Haagse Historie nr 6

Page 1

ISSN 2468-4422

9

772468

N R. 6

01706

442005

WINTER 2017 PRIJS € 6,50

Aparte sportbobo Pim Mulier PAGINA 36

Van moestuin tot Plein PAGINA 18

Dichters en Dada in Kijkduin PAGINA 6

HOE WERD SCHEVENINGEN BADPLAATS? Aleid van Poelgeest

PAGINA 28

HaagseHistorie-nummer6-5.indd 1

Het meisje, de minnaar en de moord 02-12-17 18:15


ONZE PARTNERS Haagse Historie is een uitgave van de Stichting Haagse Historie & Erfgoed. Hierin werken 20 historische verenigingen en de vier erfgoedinstellingen van de gemeente Den Haag samen om zo veel mogelijk mensen te interesseren voor de fascinerende geschiedenis van Den Haag en de omliggende gemeenten. Geschiedkundige Vereniging Die Haghe Haagsegeschiedenis.nl secretaris@haagsegeschiedenis.nl Gilde Den Haag Gildedenhaag.nl info@gildedenhaag.nl Historische en Genealogische Vereniging Scheveningen HGVS.net martinspaans@ziggo.nl Historische Vereniging Buitenplaats Ypenburg Historischypenburg.nl hvby@historischypenburg.nl Historische Vereniging Rijswijk Historischeverenigingrijswijk.nl secretariaat@historischeverenigingrijswijk.nl Historische Vereniging Voorburg Historischeverenigingvoorburg.nl Info@historischeverenigingvoorburg.nl Louis Couperus Genootschap Louiscouperus.nl secretaris@louiscouperus.nl Muzee Scheveningen Muzeescheveningen.nl info@muzee.nl Stichting 3 Maart ’45 Bb45.nl 3maart45@bezuidenhout.nl Stichting Atlantikwall Museum Scheveningen Atlantikwallmuseum.nl info@atlantikwallmuseum.nl Stichting Carillon Den Haag Stichtingcarillondenhaag.nl info@stichtingcarillondenhaag.nl

HaagseHistorie-nummer6-5.indd 2

Stichting Haags Industrieel Erfgoed SHIE.nl info@shie.nl Stichting Joods Erfgoed Den Haag Joodserfgoeddenhaag.nl joodserfgoeddenhaag@gmail.com

Historische stadswandelingen met gids Keuze uit 24 stadswandelingen, waaronder het centrum met Binnenhof en het oude dorp Die Haghe, diverse wijken in Den Haag en Scheveningen. Ook rondleidingen met speciale thema’s, zoals de Hofjes, Jugendstil en de wandeling Mondriaan De Stijl. Het hele jaar door, op ieder gewenst moment, ook in diverse talen. Duur plm. 1½ uur. € 4,- p.p. Tenminste 4 personen of minimum tarief € 16,-. Maximaal 15 personen.

Stichting Oud Loosduinen Loosduinsmuseum.nl info@loosduinsmuseum.nl Vereniging Erfgoed Leidschendam Erfgoedleidschendam.nl info@erfgoedleidenschendam.nl Vereniging Noitdorpsche Historiën Noitdorpsche-historien.nl info@noitdorpsche-historien.nl Vrienden van Den Haag Vriendenvandenhaag.nl vriendenvandenhaag@hotmail.com JAA

Vrienden van De Witt Vriendenvandewitt.nl info@vriendenvandewitt.nl Vrienden van de Hofvijver Hofvijver.net info@hofvijver.net Vrienden van het Lange Voorhout Vriendenvanhetlangevoorhout.nl info@vanbeuningenadvocaten.nl Gemeente Den Haag: Afdeling Archeologie Denhaag.nl archeologie@denhaag.nl Afdeling Monumentenzorg Monumentenzorgdenhaag.nl monumentenzorg@denhaag.nl Haags Gemeentearchief Denhaag.nl haagsgemeentearchief@ denhaag.nl Haags Historisch Museum Haagshistorischmuseum.nl info@haagshistorischmuseum.nl

R

Vrijwillige Professionals

Meer informatie en reserveringen Gilde Den Haag Riviervismarkt 2, 2513 AM Den Haag 070 356 12 81 (ma. t/m vr. 9.30 - 12.30 uur) info@gildedenhaag.nl www.gildedenhaag.nl

Gilde Den Haag maakt deel uit van de Stichting Haagse Historie & Erfgoed

Xtra small

Miniatuurboekjes in Museum Meermanno Kleine tentoonstelling van 3 oktober 2017 t/m 7 januari 2018 Museum Meermanno | Huis van het boek, Den Haag

M

ART DECO PARIS

t/m 04.03.2018

Meer informatie over de partners en hun activiteiten vind je op Haagsehistorie.nl

02-12-17 18:15


VOORWOORD INHOUD Bedankt, lezer van Haagse Historie. Door jou kunnen we terugkijken op een geslaagd jaar met vier mooie edities. Eveneens dankzij jouw interesse gaan we in 2018 door met nummers maken. We beloven je een prachtige jaargang. FOTO: SANDER HEEZEN

Toen we in september 2016 het allereerste nummer van het magazine presenteerden, wist ik dat het erop of eronder zou worden. In een tijd waarin steeds meer mensen hun informatie van internet halen, moeten tijdschriften vechten voor hun bestaan. Gelukkig hebben wij één voordeel: wie van geschiedenis houdt, houdt vaak ook van drukwerk. Ik durf te wedden dat onze lezers, ook de jongere, echte lezers zijn die heel wat boeken verslinden. De geur en tastbaarheid van echt papier en de schoonheid van gedrukte afbeeldingen zorgen voor een sensatie die een LCD-scherm je niet kan geven. Eigenlijk de perfecte ‘historische’ beleving. In 2018 zullen een paar kleine dingen in het blad veranderen. Zo nemen we afscheid van de rubriek Voetstappen van fotograaf Arthur van Beveren. De ingenieuze manier waarop hij Haagse taferelen uit heden en verleden met elkaar laat vervloeien, geeft mij altijd kippenvel. Jammer om zijn bijdragen in het vervolg te moeten missen. Maar er is compensatie in de vorm van de gloednieuwe rubriek Stadsherstel. Hierin vertelt Piet Bogaards de bijzondere verhalen achter panden die door de NV Stadsherstel Den Haag worden aangekocht en gerestaureerd om het historische karakter van de stad te behouden. De eerste aflevering staat al in dit nummer. Er is nog iemand die ik met pijn in het hart uitzwaai: Ferry Mingelen. Toen ik hem anderhalf jaar geleden uitnodigde om columnist te worden, wist hij niet of hij genoeg onderwerpen zou kunnen vinden. Die zorg bleek onterecht. Tijdens de contacten die hij geregeld heeft met politici en andere Hagenaars diende het ene na het andere item zich aan. Vervolgens ging hij op onderzoek uit en het resultaat was altijd verrassend. Ik zal Ferry’s columns missen. Op pagina 25 lees je zijn voorlopig laatste bijdrage. Het stokje wordt gelukkig overgenomen door schrijfster Kim Heijdenrijk, die ik in het komende nummer zal voorstellen. Tot ziens in 2018!

4 11

18

6

12

26

28 34 36

Bas Kromhout, hoofdredacteur

4 Wonderkamer Een echte Toorop voor je poppenhuis. 6 Kijkduin Villapark vol Dada en dichters. 11 Voetstappen Flaneren boven de golven. 12 Scheveningen Hoe Jacob Pronk de badplaats stichtte. 18 Beeldverhaal Het Plein, centrum van de macht. 25 Mingelen Koninklijke grafkelders. 26 Haagse Held Energieke bankdirecteur H.W. Bosch. 28 Aleid van Poelgeest Het meisje en de moord. 34 Kunststad De vergeten De Josselin de Jong. 36 Pim Mulier De uitspattingen van een sportbobo. 41 Stadsherstel Uitgebluste kazerne herleeft. 42 Vitrine Historisch aanbod van deze winter.

Geschiedenis van de stad, bij jou op de mat! Neem een abonnement en ontvang Haagse Historie 4 x per jaar voor maar 20 euro.

Ga nu naar haagsehistoriemagazine.nl of bel 085 - 040 74 00

AFBEELDING OMSLAG: SCHEVENINGEN, DIE PERLE DER NORDSEE, AFFICHE VAN J. VAN HOBOKEN UIT 1925 (HAAGS GEMEENTEARCHIEF)

HaagseHistorie-nummer6-5.indd 3

HAAGSE HISTORIE

3

02-12-17 18:15


WONDERKAMER Door Lex van Tilborg

Poppenhuis-Toorop Haags Historisch Museum Deze gouache met als titel De Goddelijke Liefdegang of Adoratie van Brugge (1915) is vermoedelijk het kleinste kunstwerk dat Jan Toorop ooit vervaardigde. Het werkje meet 8,6 x 10,8 centimeter. Toorop maakte het speciaal voor Lita de Ranitz (1876-1960), een Haagse freule die haar hele leven poppenhuizen verzamelde. Lita was getrouwd met kunstschilder Willem Bastiaan Tholen. Bevriende schilders, onder wie Floris Arntzenius en Anton Mauve, maakten miniatuurschilderijtjes voor Lita’s ‘grote poppenhuis’, het pronkstuk van haar verzameling. Toen Toorop dit poppenhuis zag op een tentoonstelling in de (niet meer bestaande) Kunstzaal Kleykamp vlakbij het Vredespaleis, beloofde hij aan Lita: ‘Kind, ik zal ook een schilderij voor je huis maken’. Vanaf 17 februari 2018 staat het poppenhuis centraal in de tentoonstelling De wereld achter een poppenhuis. Willem Tholen, Lita de Ranitz en vrienden in het Haags Historisch Museum.

Weelde-uitgave Louis Couperus Museum Dit is een ‘Weelde-uitgave’ van de eerste druk van De komedianten uit 1917. Het Louis Couperusmuseum kreeg dit aangeboden door Tonia Oltiványi-van Riemsdijk, een afstammeling van Ben Vlielander Hein (1838-1919), de zwager van Couperus, aan wie het boek oorspronkelijk geschonken was. Het is nummer 3 uit een oplage van 25 genummerde exemplaren, gesigneerd door de schrijver, in een rode peau de suède band. Het is te zien in de huidige tentoonstelling in het Louis Couperus Museum: Van manuscript tot app. De promotie van het werk van Louis Couperus (1890-2017).

Walvisrib Afdeling Archeologie, gemeente Den Haag Bijna iedere opgraving levert wel een vondst op waarvan archeologen zich afvragen: hoe is dit hier nu terechtgekomen? Dat geldt bijvoorbeeld voor dit vijftig centimeter lange fragment van een walvisbot (een rib), dat op het achterterrein van Spui 24-28 werd gevonden. Walviskaken waren in de zestiende eeuw een begeerde trofee voor overheden. Als symbolen van de hoogste (rechts)macht en soevereiniteit werden ze aan belangrijke gebouwen, zoals de Ridderzaal, bevestigd. Later werden walvisbotten ook gebruikt als stoep- of hekpaal of als grafzerk of uithangbord. Mogelijk kwam dit bot in de zestiende eeuw via een van de buren in de achtertuin van Spui 24-28 terecht. Onder die buren waren namelijk verschillende aanzienlijke Scheveningse vishandelaars. Een van hen, Adriaen Coenen, was de auteur van het veelgelezen Visboeck en van een Walvisboeck.

4

HAAGSE HISTORIE

HaagseHistorie-nummer6-5.indd 4

02-12-17 18:15


Vlag van Jacob Pronk Koninklijke Verzamelingen, Den Haag Deze oranje vlag met rood-wit-blauwe franjes werd in 1813 gebruikt door de bekende Scheveningse reder Jacob Pronk (1762-1838) bij de landing van de prins van Oranje op Scheveningen (zie het artikel op pagina 12-17). De zeer Oranjegezinde Pronk speelde een belangrijke rol bij de omwenteling van 1813. Na de aftocht van de Fransen bereidde hij de aankomst van prins Willem Frederik (de latere koning Willem I) op Scheveningen voor. Toen het zover was, op 30 november 1813, dirigeerde Pronk te paard de Scheveningers die de prins vanuit een sloep aan land moesten brengen. De vlag werd lange tijd gekoesterd binnen de familie. Bij het 50-jarig jubileum van de omwenteling in 1863 gaf een van Pronks nazaten de vlag door aan zijn kleinzoon.

Vuurwerk Haags Gemeentearchief Sinds enkele jaren vormt de Hofvijver tijdens Oud en Nieuw het decor van grote vuurwerkshows. Helemaal nieuw is dit fenomeen niet, want in voorbije eeuwen werd wel vaker vuurwerk afgestoken vanaf deze plek. Ter gelegenheid van bijzondere gebeurtenissen zoals het afsluiten van internationale vredesverdragen of vorstelijke huwelijken werden tijdelijke zogeheten vuurwerkpaviljoens opgericht. Op deze bijzondere, op zijde afgedrukte prent van de hand van J.C. Philips zien we het vuurwerk dat op 13 juni 1749 werd ontstoken ter viering van de Vrede van Aken. Dankzij deze vredesovereenkomst, die een eind maakte aan de Oostenrijkste Successieoorlog, kreeg de Republiek zeven forten langs de Noord-Franse grens terug, die de Fransen hadden veroverd. Het houten paviljoen was bijna 110 meter lang, 35 meter breed en ruim 17 meter hoog.

HAAGSE HISTORIE

HaagseHistorie-nummer6-5.indd 5

5

02-12-17 18:16


KIJKDUIN

Duinen, dichters en Dada Aan het eind van de roaring twenties kent Den Haag een prikkelend uitgaansleven en een artistiek klimaat. Van heinde en verre komen schilders en schrijvers naar de stad. Eén plekje oefent bijzondere aantrekkingskracht uit: villapark Meer en Bosch, fraai gelegen bij Kijkduin. Door Erick Kila

D

e aanbiedingsfolder van bouwbureau Joh D. Houwen loog er niet om: ‘Onze villa's geven gezonde mannen, frissche vrouwen, blozende kinderen, gelukkige gezinnen. Aan den voet der Noordzee-duinen stichten wij een groot villapark van landhuisjes en cottages, die hun bezitter tot een vrij en gelukkig mensch maken, want ze schenken hun landelijke rust, de sterkende adem der zee en het kostelijk aroma van het bosch.’ De gebroeders Van der Houwen ontwikkelden het wijkje Meer en Bosch tussen 1919 en 1923. Er werden vrijstaande villa’s en twee/drie-onder-één-kapwoningen gebouwd. Het park omvatte de Wijkselaan, Noordwijkselaan, Meer en Boslaan, Scheveningselaan, Katwijkselaan, Zandvoortselaan, Duinlaan, Kijkduinsestraat en Hoek van Hollandlaan. Architect Jan Duiker en zijn collega Bernard Bijvoet ontwierpen de 126 wo-

6

ningen. Ze schiepen een soort tuindorp, met ‘cottages’ die geïnspireerd waren op de zogeheten prairiehuizen van de Amerikaanse architect Frank Lloyd Wright.

boek Leven met J.C. Bloem (1977): ‘Gevolg was dat er uitzonderlijke mensen terecht kwamen. Onvolledige gezinnen,

Uitzonderlijke mensen Het project schonk de Van der Houwens uiteindelijk geen gezondheid op financieel gebied. Het bouwbureau ging eraan failliet. De doelgroep, plaatselijke middenstanders, toonde weinig belangstelling voor het nieuwe wonen. De nu zeer bewonderde architectuur riep destijds bepaald geen enthousiasme op. Liefde voor het modernisme was de middenstander niet aangeboren. En dan waren er ook nog de crisis van de jaren dertig en de grote afstand van het tuindorp tot de stad. De meeste villa’s bleven onverkocht. Dit bood kansen aan een heel andere groep woningzoekenden. Schrijfster Clara Eggink, levensgezel van dichter Jacques Bloem, vertelt erover in haar

Lajos d’Ebneth (Michielmorel.nl)

HAAGSE HISTORIE

HaagseHistorie-nummer6-5.indd 6

02-12-17 18:16


Scheveningselaan tijdens de bouw. Prentbriefkaart naar ontwerp van H. van Noort uit ca. 1920 (Haagse Gemeentearchief) kunstenaars en andere lieden die het met de maatschappelijke ernst niet zo nauw namen. Heel plezierige mensen over het algemeen. De gebroeders Van der Houwen stonden de woningen af voor een lage huur aan wie er maar een hebben wilde.’ De avant-garde van de internationale kunstwereld kreeg dit buitenkansje al snel in de gaten. Zo vestigde de Hongaarse beeldend kunstenaar Lajos d’Ébneth zich in 1926 aan de Zandvoortselaan 1216. Hij had zijn contacten in De Stijl en de beweging van Dada. Zijn huis werd een trefpunt voor kunstenaars als zijn landgenoot Vilmos Huszár en de Duitse dadaïst Kurt Schwitters. De laatste bleef lang logeren én werken bij d’Ébneth en nodigde op zijn beurt allerlei vernieuwende kunstenaars uit.

en de dadaïste Hannah Höch. Zij was kort ervoor bekend geworden door het vervaardigen van een grote collage met de intrigerende titel: Snee met het keukenmes Dada door de laatste bierbuikcultuurperiode van Weimar-Duitsland.

Höch leerde er de door het modernisme gegrepen schrijfster Til Brugman kennen en ging met haar samenwonen in Den Haag. We kennen deze schrijfster nu alleen nog van het Til Brugmanplantsoen in Moerwijk.

Buskaartjes De Zandvoortselaan werd een artistieke hotspot. Gerrit Rietveld werd er gesignaleerd, Theo en Nelly van Doesburg

Lijn M van het Valkenbosplein naar Kijkduin. Foto uit ca. 1925 (Haags Gemeentearchief)

HAAGSE HISTORIE

HaagseHistorie-nummer6-5.indd 7

7

02-12-17 18:16


Dada ontstond als een reactie op de verschrikkingen van de Wereldoorlog 1914-1918. Er was sprake van samenwerking van allerlei artistieke disciplines, waarbij flink tegen traditie en establishment werd aangetrapt. Verschillende dadaïsten waren actief in Den Haag. Vermaard werden de absurdistische Dada-presentaties in onder meer de Haagse Kunstkring en Diligentia. Kurt Schwitters’ productie in de Kijkduinperiode bleek niet onbelangrijk. Zelf

merkte hij erover op dat hij in Kijkduin ‘een nieuwe uitdrukkingsvorm’ vond. In het gemeenschappelijke atelier maakte hij collages, reliëfs en schilderijen. d’Ébneth en zijn gast hebben elkaar artistiek zeker beïnvloed. Je kwam in de jaren twintig en dertig niet al te gemakkelijk van Den Haag naar Kijkduin. Je moest eerst naar het Valkenbosplein, om daar op bus 4 te stappen. Buskaartjes kostten tien cent. Kurt Schwitters hergebruikte ze in een

paar van zijn beroemde collages. Voor het artistiek benutten van ‘ouwe rotzooi’ in reliëfs, constructies en collages gaf hij een treffende verklaring: ‘Er was geen reden waarom gebruikte tramkaartjes, stukjes zwerfhout, knopen en ouwe dingen van zolders en vuilnishopen niet gebruikt konden worden voor beeldend werk. Met dat spul kon je hetzelfde bereiken als met verf uit de fabriek.’ Het ging de modernisten in de eerste plaats om expressie. Dat de ‘hergebruikte’ materialen ook verbazing en onbegrip veroorzaakten, was mooi meegenomen.

Prettig gestoord Na enkele jaren kreeg de artistieke kolonie een nieuwe impuls: een club literatoren kwam de woongemeenschap verrijken. En dat ging (nog meer) gepaard met het loslaten van de ‘maatschappelijke ernst’ die de norm was.

Schwitters vond in Kijkduin 'een nieuwe uitdrukkingsvorm'

‘Zonder titel (Geldig)’, collage van Kurt Schwitters uit 1929 (Artnet.com)

8

In 1933 kwam de van Clara Eggink gescheiden dichter Jacques Bloem naar het villapark. Hij had zijn zesjarige zoontje Wim en een huishoudster bij zich. Naast een bijzondere dichter was Bloem ook een bijzondere drinker. Zijn alcoholbehoefte, zijn chronische financiële zorgen, zijn inertie en zijn charme in de omgang met kunstbroeders zorgden voor een prettig gestoord huishouden, waarin literaire vrienden gastvrij ontvangen werden. Eind 1935 keerde Bloems ex Clara Eggink terug naar het gezinnetje. Zij schreef ook gedichten en was twintig jaar jonger dan Jacques. Een knappe verschijning naast een ouwelijk, merkwaardig gekleed heertje. Beide dichters hadden veel contacten en Den Haag was toen nog een stad met uitgeverijen en belangrijke kranten. Grootheden als Menno ter Braak, Eddy du Perron, Hendrik Marsman en Adriaan Roland Holst kwamen geregeld langs voor een

HAAGSE HISTORIE

HaagseHistorie-nummer6-5.indd 8

02-12-17 18:16


Zandvoortselaan 10 en hoger (Haags Gemeentearchief) praatje, een drankje en – ‘ja graag’ – nog een drankje. De zeer nabij wonende componist Alexander Voormolen en zijn vriendin Anna Feith hoorden ook tot de vaste bezoekerskern.

Melancholie Op arbeid in dienstverband had Jacques Bloem het niet zo. Hij had op verschillende plekken een ambtenarenbaan gehad, maar zat toch het liefst thuis in Kijkduin in zijn kamerjas. In 1939 kwam hij op het ministerie van Sociale Zaken te werken. Alleen al dat jaar meldde hij zich drieëntwintig (!) keer ziek. Altijd in klagerige briefjes, zo blijkt uit een aantal recent opgedoken bibberige handschriften: ‘PS Excuses potloodschrift, maar het is zoo lastig, in bed met inkt te schrijven. Kijkduin 18.10.’39’. De dichter speelde voortdurend een spel. Niet alleen in zijn dagelijks leven, maar wellicht ook in zijn dichtwerk. Met een hedendaags oog beschouwd treffen we in de Verzamelde Gedichten enige overdaad aan grijzige melancholie aan. Niet te rijmen met Jacques’ ont-

spannen manier van leven. Zijn Kijkduinse ‘ziekten’ stonden vooral in dienst van zijn welzijn. Jacques aan Anna Feith: ‘Ik zit / door spit / aan huis gekluisterd / Mijn vreugd (toch al niet groot) is thans geheel verduisterd / Maar kun je mij morgen / Twee dingen bezorgen: / Een fles sherry en een knaak, / Dan keert de

bleeke lach op mijn begroeide kaak. / Zoowaar als ik heet Jacques. Kijkduin 16-IV-38.’

Ware soap Net als jaren eerder bij het huis van Lajos d’Ébneth ontwikkelde Huize Bloem zich tot middelpunt van een

Van links naar rechts: Clara Eggink, A. Roland Holst, J.C. Bloem, Menno ter Braak en E. du Perron. (Stichting J.C. Bloem)

HAAGSE HISTORIE

HaagseHistorie-nummer6-5.indd 9

9

02-12-17 18:16


Historische foto Haags Gemeentearchief/Beheerskantoor Scheveningen

Noordwijkselaan, hoek Scheveningselaan, prentbriefkaart uit 1935 (Haags Gemeentearchief) artistiek netwerk, zij het dat het nu vooral om literaire kunstenaars ging. Een van hen, journalist en dichter Jan Campert, legde het aan met de aantrekkelijke collega en buurtgenote Clara Eggink. In 1936 trouwden Campert en Clara, waarop een ware soap volgde. De verse echtelieden werden de nieuwe hoofdbewoners van huize Bloem aan de Scheveningselaan. Jan nam zoontje Remco

Op arbeid in dienstverband had Bloem het niet zo

de Duinlaan 143. Zijn zoon speelde er met een jochie dat Ben Brinkel heette. Dat was de latere dichter/tekstschrijver Michel van der Plas. Het huishouden Campert had het bepaald niet breed. Om aan extra inkomsten te komen verhuurde Clara het huis in augustus aan badgasten. Zo kwam de directeur van de Amstelbrouwerij met zijn gezin van zon, zee en strand genieten. Het contact met de verhurende literatoren en aanhang was uitstekend. Te meer omdat de brouwbaas voor voldoende alcoholische versnaperingen garant stond. Intussen waren de Camperts tijdelijk ingetrokken bij Jacques Bloem. Er werd prettig aangerommeld, tot Campert er op een gegeven moment met Ini, de zus van Bloem, vandoor bleek te zijn.

Atlantikwall mee uit zijn eerste huwelijk (met actrice Joekie Broedelet) en Jacques liet zijn zoon Wim bij Clara achter en vertrok zelf naar een etage aan de Zeestraat in het centrum. Het contact tussen de drie literatoren leed overigens in het geheel niet onder de nieuwe situatie. Bloem kon het goed met Campert vinden. Na enige tijd nam hij zelfs een poosje zijn intrek bij Joekie Broedelet aan de Hooigracht. In 1937 was Bloem alweer terug op het villapark. Hij ging wonen aan

10

Op het wereldtoneel voltrokken zich inmiddels ernstiger zaken. Uiteindelijk ging Eggink in een huis aan de zuidkant van de nederzetting wonen. Het gaf uitzicht in de richting van het toenmalige vliegveld Ockenburgh. En warempel: ex-echtgenoot Jacques huurde bij Clara in 1938 een kamer. In mei 1940 waren Clara en Jacques de enigen van de kunstenaarskring die in Kijkduin waren achtergebleven. Bij het begin van de Duitse vijandelijkhe-

den in de vroege ochtend van 10 mei zagen ze hoe het ‘hulpvliegveld’ Ockenburgh vanuit de lucht werd aangevallen. De rest is geschiedenis. Een paar maanden later maakten de bezetters van Ockenburgh een schijnvliegveld om de geallieerden te misleiden. Villapark Meer en Bosch werd uiteindelijk vanwege de aanleg van de Duitse Atlantikwall langs de kust ontruimd en tot verboden gebied verklaard. Tegenwoordig is er weinig over van de door Duiker en Bijvoet ontworpen woningen. De helft ging ín en kort na de oorlog door de slechte bouwkundige staat aan sloop ten onder. Daarna werd er veel ‘verbouwd’ en ‘aangepast’. En het nog altijd rustieke wijkje ligt in de beleving allang niet meer mijlenver van Den Haag, maar zit er gewoon aan vast. Erick Kila is schrijver en journalist

Verdieping • Clara Eggink, Leven met J.C. Bloem (1977) • Pauline Bloemsma en Sjoerd van Faassen, Een bezield dorp? Kunstenaars in Kijkduin tijdens het interbellum (2006)

HAAGSE HISTORIE

HaagseHistorie-nummer6-5.indd 10

02-12-17 18:16


VOETSTAPPEN Historische foto Haags Gemeentearchief/Beheerskantoor Scheveningen

Flaneren boven de golven Muziek, honderden genodigden en ‘een hoogst vroolijken, kleurigen aanblik, door de bonte mengeling van vlaggen en wimpels’. Prins Hendrik doopt op 6 mei 1901 het nieuwe ‘Wandelhoofd Koningin Wilhelmina’. In navolging van promenades aan de Britse kust en die bij onze zuiderburen in Blankenberge, loopt vanaf het terras van het Kurhaus een 400 meter lange promenade recht de zee in. Scheveningen telt als badplaats nu echt mee in Europa. Voor een dubbeltje kan de gegoede burgerij zien en gezien worden en genieten ‘van een der gezichten, die de zee in zoo groote verscheidenheid te voorschijn toovert’. In september van dat

Beeld en tekst: Arthur van Beveren

eerste jaar hebben al 700.000 bezoekers de planken van het Jugendstilbouwwerk belopen. In maart 1942 genieten bezoekers nog van de eerste warme lentezon. Een jaar later gaat het paviljoen in vlammen op en sloopt de Duitse bezetter het geheel. Na een ‘pierloze’ tijd van bijna twintig jaar wordt in 1961 het nieuwe wandelhoofd geopend. Bijna twee keer zo groot en een stukje noordelijker. Flaneren in kostuum is er niet meer bij. Bezoekers slenteren er nu langs winkeljes en horeca, stappen in het reuzenrad of gaan bungyjumpen.

COLOFON Abonneeservice T. 088-110 20 59 Redactie Hoofdredactie: Bladmanagement: Eindredactie: Beeldredactie: Redactie: Vormgeving Theo van Vliet

Drukkerij Virtùmedia Bas Kromhout Astrid Abbing Dick van Rietschoten, Piet Vernimmen Froukje Holtrop Michiel van der Mast, Lex van Tilborg

Aan dit nummer werkten mee: Arthur van Beveren, Piet Bogaards, Léon van der Hulst, Henk den Heijer, Ferry Mingelen, Ronald A. van der Spiegel, Erick Kila, John Sillevis, Wim Willems Contact redactie@haagsehistoriemagazine.nl Dit magazine wordt mede mogelijk gemaakt door Fonds 1818 en de gemeente Den Haag.

Haagse Historie is een uitgave van Stichting Haagse Historie & Erfgoed. Voorzitter: Jan E. van Dam Secretaris: Han Heemskerk Penningmeester: Theun de Graaf Bestuursleden: Marco van Baalen, Hanneke Besseling Redactie-adviesraad Marijke Bruggeman Diederick Cannegieter Henk den Heijer Ronald A. van der Spiegel Pim Waldeck

Niets uit deze uitgave mag worden overgenomen zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de redactie.

HAAGSE HISTORIE

HaagseHistorie-nummer6-5.indd 11

11

02-12-17 18:16


SCHEVENINGEN

200 jaar badplaats

GOED VOOR GE Z EN PORTEMON N

Dankzij reder Jacob Pronk groeide Scheveningen in de negentiende eeuw uit tot een internationaal bekende badplaats. Zijn vooruitziende blik, doorzettingsvermogen én koningsgezindheid legden deze ondernemer geen windeieren. Door Henk den Heijer

12

HAAGSE HISTORIE

HaagseHistorie-nummer6-5.indd 12

02-12-17 18:16


E ZONDHEID N NEE

Stedelijk Badhuis, foto uit ca. 1880 (Haags Gemeentearchief)

HAAGSE HISTORIE

HaagseHistorie-nummer6-5.indd 13

13

02-12-17 18:16


H

edenmiddag te één uur is het nieuwe Kurhaus te Scheveningen met eenige plechtigheid door den burgemeester der Hofstad, in tegenwoordigheid van vele genoodigden, geopend.’ De verslaggever van Het Nieuws van den Dag beschreef levendig hoe de Haagse burgemeester Jacob Gerard Patijn op 11 juli 1885 een feestrede had afgestoken op het imposante badhotel, dat in de onwaarschijnlijk korte tijd van acht maanden uit de grond was gestampt. De badgasten die een jaar eerder uit het op dezelfde plek gelegen Stedelijk Badhuis waren vertrokken, konden nu een kamer in het gloednieuwe Kurhaus betrekken. Het hotel was een parel aan de Noordzee. Rondom het gebouw ontwikkelde zich een mondaine badplaats die kon wedijveren met vergelijkbare kuuroorden aan buitenlandse kusten. Wat de

meeste genodigden bij de opening van het Kurhaus niet wisten, was dat op diezelfde plek in 1818 een eenvoudig houten badhuis was gebouwd dat in niets leek op het imposante hotel. Jacob Pronk, de stichter van dat badhuis, had daarmee de basis gelegd voor de badplaats Scheveningen.

Vurige orangist Wie was deze Jacob Pronk? En wat bracht hem op het idee een badhuis te stichten in een plaats waar bijna iedereen zijn brood in de visserij verdiende? Hij werd in 1762 in een vissersgezin op Scheveningen geboren. In oktober 1788 trouwde hij met Wilhelmina Sarter. Zij kregen twaalf kinderen – zeven zonen en vijf dochters – van wie de meeste vrij jong zouden sterven. Als jongeman viel hij op door daadkracht en ondernemingszin. Toen in de

jaren tachtig van de achttiende eeuw het gezag van stadhouder Willem V en de zittende regenten werd bedreigd door patriotten, die het staatsbestel wilden democratiseren, koos Jacob de kant van de stadhouder. Hij ontpopte zich als een vurige orangist die de stadhouder en diens zoon, de latere koning Willem I, actief steunde. Die trouw aan de Oranjes bleek toen Willem V en zijn gevolg in januari 1795 via het Scheveningse strand naar Engeland vluchtten voor de oprukkende Franse troepen en patriotten. Door de strenge winter was het strand bezaaid met ijsschotsen en kon Willem V ternauwernood aan boord gaan van de sloep die hem naar een gereedliggende visserspink moest brengen. Toen de sloep niet door de branding kwam, bedacht Pronk zich geen moment en sprong hij in het ijskoude water om de roeiers te helpen.

Pronk sprong in het ijskoude water om de roeiers te helpen Gedurende de Bataafs-Franse tijd (1795-1813) bleef Pronk de afwezige stadhouder trouw. Het is dan ook niet verwonderlijk dat het driemanschap dat de terugkeer van diens zoon uit Engeland voorbereidde hem in vertrouwen nam. Op 30 november 1813 stond Jacob weer op het Scheveningse strand, nu om de toekomstige vorst te verwelkomen en hem zijn diensten aan te bieden.

Geneeskrachtig zeewater

Jacob Pronk. Schilderij van C. van Cuylenburgh uit 1814 (Particuliere Collectie Rijswijk)

14

Pronk was naast orangist ook een succesvol ondernemer – een combinatie die hem in zijn latere leven geen windeieren zou leggen. Hij was reder van enkele visserspinken waarmee kustvisserij werd bedreven en maakte carrière als koopman. Al op vrij jonge leeftijd behoorde hij tot de notabelen van het dorp en kon hij zich met zijn gezin een riant huis aan de Keizerstraat veroorloven. Dat was slechts voor weinig dorpsgenoten weggelegd. Dankzij zijn steun aan de Oranjes verwierf Pronk prestige en goodwill

HAAGSE HISTORIE

HaagseHistorie-nummer6-5.indd 14

02-12-17 18:16


Nederland kon niet achterblijven, vond Pronk in kringen van Haagse bestuurders. Dat laatste kwam hem goed van pas toen hij begon te ijveren voor de oprichting van een badhuis op Scheveningen. Waarom was reder en koopman Pronk zo geïnteresseerd in een badhuis? Hij was overtuigd van de geneeskrachtige werking van zeewater en had naar eigen zeggen ‘menigmalen van deskundigen’ gehoord dat Nederland behoefte had aan een kuuroord aan zee. Het geloof in de heilzame werking van zeewater was overigens niet nieuw. Al in de vijfde eeuw voor Christus propageerde de Griekse arts Hippocrates het baden in zee. Maar het geloof in de geneeskracht van zeewater verdween in de Middeleeuwen en keerde pas eeuwen later terug. In het midden van de achttiende eeuw begonnen enkele Engelse artsen hun patiënten badkuren voor te schrijven die varieerden van een bad in zee of in een badkuip met verwarmd zeewater tot aan het drinken van zeewater. Dat laatste bleek geen succes, maar het baden wel. Brighton aan de Zuid-Engelse kust was een van de eerste plaatsen waar de zeewaterkuren aansloegen. Van daar verspreidde de badcultuur zich naar andere kustplaatsen. Aan het eind van de achttiende eeuw waren het Vlaamse Oostende en Blankenberge en

Het houten badhuis van Pronk. Prent van Roelof van der Meulen, ca. 1825 (Rijksmuseum Amsterdam) het Duitse Waddeneiland Norderney al bij de hogere standen in trek als kuuroord aan zee. Nederland kon niet achterblijven, vond Pronk. De bevolking van Scheveningen was economisch bijna volledig afhankelijk van de visserij, maar toen deze branche begin negentiende eeuw minder floreerde, bedacht Pronk dat het kuren aan zee een interessant bron van neveninkomsten kon zijn.

Commercieel succes In een ongedateerde brief uit 1806 of 1807 aan de minister van Binnenlandse Zaken schetste Pronk de voordelen van Scheveningen als badplaats. Het dorp had een fraai zandstrand en lag op korte afstand van Den Haag, een stad met een gegoede burgerij die zeker interesse had

in het baden in zee. Sinds de zestiende eeuw bezochten Hagenaars incidenteel het strand om er een frisse neus te halen of in zee te baden. Scheveningen zou als kuuroord voor de hogere standen minstens zo aantrekkelijk zijn als de populaire Engelse en Franse badplaatsen. Daarvoor was, aldus Pronk, echter wel een goed geoutilleerd badhuis nodig met enkele badkoetsen waarin de gasten zich ongezien konden omkleden. Als een koets eenmaal in de branding was gereden, kon de badgast zich buiten het zicht van nieuwsgierige vissers via een trapje aan de achterzijde in het zeewater begeven. Helaas voor Pronk was de overheid voorlopig niet bereid zijn plannen te ondersteunen. In 1814 leek dat te veranderen. Het Haagse gemeentebestuur vroeg aan de Stedelijke Commissie van Geneeskundig Toezicht advies over de medische voordelen van het baden in zee. ‘Verscheiden lieden’ hadden er namelijk bij de gemeente op aangedrongen op Scheveningen een badgelegenheid te stichten. Die niet bij name genoemde ‘lieden’, onder wie zich ongetwijfeld ook Pronk bevond, bleken echter vooral geinspireerd geraakt door het commerciële succes van de buitenlandse badplaatsen en in mindere mate door de geneeskrachtige werking van het zeewater. Strand, gereserveerd voor vrouwen. Prent van H.M. Horrix uit 1883 (Haags Gemeentearchief) HAAGSE HISTORIE

HaagseHistorie-nummer6-5.indd 15

15

02-12-17 18:16


badgasten waagden, verbood de gemeente in 1819 het baden in zee zonder badkoets ten noorden van het dorp. Wie schaars of ongekleed in het water wilde duiken, mocht dat voortaan alleen doen ten zuiden van de vuurbaak, de voorloper van de vuurtoren. Zo was tot volle tevredenheid van Pronk een sociale scheiding aangebracht tussen de vissersgemeenschap en de badgasten. Dat het badhuis in een behoefte voorzag, blijkt uit de 1400 baden die in het eerste zomerseizoen werden geno-

Terras van het Stedelijk Badhuis. Prent van C.C.A. Last uit 1865 (Haags Gemeentearchief) De commissie kwam een jaar later met een uitgebreid rapport waarin zij het baden in zeewater tegen tal van kwalen aanprees, maar dan wel onder medisch toezicht. Te vaak baden zonder deskundige begeleiding kon de gezondheid schaden, zo meende men. Na kennisneming van het rapport besloot het gemeentebestuur voorlopig geen toestemming te verlenen voor het stichten van een badinrichting. Maar Pronk liet het er niet bij zitten en besloot in 1818 de zaak opnieuw bij de gemeente aan te kaarten. Hij werd als invloedrijk Scheveninger en orangist gesteund door vooraanstaande Haagse burgers. Nu werd Pronks aanvraag wél gehonoreerd. Voor de bouw van een badhuis kreeg hij een stuk grond ten noorden van het vissersdorp toegewezen. De looptijd vanaf het dorp was ongeveer een kwartier, lang genoeg om een scheiding aan te brengen tussen de vissersgemeenschap en de gegoede burgerij die kwam kuren. Pronk probeerde de gemeente over te halen hem een monopolie op het kuren aan zee te geven, maar daar voelden de Haagse bestuurders niets voor. Wel waren zij bereid hem tegen oneerlijke concurrentie te beschermen.

een uit hout opgetrokken badhuis dat ’s winters kon worden afgebroken. Het gebouw bevatte een ontvangstruimte en vier kleine badkamers waarin de gasten in badkuipen koude of warme zeewaterbaden konden nemen. Voor gasten die direct in zee wilden baden, stonden een grote en een kleine badkoets klaar die knechten de branding in reden. Om te voorkomen dat het gewone volk zich al te dicht in de buurt van de welgestelde

De logeergelegenheid was te gering en te sober men; een jaar later waren dat er al 1900. De basis voor de ontwikkeling van de badplaats, hoe klein ook, was gelegd. De overheid was inmiddels overtuigd van het economisch voordeel van een zeebadinrichting en trok na twee jaar de portemonnee voor de bouw van een beter geoutilleerd bouwwerk. De provincie gaf Pronk een subsidie van 8000 gulden om zijn houten badhuis

Sociale scheiding Pronk ging voortvarend te werk. Binnen een jaar stond er op de toegewezen plek

16

‘Ezeltje rijden langs het strand’, schilderij van Isaac Israëls uit 1890-1900 (Rijksmuseum Amsterdam)

HAAGSE HISTORIE

HaagseHistorie-nummer6-5.indd 16

02-12-17 18:16


Het Kurhaus. Prent van E.E.J. Tjeenk Willink uit 1885-1886 (Haags Gemeentearchief) te vervangen door een stenen pand en een schelpenpad aan te leggen van het dorp naar het badhuis – de voorloper van de latere Gevers Deynootweg. Het nieuwe badhuis was niet veel groter dan zijn houten voorganger: het had een ontvangstruimte, vier badkamers met uitzicht op zee en een vertrek waarin dames na een warm bad konden ontspannen. Achter het gebouw bevonden zich twee reservoirs waarin zeewater werd opgeslagen dat met paard en wagen uit zee werd gehaald. Pronks nieuwe badhuis werd een succes. Naast Haagse bezoekers kwamen er nu ook hoge gasten van adellijke en niet-adellijke afkomst uit het buitenland. In 1826 stond de teller voor het aantal baden op 7666. Inmiddels had Pronk negen badkoetsen in bedrijf om zijn clientèle te kunnen bedienen.

Internationale allure Het populaire badhuis maakte van Scheveningen echter nog geen plaats die met gerenommeerde buitenlandse badplaatsen kon wedijveren. Daarvoor was de logeergelegenheid in het dorp te gering en bovendien te sober. Wie aan zee wilde kuren, kon het beste in Den Haag overnachten. Het gemeentebe-

stuur erkende de problemen en besloot de mogelijkheden tot verdere groei en professionalisering van de badplaats te onderzoeken. In 1824 maakte burgemeester L.C.R. Copes van Cattenburgh een studiereis naar Boulogne-sur-Mer om zich van de badcultuur daar op de hoogte te stellen. Op zijn advies stelde de gemeenteraad een commissie in die voorstellen deed voor de bouw van een groot stedelijk badhuis met een internationale uitstraling. Het bestaande badhuis moest daarvoor wel wijken. In februari 1828 sloot de gemeente een akkoord met Pronk. Hij kreeg voor de sloop van zijn badhuis een vergoeding van bijna 19.000 gulden en een pensioen van 500 gulden per jaar. Inmiddels was de bouw van het nieuwe, door de architect Zeger Reijers ontworpen Stedelijk Badhuis in volle gang. Het gebouw, dat in mei 1828 zijn deuren opende, bestond uit een imposant hoofdgebouw met twee boogvormige vleugels in neoklassieke stijl. Het bevatte badkamers, logeerkamers voor vorstelijke en andere welgestelde lieden, een receptiezaal, een eetzaal, een biljartkamer en veel andere vertrekken die de gasten een optimaal verblijf garandeerden. Scheveningen kon nu, dankzij het

Stedelijk Badhuis, met andere mondaine badplaatsen aan de Noordzeekust gaan concurreren. Het Stedelijk Badhuis bleef de kern van de groeiende badplaats, totdat het in 1884 plaats moest maken voor het nog fraaiere Kurhaus. Wie tijdens het fin de siècle de Scheveningse luxe en comfort bezag, kon gemakkelijk vergeten dat de basis ooit was gelegd door de vooruitziende Jacob Pronk met zijn eenvoudige houten badhuis. Henk den Heijer is emeritus hoogleraar Zeegeschiedenis en Scheveninger.

Verdieping • Jan Hein Furnée, Froukje Holtrop en Henk Slechte, ‘Leven met de zee. De Scheveningse visserij en de opkomst van de badplaats, 1800-1875’ in: Maarten van Doorn en Kees Stal (red.), Geschiedenis van Scheveningen, deel 1 (2013) • Sarah Bosmans, ‘Een dagje naar zee. De kustplaats: van kuuroord tot badplaats’ in: Joost Schokkenbroek en Ron Brand (red.), Noordzee. Nederlandse kustcultuur in woord en beeld (2012)

HAAGSE HISTORIE

HaagseHistorie-nummer6-5.indd 17

17

02-12-17 18:16


BEELDVERHAAL

NET PARIJ Moestuin, gouverneursplein, parkeerplaats, uitgaansplek. Het Plein heeft in zijn meer dan 700-jarige bestaan heel wat gedaanten aangenomen. Tekst en beeld: Froukje Holtrop

R

ond 1300 was het huidige Plein een complex van moes- en siertuinen, in de volksmond De Kooltuinen genoemd. Bij de uitbreiding van de stad in de zeventiende eeuw dreigde het stuk grond te worden volgebouwd. Stadhouder Frederik Hendrik stak daar een stokje voor. Hij wilde een plein met voorname huizen eromheen, zoals in Parijs. In 1632 werd zijn droom werkelijkheid. Voortaan sprak men van de Stadhouderlijke Tuin of Place du Gouverneur. In 1737 liet de stad Amsterdam voor zijn afgevaardigden die op het Binnenhof kwamen vergaderen een Logement bouwen en niet veel later volgde Rotterdam. In de tweede helft van de negentiende eeuw kwam een aantal ministeries aan het Plein. Het Logement van Amsterdam werd het ‘Paleis aan het Plein’, toen Wilhelmina van Pruisen, moeder van koning Willem I, er in 1814 ging wonen. Van 1912 tot 1985 huisde hier het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Het gebouw wordt nu gebruikt als extra ruimte voor de Tweede Kamer. Aan de noordkant bevindt zich als baken van rust de Nieuwe of Littéraire Sociëteit De Witte, aanvankelijk gevestigd in een wit pand uit 1802 dat vanaf 1870 werd vervangen door een nieuw gebouw. De ministeries en de nabijheid van het Binnenhof maakten en maken het Plein een levendige plek voor defilés, ontvangsten van buitenlandse diplomaten, maar ook rellen en demonstraties. Tot aan de Tweede Wereldoorlog was het Plein een knooppunt voor trams en in de loop van de eeuw werd het een steeds grotere parkeerplaats. Begin jaren ’80 ging de parkeerplaats na een grootscheepse herinrichting ondergronds en werd het Plein weer een ontmoetingsplek voor mensen, onder toeziend oog van Willem de Zwijger die er sinds 1848 op zijn sokkel staat.

18

HAAGSE HISTORIE

HaagseHistorie-nummer6-5.indd 18

02-12-17 18:16


IJS

Het Plein rond 1949. Foto van W.J. van der Pool (Haags Gemeentearchief/C.N.A. Beusenberg, Den Haag)

HAAGSE HISTORIE

HaagseHistorie-nummer6-5.indd 19

19

02-12-17 18:16


Westzijde met het huis dat Constantijn Huygens in 1637 liet bouwen en dat in 1876 is vervangen door het Departement van Justitie. Schilderij van Jan ten Compe uit 1750 (Haags Historisch Museum)

‘Plan de la Haye en Hollande’ (uitsnede) van Matthieu Seutter uit 1735 (Haags Gemeentearchief)

20

HAAGSE HISTORIE

HaagseHistorie-nummer6-5.indd 20

02-12-17 18:16


Trams aan de westzijde van het Plein. Prentbriefkaart uit 1905. (Haags Gemeentearchief)

HAAGSE HISTORIE

HaagseHistorie-nummer6-5.indd 21

21

02-12-17 18:16


Het Plein omstreeks 1920. In het gebouw met zuilengalerij zetelde de Hoge Raad (Haags Gemeentearchief)'

De bevelhebber van het Duitse bezettingsleger in Nederland, Friedrich Christiansen, inspecteert zijn soldaten. Foto van H.G.L. Schimmelpenningh uit 1940 (Haags Gemeentearchief/Hans Schimmelpenningh, Wassenaar)

22

HAAGSE HISTORIE

HaagseHistorie-nummer6-5.indd 22

02-12-17 18:16


Nozems kammen hun haar in de spiegels van op het Plein geparkeerde brommers. Foto uit 1966. (Haags Gemeentearchief/ Fotoburo Meyer, Den Haag)

Ministerie van Buitenlandse Zaken, voorheen Logement van Amsterdam. Foto van de Dienst Stadsontwikkeling en Volkshuisvesting uit 1967 (Haags Gemeentearchief)

HAAGSE HISTORIE

HaagseHistorie-nummer6-5.indd 23

23

02-12-17 18:16


RESTAURATIE SCHILDERIJEN

Atelier IDDI VOOR BEHANDELING

NA BEHANDELING

Laat uw schilderij beoordelen en ontvang informatie over de kunstenaar, geschiedenis, techniek, en behandelmogelijkheden. U kunt bij ons terecht voor de verwijdering van vuil, het hechten van scheuren, het herstel van deuken en gaten, en meer. Voor een vrijblijvende offerte BEL 070 7851586 of bezoek ATELIERIDDI.COM Perziklaan 74, Den Haag

“Restaureren is behouden” PAUL B E R KH O U T M E U BE L R E S TA U R AT I E

ATELIER TELEFOON EMAIL WEBSITE

24

Oude Molstraat 32 D, Den Haag 070 365 92 64 pym.berkhout@planet.nl www.paulberkhout.nl

• Kasten / commodes met slecht lopende laden • Gescheurde panelen • Ontbrekend en los fineer • Gammele stoelen • Vergulde spiegels en lijsten Voor een plan van aanpak en prijsopgave kom ik graag bij u langs.

HAAGSE HISTORIE

HaagseHistorie-nummer6-5.indd 24

02-12-17 18:16


Rellen tijdens het huwelijk van prinses Margriet en Pieter van Vollenhoven. Fotobureau Stokvis, 1967 (Haags Gemeentearchief)

Terrassen aan de oostzijde. Foto van Paul Lunenburg uit 2003 (Haags Gemeentearchief/Dienst Stedelijke Ontwikkeling)

HAAGSE HISTORIE

HaagseHistorie-nummer6-5.indd 25

25

02-12-17 18:16


HAAGSE HELD

HENDRIK WILLEM BOSCH

EEN ENERGIEKE BANKDIRECTEUR Door Wim Willems

H

endrik Willem Bosch was nog maar dertig jaar, toen hij op 1 juni 1905 als directeur in dienst trad van de Nutsspaarbank ‘s-Gravenhage. Met hem had het bestuur een man gevonden die zich met hart en ziel aan de in 1818 opgerichte volksbank zou wijden. Al direct na zijn aantreden overschreed Bosch met jeugdig elan de grenzen van de stad waar hij was aangesteld. Hij pakte zijn koffers voor een tiendaagse studiereis langs de spaarbanken van Rotterdam, Amsterdam, Arnhem en Brussel, om al snel daarna ook in andere landen zijn licht op te steken. Die actieve geest heeft hij zijn gehele loopbaan door behouden. Onder zijn leiding groeide de spaarbank uit tot een professionele instelling, wat tot een enorme uitbreiding van het aantal activiteiten leidde. Bij zijn afscheid in 1941 was de aanvankelijk nog betrekkelijk kleine bank uitgegroeid tot de grootste volksspaarbank van Nederland. In zijn eerste jaar had hij het moeten doen met zes werknemers op twee locaties. Op het moment van zijn pensioen ging het om zeventig man personeel (geen enkele vrouw!), verspreid over zeventien locaties. De directeur had al vroeg begrepen dat bijkantoren nodig waren om de groei van het sparen in Den Haag en omstreken te bevorderen. Als directeur moest Bosch verantwoording afleggen aan de raad van commissarissen. Maar door opleiding en afkomst

26

behoorde hij tot dezelfde kringen als degenen die boven hem gesteld waren. In ‘s-Hertogenbosch maakte zijn vader deel uit van een succesvol familiebedrijf. De patricische familie van protestantse huize was zeer welvarend. Zijn moeder, een jonkvrouw, was afkomstig uit de in 1814 in de Nederlandse adelstand opgenomen Zwitserse adellijke familie Senarclens de Grancy. Haar familie behoorde eveneens tot de zakenelite van Den Bosch. Hun oudste zoon, Hendrik Willem, studeerde voor notaris en werkte een aantal jaren als kandidaat-notaris bij verschillende kantoren. Zijn benoeming in 1905 tot directeur van de Nutsspaarbank maakte het hem financieel mogelijk naar een geschikte huwelijkspartner om te zien. Hij trad drie jaar later in het huwelijk met een vrouw uit hetzelfde gegoede milieu, Maria Cornelia Boonacker. Zij was de dochter van een legerofficier en kleindochter van een predikant. Uit hun verbintenis kwamen vijf zoons en een dochter voort.

Runs op geld Zijn benoeming vormde een mijlpaal in de geschiedenis van de Nutsspaarbank. Hij legde de grondslag voor een bloei die voortduurde tot in de Tweede Wereldoorlog. En dat terwijl er vlak voor zijn komst geluiden hadden geklonken om de bank maar op te heffen, omdat het werk te veel vrije tijd vergde. De bestuurders vroegen namelijk geen geld voor de tijd die zij aan de bank besteedden.

Alles veranderde toen het bestuur besloot het dagelijks bewind toe te vertrouwen aan een betaalde kracht met ‘energieke handen’. Bosch zorgde voor de modernisering van de organisatie en introduceerde nieuwe mogelijkheden om te sparen. Zonder zijn beleid had de spaarbank waarschijnlijk het loodje gelegd tijdens de diverse runs op geld in crisistijden. Vanouds stonden Hagenaars en Hagenezen namelijk bekend als een ‘zenuwachtige menigte inleggers’. De eerste directeur moest zijn eigen functie uit het niets zien op te bouwen. Dat ging hem goed af, want hij ontpopte zich als een alomtegenwoordige onder-

Zonder hem had de bank het loodje gelegd nemer. Een man die zich overal mee bemoeide en de salarissen van zijn employés nauwlettend in de gaten hield. IJver beloonde hij, extra inzet ondersteunde hij krachtig. Maar hij onthield zijn personeel met evenveel gemak geld wanneer ze in zijn ogen niet voldeden. Met zijn beleid fungeerde hij als een krachtdadige brug tussen het behoudende, deftige bestuur en zijn werknemers. Ook vertegenwoordigde hij het gezicht van de Haagse spaarbank in contacten met de buitenwereld. Onder zijn leiding verrees in 1921

HAAGSE HISTORIE

HaagseHistorie-nummer6-5.indd 26

02-12-17 18:16


naar Duitsland vervoerd, waar hij om het leven kwam. Op 3 maart 1945 voltrok zich een drama dichtbij huis: het verwoestende bombardement op het Bezuidenhout. De Albertinestraat lag middenin het zwaarst getroffen gebied. Na de inslagen wakkerde de sterke wind de branden aan en werd de straat vrijwel geheel verwoest. Onder de doden van die fatale dag was Bosch’ vierde zoon Vincent, student economie en de op één na jongste. Ook de voormalige bankdirecteur en zijn vrouw raakten gewond. Ze werden door vluchtende drommen mensen meegenomen richting Voorburg. Blijkbaar waren de verwondingen van mevrouw Bosch zeer ernstig, want ze stierf de volgende dag. In het inferno dat op het bombardement volgde, gingen ook hun woning en hun bezittingen in rook op. Op 27 december 1947 stierf Hendrik Willem Bosch als een gebroken man. Hij werd ter aarde besteld op het Haagse Oud Eik en Duinen, bij zijn twee jaar eerder begraven vrouw en zoon.

Hendrik Willem Bosch. Schilderij van Jan Franken Pzn (1896-1977) (Fonds 1818) het monumentale hoofdkantoor aan de Riviervismarkt (het huidige Nutshuis), een schepping van de Haagse architect Samuel de Clercq. Op vrijdag 28 februari 1941 nam Bosch afscheid, na 35 jaar trouwe dienst. De hal van het hoofdkantoor was versierd met bloemstukken en gevuld met genodigden. Een stoet aan sprekers bewierookte de wapenfeiten van de scheidende directeur. Hij werd ter plekke de hemel in geprezen vanwege zijn vele sociale werk. Door hem waren mensen gekweekt waaraan het vaderland grote behoefte had, zo klonk het. Ook had hij van kleine spaarders kleine kapitalisten gemaakt. Zijn opvolger had het gevoel bij de bank in een ‘opgemaakt bedje’ te zijn terechtgekomen. Voor alle problemen waarmee hij te maken kreeg, had zijn voorganger al een oplossing gevonden. Met het vertrek van Bosch kwam er een einde aan een dynamische fase in

de geschiedenis van de bank – en dat nota bene in oorlogstijd!

Gebroken man Ten tijde van zijn pensionering woonde Bosch met zijn vrouw en twee zonen in de Albertinestraat 19, een niet meer bestaande straat in het Bezuidenhout. Zijn zoon Charles studeerde techniek in Delft en had geweigerd de loyaliteitsverklaring aan de Duitse bezetter te tekenen. Hij kon daarom niet verder studeren en keerde terug naar de ouderlijke woning. Hier besloot hij actief deel te nemen aan het studentenverzet in Den Haag en zette hij zich in voor de hulp aan – en huisvesting van – onderduikers. Vanwege zijn illegale activiteiten werd hij in oktober 1943 opgepakt en in Scheveningen gevangen gezet. Later is hij naar gevangenissen elders in Nederland overgebracht en ten slotte

Wim Willems is schrijver en hoogleraar sociale geschiedenis aan de Campus Den Haag. Op 9 juni 2018 verschijnt bij Uitgeverij Boom het boek Goed Geld. De geschiedenis van een bank voor gewone mensen, geschreven door Wim Willems en Henk Looijesteijn.

Serie Haagse portretten Wim Willems schreef het boek Hagenezen die er mochten wezen (uitgeverij De Nieuwe Haagsche, 2016), een bundeling van 85 portretten van bijzondere mannen en vrouwen. In deze rubriek Haagse Held zet hij de serie voort. Elk kwartaal lees je hier een gloednieuw portret. Het boek is voor € 24,50 te bestellen via www.denieuwehaagsche.nl.

HAAGSE HISTORIE

HaagseHistorie-nummer6-5.indd 27

27

02-12-17 18:16


MIDDELEEUWEN

Aleids sprookje eindigde bloedig In de nacht van 22 op 23 september 1392 werd Den Haag opgeschrikt door een brute moord. Aleid van Poelgeest, de jonge vriendin van graaf Albrecht, was lopend op weg naar huis toen zij door twee Rijswijkse mannen werd overvallen en om het leven gebracht. Wie was Aleid en waarom hadden haar moordenaars het op haar gemunt?

volgde een etentje met dobbelspel bij herbergierster Catherina Kielen aan de oostzijde van het Noordeinde, ongeveer tegenover het huidige paleis.

Door Ronald A. van der Spiegel

Al snel regelde Albrecht een eigen Haagse woning voor Aleid. Een bastaardneef van hem stond daarvoor zijn huis op het Buitenhof af en kreeg in ruil daarvoor een ander huis in de Nobelstraat en een eeuwige rente van 52 pond per jaar. Het huis op het Buitenhof stond achter het Valkhuis. Dat is in moderne termen rechts van de Ankerpoort, waar nu hotel Corona is te vinden. Er werd van alles aan opgeknapt: er kwam een nieuwe garderobekamer, een gemak met lucht-

E

ind 1386 of in de loop van 1387 moet Albrecht, hertog van Beieren en graaf van Holland, kennis hebben gemaakt met Aleid van Poelgeest. Zij een tiener van een jaar of zeventien, hij een vijftigjarige weduwnaar, die waarschijnlijk behept

Graaf Albrecht (Haags Historisch Museum)

28

was met de middeleeuwse variant van een midlife crisis. Albrecht werd verliefd op de jonge vrouw en zette zich aan het werk om haar hart te veroveren. Zijn maîtresses du jour werden aan de kant gezet en hij bezocht Aleid ten huize van haar vader Jan van Poelgeest. Begin februari 1388 was het moment voor Albrecht aangebroken om zijn slag te slaan. Hij organiseerde een etentje voor Aleid in het huis van zijn tresaurier – een soort minister van financiën – op de Vijverberg. Hij nodigde ook andere edelvrouwen uit, wellicht om te camoufleren dat het hem eigenlijk alleen om Aleid ging. Op straat voor het huis, dat waarschijnlijk gelegen was op de hoek van de Kneuterdijk, werd een boerte (klucht) opgevoerd door de gezellen van Den Haag en Rijswijk. De pijpers uit Rijswijk speelden op hun instrumenten en de Hagenaars zongen. Alle artiesten droegen speciaal voor de gelegenheid gemaakte kleding en er was een banier vervaardigd. Als dank deelde Albrecht ringen uit aan de zangers en muzikanten. Albrecht slaagde in zijn opzet. Aleid bleef bij hem in Den Haag. Twee weken later vierden zij samen Grote Vastenavond oftewel carnaval in het huis van Bokel Hendriksz. Hier staat nu het pand Dagelijkse Groenmarkt 20. In juni

Danig verwend

Albrecht overstelpte haar met cadeaus gaten werd aangelegd, het pand werd onderkelderd en er kwamen stellingen voor wijn en bier. Albrecht kwam vaak bij Aleid op bezoek, niet alleen om te minnekozen, maar ook om te dobbelen. Intussen overstelpte hij zijn vriendin met cadeaus: konijnen in een kooi, een apin, een gouden kroes en veel meer. Toen zij rond de jaarwisseling 1389/1390 ziek te bedde lag, stuurde hij haar wijn, granaatappels en vis. Ook vroeg hij haar vader, die intussen beheerder was geworden van Albrechts slot Teylingen in Voorhout, om naar zijn dochter te komen. Kortom: Aleid werd danig

HAAGSE HISTORIE

HaagseHistorie-nummer6-5.indd 28

02-12-17 18:16


Moord op Aleid van Poelgeest. Staalgravure van J.P. Lange naar een tekening van J. Steyn, 1823-29 (Rijksmuseum Amsterdam)

HAAGSE HISTORIE

HaagseHistorie-nummer6-5.indd 29

29

02-12-17 18:16


De binnenplaats van het voormalige Valkhuis. Foto uit 1875 (Haags Gemeentearchief) verwend. Daarbij hoorden ook schenkingen van stukken land, onder meer in de Westlandse dorpen Wateringen, De Lier en ’t Woud. Zij kreeg bovendien een jaarlijkse toelage en ook nog een huis in Leiden. Aleid had in Den Haag haar eigen personeel, dat eveneens geschenken van Albrecht ontving. Zelfs de moeder

van haar knecht werd niet vergeten: zij kreeg turf om in de winter haar huis warm te houden.

Liefdesnestje Er was niets geheimzinnig aan de liefdesrelatie. Toen een nicht en naamgenoot van Aleid in januari 1390 trouwde, waren

Albrecht en Aleid samen aanwezig. Aleid vergezelde Albrecht ook als hij vanuit Holland naar zijn andere graafschap, Henegouwen, reisde. Onderweg kreeg Aleid geld om de markt in Loevestein te bezoeken. In Henegouwen vermaakte zij hem vaak met mommen oftewel toneelspelen. De Grote Vasten 1390 vierde Aleid in Den Haag met een boottochtje op de Hofvijver. Dat carnavalsfeest moet er wild aan toe zijn gegaan, want de boot ging kapot. Zij kreeg ook nog een huis op de Vijverberg, waarschijnlijk vlak bij het Haagse Bos. Mogelijk werd ook daar veel aan opgeknapt. Er werd nog steeds gewerkt aan het huis op het Buitenhof. Albrecht wilde vanuit dat huis op zijn hof uit kunnen kijken. Er stonden wilgen in de weg en die werden zonder pardon omgehakt. Albrecht liet zelfs een apart straatje naar zijn liefdesnestje aanleggen. Maar hoe heftig hun relatie ook was, er kwamen geen kinderen. Hoe zou het met Aleid en Albrecht zijn afgelopen als zij was blijven leven? Wij weten het niet, want Aleid werd niet ouder dan 22 jaar. In de fatale nacht van 21 op 22 september 1392, na een bezoek

Wraak en verzoening Wij weten niets van de emoties die Albrecht voelde, toen hij hoorde dat zijn minnares was vermoord. In elk geval wilde hij niet alleen achterblijven en ging hij op zoek naar een nieuwe vrouw. Die vond hij in Catharina van Kleef. Zij was geboren in 1375 – vijf jaar na Aleid – en 39 jaar jonger dan Albrecht. Het stel trouwde in april 1394. Kinderen bleven opnieuw uit. Een halfjaar na de moord op Aleid, in het voorjaar van 1393, brak er naar aanleiding hiervan een crisis uit. Veel Hoekse edelen ontvluchten Holland. Onder aanvoering van Coen Cuser, de vader van de vermoorde Willem die uit was op wraak, werden hun kastelen verwoest. Ook Willem van Oostervant, zoon en erfgenaam van hertog Albrecht, nam de benen. Hij stond in verbinding met de moordenaars en de gevluchte Hoeken. De Haagse schout Engel Pietersz. week uit, maar kon al snel terugkeren toen hij aantoonde niets met de moord te maken te hebben. Een andere vluchteling was Foyken Foykensz, voormalig baljuw van Den Haag. De vluchtelingen werden opgejaagd en rond de jaarwisseling 1394-1395 werd een knecht van Foyken, ene Jan Regenboog, doodgeslagen. Dit leverde een crisis binnen een crisis op. Toen in Den Haag het nieuws over het lot van Regenboog bekend werd, werden in de nacht ijlboden gezonden naar diens familie in Leiden, Warmond en elders. Dit om te voorkomen dat er een bloedvete zou ontstaan. Dat lukte. Het zou kunnen dat Albrecht dacht dat zijn bewind op de rand van de afgrond balanceerde. In 1394 had hij zich al verzoend met zijn zoon Willem van Oostervant. In 1396 mochten de gevluchte Hoekse edelen terugkeren. Om de verzoening te bezegelen, werd een veldtocht tegen de Friezen georganiseerd. Een conflict oproepen tegen een externe vijand was een prima manier om de aandacht van interne problemen af te leiden. Pas in 1414 kwam de verzoening tot stand met de moordenaars van Aleid en Cuser.

30

HAAGSE HISTORIE

HaagseHistorie-nummer6-5.indd 30

02-12-17 18:16


Graaf Albrecht. Gravure van Hendrick Goltzius naar een tekening van Willem Thibaut, 1586-1587 (Rijksmuseum Amsterdam) aan Albrecht op het Binnenhof, liep zij terug naar huis. Zij werd vergezeld door Willem Cuser, een hoveling van Albrecht en tevens een verre bastaardneef. Onderweg werd het tweetal lafhartig aangevallen door leden van de familie D(i)e Blote uit Rijswijk. Zij sloegen Aleid en Willem dood en vluchtten daarna Holland uit.

Aleid werd niet ouder dan 22 jaar Een in 1992 aangebrachte gedenksteen op de Plaats herinnert aan de moord. Op die plek is zij echter niet omgebracht. Kronieken die kort na de moord zijn geschreven, noemen als moordlocatie het Hof – daarmee kan het Binnen- of Buitenhof zijn bedoeld – of de Kooltuin, tegenwoordig het Plein. De meest waarschijnlijke plaats is het

Buitenhof. In dat geval kunnen Aleid en Willem op weg zijn geweest naar haar woning daar.

Hoeken? Over het motief voor de moord zwijgen de middeleeuwse bronnen. Later is de slachtpartij vaak in verband gebracht met de Hoekse en Kabeljauwse twisten, een totaal uit de hand gelopen conflict binnen de elites van Holland en Zeeland dat oorspronkelijk draaide om de vraag wie de rechthebbende machtsdrager zou mogen zijn. De moordenaars waren Hoeken. Historici hebben daarom lang aangenomen dat Aleid was vermoord omdat zij Albrecht tegen het Hoekse kamp zou hebben opgestookt. Maar dit kan niet kloppen, want haar familie sympathiseerde juist met de Hoeken. Een meer voor de hand liggende veronderstelling is dat de moordenaars aanspraak maakten op een stuk land in Wateringen, dat Albrecht aan Aleid had geschonken. Nog waarschijnlijker is ech-

ter dat zij een onbedoeld slachtoffer was. In hedendaagse termen: collateral damage. De samen met haar vermoorde Willem Cuser had her en der conflicten en was al twee keer aan een aanslag ontsnapt. Nog een andere mogelijkheid is dat verschillende motieven bijeen kwamen en de daders ‘twee vliegen in één klap’ sloegen. Ronald A. van der Spiegel is historicus en doet al bijna twintig jaar archiefonderzoek naar middeleeuws Den Haag

Verdieping • H.E. van Foreest, ‘Traditie en werkelijkheid. De Waarheid aangaande Aleid van Poelgeest’, in: Bijdragen voor de Geschiedenis der Nederlanden 20 (1965) • Els Kloek (red.), 1001 vrouwen uit de Nederlandse Geschiedenis (2013) • Website: anemaa.home.xs4all.nl/ges/ personen/aleid_van_poelgeest.htm

HAAGSE HISTORIE

HaagseHistorie-nummer6-5.indd 31

31

02-12-17 18:16


Glas-in-lood, het Glazen Gezicht van uw pand Glas-in-lood is kwetsbaar erfgoed. En tegelijk het Glazen Gezicht van uw pand. Helaas is veel glasin-lood bij renovatie of verbouwing verdwenen. Bas Noordman – eigenaar van glas-in-loodatelier Kaatje & Zoon – zet zich met zijn jarenlange vakmanschap en bevlogenheid in voor het behoud van glas-in-loodramen, -bovenlichten en -panelen. Dit door vakkundige reparatie/restauratie, maar ook door realisatie van moderne glas-in-loodontwerpen. En voor energiebesparing kan een glas-in-loodpaneel ‘ingepakt’ worden in isolerend dubbelglas. De schoonheid van dit Glazen Gezicht van uw woning, komt – zoals iedere schoonheid – ‘van binnenuit’: te weten het historisch besef van de eigenaar zelf. Een eigenaar die door handhaving en onderhoud van het glas-in-looderfgoed zowel de cultuurhistorische als financiële waarde van zijn pand op peil houdt.

Voor meer informatie: Kaatje en Zoon, Obrechtstraat 57, 2517 HM Den Haag www.kaatjeenzoonglasinlood.nl glasinlood@kaatjeenzoon.nl 070 3606015 of 0652056959

Onze huurder ‘t Hof van Eten was meteen verliefd op dit pand. Een lief geel geveltje, een smal stoepje en een groene voordeur. George hoopt hier nog vele jaren met plezier te mogen werken.

G E O R G E WA LTA ‘ T H O F VA N E T E N O U D E M O L S T R . 30 D

Bouw mee aan Haags karakter! Word certificaathouder

Stadsherstel Den Haag koopt, herstelt en herbestemt monumenten en beeldbepalende panden. Want het historische karakter van Den Haag en omgeving moet behouden worden! Stadsherstel dankt een groot deel van haar vermogen aan certificaathouders. Zij steunen het gedachtegoed en werk van de organisatie door certificaten te kopen. Geïnteresseerd in certificaten van Stadsherstel? Kijk snel op www.stadshersteldenhaag.nl

HaagseHistorie-nummer6-5.indd 32

02-12-17 18:16


MINGELEN

Grafkelders FOTO: PUCK SOETENS

I

neens moest ik aan D66-leider Alexander Pechtold denken, toen ik van de zomer in Wenen de grafkelders van de Habsburgse keizers bezocht. Niet dat ik de heer Pechtold dood wens, maar omdat hij vorig jaar in een debat met premier Rutte had bepleit de grafkelders van de Oranjes in Delft open te stellen voor het publiek, net zoals Wenen doet met de rustplaatsen van zijn vroegere vorsten. Zo zou volgens hem het historisch inzicht van de burger kunnen worden vergroot. Tot nu toe zijn de grafkelders in Delft gesloten voor buitenstaanders. Maar in 1911 liep een 21-jarige leerling-verslaggever van de Delftsche Courant, Lambertus Mokveld ‘per ongeluk’ mee de kelder in bij de herbegrafenis van prinses Pauline, de oudste dochter van de latere koning Willem I, die in 1806 in Pruisen was overleden. Mokveld liep in het trouwpak van zijn vader inclusief hoge hoed onopvallend achter de stoet aan. Hij was er getuige van dat prins Hendrik na de bijzetting ook de tombe van Willem van Oranje bezocht, kruipend op handen en voeten, omdat de toegang nog geen meter hoog was. Dat schreef hij niet in de krant, dat vertelde hij later. Er was volgens hem overigens niets bijzonders te zien: de kelders zijn kaal, de kisten staan in nissen in de muren. Sober dus, heel anders dan in Wenen. Daar liggen de overleden keizers en hun verwanten in veelal rijk

versierde tombes, vanaf keizer Matthias – overleden in 1618 - tot de in 2011 overleden Otto von Habsburg, zoon van de laatste keizer Karel I. Sommigen worden nog steeds vereerd, zoals keizerin Sisi (niet Romy Schneider, maar Elizabeth van Beieren) die in 1898 door een Italiaanse anarchist werd vermoord. Bij haar kist zag ik tekeningen, bloemen, briefjes en zelfs een verse appel. Zou zo’n persoonlijke band met de opgebaarde Oranjes in Delft ook mogelijk zijn? Pechtold wilde overigens slechts een digitale rondleiding. ‘Het gaat mij niet om openstelling zodat de Vereniging van Huisvrouwen er eens langs kan lopen.’ Maar ook dat ging premier Rutte te ver. Hij vond het een te grote inbreuk in het privédomein van de Oranjes. ‘Ik vind het echt ongemakkelijk om naar de koning te gaan en dit überhaupt ter discussie te brengen,’ zei hij. Hoe de koning zou reageren, zal niemand overigens weten, want dat behoort tot het geheim van het paleis. Ik kwam de D66-leider onlangs tegen op het Binnenhof en vroeg hem of hij zijn voorstel nu laat rusten. Allerminst. ‘Rutte is vaak te terughoudend. Hij voelde ook niet voor openstelling van Huis ten Bosch en de Koninklijke Stallen, en daar bleek veel belangstelling voor. Dat geldt ook voor Delft. Ik kom er zeker op terug.’ Nu Pechtold geen minister is geworden, heeft hij daar alle tijd voor. De ‘open grafkelder’ sterft dus geen stille dood.

HAAGSE HISTORIE

HaagseHistorie-nummer6-5.indd 33

33

02-12-17 18:16


KUNSTSTAD

Alle rangen en standen Pieter de Josselin de Jong (1861-1906) schilderde de Haagse upper class en verdiende daarmee veel lof. Maar hij kon net zo goed uit de voeten met arbeiders en mijnwerkers. Door John Sillevis

Pieter de Josselin de Jong, krijttekening van Jan Toorop uit 1900-1924 (RKDNederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis/Particuliere Collectie)

De verplichting tot gelijkenis én flatteren was een zware opgave

34

H

ij werd in 1861 in het Brabantse Sint-Oedenrode geboren, maar de artistieke loopbaan van De Josselin de Jong voltrok zich in Den Haag. Gezien zijn levensjaren – hij overleed in 1906 – zou hij tot de Haagse School gerekend kunnen worden, maar in publicaties over die stroming komen we zijn naam niet tegen. Zijn opleiding had hem voorbestemd om zich toe te leggen op de portretkunst. Daaraan ontleende hij zijn roem en succes, al leverde zijn zogeheten ‘vrije kunst’ minstens zo veel blijken van talent op. Hij begon zijn opleiding in Den Bosch, aan de Koninklijke School voor Nuttige en Beeldende Kunsten. Tot zijn leermeesters behoorde de portretschilder Piet Slager sr., die hem beschouwde als een van zijn ijverigste en talentvolste leerlingen. Slager beval hem aan bij de Antwerpse Academie, waar ook Vincent van Gogh en voordien ook Jacob en Matthijs Maris hun studie hadden voltooid. Hier behaalde Pieter de Josselin de Jong zijn eerste medailles. Na de tragische dood van zijn vader, die de hand aan zichzelf had geslagen, kreeg hij een studiebeurs van koning Willem III om zijn onderricht voort te zetten in Parijs, aan de beroemde Ecole des Beaux Arts. Daar werd hij een leerling van Alexandre Cabanel, een uitgesproken Salon-schilder, die uitblonk in portretten van de haute-bourgeoisie. Cabanel was ook een voorvechter van het historiestuk, dat in de Franse

romantiek zijn hoogtijdagen beleefde, maar met de opkomst van het Realisme en het Impressionisme als hopeloos ouderwets werd beschouwd. Toch schilderde De Josselin de Jong in 1883 nog een historiestuk, getiteld Het verzoekschrift; een scène over de rol van de Inquisitie in de tijd van de Tachtigjarige Oorlog. Het schilderij werd onmiddellijk na de expositie van Levende Meesters in Gent door het Museum voor Schone Kunsten aldaar aangekocht.

Slanke versie In datzelfde jaar vestigde de jonge kunstenaar zich in Den Haag, waar hij zich al spoedig een grote reputatie als portretschilder wist te verwerven. Ook was hij illustrator van tijdschriften als Oude Kunst, Elsevier en Eigen Haard. Hij schilderde wel honderdtwintig portretten, soms tegen een fors honorarium van rond duizend gulden. Beroemd is zijn portret van Victor de Stuers, de advocaat, topambtenaar en latere politicus die in zijn vlammend geschrift Holland op zijn smalst tekeer was gegaan tegen de verwaarlozing van monumentale gebouwen en kunstschatten en beschouwd wordt als grondlegger van de monumentenzorg. Naast bankiers en hoogleraren poseerden ook leden van het Hof voor De Josselin de Jong, zoals prinses Wilhelmina (als jong meisje), koningin Emma en koning Willem III. Zijn kunstenaarsvrienden werden evenmin vergeten: hij vereeuwigde onder anderen Hendrik Mesdag, Jozef Israëls, Johannes Bosboom, Jacob Maris en Charles Rochussen. De actrice Theo Mann-Bouw-

HAAGSE HISTORIE

HaagseHistorie-nummer6-5.indd 34

02-12-17 18:16


‘Interieur van een ijzergieterij’. Pastel- en krijttekening uit 1880-1906 (Rijksmuseum Amsterdam) meester stelde aan haar portret speciale eisen: hij mocht alleen haar gezicht naar het leven schilderen, maar haar weelderige figuur moest vervangen worden door een slanke versie, waarvoor de echtgenote van de schilder mocht poseren. Dat was Jeltje Kappeyne van de Coppello, met wie Pieter in 1897 was getrouwd.

Klemmende vereisten Pieter de Josselin de Jong was zeer actief in het Haagse kunstleven. Al op 25-jarige leeftijd was hij Commissaris voor de Gezellige Bijeenkomsten van het schilderkundig genootschap Pulchri Studio. Daar was hij onder meer verantwoordelijk voor het verjaardagsfeest dat Bosboom kreeg aangeboden toen hij zeventig werd. Ook was hij vice-voorzitter en medeoprichter van de Haagse Kunstkring. Daarnaast was hij als fervent tekenaar lid van de Hollandsche Teeken Maatschappij. Bij de Haagse Kunstkring maakte hij kennis met het werk van Vincent van

Gogh, diens vriend Théophile de Bock en Jan Toorop. Het kostte De Josselin de Jong moeite om zich los te maken van de klemmende vereisten van het portretschilderen. De verplichting tot gelijkenis én tot het flatteren van het model was soms een zware opgave voor een kunstenaar, zoals later ook de Haagse portrettist Sierk Schröder ooit in een vrijmoedige bui verklaarde.

Tweede Kamer In de loop van de jaren ontpopte De Josselin de Jong zich tot een talentvol schilder/tekenaar van arbeiders op het land en in de fabriek. Via de collectie van Mesdag had hij uitgebreid kennis gemaakt met Gustave Courbet, JeanFrançois Millet en de School van Barbizon. Maaiers, maar ook fabrieksarbeiders in de Oranje-Nassaumijn in Heerlen wist hij in hun stoere werk vast te leggen. In 1892 zag hij in Pulchri Studio een expositie van Constantin Meunier, die ook vooral mijnwerkers portretteerde. Graag werkte hij in Drenthe, net als

Vincent van Gogh en Max Liebermann. In 1902 betrok Pieter een nieuwbouwwoning en atelier aan de Haagse Stadhouderslaan. Van het Haagse leven legde hij veel opmerkelijke voorstellingen vast, die bij andere kunstenaars nauwelijks te vinden zijn, zoals zijn scènes in de Tweede Kamer, tijdens debatten tussen prominente leden als Heemskerk, Schaepman en Buma. Ook zijn studieperiodes in Londen en Rome leverden een aantal uitzonderlijke kunstwerken op. We kunnen alleen maar gissen naar de artistieke ontwikkelingen die hij had kunnen doormaken als hem een langer leven was vergund. Pieter de Josselin de Jong overleed in 1906 op 44-jarige leeftijd. John Sillevis is kunsthistoricus en oudconservator van het Gemeentemuseum.

In Panorama Mesdag is tot 11 februari 2018 een expositie over Pieter de Josselin de Jong te zien.

HAAGSE HISTORIE

HaagseHistorie-nummer6-5.indd 35

35

02-12-17 18:16


Pim Mulier. Schilderij van Piet van der Hem uit 1935 (Foto KNVB/Media/ Jan Terbeek)

36

HAAGSE HISTORIE

HaagseHistorie-nummer6-5.indd 36

02-12-17 18:16


PIM MULIER

EXCENTRIEKE SPORTBOBO Hij schiep in zijn Haagse villa een eigen wereld met stijlkamers uit exotische landen. Creëerde een botanische tuin die studenten uit Wageningen kwamen bestuderen. Legde samen met de directeur van het Gemeentemuseum een unieke glascollectie aan. Pim Mulier (1865-1954), die bekend staat als de eerste Nederlandse sportbobo, was een excentrieke en veelzijdige persoonlijkheid. Door Piet Bogaards

H

et is waar: deze heer van stand, woonachtig in een monumentale villa aan de Johan van Oldenbarneveltlaan 103 in het Statenkwartier, had zonderlinge eigenschappen. Een daarvan was zijn passie voor sport, in een tijd dat sportbeoefening nog maar voor weinigen was weggelegd. Op tienjarige leeftijd maakte Pim tijdens een vakantie in het destijds chique Oostende kennis met het Engelse football oftewel rugby. Thuisgekomen in zijn toenmalige woonplaats Haarlem begon hij met vriendjes – onder wie de latere literatoren Herman Gorter en Frederik van Eeden – dit spel na te spelen op de Koekamp, een omheind gemeentelijk grasveld aan de zuidrand van de stad. Dit leidde ertoe dat hij op zijn veertiende medeoprichter werd van de Haarlemsche Football Club (HFC). Hoewel aanvankelijk nog een soort rugby werd gespeeld, ging HFC na een paar jaar over op het spel dat we nu als voetbal kennen. Het was de eerste voetbalclub in Nederland. Behalve een verwoed sporter was Mulier ook een gedreven organisator en

bestuurder. Zo zou hij de grondlegger worden van de (later Koninklijke) Nederlandse Voetbal Bond, de Nederlandse Atletiek Bond, de Nederlandse Cricket Bond, de Internationale Schaats Unie, de Elfstedentocht, de Nijmeegse Vierdaagse en de Haarlemse Lawn Tennis Club.

Mulier mag worden beschouwd als de aartsvader van de sport in Nederland. Pim (Willem Johan Herman) Mulier werd in 1865 geboren in het Friese Witmarsum als nakomertje van een gefortuneerde Friese regentenfamilie. Zijn vader, Tjepke Mulier, bezat landerijen,

Het Nederlands elftal voor een wedstrijd tegen Maidstone met uiterst rechts aanvoerder Pim Mulier. Foto uit 1895 (Nationaal Archief)

HAAGSE HISTORIE

HaagseHistorie-nummer6-5.indd 37

37

02-12-17 18:16


was burgemeester en tevens directeur-generaal van de Zuiderzeewerken. Tjepke kon het uitstekend met zijn boeren vinden. Regelmatig hief hij met hen een goedgevuld glas in de plaatselijke kroeg en soms ook daarbuiten. Dat leidde tot situaties die niet verenigbaar waren met zijn functies. In 1867 werd zijn positie wegens openbare dronkenschap onhoudbaar. Tjepke werd uit zijn ambten ontheven en verhuisde met zijn gezin naar Haarlem, waar ze een patriciërswoning betrokken. Pim was toen nog maar twee jaar.

ADHD De kleine Pim was een beweeglijk baasje. Zijn gedrag zou tegenwoordig ongetwijfeld als ADHD bestempeld zijn. Het zal dan ook geen toeval zijn geweest dat sport zo’n belangrijke rol in zijn leven heeft gespeeld. Onderwijs was niet echt aan hem besteed en hoewel hij naar eigen zeggen op kostschool ging in Engeland, Duitsland en Scandinavië, behaalde hij nooit een universitaire graad. Hij kon bij het verwerven van een eervolle betrekking dan ook niet wedijveren met hoogopgeleide burgers en wellicht is hieruit de tomeloze ambitie te verklaren die hij aan de dag legde bij alles wat hij deed.

De Muliers waren vanaf de zeventiende eeuw rijk geworden met de handel in suiker. Dat klinkt zoeter dan het was. De suiker werd in de koloniën door slaven geproduceerd. Ook verwierven de Muliers fortuin dankzij een lucratieve familietraditie: het huwen van schatrijke partijen. Des te groter was de schok toen Pim in 1895 wilde trouwen met Cornélie van Duin, een eenvoudige kelnerin bij de Haarlemse sociëteit ‘Trou moet Blijcken’. De familie sprak er schande van en dreigde met onterving, maar de altijd eigenzinnige Pim zette door. Om ongestoord zijn weg te kunnen gaan, vestigde hij zich in Brussel, waar hij met Cornélie in het huwelijk trad. Een jaar later gingen zij in Den Haag wonen, maar in 1899 vertrok het echtpaar naar Medan op Sumatra, waar Pim hoofdredacteur werd van de Deli Courant. Dat bleef hij zeven jaar, totdat hij in conflict kwam met de plaatselijke planters. Mulier was weliswaar vóór onderwerping van de koelies, maar tégen uitbuiting en die mening stak hij niet onder stoelen of hangmatten. Cornélie had moeite met het saaie leven in Medan. Zij greep steeds vaker naar de fles en maakte ruzie in een idioom dat haar echtgenoot niet beheerste. Naar verluidt kroop Pim wel eens in een kast

Pim Mulier verricht een aftrap in Haarlem. Jaartal onbekend (Société Pim Mulier, Haarlem)

38

om dekking te zoeken tegen haar verbale spervuur. Ongetwijfeld zal Cornélie verheugd zijn geweest toen zij en haar man in 1907 terugkeerden naar Nederland. Het loste haar grootste probleem echter niet op: ze werd alcoholiste. Na vele moeilijke en kinderloze huwelijksjaren scheidden Pim en Cornélie in 1922. Het jaar daarop trouwde hij – dit keer wel ‘op stand’ – met zijn nicht Rie Haitsma Mulier. Gelukkiger jaren volgden, tot zij overleed in 1941.

Scherpe pen Toen Mulier zich op 43-jarige leeftijd in het Haagse Statenkwartier vestigde, behoorden de meeste van zijn sportieve wapenfeiten al tot het verleden. Zijn rol op dat gebied was vrijwel uitgespeeld, ook al liet hij zich tot zijn dood als sportbobo eren en fêteren. Maar er kwam een nieuwe bloeiperiode voor terug: jaren waarin hij al zijn overige talenten botvierde.

Zijn familie dreigde met onterving In zijn neoclassicistische villa aan de Johan van Oldenbarneveltlaan, die hij door architect H.J. Dammerman had laten bouwen, begon Pim te tekenen en te schilderen. Hij was een vaardig tekenaar van strips, die uiteraard vooral sportieve onderwerpen betroffen. Het zal hem ongetwijfeld hebben geïnspireerd dat de kunstschilder en prententekenaar Piet van der Hem naast hem woonde, in een villa met atelier op de hoek met de Van Dorpstraat. Van der Hem portretteerde vele prominenten, zoals de actrice Fie Carelsen, admiraal Conrad Helfrich en Mata Hari. Ook het staatsieportret van de koninklijke familie uit 1925-1926 is van zijn hand, evenals een geschilderd portret dat Mulier op zijn zeventigste verjaardag van zijn vrienden cadeau kreeg. Behalve tekenaar was Mulier een talentvol schrijver en journalist. Sinds 1888 trad hij al op als sportverslaggever van het mede door hemzelf opgerichte

HAAGSE HISTORIE

HaagseHistorie-nummer6-5.indd 38

02-12-17 18:16


Pim en Rie Mulier voor hun villa aan de Johan van Oldenbarneveltlaan 103. Foto uit ca. 1925/ (Haags Gemeentearchief) tijdschrift Het Sportblad en hij schreef drie boeken over sport. Onder het pseudoniem Pim Pernel had hij vanaf het begin van de jaren twintig een wekelijks column in het Haagse dagblad Het Vaderland. Hij had een scherpe pen en zette zich voortdurend af tegen de bedaarde burgerlijkheid van zijn generatie. Hij

Egyptische moskeelamp uit 1322-1329, aangekocht door Pim Mulier (Haags Gemeentemuseum)

bleef ook zijn leven lang zelf voetballen en schaatsen, wat destijds erg ongebruikelijk was voor een bobo.

Papier-maché ‘Een singulier heer’ werd Pim achter zijn rug om vaak genoemd. Een apart figuur dus. En dat is hij altijd gebleven. De ijdele, vrijgevochten vrijmetselaar gaf op zeer uiteenlopende manieren uiting aan zijn excentriciteit. Mulier was niet van adel, maar had het dolgraag willen zijn. Hij ondernam verwoede pogingen zijn aristocratische afkomst te bewijzen en deed vergeefs herhaalde verzoeken aan de Hoge Raad van Adel om hem in de adelstand te verheffen. Een halfjaar lang zwierf hij langs dorpen rondom Lille, op zoek naar blauwe bloedsporen van zijn voorzaten. Het enige resultaat was een familiewapen, waarvan hij trots een schild liet maken. In zijn villa leefde hij zich op een andere manier uit. Louis Wijsenbeek, ouddirecteur van het Gemeentemuseum, vertelde ooit dat Mulier bij elke reis die hij naar het buitenland maakte ter plekke een complete kamermeubilering kocht, die hij liet thuisbezorgen. Daarmee richtte hij telkens één kamer in de villa in.

Zo ontstonden een Amerikaanse kamer, een Engelse kamer, een Thaise kamer, een Chinese kamer, één uit Zuid-Indië en één uit Java. In elke kamer was bijbehorende muziek aanwezig en als Mulier gasten rondleidde, zong hij voor de verbaasde bezoekers een lied uit het betreffende land. Bovendien had hij in zijn kelder een wereld geschapen als in een middeleeuwse burcht. Papier-maché, decorschilderingen en nagemaakte meubelen gaven het gewenste theatrale effect. Zijn villa stond aan de voet van een duinpan. De achtertuin, toen aanzienlijk groter dan de huidige, bestond uit arme zandgrond. Niettemin wist Pim er een botanische tuin van te maken die zo bijzonder was dat studenten van de Landbouw Hogeschool in Wageningen er geregeld een kijkje kwamen nemen.

Antiek glas Maar Muliers meest uitzonderlijke bezit was de unieke verzameling van antiek glas, die hij in de loop van zijn leven aanlegde. Al vanaf zijn jeugd reisde hij de hele wereld rond en kocht hij zeldzame stukken. In de grote hal van de villa stonden eenentwintig door Hendrik Berlage ontworpen vitrines, waarin hij zijn

HAAGSE HISTORIE

HaagseHistorie-nummer6-5.indd 39

39

02-12-17 18:16


collectie uitstalde. Vanaf de jaren dertig verzamelde Mulier glaswerk samen met de toenmalige directeur van het Gemeentemuseum Enno van Gelder. Wat de één niet kocht, kocht de ander. Omdat Mulier zijn collectie aan het Gemeentemuseum naliet, ontstond na zijn dood een glasverzameling die zijn weerga in Europa niet kent. Wereldvermaard is de collectie islamitisch glas. Tot de meest zeldzame stukken behoort ook het zeventiende-eeuwse ‘Hansje in de kelder’, een drinkglas waarvan er in deze versie slechts drie exemplaren op de wereld bestaan. Als je uit het glas drinkt, komt er een gouden baby’tje omhoog. In Noord-Europese landen was dat een ele-

gante manier om duidelijk te maken dat de vrouw des huizes in blijde verwachting was.

Sperrgebiet In de zomer van 1942 kreeg Mulier het bevel om binnen een week zijn villa te ontruimen. De Duitsers hadden de buurt tot Sperrgebiet verklaard en gingen de villa gebruiken als hoofdkwartier. Pim vroeg zijn vriend Van Gelder om hulp. Die stuurde zijn medewerkers Louis Wijsenbeek en juffrouw Jansen om de zaak te regelen. Ze waren drie dagen lang bezig met het inpakken van de glascollectie en het overbrengen daarvan naar het Gemeentemuseum.

Mulier was wel verdrietig omdat hij weg moest, maar ook dankbaar voor de hulp. Hij trakteerde Wijsenbeek en Jansen op een volgens Wijsenbeek ‘wijnvriendelijke avond waar wij nog jaren met plezier aan terugdachten.’ Met zijn huishoudster, juffrouw Jeanne van Zweden, vertrok Mulier naar Warnsveld en later naar een pension in Twello. In mei 1945 verlieten de Duitse bezetters de villa, maar het kostte Mulier de grootste moeite om er weer bezit van te nemen. Het Nederlandse militaire gezag wilde er haar hoofdkwartier vestigen. Met steun van burgemeester De Monchy van Den Haag lukte het toch om de woning weer vrij te krijgen, zodat ook de glascol-

In zijn kelder schiep hij een middeleeuwse burcht lectie er kon terugkeren. Pim Mulier overleed in 1954 op 89-jarige leeftijd. Vóór de baar, in de stoet op weg naar de Algemeen Begraafplaats aan de Kerkhoflaan, liep een bediende die op een fluwelen kussen alle medailles, onderscheidingen en andere ereversierselen droeg die Mulier tijdens zijn leven had vergaard. Het was de laatste uiting van een man die door zijn eigen ijdelheid de bewondering temperde waar hij als grootste sportpionier uit onze geschiedenis wel degelijk recht op heeft. Piet Bogaards is scriptschrijver voor historisch muziektheater.

VERDIEPING • Henk Ruijl, Pim Mulier en de opkomst van sport in Nederland (1989) • Gijs Zandbergen, Pim Mulier, ijdel maar weergaloos (1996) • Daniel Rewijk, Captain van jong Holland. Een biografie van Pim Mulier 1865-1954 (2015) Pim Mulier bewondert zijn glasverzameling. Afbeelding uit Gijs Zandbergen, 'Pim Mulier, ijdel maar weergaloos'. Fotograaf onbekend.

40

HAAGSE HISTORIE

HaagseHistorie-nummer6-5.indd 40

02-12-17 18:16


STADSHERSTEL

DUBBELE KAZERNE Door Piet Bogaards

W

ie rond 1900 het politiebureau aan de Keizerstraat van Scheveningen betrad, zal niet bepaald onder de indruk zijn geweest. In een oud, vervallen pand zaten veelal oudere, slecht geschoren mannen. De één repareerde klokken, de ander fietsen of schoenen. Bijverdienen moest wel, want een diender verdiende vijftig gulden per maand. Daarvoor draaide hij dagdiensten van 11,5 uur en nachtdiensten van 13,5 uur. Ook de vrijwillige brandweer stelde nog niet veel voor, al was zij na de grote brand in het Kurhaus in 1886 vervangen door een beroepskorps. In de brandweerpost aan de Prins Willemstraat bevond zich één door paarden getrokken stoomspuit. Inmiddels begon Scheveningen zich te ontwikkelen van vissersdorp tot internationale badplaats. Vanaf 1900 werden het Statenkwartier, de Archipel en de wijk Belgisch Park gebouwd. Het aantal branden nam toe, evenals het aantal politietaken. Er was de overlast op zomerse stranden en ook toen bezorgde de straatjeugd de politie handenvol werk. Berucht was de ‘Bloedpoort’ aan het eind van de Keizerstraat, bij de Marcelisstraat. Daar woonden de grootste vechtersbazen en dronkaards. In 1928 verhuisden die naar de Magneetstraat (thans Ducdalfstraat), maar ook daar kregen zij het veelvuldig aan de wapenstok met de politie. In 1903 vond een reorganisatie van de politie plaats. Het aantal agenten werd verdubbeld en de arbeidsomstandigheden werden verbeterd. Een jaar later besloot het College van B&W om brandweer en politie onder te brengen in één grote, nieuw te bouwen kazerne. Stadsarchitect Adam Schadee kreeg de opdracht om een ontwerp te maken en tekende het fraaie gebouw zoals het zich nu nog als Rijksmonument aan de Duinstraat bevindt. In 1921 werden politie en brandweer

in één dienst samengevoegd. Politiemensen moesten ook eenvoudige blustaken overnemen, tot grote verontwaardiging van het brandweerkorps. De hoofdcommissaris die leiding gaf aan deze reorganisatie was de omstreden François van ’t Sant. Of hij daar zoals werd beweerd 4000 gulden per jaar wijzer van is geworden, is niet zeker. De brandweer heeft hij overigens grote diensten bewezen. De paarden gingen de kazerne uit en de gemotoriseerde brandweerwagens kwamen erin, evenals de Magirus-brandladderwagen. In de bezettingstijd van 1940 - 1945 bleken de Duitsers echter niet alleen fietsen te stelen: al dat mooie brandweermaterieel ging uiteindelijk naar de brandende steden in Duitsland. Aan het gecombineerde politie-brandweerkorps hadden de bezetters trouwens in 1941 al een eind gemaakt. Beide diensten opereerden voortaan weer zelfstandig. Na de oorlog kwam de kazerne, die in het Sperrgebiet had gelegen, weer vol in bedrijf. Nieuwe tijden braken aan,

waarin onder andere het Palais de Danse en het Kurhaus Cabaret afbrandden, de Stones-fans het Kurhaus ‘verbouwden’ en de politie geregeld moest optreden bij nozembendes die elkaar bevochten. Inmiddels heeft de brandweer in de Duinstraat een nieuw onderkomen gekregen en zal ook de politie op termijn het oude kazernegebouw verlaten. Het rechterdeel van het pand is aangekocht door Stadsherstel Den Haag, die er luxe appartementen in laat maken. Een respectvolle redding van een monument dat zoveel redders onder zijn dak heeft gehad.

Bouwen aan Haags karakter Stadsherstel Den Haag heeft als doelstelling om historische, Haagse panden op te kopen, te restaureren en een nieuwe bestemming te geven. Ter gelegenheid van het 40-jarig jubileum van Stadsherstel publiceert Haagse Historie een serie artikelen over enkele van deze panden.

HAAGSE HISTORIE

HaagseHistorie-nummer6-5.indd 41

41

02-12-17 18:16


VITRINE

Dit is een selectie uit het actuele geschiedenisaanbod in de Haagse regio. Kijk voor een uitgebreide agenda op www.haagsehistorie.nl Door Michiel van der Mast

Scheveningen in beeld

Hoe zag Scheveningen er de afgelopen vier eeuwen uit? Op de website Scheveningentoenennu.nl geven ruim 3500 schilderijen, aquarellen, prenten, tekeningen en foto’s het antwoord. Dit indrukwekkende aantal afbeeldingen is bijeengebracht door Chris Sonnemans. Hij was hevig geïnteresseerd geraakt in de geschiedenis van Scheveningen, toen het appartementencomplex waar hij woonde dreigde te worden afgebroken

en hij zich afvroeg hoe het er vóór de bouw had uitgezien. De website is verdeeld in talrijke onderwerpen. Zo zijn er honderden afbeeldingen van het Scheveningse strand tussen 1600 en heden, geordend op kunstenaarsnaam, maar ook heel veel foto’s van hotels, appartementengebouwen en strandpaviljoens, de haven, de vuurtoren, de oude en nieuwe pier en het vroegere en huidige Circustheater. Bijschriften – soms zeer uitgebreid – leveren de nodige informatie.

Virtueel archeologisch museum Archeologisch onderzoek bij de aanleg van de Rotterdamsebaan heeft zo’n 100.000 vondsten opgeleverd. De meest bijzondere daarvan zijn nu te zien in een virtueel en interactief museum. In het Trefpunt Rotterdamsebaan wandel je vanachter een computer digitaal door grote museumzalen. Je kunt archeologische vondsten in 3D en foto’s en video’s van de opgravingen bekijken. Ook wordt een beeld gegeven van hoe men in de Romeinse tijd en de late Middeleeuwen in deze contreien woonde en werkte. Kijk op Rotterdamsebaan.nl.

42

HAAGSE HISTORIE

HaagseHistorie-nummer6-5.indd 42

02-12-17 18:16


Boekentips Couperus-promotie In 1996 werd aan de Javastraat 17 een museum geopend, gewijd aan leven en werk van de schrijver en dichter Louis Couperus (1863-1923). In het museum is tot en met 12 mei 2018 een tentoonstelling te zien, getiteld Van manuscript tot app, waarin alle aspecten van de Couperus-promotie in de afgelopen eeuw aan bod komen. Zo liet Couperus’ uitgever L.J. Veen destijds prachtige boekbanden in Art Nouveaustijl ontwerpen door bijvoorbeeld Jan Toorop. Ook voorlezen uit eigen werk was een succesvolle vorm van promotie. Als voordrachtskunstenaar bleek Couperus een natuurtalent, die door het hele land volle zalen trok. Desondanks ging het al vanaf 1900 niet zo goed meer met de verkoop van zijn romans. Dat veranderde drastisch in de tweede helft van de twintigste eeuw. Door televisieseries, film, toneel, hoorspelen en zelfs een opera op basis van zijn werk raakte Louis Couperus bekend bij het grote publiek. Mede daardoor wordt hij nu gezien als een van Nederlands grootste schrijvers. Zie verder Louiscouperusmuseum.nl.

Léon van der Hulst – verkoper bij boekhandel Van Stockum en schrijver van De kleine geschiedenis van Den Haag voor dummies – tipt Haagse geschiedenisboeken.

Van Kapers tot ketters Wilma Degeling en Hans Flier Uitgeverij Menuet, € 18,95 LEGO, wie is er niet groot mee geworden? In dit boek zijn de soms gruwelijke verhalen uit de Gevangenpoort met deze steentjes verbeeld. Het lynchen van de gebroeders De Witt, het martelen van ketters, het verhoren van verdachten, niets is vergeten. Het contrast tussen de onschuldige poppetjes en de grimmige geschiedenis van de Gevangenpoort werkt uitstekend.

Crimescene Schilderswijk Hendrik Jan Korterink

Binckhorst-app De Binckhorst ontwikkelde zich in de twintigste eeuw tot een belangrijk industriegebied. Vanaf de jaren zeventig zette een nieuwe tendens in met de komst van grote kantoren en niet-industriële bedrijven. Om aandacht te geven aan een eeuw geschiedenis van De Binckhorst heeft de Stichting Haags Industrieel Erfgoed een app ontwikkeld die in beeld, tekst en geluid historische informatie geeft over 56 bedrijfsgebouwen. Download op je smartphone de izi.Travel app en ga naar de tour Bedrijventerrein De Binckhorst. De app is ook te raadplegen via de website izi.travel/nl.

Just Publishers, € 19,95 Dit boek gaat over de geschiedenis van misdaad in de Schilderswijk. Een bloedige Hindoestaanse familievete, de onopgeloste moord op het zevenjarige meisje Kumral Bagçi, de moord op de adjunct-directeur van het Terra College en andere beruchte zaken.

Den Haag zoals het nu is Piet Gispen Studio Piet Gispen, € 34,95

Cursus ‘Hagologie’ Gilde Den Haag organiseert naast stadswandelingen en lezingen ook een cursus over de geschiedenis van Den Haag in samenwerking met Haagse erfgoedinstellingen. Deze cursus wordt verzorgd door een aantal deskundigen in een serie van zes bijeenkomsten op verschillende locaties, steeds op zaterdagmorgen tussen 10 maart en 21 april 2018. Aansluitend op elke lezing vindt een stadswandeling plaats onder leiding van een Gildegids. De cursus wordt afgerond met een quiz en de uitreiking van een ‘Hagoloog-certificaat’. De aanmelding start op 19 januari 2018. Voor nadere informatie zie de website Gildedenhaag.nl.

Met zijn onafscheidelijke camera op zijn buik doorkruist Piet Gispen de stad. Hij is de chroniqueur van het veranderende Den Haag. Dit is zijn derde boek. Het bevat 250 foto’s, voorzien van korte bijschriften die de historische context geven. Het boek is tweetalig.

HAAGSE HISTORIE

HaagseHistorie-nummer6-5.indd 43

43

02-12-17 18:16


21 路 SEP 路 2017 28 路 JAN 路 2018

haagshistorischmuseum.nl

HaagseHistorie-nummer6-5.indd 44

Hoofd van een zwarte jongeman met tulband met veren, Cornelis Troost, 1747. Collectie Rijksmuseum

AFRIKAANSE BEDIENDEN aan het Haagse hof

02-12-17 18:16


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.