij te lijf wilde gaan was de wijdverspreide armoede. Hij was daarin niet de enige: ook de Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen, een landelijke organisatie in 1784 opgericht met als doel het volk te helpen en te


Plichtsbesef

Hendrik Willem Bosch, de eerste bezoldigde directeur van de Nutsspaarbank. Schilderij door de Haagse kunstenaar Jan Franken. (Collectie Fonds 1818)

Bestuurslid en jarenlang voorzitter Jonas Henri Andries. Schilderij door Jan Franken. (Collectie SNS Historisch Centrum)

verheffen, hield zich diepgaand met het armoedeprobleem bezig. ‘Het Nut’ was in deze tijd de ontmoetingsplek bij uitstek voor de Nederlandse elite. Bijna elke stad in Nederland had een plaatselijke afdeling, ‘departement’ geheten. Den Haag had sinds 1796 een departement, dat onder andere goed en goedkoop onderwijs organiseerde. Een gebrekkige opleiding was immers een bron van armoede. Maar daar wilde men het niet bij laten. In woord en geschrift dacht men na over nieuwe manieren om armoede tegen te gaan.

Scheerenbergs idee kreeg bijval in Nutskringen. Nog hetzelfde jaar stelde het departement Bergum tijdens de jaarlijkse landelijke vergadering voor dat plaatselijke afdelingen zo’n spaarbank zouden gaan stichten. Het hoofdbestuur nam dat voorstel over, tot groot enthousiasme van

Koninklijke geestdrift In deze context introduceerde Reinhard Scheerenberg in 1817 het concept ‘spaarbank’. Scheerenberg was een voormalige koopman en tapijtfabrikant die sinds 1813 in Den Haag woonde. Na een faillissement had hij zich ontwikkeld tot denker over armoedebestrijding. Naar Schots voorbeeld wilde hij in Nederland spaarbanken in het leven roepen, waar de gewone man of vrouw zijn spaarcenten kon onderbrengen en daar zelfs rente over kon krijgen. Zo’n bank bood de mogelijkheid een financiële buffer te scheppen voor moeilijke tijden. Spaarbanken dienden dan ook geen economisch doel – dat was bijvangst – maar golden als filantropische instellingen, die dienden om de spaarzaamheid te bevorderen en zo armoede te voorkomen.

De commissarissen waren vaak terug te vinden in het Rode of Blauwe Boekje Willem I. Toen hij dat bestuur begin 1818 tijdens zijn jaarlijkse bezoek aan Amsterdam ontving, spoorde hij het krachtig aan om werk te maken van het voorstel. Voor de zekerheid liet hij een minister er nog een brief achteraan sturen. Deze koninklijke geestdrift leidde tot een golf van nieuwe spaarbanken.

Vergadertijgers Onder de afdelingen die een spaarbank stichtten, was het Haagse departement van het Nut, dat op 10 juni 1818 een negenkoppige commissie voor de spaarbank in het leven riep. Zoals met alle Nutsinstellingen gold het beheer als liefdadigheid, want de commissarissen

De mannen die de bank leidden, waren er veel tijd aan kwijt. Maar de commissarissen werden vaak gedreven door een groot plichtsbesef. Zo bleef een commissaris van het eerste uur maar liefst 52 jaar aan, in verschillende rollen. Pieter Willem Romeny kwam uit een Haags ambtenarenmilieu en werd in 1818 aangetrokken als onbezoldigd boekhouder. Hij hield dat 32 jaar vol, al moest men hem al gauw een vergoeding toekennen voor de hulp die hij al binnen enkele jaren moest inroepen. Hoewel Romeny ook nog een drukke ambtelijke loopbaan had en het hem allemaal wel eens te veel werd, wisten zijn collega’s hem steeds weer over te halen aan te blijven. In de loop der jaren was hij ook secretaris, thesaurier, en vanaf 1852 voorzitter. Hij bleef in die functie tot in 1870 kritiek op het voorzichtige beleggingsbeleid van de spaarbankcommissie aanleiding was tot unaniem aftreden van de commissarissen. Wellicht speelde ook zijn tragisch leven mee in zijn trouwe dienst: Romeny verloor zijn vrouw vroeg en zijn vijf kinderen stierven jong. Het spaarbankbestuur vulde zijn lege avonden. Dat gold ook voor de eerste secretaris, Cornelis van Alphen, wiens lange leven na de vroege dood van vrouw en kind bijkans geheel gewijd was aan het Nut. Ook hij zat tientallen jaren in het bestuur en beheerde onder andere de Nutsscholen. Nog een bestuurder met goed zitvlees was Jonas Henri Andries, een rechtsgeleerde die in Indië had gewerkt voordat hij in 1905 aantrad als commissaris van de bank. Hij zou pas in 1940 aftreden, en was niet alleen zestien jaar lang voorzitter van het bestuur, maar ook vijftien jaar voorzitter van de Nederlandse Spaarbankbond.

kregen er niets voor. Dat waren dan ook mannen die goed in de slappe was zaten en over financiële kennis beschikten. De ‘hogere klassen’ beheerden vanouds liefdadige instellingen als weeshuizen en

HAAGSE HISTORIE

23


hofjes. De spaarbank stond in die filantropische traditie, met als vernieuwend aspect dat van het bestuur werd verwacht de kennis in huis te hebben om het verzamelde spaargeld gunstig te beleggen. De commissarissen waren vaak terug te vinden in het Rode of Blauwe Boekje, de genealogische naslagwerken waarin men leden van de adel en het patriciaat kan natrekken. Het waren echte vergadertijgers, die ook stad, land en provincie bestuurden, en in andere (Nuts)commissies zaten. Daarnaast trok men heren met verstand van zaken aan: bankiers voor het geld, notarissen en juristen voor het recht, ingenieurs voor het gebouw en een groot aantal bestuurders met praktijkervaring, zoals kooplieden en ambtenaren in ruste. Zoals gebruikelijk in het nieuwe Nederland van Willem I werden de commissieleden niet voor het leven benoemd, maar traden ze periodiek af, hoewel in de praktijk steeds weer dezelfde mannen terugkeerden. Pas vanaf 1970 kregen de

commissarissen een onkostenvergoeding, al stond die niet in verhouding tot het werk dat ze deden. Tot diep in de 20ste eeuw stond dan ook niet het financiële maar het soci-

In 1941 was de Spaarbank de grootste van het land ale aspect voorop: men bankierde niet om grove winsten te behalen, maar om de spaarzaamheid te bevorderen en de zelfredzaamheid van de gewone man en vrouw te vergroten.

Groei Was de spaarbank begonnen met negen bestuurders en een bode in een kamer van het stadhuis aan de Groenmarkt, in de

advertentie

Historische stadswandelingen met gids Keuze uit 24 stadswandelingen, waaronder het centrum met Binnenhof en het oude dorp Die Haghe, diverse wijken van Den Haag en Scheveningen. Ook rondleidingen met speciale thema’s, zoals Vrede en Recht, de Hofjes, Jugendstil en de nieuwe wandeling 200 Jaar Scheveningen Bad. Het hele jaar door, op ieder gewenst moment, ook in diverse talen. Duur plm. 1½ uur. € 5,- p.p. Tenminste 4 personen of minimum tarief € 20,-. Maximaal 15 personen.

Vrijwillige Professionals

Meer informatie en reserveringen Gilde Den Haag Riviervismarkt 2, 2513 AM Den Haag 070 356 12 81 (ma. t/m vr. 9.30 - 12.30 uur) info@gildedenhaag.nl www.gildedenhaag.nl

Gilde Den Haag maakt deel uit van de Stichting Haagse Historie & Erfgoed

24

HAAGSE HISTORIE

loop van de negentiende eeuw vereisten uitdijend vermogen, steeds toenemende aantallen spaarders en telkens weer verruimde openingstijden meer helpende handen. Er kwam een bezoldigde boekhouder die de administratie bijhield en hij kreeg op den duur weer klerken ter assistentie, terwijl ook de bode het niet meer alleen afkon. De bank verhuisde van het gemeentehuis naar een eigen gebouw aan het Westeinde, groeide daar uit en liet in 1893-1894 een bankgebouw neerzetten op de hoek van de Riviervismarkt en Jan Hendrikstraat. Wegverbreding en een toenemend ruimtegebrek dwongen tot nieuwbouw in de jaren 1919-1921. Naar het ontwerp van de Haagse architecten Eduard Frederik Ehnle en Samuel de Clercq verrees toen het huidige Nutshuis. Rond 1900 gold de Haagse Nutsspaarbank al als een eerbiedwaardige instelling, maar in groei bleef de bank ver achter bij concurrenten, zoals de in


1883 door de staat in het leven geroepen Rijkspostspaarbank. Het bestuur, inmiddels uitgedijd tot een man of 25, begreep dat de grenzen van het mogelijke qua vrijwilligerswerk wel bereikt waren. Maar bevordering van de spaarzin vond men nog altijd zeer belangrijk.

Poppenkastvoorstellingen Om het bestuur te stroomlijnen en te moderniseren, nam men daarom in 1905 een betaald directeur in dienst, kandidaat-notaris Hendrik Willem Bosch. Hij zou zijn hele werkzame leven een niet geringe energie besteden aan de ontplooiing van de spaarbank. Zo stichtte hij een aantal bijkantoren, zodat de spaarders makkelijker hun bank konden bereiken. Bosch breidde de kantooruren uit, drong aan op meer en betere reclame, betaalde betere salarissen aan het personeel en was zeer actief binnen de in 1907 opgerichte Spaarbankbond. Toen hij in 1941 met pensioen ging, was de Haagse Nutsspaarbank een van de grootste spaarbanken van het land geworden. In de periode van wederopbouw na de oorlogsjaren was de Nutsspaarbank in Den Haag alom nadrukkelijk in het stadsbeeld aanwezig, niet alleen door de vele bijkantoren, maar ook door tal van activiteiten als film- en poppenkastvoorstellingen voor kinderen die tot spaarzaamheid moesten aanzetten. De spaartegoeden bleven jaarlijks aangroeien. ‘Sparen bij het Nut’ was een begrip.

Ontsparing Maar de tijden veranderden. De concurrentie van andere banken nam toe, terwijl met de ontwikkeling van de verzorgingsstaat de noodzaak om te sparen voor tegenslag en ouderdom afnam. Bovendien kregen veel Nederlanders het beter en gingen ze meer consumeren. De zogenaamde ‘ontsparing’ kwam op gang. De ooit zo spaarzame en zuinige Nederlander werd een consument. In deze situatie konden de Nutsspaarbanken minder goed meekomen, waardoor ze toenadering tot elkaar zochten en fusiebesprekingen begonnen. Den Haag ging eerst samen met Leiden, gevolgd door Scheveningen en Voorburg. Ten slotte kwam in 1992 het moeilijke besluit om nog verder te fuseren: de vermaarde

Affiche uit de periode 1950-1975. (Collectie Fonds 1818) Haagse spaarbank ging op in de VSB-bank. Daarmee kwam een einde aan 174 jaar sparen bij ‘het Nut’. Een aantal commissarissen van de bank werd bestuurder van het met de overwaarde gestichte fonds,

De ooit zo spaarzame en zuinige Nederlander werd een consument dat sinds 2001 door het leven gaat als Fonds 1818. De Nutsspaarbank is weliswaar geschiedenis geworden, maar het

ziet er naar uit dat de erfenis nog lang en bestendig ten dienste zal staan van Den Haag en zijn bevolking. Henk Looijestein doet onderzoek naar de geschiedenis van Fonds 1818 and de Nutsspaarbank in Den Haag. Dit jaar staat Fonds 1818 uitgebreid stil bij het ontstaan van de Nutsspaarbank, met een boek over het verleden, een televisieserie op TV West, een tentoonstelling in het Nutshuis en een groot jubileumfeest.

Recent verschenen Goed Geld. De geschiedenis van de Nutsspaarbank door Wim Willems en Henk Looijesteijn (2018) € 25,00

HAAGSE HISTORIE

25


HAAGSE HELD

MARY BRÜCKEL-BEITEN

DE MOEDER VAN DE PASAR MALAM Door Wim Willems

Z

e was een van de belangrijkste pioniers van de Indische cultuur in het Nederland van na de oorlog. Actief in tal van verenigingen stond ze aan de wieg van de Pasar Malam. Maar vooral leerde zij de Hollanders zelf gerechten uit de Oost te bereiden. Met haar ‘rijsttafel op wielen’ reisde zij tot ver in de jaren zestig heel Nederland door om kookdemonstraties te geven. Anna Maria (Mary) Beiten werd in 1904 geboren in het plaatsje Bondowoso, op Oost-Java. Haar moeder was een Javaanse, haar vader een vermogende Duitse planter die Nederlands staatsburger was geworden. Mary trouwde al op jonge leeftijd met een Indische journalist, bij wie ze drie kinderen kreeg. Maar hij kwam al jong te overlijden, waarna zij op 31-jarige leeftijd opnieuw in het huwelijk trad. Haar tweede man, Alex Brückel, was een Hollandse bestuursambtenaar uit Den Haag. Die stad leerde zij ook zelf kennen tijdens een verlof in 1937. De Japanse bezetting van Zuidoost-Azië wisten zij te overleven in een interneringskamp in Noord-Celebes. Na een kort verblijf in Australië, om op krachten te komen, stapten ze begin 1946 aan boord van een vrachtschip naar Nederland. In Den Haag volgde de bekende route van veel Nederlanders uit Indië: eerst inwonen bij familie, dan een paar kamers in een repatriantenhuis. Pas toen Mary’s

26

HAAGSE HISTORIE

man een baan kreeg als rijksambtenaar kon het gezin zich een eigen ruimte veroorloven. Ze betrokken een huurpand in de Van Aerssenstraat (Statenkwartier), waar ze 22 jaar bleven wonen. In al die jaren zette zij haar talenten in om bruggen te slaan tussen de Indische en de Nederlandse gemeenschap. Haar belangrijkste wapenfeit op dat vlak was de Pasar Malam Tong Tong, die zij – samen met de Indische schrijver en voorman Tjalie Robinson – voor het eerst organiseerde op 3, 4 en 5 juli 1959 in het hoofdgebouw van de Haagse Dierentuin, op de plek waar nu het Provinciehuis staat. De ‘avondmarkt’ (de letterlijke betekenis van pasar malam) was oorspronkelijk bedoeld als eenmalige gebeurtenis, maar groeide sindsdien uit tot het grootste ‘Euraziatische festival’. Er was geld nodig om een eigen Indische Kunstkring op te richten en zo ontstond het idee van een driedaagse markt in de geest van de vooroorlogse jaarlijkse ‘Pasar Gambir’ in Indië. Dit zou een gouden greep blijken: een reünie, een beurs, een cultureel festival en een eetfestijn inéén, met voor elk wat wils, zoals een geïmproviseerde bioscoop, een katapultstand, een schiettent, een tombola, maar ook toneelstukjes en kermisattracties. En niet te vergeten: volop eetkraampjes. Er ontspon zich een web van vrijwilligers, die het evenement tot een succes maakten. Die eerste keer al kwamen er zo’n 5000 bezoekers op af, die er graag

de toegangsprijs van twee kwartjes voor over hadden. Het fundament voor een nieuwe Indische traditie was gelegd.

Flair en branie De Pasar Malam Tong Tong heeft zich vier keer afgespeeld in het ‘Moorse Paleis’ van de voormalige Haagse Dierentuin, dat na de oorlog was uitgegroeid tot een favoriete plek voor allerlei festivals en muzikale evenementen. Later verhuisde de Pasar Malam naar de Houtrusthallen. Het culinaire heil bij de eerste pasars moest komen van Mary Brückel-Beiten. Ze groeide uit tot een pionier van de oosterse keuken in de Lage Landen en

De Indische markt zou een gouden greep blijken maakte furore met Indische kookboeken. Jaar in jaar uit trok ze het land door om Indische kookdemonstraties te geven. Als lid van de Nederlandse Vereniging voor Huisvrouwen en de Bond voor Plattelandsvrouwen kwam ze in elke stad en ieder gehucht. Ze bezocht huiskamers, kerkgebouwen, buurthonken en ook lokale zelfbedieningszaken. Mary was een vrouw met flair en branie, die niet van stilzitten hield. Ze groeide uit tot een landelijk bekende


moesten het hebben van de kunst van de improvisatie. Daarbij profiteerden ze van het bestaan van een eigen Nederlands-Indisch blad, Tong Tong, waarin ze reclame maakten. Dat leverde meteen veel bezoekers op uit eigen kring; de losheid en het landelijke netwerk van Mary Brückel deden de rest. Door haar kookdemonstraties had ze een web van contacten over Nederland gelegd, onder meer met Indische en Chinese impor-

Haar woning werd een soort Indisch gemeenschapshuis

Mary Brückel groeide uit tot een autoriteit op kookgebied. (Collectie Lex Brückel, Den Haag) autoriteit op kookgebied, die over het vermogen beschikte om partijen op een losse manier tot elkaar te brengen. Al snel wendden grote firma’s als Knorr, Tomado, Maggi, Calvé, Duyvis en Conimex zich tot haar voor advies.

Indisch geweten Begin jaren zestig richtte ze de vereniging Uit en Thuis op, waarmee ze

Indische landgenoten in de gelegenheid stelde om tegen een goedkoop vliegtarief familie in het buitenland op te zoeken. Door al haar activiteiten kwam ze bekend te staan als het Indische geweten van Nederland – en als de moeder van de Pasar Malam. Overigens zwaaide ze slechts een beperkt aantal jaren de scepter in de Haagse Dierentuin. De organisatoren van de eerste Pasar Malams

teurs. Bij hen kon ze gemakkelijk aan goedkope ingrediënten komen. Samen met haar familie formeerde ze een kookploeg die het hart van de eerste Pasars vormde. In 1969 verhuisde het gezin van de Brückels naar een koophuis aan de statige Beeklaan. De vrouw des huizes mocht de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt, maar aan haar vitaliteit deed dat niets af. Ze bleef zakelijk in beweging. Nadat haar man zeven jaar later overleed, veranderde de woning al snel in een soort Indisch gemeenschapshuis. Met vrijwel altijd vriendinnen over de vloer, die weken – zo niet langer – bleven logeren. En altijd was iedereen aan het kokkerellen. Mensen die kwamen buurten werden meteen aan het werk gezet. ‘Eet nou eerst even een bordje rijst,’ was één van haar gevleugelde uitdrukkingen. De ‘moeder van de Pasar Malam’ overleed in 1992, op haar 87ste. Haar kookboeken worden nog altijd gelezen. Gebaseerd op publicaties van Esther Captain en Wim Willems.

HAAGSE HISTORIE

27


ANATOMISCH THEATER

28

HAAGSE HISTORIE


DROMMEN ROND DE LIJKEN Den Haag heeft in de zeventiende eeuw een anatomisch theater waar chirurgijns met eigen ogen kunnen zien hoe een menselijk lichaam er van binnen uit ziet. Ook buitenstaanders vinden dat reuze interessant en het pand dreigt te bezwijken onder het grote aantal bezoekers. Kim Heijdenrijk

Anatomische les in Amsterdam van Dr. Nicolaes Tulp. Schilderij uit 1632 van Rembrandt van Rijn. (Collectie Mauritshuis, Den Haag)

HAAGSE HISTORIE

19 2 3


A

an de voet van de toren van de Grote Kerk werd in 1628 een houten gebouwtje van twee verdiepingen in gebruik genomen. ‘De Anatomie- of Ontleed-kamer ter oeffeninge van de Chirurgyns’ noemt geschiedschrijver Jacob de Riemer het een eeuw later. Het anatomisch theater wordt gebruikt door de Cosmas en Damianus Confrerie, het Chirurgijnsgilde. Vermaarde Haagse professoren, als Govert Bidloo en Thomas Schwencke, onderrichten leerlingen in de ontleed-, heel-, en vroedkunde en vertonen daartoe hun kunsten op ‘kadavers’. ‘Het is klein en heeft van buiten byna niets dat aanmerkenswaardig is’, schrijft De Riemer over het pand. Boven de deur prijkt een blauwe steen met het opschrift ‘COLLEGIUM ANATOMICO-CHIRURGICUM’. Daaronder is een brandende wierrookvaas met doodsbeenderen uitgehouwen met de woorden ‘UNA VIA’, wat betekent dat alle mensen dezelfde weg bewandelen.

Arme drommel “Ook heeft het zelfve huis van binnen weinig byzonders”, vervolgt De Riemer. Het pand bevat slechts enkele kamers. Bij binnenkomst treft men aan de linkerkant de vergaderkamer van de Regenten van het Chirurgijnsgilde, dat wordt geregeerd door een Deken en drie ‘Hooftluiden’. De schoorsteenmantel in de kamer is opgeluisterd met aan elke kant een glazen vitrine waarin diverse gereedschappen van de chirugijns tentoongesteld worden. Aan de rechterkant van het pandje is de bibliotheek, waar bezoekers ‘een cierlyke kas en behelzende de voorname boeken in de Medecynen, Anatomie en Chirurgie’ treffen. De imposante kast is door Johan de Cocq, Doctor Medecinae, aan het gilde gelegateerd. Als ze de trap opgaan, komen bezoekers enkele geraamten tegen, zoals dat van de ‘befaamde’ mevrouw Suykers, opgezet door professor Johan Stalpert van der Wiele. Ook het skelet van ene Lamoreau is te bewonderen. De arme drommel leed bij leven aan ‘mismaaktheid van eeniger leden’, tot belangstelling van professor Reverhorst, die de man als geraamte vereeuwigde. Naast de beenderen zijn in een vitrine enkele potten met ‘ontydig gebooren kindertiens’ te zien. Op de bovenste verdieping staat een ronde tribune met in het midden een draaibare tafel waarop bij ontledingen het

30

HAAGSE HISTORIE

Gildebord Haags Chirurgijnsgilde. Volgens de regels van het gilde moet de professor elke donderdagmiddag een openbare les geven. (Haags Historisch Museum) ontzielde lichaam wordt gelegd. De eerste rang op de tribune is voor de heren van de

Als ze de trap opgaan, komen bezoekers enkele geraamten tegen Magistraat van ‘s-Gravenhage, professoren, doctoren ter stede, de Deken en Hooftmannen van het Gilde alsook andere belanghebbende personen. De verdieping erboven is

voor de ‘Doctoren in de Medecynen’, ‘Meesters Chirugyns’ en ‘andere perzoonen van qualiteit’. De derde en laatste ring is voor nog meer meesters in de chirurgie en als er plaats over is, mogen daarop de ‘Chirurgynsknegts’ en het volk zitten om de professor het lijk te zien ontleden. Laatstgenoemde categorie is vaak talrijk aanwezig; de anatomielessen gelden ook als volksvermaak. De vloer bezwijkt soms bijna onder het grote aantal toegestroomde belangstellenden.

Boete De veertien- of vijftienjarige knapen die een opleiding volgen bij het gilde moeten de

Vermaarde professoren als Govert van Bidloo en Thomas Schwencke vertoonden hun ontleedkunsten op de dode lichamen. (Gravures Rijksmuseum Amsterdam en Haags Gemeentearchief)


lessen bijwonen. Als ze een paar jaar in de leer zijn geweest, worden ze bevorderd tot knecht. Daarna kunnen ze het schoppen tot gezel en uiteindelijk dient de meesterproef te worden afgelegd. Aanvankelijk geven de twee oudste stadsdoctoren wekelijks les in de chirurgie. Later wordt één leraar aangesteld als ‘professor anatomicus’. De professor moet volgens de regels van het gilde elke donderdagmid-

Ets in Ontleding des menschelyken lichaams uit 1690 van Govert Bidloo (U.S. Library of Medicine)

De anatomielessen gelden als volksvermaak dag een openbare les in de anatomie en chirurgie geven. Daarnaast is hij verplicht elk jaar een ‘publieke anatomische administratie en demonstratie van eens menschen lichaam’ te geven. Minstens één lichaam van het mannelijke en één van het vrouwelijke geslacht moet worden onderworpen aan het mes van de professor en het toeziend oog van velen. Om herkenning van de subjecten – vaak veroordeelde criminelen – te voorkomen, ruilt de magistraat ‘kadavers’ met Amsterdam. De meesterchirurgijns en hun leerlingen en knechten moeten op straffe van een boete elke donderdag stipt om twee uur ‘s middags in het anatomisch theater verschijnen. Wie later komt, moet drie stuivers betalen en wie helemaal niet komt, zes stuivers. Het is dan ook druk in het houten gebouwtje, dat de tand des tijds piepend en knarsend weerstaat. De mannen van het gilde klagen geruime tijd over de slechte staat van hun onderkomen. De Haagse professor Thomas Schwencke vraagt het gemeentebestuur in 1738 of het gilde een steviger onderkomen kan krijgen. Hij vreest voor de veiligheid van de ‘so vele illustre spectatores’ die zijn ontledingen bezoeken. De Haagse bestuurders houden zich jarenlang doof voor de verzoeken om een vervangend pand. Op 18 september 1755 zijn de leiders van het chirurgijnsgilde het wachten beu. Ze schrijven in een brief aan de magistraat dat ‘de Anatomie Kamer althier, zederd eenigen tijd, en wel voornamentlijk door het Timmeren en Metselen aen de Groote Kerk, seer is vervallen’. Het

HAAGSE HISTORIE

31


Ets in Ontleding des menschelyken lichaams. Minstens één lichaam van het mannelijke en één van het vrouwelijke geslacht moest worden ontleed. (U.S. Library of Medicine)

32

HAAGSE HISTORIE


weggehakt, evenals de plaquette van het eerste gebouw, die hierbij verloren gaat. De linkerzijde van het pand krijgt zes nieuwe schuifvensters ten behoeve van de schoollokalen en ook de middenpartij wordt onder handen genomen. Hiermee gaan vrijwel alle herinneringen aan het anatomisch theater verloren.

De magistraat ruilt ‘kadavers’ met Amsterdam

Schilderij van een Siamese tweeling, geschonken aan het Haags Theatrum Anatomicum. (Haags Historisch Museum), pand is zo gammel ‘dat door de swaare en aanhoudende Reegen alles is over en ondergeloopen, waardoor de Goederen, tot de voornoemde Anatomie behoorende, aan het uiterste bederf onderworpen zijn’. Het gilde vraagt zeshonderd guldens om de boel weer enigszins werkbaar te maken, al wil het nog altijd het liefst een nieuw onderkomen. Dat krijgen ze pas in 1772. Voor dertienduizend gulden mag het gilde dan de voormalige Jezuïetenkerk aan de Juffrouw Idastraat kopen. Het is een hoog pand met achtergelegen tuin. Boven

Het houten gebouwtje weerstaat piepend en knarsend de tand des tijds de nieuwe deur, geflankeerd door twee pilasters, hakt een steenhouwer een nieuwe blauwe gevelsteen uit met in vergulde letters de tekst: ‘COLLEGIUM CHIRURGICUM ET THEATRUM ANATOMICUM’. De plaquette van het eerste theater krijgt een plek in de muur aan de kant van de tuin. De linkerkant van het pand wordt ingericht met een spreekkamer en een laboratorium. In de voormalige kerkzaal, rechts naast de ingang, wordt de tribune voor het anatomisch theater opgebouwd. De hele

inventaris van het oude onderkomen bij de Grote Kerk wordt naar het nieuwe theater verhuisd. De kast van De Cocq komt op de eerste verdieping boven de snijzaal te staan. Achter het anatomisch theater liggen een vergaderkamer en een ‘kabinet’ waarin de verschillende vitrines met menselijke specimen en gereedschappen tentoongesteld worden. De tuin achter het pand moet als botanische tuin gaan dienstdoen, maar daar komt niets van terecht. Wel ontstaat er een fraaie stadsboomgaard, met onder meer appel-, peren-, abrikozen-, en perzikbomen. Eind achttiende eeuw worden de gilden opgeheven. Alle bezittingen van het chirurgijnsgilde komen daarmee te vervallen aan het stedelijk bestuur. De taken van het gilde, zoals het afnemen van examens, gaan over op de Departementale Commissie van Geneeskundig Onderzoek en Toezigt. De overige werkzaamheden worden vanaf mei 1806 overgedragen aan de Plaatselijke Commissie van Geneeskundig Toezigt, dat wordt gevestigd in het pand van het Chirurgijnsgilde, waardoor alle bezittingen kunnen blijven staan. De anatomische lessen blijven gewoon doorgaan. Pas in 1854 besluit het Haagse stadsbestuur dat het pand in de Juffrouw Idastraat in gebruik zal worden genomen door de School voor Minvermogenden. De tribune wordt gesloopt en naar de zolder van de nabijgelegen Penshal overgebracht. De rest van de spullen wordt verkocht of weggegooid. De naam boven de deur wordt

De school blijft er maar dertig jaar gevestigd. Bij het vertrek in 1884 wordt dit deel van het gebouw een woonhuis. Het andere deel, waar het eigenlijke anatomisch theater was gevestigd, krijgt in de loop der jaren verschillende bestemmingen. De Haagse neuroloog dr. Endtz, destijds werkzaam in het Leyenburgziekenhuis, zet zich in de jaren 1970 zeer in voor herstel en restauratie van het anatomisch theater. Hij stuurt – nadat een brandweerkazerne het pand verlaten heeft – in 1974 een brief aan het kabinet met een verzoek om het gebouw op de Monumentenlijst te plaatsen, in de hoop dat het ‘een passende bestemming’ zal krijgen. In 1977 komt het pand Juffrouw Idastraat 2 op de lijst van Rijksmonumenten, maar gerestaureerd wordt het nooit. De gemeente is van oordeel dat er geen oorspronkelijke details meer zijn om te herstellen. Het pand wordt daarna verhuurd aan een rijwielhandel en deed tot voor kort ruim een decennium dienst als zalencentrum. Momenteel wordt de ruimte omgebouwd tot woning, waarmee de publieke functie van het voormalig anatomisch theater definitief is komen te vervallen.

Verdieping • De Hage Professoren door L.J. Endtz (1972) • ‘Nieuwe gegevens over het tweede Theatrum Anatomicum van ’s-Gravenhage’ door L.J. Endtz, in Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde 118 (1974) • Oude Medische Gebouwen van Nederland door G.T. Haneveld (1976)

HAAGSE HISTORIE

33


KUNSTSTAD

I

n 1881 had Max Liebermann een historische eerste ontmoeting met collega Jozef Israëls. Die vond plaats in Den Haag, in de expositieruimte van het schilderkundig genootschap Pulchri Studio. Daar was toen een tentoonstelling aan de gang van de Hollandsche Teeken Maatschappij, een kring van aquarellisten onder de Pulchri-leden. Dit gezelschap was in 1876 opgericht door Hendrik Willem Mesdag en Jozef Israëls om de aandacht te vestigen op de aquarel als zelfstandig kunstwerk. Jaarlijks werden tentoonstellingen gehouden, niet alleen in Den Haag, maar ook in andere steden. Liebermann was op dat moment geen onbekende in Nederland; zijn eerste bezoek aan Amsterdam en Den Haag had al plaats gevonden in 1871. In die tijd was Liebermann, net als diverse andere jonge Duitse kunstenaars, vooral gericht op de schilders van de Hollandse Gouden Eeuw.

Medestanders

Max Liebermanns schildervrienden De Duitse naturalistisch-impressionistische schilder Max Liebermann had een bijzondere voorliefde voor Nederland. Hij raakte er bevriend met verschillende vakbroeders. Door John Sillevis

Zelfportret. Schilderij van Max Liebermann uit 1909-1910. (Hamburger Kunsthalle)

34

HAAGSE HISTORIE

Hij bewonderde met name de portretten en schuttersstukken van Frans Hals en Rembrandt. In het Mauritshuis maakte hij kennis met de landschappen van Ruysdael en Hobbema. Het realisme van de Hollandse meesters trof hem. Intussen had hij ook kennis gemaakt met de schil-

Liebermann had een ‘pikante Mefisto-kop’ ders van de School van Barbizon en met het werk van de Fransman Courbet. Ook daar was realisme het leidende principe. In Liebermanns geboortestad Berlijn overheersten nog de opvattingen van het academisme en streefden schilders ideale schoonheid na, waarbij ze klassieke voorbeelden volgden. Liebermann had zich van jongs af aan tegen die opvattingen verzet. In Holland vond hij medestanders bij de schilders van de Haagse School. Hij onderkende al gauw de betekenis van Jozef Israëls als leidende figuur in deze beweging. Naar zijn mening hadden moderne kunstenaars allemaal iets aan Israëls te danken – en ook aan de kerkin-


terieurs van Johannes Bosboom, de stadsgezichten van Jacob Maris, de zeestukken van Mesdag en de koeien en schapen van Anton Mauve. De ontmoeting met Jozef Israëls zou leiden tot een levenslange vriendschap. In 1884, toen Liebermann zijn huwelijksreis in Holland doorbracht, logeerde hij zelfs bij Israëls aan de Koninginnegracht in Den Haag.

Schapenkuddes Tijdens deze reis bracht Liebermann ook een bezoek aan Laren, dat destijds als zeer schilderachtig bekend stond. Hij logeerde in hotel Hamdorff, een geliefde verblijfplaats

Drentse Zweeloo. Zonder zich nader te informeren reisde Van Gogh naar Drenthe, maar Liebermann was daar inmiddels al lang vertrokken. Overigens bewonderde Liebermann Van Gogh ook. Vooral in latere jaren had hij veel respect voor het uitzonderlijke talent van Van Gogh en hij bevorderde diens bekendheid in Duitsland via de kunsthandel van Bruno Cassirer in Berlijn. Cassirer en Liebermann waren beiden lid van de Berliner Secession, een zeer invloedrijke kunstenaarsbeweging van de

ontmoetten elkaar in Scheveningen, waar vader en zoon in de zomermaanden verbleven in het Oranje Hotel aan de boulevard. Het leverde een reeks schilderijen en schetsen op van het strandleven en het duinlandschap, alles in een sfeer van zomerse zorgeloosheid. Kleur en licht bleven zijn werk tot het laatst bepalen. Hoewel de Nederlandse musea weinig werk van Liebermann in bezit hebben, is er toch veel aandacht aan hem besteed in

In het Mauritshuis maakte hij kennis met de landschappen van Ruysdael en Hobbema voor kunstenaars. Op dat moment verbleef daar ook Anton Mauve, die niets liever deed dan de heidevelden met hun schapenkuddes schilderen. De kunstenares Wally Moes zag Liebermann en zijn prille echtgenote hun entree maken, hij met zijn ‘pikante Mefisto-kop’ en zij als een lieftallige en elegante dame. Israëls had Liebermann een introductiebrief voor Mauve meegegeven, maar Mauve was een schuchtere man, die zich aanvankelijk geïntimideerd voelde door de mondaine Berlijner dus de twee raakten niet meteen goed bevriend. Later zou dat alsnog gebeuren, en de overeenkomst tussen hun werk is zeer treffend, zeker in de uitbeelding van aardappelrooiers op het veld. Ook de ruiters aan het Scheveningse strand zijn zowel te zien in het werk van Mauve als in dat van Liebermann. In de loop van de jaren zorgde Liebermann ervoor dat het werk van Mauve regelmatig werd opgenomen in exposities in Duitse steden.

Uitzonderlijke talent Een ontmoeting die niet heeft plaatsgevonden was die met Vincent van Gogh. Van Mauve, zijn aangetrouwde neef, had Van Gogh vernomen dat Liebermann prachtige schilderijen had gemaakt in het

Nettenboetsters, schilderij uit 1888 (Kunsthalle Hamburg)

Kleur en licht bleven zijn werk tot het laatst bepalen Duitse avant-garde. Er verscheen zelfs een uitgave in het Duits van de brieven van Van Gogh.

Zomerse zorgeloosheid Inmiddels was de voorkeur van Liebermann voor Jozef Israëls verschoven naar diens zoon Isaac. Zowel Isaac Israëls als Max Liebermann had een stijl van schilderen ontwikkeld die dicht stond bij het Franse impressionisme. Max en Isaac

tentoonstellingen, zoals Liebermann en Holland (Gemeentemuseum, Den Haag 1980), Max Liebermann en zijn Nederlandse kunstenaarsvrienden (Drents Museum, Assen 2006), Liebermann und Van Gogh (Liebermann–Villa am Wannsee, Berlijn 2015) en meest recent Liebermann, een zomers impressionist (Gemeentemuseum, Den Haag 2018.) John Sillevis is kunsthistoricus en oud-conservator van het Gemeentemuseum.

‘Max Liebermann. Een zomers impressionist’ t/m 24 juni 2018 Gemeentemuseum Den Haag Stadhouderslaan 41, Den Haag Open: di t/m zo 10-17 uur www.gemeentemuseum.nl

HAAGSE HISTORIE

35


Van Bibliotheken en Boekenwormen

500 jaar Boekenstad in 10 verhalen In 1518 kwam het eerste boek van een Haagse pers. In de vijfhonderd jaar die volgden, was de stad een veilige haven voor vluchtelingenliteratuur, werden er indrukwekkende collecties verzameld en leerden de Hagenaars lezen. Tijd voor een terugblik. Door Erik Geleijns Transport van boeken per bakfiets. Foto uit ca. 1925 (Haags Gemeentearchief) 36

HAAGSE HISTORIE


1 Eerste boekje Op 4 september 1518 voltooide Hugo Janszoon van Woerden het eerste boek dat op een Haagse pers werd gedrukt. Het kleine boekje heet Die wandelinghe der bloemen en bevat – anders dan de lezer zou vermoeden – een verzameling overdenkingen bij het lijden van Christus, geïllustreerd met houtsneden. Het enig bekende exemplaar bevindt zich in Museum Meermanno aan de Prinsessegracht, het oudste boekenmuseum ter wereld. De drukpers kwam relatief laat naar Den Haag – zo’n vijftig jaar nadat de eerste boeken in Nederland gedrukt waren. Waarschijnlijk was het economisch niet aantrekkelijk om in het dorp dat Den Haag begin zestiende eeuw nog was een drukkerij te beginnen. Voor zover we weten, stopte Van Woerden er dan ook al vrij snel weer mee. Niettemin viert het Haagse gedrukte boek dit jaar zijn 500ste verjaardag.

2 Van Statendrukker tot Sdu Er zijn Haagse drukkerijen, uitgeverijen of boekhandels met een lange geschiedenis. Vanaf de eerste Haagse Statendrukker Aelbrecht Heyndrickx, die in 1591 door de Staten van Holland werd aangesteld, loopt bijvoorbeeld via de families Van Wouw en Scheltus, de Algemeene Landsdrukkerij en het Staatsdrukkerij- en Uitgeverijbedrijf een bijna ononderbroken lijn naar de huidige Sdu. Een ander voorbeeld is de firma Van Cleef, die tot 1960 aan het Spui zat. Deze boekhandel had zijn wortels in 1739, toen Pieter van Cleef hier neerstreek. In het – incomplete – archief van de firma zitten twee kladboeken uit de periode 1739-1773, een bijna unieke bron voor onderzoek naar de dagelijkse gang van zaken in een achttiende-eeuwse boekhandel.

3 Kramen in de Ridderzaal Lang voordat de Ridderzaal zijn huidige, ceremoniële functie kreeg, was het een markthal. Vanaf de late zestiende eeuw werden er in de ‘Grote Zaal’ kramen verhuurd aan met name boekverkopers. De Zaal was ook een van de belangrijkste plaatsen voor boekenveilingen in de Republiek. Tot 1806, toen er een eind kwam aan de boekenverkoop in de Ridderzaal, werden er honderden veilingen gehouden. Onder de vele bibliotheken die er geveild werden, bevond zich die van Constantijn Huygens die in 1688 meer dan

Uitleenbalie in de Openbare Bibliotheek Filiaal Laakkwartier. Foto uit 1933. (Haags Gemeentearchief) 3.000 boeken telde. De handel in boeken leidde in Den Haag soms tot conflicten. Er was namelijk een strikte tweedeling tussen de ‘hofgrond’ – het grondgebied van het Hof van

De handel in boeken leidde soms tot conflicten Holland op en rond het Binnenhof – en het grondgebied waar de vroedschap van Den Haag het voor het zeggen had. Boekverkopers in de ‘stad’ waren verplicht lid van het St. Lucasgilde en moesten zich houden aan de gildebepalingen, maar voor boekverkopers die in de Grote Zaal, op de hofgrond dus, actief waren, golden deze verplichtingen niet.

4 Gulliver’s Travels De internationale politiek drukte soms haar stempel op de boekhandel, niet alleen doordat buitenlandse mogendheden druk uitoefenden op de Staten van Holland om bepaalde boeken te verbieden, maar ook omdat boekverkopers op de vlucht zich hier vestigden. Een bekend voorbeeld is de Londenaar Samuel Browne. Hij was een burgeroorlog in Engeland ontvlucht en vestigde zich in 1647 naast de Engelse kerk aan het Noordeinde, waar hij koningsgezinde literatuur drukte en verkocht. Zijn belangrijkste uitgave was de Eikon basilike, de zogenaamd door de in 1649 geëxecuteerde Charles I zelf geschreven overpeinzingen tijdens diens laatste weken. Een halve eeuw later waren het Franse

protestanten die massaal naar de Republiek kwamen. In 1685 herriep Lodewijk XIV het Edict van Nantes, dat hugenoten enige godsdienstvrijheid had gegeven. Zo’n 400.000 protestanten verlieten daarop Frankrijk en velen van hen vonden een tweede thuis in Nederland. Den Haag was daarbij een populair toevluchtsoord. Den Haag werd vanaf het begin van de achttiende eeuw een belangrijke plaats voor de uitgave van Franse boeken. Twee uit Frankrijk en Luxemburg afkomstige boekverkopers, Jean Neaulme en Pierre Gosse, hadden in de jaren twintig van de achttiende eeuw een enorme boekhandel aan de Plaats. Ze gaven onder andere (in Frankrijk verboden) preken van protestantse theologen uit. Neaulme en Gosse hadden contacten in Londen en dat is waarschijnlijk de reden waarom veel Franse vertalingen van Engelse literatuur in Den Haag verschenen, bijvoorbeeld in 1727 de eerste Franse vertaling van Gulliver’s Travels.

5 Boeken van Oranje-Nassau De bibliotheek van stadhouder Frederik Hendrik van Oranje bevond zich vanaf 1636 in het Oude Hof (Paleis Noordeinde). Vijftig jaar later voltooiden Anthony Smets en Constantijn Huygens een catalogus van die bibliotheek, die op dat moment circa 3500 boeken telde. Daaronder waren enkele middeleeuwse handschriften, veel militaria en een grote verzameling historische werken. Toen Frederik Hendriks kleinzoon Willem III in 1702 kinderloos stierf, ontstond er een conflict over de erfenis, dat pas in 1732 werd opgelost. Paleis Noordeinde en de bibliotheek kwamen in handen van de koning van Pruisen. Zeventien jaar later, in 1749, werden de boeken geveild door de

HAAGSE HISTORIE

37


Links de vergaderkamer van de Haagse houtgraveer-school en rechts de leerling houtsnijders aan het werk in het schoollokaal; in het midden de boekhandel van K. Fuhri in de Papestraat. Prent uit 1844. (Haags Gemeentearchief) Haagse boekverkoper Pieter van Cleef. Een deel werd gekocht door Stadhouder Willem IV. Diens zoon Willem V erfde de collectie en liet hem in 1766 overbrengen naar De Vijverhof, het ‘huis met de luiken’ op de hoek van het Buitenhof. De bibliotheek werd na de Franse inval in 1795 in beslag genomen om opnieuw te worden geveild, maar in 1798 besloot de Nationale Vergadering dat hij moest worden omgevormd tot Nationale Bibliotheek – de huidige Koninklijke Bibliotheek.

6 Boek-wurm Op de hoek van de Prinsessegracht en het Korte Voorhout, waar nu het ministerie van Financiën staat, bevond zich het huis het Huis aan de Boschkant waar vanaf 1767 Gerard Meerman en diens zoon Johan woonden. Gerard was een fanatieke boekenverzamelaar met een grote belangstelling voor het prille begin van de boekdrukkunst. Hij bracht een geleerdenbibliotheek bijeen met behalve een groot aantal juridische, historische en letterkundige werken ook een verzameling incunabelen (boeken gedrukt vóór 1501) en middeleeuwse handschriften. Zijn zoon Johan erfde de bibliotheek en breidde haar uit met historische werken en reisbeschrijvingen. Bij testament liet de bibliotheek na aan de stad Den Haag, maar die weigerde het legaat. Uiteindelijk werd de verzameling in de zomer van 1824 geveild. Johans achterneef, baron Willem Hendrik Jacob van Westreenen van Tiellandt, kocht een deel. Van Westreenen was een verzame-

38

HAAGSE HISTORIE

Buitenlandse mogendheden wilden dat de Staten van Holland boeken verboden laar in hart en nieren. Dertien jaar jong schreef hij in een brief aan Johan Meerman dat hij ‘boek-wurm’ wilde worden. Net als Gerard Meerman had Van Westreenen een grote belangstelling voor incunabelen of ‘wiegendrukken’ uit de vijftiende eeuw, het tijdperk waarin de boekdrukkunst werd uitgevonden. In zijn huis aan de Prinsessegracht bracht hij er meer dan 1500 bijeen, naast zo’n 350 handschriften, een bibliotheek van nog eens ca. 20.000 werken en belangrijke verzamelingen

oudheden, antieke munten, familieportretten en andere schilderkunst. Bij testament liet hij zijn huis en verzamelingen na aan de Staat. Het huis werd verbouwd en in 1852 opende het naar de baron en zijn verre familie vernoemde Museum Meermanno-Westreenianum zijn deuren.

7 De bieb De eerste openbare bibliotheek van Nederland stond in Den Haag. In 1750 opende boekverkoper Hendrik Scheurleer aan het Plein een leesbibliotheek: in zijn boekwinkel kon je een boek kopen en na lezing weer terugbrengen. Je kreeg dan je geld terug min een paar stuivers, die als ‘leengeld’ golden. Scheurleers collega’s waren daar niet gelukkig mee en klaagden erover in een brief aan de vroedschap. Desondanks werden er al snel meer leesbibliotheken opgericht, onder anderen door de al genoemde Pieter van Cleef aan het Spui. Bijzonder aan Scheurleers bibliotheek

Koninklijke Bibliotheek aan het Lange Voorhout 34. Foto van de beroemde Haagse fotografe Alexandrine Tinne uit 1861. (Haags Gemeentearchief)


was dat er veel Engelse boeken werden uitgeleend – geen taal die veel mensen beheersten. Een lang leven was Scheurleers openbare boekencollectie echter niet beschoren. In 1763 werden de boeken geveild. Het fenomeen van leesbibliotheken zou tot in de twintigste eeuw voortbestaan. Het duurde tot 1906 voordat Den Haag een ‘echte’ Openbare Bibliotheek kreeg. De oprichting was een privé-initiatief van dagblad Het Vaderland; de bibliotheek werd gevestigd in ‘twee achterkamers’ aan de Prinsegracht. Het initiatief van Het Vaderland bleek weliswaar niet levensvatbaar, maar het groeiende ledental toonde wel aan dat een dergelijke bibliotheek in een behoefte voorzag. In 1910 nam de gemeente de bibliotheek over en een jaar later verhuisde de instelling naar de Toussaintkade 21, waar het voormalige atelier van de schilder Johannes Bosboom werd ingericht als leeszaal. Ook die werd te klein, en in 1923

De eerste openbare bibliotheek van Nederland stond in Den Haag betrok de ‘bieb’ een nieuwbouwpand aan de Bilderdijkstraat, dat geleidelijk werd uitgebreid. Intussen verschenen er ook wijkbibliotheken. De hoofdvestiging van de Openbare Bibliotheek bleef aan de Bilderdijkstraat gevestigd tot 1995. In dat jaar werd de bibliotheek ondergebracht in het nieuwe stadhuis aan het Spui.

8 Damesleesmuseum In 1894 richtten enkele welgestelde dames het Damesleesmuseum op. Vrouwen waren niet welkom in de Haagse sociëteiten, en dus zorgden ze voor een eigen plek (aanvankelijk aan het Noordeinde) om boeken te lezen en elkaar te ontmoeten. Het Damesleesmuseum bestaat nog steeds, is tegenwoordig gevestigd aan het Nassauplein 15 en bezit een van de grootste particuliere boekencollecties van Nederland. Sinds 1974 mogen mannen ook lid worden.

De stille kamer in het Damesleesmuseum aan het Lange Voorhout 48. Foto uit 1934 (Haags Gemeentearchief)

9 Censuur en CIA Den Haag heeft een reputatie op het gebied van clandestiene uitgaven. Al in de achttiende eeuw verschenen er vele roofdrukken van (met name Franse) boeken, vaak met het doel om de Franse censuur een hak te zetten. Ook in de Tweede Wereldoorlog werden in Den Haag illegale werken gedrukt en uitgegeven, onder andere door A.A.M. Stols, drukkerij Ando en drukkerij Trio. Het spraakmakendste geval van een ‘illegale’ uitgave dateert echter uit de jaren vijftig van de vorige eeuw: in 1958 drukte de firma Mouton in de Herderstraat de eerste Russische uitgave van het boek Dokter Zjivago van Boris Pasternak, dat in Rusland verboden was. De tekst van het boek was de Sovjet-Unie uitgesmokkeld en in Parijs op microfilm gezet. De CIA wilde de Russische versie graag onder Russen verspreiden. De uitgave moest echter in Europa worden vervaardigd om de Amerikaanse betrokkenheid te verhullen. Via de Nederlandse veiligheidsdienst BVD kwam de kopij uiteindelijk bij de Haagse firma Mouton terecht, die het boek drukte. Dat was zeer tegen de zin van de Italiaanse uitgever Feltrinelli, die de internationale rechten bezat. Als compromis verscheen het boek met de naam van Feltrinelli op de titelpagina.

10 Kaalslag De laatste decennia zijn er in Den Haag nogal wat boekhandels gesneefd. Het Noordeinde was vanouds een walhalla voor boekenliefhebbers, met bijvoorbeeld de boekhandels Boucher, Plantijn, Jongbloed en Van Hoogstraten. De eerste drie

zijn verdwenen, de laatste is alleen nog een website. Uit de Papestraat, in 1609 de plaats waar de eerste bij naam bekende Haagse boekhandel gevestigd was, verdween enkele jaren geleden boekhandel Houtschild, en aan het Spui maakte het voormalige pand van Van Cleef plaats voor nieuwbouw. Waar dan gelukkig wel weer een boekwinkel – Van Stockum – zijn intrek nam. Erik Geleijns is conservator Oude Collecties van Museum Meermanno.

Tentoonstelling Huis van het boek, een samenwerking van Museum Meermanno en de Koninklijke Bibliotheek, presenteert deze zomer de tentoonstelling Druk in Den Haag. 500 jaar boeken in 30 verhalen. De bezoeker wordt aan de hand van documenten, boeken, gravures, foto’s en gefilmde interviews meegenomen door vijf eeuwen boekenstad Den Haag met zijn beroemde drukkers, uitgevers, verzamelaars, boekverkopers en ontwerpers. De geschiedenis van het boek in Den Haag is fascinerend, complex, nog niet uitbundig bestudeerd en zeker niet in een kort artikel te vatten. Maar bijgaand verhaal en de expositie geven in elk geval een idee. ‘Druk in Den Haag. 500 jaar boeken in 30 verhalen’ van 12 juli t/m 23 september 2018 Huis van het boek | Museum Meermanno Prinsessegracht 30, Den Haag Open: di t/m vr 11-17 uur www.meermanno.nl

HAAGSE HISTORIE

39


VITRINE

Dit is een selectie uit het actuele geschiedenisaanbod in de Haagse regio. Kijk voor een uitgebreide agenda op www.haagsehistorie.nl Door Michiel van der Mast

In touw voor de toerist De viering van ‘Scheveningen 200 jaar badplaats’ is dé gelegenheid om aandacht te besteden aan tot nu toe onderbelichte beroepsgroepen die hun brood verdienden aan badgasten en strandbezoekers. Badmannen en -vrouwen, ijsverkopers, ezeltjesdrijvers en zelf struisvogelbegeleiders: vertrouwde verschijningen op het Scheveningse strand en de boulevard, maar grotendeels verdwenen. Wie waren deze mensen? En hoe hebben zij de opmars van de badplaats beleefd? De tentoonstelling In touw voor de toerist biedt een intiem kijkje in het leven van de Scheveningers die het succes van de badplaats mede hebben vormgegeven. Tot en met 9 september Muzee Scheveningen Neptunusstraat 90-92, Den Haag Open: di-za 10-17 uur, zo 12-17 uur www.muzeescheveningen.nl

Groeten uit Scheveningen Het Haags Historisch Museum haalt het strand naar de stad met de zomerse familietentoonstelling Groeten uit Scheveningen. Bijzondere affiches, foto’s, badmode en schilderijen laten zien hoe Scheveningen zich in de loop der jaren ontwikkelde tot de drukbezochte badplaats die het nu is. De bezoeker valt van de ene verbazing in de andere: badgasten lieten zich ooit de zee in rijden in een badkoets en vrouwen droegen een ‘strandpyjama’. Bezoek de tentoonstelling of doe mee aan verschillende activiteiten voor jong en oud: maak een quiz, verstuur een ouderwetse ansichtkaart, ga op de foto in badkleding van vroeger of zet zo snel mogelijk een strandstoel in elkaar. 30 juni t/m 11 november Haags Historisch Museum Korte Vijverberg 7, Den Haag Open: di-vr 10-17 uur, za-zo 12-17 uur www.haagshistorischmuseum.nl

40

HAAGSE HISTORIE


BOEKEN Léon van der Hulst werkt als boekverkoper bij boekhandel Van Stockum en is auteur van het boekje De kleine geschiedenis van Den Haag voor dummies.

Verzetsheldin met schilderkist. Het leven van Ru Paré Wim Willems 400 p. Boom, € 25,00

Op stap met Mesdag Dankzij het beroemde Panorama van schilder Hendrik Willem Mesdag weten we vrij nauwkeurig hoe vissersdorp en badplaats Scheveningen er in 1881 uitzag. Met de gratis app Panorama Scheveningen wandelt u langs 26 memorabele plekken in het dorp en bij het strand: ervaar hoe het er was en wat er is veranderd. U kunt de app downloaden op izi.TRAVEL of u scant de QR-code in het boekje Panorama Scheveningen. Dit bevat bovendien zes ansichtkaarten en bonnen voor gratis koffie en thee in in de musea Panorama Mesdag en Muzee. Daar en in boekhandel Van Stockum is het boekje ook te koop voor € 5,95.

De Haagse School aan het strand De schilders van de Haagse School zijn beroemd om hun realistische impressies van het Hollandse landschap, een nieuwe schilderstijl die zij rond 1875 introduceerden. Veel van deze kunstenaars woonden en werkten voor kortere of langere tijd in Den Haag. Daar oefende de Scheveningse kust een grote aantrekkingskracht op hen uit. Jan Hendrik Weissenbruch, Anton Mauve, Hendrik Willem Mesdag en de gebroeders Maris wisten als geen ander het subtiele samenspel van zee, strand, lucht en licht in hun schilderijen tot uitdrukking te brengen. Voor het vissersdorp, de vissers en hun bomschuiten toonden zij veel belangstelling, maar ook de badplaats en de badgasten kozen ze als onderwerp. Het Gemeentemuseum

Ru Paré (1896-1972) was een Haagse kunstenares en redde 52 Joodse kinderen het leven tijdens de Tweede Wereldoorlog. In haar schilderkist met dubbele bodem smokkelde ze benodigdheden voor haar onderduikers. De Haagse historicus Wim Willems vertelt haar verhaal.

Indisch leven in Den Haag 1930-1940. Vijftig columns uit de Indische verlofganger Herman Salomonson 183 p. Verloren, € 19,00 Herman Salomonson (1891-1942) schreef onder het pseudoniem Melis Stoke honderden columns over het Indische leven in Den Haag tijdens het interbellum. Vijftig hiervan werden uitgekozen en van commentaar voorzien. Sfeervolle portretten van Indische mensen in een Hollandse stad.

Scheveningen. Badplaats in beeld Sandra Uittenbogaart 60 p. Sandra Uittenbogaart, € 14,95 Den Haag bezit een omvangrijke collectie van werken uit de periode van de Haagse School. Daaruit is nu een tentoonstelling samengesteld. 7 juli tot en met 16 september Gemeentemuseum Den Haag Stadhouderslaan 41, Den Haag Open: di-zo 10-17 uur www.gemeentemuseum.nl

Fotografe Sandra Uittenbogaart (1975) portretteerde de jubilerende badplaats Scheveningen. Geen clichébeelden, maar onopgesmukte foto’s van Scheveningers, dagjesmensen, rollatorclubs en roséslurpers.

HAAGSE HISTORIE

41


ONZE PARTNERS In het volgende nummer van Haagse Historie:

OPSTAND DE VERGISSING VAN TROELSTRA De arbeidersrevolutie stond op uitbreken, dacht Pieter Jelles Troelstra honderd jaar geleden. Een kleine week broeide het, vooral in Den Haag.

Haagse Historie is een uitgave van de Stichting Haagse Historie & Erfgoed. Hierin werken 20 historische verenigingen en de vier erfgoedinstellingen van de gemeente Den Haag samen om zo veel mogelijk mensen te interesseren voor de fascinerende geschiedenis van Den Haag en de omliggende gemeenten. Geschiedkundige Vereniging Die Haghe Haagsegeschiedenis.nl secretaris@haagsegeschiedenis.nl

Historische en Genealogische Vereniging Scheveningen HGVS.net martinspaans@ziggo.nl Historische Vereniging Buitenplaats Ypenburg Historischypenburg.nl hvby@historischypenburg.nl

STRIJDBAAR Voor Cécile Goekoop-de Jong van Beek en Donk lag in de negentiende eeuw een leven uitgestippeld vol beleefde visites en handwerkjes. Maar ze protesteerde en werd activiste voor de vrouwenzaak.

Historische Vereniging Rijswijk Historischeverenigingrijswijk.nl secretariaat@historischeverenigingrijswijk.nl Historische Vereniging Voorburg Historischeverenigingvoorburg.nl Info@historischeverenigingvoorburg.nl

Een stadswandeling door de jubilerende Vogelwijk

Louis Couperus Genootschap Louiscouperus.nl secretaris@louiscouperus.nl

Vrienden van Den Haag Vriendenvandenhaag.nl vriendenvandenhaag@hotmail.com Vrienden van De Witt Vriendenvandewitt.nl info@vriendenvandewitt.nl

Vrienden van het Lange Voorhout Vriendenvanhetlangevoorhout.nl info@vanbeuningenadvocaten.nl

Afdeling Monumentenzorg Monumentenzorgdenhaag.nl monumentenzorg@denhaag.nl

Stichting 3 Maart ’45 Bb45.nl 3maart45@bezuidenhout.nl

verschijnt 14 september 2018

Vereniging Noitdorpsche Historiën Noitdorpsche-historien.nl info@noitdorpsche-historien.nl

GEMEENTE DEN HAAG: Afdeling Archeologie Denhaag.nl archeologie@denhaag.nl

Muzee Scheveningen Muzeescheveningen.nl info@muzee.nl

NUMMER 9

Stichting Oud Loosduinen Loosduinsmuseum.nl info@loosduinsmuseum.nl

Vrienden van de Hofvijver Hofvijver.net info@hofvijver.net

EN VERDER: De Haagse Historie Quiz 2018: wie kent de geschiedenis van de stad het best?

Gezond dankzij de duinen: over schoon water uit Scheveningen.

Stichting Joods Erfgoed Den Haag Joodserfgoeddenhaag.nl joodserfgoeddenhaag@gmail.com

Vereniging Erfgoed Leidschendam Erfgoedleidschendam.nl info@erfgoedleidenschendam.nl

Gilde Den Haag Gildedenhaag.nl info@gildedenhaag.nl

RELLEN IN BEELD De afgelopen eeuw gingen Hagenaren de straat op om te protesteren tegen voedseltekorten – de Hongerrellen van 1918 – maar ook om rotzooi te trappen rond kerst. Een dieptepunt was de slag om het Zuiderpark tussen aanhangers van FC Den Haag en van Ajax.

Stichting Haags Industrieel Erfgoed SHIE.nl info@shie.nl

Haags Gemeentearchief Denhaag.nl haagsgemeentearchief@ denhaag.nl

Stichting Atlantikwall Museum Scheveningen Atlantikwallmuseum.nl info@atlantikwallmuseum.nl

Haags Historisch Museum Haagshistorischmuseum.nl info@haagshistorischmuseum.nl Meer informatie over de partners en hun activiteiten vind je op Haagsehistorie.nl

Stichting Carillon Den Haag Stichtingcarillondenhaag.nl info@stichtingcarillondenhaag.nl

COLOFON Abonneeservice T. 088-110 20 59 E. haagsehistorie@spabonneeservice.nl Redactie Hoofdredactie: Marchien den Hertog Adjunct-hoofdredactie: Geertje Dekkers Eindredactie: Dick van Rietschoten Piet Vernimmen Beeldredactie: Froukje Holtrop Redactie: Michiel van der Mast Lex van Tilborg Vormgeving Anneke de Zwaan

Contact redactie@haagsehistoriemagazine.nl Bladmanagement René Wagemaker Commercie Piet Bogaards Aan dit nummer werkten mee: Piet Bogaards, Erik Geleijns, Kim Heijdenrijk, Paul de Kievit, Henk Looijesteijn, Michiel van der Mast, John Sillevis, Lex van Tilborg, Wim Willems

Haagse Historie is een uitgave van Stichting Haagse Historie & Erfgoed Voorzitter: Jan E. van Dam Secretaris: Han Heemskerk Penningmeester: Theun de Graaf Bestuursleden: Marco van Baalen Hanneke Besseling Redactie-adviesraad Marijke Bruggeman Diederick Cannegieter Henk den Heijer Ronald A. van der Spiegel Pim Waldeck

Niets uit deze uitgave mag worden overgenomen zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de redactie.

42

HAAGSE HISTORIE


STADSHERSTEL

HUISJES TE GEEF Ze vormen het oudste hofje van Den Haag. Arme vrouwen mochten er gratis wonen. Het verhaal achter de ‘Geefhuisjes’ aan het Hoge Zand begint halverwege de zestiende eeuw. Door Piet Bogaards

C

ornelis Barthout Jansz, een vermogende Hagenaar die griffier was bij het Hof van Holland, had al een paar jaar onenigheid met de weduwe Margriette Jansdochter. Zij pachtte grond en een huisje van hem in het Padmoes, een modderige achterbuurt ten westen van het Spui. Margriette had een forse erfhuurschuld van haar man geërfd en kwam maar niet over de brug. Toen zij in 1558 uit haar huisje dreigde te worden gezet, kwam ze met eigenaar Barthout Jansz tot een akkoord: ze mocht blijven als De Geefhuisjes aan de Hoge Zand ze de achterstallige pacht zou betalen en bovendien in het Padmoes een kapelletje waterschade op. De kerk was namelijk op zou neerzetten ter ere van Sint Jacob, de een verhoogd stuk grond gebouwd en het patroonheilige van Den Haag. regenwater stroomde daarvandaan rijkelijk Op zijn beurt liet meester Barthout naar de huisjes. Die werden daarom in tussen 1563 en 1565 in het Padmoes in totaal 1665 ook afgebroken. Enkele honderden twaalf ‘Geefhuisjes’ bouwen, bestemd voor meters zuidwaarts kwamen twaalf nieuwe armlastige vrouwen. Ook zette hij er een huisjes, op een stuk bouwgrond dat met kapelletje neer ‘ter eeren der Heylige Drievele scheepsladingen zand was opgehoogd. Vandaar de naam van de nieuwe locatie: het voudigheyt’, want hij was een godvruchtig Hoge Zand. man. De bewoonsters van de Geefhuisjes De wijk Padmoes verdween en zoals hoefden geen huur te betalen en kregen de toenmalige dominee-dichter Johannes voor de winter 24 tonnen turf. Wel waren Vollenhove, predikant van de Nieuwe Kerk, ze verplicht om dagelijks voor het kapelletje het formuleerde: met het godshuis kwam er van Barthout vijf Onze Vaders en vijf Weeseen ‘Pathmos’ voor terug. Daarmee doelde gegroetjes te bidden. hij op de naam van het Griekse eiland waar de apostel Johannes in ballingschap Overstroomd het bijbelboek Openbaringen zou hebben In 1649 werd besloten om tussen de Wageschreven. genbrug en de ‘Sint Jacobsstraet’, waar de Eeuwenlang bleven de Geefhuisjes, Geefhuisjes stonden, een nieuwe (protesook wel de Heilige Drievuldigheids- of Sint tantse) kerk te bouwen. Daarom werden zes Jacobshuisjes genoemd, gratis woningen huisjes afgebroken, die in de weg stonden. voor arme, meestal oudere vrouwen. In Toen de Nieuwe Kerk af was, liepen de 1796 werden ze eigendom van de gemeente. resterende woninkjes voortdurend grond-

Vincent van Gogh heeft ze in zijn jonge jaren wellicht nog getekend. In 1882 schreef hij aan zijn broer Theo: ‘Ik weet niet of gij de ‘Geefhuisjes’ op de Brouwersgracht tegenover ’t gasthuis kent. Ik wou daar wel eens gaan teekenen als het weer het toelaat. Ik maakte deze week er reeds een paar krabbels. Het zijn eenige rijen huisjes met kleine tuintjes die naar ik meen aan het armenbestuur hooren.’ Na 1945 waren ze verkrot. Huisjes zonder elektrisch licht, met vocht onder de vloeren, slecht sanitair en een steile trap naar de onbeschutte zolder. Er gingen stemmen op om ze te slopen, maar gelukkig werden ze in 1966 op de Monumentenlijst geplaatst. In 1977 kregen de huisjes een uitbouw met badkamer en keuken en in 1990 volgde nog een renovatie ten behoeve van een project Begeleid wonen voor oudere vrouwen. Het bleek echter niet te voldoen en in 2004 kocht Stadsherstel de panden, waarna in 2006 de renovatie naar huidige maatstaven werd voltooid. Den Haag geeft weer om de Geefhuisjes.

Bouwen aan Haags karakter Stadsherstel Den Haag heeft als doelstelling historische Haagse panden op te kopen, te herstellen en een nieuwe bestemming te geven. Ter gelegenheid van het 40-jarig jubileum van Stadsherstel publiceren we een serie artikelen over enkele van deze panden.

HAAGSE HISTORIE

43


12 MEI ~ 9 SEPT 2018

IN TOUW TENTOONSTELLING

TWEEHONDERD JAAR WERKEN IN DE BADPLAATS

VOOR DE TOERIST

Collectie Haags Gemeentearchief

muzeescheveningen.nl


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.